De voorzitter: Ik heet de minister-president, de ministers en de staatssecretarissen van harte welkom. Ik heb bericht van verhindering ontvangen van de minister van Buitenlandse Zaken en van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wegens verplichtingen in het buitenland. Ik heb ook een bericht van verhindering ontvangen van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hij volgt dit debat vanaf zijn ziekbed. Wij wensen hem van harte beterschap. Ik heet de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat via het internet of de televisie volgen van harte welkom. Voor het publiek geef ik nog even snel een uitleg van de procedure. Alle fractievoorzitters zullen vandaag hun visie geven op het voorgenomen kabinetsbeleid. De spreektijden zijn door Kamer vastgesteld volgens een schema waarbij de grootte van de fractie de hoeveelheid minuten bepaalt die mag worden gesproken. Interrupties gaan niet van de spreektijd af. Het is een belangrijk debat. Daarom stel ik voor dat een interruptie in principe bestaat uit een vraag en twee vervolgvragen. Minder mag natuurlijk altijd. Morgen zal de minister-president namens het gehele kabinet zijn reactie geven op de vandaag gestelde vragen. De fractievoorzitter van de grootste oppositiepartij zal als eerste spreken. Ik geef het woord aan de heer Wilders van de PVV. De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Ik heb, zoals u net al zei, maar liefst een halfuur spreektijd gekregen, maar ik heb daar maar een paar minuten van nodig. Ik kan namelijk heel kort zijn. Nederland heeft genoeg, schoon genoeg, van dat afbraakkabinet. Nederland heeft genoeg van al die belastingverhogingen. Nederland heeft genoeg van de PvdA en van de VVD. Nederland heeft genoeg van premier Rutte. De minister-president heeft al zijn verkiezingsbeloftes gebroken en hij komt met wereldvreemde oplossingen. Hij zegt tegen de mensen: koop een nieuw huis, koop een nieuwe auto. Maar niemand heeft geld, want hij legt belastingverhoging na belastingverhoging op. Hij leert niet van zijn fouten en gaat koppig door op de verkeerde weg. Meer dan 80% van alle Nederlanders heeft geen enkel vertrouwen meer in dit kabinet. Zelfs zijn eigen achterban vindt dat de heer Rutte de crisis alleen maar verergert. Onder een artikel over de Miljoenennota op de website van de VVD zelf staan bijna 1.000 reacties. Ik kan ze niet allemaal in die paar minuten voorlezen, dus ik citeer er twee. Iemand schrijft op de VVD-website: "Maar dit is niet meer mijn partij, dit is de partij van belastingverhogingen, onbeperkt geld geven aan Europa en van nivellering." Een ander schrijft: "Eerst €1000 beloven voor de werkenden en ze nu €2000 afpakken. Het loont niet meer om te gaan werken. Rutte is de grootste mislukking aller tijden. Mijn stem krijgen ze nooit meer (…)." De coalitiepartijen verliezen in één jaar tijd van de 79 zetels die ze samen hebben maar liefst 50 zetels in sommige peilingen. 50 zetels! Dat is historisch laag, een groot verlies. Dat is ook begrijpelijk, want — ik kan het niet genoeg herhalen — het kabinet, u met z'n allen daar, heeft Nederland kapotgemaakt. Al onze buurlanden doen het stukken beter dan Nederland. Dit kabinet moet weg. Het is niet alleen maar een economische crisis waarin ons land zich bevindt, maar het is ook een vertrouwenscrisis die we in Nederland hebben, een Ruttecrisis, zo u wilt. Mensen geloven en vertrouwen de premier en zijn ploeg niet meer. Ook mijn fractie, de PVV-fractie, heeft geen greintje vertrouwen meer in deze minister-president. Wij staan daarin niet alleen. Ook die duizenden mensen die afgelopen zaterdag naar Den Haag kwamen om met ons te demonstreren tegen dit kabinet, vertrouwen het niet meer. Datzelfde geldt voor die duizenden mensen die wij tijdens onze verzetstour het afgelopen jaar overal in Nederland ontmoetten en voor die meer dan 120.000 mensen die tekenden op onze website Teken verzet aan. Ik heb hier 1.000 handtekening bij mij. Dit pakket bevat 1.000 handtekeningen, 1.000 van de 122.000 handtekeningen van mensen die verzet hebben aangetekend tegen dit kabinet. Op de gang staan nog een paar karren vol. Die worden nu door onze medewerkers daarnaartoe gereden. Ik vraag u, voorzitter, om dit pakket met 1.000 handtekeningen aan de minister-president te geven. Ik vraag de minister-president of hij op z'n minst de beleefdheid heeft om ook de karren die buiten staan, dadelijk nog in ontvangst te nemen. De voorzitter: De bode zal het pakket aan de minister-president overhandigen. Ik schors echter niet de vergadering zodat de minister-president naar buiten kan. De heer Wilders (PVV): Dat is wel een goed idee. Ik vrees alleen dat de minister-president dan ook weer terugkomt, en dat is weer een minder goed idee. (Hilariteit) De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Deze mensen, en ook heel veel mensen thuis die nu tv zitten te kijken, hebben eigenlijk maar één heldere boodschap aan de minister-president: "Bied uw ontslag aan. Stap op, ga naar huis. U hebt Nederland naar de rand van de afgrond gebracht. Wij hebben geen vertrouwen meer in u. U maakt het alleen maar erger. Alstublieft, stop ermee, houd ermee op. Genoeg is genoeg." De Partij voor de Vrijheid luistert naar deze mensen. Wij gaan dit afbraakkabinet niet helpen om de portemonnee van Nederlanders nog verder leeg te roven. Wij maken onszelf ook niet medeplichtig door te gaan onderhandelen, waardoor dit kabinet kan blijven zitten. Wij voeren keihard oppositie tegen dit rampkabinet, dat alleen maar ellende heeft gebracht, ellende brengt en nog meer ellende zal brengen. Wij gaan ook geen — hoe zal ik het noemen? — Buma'tje doen en zeggen: weet je wat, pak de helden in de zorg maar aan, pak hun salaris af, haal de werkloosheidsbezuinigingen maar wat naar voren en schuif dat geld maar door. Het was niet alleen de heer Buma. Alle partijen die vorig jaar tekenden voor Kunduz, dat sommigen het Voorjaarsakkoord noemen, het CDA, D66, de ChristenUnie, GroenLinks, zetten hun handtekening onder een akkoord dat 9 miljard aan belastingverhogingen bevatte voor burgers en bedrijven. Die partijen plukten geld uit de portemonnee van al die mensen. En nu komen ze met tegenbegrotingen om de lasten ietsjes te verlichten. Wat een hypocrisie. Het is alsof je eerst €1.000 uit iemands portemonnee pakt, daar spijt van krijgt en vervolgens €100 teruggeeft. Het is too little en het is too late. Hun tegenbegrotingen zijn dan eigenlijk ook geen tegenbegrotingen, maar sollicitatiebrieven. Het zijn "wij willen o zo graag op het pluche"-begrotingen. Als groupies bij een concert van een tienerband lopen ze elkaar vliegen af te vangen: "Zag je het? Mark keek naar mij toen ik net met mijn tegenbegroting kwam. Echt waar! Hij keek naar mij! Zou hij het met mij willen doen?" Dat vragen zij zich af. De heer Roemer (SP): Ik heb met interesse geluisterd naar het lijstje, met onder andere het Kunduzakkoord. Ik denk dat wij die kritiek wel delen, maar vergeet de heer Wilders op zijn lijstje niet één ding? Was hij niet zelf de architect van Rutte I? Heeft hij zijn handtekening niet gezet onder 6 miljard lastenverzwaringen door Rutte I, 8 miljard aan bezuinigingen op de sociale zekerheid en de zorg en de aanschaf van twee testtoestellen van de JSF? Was het niet eerlijk geweest om dat er gewoon bij te zeggen? De heer Wilders (PVV): Wij hebben inderdaad getekend voor Rutte I. Wij hebben toen verantwoordelijkheid willen nemen, wat de SP nooit heeft gedaan; ik hoop ook dat de SP daar nooit toe in de gelegenheid wordt gesteld. Los daarvan hebben wij wel geweten wanneer het genoeg was. Het was nog in een tijd van economische groei, een tijd zonder massawerkloosheid. Op het moment dat de heer Rutte samen met het CDA van plan was om opnieuw met 15 miljard aan te komen — dat hebben we vorig jaar in het Catshuis gezien — hebben wij het lef gehad om te zeggen: nee, genoeg is genoeg; dat gaan we niet doen; Rutte I was genoeg en daar kan geen cent bij; doe dat maar met iemand anders. Dat is het eerlijke antwoord en dat is het antwoord dat ik u geef. De heer Roemer (SP): Volgens mij heeft de heer Wilders de feiten over de beginperiode van Rutte I niet helemaal op een rijtje. Het feit blijft dat hij zijn handtekening heeft gezet onder lastenverzwaringen van 6 miljard, bezuinigingen van 8 miljard en de aanschaf van twee testtoestellen. Als het erop aankomt en als de heer Rutte zich bij de heer Wilders meldt, tekent hij dus ook gewoon bij het kruisje. Wat dat betreft, staat hier gewoon een geblondeerde mijnheer Pechtold. (Hilariteit) De heer Wilders (PVV): Ik vind het niet erg dat de heer Roemer de heer Pechtold complimentjes geeft. (Hilariteit) De heer Wilders (PVV): Dat mag; ik zie hem ook glunderen met die vergelijking. Dat gun ik hem; die Pechtold is een aardige man. Alle gekheid op een stokje: het is natuurlijk onzin wat de heer Roemer zegt. Om te beginnen, was het geen 6 miljard, want er zat — dat is een technisch verhaal — voor 3 miljoen een financieringsschuif in van premie naar eigen risico. Het was dus 3 miljard. Die 3 miljard is niet te vergelijken met de tientallen miljarden die er daarna met Kunduz, met het Catshuis, met het voorjaarsakkoord en met Rutte II zijn gekomen. Daar hebben wij als enigen nee tegen gezegd. Dat vinden wij nog steeds het beste. Voor ons dus geen slappe handreikingen, geen zoete broodjes en zeker geen hypocriet gedrag. Dit kabinet moet weg. Inpakken en wegwezen. Genoeg is genoeg. Ik zei het al: premier Rutte verprutst alles wat hij in handen krijgt. Van de heer Samsom kun je ten minste nog één ding prijzen; over de heer Samsom kun je nog één positief ding zeggen: als hij zo doorgaat, past de hele PvdA-fractie straks in één JSF-toestel. Dat is winst. (Hilariteit) De heer Wilders (PVV): Dat is dan toch weer iets positiefs. Als dat gebeurt — en dat gaat natuurlijk gebeuren — stel ik voor dat we dat ene toestel dan maar kopen en met de hele PvdA-fractie erin — een of twee mannen; hoeveel passen er in zo'n toestel? — naar Afrika sturen. Dat is de enige vorm van ontwikkelingshulp die we steunen, natuurlijk op voorwaarde dat zij dan in Afrika blijven. Nederland kan zich geen kabinet-Rutte II meer permitteren. Ook vandaag weer verliezen 700 Nederlanders hun baan en gaan 50 bedrijven op de fles. De mensen thuis maken zich grote zorgen over hun baan, hun inkomen, hun huur, hun hypotheek, hun pensioen, de opvang van hun kinderen en de zorg voor hun ouders, maar het trio — de drie slopers — speelt gewoon door. De minister-president lacht vooral en speelt wat piano, maar slaat vooral valse akkoorden aan. De heer Samsom brengt eigenlijk alleen nog zijn eigen achterban en wat oude vrouwtjes aan het huilen en tovert Roemeense konijnen uit zijn hoge hoed. De heer Buma — veel in het nieuws de laatste tijd — probeert een comeback te maken met een nieuw repertoire. Hij zingt nu ineens het liedje "de belastingverlaging", terwijl hij jarenlang in elk zaaltje optrad met zijn Kunduzbandje "Buma en de btw-verhogers". Dat hebben wij vooral gehoord, maar wij horen het nu niet meer. Het kabinet zoekt naar steun bij de oppositie. Wie nog dacht dat de PVV daaraan zal meewerken, moet ik teleurstellen. Bekijk het maar. Mensen zijn het zat en wij zijn het zat. Genoeg is genoeg. Het moet en het kan ook anders. De belastingen moeten omlaag. Lagere belastingen betekenen meer koopkracht, meer consumentenvertrouwen, minder werkloosheid en meer economisch herstel. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Wilders geeft iedereen ervan langs en dat mag, maar wordt het ook niet eens tijd om naar de heer Wilders zelf te kijken, naar zijn inbreng? Hij komt zo met een motie van afkeuring; ik zal dit maar even vertellen. Ik heb het eens nagegaan, maar hij heeft in zijn bijna tienjarige loopbaan als fractievoorzitter — by far de langst zittende fractievoorzitter — meer dan twintig keer een motie van afkeuring ingediend. Het enige kabinet dat hij ten val heeft gebracht, is het kabinet dat hij zelf maakte en waartegen hij geen motie van afkeuring indiende. Mijnheer Wilders, u lost geen problemen op. Tien jaar lang hebt u alleen maar problemen gemaakt en het wordt tijd dat u ook eens bijdraagt aan de oplossing van de crisis in dit land. De heer Wilders (PVV): Ja, wij hebben volgens mij ook twintig zetels meer dan dan het CDA. Los daarvan zou ik tegen de heer Buma willen zeggen dat wij natuurlijk een alternatief hebben. Wij zijn om te beginnen niet met u meegegaan toen u in het Catshuis opnieuw voor 15 miljard wilde ombuigen en de belastingen wilde verhogen, AOW'ers wilde pakken. Wij zijn er ook niet in meegegaan toen het CDA vorig jaar met haar vriendjes van Kunduz 9 miljard belastingverlagingen heeft goedgekeurd, toen het CDA voor 4 miljard btw-verhoging heeft goedgekeurd. Dat heeft het CDA gedaan. De heer Buma is de grootste hypocriet in dit huis. U bent de buis niet af te slaan met al uw plannetjes voor belastingverlaging. De heer Buma heeft getekend voor de grootste belastingverhoging van de afgelopen 100 jaar. Dat was het CDA. U bent daarvoor verantwoordelijk. U hebt de economie kapot gemaakt met uw belastingverhogingen en dan komt u nu bij mij aan om te zeggen dat ik alleen maar slechte oplossingen heb? U hebt slechte oplossingen. U spreekt met een dubbele tong. Belastingen verhogen, belastingen verlagen. Ik zeg tegen de heer Buma, mevrouw de voorzitter: mensen thuis zijn niet gek, mensen thuis weten dat de heer Buma en het CDA vorig jaar de accijnzen hebben verhoogd, de belastingschijven hebben bevroren, de btw hebben verhoogd met 4 miljard. Dan kunt u nog zulke mooie artikelen schrijven en praatjes voor de televisie houden, u bent al uw geloofwaardigheid kwijt en niet ik. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik krijg bijna de neiging om hier de woorden aan toe te voegen: nu doet u het weer. Namelijk op een vraag die ik aan de heer Wilders stel … De heer Wilders (PVV): Die is heel leuk. De heer Van Haersma Buma (CDA): Op een vraag die ik aan de heer Wilders stel, antwoordt hij met een wijzende vinger en een beschuldiging. U hebt de afgelopen tien jaar en zelfs daarvoor niets anders gedaan dan anderen beschuldigen en met de vinger wijzen. Het begon al met ruzie in de VVD. U hebt sindsdien met alle premiers ruzie gemaakt, u hebt ruzie gemaakt met de Koningin, u hebt ruzie gemaakt met uw eigen fractie, u hebt ruzie gemaakt met het CDA, u hebt ruzie gemaakt met alle fracties hier. U zult met deze tien jaar langzamerhand wel over de helft zijn van uw eigen fractievoorzitterschap. Denk zelf eens na over de vraag wat u wilt achterlaten. U laat niets anders na dan een kale vlakte waar mensen alleen nog maar ruzie met elkaar hebben. De heer Wilders (PVV): Ik denk dat het verstandig is om door te gaan in plaats van op deze gekke teksten te reageren. Er is ook geld genoeg voor belastingverlaging, want vandaag de dag stroomt ons zuurverdiende geld naar Griekenland, naar Cyprus, naar roekeloze Spaanse banken, naar dictators in Afrika, naar frauderende Polen en Bulgaren, naar straaljagers die niemand wil, naar windmolens die vooral op subsidie draaien en naar zakkenvullende Eurofielen in Brussel. De hele wereld kan gratis geld komen halen bij onze Nederlandse middenklasse en onze Nederlandse gepensioneerden. Ons verkiezingsprogramma van een jaar geleden laat zien dat wij de oplossing voor de crisis hebben: snijden in buitenlanduitgaven en snijden in subsidies, en dat geld besteden aan lagere belastingen en een lager tekort, met als gevolg meer koopkracht, meer banen, economische groei en minder werklozen. De minste werklozen van alle partijen. Had maar naar ons geluisterd, mijnheer de minister-president, en niet naar Diederik Samsom. Ik zei het al: ik kan kort spreken en snel concluderen. Het vertrouwen is volledig weg. Dit kabinet moet weg. Het is tijd om op te stappen, mijnheer de minister-president. Genoeg is genoeg. De heer Pechtold (D66): De plaat van de heer Wilders begint een beetje helder te worden, en grijsgedraaid. Hij probeert zorgen te verwoorden. Hij heeft afgelopen zaterdag een bijeenkomst georganiseerd, en daar heb ik zorgen over. Op die bijeenkomst werd de NSB-vlag getoond. De heer Wilders (PVV): Ach, ach, ach, ach. Zielig mannetje. De heer Pechtold (D66): Op die bijeenkomst werd de Hitlergroet gebracht. Op die bijeenkomst waren neonazistische symbolen en mensen aanwezig die veroordeeld waren voor antisemitisme. Op het eind bedankte de heer Wilders iedereen. Ik heb vanaf dat moment de heer Wilders nergens de gelegenheid zien aangrijpen om ver afstand te nemen van deze aanhangers. Zou de heer Wilders dat alsnog willen doen? De heer Wilders (PVV): Wat een zielig mannetje is de heer Pechtold toch. Wat een zielig, miezerig en hypocriet mannetje bent u toch, mijnheer Pechtold. Dat is wat ik u te zeggen heb. De heer Pechtold (D66): Ik vraag dit omdat wij toegaan naar de Europese verkiezingen. De heer Wilders zoekt toenadering tot het Vlaams Blok. De heer Wilders twittert over ontmoetingen met Lega Nord. De heer Wilders vindt het fantastisch om met mevrouw Marine Le Pen samen te werken. De start van haar partij, Front National, kent een grote geschiedenis van antisemitisme. Mevrouw Marine Le Pen wil een algeheel keppeltjesverbod voor de openbare ruimte. Mijnheer Wilders, uw oplossingen geeft u mij niet, dus ik wil u vooral aanspreken op datgene wat u oproept. Werkt u dadelijk samen met mensen in Europa die discrimineren en die ook nog eens antisemiet zijn? Graag hoor ik uw heldere standpunt. Dat vraag ik zeker nu u altijd, en dat is hypocriet, zo voor de Israëlische zaak opkomt. De heer Wilders (PVV): Ik ga echt niet reageren op de ultieme miezerigheid van de heer Pechtold. De hele zaal kan op zijn kop gaan staan, maar u bent te klein, u bent te miezerig om ook maar een minuut serieus genomen te worden. Dat meen ik oprecht. Laat ik dan ten algemene het volgende zeggen. Het spreekt voor zich dat de PVV en de duizenden aanhangers — ik ben er trots op dat zij er zaterdag stonden — niets hebben met extremisme en niets hebben met antisemitisme en dat de PVV niets heeft met allemaal dat soort idioterie. Dat spreekt voor zich. Ik ga mij daar ook niet tegen verdedigen. Ik zeg het nu één keer en voor de laatste keer. Als u daarover door gaat zieken, dan klimt u maar een boom in, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Niemand kan mensen verbieden om op een bijeenkomst te komen, maar je kunt wel zelf de schijn ophouden. Ik vroeg de heer Wilders naar de samenwerking die hij nu zoekt in Europa, de samenwerking met partijen en politici die discrimineren en die heel duidelijk ook antisemitische uitlatingen doen. Waarom zoekt u die samenwerking? Ik zou graag toch, misschien ook iets beleefder, een antwoord op die vraag hebben. De heer Wilders (PVV): Allebei niet. Ik ga mij hier niet verantwoorden tegenover de heer Pechtold. In geen honderdduizend jaar. Hij bekijkt het maar. De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. De heer Wilders heeft in een interview onze minister-president een "politieke autist" genoemd. Nu zegt hij tegen een collega dat deze miezerig is. Ik heb er geen enkele moeite mee als we een verschil van opvatting hebben over waar we met dit land naartoe moeten. Dat debat mag ook scherp worden gevoerd. Maar ik vraag hem om mensen altijd, ook al is hij het niet met hen eens, recht te blijven doen. De heer Wilders (PVV): Met "miezerig" deed ik hem volledig recht. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb daar gewoon moeite mee. Ik bedoel, je mag op het scherp van de snede met elkaar debatteren, je mag het met elkaar oneens zijn, maar respecteer mensen altijd. En als iemand een vraag stelt, geef dan gewoon antwoord. De heer Wilders (PVV): Dat de heer Slob zichzelf nog serieus durft te nemen ... Ik bedoel, ik word hier door de heer Pechtold ongeveer voor een halve nazi uitgemaakt, net als mijn achterban. En mij wordt dan wat verweten? Hij is net zo miezerig, als hij dat alleen al maar suggereert. Het interesseert me niks wat hij ervan vindt dat ik dat zeg. Ik neem het voor onze kiezers op, ik laat ons niet voor die zaken uitmaken en ik laat niemand insinueren dat wij iets met extreem of met nazi's hebben. Dat laat ik me door niemand zeggen. Als de heer Slob of wie dan ook daarmee komt, dan krijgt hij de wind van voren, ook als hij van de ChristenUnie is. De heer Slob (ChristenUnie): Als iemand vragen stelt over iets wat bij een demonstratie is gesignaleerd, kunt u daar volgens mij gewoon op reageren. De heer Wilders (PVV): Ga toch weg! De heer Slob (ChristenUnie): Maar los daarvan heb ik een andere vraag. Ik hoor u net zeggen dat uw oplossing voor de crisis is dat er een politieke crisis komt, dat dit kabinet weg moet. U komt met een motie van wantrouwen. Misschien is het wel goed, meneer Wilders, als u die gewoon nu, in de eerste termijn, indient. De heer Wilders (PVV): Dat zal ik doen. De heer Slob (ChristenUnie): Dan kunnen we met elkaar bekijken wat de uitkomst is. Wordt die motie aangenomen, dan hoeven we hier niet deze twee dagen bij elkaar te zijn. Wordt ze verworpen, dan kunt u actie gaan voeren en dan kunnen wij met elkaar bekijken hoe we Nederland écht uit de crisis krijgen en aan mensen perspectief kunnen gaan bieden; aan die 700.000 mensen die langs de kant staan. Dat is volgens mij waar we hier met elkaar voor aan het werk moeten. De heer Wilders (PVV): De eerste suggestie van de heer Slob zal ik met plezier overnemen: ik zal die motie van wantrouwen nu indienen. Daarvoor heb ik toestemming nodig, maar volgens mij krijg ik die wel van de meerderheid van de Kamer. Het tweede wat de heer Slob zegt, is natuurlijk complete onzin. Alle partijen hier, al die hypocriete partijen die vorig jaar hebben getekend voor een lastenverzwaring van 9 miljard, die vorig jaar hebben getekend voor een btw-verhoging van 4 miljard, willen nu zogenaamd zoete broodjes bakken. Ik zei het al: dat is hypocriet. Al die partijen die de komende dagen zaken gaan doen met de heer Rutte en zijn kabinet, en die kruimels toegeworpen zullen krijgen, die zorgen maar voor één ding: dat dit rampkabinet blijft zitten. Die zorgen er niet voor dat het beter met Nederland gaat, maar dat het slechter gaat met Nederland, dat Rutte zijn afbraakkarwei kan afmaken. Dat is het gevolg van dealtjes sluiten met de heer Rutte in de komende dagen. Wij doen dat niet, wij laten hem niet zitten. Wij willen geen kruimel toegeworpen krijgen om Nederland verder kapot te maken. Hij moet naar huis. Dit kabinet moet naar huis. Wij gaan geen zoete broodjes bakken, wij gaan hem wegsturen. Dat is waar de PVV voor staat. Goed voorzitter, als dat mag, zal ik afronden met de motie van wantrouwen; anders doe ik dat in tweede termijn. De voorzitter: Het reglement geeft aan dat de Kamer expliciet verlof moet verlenen aan een indiener om in eerste termijn een motie in te dienen. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Na dit betoog van de heer Wilders hebben wij één voordeel: het debat kan er, qua niveau, in ieder geval alleen nog maar op vooruitgaan. Het lijkt mij in die zin verstandig om het debat opnieuw te beginnen. De motie van wantrouwen wordt nu meteen ingediend, we stemmen meteen en gaan daarna een echt debat voeren. De voorzitter: Ik moet echt de expliciete instemming van de Kamer hebben. De heer Slob heeft die al gegeven. Meneer Samsom? De heer Samsom (PvdA): Wat mij betreft, kan die motie meteen worden ingediend. Maar dan gaan we er ook meteen over stemmen, en klaar. De voorzitter: Goed. Ik heb daarmee voldoende steun, maar meneer Pechtold en meneer Buma? De heer Van Haersma Buma (CDA): Nou, meneer Pechtold en ik zijn volkomen overbodig, want er was dus al een meerderheid. De voorzitter: Ik geef u volledig de ruimte om iets te zeggen. Meneer Van der Staaij? De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Normaal gesproken vind ik het altijd wel interessant om ook de reactie van de regering te horen op de inbreng die met een motie is ingediend. Je gaat er, normaal gesproken, van uit dat een intelligente beantwoording van de kant van de regering kan helpen om aan het ongenoegen van de oppositie tegemoet te komen. Maar als ik goed naar de heer Wilders heb geluisterd, denk ik dat die ruimte er niet echt is. Sterker nog, de eerste interruptie die hij kreeg, was van de heer Roemer, die hem vroeg of hij niet te constructief was. Ik moest daar ook even over nadenken. In deze bijzondere omstandigheden kan ik me vinden in het nu indienen van de motie van afkeuring. De voorzitter: En de stemming over de motie meteen daarna. De heer Krol (50PLUS): Ik ben daar niet gelukkig mee, simpelweg omdat ik de hele discussie zou willen horen. Ik denk dat ik uiteindelijk een dergelijke motie wel zou willen steunen, maar niet op dit moment. Ik heb de motie dus graag nu niet in stemming. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat laatste geldt niet voor mijn fractie. Ook als we de motie later in stemming brengen, zal ik haar niet steunen, al was het maar omdat de motivatie van de indiener mij op geen enkele wijze aanspreekt. Ik stel voor om de motie nu gewoon in stemming te brengen. De heer Roemer (SP): Ik weet niet wat de strekking zal zijn. Ik weet wel wat het dictum zal zijn, maar ik weet niet wat de overwegingen zijn die de heer Wilders erbij zal aanvoeren. Het moge duidelijk zijn dat ik in het weekend ook opmerkingen heb gemaakt over de toekomst van het kabinet. Normaal gesproken zou ik dit liever aan het einde van het debat hebben gehad, omdat ik het eerlijk vind om hoor en wederhoor toe te passen en het debat met het kabinet aan te gaan. We zullen onze overweging maken nu in meerderheid is besloten om er nu over te stemmen. Mevrouw Thieme (PvdD): Mijn fractie heeft er geen bezwaar tegen. Daarna kunnen we gewoon doorgaan met het debat. De voorzitter: Mijnheer Wilders, u hebt verlof om uw motie nu in te dienen. De heer Wilders (PVV): Ik heb zelfs verlof. Kijk eens aan. Dan gaan we dat verlof gebruiken. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het kabinet de crisis alleen maar verergert en geen enkel draagvlak meer heeft onder de bevolking; zegt het vertrouwen in het kabinet op, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 4 (33750). De heer Wilders (PVV): Van mij mag er hoofdelijk over deze motie worden gestemd. De voorzitter: De meerderheid van de Kamer heeft aangegeven, direct te willen stemmen over deze motie. De heer Wilders heeft om een hoofdelijke stemming gevraagd en ik zal de voorbereidingen hiervoor treffen. De heer Roemer (SP): Ik heb er behoefte aan om een minuutje of vijf met de fractie te kunnen overleggen. De beraadslaging wordt geschorst. De vergadering wordt van 11.04 uur tot 11.09 uur geschorst. De voorzitter: De SP-fractie heeft mij verzocht, opnieuw te schorsen, voor tien minuten. Dat gaan we doen. De vergadering wordt van 11.11 uur tot 11.27 uur geschorst. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Eerlijk gezegd sta ik hier met een dubbel gevoel, na het voorgaande uur. Ik vraag mij af hoe de gemiddelde kiezer in Nederland nu naar de politiek kijkt. Men verwacht van ons, van de Kamerleden en van het kabinet, dat wij verantwoordelijkheid nemen voor dit land. Er is net, "gehoord de beraadslaging", een motie van wantrouwen ingediend. Hoezo gehoord de beraadslaging? Daar kijken wij kennelijk niet eens meer naar, want die motie is op voorhand door drie partijen gesteund en dat vind ik gek. Hoe moet de kiezer nog kijken naar ons, politici, als de mensen die besluiten moeten nemen om dit land beter te maken? Ik ben er echt ontdaan door. (Geroffel op de bankjes) De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ruim een uur later dan gepland, gaan wij nu dan toch beginnen aan de algemene politieke beschouwingen. Ik zou graag beginnen met een citaat uit andere algemene politieke beschouwingen in dit huis. Het is een citaat van 185 woorden. Het duurt ongeveer twee minuten, dus ik hoop dat mijn collega's zich nog even kunnen inhouden. Het citaat luidt als volgt. "Bedrijven durven mensen weer in dienst te nemen. De werkloosheid is sterk gedaald. De huizenverkopen vertonen een stijgende lijn en het wordt steeds drukker op de meubelboulevards. Mensen met een smalle beurs hoeven niet jaren op de wachtlijst te staan voor een betaalbaar huis. De overheid geeft niet meer uit dan er binnenkomt en de belastingen voor burgers en bedrijven zijn weer verlaagd. Terwijl de verkoop van koelkasten, tv's en auto's aantrekt, waarschuwt de Nederlandsche Bank zelfs voor oplopende inflatie. Het aantal bijstandsgerechtigden is fors afgenomen, ook omdat je er honderden euro's op vooruitgaat als je gaat werken. Er is meer aandacht voor de kwaliteit van onderwijs, waardoor onze kinderen de concurrentiestrijd aankunnen met hun leeftijdsgenoten in China, Brazilië of India. Nederland is een land waar de wereld wederom met bewondering naar kijkt. De Nederlanders hebben het maar mooi weer gedaan. Aan hun eigen haren trokken zij zich uit het moeras door de schouders eronder te zetten, door de wil om te winnen, die groter was dan de angst om te verliezen." Dit is een citaat uit de algemene politieke beschouwingen van 2020. De vraag is: hoe komen wij in dat Nederland van 2020? Om te beginnen, moeten wij de feiten onder ogen zien. Het eerste feit is dat de wereld verandert. En wij zullen mee moeten veranderen. Landen in Azië en Latijns-Amerika zullen steeds harder de concurrentiestrijd met ons aangaan, niet langer als de fabriekshallen van de wereld, waar plastic speelgoed of omver waaiende auto's worden gemaakt, maar steeds meer op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, innovatie, wetenschap en hoogwaardige producten en diensten. Onze welvaart is dus niet vanzelfsprekend. Wij zullen er elke dag hard voor moeten knokken. Daarbij is het een feit dat wij niet kunnen rekenen op een sterke economische groei. De afgelopen decennia is de economische groei in Nederland vooral veroorzaakt door een stijging van de arbeidsproductiviteit en een groei van de beroepsbevolking. Dat leverde zo'n 3% economische groei per jaar op. Door de vergrijzing zal de beroepsbevolking de komende decennia echter niet meer groeien, maar zelfs afnemen. Daardoor mogen wij al enorm blij zijn als wij een groei van 1,5% per jaar halen. Wij zullen ons aan deze nieuwe werkelijkheid moeten aanpassen en wij zullen onze uitgaven aan deze nieuwe werkelijkheid moeten aanpassen. Als je minder verdient, kun je ook minder uitgeven. Dat is nog een feit. Je zult dus de tering naar de nering moeten zetten. De Nederlandse overheid geeft, ondanks alle al doorgevoerde bezuinigingen, nog steeds te veel uit. Dit jaar alleen al is dat 20 miljard euro. Dat geld moeten wij lenen en geld lenen — dat weet iedereen — kost geld. In 2013 kost het zo'n 9 miljard euro aan rente. Met het huidige rentepercentage van 1,7% is dat nog te dragen, hoewel het rentebedrag bijna twee keer de begroting van de Nationale Politie is, of bijna de gehele begroting van het basisonderwijs in dit land, waar anderhalf miljoen kinderen gebruik van maken. Maar wat als de rente gaat stijgen? In 2007, dus net voor aanvang van de crisis, stond het rentepercentage, de reële rente, op 4,4%. Zet onze staatsschuld maar eens weg tegen dat rentepercentage. Dan komen wij op een rentebedrag van 23 miljard per jaar. Dat is net zo veel als we nu uitgeven aan het hoger onderwijs, het basisonderwijs, de Nationale Politie en de hele investeringspot voor infrastructuur. Is dat een gekke gedachte? Is het bangmakerij, zoals sommigen zullen zeggen? Nee, want iedereen in deze zaal weet dat de rente zal gaan stijgen. De vraag is niet of het gebeurt, de vraag is wanneer het gebeurt. Als het gebeurt, dan moeten we er klaar voor zijn. Dan moeten we de overheidsuitgaven en de staatsschuld onder controle hebben. Een staatsschuld is immers geleend geld. Het is een schuld, een schuld van ons aan onze kinderen en onze kleinkinderen. Het is een schuld die we moeten terugbetalen, en zo snel mogelijk. Die moeten we wegwerken om juist de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen niet te belasten. Sommigen zeggen: bezuinigingen oké, maar doe het pas als we uit de crisis zijn. Dan hoor je: nu snijden in de uitgaven is het prille herstel de nek omdraaien. Maar wie dit zegt, negeert de feiten. Het tegendeel is waar. Voordat de crisis in 2008 uitbrak, was er een overschot op de begroting van de overheid. Feit is dat we sinds het uitbreken van de financiële crisis 110 miljard in de economie hebben gepompt. 110 miljard euro! Dat was geleend geld. Maar is de economie gestimuleerd? Nee dus. We moeten concluderen dat ondanks die 110 miljard de Nederlandse economie niet gegroeid is. Het enige wat in die tijd gestimuleerd is, is de staatsschuld. Wie schuld op schuld stapelt, komt uiteindelijk in de schuldsanering terecht. Dat wil ik thuis niet en dat wil ik ook niet voor Nederland. We zullen die schuld dus moeten aanpakken. Dat wordt een lange, moeizame weg. De heer Van Ojik (GroenLinks): De fractievoorzitter van de VVD trakteert ons op een mooi college over begrotingsdiscipline en verpakt dat in tegeltjeswijsheden, zou ik bijna willen zeggen. "Je kunt niet meer uitgeven dan je binnenkrijgt", et cetera. Ik wil hem iets vragen over zijn eigen begrotingsdiscipline. Hij heeft ons eerst voorgehouden dat we in 2013 3% moesten aanhouden. Toen was die 3% niet meer nodig. Vervolgens hield hij ons voor dat we in 2014 dan toch in ieder geval 3% zouden moeten aanhouden. Toen was dat niet meer nodig. Vervolgens gingen we 4,3 miljard bezuinigen. Toen ging dat weer van tafel en gingen we 6 miljard bezuinigen, ook al leidde dat tot een begrotingstekort dat groter dan 3% was. Voordat de heer Zijlstra ons dat allemaal uitlegt, wil ik hem vragen om ook eens op zijn eigen rol daarin te reflecteren. De heer Zijlstra (VVD): Mijn rol daarin, en die van de VVD, is ervoor zorgen dat we die staatsschuld en de overheidsfinanciën onder controle krijgen. Die rol zie ik juist voor de VVD, omdat zij altijd een partij is geweest, nu is en zal blijven die de verantwoordelijkheid zal nemen, die daar nooit voor zal weglopen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Op de een of andere manier slaagt de VVD erin om de aandacht steeds weer naar bezuinigingen te leiden. Alleen, de cijfers veranderen steeds. Ik hoorde de heer Zijlstra vier of vijf maanden geleden op de bank bij Eva Jinek zeggen dat hij ook een rode lijn had. Dat was de 3% voor 2014. Hij vond dat zeer belangrijk. Ik vind dat zelf veel minder belangrijk, ik zou veel liever over andere dingen praten. Maar als je dat nu zo belangrijk vindt, toon dan de discipline waar je het over hebt en ga ons niet steeds een andere rode lijn voorhouden! De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij is het regeerakkoord op dat punt helder. We sturen op het Stabiliteits- en Groeipact, begrotingsregel nr. 5. Die houdt in dat wij op 3% sturen voor de economie. De Europese Commissie is daarbij ook een belangrijk gegeven. De heer Rehn heeft het ook aangegeven. Wil je het structurele houdbaarheidstekort in Nederland goed krijgen — oftewel: wil je over een aantal jaren niet meer uitgeven dan er binnenkomt — dan moet je structureel 6 miljard bezuinigen. Dat doen wij dus ook. Daarom kan ik niet begrijpen dat partijen zoals die van de heer Van Ojik dat niet doen, want dan kom je uiteindelijk uit op het verhaal dat ik net heb gehouden. Dat is dat wij de schuld alleen maar laten oplopen. Die schuld zullen wij een keer moeten terugbetalen. Er komt echter een tijd dat de rente hoger is en dan kunnen wij het ons niet meer veroorloven om zo'n hoge staatsschuld te hebben. Wij kunnen daarvoor weglopen en wij kunnen de Nederlanders prachtige verhalen vertellen dat zij bijna niets gaan merken van deze crisis, maar dat is een illusie. Iedereen gaat het merken en dat moeten wij ook vertellen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het is dit kabinet, met steun van de VVD, dat de schuld steeds verder laat oplopen. Ik vind dat zelf niet zo erg, maar de heer Zijlstra wel. Hij neemt ons steeds de maat omdat wij de schuld misschien nog wel iets verder laten oplopen dan hij doet. De conclusie is dat de 3% heilig was en dat die dat nu niet meer is. Het was eerst 4 miljard, toen 6 miljard, toen 3,3%, toen 2013 en toen 2014. Niemand weet meer waar hij met de VVD aan toe is. De heer Zijlstra (VVD): Excusez le mot, maar dat lijkt mij toch lichtelijk onzin. De VVD is, was en blijft een partij die begrotingsdiscipline buitengewoon belangrijk vindt. Ik vind het apart als de heer Van Ojik, die de teugels laat vieren, dat verwijt aan ons zou maken. Wij kunnen echter elkaar hierop vinden. Ik roep de heer Van Ojik op om de schuld niet bij onze kinderen neer te leggen. Help de VVD om ervoor te zorgen dat die zo snel mogelijk wordt afgelost. De heer Roemer (SP): Dat laatste valt nog te bezien. In negen van de laatste elf kabinetten stond de VVD gewoon aan het roer. Waar wij nu staan, is dus mede te danken aan VVD-beleid. Dat de banken ons miljarden hebben gekost, heeft te maken gehad met het dereguleren van de financiële sector. De VVD was daar in het verleden een groot voorstander van. Alle financiële problemen die wij daarna hebben gekregen, ontstonden omdat wij, met de VVD voorop, vooral meer aan de markt moesten overlaten. De heer Zijlstra staat nu dus niet te preken tegen de rest van de Kamer, maar hij staat te preken tegen zichzelf. De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het best lef hebben om eerst een motie van wantrouwen in te dienen en dan nu ook nog volop het debat te willen aangaan. Maar dat terzijde. De heer Roemer (SP): Ik maak hier bezwaar tegen. Ik had een motie van wantrouwen tegen het kabinet ingediend en niet tegen de heer Zijlstra. Maar misschien volgt die nog. De heer Zijlstra (VVD): Dat mag altijd. De heer Roemer heeft het over de VVD. Ik heb geen zin om hier te gaan jij-bakken. Alle partijen die in het verleden verantwoordelijkheid hebben gedragen, dragen ook bij als er problemen zijn. Ik constateer dat er in 2007 een begrotingsoverschot was. Wij zaten toen overigens niet meer in de regering; wij waren er net uit. Sindsdien is de overheidsbegroting met 110 miljard euro uit de hand gelopen. Is dat de schuld van de partijen die toen in de regering zaten? Dat vind ik te makkelijk. Wij hadden een financiële crisis. De VVD heeft toen als oppositiepartij gezegd dat wij de brandweer niet in de weg gaan lopen als er een uitslaande brand is. Die constructieve houding hebben wij toen altijd ingenomen. Het is echter wel gebeurd en wij zullen die schuld moeten terugbetalen. Ga echter niet zeggen dat het dankzij de VVD is. Toen de VVD uit de regering ging, was er een begrotingsoverschot. De heer Roemer (SP): Geen enkele partij in de Kamer is tegen een fatsoenlijke begrotingsdiscipline. Geen enkele partij. Laat ik dat vooropstellen. De financiële crisis is ons niet komen aanwaaien; die is geen weerverschijnsel geweest. Die is het gevolg geweest van foute politieke beslissingen in het verleden, door banken zo veel ruimte te geven dat zij onnodige risico's konden nemen, waarbij de controle daarop compleet was weggehaald, waardoor zij landen, bedrijven en instellingen zwaar in de problemen hebben gebracht. Daarover zijn politieke besluiten genomen. Daar was de VVD ook voor. Geef dat gewoon toe! De heer Zijlstra (VVD): De bankencrisis in de Verenigde Staten — het zou goed zijn als de heer Roemer de feiten er nog eens op naleest — is ontstaan door een combinatie van een aantal zaken. Daarin is belangrijk dat de Amerikaanse overheid de banken verplichtte om hypotheken te verstrekken zonder dat daar een fatsoenlijk onderpand tegenover stond. Dat is nogal slecht voor de balans van banken. Als de huizenprijzen dan instorten, storten ook de banken in elkaar. Ook in dit geval geldt: zeer ermee eens dat het slecht beleid was. Het was slecht overheidsbeleid in dezen. Het was echter geen beleid van de VVD. Dat er vanuit zo'n situatie een enorm besmettingsgevaar ontstaat, geef ik de heer Roemer onmiddellijk mee. Dat is namelijk het nadeel van de globaliserende wereld. Daar kunnen wij overigens niets aan doen. Alles is tegenwoordig met elkaar verbonden. Daarom is ook dit kabinet hard aan slag gegaan om een aantal van die verbondenheden eruit te halen. Maar de heer Roemer kan dit niet wijten aan beleid dat in het verleden in Nederland is gevoerd. Het gaat om overheidsbeleid dat in Amerika is neergezet. Dat heeft een enorm besmettingsgevaar voor Nederland met zich meegebracht. Daar hebben we nu nog steeds last van. De voorzitter: Mijnheer Roemer, tot slot. De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra ontkent dat het niet alleen beleid is geweest in Amerika, maar dat het hier is gesteund. Het is ook beleid geweest in Europa. Vanaf 1994 zijn er meerdere voorstellen geweest, ook van mijn fractie, om de financiële sector in te perken en om een en ander in de gaten te houden. De VVD heeft daar bijna altijd structureel tegengestemd. Er moest gedereguleerd worden. De markt moest de problemen oplossen. In deze fase kunnen we de problemen niet laten oplossen door dezelfde mensen die de problemen hebben veroorzaakt. De heer Zijlstra (VVD): Dit is echt een simpele voorstelling van zaken. Sterker nog, ik durf wel de andere kant op te gaan. Ik denk dat het toezicht dat we hebben opgetuigd voor de financiële sector, inmiddels een gevaar voor de economie is geworden. De essentie van banken moet zijn dat ze ondernemen en dat ze krediet verstrekken. Ik heb een hooggeplaatste vertegenwoordiger van een bank — ik zal zijn naam niet noemen — horen zeggen dat het hem weer gelukt is om deze maand geen krediet te verstrekken, zodat hij geen last krijgt van de toezichthouders. Volgens mij zijn wij tegenwoordig dus verkeerd bezig. Dan heb ik het over de bloedsomloop van het mkb en van de economie. Het is altijd een balans. Ik geef toe dat die balans soms aan de ene kant een beetje is doorgeslagen en soms aan de andere kant. Wij zitten hier om dat te corrigeren. Maar kom niet met dit verhaal aan, zeg ik tegen de heer Roemer. Als we doorslaan op zijn manier, gaan banken niets meer doen en dan gaat het bedrijfsleven eraan. Al die ondernemers die het geld voor dit land moeten verdienen, gaan er dan aan. Dat wil ik niet. Voorzitter. Ik zei het al: wie schuld op schuld stapelt, komt in de schuldsanering terecht. Eind jaren tachtig lag de staatsschuld op ongeveer hetzelfde niveau als nu, namelijk zo'n 75% van hetgeen wij jaarlijks met elkaar verdienen in dit land. Het heeft toen bijna twintig jaar — dat is bijna een generatie — geduurd voordat deze staatsschuld kon worden teruggebracht tot 45% van het bbp. Dat was in 2007, net voor de crisis. Het goede nieuws is dus dat we in het verleden hebben bewezen dat we het kunnen. Het minder goede nieuws is dat we het toen hebben gedaan met een hoge economische groei, die mede werd veroorzaakt doordat de bevolking in die tijd met zo'n 2 miljoen mensen toenam. Dit keer zullen we het weer moeten doen, maar dan zonder toename van de bevolking, dus met een lagere economische groei. De heer Pechtold (D66): We hebben het over de Miljoenennota 2014. De heer Zijlstra kijkt vooruit naar 2020 en kijkt terug naar 1980. Ik wil hem echter bevragen op de resultaten van de eerste tien maanden van Rutte II. Vindt de heer Zijlstra dat dit kabinet goed op stoom is gekomen? De belofte in het regeerakkoord was dat alle wetgeving die met financiën te maken had, in het eerste jaar gepresenteerd zou worden. Vindt de heer Zijlstra dat dit is gelukt? De heer Zijlstra (VVD): Ik dacht: ik begin met een stukje visie en een stukje geschiedenis erbij, want dat wil de heer Pechtold altijd zo graag. Maar ik zal zeker nog ingaan op de situatie in april 2014. Maar het is altijd goed om datgene wat wij het komende jaar zullen doen, in het perspectief te plaatsen van de vraag waar we naartoe gaan. Als je alleen maar naar het komende jaar kijkt, heb je geen idee wat je aan het doen bent. Als de heer Pechtold het niet erg vindt, zal ik een en ander nog in een breder perspectief plaatsen. Daarbij zal ik zeker terugkomen op de maatregelen die het kabinet voor het komende jaar voorstelt. De heer Pechtold (D66): Ik ben zeer geïnteresseerd in de geschiedenis en ik kijk graag vooruit. Maar bij de start, bij de eerste begroting van dit kabinet, waar ook de heer Zijlstra zijn kansen moet grijpen, vind ik de volgende vraag toch een geëigende vraag. De heer Zijlstra stelt het punt van de schulden centraal. Vindt hij dat dit punt na tien maanden effectief is aangepakt? Vindt hij dat het kabinet op stoom zit en dat de momenten zijn gegrepen om wetgeving nu ook door de Kamers te krijgen? Ik voorspel dat we zullen worden geconfronteerd met alleen maar doelloos bezuinigen en lasten verhogen. Alle andere mogelijkheden in dat eerste jaar zijn namelijk verloren gegaan. Dus toch graag een antwoord. De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat het kabinet goed op stoom is. Ik zal zo meteen in mijn betoog ook aangeven waar dat het geval is. Hier en daar zal ik misschien ook nog een kleine kritische noot plaatsen, maar ik doe het in die volgorde. De heer Pechtold (D66): De heer Zijlstra stelt dus dat de wetgeving goed op stoom ligt. Een en ander ligt nu in de Kamer, maar ik ben benieuwd waar dat ligt. Hij is ook blij met de verhouding die het kabinet heeft gekozen tussen bezuinigen, lasten verzwaren en hervormen, en de effecten die dat heeft op de werkgelegenheid en het besteedbaar inkomen. Daar is hij tevreden mee. De heer Zijlstra (VVD): Tevreden is een heel groot woord, maar ik vind wel dat het kabinet goed bezig is. Ik trek weer een vergelijking met de jaren tachtig. Het kabinet heeft heel breed gekeken naar hoe het zo veel mogelijk partijen in de samenleving aan het kabinet kan binden. Dat heeft geleid tot allerlei akkoorden. Dat is goed, want wij staan voor een heel zware operatie. Het is dan goed dat er sprake is van een breed draagvlak. De volgende operatie die dit najaar een aanvang krijgt, is een en ander voorzien van besluiten in dit huis en natuurlijk ook in de Eerste Kamer. Laten we de olifant wat dat betreft maar even benoemen. Dat gaat gebeuren. Er ligt tevens nog een toezegging van het kabinet uit een eerder debat aan de VVD, namelijk dat ervoor wordt gezorgd dat alle wetgeving uit een aantal akkoorden voor het kerstreces in dit huis zal liggen. Ik ga ervan uit dat het kabinet dit waarmaakt. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra heeft het in zijn eigen inbreng alleen maar over de staatsschuld gehad. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben nog niet klaar. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan valt het extra op dat de staatsschuld voor hem het belangrijkste is. Ik hoor hem echter niets zeggen over de dramatische stijging van de werkloosheid, ook volgend jaar. De heer Zijlstra (VVD): Wij moeten ermee ophouden te denken dat wij de enorme crisis in dit land gaan oplossen met allerlei maatregelen waarvan niemand iets merkt. Of het nu gaat om het snijden in uitgaven, wat soms betekent dat je minder toeslag of geen subsidie meer krijgt, of het nu zit in lastenverhogingen, die ik als VVD'er liever ook niet heb, maar waar je soms niet aan ontkomt, of het nu gaat om jongeren of ouderen, iedereen gaat het merken. Ja, het heeft ook effect op de werkgelegenheid. Dat is vreselijk. Het verliezen van je baan is het ergste wat je kunt overkomen, maar we zullen er nu doorheen moeten. We moeten ervoor zorgen dat die mensen in 2020 wel weer een normale kans op een baan hebben en hun leven wel weer goed kunnen opbouwen. Als we het zwaard van Damocles, die enorme staatsschuld en het financiële beleid van de overheid, niet op orde krijgen, weet iedereen in het land, al doen wij als politiek niets, dat het een keer gaat gebeuren. Wat mij betreft is het niet een keer, maar is het nu. De heer Van Haersma Buma (CDA): Is de heer Zijlstra het met mij eens dat het verhogen van de belastingen, vooral voor middengroepen, het slechtste voor de werkgelegenheid is? De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma en ik, en ik denk ook de voorzitter, maar dat terzijde, zijn het onmiddellijk eens dat belastingverhoging een middel is dat je niet graag inzet. Dat is natuurlijk zo, maar de heer Buma weet ook dat je voor de korte termijn soms naar dat middel moet grijpen. Bij het Kunduzakkoord, waar ook de heer Buma bij aanschoof, konden wij er ook niet om heen, niet omdat wij zo graag wilden, maar omdat dit het enige middel voor de korte termijn was. Ik loop er ook niet voor weg dat dit gebeurt. Vind ik het leuk? Nee. Is het noodzakelijk? Ja. Ik zie in de tegenbegroting van het CDA veel signalen, waarvan ik zeg: nou, bruikbaar. Ik zie echter ook signalen, waarvan ik zeg: hebben die het effect dat je wilt bereiken? Het CDA wil de aftrekposten voor het toekennen van toeslagen niet meer meetellen, maar dat betekent dat mensen met hypotheekrenteaftrek of zelfstandigenaftrek geen toeslagen meer krijgen. Dat heeft een enorm inkomenseffect voor mensen met middeninkomens. Ik weet zeker dat de heer Buma dit niet heeft bedoeld, maar soms moet je maatregelen nemen die je niet leuk vindt. Wij hebben die maatregelen niet genomen. Wij hebben weer andere genomen, maar de kern is dat de heer Buma, het CDA, de VVD en de PvdA bereid zijn om moeilijke maatregelen te nemen, daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen en niet weg te lopen. Ik leg die maatregelen uit en ik sta ervoor. De heer Van Haersma Buma (CDA): Mijn laatste vraag: vindt de heer Zijlstra namens de VVD een belastingtarief van 60% — dat vanochtend door de minister van Financiën effectief is bevestigd — voor mensen met een inkomen van €55.000 tot €70.000 normaal? De heer Zijlstra (VVD): Nee. Maar ik kan niet zien dat wij een belastingtarief van 60% aan het invoeren zijn. Wat de marginale druk betreft kan ik u de column van econoom Bouwman aanraden. De grootste marginale druk in dit land zit aan de onderkant. Het gaat dan om de vraag wat men nog per extra euro verdient. Het is een totaal theoretische discussie. Laat dit helder zijn: de VVD heeft met haar coalitiepartner afgesproken om de lasten op een bepaalde manier over het land te verdelen. Dat gaan wij dus doen. Elk jaar bij de behandeling van de begroting bekijken wij wat de precieze effecten zijn. Dat hebben wij dit jaar gedaan en dat zullen wij ook volgend jaar doen en het jaar daarna. Een belastingpercentage van 60 is niet aan de orde. De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter ... De voorzitter: Het woord is aan de heer Van der Staaij. De heer Van der Staaij (SGP): Ik hoor de heer Zijlstra zeggen dat de marginale belastingdruk niet 60% is. De heer Zijlstra (VVD): Dat zei ik niet. De heer Van der Staaij (SGP): Het is een beetje een theoretische kwestie hoe je dit precies berekent. Ik ben het daarmee eens. Het gaat mij niet om de theoretische beschouwing hierover, maar ik heb wel een praktische vraag. Ik hoor wel degelijk ondernemers zeggen: als ik doorvertaald krijg wat er nu gebeurt op grond van de kabinetsmaatregelen, dan zie ik dat ik op een gegeven moment van de extra euro die ik verdien, soms bijna 60 cent moet afstaan. Dat klopt toch? De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma had het volgens mij over een belastingpercentage van 60%. Dat is niet aan de orde. Wij kunnen een hele boom opzetten over marginale druk. Het gaat om elke extra euro die je binnenkrijgt. Het kabinetsbeleid is een samenspel van enorm veel maatregelen. Ik kijk naar het totale effect van die maatregelen. In 2014 is het effect min 0,75% koopkracht voor de hoogste inkomens, min 0,75% koopkracht voor de laagste inkomens en tussen 0 en min 0,25% voor de middeninkomens. Voor ieder individu pakt het verschillend uit. Op dat soort zaken sturen wij. Als wij in 2015 gekke afwijkingen zien ten opzichte van het afgesproken plaatje, zullen wij op dat moment corrigeren. De heer Van der Staaij (SGP): Is dit niet een punt om te corrigeren? Ik heb het niet zomaar over theoretische beschouwingen, maar als ondernemers zich laten uitleggen wat er gebeurt als gevolg van de plannen van het kabinet, lopen zij ertegenaan dat zij, als de zaak goed gaat lopen en zij wat extra verdienen, zo'n hoog percentage van die extra verdiende euro's moeten afdragen. Dat is toch niet wat de VVD wil? De heer Zijlstra (VVD): Zeker niet, maar ik zie ook allerlei indianenverhalen voorbijkomen, zoals over de zzp'ers. Op een gegeven moment deden deze zomer verhalen de ronde dat wij de gehele zelfstandigenaftrek zouden afschaffen. Het enige wat op dat punt gaat gebeuren, is dat wij schijnconstructies willen aanpakken: je bent in loondienst, je neemt ontslag, je wordt weer ingehuurd als zzp'er en hebt vervolgens een zelfstandigenaftrek. Zo zijn wij niet getrouwd. Daar houden wij mee op. De zelfstandigenaftrek dan vervolgens toerekenen als een enorme belastingstijging voor ondernemers? Ik kan mij voorstellen dat iedereen in de stress schiet. De werkelijkheid is echter dat het niet gebeurt. De heer Van der Staaij (SGP): De heer Zijlstra neemt afstand van indianenverhalen en van theoretische beschouwingen. Als het echt zo is als in de discussie naar voren komt, namelijk dat het verhaal klopt dat de ondernemer die zo'n €60.000 verdient van elke extra verdiende euro bijna 60 cent moet afdragen, zegt de heer Zijlstra dan: dat is niet de bedoeling en dat moeten wij gaan corrigeren? De heer Zijlstra (VVD): Ik heb helder gezegd — en herhaal dat gewoon — dat het kabinetsbeleid inkomenseffecten gaat hebben. Dat klopt. De marginale druk, om dat woord maar te gebruiken, zal toenemen. Het is een illusie om te denken dat wij deze crisis gaan oplossen zonder dat mensen het zullen merken. Ook ondernemers zullen het tot mijn spijt merken. Het is onmogelijk om het anders te doen. Wij moeten ophouden met het schetsen van een beeld alsof mensen in het land met een heel gering effect door deze crisis heenkomen. De crisis is heel groot en de gevolgen zullen ook groot zijn. Die moeten wij nu onder ogen zien. Wij moeten voorkomen, het beeld uit te stralen waarbij wij tegen de mensen zeggen: via ons doet het veel minder pijn, hoor. Deze pijn is zo groot, dat wie er ook zal zitten, iedereen de pijn zal voelen. Voorzitter. We zullen dus de feiten onder ogen moeten zien en we moeten ons aanpassen aan de nieuwe realiteit. De omslag waar Nederland nu voor staat, heeft grote gevolgen voor iedereen in dit land, voor de persoonlijke huishoudboekjes thuis en voor de inrichting van onze sociale voorzieningen. Het is een illusie om te denken dat we heel makkelijk uit deze crisis komen. Uit de voorstellen van het kabinet blijkt dat dit kabinet de urgentie ziet. Het voert daarom hervormingen door in de zorg, in de sociale zekerheid, op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, bij de pensioenen, in het onderwijs en in de ontwikkelingssamenwerking. Het doet meer dan menig ander kabinet. Voor ons ligt ook nog een pakket van 6 miljard aan extra bezuinigingen. Dat is niet leuk, maar wel noodzakelijk. Complimenten voor het kabinet, want het is een slim pakket, dat volgens het CPB nauwelijks schaadt. Het is een pakket waarin werkenden in 2014 hun koopkracht behouden. Doordat het verschil tussen werkloon en uitkeringen wordt vergroot, gaat werken steeds meer lonen. Het is een pakket dat de problemen aanpakt door te snijden in de consumptieve uitgaven van de overheid, de zorg en de sociale zekerheid. Het is een pakket dat fraude en verspilling aanpakt en het zinloos rondpompen van geld aan banden legt, dankzij de invoering van één huishoudtoeslag. Het is helaas ook een pakket van lastenverzwaringen. Laat ik daar helder over zijn: daar gruwel ik van als liberaal. De heer Slob (ChristenUnie): Ik hoor de heer Zijlstra het kabinet een compliment geven voor het pakket, maar dat is volgens mij ook een beetje een compliment voor hemzelf en de heer Samsom. Zij waren immers afgelopen zomer de ministers nummers 14 en 15, en ze hebben gewoon aan dit pakket meegewerkt. Ze zijn er dus ook volledig voor verantwoordelijk, volgens mij. Uit de doorrekening van het CPB van het pakket blijkt dat het niet helemaal 6 miljard is, maar goed, dat laat ik maar even rusten. Mijn vraag aan de heer Zijlstra is hoe hard dit pakket is, ook als hij kijkt naar de tegenbegrotingen die vanuit de Kamer zijn ingediend en waar niemand voor 2014 op structureel 6 miljard komt. De heer Zijlstra (VVD): Hoe hard is het pakket? Ik heb gisteren heel helder tegen het constructieve deel van de oppositie gezegd — en ik wil dat in deze zaal zeker herhalen, want daarvoor zijn we hier ook — dat er met ons valt te praten over alles wat in het pakket zit, in brede zin. Die opening is er zeer zeker. Hoe zit het met die 6 miljard? Wij hebben met zijn allen als Nederlandse politici de afgelopen jaren heel veel tijd besteed aan problemen in het buitenland. We hebben dienaangaande ook een beleid vastgesteld. Sterker nog, we hebben Brussel, we hebben Europa verzocht om dat te doen, teneinde ervoor te zorgen dat ze in Griekenland, in Spanje en in Ierland snoeihard bezuinigen om hun schulden en hun begrotingstekort op orde te krijgen. Ook als wij het hebben over dit soort pakketten ga ik ervan uit dat iedereen zich dat zal herinneren en dat iedereen zelf de verantwoordelijkheid zal willen nemen die we toen bij anderen hebben neergelegd. Ik ga ervan uit dat iedereen die 6 miljard zal willen dichttimmeren. De heer Slob (ChristenUnie): We hebben elkaar ook altijd gesproken over het feit dat we structurele maatregelen moeten nemen die op de lange termijn positieve gevolgen zullen hebben op de begroting, en die iets zullen doen aan het feit dat we meer uitgeven dan er binnenkomt. Ik herhaal toch mijn vraag: hoe hard is dat bedrag van 6 miljard, in tijden waarin we erover moeten nadenken of we misschien een breder draagvlak met elkaar kunnen vinden? De heer Zijlstra (VVD): Voor mij is dat bedrag van 6 miljard alleen al hard vanwege het feit dat wij, als we het niet zouden doen, niet voldoen aan regels die we zelf hebben bepleit. Wij hebben destijds — volgens mij met de heer Slob — gezegd: dit zal en moet gebeuren in andere landen. Als wij ons daar nu zelf niet aan houden, krijgen we gewoon een boete. Ik zou dat heel sneu vinden. Sterker nog, het zou letterlijk weggegooid geld zijn als wij een boete van zo ongeveer 1 miljard zouden moeten overmaken omdat we bepaalde maatregelen niet durven te nemen. Er is ook nog een tweede aspect, en dat is de kern van mijn verhaal. Als we het nu niet doen, betekent dat geen afstel, maar slechts uitstel. We zullen het een keer moeten doen. Laten we het dan nu doen! De heer Slob (ChristenUnie): Ik moest even aan de heer Brinkhorst denken. Die dreigde ooit dat het licht uit zou gaan. De heer Zijlstra dreigt nu met een boete. Wij hebben gezien dat het in België, dat qua structurele maatregelen ver achterliep op Nederland, ook niet is gebeurd. Maar dat terzijde. Ik vraag de heer Zijlstra indringend om ook in de richting van de Kamer ruimte te bieden om de lasten voor het bedrijfsleven, die nu veel te hoog zijn, en de lasten voor gezinnen in elk geval te verzachten. Dan zal je toch iets moeten gaan doen met die 6 miljard. Je kunt niet anders. In de rest van het debat zal blijken of die ruimte er echt gaat komen. De heer Zijlstra (VVD): Er is absoluut ruimte, in elk geval bij de VVD en volgens mij ook bij het kabinet, om hierover te spreken. Ik blijf echter wel benadrukken dat de kern van wat wij aan het doen zijn, is dat wij de boel op orde proberen te brengen. Dan heeft het doorschuiven van zaken natuurlijk niet veel zin. De heer Slob maakte nog een vergelijking met het licht dat zou uitgaan. Sorry, maar dat vind ik echt verschillende grootheden. Ik doe het dus ook niet omdat het per se van Brussel moet, maar omdat ik niet wil dat wij die schuld bij onze kinderen en kleinkinderen neerleggen. Dat is goed rentmeesterschap, om dat woord maar eens gebruiken. Ik kan mij niet voorstellen dat partijen die dat in het verleden wel vonden, dat nu in één keer niet meer vinden. Ik hoop dus dat wij elkaar op dat punt kunnen vinden. De heer Pechtold (D66): Om elkaar te kunnen vinden, is het heel interessant om goed naar de woorden van de heer Zijlstra te luisteren en je ook af te vragen wat de houdbaarheid van die woorden is. Ik hoor hem nu enige ruimte geven waar het gaat om die 6 miljard. Dat is natuurlijk verstandig, want het kabinet zet zelf een nullijn in het pakket. Dat is geen structurele maatregel, dus het kabinet haalt het zelf ook niet. Mijn vraag is wat de woorden van de heer Zijlstra waard zijn. Hij heeft op 26 juni, nog niet zo heel lang geleden, gezegd dat er binnen dat pakket slechts een derde aan lasten, aan belastingen, mag zitten. Wij zien nu — hij citeert zelf het CPB — dat het 3 miljard is. Het pakket bestaat dus voor de helft uit lasten. Mijn vraag is of de VVD daar gelukkig mee is. Waarom heeft de heer Zijlstra er niet voor gezorgd dat zijn eigen rode lijn hier gehandhaafd werd? Waarom kiest hij op dit moment voor die enorme lastenverzwaring die zorgt voor minder banen en minder besteedbaar inkomen? De heer Zijlstra (VVD): Als de heer Pechtold mij citeert, moet hij dat wel volledig doen. Ik heb namelijk gezegd dat het structureel het geval moet zijn in het pakket. Structureel zit het percentage lasten op twintig. Dat is dus nog lager. Inderdaad, in het jaar 2014 is de verhouding fiftyfifty. Dat komt overigens voor een aanzienlijk deel door ons voorstel over de stamrecht-bv's. Ik hoop dat de mensen in het land nog aangehaakt zijn. In stamrecht-bv's kunnen mensen geld parkeren als zij bijvoorbeeld ontslagen zijn. Mensen kunnen in 2014 met een belastingkorting hun geld uit stamrecht-bv's halen. Wij hopen dat dit een stimulerend effect heeft op de economie. Het geld dat zij dan nog wel aan belasting moeten betalen, telt dan als een lastenverzwaring voor 2014. Dus statistisch heeft de heer Pechtold gelijk. Als ik het mij overigens goed herinner, laat D66 die maatregel gewoon staan. Dit is gewoon een slimme maatregel waardoor wij ook nog een lastenverlichting op de arbeidskorting kunnen toevoegen. Ben ik voor lastenverzwaring? Nee. Maar als je het dan doet, doe het dan zo slim als het kabinet dat heeft gedaan. De heer Pechtold (D66): De heer Zijlstra is via het stamrecht een beetje afgeraakt van het pad van het antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was heel overzichtelijk. Het ging op 26 juni in een debat hier over het pakket van 6 miljard. Het ging over wat er in 2014 zou moeten gebeuren. Ik heb toen gezegd dat wij dat structureel moeten doen. De heer Zijlstra heeft zich toen zeer op 2014 vastgezet. Het betrof ook vooral maatregelen over 2014. Hij heeft daar de belofte gedaan dat slechts een derde uit lasten zou bestaan. Ik zie — de heer Zijlstra geeft dat ook zelf toe — dat het nu de helft is. Ik vraag hem gewoon waarom hij daarvoor kiest. Het vernietigt banen en het zorgt ervoor dat de koopkracht afneemt. De heer Zijlstra (VVD): Ik had de vraag volgens mij beantwoord, namelijk door te zeggen dat ik in dat debat helder heb aangegeven dat wat ons betreft in het structurele plaatje de lasten niet meer dan een derde mogen zijn. Dat is gelukt. De lasten zijn 20%. De heer Pechtold moet ook bij de feiten blijven. Juist op de lastenmaatregelen die het kabinet neemt in het extra pakket van 6 miljard voor 2014, met de stamrecht-bv's en de lastenverlichtingen op de arbeidskorting die wij daardoor extra kunnen doen, is het effect van de lastenverzwaring in het pakket voor 2014 geringer dan het snijden van de uitgaven in die 6 miljard. Dat is een feit. Loop daar nu niet voor weg en ga geen beeld schetsen dat niet overeenkomstig de werkelijkheid is. De heer Pechtold (D66): Ik denk dat ik de heer Zijlstra behoorlijk op de werkelijkheid aan het vastpinnen ben. Dat doet misschien een beetje pijn, gezien eerdere uitspraken. Laten wij de mensen die het stamrecht inmiddels beginnen te snappen daar even in meenemen. Die maatregel leidt er toe dat je belastingen die later betaald zouden worden naar voren haalt. Je stimuleert daarmee. Wij steunen die maatregel, maar het is, in uw eigen woorden, teren op de toekomst. Je haalt het weg bij de belastingen die volgende generaties kunnen ophalen. Ik blijf dus bij mijn punt dat de VVD het pakket dit jaar voor de helft met belastingen voor mensen en ondernemers invult. Ik vind dat een slecht punt. Ik ben blij dat de heer Zijlstra nu ruimte geeft op het totaal aan 6 miljard en dat hij daar meer op structurele basis over spreekt, en niet alleen voor volgend jaar. Maar ik wil hem ook graag zo ver hebben dat hij erop terugkomt om het pakket voor de helft met belastingen in te vullen. Dat gaat mij gewoon te ver. De heer Zijlstra (VVD): Het is prachtig, maar volgens mij heb ik die vraag inmiddels al twee keer beantwoord. De VVD is in voor elk idee, zoals ik al eerder tegen de heer Buma heb gezegd. Wij zijn in voor elk idee waarin we aan extra lastenverlichtingen kunnen doen, maar wel binnen een pakket waarbij we ook de overheidsfinanciën op orde brengen. Als we uit het pakket van het kabinet een aantal maatregelen zouden schrappen en daarmee uitkomen op 4 miljard, zoals bij u het geval is, valt het pakket van het kabinet natuurlijk een stuk gunstiger uit. In het pakket van D66, van het CDA en van andere partijen zie ik allemaal aanknopingspunten waarmee we volgens mij een heel eind kunnen komen. Dat gesprek moeten wij de komende tijd met elkaar aangaan. Als partijen daar een beweging in willen maken met minder lasten, dan zult u begrijpen dat ik daarmee geen problemen heb. Ik wil echter wel een pakket waarmee we rechtdoen aan alle betrokken partijen, aan de VVD, en aan D66 als die partij meedoet. De heer Samsom zal er ook aan mee moeten doen, want wij zijn samen in dat bootje gestapt. Wat mij betreft gaan we dat tere bouwwerk snel bouwen. De voorzitter: Ik zie de uitdaging, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Heel kort. De heer Zijlstra zoekt beweging. Dat is prima. Ik zie hem ook bewegen, maar het is belangrijk om dat vast te leggen. Ik hoor hem zeggen dat het vooral belangrijk is dat het pakket structureel is, dat hij wil kijken naar de verhouding binnen die 6 miljard voor volgend jaar en dat hij wil kijken of het voor volgend jaar om totaal 6 miljard moet gaan. Hij zegt samen met mij: het moet structureel 6 miljard zijn en de verhouding daarbinnen kan, mits er goede ideeën worden aangeleverd, met minder belastingen. De heer Zijlstra (VVD): Als ik nu ja zeg, zeg ik ja tegen dingen waarmee ik het nu net weer niet eens ben. Laat ik het in mijn eigen woorden samenvatten. De opening bij de VVD is om in het voorliggende pakket te bekijken of er nog meer kan worden gedaan met de uitgaven en minder met lasten. Die opening is er zeker. De VVD kijkt inderdaad ook altijd hoe we ervoor zorgen dat de Nederlandse staatsschuld wordt afgebouwd en we een structureel begrotingsevenwicht krijgen. Ik moet de minister van Financiën nog horen, maar ik vind het niet zo'n verstandige operatie om in 2014 de boel te laten lopen en die 6 miljard niet waar te maken. Wat de VVD betreft, staat dat. Ik ben blij dat die ruimte door de heer Pechtold wordt onderkend. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat het wat de VVD betreft staat, hebben we in het verleden eerder gehoord. Gelukkig is ook bij de VVD de begrotingsdiscipline soms iets meer van elastiek. Daarmee ben ik blij, want dat geeft ruimte om te praten over de zaken die we met z'n allen willen realiseren. Voordat de heer Zijlstra er nu weer zo geharnast in gaat zitten en gaat zeggen, zoals hij gisteravond ook op tv deed, dat we een boete krijgen van Brussel als we het nu niet doen, vraag ik hem of het ooit is voorgekomen dat Brussel een boete heeft gegeven. Brussel is namelijk niet iets anders. Brussel zijn wij zelf toch? Is de heer Zijlstra het met mij eens dat we beter in Brussel de discussie kunnen aangaan — we zien immers dat allerlei landen voor dezelfde opgave als Nederland staan — dan nu al te roepen dat we een boete krijgen als we dit en dat doen? De heer Zijlstra (VVD): Het hele verhaal dat ik in dit debat heb gehouden is niet gebaseerd op een boete uit Brussel, maar op de vraag hoe we ervoor gaan zorgen dat we de zaak op orde krijgen, dat we de staatsschuld niet laten oplopen. Dat is de reden waarom ik vind dat het opgelost moet worden. Dat er nog een boete komt is voor mij helemaal niet de motivering om dit beleid neer te zetten, hoewel ik een boete sneu geld zou vinden. Zoals ik net heb aangegeven zijn de mede door de financiële crisis totaal geëxplodeerde uitgaven de motivering van de VVD. Daar zijn allerlei oorzaken voor. Die moeten we onder controle krijgen. Dat moeten we dus doen door nu stappen te zetten en maatregelen te nemen en niet door die uit te stellen. Ik ben zeer bereid om ruimte te bieden Dat doe ik ook, maar dat moet u niet verwarren door te denken dat wij onze hoofdopgave ineens op de lange baan schuiven, want daar is de VVD niet van. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het zal uiteindelijk vooral gaan om de timing. Ik denk dat over een structureel begrotingsevenwicht heel veel partijen in deze Kamer het eens zijn, maar het gaat erom of het op dit moment verstandig is om dat te doen. Dat is de vraag waarover wij politiek van mening verschillen. Om de vraag van de heer Zijlstra voor te zijn: hij weet misschien dat ook GroenLinks in de doorrekeningen van het programma op lange termijn altijd een structureel begrotingsevenwicht heeft laten zien. Daar gaat de discussie dus helemaal niet over. De discussie gaat over de vraag of wij op korte termijn bereid zijn om niet alleen naar de samenstelling van het pakket van 6 miljard te kijken, maar ook naar de omvang daarvan. Ik heb geconstateerd dat de begrotingsdiscipline van de VVD in het verleden op een aantal punten gelukkig van elastiek bleek te zijn. Ik zou de heer Zijlstra willen aanraden om niet de hele tijd over boetes te praten als hij nu zegt dat dat geen doorslaggevend argument is. Ik hoop dat we de discussie kunnen voeren over de timing van de maatregelen die we moeten nemen. De heer Zijlstra (VVD): U kunt het er steeds bij slepen, maar ik wil het wel herhalen. Het kernpunt van het betoog van de VVD is dat wij nu maatregelen moeten nemen. Dus nu. Er moet dus niet weer gezegd worden dat GroenLinks of een andere partij op termijn bereid is om maatregelen te nemen. Iedereen is op termijn bereid om de boel op orde te brengen. Het gaat erom dat je nu verantwoordelijkheid hebt. Dat geldt voor het kabinet, maar ook voor ons, 150 Kamerleden. We hebben nu onze verantwoordelijkheid. Wat de VVD betreft, nemen we die verantwoordelijkheid nu ook. Wat de begrotingsdiscipline betreft: die is strak en helder. We moeten 6 miljard "doen" om te voorkomen dat we als land nog verder afglijden. Dat moeten we niet alleen doen met het oog op Brussel en de financiële markten. Mag ik de heer Van Ojik eraan herinneren dat de rente voor Nederland op een gegeven moment wat opliep? Wat gebeurde er toen? Toen zeiden allerlei financiële instellingen dat de Nederlandse instituties — of dat nou de Nederlandsche Bank is, de Tweede Kamer of de Eerste Kamer — altijd in staat zijn gebleken om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Volgens mij moeten wij wederom bewijzen dat zij gelijk hadden. Als wij niet bewijzen dat zij gelijk hadden, nemen wij niet alleen onze verantwoordelijk niet, maar nemen we ook risico's die ik niet wil nemen. De heer Van Ojik (GroenLinks): De vraag is wanneer je meer risico's neemt. Neem je meer risico's als je bezuinigt, de werkloosheid laat oplopen en er uiteindelijk voor zorgt dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de economie en niet weten of zij volgend jaar nog wel toegang tot de zorg hebben? Als je al die onzekerheden creëert, minder belastinginkomsten krijgt en meer uitkeringen moet betalen, dát is pas risico's nemen. De vraag is dus niet of het model van het kabinet of het model van de oppositie meer risico's in zich heeft. Ik zou zeggen dat zij allebei risico's hebben. De vraag is welke afweging je daarin maakt. De heer Zijlstra (VVD): Natuurlijk zijn mensen onzeker. Dat is begrijpelijk, want zij zien heel veel op zich afkomen. Daarom is het juist zo belangrijk dat wij onze verantwoordelijkheid nu wel nemen, zodat mensen weten wat er precies gaat gebeuren. De mensen in het land zijn namelijk niet gek. Zij weten drommels goed dat er, als wij onze verantwoordelijkheid hier niet nemen en de maatregelen opschuiven, toch een moment gaat komen dat die maatregelen genomen gaan worden. Ik heb de diepe overtuiging dat, als wij dit nu niet zouden doen, al die mensen thuis gaan zitten afwachten en zullen denken: het gebeurt misschien nu niet en dat is allemaal leuk, maar dan gebeurt het over een paar jaar. Daarmee zouden wij het langzame herstel van de economie juist kwaad doen. De voorzitter: Ik geef het woord eerst aan de heer Roemer. Daarna kunt u weer terugkomen, mijnheer Van Ojik. De heer Roemer (SP): Eigen verantwoordelijkheid nemen is iets anders dan door het hoepeltje van Eurocommissaris Rehn springen als hij daarom vraagt. Nu eigen verantwoordelijkheid nemen betekent voor de Kamer dat zij ervoor zorgt dat de banen er komen waarvan het kabinet van tevoren heeft beloofd dat zij er zouden komen. Verantwoordelijkheid nemen is ervoor zorgen dat de zorg toegankelijk blijft voor mensen die zorg nodig hebben in plaats van maatregelen nemen waardoor een deel van de mensen de zorg niet meer kan betalen. Verantwoordelijkheid nemen door de Kamer betekent ervoor zorgen dat jongeren nu een betaalbare huurwoning kunnen vinden en niet tien jaar moeten wachten omdat de beschikbare woningen te duur zijn of omdat zij geen hypotheek kunnen nemen. Dat is verantwoordelijkheid nemen en dat is de economie aanjagen. Op het moment dat je de economie aanjaagt, krijgt de overheid ook meer inkomsten. Dit zal een zeer positief effect hebben op de begroting. Dat is het grote verschil tussen de SP en de VVD. De VVD maakt met haar harde bezuinigingsbeleid alle voorzieningen kapot en stelt economisch herstel uit. Ik vind dat geen verantwoordelijkheid nemen maar achter Brussel aanlopen. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben nu licht in verwarring. Wij hebben de afgelopen jaren met 110 miljard euro de economie aangejaagd. Dat is namelijk het bedrag dat de overheid er meer in heeft gestopt dan zij heeft binnengehaald. Wat verstaat de heer Roemer onder aanjagen? Moeten wij er dan 200 miljard tegenaan gooien, of 300 miljard? Wanneer is het aanjagen volgens de SP? De heer Roemer (SP): Volgens mij heb ik een vraag gesteld aan de heer Zijlstra. Laat hij eerst antwoord geven op die vraag dan krijgt hij daarna van mij antwoord. De heer Zijlstra (VVD): Ik was het eens met het eerste deel van de interruptie van de heer Roemer, namelijk dat wij nu maatregelen moeten nemen juist voor de mensen die nu moeten wachten op een sociale woning, juist voor de mensen in de zorg, juist voor de mensen die op dit moment hun baan zijn kwijtgeraakt. Als wij dat niet doen, komen wij niet door de crisis heen. Als de heer Roemer dan antwoord geeft op mijn vervolgvraag wanneer er sprake is van aanjagen, hebben wij het in ieder geval duidelijk. Maar als 110 miljard euro in de economie steken, meer uitgeven dan er binnenkomt, geen aanjagen is, wat is dat dan wel? De heer Roemer (SP): Die 110 miljard is geen aanjagen van de economie, dat is geld pompen in banken. Daar hebben wij het al eerder over gehad. Dat is geld pompen in enorme bureaucratie en verspilling. Daar hebben wij het ook al eerder over gehad. Aanjagen van de economie is voorkomen dat corporaties een boete krijgen die zij jaarlijks aan de overheid moeten geven. Zet die boete om in een investeringsplicht, zoals wij hebben voorgesteld. Dat zal 80.000 banen opleveren en het kost de overheid niets. Dat is investeren in de samenleving. Help het midden- en kleinbedrijf nu eindelijk eens een keer. Btw-verhoging helpt niet. Dit jaagt het mkb op kosten, het levert de overheid nauwelijks iets op — dat is ook gebleken — en het is voor het midden- en kleinbedrijf een reden geweest om veel mensen te ontslaan. U doet het dus op de verkeerde manier. Ik deel uw mening dat bureaucratie en verspilling keihard moeten worden aangepakt. Die zijn er veel te veel in de samenleving. Wij zouden elkaar misschien zelfs wel kunnen vinden op dat punt. Het enige wat u echter nu doet, is aan rechten van mensen komen, aan de eerste levensbehoeften van mensen komen, aan wonen en betaalbaar wonen voor mensen komen. Dat moet van tafel. Dat is mijn pleidooi vandaag, maar de VVD doet daar helaas niet aan mee. De heer Zijlstra (VVD): Ik probeer de vraag te herkennen. De heer Roemer (SP): Laat maar. Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Zijlstra heeft het over "nu onze verantwoordelijkheid nemen", "nu zorgen voor banen". Als dan in de troonrede staat dat deze regering wil dat er 125.000 banen zijn in de zorg in 2026, is dat dan nu je verantwoordelijkheid nemen terwijl er nu zorg nodig is, terwijl er nu 700.000 mensen aan de kant staan en terwijl er zo veel werk ligt in de zorg? Is dat verantwoordelijkheid nemen; regeren over je eigen termijn in 2026? Dat is een mooie belofte. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben het met mevrouw Thieme eens dat wij nu maatregelen moeten nemen om juist ook in 2026 — overigens niet alleen dan — tot iets te komen. Willen wij effecten hebben, dan zijn die soms heel langjarig. Mevrouw Thieme strijdt al jaren op andere terreinen en zij heeft ook gemerkt dat veranderingen soms heel langzaam hun intrede doen, nog los van de vraag of je het erover eens bent of niet. Dat geldt hier ook. Als wij nu maatregelen nemen, hebben die soms volgend jaar effect, soms over tien jaar en soms over twintig jaar. Dan mogen wij niet zeggen: het heeft pas effect over twintig jaar en dus nemen wij die maatregelen niet. Nee, dan moet je dat nu durven doen. Dat is niet altijd prettig en het is soms moeilijk te verkopen doordat mensen zeggen: wat heb ik eraan dat ik nu moet pijn lijden opdat het land er in de toekomst beter voor staat. De uitdrukking is terecht: regeren is vooruitzien. Mevrouw Thieme (PvdD): Dat zou alleen kunnen gelden als je nu concreet maatregelen neemt waardoor je ook uitzicht hebt op die 125.000 banen. Maar die concrete maatregelen zijn er helemaal niet. Sterker nog, er wordt gewoon bezuinigd en de marktwerking in de zorg wordt gewoon verder vormgegeven. Dat zorgt helemaal niet voor meer banen, dat hebben wij de afgelopen jaren wel gezien. De heer Zijlstra zegt in feite: wij beloven 125.000 banen in de zorg in 2026; wie dan leeft, wie dan zorgt. De heer Zijlstra (VVD): Nee. We bekijken nu hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de zorg ook op andere terreinen, juist voor de mensen voor wie die bedoeld is, toegankelijk blijft. Ik geef een voorbeeld. De langdurige zorg zal worden hervormd. Dat is noodzakelijk, juist om ervoor te zorgen dat de mensen voor wie de langdurige zorg is bedoeld, in de toekomst een aanspraak op die langdurige zorg kunnen behouden. Toen de AWBZ werd ingesteld, vielen 55.000 chronisch zieken en gehandicapten onder de AWBZ, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Nu vallen er meer dan 800.000 mensen onder. Daar vallen allerlei zaken onder die niks meer met chronisch zieken en gehandicapten te maken hebben. Dat moeten we hervormen en dat heeft effecten. Ik noem een ander terrein, de sociale woningbouw, waar de heer Roemer net een opmerking over maakte. Juist de mensen met een laag inkomen, voor wie de sociale sector is bedoeld, staan nu op een wachtlijst. Zij moeten langer wachten voordat zij een woning krijgen. Dat is zo omdat mensen met een hoger inkomen soms scheefwonen. Als hun dat niet lukt, hebben zij het geld om wel in de private sector te huren. We moeten de overheid dus juist nu grondig renoveren om ervoor te zorgen dat al die voorzieningen, die alle partijen in dit huis belangrijk vinden, ook in de toekomst beschikbaar blijven voor degenen voor wie ze ook echt zijn bedoeld. Dat moeten we nu doen. Dat heeft soms volgend jaar effect en soms op langere termijn. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb toch wel een beetje medelijden met de heer Zijlstra, nu hij zoiets onverkoopbaars toch nog een beetje verdedigt. Wat hebben chronisch zieken in 2013 eraan dat er in 2026 misschien 125.000 banen in de zorg zijn? Zij hebben die zorg nu nodig, en er staan 700.000 mensen aan de kant. Hoe kun je dat nu verkopen aan de mensen? De heer Zijlstra zei: de mensen in dit land zijn niet gek. Nee, inderdaad, 80% van de mensen in dit land is niet gek, en daarom hebben zij geen vertrouwen meer in dit kabinet. De heer Zijlstra (VVD): In het Nederland van 2020 terechtkomen: dat was de vraag die voorlag. Daarvoor is meer nodig dan alleen maar de boekhouding op orde brengen. Naar mijn mening is de hervorming van de overheid niet alleen een kwestie van bittere financiële noodzaak, maar gaat het daarbij ook om het type samenleving waarin wij willen leven en om het antwoord op de vraag bij wie wij verantwoordelijkheden neerleggen. Ik wil een samenleving zonder afgedwongen solidariteit door de overheid. Ik wil een samenleving waarin de solidariteit niet wordt bepaald door de hoeveelheid belasting die iemand betaalt. Ik wil een samenleving waarin men minder naar de overheid kijkt en meer naar elkaar, een samenleving die niet afhankelijk is gemaakt van de overheid. Helaas zien we op dit moment te vaak het omgekeerde. Onlangs heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek nog berekend dat zo'n 90% van alle huishoudens in Nederland gebruikmaakt van sociale regelingen. Dat is natuurlijk helemaal niet sociaal. Elke keer dat wij als overheid iets regelen, doen wij niet alleen een greep in de portemonnee van de burgers, maar pakken wij ook een stukje van ons kostbaarste bezit af, namelijk onze vrijheid en verantwoordelijkheid. Elke keer dat de overheid iets oppakt wat al door mensen zelf werd gedaan, spreekt zij in feite een motie van wantrouwen uit tegenover die burgers, en dat terwijl de overheid het echt niet altijd beter kan. Daarom was de desbetreffende zinsnede in de troonrede van de Koning uit mijn hart gegrepen: van iedereen die dat kan, vragen wij verantwoordelijkheid te nemen, voor zichzelf, voor zijn of haar eigen leven en voor zijn of haar omgeving. Leven is namelijk vallen en opstaan. Het besef dat leed, ellende, risico en tegenslag bij het leven horen, zijn we ergens kwijtgeraakt. We zijn steeds meer risico's af gaan schuiven op de overheid. Als er iets fout gaat, zien wij dat niet als pech. Nee, dan kijken we meteen naar de politiek, naar het bestuur — hebben ze gefaald? — en steeds minder naar onszelf. Wij als politiek, ook de VVD, tuimelen over elkaar heen met voorstellen voor nieuwe wetten, nieuwe regels, nieuwe protocollen. We houden daarmee onszelf, maar ook het land, voor de gek. We moeten af van de illusie dat wij als politiek elk risico kunnen inperken of tegengaan. Als de overheid die illusie handhaaft, gaan mensen daarin geloven en dan is de teleurstelling des te groter als zij die niet kan waarmaken. En we kúnnen het niet waarmaken. Betekent het invoeren van een zorgplicht voor banken dat we kunnen voorkomen dat er uitwassen plaatsvinden, of zorgt het er vooral voor dat mensen niet meer zelf op de risico's gaan letten? Betekenen steeds verdergaande bouwvoorschriften, bijvoorbeeld rond inbraak, brandveiligheid of — zo zag ik deze week — zelfs boerenstallen, dat daarmee branden worden voorkomen? Of moet de overheid daar helemaal niet op gaan zitten, bijvoorbeeld omdat de verzekeraars anders een lagere premie gaan bieden? De voorzitter: Meneer Pechtold wilde u even laten uitspreken, maar nu wil hij een vraag stellen. De heer Pechtold (D66): Het citaat van de Koning wilde ik natuurlijk niet onderbreken. De liberaal Zijlstra legt de verantwoordelijkheid bij mensen, maar hij roept mensen ook op om zelf wat van het leven te maken en er zelf aan bij te dragen dat we uit de crisis kunnen stappen. In dat licht vraag ik hem of hij, met mij, vindt dat extra werken moet lonen en dat de overheid eerlijk moet zijn over welke belastingen daar vervolgens over worden geheven. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben inderdaad voorstander van het principe dat werken moet lonen. De heer Pechtold (D66): Even terug naar dat rare woord "marginale druk". Vanochtend heeft de minister van Financiën bevestigd, en dat nadat de Kamer dat moeizaam uit die hele begroting had moeten halen, dat extra loon zwaarder wordt belast, vanwege een verlaging binnen het systeem van arbeids- en heffingskortingen — die iedereen die werkt krijgt en overigens ook iedereen die niet werkt — en van inkomstenbelastingen die stapsgewijs omhooggaan. En dit geldt niet alleen voor inkomens boven twee keer modaal. Nee, het begint al bij een inkomen van €40.000; daarmee schiet je al over die magische grens van 50% heen van wat je overhoudt van iedere extra euro. Ik heb mij erover verbaasd dat dit gebeurt, maar ik heb me er ook over verbaasd dat dit zo mistig in de begroting wordt opgeschreven. De heer Zijlstra (VVD): Eerlijk gezegd weet ik niet wat daar mistig aan is. Volgens mij waren de antwoorden van het kabinet helder. Ik geef dus maar hetzelfde antwoord dat ik ook aan de heer Buma gaf op dat punt. Wij hebben met elkaar inderdaad een pakket met vele maatregelen afgesproken. Je kunt daar natuurlijk elke maatregel uit gaan peuren en soms is dat niet leuk voor de heer Samsom, soms is dat niet leuk voor mij. Maar het gaat om een samengesteld pakket, een totaalpakket dat wij met elkaar hebben gebouwd, dat wij verdedigbaar vinden en waar wij voor staan. Het betekent inderdaad dat de marginale druk toeneemt. Ik loop daar niet voor weg, dat is zo. Juist omdat we nu die moeilijke maatregelen moeten nemen, moeten we niet gaan uitstralen dat dat wel lukt zonder dat mensen dit gaan merken. Maar ik kijk ook naar het totaal van het pakket. Zoals gebruikelijk hebben wij ook dit jaar bij de augustusbesluitvorming over de begroting bekeken of er gekke uitschieters waren voor de koopkracht. Wij hebben die gerepareerd. Wij zullen dat ook volgend jaar doen, en het jaar daarna en het jaar dáárna. Wij zullen namelijk sturen op het inkomensbeeld dat wij hebben afgesproken en als er grote afwijkingen zijn, zullen wij die corrigeren. Dat deden wij in vorige kabinetten en dat zullen wij ook in de toekomst blijven doen. De heer Pechtold (D66): U loopt er gelukkig niet voor weg, maar ik vind dit mistig en ik vind dit ondoorzichtig. En ik vind het slecht dat je, wanneer je extra werkt en een heel normaal inkomen hebt, je zo zwaar belast wordt. U wilt, net zoals ik, uit de crisis. U vindt dat mensen verantwoordelijkheid moeten nemen. U vindt dat zij daarvoor een stap extra moeten zetten en werken. Maar als mensen, door het systeem dat nu wordt geïntroduceerd door de VVD en dat wordt uitgevoerd door een PvdA-minister, voor die extra beloning zo zwaar worden afgestraft, tot wel 60% bij doodnormale inkomens, dan span je het paard achter de wagen. Ik vraag u daarom — en vind dat u daarop moet terugkomen — of er ruimte is om deze koerswijziging te stoppen, om ervoor te zorgen dat het gewoon inzichtelijk is hoeveel belasting je betaalt en dat extra werken ook wordt beloond. De heer Zijlstra (VVD): Ik bestrijd dat het niet inzichtelijk is hoeveel belasting men betaalt. Daarover wordt helemaal niet geheimzinnig gedaan. De vragen worden gewoon netjes beantwoord en dit ligt voor. Het klopt dat er aspecten van lastenverzwaring in zitten die ik als VVD'er liever minder had gehad. Volgens mij heb ik in het debat van vandaag al aangegeven dat er bij ons best ruimte is om te bekijken waar we elkaar kunnen vinden. De gebruikelijke techniek is dat we in het najaar bekijken wat de inkomenseffecten zijn. Als we aan de onderkant moeten repareren, repareren we aan de onderkant. Als dat nodig is, doen we dat ook aan de bovenkant. Kijk echter naar de reële cijfers, zeg ik vooral tegen de heer Pechtold. De koopkrachtcijfers van 2014 voor werkenden geven aan dat zij er niet of nauwelijks op achteruitgaan. Dat is de optelsom van alle maatregelen die voorliggen in 2014. Mensen met een minimumloon gaan er in 2014 op vooruit ten opzichte van mensen met een uitkering. Het wordt dus steeds lonender om te werken. Werken loont dus, maar er zitten inderdaad pijnlijke punten in voor bepaalde inkomensgroepen. Nogmaals, gezien de crisis loop ik daar niet voor weg. Het is namelijk onmogelijk om de crisis op te lossen zonder dat mensen dat merken. De heer Pechtold (D66): Ik vind dat de VVD hier gewoon niet trots op kan zijn. Het gaat mij om het principe. Bij het oproer over de inkomensafhankelijke zorgpremie moest de Kamer blootleggen wat er zou gebeuren voor midden- en hogere inkomens. Nu zegt de heer Zijlstra weer dat we moeten kijken naar de beantwoording. Het is dat de Kamer doorvroeg op de vraag hoe er eigenlijk met die belasting wordt omgegaan. Als je een aftrekpost, arbeidskorting, hebt, heb je die voor iedereen. Dan zorg je ervoor dat mensen niet aan twee kanten extra belasting moeten betalen, omdat ze in de schijf omhooggaan en omdat de korting afneemt. Hiermee maak je aan twee kanten werken onaantrekkelijk. Dit is aan twee kanten niet te verkopen voor een liberaal, vind ik. We hebben het helemaal niet over hoge inkomens. Het betekent dat mensen die €40.000 betalen absoluut niet worden aangemoedigd om een stap extra te zetten. Een slecht principe. De heer Zijlstra (VVD): Juist wel! Die groepen worden wel aangemoedigd. Even met de benen op de vloer: de heer Pechtold heeft het over openheid, maar we konden niet nog opener zijn. Het ging om een motie in deze Kamer, van mijzelf en de heer Samsom, na dat hele debat over de zorgpremie. In die motie staat precies omschreven wat er gebeurt. Hoeveel opener moet ik het nog doen? Gewoon in een motie in deze Kamer! We lopen er dus niet voor weg. Een en ander is enorm transparant gebeurd. Er zitten inderdaad pijnlijke dingen in. Daar ben ik niet trots op, maar ik leg aan de mensen uit dat het helaas noodzakelijk is. De heer Van der Staaij (SGP): Het verhaal van de heer Zijlstra komt eigenlijk neer op: meer samenleving, minder Staat. Ik ben het met die richting eens. We moeten mensen meer aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Mensen moeten meer voor elkaar zorgen en zelf iets doen voor hun zieke moeder of gehandicapte dochter. Het belastingsysteem is echter nog zeer gericht op arbeid en neemt de zorgkant helemaal niet mee. Staan deze zaken niet haaks op elkaar? Mensen die eenverdiener zijn, omdat ze de zorg voor een gehandicapte zoon of dochter hebben of omdat ze op een andere manier met zorgtaken bezig zijn, worden keihard afgestraft in plaats van beloond voor hun zorgtaken. Hoe kijkt de heer Zijlstra daartegenaan? De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat je een belastingsysteem op zichzelf zo eenvoudig mogelijk moet houden. Hoe meer uitzonderingen je inbouwt, hoe complexer het wordt. Je ziet dan ook dat er vaker misbruik van wordt gemaakt. Ik ben echter ook van mening dat je in een belastingsysteem recht moet doen aan alle mensen in het land. Daarbij worden ook beleidskeuzes gemaakt. De beleidskeuze waar ik als VVD'er achtersta, is dat we mensen stimuleren om aan het werk te gaan. Je moet altijd een gezonde balans vinden tussen het stimuleren van werk en het niet onmogelijk maken van zorg. Ik ben altijd bereid om met de heer Van der Staaij te bekijken of die balans in dit pakket voldoende aanwezig is. De heer Van der Staaij (SGP): De heer Zijlstra wil bekijken of die balans aanwezig is. Stel dat de verhouding tussen eenverdienersgezinnen en tweeverdienersgezinnen nog verder uit het lood komt te staan door de maatregelen van het kabinet. Ik noemde mensen die de zorg hebben voor een gehandicapte dochter. Er gaat per jaar bijna €1.500 af door een speciale regeling die juist van toepassing was op die gezinnen. Kan de heer Zijlstra zich voorstellen dat we nog eens bekijken of deze situaties bijstelling behoeven? De heer Zijlstra (VVD): Ik geef een generiek antwoord, maar volgens mij zit een en ander daarin besloten. Een doel van het kabinet, ook van de VVD, is om werkenden te stimuleren. Dat doel vind ik belangrijk, maar ik vind ook dat je de balans moet bewaken, dus ben ik altijd bereid om met de heer Van der Staaij te bekijken waar dingen misgaan. Volgens mij heeft hij het nu over de Wtcg, als ik het goed heb. Er komt ook nog een plan van het kabinet, met een enorme pot geld, om bepaalde effecten te voorkomen. Ik ga dat gesprek graag open met u aan, want ik wil die balans altijd proberen te bewaken. De heer Van der Staaij (SGP): We zijn allemaal bang voor de jargonbrigade. Dus daarom heb ik zo-even de TOG-regeling niet genoemd, maar daar ging het wel over. Dat is die speciale regeling voor alleenverdienersgezinnen met een gehandicapt kind. Daarnaast is er het algemene punt ten aanzien van eenverdienersgezinnen ten opzichte van tweeverdienersgezinnen. Een eenverdienersgezin dat €40.000 verdient betaalt nu al twee keer zo veel belasting ten opzichte van een tweeverdienersgezin dat €40.000 verdient. Als de nivelleringsplannen in het belastingsysteem doorgaan, wordt dat straks drie keer zo veel. Kan de heer Zijlstra zich voorstellen dat dit buiten alle proporties is? De heer Zijlstra (VVD): Ik blijf het generieke antwoord geven: wij willen werk stimuleren, maar wij willen ook de balans bewaren ten aanzien van mensen die in een zorgsituatie zitten. Dus de openheid om een gesprek met u aan te gaan op dat punt, is er zeker. Ik denk dat er geen partij in dit huis is die wil dat zaken voor bepaalde groepen zo uit het lood lopen dat dit tot onmogelijke situaties leidt. Dat is precies wat we in het najaar ook altijd doen met z'n allen, namelijk kijken of er geen gekke dingen gebeuren. Maar dit alles doen we dan wel vanuit het startpunt dat wij werken willen blijven stimuleren. De heer Van Haersma Buma (CDA): U zegt werk te willen stimuleren, maar sinds juli, sinds het interview met de heer Samsom weten we dat nivellering banen kost en dat hij daar trots op is. Dus het is van tweeën een. Of u nivelleert, en dan gaat het niet om banen. Of u gaat voor banen, maar dan moet dat hele plan dat uw eigen uitruil was na de ziektekostenproblematiek van vorig jaar, van tafel. Is de VVD daartoe bereid? De heer Zijlstra (VVD): Het gaat mij niet om één maatregel. Het gaat mij altijd om een samenstel, een totaal van maatregelen. Ik vind het niet handig en ook niet goed om in de Kamer dan te zeggen: we gaan dit doen of we gaan dat doen. Er ligt een afgewogen pakket aan maatregelen. Waar de oppositie, ook het CDA, met goede alternatieven komt, zal er vanuit de coalitie en zeker ook vanuit de VVD zeer opbouwend naar gekeken worden. Maar ik vind niet dat we moeten zeggen: we gaan dit of dat er nu uitfietsen. We hebben het over een totaaleffect. Dat is waar het kabinet aan begonnen is en waar deze coalitie aan begonnen is. Vanuit dat startpunt ga ik graag die gesprekken met u aan, want ik zie voldoende aanknopingspunten. De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch is dat geen antwoord op mijn vraag. U hebt het voortdurend over maatregelen die nodig zijn om de crisis te beteugelen, voor banen en voor de overheidsfinanciën. Maar één maatregel werkt totaal contraproductief, en dat is die nivellering en dat is erkend. Dus het is een logische vraag en voor mij ook belangrijk om te weten of er überhaupt reden is om met elkaar te spreken, of het kabinet bereid is om die nivelleringsoperatie niet uit te voeren. En dan gaan we samen kijken hoe we banen kunnen stimuleren. De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma brengt het heel scherp maar wat we ook aan het doen zijn, is de inkomenseffecten aan de onderkant binnen houdbare proporties houden. Dat is iets waar het CDA in het verleden ook enorm voorstander van was. Dat is dus een andere naam voor hetzelfde. Dus laten we elkaar nu niet op het scherpst van de term aanvallen. De openheid is er bij de VVD om te kijken naar het totaalpakket aan maatregelen. Laten we dat gesprek met elkaar aangaan in alle openheid en dan zien we waar we eindigen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Als dat gesprek aangegaan wordt, gaat het over banen. Dan gaat het niet over nivelleren, maar over banen. De heer Slob (ChristenUnie): Ik waardeer het dat de heer Zijlstra aangeeft dat hij in alle openheid een gesprek wil aangaan, bijvoorbeeld als het gaat om die gezinnen met gehandicapte kinderen die nu zo zwaar getroffen worden door de plannen van het kabinet. Het moeten natuurlijk echter geen loze woorden zijn; het moet uiteindelijk wel tot iets leiden. Dat vraag ik ook als het gaat om defensie, waar ik de heer Zijlstra nog niet over heb gehoord. Ik heb mij eerlijk gezegd wel wat verbaasd dat de VVD in de vorige kabinetsperiode al bijna 1 miljard op defensie heeft bezuinigd en daarmee nu met de PvdA gewoon doorgaat met als gevolg dat de kazerne in Assen dicht moet, dat in Ermelo een bataljon dat nog maar net opgericht is, alweer opgeheven wordt, en dat de Van Ghentkazerne in Rotterdam, waar het Mariniers Opleidingscentrum al zo lang gevestigd is, dichtgaat. Kunnen we hierbij ook die openheid verwachten van de VVD om te kijken of we nog iets kunnen doen voor de werkgelegenheid in de kwetsbare gebieden, bijvoorbeeld in het noorden van het land? De heer Zijlstra (VVD): Als de heer Slob plannen wil inbrengen waarbij maatregelen op het gebied van defensie worden genomen, valt daarover met ons zeker te praten. Laat ik het even helder zeggen: ik vind dat deze minister van Defensie juist complimenten moet krijgen voor het feit dat zij als eerste minister van Defensie sinds jaren erin geslaagd is om de financiële puinhoop bij Defensie, want dat was het, op orde te brengen. Daar heb ik waardering voor. Ik ben het zeer eens met de heer Slob dat wij moeten nagaan hoe wij op het fundament dat deze minister heeft neergelegd, weer gaan bouwen. De bereidheid is er, dus ik hoop dat wij elkaar op dit terrein kunnen vinden. De heer Slob (ChristenUnie): De heer Zijlstra geeft een compliment aan de huidige minister van Defensie. Wij hebben echter gemerkt dat het vertrouwen van de legerleiding in de minister niet bovenmatig groot is. De puinhopen die zijn opgeruimd, zijn volgens mij voor een deel nog de puinhopen van het kabinet-Rutte I. De heer Zijlstra zegt dat hij bereid is om met de Kamer na te gaan of wij de kazernes in Assen, Ermelo en Rotterdam, om er maar drie te noemen, open kunnen houden en of wij de werkgelegenheid — er is niet alleen directe werkgelegenheid, maar ook heel veel indirecte werkgelegenheid — kunnen behouden. Klopt dat? De heer Zijlstra (VVD): Dat zullen wij altijd in coalitieverband moeten doen. Er wordt niet getekend bij het kruisje, niet door u maar ook niet door ons. Bij de VVD is er alle bereidheid om na te gaan of wij iets op het gebied van defensie kunnen doen. Ik wilde dit niet gaan zeggen, maar ik doe het toch. De problemen bij Defensie zijn ook veroorzaakt door grote missies, bijvoorbeeld naar Uruzgan. Er is gewoon ingeteerd op de materiaalposten. Daar kan deze minister niets aan doen, maar zij moet die puinhoop wel opruimen. Dat dat niet tot populariteit leidt, snap ik. Het is niet leuk, maar het is wel goed dat iemand het doet. De heer Slob (ChristenUnie): Ik hoor de heer Zijlstra nogmaals zeggen dat de VVD bereid is om na te gaan of wij de plannen waar het kabinet nu mee komt, kunnen terugdraaien. Deze plannen zijn immers opnieuw een aanslag op het Defensiebudget, nadat er in de vorige periode ook al voor bijna een miljard is bezuinigd. De heer Zijlstra heeft tegenbegrotingen gezien. Het CDA heeft in zijn tegenbegroting een post opgenomen om deze kaalslag te voorkomen. In de tegenbegroting van de ChristenUnie staat er ook een. Wij spreken elkaar morgen. Ik vind dat wij op dit punt zaken moeten doen, voor de mensen in Assen, Ermelo en Rotterdam, voor alle militairen die hun banen dreigen kwijt te raken. De heer Zijlstra (VVD): Geen partij, ook de VVD niet, is erop uit om mensen hun baan te doen verliezen. Wij moeten een totaalbouwwerk maken dat functioneert. Ik ben bereid om over heel veel zaken te praten, maar die moeten uiteindelijk wel in elkaar passen. De leden Pechtold en Van Haersma Buma willen bijvoorbeeld lastenverlichtingen, maar in defensie investeren, waar ik op zich niet tegen ben, is een uitgavenintensivering. Het plaatje moet uiteindelijk wel kloppen. Ik ben dus zeer bereid om overal over te praten, maar uiteindelijk moet alles kloppen. Ik hoop dat wij eruit komen. Voorzitter. Ik zei het al: wij moeten onszelf iedere keer de vraag stellen of er wel een rol voor de overheid is, of de gewekte verwachting wel waargemaakt kan worden. Als het antwoord "nee" is, moeten wij de verantwoordelijkheid bij de mensen zelf laten liggen. Wij moeten de rol van de overheid ook terugdringen om daarmee de verdiencapaciteit van ons land te vergroten. Alleen zo creëren wij ruimte voor eigen initiatief voor ondernemers en bedrijven. Alleen zij kunnen zorgen voor echte groei en echte kansen. Als wij geld willen uitgeven, zullen wij het eerst moeten verdienen. De heer Pechtold (D66): Ondernemers en bedrijven, dat onderwerp is mij uit het hart gegrepen. Als je in het regeerakkoord zoekt op "zzp", kom je alleen terecht bij het zorgzwaartepakket en niet bij de zelfstandigen zonder personeel, de 800.000 nieuwe ondernemers die onze economie kent. In het regeerakkoord staat dat daarop 500 miljoen wordt bezuinigd, maar in de nieuwe plannen staat een bedrag van 300 miljoen. Kennelijk voelde de partij van de heer Zijlstra de afgelopen tien maanden al ergens dat het fout zat. Waarom komen er nu honderden euro's aan extra lasten voor de zelfstandigen die in deze tijd weten te ondernemen? De heer Zijlstra (VVD): Ik ben daar eerder in mijn betoog al op ingegaan, maar ik herhaal het met genoegen. Wij gaan ervoor zorgen dat schijnconstructies verdwijnen. Dat doet het kabinet op het gebied van het ontslagrecht, aan de werkgeverskant; daar is minister Asscher druk mee bezig. Wat ons betreft, moet dat ook aan deze kant gebeuren. Als je in loondienst bent, even uit loondienst treedt en vervolgens weer wordt ingehuurd als zzp'er die precies hetzelfde werk doet en slechts één opdrachtgever heeft, ben je eigenlijk nog steeds in loondienst. Je enige doel is dan om hiermee een zelfstandigenaftrek binnen te halen. Wat de VVD betreft, ben je dan geen ondernemer. De zelfstandigenaftrek is bedoeld voor ondernemers. Dus wat we doen, ook in dezen, is een regeling die goed is, terugbrengen naar de kern. Die moet alleen beschikbaar zijn voor degenen voor wie die regeling bedoeld is: de echte ondernemers. Dan kun je er inderdaad ook geld mee besparen. Dan lijkt het me ook verstandig om dat te doen. Maar ga nu niet weer doen alsof alle ondernemers hun zelfstandigenaftrek kwijtraken! Nee, we gaan alleen schijnconstructies weghalen. De heer Pechtold (D66): Nu verbaast het me toch. De aftrek die voor zelfstandigen zonder personeel geldt, haalt u toch niet alleen bij de schijnconstructies weg? Die haalt u toch gewoon bij iedereen weg? Als u fraude wilt bestrijden, als u schijnconstructies wilt aanpakken, dan is dat prima. Maar nu haalt u gewoon honderden euro's — ik meen dat het gaat om bijna €400 per zzp'er — bij de zzp'er weg omdat u uw plaatje rond moet maken. En dat in een tijd dat u zelf oproept: onderneem, wees zelfstandig, help mee de crisis te bestrijden! Het verhaal klopt gewoon niet. De heer Zijlstra (VVD): Dat klopt, uw verhaal klopt inderdaad niet. Het kabinet heeft €300 ingeboekt. Als dat wordt uitgesmeerd over iedereen, dan betaalt iedereen inderdaad mee. Maar wat wij hier nu precies inhoudelijk willen, is het tegengaan van die schijnconstructies. Daar kunt u toch bijna niet tegen zijn? Wijs mij dan eens aan waar het kabinetsplan ligt waarin staat dat het uitgesmeerd wordt. De plannen gaan over 2015. In het regeerakkoord staat dat de winstbox in 2015 wordt ingevoerd. Ik geef onmiddellijk toe dat dit een totaal vage term is. U geeft er een eigen invulling aan. Dat wil echter niet zeggen dat die invulling ook de werkelijkheid is. Uw werkelijkheid is die. Kennelijk zou D66 op die manier de maatregelen invullen. Dat doen wij echter niet. De heer Pechtold (D66): Het is nog maar de vraag of de aanpak van het ontslagrecht gaat helpen om deze constructies te voorkomen. Het zou wel eens kunnen zijn dat het allemaal veel strakker wordt in plaats van soepeler. Die aanpak van het ontslagrecht geldt pas vanaf 2016. In 2015 boekt dit kabinet gewoon 300 miljoen in op zelfstandigen zonder personeel. Dat was tien maanden geleden nog 500 miljoen. Kennelijk voelt u het dus al een beetje tochten. Het is terecht dat de VVD de schijnconstructies wil aanpakken. Nu is de vraag: hoe kunt u nu in hemelsnaam volgend jaar zorgen voor een zodanig constructie dat die aanpak 300 miljoen oplevert en tegelijkertijd al die andere honderdduizenden zzp'ers worden ontzien? Dat kan niet. Het is gewoon een belastingmaatregel. Het is een belasting op ondernemen. De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, er is geen maatregel van het kabinet. Ik heb helder aangegeven hoe dat volgens de VVD moet worden aangepakt. Dat lijkt me ook iets waar D66 zich in zou moeten kunnen vinden. Wat mij betreft, gaat het ook zo gebeuren. U maakt daar allerlei beschouwingen omheen, waarbij u beelden schetst alsof elke zelfstandige, elke ondernemer in Nederland dan moet inleveren. Dat is nu precies niet de bedoeling. De heer Roemer (SP): Hoorde ik de heer Zijlstra nu zojuist al die zzp'ers beschuldigen van het misbruik maken van regelingen? Ik maak hem erop attent dat bij PostNL, in de bouw en in de zorg duizenden mensen gewoon ontslagen zijn, om vervolgens gedwongen als zzp'er terug te komen en dat werk weer te gaan doen. Die mensen krijgen nu hier te horen dat er paal en perk aan gesteld moet worden, omdat zij geen ondernemers zijn en misbruik maken van de regeling. De heer Zijlstra (VVD): Ik zie een verontwaardiging die volgens mij niet gebaseerd is op hetgeen ik gezegd heb. Ik heb gezegd: wij gaan met dit kabinet aan twee kanten schijnconstructies tegen. Minister Asscher gaat sturen op de kant van de werkgevers die dat soort constructies toepassen. Hij zal het misbruik tegengaan. Er is echter ook nog een andere kant: de werknemerskant. Er zijn honderdduizenden zzp'ers die ondernemer zijn, verschillende opdrachten hebben en bij verschillende bedrijven en opdrachtgevers zitten. Dat zijn echte ondernemers. De SP zal er toch ook voorstander van zijn dat we schijnconstructies tegengaan? Dat is toch in lijn met datgene wat de heer Roemer zelf altijd heeft gezegd? De heer Roemer (SP): Wij willen graag een eind maken aan constructies waarbij mensen misbruikt worden. Dat zijn constructies waarbij mensen ontslagen worden en vervolgens hetzelfde werk voor fors minder geld moeten gaan doen. Dat is beleid dat de VVD mogelijk heeft gemaakt. Ja, daar willen we inderdaad zeker iets aan doen! De heer Pechtold (D66): Ik vind dit weer zo'n "mist"-verhaal. Ik pak de begroting erbij, pagina 77. De heer Zijlstra had het over de winstbox. Daar staat geen woord over schijnconstructies, echt geen woord. Er wordt 300 miljoen euro ingevuld door de zelfstandigenaftrek te beperken. Punt. "Hierdoor komt er meer evenwicht in de belastingheffing tussen ondernemers en werknemers.". Punt. Geen enkele constructie van schijn dus. Het is gewoon de aftrek die zelfstandigen hebben. Zelfstandig zijn is niet altijd een keuze. Dat ben ik met Roemer eens. Het gaat inderdaad vaak om mensen die gedwongen worden door ons ontslagrecht, door bedrijven. Degenen die het zelfstandig doen en die dat in deze tijd volhouden, worden door de heer Zijlstra belast met 300 miljoen. Niks met schijnconstructies. Het staat gewoon in de stukken: het gebeurt door het te beperken. Wees eerlijk! De heer Zijlstra (VVD): Ik ben heel duidelijk geweest. Er is geen kabinetsvoorstel op dit punt; er is geen invulling. Die moet nog komen. De VVD-lijn is heel helder. Dit is wat is bedoeld en dit is wat ingevuld moet worden. Ik vind het knap dat de heer Pechtold al precies weet welke plannen het kabinet gaat indienen op basis van deze ene zin in de begroting. Dat is heel goed en heel vooruitziend, maar wat ons betreft is het niet de invulling zoals die zou moeten zijn. De heer Pechtold (D66): Zo'n 800.000 zzp'ers voor 300 miljoen inboeken, is ongeveer 375 euro aftrek. Dat haal je niet alleen uit schijnconstructies. Anders is de dekking van 300 miljoen boterzacht. Sta als VVD'er voor je zaak wanneer je hardwerkend Nederland — het zijn de termen van de heer Zijlstra — een extra belasting oplegt. Het is gewoon te vinden op pagina 77. Kom dan niet met "minister Asscher is nog bezig". Wij horen de hele zomer al dat hij nog bezig is. Daarom schiet het ook niet zo op. De voorzitter: Het is gebruikelijk dat wij bewindspersonen met hun functie aanduiden en niet met hun eigennaam. De heer Zijlstra (VVD): Dat is waar. De minister van Sociale Zaken is inderdaad heel druk bezig, en ook goed. Ik weet eerlijk gezegd niet helemaal wat ik hiermee moet. De heer Pechtold probeert een verschil tussen ons te maken dat er niet is. Wij willen het op die manier invullen. Als de heer Pechtold dat ook wil, gaat het helemaal goed komen. Een zin in de begroting is niet de invulling van een wetsvoorstel. Dat weet de heer Pechtold toch ook. Het is een voornemen om 300 miljoen op het totaalpakket te bezuinigen en de invulling daarvan zal het kabinet moeten definiëren. Ik ben volgens mij heel helder over de visie van de VVD hierop. Voorzitter. Ik zei al: als wij geld willen uitgeven, moeten wij het eerst verdienen. Daaraan zouden wij ook aandacht moeten besteden. Als je extra regels voor natuurgebieden, brandveiligheid in stallen of gewasbestrijding opstelt, maak je het de Nederlandse boeren een stuk moeilijker. Dan loop je wel de tweede exportsector in de weg, terwijl die tot de allerbeste in de wereld behoort. Als je koppen op Europese regelgeving zet, zet je Nederlandse bedrijven op achterstand. Als je zo veel toezicht op banken zet dat ze bijna geen krediet meer durven te verstrekken, dan knijp je feitelijk de bloedstroom van het midden- en kleinbedrijf af. In dat licht is het ook verstandig dat het kabinet de bijna 500 miljoen aan garantstellingen wil terugdringen. Risico's moeten weer meer komen te liggen bij degenen die de risico's daadwerkelijk nemen. Ik vind dus de eventuele oprichting van een nationale hypotheekinstelling weer wat minder logisch. Wij missen in de brief van het kabinet een gedegen analyse van de problematiek in Nederland: de relatief grote bankensector, de relatief hoge private schulden die mede veroorzaakt worden door afgegeven garanties, de beperkte marktwerking in de financiële sector, de grote overheidsbemoeienis op de Nederlandse woningmarkt en het gegeven dat de Nederlandse groei de afgelopen jaren vooral is vormgegeven als groei op krediet. Is dan een NHI het juiste antwoord op de problemen of kijken we nu iets te verlekkerd naar die grote pensioenpot? Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Zijlstra zei dat het de afgelopen jaren voor mij lastig is geweest om wat te kunnen bereiken. Hij noemde drie heel goede zaken: regels voor natuurgebieden, brandveiligheid in stallen en het aan banden leggen van gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat dus de goede kant op, maar het gaat niet de goede kant op met de boeren. Op dat punt ben ik het met de heer Zijlstra eens. Elke week moeten 50 boeren stoppen en dan niet vanwege de Partij voor de Dieren. Dit is de afgelopen twintig jaar al zo geweest. Op dit moment leeft een kwart van de boeren onder het bestaansminimum. Ik zie geen enkel actieplan van dit kabinet om voor die boeren te zorgen, opdat het familiebedrijf kan blijven bestaan. Het kabinet heeft geen enkel plan om ervoor te zorgen dat we niet toegaan naar schaalvergroting, waardoor enkele cowboys hier in Nederland miljoenen kunnen verdienen, terwijl de gezinsbedrijven verdwijnen. Wat gaat de VVD voor die boeren doen? De heer Zijlstra (VVD): Ik ben heel blij dat mevrouw Thieme de boeren omarmt. Dat is goed. Ik hoop dat dit ook een toetssteen zal worden voor het toekomstige beleid en de beoordeling van de Partij voor de Dieren daarvan. We moeten de boeren inderdaad de ruimte geven. Volgens mij is er gisteren in dit huis nog gesproken over brandveiligheid in stallen, of er zal de komende week over worden gesproken. We zullen de brandveiligheid in stallen verbeteren. We denken dat we daarmee het risico kunnen uitbouwen. Dat wordt gedaan door drie nieuwsbrieven naar boeren te sturen. Ze moeten een brandveiligheidsoefening doen. Ik zie het al voor me dat de deuren van een varkensstal worden geopend en dat je dan met zijn allen zo snel mogelijk naar buiten moet. Dat is beleid waarmee je de boeren in de weg zit. Ik ben het zeer met mevrouw Thieme eens dat we daarmee zouden moeten ophouden. Ik ben het ook zeer met haar eens dat we moeten bekijken hoe we dat soort ondernemers kunnen faciliteren. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Het feit dat er in de afgelopen jaren miljoenen dieren in stallen zijn omgekomen, zit de boeren kennelijk niet in de weg. Wat dat betreft, is de heer Zijlstra niet erg diervriendelijk. Maar goed, dat is voor zijn eigen rekening. Ik vroeg de heer Zijlstra echter hoe we gaan voorkomen dat gezinsbedrijven verdwijnen. Elke week stoppen 50 boeren. De VVD geeft alleen maar ruimte aan grote cowboys die hier megastallen willen neerzetten. Dat gaat ten koste van de leefomgeving, het milieu en de volksgezondheid. Ik hoor niet dat de heer Zijlstra het kabinet wil afrekenen op het feit dat het geen enkel plan heeft om ervoor te zorgen dat boeren weer met de menselijke maat op een diervriendelijke en milieuvriendelijke manier kunnen boeren, met een eerlijke prijs voor hun product. Nee, de VVD zet de markt nog verder open. Nog meer liberalisering in de markt. Dat hebben we ook in de troonrede gehoord, terwijl de problemen juist begonnen zijn door die liberalisering. De heer Zijlstra (VVD): Nu raak ik het even kwijt. Het is juist in het belang van de Nederlandse boeren, die het heel goed doen op de wereldmarkt, dat de concurrentieverhoudingen op de wereldmarkt een beetje worden gelijkgetrokken. Als mevrouw Thieme daarop doelt, zullen we elkaar heel snel vinden. Maar ik heb op de een of andere manier de indruk dat dit niet helemaal is wat mevrouw Thieme bedoelt. Mevrouw Thieme (PvdD): Nee, maar aangezien ik de heer Zijlstra nooit bij landbouwdebatten heb gezien, begrijp ik heel goed dat het voor hem een beetje onontgonnen terrein is. De heer Zijlstra (VVD): Nou, ik ben de kleinzoon van een boer. Mevrouw Thieme (PvdD): Op dit moment moeten boeren producten onder de kostprijs verkopen en is er in Nederland geen goede afzetmarkt voor hun kwaliteitsproducten. Daarom is er sprake van bulkproductie. Dat gaat ten koste van de boeren en ten koste van de dieren. De VVD zet de deuren wagenwijd open voor marktwerking en legt haar geen strobreed in de weg. Dat gaat ten koste van de boeren. De heer Zijlstra kan wel zeggen dat het ten goede komt aan boeren als de markt nog verder open wordt gezet. In de praktijk blijkt echter dat 50 boeren per week moeten stoppen dankzij het beleid van de VVD. De heer Zijlstra (VVD): Ik zie totaal niet in waarom mevrouw Thieme zegt "dankzij het beleid van de VVD". Volgens mij is het zelfs omgekeerd. Ik kom nog even op mijn kennis van boerenbedrijven . Ik ben kleinzoon van een boer, dus ik ken het wel aardig. De heer Van Ojik (GroenLinks): Als de heer Zijlstra zijn toekomstvisie etaleert, zit ik op het puntje van mijn stoel. Het is heel interessant om van partijen waar je het fundamenteel mee oneens bent, te horen wat ze vinden. De heer Zijlstra zegt twee dingen. Hij zegt dat mensen te veel naar de overheid kijken en dat ze te weinig kijken naar wat zij zelf kunnen doen. Dat is het eerste deel van zijn filosofie. Het tweede deel van zijn filosofie is dat er te veel regels zijn, waardoor ondernemerschap en particulier initiatief worden belemmerd. Waarschijnlijk denkt de heer Zijlstra dat aanvallen de beste verdediging is. Ik denk dat hij het probleem van de samenleving verkeerd duidt. Volgend jaar verliezen elke dag 200 mensen hun baan. Die mensen willen niets liever dan zelf meedoen. Ze willen niet naar de overheid kijken, ze willen zelf meedoen. Die mensen heeft het kabinet niets te bieden. De mensen die het slachtoffer van de crisis zijn, van de slechte dienstverlening, van de bankencrisis, van al die crises waarin wij zitten, zijn niet het slachtoffer omdat er te veel regels zijn, maar omdat er in de afgelopen 30 jaar voortdurend regels zijn versoepeld, afgeschaft, gedereguleerd, geprivatiseerd en noem maar op. Ik verzoek de heer Zijlstra om hier serieus op in te gaan. Zijn visie lijkt meer een aanval, verpakt in een verdediging, maar hij heeft heel veel uit te leggen. Hij kiest echter opnieuw voor de verkeerde oplossingen. De heer Zijlstra (VVD): Nee, want een groot deel van de welvaart in dit land is veroorzaakt door het feit dat wij erin zijn geslaagd, ook in het verleden, om te zorgen voor een goed ondernemersklimaat, zodat bedrijven in dit land kunnen floreren. De heer Van Ojik en ik verschillen ideologisch van mening. Ik geloof er niet in dat de overheid banen creëert. Echte banen, echte reële economische groei komt uiteindelijk altijd via ondernemers en bedrijven. Daarvoor zullen wij ze de ruimte moeten geven. Ik noemde zojuist de boeren en de brandveiligheid in stallen. Daarvoor moeten ze heel gekke dingen doen, maar die kosten geld en dat kost vervolgens weer economische groei en banen. Lost dat het probleem voor volgend jaar op? Nee, dat lost het probleem voor volgend jaar niet op. We zullen de boel eerst schoon moeten harken om vervolgens op gezonde basis weer nieuwe banen te kunnen creëren. Dat zijn dan wel echte banen. Dat zijn blijvende banen. Dat zijn geen gesubsidieerde banen. Dat doe je als je als overheid te veel geld uitgeeft dat vervolgens niet wordt terugbetaald. De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Zijlstra schetst een beeld van de Nederlandse samenleving alsof de mensen veel te veel naar de overheid kijken en veel te weinig bereid zijn om zelf dingen te doen. Ze zijn veel te weinig bereid om naar zichzelf te kijken. Ik constateer echter dat het omgekeerde het geval is. Mensen willen heel graag een bijdrage leveren aan de samenleving. Zij willen heel graag economisch zelfstandig zijn. Ze willen heel graag weten waar zij aan toe zijn, maar ze vangen bot. De heer Zijlstra stelt dat we de overheid wat dat betreft minder garant moeten laten staan, maar de garantstelling door de overheid ontbreekt juist. Bij een mondige burger hoort een sterke overheid. Het tegenover elkaar zetten van die twee zaken heeft geleid tot de crisis waarin wij nu zitten. De overheid is juist steeds kleiner en bescheidener geworden. Heel veel van wat vroeger publieke taken waren, is nu geprivatiseerd, maar de burger staat met lege handen. De heer Zijlstra (VVD): Dat heeft ook heel veel groei gebracht. Ik geef onmiddellijk toe dat sommige privatiseringen misschien niet verstandig waren. Ik refereer aan de privatisering van het loodswezen. Die hebben wij in de jaren negentig ook gehad. Ik heb me als een gek zitten verdiepen in waar ik de concurrentie in het loodswezen vind, maar die is er niet. Ik ben het eens met de heer Van Ojik, maar dat is altijd de mening van de VVD geweest, dat je kritisch moet kijken naar waar de overheid wel een rol kan spelen en waar niet. Waar de overheid geen rol zou moeten hebben, moet je die ook niet willen oppakken. Waar de markt het oppakt, treed dan terug, of stap niet in. Ik blijf even bij het voorbeeld. Als verzekeringspremies voor bedrijven, maar ook voor woningen als je je woning aanpast op inbraak of brandveilig maakt, lager zijn, waarom zou de overheid daar nog een hele set regels over heen zetten? Dat is de kern van het betoog. Ik ken de heer Van Ojik als iemand met ook nog een liberale inborst. Hij hecht misschien wat meer waarde aan de overheid, maar hij kan toch niet oprecht menen dat de overheid moet instappen op het moment dat mensen of bedrijven het al keurig hebben geregeld? De heer Van Ojik (GroenLinks): Het probleem is nu juist dat het niet keurig is geregeld. Het gaat niet om het loodswezen. Het gaat om de 70.000 mensen die volgend jaar, bovenop de mensen die hun baan al kwijt zijn of nog kwijtraken, hun baan kwijtraken. Zij hebben niets aan het verhaal van de heer Zijlstra. Hij stelt dat de banen uit de markt moeten komen, maar die banen komen niet uit de markt. Dat is precies het probleem. Daarom pleit ik voor een overheid die op dat punt ambitie heeft en actief is. Ik zeg niet, zoals de heer Zijlstra, tegen de burger: je moet niet naar de overheid kijken, je moet veel vaker naar jezelf kijken. Daar heeft de burger niets aan. De heer Zijlstra (VVD): Het is echt een misvatting dat de overheid die banen gaat scheppen. Wij kunnen dat alleen maar doen door nog meer overheid te hebben, maar dat kost geld. De overheid verdient geen geld; de overheid kost geld. Dat betekent dat de schulden verder zullen oplopen en dat willen wij juist niet. De overheid zal een stapje terug moeten doen en wij zullen ondernemers de ruimte moeten bieden om echte banen te scheppen. Dat het volgend jaar voor veel mensen niet meteen een nieuwe baan oplevert, is gewoon zo. Ik ga dat niet ontkennen. Het is juist een moeilijke boodschap die wij brengen. Daarom is het ook niet zo eenvoudig om al die moeilijke maatregelen te nemen. Mensen zien niet onmiddellijk volgend jaar het effect, maar dat wil niet zeggen dat je het niet moet doen. Anders stel je het uit, en dan weten mensen drommels goed dat het ooit een keer gaat komen. De heer Roemer (SP): Ik was het niet van plan, maar ik kan het toch niet laten. De overheid kost geld? Wat is dat nou toch voor een opmerking? Dat betekent dus dat de heer Zijlstra zegt dat wij het onderwijs maar beter kunnen afschaffen, want die kost geld. Dat betekent dus dat de overheid de zorg maar volledig aan de markt moet overlaten, want zorg kost geld. Dat is dit kabinet overigens ongeveer van plan. Mensen moeten zelf maar hun wegen en snelwegen aanleggen, want het kost geld. Mensen moeten zelf maar hun veiligheid regelen, want het kost geld. Wij hebben met elkaar een samenleving, waarin wij heel veel dingen van waarde vinden en waarvan wij vinden dat wij die met elkaar moeten organiseren en met elkaar moeten betalen. Dat is een heel ander beeld dan de heer Zijlstra nu schetst van een overheid die alleen maar geld kost. Goed opgeleide jongeren leveren de samenleving heel veel geld op. Bekijk het nu eens een keer van die kant, in plaats van elke keer mensen verwijten te maken als zij een keer ziek zijn, als ze gaan studeren of als zij over wegen gaan rijden. Dat is een ander verhaal over de samenleving dan de heer Zijlstra zojuist heeft geschetst. De heer Zijlstra (VVD): De overheid kost nu eenmaal geld, maar daarmee zeg ik niet dat er geen overheid moet zijn. Ik ben er zeer voor dat wij op terreinen waar zaken niet door de markt worden opgepakt en er sprake is van algemeen nut, een overheid hebben. Dat is een echt liberaal standpunt. Het kost wel geld, en dat zullen wij ergens moeten verdienen. Dus moet je ervoor zorgen dat er in de maatschappij voldoende capaciteit is om dat geld daadwerkelijk te verdienen. Maar de overheid kost geld. Onderwijs is een van de weinige overheidssectoren waarvoor geldt dat, als je erin investeert, dit in de toekomst mogelijk rendement opbrengt. Dat zal ook de heer Pechtold aanspreken. Hetzelfde geldt voor infrastructuur en veiligheid. Daarom verbaast de interruptie van de heer Roemer mij, want in zijn verkiezingsprogramma bezuinigt hij een miljard op onderwijs. Gaat hij mij nu verwijten dat wij op onderwijs bezuinigen, terwijl hij er zelf een miljard op bezuinigt? De heer Roemer (SP): Nee, mevrouw de voorzitter, Wij bezuinigen op bureaucratie, op overtollige lagen en overhead. Ik dacht dat wij elkaar daarin zouden kunnen vinden. Vervolgens zorgen wij ervoor dat er meer geld daadwerkelijk naar de klas gaat. Dat is het grote verschil. Ik ben er een groot voorstander van om een keer iets te doen aan al die lagen die er niet tussen horen in de zorg en in het onderwijs. Veel te veel geld komt niet terecht op de plek waar het hoort. Wat de heer Zijlstra doet is dit. Iedereen die er om welke reden dan ook belang bij heeft om een sterke, eerlijke overheid neer te zetten, wordt weggezet als profiteur, alsof de overheid alleen maar een kostenpost is. Daarmee slaat de heer Zijlstra toch echt de plank volledig mis. De heer Zijlstra (VVD): Nee, voorzitter, de overheid hebben wij nodig voor al die zaken die mensen niet zelf kunnen doen. Juist daarvoor is de overheid bedoeld. Ik ben er een hartgrondig voorstander van dat de overheid die dingen doet waarvoor zij is opgericht. Maar het kost wel geld, en dus moet je het ook daarop richten. Daarmee zijn mensen geen profiteurs, natuurlijk niet. De politiek is er juist om een maatschappij te creëren waarin de overheid er wel is voor de mensen voor wie zij bedoeld is. Ik noem de chronisch zieken en gehandicapten voor wie de AWBZ ooit bedoeld was en die nu soms worden weggedrukt, doordat het helemaal uit de hand is gelopen. Ik noem de mensen aan de onderkant van de woningmarkt die met een smalle beurs nu op een wachtlijst staan, terwijl de sociale woningbouw voor hen was bedoeld. Dat is waar de overheid voor bedoeld is. De VVD wil daar naartoe. U moet dan niet een algemeen beeld schetsen, zeg ik tegen de heer Roemer, dat de andere kant opgaat. U zou wat mij betreft mee moeten duwen, om de overheid juist terug te brengen tot de essentie, namelijk die mensen bedienen voor wie de overheid echt is bedoeld, die het niet zelf kunnen en die wij dus moeten helpen. De mensen en de bedrijven die het wel zelf kunnen, moeten wij de ruimte geven. Voorzitter. Ik was bij de nationale hypotheekinstelling gebleven. De VVD wacht de verdere uitwerking daarvan af. We verwachten dat het kabinet de juiste analyse maakt en dat het inzichtelijk maakt wat de risico's zijn. Ik geef meteen maar een helder signaal af: de VVD is tegen de vorming van een nationale investeringsbank. Een investeringsvehikel dat als een soort makelaar kapitaal koppelt aan investeringen, vinden wij prima, maar we willen geen instelling die zelf gaat lenen op de kapitaalmarkt of waar overheidskapitaal in gaat. We willen dus geen nationale investeringsbank in die zin. Wij waren namelijk heel tevreden toen het kabinet zei voornemens te zijn om ABN AMRO terug op de markt te brengen. Dan lijkt het ons wat onlogisch om tegelijkertijd een staatsbank op te richten. Wat wel een oplossing voor de financiële sector in Nederland zou zijn, is de vorming van een bankenunie. Daar is de VVD dus voorstander van, maar alleen in het juiste tempo en in de juiste vormgeving. De bankenunie is geen oplossing voor de huidige crisis, maar het is wel een middel om de volgende crisis te voorkomen. De recente voorstellen van de Europese Commissie vinden wij licht verontrustend, om het maar eufemistisch te zeggen. Voorgesteld wordt om een resolutiefonds van 55 miljard op te richten, terwijl er in de motie-Klaver was afgesproken dat een dergelijk mechanisme pas aan het eind van het hele proces zou worden vormgegeven, dus nadat de slechte banken zijn geherstructureerd door hun eigen landen. Voorstellen, waarbij niet-eurolanden lijken te gaan meebeslissen over de hoeveelheid geld die banken in eurolanden in dat fonds moeten gaan steken. Het kan toch niet zo zijn dat landen als Roemenië, Bulgarije, maar ook Engeland gaan bepalen hoeveel geld Nederlandse banken in een fonds moeten steken waar die landen zelf niet aan meebetalen. Vereist is ook nog eens besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid. Dat lijkt ons geen goed plan. Ik ben ook wat verontrust over de constatering dat wij kennelijk de lijn hebben losgelaten die we op dit dossier altijd hadden door op te trekken met landen als Duitsland en Finland. Ik zeg tegen het kabinet: zorg ervoor dat we terugkeren naar de juiste volgorde en de juiste vormgeving van de bankenunie, en zorg ervoor dat de bankenunie op die manier ook daadwerkelijk een succes wordt. We hebben daarover de afgelopen weken veel vragen ingediend en wachten de antwoorden daarop met spanning af. Tot slot. De knop moet om, bij de politiek, maar ook bij de mensen in het land. Om onze welvaart en onze voorzieningen te behouden, zullen we ze opnieuw moeten uitvinden, want Nederland is geen eiland. We kunnen niet helemaal opnieuw beginnen met het bouwen van de ideale samenleving. We moeten roeien met de riemen die we hebben. Dat betekent dat we moeten hervormen, het betekent dat we moeten bezuinigen en het betekent dat we moeten investeren waar dat kan. We plegen daarmee als het ware achterstallig onderhoud aan onze sociale voorzieningen. We brengen ze weer in lijn met het niveau van onze welvaart. Deze aanpassing gaat pijn doen, daar loop ik niet voor weg. Ik besef dat er angst, twijfel en onzekerheid in het land is, want hoewel mensen begrijpen dat er iets moet gebeuren, komt er nu wel heel veel op ze af. Juist daarom is het belangrijk dat het kabinet nu snel met wetten en voorstellen komt. Die wetten en voorstellen moeten de mensen weer duidelijkheid geven. Ze moeten de mensen rust en het vertrouwen geven dat zij weten waar ze aan toe zijn. Het ingezette beleid werpt langzaam, langzaam eerste vruchten af. Er is licht aan het einde van de tunnel, en nee, dat is niet de aanstormende trein. Het is het licht van het herstel waar Nederland naar verlangt. De omslag is nog pril, maar hij is zichtbaar voor wie goed kijkt. Ik zie namelijk dat de wereldhandel duidelijk toeneemt. Ik zie dat de economie van het eurogebied stabiliseert. Ik zie het aantal exporterende bedrijven in Nederland toenemen. Ik zie het consumenten- en producentenvertrouwen, beide nog op een negatief niveau, toenemen. Ik zie dat de huizenmarkt tekenen van herstel vertoont. De Nederlandsche Bank wijst op een omslag van de Nederlandse conjunctuur en het Centraal Planbureau rekent volgend jaar met een lichte economische groei. Ik zie een land dat genoeg heeft van gesomber en dat naar optimisme snakt. De crisis heeft het beste in ons wakker gemaakt. Er is de wil er samen de schouders onder te zetten in plaats te blijven steken in ons eigen gelijk. Vakbonden, werkgevers, woningcorporaties, ziekenhuizen, het onderwijs en de kameraden van de milieubeweging, het hele maatschappelijk middenveld zegt: we zetten de schouders eronder, wij hakken ook de moeilijkste knopen door en wij geven mensen de broodnodige zekerheid. Niemand krijgt helemaal zijn zin, maar wij pakken de verantwoordelijkheid wel op. De bal ligt nu hier. De bal ligt bij ons. De bal ligt bij de politiek. Worden wij een deel van de oplossing of van het probleem? Blijven wij vasthouden aan ons eigen gelijk of reiken wij elkaar de hand? Ik zeg nogmaals dat voor de VVD veel bespreekbaar is. Voor ons is namelijk het doel heilig en dat doel is Nederland klaarstomen voor de toekomst. Een toekomst waar mensen een huis of een baan kunnen vinden die bij ze past. Een toekomst waarin de overheid geen schulden maakt, maar belastingen verlaagt. Een toekomst waarin wij ons kunnen meten met ieder land in de wereld. Daarom is dit het moment om door te pakken en koers te houden. Dit is het moment om niet overstag te gaan. Als wij nu doorpakken, wordt mijn citaat over 2020 werkelijkheid. De heer Pechtold (D66): Wij bezoeken allebei Friesland wel eens. Overstag moet je toch zo nu en dan als je de wind niet helemaal mee hebt, maar dat terzijde. Ik wil de komende dagen graag verder kijken met het kabinet en met name met de collega's van de VVD en de PvdA waar de ruimte zit. Ik proef bij de heer Zijlstra ruimte waar het gaat over het sociaal akkoord en de structurele bezuinigingen. Er is één ding op de hele begroting waarover ik niet wil onderhandelen omdat het zo moeilijk is, en dat is de bezuiniging op de AIVD. Het kabinet bezuinigt 24 miljoen op de AIVD. Wij zien allemaal in de wereld om ons heen dat een goede positie van dit soort diensten belangrijk is. Ik ben er ook vaak kritisch op, maar Nederland heeft zo'n dienst gewoon nodig. Kijk ook naar Naïrobi. Die bezuiniging is op een rare manier tot stand gekomen: eerst op de buitenlandposten. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan daar eigenlijk heel moeilijk over communiceren, omdat het om veiligheidswerk gaat. Ik heb dus ook geen zin om erover te marchanderen. Ik heb echter toch het gevoel, tien maanden nadat deze bezuiniging is ingezet, dat als die gehalveerd zou worden, dat leidt tot een stuk meer veiligheid dan wanneer die 24 miljoen erin gaat. Ik kan de heer Zijlstra helpen met begrotingen door te zeggen dat er wat moet worden verschoven naar de politie. Wij zouden ook kunnen zeggen dat wij die 12 miljoen, samen of heel breed, vastleggen in een motie. Dan weten ze daar waar ze aan toe zijn. Wij kunnen de regering in een motie verzoeken om de bezuiniging van 24 miljoen te halveren, dus naar 12 miljoen. De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat je niet moet marchanderen met veiligheid. Dat ben ik zeer met de heer Pechtold eens. Het is moeilijk om die discussie te voeren, omdat die de veiligheid betreft. De minister zal dan moeten zeggen hoe hij die bezuiniging wil invullen. Daarmee zou hij dan echter informatie blootgeven die direct raakt aan de veiligheid. Dat is een ingewikkelde spagaat. Ik voel dat ook. Er is bij de VVD een grote bereidheid om te bezien of wij hier iets kunnen. Het is wel weer een verhoging van de uitgaven, zo zeg ik ook hier. Die zullen wij wel moeten dekken. Daar moeten wij dan met zijn allen, of in elk geval in bredere zin, voor voelen. Ik zie het punt dat de heer Pechtold maakt. Het is moeilijk om de discussie met de minister van Binnenlandse Zaken aan te gaan, omdat hij daar niet veel over kan zeggen in de openbaarheid. Dit vergt echter wel een oplossing. De heer Pechtold (D66): Ik stel voor dat de rekenmeesters uit mijn fractie en de rekenmeesters uit de fractie van de heer Zijlstra, met iedereen die eraan wil mee wil doen, hier eens even naar kijken. 12 miljoen op 6 miljard, ik denk dat wij dat moeten kunnen vinden in de verschuivingen die er binnen de politie zijn of op andere plekken. Ik snap dat het gedekt moet worden. De heer Zijlstra is ook voorzitter van de commissie van fractievoorzitters die toezicht houdt op deze diensten. Ik vraag hem of hij bereid is om samen voor morgen die motie op te stellen, met dekking. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben zeer bereid om daarnaar te kijken. De vraag is echter ook altijd weer waar je het geld vandaan haalt. Als je op de ene veiligheid kort om op een ander stuk veiligheid iets te doen, weet ik niet of je de goede dingen aan het doen bent. Ik heb zeer de bereidheid om namens de VVD met de D66 en de PvdA — volgens mij is hier een vrij breed draagvlak voor — te bekijken wat er kan. Het moet uiteindelijk wel echt kunnen, maar de bereidheid is er zeer. De voorzitter: Ik stel voor de vergadering voor een uur te schorsen voor de lunch. De vergadering wordt van 13.28 uur tot 14.30 uur geschorst. De voorzitter: Voordat we verdergaan, kan ik u nog meedelen dat twitteraars kunnen reageren via #apb2013. Ik geef het woord aan de heer Roemer van de SP. Maar voordat ik dat doe, geef ik het woord aan de heer Samsom. De heer Roemer (SP): Dat is goed, voorzitter. De heer Samsom (PvdA): Met permissie, mevrouw de voorzitter, dat ik de heer Roemer al interrumpeer nog voordat hij begonnen is. Na vanmorgen ben ik enigszins benieuwd, op welke manier ik nu naar de heer Roemer moet luisteren. De heer Roemer (SP): Met volle aandacht. De heer Samsom (PvdA): Ik ken de SP als een constructieve partij, die zelf met voorstellen komt, die voorstellen van anderen wil beoordelen en ze dan als ze goed zijn steunt. Maar vanmorgen hebt u, nog voordat uzelf voorstellen hebt kunnen doen en nog voordat het kabinet er antwoord op heeft kunnen geven of met zijn voorstellen heeft kunnen onderbouwen, het vertrouwen in het kabinet opgezegd. Op welke manier moet ik deze twee dagen naar u gaan luisteren? De heer Roemer (SP): Ik snap de vraag van de heer Samsom heel goed. Ik heb in mijn stemverklaring gezegd dat ik het moment van stemmen erg ongelukkig vind, omdat ik dezelfde mening heb als u, namelijk dat het beter was geweest om daarover aan het eind van het debat te stemmen. De Kamermeerderheid heeft ons ertoe gedwongen om daarover te stemmen. Dat is één. Twee: afgelopen zaterdag heb ik al duidelijk gemaakt waar wij staan, op basis van de eerste tien maanden, en op basis van de ingediende begrotingen. Wij hebben duidelijk gemaakt, ook in de richting van uw partij, zeg ik tegen de heer Samsom, dat er voor ons een grens bereikt is en dat wij er geen vertrouwen in hebben dat het beleid de komende tijd tot verbetering leidt, en dat 86% van de Nederlanders dat ook vindt. Hoe gaan we hierin staan? De motie is in stemming gebracht, en ze is verworpen. Het makkelijkst is om over te gaan tot de orde van de dag. Kunt u van ons de komende tijd gewoon nog dezelfde constructieve SP verwachten als anders? Wel degelijk. Een motie van wantrouwen wel of niet steunen is niet het einde van de wereld. We geven aan hoe we erin staan. Maar ieder goed voorstel van het kabinet dat naar de Kamer komt zullen we blijven steunen, ook al hebben we geen vertrouwen in het kabinet. De heer Samsom (PvdA): Niemand dwong de SP vanochtend om voor die motie te stemmen. Maar ik ben blij met het antwoord van de heer Roemer, want ik mag daaruit concluderen dat datgene wat er vanochtend is gebeurd, wat de SP betreft gewoon kan worden vergeten, en dat wordt verdergegaan met de constructieve opstelling die we van de SP kennen. De heer Roemer (SP): Het tweede moet u zeker doen, het eerste zou ik vooral niet doen, want dan komt u misschien ooit nog eens van een kouwe kermis thuis, want heel veel mensen vergeten dit niet. Zij vergeten niet wat voor beleid er ligt, en ze vergeten ook niet dat ze er weinig vertrouwen in hebben. U zou zich er beter iets van aan moeten trekken. Maar dat terzijde. De voorzitter: Mijnheer Roemer, begint u met uw betoog. De heer Roemer (SP): Graag. Voorzitter. Het beste van twee werelden. We gaan bruggen bouwen. Sterk en sociaal, niemand achterlaten, de banenmachine gaat aan. Participeren. En vooral altijd het eerlijke verhaal vertellen. We zijn nu tien maanden verder. En nog maar 12% tot 14% van de mensen heeft vertrouwen in dit kabinet. Twee van de drie kiezers zeggen dat de economie beter af is met investeringen dan met bezuinigingen. Ruim 80% van de Nederlanders zegt dat het kabinet de crisis alleen maar erger maakt. Geeft dat de premier te denken? Zijn de mensen ontevreden omdat ze de regering niet begrijpen, of begrijpt de regering de mensen en hun onvrede niet? Laten we er niet omheen draaien: niet het begrotingstekort, maar de enorme werkloosheid is nu het grootste probleem in ons land. Niet de staatsschuld, die niet echt historisch hoog is, maar de totaal stilgevallen economie is het grootste probleem dat we nu moeten aanpakken. We betalen weliswaar 9 miljard aan rente, maar we betalen binnenkort 15 miljard aan uitkeringen, wanneer 900.000 mensen in de WW of de bijstand zitten. Als het kabinet wil besparen, kan het dus beter de vastgeroeste banenmachine repareren, zodat mensen weer aan het werk komen. In plaats daarvan trekt de regering echter haar handen af van de samenleving, terwijl burgers en bedrijven juist in crisistijd meer zekerheid nodig hebben. Precies daarom wil de SP gericht investeren. Niet snoeien, maar groeien. Niet extra bezuinigen, maar banen creëren voor wie werkloos thuiszit. Mensen zitten namelijk vandaag te wachten op een baan, op hoop, optimisme en vertrouwen. Daarom creëren wij tienduizenden banen in de bouw, door corporaties aan het werk te zetten. Wij hebben daar een concreet uitgewerkt en zeer breed gesteund voorstel voor gedaan dat 80.000 banen in de bouw oplevert. Anders dan het kabinet zorgen wij niet voor massaontslagen in de thuiszorg, maar redden wij die 50.000 banen door te zorgen voor een goede, kleinschalige thuiszorg in de buurt en prettige zorginstellingen voor ouderen en gehandicapten die dat nodig hebben. De jarenlange daling van de koopkracht brengt ons land in een neerwaartse spiraal. Die spiraal van bezuinigingen, economische krimp en nieuwe bezuinigingen moeten wij doorbreken. Een nullijn voor agenten, onderwijzers en mogelijk zelfs in de zorg zal dramatisch uitpakken en zorgen voor nog meer problemen, nog meer onrust en nog meer ontslagen. Een van de grote problemen van dit moment is het stilvallen van de binnenlandse bestedingen. Veel Nederlanders hebben nauwelijks iets te besteden. Anderen houden massaal de hand op de knip. Wat mensen het meest opviel in de troonrede, was de lancering van de term "participatiesamenleving". Zelfs Wouter Bos, toch de Cupido die VVD en PvdA bij elkaar bracht, is ervan geschrokken. Zeg me dat het niet zo is, schreef hij in de Volkskrant. Wij weten namelijk allemaal dat de participatiesamenleving zoals het kabinet die nu presenteert, een eufemisme is voor: zoek het lekker zelf uit; heb je hulp nodig, pech gehad; ben je arm, oud, ziek of zit je zonder werk, geef dan vooral jezelf de schuld. Mensen krijgen te horen dat zij moeten participeren. Ik zeg de premier dat de mensen niet anders willen. De SP heeft veel reacties gekregen van mensen die zich met die uitspraken van het kabinet in de hoek gezet voelen. De boodschap van de regering dat de politiek er niet meer voor hen is, heeft bij veel mensen kwaad bloed gezet. Wie zegt dat mensen meer moeten meedoen, zegt ook dat zij dat nu dus te weinig doen. Geef me namen en rugnummers, vraag ik dan aan de premier. Bedoelt de regering chronisch zieken en gehandicapten? Die hebben dat idee wel en voelen zich gekwetst door zulke woorden. Zij willen naar vermogen bijdragen, maar worden door het kabinet fors gekort in hun geld en mogelijkheden. Of bedoelt de regering misschien mensen zonder baan? Zij voelen zich bedrogen door een overheid die de economie en daarmee ook hun banen sloopt. Zij willen graag hard werken, maar het kabinet zorgt er juist voor dat 900.000 mensen straks in de WW of de bijstand zitten. Of bedoelt de regering misschien jonge mensen die wel een diploma halen maar niet de baan krijgen waarvoor zij zijn opgeleid en waarvoor zij zich willen inzetten? Is dat de schuld van de jongeren? Bedoelt de premier wellicht de 2,6 miljoen mensen die structureel mantelzorg verlenen en van wie bijna een 0,5 miljoen nu al overbelast is? Bedoelt de premier hen misschien? Of bedoelt de regering al die gezinnen die nu in armoede leven, al die duizenden kinderen die zonder ontbijt naar school gaan? Waarom doet de regering daar zo weinig aan? Is de premier het met mij eens dat het een schande is voor een rijk land als Nederland dat wij er na al die jaren maar niet in slagen om dit te verbeteren en dat de groep kinderen die in armoede leeft, onder zijn bewind is gegroeid? Armoede is geen tegenslag, maar een aanslag; een aanslag op de toekomst van jonge mensen. Het kabinet en wij verschillen over veel zaken van mening, maar we zouden het er toch over eens moeten kunnen worden dat we onze kinderen een eerlijke kans op een goede toekomst moeten geven en dat we onze kinderen niet mogen afschrijven? Daarom moeten nu maatregelen worden genomen die de armoede daadwerkelijk bestrijden. Zorg ervoor dat het geld dat gemeenten besteden, niet uitgegeven kan worden aan lantaarnpalen maar echt aan armoedebestrijding. Zorg voor een actieplan voedselzekerheid om voedselbanken tijdelijk te ondersteunen totdat zij niet meer nodig zijn. Maak de kinderbijslag inkomensafhankelijk en zorg ervoor dat het geld daar terechtkomt waar het nodig is. En bovenal: verbeter de koopkracht. Premier, laat eens zien dat het u menens is en dat participatie meer is dan een schaamlap voor bezuinigingen. Daar lijkt het soms namelijk wel op, bijvoorbeeld bij een wet die nota bene "Participatiewet" heet. Die wet leidt er namelijk toe dat duizenden mensen niet meer kunnen participeren in sociale werkplaatsen. Jonggehandicapten krijgen te maken met herkeuringen, waarna velen in de bijstand terecht zullen komen. De regering wil een kleinere overheid. Natuurlijk kan dat, al is het dan wel netjes om daarbij te vertellen wat dit voor mensen gaat betekenen. Mijn partij is voor een goede, eerlijke en effectieve overheid die past bij de samenleving en die mensen de kans geeft om er het beste van te maken. Ook wij worden kriegelig van uitdijende bureaucratie en overdreven controledrift. Wij zien graag dat mensen zelf dingen doen en zelf solidariteit tonen, ook als dat niet bij wet is geregeld. Wij gaan ervan uit dat ieder mens verantwoordelijkheid wil nemen voor zichzelf en voor de samenleving, maar de premier moet toch ook zien dat wij elkaar voortdurend nodig hebben? Wij zijn immers sociale wezens. Om mensen waardig en gelijkwaardig te laten samenleven, moeten wij waar nodig solidariteit tussen mensen organiseren, zodat we elkaar kunnen helpen en bijstaan. Wie zich, zoals de premier laatst zei, zorgen maakt om het bezield verband in de samenleving, zal ook moeten begrijpen waarom die sociale verbanden verdwijnen en wat daarbij de rol van de politiek was en is. Een premier kan niet de sloophamer hanteren en daarna verbaasd zijn dat het huis in elkaar stort. De regering wil een kleinere overheid en meer eigen verantwoordelijkheid, maar wat betekent dat nou voor Nederland? Grotere groepen in het onderwijs, waarbij kinderen niet meer de zorg en aandacht krijgen die zij nodig hebben? Minder agenten op straat omdat zij meer achter een bureau moeten zitten? Minder mensen om de miljarden van witteboordencriminelen af te pakken? Een verdere verschraling van de thuiszorg en minder handen aan het ziekenhuisbed? Jongeren opzadelen met een enorme studieschuld door de studiefinanciering af te schaffen? Het verkopen van cruciale infrastructuur aan buitenlandse bedrijven? Het is nog veel meer; het gaat nog verder. Een kleinere overheid zorgt ook voor een groot drama in de kinderopvang. Door enorme bezuinigingen wordt kinderopvang peperduur, met als gevolg dat een op de vijf werknemers zijn baan verliest en dat een kwart van de ouders minder gaat werken of helemaal stopt met werken. Hoe past dit in een participatiesamenleving? Voor de duidelijkheid: met "een kleinere overheid" bedoelt het kabinet ook minder inspecties. Ik heb de premier ooit zelfs horen spreken van "de inspectie op vakantie". Kwaadwillende bedrijven lachen zich rot. De inspecties worden papieren tijgers en risicovolle bedrijven worden niet of onvoldoende gecontroleerd, terwijl milieufraude na mensenhandel en drugshandel de grootste criminele handel is. Dan is het toch wachten op de volgende Chemie-Pack, Q-koortsuitbraak of nieuwe voedselschandalen? Is dit de kleinere overheid die de premier voor ogen heeft? Ik krijg hierop graag een reactie. Een kleinere overheid betekent ook een culturele kaalslag en minder ruimte voor creativiteit. Dat we mensen, en in het bijzonder onze kinderen, niet langer uitdagen om creatief bij te dragen aan de samenleving, is een heel slechte ontwikkeling. Het is slecht voor de ontwikkeling van mensen en slecht voor de ontwikkeling van de samenleving. We moeten juist erkennen dat kunst en cultuur een verrijking zijn voor de samenleving. Ze zijn zoveel meer dan alleen een kostenpost. Is de premier dat met mij eens? En waaruit blijkt dat dan? Wie de plannen van de regering goed bestudeert, ziet hoe dit kabinet een voortzetting is van het oude Paars uit de jaren negentig. Dat pleitte ook voor meer markt, "zoek het zelf maar uit" en minder georganiseerde solidariteit. Ieder voor zich en God voor ons allen, was toen de boodschap. Dat is ook de boodschap van dit kabinet. De politiek keert zich af van de samenleving en gooit problemen bij de burgers over de schutting. Los het zelf maar op, zo zegt het kabinet tegen de kinderen die straks niet meer in het speciaal onderwijs terecht kunnen. Zoek het zelf maar uit, zo horen de ouders voor wie er straks geen thuiszorg meer is. Je ziet maar, zo is de boodschap voor AOW'ers die hun pensioen verlaagd zien worden. Veel succes, zo zegt het kabinet tegen docenten die soms al voor het vijfde jaar op rij hebben moeten inleveren. Eigen verantwoordelijkheid, zo zegt de premier tegen werklozen die graag willen werken maar door het kabinetsbeleid niet aan de bak komen. Door onverantwoord beleid uit het verleden zijn schulden ontstaan, bij particulieren, bij banken, bij huizenbezitters en bij bedrijven. Dat kunnen we niet oplossen door de ruimte voor bestedingen nog verder te verminderen. Nu gefaseerd bezuinigen verlengt en verdiept alleen al die crisis. Daarom hebben we een ommezwaai nodig, in het denken, in de politiek en in de manier waarop we onze samenleving inrichten. De SP wil daarom nu aan de slag om het midden- en kleinbedrijf daadwerkelijk te helpen. Zo hebben we een initiatiefwet ingediend, overigens samen met de VVD, om acquisitiefraude aan te pakken. We werken aan een wet voor meer huurbescherming voor ondernemers. We willen de doorbetaling van ziek personeel voor kleine bedrijven verkorten van twee jaar naar een halfjaar. We willen dat er een echte nationale investeringsbank komt, waar het mkb wat aan heeft. Nu stelt het kabinet namelijk voor dat private partijen moeten gaan investeren in de publieke sector. Dat is een nog verdere privatisering van wat volgens de SP gewoon overheidstaken zijn. Het mkb, dat staat te springen om krediet, schiet met dit voorstel van het kabinet niks op. De verhoging van de btw heeft voor ondernemers de omzet verlaagd en de detailhandel nota bene veel banen gekost. De schatkist is er amper wat mee opgeschoten. Het is een ondoordachte maatregel, die veel schade heeft veroorzaakt. Als we snel uit de crisis willen komen, dan moet die btw dus omlaag. Dat is goed voor de portemonnee en goed voor het mkb. Natuurlijk hebben we als klein land de wereldeconomie niet in onze handen. Ook wij erkennen en bevestigen dat. Maar dat we het nu zo veel slechter doen dan de meeste ons omringende landen, moet toch te denken geven. De problemen van vandaag kunnen we niet oplossen met de ideeën van vroeger. Politici die nog steeds denken dat de financiële en economische crisis een hapering is in een verder perfect systeem, hebben het faliekant fout. De crisis en het ineenstorten van de financiële markten hebben laten zien dat het huidige systeem van ongecontroleerde hebzucht en inhaligheid leidt tot rampen. De wetteloosheid van de financiële markten heeft vele landen ontwricht. Om nieuwe rampen te voorkomen, hebben we juist een ommezwaai nodig in het denken over markt, overheid en samenleving. We zullen moeten bouwen aan een duurzame economie, met kleinere inkomensverschillen, een betere verdeling van macht en welvaart en meer zeggenschap van gewone mensen over de economie. De financiële sector zal op de schop moeten. De financiële markten moeten worden gereguleerd. Banken zullen dienstbaar moeten zijn aan de mensen in plaats van andersom. Woekerwinsten, bonussen en banken die gokken met ons geld, behoren als het aan mij ligt tot het verleden. Ook hiervoor heeft de SP in het recente verleden uitgewerkte voorstellen gedaan, maar zeker ook de aanbevelingen van de commissie-De Wit bieden hiervoor uitstekende handvatten. Er moet nog meer gebeuren. We hebben ook te maken met een andere crisis: een morele crisis. Kan de premier mij uitleggen hoe het kan dat mensen op cruciale functies in de publieke sector in het verleden vergeten zijn voor wie ze het eigenlijk doen? Kan hij mij uitleggen waarom een aantal bestuurders van woningcorporaties, ziekenhuizen en onderwijsinstellingen vooral bezig is geweest, en soms nog steeds is, met de eigen portemonnee, met prestigeprojecten en met forse schaalvergroting? Beseft de premier wat dit betekent voor het vertrouwen van mensen in de politiek en in de samenleving? Hoe is het mogelijk dat de sociale volkshuisvesting zo in de uitverkoop is gedaan, dat corporaties steeds groter en groter werden, meermaals ongekende risico's namen en onverantwoorde investeringen deden? Hoe verklaart de premier dat bestuurders hier zo veel tijd en geld aan besteden dat zij niet meer in staat zijn om betaalbare woningen te bouwen voor mensen die deze nodig hebben? Als je een huurhuis van €1.000 of meer wilt hebben, kun je morgen terecht. Maar als je als jongere in een grote stad een huurwoning onder de sociale huurgrens zoekt, moet je minimaal tien jaar wachten. Wat is er fout gegaan? Hoe kunnen jongeren participeren als zij geen betaalbare woning kunnen vinden en niet in aanmerking kunnen komen voor een hypotheek? Graag een reactie. Hoe is het mogelijk dat goede hogescholen fuseerden tot onderwijsfabrieken en in problemen kwamen, zoals Inholland, met duurbetaalde managers, megagebouwen en opleidingen waarop niemand zat te wachten? Waarom hebben we in de publieke sector nog steeds bestuurders die fors meer verdienen dan de minister-president? Ik weet het, het kabinet is voornemens om hier snel een eind aan te maken. Een compliment daarvoor. Niemand in de publieke sector gaat meer verdienen dan een minister, iets waarvoor wij al lang gestreden hebben, maar dan moet er natuurlijk nog wel een publieke sector zijn. Laat helder zijn dat wij uitermate blij zijn met dit voorstel. Het mag ook duidelijk zijn dat we op al deze terreinen dus niet minder maar juist een betere overheid moeten hebben. Politici moeten normen stellen en een einde maken aan de graaicultuur. De overheid moet verantwoordelijkheid nemen en niet afschuiven. Het kabinet kiest ook voor harde ingrepen in de zorg, niet in de bureaucratie of in management, maar juist waar het pijn doet: aan het bed en in de verpleeghuizen. De SP barst van de ideeën hoe we de zorg beter en goedkoper kunnen maken, of minder duur. Zet in op samenwerking en niet op marktwerking. Daarmee besparen we miljarden. Organiseer de zorg op buurtniveau. Bespaar daarmee 2 miljard. Zorg voor één gezondheidscentrum in een buurt, waar mensen terechtkunnen. Schaf het Centrum indicatiestelling zorg af. Breng zorgbestuurders onder bij een cao. Maak een einde aan het productiedraaien in de zorg, dat leidt tot een explosie van de kosten en dat de zorg er niet beter op maakt. Verlaag het eigen risico in de zorg. Deze boete op ziek zijn is voor veel mensen niet meer op te brengen en leidt ertoe dat ziek betaalt voor gezond, de omgekeerde solidariteit dus. De zorg wordt steeds meer naar Amerikaans voorbeeld ingericht als een markt. In plaats van samenwerking en de menselijke maat staan steeds meer concurrentie en winstbejag centraal. Het langs elkaar heen werken en zelfs concurreren leidt tot een enorme verspilling. Met de invoering van winstuitkeringen verdwijnt geld dat bedoeld is voor de zorg, in de zakken van investeerders. Winstuitkeringen maken de zorg onnodig duurder. Ook aan de macht van zorgverzekeraars moet nu eindelijk iets gedaan worden. Zoals ik al zei: mantelzorgers zullen nog meer overbelast raken en mensen komen zonder zorg te zitten. Dit zal leiden tot verwaarlozing, vervuiling en vereenzaming. Dat wil de premier toch niet op zijn geweten hebben? Er is veel te doen over het onderwijs. Voor de SP is onderwijs meer dan rekenen en schrijven. Onderwijs is het begeleiden van kinderen naar volwassenheid in de breedste zin des woords. Dan is het mooi dat er 150 miljoen euro wordt uitgetrokken voor het in dienst houden of nemen van 3.000 jonge docenten. Tegelijkertijd zorgt het kabinet er ook voor dat in de maand augustus 3.000 leraren werkloos zijn geworden, dus in één maand. Tegen die stille bezuinigingen kunnen nog geen tien onderwijsakkoorden op. Je moet dan ook niet gek opkijken als de grootste vakbond in het onderwijs zich van dit akkoord afkeert. De heer Pechtold (D66): Ik ben het ook niet eens met de plannen van het kabinet voor het onderwijs. Als het kabinet 700 miljoen uit de begroting haalt en ergens anders in de begroting inzet, is dat geen nieuw onderwijsgeld. Overigens steun ik wel de manier waarop de minister dat geld verplaatst, want ik vind dat een zinvolle verschuiving. Nu heb ik de heer Roemer al vaker aangesproken op zijn plannen. Hij heeft vandaag geen nieuwe plannen, dus ik val terug op zijn verkiezingsprogramma. Daarin staat het voornemen om 1 miljard uit het onderwijs te halen en dat vervolgens niet terug te geven voor beter onderwijs. De heer Roemer (SP): U hebt die vraag al een keer of vijf gesteld, ik heb al vijf keer antwoord gegeven. Er is heel veel bureaucratie, heel veel verspilling in het onderwijs. Daarvan halen wij veel geld weg en dat besteden wij voor het grootste deel aan beter onderwijs waardoor wij daadwerkelijk het onderwijs geven aan kinderen waar zij recht op hebben. Het staat inderdaad zo in ons verkiezingsprogramma als de heer Pechtold zegt. Dat hebben wij omschreven en ik sta daar nog steeds achter. Dat zijn goede voorstellen, maar ik kijk ook met plezier uit naar de voorstellen waar de heer Pechtold mee komt. De heer Pechtold (D66): Die zijn wat dat betreft wat eerlijker. Je kunt 1 miljard uit de bureaucratie halen … De heer Roemer (SP): Nog veel meer. De heer Pechtold (D66): Dat is hetzelfde als de minister doet. Je kunt van alles in het onderwijs versnellen, verbeteren en weet ik wat allemaal niet. De vraag aan het einde van de dag is: wat doe je met het geld dat je ophaalt? Gooi je dat in de algemene middelen of investeer je het in het onderwijs? U doet dat laatste niet, dat laat u achterwege. Ik vind het prachtig om fraude en bureaucratie en al die zaken te bestrijden, maar geef het geld dan ook aan onderwijs. Het betoog van de heer Roemer wankelt een beetje. A: hij heeft nog steeds geen nieuw geld over voor onderwijs. B: het oude geld laat hij nog steeds weglopen uit de onderwijsbegroting. De heer Roemer (SP): Ja, wij steken heel veel in verbetering van de kwaliteit van het onderwijs door geld weg te halen waar het niet thuishoort, voor verbetering in de klas, voor kleinere klassen en voor beter onderwijs in het speciaal onderwijs. De heer Pechtold kan dan ja of nee roepen, maar dat is wat wij vinden en wat wij doen. Ik ben het misschien zelfs wel bijna met hem eens dat nu het punt is bereikt waarop wij moeten nadenken over de mogelijkheid om meer te investeren in het onderwijs dan wij in het verleden hebben gedaan. Op dat punt geef ik de heer Pechtold gelijk. De heer Pechtold (D66): Die apparatuur is tegenwoordig zo goed. Dit is Keuzes in kaart en het puntje SP en onderwijs. De SP investeert 1 miljard in onderwijs en buigt 1,8 miljard uit het onderwijs om. Dat is een bezuiniging van 800 miljoen op het onderwijs. Dat is geen extra geld, dat is een bezuiniging. Nog erger dan het kabinet! De heer Roemer (SP): Het eerlijke verhaal is dus dat het geen 1 miljard was. Dank voor dat ding. Blijft het feit dat wij in het onderwijs geld weghalen bij verspilling, bij managementlagen, bij bureaucratie waar het niet thuishoort. Dat geld moet naar de klas, dat geld moet in de klas, naar de leraren en het speciaal onderwijs. Daarop zijn onze plannen gericht en daarop is onze financiering afgestemd. Dat doen wij ook in de zorg. De heer Pechtold kan dat niet leuk vinden of niet willen geloven, maar dat is dan zijn verantwoordelijkheid. De heer Pechtold (D66): Ik kom weleens op een basisschool. Dan zie ik daar de directeur — dat is die manager — binnenkort weer zout strooien en papier prikken en van alles doen. Hem wilt u wegbezuinigen? Kom op! In het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs zijn er helemaal geen managementlagen. De heer Roemer (SP): Mijnheer Pechtold, ik kom zelf uit het basisonderwijs. Ik weet wat de werkdruk in het basisonderwijs is, door die hele papierkraam, door die belachelijke verplichte Cito-toets, door het bijhouden van onvoorstelbaar veel formulieren. De meeste bureaucratie en de meeste overhead zit echter niet in het basisonderwijs; dat heb ik ook al vijf keer gezegd. Die zit vooral in het middelbaar beroepsonderwijs en in het hoger beroepsonderwijs. Daar halen wij het vandaan. Daar moet aan jongeren eens echt een vak worden geleerd. Ik had eerder gehoopt op steun daarvoor, want ook D66 vindt volgens mij dat daarin forse verbeteringen moeten worden aangebracht en dat daar veel overtollig geld verkeerd wordt besteed. De voorzitter: U vervolgt uw betoog. De heer Roemer (SP): We zullen ook moeten investeren in onze rechtsstaat. De Nederlandse Orde van Advocaten sloeg deze week de spijker op de kop. De vele bezuinigingen luiden het verdere verval in van onze rechtsstaat. Keer op keer wordt het mes gezet in het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en de gefinancierde rechtshulp. Het Openbaar Ministerie vreest een opeenstapeling van fouten en gerechtelijke dwalingen. Rechters kunnen door de steeds hogere werkdruk straks hun werk niet meer fatsoenlijk doen. De forse verhoging van de griffierechten, al de zesde verhoging sinds november 2010, zal voor het mkb de toegang tot de rechter blokkeren. Dat geldt zeker voor de mensen met de lage inkomens en middeninkomens. Advocaten kunnen straks alleen nog worden ingehuurd door mensen die dat kunnen betalen. Dat heet in gewoon Nederlands "klassenjustitie". Daarnaast worden 23 goed functionerende gevangenissen, tbs-klinieken en andere instellingen door het kabinet gesloten. 2.600 mensen verliezen daarbij hun baan. Dat is een dure kapitaalvernietiging, waar VVD en PvdA hun handtekening onder hebben gezet. De aanschaf van de 37 JSF-bommenwerpers dreigt de grootste miskoop van de eeuw te worden. Het zijn vliegtuigen waarvoor geen vijand te vinden is en die worden aangeschaft in een tijd waarin wij ons geld echt beter kunnen besteden. Dat staat nog los van de vraag wat er zo modern is aan vliegtuigen die bij regen, wind en onweer niet behoorlijk kunnen vliegen. Op mooiweervliegtuigen zit onze krijgsmacht in ieder geval niet te wachten, lijkt mij. Het zit hem echter ook in de visie erachter. In alle gevallen op het hoogste geweldsniveau mee kunnen doen, is onmogelijk en ongewenst. Alleen daarom al is de keuze voor de JSF een slechte keuze. En dan nog iets. Klopt het dat de regering toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van nieuwe Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis in Volkel? Is dat, ja of nee, een van de argumenten om nu voor de JSF-bommenwerper te kiezen? En nu moet u niet zeggen dat u van de Amerikanen moet zwijgen. Zij mogen sowieso wel een toontje lager zingen, zeker nadat is vastgesteld dat zij gewoon zowat alles wat wij hier in vertrouwen tegen elkaar vertellen, dag na dag en mail voor mail, zitten door te spitten. Waarom hoor ik de regering daar trouwens niet over? Wij hebben een regering die ons niet uit de crisis krijgt, maar zichzelf wel in een crisis heeft gestort. De premier, de vice-premier: bij aanvang noemde ik het al een zinloze exercitie, maar dat u zo snel zou ontsporen had ik niet verwacht. De PvdA en de VVD gingen met één belangrijke belofte de verkiezingen in: eerlijk delen en banen creëren. Tot de dag van vandaag is daar naar mijn mening nog weinig van waargemaakt. Hoelang gaat het kabinet daarmee door? En hoelang moeten mensen dit verdragen? Mensen geloven het niet meer en mensen pikken het niet meer. Ik voorspel u een hete herfst. De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. "'Wij zullen, hoop ik, een partij worden, vol van realisme en idealisme. Een werkelijkheidszin, die rekening houdt met het bereikbare, doch die beseft, dat in de werkelijkheid het ideaal ook meedoet. Anderzijds een idealisme, dat ver vooruitziet, maar daarom niet voorbijgaat aan wat vlak voor ons ligt." Dit is de sleutelpassage uit de toespraak van Willem Drees bij de oprichting van de Partij van de Arbeid. Het was een unieke samenwerking tussen socialisten, progressieve christenen en vooruitstrevende liberalen, die zij niet vast wilden blijven zitten in hun eigen gelijk, maar overtuigd waren van de kracht van samenwerking. Drees wist dat het weer opbouwen van het land hard werken, zwoegen en afzien zou worden. Maar het rotsvaste geloof dat morgen beter zou zijn dan vandaag hielp Nederland op de been. Realisme hand in hand met idealisme. Dat evenwicht heeft ons land in de naoorlogse decennia tot grote hoogten doen stijgen. De verbeelding van een beter Nederland is altijd hand in hand gegaan met realisme over de smalle marges van de politiek en met een oog voor wat vlak voor ons ligt. En beter dan Drees' woorden in 1946 valt de spanning in de inborst van de Partij van de Arbeid niet te beschrijven. De Partij van de Arbeid is al 67 jaar de vertegenwoordiging van werkende mensen, van gewone gezinnen, die de politiek hard nodig hebben om hun rechten te kunnen beschermen. Mensen die met bloed, zweet en tranen zekerheden hebben opgebouwd, en die altijd bang zijn dat de veranderende wereld hun die zekerheden weer uit handen zal slaan. Juist om die zekerheden te behouden, moeten we echter meebewegen in een veranderende wereld. Dat klinkt onheilspellend, want verandering maakt onzeker. Dat voel je overal. Toch is het dit vooruitgangsgeloof dat PvdA'ers altijd heeft geïnspireerd om dit land te willen veranderen. Veranderen op een manier die mensen meer vrijheid en meer zekerheid geeft en hen onafhankelijker maakt van de keuzes van anderen, van hun werkgevers of, bijvoorbeeld, van de overheid. Zo zal het ook nu moeten gaan. We gaan door een tijd van ongekende verandering, van grote onzekerheid en van angst voor de nabije toekomst. Wij doen wat nodig is om Nederland daardoorheen te slepen. Maar wij weten ook waarom wij dat doen: omdat wij Nederland daarmee naar een tijd van nieuwe zekerheden en een nieuw evenwicht kunnen brengen. Het realisme dus hand in hand met het idealisme. De heer Slob (ChristenUnie): Ik vind het altijd mooi als iemand terug in het verleden gaat. U gaat naar de oprichting van uw partij. Volgens mij is er toen een heel bewuste keuze gemaakt om die partij "Partij van de Arbeid" te noemen. Als ik kijk naar de begroting van de coalitie, waarvan de Partij van de Arbeid deel uitmaakt, zie ik dat door de keuzes die daarin zijn gemaakt, bijvoorbeeld het vasthouden aan die zes miljard, die arbeid hard wordt geraakt en dat de werkloosheid alleen maar zal oplopen. Ik vraag u: wat gaat u daaraan doen? U kunt dat toch niet zomaar met droge ogen accepteren? De heer Samsom (PvdA): Door de begroting die is ingediend, wordt de werkloosheid niet geraakt; dat is nou juist het slimme van dit zesmiljardpakket. Daarmee is het antwoord echter nog niet voldoende, want de werkloosheid is veel te hoog. Daarom wil ik in mijn betoog uitgebreid stilstaan bij datgene wat het kabinet nog kan doen om de werkloosheid naar beneden te brengen. Niet door geld te spenderen dat al op is, maar door geld aan te wenden dat nog in de samenleving aanwezig is en de economie zou kunnen helpen. De heer Slob (ChristenUnie): Met de keuzes die nu worden gemaakt, en dus ook de keuzes naast alles wat er al is afgesproken over wat er moet worden bezuinigd en wat voor een deel ook lastenverzwaring is, wordt daar nóg een keer 6 miljard bovenop gezet, dus wordt de werkgelegenheid wel geraakt. Het kabinet bezuinigt op bepaalde posten en dat kost gewoon werkgelegenheid. Hoor ik de heer Samsom nu zeggen dat er dezer dagen voorstellen van de Partij van de Arbeid gaan komen — ze is zelf medeverantwoordelijk geweest voor de totstandkoming van het pakket; maar goed, dat kan — om dit om te buigen? De heer Samsom (PvdA): We hebben het Centraal Planbureau gevraagd om heel goed te bekijken wat het pakket doet. Het gaat om minder dan 0,1%, zelfs minder dan 0,05%, van de werkgelegenheid. Daartegenover staan voorstellen die het kabinet al in gang heeft gezet, bijvoorbeeld een energieakkoord dat 15.000 banen oplevert. Daarmee is dat verlies alweer goedgemaakt. Dat is echter niet genoeg. Ik zeg dus nogmaals dat wij het kabinet zullen houden aan zijn voorstellen en waar mogelijk nieuwe voorstellen zullen doen om de werkloosheid te laten dalen. Het pakket waar u elke keer de staf over breekt, draagt echter niet bij aan het oplopen van de werkloosheid. Misschien moeten we daar in dit debat maar eens verder over discussiëren. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb in mijn tweede interruptie gezegd dat het gaat om de keuzes die sowieso in de begroting staan en dat het pakket daar nog bovenop komt. U kunt wel zeggen dat de werkgelegenheid met dit pakket niet zozeer wordt geraakt, maar in totaliteit zien we, ook in de doorberekeningen van het CPB, dat de werkloosheid in 2014 niet daalt maar verder oploopt. We hebben op dit moment in absolute aantallen te maken met een ongekend werkloosheidscijfer. De heer Asscher heeft voor de arbeidsmigratie code oranje afgeroepen, maar hier zou code oranje op zijn plaats zijn. Dit is een maatschappelijk drama. Ik ga ervan uit dat wij hier in deze dagen zaken met u kunnen doen om de werkgelegenheid te bevorderen en de cijfers naar beneden te krijgen, volgend jaar al, en dat wij niet, zoals de heer Zijlstra in zijn bijdrage deed, vooruitwijzen naar 2020. De heer Samsom (PvdA): Bij de arbeidsmarkt is code rood van toepassing, niet code oranje. Daarom zullen wij die voorstellen ook doen. Om constructief met elkaar verder te kunnen, vraag ik u om u niet blind te staren op dat pakket van 6 miljard, want dit draagt juist niet bij aan de extra werkloosheid. Het zit in andere oplossingen, die we moeten proberen waar te maken. De heer Pechtold (D66): Een van de oplossingen is het sociaal akkoord. Hierin zit een aantal goede maatregelen, maar uiteindelijk leidt het niet, zoals we willen, tot een snellere groei van de werkgelegenheid. Welke delen van de kern van het sociaal akkoord zijn wat de heer Samsom betreft bespreekbaar? Welke delen kunnen versneld worden met het oog op de werkgelegenheid? De heer Samsom (PvdA): Alle delen in het sociaal akkoord die de werkgelegenheid bevorderen. De heer Asscher heeft plannen klaarliggen voor 2 x 300 miljoen = 600 miljoen. U steunt die ook in uw pakket, zag ik. Laten we bekijken of we daar samen zo veel mogelijk snelheid aan kunnen geven, liever gisteren dan vandaag. Bij de Participatiewet gaat het om het creëren van banen in het gewone bedrijfsleven voor mensen met een arbeidshandicap. Laten we bekijken hoe snel we dit kunnen doen. Bij de WW gaat het om maatregelen die activerend werken, zoals scholing. Laten we bekijken hoe snel we dit kunnen doen. Ik hoor de vakbonden en de werkgevers hetzelfde zeggen, dus met hen zijn we het al eens. Nu u nog. Alles wat werkgelegenheid bevordert, kunnen we, als dat mogelijk is, wat mij betreft sneller invoeren. De heer Pechtold (D66): Er zijn ongeveer 63 maatregelen in het sociaal akkoord. Vele daarvan zal ik steunen. De twee springpunten zijn: het versnellen van de plannen met de WW-duur en het ontslagrecht. Op die twee zaken wordt gefocust. Is het voor de heer Samsom bespreekbaar — natuurlijk, mits er goede plannen zijn — om daarin meer ambitie te hebben en een snellere ingangsdatum in te voeren dan in het sociaal akkoord? De heer Samsom (PvdA): Het is al besproken. U hebt het al een aantal keren, vele keren, geopperd. Het voorstel stond ook in tegenbegrotingen. We hebben dus kunnen zien wat het oplevert: helemaal niets, niets voor de werkgelegenheid en niets voor de begroting. Dan ontgaat mij eerlijk gezegd de reden waarom je in crisistijd, nu dus, de WW zo snel moet verkorten. Ik denk dat de mensen buiten graag zekerheden willen en die ook willen behouden. Ik zei daar net al iets over. Als het dan niets oplevert voor de begroting, die u zo na staat, of de werkgelegenheid, lijkt het me onverstandig om dat te doen. Hetzelfde geldt overigens voor de verbeteringen in het ontslagrecht. De heer Pechtold (D66): Beide leveren aantoonbaar wel iets op. De heer Samsom (PvdA): Niet in de tegenbegroting die u hebt ingediend. De heer Pechtold (D66): De heer Samsom zegt zijn punt, ik zeg mijn punt. Om tot elkaar te komen, ben ik bereid hele delen te ondersteunen. Het mag voor mij bijvoorbeeld wel wat harder gaan met die WSW-banen. Dat geldt ook voor de herkeuringen in de Wajong, zodat kinderen niet hun hele leven een stempel hebben. Ik denk ook aan de plannen van minister Asscher om mensen aan het werk te helpen. Daar wil ik zelfs nog meer voor uittrekken. Springende punten zijn de WW-duur en het ontslagrecht. Partijen zien vooral daarin verbeteringen voor het sociaal akkoord. Is daar met u over te praten, ja of nee? De heer Samsom (PvdA): Ik vraag me dan af welke partijen die verbeteringen zien. Mijn partij ziet die in ieder geval niet. De vakbonden zien die ook niet. De werkgevers zien die niet. Het kabinet ziet die niet. Dan zijn er natuurlijk partijen in deze Kamer die deze wel zien, waarvan u er volgens mij een van bent, maar ik zie die verbeteringen niet. Nogmaals, ik houd niet op met praten, dus er valt altijd verder te praten maar ik geef u ook helder mijn opvatting. Wij steunen alles in het sociaal akkoord en als er over versnelling gepraat moet worden, steunen wij alles wat extra werkgelegenheid en banengroei oplevert, maar wij steunen geen versnellingen die nergens voor nodig zijn en die alleen maar onzekerheid buiten veroorzaken. De voorzitter: Mijnheer Van Ojik. De heer Pechtold (D66): Maar, voorzitter, dit is nu net het stukje waar … De voorzitter: U hebt als enige al meerdere keren … De heer Pechtold (D66): Dan kom ik zo terug. De voorzitter: Precies. Dat lijkt mij een goed plan. Ik geef het woord aan de heer Van Ojik, maar niet voordat ik beide heren vraag om eraan te denken dat als het gaat om leden van het kabinet, we verwijzen naar de functie; al is hun naam nog zo mooi, hun eigen naam gebruiken we hier bij voorkeur niet. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank u wel, voorzitter. Ik was overigens niet van plan om het nu over leden van het kabinet te hebben, want ik heb een vraag aan de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Hij roept op tot een constructieve gedachtewisseling en zegt er dan meteen in één adem achteraan: en dan moeten we niet doen alsof dat pakket van bezuinigingen nu zo veel invloed heeft op de werkloosheid of de werkgelegenheid. Ik denk dat dit niet waar is. Dan heb ik het niet over het CPB-model dat kijkt naar de directe impact van de 6 miljard. Ik denk wel dat het voortdurende gepraat, de voortdurende focus op bezuinigingen op bezuinigingen op bezuinigingen een zodanige aanslag is geweest op het vertrouwen van de Nederlandse burger dat het herstel van de economie, als er geen banen zijn en er geen koopkracht is, daardoor wordt belemmerd. Ik verneem hierop graag de reactie van de heer Samsom. De heer Samsom (PvdA): Dan hebt u het bijna over de psychologie van de politiek en die zal belangrijk zijn. Ik erken dat voortdurend praten over onzekerheden of bezuinigingen niet bijdraagt aan meer vertrouwen, maar ik stel tevens vast dat we dat hier wel met elkaar blijven en ook moeten doen, want we moeten het met elkaar eens worden, in een openbaar debat. Dus iedereen kan het horen. Dat is het lot van de democratie. U hebt vorig jaar een akkoord gesteund waarmee ook de zekerheden niet werden vergroot en ook werkloosheid werd aangejaagd. We praten daar al een hele tijd over en dat blijven we doen totdat we het met elkaar eens worden. Dus ik wil met u meediscussiëren over de psychologie van de politiek maar het moet hier geen sensitivity training worden. We moeten het gewoon met elkaar eens worden uiteindelijk en daarvoor moeten we met elkaar spreken. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het gaat niet over de psychologie van de politiek. De politiek relevante vraag is of, wanneer de heer Samsom een oproep doet aan de oppositie om constructief te zijn, hij dan van zijn kant het pakket van 6 miljard ter bespreking hier op tafel wil leggen. Met andere woorden: kan het minder worden en kan het anders worden ingevuld? Dat is dan de vraag waar het om gaat. De heer Samsom (PvdA): Oké, maar dat is een andere vraag. En het antwoord is: het lígt hier op tafel, we bespreken het de hele tijd. Ik geef u aan dat de omvang van het pakket, zoals het CPB dat ook heeft laten zien, geen invloed of een heel kleine invloed heeft op de groei en niet op de werkgelegenheid. Dus volgens mij moeten we ons misschien wel focussen op de samenstelling daarvan. Als u daar goede ideeën over hebt, dan hoor ik ze graag. Ik heb er al een aantal gezien die overigens de 6 miljard ruim voorbij gingen. U schuift met 10 miljard alle kanten op. Maar als er goede ideeën zijn voor een invulling, lijkt mij dat bespreekbaar, zoals dat voor alle partijen geldt. De heer Van Ojik (GroenLinks): De discussie begint wat mij betreft echt met een eerlijk oordeel over de impact van het pakket. Zeggen dat dit geen of nauwelijks invloed heeft op de economische groei is feitelijk onjuist. Is de heer Samsom het met mij eens dat zonder dit bezuinigingspakket de economische groei in Nederland het volgend jaar 50% hoger zou zijn dan die nu is? De heer Samsom (PvdA): Nee, die zou een half procent hoger zijn dan die nu is. De heer Van Ojik (GroenLinks): En die is nu? De heer Samsom (PvdA): Eén procent groei. De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik dat dan toch even mag corrigeren. Voor volgend jaar voorspelt het Centraal Planbureau een half procent economische groei en zegt het dat zonder het bezuinigingspakket die groei 50% hoger zou zijn. Dat moeten we gewoon eerlijk toegeven. Dan moeten we niet zeggen dat het geen invloed heeft op de groei, want dat is niet waar; de groei zou dan 50% hoger zijn. De heer Samsom (PvdA): Laten we nou niet spelen met percentages. Dit pakket kost een half procent economische groei. Het kost geen werkgelegenheid. En dat is het. Ik hoor nu dat het zelfs maar een kwart procent is, excuus. De heer Van Haersma Buma (CDA): Als iets een half procent economische groei kost, kost dat dus ook banen. Dus zo gemakkelijk gaat dat niet. Ik ga even naar het volgende. De heer Samsom heeft in juli een interview gegeven waarin hij heeft gezegd dat nivelleren banen mag kosten. Dat doet het ook en dat mag het ook. Vandaag heeft hij iets anders gezegd. Hij heeft gezegd dat we voor werk moeten zorgen. Dat wil het CDA ook vooropstellen. Is de heer Samsom bereid om al die nivelleringsplannen te laten varen? Ik denk met name aan alle toestanden die ontstaan zijn na het inkomensafhankelijk maken van de ziektekostenpremie. Wil hij die plannen laten varen ten gunste van werk? De heer Samsom (PvdA): Nee. Wij doen immers iets heel anders dan wat u er nu van probeert te maken. Wij nemen een aantal belastingmaatregelen die er juist voor zorgen dat gewone zinnen worden gesteund in hun koopkracht en hun zekerheden. Ik denk dan aan een gezin met een modaal inkomen van hem en een half modaal inkomen van haar, of andersom, of met een modaal inkomen van hem en een modaal inkomen van haar, met twee kinderen. Dat zijn de maatregelen waar u zo de staf over breekt. Verder is er nog een vrij grote groep die juist wordt gesteund door de maatregelen die wij nemen. Dat zijn de ouderen. Zij hebben het op dit moment al zwaar en blijven het ook zwaar houden door een reeks aan andere maatregelen, bijvoorbeeld bij pensioenfondsen. Juist die groep mensen wordt gesteund door de maatregelen die wij in het Belastingplan nemen en die u wilt verwerpen. Ik zie een paar miljoen heel goede redenen, namelijk al die mensen, om daar niet aan mee te werken. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Samsom gooit de deur nu keihard dicht. Dat mag, maar ik ga toch proberen om hem weer iets open te krijgen. In zijn antwoord heeft hij het woord "banen" niet genoemd. Het ging alleen om koopkracht. Vindt de heer Samsom het redelijk om van mensen met een middeninkomen 60% af te nemen voor de Staat? De heer Samsom (PvdA): U hebt het weer over de marginale druk. Daarover hebt u net al een zeer verhelderend debatje gevoerd met collega Zijlstra. Ik vind het vooral onredelijk om mensen die vanuit de bijstand gaan werken, 95% van hun inkomen af te nemen. Ik ben blij dat wij maatregelen hebben genomen om daaraan iets te doen, zoals de verhoging van de arbeidskorting. Over de marginale druk kunnen wij hier een ongelooflijk spookdebat voeren, maar in Nederland zijn de belastingtarieven bekend. Iemand die 50.000 euro verdient, betaalt meer belasting dan iemand die 30.000 euro verdient. Dat vinden wij al jaren terecht. U mag een staf breken over de marginale tarieven, maar ik wil er heel graag voor zorgen dat mensen die gaan werken, iets meer over houden. Daarvoor zorgt dit pakket en daar ben ik blij om. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Samsom slaat voor de tweede keer de deur dicht. Hij vindt een marginale druk van 60% kennelijk redelijk. Ik vind dat niet. Ik probeer voor de derde en laatste keer om de deur een beetje open te krijgen. Er is veel gesproken over de nullijn, bijvoorbeeld in de zorg. Is de heer Samsom bereid om, als dit mogelijk is, te praten over de nullijn in de zorg? De heer Samsom (PvdA): Ik constateer dat de partijen in de zorg, overeenkomstig het zorgakkoord, dat al een tijdje geleden op hoofdlijnen in de Kamer is besproken, loonruimte hebben ingeleverd om te komen tot meer banen. Volgens mij is dat precies wat u en ik graag willen. Ik constateer ook dat er door de afspraken over zorg die elders in de VWS-begroting zijn gemaakt, grote bedragen zijn gevonden via bijvoorbeeld het tegengaan van verspilling en het aanpakken van fraude in de zorg. De heer Roemer wees daar al op. Dat totaalpakket levert ongelooflijk veel op. Dat op het spel zetten om opnieuw, geforceerd, met dwang, via de rechter wellicht, een nullijn in te voeren terwijl de bonden en anderen al loonruimte hebben ingeleverd, lijkt mij weinig zinvol. De voorzitter: Mijnheer Van Haersma Buma, ik kom zo bij u terug. Ik ga even naar de heer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Dit is, denk ik, wel de kern van het debat vandaag. Het zijn bijzondere algemene politieke beschouwingen. Mijn partij wil nu met name van de voorman, de politiek leider, van de PvdA duidelijk horen of er op twee punten ruimte om te praten is de komende tijd en of het zin heeft om te praten. Het betreft de mate van nivellering in het Belastingplan en de bereidheid om het ontslagrecht en de WW-duur, zoals die nu zijn vastgelegd in het sociaal akkoord, opnieuw ter discussie te stellen. Is de bereidheid om daarover te praten er, ja of nee? De heer Samsom (PvdA): Ik praat er nu over, dus die bereidheid is er. Ik geef u echter ook meteen mijn opvatting. Als leider van de Partij van de Arbeid geef ik ook mijn opvatting over het verkorten van de WW-duur middenin crisistijd. Dat is een onverstandige maatregel. Ik denk dat het aanpassen van het ontslagrecht niet eens sneller kan, maar ook dat lijkt mij in crisistijd een ongelooflijke klus. Volgens mij is het onverstandig. Wellicht zou de heer Pechtold de maatregelen in het Belastingplan eruit willen schieten, maar ik heb net al aangegeven dat hij dan juist de gezinnen pakt met een modaal inkomen of met een inkomen van anderhalf tot twee keer modaal en de ouderen. Dat moeten we met zijn allen niet willen. Desalniettemin blijf ik erover praten. De heer Pechtold (D66): Het is de PvdA en de VVD gelukt om in zes weken mensen op een bordes te krijgen. Daarop volgden tien maanden van formatie. Daarom denk ik dat iedereen in Nederland, ook de sociale partners, nu helderheid dienen te krijgen. Ik zal niet op de heer Samsom stemmen en hij zal niet op mij stemmen, dus het herhalen van standpunten heeft geen zin. Ik zal de heer Samsom vertellen dat de plannen die ik heb, structureel 45.000 meer banen opleveren dan de plannen in het sociaal akkoord. Dat staat in alle stukken. Ik stel de heer Samsom op dit moment de volgende politieke vraag. Het Belastingplan, de nivellering, het sociaal akkoord, het ontslagrecht en de WW-duur zijn wat mij betreft de hete hangijzers, naast het onderwijs. Valt er inhoudelijk te praten over het bewerkstelligen van een verschil met de huidige situatie of blijft de heer Samsom zijn standpunt herhalen? Als dit laatste het geval is, heeft het geen zin om hier verder over te praten. De heer Samsom (PvdA): Op dit moment wordt er inhoudelijk over gesproken. Als de heer Pechtold mij vraagt om de standpunten meteen in te leveren, zeg ik hem dat dit volgens mij niet aan de orde is. Laten we kijken hoe ver we komen. Een van de voorstellen van de heer Pechtold is om te investeren in het onderwijs. Dat is een belangrijk punt waar hij al tien maanden en zo mogelijk nog langer mee bezig is. Als dat nou eens zou lukken, kunnen we toch tot elkaar komen? De heer Pechtold (D66): Voorzitter … De voorzitter: De heer Samsom heeft nu het woord. U krijgt zo weer de gelegenheid om iets te zeggen, mijnheer Pechtold. De heer Samsom (PvdA): Ik ben bereid om over alles te praten, ook over lastenmaatregelen die in het Belastingplan staan. Ook de Partij van de Arbeid verhoogt de lasten. Dat is geen hobby van de PvdA. Zij doet dit niet voor de lol. Als de heer Pechtold een goede dekking heeft om de lasten te verlagen, gaan we daarover praten. Ik zag dat er in zijn plan sprake is van een tekort van 2 miljard als het gaat om de dekking, maar wellicht is op dat punt nog iets aan te passen. Ik denk dat in dit debat een aantal stappen kunnen worden gezet, maar we hebben het kabinet morgen en misschien nog wel een paar dagen daarna nodig om een en ander af te maken. De heer Pechtold (D66): Het verdedigen van de Miljoenennota is de taak van de ministers. Ik stel de politiek leider van de PvdA dezelfde vraag als die ik heb gesteld aan de politiek leider … ik bedoel de fractievoorzitter van de VVD. De politiek leider zit namelijk in vak-K. Die rolverdeling is net iets anders. De fractievoorzitter mocht willen dat hij politiek leider was! (Hilariteit) De heer Pechtold (D66): Ik vraag de heer Samsom niet of hij bereid is om met mij te gaan praten en om standpunten uit te wisselen. Ik vraag hem of hij bereid is om te bekijken of we elkaar tegemoet kunnen komen. Dat betekent bijvoorbeeld dat ik opschuif met mijn wensen voor het onderwijs en dat ik aangeef welke punten van het sociaal akkoord ik belangrijk vind. De heer Samsom zegt dat zijn standpunt staat als een huis, maar op dit moment hoor ik nog niet dat de heer Samsom bereid is om de deur daarvan open te zetten en om ergens uit te komen. Is die bereidheid er: ja of nee? De heer Samsom (PvdA): De heer Pechtold krijgt niet helemaal zijn zin. Dat is vervelend, maar dat heb ik ook weleens. Net zei de heer Pechtold dat hij ons tegemoet is gekomen in die eis voor het onderwijs. Dat zag ik. Ik ben ook bereid om te bekijken of we zijn kant op kunnen komen en of we elkaar op bepaalde punten kunnen vinden. De heer Pechtold vroeg om versnelling van maatregelen uit het sociaal akkoord. Ik heb een aantal maatregelen genoemd die versneld kunnen worden. Dat wordt nog moeilijk genoeg voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar het kan wel. Aan het einde van de rit krijgt de heer Pechtold dan net als ik niet helemaal zijn zin, maar dan zijn we elkaar toch prachtig voor een groot deel tegemoetgekomen? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik begrijp dat u de heer Pechtold er even tussen liet komen, voorzitter. Ik kom nog even terug op het vorige gesprek dat ik had met de heer Samsom. Ik stelde hem drie vragen. Ik vroeg of hij bereid is om het nivelleren los te laten. Daarop zei hij: nee. Ik vroeg of hij bereid is om het tarief van 60% los te laten. Daarop zei hij: nee, dat is een redelijk tarief. Ik vroeg hem of hij bereid … De heer Samsom (PvdA): Dat tarief bestaat niet. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik merk dat de PVV-fractie ook meedoet, maar het zou fijner zijn als ik het debat zelf met de heer Samsom kon voeren. De voorzitter: Gaat u verder, mijnheer Van Haersma Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Samsom herhaalt wat hij eerder heeft gezegd. Als hij niet wil onderhandelen en niet wil spreken, dan gaat hij op een drammerige manier zijn eigen gelijk halen. Deze coalitie gaat het dan wel heel moeilijk krijgen in het vinden van meerderheden. Zoek ze maar, maar ik weet niet waar je ze dan kunt vinden. De heer Samsom (PvdA): Het tarief van 60% boven een zeer hoog inkomen stond inderdaad in ons verkiezingsprogramma. Dat hebben we helaas niet gerealiseerd, dus dat tarief bestaat niet. Ik hoef het dus ook niet los te laten. Ik vind het al jammer genoeg dat het niet hoeft. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit irriteert mij gewoon, want ik ben gewoon een normale vraag aan het stellen ... De voorzitter: Mijnheer Samsom mag nu antwoord geven en daarna geef ik u gewoon weer het woord. Het is prettig als wij allemaal proberen om via de voorzitter te spreken. De heer Samsom (PvdA): Met permissie, mevrouw de voorzitter, de heer Buma vroeg of ik het tarief van 60% wilde loslaten. Ik legde uit dat ik dat helaas al had moeten doen in de formatie, omdat ik met de heer Rutte niet tot een afspraak kon komen over een tarief van 60% boven €150.000. De heer Buma stelt ook een vraag over de nivellering, maar laten wij het hebben over het doel, want dat lijkt mij belangrijker. Het doel is, mensen met een inkomen van anderhalf à twee keer modaal, gezinnen en ouderen in deze moeilijke tijd in hun koopkracht te steunen. De heer Buma heeft daarvoor alternatieven aangeleverd, dat heb ik gezien. Die alternatieven kosten echter enkele miljarden. Daar heb ik nog geen dekking voor gezien of gevonden. Mocht het nu zo zijn dat wij op deze zelfde manier de mensen die wij graag willen ondersteunen ook kunnen ondersteunen, dan ben ik altijd bereid om daarover te praten. Niet zozeer een specifiek belastingtarief of een kortingssystematiek is voor mijn partij van belang, maar het doel, namelijk gewone, hardwerkende gezinnen steunen en de ouderen, die het op dit moment al zwaar hebben, ook ondersteunen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf erbij dat het gaat om werkgelegenheid. Wat mij zo irriteert is dat de heer Samsom dan gaat praten over het belastingtarief. Natuurlijk hebben wij het over de marginale druk van 60%. U vindt dat normaal en reëel, maar ik vind het niet reëel en wil er gewoon vanaf. Ik begrijp dat het die kant niet uitgaat. Echt, u zoekt het maar uit! De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag mij af of nu het debat wordt afgesloten en of wij klaar zijn. Aan de heer Samsom wordt gevraagd of hij bereid is om te bezien hoe wij de werkloosheid, die alleen maar toeneemt, naar beneden te krijgen. Dan zegt hij: ik ben daartoe wel bereid. Maar eigenlijk wordt het dan toch meteen bij de Kamer teruggelegd. Er wordt gevraagd of hij bereid is iets te doen aan de lastendruk voor gezinnen en voor het bedrijfsleven. Dan zegt de heer Samsom: er kan wel over gepraat worden, maar uiteindelijk wordt het weer teruggelegd in de Kamer. De vraag is dus wel: is er daadwerkelijk ruimte bij de Partij van de Arbeid om serieus substantieel veranderingen aan te brengen, niet alleen in het pakket van 6 miljard, maar ook in de voorstellen waarmee het kabinet is gekomen? De heer Samsom (PvdA): Ja, die ruimte is er. Ik had het al over het doel en daarover wil ik met u ook graag spreken. U hebt ook altijd warme gevoelens voor gezinnen met kinderen die een modaal of twee keer modaal inkomen mee naar huis nemen. Precies datgene wat wij doen in het Belastingplan, helpt hen. Het is een ingewikkelde operatie, die nodig is in deze tijd, omdat deze tijd juist voor die mensen moeilijk is. De maatregelen die wij in het Belastingplan nemen, helpen juist hen en ook de ouderen. Ik wil er best nog een keer over spreken, maar ik neem aan dat u niet wilt dat wij dit doel, het helpen van deze mensen, loslaten. De heer Slob (ChristenUnie): Ik hoor de heer Samsom zeggen dat die ruimte er is. De vraag is dan wel waar die ruimte is, want ik zie die hier nog niet. Ik heb het u ook nog niet horen zeggen. Welke ruimte biedt de Partij van de Arbeid aan de Kamer om substantiële wijzigingen door te voeren met betrekking tot de lastendruk, voor het bedrijfsleven en voor gezinnen, en om de werkgelegenheid te bevorderen? De heer Samsom (PvdA): De ruimte die de ChristenUnie daarvoor neemt, is 3 miljard minder ombuigingen in 2014. Ik weet niet of wij die ruimte überhaupt nog hebben. De heer Pechtold heeft er ook iets over gezegd toen hij met een pakket kwam dat veel minder omvat dan 6 miljard. Hij zei: Structureel moet je naar 6 miljard, maar volgend jaar mag het ook minder zijn. Dat is niet wat Olli Rehn expliciet in de aanbevelingen voor Nederland heeft gezegd. Als wij uw route volgen, dat wil zeggen minder ombuigen en de lasten minder verzwaren, dan komen er natuurlijk vele miljarden vrij om iets moois te doen. Dan zeggen wij wel eenzijdig de afspraken met Brussel op. Ik weet niet of ons dat lukt en of wij het moeten willen. Ik zou het in ieder geval niet willen. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb de heer Samsom wel eens andere teksten horen uitspreken, nog niet zo heel lang geleden. Maar goed, wij gaan niet jij-bakken. Als u onverkort vasthoudt aan die extra bezuinigingen van 6 miljard, als u niet echt substantiële ruimte biedt om iets te doen aan de lastendruk voor het bedrijfsleven en voor gezinnen en als u niet probeert om de werkgelegenheid juist te bevorderen in plaats van de werkloosheid te laten oplopen, ben ik bang dat ik dezelfde conclusie moet trekken als de heer Buma. De heer Samsom (PvdA): Ik wil die ruimte graag zoeken, maar ik geef u ook de beperkingen daarbij aan. U herinnerde ons mooi aan vorig jaar, toen de fractievoorzitter van de PvdA, die toen in de oppositie zat, wensdenken aan de interruptiemicrofoon pleegde door te zeggen dat Brussel heus wel heel veel ruimte zou geven. Uiteindelijk is die ruimte er trouwens ook gekomen, maar dat heeft te maken met een nog verder verslechterende economie. Laten we hopen dat dit niet gebeurt. De fractievoorzitter van de ChristenUnie zei toen: dat is wensdenken, daar moet je niet aan beginnen. Bij mij is in ieder geval op één punt sprake van voortschrijdend inzicht. Als wij in het voorjaar in Brussel afspraken maken over wat er moet gebeuren — die afspraken zijn overigens verstandig, want wij sprinten niet naar de 3%, maar doen een goede stap richting begrotingsevenwicht — dan moet Nederland die afspraken nu niet eenzijdig herinterpreteren. Anders kun je grote problemen verwachten. De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb een vraag vanuit een andere invalshoek. Heeft de heer Samsom en heeft de fractie van de PvdA kritiek of commentaar op de plannen die tot nu toe zijn gepresenteerd? Heeft de heer Samsom pijnpunten gehoord waarvan hij zegt: dat zijn reële punten om eens na te denken of daaraan tegemoet moet worden gekomen? De heer Samsom (PvdA): Ja, een aantal. De heer Van der Staaij (SGP): Verklaar u nader! De heer Samsom (PvdA): Laat ik een voorbeeld noemen. Er wordt een aantal regelingen beëindigd rondom hulp aan chronisch zieken en gehandicapten. Dat vind ik pijnlijk. Wij zetten daar veel geld tegenover om via een maatwerkconstructie mensen te ondersteunen die het anders niet bolwerken, maar het heeft toch iets ongemakkelijks. Als het mogelijk is om daar iets aan te doen, dan ben ik uw man. De heer Van der Staaij (SGP): Dat is in ieder geval een helder punt. Hoe kijkt de heer Samsom aan tegen andere punten die genoemd zijn? Hij had het net over een gemiddeld gezin met twee kinderen. Het is in dit land niet verplicht om een gemiddeld gezin te hebben. Er zijn ook grotere gezinnen, en die kunnen met een enorme inkomensachteruitgang te maken krijgen door een stapeling van maatregelen. Ik heb net bij interruptie al eenverdienergezinnen genoemd, waar de verhouding in belastingdruk met tweeverdienersgezinnen wel erg uit het lood geslagen wordt. Ik noem de maatregel voor gezinnen met een gehandicapt kind. Zijn dat ook voorbeelden waarvan de heer Samsom zegt: daar valt over te praten? De heer Samsom (PvdA): Ja, maar minder concreet dan wat ik net zei over de tegemoetkoming. Ik geef u één voorbeeld. De alleenverdieners hebben al jaren en nog vele jaren te maken met het feit dat we de overdraagbaarheid van de heffingskorting afbouwen. Dat is een bewuste keuze die in andere coalities is gemaakt waar de PvdA in zat. Een bewuste keuze die breed is gesteund en die ook langjarig wordt volgehouden. Ik snap de bezwaren die uw partij daartegen heeft, zeg ik tegen de heer Van der Staaij, maar wij kiezen ervoor om mensen te stimuleren om te gaan werken en die overdraagbaarheid was een zeer grote ontmoediging daarvan. De heer Van der Staaij (SGP): Ook daarvoor geldt echter dat het vaak de stapeling van maatregelen is die het doet. Als gevolg van de maatregelen in de belastingsfeer, rond de heffingskorting en de arbeidskorting die inkomensafhankelijk wordt gemaakt, loopt het verschil tussen een- en tweeverdieners, dat al behoorlijk groot was, straks nog verder op. Straks kan de belastingdruk drie keer zo groot worden! De heer Samsom (PvdA): Ja. Daarom hebben we ook met elkaar afgesproken dat we ieder jaar opnieuw kijken naar het koopkrachtbeeld. U kunt zich voorstellen dat de Partij van de Arbeid vaak kijkt naar de onderkant van het inkomensbeeld, maar we kijken net zo goed naar de modale gezinnen en dus ook naar de gezinnen waar de heer Van der Staaij het over heeft. Dit jaar zie ik het probleem eerlijk gezegd niet zo, maar er zijn verhalen dat het later nog verder oploopt. Mocht dat volgend jaar tot grote problemen leiden, verzeker ik de heer Van der Staaij dat wij bijvoorbeeld in augustus weer naar het koopkrachtbeeld kijken. Voor het komende jaar, voor 2014, zie ik het probleem nog niet, althans niet onevenredig veel groter dan de problemen die we al hebben, en die zijn voor veel mensen aanwezig. De heer Roemer (SP): Na dit rondje openbare onderhandelingen — het lijkt erop dat eentje inmiddels alweer is afgehaakt — wil ik even vragen waar de Partij van de Arbeid nu eigenlijk staat. Als wij de stukken allemaal lezen, loop het aantal mensen dat in de WW zit of in de WWB, in de bijstand, eind 2015 op naar 900.000. Kan de Partij van de Arbeid dat nog acceptabel vinden? De heer Samsom (PvdA): Nee, en daarom doen we er ook alles aan om het te voorkomen. Aan de ene kant doen we dat, door ervoor te zorgen dat de mensen die vanuit de bijstand weer gaan werken er gedurende deze kabinetsperiode in positieve zin het meeste van merken in termen van koopkracht en inkomensvooruitgang. Dat vind ik belangrijk. Aan de andere kant sporen wij het kabinet juist aan om werk te maken van werk, om ervoor te zorgen dat er wordt geïnvesteerd en dat de economie weer gaat draaien, zodat de mensen die op de bank zitten gewoon hun baan weer kunnen uitoefenen. Dat doen wij dan wel met geld dat er nog is en niet met het geld uit de schatkist, want dat is op. De heer Roemer (SP): De plannen die het kabinet heeft gepresenteerd en ingediend bij de Tweede Kamer, leiden ertoe dat eind 2015 900.000 mensen in een uitkering zitten, de WW of de bijstand. Dan zult u dus fors iets anders moeten doen. Maar over alle voorstellen die ook wij hebben gedaan, bijvoorbeeld om te voorkomen dat 50.000 mensen in de thuiszorg hun baan verliezen of voor de 80.000 mensen in de bouw die hun baan hebben zien wegebben, heb ik u nooit gehoord. Die hebt u nooit gesteund. Waar ligt voor u de grens? Wat moet er volgend jaar minimaal bereikt zijn voor de PvdA om dat nog te kunnen dragen? De heer Samsom (PvdA): Wij willen uiteindelijk dat die mensen weer aan het werk komen. Daarom hebben wij bijvoorbeeld het kabinet nog voor de zomer gevraagd om de strijdbijl met de woningbouwcorporaties, die op een gegeven moment verstorend werd voor de bouw, te begraven en ervoor te zorgen dat er weer wordt gebouwd. Dat zit niet in de doorrekeningen van het Centraal Planbureau. Daar heeft het CPB ook gelijk in. Er is nog niet geleverd, maar er zijn wel plannen gemaakt en akkoorden gesloten. Men is het met elkaar eens. Nu kan er weer gebouwd worden, niet door die 1,7 miljard aan belastinggeld op te maken, maar door met woningbouwcorporaties goede afspraken te maken over een duurzame investering in de toekomst. Ik denk dat dit nuttiger is voor die 80.000 mensen die in de bouw aan het werk moeten dan het opmaken van geld dat er niet meer is. De heer Roemer (SP): Dat is allemaal wishful thinking. Ook de PvdA weigert gewoon om concrete maatregelen te nemen. Als de koopkracht van mensen nog steeds achteruit blijft gaan, kost dat banen. Het midden- en kleinbedrijf blijft in de problemen zitten en neemt geen mensen aan. Daar neemt u geen maatregelen voor. De bouw wordt overstelpt door mensen uit Oostbloklanden. U weigert om de grens op 1 januari dicht te gooien en laat ze met hele bulken deze kant op komen. U weigert maatregelen te nemen om daadwerkelijk de ontslagen in de zorg te voorkomen. Als u partners zoekt om ervoor te zorgen dat mensen aan het werk kunnen, neem dan die handschoen eens op en doe met ons mee om ervoor te zorgen dat er 80.000 banen in de bouw komen, dat 50.000 banen in de zorg gespaard blijven en dat de koopkracht van mensen herstelt, zodat het midden- en kleinbedrijf mensen kan aannemen. De heer Samsom (PvdA): 400 miljoen extra voor woningbouwcorporaties in de komende jaren. 80 miljoen aan belastingvrijstelling, structureel, voor woningbouwcorporaties in de komende jaren. Dat zijn concrete maatregelen die ertoe hebben bijgedragen dat dat akkoord er wel kwam en dat er wel gebouwd zal worden. Wij doen ons werk. Wij sporen het kabinet aan om zijn werk te doen en op dit punt heeft het al geleverd. Nu de bouwvakkers nog aan het werk! De heer Roemer (SP): Je kunt een paar 100 miljoen en 80 miljoen richting corporaties neerleggen, maar het staat natuurlijk raar als je vervolgens per jaar 1,75 miljard aan belasting vraagt van diezelfde corporaties, die dat moeten doorberekenen aan huurders die met een forse huurstijging te maken krijgen. Dat is niet mensen aan het werk helpen. Dat is mensen met huurproblemen opzadelen, corporaties de hand op de knip laten houden en bouwvakkers thuis op de bank laten zitten. Dit helpt niet. De heer Samsom (PvdA): De huurverhoging stond gewoon in ons verkiezingsprogramma en is inkomensafhankelijk vormgegeven, zoals je dat van de PvdA mag verwachten. Dat helpt om de woningmarkt uit het slop te krijgen. De heer Pechtold heeft de PvdA jarenlang uitgedaagd om ook op de huurmarkt te bewegen. Welnu, het is gebeurd. Wij zetten stappen voorwaarts en zo komen wij er wel. De heer Wilders (PVV): Nou, zo komen wij er wel? Ik dacht niet dat ik het ooit nog in mijn carrière zou zeggen, maar ik wil de heer Samsom aanmoedigen om vooral zo door te gaan. Het is geweldig wat u hier doet. Er stonden hier net drie partijen, het CDA, D66 en de ChristenUnie. De heer Buma, de heer Pechtold en de heer Slob stonden bijna te bedelen aan de interruptiemicrofoon. Zij stonden u te smeken of u alstublieft met hen zaken wilde doen. De heer Buma zei: wilt u wat minder nivelleren? U zei: nee, bekijk het maar. De heer Buma zei: en die mensen in de zorg op de nullijn? U zei: nee, bekijk het maar. De heer Slob had weer een ander punt: moeten wij iets aan lastenverlichting doen? En u zei: nee, bekijk het maar. De heer Pechtold zei: die WW, dat ontslagrecht. Nee, bekijk het maar. Tegen de drie collega's zou ik willen zeggen: uw geslijm helpt niet, het heeft geen zin, hij wil het niet met u; houd ermee op, hij doet het niet. Tegen de heer Samsom zelf zou ik willen zeggen: ga zo door. U brengt de verkiezingen een stap dichterbij. U hebt in tien minuten het tegenovergestelde gedaan van wat de heer Zijlstra net in zijn termijn deed, namelijk de deur openzetten. U hebt hem drie keer dichtgegooid. Er kunnen geen zaken met u worden gedaan. De verkiezingen komen een stuk dichterbij. Voorzitter, ik heb een punt van orde. Volgens mij hoeft de premier morgen helemaal niet meer aan het woord te komen. De heer Samsom (PvdA): Ik had het over realisme, dat hand in hand … De heer Pechtold (D66): Voorzitter. De heer Samsom (PvdA): Ik had het ergens over. De heer Pechtold (D66): Als dat geen aanmoediging is … De heer Samsom (PvdA): Om het nog een keer te proberen. De heer Pechtold (D66): Nou, misschien om nu wat te bewegen. De voorzitter: Mijnheer Pechtold stelde een vraag, mijnheer Samsom. Ik ben nu een beetje de draad kwijt hoor. Was dit een vraag, mijnheer Pechtold? De heer Pechtold (D66): Ik heb een vraag, voorzitter. Het begint mij een beetje te storen dat je tegen de heer Samsom precies moet zeggen dat het marginale druk is en niet het belastingtarief. Voor mensen komt het erop neer dat harder werken door dit kabinet met 60% wordt belast, bij anderhalf keer modaal. Mijn vraag betreft — laat ik het heel erg toespitsen, want dat is toch een beetje de totempaal waar de heer Samsom naar mijn idee omheen aan het hollen is — het sociaal akkoord. Het sociaal akkoord is een verslechtering voor de werkgelegenheid ten opzichte van de eigen plannen in het regeerakkoord. Het Centraal Planbureau berekent daarvan een tiende, een verlies van 45.000 banen. Bent u bereid om richting het regeerakkoord terug te keren, de ambitie te versnellen en te verhogen en daarmee aantoonbaar banen te creëren, ja of nee? De heer Samsom (PvdA): Ik heb al antwoord gegeven op die vraag, namelijk dat ik alles in het sociaal akkoord zou willen versnellen dat meer werkgelegenheid creëert dan wij nu op dit moment zien. Alles. Dat is meer dan ja. Dat is een hartstochtelijk ja. Ik wil alles doen om ervoor te zorgen dat de werkgelegenheid toeneemt. Ik heb een aantal maatregelen genoemd die daar niet aan bijdragen. Dat hebt u in uw eigen tegenbegroting kunnen zien. Ik heb ook vele maatregelen genoemd die daar wel aan kunnen bijdragen en die ook kunnen versnellen. Ik heb overigens ook tegen de heer Buma — hij is nu weggelopen, wat ik heel goed snap — gezegd dat als er een andere mogelijkheid is — ah, daar is hij weer — om de lastenverdeling anders te maken en meer naar uw zin, ik daar natuurlijk naar wil kijken. Ik heb daarbij wel gezegd — volgens mij is dat wat u hier doet en wat ik daar dan doe als wij andersom zouden staan — wat voor ons belangrijk is. Dat is het inkomen van mensen die gewoon modaal of twee keer modaal verdienen en hard werken en dat van ouderen die het al zwaar hebben. Die zie ik bijvoorbeeld in de plannen van de heer Buma onderuitgaan, met vele procenten. Daar wil ik niet aan meewerken. Ik neem aan dat u dat ook niet wilt, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Nee, daarom wil ik het heel kort en krachtig houden op wat ik hoor: over WW-duur valt te praten, over ontslagrecht valt te praten en over belastingdruk valt te praten, mits het leidt tot gezamenlijke doelen als werkgelegenheid, eerlijke verdeling en ga zo maar door. De vraag is of erover valt te praten in de zin van dat wij tot elkaar kunnen komen. Het antwoord is dus ja. De heer Samsom (PvdA): Er valt over alles te praten in de zin dat wij tot elkaar kunnen komen. En nu moet de heer Wilders natuurlijk nog een keer. De heer Pechtold (D66): Die staat nu buitenspel. De voorzitter: Maar de heer Van Ojik had het woord gevraagd. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wil het nog eens in wat meer algemene zin proberen. Dat de coalitiepartijen en het kabinet zaken moeten doen met de oppositie is duidelijk. Dat weet iedereen. Dat is evident, want anders komen er geen wetten en begrotingen door de Staten-Generaal. Waar het om gaat, is dat er een keuze is. Er is een keuze om de richting op te gaan van bezuinigen, iedereen op de nullijn, geen extra overheidsuitgaven, et cetera, et cetera. Er is ook een ander model, namelijk meer investeren, zorgen dat er meer werk komt en zorgen dat er meer wordt geïnvesteerd in de Nederlandse economie. Bij het een hoort vooral niet verder nivelleren en bij het ander hoort eerlijk delen. Ik denk dat er een keuze moet worden gemaakt. Ik vraag de heer Samsom om eens iets meer in algemene zin, voordat wij het hele rijtje met maatregelen langsgaan, op die wat meer fundamentele keuze in te gaan. De heer Samsom (PvdA): Tussen die twee keuzes zit een balans, waar ook een mooi evenwicht gevonden zou kunnen worden tussen extreem nivelleren en datgene doen wat nu bijvoorbeeld in het Belastingplan gebeurt. Volgens mij is datgene wat we nu in het Belastingplan doen een beter evenwicht. U zegt: je kunt heel hard bezuinigen, of je kunt gewoon investeren — ik zie in uw tegenbegroting dat u helemaal niets doet aan het begrotingstekort — maar dan zeg ik: daar zit iets tussenin, namelijk het zetten van een verstandige stap richting verdergaand begrotingsevenwicht. Met elkaar zoeken we naar die balans tussen die twee uitersten. Als u een keus voor een van de twee uitersten wilt, dan hebt u een partij die niet meedoet en een partij die wel mee wil doen, maar daartoe vaak weinig aanleiding ziet. Laat we nou eens kijken wat er tussen die twee uitersten aan balans te vinden is. Zo ken ik GroenLinks ook. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het gaat mij niet om de keuze tussen uitersten, maar om de keuze tussen nivelleren of niet-nivelleren. Het gaat om de keuze tussen iedereen op de nullijn, of niet iedereen op de nullijn, het gaat om de keuze tussen meer doen aan werkgelegenheid als overheid, of denken dat het van de markt moet komen. Maar dat zijn heel algemene punten, waarbij we denk ik allebei niet geïnteresseerd zijn in de extremen. Maar er moeten wel keuzes worden gemaakt. De heer Samsom (PvdA): Precies. Als je het over extreem nivelleren of denivelleren hebt, kiezen wij voor iets daartussenin. Een verstandige inkomensverdeling, die mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt met lage inkomens ontziet, zodat werken loont. U hebt het over investeren versus bezuinigen. Wij kiezen voor iets wat daartussenin ligt, juist met het oog op een breder draagvlak in de samenleving — dat is al redelijk gelukt — maar ook in de politiek. We kiezen voor iets dat er ongeveer tussenin ligt, omdat we weten dat er een hoop partijen in dit parlement zijn die zich daartussenin bevinden en die met ons meezoeken naar dat betere evenwicht. De heer Roemer (SP): Als we het over eerlijk delen hebben, zouden we elkaar heel snel moeten kunnen vinden. Dat hadden we immers allebei in ons verkiezingsprogramma staan. Dat is toch wel erg wrang als je aan de ene kant weet dat een alleenstaande met kinderen en een uitkering hard wordt gepakt of dat chronisch zieken hard gepakt worden, terwijl aan de andere kant het aantal miljonairs het afgelopen jaar hard is gestegen; de allerrijksten hebben het vermogen zien groeien. Dan kunt u toch waarmaken dat dat echt eerlijk delen is? Dan bent u een eindje op weg gekomen, maar dan hebt u toch gefaald waar het het hardste nodig is? De heer Samsom (PvdA): Ja, we zijn een eindje op weg gekomen, dat klopt. Misschien moet het sommige andere partijen meer aanspreken dan u, maar dat is ook waar VVD en Partij van de Arbeid elkaar goed kunnen vinden. Wij zorgen ervoor dat mensen met lage inkomens erop vooruit gaan. Wij zorgen ervoor dat mensen met wat hogere inkomens een iets grotere bijdrage betalen. Wij ontzien de minima zo veel mogelijk, maar dat is niet helemaal gelukt. Als we dat hadden gewild, hadden we extreem moeten gaan nivelleren en dan waren we wel terechtgekomen in de scenario's waartegen de heer Buma zich zo verzet, en dan had ik hem ook gelijk gegeven dat hij zich daartegen verzette; dan had ik met hem meegedaan. Maar we hebben nu gekozen voor een inkomensverdeling die meerdere werelden met elkaar wil verbinden. Dat is nou precies de zoektocht die we hier met z'n allen maken. Dan snap ik best dat de mensen die nog niet helemaal hun zin krijgen of die, op uw flank, denken dat het nog niet genoeg is, daartegen in het geweer komen bij de interruptiemicrofoon. Maar ik zeg u: wij zoeken naar een verstandig evenwicht. Partij van de Arbeid en VVD hebben dat evenwicht gevonden, en wij denken dat dat evenwicht zodanig ligt dat je met enige aanpassing ook andere partijen daarbij kunt betrekken. Als we extreem op een flank waren gaan zitten, had ik die illusie helemaal niet gehad. Maar daar zitten we niet. De heer Roemer (SP): Dat zogenaamde extreme verhaal was wel het eerlijke verhaal dat u voor de verkiezingen vertelde, toen u het had over eerlijk delen. En toen u op die podia stond om te vertellen dat de meest kwetsbaren in de samenleving konden rekenen op de Partij van de Arbeid. En dat u het ermee eens was om het daar te halen waar het zat. Het eerlijke verhaal nú is dat u de meest kwetsbaren dus niet kunt helpen, dat u de middengroep het hardste pakt en de rijksten gewoon met rust laat. Dát is het eerlijke verhaal. Ik denk dat mensen daarover zeer teleurgesteld zijn. Daar doen wij inderdaad niet aan mee. De heer Samsom (PvdA): Het eerlijke verhaal, dat ook gewoon in de begroting staat, is dat we de middengroepen juist het meest ontzien, dat we van de rijken een extra bijdrage vragen en dat het ons goed, maar niet optimaal gelukt is om minima geheel te ontzien. Daar hebben we veel maatregelen voor genomen, die sommige partijen dan weer zouden willen schrappen. Steunt u ons om die wel overeind te houden. Wij hebben veel maatregelen genomen, maar wij zijn niet op het extreem nivellerende beeld gekomen. Ik snap best dat de heer Roemer daar iets van wil zeggen, maar wij beloofden tijdens de verkiezingscampagne ook om compromissen te sluiten. Wij wisten namelijk dat wij nooit in ons eentje de meerderheid zouden gaan halen en dat wij altijd zouden moeten samenwerken met andere partijen. Dat betekent dus dat je compromissen moet sluiten. Binnen dat compromis ben ik overigens erg gelukkig met de inkomensverdeling die gevonden is, juist omdat die in deze tijd zo nodig is. Mensen die werken, gezinnen met een modaal inkomen met kinderen, worden ontzien. De heer Roemer (SP): En tegen de kwetsbaarsten zegt de heer Samsom dus: helaas, sorry, zoek het zelf maar uit. Dat past in het verhaal van het kabinet zoals ik dat in mijn termijn ook beschreef. Als de deur openstaat en als de heer Samsom op zoek is naar compromissen, kan ik dan de steun van de Partij van de Arbeid verwachten, als wij met voorstellen komen om deze kwetsbaarste groepen te ondersteunen door het geld daadwerkelijk te gaan halen bij de allerhoogste groep? Daar zit het immers. Is de heer Samsom daarvoor? Hij moet immers toch ruimte zoeken. Alle partijen zijn aan het onderhandelen. Zullen wij daar eens samen een voorstel van maken? Dan gaan wij het daar halen en dan besteden wij het aan de kwetsbaarsten in de samenleving. De heer Samsom (PvdA): Ik ben heel benieuwd naar dat voorstel. Ik heb het nog niet gezien. De tegenbegroting van de SP moet nog komen. Wel heb ik een wedervraag. Als de heer Roemer goed kijkt naar wat wij doen in het Belastingplan, ziet hij dat sociale minima ook daarin ondersteund worden. Als hij dat schrapt, weet hij zeker dat zijn boude stelling dat wij de minima hard pakken, bewaarheid wordt. Nu gaat een alleenstaande met kinderen op een minimum er 0,25% op achteruit. Zonder het Belastingplan was dit 1,5% geweest. De heer Roemer weet dus wat hem te doen staat. De voorzitter: Het was een wedervraag, maar ik zie dat de heer Roemer de handschoen niet opneemt. De heer Samsom (PvdA): Ik had het over realisme dat hand in hand moet gaan met idealisme. Dat vergt het uiterste van ons, want de realiteit lijkt oneindig weerbarstig en de idealen lijken soms heel ver weg. Nederland gaat door de moeilijkste periode in vele decennia. Pensioenen worden gekort, huizen zijn minder waard dan de hypotheek, bijna 700.000 mensen zitten zonder baan en vele duizenden zzp'ers zitten zonder opdrachten, er zijn jaren van koopkrachtachteruitgang achter de rug en het consumentenvertrouwen staat negatief. Dat maakt velen moedeloos. Het geloof dat het morgen beter wordt dan vandaag of dat onze kinderen het beter krijgen dan wijzelf, wordt ernstig op de proef gesteld. De verandering die daarvoor nodig is, vraagt heel veel van mensen, heel veel. Afgelopen zaterdag was ik in Heerenveen. Een man doet open. Zij dochter staat achter hem. Er volgt een geanimeerd gesprek, want hij volgt alles, Politiek 24, het journaal, de kranten, maar hij wordt er bang van. Weet u, zegt hij, ik durf 's avonds niet eens meer naar Pauw & Witteman te kijken, uit angst dat er weer een politicus zit ... (Hilariteit) De heer Samsom (PvdA): Jullie ook niet? Ik durf niet meer te kijken uit angst dat er weer een politicus zit die zegt dat het allemaal anders moet. Ik wil het niet meer, zegt hij. Ik wil niet dat alles verandert; ik wil gewoon dat het beter wordt. Ik snapte hem zo goed. Zelden stonden de verwachtingen over wat de politiek tot stand kan brengen, zo op gespannen voet met de mogelijkheden die wij eigenlijk hebben. Ik hoor het iedere dag. Waarom groeit de economie nou niet? Waarom daalt de werkloosheid nog niet? Waarom gaan wij er nog niet op vooruit? Dat had u toch vorig jaar allemaal beloofd? Nee, dat niet, maar ik begrijp de vragen heel goed. De realiteit is dat de politiek de problemen niet van de ene op de andere dag kan oplossen, de werklozen niet vandaag een baan kan bezorgen, de huizenbezitter niet vandaag kan verlossen van zijn restschuld of de zzp'er van een gevulde opdrachtenportefeuille kan voorzien. De structurele problemen van de lozebelofteneconomie, de huizenprijsbelofte, de woekerpolisbelofte en de pensioenbelofte zijn in lange tijd opgebouwd. Die repareren wij niet morgen. De politiek kan morgen wel iets anders doen, namelijk gezamenlijk werken aan een oplossing, en gisteren en overmorgen. Met steun van de fractie van de Partij van de Arbeid heeft het kabinet het afgelopen jaar al veel stappen gezet die ervoor zorgen dat Nederland de weg omhoog weer kan inslaan. Voor tevredenheid met resultaten is het nog veel te vroeg, maar de Partij van de Arbeid is wel trots op wat er tot stand is gebracht. De huizenmarkt komt langzaam uit het slop door eindelijk duidelijkheid te scheppen over hypotheekrenteaftrek, huurprijzen en investeringsmogelijkheden van corporaties. De eerste gevolgen daarvan worden nu zichtbaar. Er kwam rust op de arbeidsmarkt met een sociaal akkoord tussen vakbonden en werkgevers. Er kwam ook steun voor belangrijke hervormingen, een meer activerende WW, een eerlijker ontslagrecht, meer zekerheid voor flexwerkers en een baan voor mensen met een arbeidshandicap. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik mis nu wel het einde van het hoorspel. Het was heel mooi om dat even te beluisteren, hoewel ik een beetje de deurbel miste. Erkent de heer Samsom met mij dat kiezers van de Partij van de Arbeid de Partij van de Arbeid niet echt meer vertrouwen op de eigen thema's op dit moment? De heer Samsom (PvdA): Ik herken het beeld dat mensen op straat willen dat het morgen beter gaat en dat zij daarvoor kijken naar de politiek. De politiek staat daar in veel gevallen machteloos tegenover. Dat beeld zult u ook herkennen. Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Samsom erkent dus dat mensen op dit moment de Partij van de Arbeid niet vertrouwen op haar eigen thema's. Hoe beoordeelt u dan de uitspraak van Jacques Monasch in 2006 in een opinieartikel in Trouw, waarin hij het volgende zei … (Hilariteit) Mevrouw Thieme (PvdD): Zei ik iets verkeerd? De heer Samsom (PvdA): U zei 2006. Mevrouw Thieme (PvdD): Het opinieartikel is uit 2006. Het ging over de vraag waarom het zo slecht ging met D66 en GroenLinks. De heer Monasch was toen communicatieadviseur en schreef daarover: "Als partijen op hun 'eigen thema's' niet worden vertrouwd, dan betekent dat meestal het begin van het einde." Dat schreef hij toen over GroenLinks en D66 omdat ze zich niet vasthielden aan hun idealen. De heer Samsom heeft net met mij vastgesteld dat mensen de Partij van de Arbeid niet vertrouwen op haar thema's. Hoe beoordeelt hij dan deze uitspraak? De heer Samsom (PvdA): Ik herken Jacques Monasch, hij is nooit te beroerd om een andere partij — en zelfs de eigen partij — even flink de les te lezen. U had ook andere opiniestukken kunnen citeren uit die tijd of latere jaren. (Hilariteit) Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Monasch zet daar natuurlijk wel even een behoorlijke wijsheid neer. (Hilariteit) Mevrouw Thieme (PvdD): Als hij er zo in staat dat het het begin van het einde is als je niet meer te vertrouwen bent op je eigen thema's, dan zou ik mij toch wel zorgen maken als ik de heer Samsom was. Maar ik zie dat hij er gewoon een beetje gekscherend over doet. De heer Samsom (PvdA): Nee, nee, nee. U zegt dat de heer Monasch een wijs man is. Ik ben dat volledig met u eens. Hij deed een voorspelling over D66 die kennelijk niet is uitgekomen. Daar kan de heer Pechtold weer zijn voordeel mee doen. Volgens mij hebben we allemaal te maken met een politiek die onmachtig staat tegenover de problemen die er zijn in de ogen van veel mensen. Ik maak dat elke dag mee en u waarschijnlijk ook. Dat geldt voor PvdA-kiezers, maar eigenlijk voor alle kiezers. De meeste mensen zeggen: ik stem niet meer. Daar ligt de grootste winst op dit moment, bij de niet-stemmers. Daar moeten we gezamenlijk iets aan doen. Daaraan hoop ik hier een bijdrage te kunnen leveren. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik herken inderdaad het beeld van een kabinet dat machteloos staat en dat de mannen en vrouwen van dit kabinet gewoon denken: op hoop van zegen, we keep our fingers crossed, we zien wel. Dat vind ik een kabinet onwaardig. De heer Samsom (PvdA): Ik betrek het niet alleen op het kabinet, maar ook op onszelf. Voorzitter. Een akkoord kwam er ook in de energiesector, een akkoord dat zorgt voor nieuwe investeringen. We krijgen dus meer banen in innovatieve technologie. We krijgen ook een duurzamere energievoorziening. In de zorg en het onderwijs kwam het kabinet tot overeenstemming met vrijwel alle betrokken organisaties, met resultaat. In de zorg worden meer banen behouden omdat men bereid was, loonruimte in te leveren. Er komen zo'n 3.000 banen voor jonge leraren. Een natuurpact zorgt voor een mooier landschap en creëert indirect en direct ook nog eens vele duizenden banen. De eerste tekenen van herstel zijn er. De economie lijkt zich voorzichtig op te richten. De stijging van de werkloosheid zwakt af. De huizenmarkt komt langzaam maar zeker weer op gang. Maar Nederland is er nog niet, nog lang niet. De lijst met opdrachten voor het kabinet is dus lang. Eén opdracht steekt er voor de PvdA bovenuit, zowel qua omvang als qua urgentie: het terugdringen van de onacceptabel hoge werkloosheid, met name de jeugdwerkloosheid. Werkloosheid is met afstand het meest ondermijnende probleem van dit moment. Het verlies van werk betekent namelijk niet alleen verlies van inkomen, maar ook het verlies van waardigheid, van sociale contacten, van vastigheid en van zekerheid. Om die reden heeft de PvdA-fractie het kabinet voor de zomer gevraagd om de begrotingsopdracht voor 2014 niet alleen te definiëren in termen van uitgaven en lasten, maar om vooral met een pakket te komen van stimuleringen. Het eerste antwoord op de crisis moet immers zijn: de economie weer aan de praat krijgen, niet met geld dat allang op is — want de schatkist is echt meer dan leeg — maar met geld dat er wel is. Dat kan door vastzittende vermogens, zoals de stamrecht-bv's, te mobiliseren, door pensioenfondsen ertoe te verleiden om meer in Nederland te investeren, door de strijdbijl met woningbouwcorporaties te begraven, zodat zij weer gaan bouwen, en door energiebedrijven ertoe te stimuleren om windparken aan te leggen. De PvdA-fractie is blij dat het kabinet tot een dergelijk pakket is gekomen, maar kijkt tegelijkertijd met argusogen naar de voortgang en de resultaten. De Nederlandse investeringsinstelling, zoals zij is gaan heten, mag dus niet de zoveelste praatclub worden. Wij verwachten nog voor het eind van het jaar de eerste echte initiatieven en investeringen. De overeenstemming met de woningbouwcorporaties en de aanpassingen van de verhuurdersheffing moeten tot concrete projecten leiden. Is Rotterdam-Zuid nu zeker gesteld? Welke concrete initiatieven op het gebied van woningisolatie kunnen we als gevolg van al dat extra geld verwachten en hoeveel banen hebben zij tot gevolg? Wanneer kunnen we die windparken op zee gaan zien? En mag ik hierbij warme aandacht vragen voor het idee van het CDA om met het zogenaamde Overijsselse model ook bij provincies investeringen te ontlokken? Ik neem aan dat de heer Buma daar in zijn inbreng uitgebreid op zal ingaan, maar onze volle steun heeft hij daarvoor alvast. De heer Roemer (SP): Het is natuurlijk heel mooi dat de heer Samsom een oproep doet aan de hele wereld om van alles te doen, maar het gaat er hier natuurlijk vooral om dat wij hier bepalen wat wij hier gaan doen. Het is wel heel leuk om te zeggen dat corporaties moeten gaan bouwen, maar dat zal knap lastig worden als je de corporaties eerst een boete van 1,75 miljard hebt gegeven. Maar laat ik een ander punt pakken. We hebben net in de Achterhoek, bij Sensire, gezien hoeveel mensen daar preventief ontslag hebben gekregen, terwijl er nog geld op de plank ligt en terwijl er nog steeds opdrachten liggen. Het UWV keurt dat gewoon goed. Mensen worden ontslagen en moeten vervolgens hetzelfde werk doen via een andere constructie en voor lagere salarissen. Gaat dat voor de PvdA dan niet de grens over? De heer Samsom (PvdA): Allereerst moeten we hier dingen doen om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de woningbouwcorporaties wel gaan bouwen. Dat gaat niet alleen over de verhuurdersheffing; althans, daar gaat het niet alleen over. Het ging ook over de plannen om te splitsen. Die plannen zijn op een andere manier vormgegeven. Daardoor kunnen de woningbouwcorporaties wel degelijk verder. Dat resultaat hebben we hier, in de politiek, bereikt. Bij Sensire gaat het precies over datgene waarmee de politiek nu zo worstelt. De veranderingen zijn nodig. Zorg dichter bij mensen brengen is ook een ideaal van de SP. Gedurende die veranderingen ontstaat onzekerheid, bijvoorbeeld tussen gemeenten en de aannemer, in dit geval de zorgaanbieder, Sensire. Die onzekerheid heeft in dit geval tot een ongeluk geleid in termen van te vroeg ontslag, vroeg ontslag. Wij hopen dat het kabinet erin slaagt om de veranderingen zodanig te begeleiden en vorm te geven dat dit soort dingen zo weinig mogelijk plaatsvindt. Ik kan dit echter niet helemaal wegnemen. In verandering ontstaat onzekerheid. In die onzekerheid gebeurt dit soort dingen. Ik heb de Kamerdebatten daarover gevolgd. Het is aan de Kamer om als een bok op de haverkist te zitten en ervoor te zorgen dat geen schijnconstructies kunnen worden toegepast — daarvoor is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verantwoordelijk — en dat de overgang naar de gemeenten zo soepel mogelijk plaatsvindt, waarvoor de staatssecretaris van VWS verantwoordelijk is. We zullen hem daar ook bij begeleiden. De heer Roemer (SP): Als je corporaties eerst jaarlijks een forse belasting laat betalen, moet je niet raar opkijken als zij daarna niet gaan bouwen. Dat heeft direct gevolgen voor de werkgelegenheid, isolatiematerialen en ga zo maar door. Dat zijn politieke beslissingen die ook door u zijn genomen. De situatie bij de thuiszorg komt niet aanwaaien. U breekt de boel gewoon af door een forse korting naar de gemeenten te gooien, zodat gemeenten onzeker worden. Dat is de gemeenten niet te verwijten. Dat is door u ondersteund beleid van het kabinet. Als u vindt dat kleinschalige zorg in de buurten nodig is, hebben we die mensen hard nodig. Dan moeten zij nu niet worden ontslagen. Dan moet je ervoor zorgen dat de zorg beter wordt en dat de banen behouden worden. Bent u het met mij eens dat de decentralisatie van de AWBZ naar de gemeenten veel te vroeg komt en er eigenlijk helemaal niet zou moeten komen? De heer Samsom (PvdA): Dat laatste zeker niet. Over het tempo zijn in het zorgakkoord juist goede afspraken gemaakt, zoals een temporisering al voor het komende jaar. Ik herinner me nog het eerste debat naar aanleiding van de regeringsverklaring, waarin nota bene de heer Slob vroeg om voor de dagbesteding in ieder geval voor 2014 zekerheden te creëren. Dat is gelukt. Er wordt geluisterd en er wordt aangepast. De plannen worden beter. Ik hoorde u net in uw termijn zeggen dat je in de zorg wel 2 miljard kunt winnen als je die dicht bij en in de buurt van mensen organiseert. Dat is precies wat het kabinet gaat doen. Die 2 miljard is een hoog bedrag vergeleken bij wat het kabinet er op dit moment voor inboekt, althans ongeveer vergelijkbaar. Daarop kunnen we elkaar dus vinden. De zorg dicht bij mensen organiseren maakt de zorg beter en ook iets goedkoper. In uw termijn zei u dat het 2 miljard oplevert. Over de doelen en de richting zijn we het eens. Laten we bekijken of we samen kunnen zorgen voor de begeleiding die de politiek moet geven om dat op een juiste manier te laten verlopen. De heer Slob deed dat vorig jaar met een motie. En er was nog een motie, volgens mij van ondergetekende, die over hetzelfde ging. Beide moties zijn uitgevoerd. De dagbesteding voor 2014 is, in dit geval, zeker gesteld. De heer Roemer (SP): Ik heb in de afgelopen interrupties een paar onderwerpen aan de heer Samsom voorgelegd. Dat zijn onderwerpen waarbij we voor de verkiezingen samen optrokken. Of het nu ging over de huurders, de sociale werkvoorziening, de meest kwetsbaren in de samenleving, de thuiszorg of — ik heb die nog niet eens genoemd — de JSF: we trokken bij al die onderwerpen samen op. De verkiezingen zijn nog niet voorbij of het eerlijke verhaal is radicaal omgedraaid. Het is goed om dat even te constateren. De heer Samsom (PvdA): In de verkiezingscampagne ging het om twee beloftes van de Partij van de Arbeid en de constatering dat compromissen noodzakelijk waren. Die constatering werd in de verkiezingscampagne ook heel nadrukkelijk door de SP uitgedragen. Ik was daar blij mee. Het ging over vooruitgang mogelijk blijven maken en eerlijk blijven delen. Beide doen we. Ik ben daar trots op. De heer Slob (ChristenUnie): De heer Samsom zei dat de lijst met opdrachten voor het kabinet lang is. Terecht vraagt hij aandacht voor de werkgelegenheid. Bij die lijst met opdrachten ligt ook nog een aangenomen Kamermotie van de Partij van de Arbeid die op de laatste dag voor het reces is ingediend door het lid Albert de Vries. Weet u nog waar die over ging? De heer Samsom (PvdA): Jazeker. Die ging over het op de juiste manier verdelen van de effecten van de krimp van de rijksdienst. De heer Slob (ChristenUnie): De motie was nog iets preciezer. Ik lees de uitspraak even voor: "verzoekt de regering, uiterlijk 1 oktober aanvullende voorstellen te doen om het verlies aan werkgelegenheid bij de brede rijksoverheid in de provincies Friesland en Drenthe alsnog substantieel te verminderen". Ik wil het met de heer Samsom even over Drenthe hebben. Drenthe krijgt keiharde klappen wat betreft de werkgelegenheid. Van de Belastingdienst in Emmen is veel afgegaan. Er is wel iets naar Assen gegaan, maar toch. De Grittenborgh in Hoogeveen gaat dicht. Dat gaat om honderden en honderden banen. En wat is nu het antwoord op de motie? Een nieuw plan: de kazerne in Assen gaat dicht. Ook daarmee is veel werkgelegenheid gemoeid, niet alleen van militairen maar ook daaromheen. Ziet u dat als een adequate reactie op de motie die door de Partij van de Arbeid is ingediend en door de Kamer is aangenomen? De heer Samsom (PvdA): Nee, zeker niet. Ik denk dat u en ik samen constateren dat die motie dus nog niet is uitgevoerd, althans niet op de juiste manier. Ik kreeg ook uit Leeuwarden en omgeving dezelfde signalen. De motie ging specifiek een beetje over het Noorden, maar in zijn algemeenheid was de strekking om te proberen de krimp, waar we allemaal — ook in uw programma bezuinigt u fors op de rijksdienst —wel achter staan, op een eerlijke manier te laten landen, met name in regio's die het al zwaar hebben. De motie-Albert de Vries is daarvoor het ijkpunt. Zij is nog niet goed uitgevoerd. We houden het kabinet onverkort aan de uitvoering van die motie. De heer Slob (ChristenUnie): "We houden het kabinet onverkort aan de uitvoering van die motie." Dat is een goede tekst. Het gaat, denk ik, met name om Drenthe, waar de klappen nu heel hard aankomen. Betekent dit dat we hier morgen een Kameruitspraak kunnen doen om het kabinet echt bij te sturen, omdat het in de begrotingen laat zien dat het de motie niet heeft begrepen en omdat de werkgelegenheid in Drenthe nog meer onder druk komt te staan? De heer Samsom (PvdA): We zullen bekijken hoe u die motie wilt formuleren — ik neem aan, als ik het zo beluister, dat u er al mee bezig bent — en hoe we haar met elkaar kunnen indienen. Ik zeg er wel nog iets bij. De premier kan morgen niet toezeggen dat Drenthe die werkgelegenheid weer terugkrijgt. Ook hij kan niet toveren. De inspanningsverplichting moet er echter wel zijn. Ik denk dat die ook breed gevonden kan worden. De heer Slob (ChristenUnie): Uiteindelijk is het de Kamer die de regering opdrachten geeft om iets uit te voeren. Morgen komt er dus een motie die met name voor Drenthe goed nieuws zou kunnen zijn. De heer Samsom (PvdA): Als u morgen een motie indient waarin de regering wordt gevraagd om die kazerne open te houden, dan moet u daarvoor ook een dekking aanleveren. Dan wordt het ingewikkeld. Als u morgen een motie indient waarin wordt gesteld dat de motie-Albert de Vries een ijkpunt is waarvan nu dreigt te worden afgeweken en de regering wordt opgeroepen om naar die motie terug te keren, dan zijn wij wel heel dicht bij elkaar. De heer Slob (ChristenUnie): Geen terugtrekkende beweging nu van de heer Samsom. Deze motie is heel duidelijk. De heer Samsom (PvdA): Die is zelfs al gemaakt. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb hier de motie van de heer Albert de Vries. Die motie is overigens ook door de VVD, mijn fractie en een aantal andere fracties ondertekend. Wij hebben daarmee beloften gedaan. De heer Samsom zei zojuist dat de mensen teleurgesteld zijn in de politiek. Als de politiek de laatste dag voor het reces zo'n motie indient en laat aannemen door regeringsfracties, en na het reces komt er een begroting te liggen waarin het tegenovergestelde wordt gedaan, dan is de heer Samsom ook medeplichtig en zal hij alles moeten doen om dat te voorkomen. De heer Samsom (PvdA): Dat doe ik ook, maar ik zoek het wat breder dan bijvoorbeeld alleen bij Defensie. Wij zouden er ook op een andere manier voor kunnen zorgen dat die motie op de juiste wijze wordt uitgevoerd. Ik neem aan dat de heer Slob dat met mij eens is. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik stap even over naar het energieakkoord en dan kom ik vanzelf weer op werkgelegenheid, omdat dit inderdaad de grote opgave is waarvoor wij staan. Daarover zijn wij het allemaal eens. De heer Samsom sprak warme woorden over het energieakkoord, dat begrijp ik, maar het energieakkoord is nog maar een heel bescheiden eerste stap. Ik herinner de heer Samsom aan het debat dat wij vorig jaar hebben gevoerd over de regeringsverklaring. Ik herinner mij nog heel goed dat hij toen sprak over die mooie doelstelling van 16% schone energie in 2020. Die mooie doelstelling is inmiddels verlaten. Er is dus meer nodig. Wij zullen allen moeten kiezen, want wij kunnen niet iedereen te vriend houden. Een aantal partijen in deze Kamer, de ChristenUnie, D66 en GroenLinks, doet in een tegenbegroting voorstellen voor fiscale vergroening waardoor die transitie naar een groene economie wel kan worden gemaakt. Kunnen wij op de Partij van de Arbeid rekenen als het gaat om de uitvoering van die agenda bovenop hetgeen is afgesproken in het energieakkoord? De heer Samsom (PvdA): Ja, u kunt op mij rekenen. Ik wil altijd kijken naar mogelijkheden om het belastingstelsel te vergroenen. Ik zeg er wel bij dat uw tegenbegroting wel heel ruig is. 10 miljard schuiven in één jaar tijd, dat creëert ongelukken met name voor werkgelegenheid en bedrijven. Dat moeten wij niet doen. Ik wil echter best wel kijken naar mogelijkheden om het belastingstelsel verder te vergroenen, omdat ik het energieakkoord inderdaad, net als u, zie als een eerste stap op weg naar de duurzame-energietoekomst die wij uiteindelijk met zijn allen moeten bereiken. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ruig of ambitieus. Het is maar welke woorden je gebruikt. De heer Samsom (PvdA): Ambitieus. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank u, want dat klinkt een stuk aardiger, vindt u niet, voorzitter? Dan kunnen wij misschien over het bedrag gaan praten, want het gaat om de systematiek. Die moeten wij verder doorvoeren. Wij moeten in de buurt komen van hetgeen de heer Samsom hier vorig jaar heel trots op tafel legde als een resultaat van zijn onderhandelingen, namelijk dat wij in 2020 die 16% schone energie hebben. Ik houd hem graag aan zijn woord. Ik hoor graag van hem waar hij dan aan denkt. De heer Samsom (PvdA): Er zijn talloze methoden om te vergroenen. GroenLinks is daar altijd veel creatiever in dan welke andere partij ook. Ik wil daarnaar kijken, maar ik wijs erop dat de ambitie in het regeerakkoord met het energieakkoord is verschoven van 2020 naar 2023. Daarvoor waren twee goede redenen. In de eerste plaats de noodzaak om een compromis met andere partijen te bereiken, waaronder de energiebedrijven die daaraan moeten en willen meewerken. In de tweede plaats de realiteit. De kostenontwikkeling van windparken gaat niet zo snel als ik had gehoopt. Hij gaat veel sneller dan veel cynici zeiden, maar niet zo snel als ik had gehoopt. De enige methode om dan toch in 2020 wel aan die 16% te komen, is massaal biomassa bijstoken, waar dan ook, in auto's of in centrales, wat u maar wilt. Die keuze maakten wij liever niet, omdat die het milieu uiteindelijk niet zo veel dient en zeker de innovatie niet. Die twee redenen hebben ertoe geleid dat mijn fractie akkoord gaat met het iets verschuiven van de doelstelling zodat je op langere termijn een beter resultaat bereikt. Ik had de indruk dat de heer Van Ojik wel in die redenering kan meegaan, maar hij kan zeggen dat zijn fractie altijd ambitieuzer is; dat is natuurlijk het goed recht van GroenLinks. Ik geef echter aan met welke hindernissen wij te maken zullen hebben als hij weer wil terugkeren naar 16% in 2020. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het gaat mij er niet om dat ik altijd graag ambitieuzer wil zijn. Ik zeg tegen de heer Samsom dat je uiteindelijk moet kiezen. Je kunt niet iedereen te vriend houden. Je kunt wel degelijk die ambitie, waarmee hij vorig jaar nog zo blij was, overeind houden. Alleen zul je dan wel samen met een aantal andere partijen betekenisvolle stappen moeten zetten op weg naar fiscale vergroening. Dat is dan uiteindelijk ook nog goed voor de werkgelegenheid. Ik daag hem daartoe uit. Dan zullen er altijd mensen zijn die zeggen dat zij het daarmee niet eens zijn. Je kunt niet iedereen te vriend houden. Soms moet je linksom of rechtsom. De heer Samsom (PvdA): Die uitdaging ga ik aan, maar ik zei voor het overige dat dit niet meteen zal leiden tot 16% duurzame energie in 2020. Fiscale vergroening heeft andere, ook mooie effecten, maar niet dat effect. De voorzitter: U vervolgt uw betoog. De heer Samsom (PvdA): Ik heb het over de eerste opdracht al gehad: investeren. De Partij van de Arbeid is tevreden dat de tweede opdracht, namelijk de begroting in 2014 in een verantwoord tempo herstellen, niet heeft afgedaan aan de eerste. De waarschuwingen van allerlei onheilsprofeten en economen ten spijt, ligt er een begrotingspakket waarin werkgelegenheid en groei bijna geheel worden ontzien. Dat is een heel mooie prestatie. Door de lastenverzwaring slim te kiezen, door bij de zorg de verspilling aan te pakken in plaats van te snijden in het pakket en door enkele investeringen iets beter te timen, houdt Nederland het economisch herstel en zijn sociale verworvenheden gewoon vast. Ook de derde opdracht, een evenwichtig inkomensbeeld, is goed vervuld. Veel Nederlanders gaan er door de slechte economie volgend jaar nog steeds iets op achteruit, al is het minder dan in de vorige jaren. Het kabinet levert op een voor de Partij voor de Arbeid cruciaal punt: de pijn eerlijk verdelen. Werkenden met lage inkomens en middeninkomens worden zo veel mogelijk ontzien en gaan er in een behoorlijk aantal gevallen zelfs een beetje op vooruit. Van mensen met een hoger inkomen wordt gevraagd iets extra bij te dragen, maar die bijdrage blijft voor iedereen draagbaar. Dat is de belofte die de Partij van de Arbeid vorig jaar deed, en daar houdt zij het kabinet ook aan. De belangrijkste opdracht gaat echter niet over 2014. Die gaat niet over de begroting, gaat niet over stimulering en gaat niet over koopkracht. De belangrijkste opdracht gaat over, in de woorden van Drees, wat ver vooruitziet, ons ideaal. In wat voor land leven wij straks en waarom doen wij dit allemaal? Het antwoord op die vraag is het antwoord op de angst voor verandering van een man uit Heerenveen. Waarom veranderen we nu eigenlijk alles in de zorg, op de arbeidsmarkt, in de financiële sector, op de woningmarkt? Wat geef ik hem nou als reden? Zijn reden stond achter hem: zijn dochter. Voor haar. Voor haar hele generatie. In het eerste decennium van deze eeuw liep haar toekomstperspectief vast. Het liep vast in de financiële crisis, het liep vast in de eurocrisis, in de economische crisis en in de politieke impasse. Het is onze taak om dat toekomstperspectief in het tweede decennium voor haar te hervinden. In wat voor land leeft zij straks? Waar verdienen wij ons geld mee? In wat voor bedrijven werken we? Hoe zorgen we voor zieken en ouderen? Hoe onderwijzen wij eigenlijk onze kinderen? Hoe ziet onze energievoorziening eruit? Kortom: waar werken we met z'n allen eigenlijk naartoe in de komende jaren? Ik schets ons ideaal. Want dan heeft Nederland een verschuiving ondergaan van een financiële, dienstverlenende economie, die langzaam zijn vormverlies begon te tonen, naar een veel groter accent op een bloeiende maakindustrie, de maakindustrie die ons land al zo veel parels heeft geschonken en waar nog steeds de kern van onze kracht ligt. Nederland heeft de beste regio's. Ik noem de techniek rondom Eindhoven, de creatieve industrie rondom Amsterdam, de chemie in Limburg, de biomedische technologie in Leiden en de duurzame energie in het noorden. Nederland heeft ook de juiste ondernemers. Zie wat Wim van der Leegte met Nedcar doet. Hij is meen ik lid van het CDA en de VVD tegelijk, maar dat geeft niks, want hij is in alles een sociaaldemocratisch ondernemer, met een focus op de lange termijn, niet op de winst, maar op de meerwaarde, goed voor de mensen en gericht op samenwerking. Hij is niet de enige. Ons land zit er vol mee. Voor dat type ondernemers rollen wij de loper uit, met investeringen in onderwijs, met een techniekpact om ervoor te zorgen dat er genoeg technici bij komen, met investeringen in topsectoren en met het energieakkoord dat innovatie in de techniek van de toekomst bevordert. Daarom hervormen wij ook de financiële sector drastisch. Dan komt deze sector weer in dienst te staan van die bedrijven, van de reële economie, in plaats van dat deze op het spel wordt gezet. De veranderingen van nu garanderen het verdienvermogen in de volgende decennia. Met dat ideaal wil de man uit Heerenveen misschien wel meegaan. Maar welke zekerheden heeft zijn dochter dan nog, als zij straks haar eerste stappen op de arbeidsmarkt zet? Is zij veroordeeld tot het leger van flexwerkers? Verstoken van de zekerheden van collectieve arrangementen, die ieder mens gewoon nodig heeft om zelf zijn leven te kunnen inrichten, zijn huis, zijn gezin, zijn toekomst? Of moet zij baantje aan baantje rijgen om überhaupt rond te komen? Of komt zij in de arbeidsmarkt die wij voor ons zien, in onze idealen? Eentje waarin jongeren weer kans hebben op een vast contract en oudere werknemers van baan kunnen wisselen zonder alle sociale zekerheid achter zich te verbranden? Waarin de krapte van de arbeidsmarkt wordt opgevangen door geslaagde participatie van vrouwen, migranten en ouderen? Waar ouders werk en zorg nog beter kunnen combineren, en waar je ongeacht je werk of je contractvorm, kunt rekenen op een aantal basiszekerheden: een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid, een fatsoenlijke pensioensopbouw? Speciaal voor sommige mensen met een arbeidshandicap geldt de vraag: zitten ze in de sociale werkvoorziening, of zelfs thuis, of hebben ze een plek gevonden, in een bedrijf, tussen collega's, waar zij tussen de anderen normaal meedoen aan het werk, en dus aan het leven? Ons ideale antwoord op deze vragen is duidelijk, maar om dit waar te maken moeten we nu de arbeidsmarkt veranderen. Daarom veranderen we de Flexwet, het ontslagrecht, de WW, de Participatiewet, de pensioenwetten. Allemaal veranderingen die angstig maken als je alleen denkt aan wat er vandaag verloren kan gaan, maar die hoop geven als je weet wat wij en onze kinderen ervoor terugkrijgen. Maar er is nóg meer nodig. Voor zijn dochter en voor hemzelf is er straks een heel andere gezondheidszorg nodig dan nu. Geen kostbare zorg op afstand, in grote instellingen; maar zorg dicht bij mensen, met een grotere rol voor de directe omgeving, met meer samenhang tussen wonen en welzijn en de wijk en de buurt. Meer zorgen voor elkaar. Minder uitbesteding en minder aanbesteding. Met een belangrijke rol voor wijkverpleegkundigen en huisartsen, die onze zorg beter en betaalbaar maken. Zorg die bovendien wordt opgebracht naar draagkracht en die wordt bekostigd op kwaliteit, niet op volume. Daarom gaan wij al die veranderingen inzetten. De heer Roemer (SP): Waarom zie ik dan, als het over de zorg gaat, in het kabinetsbeleid precies het tegenovergestelde? Winstmaximalisatie van ziekenhuizen. Gewoon betalen op basis van verrichtingen. De ene fusie na de andere. Streekziekenhuizen worden gesloten, personeel komt op straat te staan. De thuiszorg wordt afgebroken. Aanbestedingen zijn nog steeds schering en inslag. De heer Samsom (PvdA): Als u goed kijkt naar wat wij aan het doen zijn, ziet u dat wij proberen — overigens met succes — om de zorg van de AWBZ van de grote instellingen naar de buurt te brengen. De plannen zijn gericht op meer buurtzorg. Als u kijkt naar de bekostiging van de curatieve zorg, in de ziekenhuizen, en met name bij huisartsen en wijkverpleegkundigen, ziet u dat we gaan werken met systemen van populatiebekostiging, waardoor er niet meer per verrichting wordt betaald, maar er gewoon een goed salaris is voor de huisarts en iets meer als deze extra werkzaamheden kan verrichten die niet meer in het ziekenhuis worden verricht. Dat soort veranderingen worden nu ingezet. In het zorgakkoord is sprake van concentratie van complexe zorg, omdat het inderdaad beter en goedkoper is om heel complexe behandelingen op slechts een paar plekken te doen. En er komt een spreiding van de gewone basiszorg, omdat het beter en goedkoper is om die dichtbij te houden, in de buurt. Precies die afspraken worden nu gemaakt. Juist aan die aanbestedingen willen wij nu op een andere manier invulling geven; niet meer alleen maar op prijs, maar ook op kwaliteit. Al die verbeteringen, die u ook zo na aan het hart liggen, worden nu ingezet. Net als de man uit Heerenveen ziet u ze nu nog niet. U bent vooral met de veranderingen bezig die onzekerheid veroorzaken. Ik neem dat u niet kwalijk, maar uiteindelijk werken wij naar een samenleving die de zorg dichter bij mensen brengt. Dat is wat ik ook altijd in de SP-idealen heb herkend. De heer Roemer (SP): Ik wil een verzoek aan u doen om die andere begroting, die wij als Kamer blijkbaar niet hebben gekregen, alsnog naar de Kamer te sturen. In de stukken die ik heb gezien, staan deze idealen, die wij voor een deel steunen, namelijk niet. Wat ik zie, is de afbraak van de thuiszorg; en het ontslag van mensen, elke dag opnieuw. Wat ik zie, is nóg meer marktwerking in de ziekenhuiszorg, waardoor ziekenhuizen failliet gaan en worden gesloten. Wat ik zie, is dat er nauwelijks iets wordt gedaan aan de graaicultuur onder zorgbestuurders en aan de macht van de zorgverzekeraars. Waar de echte verspilling zit, zie ik het niet gebeuren. Daar zie ik vrij spel voor de VVD om nog meer marktwerking in te voeren in de zorg. Was het maar zo dat wij elkaar op basis van de begroting konden vinden. Blijkbaar zitten de idealen dichter bij elkaar dan ik in de begroting heb kunnen zien. De heer Samsom (PvdA): Wat ik zie, is een normering van de topinkomens in de zorg. Dat gaan wij voor het eerst in de geschiedenis doen. Wat ik zie, is een enorme kostenbesparing in de ziekenhuizen van meer dan een miljard euro, en bij de medicijnen, waardoor wij in staat zijn om het pakket overeind te houden. Wat ik zie, is dat wij langzaam maar zeker naar die zorg in de buurt toe gaan werken. Dat is wat ik zie. Topinkomens worden genormeerd, de ziekenhuizen besparen enorm, het pakket blijft overeind. Dat zijn de vorderingen die wij nu maken. Het is nog niet af, maar wij werken naar hetzelfde doel. De voorzitter: U vervolgt uw betoog. De heer Samsom (PvdA): De vraag is ook in wat voor wereld Nederland zich bevindt. De wereld met twee grootmachten en een overzichtelijke ideologische strijd, is allang geschiedenis. De komende decennia bepalen China, India en Brazilië minstens evenzeer ons beeld als Amerika en Rusland. In die nieuwe wereldorde moet Europa zich een plek veroveren. In de strijd om grondstoffen en energiebronnen, in de concurrentie om nieuwe markten in Afrika, Zuid-Amerika en Azië, in de strijd voor respect voor mensenrechten dient Europa zich te ontwikkelen van een verbrokkeld blok naar meer eenheid. Dat zal niet lukken als Europese politici het vertrouwen in de EU niet weten te herstellen. Europa vergt reparatie, geen desintegratie. Ook daarvoor zijn veranderingen nodig. Wij zullen meer soevereiniteit met elkaar moeten delen dan wij nu eigenlijk comfortabel vinden. Wij moeten meer solidariteit tonen dan wij nu kennelijk kunnen opbrengen. Economie, arbeid, zorg, Europa. Het zijn maar vier onderwerpen waarop al die veranderingen nodig zijn op weg naar onze samenleving van de toekomst. Hoe je die samenleving dan precies noemt, dat zal mij een biet zijn. Het gaat om wat het betekent voor mensen. Het is dus niet de samenleving van minder. Het is niet de samenleving van minder overheid, zo zeg ik tegen de heer Roemer. Het is niet de samenleving van minder loon, minder zekerheid, minder zorg. Onze ideale samenleving is er een van meer: meer samenhang, meer duurzaamheid, meer ondernemerschap, meer evenwicht, meer omkijken naar elkaar, meer samenwerking. Dat is het Nederland dat de PvdA voor ogen staat, de samenleving van onze idealen. De heer Slob (ChristenUnie): De heer Samsom heeft een heel klein stukje van zijn tekst besteed aan zaken die buiten Nederland liggen. Ik dacht al even: wat is voor de Partij van de Arbeid de wereld klein geworden; het gaat om Nederland en alleen als het om begrotingsregels gaat om Europa. Wat mij in deze begroting opgevallen is, is dat er opnieuw gejojood wordt met ontwikkelingssamenwerking. Bij het debat over de regeringsverklaring hebben wij daar met elkaar stevig over gesproken. Nu zien wij dat er opnieuw geschoven wordt met geld. Wij weten dat het bedrag naar beneden gaat, omdat het gelieerd is aan het bnp. Is dat de houding van Nederland naar de wereld zoals de PvdA die graag ziet? De heer Samsom (PvdA): De enige verandering die in deze begroting wordt doorgevoerd ten opzichte van de afspraken die al in het regeerakkoord stonden, is dat het revolverende fonds voor meer duurzaam ondernemerschap in ontwikkelingslanden in een ander tempo wordt gevuld dan het plan was. Ook daar zijn begrotingstechnische redenen voor, maar er was ook een praktische, reële reden: het bleek een helse klus om volgend jaar 250 miljoen in één keer adequaat uit te geven. Het fonds wordt dus iets langzamer gevuld, maar uiteindelijk komen wij gewoon op die 750 miljoen uit. Dat is nog steeds het plan. In die zin verandert er dus niks. De heer Slob (ChristenUnie): Dit is natuurlijk allemaal techniek: een beetje schuiven met geld, een fonds vullen en uitgeven. Uiteindelijk komt het er gewoon op neer dat er voor 2014 minder geld is om aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, terwijl het bedrag sowieso al terugloopt. Is dat de houding van Nederland ten opzichte van de wereld zoals de PvdA die graag ziet? Wij weten dat er meer dan 2 miljoen vluchtelingen in Syrië zijn, onder wie veel kinderen. In andere delen van de wereld is er ook ongelofelijk veel nood. De heer Samsom (PvdA): Ik heb al eerder aangegeven dat het compromis rondom ontwikkelingssamenwerking ook echt een compromis is waar de PvdA niet blij mee is. Dat compromis is gesloten in het licht van het bredere perspectief. Ik constateer ook dat partijen die nu proberen op ontwikkelingssamenwerking iets te herstellen, daar volgend jaar niet in slagen. Ook bij andere partijen, ook bij de ChristenUnie, liggen volgend jaar de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking onder wat vroeger de heilige 0,7% was. Wij hebben allemaal te maken met dezelfde realiteit. De heer Slob steekt er komend jaar weer 200 miljoen extra in; hij werkt langzaam terug. Ik had dat graag gedaan, maar dat is in deze constellatie niet mogelijk. De heer Slob (ChristenUnie): Dat laatste is in ieder geval een eerlijk antwoord. U hebt het dus gewoon niet voor elkaar gekregen. Op het moment dat er zo exorbitant veel bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking, kunt u ons natuurlijk niet verwijten dat we het niet eventjes in een tegenbegroting repareren. We laten wel zien welke kant we op willen. Ik vind het teleurstellend dat de Partij van de Arbeid dit voor 2014 heeft toegestaan, gezien de enorme veer die u vorig jaar al hebt moeten laten. De heer Samsom (PvdA): Die veer is gelaten. Dat geef ik toe, maar er is niet een extra veer bij gekomen. We vullen het fonds nu in een ander tempo, maar we houden dezelfde doelstellingen voor ogen. Realistisch gezien was 250 miljoen volgend jaar verspijkeren — om het maar plat uit te drukken — niet zo eenvoudig. De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Samsom was vorig jaar nog zo trots op het revolverend fonds. Hij zag het als een onderdeel van het compromis dat hem dwong om die bezuiniging met pijn in het hart — of zei hij dat het hem als een steen op de maag lag? —te moeten slikken. Het fonds nu trager vullen is een andere manier om te zeggen dat er opnieuw 100 miljoen wordt bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Dat is hij toch zeker met mij eens? De heer Samsom (PvdA): Nee. Dat zou waar zijn als het begrotingsuitgaven waren. Het is echter fondsvorming en dan loopt het anders. We vullen het fonds gewoon tot 750 miljoen. Dat stond in het regeerakkoord en dat staat nog steeds. De heer Van Ojik (GroenLinks): Er is volgend jaar 100 miljoen minder beschikbaar voor ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van wat de heer Samsom vorig jaar hier nog zo enthousiast heeft verdedigd. Je kunt het noemen zoals je wilt, maar er is volgend jaar — en overigens ook het jaar daarna — 100 miljoen minder beschikbaar voor ontwikkelingssamenwerking. En dat komt dus bovenop het miljard dat dit kabinet al op ontwikkelingssamenwerking heeft bezuinigd. Zeg toch eerlijk hoe het is en zeg niet dat we alleen maar een fonds wat langzamer vullen! Wat er in 2016 of 2017 over is van de afspraken en de garanties die we nu krijgen, weet niemand. De heer Samsom (PvdA): Dat weet ik wel, want die garantie staat in het regeerakkoord en dat akkoord loopt tot 2017. De heer Van Ojik kan het nog een keer vragen, maar ik zei zojuist al eerlijk tegen de heer Slob: ja, er is een veer gelaten. Dat klopt, maar daarvoor was ook een reële reden. 100 miljoen minder nu is namelijk 100 miljoen straks, op een tijdstip dat het revolverend fonds meer volwassenheid vertoont en ook beter kan worden besteed. Ik ken GroenLinks en ik hoop dat die partij dan als een bok op de haverkist zit om ervoor te zorgen dat die uitgaven goed gebeuren. De heer Van Ojik weet als geen ander hoe ingewikkeld dat is. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ga ervan uit dat dit niet nodig is en dat de partij die vorig jaar nog drie keer 250 miljoen vanaf dit jaar als een aanvaardbaar compromis presenteerde, er als coalitiepartij voor zorgt dat de beloftes die nu worden gedaan, anders dan de beloften van vorig jaar wel worden waargemaakt. Ik hoop dat het zo gaat, want hij zegt ook: we kunnen dat geld nu niet wegzetten. De heer Samsom (PvdA): Ik had het over de manier waarop je dit geld uitgeeft, want dat is uiteindelijk waar de mensen elders in de wereld iets aan hebben. We moeten dat geld op de juiste manier uitgeven en ik kan daar alle steun bij gebruiken, met name die van GroenLinks. Mevrouw de voorzitter. We hebben ons ideaalbeeld geschetst en met dit beeld voor ogen weten we dus waarom we eigenlijk allemaal alles moeten veranderen. We weten ook wat we moeten veranderen. De zoektocht die in Den Haag deze maanden zo veel onrust veroorzaakte, gaat over de vraag hoe we dan moeten veranderen. Doen we het via de maatschappij? Doen we het via de politiek? Doen we het via een combinatie van beide? Moet het zo snel als denkbaar of in een tempo dat iedereen kan meemaken? Het lijkt erop dat Nederland zich buiten deze vierkante kilometer al heeft verenigd op de antwoorden op deze vragen. Werkgevers konden het eens worden met werknemers, specialisten met huisartsen, ziekenhuizen met patiënten en milieuactivisten met directies van oliebedrijven. Zij werden het allemaal eens over de veranderingen die ons ideaal dichterbij brengen in een tempo dat rekening houdt met iedereen. Dan moet het hier in de politiek dus ook kunnen lukken. Ik heb daar goede verwachtingen van. Gisteren verschenen de voorstellen van de meeste partijen en, ja, er zijn heus veel verschillen, maar de overeenkomsten zijn groter. Er is grote overeenstemming over de gewenste stimulering van de economie, de stamrecht-bv's, de mogelijkheden om pensioenfondsen extra te laten investeren en om woningbouwcorporaties aan het werk te zetten. Er is ook consensus over de richting waarin de zorg, de woningmarkt en de arbeidsmarkt zich ontwikkelen. De verschillen gaan dan misschien nog over het tempo. Ik zie een gezamenlijke wens om koopkrachteffecten fatsoenlijk te verdelen. De manier waarop dat gebeurt, verschilt nogal. Er wordt hier en daar een fors ongeluk gemaakt, bijvoorbeeld wanneer minima en ouderen met een klein pensioen er procenten op achteruitgaan, maar het is allemaal te overzien. Ik zie bovendien wensen van partijen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, de kinderopvang, die mijn fractie graag zou willen en hopelijk zou kunnen honoreren als wij de juiste dekking met elkaar kunnen vinden. In een tijd waarin er zo veel verandert, kost het de politiek begrijpelijkerwijs tijd en moeite om er samen uit te komen, maar ik weet zeker dat het kan. Ik weet ook dat het nodig is. Samen de schouders eronder zetten is onontbeerlijk in de samenleving en in de politiek, niet om met 76 stemmen hier — dat zou genoeg zijn — of 38 stemmen daar de plannen erdoor te duwen, maar omdat de veranderingen die wij nu inzetten, zwaar zijn, diep ingrijpen en langdurig volgehouden moeten kunnen worden. Daarvoor is de meerderheid van vandaag niet voldoende. Perspectief op de toekomst is slechts houdbaar als er perspectief is op blijvende steun voor de ingezette koers. Die koers is nu ingezet door twee partijen met een verschillende visie op de samenleving maar een gezamenlijk geloof in de toekomst en een rotsvast vertrouwen in wat Nederlanders samen voor elkaar kunnen krijgen. De Partij van de Arbeid en de VVD zijn daarin niet de enige. De combinatie is gevonden in een beleid waarin mensen niet als consument worden gezien maar als burgers die de ene keer zelfstandig en de andere keer samen de toekomst vormgeven, en de wens van een betrouwbare overheid die optimaal beschermt maar minimaal belemmert. Die combinatie wordt door meerdere partijen gedeeld en biedt genoeg overeenkomsten om met andere partijen gezamenlijk op te trekken. Het kabinet heeft, zoals het behoort te doen, de lijnen uitgezet en de voorstellen gedaan. De samenleving staat klaar om de schouders eronder te zetten, en vandaag en morgen moeten wij de eerste stappen zetten op weg naar een zo breed mogelijk gedragen koers naar het Nederland van de toekomst. Dat gaat ons lukken. Ter inspiratie geef ik onszelf nog mee wat Drees daarover zei, niet bij de oprichting van de Partij van de Arbeid maar bij de regeringsverklaring van 1948: "Wij zijn zwaar beproefd, maar wij hebben de veerkracht niet verloren. Grote moeilijkheden maar ook grote mogelijkheden liggen voor ons. Moge het ons gegeven zijn, steunende op hogere beginselen, ondanks de sterke verschillen in staatkundige overtuiging, die in ons volk leven, gezamenlijk de kracht te ontwikkelen, die ons opgewassen doet zijn tegen de zware, maar grootse taak, die Nederland in dit tijdsgewricht heeft te vervullen." De heer Pechtold (D66): Ik dacht even dat de heer Samsom ook de heer Drees zou citeren toen hij zijn lidmaatschap uiteindelijk opzegde. (Hilariteit) De heer Samsom (PvdA): Die brief is het lezen waard! De heer Pechtold (D66): Maar ik wil met de heer Samsom nog één punt adresseren, waarop wij elkaar al een paar keer bijna hebben gevonden. Het gaat om een onderdeel van het sociaal akkoord. Het werd een zin in de troonrede, en ik moet eerlijk zeggen dat ik dat het dieptepunt vond. Het ging erom dat de mensen die beschermde werkplekken nodig hebben en die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, hun banen zouden krijgen in 2026. Tenminste, dan zou het allemaal gerealiseerd zijn. Volgend jaar moeten de werkgevers er 2.500 leveren en het jaar daarop ook. Daarna loop het langzaam op, en inderdaad, in 2026 moet het dan wat zijn. Nu heb ik al een paar keer met de heer Samsom van gedachten gewisseld over de vraag hoe wij dit, na jarenlang gezeur, een keer afrekenbaar kunnen regelen. In de plannen van het sociaal akkoord staat dat dit pas in 2016 gebeurt over de periode daarvoor. Dat duurt me te lang. Als er 2.500 banen worden beloofd in 2014 — de overheid doet hetzelfde — wil ik gewoon zeker weten dat wij dat doen en dat de werkgevers dat ook een keer doen. Anders heb ik namelijk volstrekt geen vertrouwen in 2026. De heer Samsom (PvdA): Daar hoeven wij ook niet op te wachten. 2016 staat inderdaad in het sociaal akkoord. U hebt al eens eerder een zeer specifiek debat daarover met het kabinet gehad. Ik wilde dat eigenlijk niet herhalen. Dat debat ging over de vraag op welke manier en op welk tijdstip het verstandig is om af te rekenen, de eerste afrekening te plegen. Ik zag eerlijk gezegd niet zo veel "onlogica" — ik zag nogal veel logica — in wat daarover nu is afgesproken, omdat je dan, op dat tijdstip, goed kunt bekijken wat er gebeurd is, en meteen met de wetgeving kunt komen — die staat dan namelijk al klaar — die u in uw verkiezingsprogramma, en wij overigens ook, hebben vastgelegd, namelijk: gewoon een quotum, met een boete op falen. Dat staat dan klaar. U kunt er met het kabinet en ook met mij nog een keer over praten of het eerder kan en op welke manier het eerder haalbaar is, en ik sta daarvoor open, maar ik had het idee dat wij dit debat al een keer hebben gehad. De heer Pechtold (D66): Dat debat hadden we gehad in het kader van een onbespreekbaar en in beton gegoten sociaal akkoord. Ik heb u zojuist bevraagd op een aantal punten waarmee uzelf en misschien de bonden wat minder blij zijn uit mijn mond. Ik denk dat ik u nu iets aanreik waarmee misschien de werkgevers wat minder blij zijn. Als we gaan praten over het sociaal akkoord — het gaat over 2.500 banen, waar hebben we het over — vind ik dat na het eerste jaar gewoon duidelijk moet zijn of het serieus is ingevuld, ja of nee. Als het niet het geval is, wil ik daar in 2015 met de werkgevers over afrekenen, want anders is die hele belofte niets waard. Ik vraag u dus om ruimte en ik snap dat u die nu niet in één keer gaat toezeggen. Ik zal het zo meteen ook aan de premier vragen. Er wordt bezuinigd op alle WSW-bedrijven, het wordt daar minder. De heer Cohen gaat nu de stem zijn voor de mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Ik vind dat wij in de politiek moeten zeggen: werkgevers, lever in 2014, zo niet dan gaan wij dat voor jullie regelen. De heer Samsom (PvdA): Beginnen met leveren in 2014 staat er al. U hebt het over het afrekenmoment. Ik gaf al aan dat daar ruimte is. Helemaal aan het begin van uw eerste interruptie, een uur of twee geleden, zei ik al dat ik graag wil bewegen op alle punten in het sociaal akkoord waarop ik het nut voor en een bijdrage aan de werkgelegenheid zie. Net als u, ben ik enigszins afhankelijk van het kabinet om dat te doen, maar u hebt mijn medewerking als wij die ruimte met elkaar willen zoeken zonder dat het tot ongelukken leidt. De heer Wilders (PVV): De heer Samsom sprak uitgebreid over zijn idealen. Het is altijd mooi om idealen te hebben, ook al heb je op een gegeven moment meer idealen dan kiezers. Los daarvan: kan de heer Samsom mij vertellen hoe het kan dat terwijl de minister-president en het kabinet eigenlijk zijn hele verkiezingsprogramma uitvoeren — de belastingen worden iedere week verhoogd, er wordt genivelleerd tot in het oneindige, er gaat geld naar Griekenland, Afrika krijgt miljarden, de grenzen gaan open voor Roemenen en Bulgaren — de partij van de heer Samsom toch op tien zetels in de peilingen staat? Het nivelleren kost banen, vooral in zijn eigen fractie. Er blijft bijna niemand meer over. Hoe kan dat nou? De heer Samsom (PvdA): Dat zou ik ook weleens willen weten. Gaat u met mij mee naar de zalen, mijnheer Wilders, waar de mensen staan die ongerust en bang zijn. Dan kunnen we samen eens kijken wat we kunnen doen. De heer Wilders (PVV): Dit antwoord is tekenend, want de heer Samsom zegt dus eigenlijk gewoon dat hij niet weet hoe het kan dat hij 18, 28 — wat is het? — zetels verliest. Hij zegt dat hij niet zou weten hoe dat komt. Ik weet het wél. De heer Samsom is losgeraakt van de Partij van de Arbeid-kiezers. Hij weet niet meer wie dat zijn. Hij weet niet meer waar zij voor staan. De Partij van de Arbeid-kiezer wil niet dat we geld naar Afrika brengen om vervolgens hier de AOW'ers te pakken. Die Partij van de Arbeid-kiezer wil niet dat we op 1 januari de grenzen openzetten voor Roemenen en Bulgaren terwijl we hier 700.000 werklozen hebben. Die Partij van de Arbeid-kiezer wil niet dat we in Nederland het eigen risico verhogen terwijl we 4 miljard aan contributie betalen aan Europa. Dát is het antwoord, daarom stemmen zij niet meer op uw partij, mijnheer Samsom. Dát is het antwoord, daarom stinken zij er niet meer in. Tien zetels is nog veel voor de Partij van de Arbeid, mijnheer Samsom. Als u op deze manier doorgaat, houdt u er vijf over. De heer Samsom (PvdA): Wat ik zojuist deed, had ik natuurlijk niet moeten doen; ik nam de vraag niet helemaal serieus. Toch constateer ik dat ik daar gelijk in had. Alle zaken die u zo verschrikkelijk vindt, mijnheer Wilders, en die onze idealen dichterbij brengen, stonden in het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid. Ze zijn de gehele verkiezingscampagne uitgedragen. Aan die verkiezingen hebt u ook meegedaan. U zit daar met 15 personen, wij hier met 38. En ja, in de tussentijd stormt het buiten en is het ingewikkeld. Dat heb ik hier ook aangegeven. Maar er is geen enkele reden om af te wijken van de idealen die wij hebben. Die zitten in ons bloed gegoten, al jarenlang, en dat blijft ook zo. Ik ben bereid om alle plannen aan te passen. Dat heb ik ook gezegd tegen iedereen in deze Kamer, behalve tegen u, mijnheer Wilders, want u hebt geen enkel voorstel daartoe gedaan. U hebt alleen maar het kabinet na de eerste minuut naar huis willen sturen. (Geroffel op de bankjes) De heer Wilders (PVV): Als ze dadelijk met zijn tienen klappen, klinkt het een stuk minder. De heer Samsom (PvdA): Vijftien is ook niet zo indrukwekkend. De heer Wilders (PVV): Weet u, vorig jaar had u wellicht een verhaal, maar de mensen zien nu waar dat verhaal toe leidt. Hoewel u uw verkiezingsprogramma uitvoert en hoewel de heer Rutte eigenlijk op zijn knieën, keffend achter u aan, uw programma uitvoert, de belastingen verhoogt, de Grieken geld geeft, de grenzen voor Roemenen en Bulgaren openzet en net doet alsof hij het erelid van de Partij van de Arbeid is, zien mensen dat dit niet werkt. Dat zien ze! Ze geloven u niet meer. Ze vertrouwen u niet meer. Ze vertrouwen uw vriendjes in het kabinet niet meer. Ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken dat niet alleen die ene meneer in Heerenveen geen PvdA meer stemt, maar dat geen persoon in Heerenveen nog op de PvdA stemt als u doorgaat met geld naar het buitenland brengen en de Nederlander daarvoor pakken, als u doorgaat met het openzetten van de grenzen voor Roemenen en Bulgaren terwijl hier werklozen zijn. Wat denkt u, hoeveel PvdA'ers die werken op die vrachtwagens en in de bouw, zullen het met u eens zijn dat het goed is dat de Roemenen en Bulgaren naar Nederland komen op 1 januari? Als u dat hier gaat verdedigen, eindigt u heel snel, of u het leuk vindt of niet. U doet het nog erger en slechter dan Job Cohen. Job Cohen blijkt nu opeens de Johan Cruijff van de PvdA-fractie te zijn geweest. U doet het nog honderd keer slechter! Als u zo doorgaat, blijft er niets van u en uw partij over. De heer Samsom (PvdA): Ik had u nog niet verteld hoe het verhaal met de man uit Heerenveen afliep. Hij stemt op de Partij van de Arbeid. De vergadering wordt van 16.47 uur tot 17.01 uur geschorst. De heer Van Haersma Buma (CDA): Mevrouw de voorzitter. Ik begin met een citaat. Ik realiseer mij dat ik daarmee niet de eerste ben, maar het citaat is vandaag nog niet eerder gebruikt. Belastingverhogingen zijn vergif voor de economie en leiden tot het afbreken van banen. Belastingverhogingen zijn slecht voor hardwerkend Nederland en slecht voor de economische groei. Belastingverhogingen zorgen voor minder ruimte in de portemonnee van de burger om zelf beslissingen te nemen, aldus Mark Rutte bij de behandeling van de begroting in 2009. Hij liet het daar niet bij. Omdat het toenmalige kabinet de belastingen niet verlaagde zoals hij wilde, diende hij midden in de crisis van dat jaar een motie van wantrouwen in. Mark Rutte pleitte in dat crisisjaar voor nieuwe verkiezingen. Ik zal dat vandaag niet doen, maar het roer moet wel om. Heel langzaam begint om ons heen Europa uit de economische crisis te ontsnappen. Duitsland doet het goed, in Spanje daalt de werkloosheid en zelfs België krijgt zijn begroting op orde. Er is reden tot beginnende hoop en optimisme in Europa. Als Europa opveert, kan Nederland niet achterblijven, maar toch gebeurt dat. De werkloosheid nadert het niveau van de jaren tachtig. De inflatie is inmiddels het dubbele van de rente op de bank. Faillissementen, vooral in de bouw, zijn aan de orde van de dag. Familiebedrijven houden het hoofd niet langer boven water en winkelstraten lopen leeg. Dat Nederland hard geraakt wordt door een wereldwijde crisis, is met onze open economie onvermijdelijk. Maar dat Nederland er niet uitkomt, is dat niet. Nederland kan uit de crisis komen, als het banen en structureel herstel vooropzet. De banen verslindende belastingverhogingen moeten omlaag, de nivellering ten koste van middeninkomens moet stoppen en de veelkoppige overheid kan kleiner, want werk en economisch herstel worden niet gecreëerd door de overheid. De overheid kan de omstandigheden scheppen waaronder de economie weer tot leven komt. Als Den Haag een stapje terug doet en het initiatief van mensen en van ondernemenden weer waardeert, wordt de overheid kleiner, de economie gezonder en de samenleving sterker. Het gaat uiteindelijk om de samenleving, het gaat niet om de overheid. Even leek het alsof dit kabinet dat had begrepen, want in de troonrede verscheen ineens het begrip "participatiesamenleving". Helaas werd het echter al snel duidelijk dat het niet om een diep doorleefd besef ging. Vooral binnen de geledingen van de Partij van de Arbeid kwam er zelfs meteen weerstand. De een na de ander benadrukte dat de overheid echt niet zou krimpen; de verzorgingsstaat zou toch echt het uitgangspunt blijven. Voormalig PvdA-leider, thans columnist Wouter Bos vreesde zelfs een ideologische ommezwaai van zijn partij, weg van die zaligmakende overheid. Vanuit de VVD klonken minder gespannen reacties op het benoemen van die participatiemaatschappij, maar dat wil niet zeggen dat liberalen wel begrepen hebben wat je daaronder zou moeten verstaan. Voor de VVD is maar al te vaak een begrip als "participatiemaatschappij" weinig meer dan een excuus voor bezuinigen en meer marktwerking. Meedoen in de samenleving is dan niet veel meer dan je bewegen als consument op een markt. Het nemen van verantwoordelijkheid betekent dan al snel: zoek het zelf maar uit. Nee, met de Partij van de Arbeid en de VVD krijgt dat begrip "participatiesamenleving" het slechtste uit twee werelden. Het visieloos snijden van de VVD wordt verbloemd onder het kopje "participeren" en het staatsdenken van de PvdA zorgt voor een batterij aan regels en voorwaarden waar de gemiddelde goedwillende burger niet meer doorheen komt. Een samenleving waarin mensen kunnen participeren, veronderstelt dat mensen de ruimte en de middelen hebben om dat waar te maken. Alleen op die manier kan Nederland uit de economische crisis worden geholpen door de ruggengraat van onze samenleving: gewone gezinnen, familiebedrijven, ondernemers. Alleen als wij een sterke ruggengraat hebben, kunnen de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Lagere belastingen zijn geen doel op zich voor het CDA, maar een voorwaarde voor het opbouwen van een eerlijke economie. Door lagere lasten geven wij meer ruimte aan de samenleving en bouwen wij geen grote overheid maar een betere maatschappij. Dan beginnen mensen ondernemingen in plaats van dat ze ze sluiten, zoals nu het geval is. Dan nemen ondernemers weer medewerkers aan in plaats van dat ze ze ontslaan. Dan bloeit Nederland weer op in plaats van dat het wordt verstikt. Maar wat doet het kabinet? Het kabinet doet het tegenovergestelde. Het vernietigt banen door voortgaande belastingverhogingen en nivellering. Het verstikt het maatschappelijk initiatief door de overheid jaar in, jaar uit te laten groeien. Het verzwakt de ruggengraat van Nederland: gewone gezinnen, families, ondernemers. Wat betekent nivelleren en belastingen verhogen nou in de praktijk? Dat betekent dat je vanaf een inkomen van ongeveer €20.000 — dat is iets meer dan het minimumloon — bij iedere dag die je extra werkt om €100 te verdienen, €45 afstaat aan de Staat. Als je €42.000 verdient, dan wordt dat €49. Als je €55.000 verdient — een hoger middeninkomen — dan wordt dat al €59. 59 eurocent van iedere euro die je extra verdient, gaat dan rechtstreeks terug naar de Staat. Ik vraag mij af of het kabinet weet wat het hoogste belastingtarief is op Cuba, de laatst overgebleven communistische heilstaat op het westelijk halfrond. Het hoogste belastingtarief op Cuba is 50%. Wij kunnen nog wat leren, het kabinet kan nog wat leren van Raúl en Fidel Castro. Is de minister bereid om af te zien van die belastingverhoging voor middeninkomens? Is hij bereid om bijvoorbeeld af te zien van het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting? Het kabinet spreekt voor het volgend jaar over iets extra loonruimte, bijvoorbeeld voor ambtenaren in de zorg. Daar hebben wij over gesproken. Maar die loonsverhoging betaalt de ambtenaar zelf dubbel en dwars terug via hogere belastingen. Eigenlijk zou het kabinet volgend jaar bij de loonstrookjes van ambtenaren een bijsluiter moeten doen: Let op! Geld verdienen kost geld. Het CDA kiest voor belastingverlaging. Om die reden kiezen wij niet voor stijgingen van het brutoloon. Deze coalitie maakt meer keuzes die niet begrijpelijk zijn. Het kabinet verlaagt de topsalarissen in de zorg maar pas in 2015. Maar al dit jaar gaan chronisch zieken en gehandicapten er tot 13% op achteruit, omdat extreem wordt gekort op hun bijstand en hulp via de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (WTCG). Onbegrijpelijk is die keuze! Is het kabinet bereid om het inkomen van medisch specialisten al dit jaar te verlagen, zodat dat geld ten goede kan komen aan mensen die chronisch ziek of gehandicapt zijn? De regering verhoogt de accijnzen, bijvoorbeeld op diesel. Die bedraagt nu €0,44. Hij gaat niet, zoals in het regeerakkoord stond, naar €0,46 maar naar €0,48 per liter. Nu is de accijns in Duitsland €0,47. Dus Nederland, dat daarmee nog net onder Duitsland zat, komt op dat gebied nu ook boven Duitsland. Wat gaat er dan gebeuren? Alle Nederlandse transporteurs die door heel Europa rijden, tanken hun vrachtauto niet meer vol in Nederland maar in Duitsland. Het kabinet schreef in een brief aan de Kamer dat het bij de berekening van de gevolgen van de verhoging van die belastingen grenseffecten niet mee kon rekenen omdat die niet in de modellen pasten. In de modellen passen ze niet, in de werkelijkheid zijn ze er wel. Mijn vraag is dan ook of het kabinet bereid is, die accijnzen niet verder te verhogen. De heer Wilders heeft geloof ik een vraag, dus ik zal even stoppen, dan kan de voorzitter overgaan tot het al of niet verlenen van het woord. De voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Wilders. De heer Wilders (PVV): Ligt Kunduz ook in Cuba? De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, en het is op die twee plaatsen in de wereld ook op verschillende tijdstippen lente. De heer Wilders (PVV): Ik word er een beetje moe van, maar ik kan het iedere keer niet laten. De heer Buma praat de hele tijd over lastenverhogingen die hij niet wil, en over het kabinet dat net Cuba is, maar hij heeft vorig jaar zijn handtekening gezet onder honderdduizend lastenverzwaringen, in het Kunduz-akkoord. Nogmaals, ik moet ze even noemen, want het is echt te verschrikkelijk voor woorden. De btw naar 21%, het verhogen van de tarieven voor loonbelasting met anderhalf miljard, het verhogen van de belasting op aardgas, op leidingwater, op kolen, op frisdrank, het verhogen — over grenseffecten gesproken — van de accijnzen op alcohol en tabak. Zo kan ik nog een uur doorgaan. Het is een pakket van 9 miljard aan lastenverzwaringen. Getekend, Sybrand van Haersma Buma, CDA, en nu een groot verhaal over belastingverlaging. U hebt het zelf gedaan, u hebt ervoor gezorgd dat de economie naar de mallemoer ging. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ergens had ik deze interruptie wel zien aankomen. Ik wil daar het volgende op zeggen. Ja, het Lenteakkoord heb ik mee ondertekend. Maar daarin — dat laat u niet zien — zaten twee elementen. De lastenverhoging in 2013? Ja, maar daarna was er ook de belofte om het via de inkomstenbelasting terug te geven, omdat de effecten dan vooral zouden gaan werken. Die teruggaaf, toen beloofd, komen wij na. Het kabinet niet, wij wel. De heer Wilders (PVV): De heer Buma heeft voor 4 miljard getekend voor een verhoging van de btw. Die is naar 21% gegaan. Heel veel mensen uit het midden- en kleinbedrijf, en ook heel veel burgers, hebben daar enorm veel last van gehad. Gaat u dat ook terugdraaien? De heer Van Haersma Buma (CDA): Toen was de afspraak, waaraan ik mij houd, dat de btw omhoog ging, maar dat als compensatie de inkomstenbelasting omlaag ging. Een effect waarmee we rekening moeten houden, is dat die btw-verhoging een veel groter effect heeft gehad dan wij dachten. Dat maakt het extra urgent om nu niet te zeggen: we gaan door. Maar als je ziet dat de belastinginkomsten alleen maar terugvallen, dan moet je niet doorgaan op dezelfde weg naar meer lastenverhoging. Ik zou bijna in uw woorden zeggen "genoeg is genoeg": dan voer je geen belastingverhoging meer door. Daar pleit ik voor. De heer Wilders (PVV): Ik heb nog zo'n polsbandje voor u waar het op staat: genoeg is genoeg. Als u dat wilt hebben, dan geef ik u dat. Uw collega Van Hijum zei het laatst in een interview in een bepaalde krant een stuk duidelijker. In mijn eigen woorden: dat hadden we niet moeten doen, die btw-verhoging, daar hebben we spijt van, dat is een beetje onhandig geweest. Vindt u dat ook? De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, ik heb geen spijt van het akkoord dat ik heb gesloten, omdat ik weet onder welke omstandigheden dat is gebeurd. Ik noem onder andere het niet lang daarvoor weglopen van de heer Wilders uit de onderhandelingen, waar die btw zes weken op tafel heeft gelegen, zonder enig weerwoord van de heer Wilders. De heer Wilders (PVV): Dat is natuurlijk complete onzin, maar los daarvan ... De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is dan weer onzin! De heer Wilders (PVV): Dat is natuurlijk complete onzin, maar los daarvan zegt de heer Buma nu dat hij geen spijt heeft van die btw-verhoging. Dan kan ik niet anders dan opnieuw zijn bijdrage als hypocriet betitelen: eerst instemmen met 9 miljard aan belastingverhogingen en nu moord en brand schreeuwen, het kabinet Cubaanse praktijken verwijten, terwijl de grootste Fidel Castro nu achter het spreekgestoelte staat. De heer Van Haersma Buma (CDA): De effecten van alles wat er gebeurd is en de gevolgen van het feit dat de inkomsten uit belastingen niet stijgen, moet niet alleen mij en u, maar ook het kabinet tot het besef brengen dat het dus geen zin heeft om belastingen verder te verhogen, omdat het verder geen opbrengsten meer zal hebben. Ik voorzie namelijk nu al dat, als deze verhogingen, zoals de accijnsverhogingen, doorgaan dat we dan volgend jaar hier weer zitten met een spoedpakket, omdat de opbrengst niet binnen is gekomen. Ik wil leren. Ik doe het niet nog een keer dat ik een effect dat ik onvoldoende kan voorzien, aan het einde van het jaar moet compenseren door last minute bezuinigingen. Het gebeurt dit jaar, maar laten we zorgen dat het volgend jaar niet weer gebeurt. Daarom moeten de belastingen niet verder omhoog. We hadden het over de accijnsverhoging, voordat de interruptie van de heer Wilders kwam, en ik heb het over keuzes van het kabinet waar ik soms vraagtekens bij plaats en die ik soms helemaal niet begrijp. Een keuze van het kabinet is bijvoorbeeld om 250 miljoen euro te bezuinigen op infrastructuur. Dat kost, behalve extra files, zo'n 2.000 à 2.500 mensen hun baan. Maar, zegt het kabinet, dat geeft niet, want we hebben nog minister Asscher en die heeft een banenplan. Daar wordt dan weer 300 miljoen aan uitgegeven. Is het, zo vraag ik de minister-president, niet veel verstandiger om geen banenplan te doen, maar een echte investering, die de files voorkomt en heel veel mensen aan werk helpt? Al die rare keuzes zijn eigenlijk het gevolg van de uitruil aan het begin van deze coalitie. De VVD koos toen het kaartje bezuinigen en de PvdA koos bij het uitruilen voor het kaartje nivelleren. Maar geen van de twee koos voor het kaartje banen. Er is geen gezamenlijke visie op de toekomst van ons land en zeker niet op herstel van de economie, maar de politieke verlanglijstjes zijn centraal gesteld. Vorig jaar noemde de voorzitter van de Partij van de Arbeid, Spekman, de nivelleringsoperatie van het kabinet al een feest. Dit jaar kan hij met de PvdA helemaal op de banken gaan staan. Het mag wat banen kosten, zei collega Samsom al in juli. En dat doet het ook. Volgend jaar zullen weer tienduizenden Nederlanders thuiskomen met de mededeling dat ze hun baan zijn kwijtgeraakt. Deze coalitie viert een heel duur feestje op kosten van gewone gezinnen, families en ondernemers. Premier Rutte zal als het zo doorgaat, worden herinnerd als de premier die de belastingen van middeninkomens op het hoogste niveau bracht in de geschiedenis, die de grootste nivelleringsoperatie uitvoerde sinds Joop den Uyl en onder wie de werkloosheid naar het hoogste niveau steeg sinds de jaren tachtig. Het beleid loopt vast, de weg loopt dood en dus moet het anders. Dit is een crisis waar we niet vanzelf uit komen, niet gemakkelijk, maar het kan wel. Het kan sneller en het kan beter dan bij dit kabinetsbeleid. Afgelopen maandag heeft het CDA een alternatief gepresenteerd dat lagere belastingen biedt, dat de nivellering van middeninkomens stopt en dat de overheid kleiner maakt. Het is een keuze voor de ruggengraat van de samenleving, voor families, ondernemers, middeninkomens, en vooral een alternatief dat als doel heeft: meer banen. Niet het koopkrachtplaatje van de PvdA staat voorop, want aan het eind van het jaar is het altijd weer anders gegaan dan aan het begin van het jaar de prognose was, maar de vraag of je de echte koopkrachtstijging hebt gekregen door een baan, in 2014 en de jaren daarna. Het alternatief voor het CDA is dus een andere koers, een koers van belastingverlaging, een kleinere overheid en geen nivellering. De heer Samsom (PvdA): Even over dat koopkrachtplaatje. Ik ken het CDA al een tijd en ook het CDA maakt zich druk, terecht, over middeninkomens, modale inkomens en gezinnen die werken. Als u dan kijkt naar de gevolgen van het Belastingplan — u wilt af van de operatie die daarin staat — dan ziet u dat die operatie juist precies die gezinnen ondersteunt. Dus waar u nu tegen fulmineert, dat snap ik wel, is niet datgene wat nu gebeurt in het Belastingplan 2014. In dat plan staat gewoon een koopkrachtoperatie, waardoor gezinnen en ouderen er iets op vooruitgaan. Als u dat schrapt, pakt u hen juist het hardst. Is dat wat het CDA op dit moment nastreeft? De heer Van Haersma Buma (CDA): Weer stelt u in uw vraag niet de kern aan de orde. Die was geweest: kunnen wij samen tot een plan komen dat meer banen oplevert. Dat is de kern. Ik weet van ons eigen verkiezingsprogramma dat dat koopkracht kost. Maar ik zeg altijd en u zei dat in maart nog bij Pauw en Witteman: in dit jaar gaat werk boven inkomen. Zo is het bij het CDA, want als we structureel uit deze crisis komen, wil ik niet jaar in, jaar uit maatregelen moeten nemen en hele operaties, zoals u het noemt, moeten houden om op papier de koopkrachtplaatjes op orde te krijgen. We moeten mensen aan het werk helpen, in 2014, 2015, 2016 en 2017. Daar wil ik aan werken. De heer Samsom (PvdA): Precies. Zullen we dan eens kijken wat die operatie in 2014 bijvoorbeeld betekent voor de banen? Als dat de kern van de zaak is, moeten de heer Buma en ik samen tot de kern willen komen. Dan moeten wij eens bekijken of een operatie in het Belastingplan, bijvoorbeeld het fors verhogen van de arbeidskorting en het ondersteunen daarmee van werkende gezinnen, banen kost, oplevert of misschien neutraal is. In dat laatste geval is het toch mooi dat iedereen er een beetje koopkracht bij heeft gekregen. Zullen wij eens samen proberen om te bekijken wat het effect daarvan is en daarna, misschien morgen al, verder praten over de wijze waarop wij tot elkaar kunnen komen? De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat praten heeft de heer Samsom net al voorkomen. Dat zullen wij wel verder zien. De werkelijkheid is als volgt. In de vraag van de heer Samsom zit een woord waarvan ik weet dat ik daarop moet letten. Hij heeft het over 2014. Wij doen echter hetzelfde als wat in ons verkiezingsprogramma staat. De werkloosheid moet structureel naar beneden. Ik kan ook miljarden vrijmaken voor banenplannen in 2014, maar als het geld op is, zijn al die mensen hun baan weer kwijt in 2015. Werkgelegenheid krijg je alleen als mensen weer gaan ondernemen. Kijk naar Duitsland. Daar kunnen ze het wel. Laten we daarvan leren! De heer Samsom (PvdA): De heer Buma had het zelf over de jaren 2014, 2015 en 2016. Die jaartallen noemde hij. Daarom was ik meegaand en vroeg ik of wij samen kunnen bekijken wat het oplevert. De belastingoperatie waar de heer Buma tegen fulmineert, vindt namelijk niet plaats. Wij doen iets anders, iets wat wel goed is voor zowel de koopkracht als gezinnen, en wat de werkgelegenheid niet schaadt. Als de heer Buma daar samen met ons naar wil kijken en dan eens wil bekijken of er nog iets kan verbeteren, op welk terrein dan ook, dan kunnen wij op die manier verder bewegen. Anders wordt het inderdaad best ingewikkeld. De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik eens één voorbeeld noemen, namelijk het verhogen van de accijns. Kan de heer Samsom aangeven hoe die een positief effect op de werkgelegenheid heeft? De heer Samsom (PvdA): Wij hadden het net over de operatie in het Belastingplan rondom de heffingskortingen, maar over het verhogen van de accijns zeg ik het volgende. Als de heer Buma een methode weet om de accijns niet te hoeven verhogen — wij doen dat ook niet voor de lol of als hobby — en hij een andere dekking weet aan te geven waardoor wij de accijnzen niet hoeven te verhogen, dan kunnen wij daarnaar kijken. Dat hebben wij al eerder gedaan. Die vraag stelde de heer Buma niet in zijn interruptie. Het is goed dat die hier nu aan de orde komt. Dat is precies iets waarover wij met elkaar kunnen praten. De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij hebben afgelopen maandag een voorstel gedaan. Als wij over koopkracht spreken, denk ik met name aan diegenen voor wie de overheid het schild voor de zwakken moet zijn. Dat zijn chronisch zieken, gehandicapten en duurzaam arbeidsongeschikten. Als wij samen praten, laten wij dan dus ook samen praten over het stoppen van de bezuinigingen op die plekken. Daar is de heer Samsom gelukkig voor. Er moet dus niet meer worden bezuinigd op de chronisch zieken en gehandicapten, zoals de heer Samsom doet. Ook moet er niet meer worden bezuinigd op arbeidsongeschikten, zoals hij ook doet. De heer Slob (ChristenUnie): Laat ik nou net een vraag hebben over de arbeidsongeschikten. Ik heb de tegenbegroting van het CDA uiteraard ook met belangstelling gelezen. Ik steun het pleidooi van de heer Buma om zo veel mogelijk werkgelegenheid te zoeken, maar wat gaat er nu gebeuren met mensen die naar de WSW moeten? Als ik de plannen van het CDA goed gelezen heb, moet de nieuwe instroom al vanaf 1 januari worden gestopt. Waar moeten die mensen dan heen? De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat gaat om de Participatiewet. Het gaat om de noodzaak om een hervorming die moet komen, ook snel te laten komen. Echt, als wij haar een jaar uitstellen, is de wereld voor deze mensen niet zomaar beter. Het is dus inderdaad een hervorming die wij snel door willen laten gaan. Dat toont trouwens ook aan dat wij bereid zijn om met het kabinet over die wet en over een snelle invoering te praten. Als je hervormt en als je pijn doet, doe dat dan ook snel en stel het niet voortdurend uit, want onzekerheid is net zo erg. De heer Slob (ChristenUnie): Ik kijk naar de kalender. Het is 25 september. De heer Buma wil die Participatiewet 1 januari 2014 laten ingaan. De Participatiewet is er nog niet. De heer Buma boekt deze maatregel wel als een bezuiniging in, maar deze mensen kunnen dan niet naar de sociale werkplaats en zij moeten dan zelf ergens werk zien te vinden. De gemeente heeft echter nog geen instrumentarium, middelen en mogelijkheden om hen daarbij te ondersteunen. De heer Buma stuurt hen dan toch eigenlijk met een kluitje in het riet? Dat is voor deze groep heel schrijnend. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ten eerste blijf ik zeggen dat je, als je een hervorming uitvoert, die ook snel moet willen uitvoeren. Dat geldt dus ook voor deze hervorming. Ten tweede hebben wij samen een van de problemen gesignaleerd toen het kabinet in maart voor een probleem stond. Wij hebben het kabinet toen samen opgeroepen om de maatregelen niet uit te stellen, omdat het anders in het najaar in de problemen zou komen. Zie, daar zijn wij in de problemen, ook bij de nullijn. Bij allerlei maatregelen die in maart gemakkelijk waren, heeft het kabinet het laten lopen, om dan in september te zeggen: ja sorry, nu is het wel laat. Nee, het had toen gemoeten. Er is nu minder tijd voor, maar de noodzaak is er nog steeds. De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben het met de heer Buma eens dat wij, ook als wij als oppositie met plannen komen, in de problemen zijn gebracht door het feit dat de klok maar doortikt en wij niet voor de zomer een fatsoenlijk debat hebben kunnen voeren met elkaar en al keuzes hebben kunnen maken. De heer Buma moet echter toch nog eens nadenken over de vraag wat het betekent voor arbeidsgehandicapten dat die wet er nu niet is. Het is jammer, maar hij is nog niet officieel helemaal behandeld. Toch neemt de heer Buma zo'n maatregel. Ik denk dat dit echt een probleem is. Laten wij dat die mensen niet aandoen, maar laten wij het kabinet wel vragen om spoed te betrachten met deze wet. De gemeenten hebben duidelijkheid daarover nodig. De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Voor het geval het kabinet het nog niet had begrepen, zeg ik het nog even kort, en het staat ook in het deel van mijn spreektekst waar ik nu ben: de koers moet worden bijgesteld. Het moet naar belastingverlaging in plaats van naar belastingverhoging, een kleinere overheid in plaats van een grotere overheid, geen nivellering, geen 60% belasting voor middeninkomens. Daarbij lopen de overheidsuitgaven tot 2017 op met 24 miljard euro. De heer Zijlstra (VVD): Toen ik op het spreekgestoelte stond, heb ik diverse keren de vraag gehad, ook van de heer Buma, of er ruimte is om te praten. Ik snap heel goed — dat heb ik ook proberen helder te maken — dat de oppositie niet bij het kruisje tekent. Ik probeer in het betoog van de heer Buma de ruimte te ontdekken die er bij hem ligt. Ik ga ervan uit dat hij ook niet verwacht dat de VVD en de PvdA bij zijn kruisje tekenen. De heer Buma heeft in zijn voorstellen allemaal zaken ingeboekt. Ik noem maar wat: ervoor zorgen dat mensen die gebruikmaken van aftrekposten, zoals de hypotheekrente of de zelfstandigenaftrek, daardoor een hoger inkomen hebben en daardoor niet meer in aanmerking komen voor toeslagen. Dat is voor middeninkomens een inkomenseffect van soms heel veel procenten. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Buma dat serieus wil. De concrete vraag is: is er ook bij het CDA, net zoals bij de VVD het geval is en naar ik hoop ook bij het kabinet — dat horen we morgen — ruimte om met een constructieve houding, elk vanuit ons eigen standpunt, te bekijken hoe we kunnen komen tot een pakket waarmee we de lasten laag kunnen houden, zo veel mogelijk banen in dit land kunnen creëren en tot echte besluiten kunnen komen? Is die ruimte er? De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een terechte vraag van de heer Zijlstra. Als ik maatregelen neerleg, dan wil ik daar natuurlijk over spreken. Ik geef daarbij aan, en dat heb ik ook bij de presentatie gezegd, dat de richting voor mij wel vooropstaat. Die richting is: geen nivellering, omdat nivellering, boven op alles wat we al over ons heen krijgen, banen kost. Verder: geen lastenverzwaring. In het interruptiedebat met de heer Wilders hadden we het er al over dat de belasting niet eens binnen gaat komen. En, ten slotte, de overheid moet niet blijven groeien, omdat we daarvoor steeds de belastingen moeten verhogen. Die dingen willen we dus niet. Eén ding willen we wel: banen voorop. Dan bekijken we hoe we de economie in Nederland weer sterker kunnen maken. Dan hebben we geen makkelijk verhaal — ik doe ook niet mee met een makkelijk verhaal — maar dan hebben we wel het echte verhaal. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben blij dat de heer Buma heel helder aangeeft dat de ruimte er is om te bekijken hoe we Nederland structureel sterker gaan maken en hoe we daarvoor de juiste maatregelen kunnen nemen. Ik begrijp hieruit eveneens dat tot dat structurele plaatje ook behoort dat we de overheidsfinanciën op orde brengen, dat we het dus niet met geleend geld doen. Ik ga die gesprekken graag aan. Ik denk dat we binnenkort weer een kopje koffie gaan drinken, maar dan hopelijk zonder dat dat meteen op de voorpagina van een krant staat. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vrees dat het na deze woorden van de heer Zijlstra niet meer zal lukken om de voorpagina's van kranten te ontlopen, want men zal nu voor alle deuren gaan buurten. Een aantal deuren is al dicht. Misschien zijn er nog andere deuren open. Ik was net begonnen om iets te zeggen over de overheidsuitgaven. We denken dat we aan het bezuinigen zijn, maar de overheidsuitgaven lopen tot 2017 met 24 miljard euro op. Daartegenover staat de andere koers die het CDA wil voeren. Het is een voorstel dat zo door het kabinet zou moeten kunnen worden overgenomen. We willen wettelijk vastleggen, zoals ook aan het parlement is geadviseerd, om de overheid op de nullijn te zetten als het tekort meer dan 3% bedraagt. Dan wordt aan het begin van het jaar niet meer automatisch verhoogd met de inflatie. Pas als het tekort weer onder die 3% komt, kun je praten over het omkeren daarvan. We moeten dus veel meer uitgaan van wat een normale ondernemer of een normale burger allang doet: als je op de nullijn zit, als je geen geld hebt, dan geef je niet méér uit. Dat zou ook de regel bij de overheid moeten worden. We zullen daarvoor een voorstel doen. Zo zal een combinatie van een rem op de groei van de overheid, loonmatiging en belastingverlaging zorgen voor meer economisch herstel en meer banen. Kort samengevat: het Duitse recept. Als we die weg niet kiezen, dan blijven we achterlopen en dan blijft de staatsschuld toenemen. De staatsschuld loopt op. Hij dreigt al het niveau van 80% van ons bruto binnenlands product te bereiken. Als we die 80% gaan halen, wordt het een risicofactor voor de economische groei. De schuld wordt dan een zelfstandige factor doordat het vertrouwen in Nederland gaat dalen en de rente nog verder zal stijgen. Een kleinere overheid heeft consequenties. Een kleinere overheid leidt tot minder uitgaven. Daarom moeten wij blijven hervormen. Met de heer Slob sprak ik al over hervormen op de arbeidsmarkt. In onze tegenbegroting doen wij al voorstellen voor hervormen in de zorg. Daarnaast moeten wij blijven hervormen in de sociale zekerheid. Mensen hebben vaak moeite met de onzekerheid die ontstaat door hervormingen, dat geef ik toe. Veel erger is de blijvende onzekerheid door een land dat niet uit het slop komt, door het verlies van banen en door het verlies van toekomst. Voor het kabinet breekt nu een belangrijke fase aan. De minister-president en zijn ploeg zijn aangeland bij een tweesprong. Gaan ze door op de ingeslagen weg met lastenverhoging, nivellering en een grotere overheid? Of kiezen ze voor het alternatief van een kleinere overheid met belastingverlaging, een sterkere samenleving en meer banen? Dat is de bepalende keuze. Dat is de keuze voor 2014. De richting die het CDA uit wil, is duidelijk. (Geroffel op CDA-bankjes) De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik krijg niet vaak al meteen applaus van de CDA-fractie als ik een interruptie ga plegen. Hartelijk dank. Ik word er verlegen van. De heer Van Haersma Buma (CDA): Als u een kopje koffie wilt komen drinken, bent u welkom. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet het. Uw deur staat altijd open, maar soms weer dicht, en dan weer open. Ik probeer dat ook de hele dag te volgen. Ik wil het hebben over de inhoud van het verhaal van collega Buma. Ik heb het goed tot mij laten doordringen. Ik heb al eerder gezegd dat het kabinet en de coalitie echt iets te kiezen hebben als het erom gaat zaken te doen met de oppositie, want er tekenen zich toch steeds duidelijker twee verschillende richtingen af. De heer Buma heeft een keer of vijf gezegd hoe erg hij tegen nivelleren is, want het gaat hem om banen. In tijden dat het slecht gaat, is het normaal dat mensen met de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Ik denk dat de minister-president dat letterlijk regelmatig zegt. Is dit niet hetzelfde als zeggen dat je voor nivelleren bent? Is het CDA op dat punt van zijn geloof gevallen? De heer Van Haersma Buma (CDA): De mogelijkheid dat het CDA van zijn geloof valt, is bijna niet aanwezig. De werkelijkheid is dat de overheid op dit moment te weinig geld heeft. Veel uitgaven kunnen dus niet worden gedaan en dit treft de inkomens aan de onderkant. Het gekke is dat het kabinet zegt dat nu ook de middeninkomens erop achteruit moeten gaan, omdat het die uitgaven aan de onderkant niet meer kan doen. Dat is nivelleren en dat kost banen. De overheid kan veel beter ervoor zorgen dat veel uitgaven niet meer hoeven worden gedaan. Dit is al een principiële keuze. Tegen "de sterkste schouders onder de zwaarste lasten" zeg ik ja. Bij het CDA betekent dit dat chronisch zieken en gehandicapten er niet zo veel op achteruit gaan als het kabinet voorstelt en dat wij dat repareren. Het betekent ook dat duurzaam arbeidsongeschikten hun toeslag niet kwijtraken. Het betekent ook dat wij alles op alles zetten om de mensen die kunnen werken, aan een baan te helpen. Het CDA zegt: liever een baan dan €100 met kerst om het koopkrachtplaatje voor het kabinet op orde te brengen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik het goed begrepen heb, zegt de heer Buma: nivelleren kost banen. Ik ken de modellen van het CPB waarop dat is gebaseerd. Deze gaan uit van de veronderstelling dat als je te veel nivelleert, mensen zich niet meer aanbieden op de arbeidsmarkt. Dat is toch correct? De heer Van Haersma Buma (CDA): Zeker. Het betekent dat meer werken niet meer gaat lonen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is op dit moment echt niet het probleem dat wij hebben. Het probleem is dat er geen banen zijn. Het probleem is niet dat mensen zich niet meer aanbieden voor de arbeidsmarkt. Het probleem is dat er honderdduizenden banen te weinig zijn. Er zijn nog geen 100.000 vacatures. Er zijn meer dan 700.000 werklozen en dat aantal loopt volgend jaar nog op. Denivelleren is dan toch niet de oplossing? De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is een combinatie. Hoe wordt dit nivelleren vormgegeven? Het gaat hier om het verhogen van de belastingen voor middeninkomens. We hebben het hier uitgebreid over gehad. Het verhogen van een belasting om te nivelleren en er daarmee voor zorgen dat de middeninkomens ook worden getroffen, is slecht voor het werk. Er blijft dan minder netto-inkomen over. Extra werken heeft geen zin, maar ook uitgaven kunnen niet worden gedaan. Wie doet die uitgaven? De overheid. Wat is nu net het probleem? Dat het de economie verstikt. Ik blijf zeggen: kijk naar Duitsland. Nu praten we bijna over economische modellen, maar onze overheid is zo veel omvangrijker geworden dan die in Duitsland. Die slokt zo veel meer op van alles wat wij verdienen, dat zij een factor van hinder is geworden. Daarom, zo zeg ik heel eerlijk, is de keuze op de tweesprong ook zo principieel. Ik weet dat de heer Van Ojik een andere kant uit wil en dat hij veel vergroening in zijn pakket heeft. Ik weet dat hij dit anders invult dan ik, maar het is een andere keuze. Tegen het kabinet zeg ik: als u mijn keuze niet goed vindt omdat u wel wilt nivelleren, ga dan naar een ander. Ik heb begrepen dat het dan bijvoorbeeld bij GroenLinks te rade moet gaan. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik kan mij daar eigenlijk alleen maar bij aansluiten. Het kabinet heeft een duidelijke keuze tussen de agenda van de heer Buma, met een kleinere overheid, iedereen op de nullijn, denivellering en geen belastingverhoging, en een andere agenda, die uitgaat van eerlijk delen en een actief investerende overheid die de crisis op die manier te lijf gaat. Die overheid vergroent inderdaad, omdat dat én goed is voor het milieu én de banen oplevert waarover de heer Buma en ik ons allebei zorgen maken. Dat is het interessante. De heer Van Haersma Buma (CDA): Misschien kunnen we nu beide fracties vragen te applaudisseren! De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Samsom. De heer Samsom (PvdA): Ik ben enigszins in verwarring. Het doel dat de heer Buma namelijk zegt na te streven, is precies het doel dat wij ook nastreven, namelijk iets meer ondersteuning bieden aan gewone gezinnen. Het Belastingplan, met daarin al die vermaledijde maatregelen die de heer Buma wil schrappen, steunt precies die gezinnen. Is de heer Buma niet verblind door iets anders, waardoor hij niet meer wil kijken naar wat we werkelijk aan het doen zijn? Ik vraag de heer Buma om eens te kijken naar de koopkrachteffecten. Hij heeft al zijn vragen gesteld, en alle antwoorden zijn binnen. Een modaal gezin — hij een modaal inkomen en zij een modaal inkomen — gaat er iets op vooruit dankzij de door de heer Buma verfoeide maatregelen. Als de heer Buma die schrapt, betekent dat een achteruitgang voor hen, terwijl hij hen juist wil steunen. We zijn het eens over het doel. Daar zijn we het gewoon over eens. Dan kunnen we het toch ook eens worden over de middelen die we daarvoor inzetten? Want dat is ondergeschikt. De heer Van Haersma Buma (CDA): Twee dingen. Ten eerste heeft de heer Samsom het weer alleen over de koopkracht, terwijl ik het over banen heb. Ten tweede, als we het over het doel "banen" eens zijn, raad ik de heer Samsom aan om onze plannen meteen letterlijk over te nemen. Dat zijn namelijk de plannen die geënt zijn op ons verkiezingsprogramma en die toen structureel, dus niet in 2013 of 2014, 180.000 extra banen opleverden. Ik claim niet dat ons plan in de komende jaren 180.000 banen extra oplevert. Ik claim wel dat ons plan ervoor zorgt dat Nederland structureel gezond wordt en dat er structureel veel meer banen komen. De heer Samsom (PvdA): Daar zitten we dan toch met een zoektocht, want volgens mij zoekt de heer Buma ook naar banen in 2014, 2015 en 2016. Dat zijn namelijk op dit moment de jaren waarin mensen het zo zwaar hebben. Natuurlijk wil ik ook met de heer Buma kijken naar de structurele maatregelen, maar dan gaan CDA en PvdA inderdaad meer van mening verschillen. Dat is ook helemaal niet erg; dat is al jaren het geval en dat blijft ook nog wel zo. Als we elkaar nu kunnen vinden in de maatregelen die nodig zijn om de koopkracht van gezinnen te ondersteunen in de komende jaren en om de werkgelegenheid zo veel mogelijk te behouden in de komende jaren, dan zijn we het eens over die twee doelen. Dan moet het voor de middelen mogelijk zijn om elkaar te vinden, door welke deur dan ook. De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik één voorstel doen. Het is net ook even ter sprake geweest. Ik ben bereid om het banenplan van de heer Asscher in te leveren. O nee, dat levert u dan in, maar goed. We leveren het samen in. De voorzitter: Ik ga u toch even verbeteren. Het is de minister van Sociale Zaken. De heer Van Haersma Buma (CDA): En Werkgelegenheid overigens. Dat zouden we bijna vergeten. De voorzitter: Precies! U weet het heel goed. Ik wist het wel. De heer Van Haersma Buma (CDA): De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt geen banenplan. Dat is niet nodig als we de accijnzen niet verhogen, want dan gaan al die pompstationhouders ook niet failliet. Deal. De heer Samsom (PvdA): Precies die vraag is ook gesteld door een van ons bij de Macro Economische Verkenningen. Daaruit bleek nu juist dat de investeringen die worden gedaan, in dit geval door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maar het maakt niet uit welke investering het is, effectiever zijn dan lastenverlichting. Of omgekeerd: lastenverzwaring is erger voor de werkgelegenheid dan iets bezuinigen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Nou, ... De heer Samsom (PvdA): Daar zit de afruil in. Ik snap best dat de heer Buma de pomphouders ter wille wil zijn. Dat wil ik ook graag, daarom zoek ik met hem naar een accijns. Maar laten we tegelijkertijd geen maatregelen om zeep helpen die óók goed zijn voor de werkgelegenheid. Laten we dan zoeken naar een dekking die misschien wel het beste van twee werelden in zich verenigt. We houden dus én de investeringen overeind die banen bevorderen, én we halen iets af van die vermaledijde accijnsverhoging, of zien daar misschien wel helemaal van af. Zullen we die zoektocht samen ondernemen? De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat vind ik echt een PvdA-oplossing: wij geven het geld gewoon aan beide kanten uit. De heer Samsom (PvdA): Dat snap ik. Het is heel goed dat u dit even doet. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan het niet mooier maken. De heer Samsom (PvdA): Nee, dat is waar. Wij zochten samen naar een andere dekking, niet naar niks. Ik zie dat u op uw tegenbegroting helaas 1 miljard tekortkomt. Dat is best ingewikkeld, maar dat zoekt u waarschijnlijk zelf wel uit. Dat moeten wij vervolgens bij de accijnzen ook doen. Laten wij dat doen, maar niet ten koste van uitgaven die juist goed zijn voor de werkgelegenheid die u en ik samen zo graag in de komende jaren willen bevorderen. Volgens mij moet dit lukken. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb mijn antwoord daarop al gegeven. Ik zal niet iedereen vermoeien met een herhaling daarvan. Hiermee ben ik uitgesproken. De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Je zou het haast vergeten, maar dit is pas de eerste begroting van dit kabinet. Dat is geen makkelijke opgave in crisistijd en daarom geef ik een welgemeend compliment. De fractie van D66, his majesty's most loyal opposition, legt vandaag echter toch een alternatief op tafel. Ik zeg eerlijk waarom wij dit doen: wij vertrouwen meer op onszelf dan op dit kabinet. De afgelopen maanden spoorden wij het kabinet aan om te stoppen met doormodderen en met halfslachtige akkoorden en om nieuw optimisme in Nederland te brengen. Nieuw optimisme is hard nodig. Nieuw optimisme is bovendien binnen handbereik als de politiek de regie terugpakt en duidelijkheid geeft. Tien maanden geleden verwelkomde ik een ambitieus regeerakkoord. Eindelijk waren er plannen om de economie te hervormen en onze verdienkracht te vergroten. Het kabinet voelde die urgentie. In het regeerakkoord stond: alle wetsvoorstellen binnen één jaar in de Kamer. Ik word daar nog steeds enthousiast van. Mijn eerste vraag aan de minister-president is of dat nog gaat lukken. De fractie van D66 koos bij de start voor een positieve grondhouding: constructief waar het kan en kritisch waar het moet. De inkt van het regeerakkoord was echter nog niet droog of de weeffouten in de coalitie kwamen al bloot te liggen: een te gehaaste formatie, een kwetsbaar kaartspel dat het feestje van de één direct tot de pijn van de ander maakte en last but not least geen meerderheid in de senaat. De coalitie zegt dat dit een welbewust genomen risico is. Het zorgoproer veegde het zelfbewustzijn van de coalitie meteen van tafel. Er heerste een nauwelijks beheersbare paniek. De leider van de VVD-senaatsfractie dwong een aangepast regeerakkoord af en liet daarmee meteen zien dat de Eerste Kamer een politiek orgaan is. Toch herpakte het kabinet zich na deze valse start, althans minister Blok. Minister Blok sloot met een deel van de oppositie een politiek akkoord voor de woningmarkt. Was dat nou precies het D66-programma? Nee. Bracht het rust en duidelijkheid? Absoluut. Mensen weten nu waar zij aan toe zijn, met als gevolg steeds meer positieve signalen: de huizenprijzen stabiliseren; er worden meer woningen verkocht; het vertrouwen in de woningmarkt stijgt. Het woonakkoord staat als een huis. De minister rest slechts één obstakel, namelijk een politiek doorgewinterde PvdA-senator. Daar kan ik hem echter niet bij helpen. Het succes van minister Blok kreeg gek genoeg … De voorzitter: Sorry. Ik ben hier al de hele dag mee bezig. Minister Blok is de minister van Wonen en Rijksdienst. De heer Pechtold (D66): Ik zei minister Blok. De voorzitter: Ja. Het is de minister van Wonen en Rijksdienst. In dit huis is het een gebruik om geen eigennamen te noemen. De heer Pechtold (D66): Moet ik die mijnheer in het midden dan "de minister van Algemene Zaken" noemen? Minister Rutte: "Premier" is genoeg! De voorzitter: "De minister-president" mag ook. De heer Pechtold (D66): Minister Blok van Wonen en Rijksdienst … Voorzitter, het valt mij op dat bepaalde soorten van taalgebruik en aanspreekvormen wel kunnen, maar ik voeg mij geheel naar uw wens. Het succes van minister Blok van Wonen en Rijksdienst kreeg gek genoeg geen vervolg. Het kabinet gaf het initiatief en de regie uit handen. Minister-president Rutte van Algemene Zaken en minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vluchtten weg uit het parlement de polder in. De premier dook de kroeg in met Ton Heerts: alle hervormingen op de lange baan. Zelden bezorgde één biertje mij zo'n kater. En de paradox is dat het kabinet op zoek naar maatschappelijk draagvlak juist de publieke steun verloor. Om over politieke steun nog maar te zwijgen. De coalitie heeft zich klem gezet. Het is een zelfgekozen minderheidskabinet met allerlei zelf gewilde akkoorden, zonder politieke rugdekking, met de handen op de rug gebonden. Oeverloos gepolder maakte van daadkracht remkracht. Wientjes en Heerts waarschuwen, eisen en dreigen dat het een lieve lust is. Minister-president Rutte en minister Asscher staan erbij en kijken ernaar. Die wankelmoedigheid van de politiek maakt mensen wantrouwig. Schep vertrouwen, schep duidelijkheid, maak een noodplan voor als de economie tegenzit. Dat zeiden wij vorig jaar december. Te vroeg, antwoordde het kabinet. Kom met een noodplan voor als het toch tegenvalt, zeiden wij in april. Wacht maar op de groene waas, reageerde de minister-president. Hij zou het CPB wel eens even verslaan. Het kabinet ging welbewust op zijn handen zitten en zei: wacht maar tot september. Het resultaat? De 3% is onhaalbaar, hervormen is onmogelijk, nullijnen en hogere belastingen zijn de enige, fantasieloze opties. Zelfs de Raad van State is ongekend kritisch. De raad zegt: Gezien de urgentie van de problemen zijn de maatregelen te beperkt en te traag; zo wordt opnieuw het vertrouwen ondermijnd. Ik voel mij door deze woorden gesterkt in mijn kritiek, maar ik vraag de premier waarom hij de kop in de zand steekt. Waarom niet geluisterd naar al die wijze raad van IMF, OESO, Europa, Raad van State en natuurlijk D66? Was het uit angst voor de sociale partners, voor een vol Malieveld, voor de achterban, voor de kiezer, voor Maurice de Hond? Of wat het trots? Moest koste wat het kost worden bewezen dat de coalitie een succes was, zelfs ten koste van het eigen regeerakkoord? Mijn fractie stond iets anders voor ogen. Wij hadden graag samen met het kabinet vanuit de oppositie de ambities uit het regeerakkoord omgezet in goede plannen. Daarover is ook vaak gesproken. Er zijn goede gesprekken gevoerd met een constructieve staatssecretaris Van Rijn. Zelfs in de zomer was ik beschikbaar voor overleg. Daar zat ik ineens met een collega aan het strand in plaats van met mijn kinderen. Ik had mij op de ontmoeting met collega Samsom goed voorbereid. Ik had mij goed ingesmeerd om niet rood te worden. Het is een veelbesproken strandwandeling geworden, zonder resultaat. Wat mij betreft: zand erover. De conclusie moet zijn dat wij nauwelijks een stap verder komen. Het kabinet zal ons lastig vinden en ik geef volmondig toe dat wij ook ambitieus zijn. Wij willen Nederland vooruit brengen. Na zeven jaar stilstand is tempo ook hard nodig. Onze plannen houden weinig rekening met de dure beloftes van de minister-president aan zijn poldervrienden. Sterker nog, dat doet misschien wel extra pijn, omdat wij de coalitie keer op keer aan de eigen beloftes herinneren. Het zijn beloftes die verdampt zijn in akkoorden. Maar nood breekt akkoorden, ook polderakkoorden. Wij schuiven niets door voor de schone schijn van lieve vrede. Nu een spannend najaar wacht, het twee voor twaalf is, helderheid over de pensioenen ontbreekt, het sociaal akkoord wankelt, het Belastingplan nog lang geen meerderheid heeft, wat nu? Wat is plan B, minister-president? Tegen wie zegt "er is geen wisselgeld; teken maar bij het kruisje" zeg ik: voor een beetje wisselgeld doen wij het ook niet. Ik vraag het premier Rutte. Wat is ons alternatief u waard? Ik leun niet achterover. Ik stort geen bergen van kritiek en bakken vol ellende over dit kabinet uit. Ik ken de premier inmiddels en ik weet dat hij dat breed lachend langs zijn koude kleren laat glijden. En daar kun je nog bewondering voor opbrengen ook. Dat doe ik dus niet. Er staat te veel op het spel en daarom bied ik een alternatief. Het kabinet vraagt vandaag steun voor het eigen pakket, maar ik draai de vraag om. Welke van onze plannen steunt het kabinet? Wij willen nu een trendbreuk, omdat opeenvolgende kabinetten dat hebben verzuimd, een trendbreuk, ook met Rutte II. Mensen snakken naar hernieuwd vertrouwen in de toekomst. Ons alternatief biedt nieuw optimisme. We bieden mensen duidelijkheid. We zorgen dat mensen erop vooruitgaan en we realiseren nieuwe economische groei. Het heeft niet echt geholpen dat de minister-president mensen opriep om eens flink te gaan spenderen. Het was een malle actie als je je verplaatst in mensen die nogal wat over zich heen krijgen: verlaging van pensioen, faillissement van hun bedrijf, jongeren die geen baan vinden. Het was een loze oproep, omdat er ook niets tegenover stond. En dat is nog steeds zo. Het kabinet redeneert dat uitstel leidt tot herstel van vertrouwen. En daarna gaan we dan hervormen. Maar als uitstel zou leiden tot meer vertrouwen, dan zou het vertrouwen nu torenhoog moeten zijn. Wij redeneren andersom: geef duidelijkheid, stel hervormingen niet uit en houd vast aan de besluiten die je neemt. Dan kunnen mensen zich aanpassen, dan hebben ze nieuwe zekerheden en dan volgt het vertrouwen. Ons alternatief bevat voor 6 miljard aan structurele hervormingen en bezuinigingen met substantiële investeringen. Het kabinet committeerde zich ook aan 6 miljard structureel, maar komt die belofte niet na. De premier verkoopt de nullijn als een structurele maatregel, maar het Centraal Planbureau zegt: slechts een tijdelijke besparing. Ook hierop graag een reactie. Wij willen structurele verbeteringen en echte hervormingen om te voorkomen dat ieder jaar weer nieuwe bezuinigingen nodig zijn. Of zoals diezelfde Raad van State schrijft: "Het bieden van een helder en reëel zicht op onvermijdelijke verdere aanpassingen van collectieve uitgaven en collectieve lasten is de enige begaanbare weg naar perspectief en daarmee naar herstel van vertrouwen." "Hear, hear" zeg ik. Ook hierop krijg ik graag een reactie van de minister-president. Het goede voorbeeld geeft minister Schippers. De almaar stijgende zorgkosten beperkt ze met een miljard door een stevige aanpak van fraude en verspilling. Hoe zuur moet het voor haar zijn dat haar collega Asscher dat miljard dan weer inpikt om zijn tegenvallers op te vangen. Wanneer gaat de minister van Werkgelegenheid en Sociale Zaken een keer leveren? Zo vraag ik de premier. Naast gebrek aan duidelijkheid ontbreekt voor mensen het zicht op vooruitgang. Dit kabinet vernietigt banen met het sociaal akkoord, hogere belastingen en verborgen nullijnen. Wat moeten we dus doen? Niet pas in 2016, maar nu hervormen! En dat kan toch? Zo vraag ik de premier. "Het sociaal akkoord is immers niet heilig" zegt collega Zijlstra. "Flexibel mee omgaan" zegt de minister van Economische Zaken. Maar minister Asscher zegt "het staat als een huis" en partijvoorzitter Spekman voegt daaraan toe "niet aan morrelen". En nou ben ik toch zo benieuwd waar de minister-president staat. Kan hij namens het kabinet met één mond helderheid geven? Wat goed is in het sociaal akkoord wil ik behouden. Dat Wajongers in plaats van een stempel voor het leven een kans op een baan krijgen is uitstekend. Dat de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt, vaak aangewezen op sociale werkplaatsen, nu eindelijk, na al die jaren van getalm en vage beloftes van de werkgevers, werk krijgen: hulde! Maar absoluut dieptepunt in de troonrede was dat deze banen er pas in 2026 zijn. In onze plannen hebben wij daarnaast 400 miljoen om kansen op werk te vergroten. Dat is geld voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, de werkloosheid onder ouderen en langdurige werklozen. Daarnaast is er bij ons extra geld voor kinderopvang, zodat beide ouders kunnen gaan werken en dat ook een baan in de kinderopvang geen voortdurend onzeker bestaan is. De prijs van al dat getreuzel door het kabinet is een foute keuze voor 3 miljard aan lastenverzwaring; slecht voor economische groei, slecht voor werkgelegenheid en slecht voor de koopkracht van mensen. Daarom ook schrappen wij de nullijn echt. Mensen moeten meer te besteden krijgen. Maar extra werken wordt gewoon afgestraft. Nu heeft de Kamer blootgelegd dat vanaf een modaal inkomen een extra uur werken minder dan een halfuur loont. Hardwerkend Nederland wordt platgewalst onder uw grote sneeuwschuiver. Naast duidelijkheid en zicht op vooruitgang zetten wij vol in op nieuwe groei. De omslag van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij is een prima begin. In plaats van te twisten wie dit woord het eerst gebruikte, kijk ik liever naar wie het eerst de daad bij het woord voegt. Die omslag is namelijk hard nodig. Om dat waar te maken en om het individu daarin kansen te geven, moeten wij inzetten op kennis. Wij investeren daarom structureel 1 miljard in onderzoek en onderwijs, volgend jaar al 500 miljoen. Kennis en innovatie: de brandstof voor een land dat vooruit wil, de brandstof voor het zelfbewuste individu dat vooruit wil, de kans om, waar je wieg ook heeft gestaan, zelf iets van het leven te maken. Ons gerafelde onderwijssysteem is niet goed genoeg meer. Het is te weinig vernieuwend, te massaal, te bureaucratisch en vooral te weinig uitdagend. Wij zakken uit de wereldtop. Bezuinigen op onderwijs is bewust met je rug naar de toekomst staan. Landen, hele continenten zijn door de eeuwen heen vooruitgekomen of weggezakt door een keuze al dan niet voor kennis en innovatie. Het geïsoleerde Japan in de negentiende eeuw. De oververhitte Chinese economie op dit moment, maar wel met universiteiten van wereldklasse. Qatar, Abu Dhabi, die in een paar jaar tijd hun brandstof uit de grond omzetten in de enige grondstof die groeit door uitputtend gebruik, namelijk kennis. Toen deze crisis startte, investeerde dit land niet en Duitsland wel, en zie: daar plukken ze de vruchten nu. Dat ik dit moet vertellen aan een sociaaldemocratische minister van Onderwijs, dat ik dit moet vertellen aan een sociaaldemocratische minister van Financiën en aan een kabinet dat voor de helft steunt op sociaaldemocraten: de belangrijkste ongelijkheid zit hem niet in inkomen, maar in kansen bij de start van je leven, de kansen door onderwijs. Het grote verschil tussen de PvdA en mij is dat de PvdA gaandeweg gaat bijschaven met een eenmalige €100 voor minima, terwijl ik iedereen de beste start in het leven wil geven, en daar dan ook geld voor uittrek. Zolang er nog één zwakke school is, zolang er nog één onbevoegde leraar voor de klas staat, zolang er nog één kind met taalachterstand op school komt — een kind dat vaak ook weer met die achterstand van school af komt — rust je niet en speel je geen balletje-balletje met onderwijsgeld. Beter onderwijs vergt meer dan geld, maar het vergt in ieder geval meer geld. De heer Samsom (PvdA): Eens, en daarom zei ik ook al in mijn termijn dat wij op zoek zouden moeten naar dat geld. Maar dan moet de heer Pechtold mij misschien ook helpen met het aangeven van de dekking. Zijn programma komt 2 miljard tekort in 2014 om aan de opdrachten van Brussel te voldoen. Nu vraag ik vooral de heer Pechtold, als kenner en als liefhebber van die opdracht en van de Europese samenwerking, op welke manier hij onder die wens of opdracht uit wenst te komen. Want ja, dan valt er een hoop geld vrij, maar op dit moment zie ik het niet gebeuren. De heer Pechtold (D66): Ik geef een reactie op twee punten. In de eerste plaats: lees "Brussel" goed. In "Brussel" staat: structureel 6 miljard. In "Brussel" staat: investeer in onderwijs en innovatie. Dat doet u niet. In "Brussel" staat: versnel de maatregelen op de arbeidsmarkt. Dat doet u niet. In "Brussel" staat: stabiliteit op de woningmarkt. Daarvan vinden wij allebei op dit moment dat die er is en dat je daarin niet moet versnellen. Als u in december of april geluisterd had, zeg ik tegen de heer Samsom, had ik hier nu een pakket kunnen neerleggen dat ook volgend jaar 6 miljard bedraagt. Maar u vraagt mij om nu, in september, een begroting vast te stellen waarin de enige, fantasieloze mogelijkheid voor extra plussen, belastingen is. Ik heb hier zo een lijstje voor u van 1,5 miljard dat door het CPB bij ons is afgewezen. Weet u waarom? Omdat het te laat is. De heer Samsom (PvdA): Sommige maatregelen waarschijnlijk om andere redenen. Vorig jaar hadden we hetzelfde in het voorjaar en ook toen kwam er een pakket met vooral lastenverzwaringen en een paar nullijnen, dus de tijd maakt volgens mij niet veel uit. U zegt ook: luister naar Brussel en lees wat daar vandaan komt. In Brussel vragen ze echter inmiddels niet meer van ons om nog veel sneller te gaan met de arbeidsmarkthervormingen. U hebt misschien de conceptversie, maar de uiteindelijke aanbevelingen bevatten die opmerking niet. De uiteindelijke aanbeveling bevat wel gewoon 1% consolidatie, dat is 6 miljard in onze economie, in 2014. "Minimaal", zegt de VVD daar dan vaak nog bij, maar laten we dat gezamenlijk even vergeten. 1% in 2014. Op welke manier kunnen wij Brussel van het juiste antwoord voorzien? De heer Pechtold (D66): We beginnen de brief met "Sorry, maar we hebben een kabinet het bordes op gebracht en zijn daarna tien maanden gaan formeren. Dat betekent dat we nu, in september, aan de oppositie zeggen: we binden alle twee jullie armen op de rug en spring dan maar even vanaf die afstand door dat hoepeltje." Dat vraagt u aan mij, mijnheer Samsom. Ik ga het niet oplossen met alleen extra lasten, want het grote verschil met het vijfpartijenakkoord is dat daar weliswaar lasten inzaten maar dat die terugkwamen via een lagere inkomstenbelasting. Dat is hetgeen u terugdraait. Ik wil graag op zoek naar ruimte, ik wil graag op zoek naar geld voor onderwijs. Laten we beginnen met ruimte te zoeken voor werk en de lasten. Ik weet zeker dat als u mijn plannen volgt — u ziet het ook — er ook geld is voor onderwijs. De heer Samsom (PvdA): Dat is mooi. Ten eerste. De btw-verhoging wordt in de komende jaren volledig teruggegeven, misschien iets anders dan u in het Lenteakkoord had afgesproken, maar er zijn ook andere partijen bij betrokken geraakt sinds het Lenteakkoord. Ze wordt echter volledig teruggegeven. Dat is het positieve. Ten tweede. U zegt: laten we op zoek gaan naar geld. U zegt dat u niet meer hoeft te voldoen aan de Brusselse opdracht. Ik neem het u helemaal niet kwalijk dat u dat zelf niet meer wilt, maar gezamenlijk moet Nederland er denk ik wel aan voldoen. We moeten dus op een of andere manier op zoek gaan naar mogelijkheden om de extra investeringen van 500 miljoen te kunnen betalen. Laten we kijken hoever we komen. De heer Pechtold (D66): Ik daag collega Samsom uit. Zeg tegen Brussel dat je hier de boel verbreed hebt, dat je eindelijk een beetje stabiliteit hebt, dat je arbeidsmarkthervormingen niet uitstelt maar nu invoert, dat je je woningmarkt langzamerhand op orde hebt, dat er op Onderwijs een duo zit dat er steeds meer aan doet om de zorgkosten, die explosief stijgen, te beheersen, en Brussel zal heel goed luisteren en bezien of die plannen structureel goed ingevoerd zijn met 6 miljard of dat het houtje-touwtje met nullijnen is in het eerste jaar. Ik durf deze uitdaging aan. Dan is er ook geld voor het door ons beide gewenste onderwijs. Ik zei het immers al: beter onderwijs vergt meer dan geld, maar vergt in ieder geval ook meer geld. 700 miljoen erbij en 700 miljoen eraf, zoals het kabinet ons nu voorrekent, is een nul. Dat kan mijn zoon van 9 jaar u ook voorrekenen; zo goed is het onderwijs dan nog weer wel. Voorzitter. De economie van morgen moet natuurlijk duurzaam zijn of zij zal er niet zijn. Groen is goed voor innovatie en werkgelegenheid, goed voor de portemonnee, en goed voor klimaat en luchtkwaliteit. Groen is slecht voor dictators die niets liever zien dan dat het Westen aan hun olie-infuus ligt, zodat wij hen met steeds meer meel in de mond moeten aanspreken op de schending van mensenrechten. Het energieakkoord had een kentering kunnen zijn. Móéten zijn. Maar helaas, de ambitie voor schone energie is wederom teruggeschroefd. Waar blijft nu eindelijk het belastingstelsel waarin de vervuiler gewoon betaalt? Waarom moet het verbranden van afval gratis zijn, waardoor we minder hergebruiken? En dan nog dit. Waarom moet onze ecologische hoofdstructuur, de natuur, weer de sluitpost zijn van de begroting? Waart de geest van Bleker hier misschien nog rond? Wij zeggen: investeer in duurzame bouw, investeer in natuur en vergroen het belastingstelsel. Laten wij die omslag nú maken. Wij moeten dus tot een omslag komen door te investeren in onderwijs, door de economie te verduurzamen en door ondernemerschap te bevorderen. Van de liberalen Rutte en Kamp krijgt de zzp'er, die 800.000 ondernemers, alleen maar extra lasten voor de kiezen. Waarom deze straf van 300 miljoen op ondernemen? Graag een reactie. Wat mij betreft geen zzp-boete, geen startersboete en minder regels. Voor de exportondernemer houd ik graag zo veel mogelijk diplomatieke posten open, de consulaten. Hoe wrang! Het kabinet zegt dat de overheid kleiner wordt. Ja, dat klopt, omdat Timmermans handelsposten sluit in plaats van Plasterk provinciehuizen. Dat is geen bestuurlijke opschoning! De uitholling van de rechtsstaat is mij ook een doorn in het oog. De verdachte wordt opgesloten voor het laatste woord door de rechter is gesproken. Illegaliteit wordt strafbaar gesteld en er wordt onverantwoord bezuinigd op Openbaar Ministerie en AIVD. Wij fluiten het duo op Justitie terug. Die zorgen over de rechtsstaat leven inmiddels breder, ook aan de overkant, bij de senaat, waar nu bijna wekelijks de justitieplannen sneuvelen. Nu wij het toch over de collega's van de Eerste Kamer hebben: er is veel te doen over hun rol. Er komt kritiek uit verdachte en onverdachte hoek, in ieder geval van collega Zijlstra. Hij wil de Eerste Kamer afschaffen. Een interessante suggestie! Wij staan al sinds 1966 open voor vernieuwing, verbetering of opheffing. Ik vraag het kabinet dan ook of minister Plasterk van Binnenlandse Zaken alle opties ter verbetering of verandering op een rij kan zetten. De suggestie van collega Zijlstra, afschaffen, mag hij daarin ook meenemen. Graag krijg ik een reactie op dit punt. Wij waren het motto van het kabinet bijna vergeten: Bruggen slaan! Voor mij had er maar één brug hoeven zijn, die naar de toekomst. Juist die brug lijkt nu opgetrokken. Zonder een perspectief op vooruitgang — de wereld beter achterlaten dan die was — faalt de politiek. Ik blijf een optimist. Ik wil dat de volgende generatie een stap vooruit kan doen in plaats van een stap terug, maar dan moeten wij, deze generatie politici, wel de juiste keuzes maken. Maatschappelijke en technologische vooruitgang bieden volop kansen. Wie had 60 jaar geleden gedacht dat Europa de langste periode van vrede in eeuwen tegemoet ging? Wie had 20 jaar geleden gedacht dat een leraar met een krijtje op de pabo via het digibord nu de iPad-school als volgende uitdaging tegemoet gaat? Wie had 5 jaar geleden gedacht dat een hamburger niet meer van de koe of het paard, maar uit het kweeklab komt? Die maatschappelijke en technologische vooruitgang zal doorgaan, want de wereld is niet af. Beeld u eens in wat er mogelijk is over 5 jaar, 20 jaar of 60 jaar! Er is volop reden tot optimisme als wij investeren in fundamenteel onderzoek, als wij ondernemen aanmoedigen en als wij mensen zo vrij mogelijk laten. Nog steeds worden mensen belemmerd in het zelf vormgeven van hun leven, door stigma's of wetten, door vooroordelen of een gebrek aan kansen. De politiek kan de crisis niet oplossen, zei de minister-president in zijn langverwachte toespraak. Daar zit wat in. Vooruitgang komt vooral van mensen zelf, van ieder individu op zijn eigen manier. Al die mensen zouden gediend kunnen zijn van een kabinet van liberalen en sociaaldemocraten. Nieuw optimisme, zo zegt de liberaal in mij, is gebouwd op zo groot mogelijke vrijheid voor het individu. Nieuw optimisme, zo zegt mijn sociale inborst, kan alleen maar bloeien als wij binnen die vrijheid oog hebben voor elkaar en voor de gemeenschap als geheel. In de jaren dat ik hier nu rondloop, is het electoraat behoorlijk op drift, maar niet eerder was de afkeer van de politiek zo groot. Met vijf verkiezingen in tien jaar en alweer een kabinet in moeilijkheden loopt onze democratie tegen haar grenzen aan. Of het nu de senaat is die het kabinet een halt toeroept of de samenleving die het vertrouwen in de coalitie is verloren, in beide gevallen is het kabinet uitgeregeerd. Mevrouw de voorzitter. U hoort het: ik blijf optimistisch. Zo ver hoeft het allemaal niet te komen. Die boosheid, die walging kan gestopt worden, als wij hier de eerste stap zetten op weg naar herstel van vertrouwen. Dit kabinet zit nog geen jaar en dit is pas de eerste begroting. Vergeet die valse start. Geen gezigzag meer over de JSF of schaliegas. Geen oeverloos gepolder meer met waterige akkoorden. Het kabinet staat voor een heldere keuze: doormodderen of aan de slag, de regie terugpakken, terug naar de ambitie van het regeerakkoord en hier in het parlement zaken doen. Wij leggen hier vandaag een alternatief op tafel, een aanbod aan het kabinet. Wij wachten met meer dan gewone belangstelling de reactie van de minister-president af. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Ik dank de fractievoorzitter van D66 voor zijn bijdrage en geef het woord aan de heer Slob van de ChristenUnie. De heer Slob (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. In de week voor Prinsjesdag was ik op bezoek bij de Reaktgroep in Den Haag. Dat is een plek waar mensen die vastgelopen zijn, worden geholpen om hun leven weer op te pakken. Ik ontmoette daar Ruud, eind 50. Zijn huwelijk was stukgelopen en na jaren trouwe dienst was hij door zijn werkgever op straat gezet. Hij was letterlijk met de gordijnen dicht thuis komen te zitten. Het was donker in zijn leven geworden. Ruud vertelde mij zijn droevige verhaal, maar ook hoe hij met steun van hulpverleners zijn leven langzaam maar zeker weer wat op de rails had gekregen. Zij hadden hem onder andere een bonsaiboom gegeven om voor te zorgen. Om voor die boom te kunnen zorgen, had hij de gordijnen weer open moeten doen en zo kwam er weer licht binnen. Een indrukwekkend verhaal. De avond daarvoor was ik in de Kloosterkerk, ook in Den Haag, zo'n 200 meter van het parlement verwijderd. Daar werd de jaarlijkse kroonbede gehouden. Mij trof daar de sfeer. Geen polarisatie en verdeeldheid, maar eenheid en ook een oprechte zorg over wat er in ons land en de wereld gaande is. Handen werden gevouwen en er werd gebeden om wijsheid en bezieling voor de bestuurders van dit land, voor het kabinet, voor de Kamer, voor ons dus. Het was prachtig om daarbij te zijn. Ik merkte bij mijzelf dat zowel die ontmoeting met Ruud als die kroonbede mij ontzettend goed deed. Ik merkte ook bij mijzelf in die tijd dat een gevoel van moedeloosheid mij wat begon te besluipen, als je dagelijks te maken hebt met die sterk verslechterde economische situatie. Met die bedrijven die over de kop gaan. Met die duizenden en duizenden mensen, ook in mijn directe omgeving, die zonder werk zitten, ook veel jonge mensen. Met die eurocrisis. Wij hebben het er niet meer zo veel over, maar die is natuurlijk nog steeds sluimerend. Met in mijn ogen een toch wat zwalkende regering en een politiek die aan de ene kant voor miljarden ombuigt en hervormt, maar aan de andere kant soms bijna dagelijks haar eigen onmacht etaleert; ik reken mijzelf daar ook toe. Dat is geen fijn beeld. De vraag die tijdens deze politieke beschouwingen gesteld moet worden, is hoe wij die negatieve spiraal doorbreken. Welk perspectief gaan wij burgers in deze tijd van recessie geven? Hoe krijgen wij die gordijnen weer open en komt het licht weer binnen? Waar blijft die hoopvolle agenda voor de samenleving waar de samenleving ook zo naar snakt? Ik weet het wel: de vraag stellen is die nog niet direct beantwoorden. Er is veel onzekerheid in deze tijd, maar één ding weet ik wel: de weg uit de crisis ligt niet in verdeeldheid maar in eensgezindheid, niet in terugzakken en elkaar de put in praten maar in aanpakken — hand aan de schop — niet in populisme maar in realisme. Wij moeten met elkaar weer op zoek naar gedeelde wijsheid en bezieling, naar zo'n bonsaiboom om weer licht te krijgen. Ik neem aan dat de minister-president er zich ook van bewust is dat het er voor hem nu op aankomt. Op zijn schouders rust de grote verantwoordelijkheid om nu echt aan te pakken. Hij kan zich niet meer verschuilen achter vakministers, Olli Rehn of momenten in de toekomst. Voor nu geldt echt: niet doorschuiven of wegduiken maar aanpakken. De indringende vraag aan hem is dan ook: waartoe is hij bereid? Is hij bereid in te schikken of blijft hij met zijn kabinet in het eigen begrotingsgelijk hangen met als gevolg dat wij in deze tijd van crisis geen millimeter dichter bij een echt perspectief voor onze burgers komen? Dat is deze dagen de kwestie. De eerste vraag die wij daarna moeten beantwoorden, is of wij in het komend jaar weer aanvullend 6 miljard moeten bezuinigen, boven op alle forse bedragen die wij in de afgelopen tijd al bezuinigd hebben. Die bezuinigingen bestonden voor een deel uit lastenverzwaringen. Mijn fractie heeft de vraag over die 6 miljard uiteindelijk ontkennend beantwoord. Laat er geen misverstand over bestaan: wij vinden nog steeds dat gestreefd moet worden naar begrotingsevenwicht en wij lopen niet weg voor moeilijke besluiten. Wij hebben altijd het lef gehad onze nek uit te steken. Maar wij hebben ook altijd de vraag gesteld die nu, na alles wat er in korte tijd is gebeurd, weer gesteld moet worden: wat zijn de gevolgen van te nemen besluiten voor werkgelegenheid, gezinnen, ouderen, chronisch zieken, gehandicapten, voor mensen die noodgedwongen langs de kant staan? Alles afwegende, ook de met onze steun reeds genomen ingrijpende besluiten over het langer doorwerken en de versobering van de hypotheekrenteaftrek, vindt mijn fractie nog eens 6 miljard niet verantwoord. Alleen naar 2014 kijken is te beperkt. Daarom zeg ik: kabinet en coalitie, verbreedt uw horizon. Wij zijn uiteindelijk op 3 miljard uitgekomen, al heeft het CPB er in de doorrekening nadrukkelijk bijgezet dat onze plannen na 2014 leiden tot een verbetering van het EMU-saldo. Het loopt dus op boven de 3 miljard. 3 miljard is nog steeds een fors bedrag, maar daarmee spelen wij voor nu wel geld vrij om onder andere de belasting voor gezinnen te verlagen en arbeid goedkoper te maken, kortom, om op werkgelegenheid in te zetten. Koopkrachtherstel en herstel van werkgelegenheid gaan hand in hand. Mochten het kabinet en de coalitie onverkort vasthouden aan die 6 miljard voor 2014, dan zijn zij zich er hopelijk wel van bewust dat zij de deur dichtgooien om echt met elkaar tot een resultaat te komen. Dat zou heel onverstandig zijn, maar ze gooien ook de deur dicht om te werken aan een hoopvolle agenda voor Nederland. De heer Samsom (PvdA): Die metafoor van de deuren blijft ons parten spelen. Ik had eerder aan de heer Pechtold al de volgende vraag gesteld. Ik snap heus dat u minder wilt doen dan vanuit Brussel wordt gevraagd, want dat creëert ongelooflijk veel ruimte om alle mooie dingen te doen die wij allemaal graag zouden willen, zoals de lasten voor burgers en bedrijven verlichten. Maar hoe ziet u dat voor zich? U stond vorig jaar in een omgekeerde samenstelling met mij in een ander betoog over 3%. Toen was de rotsvaste overtuiging: dat moeten wij doen, want dat is nodig. Nu zegt u: het hoeft niet meer. Stel dat wij hierin meedenken, op welke manier denken wij Brussel dan gezamenlijk zo te overtuigen dat het dit accepteert, die boete inslikt en ons, met alle andere partnerlanden, verder op onze weg stuurt? De heer Slob (ChristenUnie): Juist omdat wij toen aan de andere kant stonden, om maar even uw woorden over te nemen, moet je heel erg oppassen voor wat je daar nu weer bovenop zet. Ik merk bij u één ding, dat ik net ook merkte bij een interruptie met de heer Pechtold, namelijk dat u een andere keuze maakt dan wij. U stelt Brussel op één. Wij stellen werkgelegenheid op één. Daar zou het nu om moeten draaien. Wij zouden alles op alles moeten zetten om de werkgelegenheid te bevorderen. Met alle structurele maatregelen in onze tegenbegroting — daarom lopen ze na 2014 veel verder op dan die 3 miljard — ben ik ervan overtuigd dat wij in Brussel wel een goed verhaal hebben. De heer Samsom (PvdA): Dat is een niet-terechte tegenstelling. Brussel staat nergens op één, maar het is wel belangrijk om ons te houden aan afspraken die we met elkaar hebben gemaakt, waarvan u een groot voorstander was. Dat lijkt me een goed uitgangspunt bij het bedrijven van politiek. Bovendien is het op een gegeven moment noodzakelijk om die begroting in kleine stapjes in evenwicht te gaan brengen en tegelijkertijd een pakket te maken dat de werkgelegenheid niet aantast. U zegt: ik denk dat we in Brussel wel een goed verhaal hebben. Zouden wij als Kamer het kabinet kunnen opzadelen met iets waarvan wij denken dat het wel een goed verhaal is, maar waarvan wij het niet weten, en waarmee we het forse risico lopen dat het daar spaak loopt, met alle consequenties van dien? De heer Slob (ChristenUnie): Als je in Nederland om je heen kijkt, zie je dat de werkgelegenheid onder druk staat, en zie je de werkloosheid explosief oplopen. Ik heb het vandaag al eerder gezegd: we hebben in absolute aantallen nog nooit zo veel werklozen gehad. Tel daar nog eens de mensen in de bijstand bij op, dan ga je over het miljard. Ik hoorde de heer Roemer 900.000 zeggen, maar volgens mij ga je dan zelfs over het miljard. Dat zijn er ongelooflijk veel. Dan kan het niet anders dan dat wij, als wij een nationale verantwoordelijkheid dragen voor die mensen, alles op alles zetten om hen aan het werk te krijgen. Natuurlijk moet je met elkaar ook werken aan begrotingsevenwicht. Daar lopen we niet voor weg, zij het niet voor hetzelfde bedrag als waarvoor u hebt gekozen, maar het is nog wel steeds een behoorlijk fors bedrag. Dan moeten de mouwen maar even worden opgestroopt in Brussel. De heer Samsom (PvdA): Allereerst: het creëert een schijntegenstelling tussen die 3 miljard van u en een enorme werkgelegenheid die daaruit zou komen. Ik moet dat nog zien, maar ik ben heel benieuwd, en graag bereid om daarnaar te kijken. Dat u 3 miljard minder bezuinigt, zou dan tienduizenden, of misschien wel honderdduizenden banen opleveren. Dat zou fantastisch zijn. Maar dan moet u het kabinet wel een beetje helpen met een redenering die daar vervolgens stand houdt. Ik vind —met alle respect voor wat u probeert; ik snap het heel goed — de bewering dat dat een goed verhaal moet zijn niet overtuigend genoeg. U moet het kabinet, en misschien ons ook wel helpen om een redenering te bedenken die wel stand houdt, zodat we geen ongelukken maken waarvan we later spijt krijgen. De heer Slob (ChristenUnie): Toch wel ontroerend is de enorme aandacht die de heer Samsom heeft voor Brussel, en voor het tevreden stellen van Brussel. Ik las overigens gisteren dat hij ook de financiële markten niet in beweging wil brengen, maar dat is weer een ander argument. Als we kijken naar die 6 miljard en naar de doorrekening van het CPB, dan zal hij ook gezien hebben — want de heer Samsom ziet al die cijfertjes — dat ook het kabinet niet eens op die 6 miljard uitkomt. Het kabinet komt uit op 5,2 miljard, want achter de post medicijnen staat bij het CPB een grote nul. Dat maakt nog wel wat uit. Die 6 miljard is dus ook al niet die 3%. Het is een bedrag waarvoor is gekozen, en waaraan het kabinet zelf niet helemaal voldoet. Het gaat om de inhoud: wat doen we voor al die mensen die langs de kant staan? Ik vind dat dat centraal moet staan in het debat hier. Laten we dan eens kijken waar we uitkomen. De voorzitter: Het is een verkapte tegenvraag, dus ik geef u het woord. De heer Samsom (PvdA): In de referentieregels die Brussel daarvoor hanteert, is daarover afgelopen voorjaar uitgebreid gediscussieerd. Die maken er 6 miljard van. Als het minder zou zijn, zou uw pakket ook 800 miljoen minder zijn. Zo komen we er niet. Ik vroeg oprecht naar een redenering. Niet omdat ik geïnteresseerd ben in Brussel, maar omdat ik geïnteresseerd ben in Nederland, in Europa, en de consequentie die uw keuze zou hebben voor Nederland in Europa, voor Nederland als geheel. Die boete, bijvoorbeeld. Ik vroeg echt om een sterkere redenering, uit de overtuiging dat, als we die kunnen vinden, we er misschien nog over na kunnen denken. De heer Slob (ChristenUnie): Die redenering is natuurlijk heel goed te geven. Allereerst begin je natuurlijk bij de burgers van je land en wat uiteindelijk voor hen goed is. Daar gaat het uiteindelijk primair om. Als het gaat om begrotingen, het op orde brengen daarvan en het afbouwen van schulden, dan weten we dat Nederland geen Frankrijk is, om maar even een vergelijking te maken met een ander Europees land. Wij hebben vooral vorig jaar grote wissels omgezet als het gaat om langer doorwerken en de hypotheekrenteaftrek. Daar zou best nog een stap gezet kunnen worden — zie onze tegenbegroting — maar dat zijn echte structurele verbeteringen die nog niet direct in 2014 de begroting op orde brengen en ons op die 6 miljard brengen, maar dat tikt straks ontzettend aan, ook in harde euro's. Dat kunnen wij Olli Rehn — sorry, we mogen hier geen namen noemen — de eurocommissaris die zich met alle Europese landen bemoeit, wel uitleggen. De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij deed de heer Samsom net een duidelijke poging richting de heer Slob om te kijken waar er nou overeenkomsten zitten. Ik ga dat ook nog maar eens proberen. Als de heer Slob zegt dat de ChristenUnie tot 3 miljard wil gaan en dat het ophoudt als het meer is, wordt het een lastige discussie. Ik wil de heer Slob eraan herinneren dat het geen 3% wordt. De Eurocommissaris van begrotingsdiscipline heeft al gezegd dat het voor het komende jaar genoeg is om 6 miljard structureel in te voeren. Er is al een gebaar gemaakt. De kans dat er nog een tweede gebaar wordt gemaakt, is naar mijn mening niet heel groot. Als duidelijk is dat aan die taakstelling moet worden voldaan, vindt de heer Slob dan dat wij daar ook zelf aan moeten voldoen? Ik ga zo nog zeggen om welke andere reden we aan die taakstelling moeten voldoen, maar we hebben toch met een vingertje naar andere landen gewezen, zo van "u zult en u moet". En de tweede reden: is de heer Slob het met mij eens dat we dit uiteindelijk niet voor Brussel doen? We doen het uiteindelijk om de schuld die wij bij onze kinderen en kleinkinderen neerleggen niet groter te later worden maar te proberen hem onder controle te krijgen. Dat is waarom we het doen. Volgens mij is dat de reden die ook de ChristenUnie ervan moet overtuigen om op dit punt een beweging te maken. De heer Slob (ChristenUnie): Dat laatste argument heeft bij ons zeker meegespeeld toen wij in de afgelopen zomer veel tijd staken in een tegenbegroting. Inderdaad: ook wij hebben gekeken hoe ver we kunnen komen. Ik kan niet tegen mijn kinderen en kleinkinderen zeggen: voor jullie nemen we nu maatregelen die er op korte termijn voor zorgen dat er heel veel extra werklozen komen en dat de gezinsportemonnee keihard gepakt wordt, zodat ouders het hoofd bijna niet boven water kunnen houden en hun kinderen bijna geen goede verzorging kunnen bieden. Ik heb geen kleinkinderen, maar dat komt misschien nog wel een keer. Er zijn er heel veel in Nederland. Ik kies dan eerst voor hen, ook op die korte termijn, omdat ik weet dat we maatregelen hebben getroffen die juist op de lange termijn echt gaan doorwerken. Er kunnen er bovendien nog wel een paar extra getroffen worden. Ook wij zaten met het probleem waar de heer Pechtold net over sprak. Ook wij hadden een lijstje met bezuinigingsbedragen die we niet mochten inboeken, omdat we te laat waren. We kunnen hier dan een welles-nietesspelletje beginnen over wie daar schuldig aan is. U, mevrouw de voorzitter, weet echter als geen ander dat wij heel graag voor de zomer dat fundamentele debat hadden willen voeren. U bent immers onze voorzitter. We hebben het kabinet toen gevraagd om de complete lijst op tafel te leggen, zodat wij daar onze voorstellen bij konden leggen en tot iets konden komen. Het kabinet zou dan de hele zomer hebben om met wetgeving en dergelijke te komen en om uiteindelijk verder te gaan. Dat is categorisch afgehouden. In ieder geval hebben we daar in deze zaal niet zo over kunnen spreken. De heer Zijlstra (VVD): Dat is me nou net te gemakkelijk. De heer Slob (ChristenUnie): Ik vond het tot nu toe erg gemakkelijk gaan, dat klopt. De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet, en ik kan me ook mijzelf in dat debat herinneren, heeft wel degelijk zeer uitnodigend gevraagd om het aangeven van mogelijkheden. Ook oppositiepartijen konden aangeven welke bezuinigingsmogelijkheden zij zagen. Dit is nu de begroting die voorligt. Ik snap dat er enig chagrijn is en dat men zegt: als we dit eerder hadden gedaan, hadden we misschien bepaalde maatregelen kunnen treffen. Begrotingen worden echter altijd op dit moment vastgesteld. We moeten uitgaan van hetgeen nu voorligt. In 2007 was de heer Rutte leider van de oppositie. Hij zei in dit huis dat er meer dan 30 miljard bezuinigd moest worden. Als we toen geluisterd hadden, hadden we deze discussie überhaupt niet gevoerd. Maar ja, dat is niet gebeurd. We zijn dus bezig om vanuit het heden oplossingen te verzinnen. Ik stel de heer Slob dezelfde vraag nog eens. Als duidelijk is dat we er in het maken van een pakket van oplossingen — ook vanwege die schuld aan onze kinderen — niet aan ontkomen om onze begrotingsdiscipline in te vullen, is ook de heer Slob dan bereid om die beweging te maken als hij in de inhoudelijke discussie ziet dat dat nodig is? De heer Slob (ChristenUnie): Weer redenerend vanuit die 700.000 mensen die langs de kant staan en die gezinnen die zware aanslagen op hun portemonnee te verduren krijgen in de komende tijd: wij vinden dat er op die fronten echt bewogen zal moeten worden. Kijkend naar wat er mogelijk is, hebben wij uiteindelijk een pakket van 3 miljard kunnen neerleggen. Daarin moeten we natuurlijk ook nog een aantal zaken van dit kabinet herstellen. Niet al het beleid van het kabinet is immers ons beleid. We hebben daar ons stinkende best voor gedaan, om me maar even in die taal uit te drukken. Nogmaals, als deze coalitie, maar ook de regering morgen zegt: ja, beste mensen, maar die 6 miljard is voor ons in beton gegoten, want we hebben met de heer Rehn gesproken, de eurocommissaris van begrotingsdiscipline, dus het moet en het zal, dan denk ik dat het lastig zal gaan worden, ook gezien de tegenbegrotingen van mijn collega's, want niemand redt het. Maar het kabinet redt het zelf ook niet, dat komt er ook niet. Laten we dus met enige souplesse en vanuit de inhoud kijken waar we met elkaar kunnen komen. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben blij met die laatste opmerking, want het gaat er inderdaad om waar we kunnen komen en wat de realiteit is. Daar moeten we aan voldoen. Ik ben blij dat de heer Slob een opening biedt. Het kabinet vult echter wel degelijk die 6 miljard in, want dat bijvoorbeeld de 800 miljoen voor geneesmiddelen voor de zomer al was geregeld en daardoor door het CPB nu niet wordt meegenomen, betekent niet dat ze niet hard zijn. Sterker nog, dit kabinet heeft zich gecommitteerd aan 6 miljard en weet dus dat als het bepaalde doestellingen niet invult, het die op een andere manier moet invullen. Ik ben echter blij met de opening die de heer Slob biedt, omdat dat betekent dat we daar waar het nodig is elkaar zullen kunnen vinden. De heer Slob (ChristenUnie): Waar het nodig is, dat is die hoopvolle agenda voor Nederland. Voor die hoopvolle agenda is nodig dat we inzetten op werkgelegenheid, dat we aandacht hebben voor de cruciale positie van gezinnen in ons land, dat we duurzaamheid als innovatiesleutel om uit de crisis te komen ook nadrukkelijk een plek geven en dat we gerechtigheid als leidend principe voor het handelen van de overheid als uitgangspunt nemen. Dat zijn wat ons betreft de zaken waarover gesproken zal moeten worden. Ik begin met de werkgelegenheid. Er waren nog nooit zo veel werklozen. Het is echt heel triest dat zo veel mensen langs de kant staan. Dat is een maatschappelijk drama en het moet prioriteit nummer één zijn om dat aan te pakken. Mijn fractie, al mijn fractiegenoten hebben in de afgelopen dagen in aanloop naar de algemene politieke beschouwingen op verschillende plekken in het land — we zijn in Hoogeveen geweest, in Zwolle, in Rotterdam, in Amsterdam, in Amersfoort, in Veenendaal en nog wat plaatsen — gesproken met werkzoekenden. We hebben hun persoonlijke verhalen gehoord en dat waren heel vaak schrijnende verhalen. Dat zijn mensen die zich letterlijk blauw solliciteren en die vaak niet eens een ontvangstbevestiging krijgen op hun brieven, of mensen die mails van het UWV ontvangen die ondertekend zijn met "uw e-coach", of mensen die na 40 jaar trouw dienstverband op de klinkers zijn terecht gekomen, of jongeren die met een mooi diploma op zak er maar niet tussen kunnen komen. Dat betekent heel veel zorgen en heel veel onzekerheid. Maar ons is ook nog iets anders opgevallen bij deze mensen: hun veerkracht. Het zijn mensen waarvan je kunt zeggen: hoe harder het stormt, hoe rechter ze gaan staan. Mensen die netwerkgroepen gingen vormen, die zich op oudere leeftijd gingen omscholen, die vrijwilligerswerk gingen doen als ze daar toestemming voor kregen. Ik zie het echt als onze plicht — daarom is het voor ons prioriteit nummer één — dat we ons maximaal voor deze mensen inzetten. Aan deze mensen moeten we volgens mij laten zien waar zo'n begrip als participatiemaatschappij, dat opeens uit de lucht is komen vallen, echt voor staat. Dat staat niet voor eigen verantwoordelijkheid, maar dat staat voor onderlinge verantwoordelijkheid. Dat staat niet voor onder het mom van bezuinigingen overheidstaken over de schutting van de samenleving gooien, maar juist voor het bevorderen van die onderlinge verantwoordelijkheid, zoals gelukkig in ons land ook al veel gebeurt. Ik denk aan de inzet van kerken, voedselbanken, Humanitas, Leger des Heils, Present, noem maar op. Ik denk ook aan de inzet van duizenden en duizenden mantelzorgers en vrijwilligers. Tegen het kabinet zou ik willen zeggen: frustreer deze mensen niet, maar stimuleer ze. Als we willen komen tot een hoopvolle agenda voor werkgelegenheid, moeten we arbeid goedkoper maken en dan moeten we die oude afspraak van vorig jaar onverkort ook in 2014 door gaan voeren. Dan maak je arbeid goedkoper en dan creëer en behoud je werkgelegenheid. Dan moeten we wat ons betreft niet alleen vanwege de veiligheid, maar ook vanwege de werkgelegenheid een aantal kabinetsplannen die nu voorliggen, gaan schrappen. Dat zijn plannen die met name in kwetsbare gebieden heel veel werkgelegenheid gaan kosten, direct en indirect. We moeten de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dus gaan helpen om in ieder geval Veldzicht nog open te houden in Balkbrug, want die hele omgeving is al zo kwetsbaar als het gaat om werkgelegenheid, of de Grittenborgh in Hoogeveen, nog zo'n heel kwetsbare regio als het gaat om werkgelegenheid. En we moeten ook een keer stoppen met de bezuinigingen op Defensie. Ik vind het echt in- en intriest. Ik heb de heer Zijlstra al in een interruptie meegegeven dat het kabinet onverstoorbaar verdergaat, nadat eerst de VVD en het CDA met de PVV voor bijna 1 miljard hadden bezuinigd. Ik vind eerlijk gezegd dat de VVD zich daar een beetje voor moet schamen, want zij doet iedere keer toch echt iets anders dan wat zij de mensen belooft. Geen militair gelooft de VVD nog. Naast een hoopvolle agenda voor werkgelegenheid is er ook een hoopvolle agenda voor gezinnen nodig. Het kabinet wekt een klein beetje de indruk — laat dat "klein beetje" maar weg — dat je, als je kinderen hebt en je zelf voor hen zorgt, iets verkeerds doet. Je wordt namelijk gewoon veel harder in je portemonnee getroffen dan mensen die een deel van de zorg hebben uitbesteed, wat overigens ook heel goed kan lopen. Zij komen er financieel veel slechter van af. Dat is raar. Zij worden keihard in de portemonnee gestraft. Straf deze ouders niet, maar waardeer hun werk. Vitale gezinnen zijn cruciaal voor onze samenleving. Degenen die dat niet willen geloven, adviseer ik om het rapport van de Kinderombudsman dat recentelijk is uitgekomen, nog eens door te lezen. Dan zie je hoe kwetsbaar kinderen kunnen zijn en hoe belangrijk het gezinsverband waarin zij opgroeien, voor hen is. Schrappen dus die ingrepen in de kindregelingen! Laat gezinnen niet het kind van de rekening worden. Wij doen daar in onze tegenbegroting voorstellen voor. Ik heb het over zorg voor kinderen. Ik weet dat het een gevoelig punt is, maar toch vraag ik op een moment als dit bij het kabinet aandacht voor het ongeboren leven. Wij zien dat jaarlijks circa 30.000 vrouwen geen andere weg meer zien dan abortus provocatus. Wij erkennen dat een ongewenste zwangerschap vaak heel veel pijn en moeite met zich meebrengt, maar wij zouden zo graag ook naast deze vrouwen en hun partners willen gaan staan en hen willen helpen. Dat kan door bijvoorbeeld tienermoederopvanghuizen, zoals die in Gouda staan, niet te sluiten maar centraal te financieren. Dan kan die zorg daar gegeven worden. Wat zou het mooi zijn als wij tot een gezamenlijke inzet zouden komen om te voorkomen dat deze vrouwen in nood tot de verregaandste stap overgaan die bij ongewenste zwangerschappen kan worden genomen. Dat komt bij mij diep vanbinnen. Is het kabinet bereid om daar maximaal voor te gaan? Inzake zorg vraag ik ook om een reactie van het kabinet op onze plannen uit de tegenbegroting om de bezuinigingen op de langdurige zorg iets te dempen, met name op de dagbesteding en de persoonlijke verzorging. Die zijn belangrijk, met name omdat ouderen en chronisch zieken het op dit moment heel zwaar hebben. Wij willen hun perspectief bieden. Naast werkgelegenheid en aandacht voor gezinnen hoort bij een hoopvolle agenda ook een onderwerp als duurzaamheid. Wij hebben de aarde in bruikleen gekregen van onze Schepper. Wij moeten daar zuinig op zijn. De minister-president deed een paar maanden geleden nog de oproep om ons al consumerend uit de crisis te laten komen. Wij hebben dat in een eerder debat ook gewisseld. Ik vond het een misplaatste oproep. Juist in een tijd als deze moeten wij beseffen dat het niet meer wordt wat het was. Wij hebben op te grote voet geleefd, ook in ecologisch opzicht. Geef duurzame innovatie daarom nu een kans. Ik denk dan aan kleinschalige initiatieven. Gelukkig geeft het kabinet daarvoor nu wat ruimte. Ik denk aan het energieakkoord. De ambitie had best nog wel iets hoger gekund, maar daarin worden wel heel goede stappen gezet. Belast vervuilend gedrag en bevorder zo duurzaam gedrag. In dat opzicht biedt de crisis soms ook een kans. Stimuleer nog meer dan ooit energiezuinigheid. Dan heb je dubbele winst. Ik denk bijvoorbeeld aan een project als Nul op de meter. Minister Blok voor Wonen en nog iets, afbraak van Rijksdiensten, heeft daarbij al een beweging gemaakt. Ik vraag vandaag ook aandacht voor voedsel. De milieudruk is hoog. Dat geldt ook voor voedselverspilling. Als je daarop gaat letten — je moet dan ook naar jezelf kijken — is het onvoorstelbaar wat er op dat front allemaal misgaat. Wij zien dat de overvloed van voedsel ook zorgt voor overconsumptie. Obesitas, anorexia, boulimia worden steeds meer maatschappelijke problemen. Ik vraag het kabinet om projecten en onderzoeken die bevorderen dat wij beter met ons voedsel omgaan, te stimuleren. Waardeer degenen die ons voedsel produceren. Geef boeren een eerlijke prijs. Ik kom op mijn laatste punt. Bij een hoopvolle agenda hoort, naast aandacht voor werkgelegenheid, gezinnen en duurzaamheid, ook aandacht voor het handelen van de overheid zelf. Daar hoort een woord bij dat we niet zo veel meer gebruiken, een woord dat niet iedereen meteen begrijpt, namelijk "gerechtigheid". Ik ben ervan overtuigd dat op ons de plicht rust om overheidsmacht dienstbaar te maken aan de gerechtigheid. Toen ik bij de Kroonbede was, overigens met een aantal collega's, deed de Haagse predikant Peter Strating van de Havenkerk een indringende oproep aan politici — ik voelde me ook aangesproken — om daar juist in een tijd als deze inhoud aan te geven: recht doen aan mensen, recht doen aan wat kwetsbaar is, recht doen aan degenen die zelf geen stem meer hebben, dichtbij en ver weg. Ik vraag het kabinet in hoeverre het zo'n begrip als "gerechtigheid" als een leidend principe voor zijn handelen ziet. Ik vraag dat niet helemaal voor niets, want bij het doorploegen van de begroting kom ik toch weer ergens — het zijn heel kleine lettertjes en het is ook maar een klein bedrag — die bezuiniging op de weduwen en weduwnaars tegen. Ik dacht dat het kabinet zich zou inspannen om te bekijken of het er alternatieven voor kon vinden, maar de bezuiniging is toch blijven staan. Zo kunnen we niet omgaan met deze mensen met jonge kinderen. Laten we bekijken of we er ook op dit punt uit kunnen komen. Ik zie ook het gejojo met ontwikkelingssamenwerking. Ik heb de heer Samsom daar ook al op aangesproken. Dit is echt weer zo'n "nu even niet". Natuurlijk, dat fonds kan niet gelijk worden gevuld, maar stop het geld dan direct in de begroting, die toch al aan het teruglopen is door de koppeling aan het bnp. Wij doen dat in onze tegenbegroting. Nu is het toch een verkapte bezuiniging. De VVD kennen we op dit onderwerp, evenals haar verkiezingsretoriek, om het zo maar even te noemen. Van de PvdA had ik echter anders verwacht. Ik kan het niet anders zeggen. Bij gerechtigheid hebben we het ook over het asielbeleid. Er zijn in de afgelopen maanden beloftes gedaan door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en door de PvdA. We zullen hen daaraan houden en we zullen er nog verder over spreken. Ik denk ook aan de mensenhandel. Dat was een prioriteit van dit kabinet. Wat zien we nu gebeuren? Het aantal meldingen van gedwongen prostitutie is met 64% toegenomen. Het lukt het kabinet nog niet eens om het wetsvoorstel regulering prostitutie door de Eerste Kamer te krijgen. Ik vraag de minister-president: hoeveel urgentie heeft deze strijd tegen moderne slavernij, tegen mensenhandel nog? Wat kunnen we op korte termijn van het kabinet verwachten? Bij gerechtigheid denken we uiteraard ook aan Syrië, met 2 miljoen vluchtelingen, aan Kenia, aan Pakistan — wat daar in het afgelopen weekend is gebeurd, is hartverscheurend — en aan Egypte, waar men recentelijk zo is getroffen door heel veel leed. Laten we hen waar mogelijk bijstaan. Compassie voor onze medemens stopt namelijk niet bij de grenzen. Ik kom tot een afsluiting. Mijn fractie beseft dat het kabinet voor een heel moeilijke opgave staat. De bewindspersonen zijn in dat opzicht niet te benijden. Onze houding ten opzichte van het kabinet is helder. We staren ons voor 2014 niet blind op percentages of getallen, hoe belangrijk die ook zijn. We kijken vooral naar de effecten van maatregelen op gezinnen, op werkzoekenden, op duurzame ontwikkelingen en op de verantwoordelijkheid die we hebben voor mensen in kwetsbare omstandigheden. Ontwikkel voor hen een hoopvolle agenda! Mijn fractie wil daaraan meewerken door het goede te zoeken voor ons land, de negatieve spiraal waarin we terecht zijn gekomen, te doorbreken en voor perspectief te zorgen. Namens mijn fractie wens ik de leden van het kabinet, maar ook mijn collega's en allen die ons ondersteunen, daarbij Gods onmisbare zegen toe. De heer Van Ojik (GroenLinks): Mevrouw de voorzitter. Onze minister-president is onrecht aangedaan. Hem werd verweten geen visie te hebben. Dat klopt natuurlijk niet. Wie de pas gehouden speech van de premier nog eens naleest en wie de Miljoenennota en de troonrede erop naslaat, moet concluderen dat de premier wel degelijk een visie heeft. Hij vond het overigens helemaal niet erg dat men hem verweet geen visie te hebben. "Mark Rutte wilde vooral geen visie etaleren. Dat is niet helemaal gelukt." Zo vatte Marc Chavannes in de NRC de situatie bondig samen. Ik vond dat zelf nogal grappig: de premier op heterdaad betrapt met visie. Hij had nog wel zo zijn best gedaan dat wij het niet zouden ontdekken. Hij sprak, om nog een keer de columnist te citeren, "als de dynamische bedrijfsleider die de buitendienst bijpraat en met strakke targets weer op pad stuurt." Maar het hielp niet, de visie sijpelde er steeds doorheen. Een onverstandige "bezuinigingen zijn belangrijker dan banen"-visie, maar wel een visie. Een grijze "laten we vooral voorzichtig omgaan met vervuilers"-visie, maar wel een visie. Een bekrompen "het draait alleen om Nederland"-visie, maar wel een visie. In zijn veelbesproken speech zei de premier het volgende. Ik heb geprobeerd alleen dit citaat uit mijn hoofd te leren, maar zelfs dat is mij niet gelukt. Ik citeer: "En nu staan we weer op zo'n cruciaal punt in onze geschiedenis. Juist nu wordt van politiek en bestuur, en dus ook van mij als premier, verwacht dat we opnieuw de goede keuzes maken." Wat zijn die goede keuzes? 1. Nederland staat er goed voor. Dat moeten wij uitbouwen door te vertrouwen op de ICT-ontwikkelingen. 2. Al die werkloosheid is vervelend, maar het terugdringen van de staatsschuld is het allerbelangrijkste wat ons nu te doen staat. 3. We moeten af van de verzorgingsstaat. De overheid moet kleiner worden. Nederland is nu een participatiemaatschappij. Dat is waar de minister-president voor staat en dat is waar dit kabinet voor staat. Zoals ik al zei, vindt GroenLinks deze keuzes onverstandig en bekrompen. Bekrompen want de minister-president wijst er terecht op dat wij als Nederlanders relatief gelukkig zijn. Dit geldt zeker als je ons Nederlanders, Europeanen, westerlingen vergelijkt met de circa 1 miljard medeburgers die van de wereldwijd gestegen welvaart op geen enkele wijze deelgenoot zijn gemaakt. Tientallen miljoenen van hen liggen letterlijk dagelijks onder vuur. Ze zijn op de vlucht voor honger, voor oorlog en voor geweld. Ze leven in vluchtelingenkampen waar meisjes worden gezien als koopwaar, waar medische zorg ontbreekt en waar het leven van kinderen tot stilstand komt. Wat doet het kabinet? Na in het regeerakkoord de nieuwe bezuiniging van 1 miljard te hebben vastgelegd, boven op de 1 miljard bezuiniging die het vorige kabinet al had doorgevoerd, wordt er in 2014 opnieuw in het budget voor ontwikkelingssamenwerking geschrapt. Collega Slob sprak hier zojuist ook al over. Van de 1,5 tot 2 miljoen vluchtelingen in de buurlanden van Syrië zijn er, als de Kamer heel hard aandringt, volgend jaar een paar honderd extra welkom in Nederland. Moeten wij ons nu zo bekrompen uit de crisis werken? De visie is ook onverstandig. Door nu extra te bezuinigen belemmer je de economische groei. De werkeloosheid neemt toe, de belastinginkomsten dalen en de uitgaven aan uitkeringen groeien. Niet doen dus, zeggen ook bijna alle economen. Door de obsessie van dit kabinet met miljarden en procenten weet bovendien geen mens in Nederland waar hij of zij precies aan toe is. Eerst was het: in 2013 houden we vast aan de 3%. Toen weer niet en gold voor 2014 de rode lijn. We leggen ons vast op 4,3 miljard en sluiten een maand later een sociaal akkoord waarbij we de bezuinigingen weer van tafel halen. Dan komt Olli Rehn langs. Hij roept iets over 6 miljard en er is opnieuw een heilige graal, een nieuwe rode lijn. Zo wakkert het kabinet steeds opnieuw de onrust aan en ondermijnt het het vertrouwen. Dan is het weer dit, dan is het weer dat. Zolang het woord "bezuiniging" er maar in voorkomt, lijkt het kabinet te denken; er is geen pijl op te trekken. Het kabinet heeft het veel liever over bezuinigingen op de sociale zekerheid, op de zorg en op de ontwikkelingssamenwerking, dan over banenplannen, het toegankelijk houden van de zorg of de armoede in Nederland of in de wereld. Wie er ook waarschuwt, het IMF, het CPB of zelfs Wouter Bos die — als ik mij het goed herinner — als econoom tegen bezuinigingen was en als politicus voor, maar het kan ook andersom geweest zijn, het doet er niet toe. Het bedrag of het percentage mag dan steeds weer anders zijn, bezuinigd zal er worden. Toen we deze zomer eindelijk eens in de New York Times stonden, omdat Nobelprijswinnaar Krugman deze koers hekelde — beter geen koers zoals in België, dan een slechte koers zoals in Nederland, schreef hij — toen waren we beledigd. Dat was natuurlijk omdat we er niet van houden om in negatieve zin met België vergeleken te worden, maar ook omdat de Nobelprijswinnaar zich zogenaamd niet in Nederland had verdiept. Wist hij wel dat bij ons de verstoorde huizenmarkt de oorzaak was? Alsof de huizencrisis niet het gevolg is van slecht beleid. Dat is tegen beter weten in doorgevoerd, en er is aan vastgehouden in wisselende coalities van koppige liberalen, onbuigzame christendemocraten en de late bekeerlingen van de sociaaldemocratie. Ik ben blij dat nu ook in deze Kamer het tij keert. Meer en meer partijen kiezen met de bezuinigingen voor een pas op de plaats. De VVD — we hebben het vanochtend gehoord — zal waarschijnlijk weer als laatste overstag gaan, zoals de heer Zijlstra dat ook deed met de 3% in 2013 en met de 3% in 2014. Ik heb nog meer kritiek op de visie van de minister-president. Die ontbeert een gedegen analyse van de oorzaken van de crisis. Dat snap ik heel goed, want wie teruggaat in de tijd en bekijkt waaraan we de huidige crisis te wijten hebben, kan maar één ding concluderen. Het is de schuld van de liberale agenda van privatisering, marktwerking en deregulering. En dat is de agenda van de VVD. Bij de banken, in de ziekenhuizen, in het openbaar vervoer en in het onderwijs, het is overal hetzelfde: marktwerking en privatisering, met alle gevolgen van dien. Je kunt gelukkig ook op een andere manier naar Nederland kijken. Het is niet overal alleen maar marktwerking, winstbejag en bureaucratisering wat de klok slaat. Afgelopen zomer trok ik met de trein en de OV-fiets — je bent GroenLinkser of je bent het niet — een week lang door ons land. Ik ging op bezoek bij groepen burgers die hadden besloten om niet langer op de politiek te wachten. Ze namen het initiatief om over te stappen op groene energie. Ze zetten zich in voor vergroening van hun buurt. Ze maken onderling afspraken om zich te verzekeren tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Ze starten bedrijfjes die eerlijke producten maken. Ze maken in hun bedrijven ruimte voor mensen die wegens een beperking elders niet aan de slag komen. En ze zetten zich in om mensen die het moeilijk hebben, te helpen met spullen, bijvoorbeeld kleren, die anderen over hebben. De heer Zijlstra (VVD): Ik begrijp dat die mensen dat deden zonder overheid. De heer Van Ojik (GroenLinks): Zonder overheid. De heer Zijlstra (VVD): Liberaal hè? De heer Van Ojik (GroenLinks): Als de heer Zijlstra mij nog een minuut geeft, zal ik hem ook deelgenoot maken van wat die mensen tegen mij zeiden over de politiek. En dan hoop ik dat hij zich dat aantrekt. Hij trekt het zich nu al aan, zie ik, maar dat hoeft ook weer niet! Wacht totdat ik iets gezegd heb. De voorzitter: Gaat u verder. De heer Van Ojik (GroenLinks): Al deze mensen stralen optimisme en daadkracht uit. Ze doen wat hoognodig is en wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn, maar ze vinden de politiek vaak eerder tegenover zich dan aan hun zijde. Sociale ondernemers krijgen moeilijk of geen krediet. Sociale bankiers krijgen geen vergunning. Wie zelf energie opwekt, krijgt dan weer wel subsidie en dan weer niet. Wie biologische en gezonde producten verbouwt, kan eigenlijk niet concurreren met het vervuilende en dieronvriendelijke product, omdat de maatschappelijke en de ecologische kosten van de gangbare producten niet in de prijs worden meegenomen. En wie buiten de grote multinationals om zelf eerlijk zaken wil doen met ontwikkelingslanden, stuit op talloze administratieve barrières en handelsbarrières. Wie in Nederland praktisch en vol idealisme de armoede in de eigen buurt te lijf gaat, krijgt van de overheid een schouderklopje, dat wel, maar stelt vast dat er aan de toename van armoede door werkloosheid en bezuinigingen veel te weinig gebeurt. Veel van de mensen die ik sprak, zijn als het ware gewoon begonnen om het anders te doen. Dat wil echter niet zeggen dat ze van de politiek niets meer verwachten. Integendeel. Iedereen kon mij haarfijn vertellen wat er anders en beter moest. Dat schept voor de overheid talloze verplichtingen: betrouwbaar en voorspelbaar zijn, niet bezuinigen maar ondersteunen, een actieve aanpak van armoede, werkloosheid en ongelijkheid, een fiscale hervorming die aan het concurrentienadeel van eerlijke, gezonde en schone producten een einde maakt en een actieve ruimtelijke ordening die burgers letterlijk en figuurlijk de ruimte geeft. Kortom, een agenda die inspireert en heel anders is dan de kabinetsagenda die vooral benadrukt wat wij allemaal niet meer van de overheid mogen verwachten. Volgend jaar worden er dagelijks 200 mensen werkloos. Deze mensen willen niets liever dan participeren, maar ze staan aan de kant. Het kabinet heeft hun niets te bieden. Ik heb mij dan ook gestoord aan de holle woorden over de participatiemaatschappij. Het kabinet laat juist de mensen die mee willen doen, maar dit niet kunnen, in de steek. Een participatiemaatschappij waarin bezuinigd wordt op sociale werkplaatsen, de re-integratie en de kinderopvang, is geen participatiemaatschappij maar een "zoek-het-zelf-maar-uit"-maatschappij. Door de bezuinigingen, bijvoorbeeld in de kinderopvang, loopt de arbeidsparticipatie terug. GroenLinks zal er daarom op blijven hameren dat meevallers in de kinderopvang weer moeten terugvloeien naar diezelfde kinderopvang. Door de vormgeving van de kindregelingen gaan alleenstaande ouders met een laag inkomen er fors op achteruit. GroenLinks zal erop blijven hameren dat dit gecompenseerd moet worden. Ik kom nu bij het thema "werk". Sociaaldemocraten zijn in crisistijden altijd opgekomen voor de werkgelegenheid. In de jaren dertig — ik heb dat eerder hier gezegd — werd het Amsterdamse Bos aangelegd. In de jaren tachtig spijkerde Joop den Uyl, de toenmalige minister van Sociale Zaken, eigenhandig een nieuw bordje op zijn ministerie. Dat was niet alleen meer het ministerie van Sociale Zaken, maar ook van Werkgelegenheid. Ik herinner mij de foto's daarvan nog heel goed. Toen hij onvoldoende geld kreeg voor het scheppen van banen, stapte de PvdA uit het kabinet. Minister Melkert kwam in de jaren negentig met de melkertbanen. Wat heeft minister Asscher? Minister Asscher heeft een website. Wie een goed plan heeft, bijvoorbeeld voor stageplekken voor jongeren, sollicitatietrainingen en behoud van vakkrachten, stuurt dit op. Als dit aan de eisen voldoet, krijgt hij er geld voor. Dat is het banenplan. Minister Asscher twitterde gisteren vrolijk — althans, ik denk dat het gisteren was — dat het eerste plan binnen was. Geweldig! Er is echter veel meer ambitie nodig. Er is ambitie nodig om te investeren, bijvoorbeeld in de woningisolatie. Dat doet het kabinet, maar nu wordt 7% van de woningvoorraad met die investering onder handen genomen. Je zou er bijvoorbeeld ook op kunnen inzetten om alles te doen. Stelt u zich eens voor dat wij alle woningen in Nederland zouden isoleren. Dat hoeft echt niet in het begrotingsjaar 2014 te gebeuren; daar mogen wij best wat langer over doen. Stel dat wij zo'n plan met zijn allen zouden omarmen, dan zou dat goed zijn voor de werkgelegenheid, ook langjarig. Het zou ook goed zijn voor de mensen met de laagste inkomens die in de slechtst geïsoleerde huizen wonen. Het zou bovendien heel goed zijn voor het milieu. Dan zetten wij die melkertbanen om in Asscherbanen. Dat klinkt eigenlijk best aardig. Ik ben benieuwd of de minister-president daar iets in ziet. Sinds het aantreden van het kabinet is onze energie niet schoner geworden. Wel is er recentelijk veel energie verspild aan een zinloze discussie over schaliegas en is Nederland weer verder gezakt op de duurzaamheidsindex. Van alle landen in de EU scoort ons land nu het slechtst op klimaatbeleid. Dat was allemaal voor het energieakkoord, maar ik vrees dat het energieakkoord ons op dat punt nog te weinig gaat helpen. Dat wil niet zeggen dat ik geen bewondering heb voor wat er is gepresteerd. Een akkoord van meer dan 40 organisaties, waar zowel de handtekening van Bernard Wientjes als van mevrouw Borren van Greenpeace onder staat, is een hele prestatie. Uiteraard betaal je dan wel een prijs. Zo'n akkoord kan nooit méér zijn dan het kleinste gemene veelvoud van wat alle deelnemers gezamenlijk willen. Met het akkoord wordt een eerste stap gezet, maar wij zijn nog ver van de radicale omslag die nodig is. Die is belangrijk voor mensen nu en absoluut noodzakelijk voor toekomstige generaties. Cruciaal voor de transitie is de hoognodige fiscale hervorming. Met een belastingstelsel dat milieuvervuiling bestraft, kun je immers werk goedkoper maken. Als je energiemisbruik serieus aanpakt, krijgt de transitie naar schone energie een geweldige impuls en hoef je ook niet langer in de verste krochten van de aarde op zoek te gaan naar misschien nog een mooi restje schaliegas. Ik heb in het debatje met collega Samsom van de PvdA begrepen dat ook de PvdA met GroenLinks wil zoeken naar mogelijkheden om die vergroening verder vorm te geven. Ook in de tegenbegrotingen van ChristenUnie en D66 is de mogelijkheid van fiscale vergroening opgenomen. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de reactie van de minister-president. Afhankelijk daarvan zal ik morgen een uitspraak van de Kamer vragen. Sinds het kabinet is aangetreden, zijn er duizenden mensen ontslagen in de thuiszorg. De kosten stijgen en niemand weet waar hij of zij straks nog recht op heeft. Dat is logisch, want de plannen veranderen bijna met de dag. Voor gemeenten dreigt het straks allemaal onuitvoerbaar te worden. Het kabinet wil bezuinigen op de thuiszorg, de jeugdzorg, de dagbesteding, de persoonlijke verzorging, de zorgtoeslag en de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten. Al eerder noemde ik de woorden over de participatiemaatschappij hol, maar als je dit tot je laat doordringen, dan doet de stilte pijn aan je oren. Volgens de staatssecretaris van Volksgezondheid moeten wij zelf de zorg voor onze ouders op ons nemen of gaan betalen. Ik vind dat een nogal simplistische voorstelling van zaken. Mantelzorg is goed en mantelzorgers moeten wij veel meer ondersteunen dan wij nu doen, maar een verplichting werkt uiteraard niet. Wat als je in Amersfoort woont en je ouders in Den Haag? Wat als je zelf ziek bent of misschien niet kunt opschieten met je ouders? Dan leidt de bezuiniging maar tot één ding: dat mensen die de zorg nodig hebben, kopje onder gaan. GroenLinks steunt het overhevelen van zorgtaken van het Rijk naar de gemeentes. Wij zien kansen in het maatwerk dat gemeenten kunnen bieden. Daarmee kan zelfs geld bespaard worden. Maar dan gaat de kost wel voor de baat uit. Dit kabinet stelt niet de mensen die zorg nodig hebben centraal, maar het vullen van de staatskas. En dan is het extra zuur om te zien dat thuiszorgmedewerkers worden ontslagen, terwijl medisch specialisten nog altijd meer mogen verdienen dan de balkenendenorm. Laat me raden. Dat is waarschijnlijk nodig omdat anders de markt zijn werk niet goed doet. Ik sluit af. Een kleinere overheid, dat is de agenda van de minister-president, dat is de agenda van dit kabinet. Ik heb gewezen op de oorzaken van de crisis, op het vastgelopen liberale project van privatisering, verzelfstandiging en deregulering. Het project begon ooit met één wens: een kleinere overheid. En dat was de verkeerde keus. Laten wij erkennen dat een ambitieuze burger een ambitieuze overheid nodig heeft, een overheid die wel draagvlak zoekt bij maatschappelijke organisaties, maar daarbij niet het initiatief uit handen geeft. Het kabinet heeft de afgelopen tijd het ene akkoord na het andere gesloten. Daar is op zich niets mis mee, maar nu is het kabinet aan zet. Ook GroenLinks is niet uit op nieuwe verkiezingen of het vertrek van dit kabinet. Het kabinet zit er nog niet eens een jaar. Ik zou zeggen: laat het kabinet regeren en zorg voor meerderheden in de Staten-Generaal. Dat kan — dat is ook vandaag duidelijk geworden — linksom of rechtsom. Kies je voor eerlijk delen of voor de nullijn? Kies je voor duurzaamheid of voor asfalt en energiemisbruik? Kies je voor investeringen of blijft de bezuinigingsagenda dominant? De burger wil duidelijkheid en daadkracht. Ik sluit af met de oproep: Rutte regeer! De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Stel je eens voor dat elke partij bij gelegenheid van de algemene politieke beschouwingen een werkbezoek mag organiseren voor zowel het hele kabinet als de hele Kamer om iedereen met de neus op de feiten te drukken. Zo van: kijk, hier gaat iets mis! Of juist positief: dit is inspirerend; dit gaat goed. Als je daarover nadenkt, vraag je je natuurlijk af: waar zouden al die partijen ons mee naartoe willen nemen? De VVD? Het zou mij niets verbazen als de VVD ons meeneemt naar een transportondernemer in Twente, mooi bedrijf, harde werkers, foto van Rutte op de kast. "Kijk mensen, hier wordt het geld voor de BV Nederland verdiend", glundert Zijlstra. De ondernemer knikt, maar voegt er wel aan toe: "Die accijnsverhoging gaat niet werken hoor, de mensen gaan allemaal tanken in het buitenland." Hij heeft gelijk! Mijnheer de minister-president, wat is hierop uw antwoord? Dan de PvdA. Samsom gaat verrassen: ook naar een bedrijf! Wel een bijzondere onderneming: Fokker, in Hoogeveen. Ze doen iets met onderdelen van jachtvliegtuigen. De directeur slaat Samsom opgetogen op de schouder: "Bedankt man, ik verwacht een enorme banengroei door het kabinetsbeleid!" Dat is goed nieuws voor de Partij van de Arbeid, zou ik zeggen. Komen we bij Wilders. Wat is dat nou? Hij wil ons niet meenemen! Waarom niet? Zijn motivering: "Ik vind het veel te klef, samen op werkbezoek. Net alsof we met z’n allen echt de problemen willen aanpakken. Daar verzet ik me juist tegen." Roemer is milder. Hij heeft zijn oog laten vallen op een tuinder vlak bij Het Land van Ooit. Diens Hollandse tomaten dreigen nu ook geplukt te gaan worden door Roemenen en Bulgaren. "Hoe vaak hebben wij het niet gezegd", zegt Roemer. "Leer de lessen van het verleden nou eens!" Ik vind dat hij wel een punt heeft. Wat is de reactie van de minister-president daarop? De beurt is aan Buma. Iedereen is oprecht benieuwd waar het CDA nu eigenlijk naartoe wil. Geen idee! Maar Buma heeft er goed over nagedacht. Het wordt een gesprek met oud-premiers van CDA-huize: De Jong, Van Agt, Lubbers, Balkenende. De oud-premiers hebben samen eigenlijk een heldere boodschap: Nederland wordt onbestuurbaar, tenzij het CDA groter wordt en de overheid kleiner. Buma knikt tevreden. Slob's keuze wekt verbazing. Hij wil naar de rosse buurt in Amsterdam. Maar gelijk heeft hij! Laat iedereen nu eens horen en zien hoeveel mensen daar door een opeenstapeling van problemen in de prostitutie belanden en er vervolgens tegen hun zin in in verstrikt raken! Kabinet, wordt het op z'n minst niet weer eens tijd voor een pooierverbod? Groen Links. Die partij gaat — had ik het niet gedacht — iets duurzaams doen. "Elektrische auto's rijden in Duitsland als een trein", zegt Van Ojik. "In Nederland niet. Het wordt tijd dat het kabinet daar de stekker in steekt", zegt hij. Een terecht punt. Wat kunnen wij leren van schoon en zuinig in Duitsland? Thieme neemt ons mee naar de Hedwigepolder in Zeeland om ons enthousiast te laten zien hoe mooi het na de ontpoldering gaat worden met die kluten en scholeksters. Maar ik zie nu wel fazanten en hazen en in de verte een boer op zijn trekker, voortploegend in een prachtige polder. Tsja … Krol? Die hoeft niet ver weg. "Ga hier gewoon in Den Haag de straat op, en luister naar al die arme 50-plusssers. Je proeft en ruikt gewoon de onvrede", zegt Krol. Dat is waar, zeker bij die mensen met een klein of helemaal geen pensioen, een groep om goed oog voor te hebben. Maar hoe zit het dan met die grote groep vermogende ouderen? Misleiding door 50-minners, zegt Krol gedecideerd. En wat zegt de minister-president? Heb ik iedereen gehad? Wie vergeet ik nog? Pechtold, o ja! Dacht ik het niet? Het wordt een strandwandeling in Scheveningen. (Hilariteit) De heer Van der Staaij (SGP): Helder, transparant, niks geen achterkamertjes of achterbanken. Het hoogtepunt is een bezoek aan een pier. Die is hervormd, daar is nu Pechtolds Pretpaleis gevestigd. Beneden een coffeeshop, met eigen wietplantage. Daarboven een megacafé, ook voor 18-minners. En op de bovenste etage een casino met veel eenarmige bandieten, zoals dat heet. Op weg naar de uitgang komen we nog een bijzondere ruimte tegen. Wat is dat? Dat is een behandelkamertje voor alle soorten weigermensen, legt Pechtold uit. Maar dan nu de vraag: waar kiest de SGP voor? Waar zou ík heengaan? Zullen we eens gewoon naar een gezin gaan, met drie schoolgaande kinderen, in Scherpenzeel of in Medemblik? Ik verwacht stevige teksten. "Beste politici, we hebben eens zitten rekenen. Weet u dat wij door belastingmaatregelen, de verlaging van de kinderbijslag en het boekengeld, er uiteindelijk wel zo'n €2.500 op achteruit gaan?" En de mevrouw uit Medemblik vraagt zich verbijsterd af waarom zij gestraft wordt voor haar zorgtaken. Ze zegt: "Ik loop de fiscale tweeverdienersbonus mis, omdat ik veel tijd besteed aan de zorg voor mijn zieke moeder en voor mijn gehandicapte zoon. Foei, zegt de fiscus, u hebt geen baantje! En straks wordt ook nog eens de tegemoetkoming van €1.460 geschrapt voor alleenverdieners met gehandicapte kinderen. Is dat echt waar?" De SGP is het met die meneer uit Scherpenzeel en die mevrouw uit Medemblik eens. Gezinnen die het al financieel zwaar hebben, krijgen het nog zwaarder voor de kiezen. De kloof tussen alleen- en tweeverdieners wordt nog veel groter, terwijl die al levensgroot was. Een eenverdienersgezin met €40.000 moet straks €11.000 belasting afdragen. Een tweeverdienersgezin met samen hetzelfde inkomen betaalt slechts €4.000. Het eenverdienersgezin heeft dus €600 per maand minder te besteden. De nieuwe plannen leiden ook nog eens tot torenhoge tarieven voor elke extra verdiende euro. De eenverdiener die €40.000 verdient en erin slaagt €1.000 extra te verdienen, moet daarvan de helft weer inleveren bij de fiscus, en als je boven de €56.000 komt, is het tarief zelfs 60%. Wij hadden al heel veel inkomensafhankelijke regelingen, maar dat wordt alleen nog maar verder uitgebreid. Tegen deze plannen kunnen wij geen ja zeggen. Dit moet echt anders. Punten van verbetering waarvoor wij ons inzetten, zijn: een verbetering van de koopkracht van gezinnen, een rechtvaardiger belastingheffing voor eenverdieners en de handhaving van de €1.500 voor de alleenverdienersgezinnen met gehandicapten. Een laatste punt in dit kader is de wens dat je meer overhoudt van die extra verdiende euro. Ik hoor graag de reactie van het kabinet. "En weet je met wie jullie ook eens moeten praten?," zegt de meneer uit Scherpenzeel. "Met de mantelzorgers! Als je echt die beweging naar meer zorg voor elkaar wilt maken, moet je toch echt meer inzetten op het ontlasten van de toch al overbelaste mantelzorgers." Goed punt. Ziet het kabinet mogelijkheden om de gemeenten extra geld te geven voor de zogenoemde respijtzorg? Heel veel praten over geld is begrijpelijk, maar het zou zomaar kunnen dat die mevrouw uit Medemblik ook nog een heel ander punt zou aansnijden. "Denken jullie ook nog aan de waarden en normen? Ik ben zelden zo boos geweest als pas. Ik hoorde een radioreclame die mensen die gelukkig getrouwd zijn, oproept om een site te bezoeken om vreemd te gaan. Dat is toch gewoon schunnig?" Helemaal mee eens. Je hoeft echt geen SGP'er te zijn om je hierover kwaad te maken. Wij hebben een TNS NIPO-onderzoek laten uitvoeren. Daaruit blijkt dat heel veel mensen zich hieraan ergeren. Waarom kijkt de politiek hier zo weg? Durf hier eens duidelijk stelling in te nemen! Als je al die reclames niet aan banden wilt leggen, verplicht dan die bedrogsites maar eens tot een bijsluiter: "vreemdgaan dupeert kinderen". We weten toch dat vreemdgaan tot scheidingen leidt, met alle maatschappelijke gevolgen en kosten van dien? Ik hoor graag een reactie van het kabinet. Zullen we ook nog naar een goed doel gaan? Naar het Oranjefonds bijvoorbeeld, of naar het Leger des Heils, of naar Gevangenzorg Nederland of naar de Samenwerkende Gezondheidsfondsen. En vergeet de kerken niet. Er zijn zo veel vrijwilligers en zo veel fondsen te vinden in ons land. Ziet het kabinet ze staan, niet om de gaten in de rijksbegroting te vullen, maar wel als onmisbare bondgenoten vanuit de samenleving zelf? Weet u waar ik iedereen ook graag mee naartoe zou willen nemen, mevrouw de voorzitter? Naar die opvanghuizen voor ongewenst zwangere vrouwen, waarover collega Slob zo-even al sprak. Een jonge vrouw vertelde ons bij een bezoek aan zo'n opvanghuis: toen ik ongewenst zwanger werd, zeiden mensen in mijn omgeving: "waarom kies jij niet gewoon voor abortus? Het wordt helemaal vergoed, het loopt soepel". Maar zij zei: "Ik wil geen nieuw leven doden. Ik heb een echo van het kindje gezien, en ik kan het niet over m’n hart verkrijgen dat leven te laten doden. En dan nog iets: weet je wat ik niet snap? Als zelfs die liberale abortuswet die wij in Nederland hebben, ervan uitgaat dat abortus alleen mag in een onontkoombare noodsituatie, dan maak je mij niet wijs dat dit meer dan 30.000 keer per jaar het geval is. Zou dan niet op zijn minst het beleid moeten zijn om die noodsituaties zo veel als mogelijk te voorkomen?" De vraag van deze mevrouw geleid ik graag door naar het kabinet. Genoeg te doen in het binnenland. Maar ik zou heel graag op werkbezoek ook even over de grenzen gaan. Zullen we naar Israël te gaan, om te horen over de goede samenwerkingsprojecten tussen Israëli's en Palestijnen daar en om van beide kanten te horen hoe onverstandig het beleid is om bedrijven ervan te weerhouden, zaken te doen in de betwiste gebieden? Wat is het voor een zotternij om te zeggen: bouw die waterzuivering maar niet? Is het kabinet bereid om dat averechtse ontmoedigingsbeleid te stoppen? Laten we verder in de regio rondtrekken. Zullen we eens gaan praten met de kopten in Egypte en met gevluchte christenen uit bijvoorbeeld Irak en Syrië? Velen van hen voelen zich in de steek gelaten door het Westen. Natuurlijk zeggen wij dan met elkaar: je moet oog hebben voor alle mensen en de ellende hier raakt ontzettend veel groepen. Ja, dat is waar. Maar zij zeggen dan: "Vergeet niet, je hebt soennitische landen, die helpen soennieten. En sjiitische landen helpen hun sjiieten. Maar wie heeft er nog oog voor de positie van de christenen hier?" Die kopten en die christelijke vluchtelingen uit Syrië en Irak zeggen: "Wees niet naïef; zien jullie niet dat de radicale islamieten, de islamisten, er gewoon op uit zijn om de christenen te verdrijven uit onze hele regio? En wat doen jullie in het Westen? Conferenties houden over islamofobie! Is dat is de wereld op z’n kop?" Ik vraag de minister-president of het ook zonder werkbezoek zou lukken om in het nieuwe mensenrechtenbeleid, het tegengaan van geloofsvervolging herkenbaar tot speerpunt van beleid te maken. Al die strijd en oorlogen en aanslagen wereldwijd maken duidelijk dat de wereldvrede bepaald nog niet is uitgebroken. Het is dan een goede vraag of onze defensie wel op orde is. Ik vrees dat het antwoord "nee" is. Zullen we eens naar een kazerne in Ermelo of Assen gaan, om van de militairen te horen hoe zij denken over de ongehoorde kaalslag van Defensie? Aan het plunderen van de Defensiepotten komt maar geen einde! Wordt het nu eindelijk niet eens tijd om Defensie te gaan verdedigen, vragen de militairen ons. Ik vind dat zij daar gelijk in hebben. Er moet gewoon extra geld naartoe. Ideeën voor werkbezoeken genoeg. Ik heb heel veel verschillende mogelijke plaatsen genoemd waar de SGP naartoe zou gaan. Maar stel nou eens voor dat de andere fracties en het kabinet zouden zeggen: "Beste SGP, aan die lange lijst van werkbezoeken kunnen wij natuurlijk niet beginnen. Politiek is wel keuzes maken. Je moet nu echt één bezoek kiezen waarin zo sterk mogelijk naar voren komt waar het hart van je partij ligt. Kies nou zo'n werkbezoek." Wat moet ik dan kiezen van die heel lange lijst? Dat is een onmogelijke keuze. Dan zou ik het over een heel andere boeg gooien. Ik heb een voorstel. Zullen we naar de Ark van Noach gaan? Nee, ik nodig u niet uit naar de berg Ararat in Turkije, maar naar de prachtige, nagebouwde ark die nu nog in Dordrecht aangemeerd ligt. Het is een indrukwekkend, immens bouwwerk, de verwezenlijking van de droom van Johan Huibers, een ondernemende timmerman uit Noord-Holland. Bezoekers vanuit de hele wereld komen er kijken. Ik heb vanochtend even contact met hem gehad en hij zei: de kabinetsleden en de Kamerleden zijn van harte welkom in de ark; wij regelen graag een bezoek. Waarom wil ik naar die plaats, naar die ark in Dordrecht? Weet u wat ik zo inspirerend vind? Dat die ark daar gekomen is, helemaal op ware grootte nagebouwd. Je vindt die nergens anders ter wereld, terwijl de bouwer ongelooflijk veel obstakels tegenkwam op zijn weg. Natuurlijk zeiden de mensen: dit lukt je nooit, je bent niet wijs! Natuurlijk moesten overheden zich achter de oren krabben: een ark zit nu eenmaal niet in het Bouwbesluit, zo weet de minister voor Wonen en Rijksdienst. Maar de bouwer is gewoon zijn gang gegaan. Dat is een mentaliteit die Nederland juist ook in crisistijd nodig heeft: mogelijkheden zien, aan de slag gaan! Niet blijven steken in de moeilijkheden! Dat heeft ook de bouw hard nodig. Daarvoor heeft de SGP voor het zomerreces concrete voorstellen gedaan. Maakt het kabinet nu echt werk van minder regels en minder bureaucratie, ook in de zorg en ook in het onderwijs? De ark is niet zomaar een bouwwerk. Er is een bijzondere reden waarom mijn hart juist bij dit bouwproject sneller gaat kloppen. Dat heeft alles te maken met de symboliek, de boodschap van deze ark. Als je de bouwer in Dordrecht vraagt waarom hij die ark gebouwd heeft, zegt hij: om de mensen te wijzen op de liefde van God en op de noodzaak om ernst met Hem te maken. Mooi gezegd; een boodschap van ernst. Toen Noach ooit aan het bouwen was, werd hij niet erg serieus genomen. Zijn waarschuwingen over onrecht en goddeloosheid werden massaal in de wind geslagen. De gevolgen waren catastrofaal. Vele eeuwen later komt Jezus in zijn prediking terug op de ark van Noach. In de toekomst zal het gedrag van de mensen weer net zo zijn als in de dagen van Noach, zegt hij. Wat was er dan mis? Toen ik dat verhaal voor het eerst hoorde, verwachtte ik een opsomming van vreselijke dingen, maar er volgt iets heel anders, een opsomming van heel normale dingen. Hoe was het in de dagen van Noach? Eten, drinken, trouwen, handelen. Niks mis mee toch? Nee, op het eerste gezicht niet, maar als daar alles mee gezegd is, als God helemaal ontbreekt, als er geen oog is voor Zijn goede geboden, als het alleen maar gaat over koopkracht en economie, dan hebben we niet alleen een economische crisis, maar dan tekent dat ook een aangrijpende geestelijke crisis. Dat is de ernst, ook nu. De ark is echter ook een boodschap van liefde en geborgenheid. Er is redding en vernieuwing mogelijk voor ieder mens, wie hij of zij ook is en wat hij ook op zijn kerfstok heeft. Jezus Christus is de Ark van Behoud. Bij Hem is er leven, perspectief, geborgenheid. Het is verheugend dat die boodschap op zo veel plaatsen in de wereld, van China tot Zuid-Amerika, steeds meer aanslaat. Keer om! Kijk verder! Kijk omhoog! Dan is het heus niet altijd mooi weer en kan er nog heel wat regen vallen, maar zie je soms zomaar ineens een regenboog in de wolken als teken van Gods trouw. Daarom luidt mijn oproep en bede: laat Europa, laat Nederland die boot niet missen! Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Er is een opmerkelijke eensgezindheid bij veel van de voorgaande sprekers. Wij moeten inzetten op snelle economische groei, want de koopkrachtplaatjes deugen niet en het is onacceptabel dat wij niet de beloofde 0,75% groeien, maar slechts 0,5%. Wij staren ons blind op de opgelegde groeidoelstellingen. Alsof dat de systeemcrisis zou kunnen oplossen: economische groei die toch niet kan voorkomen dat volgend jaar opnieuw 65.000 mensen hun baan verliezen, koopkrachtplaatjes als veredelde vorm van navelstaren. Van de voorspellingen van het Centraal Planbureau staat eigenlijk maar één ding vast: dat ze niet uit zullen komen. Ons land telt 700.000 mensen die wel willen werken, maar niet mogen meedoen. Dan hebben wij de verborgen zzp-werkloosheid niet eens meegeteld. De jeugdwerkloosheid stijgt snel. Maar het kabinet bezuinigt keihard op de kwetsbaarsten: 700.000 mensen zonder werk, terwijl het werk voor ouderen en zieken ongedaan blijft liggen. Het kabinet zegt dat de problemen in de zorg in 2026 zullen worden aangepakt. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Ooit stond regeren voor vooruitzien. Valse beloftes over herstel van de status quo lijken inmiddels het hoogst haalbare. De belofte is: als de economische groei aantrekt, verdwijnen onze problemen als sneeuw voor de zon. Wie gelooft dat nu nog? Machteloosheid regeert en het enige waar de PvdA en de VVD het over eens zijn, is dat ze geen verkiezingen willen. Zij klampen zich aan elkaar vast in een coalitie van water en vuur. De makers van de tegenbegrotingen in dit huis hopen het heilige vuur weer aan te kunnen wakkeren door water bij de wijn te doen van hun eigen verkiezingsprogramma's. Waarom solliciteren naar een gedoogpartnerschap en zo een kabinet in het zadel houden dat gebouwd is op tegenstellingen en geen antwoord heeft op de systeemcrisis die ons teistert? Joris Luyendijk, die zich in opdracht van The Guardian verdiept in de bankensector, voorspelde onlangs de totale ineenstorting van niet alleen de financiële wereld zoals wij die kennen, maar in het kielzog daarvan ook de parlementaire democratie in haar huidige vorm. De torenhoge onoplosbare problemen door onze irrationele schuld- en groeiverslaving zijn niet voorzien door de traditionele politiek en al helemaal niet gepareerd. Koop maar een nieuwe auto, dan komt het goed. Met zulke politici zal niemand verder willen, wanneer het kaartenhuis is ingestort. Die dag nadert snel. Niet alleen het vertrouwen in de coalitiepartners wordt ondermijnd, maar ook dat in zomer-, herfst-, lente- en winterakkoordpartijen die bij toerbeurt aanschuiven bij om het even welke coalitie, bereid om elke verkiezingsbelofte te breken in ruil voor macht. De JSF zal nooit de wendbaarheid kunnen leveren van de PvdA-fractie. Als het "nee" van die fractie tegen schaliegas van dezelfde kwaliteit is als het "nee" tegen de JSF, dan moet gevreesd worden dat de PvdA de kop alsnog in het zand zal steken, op zoek naar schaliegas; boringen waar partijleider Samsom in 2011 nog met kracht campagne tegen voerde. De VVD beloofde €1.000 aan elke hardwerkende Nederlander die VVD stemde, maar pakt in plaats daarvan via ingrepen in de heffingskorting duizenden euro's netto af van diezelfde hardwerkende Nederlander. De leider van de grootste regeringspartij zegt dat de kosten van de JSF eenmalig niet meer bedragen dan wij in drie weken aan zorg uitgeven. Tja, als je met dit soort rekenspelletjes denkt de oorlog te kunnen winnen, dan is die bezuiniging van 6 miljard ook maar een druppel op de gloeiende plaat. Waarom zou je bezuinigingen inboeken die structureel niet meer dan vier weken zorg opleveren? Het kwartetspel van Bos is tot leven gekomen. Mag ik van jou de JSF, ook al is die vleugellam, en mag ik ook de zorg, de woningmarkt en de ontwikkelingssamenwerking? Dan mag jij verruiming van het asielbeleid. Elke economische vluchteling die hier 1,25 miljoen investeert, mag zich hier vrij vestigen, net als goedkope arbeidskrachten uit Roemenië en Bulgarije, die uitbuiting wacht. Daarover schrijft minister Asscher wel ingezonden brieven, maar daaraan lijkt hij niets te kunnen doen. Wij hebben een periode van ongekende welvaart afgesloten, maar een kleine planeet met een groeiende wereldbevolking laat geen ongebreidelde groei toe. Onze kinderen gaan het minder krijgen dan wij. Het kabinet heeft niet de visie daar verandering in te brengen. Hoe goed het met ons gaat, meten wij in euro's. Wij zijn verslaafd aan wat wij welvaart noemen. Als onze portemonnee maar eerst weer gevuld is, dan kunnen wij anderen gaan helpen. Dat is de nieuwe participatiesamenleving. Vorige week kregen alle leden van de Tweede Kamer een brief van een groot aantal wetenschappers die zich verenigd hebben in het Platform Duurzame en Solidaire Economie. Zij zeggen dat economie en economische groei heel anders gedefinieerd moeten worden en dat de huidige weg doodloopt. Het groeimantra moet plaatsmaken voor een gezonde dosis kwaliteitsverbetering van leven en leefomgeving, of zoals de heer Samsom het zelf ooit verwoordde: een beetje normaal leven; beseffen dat het asociaal is de aarde leeg te roven voor de volgende generaties. Het feit dat hij dat lijkt te zijn vergeten, maakt het niet minder belangrijk. Wij lijken blind voor het feit dat wij wonen op een planeet met snel afnemende grond- en hulpstoffen. Dat onderwerp is nog nauwelijks aan de orde gekomen, alsof onze kortetermijnproblemen belangrijker zijn dan de toekomst van komende generaties. Wij hebben niet alleen te maken met plofkippen, maar ook met plofbanken, plofpensioenen, plofhypotheken en een plofmunt. Die worden veroorzaakt door onze groei- en schuldverslaving en de valse hoop dat de bomen tot in de hemel kunnen groeien. Economische groei vormt niet de oplossing maar is juist het probleem. De dag waarop wij de natuurlijke grondstoffencapaciteit van de aarde overschrijden, Earth Overshoot Day, viel in 1980 op 14 december. Dat was de dag waarop de grondstoffen voor dat jaar op waren. Dit jaar viel die op 20 augustus. Daarmee laten wij het ecologisch tekort oplopen tot meer dan 30% dit jaar. Als je meer natuurlijke bronnen gebruikt dan de aarde je kan bieden, bouw je een ecologische schuld op. Dan leef je dus op de pof, niet alleen bij komende generaties, maar ook bij mensen die buiten het blikveld van dit kabinet elders in de wereld leven. Het energieakkoord is vastgelopen in de grindbak van de rauwe realiteit, om met de heer Samsom te spreken. Waar zijn onze innovatiekracht, ondernemerschap en ambitie gebleven om samen het onmogelijke mogelijk te maken? Onze grootouders maakten de Flevopolder, onze ouders de Deltawerken. En wat doen wij? Wij stoppen complete bossen in energiecentrales, missen de boot bij de wind- en zonne-energieproductie en zijn voor bijna alle grondstoffen afhankelijk van het buitenland. Dit verlamde kabinet zet niet in op nieuwe economische en maatschappelijke activiteiten die werkelijk het verschil kunnen maken. Denk aan Nederland als specialist in woningbouw met hernieuwbare materialen, in preventieve gezondheidszorg, in thuiszorg op maat en in medicijnontwikkeling met geavanceerde technologie zonder dierproeven. Een Nederland dat inzet op ecologische landbouw met hightechlandbouwwerktuigen. Nederland als specialist in goede onderwijsmethoden en schoolsystemen, en specialist in smakelijke vervanging van inefficiënt geproduceerde dierlijke eiwitten. Waarom niet groot worden in de film- en muziekindustrie? Ambachten sterven uit terwijl ze de motor kunnen zijn voor innovaties. Bouw bruggen tussen generaties met jobcoaches die hun ervaring doorgeven in plaats van generaties tegen elkaar op te zetten via pensioenroof. Dat levert banen op. Dat voert naar een maatschappij waarin mensen hun talenten kunnen benutten. Arbeid is onbetaalbaar, terwijl het in overvloed aanwezig is. En grondstoffen zijn ongelooflijk goedkoop terwijl ze schaars zijn en milieubelastend. Wij moeten ervoor zorgen dat het inzetten van arbeid weer loont en aantrekkelijk wordt voor ondernemers en dat wij het gebruik van grondstoffen verminderen, verfijnen en vervangen. We moeten niet het goede gedrag van mensen belasten, maar het slechte. Waarom belasting heffen op activiteiten die waarde toevoegen, 21% btw-boete op vrijwel alles wat we ondernemen en aanschaffen? Waarom stellen we arbeid niet vrij van belasting, en belasten we gebruik van alles wat schaars en kwetsbaar is? Zo stimuleren we hergebruik van grondstoffen en tegelijk ook de werkgelegenheid. Zo kunnen we arbeid goedkoper maken zonder dat we goedkope arbeid van ver hoeven te halen. Zo kunnen we elkaar weer inhuren voor diensten. Kijk je naar nieuwe opkomende economieën zoals Brazilië, dan zie je dat ze hun eigen maakindustrie beschermen tegen dumping van producten uit bijvoorbeeld China of Europa. Tegelijkertijd zijn ze gewoon groot exporteur van bijvoorbeeld soja naar Europa en China. En wat doen wij? Wij maken onze boeren en andere industrieën kwetsbaar door onze markt volledig open te stellen voor producten van buiten, omdat we denken dat we anders niet zouden kunnen exporteren. Het resultaat is dat we afhankelijk worden van de maakindustrie van China en wij niets meer zelf kunnen maken dat concurrerend is en wat voldoet aan onze ethische eisen. Laten we inzetten op een eigen maakindustrie die onderscheidend is in kwaliteit, in duurzaamheid, in arbeidsomstandigheden en laten we die beschermen! Nederland en Europa zouden voorlopers kunnen en moeten zijn van een reële, duurzame economie. Het tegendeel is helaas het geval. Nederland moet ook een zelfbewust, authentiek land zijn, met een open houding naar de internationale samenleving. Niet omwille van de wapenhandel, de exotenhandel of de export van varkenspoten naar China. Maar gericht op samenwerking, kennisuitwisseling en onderlinge versterking. Een zelfbewust Nederland dat, net als Brazilië, ook Obama durft te weigeren vanwege zijn afluisterpraktijken. Dat is een Nederland waar we trots op zouden kunnen zijn. Vorig jaar kende de wereld 32 miljoen klimaatvluchtelingen. Maar in plaats van mensen hulp te bieden, bezuinigt het kabinet ook hier op de allerkwetsbaarsten. Daarmee zakken we door de fatsoensgrens, zei de heer Samsom nog niet zo lang geleden. Hij neemt het nu voor lief. Hulp wordt handel. "kan ik u helpen?", maar dan wel vanachter de toonbank van BV Nederland. Ontwikkelingshulp, ja, maar dan vooral voor Nederlandse bedrijven en multinationals. Dat is, om met het PvdA-verkiezingsprogramma te spreken: "Half werk waardoor we uiteindelijk met lege handen staan." We moeten onze voetafdruk verkleinen en de handel eerlijker maken. We moeten geen Nederlandse bedrijven en multinationals stimuleren zich te vestigen in lagelonenlanden en daarmee niet alleen de lokale landbouweconomie kapotmaken, maar ook onze eigen markt verstoren. Laten we investeren in projecten, gericht op de lokale economie daar. Olivier de Schutter, VN-gezant voor mensenrechten en recht op voedsel, pleit voor het exporteren van onze landbouwkennis, voor versterking en verhoging van de productie van de kleinschalige, lokale landbouwbedrijven op ecologische wijze in ontwikkelingslanden. Onlangs berekende de Universiteit van Minnesota dat we met de bestaande landbouwgronden en de groeiende wereldbevolking toch nog steeds vier miljard monden extra zouden kunnen voeden als we stoppen met het telen van veevoer en biobrandstoffen, en de opbrengst van het land direct benutten voor humane consumptie. Dat is hoopgevend. Laten we daarop inzetten als groot veevoerimporteur. Welvaartsziekten als obesitas en hart en vaatziekten vormen een groot probleem, ook qua zorgkosten. Preventieve gezondheidszorg scheelt honderden miljoenen euro’s. Alleen al meer groen in de stad bespaart volgens KPMG al een kleine half miljard euro per jaar in zorg- en verzuimkosten. Maatregelen als het afschaffen van het lage 6% btw-tarief op vlees, maar ook voor snacks en snoep, is een dusdanig taboe voor dit kabinet dat het liever geld steekt in een peperdure screening op dikke darmkanker, dan dat het kiest voor een fiscale maatregel die mensen gezond houdt en de schatkist minimaal 1,5 miljard euro oplevert. In tijden van bezuinigingen zijn er weinig argumenten om aan subsidies op ongezonde producten vast te houden. Laten we echter biologische en gezonde producten aantrekkelijk maken, bijvoorbeeld met een btw-tarief van 0% op groenten en fruit. De kosten van vervuilende bedrijfsvoering worden nu nog afgewenteld op de samenleving. Ze moeten echt in rekening worden gebracht aan de eindgebruiker. We zullen het de vervuiler betaald moeten zetten dat hij een voorschot neemt op de toekomst van ons en onze kinderen. Kleinschaligheid heeft meer te bieden dan inhaligheid. In de woorden van de heer Samsom: "Een hele wereldbevolking laten consumeren als een Europeaan vergt een planeet die tweemaal zo groot is als onze aarde. De houdbaarheid van onze samenleving is allang overschreden." Hij zegt: "Wij zijn namelijk niet alleen het probleem; wij kunnen vooral ook de oplossing zijn. Nooit in de geschiedenis was er immers een generatie zo slim, zo rijk, zo gezond en met zovelen als de onze. Wij zijn in staat om onze ouders te overtreffen in hun reis naar de maan." Waar leiden dergelijke revolutionaire woorden van de heer Samsom toe nu hij zijn invloed zou kunnen laten gelden? Als we de JSF nou eens niet aanschaffen en gewoon blijven doorvliegen met de F-16's? We besparen dan 4,5 miljard euro. Schrap de Blankenburgtunnel. Dat scheelt ook een miljard euro. We kunnen dan met gemak de hele ecologische hoofdstructuur realiseren, volgens de oorspronkelijke planning van 2018. We houden zelfs nog wat over. Dan investeer je in het kostbaarste wat we hebben. De voorzitter: Ik ga u heel even onderbreken om aan de mensen in de zaal te vragen of ze ook naar mevrouw Thieme willen luisteren. Dank u. Gaat u verder. Mevrouw Thieme (PvdD): Een ambitieus VVD-Kamerlid presenteerde ooit een groen-rechtse agenda, waarin de westerse afhankelijkheid van fossiele brandstoffen een van de grootste bedreigingen van deze tijd werd genoemd. Dat was niet alleen vanwege de schaarste, maar ook vanuit geopolitieke overwegingen en het wassende water, zoals hij dat noemt. Groen-rechts zou het antwoord vormen. Groen-rechts is een manier van denken, zei Kamerlid Rutte. De Staat moet aanjagen, vond hij. Samsom en Rutte; ik wil deze groen-rechtse heren vragen hun groene agenda en heldere denkbeelden over een duurzame en solidaire toekomst af te stoffen. Werk aan een begroting die ook voor komende generaties uitzicht biedt. Definieer economische activiteiten op een wijze waarbij de grenzen van de aarde, mededogen en duurzaamheid, persoonlijke vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid het uitgangspunt vormen. Onmacht regeert en de burgers voelen dat. 80% van de burgers denkt volgens onderzoek van de NOS dat het door Samsom verfoeide rechtse rotbeleid en het door Rutte gehate rode gevaar in coalitievorm alleen averechts kan werken. Laten we niet langer focussen op economische groei, maar op economische en persoonlijke ontwikkeling. Laten we ervoor zorgen dat er geen negatieve sporen van ons op aarde achterblijven aan het einde van ons leven. Laten we niet de mensenbelangen voor de korte termijn centraal stellen, maar de belangen van de planeet en, daaruit afgeleid, de belangen van al haar bewoners. De vraag is niet of we ons een ander beleid, namelijk het beleid zoals de Partij voor de Dieren dat voorstaat, kunnen veroorloven. Mijn stelling is dat we het ons niet kunnen veroorloven om het niet te doen. Ook daarom ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie. De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. Ik voel me weer een soort dagsluiter. We hebben vandaag de hele dag gesproken. We hebben lang gesproken. En toch moeten we vaststellen dat het beslissende debat uiteindelijk aan de overkant in de Eerste Kamer zal plaatsvinden. Nederland ondervindt nog altijd de zware gevolgen van de economische crisis. Opvallend daarbij is — de meeste collega's hebben dat ook gemeld — dat de economie in ons land minder snel herstelt dan in de landen om ons heen, ook al ziet het kabinet zo nu en dan een klein economisch lichtpuntje. Het had in onze ogen bij een ander beleid al een veel feller licht kunnen zijn. Naast de economische crisis heeft Nederland vooral te maken met een vertrouwenscrisis. Consumenten en met name ouderen hebben weinig vertrouwen in het kabinetsbeleid. Dat lage vertrouwen is mede oorzaak van het uitblijven van duidelijk economisch herstel. Dit kabinet geeft met zijn onzekere akkoordenbeleid zo veel wisselende signalen af, dat het niet gek is dat mensen het vertrouwen verliezen en dat de waardering voor het kabinet in de peilingen een dieptepunt heeft bereikt. Het kabinet lijkt een algemene noemer, een visie gevonden te hebben voor de vele beleidsmaatregelen die het komende jaar over de burger worden uitgestrooid. Het containerbegrip "participatiesamenleving" — het is vaak genoemd — is weer eens van stal gehaald. Op het oog is het een heel nuttig en belangrijk begrip, maar het gaat om de uitwerking. Het is goed als mensen uit eigen beweging zelf de regie over hun leven nemen. Bevorderen mag, maar wat wij afkeuren is participatie die van bovenaf opgelegd wordt. Net als de heer Zijlstra houden wij niet van afgedwongen solidariteit. Het kabinet gaat wat dat betreft naar onze smaak te ver. De term participatie wordt ook misleidend gebracht. Mensen zijn tegenwoordig veel mondiger en zelfstandiger en daarom prima in staat zelf hun problemen op te lossen, maar ondertussen wordt deze mooie boodschap als excuus gebruikt om budgetten flink te verlagen. Participatie mag wat 50PLUS betreft niet meer gewenst worden door de Staat dan door de burgers, maar dat lijkt wel te gebeuren. 50PLUS vraagt zich af of het kabinet de juiste en evenwichtige beleidskeuzes maakt om uit de crisis te komen. Wat is de juiste weg? Met de Raad van State zijn wij van oordeel dat de overheid op termijn vooral haar eigen huishoudboekje op orde moet brengen en niet op een wijze dat de financiële positie van burgers en bedrijven extra wordt bemoeilijkt, zoals nu nog gebeurt. 50PLUS bepleit dat het kabinet op een minder krampachtige wijze omgaat met het overheidstekort. Al te strikte beheersing nodigt uit tot te hard bezuinigen en snel dichten van financiële gaten met lastenverzwaringen. Dat is helaas wat er nu gebeurt. Wij zijn ervan overtuigd dat de economische crisis daardoor juist langer duurt. De sleutel voor economisch herstel ligt bij een kleinere overheid, minder overheidsuitgaven en minder lasten. 50PLUS verzet zich daarom tegen verdere lastenverzwaringen die het kabinet in petto heeft voor zijn burgers. Met ongeveer de helft van de maatregelen van 6 miljard brengt de overheid haar eigen huishoudboekje weliswaar op orde, maar dat gaat dan wel ten koste van het huishoudboekje van de mensen thuis. Mevrouw de voorzitter, het zal u niet verbazen, maar 50PLUS is niet tevreden over de wijze waarop het kabinet financieel de pijn verdeelt over de groep mensen die werkt, de groep die niet kan werken en de groep die hard gewerkt heeft en nu minder weerbaar is. Het moet niet uitmaken of iemand werkt, niet kan werken of gepensioneerd is. Mensen met dezelfde inkomens- en vermogenspositie zouden dezelfde koopkrachteffecten van maatregelen moeten ondervinden. In 2014 zijn gepensioneerden weer extra de klos. De lasten worden te eenzijdig neergelegd bij een groep mensen die weinig of niets kan veranderen aan zijn inkomenspositie. Een spaarzaam leven wordt niet beloond, maar bestraft. Waar is dat voor nodig? Wij vinden dat schaamteloos. Over de inkomens- en vermogenspositie van ouderen hoor je de laatste tijd de vreemdste berichten en het is aan het verworden tot een welles-nietesdiscussie. Kern van de zaak is dat statistieken en tabellen niet één maar verschillende deelwaarheden vertellen. Algemene conclusies doen geen recht aan de positie van velen binnen de groep ouderen. De zeer inspirerende bijdrage van Kees van der Staaij gaf dat nog eens duidelijk aan. Die vraag leeft ook bij ons. Eén ding is zeker: meer dan 80% van het vermogen van ouderen zit bij slechts 20% van die ouderen. Overigens dank ik de heer Van der Staaij voor zijn zeer inspirerende bijdrage. Ik hoop hem aan het eind van mijn bijdrage een klein pleziertje te kunnen doen. Ik heb nog een opmerking over meer vermogende ouderen. Hun vermogen zit vaak in de overwaarde van het huis. Dat is niet zonder hoge kosten vrij te maken. Als er echter ruimte is om geld vrij te maken, biedt de ruimere schenkingsvrijstelling mogelijkheden, zoals 50PLUS voorstelde. De plannen van het kabinet gaan in de goede richting, maar ze gaan nog niet ver genoeg. Mijn collega Norbert Klein zal daarop terugkomen bij de behandeling van het Belastingplan. De AOW-koopkrachttegemoetkoming wordt alleen voor de lagere inkomens gecompenseerd via de huishoudentoeslag en daarmee inkomensafhankelijk gemaakt. Kennelijk is dat een trend, want ook de AOW-partnertoeslag wordt tegen eerdere afspraken in inkomensafhankelijk gemaakt, en dat terwijl het voornemen uit het regeerakkoord om de eigen bijdrage in de zorg afhankelijk te maken, is geschrapt. Dat geldt ook voor de zorgpremie, die al gesneuveld was voordat het kabinet was aangetreden. De VVD heeft veel moeite met inkomensafhankelijke maatregelen, maar kennelijk geldt dat niet voor regelingen die alleen voor ouderen gelden. Waarom koppelt het kabinet dan niet alle toeslagen en inkomensondersteuning aan de hoogte van het inkomen? Daarop krijgen wij graag een antwoord van het kabinet. De maatregelen die ouderen financieel treffen, worden iedere keer met zo veel kippenhaast ingevoerd dat mensen nauwelijks de tijd hebben om zich erop voor te bereiden. Dat moet een punt van aandacht zijn. De overheid dient voor iedereen betrouwbaar te zijn. Voorafgaand aan je pensioen moet je ineens voor van alles en nog wat reserves aanleggen. Je moet sparen voor je AOW-gat, omdat er geen fatsoenlijke overbruggingsregeling is. Wij moeten sparen om het afschaffen van de partnertoeslag op te kunnen vangen. Dat moet dan ook nog eens extra lang, want deze groep heeft te maken met een later ingaande AOW-leeftijd. Het wordt dus dubbel sparen. Daarnaast moet je van het kabinet sparen voor inkomensverlies bij werkloosheid. Mensen die vlak voor hun pensioen zitten, komen op die leeftijd nauwelijks aan de bak. Slechts 2% van de sollicitanten die de afgelopen drie jaar werden aangenomen, was ouder dan 55 jaar. De plannen om de WW-duur te verkorten, raken primair ouderen. Zij moeten dus buffers aanleggen van het kabinet, en dat terwijl onder ouderen het aantal armen na 2008 met 25.000 toenam. De voorzitter: Ik wil u nog even onderbreken. Ik constateer een klein concentratieprobleem in de zaal. De bijdrage van de heer Krol duurt nog twaalf minuten. Misschien kunnen wij dat nog even opbrengen en goed luisteren naar wat de heer Krol te melden heeft. De heer Krol (50PLUS): Ik zal u zelfs beloven dat ik ze niet eens volmaak. Mevrouw de voorzitter. Het meest ironische is wel dat als het dan is gelukt om te sparen, die spaarzaamheid vervolgens wordt afgestraft door de invoering van vermogenstoetsen. Aan ouderenwerkloosheid wordt ondanks de Kamerbreed aangenomen 50PLUS-motie niets meer gedaan dan dat er al werd gedaan voor het aantreden van het kabinet. Het kabinetsbeleid blijft zich beperken tot netwerkbijeenkomsten en inspiratiedagen. Dat geld kun je beter besteden om ouderen extra scholing te geven, zodat hun kansen op de arbeidsmarkt toenemen. De pensioenplannen van het kabinet zijn nog altijd niet uitgewerkt. Wordt het nominaal, reëel of gaan wij naar een tussenvorm? Die onduidelijkheid leidt tot veel onrust en boosheid bij gepensioneerden van nu en van de toekomst. De rek is er bij veel gepensioneerden echt uit. Verder korten kan niet. Een belangrijk deel van de participatiesamenleving, die het kabinet wil, zie je terug in maatregelen voor de langdurige zorg voor ouderen. Die verontrusten ons. Per 1 januari 2015 worden onderdelen uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dat wordt pas in 2014 in de wet vastgelegd. Wij vinden dat rijkelijk laat. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat deze grote stelselwijziging, waarbij taken en budget worden overgeheveld naar gemeenten, gepaard gaan met flinke kortingen op het budget voor zorg en ondersteuning. Dat betekent dat er veel minder mensen in aanmerking komen voor zorg thuis, huishoudelijke hulp of zorg in een instelling. Het kabinet geeft aan dat mensen moeten participeren. Dat klinkt mooi, maar in feite wordt daarmee een grote verschraling van de zorg gemaskeerd. Het inzetten op lichtere zorg om zwaardere zorg te voorkomen of uit te stellen, lijkt ons veel beter. Inzetten op lichtere zorg betekent niet dat je alle hulpaanvragen kritiekloos accepteert. Natuurlijk moet er kritisch worden gekeken naar zorggebruik. Deze inzet zou echter getuigen van een consequente en realistische visie van het kabinet op participatie, juist omdat je mensen hiermee in staat stelt om langer zelfstandig te blijven, al dan niet met ondersteuning van mantelzorg. Nu ontstaat de indruk dat met het gebruik van het woord "participatie" een positieve draai moet worden gegeven aan wat eigenlijk gewoon een flinke bezuiniging is. Het over de schutting gooien van taken met een krapper budget en het opzadelen van gemeenten met uiterst lastige keuzes zal met name de burger treffen. Het baart ons zorgen dat er zo veel wordt verwacht van mantelzorg. Kritisch kijken naar de mogelijkheden mag, maar het moet wel realistisch blijven. Nu al verlenen 2,6 miljoen mensen mantelzorg. Velen van hen zijn ouder. Van hen voelen 450.000 — dat is bijna de half miljoen waarover ook de SP sprak — zich overbelast. Met name de groep ouderen die mantelzorg verleent, is kwetsbaar. Maatschappelijk gezien is het niet reëel en zelfs gevaarlijk om een zo groot extra beroep op hen te doen. Onlangs bleek uit onderzoek van het Nibud dat ouderen er door de stapeling van de kabinetsmaatregelen tot 8,5% op achteruit kunnen gaan. Hierin was een aantal plannen, zoals de verhoging van de eigen bijdrage AWBZ/Wmo, nog niet eens meegenomen. Als je ouder wordt, zullen in veel gevallen ook de zorgkosten stijgen. Daarnaast is de eigen bijdrage van €360 — dus niet de €350 die het eerst was; dit vind ik een stiekeme verhoging — voor chronisch zieken, onder wie veel ouderen, een flinke hap uit het budget. Het brengt in onze ogen de toegankelijkheid van de zorg in gevaar. Ik wil graag weten of het kabinet het daarmee eens is. De fiscale tegemoetkomingen voor zorgkosten worden afgeschaft. De AOW-tegemoetkoming was juist ingevoerd om oudere belastingplichtigen hiervoor te compenseren. Deze maatregelen lijken haaks op elkaar te staan. Hoe ziet het kabinet dat? Het budget dat gemeenten ter compensatie van deze regelingen krijgen, wordt met een flinke korting en met beleidsvrijheid overgeheveld. Dat baart zorgen. Ook het CPB wijst in de Macro Economische Verkenning op mogelijk belangrijke negatieve inkomenseffecten voor betrokkenen. Ze moeten maar afwachten hoe ze door hun gemeenten worden gecompenseerd. De woningmarkt blijft ondanks kleine lichtpuntjes het belangrijkste blok aan het been van de Nederlandse economie. De aarzelende woningmarkt en de omvangrijke hypotheeklast voor huizenbezitters belemmeren nog steeds de weg naar economisch herstel. 50PLUS maakt zich zorgen over de huurprijsontwikkeling. Zeker voor de lagere inkomens, waaronder veel ouderen, vormen huren een steeds grotere last. Kan worden gegarandeerd dat de huren voor minder draagkrachtige huurders betaalbaar blijven? In dit verband is het inkomensafhankelijke huurbeleid zorgwekkend. Leidt echter het afschaffen van de huurtoeslag daarbovenop niet tot nog grotere problemen voor de groep met de lagere inkomens? Ook hierop krijg ik graag een reactie. 50PLUS is niet gerust over de wijze waarop dit kabinet het vraagstuk van de ouderenhuisvesting benadert. Volgens het kabinet ligt de ouderenhuisvesting op koers. Ook dit beleidsonderdeel wordt grotendeels overgelaten aan gemeenten en daarnaast aan woningcorporaties en particuliere woningeigenaren. Wij vinden dat het kabinet veel te weinig visie toont op dit punt. Ook hierop graag een reactie. Tot besluit geen reclametekst uit een folder van 50PLUS, maar op dit late uur, bijna als een dagsluiting, een waarschuwing die 3.000 jaar geleden werd opgeschreven in het Bijbelboek Prediker. Er komt een tijd dat ook voor u, leden van het kabinet, de moeilijke jaren zullen aanbreken, dat uw handen zullen beven van ouderdom, dat uw sterke benen zwak zullen worden, dat u niet genoeg tanden meer zult hebben om goed te eten, dat u langzaam blind zult worden, dat uw oren doof zullen worden en uw stem steeds zwakker zal worden. Daaraan moet je in je jonge jaren al denken. De jeugd heeft de toekomst, maar laten wij ook ouderen gunnen wat hun toekomt. De beraadslaging wordt geschorst. De voorzitter: Ik dank u voor uw bijdrage. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Morgen zullen wij dit debat voortzetten en zal de minister-president namens het kabinet beginnen met zijn antwoord. Ik dank u voor uw belangstelling en uw aandacht. De voorzitter: Vandaag beginnen wij met de beantwoording in eerste termijn door de regering. De premier gaat al staan, maar ik wil hem eerst nog even van harte welkom heten. Ik heet ook de overige leden van het kabinet van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat via de televisie en het internet volgen. Ik geef het woord aan de minister-president. Ga uw gang. Minister Rutte: Mevrouw de voorzitter. Dank u wel. Allereerst dank ik de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Er is een veelheid aan vragen gesteld, in de breedte van het debat van gisteren dat over allerlei onderwerpen ging. Wat mij betreft laat dit zien dat ons de komende jaren heel veel werk wacht. Het laat ook zien hoe belangrijk het is om op allerlei terreinen met elkaar door te pakken en daadwerkelijk de noodzakelijke keuzes te maken. Dat geldt, gelet op het debat van gisteren, voor de arbeidsmarkt en de zorg, voor de penisoenen en de huizenmarkt, voor de concurrentiekracht van onze bedrijven, maar ook voor het onderwijs van onze kinderen. 2014 wordt daarmee een jaar van veel wetgeving. Die wetgeving is nodig omdat Nederland verandert, omdat Nederland zich aanpast en zich ook moet aanpassen. Het Nederland van nu is niet het Nederland van onze ouders en grootouders. De mensen van nu zijn niet de mensen van toen. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat het prachtige land dat na de oorlog is opgebouwd, een prachtig land blijft. Dat kan door te veranderen, door besluiten te nemen die ons stelsel van publieke voorzieningen bij de tijd brengen en houdbaar maken, en door aan te sluiten bij wat mensen vooral zelf willen, namelijk hun eigen leven zo zelfstandig mogelijk invullen. Dat is waar dit kabinet dag in, dag uit aan werkt, met passie, met overtuiging, maar ook met heel veel realiteitszin. Veranderen kost namelijk tijd. We kunnen het ons niet veroorloven om aan de ene kant bepaalde problemen wel aan te pakken, maar aan de andere kant bepaalde problemen door te schuiven of te kiezen voor snelle en gemakkelijke oplossingen, want die bestaan simpelweg niet. We moeten dus én de overheidsfinanciën op orde brengen én alles doen voor banen en economische groei én tegelijkertijd zorgen voor evenwichtige inkomensverhoudingen. Dat betekent dat er tegelijkertijd veel afkomt op heel veel mensen. Veel leden hebben daar gisteren op gewezen en dit kabinet realiseert zich dat terdege. De opgave is om ervoor te zorgen dat mensen weten waar zij aan toe zijn, zodat zij alle veranderingen kunnen inpassen in hun persoonlijke situatie. Bij die realiteitszin en de grote veranderingen in ons land past ook dat wij met elkaar in overleg zijn, zoeken naar draagvlak en compromissen sluiten in de samenleving en met maatschappelijke organisaties, maar ook hier in de Tweede Kamer. Dat is geen zwakte, maar juist een eigenschap die Nederland ook in het verleden heel veel heeft gebracht. Met alle afspraken die sinds de start van het kabinet in november vorig jaar tot stand zijn gekomen — afspraken met sociale partners, partijen in de zorg, de energiesector, de woningbouwcorporaties, het onderwijs en vele anderen — is een stevige basis gelegd voor de vele benodigde maatregelen. Het wetgevingsproces is nu in volle gang. Wij doen dat zonder oogkleppen op en zonder te blijven steken in het eigen gelijk, want het goede mag nooit de vijand worden van het betere. Op die manier kijkt het kabinet ook naar de alternatieve voorstellen die gisteren vanuit verschillende fracties zijn aangedragen. Wij komen er straks uitvoerig over te spreken, maar laat ik nu alvast zeggen dat ik heel veel waardering heb voor het feit dat partijen in de Kamer zich op deze manier verantwoordelijk voelen voor het oplossen van de grote problemen waar ons land voor staat. Het kabinet staat open voor ideeën, opvattingen en suggesties, uiteraard binnen de mogelijkheden van de financiële ramingen, om de groei weer op gang te brengen en te zorgen voor een evenwichtige, fatsoenlijke inkomensverdeling. Dat is de opgave waar wij gezamenlijk voor staan. Uiteraard wil ik mijn bijdrage aan het debat op een ordelijke wijze geven. Dat betekent dat ik mijn beantwoording in een paar grote blokken heb opgedeeld. Ik begin zo meteen met enkele algemene onderwerpen. Daarna volgen de budgettaire onderwerpen, waaronder het extra maatregelenpakket. Daarna behandel ik achtereenvolgens de sociale zekerheid, de economie, Europa, het bestuur en de zorg. Ik sluit af met een aantal onderwerpen die zich in geen van deze categorieën laten vangen, zonder dat ik daarmee wil zeggen dat die onderwerpen van minder belang zouden zijn. De heer Van Haersma Buma (CDA): Na de algemene inleiding van de premier heb ik de volgende vraag. De premier zegt dat hij naar draagvlak voor het beleid zoekt. Het punt is dat het nog maar de vraag is of dit kabinet zomaar als meerderheidskabinet kan worden gezien. De vraag is dus of er uiteindelijk überhaupt een meerderheid in het wetgevingsproces zal zijn die de grondslagen van het regeerakkoord verder gaat helpen. Als er gesproken wordt, is de minister-president dan ook bereid om naar de grondslagen van het regeerakkoord te kijken? Daar is het namelijk fout gegaan. Het heet in de grondslag "eerlijk delen", maar het is nivelleren. Het heet "begroting op orde", maar het is belasting omhoog. Het heet "groene groei", maar het betekent grotere overheid. De premier zegt dat hij begrijpt dat er draagvlak moet komen. Is hij bereid om bij het debat vandaag ook de grondslagen van de coalitie te betrekken? Minister Rutte: Het punt is dat de heer Buma de vraag verpakt in een aantal suggesties over het kabinetsbeleid die ik niet allemaal met hem deel, wat hij zal begrijpen, maar de vraag kan ik met ja beantwoorden. Het kabinet is bereid om met deze Kamer en met de Eerste Kamer te praten over de maatregelen die wij voornemens zijn te treffen. De kwalificaties die de heer Buma aan het beleid geeft, laat ik even voor zijn rekening. Anders moet ik heel uitvoerig op al die impliciete verwijten reageren. De heer Van Haersma Buma (CDA): Heel precies: het begint bij de grondslagen die de verkeerde kant uit gaan. In deze begroting knippen en plakken wij hooguit wat op basis van de fouten die vorig jaar al zijn gemaakt. Die basis is nivelleren en belastingen verhogen. Dit wordt nu nog veel sterker. Is de minister-president bereid om dit niet te doen, zodat wij echt een andere richting uit kunnen gaan? Minister Rutte: Ik kan de heer Buma geruststellen: dit kabinet heeft niet tot doel om inkomensverschillen te verkleinen of belastingen te verhogen. Dit kabinet heeft tot doel om ervoor te zorgen dat er economische groei komt, meer banen, op zodanige wijze dat wij de inkomensverhoudingen in de samenleving evenwichtig houden. Dat is het doel van het kabinet. Het doel is niet nivelleren of lasten verzwaren. De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier komt daarop nog terug en ik kom dus ook later nog terug op die belastingverhoging en dat nivelleren. Het gaat nu om de grondslagen. Ik ben er niet gerust op dat de premier beseft dat als hij een meerderheid van de Kamer achter zich wil krijgen, het ook moet gaan over de grondslagen van wat de coalitie heeft uitgeruild. Minister Rutte: De heer Van Haersma Buma vroeg mij of de grondslagen die hij vermoedt bij het kabinet — nivelleren en lastverzwaring — worden losgelaten. Ik heb gezegd dat dat niet de grondslagen van het kabinet zijn. Meer kunnen de heer Van Haersma Buma en ik het niet eens worden. De heer Pechtold (D66): De minister-president zegt in zijn algemene inleiding dat mensen zekerheden moeten hebben en moeten weten waar zij aan toe zijn. Vindt de minister-president dat hij nu, na zijn eerste jaar van dit kabinet, waarin hij vijf keer begrotingswijzigingen heeft voorgelegd die steeds door wisselende meerderheden werden gesteund, heeft bijgedragen aan een situatie waarin mensen weten waar zij aan toe zijn? Minister Rutte: Ja. Ik ben van mening dat de begroting die het kabinet heeft ingediend bij Prinsjesdag de weerslag is van de vele gesprekken die in de samenleving hebben plaatsgevonden, de weerslag is van de brede steun die er in het verleden is geweest voor begrotingen van eerdere kabinetten en de weerslag is van door de heer Pechtold zelf geïnitieerde gesprekken rondom het Voorjaarsakkoord vorig jaar. Een en ander vindt ook zijn weerslag in deze begroting. Die geeft duidelijk de richting aan die wij met dit land op willen. Dit land moet geregeerd worden. Dit kabinet wil dat ook en zoekt naar draagvlak, ook in deze Kamer. De heer Pechtold (D66): Ik vind dat iets te algemeen. Jaar in, jaar uit worden begrotingen bijgesteld, vaak tussentijds. In de samenleving leven belangrijke vragen: hoe zit het met mijn opleiding, hoe zit het met werk, hoe zit het met de mogelijkheden om een huis te kopen of te huren, hoe zit het met de zekerheden van pensioen? Mijn stelling is dat het uw kabinet absoluut niet gelukt is om op de belangrijke thema's, waar mensen zekerheid uit zouden moeten putten, zekerheid te bieden. De akkoorden en de begroting vormen vandaag een openingsbod. Het is verre van zeker wat uiteindelijk het resultaat zal zijn. Ik zou graag een concretere reactie van de minister-president krijgen op dit punt. Minister Rutte: Als minister-president, als voorman van deze coalitie, is het mijn taak om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk duidelijkheid in de samenleving is over het beleid dat wij voeren. Tegelijkertijd moet ik mij realiseren dat er geen snelle oplossingen zijn, dat we moeten zorgen voor draagvlak in de maatschappij en in de Tweede Kamer als een afspiegeling van die samenleving, via democratische verkiezingen. Dat betekent dat het onvermijdelijk is dat wij regelmatig met elkaar in gesprek zijn over de maatvoering en uitvoering van die plannen. Ik houd staande dat de start van het kabinet en de weerslag in de gesloten akkoorden ervoor gezorgd hebben dat het regeerakkoord staat, dat het van een stevige maatschappelijke basis is voorzien en dat het vertrouwen geeft in de uitvoering. Nu is het zaak dat de heer Pechtold, ik, de heer Van Haersma Buma en iedereen hier met elkaar komen tot gemeenschappelijke opvattingen. De heer Pechtold (D66): De minister-president gaat niet in op mijn concrete voorbeelden. Ik stel vast dat de minister-president zijn eigen functie, maar ook die van het kabinet, teruggebracht heeft tot hooguit een uitvoerende functie. Daarbij zijn akkoorden die in ondemocratische processen gesloten zijn, leidend. Door de instabiliteit van het kabinet heeft de minister-president zich afhankelijk gemaakt van steeds wisselende meerderheden. Je komt pas uit een crisis als een minister-president de regie heeft, de financiële kaders uitzet — wat vandaag had moeten gebeuren — en die vervolgens helder uitvoert. Dat lukt niet. Ik noem een willekeurig voorbeeld: de begroting van minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu. Wegen en spoor worden voor vijftig jaar aangelegd. Die begroting is echter alleen dit jaar al vijf keer bijgesteld. Niemand weet waar hij aan toe is, met die baan, die opleiding, dat huis of dat pensioen. Minister Rutte: Ik ben het op dit punt echt niet eens met de heer Pechtold. Dit kabinet is vorig jaar november van start gegaan met een duidelijke opdracht, namelijk ervoor zorgen dat er weer banen komen in Nederland, dat de overheidsfinanciën op orde worden gebracht en dat de rekening op een fatsoenlijke manier in de samenleving wordt neergelegd. Vervolgens is dit kabinet op zoek gegaan naar draagvlak en dat heeft het gevonden. Dat vindt zijn weerslag in de Troonrede en in de Miljoenennota die voorligt. Dat is een duidelijke, consistente koers. Het is onvermijdelijk dat er aanpassingen van de maatvoering en de precieze invulling plaatsvinden. Dat raakt echter niet de hoofdlijn van het kabinetsbeleid. Neem het geheel van de infrastructuur, om het voorbeeld van de heer Pechtold te pakken. Consistent, door al die begrotingen heen, geven wij per jaar meer dan 7 miljard euro uit aan infrastructuur in Nederland. Volgend jaar gaat dat zelfs omhoog van 7,2 miljard naar 7,8 miljard. Het is waar dat er in termen van honderden miljoenen verschuivingen naar boven en naar beneden zijn geweest, maar dan praat je echt over kleine verschillen op een groot bedrag van ruim 7 miljard dat niet fundamenteel ter discussie heeft gestaan. De heer Krol (50PLUS): Ik ben zeer verheugd over de opmerking dat dit kabinet er alles aan gaat doen om de publieke voorzieningen weer op peil te brengen, dat men de problemen niet te snel wil aanpakken en dat men wil dat mensen weten waar zij aan toe zijn. Ik vraag mij dan wel af waarom zo veel kwesties met zo veel kippenhaast dan toch in het tuintje van de gemeenten wordt gedonderd en waarom er zo veel ouderen zijn die door allerlei regelingen worden getroffen en die daardoor niet weten waar zij aan toe zijn. Ik verwacht het antwoord niet nu. Ik begrijp dat het dadelijk in hoofdstukjes terugkomt. Dan heb ik er wel graag een uitgebreid antwoord op. De heer Roemer (SP): Het was misschien wel het meest memorabele moment van de dag: de vraag van de heer Buma en het antwoord van de minister-president. De vraag was: zijn de grondslagen van het regeerakkoord bespreekbaar? Oftewel, is het fundament van het regeerakkoord onderhandelbaar? Het antwoord was volmondig "ja". Daarmee is het regeerakkoord dus van tafel. Heeft de minister-president al een nieuwe informateur in gedachten? Minister Rutte: Het antwoord op de vraag of de grondslagen van het regeerakkoord ter discussie staan was "nee". De heer Buma gaf een weergave van die grondslagen alsof dit kabinet er zou zijn om te nivelleren en de lasten te verzwaren. Ik heb gezegd dat dat geen doelstellingen van het kabinet en geen grondslagen van het regeerakkoord zijn. De grondslagen van het regeerakkoord zijn: weer groei in dit land krijgen en ervoor zorgen dat de banenmachine weer aangaat, dat die verschrikkelijke stijging van de werkloosheid een halt wordt toegeroepen en dat mensen weer aan de slag komen. Dat doen wij door een aantal zaken tegelijkertijd aan te pakken, niet alleen de overheidsfinanciën, maar ook de wijze waarop wij de rekening in de samenleving neerleggen, zodanig dat het op een fatsoenlijke manier gebeurt. De heer Roemer (SP): De voorbeelden die de heer Buma gaf, gaf hij nadat de minister-president zijn vraag al bevestigend had beantwoord. Zijn de grondslagen van tafel, kunnen die ter discussie staan, kunnen wij er opnieuw over onderhandelen? Ja. Vervolgens gaf de heer Buma een aantal voorbeelden die voor hem belangrijk zijn, maar de minister-president had het antwoord al gegeven. Het fundament is dus van tafel; het regeerakkoord is daarmee van tafel. Ik snap wel waarom de minister-president dat doet. Hij is hier verschrikkelijk op zoek naar meerderheden. Hij moet alles overboord gooien. Alles wat er ligt, moet ter discussie kunnen staan. Dit zou het meest stabiele kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog zijn. Wat die stabiliteit betreft: hoe vindt de minister-president zelf dat het gaat? Minister Rutte: Nogmaals, de heer Buma stelde eigenlijk twee vragen. De tweede vraag heb ik bevestigend beantwoord. De eerste helft van zijn vraag ging over de grondslagen. Daarin zat een aantal aannamen over de grondslagen van het kabinetsbeleid die ik heb weersproken, waardoor de heer Buma en ik het daarover eens konden worden. Als dat de grondslagen niet zijn en als je je daar zorgen over hebt gemaakt, is dat al winst. Het betrof inderdaad de verkleining van inkomensverschillen en de lastenverzwaring als doelen op zichzelf. De heer Roemer (SP): Mijn vraag ging over dat stabiele kabinet. Hoe vindt de minister-president zelf dat het gaat? Minister Rutte: Ik vind dat het goed gaat. Dit kabinet weet wat het wil. Dit land moet geregeerd worden. Wij hebben onze plannen neergelegd. Wij zoeken naar draagvlak. Dat hebben wij in de samenleving gezocht en breed gevonden. Wij gaan door met het zoeken naar draagvlak, ook in deze Kamer en in de senaat. De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb het in het verleden heel vaak in deze zaal meegemaakt bij de algemene politieke beschouwingen dat er gelijk bij het begin al massale weeklachten kwamen: waarom is dat regeerakkoord zo'n keurslijf, waarom is het allemaal zo dichtgetimmerd, waarom is het zo'n dwangbuis? Dat hoor ik vandaag niet. Nu hoor ik heel veel partijen zeggen: wat blijft er eigenlijk over van het regeerakkoord, is stabiliteit wel aan de orde, waarom geen hoera? Ik snap wel waarom er geen hoera is. Ook wij komen op werkbezoeken overal in het land mensen tegen die zeggen: wij weten niet meer waar wij aan toe zijn. De ene keer is het zo, de andere keer is het weer heel anders. Het geeft dus wel onduidelijkheid. Dat is de schaduwkant van een niet dichtgetimmerd regeerakkoord. Hoe gaat het kabinet om met die roep uit de samenleving om meer duidelijkheid en zekerheid op de korte termijn? Minister Rutte: Dat antwoord heb ik eigenlijk eerder al gegeven, ik dacht op de vraag van de heer Roemer. Dit kabinet is van start gegaan met een aantal duidelijke opvattingen over wat het te doen staat. Daaraan houdt het ook vast. De plannen liggen nu in de Kamer, in het parlement, ter onderbouwing daarvan. Zij zijn ingediend op Prinsjesdag. Wij zoeken naar breed maatschappelijk draagvlak. Dat hebben wij gevonden. Ik ben er ook van overtuigd dat het ons met elkaar zal lukken om te komen tot politiek draagvlak als zo veel maatschappelijke organisaties steun geven aan ons kabinetsbeleid. Ik heb gezegd dat het daarvoor wel onvermijdelijk is dat men altijd bereid is om elkaar tegemoet te komen, compromissen te sluiten. De hoofdlijnen van ons beleid zijn het weer sterk maken van dit land en het weer op gang brengen van de banenmotor. Dat willen wij op een nette manier doen als het gaat om het neerleggen van de lasten en de lusten in de samenleving. Verder is ons beleid dat we de noodzakelijke hervormingen doorvoeren, waaronder die van de overheidsfinanciën. Dat staat als een huis. De heer Van der Staaij (SGP): Er zitten zeker ware woorden tussen wat de minister-president zegt, maar zij vormen niet echt een antwoord op mijn vraag hoe je in deze politieke situatie van onduidelijkheid daarmee omgaat. Ik zie eigenlijk heel verschillende dingen gebeuren. Soms wordt er niet vroegtijdig geïnvesteerd in breed draagvlak in de Kamer en moet er op het laatste moment een noodverband komen, soms wordt er al heel vroeg gewerkt aan breed draagvlak, bijvoorbeeld door de bewindslieden van de zorg. Vaart het kabinet als geheel daarin nog een centrale koers? Voert de minister-president daarop nog de regie? Minister Rutte: Ik kan de heer Van der Staaij geruststellen. Het antwoord is ja. De heer Van der Staaij (SGP): En hoe ziet die eruit? Minister Rutte: Dat zal voor een deel nooit helemaal zichtbaar zijn. Zoals ik vaker heb geschetst, is dat namelijk onvermijdelijk in een tijd waarin kabinetten in een van de Kamers geen meerderheid hebben en tegelijkertijd te maken hebben met een van de grootste crises die Nederland hebben geraakt sinds de Tweede Wereldoorlog. Wij hebben een buitengewone opgave, zowel om de crisis aan te pakken als om er onder moeilijke politieke omstandigheden voor te zorgen dat we tot maatschappelijk en politiek draagvlak komen. Daarom is het onvermijdelijk dat daarover heel veel gesprekken plaatsvinden, voor de schermen, maar ook in vertrouwelijk overleg. Nogmaals, het antwoord op de vraag van de heer Van der Staaij is ronduit ja. De heer Van der Staaij (SGP): De minister-president had het eerst over die akkoorden. Begrijp ik goed dat er nu wel meer ruimte in het regeerakkoord is, maar dat de Kamer gekild wordt door allerlei akkoorden die met maatschappelijke organisaties zijn gesloten? Is de koers wel om vroegtijdig te werken aan zo breed mogelijk draagvlak voor de plannen in de Kamer? Minister Rutte: Zeker. Zo is het. De heer Van Ojik (GroenLinks): Laat mij ook proberen om nog iets meer helderheid te krijgen. De minister-president zegt: uiteraard ga ik samenwerken met de oppositie. Ik zou zeggen: uiteraard. Zonder die samenwerking gaat het namelijk niet. De minister-president heeft daarbij wel een fundamentele keuze te maken. Door die fundamentele keuze duidelijk te maken, wordt het allemaal ook voor de mensen over wie het gaat en die zo onzeker zijn, wat helderder. Het is de keuze tussen eerlijk delen of denivelleren. Het is de keuze tussen akkoorden openbreken of op akkoorden voortbouwen. Het is de keuze tussen iedereen op de nullijn — overheid, burgers — of een ambitieuze overheid die investeert in werk, die investeert in zorg. Over die keuze gaat het vandaag de hele dag. Dat voorspel ik. Ik vraag de minister-president om ons iets meer opheldering te geven over waar hij op die punten staat. Minister Rutte: De heer Van Ojik legt een aantal zwart-witkeuzes neer die ik niet zo ervaar. Ten aanzien van allerlei belangrijke maatschappelijke onderwerpen zullen we met elkaar tot oplossingen moeten komen. Het kabinet weet per onderwerp wat het wil, legt daarvoor voorstellen neer en zoekt dan naar draagvlak. Een aantal algemene uitgangspunten voor wat dit kabinet in deze moeilijke tijden en onder moeilijke omstandigheden wil bereiken in deze samenleving, staat daarbij overeind. Dat heb ik geschetst en het kabinet is daartoe zeer gemotiveerd. De keuzes kunnen zich misschien in concrete dossiers voordoen, maar niet in abstracto zoals de heer Van Ojik nu schetst. Dat is mijn overtuiging. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president zou misschien graag willen dat die keuzes niet in concreto voorlagen, maar dat is volgens mij wel zo. Hij heeft net vol lof gesproken over partijen die duidelijk hebben gemaakt waar ze staan in tegenbegrotingen en gisteren in hun bijdrages. Dat hebben wij inderdaad gedaan, maar er zitten nogal fundamentele verschillen tussen de verschillende partijen. Het maakt verschil of je de agenda van het CDA neemt of de agenda van GroenLinks, de ChristenUnie of de SP. Daar zitten nogal wat fundamentele keuzes achter verstopt. De minister-president kan niet zeggen tegen de heer Buma "wij gaan niet nivelleren" en tegen iemand anders "wij gaan eerlijk delen". Dat kan niet. Het is of het een of het ander. Ik zou mij nog kunnen voorstellen dat de minister-president zegt dat nivelleren niet zijn doel is maar wel een middel in deze tijden om ervoor te zorgen dat er eerlijk wordt gedeeld, maar hij zal wel moeten kiezen. Minister Rutte: Wij komen ongetwijfeld nog uitvoerig terug op dat lastige onderwerp van nivellering, de verkleining van inkomensverschillen, maar als je sinds 2010 alles bij elkaar 51 miljard euro ombuigt en weet dat de mensen in het land die het meest zijn aangewezen op voorzieningen van de overheid, de mensen zijn met een lager inkomen, dan is het onvermijdelijk dat je de rekening daarvan niet bij iedereen even zwaar neerlegt. Dat vind ik een vanzelfsprekendheid. Ik ben ervan overtuigd dat je het daar ook breed in deze Kamer over eens wordt. Daarbij kijk je natuurlijk naar de inkomensverhoudingen en probeer je een en ander zodanig te doen dat het ook leidt tot een evenwichtig inkomensbeeld. Voor 2014 is dat gelukt. Dan gaan de hogere inkomens er inderdaad op achteruit, moeten de lagere inkomens er helaas ook op achteruitgaan en gaat de belangrijke motor van de economie, de middengroepen, er niet tot heel weinig op achteruit. Dus er ligt een evenwichtig inkomensbeeld. Als wij dat niet gedaan zouden hebben, zouden wij vreselijke cijfers hebben gezien waarbij de hogere inkomens nauwelijks geraakt waren en de rekening volledig was neergelegd bij de lagere inkomens. Dan hadden we geen plaatje gezien waarbij de hogere inkomens 0,75% dalen en de lagere inkomens 0,75% dalen. Dan waren die lagere inkomens er 2%, 3%, 4% op achteruitgegaan en de hogere inkomens er fors op vooruitgegaan. Of ik nou met de heer Van Ojik had gesproken of met de heer Buma, ik weet zeker dat wij allemaal hadden gezegd: dat doe je niet. Wij hebben met elkaar gezocht om te komen tot een inkomensbeeld waarbij de laagste en hoogste inkomens er allebei 0,75% op achteruitgaan. Ik vind dat volstrekt logisch. Dat is geen ideologie, dat is geen doel, dat is het op een nette manier in de samenleving verdelen van de gevolgen van de aanpak van de crisis. Dat is voor iedereen acceptabel. De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik zeg dat het op een nette manier verdelen van de rekening van de crisis een andere uitdrukking is voor nivelleren, is de minister-president dat dan met mij eens? Minister Rutte: Nee, want ik zou niet kunnen zien hoe dat nivellerende beeld er volgend jaar uitziet als de laagste en hoogste inkomens er allebei 0,75% op achteruitgaan. Wat je alleen moet doen om ervoor te zorgen dat de hoogste inkomens niet omhoog spuiten en de laagste inkomens er niet 3%, 4% op achteruitgaan, is kijken naar het hele inkomensgebouw. Dat hebben wij gedaan. Anders zou je inderdaad tot onacceptabele plaatjes komen. Ik kom later nog te spreken met de heer Buma over de vraag of je de schuif die vorig jaar is gedaan tussen de algemene heffingskorting en een aantal andere belastingmaatregelen, zou moeten terugdraaien, waar het CDA voorstander van is. Ik zal dan betogen dat wij met elkaar moeten spreken over maatvoering bij hoe wij een en ander aanpakken, maar dat het zwart-wit uitvoeren van wat het CDA daar doet, zou leiden tot dramatische effecten bij mensen met een laag inkomen en gepensioneerden. Als je daarbij nog een andere CDA-maatregel optelt, zou dat ook leiden tot dramatische effecten voor de middengroepen. Daar moet je met elkaar het debat over voeren. Vervolgens ben ik ervan overtuigd dat we er samen uitkomen als wij én het CDA, GroenLinks en iedereen die daar constructief over mee wil denken, beschikbaar zijn voor gesprekken daarover. Daar heb ik geen twijfel over. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb gisteren aangegeven dat vandaag echt wel de dag is voor de minister-president om vanuit zijn positie te verbinden, om te kijken hoe wij met elkaar uit de crisis kunnen komen. Ik heb zijn inleiding gehoord en ik heb de indruk dat hij zich daar ook terdege van bewust is. Hij heeft een aantal doelen genoemd voor 2014. Deelt hij de opvatting van de ChristenUnie dat in 2014 absolute prioriteit moet worden gegeven aan het perspectief bieden aan al die mensen die nu langs de kant staan? Dat wij ervoor moeten zorgen dat er weer werkgelegenheid komt? En dat wij ervoor moeten zorgen dat gezinnen een steun in de rug krijgen en niet onevenredig hard in hun portemonnee worden geraakt? Minister Rutte: Met het eerste punt ben ik het zonder meer eens. Wat het tweede punt betreft denk ik zelfs dat wij er al in slagen, maar ik wil later in het debat met de heer Slob nader debatteren over de precieze effecten van de maatregelen voor gezinnen met kinderen. Ik meen namelijk dat het kabinetsbeleid evenwichtiger is dan de heer Slob gisteren in zijn bijdrage stelde. Daar moeten we over praten en we moeten bezien of we het daarover eens kunnen worden. De heer Slob (ChristenUnie): Kijkend naar de doorrekening van de kabinetsplannen constateer ik dat de werkloosheid alleen nog maar zal gaan oplopen. Dat betekent dat wij daar met elkaar, misschien wel vandaag en in de komende weken, echt verandering in zullen moeten aanbrengen. Met betrekking tot de gezinnen las ik in de media dat er een deal zou zijn met onder andere GroenLinks om de kindregelingen aan te pakken. Klopt dat? Minister Rutte: Nee. Achter de schermen zijn er natuurlijk gesprekken met verschillende partijen over verschillende onderwerpen, maar hierover is geen deal gesloten. De heer Slob (ChristenUnie): Betekent dat dus dat er wat de kindregelingen betreft nog volop ruimte is voor inbreng vanuit de oppositie, om ervoor te zorgen dat er verbeteringen worden doorgevoerd, en geen verslechteringen zoals de heer Rutte ze voorstelt? Het is namelijk een grote aanslag op de gezinsportemonnee; er wordt op termijn 900 miljoen bij gezinnen weggehaald, wat ouders die voor hun kinderen zorgen zwaar zal treffen. Minister Rutte: Er zijn gesprekken achter de schermen, onder andere met GroenLinks. Dat klopt. Er is geen deal, maar er zijn gesprekken. Als het tot een deal zou komen, leiden die gesprekken juist tot een verzachting van de maatregelen. Het is niet zo dat we meer gaan doen. Het zou leiden tot een verzachting van de maatregelen in de sfeer van de kindregelingen. Dat komt dus ook tegemoet aan de wens van de heer Slob. De heer Wilders (PVV): De minister-president zei net dat hij vond dat het goed gaat met het kabinet. Hij zei ook dat hij zich gesteund voelde door een politiek mandaat. Ik vraag mij echt af in welke wereld de minister-president leeft. Hij moet toch ook zien dat Nederland hem totaal niet meer steunt, dat meer dan 80% van de Nederlanders vindt dat zijn beleid averechts werkt, dat nog 12% of zo van de Nederlanders zijn beleid steunt? Vorig jaar had hij een breed mandaat, ook samen met de Partij van de Arbeid. In sommige peilingen van het moment, maar toch wel heel breed, is hij daar 40, 50 zetels van kwijtgeraakt. Minister-president, u vertegenwoordigt geen meerderheid meer. Zelfs de VVD-kiezer vindt in meerderheid dat uw beleid averechts werkt. Gaat het dus echt wel zo goed? Leeft u echt wel op deze wereld? Minister Rutte: Toen vorig jaar Diederik Samsom als leider van de Partij van de Arbeid en ikzelf als voorman van de VVD met elkaar, ook gezien alle adviezen uit de Kamer, tot de conclusie kwamen dat het voor de hand lag om een poging te doen om met elkaar tot een kabinet te komen, hebben we met elkaar afgesproken dat het doel daarvan niet zou zijn om door niets te doen al die zetels in de peilingen vast te houden. Toen hebben we afgesproken dat, als Nederland door zo'n ernstige crisis gaat en zich door zulke ingewikkelde politieke omstandigheden beweegt, het aan ons als leiders van die grote volkspartijen de taak is om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke maatregelen worden genomen. Dat doen we. Intussen loopt de werkloosheid op. Intussen zien mensen hun koopkracht dalen. Dan vind ik het niet verrassend dat mensen, als hun gevraagd wordt wat ze van het kabinetsbeleid vinden, zeggen: ik zie er nog helemaal geen effecten van; doen die mensen wel de verstandige dingen? Ik heb net al gezegd dat het onvermijdelijk is dat je deze crisis niet met een toverstokje oplost, met een kortetermijnmaatregel. Dat zal structureel moeten worden aangepakt. Ik ben ervan overtuigd dat uiteindelijk de resultaten daarvan zichtbaar zullen zijn. Of die zich dan ook weer electoraal vertalen, dat zullen we zien bij volgende verkiezingen, en zelfs dat is geen doel op zichzelf. Ik zit in deze baan en ik weet voor 100% zeker dat ik ook namens Diederik Samsom spreek als ik zeg dat ik het niet voor mezelf doe. Ik doe het niet om de eer van het premierschap, ik zit hier om Nederland sterker te maken. Dat is de enige reden waarom ik het doe. Dat is de enige reden waarom Samsom de Partij van de Arbeid leidt. Als het zou gaan om eergevoel en andere zaken, dan moet je niet in de politiek gaan. Dan moet je heel andere banen kiezen. Wij doen wat nodig is. De heer Wilders (PVV): De minister-president zegt dat hij begrijpt dat mensen nog geen resultaten zien, maar dat is juist het probleem. Mensen zien iedere dag de resultaten van het kabinetsbeleid! Mensen zien iedere dag dat er 700 werklozen bij komen. Mensen zien iedere dag dat de belastingen omhooggaan. Mensen zien iedere dag dat de premier het land kapot bezuinigt en nivelleert. Als de heer Rutte mij niet gelooft, wat vindt hij dan van de mensen die op de VVD hebben gestemd en op de site van de Tweede Kamerfractie van de VVD het volgende zeggen? Die fractie vertegenwoordigt hij hier niet, maar toch heeft hij iets met die partij. Laat ik een paar reacties voorlezen. "Ik ben lid geweest van de VVD. Ik kan het niet meer uitleggen. Ik ben een hardwerkende ondernemer. Ik word altijd gepakt." Iemand anders zegt op de site van de VVD: "wat bezielt de VVD? Zij maken niet alleen hun eigen partij kapot. Zij maken de Nederlandse economie kapot." Iemand zegt: "het is een mes in de rug van alles waar de VVD voor staat. De crisis wordt erger en de lasten worden verzwaard." Als de minister-president mij niet gelooft, zijn eigen kiezers en de meerderheid van Nederland zien de resultaten van zijn beleid en zeggen: hou ermee op, kap ermee, wij willen geen lastenverhoging, wij willen belastingverlaging! Minister Rutte: De heer Wilders heeft geen tegenbegroting ingediend, maar wij weten wel wat voor plannen hij heeft met Nederland uit zijn verkiezingsprogramma. De heer Wilders (PVV): Wat vindt de premier van de uitspraken van zijn kiezers? Minister Rutte: Ik ben ervan overtuigd dat de heer Wilders, als hij hier nu zou staan en zijn plannen zou kunnen uitvoeren, hoog zou staan in de peilingen. Daar ben ik van overtuigd. Hij zou op dit moment bij De Hond ontzettend goed scoren. En waarom is dat? Dat is omdat hij de belastingen zou verlagen en alle noodzakelijke hervormingen niet zou doorvoeren. Dan zouden heel veel mensen op korte termijn waarschijnlijk zeggen dat zij dat eigenlijk wel steunen. Maar het effect daarvan zou het volgende zijn. Ik ga terug naar het verhaal van Zijlstra van gisteren. Je zal dan in 2020 maar de algemene beschouwingen hebben en moeten praten over de vraag waar Nederland dan staat, als de agenda van Geert Wilders zou zijn doorgevoerd! Dan zouden alle noodzakelijke hervormingen niet zijn doorgevoerd, zouden de overheidsfinanciën totaal uit de rails lopen, zou Nederland het vertrouwen verliezen van zijn internationale partners, zouden wij uit de Europese Unie gaan, wat dodelijk is voor onze handelsbetrekkingen en onze export. Dat zou heel slecht zijn, hoewel het misschien op korte termijn wel populair is. Het grote verschil tussen mij en Geert Wilders is dat ik en ook Diederik Samsom niet gaan voor de korte termijn en electorale winst in de peilingen. Wij zitten hier voor Nederland om dit land sterker te maken, om deze zeer zware crisis het hoofd te bieden en de noodzakelijke maatregelen daartegen te nemen. Dat mensen onderweg niet met gladiolen langs de kant staan, accepteer ik. De heer Wilders (PVV): De minister-president negeert dus gewoon alles wat zijn eigen kiezers zeggen. Op geen één uitspraak van VVD'ers die ik heb voorgelezen, heeft hij gereageerd. Ik zal de minister-president zeggen dat de mensen het beleid van de PVV geweldig vinden. Weet hij waarom? Dat komt omdat wij goede keuzes maken, omdat onze keuzes goed zijn voor de Nederlandse economie. Wij zeggen: geen miljarden naar Griekenland en Cyprus. Wij zeggen: geen miljarden naar Brussel. Wij zeggen: hou op met het betalen van 4 miljard per jaar aan subsidies aan Afrika en aan ontwikkelingshulp. Wij zeggen: stop met het subsidiëren van die windmolens op zee. Wij besteden miljarden aan het terugdringen van het tekort en het verlagen van de belastingen. Het Centraal Planbureau heeft vorig jaar laten zien dat wij goed zijn voor de overheidsfinanciën en dat wij goed zijn voor de economie. Mensen willen lastenverlichting in plaats van lastenverzwaring. De conclusie is helder. De premier ziet geen lichtpuntjes, maar hij ziet sterretjes. Hij is ver af van de werkelijkheid en ver af van de kiezer. Hij maakt het land kapot. Ik vraag de heer Rutte namens heel veel Nederlanders om naar huis te gaan, op te stappen, op te houden en het land de mogelijkheid te bieden om echte leiders te kiezen. Minister Rutte: Het is zo gemakzuchtig wat de heer Wilders hier doet. Ik pak er net één punt uit, maar daar gaat hij helemaal niet op in. Hij zegt dat Nederland uit de Europese Unie moet. Vorige week voerde ik een debat met zijn buitenlandwoordvoerder. Hij wil zelfs uit de Europese economische ruimte. Hij wil dus zelfs niet zoals Zwitserland zijn. Hij zegt dat Nederland, een land dat volledig afhankelijk is van zijn export, helemaal los moet. Ik pak één puntje uit het programma van de PVV dat dodelijk zou zijn voor de Nederlandse economische groei, maar daar gaat hij niet op in. Zo kunnen we het debat niet voeren. Ik ga terug naar een paar inleidende opmerkingen. Een van de zaken die naar voren zijn gebracht in de verschillende bijdragen van de fracties, is het vraagstuk van de participatiesamenleving. Daar wil ik een paar dingen over zeggen. Dat is een maatschappij waar mensen bijdragen naar vermogen en ook meedoen naar vermogen. Daarbij staat heel vaak arbeid voorop. In het licht van ontwikkelingen als vergrijzing, mondialisering en ook het oplopend overheidstekort, geldt dit echter tegelijkertijd ook voor publieke voorzieningen zoals de zorg en de sociale zekerheid. Dat is onvermijdelijk. Daarmee is die overgang naar een participatiesamenleving geen zwart-witverandering. Jeroen Dijsselbloem heeft daar in een interview iets over gezegd. Het is een geleidelijke ontwikkeling van de verzorgingsstaat waarin je vroeger nog met een uitkering naar huis werd gestuurd en met rust werd gelaten, naar een samenleving waarin je wordt aangesproken op wat je wel kunt. Met andere woorden: mensen moeten in staat worden gesteld om ook echt mee te doen. Wie om zich heen kijkt, ziet dat dit eigenlijk al aan de gang is en dat het land in dat opzicht verder is dan de politiek. Mensen zijn al bezig om hun leven te organiseren samen met anderen. Mensen regelen zelf wat ze kunnen regelen. Dat doen ze onafhankelijk van de overheid. In de zorg bijvoorbeeld zijn mensen in staat om in hun eigen omgeving voor familie te zorgen en maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de ouderen een goede oude dag hebben, zonder dat ze daarbij een beroep doen op de overheid. Dat is ook mogelijk door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen en mantelzorg te verlenen. Dat gebeurt zowel via traditionele netwerken van familie, vrienden en buren als door steeds meer toepassing van de sociale media en andere moderne middelen en ICT-toepassingen. Wij willen inspelen op die ontwikkeling en deze verder stimuleren. Wij willen de netwerksamenleving gebruiken als een middel om ervoor te zorgen dat er in dit land ook een bezielend verband tot stand komt. Dat doe je door enerzijds de kracht van mensen te mobiliseren en de onderlinge verantwoordelijkheid te bevorderen, anderzijds door je te realiseren dat dit ook bijdraagt aan een betaalbaar en fatsoenlijk stelsel van sociale zekerheid en zorg op de lange termijn. Dat betekent dat mensen die niet kunnen meedoen en niet kunnen deelnemen, de overheid altijd zullen zien als schild voor de zwakken. Dit geldt niet alleen voor mensen met een laag inkomen; dit geldt ook in algemene zin voor mensen die onderdeel uitmaken van de middenklasse. Ik doel op voorzieningen waar het kabinet aan vast wil houden zoals de AOW, het pensioenstelsel en de voorzieningen op het terrein van de Werkloosheidswet. Dat bezielend verband zorgt ervoor dat niemand tussen wal en schip valt en dat de overheid zich blijft richten op taken die juist de overheid voor ons allemaal moet blijven verrichten zoals openbaar vervoer, infrastructuur, onderwijs en veiligheid. De heer Van Haersma Buma (CDA): Een van de kleine dingen die de overheid wel kan doen om de participatiemaatschappij dichterbij te brengen, is jongeren vertrouwd maken met meedoen. Een heel belangrijke maatregel daarvoor is de maatschappelijke stage die ingevoerd wordt en die een groot succes is. Is de minister-president bereid — als hij die participatiemaatschappij inderdaad zo belangrijk vindt — om die maatschappelijke stage, die kleine maar waardevolle maatregel, in stand te houden? Minister Rutte: Daar zouden wij — ook het CDA en de coalitie — het gesprek met elkaar over moeten voeren, omdat de coalitie op dit moment ook heel grote problemen ziet bij de maatschappelijke stage en de uitvoering daarvan. Wij willen voorkomen dat dit uitkomt op te veel bevoogding. Als wij in staat zijn om met elkaar tot gemeenschappelijke oriëntaties te komen — scholen hebben die ruimte en pakken die ruimte ook op allerlei plekken, zoals ik ook zie op de school waar ikzelf actief ben; dat is in het onderwijs heel gebruikelijk — is de vraag of je dat vanuit de overheid moet verplichten of dat je zo veel mogelijk overlaat aan het maatschappelijk middenveld en de daar levende initiatieven. Als je dat laatste doet, kun je ook meer inspelen op het maatwerk dat daarvoor noodzakelijk is. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit antwoord gaat volkomen voorbij aan de kern van de maatschappelijke stage. Die kern is: in het curriculum op school ervoor zorgen dat jongeren betrokken raken. Het is een kleine maatregel, maar het hoort eigenlijk bij de grondslagen van het kabinetsbeleid, waarmee het al fout ging. Toen dit kabinet van start ging, is namelijk alles wat ook maar riekt naar participatie, eruit gefietst. Daarbij hoort ook de maatschappelijke stage. Daarom is dat fout. Dit is een van die grondslagen. Mijn vraag is dus of de minister-president, als het hem serieus om participeren gaat, bereid is om die weeffout te herstellen. Minister Rutte: Ik wil hierover doorpraten met de heer Buma, maar tegelijkertijd zal in dat gesprek mijn vraag aan de heer Buma zijn hoe hij enerzijds kan pleiten voor een kleinere overheid en het bij maatschappelijke organisaties laten van initiatieven en tegelijkertijd kan zeggen dat hier een taak voor de overheid ligt, terwijl het maatschappelijk middenveld dit op dit moment zelf oppakt. Ik zie dus nog wel een tegenstelling tussen wat de heer Buma gisteren zei en wat hij nu zegt, maar daar wil ik over doorpraten om te bekijken of wij elkaar kunnen vinden. De heer Van Haersma Buma (CDA): We moeten niet gaan jij-bakken in de zin van: jij doet het slechter dan ik. Dit is gewoon een serieuze vraag over een maatregel die niet groot is, maar wel een sneeuwbaleffect kan veroorzaken. Ik hoorde de minister-president zeggen dat hij bereid is om hierover te praten. Het gaat niet om de begroting voor 2014, want de in het regeerakkoord afgesproken bezuiniging gaat in per 2015. Het kabinet heeft dus de tijd, maar ik zie wel graag een voorstel over de wijze waarop de maatschappelijke stage effectief in stand kan blijven. Minister Rutte: Dat wil ik zonder meer toezeggen, maar als ik dat voorstel nu zou schrijven, zou dat heel erg langs de lijnen lopen van de wijze waarop wij hier nu naar kijken, waarbij we dit vanuit een kleinere, krachtige overheid bij het maatschappelijke middenveld laten. Ik begrijp heel goed dat de heer Buma een ander accent wil zetten. Daarom zeg ik dat wij hierover moeten doorspreken. Volgens mij zijn wij het namelijk eens over het doel, het buitengewoon nuttige effect dat jonge mensen op die manier kennismaken met allerlei aspecten van de samenleving die zij thuis in hun opvoeding misschien niet meekrijgen. Wij zijn het eens over dat maatschappelijke doel en over het feit dat de maatschappelijke stage kan bijdragen aan een bredere vorming en aan de arbeidsmarktkansen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Mensen in Nederland willen niets liever dan participeren. Miljoenen mensen doen dat ook. De minister-president heeft dat ook gezegd. De participatiesamenleving is er allang. Zij bestaat, meer dan ooit. De vraag is welke conclusies je daaruit trekt voor de rol van de overheid en van de politiek. Ik heb gisteren in mijn bijdrage gezegd dat ik in de zomer talloze mensen heb gesproken die heel concrete vragen aan de politiek hebben. Ze zeggen: ik probeer in mijn wijk om iets aan "nivellering" te doen, om ervoor te zorgen dat mensen die het steeds slechter krijgen, worden geholpen door mensen die het steeds beter krijgen, maar de overheid laat me in de steek, want die bevordert de ongelijkheid. Mensen raken hun baan kwijt. Ze willen wel participeren, maar kunnen dat niet. Mensen die schone producten op de markt brengen, ondervinden oneerlijke concurrentie van vuile en onbelaste producten. Er zijn talloze voorbeelden die een agenda voor de minister-president en voor dit kabinet definiëren. Minister Rutte: Ik begrijp wat de heer Van Ojik zegt. Mag ik het nog kleiner maken? Ik geef een voorbeeld uit de ouderenzorg dat heel veel mensen misschien ook in hun eigen omgeving herkennen. Vroeger, in de jaren zeventig, had je nog de toen zo genoemde bejaardentehuizen. Zij waren er ook ter bestrijding van de woningnood. Vervolgens hadden we in Nederland een beweging naar verzorgingshuizen. Inmiddels is er een beweging naar verpleeghuizen, waarbij mensen die niet zijn aangewezen op permanente zorg, zo veel mogelijk thuis blijven wonen. De vraag is vervolgens: hoe organiseer je dat dan thuis? Organiseer je het door het helemaal over te laten aan de mensen zelf? Of kijk je in gezamenlijkheid wie wat kan doen? Wat kan de overheid doen? De wijkverpleging kan misschien iets doen als het gaat om iets zwaardere verzorging. Misschien kan er meer in de sfeer van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging of dagbesteding, als het gaat om zaken die wat meer te maken hebben met de dagelijkse activiteiten. En wat kunnen kinderen, familie en omgeving daarbij doen? Je ziet op dit moment overal gebeuren dat we dat samen aan het organiseren zijn. Ik zeg er meteen bij dat het ook een budgettair voordeel heeft. Natuurlijk, want dan hoef je niet al die dure verzorgingshuizen open te houden, dan zie je langzamerhand de verschuiving naar een situatie waarin mensen meer thuis blijven wonen, en dat in combinatie met een sterke maatschappelijke wens van heel veel mensen om thuis te blijven wonen. Ik zeg niet dat het altijd win-win zal zijn. Dat zal niet altijd het geval zijn. In dit voorbeeld kan dat echter wel. De heer Van Ojik gaf verschillende voorbeelden. Je hebt het dan over zaken waarbij mensen zelf initiatieven nemen en daarbij de vraag stellen welke ondersteuning de overheid kan bieden — minister Plasterk heeft daarover onlangs een uitvoerige brief aan de Kamer gestuurd — zonder dat zij die initiatieven smoort in een moltondeken van overheidsregeltjes en overheidsbemoeienis, maar in plaats daarvan net op de goede manier probeert om die initiatieven te stimuleren. Dat zie ik helemaal. De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn punt is juist dat de overheid niet stimuleert als je de conclusie trekt dat de overheid wel een stapje terug kan doen. Mensen vragen niet om een overheid die een stapje terug doet. Mensen vragen om een overheid die meebeweegt en datgene ondersteunt waarmee de mensen het liefst bezig zijn. Dat is het punt. De minister-president zegt dat het ook een budgettair voordeel heeft. Dat is nu precies waardoor de agenda niet goed uit de verf komt, hoe leuk het ook is geprobeerd in de Miljoenennota. Mensen vertrouwen het niet helemaal. Ze horen "budgettair voordeel" en denken: o, het is een bezuinigingsagenda. Minister Rutte: Dat begrijp ik ook! De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president zegt nu dat hij dat begrijpt, en dat klopt, want het ís ook een bezuinigingsagenda. Minister Rutte: Dat is het niet, maar ik begrijp het wel. Het is natuurlijk wel een bijkomend effect. Ik loop daar niet voor weg. Als mensen langer thuis blijven wonen en niet naar een verzorgingshuis gaan, dan is dat goedkoper dan als mensen naar het verzorgingshuis gaan, terwijl ze heel vaak liever thuis willen wonen. Natuurlijk heeft het ook een financieel aspect. Dat is echter niet het vooropgezette doel. Het is wel een effect dat meespeelt bij de onder druk staande overheidsfinanciën. Ik heb dat net in mijn betoog ook in alle eerlijkheid gezegd. Ik loop daar niet voor weg. Tegelijkertijd speel je wel in op een maatschappelijke ontwikkeling: steeds meer mensen willen dingen zelf organiseren. Wat dat betreft is de samenleving echt verder dan de politiek. De opgave voor de heer Van Ojik, voor mij en voor ons allemaal is om de zaken zo te organiseren dat je maximaal gebruikmaakt van die zich ontwikkelende maatschappelijke kracht en tegelijkertijd ervoor zorgt dat de overheid daar is waar ze nodig is. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik nodig de minister-president uit om in de komende tijd los van de budgettaire agenda aan al die burgers die niets liever willen dan participeren, uit te leggen wat ze van de overheid kunnen verwachten, ook als dat zou betekenen dat de overheid misschien op sommige punten een tandje bij moet zetten in plaats van een tandje terug. Dat zou helpen. Minister Rutte: Ik probeerde dat zelfs in mijn beantwoording en ik ga daarmee door. Dat zeg ik de heer Van Ojik volledig toe. Daar ga ik mee door. Ik vind de ouderenzorg, die ik net noemde, een voorbeeld van een mix waarin de overheid dingen doet en mensen zelf dingen doen. Wij vragen natuurlijk niet van kinderen dat zij complexe wondverzorging gaan doen of hun moeder of vader gaan wassen als de betrokkene vindt dat dit de privacy raakt. Dat blijft natuurlijk ook iets waarvoor je professionals nodig hebt. In die mix, waardoor mensen thuis kunnen blijven wonen en het hele sociale netwerk daarvoor wordt ingezet, wat naar mijn absolute overtuiging ook leidt tot meer bezieling in de samenleving, is de samenleving al verder dan wij. Wij hoeven de samenleving daartoe niet eens op te roepen. Het mooie is dat het al gebeurt. Wij zijn daarin volgend als politiek. We moeten dus ook vooral niet met het vingertje naar de samenleving wijzen en zeggen: u moet meer participeren! Dat is het laatste wat ik doe. Het is namelijk niet nodig, want het gebeurt al. Wij moeten ons daarvan bewust zijn, er goed op inspelen en de overheid erop inrichten. De heer Van der Staaij (SGP): Minder verzorgingsstaat en meer zorg voor elkaar is een lijn die de SGP-fractie aanspreekt. Ik hoor soms wel vanuit de praktijk van maatschappelijke organisaties dat de verbinding met de overheid nog heel zwak is, of dat ze het idee hebben dat ze alleen maar de gaten in de begrotingen moeten vullen. Hoe wordt eraan gewerkt om de vrijwilligers, de fondsen en de maatschappelijke organisaties te binden en contact met hen te hebben om op een inspirerende manier tot een nieuwe verhouding te komen? Ik weet dat dit ook de overtuiging van het kabinet is. Minister Rutte: Dit is een van de kernthema's en de opgave die we met elkaar hebben binnen de geleidelijke verschuiving die aan de gang is. Ik ben dat totaal met de heer Van der Staaij eens. Ik zeg er meteen bij dat ik daar niet alle antwoorden op heb. Die zullen we met elkaar moeten vinden; dat is een zoektocht. We hebben namelijk te maken met de rol van de overheid en de rol van maatschappelijke organisaties. Die verandert ook. Kijk alleen maar naar de veranderingen van de laatste jaren in de thuiszorg. Na een thuiszorg die helemaal was georganiseerd rond de professionaliteit van de wijkverpleging, hebben we een tijd lang een thuiszorg gehad die erg vanuit de rationaliteit van de bureaucratie redeneerde. Nu gaan we steeds meer terug naar een thuiszorg waarin weer de professionaliteit van de verpleegkundige centraal staat. Die grote veranderingen bij dat type maatschappelijke organisaties zijn gaande; dat geldt voor de volle breedte van het maatschappelijk leven. We moeten dus de rollen van de sociale netwerken, de maatschappelijke organisaties en de politiek goed op elkaar afstemmen. Dat is een ingewikkelde zoektocht; ik ben dat zeer met de heer Van der Staaij eens. De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb nog één vraag, over een onderwerp waar de minister-president waarschijnlijk straks op terugkomt bij de financiële doorvertaling. Ik vraag nu in het algemeen of de minister-president wel het volgende herkent. Als wij tegen burgers zeggen dat zij meer voor elkaar moeten gaan zorgen, moeten wij oppassen dat we niet een belastingsysteem hebben waarin alleen wordt bekeken of iemand een baan buitenshuis heeft. Dat systeem moet ook rekening houden met zorgtaken die mensen hebben. Daarvoor moet er een breder financieel beleid zijn. Minister Rutte: Dat is overigens buitengewoon ingewikkeld. Ik snap dit, zeker vanuit de overtuiging van de heer Van der Staaij. Ik kan er ook een heel eind in meegaan, maar het is ingewikkeld. Met één deel van zijn interventie ben ik het niet eens, namelijk: als wij de samenleving oproepen. Mijn stelling is dat dit al gebeurt. De politiek moet oppassen met oproepen aan de samenleving: u moet dit, u moet dat. Ik denk namelijk dat we te maken hebben met een ontwikkeling waarin het land en de samenleving al veel verder zijn dan we denken. De heer Van der Staaij (SGP): Daar ben ik het helemaal mee eens, maar in het beleid klinkt wel steeds de oproep: zorg dat u een baan vindt. Soms is er wat te weinig respect voor mensen die graag heel veel tijd en zorg willen besteden aan hun gezin, hun zieke moeder of hun gehandicapte kind. Minister Rutte: Die balans tussen arbeid en zorg zie ik. Die moeten we ook steeds in maatvoering met elkaar nastreven. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk opletten dat dit niet leidt tot onaanvaardbare budgettaire problemen, maar ook daarin ken ik de heer Van der Staaij. Dat zou hij ook niet willen. Dit is ook een onderdeel van die zoektocht. Hoe vinden we precies die balans met elkaar? Ik herinner mij dat ik in 2003 de bijstandswet behandelde in de Eerste Kamer. We hebben hierover toen heel uitvoerig gesproken. Ja, prima, zei de Eerste Kamer, dat je ervoor zorgt dat mensen sneller vanuit de bijstand aan het werk gaan. Zelfs de PvdA-fractie stemde toen uiteindelijk in overgrote mate voor de Wet werk en bijstand. En dat was nog een andere Partij van de Arbeid dan die van nu! Ik zie dat ik de vicevoorzitter van de PvdA-fractie alerteer. Zelfs de PvdA, zegt hij. Van de Eerste Kamer moesten we echter wel op één ding letten, namelijk dat maatvoering mogelijk zou blijven voor mensen die zich inzetten voor hun omgeving. Dat hebben we toen ook georganiseerd in de wet, zodat sociale diensten er rekening mee konden houden. De heer Krol (50PLUS): Ik ben het met de minister-president eens dat er heel veel ouderen zijn die dolgraag langer thuis zouden willen blijven, maar dan moet het wel kunnen. Ik begrijp niet hoe dit kabinet dan met droge ogen kan beweren dat de lichte thuiszorg wel wat minder kan, waardoor een heleboel zwaardere gevallen in de toekomst juist op ons bord komen, wat dan ook extra geld zal kosten. Ik begrijp niet dat, als je kiest voor zorgvuldigheid, je die hele kwestie zo snel over het muurtje van de gemeenten heen dondert. Dat is toch niet zorgvuldig? Dan breng je mensen toch absoluut in verwarring? Minister Rutte: Ik merk bij gemeenten en ziektekostenverzekeraars dat ze wel degelijk zeer openstaan voor deze beweging en zich daar ook op voorbereiden. Martin van Rijn is al die gesprekken aan het voeren om ervoor te zorgen dat dat draagvlak er ook is. Als ik met de VNG en de gemeenten praat en daar op werkbezoek ben, merk ik dat men volop bezig is om zich voor te bereiden en het ook spannend vindt. Zoals begin deze eeuw de bijstand naar de gemeenten ging en ook de jeugdzorg naar de gemeenten gaat, gebeurt dit nu ook op het terrein van de ouderenzorg. De precieze maatvoering zijn we aan het bekijken. Wat leg je nu precies bij de gemeenten neer? Maar dat gemeenten daar een grotere taak in krijgen, is een spannende ontwikkeling die bij gemeenten weerklank vindt. Dus ik ben daar minder somber over dan de heer Krol. De voorzitter: Waar de premier zo-even verwees naar Martin van Rijn bedoelde hij ongetwijfeld … Minister Rutte: Ik bedoelde de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De voorzitter: Heel goed. De heer Krol (50PLUS): Dank voor die correctie, mevrouw de voorzitter. Blijft toch mijn vraag waarom de minister-president dan denkt dat met name de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het overleg heeft opgeschort. Waarom is dit kabinet dan niet bereid om er wat meer tijd voor in te ruimen? U bent juist voor meer reflectie. Minister Rutte: Dat zijn altijd pittige onderhandelingen, want de VNG is geen organisatie die zegt: teken maar bij het kruisje. Het gaat echter niet zozeer over de richting die we met z'n allen opgaan als wel over de precieze maatvoering. Daarover zijn kabinet, coalitie en VNG met elkaar in gesprek. Wat leg je precies bij de gemeenten neer en wat bij de zorgverzekeraars? Dat debat is nog gaande. De gemeenten hebben daarvan gezegd er zelf ook opvattingen over te hebben. Dat hoort er bij. Ik heb zelf als staatssecretaris van Sociale Zaken ook onderhandeld met gemeenten. Dat overleg is toen ook tig keer opgezegd maar uiteindelijk zijn we er met elkaar uitgekomen. Zo gek is dat dus niet. De heer Krol (50PLUS): Ik moet dus vaststellen dat het verhaal iets anders ligt dan u in eerste instantie zei. Er zijn wel degelijk moeilijkheden, ook bij de gemeenten. Dan blijft mijn vraag: waarom geeft u die gemeenten niet wat meer tijd? Minister Rutte: Omdat ik uit de gesprekken die ik met de gemeenten heb, niet de indruk heb dat de vraag is gelegen in de tijd, in de wil of in de richting die we met elkaar gaan. Mijn indruk is dat dit specifieke conflict waardoor dat overleg is stopgezet, meer te maken heeft met de precieze knip die je aanbrengt tussen wat je bij de gemeenten legt en wat je bij de zorgverzekeraars legt. Dat is een debat dat reëel met elkaar gevoerd moet worden, namelijk over de vraag hoe je ervoor zorgt dat degene die uiteindelijk achter de voordeur, dus bij de mensen thuis komt, vanuit twee verschillende aansturingen werkt of vanuit een- en dezelfde aansturing. Het gaat dan dus ook over de vraag waar je het beste die knip kunt aanbrengen en wat de budgettaire consequenties daarvan zijn. Zoals gezegd, zijn we dat debat aan het voeren. Ik vind het helemaal niet gek dat de VNG dan op een gegeven moment een signaal afgeeft en zegt: we stoppen nu even met praten want we zijn het niet helemaal eens over de precieze richting wat betreft die knip. Maar daar kom je wel uit. Dat is nooit het probleem. De heer Slob (ChristenUnie): Hoewel het een wat abstract begrip is, vond ik het eigenlijk wel mooi dat in de Troonrede het begrip "participatiemaatschappij" werd genoemd, aangezien we een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben en we ook voor elkaar moeten zorgen. Maar het kabinet heeft natuurlijk wel heel erg de schijn tegen als het het begrip "participatiemaatschappij" gebruikt om bezuinigingen af te dekken en overheidstaken over de schutting van de samenleving te gooien. Is de minister-president zich ervan bewust dat hij die schijn zo tegen heeft? Minister Rutte: 100% en daarom heb ik zo-even toen ik uitlegde wat wij bedoelen met dat begrip, ook gezegd dat het natuurlijk een effect is dat er bij komt. Het is niet de hoofdreden maar een effect. Het is een maatschappelijke trend die gaande is, maar die heeft ook dit effect. Misschien is het ook niet heel erg dat het dit effect heeft, waar we met elkaar voor grote budgettaire opgaven staan. De heer Slob (ChristenUnie): Ik zou niet blij zijn als het effect is dat mensen denken dat het kabinet een mooie term in de mond neemt om daarmee wel even een aantal bezuinigingen door te voeren en taken over de schutting van de samenleving te gooien zonder dat men zich bekreunt over de gevolgen ervan. Daar zou ik niet zo blij mee zijn als kabinet. Dus in dat opzicht begrijp ik uw antwoord niet helemaal. Ik wil nog even ingaan op een ander punt. In een reactie op vragen van de heer Van der Staaij gaf u aan dat vrijwilligers belangrijk zijn. Inderdaad, vrijwilligers zijn ontzettend belangrijk. Er zijn duizenden en duizenden mensen al heel erg lang in die samenleving actief. Is het kabinet bereid om bijvoorbeeld een organisatie als Present die vrijwilligers mobiliseert en in positie brengt, nadrukkelijk een rol te geven in het decentraliseren van overheidstaken naar gemeenten zodat die vrijwilligers ook een stevige plek krijgen in het beleid? Dan ben je volgens mij pas echt aan het participeren. Minister Rutte: Wat dat laatste punt betreft, stel ik voor dat we ons gesprek later voortzetten. Daarvoor moet ik eerst even precies weten wat het zou betekenen en welk effect het op wetgeving heeft. Daar kan ik vandaag geen definitieve uitspraak over doen. Ik begrijp echter wat de heer Slob vraagt, dus daar moeten we over doorpraten. Wat betreft zijn eerste punt, de effecten van het beleid, zou ik een voorbeeld willen geven. Ik was vorige week in Zwolle en daar sprak ik mensen uit Kampen die daar bij de sociale werkvoorziening werken. Vroeger was je dan echt in dienst van de sociale werkplaats, maar in Kampen zijn ze erin geslaagd om bijna iedereen in dienst te krijgen bij een normale werkgever met alles wat daarbij hoort: van bedrijfskleding tot kerstpakket. Dat doet wat voor het zelfvertrouwen van mensen en voor het respect dat mensen voor hun eigen werk hebben en voor het respect dat zijn ervaren van anderen. En dat terwijl ze wél een arbeidsbeperking hebben. Ze hebben gewoon minder verdienvermogen dan mensen die volledig in loondienst zijn van die werkgever. Dat is mogelijk vanwege loonkostensubsidie of het kan vanuit de bijstandswet. De Participatiewet die Jetta Klijnsma nu aan het maken is, is er natuurlijk ook op gericht dat verder te bevorderen. Sorry voorzitter, ik bedoel natuurlijk de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zo'n beweging heeft natuurlijk ook budgettaire effecten. Is dat erg als we daardoor een oplossing zouden hebben voor het vraagstuk van de sociale werkvoorziening die bovendien goedkoper is dan de manier waarop het nu georganiseerd is en leidt tot meer zelfbewustzijn en meer respect? In reactie op een vraag van de heer Roemer of de heer Van Ojik zei ik net al dat we niet altijd met zekerheid kunnen zeggen dat iets een win-winsituatie is. We moeten ook niet weglopen voor het feit dat ergens budgettaire opbrengsten tegenover kunnen staan. Ik loop daar absoluut niet voor weg. Ik zie in heel veel gevallen dat we op deze manier gebruikmaken van het feit dat men in de samenleving vaak al zoveel verder is, andere wensen heeft en andere dingen van de overheid verwacht. De heer Slob (ChristenUnie): Mooi dat in deze zaal plaatsen als Kampen en Zwolle worden genoemd. Zwolle is namelijk precies de plek waar Stichting Present is opgericht. Daar is zij ontstaan. Vervolgens is dat concept over het hele land uitgespreid. Vrijwilligers worden gemobiliseerd en ingezet om zorgtaken op zich te nemen en om mensen te helpen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Als de minister-president er nu geen reactie op kan geven, dan krijg ik die graag in tweede termijn. Ik zou graag iets willen horen over organisaties als Stichting Present — er zijn er namelijk meer — en de plek die zij kunnen krijgen in het decentraliseren van bijvoorbeeld AWBZ-taken naar de gemeenten. Dan hebben gemeenten ook iets in handen om die organisaties een plek te geven. Het is prachtig om te zeggen dat mensen zich moeten inzetten voor hun medemens, maar als wij daar geen instrumenten voor bieden — soms is dat geld, soms is dat regelgeving — zijn het loze kreten. Op dit punt moeten we echt iets doen. Minister Rutte: Ik probeer er in tweede termijn op terug te komen. Als dat niet lukt, zetten we later het gesprek voort. Ik ga bekijken of ik er in tweede termijn al meer over kan zeggen. De heer Roemer (SP): Over de wens dat iedereen in de samenleving zijn beste beentje voor zou moeten zetten, is iedereen het eens, volgens mij. Dat iedereen in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen leven, geluk en inzet, daarover is ook iedereen het eens. Het is natuurlijk mooi dat de minister-president dat hier met een heel mooi verhaal bevestigt. Maar daar gaat het niet om. Als er wordt gezegd dat we veel meer toe moeten naar een participatiesamenleving, dan zegt hij ook impliciet dat dit door veel mensen niet gedaan wordt. Dan wil ik namen en rugnummers. Bovendien is het overduidelijk dat door het beleid van dit kabinet juist meer mensen moeite krijgen om mee te doen. Mensen die financieel door het ijs zakken, langdurig in armoede zitten en geen werk kunnen vinden, kunnen niet meedoen. Ouderen die vereenzaamd zijn en een half miljoen overbelaste mantelzorgers kunnen niet meedoen. Het kabinet bezuinigt en beknibbelt daar nog meer op. Dat verergert de participatiesamenleving eerder, in plaats van dat ze verbetert. Minister Rutte: Mijn betoog is juist precies tegenovergesteld aan de manier waarop de heer Roemer zijn vraag begon. Ik heb dat net ook gezegd in reactie op verschillende sprekers. Mijn punt is niet dat de samenleving niet genoeg doet. Mijn punt is niet dat wij de samenleving moeten oproepen of dwingen. Mijn punt is precies het tegenovergestelde: ons land is daarin verder dan wij als politiek. Ik vind dat wij als politiek de taak hebben om ons heel goed af te vragen wat voor trends in de samenleving zichtbaar zijn en hoe je als politiek — wij hier, de Tweede Kamer en het kabinet — ervoor kunt zorgen dat je die trends zo veel mogelijk ondersteunt. Vervolgens moet je in de gaten houden wat dit betekent voor de mensen die niet kunnen meekomen. Je moet er inderdaad voor zorgen — de heer Bos refereerde daaraan in zijn column — dat de sociale zekerheid ook toegankelijk blijft voor de middenklasse. Dat is cruciaal. Ik heb de AOW genoemd, de WW en zo zijn er meer regelingen. Al die vraagstukken moeten wij hier met elkaar, bij het maken van keuzes in schaarste, beantwoorden. De kern van de vraag is echter dat de samenleving hierin verder is dan de politiek. Dat is mijn betoog, dat is mijn stelling. Als we op een goede manier daarop inspelen, zal dat leiden tot meer bezielend verband in de samenleving, omdat de politiek dan niet in de weg loopt maar versterkt. De heer Roemer (SP): Ik heb heel goed geluisterd naar het betoog. Die wens, die wil ... We willen daar allemaal naartoe. Maar het beleid is niet het vervolg op uw betoog. U straft mensen als zij te lang thuiszitten, terwijl er helemaal geen banen zijn. U raakt hen namelijk hard in de portemonnee, wat averechts werkt op participeren. U straft mensen omdat ze ziek zijn, door een oplopend eigenrisico. Dat raakt mensen bij het participeren. U pakt de gemeentes met fors minder geld, waardoor buurthuizen en bibliotheken worden gesloten. Dat raakt het participeren. Dus u straft al die mensen die moeite hebben om mee te kunnen gaan doen, terwijl we het geld niet halen bij de verspilling en de bemoeizucht, bij al die dingen waar het te halen is. U straft mensen die op dit moment moeite hebben om mee te gaan doen, om te participeren. Daarom staat het beleid haaks op die prachtige visie die u gaf, en die ik ook deel. Minister Rutte: Op dat laatste, het bestrijden van bemoeizucht, van geldverspilling, vinden wij elkaar natuurlijk onmiddellijk. Ik meen oprecht dat het kabinet daar maximaal mee bezig is. Als de heer Roemer daar voorstellen voor heeft, moeten we daar met elkaar een gesprek over aangaan. Maar pak eens een ander geval. Onze uitkeringen in Nederland behoren tot de hoogste ... De heer Roemer (SP): Ik heb toch graag dat de minister-president gewoon op mijn voorbeelden ingaat, en niet een ander verhaal begint. De voorzitter: Meneer Roemer, ik heb u net laten uitspreken. Nu laten we de premier uitspreken en daarna geef ik u weer het woord. De heer Roemer (SP): U gaat er ook over dat er antwoord op vragen wordt gegeven. De voorzitter: Ik heb het gevoel dat de premier daarmee bezig is. We laten hem dus even uitspreken. Daarna krijgt de heer Roemer het woord. Minister Rutte: Laten we het heel concreet maken: onze uitkeringen in Nederland behoren tot de hoogste van Europa. Dat is een groot goed. Wij komen nog te spreken over de marginale druk. We zien dat die marginale druk voor mensen die van een uitkering naar werk gaan, in sommige gevallen meer is dan 100%; dat betekent dat zij erop achteruitgaan als zij aan de slag gaan. Er zijn grote groepen waarvoor die marginale druk gemiddeld 95% is; dat zijn mensen die vanuit een uitkering aan de slag komen. Dat zijn dramatische cijfers. Wij als kabinet zorgen ervoor dat we een fatsoenlijk stelsel van uitkeringen in Nederland hebben voor mensen die daarop zijn aangewezen, maar tegelijkertijd bestrijden wij de armoedeval door het aantrekkelijk te maken om aan de slag te gaan, zodat mensen er daadwerkelijk op vooruitgaan als ze gaan werken en niet zeggen: ik kan die baan niet betalen, omdat ik er dan op achteruitga; ik heb niet genoeg geld. Ik heb dat letterlijk van mensen gehoord. Die zeiden: ik kan wel aan de slag, maar ik kan dat niet betalen. Dat vind ik van de gekke. Dat vinden wij allemaal van de gekke, ik hoop de heer Roemer ook. We hebben dus de opdracht om tegelijkertijd te zorgen voor een fatsoenlijk niveau van uitkeringen, maar om het ook aantrekkelijk te maken om aan de slag te gaan. De heer Roemer (SP): Geen enkel antwoord op de voorbeelden die ik gaf. Het kabinet straft mensen als zij ziek worden, als zij geen baan kunnen vinden. U straft de gemeenten als er buurthuizen worden gesloten. Dat was mijn punt. En over de mensen die werk zoeken het volgende. In de periode dat u premier bent, kwamen er 300.000 mensen meer in de werkloosheid. Dit is geen participeren. En die mensen dan ook nog een keer straffen door ze eerder uit de WW te halen en de bijstand in te doen, door het sociaal minimum verder te verlagen, door de koopkracht van die mensen — u noemde het zelf — verder te verlagen? Dit is niet mensen stimuleren om te participeren, dit is mensen straffen voor iets waaraan zij niks kunnen doen. Daarom staat uw beleid haaks op die prachtige visie, die wij delen, op hoe de samenleving in elkaar zou moeten zitten. Minister Rutte: Als wat de heer Roemer zegt waar was, hoe konden ons nationaal inkomen, het inkomen van Nederland als geheel, en de uitgaven voor de collectieve zorg en voor de sociale zekerheid zich dan ontwikkelen zoals zij zich hebben ontwikkeld? De uitgaven voor zorg en sociale zekerheid zijn in de afgelopen zes jaar veel en veel sneller gegroeid dan het inkomen van het hele land. Ik heb de cijfers van 2008 tot 2012 hier voor me liggen. Hoe kan dat dan zo zijn? Wij hebben toch met elkaar de opdracht om te zorgen voor een fatsoenlijk stelsel van sociale zekerheid en dat het aantrekkelijk is voor mensen om aan de slag te gaan en om tegelijkertijd ervoor te zorgen dat wij het gat tussen de groei van wat wij met elkaar verdienen en van de uitgaven voor zorg en sociale zekerheid kleiner maken? De opdracht is toch ook om op een prudente en fatsoenlijke manier met elkaar ervoor te zorgen dat wij dit land goed op de rails houden? De heer Roemer (SP): Waar de zorgkostenstijging vandaan komt is weer een andere discussie, die ik straks graag aanga. Ik pak het terug. Mensen die langdurig zoeken naar werk, worden gestraft. Het inkomen gaat achteruit. Dat heeft de premier net zelf toegegeven. De armoede onder kinderen is in de periode dat de premier aan het bewind is, gegroeid. Dat zijn de harde feiten. Mensen die de oproep horen dat zij moeten participeren, zien wat er gebeurt. Zij zien dat zij keer op keer gestraft worden, terwijl zij graag willen meedoen. Ik wil graag met de premier naar een samenleving waarin iedereen de kans krijgt en neemt om iets van zijn eigen leven te maken, maar niet door mensen continu te straffen en in de portemonnee te raken. Dan heeft namelijk de heer Van Ojik gewoon gelijk: dan is het een ordinaire bezuinigingsmaatregel. Minister Rutte: De heer Roemer en ik zitten beiden in de politiek. Dat betekent ook keuzes maken. Ook de heer Roemer maakt die. Laat ik een voorbeeld noemen. In de WW wil hij het maximumdagloon verlagen tot het modale inkomen. Als de heer Roemer hier stond en dat zou kunnen omzetten in wetgeving, zou dat enorme inkomenseffecten hebben op mensen met een heel normaal inkomen die werkloos worden. Wij hebben dus allemaal keuzes te maken. De heer Roemer maakt die keuze; het kabinet maakt andere keuzes. Volgens mij zijn wij het er echter over eens dat het van enorm groot belang is dat mensen die op de overheid zijn aangewezen, op een fatsoenlijke voorziening kunnen rekenen en dat wij tegelijkertijd ervoor moeten zorgen dat het aantrekkelijk is om aan de slag te gaan en dat de overheidsfinanciën op orde worden gebracht. De heer Wilders (PVV): Ik zei eerder dat deze premier van een andere planeet lijkt te komen. Het beste voorbeeld is misschien wat hij net zei, dat hij de bezuiniging op de verzorgingshuizen verdedigde. Dat is eigenlijk nog erger dan van een andere planeet komen. Ik kan er oprecht heel boos over worden. De premier bezuinigt met zijn kabinet 600 miljoen euro op de verzorgingshuizen. Ik heb ze zelf bezocht, de premier ongetwijfeld ook. Er zitten daar mensen met — het is een ingewikkelde term — een zzp3, die aan het dementeren zijn. Hoe kan het dat wij miljarden geven aan Afrika en miljarden geven aan Griekenland, terwijl wij in Nederland 800 verzorgingshuizen gaan sluiten en er vandaag de dag in Nederland mensen nog 24 uur per dag in een luier in een verzorgingshuis zitten. Ik vind dat echt onbegrijpelijk en ik kan dat aan niemand uitleggen. De premier moet zich diep schamen dat hij nog één euro naar Griekenland brengt zolang dat nog in dit land gebeurt. Wij mogen het over veel dingen oneens zijn, maar is de minister-president het met mij eens dat het geen dag langer kan duren dat in Nederland ook maar één oudere 24 uur per dag in een luier in een verzorgingshuis zit dat hij wil gaan sluiten? Minister Rutte: Zoals zo vaak karikaturiseert de heer Wilders wat wij doen. Ook de heer Wilders weet dat er heel veel mensen zijn die liever thuis zouden blijven wonen en het zelf zouden organiseren en dat het voor mensen die zijn aangewezen op verzorgingshuizen, van belang is om heel goed te kijken naar de maatvoering. Dan zijn de zorgzwaartepakketten waaraan de heer Wilders refereert, een ongelukkige indeling. Vandaar dat Edith Schippers en Martin van Rijn heel goede afspraken hebben gemaakt … Excuses, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van VWS hebben heel goede afspraken gemaakt met de gezondheidszorgsector opdat mensen die er echt op zijn aangewezen, bijvoorbeeld gehandicapten, gehandicapten met een verstandelijke beperking of ouderen, in heel veel gevallen gewoon in de verzorgingshuizen kunnen blijven wonen. Dat weet de heer Wilders ook. Tegelijkertijd zorgen wij ervoor dat zij die thuis willen blijven wonen, daar de goede verzorging krijgen. Ik wil niet — als dat het doel is van de heer Wilders — iedereen dwingen naar een verzorgingshuis te gaan. Dan werken wij namelijk tegen de trend van de samenleving in. Als ik één ding van de heer Wilders weet, is het dat ingaan tegen de trend van de samenleving het laatste is wat hij wil. De heer Wilders (PVV): Dat is een heel leuke grap, maar de premier moet zich schamen. Hij moet zich schamen dat hij grappen maakt over de rug van de mensen in verzorgingshuizen. Ik vind dat ongehoord. Deze minister-president bezuinigt honderden miljoenen op verzorgingshuizen, waardoor dementerende mensen uit het huis worden geschopt. Tegelijkertijd geeft hij miljarden aan de Grieken, de Cyprioten en aan Europa. Dat hij daar niet op reageert, zegt genoeg. Misschien heeft hij wel de beleefdheid om op dat andere punt van mij te reageren. Is de minister-president het met mij eens dat het geen dag langer mag duren dat ook maar één oudere in Nederland 24 uur in een luier zit? Minister Rutte: Ja, natuurlijk ben ik dat met de heer Wilders eens. Het beleid is erop gericht om dat te voorkomen. We werken met elkaar keihard om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt. Ik hoop ook dat de heer Wilders de voorstellen daartoe steunt. Tegelijkertijd doet de heer Wilders mij steeds weer denken aan het tijdschrift Arts en Auto; u weet wel, het bij elkaar brengen van twee totaal niet gerelateerde onderwerpen. Bij het tijdschrift zijn dat de arts en de auto; hier zijn dat de ouderenzorg en Griekenland. Ze hebben werkelijk niets met elkaar te maken. Dat is een leuke debattruc, maar het gaat er hier om hoe wij ouderen in Nederland op een fatsoenlijke manier hun oudedag laten beleven. Hoezeer de heer Wilders ook probeert om een verschil van mening te suggereren tussen mij en hem, wij zijn het daar volkomen over eens, van A tot Z. Wat ik echter niet wil, is mensen tegen hun zin gelukkig maken door ze te dwingen naar een verzorgingshuis te gaan. Soms krijg ik wel eens het gevoel dat dat het ultieme doel van de PVV is. Ik hoop dat dat niet zo is. De heer Wilders (PVV): Iedereen thuis begrijpt dat het zonneklaar is dat het onacceptabel is dat deze minister-president met zijn Arts en Auto iedere week een cheque tekent voor Cyprus en iedere week een cheque tekent voor Griekenland, 4 miljard uitgeeft aan projecten in Afrika en tegelijkertijd geen cent over heeft om de ouderen van Nederland, die ons land groot hebben gemaakt, die ons land hebben opgebouwd, fatsoenlijke zorg in een verzorgingshuis te geven. Sterker nog, hij gaat daar 600 miljoen op bezuinigen. Hij komt met praatjes maar kan niet beloven dat onze ouderen morgen niet meer de hele dag in een luier zitten. U zou dat eens moeten meemaken, mijnheer Rutte; dat gun je werkelijk niemand. Dat u dit doet: geld aan het buitenland geven, ouderen hier laten verpieteren en verzorgingshuizen sluiten! Ik kan maar een ding zeggen: schaam u heel diep. Minister Rutte: Soms is het goed om zo'n debattruc als die van de heer Wilders te ontleden. Laat ik dat nu eens doen. Hij wekt de volgende suggestie. Omdat het kabinet ervoor kiest om Nederland onderdeel te laten zijn van de Europese Unie, omdat wij het vanwege onze export in ons belang vinden om onderdeel te zijn van de eurozone, zijn wij bereid om onder heel strenge voorwaarden landen in Zuid-Europa waarmee wij grote exportrelaties hebben, tijdelijk te ondersteunen, onder voorwaarde dat ze hervormen in een hervormingsprogramma. Dat koppelt hij nu aan de ouderenzorg. Dat is de debattruc; het is goed als de mensen thuis dat doorhebben. De heer Wilders mag dat doen, maar ik mag het ook ontleden. Dit zijn echt twee zaken die niets met elkaar te maken hebben. Het zou dodelijk zijn voor Nederland, voor onze economie en voor de financiering van de ouderenzorg als wij, zoals de PVV wil, uit de Europese Unie zouden stappen, als wij uit de eurozone zouden gaan en als wij, zoals de PVV wil, zelfs geen onderdeel meer zouden zijn van de Europese Economische Ruimte, wat Zwitserland en Noorwegen nog wel zijn. Hij gaat nog verder met zijn partij. Voor een exportland als Nederland is dat dodelijk. Ik hoop dus dat ook de luisteraars thuis doorhebben wat de heer Wilders hier doet. Hij combineert hier twee zaken die niets met elkaar te maken hebben. Dat is absoluut gerechtvaardigd, dat mag hij doen, maar ik mag het ook ontleden. Als zijn beleid inzake Europa zou worden uitgevoerd, is dat zeer schadelijk voor Nederland. Ten aanzien van de ouderenzorg suggereert hij een verschil van mening dat er niet is. Wij zijn het erover eens dat mensen in Nederland op een fatsoenlijke manier oud moeten kunnen worden. Daar staat het kabinet voor. Daar staat volgens mij de hele Kamer voor. Dat is geen alleenrecht van de PVV; het is een gezamenlijke opvatting van 150 Kamerleden en 20 kabinetsleden. (Geroffel op de bankjes) De heer Wilders (PVV): Het is geen debattruc; het is de waarheid. Op de begroting van 2014 die wij nu bespreken, staat weer 3,9 miljard aan uitgaven aan ontwikkelingshulp. Op diezelfde begroting stelt de minister-president voor om 600 miljoen euro te bezuinigen op de verzorgingshuizen. Heel Nederland weet dat u cheques hebt getekend voor de Grieken en Cyprioten, mijnheer Rutte. Dat verzin ik niet, dat hebt u gedaan. Alles wat ik heb gezegd, klopt dus. U geeft geld aan de Grieken, u geeft volgend jaar 4 miljard euro aan Afrika en u bezuinigt op de ouderen, u sluit de verzorgingshuizen en u laat de mensen in een luier zitten, wat u ook zegt, mijnheer de minister-president. U zou zich moeten omdraaien, een spiegel moeten zoeken en daar nooit meer in kijken. Minister Rutte: Dat is ingewikkeld: heb ik een spiegel, mag ik er niet in kijken. Mijnheer Wilders, ik heb de indruk dat we vandaag op dit punt geen bruggen gaan slaan. Maar dat zegt mijn ragfijne politieke gevoel. De heer Wilders (PVV): Hij daagt me uit. Dat mag. Dat is leuk. Dat vind ik ook prachtig. De voorzitter: Precies. U mag dan ook reageren. De heer Wilders (PVV): Vergeet de retoriek van beide kanten en laten we het concreet maken. Kunt u mij toezeggen dat u ervoor zorgt dat voor het einde van het jaar — en dat is eigenlijk 100 jaar te laat — niet één oudere in een Nederlands verzorgingshuis meer dan 24 uur in een luier zit? Als we het daarover eens zijn, zeg mij dat dan toe en vergeet even wat u en ik zo-even zeiden. Kunt u die toezegging doen? Vanaf 1 januari volgend jaar niet één oudere meer in Nederland 24 uur in een luier! Fatsoen, want zoals nu gaan wij niet met ouderen om. Kunnen we het daarover eens worden? Kunt u dat beloven? Minister Rutte: Ik zei al dat we het er compleet over eens zijn dat dit niet mag gebeuren. Maar de heer Wilders pleegt opnieuw een debattruc door er een datum, 1 januari, op te zetten. Misschien is dat wel veel te laat. Misschien is het kabinet wel heel druk bezig om dat, waar dat nog gebeurt, tegen te gaan. De heer Wilders (PVV): Vanaf wanneer dan? Minister Rutte: Ik ga er dus geen datum op zetten. Ik zeg wel toe dat wij er keihard aan werken en er alles aan doen om dit zo snel mogelijk te regelen. De debattruc van de heer Wilders om te zeggen "het moet op 1 januari" moet wel door de luisteraars thuis worden doorzien. De heer Wilders probeert op deze manier namelijk opnieuw een tegenstelling tussen mij en hem op te roepen die er op dit moment niet is. Laten we nou vieren dat we, de heer Wilders en ik, het in ieder geval over één ding — ik weet niet hoe vaak dat nog zal voorkomen — eens zijn, namelijk dat ouderen in Nederland op een fatsoenlijke manier ouder moeten worden. De voorzitter: De laatste keer. De heer Wilders (PVV): De laatste keer. Ik stelde deze vraag, omdat de minister-president dit niet kan waarmaken. Je kunt niet 600 miljoen bezuinigen op de ouderenzorg en vervolgens zeggen "ik schaf de 24 uursluiers af". Dat kan hij niet waarmaken! Ik roep de minister-president dan ook op om die bezuiniging op de zorg te schrappen en om ouderen fatsoenlijk te behandelen. Als hij het geld daarvoor niet heeft, dan moet hij dat maar weghalen bij ontwikkelingshulp. Minister Rutte: Voorzitter. Ik ga door met de vragen die verschillende partijen hebben gesteld over de uitvoering van de voorstellen. Ik kan tegen hen zeggen dat we op schema liggen. De situatie is dat de Jeugdwet, het wetsvoorstel voor de hervorming van de kindregeling en het wetsvoorstel voor de beperking van de partnertoeslag in de Kamer voorliggen. Alle andere wetsvoorstellen, met name de Wet werk en zekerheid en de nota van wijziging op de Participatiewet, zullen zeer binnenkort, uiterlijk november, in de Tweede Kamer landen. De heer Pechtold (D66): We zullen zien of dat allemaal kan. De afgelopen tijd zijn of worden een aantal wetten en beleidsterreinen van Den Haag naar de medeoverheden verplaatst. Ik denk dan aan de jeugdzorg, de langdurige zorg en de sociale werkvoorziening. Op verzoek van mijn fractie heeft het kabinet het Centraal Planbureau onderzoek laten doen naar de effecten en dan in het bijzonder naar de vraag of de gemeenten het op korte termijn allemaal aankunnen. Dat was een waardevol onderzoek, maar het levert geen uitsluitsel over de kwantitatieve effecten en de details van wat er gaat gebeuren. Voor mijn fractie en waarschijnlijk voor veel meer fracties is het van groot belang om die kwantitatieve effecten, nog voor de behandeling van die wetten, te kennen. Is het verantwoord om het bij de gemeenten neer te leggen? Kan het in dit tempo? Kan het met die budgetten? Al die zaken willen wij graag helder krijgen. Kan het kabinet mij toezeggen dat er aanvullend onderzoek zal worden gedaan en dat de uitkomsten daarvan voor de wetsbehandeling naar de Kamer worden gestuurd? Minister Rutte: Waarschijnlijk net als de heer Pechtold wil ik voorkomen dat de wetsbehandeling wordt vertraagd. We hebben namelijk met elkaar vastgesteld dat juist snelheid noodzakelijk is. In dat proces proberen wij zo veel mogelijk informatie boven tafel te krijgen. Eén van de dingen die ik heb begrepen, is dat men zegt meer inzicht nodig te hebben in de precieze vormgeving van de voorstellen. Dat inzicht is nodig om meer te kunnen zeggen over de kwantitatieve effecten. Voor de samenloop tussen de verschillende voorstellen geldt natuurlijk dat de parlementaire behandeling niet altijd precies gelijk loopt. Ik kan de heer Pechtold toezeggen dat wij streven naar zo veel mogelijk informatie, maar dan wel onder de voorwaarde dat er geen vertraging optreedt. De heer Pechtold (D66): Dat laatste doel, geen vertraging, deel ik met het kabinet. De minister-president noemde zojuist de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Die dringt hier zeer op aan. Ik wil voorkomen dat gemeenten straks zeggen dat het hen niet gaat lukken, omdat ze niet de kans hebben gekregen om dat kwantitatieve onderzoek erbij te betrekken. Ik wil dus ervoor zorgen dat we het, in de korte tijd die nog rest, met onze partners, de medeoverheden en de gemeenten, in een vervolgonderzoek weten te kwantificeren. Samen willen we geen vertraging, maar wel een verdieping van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden. Wil het kabinet dat toezeggen? Minister Rutte: Wat zonder vertraging kan, gaan we doen. Het is nog de vraag welke vorm het precies krijgt, via het CPB of een andere partij. We moeten bekijken wat het beste is. Het belangrijkste voor mij is dat er geen vertraging optreedt en dat we tegelijkertijd zo veel mogelijk informatie op tafel hebben. De heer Pechtold (D66): Met de uitgangspunten dat er geen vertraging mag optreden en dat overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten moet plaatsvinden, kan de premier het dan in tweede termijn of voor mijn part schriftelijk voor de tweede termijn nog even precies uiteenzetten? Ik denk namelijk dat de 400 gemeentes die nu meeluisteren en alle organisaties die dadelijk jeugdzorg, langdurige zorg en participatie op hun bordje krijgen, meer helderheid willen krijgen dan alleen een soort agreement tussen ons. Minister Rutte: Dat zeg ik toe. Ik zal proberen om dat in tweede termijn of schriftelijk uiteen te zetten. Als het vandaag niet lukt, zal ik de heer Pechtold "zsm" informeren over de vraag wat mogelijk is. Voorzitter. Het volgende onderwerp is het budgettaire beeld. Het kabinet heeft heel goed geluisterd naar allerlei opvattingen die in de Kamer leven. Wij zijn bereid om te bekijken hoe wij onze plannen kunnen aanpassen. Ik zal daar in mijn betoog ook nader op ingaan. Tegen de achtergrond van wat ik in mijn inleiding heb gezegd en het debat dat wij tot nu toe gevoerd hebben, wil ik een aantal opmerkingen maken over de tegenbegrotingen. Laat ik beginnen met de begroting van D66. De heer Pechtold heeft ook gevraagd om daar eens doorheen te lopen. Ik wil daar een aantal opmerkingen over maken. Het kabinet staat zeer positief tegenover alle voorstellen van D66 die tot meer banen leiden. Dat was een thema gisteren; de heer Buma, de heer Pechtold en anderen hebben daar sterk op ingezet. Daarbij valt te denken aan de plannen voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid, bijvoorbeeld via een leer-werkrecht in de bijstand, en de aanpak van ouderenwerkloosheid, bijvoorbeeld via een premie voor de aanname van langdurig werklozen. Daar moet natuurlijk wel dekking voor komen. Überhaupt geldt vandaag dat wij geen nieuwe Miljoenennota schrijven, maar dat wij de komende tijd met elkaar in gesprek moeten, richting de financiële beschouwingen en het Belastingplan, om dingen te laten landen. Het is daarbij een wederzijdse verplichting van oppositie en coalitie om tot dekking te komen, maar wij staan er positief tegenover. Dat geldt ook voor de extra investering in het onderwijs. Daarover is ook goed te praten met het kabinet, maar ook hierbij geldt dat dekking belangrijk is. De heer Pechtold (D66): Ik dank de minister-president omdat hij wat meer dan normaal aandacht besteedt aan de tegenbegrotingen. Minister Rutte: U hebt daar in de media ook meer dan normaal toe opgeroepen. De heer Pechtold (D66): Zeker, zeker. Ik wil even ingaan op het eerste stuk, namelijk de delen van het sociaal akkoord en de arbeidsmarkt die onder andere mijn fractie naar voren willen halen. De premier zoomt in op de delen waar extra uitgaven aan verbonden zijn en waar we het over eens kunnen zijn. De minister van Sociale Zaken heeft plannen voor de werkgelegenheid van jong en oud, die ook in de D66-plannen zitten. Het springende punt luidt als volgt en dat is een van de belangrijkste punten waarbij ik vandaag bekijk of er bij de premier en zijn kabinet ruimte zit. Wat dat betreft leken de fractievoorzitters van beide coalitiepartijen gisteren nog niet helemaal op één lijn te zitten. Is er ruimte bij het kabinet om, goed luisterend naar de sociale partners, nader te spreken over de belangrijkste hervormingen rond WW en ontslagrecht waar iedereen op aandringt, ook Brussel en de Raad van State? Met andere woorden, is er ruimte om de ambitie te vergroten en het tijdspad te versnellen? Minister Rutte: Deze vraag behoort eigenlijk tot het volgende blokje, maar ik beweeg mee met de heer Pechtold. Het kabinet is bereid om naar het sociaal akkoord te kijken, maar voorop staat dat dit akkoord met andere partijen is gesloten. Ik noem de leden van de Stichting van de Arbeid en de werkgevers- en werknemersorganisaties in Nederland. Als je dus tot versnelling of aanpassing zou komen, moet dit altijd in overeenstemming met de sociale partners gebeuren. Ik heb zelf deelgenomen aan de onderhandelingen die over het sociaal akkoord gevoerd zijn; ik was daar steeds bij. De heer Asscher, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, had het voortouw. Bij een aantal onderwerpen was sprake van pittige onderhandelingen. Ik heb het gevoel dat wij met elkaar in gesprek moeten over WW en ontslagrecht, maar dat de ruimte heel beperkt zo niet afwezig is. We zullen in de praktijk moeten bezien wat er kan. Ik moet eerlijk zijn, ik zie meer mogelijkheden in onderdelen als de Participatiewet — de heer Pechtold heeft bijvoorbeeld iets gezegd over de quotumregeling, al in 2014 — en in aanpassingen in het Witteveenkader en de bredere pensioenplannen. Ik sluit dus niets uit, maar zeg wel in alle eerlijkheid dat dit lastig is. Wij willen dat de handtekeningen van de partners onder het sociaal akkoord blijven staan. Ik sluit mij ook aan bij de opmerking die de heer Samsom gisteren heeft gemaakt, namelijk dat de effecten van versnelling op dit terrein op korte termijn heel beperkt zijn. Budgettair zijn de praktisch nul, soms is er een schuif van 100 miljoen, maar er verandert maar beperkt iets aan de grote bedragen. Op lange termijn hebben wij de werkgelegenheidseffecten hierdoor inderdaad een jaar eerder, maar op korte termijn leidt dit niet opeens tot dramatische daling van de werkloosheid. De heer Pechtold (D66): Ik neem geen genoegen met "ernaar kijken" en "de effecten zullen beperkt zijn". Dat is aantoonbaar onjuist. De keuze is nu aan het kabinet. Zoekt men met D66 toenadering, dan zal er heronderhandeld moeten worden over het sociaal akkoord. Natuurlijk houd ik rekening met werkgevers en werknemers, maar u bent te vlug geweest door daar de steun te vragen en niet hier. Ik vind dus dat u de ruimte moet geven — en van sociale partners de ruimte moet vragen — om deze belangrijke hervormingen in ambitie te vergroten en in tijd te versnellen. Zonder om de andere 60 maatregelen uit het sociaal akkoord heen te draaien, vraag ik of u de bereidheid hebt om hierover met sociale partners en bijvoorbeeld mijn partij te praten, en dus te bewegen. Minister Rutte: Het punt is niet zozeer het kabinet. Wij hebben een complete deal gesloten met sociale partners. Die zul je in samenhang moeten bezien. Van de beweging terug naar het regeerakkoord hoef je de coalitiepartijen niet te overtuigen, maar wij hebben een deal gesloten. Daarin zat ook vertraging op een aantal onderdelen in. Wij willen hierover in gesprek gaan, maar ik zie heel beperkte mogelijkheden op het terrein van WW en ontslagrecht. Ik zie meer mogelijkheden op het gebied van pensioenen en Participatiewet. Dat is mijn inschatting, niet wat ik vind. Die moet ik hier ook geven, anders ben ik niet open naar de heer Pechtold. Ik hoor wat hij zegt en voor dit kabinet sluiten wij niets uit, maar wij zien hier heel beperkte mogelijkheden. Je zou verschillende zaken kunnen doen in de WW, bijvoorbeeld op het gebied van de inkomstenverrekening. Overigens is dat in de uitvoering heel ingewikkeld, maar dat geldt voor alle versnellingen op het terrein van het sociaal akkoord. Je zou de inkomstenverrekening, een belangrijk element uit de WW-maatregelen, inderdaad kunnen versnellen, en ik verwacht dat wij daar met sociale partners uit kunnen komen. Er zijn echter ook elementen die zo gevoelig liggen dat men dan het sociaal akkoord niet meer zal willen steunen. Ik kom bij de heer Pechtold terug met een vraag. Ik zie het debat vandaag als volgt. Als coalitie en coalitiepartijen zijn wij bereid om verantwoordelijkheid te nemen. Ik zie die bereidheid ook bij oppositiepartijen. Ik heb gisteren niet anders gehoord, zowel van de heer Pechtold als de heer Buma, maar ook van SGP, ChristenUnie, GroenLinks en veel anderen in deze Kamer. Als wij bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen, zullen wij dat in gezamenlijkheid moeten doen. Wij komen dadelijk over het pakket van 6 miljard te spreken. Ik zal dit dan ook tegen de heer Slob zeggen. Hij zei gisteren dat hij wegloopt als het meer is dan 3 miljard, maar als wij met elkaar tot zaken komen, hoeven wij niet bij elkaars kruisje te tekenen, zoals de heer Zijlstra het zo plastisch zei. Dan moeten wij ook het gesprek met elkaar voeren. Dat geldt dus ook op dit gebied. Dit betekent dat ik de heer Pechtold vraag om te respecteren en accepteren dat het opblazen van het sociaal akkoord slecht zou zijn voor Nederland. Dan verdwijnt veel rust in de polder. Dat is een prijs die ik niet wil betalen. Hopelijk wil de heer Pechtold dat ook niet. Ik heb hem dat ook niet horen vragen. De heer Pechtold (D66): Dat uitgangspunt accepteer ik niet. Ik wil van de regering en de politiek horen of men hier de regie heeft of in de polder. Het is uw keuze geweest om met een instabiel, bijzonder minderheidskabinet zaken te doen in de polder. Het is aan uw stuurmanskunst om nu te bekijken hoe u de polder rustig houdt en hier een meerderheid krijgt. Wij hebben het in onze democratie zo geregeld dat niet het ledenparlement van de FNV beslist, maar dat hier twee Kamers over de wetten beslissen. Ik vraag u niet om opblazen, alles overboord gooien of openbreken. Het is versnellen van ambitie, gericht op werk. Het is versnellen van tempo, om eerder te hervormen. Ik vraag naar de bereidheid om te bewegen op de twee hoofdonderwerpen — ww-duur en ontslagrecht — zonder daarbij in detail te gaan. Minister Rutte: Als ik zeg dat ik bereid ben om daarover in gesprek te gaan met de heer Pechtold, de heer Van Haersma Buma en anderen, dan is mijn antwoord volgens mij duidelijk. Ik zeg daarbij echter ook dat het voor dit kabinet essentieel is dat de handtekeningen onder het sociaal akkoord niet verdwijnen. Ik hoor de heer Pechtold nog geen antwoord geven op mijn vraag of hij een gedeelde verantwoordelijkheid voelt om ervoor te zorgen dat het sociaal akkoord overeind blijft. Als hij nu zegt dat dat niets waard is, dan wordt het ingewikkeld om het eens te worden. Als de heer Pechtold zegt dat het ook voor D66 essentieel is om de rust te behouden op het terrein van het sociaal overleg over de arbeidsmarkt en de arbeidsvoorwaarden, dan nemen wij daarin gemeenschappelijk verantwoordelijkheid. Die zoek ik vandaag in het hele debat. Het verhaal kan namelijk niet zijn dat het kabinet beweegt naar de kant van de oppositie. De truc, de opdracht of de opgave van vandaag, voor ons allemaal, is om met elkaar in gesprek te zijn. Dit is daarvan een voorbeeld. Als de heer Pechtold onderschrijft dat het belangrijk is dat sociale partners niet weglopen, dan is het kabinet bereid om met D66 en het CDA over het sociaal akkoord te spreken. De wetgeving op dat punt komt naar de Kamer. Die ligt er in november en als het eerder moet, dan komt die eerder, maar daarover gaan wij praten. De heer Pechtold (D66): Ik onderschrijf het belang van meer werkgelegenheid. Ik onderschrijf het belang van meer helderheid bij de jeugdwerklozen, bij de oudere werklozen, bij de mensen met een arbeidshandicap. Daar doe ik het voor. Ik doe het niet voor handtekeningen. De sociale partners hebben sinds het sluiten van het akkoord steeds dreigementen geuit. Elke dag horen we dreigementen, van Wientjes en van Heerts. Ik ga overigens graag met de heren in gesprek over de verslechtering die het sociaal akkoord heeft gebracht ten opzichte van het oorspronkelijke regeerakkoord. De politieke vraag is: gaat de premier in de democratie voor handen omhoog voor zijn wetsvoorstellen of gaat hij voor handtekeningen van partners, die steeds meer vervagen? Die vraag is naar mijn mening tot op dit moment niet afdoende beantwoord. Minister Rutte: Die vraag kan ik naar genoegdoening van de heer Pechtold beantwoorden. Uiteraard gaat het uiteindelijk om meerderheden in het parlement. We hebben geen corporatistische samenleving. Dit land wordt geregeerd door het kabinet met steun, op onderdelen en in een gemeenschappelijke wetgevingsrelatie, van het parlement. Dat spreekt vanzelf. Dat is echter een andere discussie. Dan hebben we het over wetgeving waarover je met elkaar in gesprek gaat. Ik heb net aangegeven dat het wetsvoorstel gaat over de hele aanpak van de arbeidsmarkt. Dat ligt in november in de Tweede Kamer. Dat is het moment. Als dat de vraag is, dan is het antwoord ja. Daarop hoef ik geen nee te zeggen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Wat de premier als laatste zegt, is belangrijk. Ik steun namelijk wat de heer Pechtold zegt, dat de voorstellen uit het sociaal akkoord versneld moeten worden uitgevoerd. De CDA-fractie had graag meer gewild, maar ik ben bereid om dat meerdere achterwege te laten in de hervormingen. Het zijn goede hervormingen, dus laten we die snel doorvoeren. Ik vraag de premier nogmaals of hij bereid is om de invoering te versnellen. De sociale partners zullen dat niet fijn vinden, maar het is niet de bedoeling dat de sociale partners de doorslag geven in het politieke debat. Dat vindt hier plaats. Is de premier bereid om de invoering te versnellen teneinde een meerderheid te krijgen voor de inhoud van de plannen? Minister Rutte: Die laatste vraag raakt aan de discussie met de heer Pechtold. Ik stel die vraag ook aan de heer Van Haersma Buma. Voelt hij met mij een gezamenlijke verantwoordelijkheid, als wij dit type gesprek met elkaar gaan voeren? Het gaat niet alleen om het constructief meedenken door oppositiepartij CDA, hoezeer ik die opstelling ook waardeer, want partijen kunnen er ook voor kiezen om gewoon fel tegen het kabinet in te gaan. Dit is echter een partij die in moeilijke tijden bereid is om verantwoordelijkheid te nemen door een tegenbegroting te schrijven en voorstellen te doen. Ik zie ook de noodzaak om daaraan recht te doen. Dat moet echter een wederzijds proces zijn. Gelet op de conventionele traditie van zijn partij en het belang van sociale partners hoef ik de heer Van Haersma Buma hopelijk niet ervan te overtuigen dat een gesprek over de wetgeving die er in november ligt tot een zodanige balans moet leiden dat de steun van sociale partners overeind blijft. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil het even precies maken, want de premier doet het ook precies. Het CDA is niet ingehuurd om overal meerderheden aan te geven. Zoals ik ook aan het begin heb gezegd, zou de richting een andere moeten zijn. Mijn ambitie als oppositiepartij is een andere richting die leidt tot meer hervormingen, snellere hervormingen en meer banen op termijn. Als het kabinet die richting uitgaat, krijgt het mijn steun. Ik voel echter nog onvoldoende dat het die richting uitgaat. Een van die elementen is een versnelling van het sociaal akkoord. Die is zo belangrijk, omdat wij dan aan Nederland laten zien dat wij durven. De premier zegt: dat kan niet, want er zijn handtekeningen. Dan wordt het op zichzelf moeilijk, want wij hebben een sociaal akkoord, een zorgakkoord, een onderwijsakkoord, een klimaatakkoord. Ik heb altijd gezegd dat ik niet teken bij het kruisje. Ik teken wel voor de inhoud, maar niet voor de vertraging. Zo simpel is het. Begrijpt de minister-president dat die versnelling daarom een heel wezenlijk element is in dit parlement? Minister Rutte: Over het versnellen van het sociaal akkoord kunnen wij spreken, over het opblazen van het sociaal akkoord niet. Ik vraag aan de heer Buma of hij het met mij eens is dat, als wij in gesprek gaan over het sociaal akkoord, er een wederzijdse verantwoordelijkheid is om dat zodanig te doen dat wij draagvlak houden bij sociale partners. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik weet natuurlijk wat dit betekent ... Minister Rutte: Dat weet ik ook niet, maar dat moeten wij zien. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik weet wat dit betekent. Natuurlijk zeggen de sociale partners op dat moment "nee", want in wezen geef je hun weer het veto. Ik snap het belang van de sociale partners. Maar als bijvoorbeeld de FNV het sociaal akkoord heilig verklaart en toch met een looneis van 3% komt die ons allemaal in de problemen brengt, vraag ik mij af of het sociaal akkoord in die zin een-op-een in het parlement moet worden gesteund. De kern, ja. Maar de versnelling hoort erin te zitten. Dat doe ik, omdat ik merk dat ook aan de kant van de sociale partners hier en daar aan wat knoppen wordt gedraaid. Minister Rutte: Overigens is er over de "poenparagraaf" van de cao's, dus het loondeel, geen afspraak gemaakt in het sociaal akkoord. Ik begrijp natuurlijk wat de heer Buma daarover zegt. Dat is nu een zaak van het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het is aan de werkgevers om met enige stevigheid te onderhandelen. Een van de redenen waarom wij in het verleden vaak van die forse loonstijgingen hadden, was dat de werkgevers wel heen snel akkoord gingen met een looneis. Ik ben heel benieuwd of de werkgevers nu bereid zijn stevig te onderhandelen. Dat is in eerste instantie niet aan ons. De loonvorming moet plaatsvinden aan de cao-tafels. Daar gaat het sociaal akkoord natuurlijk niet over. Ik ben blij met datgene wat ik van de heer Buma hoor. Ik hoor ook wat hij zegt over het vetorecht. Natuurlijk niet, want dan zou je in het corporatisme terechtkomen. Zelfs het CDA is daar in ieder geval niet meer voor. Als ik terug moet naar het CDA dat voor het corporatisme is, zit ik helemaal in de literatuur van Jan Peter Balkenende over de christelijk-sociale leer. Ik merk dat wij op het terrein van de arbeidsmarkt, de WW en de sociale zekerheid verregaand gemeenschappelijke opvattingen hebben en dat wij met elkaar delen dat het van belang is dat het sociaal akkoord van een breed draagvlak voorzien blijft, dat de Kamer natuurlijk niet bij het kruisje tekent en dat die wetgeving wordt behandeld. Ik heb heel goed gehoord welke wensen hier leven. Binnen die verschillende grenzen gaan wij de komende tijd het gesprek met elkaar aan. Daar zie ik naar uit. De heer Slob (ChristenUnie): Mijn fractie is positief over het sociaal akkoord, omdat het goed is dat in een tijd van crisis werkgevers en werknemers laten zien dat zij verantwoordelijkheid willen nemen om weer uit die crisis te komen. Ik constateer wel dat al die akkoorden die het kabinet heeft afgesloten een soort mijnenveld voor hem zijn geworden om ook in het parlement tot goede oplossingen te komen. Het is er allemaal niet makkelijker op geworden. Ik heb een andere vraag aan de minister-president. Hij begint nu aandacht te besteden aan de verschillende tegenbegrotingen en dat is goed. Ik hoor ook reacties in de trant van: dat is positief, daar kunnen we naar kijken enzovoorts. Voordat hij al die tegenbegrotingen gaat langslopen, is de cruciale vraag in algemene zin natuurlijk welke ruimte hij heeft. Minister Rutte: Vindt u het goed dat ik die vraag even parkeer? Dan ga ik mij met de orde bemoeien. Ik had de indruk dat de heer Pechtold misschien nog een vraag over het sociaal akkoord heeft. Dan leidt de vraag van de heer Slob mij terug naar het onderwerp dat nu voor mij ligt, te weten de tegenbegrotingen en de verschillende opvattingen in het debat gisteren. Staat u mij toe, het debat taxerend, de vraag van de heer Slob even te parkeren en die direct na de vraag van de heer Pechtold te beantwoorden. De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag de minister-president nog wel om even in te gaan op mijn constatering, los van de vraag wat zijn ruimte is — ik denk dat dat een heel cruciale vraag is voor vandaag — dat al die akkoorden die hij heeft afgesloten uiteindelijk een soort mijnenveld zijn geworden voor hem en voor het kabinet om ook in het parlement tot goede oplossingen te komen. Het is prachtig om in de samenleving consensus te bereiken. Maar als dat uiteindelijk betekent dat de minister-president hier in het parlement niet verder kan komen, waar leidt dat dan uiteindelijk toe? Minister Rutte: Het tegenovergestelde is ook waar, misschien nog wel meer waar. Als wij hier namelijk waren gekomen met kabinetsmaatregelen zonder maatschappelijke steun, dan was hier gevraagd: hoe ga je de uitvoering doen, hoe moet dat landen? Het is minister Kamp, maar ook de heer Draijer, de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, gelukt om te komen tot een afspraak over energie, van Greenpeace tot en met VNO-NCW. De heer Zijlstra zei gisteren nog: van de makkers, de kameraden van de milieubeweging tot en met VNO-NCW. Dat is gelukt. Dit geeft vertrouwen in de mate waarin we de verschillende afspraken in de samenleving kunnen laten landen. Als de heer Slob mij vraagt of dit betekent dat het parlement geen ruimte meer heeft om wetgeving te beïnvloeden, dan is het antwoord vanzelfsprekend nee. Misschien dat ik hiermee vooruitloop op de opmerking van de heer Pechtold, hem taxerend. Hoe dan ook, we leven niet in een corporatistische samenleving. Dit is een parlementaire democratie waarin het kabinet in samenspraak met het parlement wetgeving tot stand brengt. Daar werken allerlei krachten op in, maar uiteindelijk zijn wij degenen die de afspraken met elkaar maken. Dat spreekt vanzelf. Dit geldt voor al die akkoorden. Zij geven wel veel vertrouwen in het draagvlak en het vermogen om ze binnenkort om te zetten in actie. En ze geven een onderbouwing en een versterking van de plannen van de coalitie. De heer Slob (ChristenUnie): Ik doe geen woord af aan wat ik heb gezegd over de waarde van akkoorden. Mede met het oog op de al wat wankele positie van het kabinet doordat het in beide parlementen geen meerderheid heeft, lijkt mij dat het kabinet een cruciale inschattingsfout heeft gemaakt. Dat heeft namelijk niet eerst uitgebreid in de Kamer gekeken waar het consensus kon vinden, niet alleen met de coalitiepartijen, maar ook met de oppositiepartijen, over zaken die met werkgelegenheid te maken hebben, met sociale zekerheid, met energie en noem maar op. Daarom loopt het nu met die akkoorden in de hand tegen blokkades aan bij het zoeken naar die consensus, die uiteindelijk cruciaal is om wetgeving door de parlementen te krijgen. Dat zei de minister-president eerder in zijn bijdrage ook al. Minister Rutte: In mijn overtuiging is dat niet een wip waarbij aan de ene kant "meer akkoord, minder invloed parlement" en aan de andere kant "minder akkoord, meer invloed parlement" geldt. Ik denk niet dat dat de tegenstelling is; ik denk dat het iteratief is, dat het op elkaar inwerkt. Het kabinet heeft plannen, heeft voornemens en wil het land regeren. Daartoe zoekt het steun bij maatschappelijke organisaties, ook om ervoor te zorgen dat een en ander kan worden uitgevoerd. De heer Slob zegt terecht dat het parlement uiteindelijk niet bij het kruisje gaat tekenen. Bij wetgeving zal het dus met amenderingen en alles erop en eraan zo zijn, dat de Kamer uiteindelijk in totale soevereiniteit tot haar eigen afwegingen komt. Beide zijn volgens mij waar. Daarom hoeft het elkaar niet in de weg te zitten. Maar of de heer Slob gelijk heeft of ik gelijk heb, zal de komende maanden blijken. Ik ben er optimistisch over, ook luisterend naar de vele inbrengen die gisteren in eerste termijn zijn gedaan en gezien de constructieve houding van veel partijen. De heer Pechtold (D66): Ik zie gewoon de spagaat. Die spagaat zal het kabinet na tien maanden voor zichzelf moeten oplossen. Is de minister-president op zoek naar poldersteun of is hij op zoek naar politieke steun? Mijn probleem met de akkoorden is dat de minister-president handtekeningen heeft gezet en dat hij wijst op handtekeningen van partners. De handtekeningen van partners staan, maar zijn handtekening is voorbarig. Hij heeft zich namelijk nog niet van steun vergewist. Ik hoef alleen maar naar al die akkoorden te kijken die hij sluit en naar de status van ontbinding waarin zij verkeren. Ik noem het sociaal akkoord, waarna de voorzitter van MKB Nederland is weggelopen en de voorzitter van de FNV een demonstratie heeft georganiseerd en 3% loonsverhoging heeft geëist. Het is dreigen, dreigen, dreigen. Ik roep de sociale partners dan ook op, daarmee te stoppen, naar ons te luisteren en tot overeenstemming te komen. De minister-president moet vervolgens kiezen waar hij uiteindelijk steun vergaart. Ik noem het energieakkoord. Vandaag is bekend geworden dat de Autoriteit Consument & Markt, dus de toezichthouder, zegt: het kan niet zo, want het is een kartelafspraak. Met andere woorden: het energieakkoord is vandaag doodverklaard. Ik noem het onderwijsakkoord, dat door nog slechts 10% van de leraren wordt vertrouwd en gesteund. De minister-president is te voorbarig geweest met akkoorden. Hij is te snel naar de trappen van het paleis gerend, want hij is nu al tien maanden aan het formeren. Ik stel het nog eens helder. De minister-president zei net dat de ruimte beperkt, zo niet afwezig is. Dat laatste is voor mij het moment om af te haken. Als de minister-president zegt: beperkt, maar er is ruimte, dan praten wij door. Minister Rutte: Woorden als "beperkt" en "misschien zelfs zeer beperkt" zou niet mijn terminologie zijn, maar ik wil twee reacties geven op wat de heer Pechtold zegt. In de eerste plaats zitten wij allebei ongeveer even lang in de landelijke politiek. Ik geloof zelfs dat ik iets meer ervaring heb, maar dat gaat meer over maanden dan over jaren. Ik denk dat de heer Pechtold en ik beiden hebben gezien dat, als de politiek dingen doet, er altijd heel stevige maatschappelijke reacties tegenover staan, er uiteindelijk wetgeving komt, dingen worden uitgevoerd en er dan weer een zekere maatschappelijke rust ontstaat. Dus ik vind het bijvoorbeeld bij een sociaal akkoord helemaal niet gek of verrassend dat sociale partners blijven tamboereren op allerlei zaken die niet geregeld zijn in het sociaal akkoord en waar zij opvattingen over hebben, zoals inderdaad de loonvorming, waar de heer Buma aan refereerde. Dat is namelijk een zaak van de cao-tafels. Die zaak is bipartiet en niet tripartiet. Daar speelt het kabinet geen directe rol in. Dat is een zaak van werkgevers en werknemers. In de tweede plaats was de vraag: is het meer polder of Kamer? Ik zei net al tegen de heer Slob: ik denk dat het iteratief is. Daarbij wijs ik op de uitspraak van de heer Pechtold zelf dat het heel belangrijk is dat je met de VNG overlegt over de decentralisatie van allerlei regelingen. Dat is terecht, want je de VNG heb je nodig om ze ook te kunnen uitvoeren. Wij hebben dadelijk werkgevers en werknemers nodig op het terrein van nieuwe ontslagwetgeving, nieuwe WW-wetgeving, wetgeving op het terrein van de Participatiewet. Dat is meer dan alleen wetgeving. Dus je hebt die steun nodig. Het is iteratief, maar uiteindelijk maken de Kamer en het kabinet als medewetgevers met elkaar wetgeving en niemand anders. Dat ben ik helemaal met de heer Pechtold eens. De heer Pechtold (D66): Ik vind het voorbeeld van de VNG wel goed. De politiek zet de financiële en inhoudelijke kaders, gaat praten met de partners en beslist vervolgens in dit huis. Dat is de volgorde. Die volgorde is bij de andere akkoorden niet gehanteerd omdat de handtekening van de minister-president niet gesteund was. De tijd dringt en wanneer die wetten hier liggen, wil ik er niet mee geconfronteerd worden dat ik niet meer zie wat de partners vervolgens doen. Dus ik vraag de minister-president heel concreet en hij heeft er lang over kunnen nadenken: hoe ziet hij de onderhandelingen tussen Kamer, oppositie, coalitie, en de sociale partners? Minister Rutte: Dat geldt natuurlijk voor het geheel van de discussie die wij vandaag voeren, want dat raakt ook aan de begroting voor 2014, aan het Belastingplan, aan alle zaken waarbij het kabinet met oppositiepartijen wil komen tot samenwerking. Ik ben ervan overtuigd dat wij aan het eind van de dag met elkaar kunnen vaststellen dat dat mogelijk is. Dat hoop ik van harte. Ik zal er ook aan werken om dat te bereiken. Dan is stap twee hoe je dat vervolgens omzet. Het zal vandaag niet zo zijn dat wij zeggen: dat element van de tegenbegroting van D66 en die specifieke opvatting van het CDA over de inkomstenverhoudingen gaan wij nu overnemen. Dat lijkt mij te veel gevraagd voor vandaag. Het vertrouwen moet er vandaag zijn dat wij met elkaar tot een gemeenschappelijke aanpak kunnen komen. Dan zal het de volgende weken verder zijn beslag krijgen. Daar zullen wij met elkaar over in gesprek gaan. Dat zal deels ook plaatsvinden in de formele debatten. Wij hebben de algemene financiële beschouwingen, uiteraard wetgeving en het Belastingplan, maar er zullen ook veel gesprekken plaatsvinden met elkaar om te komen tot landingsrechten voor de verschillende voorstellen. Daar zal ik mijzelf uiteraard zeer actief in betonen. De heer Pechtold (D66): Dat is mij iets te abstract. Is de minister-president van plan en bereid om de minister van Sociale Zaken terug te sturen naar de sociale partners om die ruimte te verkennen? Ik vind het namelijk moeilijk om over de rug en dan weer daarachter en uiteindelijk hier in de Kamer te moeten gaan onderhandelen. Is hij bereid om door zijn minister van Sociale Zaken te laten verkennen of die ruimte er überhaupt is, of die beperkt is, of die zeer beperkt is en of er de wens is om er samen uit te komen met als doel werkgelegenheid en hervormingen? Minister Rutte: Dan praten we echt over "na vandaag". Dat hangt er ook van af hoe het debat vandaag verloopt. Of we, waar ik hoop op heb en verwachtingen van heb, inderdaad tot gemeenschappelijke oriëntaties kunnen komen, of zich dat bestendigt en wat de vervolgstappen zijn. Ik vind het nu echt te ver gaan — de heer Pechtold mag dat vragen; ik verwijt hem dat geen seconde — om in te gaan op de vraag wat dan precies op één dossier de volgende stap zou zijn. Dat zou ik gek vinden, waar alles met elkaar samenhangt. De heer Pechtold heeft in de aanloop naar dit debat ook steeds benadrukt dat allerlei zaken, zoals onderwijs, kindregelingen en sociaal akkoord, met elkaar samenhangen. Het zou raar zijn als ik nu ineens helemaal in details zou treden en de diepte zou ingaan op wat dan precies op dit onderdeel de vervolgstap is. Dat zullen we echt na vandaag moeten bekijken. Ik stel vast dat er inhoudelijk steun is voor veel elementen, zo niet het hele sociaal akkoord. Ik stel vast dat er een gemeenschappelijke wil is om er ook uit te komen. Dat vind ik winst en dat laat ik mij echt niet ontglippen. Ik zal er ook hard aan werken. Ook van de heer Pechtold verwacht ik dat, om de komende weken en maanden samen tot opvattingen te komen. Ik weet dat hij dat doet, dat de heer Buma, iedereen, dat doet. De heer Pechtold (D66): Heel kort. Ik vind het een gemiste kans als de minister-president vandaag niet start. Hij vraagt mij nu eigenlijk om af te wachten. Dat zal ik doen, maar dat is wat mij betreft verloren tijd. Minister Rutte: Nee. De heer Pechtold (D66): Als de minister-president de eerste stap in het pad nu schetst, dan betrekt hij partijen als de mijne er ook bij. Als hij zegt "ik ga het vandaag niet doen, wacht op de vervolgstappen", dan moet ik afwachten. Minister Rutte: Nee, dan druk ik mij niet duidelijk uit. Mijn punt is dat de heer Pechtold heel concreet vraagt, gegeven de discussie die wij nu voeren over het sociaal akkoord, of Lodewijk Asscher, de minister van Sociale Zaken, morgen naar Ton Heerts of Bernard Wientjes toe gaat, de voorzitters van de Stichting van de Arbeid. Daarmee zouden wij opeens op één onderdeel in de uitvoering de diepte ingaan. Wat ik vandaag wil bereiken — daarom sta ik hier hard te werken en staan de heer Pechtold en vele anderen hier hard te werken; dat waardeer ik enorm — is om met elkaar te komen tot een gemeenschappelijk draagvlak voor de grote problemen waar het land voor staat. Dat vraagt na vandaag, in de volle breedte, om te bezien hoe we de vervolgstappen zetten. Daarom ben ik terughoudend om nu te reageren op de overigens volstrekt gerechtvaardigde vraag van de heer Pechtold wat de vervolgstap is op dit specifieke dossier. Dat betekent niet dat ik hem in the dark zal laten over dat vervolg. De heer Van Ojik (GroenLinks): Toch is het jammer dat de minister-president niet bereid is om daar inhoudelijk op in te gaan. De vraag "polder of Kamer?" is niet zo moeilijk te beantwoorden. Dat is uiteraard de Kamer. Dat vinden wij allemaal, en het is maar goed ook dat het zo is. Maar het gaat natuurlijk om de vraag of we inhoudelijk te weten komen waar dit kabinet staat ten aanzien van de akkoorden die het heeft gesloten. Dit gaat over het sociaal akkoord. Het energieakkoord kwam net ook al even ter sprake. Ik heb gisteren gezegd dat je dat nooit anders kunt zien dan als een eerste stap op basis waarvan je nieuwe maatregelen moet nemen. Vandaag blijkt inderdaad dat de sluiting van kolencentrales niet mag, maar de afschaffing van de kolenbelasting was al geregeld in het energieakkoord. Het kan dus niet anders dan dat je inhoudelijk een standpunt inneemt over de vraag hoe je verder wilt met de noodzakelijke transitie naar schone energie. Daarvoor kun je nooit verwijzen naar de ongeveer 40 handtekeningen die onder het energieakkoord staat. Hetzelfde geldt voor het sociaal akkoord. Minister Rutte: Bij de uitvoering van alle maatregelen van het kabinet zullen we in de praktijk altijd stuiten op praktische bezwaren, op wetgeving, op opvattingen van in dit geval de Autoriteit Consument & Markt. Dat is onvermijdelijk; dat zal op allerlei terreinen, op allerlei momenten zo zijn. Dan is het de taak van het kabinet en komt het aan op de stuurmanskunst van het kabinet, van mij en van in dit geval de minister van Economische Zaken om daar op een verstandige manier mee om te gaan. Op de actualiteit van vanochtend, de uitspraak van de ACM, ga ik nu dus verder niet op in, want dat is onderdeel van het normale werk van een kabinet dat geconfronteerd wordt met in dit geval de uitspraak van een marktmeester ten aanzien van dat deel van de wensen in het energieakkoord. Daar gaan we op studeren en dan gaan we proberen weer een oplossing te vinden. Dat gaat ons ook lukken; dat is het goede nieuws. Dat zal steeds in de hele uitvoering van al dit soort maatregelen het geval zijn, want uiteindelijk geldt in Nederland: wetgeving is visie omzetten in teksten, is draagvlak zoeken, maar is vervolgens ook heel hard werken en obstakels weghalen. Dat geldt voor alles. Dat geldt niet alleen hiervoor, maar dat geldt voor alle akkoorden, voor alle wetgeving, ook als die losstaat van akkoorden, en voor de begroting et cetera. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is echt te makkelijk. De minister-president zegt: wij zullen daar op een verstandige manier mee omgaan. Ja, ik had niet verwacht dat hij zou zeggen dat het kabinet daar op een onverstandige manier mee om zou gaan. Dat is dus echt te makkelijk. Wij hebben het net over het sociaal akkoord gehad. Op een gegeven moment is het belangrijk om te weten of het kabinet de verkorting van de WW wil versnellen. Daar heeft het al heel lang over kunnen nadenken. Daarvan kun je niet zeggen dat je daar misschien nog eens een keer in een gesprek met de sociale partners naar gaat kijken. Hetzelfde geldt voor het energiebeleid. Het kabinet heeft ambitie op dat punt. Het energieakkoord beantwoordt wel of niet aan die ambitie. Als het te weinig is, moet je zeggen wat je meer doet. Als je tevreden bent met wat erin staat, zeg je dat je het daarbij laat. Het is heel belangrijk dat het debat van vandaag op een aantal van dit soort cruciale punten duidelijkheid oplevert van de zijde van het kabinet. Ik nodig de minister-president dus uit om die inhoudelijke duidelijkheid te geven. Waar staat hij ten aanzien van het wel of niet versnellen van de WW-maatregelen? Ziet hij het energieakkoord als laatste of juist als eerste stap op weg naar de transitie naar een groene economie? Zo zijn er heel veel voorbeelden. Minister Rutte: Over het energieakkoord hebben wij natuurlijk afspraken gemaakt. Die afspraken steunt het kabinet. Wij zijn er nooit op tegen als dingen sneller gaan, maar het kan leiden tot breed maatschappelijk draagvlak. Het lijkt mij uiteindelijk ook relevant voor opvattingen die in de Kamer leven over de wijze waarop wij een en ander moeten aanpakken. Ik ben er ontzettend trots op dat het gelukt is. Ik ben er trots op dat het de minister van Economische Zaken en de voorzitter van de SER, Wiebe Draijer, gelukt is. Dat is gewoon goed nieuws. Petje af voor de vele maatschappelijke organisaties die zich daarachter hebben geschaard en daar hard aan hebben gewerkt. Als dingen sneller en nog ambitieuzer kunnen, is dat natuurlijk fantastisch, maar dit is het evenwicht dat wij konden vinden op het terrein van het energieakkoord. Ik vind het een verstandig evenwicht. Dat neemt niet weg dat ik natuurlijk altijd opensta voor suggesties om zaken te versnellen. Daar moet je jezelf nooit doof voor houden. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president analyseert wat er is gebeurd, maar ik heb hem gevraagd om een standpunt in te nemen over de cruciale vragen die onder die akkoorden liggen en die nog moeten worden beantwoord. Dat geldt voor al die akkoorden. Het geldt inderdaad ook voor het energieakkoord. De minister-president kan toch eenvoudigweg zeggen dat hiermee een heel mooi resultaat is bereikt en dat hij het hier voorlopig de komende jaren bij wil laten? Of hij kan zeggen: nee, het is een mooie eerste stap, maar ik ga nu serieus werk maken van vergroening van de economie, temeer omdat vandaag, terwijl wij hier staan, blijkt dat de kolencentrales niet dicht mogen maar de kolenbelasting al wel is afgeschaft. Ik noem maar een heel simpel voorbeeld. Het is toch niet zo ingewikkeld om een inhoudelijk antwoord te geven op zo'n vraag? Minister Rutte: De positie van het kabinet vindt zijn weerslag in het ook door ons als acceptabel beoordeelde compromis dat bereikt is in het energieakkoord. Dat is één. Mijn tweede antwoord is: waar mogelijkheden om te versnellen met draagvlak hier en bij maatschappelijke organisaties zich voordoen, staan wij daar natuurlijk altijd voor open. Niemand is er toch op tegen om dat met elkaar voor elkaar te brengen? Die kolencentrales willen wij echt sluiten. Dat is echt een ambitie van het kabinet en het staat ook in het energieakkoord. Wij hebben nu te maken met een steen in de schoen. Het is echt een vervelende hobbel. Wij gaan daar nu verder op studeren om te bekijken hoe wij het moeten oplossen. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president zei in een bijzin dat hier en daar draagvlak moet zijn. De vraag is natuurlijk uiteindelijk of je als kabinet bereid bent, als er in de samenleving wellicht onverhoopt niet altijd het draagvlak is voor een maatregel die je wilt, bijvoorbeeld omdat de werkgevers geen fiscale vergroening willen, om je met draagvlak in de Kamer dan toch voor zo'n maatregel in te zetten. Dat is de keuze die de minister-president en het kabinet uiteindelijk moeten maken op dit terrein en op heel veel andere terreinen. Minister Rutte: Wetgeving en maatregelen kunnen uiteindelijk alleen als zij steun hebben in de Kamer. Dat is vanzelfsprekend. Het is net zo als bij de discussie over het sociaal akkoord die ik net voerde met de heren Pechtold, Slob en Buma. Dat is vanzelfsprekend. Er ligt een heel breed energieakkoord van Greenpeace tot en met VNO. Ik ben genegen om dat nu om te zetten in realiteit. De heer Pechtold roept hoe het zit met het kartelpunt, zo zeg ik voor de Handelingen. De voorzitter: Ja, maar wij doen interrupties hier via de microfoon. Minister Rutte: Excuus, ja. De voorzitter: De heer Roemer was aan de beurt. De heer Roemer (SP): Dat lijkt mij een heel goed plan, voorzitter, dank u wel. Ik heb heel goed geluisterd naar de premier. Hij heeft heel duidelijk aangegeven dat hij heel weinig kans ziet in het openbreken van het sociaal akkoord. Ik zeg het in mijn eigen woorden. Hij gaat dus niet in op de voorstellen van het CDA en D66 voor een nog verdere verslechtering van de positie van werknemers op de arbeidsmarkt. Daar ben ik in ieder geval blij mee, maar ik hoop dat de premier en het kabinet dan ook met onderdelen naar de Kamer komen waar we met heel veel belangstelling naar zullen kijken. Wij zien met heel veel belangstelling voorstellen tegemoet op het gebied van de ontslagbescherming, het daadwerkelijk van tafel halen van de nullijn, de flexarbeid en harde afspraken over het aan echt werk helpen van mensen met een beperking. Minister Rutte: Ik herken mij niet in de weergave van de interruptiedebatten die ik had met de heren Buma, Slob en Pechtold. Ik laat dit dus echt voor rekening van de heer Roemer. De heer Roemer (SP): Dat waren mijn woorden. Ik vind dat een enorme verslechtering, maar mijn vraag was: kan mijn fractie erop rekenen dat er voorstellen naar de Kamer komen op het gebied van de flexarbeid, op het gebied van harde afspraken over het aan het werk helpen van mensen met een beperking, op het gebied van het daadwerkelijk van tafel halen van de nullijn en op het gebied van de ontslagbescherming? Dat is namelijk echt van een andere orde dan wat het CDA en D66 voorstellen. Minister Rutte: Al die voorstellen komen vanzelfsprekend naar de Kamer. De voorzitter: Voordat u verder gaat, kijk ik wanneer we straks kunnen lunchen, want anders worden mensen onrustig. Ik dacht na het blokje "budgettair" dat u hebt aangekondigd. Daar bent u nu volgens mij mee bezig. Minister Rutte: Ja. De voorzitter: Dan doen we dat. Dan weet iedereen waar we aan toe zijn. Gaat u verder. Minister Rutte: Ik was net ingegaan op een aantal aspecten van de voorstellen van D66, waarop de heer Pechtold mij eigenlijk verleidde om naar het volgende onderwerp te gaan, onder andere de sociale zekerheid en het sociaal akkoord. Ik ga nu weer terug naar het hoofdstuk "budgettair". Ik heb een aantal dingen gezegd over de voorstellen van D66. Dat betreft een aantal zaken die wij wel zien zitten. Ik zeg ook eerlijk dat het kabinet over een aantal dingen minder enthousiast is, zoals het verlagen van de reiskostenvergoeding naar standaard de tweede klas, het legaliseren van softdrugs, en het verhogen van het eigen risico in de zorg. Daar is bij het kabinet minder interesse voor. Ik kom later in andere delen van mijn betoog terug op de zelfstandigenaftrek en de AIVD. Het kabinet hecht zeer aan de omvang van het pakket, 6 miljard. Dat is in de eerste plaats omdat we daar een groot nationaal belang zien, namelijk het daadwerkelijk op orde brengen van de overheidsfinanciën. In de tweede plaats is dat omdat we van mening zijn — ook op basis van gesprekken die de minister van Financiën en ikzelf hebben gevoerd — dat het van groot belang is om vast te stellen dat er echt geen ruimte zit in Brussel om daarvan af te wijken. We doen het niet voor Brussel; we doen het omdat we het zelf noodzakelijk vinden, maar ook al zou je met elkaar bereid zijn om tot lagere bedragen te komen, dan is er volgens mij een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat wij de over onszelf afgeroepen boete van 1,2 miljard — dat is 2% van ons nationaal inkomen — opgelegd krijgen. Dat vind ik echt een te groot risico. Laten wij nu dus niet aan elkaar vragen om het eens te worden over de omvang — het kabinet vindt 6 miljard en een aantal oppositiepartijen hanteert andere bedragen — maar laten wij de komende tijd met elkaar vooral het gesprek voeren over de invulling van de bedragen. Daar kunnen we het volgens mij namelijk over eens worden. Daar ligt ook de focus van het debat; dat vindt het kabinet belangrijk, niet alleen vanwege de nationale argumenten, maar ook vanwege de Europese consequenties die er zijn als we dat niet zouden doen. Mag ik daar ter illustratie iets bij zeggen, ook in de richting van de heer Slob? Hij gaat uit van 3 miljard. Dat mag, maar 3 miljard is niet 0,5%. Vanwege al die beroemde uitverdieneffecten — voor de mensen thuis: dat betekent dat je altijd ook moet rekenen met de economische schade die maatregelen nou eenmaal in zich dragen — verbeter je het begrotingssaldo per miljard grofweg 0,1%. Vandaar dat wij met die 6 miljard dat saldo 0,6% verbeteren. Als je dan bekijkt hoe Nederland zich nu verhoudt tot andere Europese landen, zie je dat we zo langzamerhand echt in de verkeerde rijtjes staan. Wat het primaire tekort betreft, scoren alleen Spanje, Frankrijk, Cyprus en Slovenië slechter dan wij; Griekenland scoort beter. Ik vind daarom dat wij heel terughoudend moeten zijn met minder doen dan die 6 miljard. Maar nogmaals: daarover kun je van mening verschillen. De heer Slob heeft daar andere opvattingen over. De heer Pechtold zegt: doe nou 4 miljard en bouw op naar een structureel bedrag van 6 miljard. De heer Buma zet wel in op 6 miljard. Hier leven dus verschillende opvattingen over, maar ik stel wel vast dat wij daar naar mijn overtuiging, ook op basis van de gesprekken die ik ook zelf heb gevoerd met de betrokken Europees Commissaris, echt onaanvaardbare risico's lopen. Dat zouden wij volgens mij niet moeten willen als dat zou betekenen dat wij forse boetes opgelegd krijgen. De voorzitter: Mijnheer Slob stond eerder dan de heer Pechtold bij de interruptiemicrofoon. Minister Rutte: Misschien nog één zin, voorzitter. Dit betekent niet dat ik nu vraag om het erover eens te worden dat het 6 miljard moet zijn. Ik vraag eigenlijk om hier een agreement to disagree te hebben en om met elkaar te zoeken naar de invulling van de bedragen. Daar proberen wij het over eens te worden. De heer Slob (ChristenUnie): De 3 miljard waarop wij in onze tegenbegroting inderdaad zijn uitgekomen, is voor ons geen doel op zich. Wij zetten niet Brussel op nummer 1; wij zetten de werkgelegenheid op nummer 1, want dat is op dit moment echt het meest cruciale punt. Wij moeten de mensen die langs de kant staan — dat zijn er bijna 700.000 — perspectief bieden. Dan zullen we, ook bij het doornemen van de begroting voor 2014, heel gericht moeten bekijken of iets daaraan een bedrage levert of niet. Mijn conclusie is dat de begroting die het kabinet nu voorlegt, waarin de 6 miljard nog eens bovenop de plannen is gekomen die het kabinet al had, schadelijk is voor de werkgelegenheid en de werkloosheid weer verder op zal drijven. Wij zullen het daar dus met elkaar over moeten hebben. De minister-president kan wel zeggen dat we het risico lopen van een boete in Brussel en dat moet natuurlijk inderdaad onder ogen worden gezien, maar wij moeten ook onder ogen zien dat als die werkgelegenheid niet wordt bevorderd en als die gaat oplopen, de minister van SZW ook weer 1 miljard te verteren krijgt op zijn begroting. Er is dit jaar met slimme trucjes en zo nog een beetje versluierend begrotingswerk verricht, maar dat kan het kabinet niet blijven volhouden. We zullen de werkgelegenheid en het bieden van perspectief aan mensen dus centraal moeten stellen. Laten we daarover het debat voeren en laten we dan kijken waar we met elkaar uitkomen. Minister Rutte: In de ramingen van het Centraal Planbureau in augustus en in september is te zien dat het pakket van 6 miljard geen impact heeft op de werkloosheidscijfers. Die cijfers zijn overigens heel slecht. Dat ben ik direct met de heer Slob eens. We hebben het daar eerder over gehad. Er is echter geen verdere verslechtering van de werkloosheid in 2014. Het effect op de economische groei is een kwart procent, waardoor de groei terugloopt van drie kwart procent naar een half procent. Het effect op de koopkracht valt mee. Maar of je nu 3 miljard doet of 6 miljard, er is altijd een impact. Nogmaals, na wat ik gisteren heb gehoord, is mijn gevoel, mijn politieke taxatie, dat het vandaag lastig zal worden om het eens te worden over de omvang. Mijn vraag aan de heer Slob en anderen is om elkaar niet te dwingen om het eens te worden over de omvang en vast te stellen dat we daarover verschillende opvattingen hebben. Dat hoeft een constructieve samenwerking niet in de weg te staan. Laten we in de komende tijd — ik noem de algemene financiële beschouwingen en het Belastingplan — bekijken hoe we tot gemeenschappelijke opvattingen kunnen komen, daarbij in acht nemend de opmerking van de heer Buma over de marginale druk, waar ik straks nog op kom. De heer Slob (ChristenUnie): De minister-president zei tegen de heer Wilders dat die debattrucs toepaste. Als u echter alleen maar kijkt naar het pakket van 6 miljard en zegt dat dat de werkgelegenheid niet zo schaadt, dan zie ik dat toch ook een beetje als een debattruc. Je moet het namelijk zien boven op hetgeen u gewoon ook al van plan was te doen. Daarin zat al een heel grote bezuiniging. Daar komt dit nog eens extra bij. We zullen echt met elkaar het debat moeten voeren over de vraag hoe we die 700.000 mensen die langs de kant staan, perspectief bieden, hoe we maatregelen kunnen nemen die ervoor zorgen dat zij weer aan het werk gaan, en niet pas in 2020. We kunnen toch niet aankomen met: we zijn goed bezig, helaas loopt de werkloosheid op, maar in 2020 hebt u werk? Dat is toch geen verhaal? We zullen voor 2014 iets moeten doen. Met uw eigen lijstje van 6 miljard — we hebben het er nu toch over — komt u niet eens uit op 6 miljard. Het lijstje is voor een deel boterzacht: er wordt heel veel geschoven en er zitten ook bezuinigingen in, zoals de 2 miljard van de stamrecht-bv's, waarvan het nog maar de vraag is of die zullen worden gehaald. Laten we dus niet te veel in de cijfers blijven hangen. Laten we het over mensen hebben, over mensen aan wie we perspectief willen bieden. Minister Rutte: Ik ben het daar volkomen mee eens. Ik heb het de heer Slob ook al eerder gezegd en ik heb de heer Buma en de heer Samsom er gisteren over horen spreken: wij in deze Kamer maar ook anderen delen breed de absolute overtuiging dat we al het mogelijke moeten doen om te bereiken dat de groei van de werkloosheid wordt afgeremd en we weer meer banen krijgen. Het hele kabinetsbeleid, de samenhang van alle maatregelen, is daarop gericht. Wat dat betreft voel ik een gemeenschappelijke opvatting. Ik kom op een punt dat misschien heel erg een detail is, maar toch. De heer Slob zei dat ook het kabinet de 6 miljard niet haalt. Dat is niet waar. Het heeft te maken met de medicijnmeevaller. Het Centraal Planbureau had die al een keer gebudgetteerd in het beeld van april. Brussel kende die medicijnmeevaller nog niet, want het baseerde zich op een andere raming. Daardoor draagt die medicijnmeevaller wel degelijk bij aan het pakket voor 2014 en sluit het pakket op 6 miljard. Het heeft dus te maken met het moment waarop de medicijnmeevaller bekend was bij het CPB en in Brussel. Daarmee zitten we dus op 6 miljard. De heer Slob (ChristenUnie): Ik kijk nog een keer goed naar het lijstje. Er zitten echt wel een aantal heel zachte maatregelen tussen en het is nog maar de vraag of we de daarvoor ingeboekte bedragen zullen halen. Ik hoor de minister-president zeggen, ook in reactie op het voorstel dat ik hier zelf heb gedaan: laten we niet te veel over die 6 miljard praten, maar laten we over maatregelen praten. Ik ben het daar op zich wel mee eens, maar dan moet hij bij het doornemen van alle maatregelen van de tegenbegrotingen niet iedere keer zeggen: ja, maar het moet wel budgettair rond zijn. Dat moet hij er dan niet iedere keer als keiharde voorwaarde boven laten hangen. Creëer dan die ruimte. Bied ons die ruimte en kijk waar we uiteindelijk zullen uitkomen. Laat die 6 miljard nu even los, ook in het debat. Laten we het over de inhoud hebben, over de mensen aan wie we perspectief willen bieden, over de gezinnen die die aanslagen op de portemonnee te verduren krijgen. Daarover moeten we het hebben. Minister Rutte: Nogmaals, ik ben het geheel eens met dat laatste. Ik denk dat het goed is om ook met elkaar vast te stellen waarover je het wel en waarover je het niet eens bent. Mijn stelling is dat het niet precies eens zijn over de omvang de samenwerking niet in de weg hoeft te staan. Ik hoor wat de heer Slob daarover zegt. Nogmaals, ik verwacht dat we het na vandaag nog niet over de omvang eens zullen zijn. Het belangrijkste nu is om te kijken naar de maatregelen. De heer Pechtold (D66): Ik stel vast dat dit voor de minister-president het moment is geweest om tegen partijen te zeggen: je levert 6 miljard, en anders praten we niet. Als hij dat moment nu niet pakt, dan geeft hij de ruimte om niet alleen over de inhoud te praten maar ook over de hoogte van het bedrag. Minister Rutte: Nee, ik voel ruimte om met elkaar te komen tot een gemeenschappelijke invulling. Ik wil voorkomen dat we elkaar nu de tent uit vechten over de precieze omvang, omdat we het daar niet over eens zijn. De heer Pechtold (D66): Dat is een gevaarlijke strategie van uitstel. Hetzelfde wat de premier namelijk zojuist bij het sociaal akkoord deed, doet hij nu bij de opdracht vanuit Brussel. Hij kan het elke keer blijven uitstellen, maar dan heeft hij straks twaalf maanden geformeerd in plaats van geregeerd. Ik vraag de premier dus het volgende, aangezien zijn eigen cijfers ten aanzien van de 6 miljard ook niet hard zijn. Dat zijn niet alleen de medicijnen maar dat is ook de nullijn, waarvan het Centraal Planbureau zegt dat het een tijdelijke maatregel is. Ook de Raad van State oordeelt dat deze maatregel niet structureel is. Dat houdt hij dus niet vol. Ik zou dus zeggen: pak dit moment om te praten over de inhoud, en overtuig vervolgens samen Brussel en alle anderen van die inhoud. Gisteren werd ik in verwarring gebracht door de fractievoorzitters van de coalitiepartijen, die zeiden: Brussel schrijft het zo. Ik heb nog eens heel goed gekeken, niet in het conceptstuk maar in het definitieve stuk en in het stuk dat daar vervolgens op is gekomen als reactie van de Commissie. Er staat: de maatregelen dienen ín 2014 in wetten te worden neergelegd. Dat is anders dan dat het vóór 2014 geregeld moet zijn. Het uitgangspunt was toen 2,8%. Dat is allang losgelaten. Brussel geeft ook heel duidelijk aan dat er sneller hervormd moet worden. Ik raad de premier zelfs aan om de Engelse versie erbij te pakken in plaats van de Nederlandse. Ik weet niet of hij de vertaling heeft geleverd, maar in de Engelse versie staat een heel belangrijke zin die niet in de Nederlandse versie staat, namelijk: the reforming of employment protection legislation and the unemployment benefit system. Dat zijn WW-duur en ontslagrecht, waarover men zegt: eerder doen. Ik denk dat we eruit kunnen komen als de premier nu zegt dat we naar de inhoud gaan, dat over het sociaal akkoord valt te praten en dat we zullen bezien hoever we daarmee uiteindelijk structureel komen op die 6 miljard. Minister Rutte: Ik begin met de nullijn waaraan de heer Pechtold refereert. Het Centraal Planbureau heeft die voor de gehele kabinetsperiode tot en met 2017 volledig ingeboekt als besparing. De Raad van State vraagt veel meer besparingen dan 6 miljard. Die vindt dat we voor volgend jaar veel meer hadden moeten doen. De Raad van State helpt ons dus niet. Eigenlijk helpt die ons om het erover eens te worden dat die 6 miljard niet eens zo slecht gekozen is. Ik wijs erop dat ook in het begrotingsakkoord van vorig jaar, het Kunduzakkoord of Voorjaarsakkoord, een nullijn is afgesproken voor de overheid, die toen, ook met steun van D66, structureel is ingeboekt. Die nullijn boeken wij dus echt goed in en die telt, net als de maatregelen ten aanzien van de medicijnen, volledig mee voor de 6 miljard. De heer Pechtold (D66): Voorzitter … Minister Rutte: Dan ga ik, mijn verhaal even afmakend, naar de heer Rehn. Dit was even om in ieder geval het punt van de nullijn goed te bespreken. Ik heb zelf ook met de heer Rehn gesproken. Ik heb alle teksten gelezen en er is echt geen andere uitleg dan dat wij dit ín 2014 moeten doen. En dan worden we al gematst, want eigenlijk hadden we in 2014 gewoon op de 3% moeten zitten. Dat is ook geen doel op zichzelf, want uiteindelijk willen veel partijen in deze Kamer na de 3% door naar een begrotingsevenwicht, maar dat is nog ver weg. Die 6 miljard is echter een hard bedrag. We hebben de volgende deal gemaakt. Die 6 miljard doen we, en dan praat Brussel niet over een harde 3% in 2014 maar over een structureel bedrag van 6 miljard. "Structureel" betekent dat je die opbrengst niet alleen in 2014 hebt, maar dat die structureel is ingeboekt. In sommige tegenbegrotingen zijn sommige bedragen wel voor 2014 ingeboekt, maar lopen ze weg voor de jaren daarna. Ik zie daarin geen ruimte in Brussel, nog even los van de verschillende appreciaties van wat nationaal wenselijk zou zijn. Daar denken partijen verschillend over. Voor zover we daarvoor de scheidsrechter gebruiken, zie ik echt geen ruimte. Ik zie ons het nu ook niet eens worden over de omvang van het bedrag. De heer Pechtold zegt dat we dan ook niet meer hoeven te praten over dekkingen als er voorstellen worden gedaan. Dat vind ik weer het andere uiterste. Mijn constructieve voorstel zou dus zijn om elkaar vandaag niet de tent uit te vechten over de precieze omvang. Daarover hebben we een verschil van mening, maar laten we zoeken naar de goede maatregelen. De heer Pechtold (D66): De minister-president is, misschien ongewild, ongekend eerlijk. Hij bevestigt hier dat er een nullijn is. Hij zegt zelfs dat die er tot 2017 structureel is. Dat betekent dus dat al die ambtenaren die al vier of vijf jaar op de nullijn zitten, daar deze hele kabinetsperiode nog tegen aan mogen kijken. De minister-president bevestigt nu gewoon dat die nullijn er volgend jaar is. Dan nu even over het gesprek met Rehn. De minister-president sprak met hem. Hij was zelfs zo vriendelijk om naar het parlement te komen. Hij wilde zelfs de fractiekamer van het Lenteakkoord wel eens zien. Minister Rutte: Al die D66-posters! De heer Pechtold (D66): Zeker, hij heeft er voor geposeerd en is er voor gefotografeerd. De Europese Commissie was zo enthousiast omdat lastenverhogingen werden teruggegeven in loonbelastingverlaging. Ze was zo enthousiast omdat wat betreft het uitstel tot 2020 ten aanzien van de AOW-leeftijd dat u in het vorig kabinet van plan was, de maatregel in 2013 zou ingaan. Ze was zo enthousiast omdat in het vijfpartijenakkoord de woningmarkt al zo wordt vormgegeven zoals de minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Blok, nu heeft vastgelegd. Ze was zo enthousiast omdat de arbeidsmaatregelen inzake de versnelde verkorting van de WW-duur en het ontslagrecht werden afgesproken en in uw regeerakkoord terecht zijn gekomen. Ze is vervolgens minder enthousiast dat u ze nu weer uitstelt. Minister Rutte: Eerst even over die nullijn. Wat wij doen is de loonbijstelling 2014 inhouden. Dat laat alle ruimte voor sociale partners om te komen tot discussies, gesprekken en onderhandelingen over de loonvorming langs de lijnen van de meevallers die er op dit moment bijvoorbeeld zijn op het terrein van de pensioenen; ik noem de 4% lagere premie en de 2% ruimte voor het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het is ook mogelijk omdat wij geen nieuwe korting plegen op de loonbijstelling voor 2015 om eventueel zaken naar voren te halen. Daarnaast hebben we in 2013 te maken met een uitkering voor compensatie van de oplopende sectorfondspremies, wat toch ook enige ruimte biedt voor de arbeidsvoorwaardengesprekken bij de overheid. Dus er is in 2014 geen nullijn meer, maar is er wel een inhouding van de loonbijstelling. Vanaf 2015 vervalt ook de inhouding van de loonbijstelling. Die loonbijstelling is een structurele plak. Die boek je in. Net als die in het verleden is ingeboekt en doorloopt, loopt ook deze door, dus net zoals we dat bij het Kunduzakkoord hebben gedaan. De btw-verhoging die in het Kunduzakkoord zat, wordt door dit kabinet volledig teruggegeven. Dat gebeurt de komende jaren, in 2014 en 2015, langs allerlei routes en wegen. Die verhoging wordt dus volledig teruggegeven conform het regeerakkoord en daar doen we niets aan af. Mijn taxatie is dat we het vandaag niet eens worden over de vraag wat nu precies wel en niet wenselijk is voor 2014. Waar er verschillende opvattingen over leven, ook bij de oppositiepartijen, zou mijn voorstel zijn om onze energie de komende tijd vooral te richten op de maatregelen. De heer Pechtold (D66): Ik wil nog op twee punten reageren. Het eerste is de nullijn. De premier kan het noemen als hij wil, zoals er gisteren ook een spelletje werd gespeeld met collega's over marginale druk of belastingtarief, maar het gaat er uiteindelijk om wie een eventuele loonsverhoging betaalt. Betaalt de overheid, de werkgever die of betaal je die zelf? Uw lijn — en daarom kunt u hem ook als bezuiniging inboeken — is: je betaalt die zelf. Dan heb ik al die ingewikkelde woorden niet nodig. Je betaalt die met je eigen vakantiedagen, je fietsplan of al die andere zaken. Het effect ervan is: het wordt nu van de werknemers gevraagd en over een paar jaar gaan ze dat bij de cao-onderhandelingen weer terugvragen. Dus daar is niets structureels aan. De nullijn — u zei het ook heel eerlijk in het eerdere antwoord — is er gewoon. Het tweede punt is veel belangrijker. U zegt: we focussen niet meer op de 6 miljard en we gaan samen kijken hoe we Brussel daarvan kunnen overtuigen. Prima. Minister Rutte: Dat was niet wat ik zei. Mijn conclusie was dat we het over dat tweede punt met elkaar niet eens worden. Mijn voorstel is om elkaar vandaag niet te dwingen het daarover eens te zijn. Het kabinet heeft er opvattingen over. De verschillende oppositiepartijen hebben er opvattingen over. Ik meen ook dat er bij sommige oppositiepartijen steun is voor de koers van het kabinet ten aanzien van de omvang. Laten we vooral praten over de maatregelen. En dan nog even over de nullijn versus de loonsombenadering. Bij een nullijn is er ook geen ruimte voor dit andere type arbeidsvoorwaardengesprek. Het is niet alleen geld dat bij de werknemers zit. Voor een deel is dat wel het geval maar niet alleen. Bijvoorbeeld de meevaller die zich in 2014 voordoet op het terrein van de sectorfondspremies, is wel degelijk geld dat niet op dit moment bij de werknemers zit. Dus het is een mix van maatregelen waardoor er wel degelijk al loonruimte in 2014 is. Ten aanzien van het onderwijsakkoord dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van OCW, die nu dit debat vanuit zijn huiskamer volgt, hebben gesloten, geldt dat er ook wat extra ruimte is gekomen voor de loonontwikkeling. De heer Van der Staaij (SGP): De minister-president stelt vast dat er verschillend wordt gedacht over die 6 miljard. Hij zegt: laten we er het dan in ieder geval over eens zijn dat we het met elkaar op dit moment daarover oneens zijn en laten we dan praten over de invulling. Ik begrijp die houding, maar is het dan ook niet van belang hoe die maatregelen er uiteindelijk uit komen te zien? Als SGP-fractie hebben wij steeds gezegd dat die 6 miljard prima is als inzet. We hebben met die 6 miljard overigens nog een tekort van bijna 20 miljard op de rijksbegroting met de daaraan vastzittende rentelast, waar we in de toekomst ook allemaal last van krijgen. Dus zouden wij zeggen: probeer zo ver mogelijk te komen met elkaar. Laat het dan echter niet uiteindelijk een zwaktebod zijn, in de zin van een lastenverzwaring waarvan de effecten nog schadelijker zijn dan wanneer je het begrotingstekort iets groter laat zijn dan we eigenlijk willen. Is het dus niet gewoon wijs beleid om te zeggen: laten we eerst maar eens aan te slag gaan om te bekijken tot hoever er overeenstemming kan komen over de invulling van die 6 miljard? Minister Rutte: Laat ik het zo formuleren: er leven verschillende opvattingen, niet alleen tussen coalitie en oppositie, maar ook binnen de oppositie over de omvang. Ik bemerk een heel constructieve houding om ook op dit punt met elkaar tot zaken te komen. Laten we dat doen door zo veel mogelijk te praten over de invulling. Dan kom ik ook op een aantal appreciaties van enkele voorstellen die voorliggen. Natuurlijk, als je belastingstijging kunt voorkomen, is dat beter. Ik zei aan het begin al dat dit kabinet niet als doel heeft de belastingen te verhogen. Wij menen met een aanvaardbaar pakket te zijn gekomen ten aanzien van lastenmaatregelen. Die liggen niet in de sfeer van de btw, de inkomstenbelasting door de schijven te verhogen, de vermogensbelasting of de Vpb. Wel trekken we met bijvoorbeeld de stamrechtmaatregel geld naar voren en bieden we mensen een incentive, een reden, om iets te doen. Als ze het niet doen, wordt er ook geen extra belasting geheven. Ze kunnen er dus gebruik van maken. Daarmee hebben we een verstandige mix gemaakt waardoor de effecten op economische groei, koopkracht en werkgelegenheid aanvaardbaar zijn. Dat is mijn opvatting en dat blijkt ook uit de stukken van het Sociaal Planbureau. Die effecten zouden niet aanvaardbaar zijn als er echt veel lastenverzwaringen in zouden hebben gezeten. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president probeert ons allemaal een beetje te vriend te houden — dat is heel sympathiek — maar het risico bestaat dat hij ons straks allemaal een beetje aan het lijntje houdt. Daarom zou ik toch nog een vraag willen stellen. We kunnen het eens worden en eens zijn over het feit dat we het oneens zijn over die optelling naar 6 miljard. Als de minister voorstelt om eerst naar alle individuele maatregelen te kijken, is het wel goed om te weten of het wat hem betreft dan ook uiteindelijk moet optellen tot 6 miljard. Of ziet hij gezien de ervaringen uit het verleden toch wel wat rek? Minister Rutte: Ik heb gezegd wat wij vinden. Ik hoor ook wat andere partijen zeggen. Daar denken we verschillend over. Ik kan het niet mooier maken dan het is. Verschillende oppositiepartijen steunen het kabinet wat betreft die omvang, andere niet. Mijn voorstel is om te kijken naar de maatregelen en elkaar niet de tent uit te vechten vanwege die omvang. Het kabinet vindt dat het 6 miljard moet zijn. Punt. De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik de minister-president goed begrijp, betekent dat "kijken naar maatregelen" dat aan het einde de optelsom altijd weer 6 miljard zal moeten zijn. Minister Rutte: Dat vindt het kabinet. Verschillende oppositiepartijen denken daar anders over. Daar worden we het nu niet over eens. De heer Van Ojik probeert nu op een andere manier alsnog tot een gemeenschappelijke conclusie te komen, zo van: laten we maar 5 miljard doen. Maar zo werkt het niet. Ik begrijp wat de heer Van Ojik vraagt, maar dat leidt opnieuw niet tot een oplossing van dit vraagstuk, omdat we het hierover oneens zijn. De heer Van Ojik (GroenLinks): Misschien kan ik mezelf dan wat verduidelijken. Ik vraag de minister-president niet om een getal te noemen — 4 miljard, 5 miljard of 3 miljard — maar ik vraag hem of het aan het eind van al die gesprekken die we gaan hebben over al die maatregelen denkbaar is dat de optelsom ergens onder de 6 miljard uitkomt. Ik vraag dat omdat we in het verleden hebben gezien dat de budgettaire discipline van Brussel waar we nu steeds naar verwijzen, gelukkig — dat zeg ik er uitdrukkelijk bij — van elastiek is. Er is altijd meer mogelijk gebleken dan we oorspronkelijk dachten. Eerst werd er met hel en verdoemenis gedreigd als we de 3% niet zouden halen, maar uiteindelijk blijkt het altijd weer mee te vallen. Dat gold voor 2013 en dat geldt voor 2014. Vandaar mijn simpele vraag: moet het uiteindelijk optellen tot 6 miljard of mag het ook een onsje minder zijn? Minister Rutte: Ik heb net uitgelegd dat het mijn absolute overtuiging is dat wij de rek in Brussel maximaal hebben gevonden met deze 6 miljard. Ik zie geen mogelijkheden om Brussel ervan te overtuigen dat het lager moet zijn. Dat is niet omdat ik dat niet zou willen. Wat ik wel en niet zou willen, is overigens een heel andere vraag. Het gaat nu om de vraag hoe ik de mogelijkheden taxeer. Ik taxeer dat dit niet mogelijk is. Daarnaast vind ik vanwege onze nationale rekening en onze begroting dat het verstandig is om 6 miljard te bezuinigen. Los van de vraag of je het over de omvang van de bezuinigingen eens kunt worden, zie ik die ruimte in Brussel gewoon niet. Dat is niet omdat ik die ruimte niet wil zoeken, maar dat is mijn taxatie op basis van de gesprekken die ik heb gevoerd. Ik vind het ook correct om dat hier te melden. Wat de heer Van Ojik doet, mag, maar in feite legt hij het verschil van mening opnieuw op tafel, terwijl ik vaststel dat we daar vandaag niet uitkomen. De heer Slob (ChristenUnie): Zo komen we met elkaar natuurlijk wel een beetje klem te zitten. Eerst wordt gezegd dat we het over de inhoud gaan hebben, dat we gaan proberen om mensen in Nederland perspectief te bieden, ook voor 2014. Daarna, als ik naar mijn bankje terugloop, hoor ik gelijk alweer over Olli, dat we het niet gaan redden en dat het toch die zes miljard blijft. Zo zitten we met elkaar natuurlijk wel een beetje klem. Ik vraag de minister-president of hij geen ruimte ziet in die zes miljard structureel. D66 en volgens mij ook het CDA hebben daar al over gesproken. Zijn eigen pakket bevat eigenlijk heel weinig maatregelen die structureel echt goed gaan doortikken. In tegenbegrotingen zie ik daar wel een paar voorbeelden van, bijvoorbeeld het wat sneller afbouwen van het hoogste tarief voor de hypotheekrenteaftrek. Dat levert niet gelijk in 2014 heel veel op, maar daarna gaat het wel heel erg oplopen. Zit daar de ruimte waar we elkaar misschien kunnen vinden? Als ook dat soort handreikingen — want zo noem ik ze toch maar — niet worden aanvaard, als dat niet wordt opgepakt, dan denk ik dat we dit debat misschien maar beter vrij snel kunnen afronden, want dan komen we er gewoon niet. Minister Rutte: Dit is geen kwestie van handreikingen of oppakken. Het is de vraag of de heer Slob het als voorman voor de ChristenUnie verstandig vindt om in te zetten op een lager bedrag, als de oprechte inschatting is dat Brussel minder dan zes miljard in 2014 niet zal accepteren. Ik vraag hem niet eens om die vraag te beantwoorden, ik stel vast dat we daar verschillend over denken. Wat heeft het nou voor zin om elkaar vandaag de tent uit te vechten over de precieze omvang, als ook oppositiepartijen daar verschillend over denken? De heer Slob (ChristenUnie): De minister-president gaat niet in op mijn vergelijking over structureel. Minister Rutte: Dat zal ik doen. De voorzitter: Wij zullen de minister-president even de kans geven om dat te doen. Wij komen daarna bij de heer Slob terug voor zijn tweede interruptie. Minister Rutte: De heer Slob heeft gelijk, excuus. Ten aanzien van "structureel" is mijn opvatting dat we elkaar niet per se de maat hoeven te nemen met betrekking tot de mate van structuraliteit; dat geldt voor het pakket dat het kabinet presenteert en ook voor heel veel voorstellen van de oppositie. Ik denk dat zowel de meeste oppositiepartijen als het kabinet erin slagen om een pakket neer te leggen dat in belangrijke mate een structurele doorwerking heeft. Neem, in ons geval, de grote hervorming in ons pakket op het terrein van de huishoudtoeslag; dat is een grote nieuwe hervorming, die wij als kabinet en coalitie op ons willen nemen. Dat is van belang omdat je daarmee die toeslagen veel gerichter kunt inzetten. Dat is een voorbeeld, en zo hebben oppositiepartijen ook goede voorstellen gedaan die toewerken naar structurele oplossingen. Ik meen dus dat we daar allemaal in belangrijke mate in slagen. Blijft de vraag: hoeveel doe je precies? Daarover leven verschillende opvattingen. Ik zie niet hoe je dat vandaag precies zou kunnen oplossen. Ik geloof ook niet dat het cruciaal is om dat vandaag op te lossen. Ik vraag de heer Slob nog een keer of hij dat risico wil nemen. Als wij allebei, de minister van Financiën en ikzelf, zeggen dat wij ervan overtuigd zijn dat daar in Brussel geen ruimte voor is, zouden we toch wel een fors risico nemen op een boete, en ook op een enorm gezichtsverlies voor ons land bij onze Europese collega's, omdat wij zelf hebben aangedrongen op die budgetdiscipline? De heer Slob (ChristenUnie): Wij zullen altijd rekenschap moeten afleggen, ook aan de burgers van dit land, over de effecten van de besluiten die we nemen. Minister Rutte: Zeker. De heer Slob (ChristenUnie): Dan kan nooit het eerste antwoord of het hoofdantwoord aan de burger zijn: ja, we hebben met meneer Rehn gesproken, het is zes miljard geworden en daar kan niks meer aan worden veranderd; sorry, het kost werkgelegenheid; sorry, het is een keiharde ingreep in uw portemonnee, maar ja, meneer Rehn, Eurocommissaris van huppeldepup, heeft dat nou eenmaal met ons afgesproken. Als wij, met elkaar hier in het parlement, zeggen dat de gevolgen voor 2014 dan te groot zijn en dat wij met een paar heel goede maatregelen structurele bezuinigingen kunnen inboeken die op de lange termijn echt zullen werken, ben ik ervan overtuigd dat wij een sterk verhaal hebben voor de heer Rehn — want we zullen wel langs hem moeten — maar ook voor onze burgers. Minister Rutte: Om te beginnen, het kan nooit zo zijn dat "de heer Rehn" je argument is; dat ben ik totaal met de heer Slob eens. Het eerste argument moet zijn wat je zelf nodig vindt. Wij denken daar in de Kamer verschillend over. Wij zeggen "zes miljard". Ik dacht dat het CDA dat ook zegt, de andere partijen zeggen dat het minder moet zijn. Daar zijn dus verschillende opvattingen over. Structureel komen de meeste partijen wel in de richting van die zes miljard. Van de ChristenUnie weet ik dat niet zeker, maar ik hoorde de heer Slob net iets zeggen, dus we zijn het erover eens. Er leven dus verschillende opvattingen over. Vervolgens komt er een tweedeordeargument, dat te maken heeft met de ook door Nederland gevraagde budgetdiscipline uit Brussel. Ik ben het eens met de heer Slob, dat is een argument van de tweede orde, maar het is er wel. Dus als je het al niet eens kunt worden over de precieze omvang van de bezuinigingen voor 2014 — en dat hoeft dus niet per se hier, dat is nu niet cruciaal — wordt dat tweedeordeargument, de vraag hoe groot de kans is op een boete van 1,2 miljard, te risicovol. Nogmaals, ik en de minister van Financiën taxeren die kans heel hoog, en daarmee de kans op een groot verlies aan gezag voor Nederland, omdat wij toch hebben veroorzaakt dat die man daar zit, dat die functie er is en dat we elkaar in Europa aan de regels houden. Ook wat dat betreft vraag ik de heer Slob niet om het met mij eens te worden. Mijn voorstel is om tot een agreement to disagree te komen, omdat wij elkaar vandaag op dit punt niet kunnen naderen. Ik vraag echter ook het tegenovergestelde aan de heer Slob, namelijk om niet hiervan weg te lopen en om met elkaar het gesprek aan te gaan. De heer Slob (ChristenUnie): De regels bleken in zekere zin redelijk rekbaar te zijn, want de grens van 3% is losgelaten. Het is uiteindelijk een bedrag van 6 miljard geworden. Als wij argumenten hebben, zou het ook een ander bedrag kunnen zijn, ook als je de lange termijn meeneemt. Ik ben natuurlijk ook gevoelig voor de boete die opgelegd zou kunnen worden. Ik heb net al aangegeven wat er op de begroting van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebeurt. Daarbij gaat het om heel forse bedragen. Die bedragen gaan de boete misschien zelfs overstijgen als de werkloosheid blijft oplopen en nog meer mensen WW moeten ontvangen. Dat zullen wij dezer dagen ook echt moeten meewegen. Maar goed, misschien moeten wij eerst gaan lunchen. Ik hoop dan op een goede bekomst. Minister Rutte: Op dit punt vind ik het de taak van ons allen om tot maatregelen voor 2014 te komen die zo min mogelijk schade opleveren voor de economie. De doorrekening van het Centraal Planbureau van onze voorstellen, van de Miljoenennota die het kabinet hier heeft ingediend, geeft aan dat de werkloosheid niet oploopt en dat de effecten op de koopkracht en de economische groei heel beperkt zijn. Ik ben het geheel met de heer Slob eens. Ook als wij het met elkaar eens worden over de precieze invulling, zal het zo moeten gebeuren dat de schade voor de economie zo min mogelijk is. Laten wij elkaar daarop vinden, zeg ik tegen de heer Slob, veel meer dan elkaar nu te dwingen het eens te worden over de precieze omvang. De heer Roemer (SP): Wij moeten geen maatregelen nemen die zo min mogelijk schade opleveren, wij moeten maatregelen nemen waar de economie en de mensen iets aan hebben. Dat is al reden genoeg om de bezuiniging van 6 miljard van tafel te halen. Ik kan mij herinneren dat ik een jaar geleden ook al zei dat het kabinet zich niet moest vastpinnen op een dictaat uit Brussel. Ik kreeg toen de hele wereld over mij heen. Ook toen was sprake van bangmakerij. Wij zouden boetes krijgen. De toenmalige minister van Financiën suggereerde zelfs dat de rente zou stijgen. Maar niets van dat alles. Er is geen boete gekomen in 2013; er komt geen boete in 2014. Het is gewoon bangmakerij. De premier lijkt op een fietser zonder licht die 's avonds een agent opzoekt en zegt: geef mij alsjeblieft een boete. Die kant moeten wij niet op. Mijn vraag aan de premier is de volgende. Hij heeft hier kunnen luisteren. Er is geen meerderheid in de Kamer die achter die bezuiniging van 6 miljard staat. Hoe lost de premier dat op? Minister Rutte: Voor zover ik het kan optellen, staan 92 zetels achter 6 miljard. Dat is volgens mij een meerderheid. De heer Roemer (SP): In de Eerste Kamer. Minister Rutte: In de Eerste Kamer ook. Daar tel ik het CDA mee, dat tien zetels heeft in de Eerste Kamer. De heer Roemer (SP): Nee, het CDA zit niet op 6 miljard. Niet gaan liegen! Het CDA zit onder 6 miljard. Het kabinet haalt het gewoon niet. Minister Rutte: Het CDA heeft gezegd dat het 6 miljard wil doen, maar bij het Centraal Planbureau worden er wat dingen uit geschoten. De bedoeling van het CDA is om op 6 miljard te komen. Wat dat betreft moet je met elkaar praten over de maatregelen. De heer Roemer (SP): Dus de premier verwacht dat het CDA met dit verhaal bij hem op de bagagedrager gaat zitten? Dream on! Minister Rutte: Ik verwacht helemaal niets. Maar het is wel heel romantisch! De heer Buma en ik doen veel, maar van bagagedragers weet ik niets. De voorzitter: De heer Slob deed net een voorstel. De interrupties zijn elke keer heel lang. Is het een idee om nu te gaan lunchen, zoals de heer Slob voorstelde, en dan over een uur verder te gaan? Minister Rutte: Een goed plan! De vergadering wordt van 13.07 uur tot 14.10 uur geschorst. De voorzitter: Het woord is aan de minister-president voor de voortzetting van zijn antwoord. Minister Rutte: Voorzitter. Voor de lunchpauze waren we in gesprek over de budgettaire kant van de discussie. Ik had het een en ander gezegd over de voorstellen van de heer Pechtold van D66. In de kring van het CDA leeft de gedachte van het structureel inhouden van de lonen en prijsbijstelling als het tekort negatiever is dan 3%. Dat is geen gek voorstel. Het voorstel van het CDA is conceptueel in lijn met het advies van de studiegroep begrotingsruimte. Tot op zekere hoogte is het kabinet dit al aan het doen. Het kabinet heeft de prijsbijstelling voor 2013 ingehouden in het pakket en de loonbijstelling voor 2014, dus qua richting maken we daar vergelijkbare keuzes. De vraag die we de komende tijd met elkaar moeten bediscussiëren is of je de loon- en prijsbijstelling altijd automatisch wilt inhouden. Ik zeg namelijk tot de heer Buma dat als je daarvoor zou kiezen, dat automatisch om zeer pijnlijke keuzes vraagt. Het niet uitkeren van bijvoorbeeld de prijsbijstelling heeft onmiddellijk gevolgen voor de begrotingen. Het kabinet maakt nu een andere keuze waar het gaat om de loonontwikkeling na 2014. In die zin begrijp ik het dus en is het ook iets wat we op dit moment, tot op zekere hoogte, aan het doen zijn. We moeten ons wel realiseren dat het automatiseren risico's met zich meedraagt, maar ik neem aan dat dit ook bij de heer Buma bekend is. De heer Zijlstra (VVD): Het is goed dat de premier naar openingen zoekt, ook bij oppositiepartijen, maar het specifieke punt van het niet uitkeren van de loon- en prijsbijstelling raakt natuurlijk niet die onderdelen van de begroting waar de grote overschrijdingen zitten, namelijk het sociale kader en het zorgkader. Zou het vanuit de logica die de premier eerder in dit debat naar voren bracht, namelijk dat daar de grote tekorten zitten en wij daar de maatregelen moeten nemen, juist niet omgekeerd moeten zijn? Zou de vanzelfsprekendheid van deze maatregel juist niet ter discussie moeten komen te staan? Minister Rutte: Daar heeft de heer Zijlstra een terecht punt. Dit raakt inderdaad in de eerste plaats de "rijksbegroting eng", dus zonder de delen die betrekking hebben op de begrotingen van Sociale Zaken en van VWS. Het zijn allemaal zaken die, ook in de kring van het CDA, moeten worden overwogen. Ik heb nu ook niet gezegd dat we het overnemen. Tot op zekere hoogte doen we het in 2013 en 2014. Het automatisme heeft risico's. De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch zit in dat automatisme de kern van het advies van de studiegroep begrotingsruimte. Dat vergt inderdaad keuzes. Wij laten ook zien dat je door specifiek te investeren de grote investeringsdepartementen kunt ontzien. De kern, het besef dat als heel Nederland op nul moet de overheid, in eerste instantie in enge zin, dan ook op nul moet, zou toch juist een heel goed signaal zijn? Het gaat heel simpel hierom: is de minister bereid om mee te werken aan wat het CDA wil, namelijk een wettelijke regeling om vast te leggen om de nullijn niet te doen bij -3% of meer, of is hij daar niet toe bereid? Minister Rutte: Op dit moment ben ik daar niet toe bereid. Dat zou iets zijn waarover we met elkaar in gesprek moeten. De heer Buma moet dan ook iets meer ingaan op de bezwaren die ik naar voren bracht en die ook de heer Zijlstra naar voren bracht. Je loopt namelijk een paar grote risico's. Het kan betekenen dat je veeljarige nullijnen hebt, met het risico dat die ook meerjarig niet doorwerken. Het is waar dat het ten aanzien van het kader sociale zekerheid en het kader voor de gezondheidszorg met name de departementale uitgaven raakt en niet de grote uitgavestijgers die direct te maken hebben met de gezondheidszorg en de sociale zekerheid zelf. Dat zijn wel een paar overwegingen, die overigens ook worden gemaakt door de studiegroep begrotingsruimte, die je onder ogen moet zien en waarvoor je oplossingen moet vinden als je zo'n keuze zou maken. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat deel ik. Dat is reden waarom je ook in de zorg en in de sociale zekerheid zult moeten doorgaan met maatregelen. Het is ook reden, en dat zeg ik even tussen haakjes, dat ik zo verrast ben dat de sociale kaders door het kabinet juist volkomen worden losgelaten, dus dat het nog veel meer uit de hand gaat. Blijft staan dat als je het wettelijk vastlegt aan het begin van het jaar, de departementen niet zoals nu in september worden geconfronteerd met weer niet de ruimte uitkeren, maar gewoon duidelijkheid hebben. Zo gaat het in bedrijven of gezinnen ook. Als je geen extra geld hebt in het komende jaar, kun je ook niet meer uitgeven. Dat is de kern van wat het CDA wil bereiken. Minister Rutte: Dat begrijp ik. Over een wettelijke regeling zullen we echt langer met elkaar moeten doorspreken en dan zeker ook over de gerechtvaardigde zorgen die ik en de heer Zijlstra naar voren hebben gebracht. Voorzitter. In het begin van mijn betoog zei ik al dat het niet het doel van het kabinet is om lasten te verzwaren of om inkomensverschillen te verkleinen. Het doel is banen en een evenwichtige inkomensverhouding. Dat betekent dat het kabinet openstaat voor alternatieven als die leiden tot een breder draagvlak. Dat zeg ik met name tegen de heer Buma. Voorwaarde is wel dat ze recht doen aan de genoemde uitgangspunten voor die rechtvaardige inkomensverdeling, de banengroei en het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Over het laatste heeft de heer Buma overigens al vergaande voorstellen gedaan. Binnen die kaders is het kabinet zeer bereid om te praten over alternatieven als die leiden tot een breder draagvlak. Maar dus wel binnen die kaders! De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat begrijp ik niet helemaal. Alternatieven binnen hetzelfde uitgangspunt? Het uitgangspunt is iets waar de heer Samsom en zeker de heer Spekman zo ontzettend tevreden over zijn, nivelleren. Dat gebeurt. Dat is afgesproken. Het is immers een van de deals in het regeerakkoord. Er is zelfs een hele staffel van hoe het precies moet worden verdeeld. Die stel ik ter discussie! Stelt de minister die met mij ter discussie? Zo ja, dan hebben we een gesprek. Als die nivelleringsstaffel hetzelfde blijft, dan hebben we geen gesprek. Minister Rutte: In het begin van het debat heb ik al gezegd dat de heer Buma het in mijn ogen verkeerd taxeert als hij meent dat het het doel is van het kabinet om inkomensverschillen te verkleinen of om belastingen te verhogen. Het kabinet ziet zich geconfronteerd met veel maatregelen die met name de salarissen aan de onderkant, mensen met een uitkering en mensen met een beperkte beurs raken. Het kabinet kiest er daarom voor om te stutten. Dat leidt in 2014 tot het inkomensbeeld dat zowel de hogere als de lagere inkomens er 0,75% op achteruitgaan. De heer Buma maakt bezwaar tegen een aantal maatregelen van het kabinet, bijvoorbeeld de algemene heffingskorting. Die instrumenten zijn voor ons op zichzelf niet heilig, maar het doel wel en het doel is niet het verkleinen van inkomensverschillen maar een evenwichtige inkomensverdeling, en die bereiken we in 2014. Ik heb dit onderwerp al eerder benoemd en ik denk dat de heer Buma en ik elkaars nieren daarover mogen proeven. Ik houd namelijk staande dat de voorstellen van de heer Buma, het terugzetten van de hele schuif uit de motie-Zijlstra/Samsom van vorig jaar, vergaande effecten zal hebben voor mensen met een uitkering en mensen die gepensioneerd zijn. Dat is overigens zeker het geval als je daarbij de voorstellen van het CDA optelt om de hypotheekrenteaftrek en andere aftrekposten niet te laten meetellen voor het inkomen dat bepalend is voor de toeslagen. Dat zou enorme effecten hebben voor de middengroepen. Dit is volgens mij ook een onderwerp waarover wij de komende tijd met elkaar in gesprek zullen moeten gaan. Hoe kom je tot goede maatvoering? Ik begrijp nu dat de heer Buma bezwaren heeft tegen wat het kabinet doet. Ik breng echter heel eerlijk naar voren dat wij in die gesprekken forse kanttekeningen zullen plaatsen bij de voorstellen van de heer Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): Vanmorgen verweet de premier de heer Wilders een debattruc te gebruiken. Een vraag beantwoorden met de opmerking dat de ander het niet goed doet, is echter net zo goed een debattruc. Ik stelde de premier een vraag over een afspraak die door geen enkele andere partij dan de Partij van de Arbeid en de VVD is ondertekend, namelijk een nivelleringsstaffel. De PvdA was daar heel blij mee en het verkleinen van de inkomensverschillen is dan ook een van de kernpunten van het kabinet. Het was de wens van de PvdA en die wens is gewoon werkelijkheid geworden. Het mag geen doel zijn, maar het is wel een feit. Gevolg van dat feit is dat mensen met een middeninkomen straks bijna 60% van hun inkomen aan de Staat gaan betalen. Laat ik de vraag anders stellen: vindt de premier dat redelijk? Minister Rutte: Voorzitter, dat is niet waar. Zelfs mensen bij wie de marginale druk oploopt, krijgen in het allerergste geval te maken met een belastingdruk van ongeveer 42%. De groep die in de staatjes van de heer Buma het ergst wordt geraakt, komt tot een gemiddelde belastingdruk van 37%. Het mag zo zijn dat de marginale druk oploopt over de extra verdiende euro's, maar dat laat onverlet dat de gemiddelde lastendruk voor de hogere inkomens ergens tussen 37% en 43% ligt. Het is waar dat de marginale druk oploopt, maar de heer Zijlstra had volgens mij gisteren de goede lijn te pakken toen hij zei dat er in 2014 een eerste stap wordt gezet en dat ieder jaar opnieuw zal worden bekeken hoe het uitpakt voor het koopkrachtbeeld. Hoe de cijfers er ceteris paribus uit zullen zien in 2017, wordt ieder jaar opnieuw bekijken bij het koopkrachtbeeld. Dat zijn de plannen van het kabinet. De vraag van de heer Buma is of het kabinet bereid is om met oppositiepartijen te praten. Ja, daar zijn wij toe bereid. Nivelleren is namelijk geen doel op zichzelf. Wij willen tot evenwichtige inkomensverhoudingen komen. Om te zeggen dat die gesprekken niet plaatsvinden zonder elkaar over en weer de nieren te proeven, maak ik een paar kwalificerende opmerkingen over de voorstellen van het CDA. Dat lijkt me terecht. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik sta hier nog steeds, omdat de premier de kern van mijn vraag omzeilt. De kern is dat er een afspraak over een inkomensverdeling is gemaakt. Dat was een van de doelen van de Partij van de Arbeid. Ik stel dat doel ter discussie. Kan de afgesproken nivelleringsstaffel, die is teruggekomen nadat die vanwege het echec met de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie was verscholen, ter discussie worden gesteld? Geef gewoon een antwoord, ja of nee! Minister Rutte: Die staffel is niet verscholen, maar onderdeel van een motie-Zijlstra/Samsom van vorig jaar; die was gewoon openbaar. Die gebruikten wij om ervoor te zorgen dat er een evenwicht inkomensbeeld komt. Ik zeg net: het kabinet staat ervoor open om te praten over een andere manier om tot een evenwichtig inkomensbeeld te komen. Ik zeg er ook bij: zo makkelijk is dat niet. Ik vind dat handen uitsteken over en weer ook betekent dat wij open en eerlijk met elkaar moet communiceren. Daarom merk ik op dat de voorstellen die de heer Buma doet, vergaande gevolgen hebben voor mensen met een uitkering, ouderen en middengroepen. Het is dus allemaal niet zo makkelijk. Wij zijn echter niet getrouwd met onze oplossing en ik hoop dat de heer Buma niet getrouwd is met zijn oplossing. Dan kunnen wij elkaar naderen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik geef het op. Minister Rutte: Ik geef toch antwoord? Ik zeg dat de staffel geen doel is. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb de volgende vraag gesteld. In het regeerakkoord is een bepaalde verdeling afgesproken voor het meebetalen aan de crisis door diverse inkomens. Dat is een PvdA-wens. Dat is de kern van het regeerakkoord. Die inkomensverdeling stel ik ter discussie, omdat die op dit moment slecht is; ik wil dat niet. Kan ik die inkomensverdeling ter discussie stellen of niet? Er valt met mij over maatregelen te praten — dat is een middel — maar de inkomensverdeling was een doel van de PvdA. Ik wil weten of die ter discussie kan worden gesteld, ja of nee? Minister Rutte: Ja, in die zin dat we moeten bekijken hoe we tot een evenwichtige inkomensverdeling komen, als dat niet de manier is om die te bereiken. De heer Buma loopt weg van de interruptiemicrofoon, maar volgens mij zeg ik "ja" tegen hem. Wat wil hij meer? Ik zeg er wel bij dat het ingewikkeld is om mensen met een laag inkomen zo veel mogelijk te stutten als je 51 miljard ombuigt. De heer Buma heeft andere voorstellen gedaan om dat bereiken en legt daarbij de nadruk op werkgelegenheid. Ik zeg dat het kabinet zoekt naar werkgelegenheid én een evenwichtige inkomensverdeling. De heer Van Haersma Buma (CDA): Eén ding: in 2009 heeft de minister-president als toenmalig Kamerlid Mark Rutte in crisistijd een kabinet willen wegsturen, omdat het belastingen zou verhogen. Hij wilde belastingverlaging. Ik praat echter niet over het wegsturen van het kabinet. Als de premier vraagt welke maatregel moet worden genomen, zeg ik dat het verlagen van belastingen een heel simpele maatregel is. Minister Rutte: Dat is een andere discussie, namelijk over de mate waarin wij tot gezamenlijke oplossingen voor de bezuinigingsdoelstelling komen. Ik heb het over een ander hoofdstuk, namelijk de wensen die in CDA-kring leven ten aanzien van de inkomensverhoudingen in Nederland. Ik zeg dat het kabinet evenwichtige inkomensverhoudingen tot doel heeft, maar niet de gekozen oplossing. Wij zijn dus bereid om over die oplossing te praten, ook met het CDA. Ik zeg er meteen bij dat de voorstellen van het CDA ook belangrijke nadelen hebben. Het is altijd ingewikkeld, maar daarmee reik ik de heer Buma volgens mij maximaal de hand. Wij zijn bereid om erover met elkaar in gesprek te gaan en laten wij dat dus ook doen. De heer Van der Staaij (SGP): Ik kom terug op het punt dat je op een gegeven moment het risico loopt dat je van elke extra verdiende euro bijna €0,60 moet afdragen aan de fiscus. Dat verhaal klopt toch? Het is toch een structureel gegeven in de plannen van het kabinet dat je dit met een inkomen van €58.000 of €59.000 kan overkomen? Minister Rutte: Nee, als je in 2017 bijna niets anders zou doen en de plannen precies zo doortrekt, komen bepaalde groepen op een forse marginale lastendruk uit. Voor de groep waar die het hevigst is, neemt de gemiddelde lastendruk echter niet toe. Die stijgt van 32,79% naar 32,84%. Dat is dus niet meetbaar, maar het is waar dat er marginaal wel iets gebeurt. De gezamenlijke opdracht is om ervoor te zorgen dat we tot evenwichtige inkomensverhoudingen komen, zoals de heer Zijlstra en anderen gisteren zeiden. Ieder jaar moeten we daar in augustus bij het beoordelen van het koopkrachtbeeld naar kijken. Daar zijn we ook toe bereid. Dat doen we toch al, ook zonder oppositie. Een aantal oppositiepartijen zeggen echter: we willen überhaupt kijken naar de wijze waarop we tot evenwichtige inkomensverhoudingen komen. Het antwoord dat ik daarop aan de heer Buma gaf, is dat wij daartoe bereid zijn. De heer Van der Staaij (SGP): Het gaat naast de verhouding tussen verschillende inkomens ook om het punt dat die toegenomen marginale druk een heel slecht signaal is dat het niet loont om extra euro's te verdienen. Dat ervaren heel veel mensen als onrechtvaardig. Je wordt bijna gestraft, want je moet het grootste deel van die extra verdiende euro's aan de fiscus afdragen. Is dat geen knelpunt in zichzelf dat wij moeten erkennen en oplossen? Minister Rutte: Dit gaat over 2017. Het kabinet kijkt in augustus ieder jaar opnieuw naar het koopkrachtbeeld. De vraag was wat er in 2017 met de marginale druk zou gebeuren als je helemaal niets doet. Bovendien is ieder huishouden uniek. Toeslagen, die bij deze groepen beperkt zijn, hypotheekrenteaftrek en allerlei andere zaken zijn van invloed op het inkomen. Je moet in algemene zin kritisch naar de marginale druk kijken. Je moet hierop letten bij de onderkant, waar die soms tot boven de 100% kan stijgen, en bij de hogere inkomens, zodat werken aantrekkelijk blijft. Dat ben ik totaal met de heer Van der Staaij eens. De gemiddelde belastingdruk voor de hoogste salarissen neemt bij de kabinetsplannen toe van 41,08% naar 43,39%. In de groep waar de marginale druk het ergst toeneemt, stijgt de gemiddelde belastingdruk eigenlijk niet. Je moet de marginale druk dus steeds blijven afzetten tegen de gemiddelde belastingdruk. Dat neemt niet weg dat ook de kwestie van de marginale druk onze gezamenlijke aandacht vraagt. Ik zeg dat de heer Van der Staaij na. Vandaar ook mijn handreiking aan de heer Buma daarnet. De heer Van der Staaij (SGP): De minister-president zegt dat het tarief dat ik net noemde, waarbij je bijna €0,60 van de extra verdiende €1 moet inleveren, pas in 2017 gaat gelden, maar wij hebben nu de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen die in principe structureel zijn. Ik weet hoe het over een paar jaar gaat; dan zegt men dat dit al een paar jaar geleden besloten is. Wij hebben nu de verantwoordelijkheid om te weten wat dit ook op lange termijn betekent. Dan moeten wij toch concluderen dat wij deze belastingdruk niet willen en dat het anders moet? Minister Rutte: Nogmaals, volgens mij praten wij over 2014. Dan is de oploop heel beperkt. Ieder jaar kijken wij opnieuw naar het koopkrachtbeeld. Wij bekijken ieder jaar of werken nog aantrekkelijk is, of aan de slag gaan vanuit een uitkering nog aantrekkelijk is, wat wij doen met de middengroepen en dergelijke. Zo zijn wij nu ook gekomen tot een heel evenwichtig inkomensbeeld voor 2014, waarbij de hoogste en de laagste inkomens er ongeveer hetzelfde op achteruitgaan. De heer Buma en subsidiair de heer Van der Staaij vragen of er überhaupt te spreken is over de maatregelen voor langere termijn. Het antwoord is ja. Dat is niet makkelijk. Het is niet simpel om een alternatief te worden. Er zal een stevig gesprek voor nodig zijn, maar laten wij dat met elkaar voeren. De heer Pechtold (D66): Dat zijn wij nu aan het doen. Wij hebben dat de hele ochtend gedaan, maar wij komen zo geen stap verder. Dit is het derde onderwerp op rij waarin volstrekt geen ruimte zit. Laat ik het proberen op dit onderwerp, de belastingdruk. U maakt op dit moment de algemene heffingskorting en de arbeidskorting inkomensafhankelijk, met het effect dat extra werken op zo'n manier belast wordt dat mensen er niet voor kiezen. Dat is slecht voor de werkgelegenheid. Hiervoor zijn twee oplossingen en graag hoor ik wat de keuze is: trek het weer recht, niet inkomensafhankelijk, of vergroen, zoals wij voorstellen. Wij hadden 1,7 miljard. Dan is het een keuze. Dan zit het hem niet in die belasting, maar in andere zaken waarin de vervuiler betaalt en mensen een keuze hebben in het leven. Welke van de twee opties kiest de minister-president? Minister Rutte: In alle oprechtheid, ik denk dat dit een oneigenlijke keuze is. Dat weet de heer Pechtold ook. Er zijn wel meer keuzes te bedenken. Als je zijn eerste keuze volgt en de motie-Zijlstra/Samsom terugschuift en het niet doet, leidt dit aan de onderkant en voor de gepensioneerden tot dramatische inkomstendalingen. De heer Buma zegt dat het hem om werkgelegenheid gaat. Dat begrijp ik, want dat is ook een van de doelstellingen van het kabinet, maar wel in balans met een evenwichtig inkomensbeeld. Je moet daar met elkaar uit zien te komen. Ons doel is niet het schuiven of een algemene heffingskorting, maar een evenwichtig inkomensbeeld. Dat zou het bezwaar zijn als je een-op-een de eerste keuze van de heer Pechtold volgt. Als je een-op-een zijn tweede keuze voor vergroening volgt, heb je te bezien welke effecten dat heeft op economie, werkgelegenheid en zware industrie. Dat moet je ook heel goed met elkaar bekijken. Er zijn nog andere mogelijkheden. Er zijn eindeloos veel mogelijkheden in Nederland, want geen land in de wereld is zo goed in het maken van inkomensplaatjes en het vaststellen van koopkrachtbeelden als wij. Wij hebben er ook de beste mensen voor. Daar kom je met elkaar uit. Daarom wil ik dat gesprek aangaan. Er is niet iets loos, zoals ik dacht dat de heer Pechtold suggereerde. Het is een oprecht aanbod om met elkaar in gesprek te gaan. De heer Pechtold (D66): In gesprek gaan, er goed naar luisteren, er goed naar kijken, het nog eens bepraten, maar de kleine lettertjes aan het eind zijn: maar graag wel bij onze effecten uitkomen. Er zijn drie onderwerpen waarvan ik zo langzamerhand het gevoel krijg dat er gewoon nul beweging in zit. Dat was de 6 miljard, dat was het sociaal akkoord en dat is nu dit onderwerp. Het kabinet kan al weken zien aankomen dat dit de punten zijn waarop een groot deel van de oppositie iets wil. U hebt gisteravond de tijd gehad om uw spagaat tussen de twee partijen te overbruggen en nu hebt u die weer. U komt zo geen stap dichterbij. Het was gisteren duidelijk dat er licht zat tussen Samsom en Zijlstra. Volgens mij was vandaag de opdracht aan de minister-president om dat gat te dichten. U doet daar geen poging toe en u houdt ondertussen een enorm gapend gat met partijen die zelf met ideeën komen. Ik deed twee voorstellen, maar ik kreeg weer te horen: nee, dat kan allebei niet, maar laten wij gaan praten als je bereid bent met mijn einddoel akkoord te gaan. Minister Rutte: Maar het einddoel is niet per se de staffel waaraan de heer Buma refereerde. Het einddoel is een evenwichtig inkomensbeeld. Je moet ook met elkaar bespreken wat je daar precies onder verstaat. Ik wil op alle drie de punten van de heer Pechtold kort reageren. Wat het sociaal akkoord betreft, heb ik volgens mij de opening geboden. Ik heb gezegd: wij gaan met elkaar in gesprek. Ik heb de wensen van de heer Pechtold en de heer Buma heel goed ... De heer Pechtold (D66): In gesprek? Wat is nou "in gesprek"? Minister Rutte: Ik heb vanmorgen gezegd, ook tegen de heer Pechtold, dat het van belang is dat wij het zodanig doen dat wij de sociale partners niet in het proces verliezen. De heer Pechtold zegt terecht: dan moet je er maar eens even voor zorgen dat ze niet denken dat het allemaal gratis is. Dat denken zij echt niet, maar het is wel van groot belang dat wij iedereen in dat proces meenemen. Ik denk dat dat kan. Ik vind dit dan ook een zeer betekenisvolle toenadering op het punt van het sociaal akkoord. Dan de 6 miljard. Ik heb gezegd dat er met ons volledig is te praten over de invulling. Eigenlijk ging de discussie alleen nog over de hoogte en niet over de invulling, want wij zijn absoluut bereid om daarover te praten. Ik heb gezegd dat wij het nu niet eens worden over de hoogte, want daarover wordt verschillend gedacht, ook door de oppositiepartijen. De minister van Financiën hebben een opvatting over de wijze waarop er in Brussel tegen aan wordt gekeken. Je moet het risico van een boete voorkomen. Wat kan ik op dit punt meer doen dan tegen de heer Pechtold en de heer Buma zeggen dat wij bereid zijn om met elkaar te praten over datgene wat wij verstaan onder een evenwichtig inkomensbeeld, dat wij niet vasthouden aan de manier waarop wij dat zelf hebben bedacht en dat wij bereid zijn te kijken naar alternatieven en die heel serieus te bespreken? Ik vind dit vergaande toenaderingen. Ik meen oprecht dat deze coalitie probeert om de hand uit te steken naar de oppositiepartijen en ik vraag de heer Pechtold, in alle oprechtheid, om dat een beetje te erkennen. Als dat op onderdelen nog niet genoeg is, moeten wij het erover hebben. Ik herken mij echter oprecht niet in het beeld dat hij nu neerzet alsof er vanmorgen niets gebeurd zou zijn. Wij hebben in de coalitie verschrikkelijk hard gewerkt, ook gisteravond, om te bekijken hoe wij op een aantal belangrijke zorgen die in de Kamer leven wat tegenbewegingen kunnen maken. Het gaat om het pakket van 6 miljard, de inkomensverdeling en het sociaal akkoord. Op alle drie blijft mijn stelling: maken wij echt betekenisvolle stappen? Die moeten wij over en weer maken. De heer Pechtold (D66): We maken stappen, we praten. Ik kan al die synoniemen weer geven. Het is de vraag of ik moet uitkomen bij uw kruisje en daar moet tekenen ... Minister Rutte: Nee! De heer Pechtold (D66): Laat ik het heel politiek doen. Collega Zijlstra zegt in de krant: het ontslagrecht is bespreekbaar. Herhaalt u die woorden! Minister Rutte: Ik heb vanmorgen gezegd dat over het gehele sociaal akkoord kan worden gesproken, dus ook over het ontslagrecht. Ik herhaal die woorden. De heer Pechtold (D66): Zowel in versnelling als in verbetering? Minister Rutte: Dat kan allemaal besproken worden. Ik heb wel erbij gezegd dat wij een ander doel hebben: de sociale partners aan boord houden. Ik heb toen tegen de heer Pechtold gezegd dat mijn taxatie is dat dat lastig is. Ik gebruikte een woord en hij vroeg toen of ik niet een ander woord kon gebruiken. Ik kon mij daar ook goed in vinden. Ik dacht dat wij het erover eens waren, dus wij gaan daarover in gesprek. Dan kunnen wij wel doen alsof wij elkaar niet naderen, maar volgens mij zijn wij echt bezig zaken te doen. De heer Pechtold (D66): Ik vat het maar in een ding samen, in een pars pro toto, een deel van het geheel: over het ontslagrecht valt, overeenkomstig het politieke signaal dat de VVD-fractie heeft afgegeven, te praten. Klopt het dat u zegt dat wat u hebt afgesproken, niet in beton is gegoten, maar bespreekbaar is? Zegt u dat er veranderingen, verbeteringen, versnellingen et cetera in kunnen komen en dat u dat deel van het sociaal akkoord openstelt voor nieuwe onderhandelingen? Minister Rutte: Waarom die laatste zin nu weer!? Ik ben het totaal eens met wat de heer Pechtold zegt. Ik heb zelfs gezegd dat als het wetsvoorstel in november in de Kamer wordt ingediend, het raar is als de Kamer de teksten uit het sociaal akkoord letterlijk overneemt en ik zou zeggen dat zij bij het kruisje moet tekenen. De komende weken gaan we met elkaar in gesprek over wat dat betekent in de opmaat naar dat wetsvoorstel. Ik heb erbij gezegd dat ik, aangezien dit vandaag een gemeenschappelijk proces tussen oppositie en kabinet is, ook een beroep doe op de heer Slob, de heer Buma en anderen om de belangrijke sociale rust die het sociaal akkoord met zich brengt, niet in de waagschaal te stellen, juist door de sociale partners erbij te betrekken. De heer Pechtold vroeg mijn inschatting. Daarop zei ik dat ik de kans op versnelling en aanpassing op het punt van pensioenen en participatie groter acht dan op het punt van ontslag en WW. Ik heb zelfs nog punten binnen de WW en het ontslag genoemd waarop ik de kans groter acht dan op andere onderdelen. Dat hebben we vanmorgen allemaal besproken. Ik heb nergens blokkades gelegd. De heer Pechtold (D66): De vraag is of het praten is of onderhandelen. Als je onderhandelt, dan stel je je uitgangspunten ter discussie om je te laten overtuigen door verbetervoorstellen van de ander. Dat betekent dat je niet vasthoudt aan je positie en zegt dat je er uiteindelijk uit zult komen, omdat je met anderen afspraken hebt gemaakt, nee, dan koppel je die los en zeg je bereid te zijn om te bewegen. Je kunt het dan over defecten hebben, over van alles, maar het tonen van je bereidheid, niet om te praten, maar om te onderhandelen betekent in dit land dat je eruit komt. Minister Rutte: Daarmee ben ik het geheel eens. Over de inkomensverhoudingen heb ik dan ook tegen de heer Buma gezegd dat we moeten praten over wat de heren Pechtold, Buma, Samsom, Zijlstra, Rutte en Asscher een evenwichtig inkomensbeeld vinden en hoe dat kan worden bereikt. En over het sociaal akkoord heb ik gezegd dat het een akkoord is met sociale partners en dat we die moeten meenemen in een dergelijke beweging. Ik heb een beroep op de heer Pechtold gedaan om ervoor te zorgen dat we het gesprek zo met elkaar voeren dat de mensen die hun handtekening onder het sociaal akkoord hebben gezet, zich er nog in kunnen herkennen. Ik ben ervan overtuigd dat dat kan. Daarover ben ik positief, dus laten we niet doen alsof het glas halfleeg is; volgens mij komen wij elkaar vandaag tegemoet, over en weer. Dat waardeer ik trouwens ook zeer van de heer Pechtold en anderen. De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben in de omgeving van Rotterdam in een middenstandersgezin geboren en opgegroeid. Daar werd het adagium gehuldigd: geen woorden, maar daden. Ik luister nu heel goed naar de minister-president — dat heb ik vanochtend ook gedaan — en zie wel heel veel woorden, want die komen ons tegemoet, maar de daden zie ik nog niet helemaal. In dit gebouw zie ik dat bijna alle deuren openstaan en dat alle handen inmiddels naar elkaar zijn uitgestrekt, maar er zal ook iets concreets moeten gebeuren. De minister-president heeft het over een evenwichtige inkomensverdeling, maar kijkend naar de plannen van het kabinet, zie ik in de koopkrachtplaatjes terug dat gezinnen met eenverdieners, modaal en tweemaal modaal, vele malen harder worden getroffen — we praten over honderden euro's — dan andere gezinnen. Vindt de minister-president dat evenwichtig ? Minister Rutte: Ik blader even door mijn stukken omdat ik ook ergens de cijfers aangaande de koopkrachteffecten op gezinnen met en zonder kinderen zag. Ik heb daar een ander beeld van, maar daarover zullen we de komende tijd ook nog moeten praten met elkaar. Als de heer Slob mij vraagt of erover te spreken valt, is het antwoord ja. Daarover is te praten. Er is zelfs over te onderhandelen, om met de heer Pechtold te spreken. De heer Slob (ChristenUnie): Kijkt u maar naar de doorrekeningen van uw kabinetsplannen. Dan ziet u dat de feiten zijn dat eenmaal modaal met kinderen — dan hebben we het over een gemiddeld gezin, maar het kan ook om een gezin met meer kinderen gaan, waardoor je dus anders uitkomt — er 1,5% op achteruitgaat. Tweemaal modaal met kinderen gaat er 1,75% op achteruit. Dat is het grootste koopkrachtverlies dat je kunt hebben, even in vergelijking met ouderen met een aanvullend pensioen. Dat zijn behoorlijke klappen. Je praat dan echt over honderden euro's tot aan €1.000 toe die men jaarlijks kwijtraakt. Ik vind dat geen evenwichtige inkomensverdeling. Daar moet echt iets aan worden gedaan. Als u nu zegt dat het kabinet ermee aan de slag gaat en resultaat zal boeken, dan wil ik die daden ook zien. Minister Rutte: Het antwoord is ja. Als we met elkaar in gesprek gaan en gaan onderhandelen, is het logisch dat je ook kijkt naar de positie van gezinnen met kinderen, want dat is een wens die in de kringen van de ChristenUnie leeft en ik denk ook in die van het CDA en de SGP. Dat vind ik logisch. De heer Slob (ChristenUnie): Dan moet de minister-president verdergaan dan alleen maar zeggen dat we erover gaan praten. Ik wil van hem horen wat we eraan gaan doen. Hij is nu aan zet. Vandaag is zijn dag. Hij staat daar als minister-president. Hij moet reageren op onze plannen, hij moet aangeven dat hij de plannen heeft gezien en dat hij de uitleg van de fractievoorzitters heeft gehoord en dan reëel zeggen: dit gaan we doen, we gaan onze plannen op deze manier aanpassen. Wat gaat hij doen voor die gezinnen, om dat ene voorbeeld er maar weer even bij te nemen? Wat gaat hij doen voor de werknemers en de werkgevers die met lasten te maken hebben? Hij moet een keer over de brug komen, niet met woorden, maar nu eens met daden. Minister Rutte: Ik heb echt een andere beleving van vandaag. Er liggen kabinetsvoorstellen en er liggen voorstellen van de oppositiepartijen. Vandaag doe ik een handreiking naar de oppositiepartijen op een paar belangrijke onderwerpen, zoals de invulling van de bezuinigingen, het sociaal akkoord en de manier waarop wij omgaan met de inkomensverhouding in Nederland. Het is ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid om met elkaar stappen te zetten om dit land uit deze crisis te helpen en om ervoor te zorgen dat er breed draagvlak is voor het noodzakelijke herstelbeleid. Dat is wat wij aan het doen zijn. Als de heer Slob het ertoe verengt dat ik nu in concreto moet zeggen welke maatregelen ik eruit haal en erin zet voor de kinderen, dan begrijp ik dat werkelijk niet. Dat vind ik niet de sfeer van het debat van vandaag. Zo herken ik de heer Slob ook niet. Volgens mij moeten wij hier met elkaar over in gesprek gaan. Dat lijkt mij de redelijke aanpak. De heer Slob (ChristenUnie): Natuurlijk moeten wij bekijken hoe wij uit de crisis komen, maar als wij wel concreet praten over inkomensverdeling en de effecten van het beleid, en als het kabinet zegt graag ergens te komen met de oppositie, dan mogen wij toch van het kabinet verwachten dat het zegt: dan gaan wij dit doen en onze plannen op dit punt bijstellen? Het is toch reëel dat het kabinet dan ook over de brug moet komen, om de slogan van het kabinet er maar eventjes bij te halen? Minister Rutte: Dan ga je in gesprek, dan ga je onderhandelen. Er is een begroting Sociale Zaken, er is een Belastingplan, er zijn momenten waarop dat politiek landt. Zo zou ik dat willen aanpakken. Dat is ook ordelijk, lijkt mij. Volgens mij zijn wij het daarover eens. De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier heeft in een interruptiedebat met de heer Pechtold iets belangrijks gezegd, namelijk dat hij bereid was die staffel, waar ik het over had, los te laten. Dat betekent dus toch dat er te praten valt over het niet gaan nivelleren. En dat betekent dat er een opening is. Dan is mijn eerste vraag: is het dan inderdaad mogelijk om de heffingskorting niet inkomensafhankelijk te maken maar voor iedereen op het huidige niveau te laten? Minister Rutte: Open en reëel overleg betekent dat je overal over kunt praten en onderhandelen. Tegelijkertijd moeten wij ook bespreken wat dan een evenwichtig inkomensbeeld is. Nogmaals, dan zullen wij elkaar stevig de nieren moeten proeven, want ik maak bezwaar tegen het inkomensbeeld dat de heer Buma neerlegt waarbij de onderkant, de mensen met een pensioen en de mensen in de middengroepen zo fors dalen. Over de vraag wat wij bedoelen met een evenwichtig inkomensbeeld zullen wij dus gesprekken moeten voeren. Maar op zijn vraag of het kabinet bereid is open en reëel overleg te plegen en niet per se vast te houden aan zijn eigen voorstellen, is het antwoord ja. Dat heb ik al een paar keer gezegd. De heer Van Haersma Buma (CDA): Er leek even een opening toen de minister-president zei: die staffel houd ik niet vast, daar mogen wij van af. Dat vind ik een belangrijke toezegging, maar dat is een totaal ander geluid dan de interruptie die ik gisteren met de heer Samsom had. Want toen ik vroeg of er viel te praten over het nivelleren, was het antwoord nee. Dus als aanvulling op wat de minister-president zegt, zou ik het plezierig vinden om van de heer Samsom nu of later te horen of de staffel die is afgesproken, inderdaad van tafel kan, want dan begint het gesprek. Minister Rutte: Er is geen staffel afgesproken in het kabinet. Wij hebben bij de formatie met elkaar gesproken over instrumenten om te komen tot een evenwichtig inkomensbeeld. Als je bekijkt wat de effecten daarvan zijn, zie je ongeveer hoe dat er uitziet. Dat staat ieder jaar opnieuw ter discussie, want die staffel is dit jaar al van tafel in de begroting voor 2014. Wij komen nu tot een min van 0,75% voor de hoogste en de laagste inkomens en bijna geen daling voor de middengroepen. Dus die hele staffel … tja, de heer Buma houdt er nog aan vast. De heer Van Haersma Buma (CDA): U begon er zelf mee te zeggen dat u bereid bent erover te spreken. Laat ik het dan anders vragen. Het woord staffel is een ingewikkeld woord. De nivellering is een groot pijnpunt, omdat middeninkomens daardoor zeer worden geraakt. Ik wil dat niet; dat is een van mijn belangrijke voorwaarden. De premier lijkt een opening te bieden. Dat is een stap verder. Ergens vandaag wil ik dan ook horen of we de stap echt kunnen zetten. Dat is als we weten dat de coalitie dat zal dragen. Dan hebben we pas een gesprek. Dan moet er echter wezenlijk een verandering zijn van het nivelleringsbeleid van dit kabinet. Minister Rutte: Ik herhaal: dit kabinet heeft geen nivelleringsbeleid. Dit kabinet streeft naar evenwichtige inkomensverhoudingen. Dat is iets wat de partij van de heer Buma ook altijd wil. We zijn ook bereid te onderhandelen over wat dat dan is en hoe je dat vervolgens moet invullen. Ik kan de heer Buma niet méér tegemoetkomen dan met die woorden. De heer Van der Staaij (SGP): Als we op dit abstractieniveau door spreken, kunnen we het straks met zijn allen eens zijn over het feit dat we met zijn allen willen werken aan een beter Nederland. Daarover zijn wij het helemaal eens, maar dan is er eigenlijk niets gebeurd. Hoe kunnen we nu bewegingen van schijnbewegingen onderscheiden? Misschien kan ik de vraag op een andere manier stellen. Zijn er eigenlijk dingen waar niet over te praten valt vandaag? Want dan weten we al van heel veel onderwerpen dat die vastliggen en dan weten we waar de handreiking — de dingen waarover valt te praten — echt betekenis en reliëf heeft. Minister Rutte: Ik denk dat er een paar voorbij zijn gekomen. Het kabinet heeft gezegd dat wij het van belang vinden om te komen tot een bezuinigingspakket met een omvang van 6 miljard. Ik heb daar alle argumenten voor gegeven, zowel nationaal als internationaal. Ik heb ook gezegd dat het wat betreft de gesprekken met sociale partners voor ons randvoorwaardelijk is dat wij ook de sociale partners daarin kunnen meenemen, daarbij kunnen betrekken. Ten aanzien van de inkomensverhoudingen heb ik gezegd dat voor ons de combinatie van wezenlijk belang is dat het zowel moet bijdragen aan economische groei als aan dat evenwichtige inkomensbeleid. Dat zijn een aantal piketpalen in de discussie die het kabinet slaat en waarbinnen het open en reële overleg mogelijk is. De heer Van der Staaij (SGP): Op het punt van gezinnen, dat zojuist al ter sprake kwam, vraag ik mij af of er wel is gesproken met de grotegezinsbond in Nederland, waar de 330.000 gezinnen met drie kinderen en de 90.000 gezinnen met meer dan drie kinderen bij zijn aangesloten. Zijn die ook allemaal in beeld geweest van het kabinet in het gesprek met die helegrotegezinsbond? Minister Rutte: Nu ontstaat het volgende risico. Aan de ene kant moet het niet te abstract blijven. De heer Van der Staaij daagt mij uit om een aantal piketpalen voor het kabinet te noemen. Daar heb ik zonet uitleg over gegeven. Ik denk dat je binnen die piketpalen met elkaar tot open en reëel overleg kunt komen en elkaar ook kunt naderen. Het andere uiterste is dat wij helemaal overgaan op het koopkrachtbeeld voor de gezinnen. Daar heb ik zojuist ook met de heer Slob over gediscussieerd. Daar is met ons over te praten. Wij hebben geen doelstelling om gezinnen met kinderen extra te raken ten opzichte van gezinnen zonder kinderen. Daar is geen sprake van. Wij streven dus naar een evenwichtig inkomensbeeld. Dat geldt natuurlijk ook de positie van gezinnen met kinderen, ook gezinnen met veel kinderen. De heer Van der Staaij (SGP): Mijn punt is: die gezinsbond bestaat niet. Vandaar mijn overtuiging dat dit geluid veel te zwak is doorgekomen. De effecten van het beleid zijn met allerlei organisaties doorgesproken, maar de effecten van de stapeling van maatregelen op gezinnen, met name eenverdienersgezinnen, middeninkomens met schoolgaande kinderen, slaat zó hard neer. Kan de minister-president daar niet zelf van zeggen, niet om een bepaalde partij tegemoet te komen: dat is inderdaad wat uit het lood geslagen, daar zou het kabinet zelf aan willen repareren? Minister Rutte: Ik ben van mening dat het koopkrachtbeeld voor 2014 heel verdedigbaar is, maar daar kom ik niet verder mee. Wij praten hier immers over de vraag hoe we met elkaar zaken kunnen doen. Als ik hier alleen verdedig wat wij vinden, dan krijg je een klassieke algemene beschouwing. Wat wij nu bespreken met elkaar, is de vraag hoe je met elkaar tot overleg kunt komen. Dan hoor je natuurlijk accenten die verschillende partijen willen zetten. Dan wordt er gevraagd of daar ruimte voor is. En dan zegt de heer Van der Staaij terecht: is er dan voor alles ruimte? Nee, wij hebben als coalitie een aantal heel duidelijke piketpalen geslagen. Wij menen dat die zo staan dat daarbinnen ruimte is voor dat reële overleg, ook op dit punt. De heer Roemer (SP): Ik ben benieuwd hoe de mensen thuis naar dit debat kijken. We zien een heleboel partijen die echt hun best doen om voorstellen in te brengen. We hebben eerder ook een duidelijk signaal afgegeven ten aanzien van een aantal onderdelen van het sociaal akkoord. Het antwoord van de minister-president is dat hij nu in een fase zit waarin over alles valt te praten maar waarin hij niet verder kan gaan. Geen enkel concreet punt heeft hij kunnen maken, omdat hij in gesprek wil. Dat snap ik wel, met twee coalitiepartijen, met mensen in het maatschappelijk middenveld en hoe dat allemaal zo mooi heet. Is de minister-president het dan niet met mij eens dat verder discussiëren vandaag zinloos is? Wij kunnen nog wel meer onderwerpen op tafel leggen. Daarop krijgen wij dan telkens weer het antwoord: ja hoor, er valt over te praten, maar dat moeten we de komende tijd gaan doen. Laten wij dan even wachten tot de minister-president de komende tijd met wie dan ook gesproken heeft en laten wij het debat dan voortzetten. Minister Rutte: Ik ben het daar niet mee eens. Volgens mij is dit een heel goed debat. Het kabinet laat zien wat voor plannen het heeft voor Nederland. Oppositiepartijen, die uitgedaagd zijn door die plannen, komen met reële alternatieven. Wij zoeken daarbij naar mogelijkheden om elkaar te naderen, zodanig dat dit niet alleen leidt tot maatschappelijk, maar ook tot politiek draagvlak. Wij hebben gesproken over het sociaal akkoord en over de bezuinigingen. Wij praten over de inkomensverhoudingen. Wij komen nog over andere thema's te spreken. Volgens mij is dat buitengewoon nuttig. De heer Roemer (SP): Nou, dat valt een beetje tegen. Er kan gesproken worden over het bezuinigingspakket, maar het resultaat staat vast. Het moet 6 miljard zijn. Er kan worden gesproken over het sociaal akkoord, maar het staat vast dat het al ophoudt als de sociale partners niet meedoen. Er kan gesproken worden over een andere inkomensverdeling, maar het kabinet, en zeker de Partij van de Arbeid, is in ieder geval duidelijk van mening dat die nu evenwichtig is. Ik bedoel: het schiet echt helemaal niets op. Ik ben bij een heleboel van die voorstellen blij dat de premier ze afwijst. Laat ik daarover duidelijk zijn. Geen enkel voorstel leidt echter tot een concrete discussie waar wij iets aan hebben. Op alles is het antwoord: daar gaan wij de komende tijd over praten. Dit is gewoon zinloos. Het geeft direct ook het manco van het kabinet aan. Het is krachteloos, het kan helemaal niets, het zit gevangen in zijn eigen fuik. Daardoor is het een zinloze exercitie. Minister Rutte: Ik ben het echt niet met de heer Roemer eens. Dit zijn de algemene politieke beschouwingen. Wij praten hier over de hoofdlijnen van het regeringsbeleid. De komende maanden vinden alle debatten plaats over de financiële beschouwingen, de begrotingen, het Belastingplan. Zo gaat het altijd. Wij zijn nu bezig met de algemene politieke beschouwingen. Welke accenten willen partijen zetten, welke bewegingen willen zij maken over en weer om tot breder draagvlak te komen? Ik vind dat daar vandaag heel veel duidelijk over wordt. Het kabinet laat zien dat het absoluut wil bewegen, maar het heeft ook een aantal opvattingen en een aantal duidelijke piketpalen waarbinnen het beweegt. Ik merk dat het ook mogelijk is om aan de hand daarvan tot gezamenlijke oriëntaties te komen. Ik vind dat dit meerwaarde heeft. Maar het is toch niet mogelijk om de begroting er nu tijdens de algemene politieke beschouwingen bij te pakken en die regeltje voor regeltje te herschrijven? Dat zal de komende tijd toch verder zijn beslag krijgen tijdens de daarvoor geëigende debatten? De heer Roemer (SP): Op alle concrete dingen die collega's hebben ingediend, of ik daar nu wel of niet vrolijk van werd, was steevast het antwoord: daarover moeten wij de komende tijd gezamenlijk gaan praten. Dan kun je niet anders dan concluderen: ga dat doen en dan gaan wij daarna verder. Ik heb dus een punt van orde. Ik stel voor om het debat vandaag te schorsen en verder te gaan als de premier met al die partijen heeft gesproken. De voorzitter: Er is een punt van orde gemaakt. Het voorstel is om het debat te schorsen. Ik wil graag een uitspraak van de Kamer of zij dit voorstel van de SP steunt. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik sta toch bij de interruptiemicrofoon. Ik was eigenlijk van plan om het debat met de minister-president … De voorzitter: Het punt van orde gaat voor. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ja, dat begrijp ik. Ik was van plan om het debat met de minister-president te verrijken met een aantal heel scherpe vragen die ik nog ga stellen. Ik ben er dus niet voor om dit debat nu te schorsen. De heer Wilders (PVV): Ik vind het een geweldig voorstel. Wat mij betreft mogen we het hele debat stoppen en het kabinet naar huis sturen. Het is ongeveer hetzelfde als wat gister gebeurde, alleen wordt het nu niet gedaan door de heer Samsom, maar door de heer Rutte. Of het nu gaat over het sociaal akkoord, de 6 miljard of de inkomensverdeling, de minister-president heeft de collega's van het CDA, D66 en de ChristenUnie drie keer een draai om de oren gegeven en hen met een kluitje in het riet gestuurd. Hij wil niet met hen in één bed liggen. Het debat heeft dus totaal geen zin. De minister-president heeft de oppositie geschoffeerd en naar huis gestuurd. Ja, laten wij het debat dan alsjeblieft schorsen tot er wat meer te vertellen is. De voorzitter: Steun voor het verzoek dus. Mevrouw Thieme (PvdD): Ook ik geef graag steun aan dit verzoek, want wij zien hier gewoon de sollicitatiegesprekken voorbijkomen voor het zoveelste akkoord. Wij hebben al zes akkoorden voorbij zien komen. Wij hebben daar weinig vertrouwen in. Laat ze eerst maar met elkaar overleggen en onderhandelen. Dan kunnen we daarna een debat voeren. De voorzitter: Steun voor het verzoek. De heer Van der Staaij (SGP): Geen steun voor het verzoek. Het debat moet natuurlijk gewoon vervolgd worden. Ik wil wel mijn begrip en medeleven uitspreken jegens collega's die al vroegtijdig in het debat een motie van afkeuring hebben ingediend en gesteund. Zij hebben gezegd: "kabinet, ga maar naar huis" en moeten vervolgens toch nog uren luisteren naar constructieve beraadslagingen. Dat valt niet mee. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Ze klinken nog heel energiek, hoor! De heer Van der Staaij (SGP): Misschien kunnen ze nog wel een parallel trekken met het feit dat je wel met de euro betaalt, ook al ben je tegen die munt. Als ze consequent zijn, moeten zij dus ook alle euro's inleveren tot de gulden weer ingevoerd is. (Hilariteit) De voorzitter: Geen steun voor het verzoek. De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp de verzuchting van collega Roemer, maar het kabinet moet wel de ruimte krijgen om de beantwoording van de gestelde vragen af te ronden. Ik hoop wel dat de minister-president dit verzoek als een aanmoediging ziet om concreter te worden, want anders blijven het alleen maar woorden en dan moet aan het eind van de dag de conclusie zijn dat we niet verder zijn gekomen. Het zou fijn zijn als we, in het belang van al die mensen die wel iets van ons verwachten midden in een crisis, verder komen. De voorzitter: Geen steun voor het verzoek. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb de indruk dat ik, anders dan bij de regeling gisteren, nu nog wel van belang ben voor het verkrijgen van een meerderheid voor een van de twee voorstellen, maar ik vind dat we gewoon door moeten gaan met dit debat, want daarvoor zitten we hier. De heer Krol (50PLUS): Ik wacht nog steeds op een groot aantal antwoorden. Ik wil dus heel graag doorgaan met het debat. De heer Pechtold (D66): Doorgaan met het debat. De heer Zijlstra (VVD): Geen steun voor het voorstel. De heer Samsom (PvdA): Laten we doorgaan met het debat. De voorzitter: Er is geen steun voor het ordevoorstel van de SP. We gaan verder met het debat. Ik geef het woord aan de heer Van Ojik, want die had aangekondigd dat hij nog een paar scherpe vragen had. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik geloof dat de verwachtingen nu hooggespannen zijn, mevrouw de voorzitter. Ik hoop niet dat ik die verwachtingen zal beschamen. Dit zijn mijn eerste algemene politieke beschouwingen. Ik had mij er heel veel van voorgesteld. Ik ben blij dat ze niet halverwege worden afgebroken, maar ik had me er wel meer van voorgesteld. Dat komt doordat de minister-president sinds vanochtend probeert om iedereen te vriend te houden door te zeggen: "Ik wil overal over praten en ik zie dat u constructief bent en ik ben ook constructief; laten we dus in gesprek gaan." Hij wil echter dingen met elkaar verzoenen die niet met elkaar verzoend kunnen worden. Ik zeg tegen de minister-president dat je niet 50 miljard kunt bezuinigen, zeggen dat je de lasten daarvan eerlijk wilt verdelen en dan niet nivelleren. Dat kan niet. Als je dat wilt, moet je nivelleren en dan moet je daarvoor staan. Ook al is dat een woord dat bijvoorbeeld collega Buma van het CDA niet bevalt, je moet daarvoor staan. Als je dat niet doet, krijg je namelijk geen evenwichtige inkomensontwikkeling. Dat weet de minister-president en dat moet hij hier in dit debat wat mij betreft voor de duidelijkheid hardop zeggen. Ik geef nog één voorbeeld. Je kunt niet de afspraken in het sociaal akkoord respecteren en tegelijkertijd de indruk wekken dat je bereid bent om het sociaal akkoord open te breken. Dat kan niet samengaan. Of je staat ervoor — ik zou zeggen dat de afspraken over de WW en het ontslagrecht heel verstandig zijn en dat het kabinet daar dus voor moet gaan staan — of je geeft de heer Buma en de heer Pechtold hun zin en je zegt dat je daarover gaat onderhandelen. Allebei kan echter niet. Daarom is dit debat, waarop ik mij zo had verheugd, tot nu toe heel onbevredigend. Minister Rutte: Ik heb geen vraag gehoord, hoe scherp ook. De vraag zou kunnen zijn: wat vindt u ervan? De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is misschien een goed idee. Ik wil de minister-president voorhouden dat hij het onverenigbare met elkaar wil proberen te verenigen. Ik denk dat veel van de onvrede en frustratie die hier door collega's en ook door mijzelf wordt geuit, daarmee te maken heeft. Daarom schieten we niet op met dit debat. De minister-president kan wel zeggen dat hij bereid is om overal over te praten, maar hij zal duidelijk moeten maken waar hij in dat debat voor staat. Is hij het met mij eens dat je moet nivelleren om een evenwichtig inkomensbeeld te krijgen? Is hij het met mij eens dat je de afspraken van het sociaal akkoord overeind moet houden of moet openbreken? Je kunt het niet allebei doen. Misschien is dat geen vraag, maar een stelling. Dan vraag ik de minister-president om op die stelling te reageren. Minister Rutte: Wat de nivellering betreft: voor een evenwichtig inkomensbeeld zul je moeten draaien aan allerlei knoppen over de inkomstenverhoudingen. Dat doet de heer Buma ook. Hij heeft een voorstel gedaan dat nivellerend werkt voor de middengroepen, want hij wil de hypotheekrenteaftrek en andere aftrekposten niet langer meenemen in de toeslagenbepaling. Dat is een nivellerend voorstel. Ik ben daar niet voor, maar je kunt dat doen. Daarom zei ik tegen de heer Buma: als we in gesprek gaan, is dit iets waar wij als coalitie onze vraagtekens bij zetten, want wij willen juist de middengroepen overeind houden. Er zijn ook maatregelen denkbaar voor de mensen met een wat zwakkere positie op de arbeidsmarkt en in het inkomstengebouw, die niet ten koste gaan van mensen met een hoger inkomen. Soms zul je mensen met een hoger inkomen moeten vragen om een zodanige bijdrage te leveren dat je aan de onderkant kunt stutten. Dan is er wel sprake van nivellering. Het zal altijd een mix zijn, maar daarmee is dat nivelleren geen doel. Het doel is om te komen tot evenwichtige inkomensverhoudingen. In alle eerlijkheid zie ik die tegenstelling dus niet zo zwart-wit. Misschien ben ik niet iemand die dingen heel snel zwart-wit ziet, omdat in Nederland dingen zelden zwart-wit zijn. Nederland is immers een land waarin wij als politici proberen om in schaarste keuzes te maken. Daarbij zijn heel grote, romantische bewegingen zelden mogelijk. Gelukkig maar, want dit land is mede zo sterk omdat wij een parlementaire democratie hebben waarin wij stap voor stap problemen aanpakken. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president zegt dat hij niet geneigd is om dingen zwart-wit te zien. Iedereen zal dan zeggen: ik ook niet. Wie wil de dingen nou wel zwart-wit zien? Het gaat erom dat sommige zaken niet met elkaar te verzoenen zijn. Ik heb het voorbeeld van de inkomensontwikkeling gegeven. Je kunt 50 miljard bezuinigen en zeggen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Ik heb dat de minister-president regelmatig horen zeggen. Iets anders is of dat in het beleid altijd even goed tot uiting komt. Ik denk het niet. Hij heeft het echter wel als zijn inzet geformuleerd. Dan kun je niet tegelijkertijd tegen de heer Buma zeggen: ik ben het eigenlijk wel met u eens, ik wil misschien het gesprek over denivellering aangaan. Dat kan niet. Minister Rutte: Nogmaals, de heer Buma doet zelf ook voorstellen die niet per se denivellerend werken. Over het grote pakket en de effecten daarvan op de inkomensverhoudingen in Nederland heb ik al gezegd dat je altijd zult moeten bezien hoe je het zo laat landen dat het ook enigszins evenwichtig gebeurt. Ten aanzien van "de sterkste schouders, de zwaarste lasten" zeg ik: dat is in Nederland zo. We hebben een progressief belastingstelsel, waarbij het hoogste tarief 52% is en het laagste tarief aanzienlijk lager. Daarin dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten. Dat is een gegeven, een feitelijkheid. De vraag is vervolgens hoe je kijkt naar opvattingen over evenwichtige inkomensverhoudingen en hoe zich dat verhoudt tot de maatregelen die je neemt. Daarbij is het verkleinen van de inkomensverschillen echter geen doel. Het doel is om te komen tot een fatsoenlijk koopkrachtbeeld. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ga nog even door op wat de premier net zei. Ik heb nog eens teruggekeken in de teksten van het debat van 26 juni, toen we het ook over nivelleren hebben gehad. De premier zei net dat er geen staffel — dat is een beetje een ingewikkeld woord — hebben afgesproken. De heer Zijlstra heeft toen het volgende gezegd, en ik wil graag van de premier horen of dat inderdaad de afspraak was of is: "En we hebben inderdaad een pijler afgesproken, door de heer Samsom altijd omschreven als de pijler eerlijk delen, met daarbij het beroemde plaatje. Dat plaatje zal zo blijven. Dat plaatje gaat niet nivellerender worden en ook niet denivellerender". Het was dus overigens geen staffel, maar een plaatje. De vraag is: is het nu anders en kan het plaatje nu wel denivellerender worden? Minister Rutte: Dat plaatje, zo legde ik net uit, is de uitkomst van een heel pakket aan maatregelen om te komen tot een fatsoenlijk koopkrachtbeeld. De heer Zijlstra heeft vanuit het perspectief van zijn partij — dat is de VVD, toevallig ook mijn partij, maar ik sta hier niet als VVD'er — aangegeven wat je niet moet hebben, namelijk een verdere verkleining van de inkomensverschillen. Dat zei hij in reactie op de vraag van de heer Buma of iemand anders over de effecten van de gekozen maatregelen. Het plaatje, de staffel, is echter niet het doel. Het doel is een evenwichtig inkomensbeeld. Wat ik nu aanbied, ook aan de heer Buma — op zijn verzoek; ik kom hem helemaal tegemoet — is dat we met elkaar in gesprek gaan om te bepalen wat een evenwichtig inkomensbeeld is en hoe je dat kunt bereiken. Meer kan ik nu niet doen. Er zijn vragen gesteld over de versobering van de zelfstandigenaftrek. Die moet nog worden vormgegeven. We zullen daarbij de suggesties van de heer Zijlstra betrekken over de schijn-zzp-constructies en bezien of we daarmee die bezuiniging geheel kunnen invullen. Als je alles zou stoppen in een versobering van de zelfstandigenaftrek, zoals sommigen hebben gesuggereerd, dan heeft dat bepaalde effecten. Die keuzes moeten nog worden gemaakt. Die liggen voor in 2015, wanneer die bezuiniging van 300 miljoen moet worden gerealiseerd. Ik wijs erop dat zelfs als je het volledig zou doen uit de versobering van de zelfstandigenaftrek, het grootste deel van deze groep nog meer dan volledig wordt gecompenseerd door de €837 hogere arbeidskorting, waardoor ondernemers met een winstinkomen tot circa €80.000 er toch nog op vooruitgaan. Verder wijs ik erop dat zzp'ers nu belasting betalen vanaf een inkomen van ongeveer €21.000, terwijl voor werknemers een inkomensgrens van €6.000 geldt. Het verschil is zo'n 25% aan netto besteedbaar inkomen bij een modaal inkomen. Mocht je de versobering van de zelfstandigenaftrek helemaal inzetten ter dekking van de 300 miljoen euro, dan leidt dat tot een beperking van de zelfstandigenaftrek van 1,8 miljard naar 1,5 miljard euro. Nogmaals, in combinatie met de maatregel en de arbeidskorting leidt dat voor de grootste groepen nog steeds tot een kleine inkomensvooruitgang. De heer Pechtold (D66): De liberaal Rutte en ik zijn het op dit punt absoluut niet eens, zeker niet in crisistijd. Dat de minister-president er zelf mee in zijn maag zit, blijkt uit het volgende. In het regeerakkoord stond een bezuiniging op zelfstandigen van 500 miljard, terwijl het nu is aangepast naar 300 miljoen. Dat men op de verkeerde weg zat, is dus duidelijk. Ik wil het alleen nog wat versnellen, naar een nul. De minister-president schrijft het hele verhaal van de schijnconstructies helemaal niet in zijn plannen. Dat is er door de VVD in de afgelopen dagen bij verzonnen, omdat het in de eigen achterban, met ook nog eens een minister op Economische Zaken, heel slecht overkomt dat zelfstandigen, 800.000 mensen die nu, in crisistijd, hun hoofd boven water proberen te houden, een boete op ondernemen krijgen. Ik vraag dus of er ruimte is om deze hele boete gewoon te schrappen, niet of er bereidheid is om te praten. Vervolgens kan er een plan worden opgezet voor schijnconstructies en zullen we bekijken wat dat structureel aan inverdieneffecten zal hebben. Ik vind het prachtig dat wordt tegengegaan dat iemand die ontslagen wordt vervolgens maar bij één baas wordt aangenomen voor hetzelfde werk. Dat is namelijk misbruik. Fraudebestrijding is echter geen structurele dekking. Is die ruimte er dus? Minister Rutte: Dan praat je over de invulling van de maatregelen. We praten hier over de begroting voor 2015. De maatregel staat niet gepland voor 2014 maar voor 2015. Hij zit nu ook niet in het Belastingplan. We zouden dan tegen die tijd moeten kijken naar een alternatieve dekking, maar dan moeten we wel weer 300 miljoen vinden. Zo makkelijk is dat niet. Er zijn in de afgelopen maanden heel veel paniekverhalen verspreid over de positie van zelfstandigen. De heer Pechtold en ik zijn het er geheel over eens dat dit een zeer belangrijke groep is in onze samenleving, die belangrijk werk doet voor de economie. Ik vind het helemaal niet gek om te proberen om in die groep de schijnconstructies te bestrijden. Daar zullen we het ook allemaal over eens zijn. Als het dan nog nodig zou zijn, kunnen we voor een resterend deel kijken naar de fiscaliteit. We zien in hoeverre deze groep ook een eigen behandeling heeft, hoe zich dat verhoudt tot de stijging van de arbeidskorting en wat het voor het grootste deel van de zzp'ers zou betekenen als je helemaal geen schijnconstructies zou kunnen bestrijden. Stel dat we het helemaal zouden moeten zoeken in een versobering van de zelfstandigenaftrek. Als mensen met een winstinkomen tot €80.000 er dan nog steeds op vooruitgaan, is mijn conclusie dat de paniekverhalen in de kranten en de andere media echt paniekverhalen waren. De heer Pechtold (D66): Ik ben helemaal niet zo gerustgesteld, vooral niet omdat het kabinet zelf zwabbert. Dit is niet het enige dossier, want we gaan van 500 miljoen naar 300 miljoen en we krijgen nu opeens het konijn uit de hoge hoed dat het om schijnconstructies gaat. Ik denk dat de minister-president zijn eerste toezegging gaat doen. Ik ga akkoord met wat er volgend jaar aan regelingen te maken valt om de aanpak van schijnconstructies in 2015 tot een bezuiniging te laten leiden. Het overige gaan we in 2014 op een andere manier dekken. Zzp'ers hebben al moeite met hypotheekverstrekking en met andere zaken die gewone werkenden wel hebben en zij niet. De minister-president kan niet zeggen dat ze allemaal voordelen hebben, want ze hebben ook nadelen. Ik ben dus akkoord met het ophalen van het deel dat onder schijnconstructies valt. Dan hoop ik dat de minister-president gelijk krijgt over de 300 miljoen, maar als het eronder zit mag de minister-president hen daar niet verder fiscaal, zoals hij dat zo mooi noemt, mee belasten. Minister Rutte: Zelfs als je helemaal niets uit schijnconstructies zou halen en het volledig zou halen uit de versobering van de zelfstandigenaftrek in combinatie met de verhoging van de arbeidskorting, gaan mensen er nog steeds op vooruit. Ik heb liever dat ze er meer op vooruitgaan en dus de volledige arbeidskorting op hun inkomen voelen zoals andere werkenden. Het is echter niet zo dat ze erop achteruitgaan. Het beeld ontstaat nu dat we in Nederland de zzp'ers gaan aanslaan. De heer Pechtold stelt nu echter een andere vraag, die ik plaats in de context van gesprekken die wij moeten voeren over begrotingen. Het moet allemaal gedekt worden, maar over alles is te praten. Ik heb zonet al gezegd dat we het nu niet eens worden over de omvang van het pakket, maar dat we over de invulling met elkaar in gesprek kunnen gaan. Dan moet er echter ook dekking voor komen. De heer Pechtold (D66): Het gaat over de begroting voor 2015. Minister Rutte: Jazeker. Ook daarvoor geldt dat er een dekking moet komen. De heer Pechtold (D66): Ik geef het kabinet de mogelijkheid om in 2014 zijn woorden waar te maken. Als het namelijk waar is dat het uit schijnconstructies kan komen, steun ik dat van harte, zelfs als het meer zou zijn. Dat is immers fraude en die moet je aanpakken. Dan is het zzp-schap ook echt een gekozen zelfstandigheid in plaats van een gedwongen zelfstandigheid, vaak door een star ontslagrecht. Pak de handschoen dus op. Dat kunnen we dan volgend jaar voor 2015 dekken, maar laten we nu eerst aan de minister van Sociale Zaken vragen of die 300 miljoen te dekken is met de schijnconstructies. Als dat niet zo is, moeten we het resterende deel op een andere manier dekken. De minister-president weet dat ik dan volgend jaar graag bereid ben om mee te denken voor 2015. Het zou een fantastisch gebaar naar de zzp'ers zijn als de minister-president nu zou zeggen: ik haal het alleen bij jullie schijnconstructies en niet als een soort generieke korting. Minister Rutte: Dan moeten we het eens worden over de dekking. Dan kunnen we er met elkaar naar kijken. Het is een voorwaarde dat we het eens zijn over de dekking. De heer Pechtold (D66): Daar kunnen we dan over praten. Minister Rutte: Onderhandelen! De heer Pechtold (D66): Onderhandelen. Ook nog! Nu moet u "ja" zeggen, hè. Minister Rutte: Ja! De heer Pechtold (D66): Want ik moet "ja" zeggen op praten. Minister Rutte: Zeker, maar ik wil ook geen schijnverwachtingen wekken bij de buitenwacht. Ik begrijp wat de heer Pechtold zegt. Hij vraagt of we erin kunnen slagen om die lastenverzwaring niet door te voeren. Dat is sympathiek. Dat vinden we, denk ik, allemaal. Dat is wel een voorwaarde. Er moet dan niet het beeld naar buiten ontstaan dat hiermee die bezuiniging in 2015 weg is. Dat kunnen we nu niet hard maken. Dat kunnen we pas doen als we het eens zijn over de dekking. Ik vind het ook netjes om het dan zo te doen en dat nu niet het verhaal naar buiten is van: o, de zzp'ers zijn gered door de heren Pechtold en Rutte en de coalitie. We hebben de gezamenlijke ambitie, maar dan moeten we het wel ook waarmaken. De heer Pechtold (D66): Het bedrag is verlaagd van 500 miljoen naar 300 miljoen, kennelijk in tien maanden tijd en kennelijk ook met het gevoel van: het was een beetje veel. Vervolgens is het argument "schijnconstructies" als opvulling van die 300 miljoen neergezet. Daar ga ik mee akkoord. Het is een opdracht aan het kabinet en dat heeft er een jaar de tijd voor — dan staan we hier weer, ik beloof u, ik ben er dan weer — om te kijken of het ten aanzien van die 300 miljoen is gelukt. Mijn bereidheid is er om te praten, te onderhandelen, mee te denken en medeverantwoordelijkheid te nemen om het resterend deel, na de uiterste inspanningen van de minister van Sociale Zaken, mee te helpen dekken. Het is een prachtig signaal aan zzp'ers. Het zijn er 800.000 in dit land. Als we nu eindelijk vandaag het signaal kunnen afgeven "ondernemen loont" — ik heb het niet over marginale druk en andere dingen — dan hebben we het echt over iets in plaats van al die paniekverhalen. En dan loopt de VVD-website daar niet óók nog mee vol. De heer Zijlstra (VVD): Die loopt overal mee vol. De heer Pechtold (D66): Ja, maar nog niet met aanmeldingen. Minister Rutte: Zelfs daarmee. Die gezamenlijk ambitie is er. Ik voel die uitgestoken hand. Wij gaan ernaar zoeken maar dan is er ook de verantwoordelijkheid bij de heer Pechtold om mee te helpen zoeken naar dekking. Daar moeten we het over eens worden. Ik wijs de heer Pechtold erop dat hij ook wensen heeft op het terrein van het onderwijs, namelijk 500 miljoen volgend jaar. En ik zag alweer een oploop in 2015 die ook nog gedekt moet worden, mijnheer Pechtold. Dus daar moeten we het dus wel allemaal over eens worden. Dat zijn forse bedragen. Dus laten we daarom nu niet naar buiten zeggen dat het nu helemaal geregeld is, maar wel dat het een vergaande intentie is van veel partijen in deze Kamer om het te regelen. Dat lijkt mij het faire verhaal naar de buitenwacht. De heer Roemer (SP): Volgens mij kunnen we wel die stap maken, want ik ben het hier volledig mee eens. Laten we het van tafel halen. Op het punt van die schijnconstructies zijn ook wij het eens, behalve als het om gedwongen zzp gaat. Laten we het daar in ieder geval met elkaar over eens zijn. En die dekking is gemakkelijk te vinden, want voor 2014 heeft het kabinet al besloten om de crisisheffing een jaar te verlengen. Dat kun je ook in 2015 doen. Dan heb je die 500 miljoen niet eens nodig, dan heb je het geld in ieder geval daar gehaald waar het zit en dan heb je het kunnen besteden aan de mensen die het hard nodig hebben, de zzp'ers. Minister Rutte: In ieder geval is er een dekkingsvoorstel gekomen van de heer Roemer. Niet dat ik er meteen vreselijk enthousiast over word, maar er is in ieder geval een dekkingsvoorstel gedaan. Dat was een compliment! De heer Roemer (SP): Ik ben blij dat u het er even bij zegt. U vond het in ieder geval een goed voorstel om het in 2014 te doen. Minister Rutte: Ja. De heer Roemer (SP): U kunt hier een signaal afgeven aan de zzp'er die hard geraakt wordt en die dat signaal heel hard nodig heeft. We leveren er een constructieve bijdrage aan, waarvan u ook vindt dat het wat betreft 2014 reëel is. Het volledige bedrag van die crisisheffing hebben we daar niet eens voor nodig, want dat is 500 miljoen. Dus laten we in ieder geval afspreken dat we een dekking hebben totdat u een betere hebt. Dan kunnen we richting de zzp'er in ieder geval aangeven dat het van tafel is. Minister Rutte: Het moet duidelijk zijn: die dekking vind ik niets. Maar ik respecteer zeer de wens van de heer Roemer om op dit punt te helpen. Dat vind ik winst. Ik zie ook overleg binnenkort tussen de heer Pechtold en de heer Roemer om het daarover eens te worden, maar dan niet over deze dekking. Verder is een vraag gesteld over de vermogende ouderen. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat je moet oppassen dat je niet zwart-wit praat over de positie van ouderen en hun vermogenspositie. Het is waar dat de afgelopen decennia het gemiddelde inkomen, het gemiddelde vermogen van ouderen aanzienlijk is gestegen. Daarmee staat ouderdom gelukkig niet langer gelijk aan armoede. Dat is vaak ook het resultaat van het harde werken en de spaarzaamheid van heel veel ouderen tijdens hun werkzame leven. Onlangs hebben we de Kamer aangeboden het interdepartementaal beleidsonderzoek Inkomen en vermogen van ouderen: analyse en beleidsopties. Wat heel belangrijk is, is dat heel veel ouderen een eigen woning hebben, die belangrijk is voor hun vermogenspositie en die vaak een overwaarde kent, waardoor de groep ouderen met vermogen is toegenomen. Het onderzoek constateert dat 40% van de ouderen beschikt over vermogen van meer dan €200.000, inclusief de overwaarde van de eigen woning. Tegelijkertijd wil ik op één ding wijzen: hiermee staat ouderdom niet gelijk aan rijkdom. Er zijn ook veel ouderen die het niet breed hebben, vooral degenen die geen ruim aanvullend pensioen hebben of hebben kunnen opbouwen en/of geen eigen huis bezitten met overwaarde. Daarom is het kabinetsbeleid erop gericht om oog te hebben voor die verschillen en om de ondersteuning vanuit de overheid daarop aan te passen. Dat betekent dat we de inkomensondersteuning versoberen waar men het zelf redt, maar dat we ondersteuning blijven bieden waar dat niet zo is. De heer Krol (50PLUS): Ik dank de minister-president voor deze nuancering. De cijfers waarnaar hij verwijst, komen echter uit een rapport dat de periode tot 2010 bestudeerd heeft. Juist in de periode daarna is het met de inkomens van ouderen heel slecht gegaan. Zouden we ook de cijfers van na 2010, en met name tot en met dit jaar, mogen ontvangen? Minister Rutte: Ik ga bekijken of het inderdaad tot 2010 loopt. Dat heb ik hier niet paraat, dus daar kom ik op terug. De voorzitter: Komt u daar in tweede termijn op terug? Minister Rutte: Dit lijkt me iets wat we kunnen uitzoeken voor de tweede termijn. Als het inderdaad tot 2010 loopt, weet ik niet of we meteen die aanvullende cijfers hebben, maar ik kijk wel even na of de heer Krol gelijk heeft als hij zegt dat het gaat om cijfers tot 2010. Dan kom ik op de vraag naar de koppeling van toeslagen en inkomensondersteuning aan de hoogte van het inkomen. Ik wijs erop dat er eigenlijk maar twee grote inkomensonafhankelijke uitgavenregelingen zijn, te weten de AOW en de kinderbijslag. Alle andere inkomensondersteunende regelingen zijn op de een of andere manier gerelateerd aan de hoogte van het inkomen. In de afgelopen jaren zijn ook regelingen zoals de WTCG daaraan gekoppeld. Daarmee konden we ons ook beter richten op de mensen die het echt nodig hebben. Het kabinet wil de AOW en de kinderbijslag inkomensonafhankelijk laten, want dat geeft ouderen en gezinnen een vaste basis. Wel wordt voorgesteld de ouderenkorting en de koopkrachttegemoetkoming voor ouderen inkomensafhankelijk te maken. Voor gezinnen was dit in het kindgebonden budget het geval. Daarom blijven de AOW en de kinderbijslag inkomensonafhankelijk. Dan kom ik bij de vraag over de AOW-tegemoetkoming, die we tegenwoordig MKOB (Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen) noemen. Die is in het verleden ingevoerd omdat ouderen met een laag inkomen de ouderenkorting niet konden verzilveren. Vervolgens is de MKOB gebruikt om de koopkracht van ouderen te verbeteren. Het kabinet stelt nu voor, de ouderenkorting om te zetten in een ouderencomponent in de huishoudentoeslag. De inkomensondersteuning voor ouderen wordt hiermee meer gericht op ouderen met een laag inkomen en blijft voor deze groep in stand. Voorzitter, dit is wat ik wilde zeggen over het budgettaire beeld en de inkomensverhoudingen. We hebben al een heel stuk van het tweede hoofdstuk over de sociale zekerheid gedaan. Getriggerd door de heer Pechtold hebben we al uitvoerig gedebatteerd over het sociaal akkoord. Ik kom nu bij de overige vragen, om te beginnen die over de werkgelegenheid, het terugdringen van de werkloosheid en in het bijzonder de jeugdwerkloosheid. Velen, maar met name de heer Samsom hebben hier vragen over gesteld. Het kabinet maakt hier werk van. Dat doet het door structurele maatregelen, maar ook door op korte termijn extra maatregelen te nemen. Ik wijs op het actieteam en de leden daarvan zoals de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid, die samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid actief aan de slag is. Ik noem de volgende zaken: de benadering van bedrijven, regio's en sectoren, 35 convenanten met de regio's voor meer leerwerkplekken, bijvoorbeeld 4.500 in de Brabantse regio's en de "Jeugd op zoek"-actie samen met Randstad om 10.000 jongeren aan het werk te helpen. Vorige week is 30 miljoen euro extra uitgetrokken uit het Europees sociaal fonds ter ondersteuning van de aanpak van jeugdwerkloosheid. De regeling 55-plus wordt per 1 oktober van kracht voor scholing en arbeidsbemiddeling van oudere werklozen. Het UWV voert dit uit. Het UWV voert sinds begin juli ook een actief programma uit om oudere werklozen via netwerkgroepen, een bewezen effectief instrument, in het arbeidsproces te brengen. Daarnaast speelt de 600 miljoen die we beschikbaar hebben voor cofinanciering van sectorplannen die arbeidsmarktknelpunten aanpakken. We hebben de openstelling van de regionale sectorplannen naar voren gehaald. Geld is niet alleen voor 2014 en 2015, maar vooral ook in 2013 al beschikbaar. Per 1 oktober kunnen de sectoren aanvragen. Overal in het land zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd met werkgevers, werknemers en de Stichting van de Arbeid om potentiële aanvragers toelichting te geven. Het eerste aanvraagtijdvak eindigt 31 december en 29 partijen hebben zich inmiddels bij SZW geregistreerd om te gaan aanvragen. De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier geeft een opsomming van allerlei maatregelen. Die maatregelen kosten heel veel geld. Is het niet veel beter om de werkgelegenheid écht te stimuleren? Dat kan als er een structureel ander beleid wordt gevoerd waarbij niet zozeer geld wordt uitgegeven, maar de lasten worden verlaagd. Laat ik één voorbeeld noemen en ik verzoek de premier daarop te reageren. De accijnzen worden volgend jaar verder verhoogd, wat heel veel werkloosheid en faillissementen tot gevolg zal hebben. Via een omweg wordt er voor hetzelfde geld een banenplan gemaakt om iedereen weer aan het werk te helpen. Is de minister-president bereid om de lastenverhoging niet door te voeren? Dan is het banenplan niet nodig. Minister Rutte: Dat laatste is niet waar, denk ik, dus dat het dan niet nodig is. Ik denk dat je wel degelijk een combinatie moet hebben van structurele hervormingen op de arbeidsmarkt en maatregelen om op korte termijn knelpunten weg te halen. We zorgen ervoor, ook met de 600 miljoen, dat per sector de kortetermijnproblemen worden weggehaald. Sectoren hebben namelijk verschillende problemen. De heer Buma heeft natuurlijk gelijk dat lastenverlichting altijd beter is dan lastenverzwaring. We zitten echter, zoals we allemaal weten, met een buitengewoon ingewikkeld budgettair probleem, waarbij het noodzakelijk was om naast hervormingen en ombuigingen ook te kijken naar lastenmaatregelen. Ten principale ben ik het echter geheel eens met de heer Buma dat lastenverlichting altijd beter is. De heer Van Haersma Buma (CDA): Het financiële probleem is ook een aspect. Het is een extra reden om al die banenplannen niet te doen, zoals wij hebben voorgesteld. Ik verzoek de premier om aan te geven of daarover te spreken is. Ons voorstel is om de 300 miljoen voor volgend jaar niet te doen, zodat het of aan lastenverlichting kan worden besteed of, als de premier dat wil, ter dekking van het tekort kan worden gebruikt. De banenplannen leveren veel minder banen op dan een structurele versterking van de economie; vandaar de vraag of erover te praten is. Minister Rutte: Daar ben ik niet voor, zo zeg ik tot de heer Buma, om de simpele reden dat er geen structurele dekking is. Je zou dan twee jaar niets in de accijnzen moeten doen. Als de andere vraag van de heer Buma is of er met het kabinet te praten is over de accijnzen als zodanig, is het antwoord "ja". Daarover willen we met elkaar in gesprek. Om de sectorplannen daarvoor als dekking te gebruiken, zou echter een schoffering zijn van sociale partners en het sociaal akkoord. Ik zou daar dus moeite mee hebben, ook al om de reden die ik net noemde dat dit een incidentele dekking zou zijn van twee jaar. De heer Van Haersma Buma (CDA): Daarom heb ik een tweede suggestie gedaan, namelijk om het te gebruiken ter dekking van de 6 miljard voor het komende jaar, want de premier zei al eerder dat het niet kon ter dekking van de accijnzen. We moeten geld vinden. Dat is moeilijk. Ik doe een aanbod: is er te praten over het inzetten van die 300 miljoen ter dekking van het tekort? Minister Rutte: Nee, daar zou ik niet voor zijn. Daarmee blazen we het sociaal akkoord op waar we bij staan. Dit is echt een afspraak met sociale partners, die nu ook wordt uitgevoerd. Dat zal de heer Buma niet willen. We hebben net met elkaar afgesproken dat we ten aanzien van het sociaal akkoord gaan kijken naar versnelling waar mogelijk, binnen de kaders dat sociale partners het kunnen dragen. Daarnaast zou je geen structurele dekking hebben. We hebben niet alleen een probleem voor onszelf. We moeten Eurocommissaris Rehn laten zien dat de dekking niet alleen voor volgend jaar geldt, maar structureel is. Dan moet je vanaf 2016 toch met andere maatregelen komen. Als de heer Buma mij echter vraagt of er te praten is over de accijnsmaatregelen, zeg ik dat daar absoluut over te praten is. De heer Slob (ChristenUnie): De minister-president had het over de jeugdwerkloosheid. Dat is inderdaad een zorg: zo veel jongeren die, vaak met een diploma op zak, niet aan het werk kunnen komen. Is er ruimte bij het kabinet om de Asschergelden — misschien moeten we in deze ruimte spreken van de "minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid-gelden"— in te zetten voor een premiekorting voor werkgevers die jongeren beneden de 30 jaar in dienst nemen? Je wijkt dan wel iets af van het sociaal akkoord, waarin de mogelijkheid is geboden om met allerlei plannetjes komen, maar het doel is gewoon hetzelfde. Ik denk dat dit effectiever is en dat je minder bureaucratische rompslomp hebt. Minister Rutte: Dat kan als het in het kader van de sectorplannen gebeurt. De afspraak is dat dit wordt aangewend voor plannen voor de sectoren. Van de week heeft de minister zo'n plan afgesproken met de transportsector. Als het in dat kader past, is het antwoord "ja". Als de bedoeling is om het generiek te doen, is dat echt in strijd met de afspraken met sociale partners. We hebben namelijk afgesproken dat dit geld is bedoeld om in sectoren tot afspraken te komen om knelpunten weg te halen. Ik ben het daarbij met de heer Slob en de heer Buma eens dat je altijd zou moeten streven naar structurele maatregelen: zo laag mogelijke lasten en hervormingen in combinatie met het op korte termijn wegnemen van knelpunten. De heer Slob (ChristenUnie): Het mooiste zou natuurlijk zijn als we gewoon doen wat we bij het Lenteakkoord hadden afgesproken: de kosten voor arbeid wat naar beneden halen en daaraan het geld besteden dat toen daarvoor was vrijgespeeld. Een generieke premieverlaging voor werkgevers die jongeren in dienst nemen zou op gespannen voet kunnen komen te staan met het sociaal akkoord, maar daarover zou toch kunnen worden gesproken met de sociale partners? Het is precies hetzelfde doel, alleen zet je het op een wat hoger niveau in. Ik denk dat dit jongeren echt perspectief kan bieden. Nu zie je toch dat werkgevers ertegenaan hikken. Zo'n premiekorting zou net dat extra duwtje kunnen zijn. Minister Rutte: Binnen de sectorplannen wordt op dit moment gekeken naar leerwerkplekken. Die aanpak zorgt ervoor dat je jongeren weghoudt van de arbeidsmarkt … Sorry, weghoudt van werkloosheid, en kansen biedt op de arbeidsmarkt. Dat was even een belangrijke correctie, net op tijd. Zo houdt je jongeren weg van werkloosheid, houd je ze beschikbaar en leid je ze op voor de arbeidsmarkt. Dat zit in de sectorplannen. Daarnaast lijkt het mij goed om bij de begrotingsbehandeling Sociale Zaken nader te bespreken wat je generiek kunt doen op dit punt. Ik hoor daar ambitie van de heer Slob. Wij zouden bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken moeten kunnen bezien hoe we het oplossen. Waar nu wordt gepoogd om in sectorplannen ook knelpunten voor de korte termijn op te lossen, zou ik het zonde vinden om daar alle ruimte weg te halen en te zeggen dat het generiek op nationaal niveau moet. De kracht van de sectorale afspraken is namelijk dat daarachter ook de drive zit om ze waar te maken. De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp best dat het voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leuk is om iedere keer in een sector een cheque te overhandigen en met elkaar wat plannen op tafel te leggen. Als wij met een premiekorting werkgevers kunnen verleiden om jongeren in Nederland, die wij juist uit de werkloosheid willen halen en de arbeidsmarkt op willen krijgen, in dienst te nemen, moeten wij een dergelijke stap ook kunnen zetten. Dan moeten wij niet alleen maar naar de sectorplannen kijken, maar ook proberen om het generiek te doen. Mocht de premier nog in gesprek gaan met de sociale partners, wil hij dat dan alsjeblieft op de agenda zetten? Minister Rutte: Op dit punt is het gesprek met de sociale partners op het niveau van de sectoren gaande om ervoor te zorgen dat dit element daarin zit. Je zou het moeten zoeken — dan kom ik misschien de heer Slob ook tegemoet — in een combinatie van de sectorplannen en daarin de leerwerkplekken met de meer generieke maatregelen waarover moet worden gesproken bij de begrotingsbehandeling Sociale Zaken. De heer Krol (50PLUS): Wij hebben het heel veel over jongerenwerkloosheid. Dat juich ik toe. Wij hebben echter ook Kamerbreed een motie aangenomen over ouderenwerkloosheid, met name over een taskforce. De premier vond een ambassadeur toen te ver gaan. Daarna is het echter erg stil geworden. Kan de premier daar alsjeblieft iets meer over vertellen? Minister Rutte: Daar wordt met man en macht aan gewerkt. Voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken ligt er een reactie op die motie-Krol bij de Kamer. De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog. Minister Rutte: Voorzitter. De heer Roemer en anderen hebben aandacht gevraagd voor de kwestie van de armoede in Nederland. Die is gelukkig relatief laag dankzij een gedegen sociale zekerheid en een relatief hoog wettelijk minimumloon. Niettemin is het kabinet zich ervan bewust dat het in deze moeilijke economische tijd voor veel mensen niet gemakkelijk is om de eindjes aan elkaar te knopen. Daarom zijn er ook extra middelen uitgetrokken voor de armoede- en schuldenproblematiek. Daarvoor zijn de gemeenten natuurlijk primair verantwoordelijk. Het kabinet ondersteunt gemeenten, naast het beschikbaar stellen van extra middelen, door middel van kennisuitwisseling en samenwerking met maatschappelijke organisaties. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal in de week van 14 tot en met 19 oktober op bijeenkomsten in het land aandacht vragen voor het belang van een goede besteding van de extra middelen en van kennisuitwisseling en samenwerking. Zij zal de Kamer daarover in het najaar informeren. De heer Roemer (SP): Dat is allemaal mooi en aardig en met ieder bedrag dat erheen gaat, moet je natuurlijk blij zijn. Als het de gemeenten echter vrij staat om er lantarenpalen voor te kopen, hebben we er niets aan. Is de premier bereid om die gelden te oormerken zodat wij zeker weten dat zij daar terechtkomen? Minister Rutte: Ik heb niet de indruk dat er ook maar ergens een gemeente is waar dit geld nu naar lantarenpalen gaat. Dan zijn er nog altijd de partij van de heer Roemer, mijn partij, de Partij van de Arbeid en alle andere in dit huis om dat op gemeentelijk niveau tegen te houden. De heer Roemer (SP): Dat is wederom niks. Dan weet je al op voorhand dat er heel veel gemeentes zijn die de komende tijd in zware financiële problemen komen en die noodgedwongen de tering naar de nering zetten. Dan weet je zeker, hoe de gemeenteraadsfracties ook zijn samengesteld, dat dit geld niet voor 100% bij de armoedebestrijding terechtkomt. Dat lukt wel als je dit bedrag oormerkt. Dat kost de overheid niets meer. We oormerken dat geld, zodat wij zeker weten dat het daar terechtkomt. Als dit al weer te veel gevraagd is, schiet het wel lekker op! Minister Rutte: Het probleem van oormerken is de grote bureaucratische last waarmee het gepaard gaat, doordat er apart verslag over moet worden uitgebracht. Uit mijn tijd als staatssecretaris van Sociale Zaken herinner ik mij nog goed de enorme bureaucratie die het met zich meebrengt. Net als de heer Roemer vertrouw ik op het functioneren van de lokale democratie en ik zou die verantwoordelijkheid dan ook echt daar willen neerleggen. Ik zou dit deel van het interruptiedebat willen beschouwen als een extra oproep aan die lokale democratie. Het is verder niet voor niets dat mijn collega van Sociale Zaken met de gemeenten in gesprek gaat over de vraag wat de beste aanpak is. Voorzitter. We hadden het al even over de koopkrachteffecten voor gezinnen. Daar komen we later op terug. De mediane koopkrachtontwikkeling van gezinnen met kinderen is in 2014 -0,25% en van alle huishoudens -0,5%. Als je kijkt naar het mediane koopkrachtbeeld, lijkt het dus mee te vallen. Ik heb goed gehoord wat de heer Slob en de heer Van der Staaij hebben gezegd over meer specifieke gezinssituaties. Die zullen we de komende tijd met elkaar moeten bekijken. Daaraan gerelateerd heeft de SGP, maar ook andere partijen, zich specifiek zorgen gemaakt over het schrappen van de tegemoetkoming van €1.460 voor ouders met gehandicapte kinderen. Het kabinet staat open voor voorstellen in welke mate deze tegemoetkoming binnen het nieuwe stelsel kan worden gecontinueerd. We zullen goed moeten kijken naar de gevolgen van de hervorming van de AWBZ en de manier waarop die hervorming doorwerkt. Het recht op TOG wordt immers bepaald door een AWBZ-indicatie, terwijl delen van de AWBZ naar andere domeinen gaan. We zullen goed moeten bezien hoe het in het nieuwe systeem wordt ingepast. Het kabinet is dus bereid om met de SGP en andere partijen op zoek te gaan naar een oplossing voor dit probleem. De heer Roemer (SP): Ik waag nog een poging om de minister-president te overtuigen van het belang dat we die middelen oormerken. Misschien dat hij iets toegeeflijker wordt als ik hem vertel dat op de website van de PvdA door collega Kuzu op 24 september het volgende is geschreven: voorwaarde is dan wel dat het geld daadwerkelijk wordt ingezet voor de strijd tegen de armoede en terechtkomt bij de mensen die het echt nodig hebben. Daar roept de PvdA dus op om er een voorwaarde van te maken. Je kunt echt niets anders concluderen als je er 100% zeker van wilt zijn dat het geld daar terechtkomt. Oormerken dus! Minister Rutte: Dat lees ik niet in die zin. Ik lees daarin wel de wens van de heer Roemer en mij om ervoor te zorgen dat het geld terechtkomt bij de mensen voor wie het bedoeld is. Daar staat toch zeker niet dat het automatisch moet worden geoormerkt met het risico dat je meer geld kwijt bent aan de controle op de besteding van dat geld dan aan de regeling zelf? De heer Roemer (SP): De minister-president is goed in woordspelletjes, maar er is geen woord Spaans bij. Er staat namelijk dat het een voorwaarde is dat het geld bij die mensen terechtkomt. Als je het geld via het Gemeentefonds aan de gemeenten geeft, is het geen voorwaarde. Dat is klip-en-klaar. Als een van de coalitiepartijen zegt dat het een voorwaarde moet zijn dat het daar terechtkomt, kun je wel woordspelletjes proberen te spelen maar er zit echt geen woord Spaans bij. Minister Rutte: Ik lees dat er niet in. Ik lees erin dat het een voorwaarde is dat het bij de doelgroep terechtkomt. Het is met andere woorden een oproep aan de lokale democratie om dat te bevorderen. Ik heb er ook vertrouwen in dat het zo zal gaan, want het is niet voor niets dat veel grote rijksregelingen worden gedecentraliseerd. Wij hebben namelijk allemaal het vertrouwen in het vermogen van gemeenten, soms samenwerkend, soms individueel, om grote problemen aan te pakken. De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben blij met wat de minister-president zei over de TOG. Als ik hem goed beluister, zegt hij namelijk dat hij ook begrijpt dat daar een pijnpunt zit. Die alleenverdienersgezinnen krijgen nu nog een tegemoetkoming van €1.500 en de minister erkent dat die mensen dat geld niet zomaar zouden moeten inleveren. Over de vorm waarin het wordt gegoten, kunnen we inderdaad nog praten als maar duidelijk is dat het een pijnpunt is waarvoor een oplossing moet worden gevonden. Begrijp ik de minister-president zo goed? Minister Rutte: Zeker. Het kabinet wil echt samen met de SGP en andere partijen een oplossing hiervoor vinden. De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben blij met deze toezegging. We zullen graag met het kabinet in gesprek gaan over de vraag hoe dit in het vat moet worden gegoten. Minister Rutte: Akkoord. Voorzitter. De heer Roemer en anderen maken zich zorgen over de gevolgen van de bezuiniging op de kinderopvang voor het participeren van ouders. De heer Roemer verwijst daarvoor naar het FNV-bericht dat een kwart van de ouders overweegt om minder te gaan werken of om te gaan stoppen met werken. Die enquête betreft de voornemens van ouders en niet het daadwerkelijke gedrag. Als je kijkt naar de CBS-cijfers, dan moet je vaststellen dat de arbeidsparticipatie van vaders en moeders met jonge kinderen die verwachting niet ondersteunen. In 2012 is de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen stabiel gebleven. De cijfers over 2013 laten in vergelijking met 2012 wel een lichte daling in de arbeidsparticipatie zien, maar lang niet in de mate die uit de FNV-enquête naar voren komt. De ontwikkeling in de cijfers houdt eerder gelijke tred met de ontwikkeling van de werkloosheidscijfers. Er is gevraagd naar de stand van zaken betreft de pensioenplannen van het kabinet. Op 6 september is, opnieuw door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de consultatieperiode voor de herziening van het financieel toetsingskader pensioenen afgesloten. Er zijn 131 reacties ontvangen. Ook na de sluiting van de consultatie zijn nog enkele reacties binnengekomen. Wij vinden het belangrijk om die grondig te bekijken. Dat zal leiden tot een wetsvoorstel. Het streven is om dit voor het kerstreces naar de Tweede Kamer te sturen. Dan zal duidelijk worden hoe wij het eens worden over het nieuwe financieel toetsingskader. De heer Slob vroeg naar gerechtigheid. Ik denk dat wij het beginsel van gerechtigheid delen en wat dat betreft op één lijn zitten. Dat zouden wij naar de Algemene nabestaandenwet kunnen vertalen. Volgens mij deed de heer Slob dat ook. Ik weet dat in zijn kring en in andere kringen zorgen leven over de precieze effecten van de Algemene nabestaandenwet en de maatvoering. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierover met de Kamer gesproken. Wij hebben ook nog andere kabinetsleden, maar ik kom steeds bij haar terecht. Zij spreekt er ook met nabestaanden zelf over. Zij zal een wetsvoorstel indienen. Ik vraag de ChristenUnie om daar met een positieve insteek naar te kijken. Ik doe ook de suggestie om, als wij de komende tijd over het algemene budgettaire beeld praten, te bezien of het mogelijk is om in de maatvoering van deze bezuiniging — ik zeg uit mijn hoofd dat die oploopt naar 79 miljoen in 2017 — iets te matigen. Dan moeten wij daar echter wel geld voor vinden. Wellicht is dat een mogelijkheid als de ChristenUnie meedenkt over de begroting voor de komende jaren. Net zoals wij voor de heer Pechtold naar onderwijs kijken, is het wellicht mogelijk om op dit punt iets te matigen in de oploop van de desbetreffende bezuiniging. De heer Slob (ChristenUnie): Dit hebben wij opgenomen in onze tegenbegroting, want wij moeten dan inderdaad met een dekking komen. Ik weet dat de staatssecretaris ermee bezig was. Daarom was ik ook onaangenaam verrast dat de bezuiniging toch weer in de begrotingsboeken terugkwam. Ik hoop dus echt dat het ons gaat lukken. Ik beschouw het als een verantwoordelijkheid voor een groep die er nu bij wijze van spreken nog niet is. Het gaat namelijk om mensen die in de toekomst hun partner zullen kwijtraken. Als die jongere kinderen hebben, hebben zij heel snel een heel groot probleem. Zij zitten dan echter in een uitermate verdrietige situatie, zoals wij weten van mensen die het al hebben meegemaakt. Ik hoop dat het ons lukt om op dit punt iets te doen. Het gaat niet om veel geld, maar het is wel een daad van gerechtigheid voor een kwetsbare groep. Minister Rutte: Eens! Ik kom op het volgende blok, namelijk de economie. Ik zie echter dat de heer Van Ojik nog een vraag over het vorige onderwerp wil stellen. De voorzitter: De heer Van Ojik heeft nog een vraag over de sociale zekerheid. De heer Van Ojik (GroenLinks): De premier begon de behandeling van het blokje "sociale zekerheid" met een aantal opmerkingen over werkloosheid en werkgelegenheid. Tenzij ik iets over het hoofd heb gezien, heeft de minister-president vooral nog eens opgenoemd wat het kabinet doet, welke plannen het heeft, maar eigenlijk is dat niet genoeg. Ik heb de minister-president gisteren gevraagd om op dit punt meer ambitie te tonen. Dat heb ik hiervoor ook heel vaak aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd. Er zijn heel veel mogelijkheden om dat te doen. De beste mogelijkheid is het structureel goedkoper maken van arbeid. Daarom is de discussie over fiscale vergroening ook zo interessant, want dan kunnen we dat ook betalen. We hebben ook een heel ander instrumentarium. Ik heb gisteren over Asscherbanen gesproken. We kunnen ook aan loonkostensubsidies denken. Vroeger hadden we de SPAK. We kennen heel veel instrumenten uit het verleden waarvan we weten of ze werken of niet. We kunnen ook aan veel meer publieke investeringen denken, waarbij de kost voor de baat uitgaat. Ik heb de minister-president gisteren gevraagd of er niet een tandje bij moet. Het kabinet kan ons nu wel vertellen wat het al doet, maar we weten ook dat er volgend jaar 70.000 werklozen bijkomen. Wat gaan we dus extra doen? Minister Rutte: We hebben gesproken over de versnelling van het sociaal akkoord, met de heer Van Ojik, de heer Pechtold en anderen. Ik dacht dat de heer Van Ojik zei dat het niet sneller hoeft, maar op dit punt kunnen we wel versnellen. Ik denk dat we het heel snel eens worden over de participatie van heel veel mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie. Ik ben als oud-staatssecretaris van Sociale Zaken zo'n beetje op dit onderwerp afgestudeerd. Ik heb voor mezelf wel een beeld van wat wel en niet werkt. Wat niet werkt, zijn de constructies van volledig onder loonkostensubsidie vallende banen. Dat hebben wij gezien met de melkertbanen, de ID-banen, de WIW-banen, de SPAK-banen enzovoorts. Die hebben allemaal grote nadelen. Wat wel werkt, is mensen zo veel mogelijk bij normale werkgevers aan de slag helpen met loonkostensubsidie en bekijken of het mogelijk is om die geleidelijk weg te halen of, bij verminderde verdiencapaciteit, de loonkostensubsidie langere tijd aanwezig te laten. Dat is precies wat wij in de Participatiewet gaan doen. Zo kun je mensen daadwerkelijk aan de slag helpen in de arbeidsmarkt. Wij moeten echter niet de indruk wekken dat wij daarmee de oploop van de werkloosheid kunnen beëindigen. Die oploop is fors. Dit kan helpen om de oploop te lenigen en enigszins te dempen, maar wij moeten het hier uiteindelijk hebben van structurele maatregelen, in combinatie met het wegnemen van de knelpunten. Daar werkt de minister van Sociale Zaken momenteel aan, onder andere via de sectorplannen. Die combinatie zal het moeten zijn. Het is vooral een methode om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans te geven. Dit is zo'n beweging van klassieke sociale zekerheid — hier is de uitkering, nu verder niet zeuren en wij bellen u niet meer als u ons niet belt — naar een samenleving waarin er een fatsoenlijke uitkering is en je er alles aan doet om mensen aan de slag te helpen, met of zonder subsidie. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb twee vragen aan de minister-president. Hij zegt dat wij uit het verleden weten dat veel toen gebruikte instrumenten maar beperkt werkten. Hij noemde onder andere de SPAK, de loonkostensubsidie voor moeilijk plaatsbaren. Ik herinner mij een evaluatie door de regering waarin het ging om 65.000 extra mensen aan het werk door de SPAK. Dat is een fantastisch resultaat. Ik zou er nu onmiddellijk voor tekenen. Ik roep het kabinet dus op om dit niet te snel terzijde te leggen, want je kunt wel degelijk heel veel extra doen. De beste structurele maatregel is natuurlijk de fiscale hervorming die arbeid eindelijk eens goedkoper maakt. Die is te financieren door vergroeningsmaatregelen. Ik vraag de minister-president om daar specifiek op in te gaan. Dat is een structurele maatregel die is doorgerekend door het CPB en wat je maar wilt. Het is een van de beste banenplannen die je kunt bedenken. Minister Rutte: De vergroening van de fiscaliteit heeft ook risico's voor de positie van de zware industrie en het hele bedrijfsleven. Je moet vreselijk oppassen dat je het kind niet met het badwater weggooit. Dit vraagt maatvoering en heel zorgvuldige discussie. Ik zie hierin echt risico's. Ik ken de wensen die in de kringen van GroenLinks leven en ik weet dat je een deel van de problemen kunt omzeilen als je het op een bepaalde manier doet, maar dat is geen eenvoudige opgave. Ik zou niet een-twee-drie willen zeggen dat wij die kant op gaan; die discussie moeten wij dan nog voeren. Het ging nu over de vraag hoe je iets kunt doen met loonkostensubsidie of permanente melkertachtige banen. Dat laatste werkte niet, is mijn ervaring. Op een gegeven moment hadden wij 85.000 melkertbanen. Een derde van de mensen was hier echt op aangewezen. Een derde kon doorstromen, maar stroomde niet door omdat de werkgevers het zo wel prettig vonden. Allerlei bestaande banen waren ingeruild voor melkertbanen, zoals conciërges bij scholen. Inmiddels is dit allemaal teruggedraaid. Wij hebben er hard aan gewerkt om dit te redresseren. Ik herinner me mijn gesprek met Ad Melkert toen ik zelf net staatssecretaris werd op Sociale Zaken. Hij zei dat hij het zelf ook niet gewild had; hij wilde de laagste loonschalen openstellen, loonschalen 1 tot en met 4. Ziedaar het regeerakkoord! Daarin spreken wij die ambitie af. Het echoot terug in het sociaal akkoord. Wij willen mensen in de laagste loonschalen aan het werk helpen, zodat niet langer schaal 5 de laagste loonschaal is waarin de chauffeur of de portier zit. Wij willen schaal 1 tot en met 4 beschikbaar maken voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. In de jaren negentig was de vakbeweging daartoe niet bereid. Daarom koost minister Melkert voor een stelsel naast de bestaande arbeidsmarkt. Inmiddels is de vakbeweging hiertoe wel bereid. Dat is een van de winstpunten van de discussie over de Participatiewet en het sociaal akkoord. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het zijn inderdaad twee verschillende dingen. Ik roep de minister-president juist op om beide zaken te doen. Ik vraag hem om het arbeidsmarktinstrumentarium dat wij al kennen, waarvan wij weten hoe het werkt en wat de voor- en nadelen zijn, nog eens goed tegen het licht te houden en te bekijken wat daarvan bruikbaar is. Uiteraard weet ik dat er ook risico's verbonden zijn aan fiscale vergroening. De timing en de manier waarop je dit doet, zijn heel belangrijk. Ik vraag de minister-president om het daar niet bij te laten, maar om mij toe te zeggen dat hij bereid is om er nog eens heel serieus naar te kijken, als wij het er tenminste over eens zijn dat wij het doel delen: een verschuiving van lasten weg van arbeid naar milieuvervuiling. Als wij het daarover eens zijn, kunnen wij gezamenlijk proberen de risico's zo klein mogelijk te maken. Minister Rutte: Ik ben altijd bereid daarnaar te kijken. Wel herinner ik mij uit de eerdere formaties waarbij ik betrokken was, ook met GroenLinks in 2010, hoe buitengewoon complex dat is en welke enorme herverdelingseffecten dat heeft in het inkomensgebouw, ook een kant op die je vaak niet wilt, althans die linkse partijen niet graag willen, en welke enorme effecten het kan hebben op de positie van zwaardere industrie. Dat is echt niet zomaar een-twee-drie gedaan, maar ik wil er uiteraard over blijven nadenken. De heer Pechtold (D66): Nadenken, ja. Overigens vind ik de vergroeningsvoorstellen zeer behartigenswaardig. De premier had het over het kind met het badwater weggooien. Ik snap nog steeds niet waarom in dit land badwater zwaarder wordt belast dan water dat door de industrie wordt gebruikt. Minister Rutte: Is dat zo? De heer Pechtold (D66): Ja, dat is zo. Ik ben blij dat ik de minister-president nog iets kan vertellen. Het water dat thuis wordt gebruikt, wordt zwaarder belast dan industriewater, terwijl het hetzelfde water is. Minister Rutte: Bizar! De heer Pechtold (D66): Ja, bizar. Voorzitter, de eerste vergroening is binnen. Groenrechts, het kan. Wij zaten in het blokje "sociale zaken". Het ging mij om het punt waar voor mij een grote ergernis zit, namelijk de opbouw naar 2026 van de banen voor mensen met een arbeidshandicap. Minister Rutte: Het quotum. De heer Pechtold (D66): Het quotum. Ik ben tegen quota voor vrouwen, minderheden en al die dingen, maar ik ben na al dat gesoebat met de werkgevers nu zo ver dat ik 2016 als afrekenmoment voor het leveren van banen te laat en te laag vind. Als wij dadelijk toch gaan praten, bekijken, bespreken ... Minister Rutte: Onderhandelen. De heer Pechtold (D66): ... onderhandelen over dat sociaal akkoord, is het dan niet een hartstikke goed punt voor degenen die al elke keer denken "wat doen wij met de WW en het ontslag" om te horen dat er ook aan de andere kant, namelijk bij de werkgevers, structurelere en ook zekerdere afspraken moet worden gemaakt over die banen? Minister Rutte: Het antwoord is "ja". Ik wil dat absoluut bekijken. Het is overigens in 2014 uitvoeringstechnisch een drama, als je dat wilt. Daarvoor moeten wij dan ook een oplossing vinden. Ik vind dat wij dat in de gesprekken moeten betrekken. Het brengt ook een balans aan in de wensen van D66. De heer Pechtold (D66): Wat mij betreft, zou de inzet van dat bekijken, dat praten en dat onderhandelen moeten zijn het eerder garanderen van meer banen en het eerder laten ingaan van het quotum, dat wil zeggen een boete voor werkgevers wanneer zij er niet aan voldoen. Dat mogen wij nu zo langzamerhand weleens vragen van werkgevers. De overheid zorgt dadelijk voor dat soort banen. Ik vind dat die werkgevers dat een keer moeten doen. Als dat onderdeel van dat pakket kan zijn, is dat prima. Minister Rutte: Dat hoort bij de balans, dat is constructief. Wij moeten bezien of het allemaal kan en hoe het dadelijk in die gesprekken uitpakt, maar ik vind het een heel constructieve suggestie. Ik kom bij de economie. Ik begin met een paar inleidende opmerkingen en kom dan bij een aantal vragen. Dit kabinet is met een aantal dingen tegelijkertijd bezig: generiek beleid zoals vermindering van regeldruk, dienstverlening, goed opgeleide mensen en een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Op alle mogelijke manieren wordt op dit moment daaraan gewerkt, langs alle mogelijke lijnen samen met Onderwijs. Ik noem verbetering van de werking van de arbeidsmarkt, ICT, het hele fiscale klimaat, het hele fiscaal stelsel, maatschappelijk verantwoord ondernemen, innovatiestimulerend inkopen door de overheid — de overheid is een heel grote inkoper en kan zo veel doen — en het creëren van een gelijk speelveld voor bedrijven. De tweede pijler van ons economisch beleid is gericht op sectoren die innovatief zijn en een sterke exportpositie hebben. Wij zoeken naar slimme samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers met steun van regionale en lokale overheden. Hier leren wij ook van onze omgeving: Beieren, maar ook succesvolle regio's in Nederland zoals Twente, Delft en niet te vergeten Eindhoven. Voorts willen wij de sterktes van de Nederlandse samenleving en economie centraal stellen. Dat betekent dat ondernemers, onderzoekers en overheden hun krachten bundelen om het verdienvermogen te versterken door in te spelen op de maatschappelijke opgaven zoals klimaatverandering en vergrijzing. Hier liggen ook internationaal kansen, bijvoorbeeld op het gebied van water. Mevrouw Schultz was twee weken nog in New York om te bespreken hoe bij de volgende Sandy natte voeten in Manhattan kunnen worden voorkomen. Minister Ploumen is overal in de wereld met handelsmissies bezig om op dit terrein en andere terreinen de positie van Nederland te versterken. Dat geldt ook voor de voedselvoorziening. We weten dat het aantal mensen op de aarde zal stijgen van zeven naar negen miljard. Op het vlak van de voedselvoorziening is Nederland een topspeler; wij zijn de tweede exporteur van landbouwproducten. Als je je vinger op de wereldkaart zet, is Nederland weg, maar onder dat vingertje zit de tweede exporteur van landbouwproducten ter wereld. Dat geldt ook voor andere zaken op het gebied van bijvoorbeeld de vergrijzing en hoe wij daarmee omgaan. Bedrijven zoals Philips, maar ook andere bedrijven in de regio Eindhoven lopen voorop om ervoor te zorgen dat mensen dankzij moderne technologie langer thuis kunnen blijven wonen. Dat is in een wereld die in zijn geheel aan het vergrijzen is een enorme kans voor het Nederlandse bedrijfsleven, niet alleen in geld uitgedrukt. Ik had het er laatst met mevrouw Schultz over dat iemand die voor Rijkswaterstaat werkt en bezig is, overstromingen in Amerika, Bangladesh of waar ook ter wereld te voorkomen, niet alleen de exportpositie van Nederland versterkt, maar ook zelf een baan met extra betekenis heeft. Dat geldt voor al die sectoren, ook die van de landbouw, waarin we internationaal bijdragen aan het oplossen van wereldwijde problemen met unieke Nederlandse ervaring en kennis. Tegen die achtergrond beantwoord ik enkele vragen, bijvoorbeeld om minder regels en minder bureaucratie waar te maken. De heer Van Haersma Buma (CDA): Voordat de premier de vragen gaat beantwoorden. "Belastingverhogingen zijn vergif voor de economie en vernietigen banen", waren toen nog de woorden van Mark Rutte. Toch bestaat het pakket van 6 miljard bijna voor de helft uit lastenverhogingen. Is de premier bereid om voor volgend jaar een alternatief pakket zonder lastenverhogingen te maken, dat dus geen gif voor de economie bevat? Minister Rutte: Eerst de feiten: de bezuinigingen lopen tussen 2013 en 2014 op tot 12,3 miljard. Daarvan bestaat 2,9 miljard uit lasten die voelbaar zijn, 7 miljard uit bezuinigingen en de rest uit lasten die niet worden gevoeld door het bedrijfsleven of de burger. Dan heb ik het bijvoorbeeld over stamrechtbv's waaraan je mag meedoen, maar niet hoeft mee te doen. De helft van de oploop van de bezuinigingen in 2013 en 2014 bestaat dus niet uit lasten dekken; het is eerder een kwart dan de helft. Die kwart vind ik nog steeds te veel, dus ik zou het fantastisch vinden als we met elkaar afspraken konden maken om minder te bezuinigen. Ons is dat niet gelukt. Wanneer je over dit soort enorme bedragen praat, is het buitengewoon complex om die helemaal in te vullen met enkel maatregelen in de sfeer van ombuigingen. Je zult ook altijd vreselijk moeten zoeken naar maatregelen in de sfeer van de lasten, waarbij je het bovendien zo moet doen dat je geen onnodige schade toebrengt. Wij zijn erin geslaagd om ten aanzien van de lasten in de oploop van 2013 naar 2014 dusdanige keuzes te maken dat de effecten op de werkgelegenheid praktisch nihil zijn en die op de economische groei en de koopkracht heel beperkt. De heer Van Haersma Buma (CDA): Als wij eerlijk zijn, belopen de lasten wel degelijk bijna 3 miljard. Ik denk dat sommige maatregelen minder schadelijk zijn dan andere, maar er gaan per 2014 maatregelen uit het regeerakkoord in die wel zeer schadelijk zijn. Ik stel daarom voor om die 2,9 of 2,7 miljard aan lastenverhogingen niet door te voeren, maar om die in te vullen met maatregelen als ook de accijnsverhogingen niet doorgaan en we andere dingen niet door laten gaan. De maatregel ten aanzien van de stamrecht-bv's is voor mijn fractie uiteindelijk acceptabel, maar blijft een lastenverhoging. Die moet wel via andere lastenverlichtingen worden gecompenseerd. Eerder hebben we het over nivellering gehad. De premier zei dat die hetzelfde bleef. Nu hebben we het over lasten. Is de premier bereid om een pakket neer te leggen waardoor de lasten in 2014 per saldo niet stijgen? Zo ja, dan praten we, zo nee … Minister Rutte: Heel graag, maar de vraag is of het kan. Ook de heer Buma heeft lastenstijgingen in het pakket zitten, een beetje "by stealth", een beetje verstopt, namelijk in de vorm van de maatregel waarbij de hypotheekrenteaftrek niet langer hoeft te worden meegeteld bij de bepaling van de toeslagen, wat funest is voor de middengroepen. Dat is gewoon een lastenverzwaring van een half miljard. Die wordt in het pakket van de heer Buma ook niet gecompenseerd. Het is dus gewoon lastig. Ik verwijt hem dat niet, maar dan mag hij ons misschien ook iets minder verwijten dat wij lastenverzwaringen in ons pakket hebben zitten. Als het onvermijdelijk is, moeten we dusdanige keuzes maken dat ze zo min mogelijk schade berokkenen. Daarover moeten we het hebben zodra we met elkaar in gesprek gaan. Mij lijkt dat het ons in ons pakket redelijk gelukt is. De heer Van Haersma Buma (CDA): We hebben het nu over belastingen en belastingverhogingen. Laat ik gewoon heel helder zijn: de richting van lasten- en belastingverhogingen is fout. Als het kabinet met een alternatief komt waaraan de CDA-fractie steun moet verlenen, dan zit daar gewoon geen belastingverhoging in. Minister Rutte: Als het ons samen lukt om tot zo'n pakket te komen, fantastisch! Laten wij daar hard aan werken. Wij hebben het geprobeerd maar het is niet gelukt. Maar als het lukt, geweldig! De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij hebben het wel geprobeerd. Het kan wel. Dan gaan wij dat pakket uitvoeren. Minister Rutte: Uw pakket haalt geen 5 miljard — dat is wel uw ambitie — uw pakket leidt tot vrij stevige koopkrachteffecten aan de onderkant en de bovenkant, en uw pakket pakt de middengroepen. Dus de vraag is of dat meteen het alternatief is. Daarom zou ik zeggen: laten wij niet vertrekken vanuit die pakketten maar bekijken of wij gezamenlijk tot oplossingen kunnen komen. Wat de ambitie om geen lasten te verzwaren betreft, ik heb het eerder gezegd: nivelleren en lasten verzwaren is geen doel van het kabinet. Dus als wij het zonder kunnen, fantastisch. De heer Van Haersma Buma (CDA): Het aparte is dat u nu eindelijk ingaat op de andere alternatieven en dat u ze vervolgens affakkelt en zegt waarom ze niet goed zijn. Maar het enige waar het om gaat, is meer banen. Ik durf te zeggen dat het CDA-pakket structureel meer banen oplevert dan alles wat dit kabinet bij elkaar doet. Daar gaat het om en daarom zeg ik: volgend jaar geen lastenverhoging. Minister Rutte: Prima. Ik zou het fantastisch vinden. Laten wij er samen aan klussen en werken en het voor elkaar proberen te krijgen, maar dat is een hele opgave. En nogmaals, uw eigen pakket laat dat al zien, want het lukt u ook niet, mijnheer Buma. Voorzitter. Ik was gebleven bij de regels. Het kabinet zet in op een forse vermindering van de regeldruk. De bouw, die valt onder de minister voor Wonen en Rijksdienst, de langdurige zorg, de curatieve zorg, het onderwijs; op al die terreinen wordt heel hard gewerkt om de regeldruk terug te dringen. De heer Van der Staaij vroeg: hoe staat het met schoon en zuinig in Duitsland, wat kunnen wij daarvan leren? In Duitsland wordt duurzame energie in hoog tempo uitgerold. Het laat ook zien dat het grote consequenties heeft voor andere aspecten van het energiesysteem, zoals de netten, de draaiuren van conventionele centrales en de leveringszekerheid. Daarom hebben wij in het energieakkoord lessen proberen te trekken uit de Duitse situatie en het integrale perspectief gekozen. Daarom heeft het kabinet ook het initiatief genomen om intensief samen te werken met Duitsland. Ik heb daar zelf over gesproken met mijn Duitse collega en er is samenwerking tussen het departement van Economische Zaken van minister Kamp en het departement van zijn Duitse collega op het gebied van de energievoorziening, minister Altmaier. Die laatste spreekt overigens vloeiend Nederlands; dat helpt. De geïntegreerde Europese energiemarkt met gekoppelde netten en internationale handel in elektriciteit heeft de Energiewende mede mogelijk gemaakt. Een verdere vervolmaking van de Europese energiemarkt is, zeker gelet op de schaal van Nederland, nodig om de leveringszekerheid ook bij toenemende hoeveelheden duurzame energie te waarborgen. De ontwikkeling van de energiesector biedt economische kansen. Wij hebben daarin een goede positie. Ons aardgas kan bijvoorbeeld dienen als flexibele back-up van duurzame energie. Wij hebben een sterke offshoresector, die kan profiteren van de aanleg van windparken op zee. En wij hebben een goede kennispositie op het gebied van bio- en zonne-energie. Het kabinet zet erop in, de kansen die de ontwikkeling van de energiesector biedt, ten volle te benutten. In dat kader wees de heer Samsom al op de regio Groningen in het noorden als een belangrijk energieknooppunt van Nederland. In dat kader zijn er ook vragen gesteld over het energieakkoord. Ik heb er vandaag al een paar dingen over gezegd. 40 partijen hebben gezamenlijk de verantwoordelijkheid genomen om ambitieuze doelen te realiseren op het terrein van CO2-reductie, duurzame-energieontwikkeling en energiebesparing in de industrie en de gebouwde omgeving. Duurzame innovatie is een belangrijke prioriteit van het kabinet. Zij is ingebed in de topsectorenaanpak, die gericht is op het versterken van belangrijke speerpunten van de Nederlandse economie. Waar dat kan, wordt die ondersteund door fiscale vergroening. Zo wordt er onder meer per 1 januari aanstaande een verlaagd energiebelastingtarief ingevoerd voor in coöperatief verband, lokaal opgewekte, duurzame energie. Bovendien worden ultrazuinige personenauto's tot en met 2018 fiscaal gestimuleerd en wordt bij de totstandkoming van de autobrief over fiscale maatregelen nagedacht. In de internationale vergelijking blijkt dat Nederland vooroploopt op het gebied van milieubelastingen. Er zitten ook grenzen aan de vergroening van het belastingstelsel in verband met de internationale concurrentiepositie van de bedrijven. Dat begrijpt de heer Van Ojik ook, en daarom moet je die ook meewegen. Daar hebben wij zonet over gesproken. Dit kabinet investeert 1 miljard euro extra in natuur, van 2013 tot en met 2017. Daarna is er structureel 200 miljoen euro beschikbaar voor het natuurbeleid. Met de provincies is het Natuurpact gesloten, met een natuurambitie van 80.000 hectare extra tot 2027. Dan kom ik te spreken over de maakindustrie. Zou Nederland op dat vlak geen voorloper moeten zijn? En is op dit moment niet juist het tegendeel het geval? Tegen die achtergrond kan ik zeggen dat wij inzetten op groei vanuit een langetermijnperspectief en dus ook met de belangen van toekomstige generaties voor ogen. We werken aan gezonde overheidsfinanciën — dat is randvoorwaardelijk — maar ook de hervormingen die wij doorvoeren, passen daarbij. Daar passen ook maatregelen op het terrein van energie bij, versterkt door het sluiten van het al genoemde energieakkoord. Wat de economische sectoren betreft, kunnen we het kabinetsbeleid samenvatten met de mooie titel "global challenges, Dutch solutions", waarmee we meerdere maatschappelijke uitdagingen, waaronder duurzaamheid, proberen aan te pakken en te benaderen. De transitie naar de biobased economy is een ander voorbeeld van de manier waarop bedrijven en kennisinstellingen succesvol inspelen op maatschappelijke opgaven, zoals klimaatverandering, energiezekerheid en grondstoffenschaarste. Ook zijn er vragen gesteld over de NHI en de NII. Laat ik allereerst zeggen: die NII is geen geldverstrekker of investeringsbank. Beleggers zullen uiteindelijk de financiering leveren, dus niet de overheid. De heer Roemer heeft de vraag gesteld of je niet juist toe zou moeten naar zo'n nationale investeringsbank. Op dat punt zou ik willen zeggen dat ik sympathie heb voor de opmerking van de heer Roemer over de positie van het midden- en kleinbedrijf, maar dat ik het eens ben met de heer Zijlstra dat we moeten oppassen dat de overheid de geldverstrekker is. Wij moeten het schakelpunt zijn waar allerlei financiële sectoren samenkomen om gezamenlijke initiatieven ter versterking van de Nederlandse economie te bundelen. De nationale hypotheekinstelling is denkbaar volgens het kabinet, wij overwegen iets dergelijks. Die zou dan door de bestaande NHG-garantie efficiënter in te zetten, het financieringskanaal moeten worden voor hypotheekverstrekkers. Dit kan de toetreding tot de Nederlandse markt bevorderen. Dat zou kunnen bijdragen aan de oplossing van de terechte zorg die ook de heer Zijlstra uitte ten aanzien van de beperkte marktwerking in de financiële sector. Tegelijkertijd zijn er randvoorwaarden. Als gevolg van de oprichting van de NHI mogen de materiële risico's voor de Staat niet toenemen. Dat is altijd de belangrijke randvoorwaarde voor het kabinet geweest. Ook wordt geen enkele partij gedwongen om NHG-hypotheken te financieren. Dat betekent dat we ook in de verdere uitwerking naar dit type randvoorwaarden zullen moeten kijken. Het CDA heeft voorstellen gedaan voor een actieplan restschulden. Daar kijkt het kabinet met grote sympathie naar. We herkennen veel van de voorstellen van het CDA in de ideeën die bij het kabinet leven. Wat betreft de versoepeling van het boetevrij aflossen, het meefinancieren van restschulden onder de NHG en het meefinancieren van restschulden ondanks het effect op de "loan to value"-ratio, heeft het kabinet de regelgeving reeds verruimd. Wij maken bewegingen en ik stel mij voor dat wij op dit punt ook met het CDA nauwe samenwerking zoeken. Er zijn vragen gesteld over de positie op de woningmarkt, het effect van maatregelen op de huurmarkt voor minder draagkrachtigen en het gevolg van het afschaffen van de huurtoeslag. Het kabinet biedt, en dat doen wij met steun van de wooncoalitiefracties, door structurele hervormingen en perspectief op een beter werkende, flexibele en toekomstbestendige woningmarkt. Daarbij kijken wij naar meer ruimte voor huurders, voor kopers en voor investeerders. Wij willen dat de markt beter bestand is tegen economische schokken en bijdraagt aan een sterker Nederland. Om zo veel mogelijk mensen een reële keuze tussen huur en koop te bieden, zijn gelijktijdige stappen nodig op de huur- en de koopmarkt. Hypotheekschulden moeten worden teruggebracht, zodat huiseigenaren minder risico lopen op restschulden en financiële problemen. De relatie tussen prijs en gewildheid in de huursector moet worden versterkt, zodat er meer ruimte ontstaat voor investeringen en doorstroming. Ten aanzien van de minder draagkrachtigen geldt dat wie het niet op eigen kracht kan, kan rekenen op volwaardige ondersteuning middels de huurtoeslag. Het budget voor de huurtoeslag is daartoe in het regeerakkoord met een bedrag oplopend tot 420 miljoen euro in 2017 verhoogd. De integratie van de huurtoeslag en de huishoudtoeslag doet daar niets aan af. Ten aanzien van de jongeren wijs ik erop dat er sinds 2011 toewijzingsregels voor corporaties zijn gekomen gericht op ten minste 90% toewijzingen aan lagere inkomens. Hierdoor zijn de kansen op een betaalbare huurwoning voor jongeren en starters met lage inkomens aantoonbaar toegenomen. Ook voor de ouderen op de woningmarkt geldt dat er allerlei maatregelen lopen. Ouderenhuisvesting en wonen met zorg blijven de komende jaren een belangrijke maatschappelijke opgave. De minister voor Wonen en Rijksdienst en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn met de sectoren in overleg over het langer zelfstandig wonen van ouderen. Onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat ouderen slechts weinig verhuizen. De oplossing op het gebied van de ouderenhuisvesting en wonen met zorg zal daarom vooral in de bestaande voorraad gerealiseerd dienen te worden. Nieuwbouw ligt op dit moment minder voor de hand. Bij de bestaande woningvoorraad gaat het om het gerichter toewijzen van nultredenwoningen die bewoond worden door jongere leeftijdsgroepen en/of mensen zonder beperkingen. Dit zijn allemaal maatregelen die wij nemen om de woningmarkt te versterken en tegelijkertijd de positie van ouderen, jongeren en mensen met een laag inkomen op de woningmarkt zo sterk mogelijk te laten zijn. Ik kom bij het volgende onderwerp, namelijk Europa. Daarover zijn een paar vragen gesteld. De voorzitter: Maar de heer Buma heeft nog een vraag over het onderwerp economie. De heer Van Haersma Buma (CDA): Een van de voorstellen van de Kamer is het verlengen van het lage btw-tarief voor de bouw. Is de premier genegen daarover na te denken? Minister Rutte: Ja, dat heb ik gezien. Het kost natuurlijk geld. Daarover zullen wij dus moeten spreken in relatie tot de dekking. Het Belastingplan biedt daarvoor wellicht de beste gelegenheid. De heer Van Haersma Buma (CDA): Op zichzelf heb ik wat suggesties voor dekkingen gedaan. Minister Rutte: Jazeker, maar wij hebben ook heel veel dekking nodig, zeker als wij geen lastenverzwaringen willen. De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog. Minister Rutte: Dan kom ik op het blokje "Europa", of zoals de heer Bolkestein zou zeggen: Uiropa. Ik begin met de opmerkingen van de heer Zijlstra over de bankenunie. Daarover zijn ook schriftelijke vragen gesteld. De schriftelijke ronde loopt nog. Ik heb uiteraard goed nota genomen van de opvatting van de heer Zijlstra op dit punt. Dat hebben wij allen. Ik verwijs naar de Kamervragen ten aanzien van de bankenunie en de beantwoording daarvan. De gemaakte opmerkingen over het nationaal opschonen van de banken, de motie-Klaver, het Europees resolutiefonds en de gekwalificeerdemeerderheidsstemmingen wat betreft de positie van niet-eurolanden zijn wel verstaan. Daarover zijn wij met elkaar in gesprek. Onder anderen de heer Van der Staaij heeft gevraagd naar het openstellen van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren. Laat ik allereerst zeggen dat ik begrijp dat mensen zich daarover zorgen maken. Het kabinet zet er samen met gemeenten en sociale partners op in om de komst van nieuwe EU-immigranten blijvend in goede banen te leiden. Niettemin zijn er knelpunten die moeten worden aangepakt, bijvoorbeeld de uitbuiting van werknemers en verdringing door het gebruik van schijnconstructies. Wij leggen daarbij de nadruk op een betere handhaving van bestaande regels en, waar nodig, op aanvullende regels. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Kamer daarover eerder deze maand uitgebreid geïnformeerd. Dat is de horizontale aanpak, maar daarnaast is er ook specifiek oog voor de openstelling van de arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen. Daarbij is een actieplan aan de orde ter bestrijding van schijnconstructies. Ook dat is naar de Kamer gestuurd. De heer Asscher, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is bezig met bilaterale afspraken met de Roemeense en Bulgaarse overheid, onder andere over de aanpak van malafide uitzendbureaus en over voorlichting om uitbuiting te voorkomen. Hij vraagt hiervoor ook aandacht in Europa en heeft deze kwestie inmiddels op de Europese agenda kunnen zetten. Dat is goed nieuws. Nu moeten er vervolgstappen komen. Daar moeten wij de Europese collega's in meekrijgen. Dan kom ik op het blokje "bestuur". Ten aanzien van de kleinere overheid is er gevraagd of dit leidt tot minder inspecties. Is er niet meer aan de hand? Is er geen sprake van een morele crisis, waardoor mensen in de publieke sector vergeten lijken te zijn waarom zij daar zitten? Dat was een vraag van de heer Roemer. Ten aanzien van het toezicht ben ik het met de heer Roemer eens dat er stevige vragen op tafel liggen. Zowel over de rol als de uitvoering van toezicht hebben wij ons te beraden. Zowel in de private als in de semipublieke sectoren is dit aan de orde. In de optiek van het kabinet hoort goed toezicht bij een effectieve overheid. Dat geldt dus ook voor een kleinere overheid. Daar heeft de omvang van de overheid op zich niets mee te maken. Flagrante schendingen van de wet moeten hard worden aangepakt. Er is slim toezicht nodig om die flagrante schendingen niet alleen op het spoor te komen, maar eerst en vooral ook om ze te voorkomen. Er is dus toezicht nodig. We zijn wel van mening dat we dat toezicht beter moeten richten, bijvoorbeeld door bij gebleken goede prestaties ook minder langs te gaan. Dat wordt "inspectievakantie" genoemd, maar die is er alleen nadat je die verdiend hebt. Dat is een beloning van goed gedrag. Daar hoort echter ook nog hard optreden bij slecht gedrag bij. Dat zal de heer Roemer met mij eens zijn. Tegelijkertijd wordt er vaak geen wet overtreden maar worden regels bijvoorbeeld tot het uiterste opgerekt; er worden grenzen opgezocht. Ook dat is problematisch. Dat heeft te maken met het feit dat niet alles wat van belang is, in wetten en regels kan worden gevat. Dat gebeurt in de private sector, maar helaas soms ook in de semipublieke sectoren. Dat blijkt uit incidenten van de afgelopen jaren. Dit zet het vertrouwen van burgers onder druk. We hebben die verbetering van de prestaties van de semipublieke sector zeer hoog op de agenda staan. Dit is een topprioriteit voor dit kabinet. We zetten er met de betrokken ministers en staatssecretarissen dan ook stevig op in. We moeten daarbij kijken naar meer dan alleen toezicht of harder ingrijpen na een incident. We moeten integraal kijken naar de ordening in de sector, de wijze waarop beleid wordt gevoerd, de sturing en het toezicht zelf. Ik ben het met de heer Roemer eens dat ook de morele vraag aan de orde is. Het kabinet nam twee weken geleden een advies in ontvangst dat door de commissie Behoorlijk Bestuur onder leiding van Femke Halsema is opgesteld. In dat advies wordt ervoor gepleit om aandacht te hebben voor gedrag en moraliteit, naast terechte aandacht voor toezicht, structuren en regels. Femke Halsema pleit voor het voeren van lastige gesprekken. Daar ben ik het zeer mee eens. Juist bij morele kwesties gaat het immers om moeilijke keuzes binnen de kaders van de wet en ook om zaken die niet in de wet vast te leggen zijn. Dat is mensenwerk van bestuurders, van toezichthouders en van professionals. De heer Roemer noemt dit "een morele crisis". Ik vind dat te zwaar klinken. Ik zie heel veel mensen op de werkvloer en in de besturen die met hart en hoofd keihard werken voor een goede zaak. Het kabinet heeft vertrouwen in deze mensen, maar sluit de ogen niet voor de problemen die er zijn. Daar zijn de heer Roemer en ik het van harte over eens. In het kader van de werkgelegenheid bij de brede rijksoverheid in Friesland en Drenthe is gevraagd of in die provincies niet meer dan gemiddeld sprake is van verlies aan banen en arbeidsplaatsen. Er is gerefereerd aan de motie-De Vries en de heer Samson wist direct waar die motie over ging; wij nu dus ook. In die motie-De Vries wordt het kabinet gevraagd om zich op voorhand ervoor in te spannen om het verlies van werkgelegenheid in de provincies Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland bij de invulling van komende taakstellingen van het kabinet niet meer dan gemiddeld te laten zijn. De minister voor Wonen en de Rijksdienst zal de Kamer binnenkort nader informeren over de uitvoering van deze motie. We hebben de afgelopen periode al een aantal aanvullende maatregelen genomen om het verlies aan werkgelegenheid in de provincies Friesland en Drenthe te verminderen. De staatssecretaris van Financiën is bezig om de krimp van de Belastingdienst in Friesland tot nul terug te brengen. De minister van Economische Zaken heeft zich bereid verklaard om arbeidsplaatsen in Assen te behouden, aanvullend op de al eerder aangekondigde maatregel om de kantoorhuisvestingen aldaar te behouden. Specifiek met betrekking tot de taakstelling van het kabinet-Rutte II kan gemeld worden dat de ministeries eind 2014 rapporteren over de voornemens ter invulling hiervan en over de regionale werkgelegenheidseffecten. Pas dan zijn de plannen van de departementen om invulling te geven aan die taakstelling voldoende concreet om de werkgelegenheidseffecten daarvan in kaart te kunnen brengen. De uitwerking van de voornemens van het kabinet met betrekking tot de krijgsmacht, zoals aangekondigd in de nota In het belang van Nederland zullen daarbij nauw worden betrokken. Dan kom ik … De voorzitter: Bij de heer Slob, die een vraag wil stellen. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb hier gisteren aandacht voor gevraagd. De laatste zin van de minister-president was dat de plannen voor de krijgsmacht hier nauw bij zullen worden betrokken. Die plannen zijn desastreus, want nadat in de vorige periode al 1 miljard was bezuinigd, wordt er weer voor honderden miljoenen bezuinigd op de krijgsmacht. Artikel 97 van de Grondwet geeft aan dat wij een grote verantwoordelijkheid dragen voor de bescherming van het Koninkrijk, maar ook voor handhaving van de internationale rechtsorde. De wereld is meer dan alleen Nederland en we zullen ook moeten bekijken wat op dit moment de veiligheidsrisico's zijn. Als ik om mij heen zie wat er allemaal gebeurt, ben ik niet vrolijk. De veiligheidsrisico's zijn groot. We zien dat dit kabinet, met de VVD in een leidende positie, opnieuw gaat bezuinigen op de krijgsmacht, met ook grote gevolgen voor de werkgelegenheid in Assen, waar een kazerne dichtgaat, in Ermelo, waar een bataljon na een paar jaar wordt opgeheven, en in Rotterdam, waar het Mariniers Opleidingcentrum — dat heel lang met die stad verbonden is — gaat verdwijnen. Dat moet echt anders. De vraag aan de minister-president is of hij dat ook anders gaat doen. Minister Rutte: Er zijn geen nieuwe bezuinigingen op Defensie, maar het is wel een feit dat Defensie te maken heeft met heel veel financiële problemen die voortkomen uit het verleden. Daar is gisteren in de eerste termijn van de Kamer ook aandacht voor gevraagd. Langdurige missies in het buitenland dreigden te leiden tot een uitholling van de Defensieorganisatie in Nederland. Jeanine Hennis, de minister van Defensie, is nu bezig om ervoor te zorgen dat Defensie structureel op een gezonde financiële basis wordt geschoeid. We nemen dus geen extra bezuinigingsmaatregelen. Het is het op orde brengen van de Defensieorganisatie na de problemen uit het verleden. We werken daar vreselijk hard aan. We proberen daarbij de gevolgen zo veel mogelijk te spreiden. Bij werkgelegenheidsverlies proberen we de mensen zo goed mogelijk te begeleiden. We proberen daarbij verstandige keuzes te maken. Het is echter noodzakelijk. Als we dit niet doen, dan blijft de Defensieorganisatie structureel achter de financiële feiten aanlopen en moet zij iedere keer gaten dichten met bestaande gaten. Daarop kun je geen organisatie bouwen. Ik ben dus blij dat we dit doen, hoe moeilijk het ook is, want anders kun je de Defensieorganisatie niet vanuit een nieuwe nulsituatie weer laten groeien. De heer Slob (ChristenUnie): Bij alle ministeries moet je bestaande problemen oplossen, en wel zo veel mogelijk binnen de begroting. Hier speelt echter mee dat het vorige kabinet, waarvan u ook de minister-president was, voor een miljard heeft bezuinigd. Dat is een ongelooflijke klap voor de organisatie geweest. Dat er nu weer nieuwe bezuinigingen overheen moeten om de zaak op orde te brengen, maakt het alleen nog maar veel erger. Mijn vraag aan de minister-president is opnieuw: wat bent u bereid te doen ten aanzien van de plannen voor het sluiten van die kazerne of het opheffen van dat bataljon? Ik denk ook nog aan de veiligheidsplannen waarmee staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie bezig is, waardoor in Hoogeveen een gevangenis dichtgaat en tbs-kliniek Veldzicht in Balkbrug dicht moet. Daaraan zit ook heel veel directe en indirecte werkgelegenheid vast. We hebben het dus niet alleen over de veiligheidsrisico's maar ook over werkgelegenheid die op de tocht komt te staan. Wat gaat u voor 2014 doen om hieraan een positieve draai te geven in plaats van al die werkgelegenheid te vernietigen, zoals nu gebeurt, en de veiligheid op het spel te zetten? Minister Rutte: Het vorige kabinet heeft 650 miljoen bezuinigd op Defensie. Dat is weliswaar geen 1 miljard, maar nog steeds wel een heel fors bedrag. Ik loop daar niet voor weg. Ook Defensie heeft een heel forse bijdrage geleverd aan het oplossen van de financiële problematiek. Dit kabinet bezuinigt niet verder op Defensie. Defensie heeft echter te maken met een aantal structurele problemen in de eigen financiële huishouding. De huidige minister van Defensie is bezig om die structureel op te lossen en daarmee te voorkomen dat de organisatie intern kannibaliseert — één onderdeel op het andere, materieel op mensen, te weinig materieel om te kunnen oefenen — en om ervoor te zorgen dat er weer een toekomstbestendige krijgsmacht is. Dat vraagt buitengewoon ingewikkelde keuzes, die diep ingrijpend zijn voor de organisatie. De minister van Defensie is vorige week na Prinsjesdag de verschillende onderdelen langs geweest. Het zijn diep ingrijpende gesprekken. Het is nodig — de minister toont daarin leiderschap — om ervoor te zorgen dat de organisatie weer op een gezonde leest wordt geschoeid. Het zijn geen nieuwe bezuinigingen. Het is het oplossen van problemen. De heer Slob (ChristenUnie): Als je als militair of familie daarvan hiermee te maken hebt en je nu, thuis op de bank, dit antwoord van de minister-president hoort, dan is je geen enkel perspectief geboden. Het enige wat de minister president zegt, is: de minister van Defensie is goed bezig geweest, ze is langs geweest, helaas is het noodzakelijk, maar we bezuinigen echt niet zo veel. Maar er vallen gewoon klappen! Er gaan poorten dicht van kazernes die soms nog maar net zijn gerenoveerd. We gaan meemaken dat er een fregat wordt gebouwd dat daarna gelijk weer wordt verkocht. Straks dobbert het enige marineschip dat er is, eind augustus in de grachten van Amsterdam, met de minister erop. Dat is dan misschien nog het enige wat gebeurt. We zullen ervoor moeten zorgen dat we de Defensieorganisatie op orde houden, maar we moeten ook de werkgelegenheid overeind houden in de heel kwetsbare gebieden. Ik herhaal nog één keer mijn vraag aan de minister-president: welk perspectief hebt u deze mensen en deze kwetsbare gebieden te bieden, zowel wat betreft veiligheid als wat betreft werkgelegenheid? Laat hij hierbij niet te snel verwijzen naar minister Blok — ik zal het nu goed zeggen — voor Wonen en Rijksdienst, die nog met een nota zal komen. Minister Rutte: Het laatste wat ik als minister-president moet doen, is valse hoop bieden. Feit is dat het vorige kabinet 650 miljoen euro heeft bezuinigd op Defensie. Feit is dat de financiën binnen Defensie al jarenlang achter de feiten aanlopen. We zijn er nu in geslaagd om met zeer moeilijke en ingrijpende besluiten ervoor te zorgen dat we dat oplossen. Dat heeft inderdaad gevolgen voor mensen, materieel en gezinnen op allerlei plekken in Nederland, zoals de heer Slob zei. Het is vervolgens onze taak om voor zo'n besluit te gaan staan, om het aan alle betrokkenen toe te lichten en om geen valse hoop te bieden. Vervolgens moeten we de gevolgen ervan zo goed mogelijk begeleiden. Dat zullen we doen. Maar ik heb hier geen toverstokje waarmee ik de financiële problemen bij Defensie kan oplossen. Die problemen hebben te maken met het jarenlang achter de financiële feiten aanlopen en met zaken waar Defensie zelf ook niets aan kan doen, zoals de impact op de organisatie van de inzet van 2.000 man in Uruzgan. Dat heeft allemaal gevolgen voor de structurele financiële positie van Defensie. Dit zijn de feiten. Mooier kan ik ze niet maken. De heer Van der Staaij (SGP): De SGP is ook van de school van "niet schieten op Defensie". Er is in de afgelopen periode al heel veel bezuinigd op Defensie. De minister-president zegt nu dat de zaak op orde gebracht moet worden, maar in de begroting is nog steeds niet structureel geregeld dat militairen blijvend tegemoetgekomen worden in de gevolgen die zij ondervinden van de aanpassingen van het loonbegrip. Dat is een technische wet die hier behandeld is. Voor 2014 is het geregeld, maar als het nu niet structureel geregeld wordt, is onze zorg dat we de volgende keer opnieuw 50 miljoen tekortkomen. Dan krijgen we opnieuw extra bezuinigingen op Defensie. Hoe staat de minister-president er dus tegenover om te bekijken of we 50 miljoen extra voor Defensie kunnen vrijspelen, bijvoorbeeld uit de BZ-post voor multilaterale fondsen, dus de VN-potten? Daaruit zouden we extra geld voor Defensie beschikbaar kunnen stellen. Minister Rutte: Dit is een heel concrete vraag, die raakt aan de Wet uniformering loonbegrip en de gevolgen daarvan voor de Defensieorganisatie. De minister is daarmee ook in alle stevigheid geconfronteerd. Laten we afspreken dat we dit bekijken. Volgende week zijn de algemene financiële beschouwingen. Wij worden niet direct enthousiast van de dekking die de heer Van der Staaij aandraagt, maar wij zullen bezien of dit misschien op een andere manier is op te lossen. Laten we daarover het gesprek voeren. Ik weet dat dit breed in de Kamer leeft. Ook hierbij geldt echter, net als in het debat over de zzp'ers met de heer Pechtold, dat ik nu niet de indruk wil wekken dat we dit oplossen. We kunnen wel de afspraak maken dat er een inspanningsverplichting is om te bezien of we hierin tussen nu en de algemene financiële beschouwingen een stap kunnen zetten. De heer Van der Staaij (SGP): Dat lijkt mij een prima suggestie. Er is dus op dit punt wel een gemeenschappelijke ambitie om te bekijken of we de 50 miljoen die nu nog onduidelijk is, overeind kunnen houden voor de lonen en de inkomenspositie van de militairen. Daarom spreekt de minister-president ook over de financiële beschouwingen en zegt hij niet dat het wel komt bij de Defensiebegroting. Minister Rutte: In ieder geval is er een inspanningsverplichting van Kamer en kabinet om dit in de aanloop naar de algemene financiële beschouwingen te bezien. Dit is een heel concreet probleem, dat ook een serieus probleem is binnen de krijgsmacht. Ook hierbij geldt echter dat ik geen valse verwachtingen wil wekken. Ik zeg dat nog één keer, want dat is ook een doel dat de heer Samsom en ik met dit kabinet hebben. Ik meen ook dat dit breed leeft in de Kamer. Laten we bekijken wat er kan. Als het niet kan, kan het niet, maar er is een serieuze inspanningsverplichting van Kamer en kabinet richting de algemene financiële beschouwingen. De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier zegt terecht dat hij geen valse verwachtingen wil wekken, maar het probleem is ontstaan bij de minister van Defensie, die eerder zei: er komen geen extra bezuinigingen. Nu is dit theoretisch geen extra bezuiniging, maar als 2.500 mensen hun baan kwijtraken, voelt dat natuurlijk wel als een bezuiniging. Misschien is er een mogelijkheid voor een verlichting. Aan het begin van de kabinetsperiode is in het uitruilakkoord 250 miljoen van de Defensiebegroting naar Ontwikkelingssamenwerking gegaan, voor internationale missies. Minister Rutte: Ja. De heer Van Haersma Buma (CDA): Het voorstel van het CDA is om dat geld weer terug te halen en dat, wetende dat wij minder missies zullen hebben met een kleinere krijgsmacht, geheel bij Defensie te laten. Zo is er met minder missies meer geld beschikbaar voor de Defensiebegroting. Ik zie de minister-president al een beetje nee schudden, maar ik hoop dat het nog een ja wordt. Minister Rutte: Ik zou dolgraag ja zeggen, maar zo werkt dat potje niet. Dit is geld dat wel degelijk ook weer voor Defensie beschikbaar is. Laat mij dit dus nog even precies uitzoeken voor de tweede termijn, dan kom ik er in de beantwoording op terug. Ik sta nu namelijk even tussen de klok en de klepel. We gaan even precies uitzoeken hoe het zit. De voorzitter: Komt u daar schriftelijk op terug? Minister Rutte: Ik kom daar mondeling op terug in tweede termijn. De voorzitter: Mondeling in tweede termijn. En begreep ik zojuist dat u over wilde gaan naar een nieuw blokje? Minister Rutte: Nee! De voorzitter: Dan geef ik u het woord weer. Minister Rutte: Ik heb nog een laatste punt in dit blokje. De voorzitter: Oké, ga uw gang. Minister Rutte: Ik ga nu in op de vraag van de heer Pechtold, die ook bij anderen leeft, over de positie van onze veiligheidsdienst. Volgens mij zouden we het volgende moeten bezien. Misschien kunnen we daarover in dit debat ook tot zaken komen. Ik zal voorstellen op dat punt uit de hoek van D66 en anderen in tweede termijn afwachten. Er zit een oploop in de bezuinigen voor de AIVD voor 2014. Dat is de eerste schijf, van 10 miljoen. Die loopt dan structureel door. Je zou kunnen zeggen: we doen die eerste schijf van 10 miljoen niet; die draaien we terug. Dan zouden we moeten bezien of we voor de begrotingsdebatten over BZK tot een dekking kunnen komen. Wellicht leven er al gedachten bij partijen in de Kamer voor die dekking. Dan zouden we voor de meer structurele oplossing — ik begrijp dat er een wens leeft bij partijen in de Kamer voor een structurele halvering van die bezuiniging — het komend jaar met elkaar moeten kijken naar de dekking. De heer Pechtold (D66): Ik begrijp goed dat dan de bezuiniging van volgend jaar van 10 miljoen van tafel is en dat die wat betreft het kabinet ook door kan tikken ... Minister Rutte: Ja, structureel. De heer Pechtold (D66): Structureel. De bezuiniging loopt wel op, maar dat gaat de eerste jaren nog wel rustig. Ik meen dat het het jaar daarop 15 miljoen of zo is. Daar zal dan weer 10 miljoen vanaf gaan. Dat lijkt mij duidelijkheid te bieden voor de veiligheidsdiensten. Wat mij betreft kunnen we daar bij de algemene financiële beschouwingen op terugkomen. Ik behoef er nu geen motie meer over in te dienen. Ik beschouw het gewoon als een toezegging. Minister Rutte: Oké, goed. Dank. Dan kom ik bij het volgende blokje. De voorzitter: Dat is het blokje "zorg", dus ik neem aan dat dit lang duurt. Minister Rutte: Valt mee, dit keer. De voorzitter: Nou, ik weet niet of alle deelnemers aan dit debat daar ook zo over denken. Minister Rutte: Dat is een risico. De voorzitter: En om het zekere voor het onzekere te nemen, stel ik voor dat wij tien minuten schorsen. Ik verzoek de fractievoorzitters om heel even bij mij te komen om over het verdere verloop van het debat te praten. De vergadering wordt van 16.25 uur tot 16.40 uur geschorst. Minister Rutte: Voorzitter. Ik ga in op de gezondheidszorg. Veel partijen, zoals de SGP, GroenLinks, de SP en 50PLUS, hebben vragen gesteld over de mantelzorg, de overbelasting van mantelzorgers en eventuele financiële ruimte. Een van de uitgangspunten van de hervorming van de langdurige zorg is dat van mensen mag worden verwacht dat zij elkaar naar vermogen ondersteunen. Daarmee is het verplicht stellen van mantelzorg niet aan de orde. Lijfsgebonden zorg blijft een zaak van professionals. Dat is ook een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet. Niettemin vragen wij van mensen om iets meer zelf te doen bij huishoudelijke zorg of lichte ondersteuning, zodat wij gezamenlijk de zware intensieve zorg uit de wind kunnen houden in een vergrijzende samenleving, waarin de zorgvraag blijft groeien. In dat licht deelt het kabinet de mening dat het belangrijk is om te voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken. De staatssecretaris van VWS heeft na overleg met organisaties van mantelzorgers de brief Versterken, verlichten en verbinden aan de Kamer gestuurd. In deze brief over informele zorg gaat hij ook in op het voorkomen van overbelasting. Gemeenten zullen in de nieuwe Wmo expliciet de verantwoordelijkheid krijgen om in hun beleid en uitvoering overbelasting tegen te gaan. Het bieden van respijtzorg is daarbij een belangrijk instrument. De brief over de mantelzorg en de uitwerking daarvan kunnen uitgebreid aan de orde komen bij de begrotingsbehandeling van VWS. Het kabinet is bereid om binnen de financiële kaders van VWS te bezien of gemeenten passende middelen hebben om mantelzorgers bij te staan en te waarderen. Wij denken dat daar ruimte voor is. De heer Van der Staaij (SGP): De mantelzorg is een belangrijk punt. Ik heb gevraagd of het mogelijk is om hiervoor meer middelen ter beschikking te stellen, omdat de gemeenten zo'n belangrijke rol krijgen in de ondersteuning van de mantelzorgers en omdat er door de hervorming in de zorg heel veel op de gemeenten en mantelzorgers afkomt. Volgens mij hoorde ik de minister-president zeggen dat het kabinet hiernaar zal kijken en dat het hiervoor ook mogelijkheden ziet. Heb ik dat goed gehoord? Minister Rutte: Zo is het. De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben blij met deze toezegging. Wij zullen hierover graag het debat vervolgen bij de behandeling van de wetsvoorstellen en de brief over de mantelzorg. Minister Rutte: Voorzitter. Er is een vraag gesteld over de toegankelijkheid van de zorg, mede in verband met het eigen risico. De verhoging van het eigen risico betreft de indexatie. Allerlei bijdragen en toeslagen worden geïndexeerd. Wij zijn van mening dat de indexatie als zodanig de toegankelijkheid niet in gevaar zal brengen, bijvoorbeeld omdat een bezoek aan de huisarts niet onder het eigen risico valt. De indexatie is €10 en wordt voor vele lage-inkomensklassen grotendeels gecompenseerd via de zorgtoeslag. De heer Krol (50PLUS): Maar juist voor ouderen geldt dat hun inkomens vaak niet zijn geïndexeerd. Zij komen dan toch weer extra in de problemen. Minister Rutte: Van heel veel mensen zijn de salarissen niet geïndexeerd, denk bijvoorbeeld aan de mensen die op de nullijn staan bij de overheid. Een secretaresse op een Haags departement verdient, als zij aan het einde van haar loonschaal zit, al vier of vijf jaar hetzelfde. Dat geldt voor heel veel bevolkingsgroepen. Nochtans menen wij dat dit de toegankelijkheid niet in gevaar brengt. Onder anderen de heer Samsom heeft vragen gesteld over de WTCG, de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. In het regeerakkoord is afgesproken om de WTCG-tegemoetkoming, de SER-uitkering voor compensatie van het eigen risico en de fiscale aftrekpost voor specifieke zorgkosten te vervangen door maatwerkcompensatie door gemeenten. Daarbij geldt dat onderzoek van onder andere TNO laat zien dat de WTCG en de regeling voor compensatie van het eigen risico slecht gericht zijn. Circa 20% tot 30% van de mensen met een WTCG-tegemoetkoming geeft aan, geen meerkosten te hebben vanwege chronische ziekte. Daar staat tegenover dat er ook een aanzienlijke groep is die wel meerkosten heeft vanwege chronische ziekte, maar nu geen tegemoetkoming ontvangt. Het kabinet is van mening dat gemeenten beter in staat zijn om te bepalen wie een chronische ziekte of handicap heeft en daarvoor ook compensatie nodig heeft. Daarom is afgesproken om 700 miljoen aan gemeenten te geven, zodat zij met maatwerk chronisch zieken met meer kosten kunnen ondersteunen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb daarover een vraag. Er is door de premier veel gesproken over koopkrachtplaatjes. Als je ergens van schrikt, dan is dat van de koopkrachtplaatjes van chronisch zieken en gehandicapten. Dat gaat tot -10%. Alsof die groep vergeten is! Is de premier bereid om de uitvoering van de WTCG, die nu ook besproken wordt, bij het Rijk te laten? Is hij voorts bereid om die enorme bezuiniging niet uit te voeren en die 200 miljoen te handhaven, zodat ook die mensen niet vergeten worden? Minister Rutte: Dat betekent wel dat je ook het grote nadeel van de slechte gerichtheid dat de WTCG heeft, handhaaft. Slechts 20 tot 30% van de mensen die meer kosten hebben, wordt ook daadwerkelijk door de WTCG bereikt. Dat zou dus het nadeel daarvan zijn. Ik denk dat we dit zouden moeten bespreken bij de behandeling van de wetsvoorstellen. Dit komt allemaal aan de orde bij de wetsvoorstellen over de langdurige zorg die dadelijk met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden besproken. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is maar ten dele waar, want de WTCG is een aparte wet die nu apart voorligt in de Kamer. Een van de onderdelen is de overheveling naar de gemeenten. Het nadeel daarvan is dat ook die gemeenten weer meer inkomensbeleid gaan voeren. Inkomensbeleid hoort veel meer bij het Rijk. Ook dat kan gericht zijn. Ik blijf dus bij mijn voorstel om het bij het Rijk te houden en om apart overleg over die bezuinigingen te voeren. Ik vind dat die bezuinigingen veel te fors uitpakken voor juist deze groepen. Wij maken als CDA andere keuzes. Wij zeggen bijvoorbeeld dat de uitkeringen op de nullijn zouden kunnen worden gehouden. Ik weet dat het kabinet daar niet blij mee is. Dan zou je het geld wel kunnen gebruiken voor de mensen die het echt nodig hebben: de mensen die afhankelijk zijn van de WTCG. Minister Rutte: Maar nogmaals: met het nadeel van de slechte gerichtheid van die regeling. Daar hoor ik de heer Buma niet op reageren. De heer Van Haersma Buma (CDA): Daar zet ik het volgende nadeel tegenover: als gemeenten het hebben, gaan zij zelf ook daarop inkomensbeleid voeren. Ik houd dat veel liever bij het Rijk. Natuurlijk kun je ook voor het Rijk een gerichte regeling maken. Minister Rutte: Dat lijkt mij heel lastig. Daar moeten wij dan maar over spreken bij de wetsbehandeling. De heer Buma heeft gelijk dat het hele complex voor de langdurige zorg en de WTCG niet precies synchroon lopen. Daar moeten we dus naar kijken. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik voel dat de premier hier naar wil kijken en er dan over wil praten. Misschien kan hij al in tweede termijn aangeven of er in ieder geval met een gerichtheid op het bereiken van meer geld te praten valt over die bezuiniging. Minister Rutte: Dat vind ik prima, maar dan praten we natuurlijk over allerlei wensenlijstjes die langskomen. Het telt wel behoorlijk op. We hebben dan 500 miljoen voor onderwijs, we hebben een extra bedrag hiervoor, er zijn veel andere wensen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb een dekking aangegeven. Minister Rutte: Ja, maar goed, daar moet je het dan ook over eens worden. Zo gemakkelijk gaat dat niet. Laat ik in ieder geval toezeggen dat ik in tweede termijn nog even specifieker terugkom op de precieze samenloop van de behandeling van die twee wetsvoorstellen. De heer Roemer (SP): Ik heb een vraag die de minister meteen kan meenemen. Het geld dat beschikbaar is, is niet geoormerkt. Daar heb je het dus alweer! Deze wet zou binnen drie weken behandeld moeten worden in de Kamer, maar het is al duidelijk dat er geen meerderheid voor te vinden is in de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel wordt hier gesteund door de twee coalitiepartijen. We kunnen het weer op een clash laten aankomen in de Eerste Kamer of we kunnen bekijken of we er op een andere manier wel kunnen uitkomen en deze wet in ieder geval nu van tafel halen. Minister Rutte: Ik hoor de suggestie van de heer Roemer. Mijn opvatting zou zijn dat we moeten streven naar zodanige parlementaire meerderheden dat we ook in de Eerste Kamer zicht hebben op een meerderheid. Dat ben ik met de heer Roemer eens. Maar het wetsvoorstel van tafel halen, is toch wel heel drastisch. De heer Roemer (SP): Het kabinet kan het wetsvoorstel ook op tafel laten liggen, het over drie weken bespreken en dan tot de conclusie komen dat er geen meerderheid voor is. Dan kunnen we beter zeggen: we halen het wetsvoorstel nu even van tafel en we gaan bekijken hoe we het op een andere manier gezamenlijk kunnen oplossen, hoe we voor een dekking kunnen zorgen en hoe we er in ieder geval voor kunnen zorgen dat er wel een breed draagvlak is. Ook vanuit mijn fractie zijn daar heel concrete voorstellen voor gedaan. Het is dus gewoon een heel serieus voorstel waar ik een serieus antwoord op wil. Haal het wetsvoorstel nu van tafel en ga vervolgens met de commissie kijken wat een nieuw traject is en hoe we dat gaan doen. Als je het wetsvoorstel binnen drie weken behandelt, dan weet je één ding zeker: het haalt het niet in de Eerste Kamer. Dat is in ieder geval al een feit. Minister Rutte: Ik heb de heer Buma toegezegd dat ik in tweede termijn nog even nader inga op de WTCG. Dan zal ik ook nader ingaan op de suggestie van de heer Roemer. De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben blij dat de regering doorheeft dat de plannen voor de WTCG nog wel eens heel erg ingrijpend zouden kunnen zijn voor chronisch zieken en gehandicapten en dat we dus heel goed moeten opletten wat we gaan doen. Het kabinet is voornemens om te komen tot een gemeentelijke maatwerkvoorziening, zoals dat dan zo mooi heet, door de bijzondere bijstand ook op te gaan hogen. We weten echter nog niet precies hoe dat gaat uitwerken. Dat voedt dus ook de onzekerheid over de vraag wat het gaat worden. Bent u bereid om in ieder geval voor een bepaalde tijd de landelijke regeling voor het compenseren van de meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten in stand te houden? Minister Rutte: De voorstellen liggen er nu zoals ze er liggen. Ik kom in tweede termijn terug op een paar suggesties. Ik zal dan ook nader ingaan op de suggestie van de heer Slob. Maar feit is wel dat hier ook flinke besparingen tegenover staan. Feit is dat de WTCG zoals die is vormgegeven, op dit moment buitengewoon ongericht werkt. Feit is dat de voorstellen in de Kamer liggen. Ik zal erop terugkomen in tweede termijn, maar de ruimte is natuurlijk beperkt, zowel budgettair als in de timing. De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil het volgende in overweging geven aan de minister-president en het kabinet. Zij kunnen hier straks in hun dinerpauze nog eens over nadenken. Chronisch zieken en gehandicapten zullen toch een bepaalde vorm van zekerheid moeten hebben als ze straks in een heel onzekere positie terechtkomen. Als we die landelijke regeling voor de compensatie voor chronische zieken en gehandicapten in ieder geval nog voor een bepaalde tijd in stand houden, biedt de minister-president hen op dit punt wel een stukje duidelijkheid en de zekerheid dat er, als het echt nodig is, compensatie zal plaatsvinden. Maar goed, ik wacht af waar de minister-president straks mee terug zal komen. Graag wil ik uw volle aandacht hiervoor. Minister Rutte: Ja. De heer Roemer (SP): Dank voor de helderheid. De echte grote budgettaire maatregelen die het kabinet voornemens was, gaan in 2015 in. Voor 2014 praten we toch over een bedrag van 200 miljoen? Ik vraag dit even voor de helderheid, zodat we weten waar we het over hebben. Minister Rutte: Dat klopt. Een en ander loopt op. Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over de bezuiniging op de langdurige zorg, zoals de dagbesteding en de persoonlijke verzorging. In het regeerakkoord is voor 2014 een tweetal maatregelen opgenomen in het kader van de dagbesteding en de persoonlijke verzorging AWBZ met een opbrengst van 330 miljoen euro. Bij het debat over de regeringsverklaring is, op aandringen van de heer Slob, de motie-Samsom aanvaard waarin werd verzocht om geen wijzigingen aan te brengen in het recht op dagbesteding in 2014. In het zorgakkoord is vervolgens besloten om de aanspraak op persoonlijke verzorging niet te wijzigen in 2014. Het gaat hierbij dus om hetzelfde jaar. In 2014 wordt derhalve niet bezuinigd op de aanspraak in het kader van persoonlijke verzorging en dagbesteding. Dit geldt overigens ook voor de huishoudelijke hulp. In plaats daarvan voert de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) mede in overleg met de brancheorganisatie een algemene korting door op het beschikbare AWBZ-budget, zodat zorgkantoren met name door efficiëntere zorginkoop deze ombuiging kunnen realiseren in 2014. Daarmee komt het initiatief van de ChristenUnie overeen met de voornemens van het kabinet. Ik meen dat ik alle vragen die zijn gesteld over de zorg hiermee heb beantwoord. De heer Krol (50PLUS): Ik wil nog een keer proberen of u wilt meedenken over het feit dat met het handhaven van lichtere zorg waar die nodig is, heel veel duurdere zorg kan worden voorkomen. Dat helpt u dus eigenlijk alleen maar bij uw pogingen om geld uit te sparen. Minister Rutte: In algemene zin is dat natuurlijk waar. De heer Krol (50PLUS): Wilt u er dan ook voor zorgen dat die lichtere zorg in stand blijft? Minister Rutte: Het kabinet neemt een heel pakket aan maatregelen om ervoor te zorgen dat mensen die dat wensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en dat daarbij een goede mix is van voorzieningen die de overheid levert, voorzieningen die mensen zelf in hun omgeving kunnen organiseren en voorzieningen die lijfsgebonden zijn. Het gaat daarbij ook om zaken die hiermee verband houden en die te maken hebben met dagbesteding, huishoudelijke hulp et cetera en om een goede mix met persoonlijke sociale netwerken. Dit is volgens mij het goede beleid. Ik vraag mij dus af waar de heer Krol precies op hint. De heer Krol (50PLUS): Ik doel op het feit dat dit kabinet voorstander is van een participatiesamenleving. In een dergelijke samenleving past ook lichtere zorg daar waar zwaardere zorg kan worden voorkomen. Minister Rutte: Waarom zouden wij daartegen zijn? De heer Krol (50PLUS): Als ik naar de cijfers kijk, ben ik bang dat voor die lichtere zorg straks geen geld meer is. Minister Rutte: Wij komen tot een hele mix van maatregelen waarin mogelijkheden aanwezig blijven voor verzorging op alle niveaus. De discussie is waar je de aansturing legt. Leg je de aansturing bij de gemeenten of loopt een en ander via de Zorgverzekeringswet (Zvw)? Die discussies voeren we ook met de gemeenten. Maar verder zullen ook in de toekomst in Nederland allerlei voorzieningen goed overeind blijven. Er wordt inderdaad bespaard. Er wordt gereorganiseerd en hervormd, maar een en ander is er juist op gericht om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Dan kom ik nu toe aan een paar laatste punten, die daarmee overigens niet onbelangrijk zijn. De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een zorgpuntje. Ik heb aandacht gevraagd voor tienermoeders en de opvang van tienermoeders. In de schriftelijke beantwoording wordt wel ingegaan op het vraagstuk van ongewenste zwangerschappen en op de vraag hoe wij ons er met elkaar voor zouden kunnen inzetten om zo veel mogelijk te voorkomen dat de meest vergaande daad daarbij wordt verricht. Ik heb aandacht gevraagd voor de financiering van de tienermoederopvang en heb gevraagd om die gewoon centraal te blijven financieren. Nu moet het allemaal via omwegen, maar dan komt het uiteindelijk niet op de goede plek terecht. Het is al een jarenlange discussie. Is het kabinet bereid om daarvoor ruimte te creëren? Het gaat niet om heel groot geld. Het zou betekenen dat een tienermoederopvanghuis zoals dat er bijvoorbeeld in Gouda al sinds jaar en dag is, gewoon open kan blijven en niet dicht hoeft. Minister Rutte: Dat zat ik de schriftelijke set. Ik heb mij daar nu niet op geprepareerd. Ik kom er in tweede termijn op terug. De heer Slob (ChristenUnie): Dat onderdeel is in de schriftelijke set juist niet beantwoord. Minister Rutte: Dat begrijp ik, maar omdat het hoofdpunt in de schriftelijk set zat, heb ik het nu niet in de voorbereiding. Ik wil op zo'n belangrijk onderwerp niet gaan improviseren. Ik kom er dus in tweede termijn op terug. De heer Slob (ChristenUnie): Als de minister-president er straks op terugkomt in de trant van "we gaan het regelen", ben ik op dat punt heel erg tevreden. De voorzitter: Dat heb ik hem niet horen toezeggen, maar ik heb wel gehoord dat hij er in tweede termijn op terugkomt. Minister Rutte: Voorzitter. Ik ga in op nog twee zaken die van belang zijn, te beginnen met de positie van christenen in het Midden-Oosten. Ik verwijs naar de afschuwelijke aanslagen die zijn gepleegd in Nairobi, waarbij ook een Nederlands slachtoffer is gevallen, werkzaam voor de Clinton Foundation. In Pakistan zijn er ook vreselijke aanslagen gepleegd, die helaas duidelijk maken dat de heer Van der Staaij terecht aandacht vraagt voor vrijheid van godsdienst en de bescherming van religieuze minderheden. Het kabinet deelt de zorg ten aanzien van de positie van religieuze minderheden die wereldwijd in de verdrukking zijn. Dat geldt ook voor de positie van christenen in het Midden-Oosten. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een van de thema's in de mensenrechtennotitie Respect en recht voor ieder mens. Dat is de reden waarom Nederland een pilot godsdienstvrijheid uitvoert in tien landen, waaronder Egypte, met extra aandacht van onze ambassades en de mensenrechtenambassadeur voor deze problematiek. Daarnaast is Nederland in EU-verband actief. Wij dringen erop aan om via handelsakkoorden druk uit te oefenen op landen waar de vrijheid van godsdienst wordt geschonden. Zo heeft de Europese Unie, mede op basis van de Nederlandse inzet, besloten om richtlijnen op te stellen over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De heer Van der Staaij (SGP): Het is goed dat de minister-president ook op dit vraagstuk wil ingaan op deze manier. Ik heb daarbij ook de vraag gesteld of het een speerpunt van beleid is en blijft, ook in het mensenrechtenbeleid? In het verleden is daarover juist wat onduidelijkheid ontstaan. Blijft het tegengaan van geloofsvervolging een speerpunt in het beleid? Minister Rutte: Zeker. Het is een van de thema's in de mensenrechtennotitie en daarmee een speerpunt. Dan ga ik ten slotte in op de ontwikkelingshulp. De suggestie is gewekt dat er in het pakket van 6 miljard verder wordt bezuinigd op ontwikkelingshulp, maar dat is niet het geval. Wij vertragen de inleg in het revolving fund voor ontwikkelingssamenwerking in 2014. De storting wordt verlaagd van 250 miljoen naar 100 miljoen, maar vanaf 2016 komt dit bedrag alsnog beschikbaar voor het fonds. Het gaat dus om vertraging; niet om een bezuiniging. Met dat goede nieuws meen ik alle vragen te hebben beantwoord. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben nu een beetje in verwarring. De minister-president is niet de hele dag zo helder geweest, maar nu wel. Nu zegt hij dat er in het pakket van 6 miljard geen bezuiniging zit op ontwikkelingssamenwerking. In de tabel in de miljoenennota staat die mooie optelling tot 6 miljard in de eerste kolom, 2014. Er staat onderaan 290 miljoen ingeboekt door het naar achteren schuiven van uitgaven op natuur en ontwikkelingssamenwerking. Dat draagt dan toch bij aan die 6 miljard, want anders haalt u die 6 miljard ook niet. Dan kunnen wij binnenkort de tegenbegroting van het kabinet verwachten? Ik neem toch aan dat dit bedrag is meegerekend bij de bezuiniging van 6 miljard. Het staat voor in de miljoenennota, zeg ik tegen de minister-president, in uw eigen tabel. Minister Rutte: Voor de eerste jaren is dit een kasschuif. In die zin draagt het voor de eerste jaren bij aan de 6 miljard. Daarna wordt het bedrag alsnog gestort, dus dat fonds wordt gewoon op het niveau gebracht dat moet. Daarmee is het geen bezuiniging, maar een kasschuif. Dat klopt. De heer Van Ojik (GroenLinks): De kasschuif — om het woord "bezuiniging" maar niet te hoeven gebruiken — draagt toch bij aan de 6 miljard bezuinigingen van volgend jaar? Laat ik het maar zo simpel vragen. Dan kunt u toch niet zeggen: dat is geen bezuiniging? Vorig jaar stond er nog 250 miljoen. Voor wat het in 2016 wordt, zou ik mijn hand niet in het vuur durven steken. In 2014 wordt er 100 miljoen extra op ontwikkelingssamenwerking bezuinigd en wordt er 100 miljoen niet extra geïnvesteerd in natuur, in tegenstelling tot wat een jaar geleden nog de bedoeling was. Ik zou zeggen: zeg dat dan gewoon eerlijk! Zeg niet dat er niet bezuinigd wordt op OS, want dat gebeurt in 2014 wel, bovenop wat allemaal al bezuinigd was door dit kabinet op OS. Minister Rutte: Nu had ik zo goed nieuws ter afsluiting, want dit is mijn laatste punt. Ik houd dat goede nieuws overeind, want in 2016 en 2017 wordt dit gewoon geredresseerd. Dan wordt dat fonds volgestort. Hoe werkt dat in een begroting? Als je bezig bent grote pakketten te maken, in een situatie waarin je het eerste jaar nog een paar miljoen tekortkomt, terwijl je in een aantal latere jaren over de 6 miljard heen schiet, dan moet je iets doen middels het schuiven van dit soort intensiveringen, waar dat ook maar kan, op een verstandige manier. En dat doen wij hier. Dus in 2016 en 2017 wordt het fonds gewoon volgestort. Daar sta ik voor. Dat zijn de afspraken. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president hoeft mij niet uit te leggen hoe het werkt, maar hij zegt: ik heb goed nieuws, er zit in 2014 in het 6-miljoenpakket geen bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking. Dat is feitelijk onjuist en het zou de minister-president sieren als hij stond voor de keuzes die hij heeft gemaakt: 100 miljoen naar achteren schuiven voor natuur en 100 miljoen naar achteren schuiven voor ontwikkelingssamenwerking. Beide dragen bij aan het 6-miljardpakket in 2014 en daarom zijn het dus in andere woorden, dacht ik, bezuinigingen. Minister Rutte: Nee, voorzitter, het zijn vertragingen. De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil de minister-president nog bedanken. In het vorige blokje gaf hij aan dat geloofsvrijheid een belangrijke plek zou krijgen in de mensenrechtennotitie van de minister van Buitenlandse Zaken. Ik had daar ook naar gevraagd. Het is goed dat dit hier nu ook is uitgesproken. De "kasschuif voor ontwikkelingssamenwerking" vind ik wel een beetje versluierend taalgebruik. Ik heb daar ook met de heer Samsom in eerste termijn al over gesproken. De heer Samsom zei onder andere: het is wat lastig om dat fonds nu te vullen, dus dan doen we het maar even op deze manier. Er kan natuurlijk ook voor gekozen worden — dat heb ik ook in mijn eerste termijn al gezegd — om dat geld dan maar uit dat fonds te halen en het gewoon op de begroting te zetten. Dan komt de begroting, die toch al aan het teruglopen is vanwege het bnp dat daalt, nog een klein beetje op peil en kan de minister een bijdrage leveren vanuit Nederland aan het lenigen van de nood in de wereld, die groot is. Denk aan Syrië, maar denk ook aan andere landen. Minister Rutte: De situatie is zodanig dat we over de hele rijksbegroting moeten zoeken naar besparingen. Die vinden wij ook op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking. Dat is gebeurd bij het regeerakkoord. De vraag hier is of er een extra bezuiniging plaatsvindt. Mijn stelling is dat dit niet het geval is. Wij vertragen de storting in dat fonds, maar er is geen sprake van een extra bezuiniging. Wat de heer Slob doet, en dat mag natuurlijk vanuit zijn politieke overtuiging, is aandacht vragen voor de bezuiniging als zodanig. Hij vraagt of dit geen uitgelezen kans is om een stukje van die bezuiniging te vertragen. Daar zou ik niet voor zijn, omdat het echt twee gescheiden dingen zijn. Aan de ene kant hebben we de bezuiniging op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Die bouwt op, in een vast ritme. En daarnaast hebben we het volstorten van het fonds, en daar plaatsen we nu een vertraging in. De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter, nu wordt het nog ingewikkelder. Die kasschuif is geen bezuiniging, maar het is een besparing. Het bedrag staat wel op het lijstje van 6 miljard! Uiteindelijk kan dat geld gewoon niet uitgegeven worden in 2014 voor het onderwerp waar het voor bedoeld is, namelijk ontwikkelingssamenwerking. Er zit, dacht ik, nu nog 100 of 150 miljoen in dat fonds. Even los van die besparing of bezuiniging, bent u bereid, dat geld gewoon op de begroting te zetten, zodat de minister, die er nu niet is, toch nog wat armslag heeft om de nood in de wereld te lenigen? Minister Rutte: Wat wij hier doen, is het teveel aan bezuinigingen van een paar jaar later terugschuiven naar 2014. Dat gebeurt heel vaak. Dat heet een kasschuif in de begroting. Dat doen wij nu met dit potje. Er vindt geen bezuiniging plaats, maar het potje wordt trager gevuld. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik begrijp dat de premier aan het eind van zijn eerste termijn is. Hij laat mij toch in enige verwarring achter. De premier heeft lang gesproken. Hij heeft gezegd: ik wil praten. Dat is hetzelfde als de premier vorig jaar bij het debat over de regeringsverklaring zei en wat wij voor dit debat al wisten. Mijn grote vraag is wat hij vandaag nieuw heeft gezegd. Is er enige indicatie dat de premier beseft dat hij een kabinet leidt dat de koers zal moeten bijstellen om meerderheden te vinden? Zo ja, is hij ook bereid om dat te doen? Beseft hij dat daarbij ook het regeerakkoord niet meer heilig kan zijn? Minister Rutte: Ik meen dat wij daar de hele dag met elkaar over hebben gesproken. Ik meen dat ik daar uitvoerig de hand voor heb uitgestoken. Ik heb dit ook zo ervaren van de kant van veel oppositiepartijen. Wij hebben over het sociaal akkoord gesproken, over de inkomensverhouding en over de invulling van het pakket van 6 miljard. De coalitie heeft echter wel een opvatting. Wij zijn bereid om over heel veel te praten, maar wij hebben ook een aantal stevige opvattingen. Die heb ik ook neergelegd. Wij denken dat het wel nodig is om tot 6 miljard te komen. Wij menen dat het van belang is dat wij, waar wij maatregelen nemen in de sfeer van de bezuinigingen, erop letten dat wij de economische groei zo veel mogelijk blijven stimuleren, dat wij blijven streven naar evenwichtige inkomensverhoudingen en dat wij de bezuinigingen daadwerkelijk realiseren. Daar hebben wij over gesproken. Ik heb gezegd dat het voor het kabinet heel belangrijk is dat wij, waar wij praten over mogelijke versnellingen in het sociaal akkoord, ook de sociale partners daarin betrekken. Ik heb geschetst dat er binnen die context met het kabinet over heel veel te praten is. Ik zie daar ook naar uit. Ik waardeer het zeer dat ook van de zijde van de Tweede Kamer — de heren Buma, Pechtold, Slob en vele anderen — op een constructieve wijze is gedebatteerd. Dat geeft vertrouwen dat wij de komende weken en maanden met elkaar iets tot stand kunnen brengen. De heer Van Haersma Buma (CDA): De korte samenvatting die de premier van de hoofdpunten geeft, laat zien dat hij op die hoofdpunten geen enkele toezegging heeft gedaan. Alles zit binnen zulke smalle marges — de handen zijn op de rug gebonden — dat het gesprek aangaan met partijen die echt iets anders willen, buitengewoon moeilijk zal worden. Ik kom daar in tweede termijn op terug. Ik hoop echt dat de premier in zijn tweede termijn concreter is over wat er wel veranderd kan worden, in plaats van voortdurend aan te geven wat niet veranderd kan worden. Minister Rutte: Wacht even, zo gaat het volgens mij niet goed. Ik heb over elk van de onderwerpen uitvoerig met de heer Buma gesproken. Ik heb bijvoorbeeld met de heer Buma gesproken over het voor hem belangrijke punt van de nivellering. Ik heb gezegd dat dit voor het kabinet geen doel is. Wij streven naar evenwichtige inkomensverhoudingen. Ik heb voorgesteld dat wij met elkaar in gesprek gaan om te bekijken wat wij over en weer een evenwichtige inkomensverhouding vinden en over de vraag hoe wij die kunnen bereiken. De heer Buma vroeg mij of allerlei koopkrachteffecten uit het regeerakkoord heilig waren. Ik heb gezegd dat dit niet het geval is. Ik zou niet weten hoe ik op dat specifieke onderdeel de heer Buma in dit debat verder tegemoet had kunnen komen. Volgens mij is er een complete opening om, met inachtneming van zaken die ook voor het CDA essentieel zijn — stabiele overheidsfinanciën, economische groei en evenwichtige inkomensverhoudingen — het gesprek aan te gaan. Dan het sociaal akkoord. De heer Buma leidt een partij die ook staat voor het overleg tussen werkgevers en werknemers. Ik heb gezegd dat wij bereid zijn om te praten over de ideeën die leven over het sociaal akkoord. Wij vinden het wel van belang dat zodanig te doen dat wij de sociale partners erbij blijven betrekken. Ik heb dan ook een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van de heer Buma, de heer Pechtold en anderen. Mij dunkt dat dit een serieuze grote opening is. Wij staan niet meer waar wij stonden toen wij het debat begonnen. Ik heb echt een poging gedaan om op dat punt tot open en reëel overleg te kunnen komen. Ik meen dit ook zo ervaren te hebben. Dan het pakket van 6 miljard. Over de hoogte zijn de heer Buma en ik het niet oneens, over de invulling wel. De heer Buma komt tot andere keuzes. Daarvan heb ik gezegd dat er met het kabinet over te praten is. Sterker nog, ik heb gezegd dat het fantastisch is als het mogelijk is om een pakket te maken zonder lastenverzwaringen. Het kabinet heeft niet het doel om lasten te verzwaren. Laat de heer Buma mij nu vertellen waar ik met deze samenvatting te weinig openingen biedt voor open en reëel overleg. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zal daar in mijn tweede termijn op terugkomen. Minister Rutte: Ik wil dat graag nu weten. Het is toch reëel dat ik dat nu vraag? De heer Van Haersma Buma (CDA): De werkelijkheid is volgens mij anders. Ik heb gisteren de heer Samsom gevraagd of het mogelijk was om de nivellering te wijzigen. Nee, was het antwoord toen. Nu is het antwoord: ja, maar met behoud van de evenwichtige inkomensverdeling die precies die nivelleringsafpraak was. Wat de 6 miljard betreft, heb ik het duidelijk gehad over een pakket zonder lastenverhoging. Minister Rutte: Ik heb gezegd: als dat kan, fantastisch. De voorzitter: De heer Buma is nu even aan het woord. Minister Rutte: Sorry, het is mijn enthousiasme. De voorzitter: Dat druipt er vanaf, ik weet het. Maar bij de heer Buma ook. De heer Van Haersma Buma (CDA): Wat betreft het sociaal akkoord — ik hoop dat wij daar inderdaad tot elkaar kunnen komen — heb ik gezegd dat ik bereid ben om heel veel te dragen wat ik misschien zelf niet zou willen in dat sociaal akkoord. Het kan echter niet zo zijn, zoals ik al eerder heb gezegd, dat er een veto van de bonden ligt op de versnelde invoering. Minister Rutte: Nee. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan zijn wij het daar over eens. Dat kan dus betekenen dat wij tot een akkoord komen waar de bonden het niet mee eens zijn. Dan vind ik dat wij het toch moeten durven. Minister Rutte: Toch niet met daarbij het opblazen van het sociaal akkoord? Want dan zijn wij het niet eens. Als de heer Buma het met mij eens is dat wij er alles aan moeten doen om te bezien over welke wensen die in de Kamer leven wij het eens kunnen worden, met inachtneming van het behoud van de steun van de sociale partners voor het sociaal akkoord — dat is van groot maatschappelijk belang, zoals ik ook altijd uit de hoek vaan het CDA heb gehoord — komen wij tot zaken. Hij vroeg mij naar de opvattingen van de PvdA en de VVD. Ik verzeker hem dat alles wat ik hier vandaag heb gezegd uiteraard ook in goed overleg is gegaan met de fractievoorzitters van die twee partijen. Daar zit helemaal geen licht tussen. Dat wordt door iedereen gesteund in de coalitie. Langs die lijnen gaan wij dat doen. Tenzij de heer Buma nu andere problemen ziet, meen ik werkelijk dat wij elkaar echt verregaand naderen vandaag en dat wij die gesprekken moeten gaan voeren. Sorry dat ik er nog even op aandring. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan het ook blijven doen. Het punt is dat er wat betreft het sociaal akkoord wel degelijk een verschil is als van tevoren al — wat de premier eigenlijk doet — wordt gezegd dat er altijd een handtekening van de bonden onder moet. Dan weten zij wat zij kunnen doen, namelijk nee zeggen tegen alles omdat het niet goed gaat zodra hun handtekening daaronder weg is. Daar hebben wij het eerder over gehad. Die druk wil ik er niet op hebben, omdat ik het serieus van belang vind dat wij eerder tot goede hervormingen komen. Dat is wat ik heb gezegd. Daarom vind ik dat je niet kunt beginnen met een claim dat het altijd met een handtekening moet. Minister Rutte: Dat begrijp ik. Ik zeg er wel twee dingen bij die misschien geruststellend kunnen zijn. In de eerste plaats gaan wij praten over die wetsvoorstellen, ook in de Kamer. Ik heb altijd gezegd dat wij niet verwachten dat de Kamer bij het kruisje tekent. In de tweede plaats luisteren ook de bonden en de werkgevers naar dit debat. Die zijn ook reëel. Zij stellen zich niet heel irreëel op. Ik ken ze als reële gesprekspartners die ook luisteren naar wat in de Kamer wordt besproken. Ik vind dat wij er met elkaar voor moeten zorgen dat wij die handtekeningen behouden, omdat wij anders in een situatie komen waarin wij een belangrijk stuk rust op het front van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt in Nederland verstoren. Dat zou ik schadelijk vinden, ook voor het economisch herstel. Ik denk dat de heer Buma en ik het daarover eens zijn. Ik vind dat ook een gezamenlijke inspanning, zoals ik al een paar keer heb gezegd. Ik heb hier de hele dag gestaan — zo voel ik het ook vanuit de oppositie — met een houding dat er een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is daar waar oppositiepartijen zeggen dat zij bereid zijn om heel serieus te kijken of zij steun kunnen geven aan belangrijke onderdelen van het regeringsbeleid. Dan moeten wij over en weer verantwoordelijkheid nemen voor de effecten ervan en, in dit geval, de impact op een sociaal akkoord. De heer Pechtold (D66): Ik waardeer het optimisme dat de minister-president altijd weer weet uit te stralen. Wij zijn nu vijf of zes uur praten verder. Dat hebben wij vandaag natuurlijk ook gedaan. Er zijn hier een daar toezeggingen gedaan, die overigens waardevol zijn. Ik zal ze straks in mijn tweede termijn waarderen. Dat is echter misschien wel het gevaar dat wij de komende tijd lopen. Ik deel de kritiek van collega's dat het met name op de hoofdpunten, de 6 miljard, de belastingen en het sociaal akkoord, nog veel te vrijblijvend is. Misschien moet een student journalistiek eens gaan tellen hoe vaak vandaag het woord "praten" en synoniemen daarvan zijn gevallen. Daar komen wij niet verder mee. Ik adviseer dringend de twee coalitiepartijen en de minister-president om meer helderheid te geven. Voor die 6 miljard is de minister-president verantwoordelijk en kan hij die duidelijkheid ook geven. Voor die belastingdruk is de minister-president ook verantwoordelijk en kan hij die duidelijkheid geven. Op het punt van het sociaal akkoord zat gisteren licht tussen wat de fractievoorzitter van de VVD zei en wat de fractievoorzitter van de PvdA zei. Dat leidde vandaag tot een spagaat voor de minister-president. Ik wil dat in de tweede termijn gewoon helder hebben. Anders betekent "praten" dat ik met de minister-president praat, maar dat zijn handen op de rug worden gehouden door aan de ene kant een werkgever en aan de andere kant een werknemer die denken: onze handtekening staat, ik laat die handen niet los. Minister Rutte: Ik ga die duidelijkheid nu geven. Daar ga ik helemaal niet mee wachten tot in de tweede termijn. Wij hebben de de hele dag gesproken. Het is volgens mij van belang dat wij ook in deze fase van het debat helderheid hebben. Ik heb gezegd dat het kabinet zeer hecht aan die 6 miljard om een aantal nationale redenen. Zelfs als wij het erover eens worden of dat wel of niet goed is, willen wij — de minister van Financiën en ik — niet het risico lopen dat wij straks een heel forse boete opgelegd krijgen en heel veel gezichtsverlies lijden. De heer Pechtold heeft in zijn termijn geciteerd uit de procedure macro-economische onevenwichtigheden en de aanbevelingen daarin. Ik had dat toen even niet precies paraat. Die aanbevelingen zijn later door de Raad herzien. Specifiek op het punt van het ontslagrecht en de WW zijn die er door commissaris Rehn weer uitgehaald. Hij citeerde daar de conceptaanbevelingen. Met andere woorden: ik zie op dit moment geen enkele, maar dan ook geen enkele mogelijkheid dat Brussel ons daarin meer ruimte geeft. Dat is niet omdat ik dat niet zou willen. Ik vind er ook van alles van, dat heb ik gezegd. Maar al zou ik dit willen, dan is mijn taxatie dat dit wensdenken van ons allemaal zou zijn. Ik vind het mijn taak als minister-president om dit te zeggen tot diegenen die zeggen dat het wat minder kan. Ik denk dat die ruimte er niet is. Dus op dat punt zie ik geen andere optie dan dat het kabinet zegt: 6 miljard. Anderen zeggen: minder. Mijn voorstel is om elkaar niet de tent uit te vechten, maar te praten over de invulling. Dat wat betreft die 6 miljard. Dan de lasten. Over de lasten heb ik aan de heer Buma de volledige opening geboden. Wij hechten niet aan die lasten. Als wij er met elkaar in slagen een pakket te maken waarin geen lastenverzwaring zit: fantastisch. Daar zou ik zeer voor zijn. Daarover kan ik dus totale duidelijkheid geven. Ik zeg dit ook met volledige toestemming van de fractievoorzitters van de twee regeringspartijen. Wat het sociaal akkoord betreft, zijn wij bereid over alles te praten, maar wij vinden het van belang dat wij ook het draagvlak in de polder behouden. Dat heb ik vandaag keer op keer gezegd. Keer op keer. Ik denk dat ik daarmee een maximale opening bied. Daarvoor hebben wij geen tweede termijn nodig. Ik bied hem nu die volledige openheid en die volledige opening. Ik doe dit echt ook op gezag van de twee coalitiefracties. De heer Pechtold (D66): Misschien is het probleem dat de afgelopen uren die bereidheid zo per stapje werd gegeven dat ik het gevoel kreeg dat de grotere stap, de helderheid op deze dossiers, in een soort Bermudadriehoek met al die woorden als "praten" en "bespreken" en nog een keer hetzelfde, werd weggezogen, waardoor je uiteindelijk de beweging die wij van het kabinet verwachten niet meer ziet. Het komt hierop neer: de komende maanden worden de begrotingen hier en in de Eerste Kamer behandeld. Ik raad de minister-president en zijn ploeg aan om tegen Brussel en de sociale partners te zeggen: kies er maar uit. Kies een kabinet dat toezeggingen gaat doen over de 6 miljard, de belastingdruk en het sociaal pakket of een kabinet dat ze misschien allemaal niet meer heeft. Minister Rutte: Dan vraag ik de heer Pechtold wat dit impliceert. Hij vroeg mij eerst om duidelijkheid te verschaffen over waar wij staan. Ik heb gezegd dat wij op de 6 miljard, al zouden wij erop willen bewegen, op dit moment geen ruimte zien in Brussel. Dit staat los van de vraag wat je er nationaal precies van vindt. Daarover bestaan verschillende taxaties bij de coalitie- en de CDA-fracties enerzijds en andere oppositiefracties anderzijds. Over het sociaal akkoord heb ik gezegd dat wij daarover ook absoluut de gesprekken willen aangaan en op welke manier. Over de belastingen heb ik tot de heer Buma en nu tot de heer Pechtold gezegd dat er voor 100% over te praten valt. Dus wat mist de heer Pechtold nu in mijn toezeggingen, luidt mijn concrete vraag. De heer Pechtold (D66): Sinds de start van dit kabinet heb ik in december jongstleden gezegd: kom met een noodpakket. In april heb ik met collega's die hier naast mij staan gezegd: praat nu met ons, want dan kunnen wij het invullen. Veel van de bezuinigingen die wij voor ogen hadden, zijn afgekeurd omdat wij er nu pas mee konden komen in plaats van in april. Bij mijn fractie ging dit om 1,5 miljard. Ik sta nu inmiddels met mijn armen op mijn rug, maar de hele tijd ben ik heel duidelijk geweest over mijn wensen, namelijk het versnellen van het sociaal akkoord en het verhogen van de ambitie. Wij willen dus niet alleen het nu voorgestelde ontslagrecht iets eerder laten ingaan, maar ook zorgen dat dit ertoe leidt dat flex minder flex en vast minder vast wordt, waardoor deze maatregel zorgt voor werkgelegenheid. Dat verhaal vertel ik keer op keer. Ik wil gewoon een keer een toenadering horen, niet dat er wel over te praten valt maar dat het kabinet vast zit aan handtekeningen. Ik wil horen dat dit bespreekbaar is, dat wij daarover inhoudelijk kunnen praten, dat de doelen werk en rust in de polder zijn, maar dat er op die onderwerpen beweging zit. De kleine stapjes van de afgelopen uren zijn voor mij nog niet helder als één grote stap. Ik dreig niet. De deur staat open, de handen zijn uitgestoken, allemaal van die praat, maar op dit moment zal het kabinet in zijn huidige positie die stap groot moeten maken. Misschien moet dit dadelijk maar door de twee fractievoorzitters in hun eigen woorden worden verwoord. Dan weet ik ook welke ruimte ze hebben. Ik sta nu met een kabinet te praten waarbij ik het gevoel heb dat twee fractievoorzitters het niet eens zijn en waarbij werkgevers en werknemers de armen nog op de rug houden. Dat is voor mij niet voldoende. Minister Rutte: De twee fractievoorzitters en ik zijn het compleet eens. Dat is het punt niet. Ik heb zojuist samengevat wat volgens mij de conclusies van het debat zijn. Ik vroeg zojuist nogmaals aan de heer Pechtold wat hij in die samenvatting mist. Wat zou hem meer comfort bieden voor het vervolgproces? De heer Pechtold (D66): Dat zal ik dadelijk in de tweede termijn verwoorden. Dat zei de heer Buma ook. Volgens mij is het signaal nu duidelijk. Wij hebben de tweede termijn daarvoor nodig. Dat komt ook doordat de stappen die zijn gezet, wat mij betreft nu zijn weggevallen … Minister Rutte: Ik heb het zojuist samengevat, mijnheer Pechtold. Ik heb zojuist precies gezegd wat het is. U daagde mij daartoe uit. De heer Pechtold (D66): Oké, dan stel ik de vraag over de WW en het ontslagrecht nog één keer heel concreet. Is het kabinet bereid om de ambitie op zich te nemen, de maatregelen rond het ontslagrecht te versnellen en te verhogen? Is het kabinet bereid om flex minder flex te maken en vast minder vast? Is het kabinet bereid om de verslechtering die het sociaal akkoord heeft opgeleverd ten opzichte van het eigen regeerakkoord bij de maatregelen rond de duur van de WW, zo bij te stellen dat de ambitie die in het regeerakkoord staat weer meer naar voren komt? Dit zijn heldere vragen. Minister Rutte: We hebben gezegd dat wij overal over gaan praten. We hebben gezegd dat we dat op een manier moeten doen waarbij we ook in de Kamer tot meerderheden blijven komen. Er zijn oppositiepartijen die wat in het regeerakkoord staat goed vinden en dingen liefst willen versnellen. De heer Pechtold zegt nu dat hij nog verder zou willen gaan dan wat er in het regeerakkoord staat. Dat is natuurlijk nog ruiger. Er zijn echter ook oppositiepartijen die vinden dat het goed is dat er in de ambities die in het regeerakkoord staan, wat temporisering is aangebracht in het kader van het sociaal akkoord. Precies daarover moeten we het gesprek voeren. Als ik nu hier een toezegging ga doen aan de heer Pechtold, ben ik vier andere oppositiepartijen kwijt. Zo werkt het toch ook niet? Hierover moeten we met elkaar het gesprek aangaan. Een open en reëel overleg is dus mogelijk. De heer Pechtold (D66): Dus zal het kabinet keuzes moeten maken. Met welke partners gaat men in zee? Vinden ze de partners in Brussel, in de polder of hier in de Kamer? Ik geef toe dat het kabinet dus keuzes moet maken tussen links, rechts of het midden. Minister Rutte: Dat kun je niet vandaag doen. Wij houden vandaag de algemene politieke beschouwingen. Daarin hebben we dit op hoofdlijnen besproken. Ik heb hier mijn totale bereidheid getoond om het gesprek aan te gaan. Ik heb daarbij wel een aantal randvoorwaarden gesteld. Ik heb niemand horen zeggen dat men die randvoorwaarden onredelijk vindt. De heer Pechtold zegt dat dit in de loop van zo'n debat wat geleidelijk naar buiten komt. Dat begrijp ik. Daarom waardeer ik het bijzonder dat de heer Buma en ook de heer Pechtold hierover nog iets hebben gezegd. Ik zie de heer Slob nu ook bij de microfoon staan, dus wellicht wil hij hierover ook nog iets zeggen. Ik waardeer het bijzonder dat wij aan het einde van dit debat de kans hebben om hierover ook in samenvattende zin te spreken. Die bereidheid om het gesprek aan te gaan is er, en het kan ook. Ik voel dat wij er met elkaar uit kunnen komen, dat er bereid en voldoende leiderschap bij oppositiepartijen en bij het kabinet is. Er zit geen licht tussen de opvattingen hierover van de heer Zijlstra, die van de heer Samsom en die van mij. Nul! Zo staan wij erin en zo willen wij dingen aanpakken. De heer Slob (ChristenUnie): Wij zijn vandaag om 10.30 begonnen. Het is nu 17.20 uur. We zijn natuurlijk wel iets opgeschoten. Ik heb het kabinet namelijk horen zeggen dat men bij een aantal onderwerpen — het zijn kleine, maar voor betrokken toch best belangrijke onderwerpen— wel veranderingen wil doorvoeren. Het punt is wel dat de minister-president er steeds direct achteraan zei dat er natuurlijk wel dekking voor gevonden moet worden en dat we er nog over gaan praten. Toch heeft het kabinet reële bewegingen gemaakt, bijvoorbeeld rond de Anw. Het is een klein onderwerp als je het in geld uitdrukt, maar voor betrokkenen is het een heel belangrijk onderwerp. Minister Rutte: Ja, belangrijk. De heer Slob (ChristenUnie): Er zijn ook reële bewegingen bij de TOG-regeling voor ouders met gehandicapte kinderen. Dat is ook heel belangrijk, want deze ouders zien met angst en beven iets op zich afkomen. Ik vind het echter teleurstellend dat de 6 miljard echt in beton is gegoten. Er valt ook niet over te praten om bijvoorbeeld naar een structurele bezuiniging van 6 miljard te kijken, zodat je voor 2014 wat ruimte kunt creëren om wat onaangename en niet verantwoorde kabinetsbesluiten te verzachten. Verder wijs ik op het vraagstuk van de werkgelegenheid. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we mensen weer aan het werk krijgen in plaats van het werkloosheidscijfer te laten oplopen? Die vraag blijft eigenlijk gewoon hangen. Ook bij de aanslag op de portemonnee van gezinnen zie ik nog niet dat het kabinet daadwerkelijk in beweging komt. Ik hoor de minister-president niet zeggen: ik kijk naar die tegenbegrotingen, ik pak daaruit iets op en dat gaat echt helpen als we iets met elkaar gaan doen. De minister-president legt de bal in feite iedere keer terug bij de Kamer. Dat schiet niet echt op. Dit zijn mijn gevoelens bij het verloop van het debat tot nu toe. Op die manier komen we er natuurlijk niet. Er is straks een dinerpauze van anderhalf uur. Dan heeft de minister-president volgens mij nog even tijd om nog eens goed naar die tegenbegrotingen te kijken. Ik heb al voor het debat gezegd dat ik het fijn zou vinden als er in ieder geval meer dan drie minuten aan onze tegenbegroting zou worden besteed. Het goede nieuws is dat het geen drie minuten zijn geworden, maar het slechte nieuws is dat de minister-president eigenlijk helemaal niet op de tegenbegroting is ingegaan. Hij heeft er wel een paar onderdelen uitgepakt, maar er ligt een complete tegenbegroting die door het CPB is doorgerekend. Er ligt dus een verhaal. Daarin staat wat er op onderdelen anders zou kunnen. Hetzelfde geldt voor de tegenbegrotingen van de andere partijen. Ook daaruit haalt de minister-president onderdelen, maar kijkt hij er ook serieus naar? Ik geef de minister-president voor de tweede termijn mee om echte bewegingen te maken. Geef aan waar de ruimte gecreëerd kan worden. Dat het achter de komma straks, op een ander moment, moet worden ingevuld, is prima. Wij moeten hier echter proberen verder te komen met elkaar. Minister Rutte: Nee. Op de tegenbegrotingen wil ik nog nader ingaan. Ik meende dat ik in de loop van de dag heel veel elementen uit de tegenbegroting heb benoemd en dat ik er recht aan heb gedaan. Maar als de heer Slob het zo ervaart, dan zorg ik er natuurlijk voor dat hierop commentaar komt in tweede termijn. Ten aanzien van gezinnen heb ik gezegd — een- en andermaal, tegen de heer Van der Staaij, tegen de heer Slob maar ook tegen de heer Buma — dat wij daarover in gesprek gaan. Dat heb ik gezegd, keer op keer. Er kan dus geen sprake van zijn dat dit niet zo is. Als de heer Slob nu wil dat ik een concrete maatregel omarm, zeg ik — en ik heb dat steeds gezegd vandaag — dat dit niet de plek is. In de algemene beschouwingen kun je op een aantal meer geïsoleerde onderwerpen, zoals de TOG, de Anw en de AIVD, tot zaken komen. Maar ik zie geen mogelijkheden om in de algemene politieke beschouwingen een concrete toezegging te doen over dit soort grote bewegingen die ook samenhangen met het hele inkomensgebouw, anders dan dat ik goed heb gehoord wat de heer Slob zegt, dat ik er ook samen met hem wil uitkomen en dat wij ook bereid zijn om te bewegen. Wat het 6-miljardpakket betreft: het is niet zozeer de vraag of wij het er wel of niet over eens zijn, al leven er verschillende opvattingen. Ik heb alleen een taxatie gegeven — ik vind dat mijn taak als minister-president — van wat de bewegingsruimte kan zijn op het moment dat wij met de begroting naar Brussel gaan. Als ik met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aanneem dat het leidt tot een forse boete als wij ons niet aan die 6 miljard houden en ik vervolgens het aanbod doe om het niet eens te hoeven worden over die 6 miljard maar om in ieder geval het gesprek aan te gaan over de invulling, is dat toch niet onredelijk? Met andere woorden, ik denk dat wij op al deze punten het gesprek gaan voeren en dat wij elkaar kunnen naderen. Dat is echt in het belang van Nederland. Deze algemene politieke beschouwingen zijn echt een belangrijk moment om elkaar recht in de ogen kijken. Nederland moet ook zichzelf in de spiegel aankijken. Dit is het grote politieke debat. Wij moeten met elkaar vaststellen dat er een kabinet zit dat zich realiseert dat het is aangewezen op politiek draagvlak. Volgens mij heeft het vandaag op allerlei punten laten zien dat het bereid is om te bewegen. Wij vragen de oppositie om hierin mee te werken, een gedeelde verantwoordelijkheid te nemen en het gesprek aan te gaan. Dat is het beroep dat ik doe op de Kamer, op een groot deel van de oppositie, uiteraard mede vanuit de regeringspartijen redenerend. Voorzitter, ik dank u zeer voor de goede gedachtewisseling en ik zie uit naar de tweede termijn. De voorzitter: Waarmee er een einde is gekomen aan de eerste termijn van de regering. De vergadering wordt van 17.25 uur tot 19.00 uur geschorst. De voorzitter: We gaan verder met de algemene politieke beschouwingen en beginnen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Het woord is aan de heer Wilders van de PVV-fractie. De heer Wilders (PVV): Mevrouw de voorzitter. We speelden vandaag en gisteren Deal Or No Deal: iedereen van de zogenaamde oppositie, CDA, D66, ChristenUnie en GroenLinks, kwam auditie doen bij Mark Rutte. De woordvoerders stonden vaak naast elkaar bij de interruptiemicrofoon. Dat was vooral een gênante vertoning. Als politieke bedelaars werden ze steeds opnieuw door de premier afgewezen en met een kluitje het riet in gestuurd. Nog geen aalmoes kregen ze toegeworpen: de 6 miljard blijft 6 miljard, de sociale partners houden een veto over het sociaal akkoord en nivelleren — misschien heet het anders — blijft gewoon een feest voor premier Rutte en zijn PvdA-vriendjes. De Partij voor de Vrijheid helpt Nederland liever richting verkiezingen. Als ik gisteren geen motie van wantrouwen had ingediend, had ik het vandaag gedaan. Dit was twee dagen lang een zinloos debat. Premier Rutte maakt er een bende van. Zijn partij, de VVD, is wereldvreemd. In 2020 gaan we juichen, zegt de minister-president. Maar als hij zo doorgaat, is Nederland in 2020 een ontwikkelingsland, kapot belast, failliet door de miljardenuitgaven aan Afrika, Brussel en Griekenland. 82% van de Nederlanders vindt dat het kabinet de crisis alleen maar verergert met alle belastingverhogingen. Niemand met gezond verstand vertrouwt premier Rutte nog. De zaal zat de afgelopen dagen vol met Kamerleden en ministers. Er was echter nog iets aanwezig, hoewel niemand hem kon zien. Het was de onzichtbare olifant die hier de dienst uitmaakt: de Europese Unie. Rutte wikt, maar de Europese Unie beschikt. Anders krijgen we een boete en premier Rutte vreest de zweep van zijn bazen uit Brussel. De 6 miljard is een eis van onze landvoogdes. De echte macht zit in Brussel, niet hier. Wij spelen met elkaar een beetje parlementje, maar zij zijn inmiddels de baas in Nederland. Rutte is de marionet van Brussel. En ondertussen wordt de ellende buiten alleen maar groter. Iedere dag verliezen 700 mensen hun baan en gaan 50 bedrijven failliet. Namens de 1.400 Nederlanders die gisteren en vandaag door het kabinet richting werkloosheid zijn gebonjourd en namens de 100 bedrijven die de afgelopen twee dagen op de fles zijn gegaan, zeg ik: bedankt mijnheer de minister-president, bedankt Partij van de Arbeid, bedankt VVD, bedankt nep-oppositie. Niet alleen de economie gaat kapot. Ons mooie land wordt uitverkocht. Miljarden dragen we ieder jaar opnieuw af aan Brussel. Er staan massa's immigranten uit Roemenië en Bulgarije aan de grens klaar om Nederland binnen te rukken vanaf 1 januari. Miljarden euro's aan Nederlandse ontwikkelingshulp worden ook volgend jaar weer besteed aan wc's in Mali, seksuele voorlichting in Burundi en reïntegratieprojecten voor piraten in Somalië. En dat terwijl hier de verzorgingshuizen worden gesloten, en ouderen in een 24 uursluier moeten rondlopen. Een grove schande! Heel Nederland heeft het vandaag kunnen vaststellen: Rutte gaat stug door en luistert naar niemand. Dit afbraakkabinet dendert als een bulldozer door de Nederlandse samenleving. Dit afbraakkabinet zit er niet voor de Nederlanders. Dit afbraakkabinet zit er zelfs niet voor de eigen kiezers. Ik zei het gisteren al: dit kabinet moet weg. Laat de burgers eindelijk eens beslissen. Minister-president, stap op, ga naar huis. Het is tijd voor verandering, het is tijd voor verkiezingen. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik had eerlijk gezegd niet de indruk vandaag dat er sprake was van een nepoppositie, maar dat terzijde. Ik dank het kabinet voor de beantwoording. Ik dank het kabinet er ook voor dat het helder aangeeft dat de oprichting van het NHI aan heldere randvoorwaarden is gekoppeld. Wij wachten de antwoorden op de vragen over de bankenunie af. Die schijnen een dezer dagen te komen. Ik wijs maar op het signaal dat vandaag nog uit Duitsland kwam. De Duitsers zitten redelijk op dezelfde lijn als de VVD en hebben vergelijkbare zorgen. Wij hopen dat het kabinet tegemoet kan komen aan de vele zorgen die wij op dat punt hebben. Wij hebben vandaag en vooral gisteren, toen de oppositie aan het woord was, vele constructieve voorstellen van de oppositie gezien. We hebben ook wat minder constructieve voorstellen gezien in de vorm van een motie van wantrouwen. Het is goed om te zien dat er beweging is. Ik zal eerlijk zeggen dat ik af en toe de urgentie mis, want de vraag is ook of we nu durven door te zetten. Ik heb gisteren geschetst wat er kan gebeuren als de rente oploopt. Ik heb toen nog niet eens genoemd dat we in onze huidige begroting zelfs de inkomsten uit gas, zo'n 12 miljard euro op jaarbasis, nu constructief uitgeven. Als het gas op is, zullen we daarvoor een alternatieve dekking moeten vinden. In dat licht snap ik heel goed dat er, gezien de ingrijpende maatregelen die het kabinet voorstelt, veel voorstellen zijn om die te verlichten. Ik kan dat begrijpen, maar de crisis is ingrijpend, dus de maatregelen ook. Ik herhaal vandaag dat het een illusie is om te denken dat we deze crisis kunnen oplossen zonder dat mensen dat echt gaan voelen. Dat is geen leuk nieuws, maar het is wel hoe het is. Daarom is het ook niet goed om uitstel als route te kiezen. Dat biedt geen zekerheid en geen duidelijkheid. Iedereen beseft dat de klap dan op een later moment komt. Dat is niet goed voor het herstel van het vertrouwen, dat, hoewel in verschillende toonaarden, Kamerbreed gezocht wordt. Juist daarom biedt de VVD-fractie — ik heb dat al gezegd in eerste termijn — ruimte. Immers, uiteindelijk zijn er besluiten nodig. Laat dat helder zijn: er zijn besluiten nodig. "Ruimte bieden" betekent niet dat we steeds minder gaan doen. We moeten wel kijken of we andere invullingen van maatregelen kunnen verzinnen, maar we hebben besluiten nodig en geen uitstel. Laat helder zijn dat besluiten alleen genomen kunnen worden als daarvoor een parlementaire meerderheid is. In dit huis is dat geen probleem, maar er is nog een andere Kamer binnen de Staten-Generaal. We kunnen die olifant dan wel proberen met een grote boog te omzeilen, maar ook daar is het handig als het kabinet op een meerderheid kan rekenen voor zijn voorstellen. Dat er concessies nodig zijn, klopt. Ik herhaal dat de VVD bereid is, die concessies te doen. Hoe die er precies uit zien, zal de komende tijd, de komende weken bekeken moeten worden. Dat gaan wij ook vanavond niet met z'n allen kunnen bepalen. We kunnen wel zeggen dat we het ene wel gaan doen of het andere niet, maar uiteindelijk zal er een balans moeten zijn, waarbij de partijen elkaar vinden, omdat zij die balans zien. Dat zijn de coalitiepartijen en de andere partijen of partij die in zo'n balans mee willen gaan. Naar die balans zullen wij moeten zoeken. Daarvoor zijn wij bereid om concessies te doen, zeg ik tegen de Kamer, maar ook als signaal aan het kabinet. De heer Pechtold (D66): De fractievoorzitter van de VVD zegt duidelijk dat we niet verder moeten uitstellen, geen week en geen weken. Nu hebben we vandaag de hele dag gedebatteerd en gepraat. Hoe wil de fractievoorzitter van de VVD voorkomen dat volgende week de algemene financiële beschouwingen een herhaling worden van wat er vandaag gebeurt? De heer Zijlstra (VVD): Het voordeel is in ieder geval dat er andere woordvoerders staan, dus het zal nooit helemaal een letterlijke herhaling worden. Daarom is het ook goed om er snel naar te kijken, dat geef ik de heer Pechtold toe. We moeten er snel naar kijken binnen de coalitie en gaan proeven bij de oppositie. We hebben nu met de tegenbegrotingen, de alternatieven of welke naam er ook aan is gegeven, inzicht in welke voorstellen er liggen. We zullen dat heel snel gaan doen, om te bekijken waar wij wie kunnen vinden. Dat is een ingewikkelde puzzel, zeg ik eerlijk. Om mij bij die beeldspraak te houden: ik constateer dat iedereen op zoek is naar het samenstellen van een puzzel, maar dat iedereen met stukjes uit verschillende dozen komt aanzetten. Daar moeten we iets van maken. Uiteindelijk zie ik dat er bij een groot aantal partijen bereidheid is, maar ook een sense of urgency, het gevoel van urgentie, om tot die besluiten te komen. De uitnodigende hand is om zo spoedig mogelijk — maar vanavond is misschien een beetje te — aan een tafel plaats te nemen, om te kijken waar we die balans kunnen vinden, zodat we niet alleen in dit huis, maar ook aan de overkant tot een meerderheid kunnen komen. Dat zal concessies vergen, ook van de VVD, en daar ben ik toe bereid. We gaan kijken waar we die balans kunnen vinden. De heer Pechtold (D66): Ik complimenteer mijn collega voor dat verhelderende inzicht in de situatie, maar zijn redenering stopt wat mij betreft nog steeds bij: hoe dan. Hij heeft daar nu toch tijd genoeg voor gehad? Ik wil echt voorkomen dat de volgende belangrijke stap bij het behandelen van begrotingen, volgende week, een herhaling van zetten wordt; zo snel mogelijk met iedereen. Ik signaleer dat er vandaag op diverse punten problemen waren voor het kabinet. Het eerste punt is hoe men tegen Brussel en de structurele 6 miljard aankijkt. Het tweede punt is hoe je met de sociale partners en hun handtekeningen omgaat. Het derde punt, maar daar houd ik mij verre van, zijn de verschillen tussen VVD en PvdA. Ik vind dit heel interessant, maar men heeft nog een week. Als dat laatste verschil met name niet is opgelost, als over die andere twee punten geen helderheid is en als de heer Zijlstra ook niet zegt met wie hij wil praten, dan is het wel heel vrijblijvend. De heer Zijlstra (VVD): Laat helder zijn: volgens mij is er geen verschil. Er zijn misschien verschillende bewoordingen van de coalitie of het kabinet, maar de bereidheid om met de oppositie te praten is groot. Dat we daarin keuzes zullen maken, is ook helder. Het lijkt mij moeizaam, omdat de puzzel in dit debat nog niet sluit tot een eenduidig eindplaatje waardoor je kunt zeggen dat je met bepaalde partijen tot iets kunt komen. We zullen de gesprekken aangaan. Dat zal in bredere zin moeten. Deze zullen wij moeten toesnijden op de vraag met welke partijen of met welke partij — wat ook in verschillende gradaties kan zijn — wij uiteindelijk tot een nieuwe balans komen. Die bereidheid hebben wij. Dat zullen wij snel moeten doen, dat ben ik met de heer Pechtold eens. Hoe zullen wij dat gaan doen? Door aan een tafel te gaan zitten en wat mij betreft zo spoedig mogelijk. Daarbij herhaal ik de woorden van gisteren: ik verwacht niet dat de heer Pechtold tekent bij het kruisje onder het geheel aan maatregelen dat voorligt, en volgens mij verwachten de heer Samsom en het kabinet dat ook niet. Ik ga er ook van uit dat de heer Pechtold niet verwacht dat wij tekenen bij de kruisjes onder hetgeen hij ons heeft voorgelegd. Dat heb ik ook geproefd bij de oppositie en dat vind ik positief. Ongetwijfeld zal de waarheid ergens in het midden liggen. De heer Pechtold (D66): Ik wil hier helder en transparant, en dus niet in kamertjes en aan achterbanken, van de fractievoorzitter van de grootste partij horen hoe hij dat wil vormgeven. Ik noem hier ook de sociale partners en Brussel. Ik hoor de heer Zijlstra zeggen "met elf fractievoorzitters bij elkaar". De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij hebben een paar fractievoorzitters aangegeven dat zij niet willen, dus ... De heer Pechtold (D66): Nou ja, ik hoor de VVD of het kabinet daarin nog geen keuzes maken. Hoe gaat collega Zijlstra dat vormgeven? Een aantal collega's zijn er niet op zondag en laat ik verklappen dat ook ik heb beloofd dat ik langzamerhand weer eens een avond thuis zal zijn. Ik ben heel benieuwd hoe collega Zijlstra dat voor de algemene financiële beschouwingen wil vormgeven. Anders gaan wij vanavond uit elkaar en dan ligt de bal weer ergens in het midden. Daar moet toch over nagedacht zijn? Het is voor mij erg belangrijk om te weten hoe serieus de voorstellen inhoudelijk zijn voorbereid en in hoeverre de heer Zijlstra heeft nagedacht over de manier waarop hij dat wil gaan doen. Ik zeg echt ook tegen u, voorzitter, dat algemene financiële beschouwingen zoals de beschouwingen van vandaag echt geen zin hebben. De heer Zijlstra (VVD): De heer Pechthold vraagt naar het proces, en terecht, want we zullen dat proces in moeten gaan. Dat betekent dus dat wij partijen zullen uitnodigen om te komen praten. Dat zal in verschillende gradaties plaatsvinden, maar het is niet verstandig om op dit moment te zeggen dat wij dit leuk vinden van de ene partij en dat van de andere partij. Daarmee sluiten we elkaar immers wederzijds uit. Nee, we gaan breder beginnen. We kijken waar we uiteindelijk een goede balans kunnen vinden die rechtdoet aan de PvdA en de VVD als deelnemers aan de coalitie en aan de oppositiepartijen die de verantwoordelijkheden op dat punt willen oppakken. Wij zullen de heer Pechtold voor die gesprekken uitnodigen. Dat is stap één in het proces. Die uitnodiging kan hij verwachten, evenals zijn collega's van de partijen die zich constructief hebben opgesteld in dit debat. Gelukkig is dat de meerderheid van de partijen die ik in de afgelopen anderhalve dag heb gehoord. De heer Slob (ChristenUnie): Hier beginnen rollen en posities behoorlijk door elkaar heen te lopen. De regering regeert, de Kamer controleert. Het was de afgelopen weken al iets anders omdat de heer Zijlstra ook actief betrokken is geweest bij de voorbereidingen van de begrotingsstukken. Deze algemene politieke beschouwingen waren het moment waarop met het kabinet kon worden gedebatteerd over zijn plannen, ook over het pakket van 6 miljard. Enkele partijen in de Kamer hebben tegenbegrotingen neergelegd, althans, "tegen", we willen juist met elkaar proberen om uit de crisis te komen. Daar zijn ze voor bedoeld. De heer Zijlstra is vandaag behoorlijk rustig geweest; dat snap ik ook wel een beetje. In de tweede termijn benadrukt hij de urgentie. Ik dacht even: tegen wie heeft hij het? Tegen ons allemaal dus. Hij moet daar dan ook zelf inhoud aan geven. Die urgentie betekent dat wij niet zo veel tijd kunnen verliezen. Hij heeft toch gezien wat er de afgelopen dag gebeurde met de minister-president? Hij kon niet veel anders dan maar op een paar onderdelen wat ruimte bieden. Daarna moest hij echter iedere keer weer terugvallen op het kabinetsverhaal, omdat hij geen ruimte had vanuit de coalitie om daadwerkelijk te gaan bewegen. Dit is het moment waarop de heer Zijlstra dat gewoon kan aangeven. Dat hoeft niet tot achter de komma, maar ga bewegen op het vlak van de werkgelegenheid: dat wil de VVD. Ga bewegen op het vlak van de lastendruk voor gezinnen. Kabinet, ga daarmee aan de slag. Er liggen tegenbegrotingen met goede voorstellen. Ga daarmee aan het werk, dan kunnen wij het volgende week misschien bij de financiële beschouwingen afmaken. De heer Zijlstra en de heer Samsom moeten het kabinet wel de ruimte geven die de minister-president vandaag niet heeft gehad, waardoor zijn positie toch wat ongemakkelijk was. Hij blijft altijd de ontspannenheid zelve, maar hij was niet te benijden. De heer Zijlstra (VVD): Ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen, maar volgens mij heb ik net heel ruim aangegeven dat die ruimte er ook is en dat wij tot concessies zullen moeten overgaan. Dat zijn concessies aan onze kant, en nu spreek ik namens de VVD, maar de heer Samsom zal zo meteen ongetwijfeld namens de PvdA hetzelfde zeggen. De bereidheid is er in ieder geval bij de VVD en die proef ik ook bij oppositiepartijen. Volgens mij is die uitgestoken hand, om dat symbool nog maar eens te gebruiken, aanwezig. Ik zie hem ook aan de kant van de heer Slob. We moeten elkaar nu nog vinden in de maatregelen. Dat proces moeten we nu doorlopen. De heer Slob weet dat zo'n proces precair is, omdat er over van alles en nog wat gesproken zal worden. Partijen kunnen hierbij weleens pijnlijke punten aan de orde krijgen. Daarom is het goed om het snel te doen, zodat we snel weten waar we aan toe zijn. Ik ben het onmiddellijk met de heer Slob eens dat we die duidelijkheid moeten scheppen. Die duidelijkheid zorgt ervoor dat mensen weten waar ze aan toe zijn. Die duidelijkheid zorgt ervoor dat er ook weer rust en vertrouwen kunnen komen. De heer Slob (ChristenUnie): De heer Zijlstra geeft aan dat de urgentie groot is. Dan kunnen we in de tweede termijn toch niet blijven hangen in het uitwisselen van vriendelijkheden? Hij gaat zelfs zover om te zeggen dat er uitnodigingen komen, alsof hij een soort ceremoniemeester is die straks briefjes zal rondsturen zodat mensen langskomen. Ik kom helemaal niet langs! Ik wil hier praten. Hier ligt mijn tegenbegroting. Hier hebben we een gedachtewisseling met het kabinet gehad. Daarin zit weinig ruimte. De heer Zijlstra is fractievoorzitter van de grootste regeringspartij. Hij moet gewoon tegen het kabinet zeggen dat er op bepaalde onderdelen — nogmaals, het hoeft niet tot achter de komma — bewogen moet worden en dat de plannen aangepast worden. Dat kan toch nu? Dat hoeven we toch niet weer vooruit te schuiven? De heer Zijlstra was toch van de partij die niet van vooruitschuiven hield? Het lijkt wel alsof die sneeuwschuiver weer uit het koetshuis van het Catshuis is gekomen en dat hij volop in gebruik is. De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij schetst de heer Slob een beetje een moeizaam plaatje. Ik heb al aangegeven dat we een puzzel moeten maken die uiteindelijk goed in elkaar past. Als ik de verschillende puzzelstukjes naast elkaar leg, zie ik dat zij nog niet naadloos in elkaar schuiven. We moeten de komende dagen, zo spoedig mogelijk inderdaad, ervoor zorgen dat die puzzelstukjes wel in elkaar schuiven. Ik loop minder lang mee dan de heer Slob en misschien heeft hij andere ervaringen, maar mijn ervaring in de politiek is dat je brokken krijgt als je dat proces hier gaat doen. Volgens mij is de intentie om eruit te komen. Dat proefde ik ook bij de heer Slob. Dat betekent dat we aan een tafel gaan zitten, gaan praten en gaan zoeken naar die puzzelstukjes die daadwerkelijk in elkaar passen. De heer Slob (ChristenUnie): Ervaring met een minderheidskabinet zoals dit heeft volgens mij niemand. Die ervaring zijn we met elkaar aan het opbouwen. Volgens mij is er echter één cruciale fout gemaakt en die heeft te maken met de afgelopen dagen. De tegenbegrotingen liggen er al vanaf maandag en dinsdag. U had die tijd moeten benutten om u er volop op te storten. U had met elkaar moeten bezien wat u hier in dit debat aan maximale ruimte kon bieden om plannen te wijzigen. Dat hebt u gewoon nodig. Anders komt u er niet. Ik heb de indruk dat dit nagelaten is of dat u er met elkaar niet uitgekomen bent. Dat zou natuurlijk ook kunnen. Zeg dat dan maar, dan weten we dat. Daarom zitten we nu weer in een impasse. We komen eigenlijk niet veel verder dan dat we gaan praten. Er komen uitnodigingen en wie wil kan meepraten. Misschien komen we er dan. Verloren tijd! De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat de heer Slob een veel te pessimistisch beeld schetst. Dit debat heeft het volgende opgeleverd. Uit de oppositie, de coalitie en het kabinet is een vergelijkbaar signaal gekomen, namelijk dat iedereen zijn uitgangspunten heeft en een tegenbegroting of een rijksbegroting heeft. We zijn met zijn allen bereid om te bekijken hoe we vanuit die startpunten bij elkaar kunnen komen. Dat vind ik de winst van dit debat. We zijn nog niet tot een eindplaatje gekomen, maar ik denk dat het een illusie is om te veronderstellen dat dit kan. Wat mij betreft gaan we er wel naartoe werken, zo spoedig mogelijk. Dat vind ik de winst van dit debat. Zijn we dan al klaar? Nee, zeker niet. Die winst hebben we echter wel degelijk geboekt. Een aantal partijen, onder andere die van de heer Slob, hebben veel aandacht besteed aan werkgelegenheid. Natuurlijk doen we het uiteindelijk ook voor de werkgelegenheid. Mensen aan een baan helpen en zelfstandig in het leven zetten, is een wens die breed gedeeld is in dit huis. We moeten echter niet de illusie hebben dat we de werkgelegenheid onmiddellijk, met enorm grote sprongen, kunnen beïnvloeden door bepaalde dingen nu niet of juist wel te doen. Op dat gebied zie je vaak dezelfde tendens. Eerst zie je de wereldhandel en de export aantrekken en dan zie je de bedrijfsinvesteringen aantrekken. Beide zien we nu gebeuren in de economie. De volgende stap in dat treintje is vaak dat de consumptieve bestedingen aantrekken. Daarna trekt de werkgelegenheid aan. Het is nooit in een andere volgorde. Dat zal ook nu zo zijn. Daarom moeten we nu ook die maatregelen nemen. Laten we mensen niet de illusie geven dat morgen de groei van de werkloosheid stopt als de politiek van alles en nog wat doet. Ik zou het graag willen, maar ook daarin wil ik reëel blijven. Ik ben het er zeer mee eens dat wij er alles aan moeten doen en dat wij elkaar daarin moeten vinden. Ik herhaal — ook dat is goed nieuws — dat heel veel maatschappelijke groeperingen de schouders eronder willen zetten. Ik herhaal — dat zei de heer Pechtold terecht — dat de bal nu hier ligt, bij ons, bij de politiek. Wij zien de toenadering. Wij zijn er nog niet, maar wij zullen eruit komen. Volgens mij zou niemand in dit huis het aan Nederland kunnen uitleggen als wij, de politiek, er niet zouden uitkomen terwijl iedereen in de samenleving de schouders eronder wil zetten. Laat helder zijn dat het aan de VVD in ieder geval niet zal liggen. De heer Roemer (SP): Voorzitter. Allereerst dank ik de premier voor de vele uren die hij vandaag in de Kamer besteed heeft aan het beantwoorden van alle vragen. Het is een hele opgave om gedurende zo veel uren zo veel onderwerpen te behandelen. Dat mag gewoon gezegd worden. Ik was niet al te blij met de antwoorden, maar dat is weer iets anders. Voorzitter. Na een lange dag kunnen wij wel de balans opmaken. Het is overduidelijk dat de premier op eieren loopt. Hij wil alles bespreekbaar maken, maar toch eigenlijk niet. De eerste vaststelling is dat de premier op alle fronten klem zit. Hij zit klem bij de sociale partners, die willen vasthouden aan het sociaal akkoord. Zij willen rust en vertrouwen en zij willen geen extra bezuinigingen. De premier zet de rust en het vertrouwen liever niet op het spel bij de sociale partners, maar doet dat daarmee wel bij de samenleving. Dat is een probleem. De premier zit ook klem als het gaat over de 6 miljard aan bezuinigingen. In de oppositie is er geen enkele partij die dat haalt, die dat wil en die dat verstandig vindt. De premier zit klem omdat hij bang is voor boetes uit Brussel, maar die verhalen en bangmakerijen hebben wij in het verleden al vaker gehoord. De premier stelt zich vandaag op als een allemansvriend. Je kunt zeggen dat dit hem siert: alles mag, niets hoeft en wij kunnen overal over praten. Als wij echter doorvragen, blijkt dat er nergens over besloten wordt, dat er geen richting gegeven wordt en dat er geen keuzes gemaakt worden. Wij zijn dus eigenlijk geen stap vooruitgegaan. Dat is een van de redenen waarom ik vanmiddag tot de conclusie kwam dat het geen zin heeft. Over welke voorstellen wij ook met elkaar willen praten, wij krijgen nu geen antwoorden omdat er gesproken moet gaan worden, omdat er onderhandeld moet gaan worden met wie dan ook, in de Kamer of buiten de Kamer. Het was daarmee een debat van op eieren lopen en geen antwoorden geven. Daarop zitten de mensen natuurlijk niet te wachten. 900.000 mensen belanden straks in de bijstand en de WW. Dat zijn heel veel mensen, bijna een miljoen mensen die heel graag willen meedoen, maar daar de kans niet voor krijgen. Dat komt onder andere doordat het kabinet te hard, te veel en op de verkeerde plekken bezuinigt en daarmee de crisis verlengt en verdiept. Ik lees het in mailberichten en ik hoor het overal, via de telefoon, op straat en tijdens onze actie in Amsterdam van afgelopen zaterdag. Mensen willen vooruit, mensen willen hoop, vertrouwen en perspectief, maar zij zien het niet. Zij zien het niet in de voorstellen die op tafel liggen, die naar de Kamer zijn gestuurd en waarvan zij deelgenoot zijn gemaakt. Van de politiek mag verwacht worden dat zij niet doormoddert maar duidelijk is. Wij waren gisteren duidelijk door te stellen dat wij er geen vertrouwen in hebben dat het kabinet goede voorstellen zal doen en dat het in staat is om het vertrouwen te herstellen, in plaats van nieuwe onzekerheid te creëren. Het debat van vandaag heeft laten zien dat een coalitie van twee zo verschillende partijen, die geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft, voor veel te veel problemen zorgt. Iedereen komt met verschillende puzzelstukjes, maar wel uit verschillende puzzels. Daarbij is het een feit dat mijn partij erg veel moeite heeft met zo veel onderdelen van het beleid. Ik noem de armoedebestrijding. Ik noem bezuinigingen versus investeren. Ik noem de zorgparagraaf. Ik noem de fors oplopende werkloosheid en ik noem de uitholling van de rechtsstaat. Dat was natuurlijk ook de basis van de reden waarom wij gisteren zeiden dat wij er geen vertrouwen in hebben. Maar zoals ook gezegd in een interruptie aan het adres van de heer Samsom: die motie is verworpen. Dat maakt dat wij voorstellen altijd op de inhoud blijven beoordelen. Ik heb dat vandaag ook gezegd, zeker nadat de heer Pechtold en de heer Buma verwoede pogingen deden om wezenlijke onderdelen uit het sociaal akkoord open te breken en, in mijn optiek, fors te verslechteren. Ik heb aangegeven waar een kans ligt voor het kabinet om de voorstellen in aparte wetsvoorstellen naar de Kamer te sturen. Ik heb ook aangegeven dat daar een heel grote kans ligt dat onze partij die zal steunen. Ik hoop dat dit niet tegen dovemansoren is gezegd. Wij zullen altijd blijven aansturen op het verbeteren van voorstellen als wij niet tevreden zijn. Wij zullen moties blijven indienen. Ik was dat ook voor vandaag voornemens, maar gezien het verloop van het debat zullen we die concrete voorstellen uitstellen en indienen tijdens de financiële beschouwingen. De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik dank het kabinet en de premier voor de uitgebreide en lange beantwoording. Ik ben met name verheugd over de uitgebreide inbreng op het punt van de stimuleringsagenda. Daar hecht het kabinet kennelijk zeer aan. Dat geldt zeker voor de Partij van de Arbeid. Ik wacht met spanning af wat de concrete resultaten daarvan zijn. Uiteindelijk telt immers hoeveel banen we erbij kunnen hebben. We hebben een lang debat gevoerd. Er is op een aantal onderwerpen concrete voortgang geboekt. Er is een breed gevoeld verlangen in de Kamer om de bezuinigingen bij de AIVD een tikje te verzachten. Een tikje, 10 miljoen, dat is toch een mooie stap voorwaarts die is gezet. Er is voorts een breed gevoelde wens om een van de bezuinigingen met betrekking tot de WTCG of een klein onderdeel daarvan op een andere manier vorm te geven of misschien wel iets te verzachten. Ook op dat punt is voortgang geboekt. De Wet uniformering loonbegrip die militairen zo hard heeft geraakt, is een graat die ons allemaal in de keel steekt. Er is nog geen concreet resultaat, maar er is wel een breed gevoelde wens — en ik denk dat dit genoeg is — om daar iets aan te doen. De accijns vormt een iets groter onderwerp. Daar zijn we allemaal niet zo'n groot voorstander van, alhoewel we er ook af en toe wel een voordeel in kunnen zien. Het CDA hecht zeer aan een voorstel tot verlaging van de accijns. Daar willen we heel graag naar kijken. Als dat ook maar enigszins mogelijk is, is dat een punt waar belastingverlaging zou moeten kunnen. Ook onderwijs is een groot onderwerp. De heer Pechtold legt iets van 500 miljoen op tafel. Dat wil hij althans graag hebben. Het geld ligt nog niet op tafel, maar ook daarvan zeg ik: mijn fractie is van harte bereid om iedere dag opnieuw te zoeken naar een manier om op dat punt tot elkaar te komen. Mijn fractie is van harte bereid om te bekijken of wij die investering in onderwijs, die we allemaal zo belangrijk vinden, ook daadwerkelijk vorm kunnen geven. Mijn fractie heeft mede een motie ondersteund die straks wordt ingediend. Deze motie gaat over een nog groter onderwerp: de hervorming van de kindregelingen. GroenLinks heeft voorstellen gedaan om daar op een iets andere manier vorm aan te geven, waardoor waarschijnlijk voor veel fracties, maar in ieder geval voor mijn fractie, die grote hervorming van dit kabinet ook draaglijk wordt en waarschijnlijk uitvoerbaar is. Vandaar onze steun voor die motie. Dat is een grote stap. De heer Slob (ChristenUnie): Kan de heer Samsom duidelijk maken waar het slopen van de kindregelingen dan nog verder wordt voortgezet? Er staat al een verschrikkelijke maatregel in het regeerakkoord, die oploopt tot 900 miljoen. Dit is een van de punten waar ik mij nu al twee dagen druk om maak. Het is een behoorlijke aanslag op de gezinsportemonnee. Dat heeft hiermee te maken. Ik zie de heer Samsom trots iets aankondigen … De heer Samsom (PvdA): … wat daar iets van afhaalt. De heer Slob (ChristenUnie): Gaat er iets van die 900 miljoen af? De heer Samsom (PvdA): Ik laat het beantwoorden van deze vraag liever over aan de fractievoorzitter van GroenLinks, die de motie heeft aangekondigd. Mijn naam staat eronder. Laten we even wachten totdat de fractievoorzitter van GroenLinks het initiatief neemt om het uit te leggen, maar het gaat niet om een nieuwe bezuiniging op de kindregelingen. De heer Slob (ChristenUnie): Nee, maar we zouden er juist met elkaar naartoe moeten werken dat het exorbitante bedrag van 900 miljoen verlaagd wordt. Ik begrijp dat dit niet gebeurt. Er wordt dus niet tegemoetgekomen aan mijn wens dat we hier iets aan gaan doen. Daar word ik niet blij van. Dat zeg ik niet voor mijzelf, maar voor al die mensen in Nederland die heel hard worden getroffen door die aanslagen op de gezinsportemonnee. U bent fractievoorzitter van een coalitiepartij. Ik zei net al tegen de heer Zijlstra: geef nou eens aan waar we gaan bewegen. Nu zie ik voor het eerst een hele concrete beweging, maar dan wel op een punt waarvan ik zeg: bent u verstandig bezig, hebt u er goed over nagedacht, houdt u het grote geheel in de gaten? De heer Samsom (PvdA): Dat begrijp ik. We zagen al een tijdje aankomen dat dit zou gebeuren met precies deze kindregelingen. Vandaar dat de zoektocht naar een meerderheid in de Kamer ook nog niet is afgerond. U wilde een beweging zien en u ziet haar nu dan ook. We zijn bereid om daarop te bewegen, op initiatief van GroenLinks. We zullen bekijken hoe ver we daarmee kunnen komen. Ik snap dat dit niet in alle geledingen van deze Kamer op gejuich kan rekenen, maar dat is wel vaker het geval als het gaat om hervormingen. Deze hervorming steunen wij wel. Nogmaals, de zoektocht is nog niet voorbij. Dit is een richting waarin wij denken. Wij denken dat die richting tot resultaat kan leiden. De beweging is dus nog niet helemaal voorbij. De heer Slob (ChristenUnie): Er wordt gesproken over "de richting waarin wij denken", maar het wordt wel in een motie verpakt. De handtekening van de coalitie, in ieder geval die van de Partij van de Arbeid, staat eronder. Dat is toch wel een beetje merkwaardig. Ik maak mij ook zorgen over het strategisch inzicht van de coalitie. Als u partijen nodig hebt die aanvullend willen bezuinigen, zou ik bewegingen verwachten naar het CDA, D66, de ChristenUnie en de SGP. Die partijen geven aan dat zij aanvullend willen bezuinigen. Ik zie ze niet, maar u bent nog niet klaar met uw tweede termijn. De heer Samsom (PvdA): Precies. De heer Van der Staaij (SGP): De volgende vraag sluit aan op het punt van de heer Slob. Herkent de heer Samsom ook het probleem dat door meerdere partijen in de Kamer wordt gevoeld? Dan heb ik het over de inkomensgevolgen voor juist grotere gezinnen en de bijzondere belastingdruk voor eenverdieners ten opzichte van tweeverdieners. De heer Samsom (PvdA): Ja, dat herken ik. Ik zie dat probleem ook. We hopen daar ook met andere maatregelen iets aan te kunnen doen. De premier heeft dat in zijn termijn al gezegd. Ik vond dat een goede suggestie. Volgens mij moeten we dat op die manier kunnen oplossen. De heer Van der Staaij (SGP): Maakt de motie die u net hebt aangekondigd het niet juist moeilijker om aan deze bezwaren tegemoet te komen? De heer Samsom (PvdA): Misschien moeten we die motie even afwachten. Die motie wordt nog ingediend. Ik zei alleen ter illustratie van een aantal grote bewegingen die gemaakt kunnen worden, dat een van de bewegingen het onderwijs betreft. Het gaat daarbij om een bedrag van 500 miljoen. Ik weet niet waar die zoektocht toe leidt, maar het zou mooi zijn als het lukt. Verder heb ik gezegd dat er bijvoorbeeld ook een beweging gemaakt kan worden op het gebied van de kindregelingen. De heer Van der Staaij (SGP): Tot slot, hoe ziet de heer Samsom het proces voor zich? Net heeft de heer Zijlstra daar wat over gezegd. Is de heer Samsom van plan om vooral met een partij als GroenLinks naar overeenkomsten te zoeken? Wil hij het breder trekken? Wat is de politieke betekenis van het feit dat hij alleen deze motie vanavond steunt of mede indient? De heer Samsom (PvdA): Ik weet niet of er nog meer moties worden ingediend die wij kunnen steunen. Dat is mogelijk, maar dit is één beweging waarvan wij denken dat die zou kunnen leiden tot succes. Het is belangrijk dat partijen in deze Kamer laten zien waar ze staan en waar ze naartoe willen. Daar is veel om gevraagd. Het zou goed zijn om dat dan ook te kunnen laten zien, waar dat mogelijk is. Dat hebben wij hier gedaan. Ik zeg erbij dat die zoektocht nog niet voorbij is. Die wetgeving ligt nog hier in de Kamer, maar dit is een richting. Ik weet dat die richting niet overal in deze Kamer op evenveel steun kan rekenen, maar die richting wordt wel gesteund door mijn fractie. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Samsom heeft een aantal dingen aangegeven waarop hij wil bewegen. Het zijn dingen die nogal wat geld kosten, maar dat zullen wij zien. Gisteren heb ik hem een drietal vragen gesteld over zaken die voor het CDA essentieel zijn als het gaat om eventuele steun aan een pakket. Hij heeft op die drie vragen nee geantwoord. Wij zijn nu weer een hele dag verder en ik ga nog eens proberen of het niet gewijzigd kan zijn. Mijn eerste vraag ging over het nivelleren en het eerlijke delen dat tot nivelleren leidt, waarover de heer Samsom het gisteren had. Toen ik vroeg of hij ervan wil afzien, zei hij nee. Ik vraag het nu weer. Is de PvdA bereid om af te zien van al die maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van het echec rond de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie? De heer Samsom (PvdA): Wij hechten niet aan die specifieke maatregelen. Dat heb ik ook al aangegeven. Wij zijn bereid om te bezien wat er mogelijk is. Waar wij wel aan hechten, is het evenwichtige inkomensbeeld. Dat heeft de premier vandaag ook zeer uitgebreid aangegeven. Volgens mij vinden wij elkaar daarop in brede zin in deze Kamer. Als je zo veel bezuinigt — 50 miljard in totaal in de komende jaren is nogal wat — neem je maatregelen, los van welke specifieke maatregelen het zijn. Daar hechten wij dus niet aan. Het antwoord op uw vraag is: nee, ik hecht niet aan een specifieke maatregel. Er zouden ook andere maatregelen kunnen komen. Daar wil ik graag op bewegen. Maar wij vinden elkaar volgens mij in brede zin. Misschien is het een impliciete wedervraag aan het CDA. Als je zo veel bezuinigt en je weet dat daarmee lage inkomens en middeninkomens treft, zul je een aantal maatregelen tegelijkertijd moeten nemen, die dat compenseren en waarmee je hen een beetje ontziet en waarmee je hun in deze zware tijd een extra steuntje biedt. Als u een maatregel weet te noemen waarmee dat ook gebeurt, zijn wij graag bereid om daarop te bewegen. De heer Van Haersma Buma (CDA): De veronderstelling van de heer Samsom is nog steeds dat inkomenspolitiek de kern is, maar banen zijn de kern. Inderdaad zien de koopkrachtplaatjes er bij ons anders uit. Dat weet ik omdat ik een doel heb, namelijk een structureel betere economie met structureel meer banen. Ik ga niet van dat pad af. U kunt uitleggen waarom u vindt dat u gelijk hebt, maar ik zie het gewoon anders. Dat andere is: meer banen. Nivelleren, op welke manier dan ook, kost banen. Daarom doe ik het niet. De heer Samsom probeert het een beetje af te doen met: wij voeren de maatregelen niet in en dan moet het effect hetzelfde zijn. Nee, zeg ik dan, het effect moet niet hetzelfde zijn. Ik vraag het nogmaals: is de heer Samsom bereid om af te zien van het nivelleren, in wat voor vermomming dan ook, dat het gevolg is van het echec van de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie? De heer Samsom (PvdA): Wij zijn bereid om daarnaar te kijken. Dat heb ik al gezegd. Ik zeg daarbij ook wat ik belangrijk vind. Ik zeg niet zozeer dat wij gelijk hebben, maar ik zeg wat mijn partij — en overigens ook de coalitiegenoot, zoals de premier heeft verwoord — belangrijk vindt. Naast de zoektocht naar meer banen, meer werkgelegenheid en economische groei zoeken wij ook naar een evenwichtig inkomensbeeld in dit land. Er is veel discussie over de vraag of de enorme bezuinigingen de komende tijd nodig zijn, maar wij vinden dat deze nodig zijn en willen ze de komende tijd ook graag uitvoeren. Binnen die enorme bezuinigingen moet je altijd bezien of de inkomens in Nederland onevenredig worden geraakt. Daar wil ik graag naar blijven kijken. Laten wij als uitgangspunt nemen dat mijn fractie dat belangrijk vindt. Uw fractie vindt alleen banen belangrijk, terwijl de inkomensverdeling helemaal niet uitmaakt. Dat is wat u net zei. Ik chargeer een beetje, maar ik probeer het verschil iets harder aan te geven. Dan zitten er twee fracties aan tafel die iets anders belangrijk vinden. Dat gebeurt wel vaker. Er komen waarschijnlijk nog een paar andere partijen bij aan tafel, die ook hun wensen en inbreng hebben. Dan kunnen wij toch bezien of wij tot elkaar kunnen komen? De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is natuurlijk onmogelijk om onder die voorwaarde een gesprek te beginnen. Ik heb immers vanaf het begin gezegd dat dit niet de richting is die ik op wil. Gelukkig zei de premier het anders. Gelukkig zei de premier wel dat hij bereid was om te kijken naar de inkomensverdeling. Het gesprek is gelukkig met de premier, maar ik hoop dat u beseft, als u vraagt om steun voor een heel moeilijk pakket, dat ik vanaf het begin heb gezegd: geen nivellering en geen lastenverzwaring. Heel veel van dat pakket draag ik, natuurlijk. Maar een aantal dingen die ik slecht vind, omdat ze banen kosten, draag ik niet. U zou moeten beseffen dat het, door nu weer te hameren op het nivelleren, alleen maar moelijker wordt en niet makkelijker. De heer Samsom (PvdA): De premier heeft in zijn uitgebreide termijn ook gezegd dat hij het belangrijk vindt, als leider van dit kabinet en misschien zelfs wel als VVD-voorman, al sprak hij hier natuurlijk niet in die hoedanigheid, dat de inkomensverdeling in dit land op orde blijft. Dat vind ik ook. Dat vinden wij belangrijk, en zo gaan wij aan tafel zitten. Wij vinden het belangrijk. U vindt ook dingen belangrijk, heel belangrijk, en dan gaan we met elkaar bezien of we tot elkaar kunnen komen. Dat lijkt mij een goed begin van een gesprek. De heer Pechtold (D66): Een ander belangrijk ding. Kan de heer Samsom in zijn woorden nu, na al deze discussies, samenvatten wat de status is van het sociaal akkoord? De heer Samsom (PvdA): Dat is belangrijk. Nee, ik zal dat niet specifieker doen voor u. We hebben vanaf de start van dit kabinet aangegeven — het stond ook in het regeerakkoord — dat we met de sociale partners tot overeenstemming wilden komen over hervormingen op het gebied van met name de arbeidsmarkt en de pensioenen. Dat is gelukt, overigens met brede aansporing vanuit de Kamer om het te laten lukken. Het is gelukt. Daar staan nu de handtekeningen onder van de kabinetsleden en van de sociale partners. We hebben vervolgens gezegd — de premier heeft dat vandaag weer gedaan en ik gisteren, en ik herhaal het nu — dat wij uiteraard nadat het sociaal akkoord is gesloten tot besluiten moeten komen in het parlement, in beide Kamers van het parlement, en we hebben zo de indruk dat daarvoor veranderingen nodig zijn. Daar zijn ook veel mogelijkheden voor. Dat hebben we de afgelopen dagen met elkaar afgetast. Die mogelijkheden zijn er bijvoorbeeld op het gebied van de Participatiewet. Ik herinner aan het debat gisteren tussen u en mij, maar ook aan dat van vandaag tussen u en de premier. Er zijn volgens mij vorderingen mogelijk. Wij willen alles doen om ervoor te zorgen dat werkgelegenheid wordt bevorderd. We willen alles doen, sterker nog, we zullen alles doen, want dat moet wel, om in het parlement tot besluitvorming te komen. Dat is de status van het sociaal akkoord. Dat is het startpunt — dat mag u mij niet kwalijk nemen — voor het kabinet, maar ook voor mijn fractie om te werken richting besluitvorming. De heer Pechtold (D66): Vanuit die meer dan 60 maatregelen uit het sociaal akkoord noemt de heer Samsom er niet toevallig een aantal waar dat, denk ik, nog wel gaat. Is het voor u onbespreekbaar om over het ontslagrecht en de WW-duur te praten? De heer Samsom (PvdA): Nee, dat is niet onbespreekbaar. Dat heb ik gisteren ook al gezegd. Ik heb echter ook goed naar de premier geluisterd vandaag. Hij was een van de medeonderhandelaars van het sociaal akkoord en hij heeft zijn inschatting gegeven — en die schat ik hoog in — van de mogelijkheden die er zijn om daar iets aan te veranderen, zonder het sociaal akkoord op te blazen. Dat laatste weegt voor mijn fractie wel heel zwaar: wij willen het sociaal akkoord behouden. We hebben gezien dat vele partijen in dit parlement dat ook willen en ik denk dat het mogelijk is om tot besluitvorming te komen, zonder het akkoord op te blazen. Volgens mij zoeken we dan naar het beste van twee werelden. Binnen die randvoorwaarden willen wij graag voortgaan: het akkoord overeind houden en zoeken naar consensus ook in dit parlement, met de inschatting van de premier over waar het moeilijk is en waar het iets makkelijker ligt. De heer Pechtold (D66): Is versnelling van WW-duur en ontslagrecht voor u bespreekbaar? De heer Samsom (PvdA): Ik zei net al: ja, dat is bespreekbaar, maar we willen het sociaal akkoord overeind houden. Dat ligt voor ons wel als rode lijn vast. Dat heeft de premier zelf ook gezegd. Hij heeft ook zijn inschatting gegeven over hoe bespreekbaar je die twee onderwerpen zou moeten maken. Dat vind ik een belangrijke reden. Bovendien is er nog de omstandigheid dat dit parlement uit vele partijen bestaat. Ik heb ook een aantal partijen horen zeggen: nou, de hervormingsgeest en de snelheid die uiteindelijk in het sociaal akkoord is geland, lijkt ons nu wel de juiste snelheid. Daar is ook nog gesprek mee. De heer Pechtold (D66): Dat was geloof ik een partij die ook een motie van wantrouwen na één uur al ondertekende. De heer Samsom (PvdA): Nee, ik keek even expliciet naar de heer Slob van de ChristenUnie. De heer Pechtold (D66): Oké, prima. De heer Roemer (SP): Dan doe je nog steeds mee! De heer Pechtold (D66): Zeker, zeker. Ook al zet je jezelf na een uur buitenspel, dan mag je nog steeds meepraten. Dat is onze democratie. De heer Roemer (SP): De arrogantie van de heer Pechtold met zijn vijf zetels aan de overkant, dat mag. Ik heb een eerlijke en oprechte opmerking in de richting van het kabinet gemaakt. Ik snap zijn frustratie, want hij vindt het niet leuk dat hij hiermee het sociaal akkoord niet kan openbreken. Dat is zijn probleem, niet het mijne. De heer Pechtold (D66): Volgens mij wilde de SP zojuist het sociaal akkoord als een soort cafetaria hier naartoe brengen, namelijk voorstelletje voor voorstelletje. Dan zou de SP er een paar gaan steunen. Nou, beter dan dat kun je het akkoord niet opblazen. Mijn vraag aan de heer Samsom is hoe hij zijn rol zal spelen om de sociale partners daarbij te betrekken. Dat streven deel ik met hem. Hoe wil hij het voorwerk doen? Hoe bevorderen wij dat de beweging die hij zojuist acceptabel vond, ook gedragen wordt? De heer Samsom (PvdA): Daarvoor hebben wij bij het begin van deze kabinetsperiode de beste mensen aangesteld. Zij zijn degenen die hun handtekening hebben gezet. Zij hebben ook de inschatting gemaakt van wat er wel en niet kan. Zij nemen de regie en het initiatief om verder te gaan. De heer Roemer (SP): Begrijp ik de heer Samsom goed dat hij achter de premier staat als hij zegt dat het te bespreken is, maar dat het ophoudt als de sociale partners zeggen: tot hier en niet verder? Aan dat laatste hecht hij namelijk ontzettend veel waarde. De heer Samsom (PvdA): Als u het zo wilt verwoorden: ja. Het is wel een rake typering. De heer Roemer (SP): Zojuist is in de media bekend geworden dat de sociale partners niet opnieuw willen onderhandelen over het sociaal akkoord. Dan heeft de heer Pechtold dus de hele dag voor niets voor de microfoon staan springen. De heer Samsom (PvdA): Dat is dan weer iets te makkelijk. Ik snap het heel goed en ik snap ook dat dit onmiddellijk in de media komt. Wij hebben de afgelopen maanden vaker moeilijke momenten gehad met elkaar, maar ook wel eens met andere partijen buiten het parlement. Ik vertrouw de premier en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in hun klasse en kwaliteit om het gesprek verder te brengen. Wij zullen zien waar het uitkomt. Het moet in ieder geval uiteindelijk uitkomen bij een besluit in beide Kamers van dit parlement. Voorzitter. Ik had meer spreektekst, maar die heb ik verspeeld in de antwoorden op de interrupties. De voorzitter: U mag die tekst alsnog uitspreken. U hebt nog spreektijd, maar het hoeft niet. De heer Samsom (PvdA): Dat zal ik niet doen. Ik dank de premier nogmaals voor zijn heldere beantwoording. De voorzitter: Dank voor uw bijdrage. Heel efficiënt. De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn uitgebreide beantwoording. In hem dank ik ook de overige leden van het kabinet die vandaag hun stem niet verspeeld hebben, maar wel de hele dag in ons midden zijn geweest. Het is een lang debat geweest. We hebben veel gepraat en ook veel over praten gepraat. Ik kan geen betere samenvatting van deze dag vinden dan een filmpje op de site van de NOS waarin de premier tientallen keren achter elkaar zegt: we gaan erover praten, we gaan kijken, we gaan praten, we gaan praten. De minister-president zegt nu iets buiten de microfoon en het is volgens mij ook maar beter dat dit niet in de microfoon was. Praten dus. Het is al vaak opgemerkt: deze algemene beschouwingen zijn anders dan anders. Gewoonlijk is er een kabinet dat min of meer comfortabel een meerderheidspositie heeft en van daaruit de plannen presenteert. Nu is het anders. Dit is geen gewoon meerderheidskabinet. De omstandigheden zijn ook niet gewoon. Er is een economische crisis. Dagelijks verliezen mensen hun baan. Dat dreigt in 2014 verder te gaan. Zelfs daarna dreigen wij economisch jarenlang achterop te blijven. De landen om ons heen kruipen uit het dal, maar Nederland blijft achter. Dat is niet alleen maar een gevolg van onbeïnvloedbare factoren. Het komt voor een belangrijk deel door beleid: belastingverhoging, nivellering en een steeds uitdijende overheid. Daarom moet het roer om. Geen verdere lastenverzwaring, geen verdere nivellering en geen voortdurend groeiende overheid, maar in plaats daarvan beleid gericht op banen, structureel economisch herstel. De minister-president heeft vandaag de oppositie aangespoord om met alternatieven te komen. Ik zeg dat de oppositie die alternatieven al heeft neergelegd, doordacht en doorgerekend. Het CDA heeft afgelopen maandag een alternatief neergelegd, zonder lastenverlichting, zonder nivellering, met een structureel kleinere overheid en vooral met structureel meer banen voor onze toekomst. Ook veel andere partijen hebben voorstellen gedaan. De premier heeft vandaag als een volleerd jongleur al die verschillende plannen in de lucht gehouden. Met iedereen valt te praten, over alles kan worden onderhandeld. Maar waar het vandaag echt om gaat, is welke keuzes het kabinet uiteindelijk maakt. Pakt de premier het vastlopende beleid nu aan of gaat hij door op de weg die hij is ingegaan? Welke richting kiest hij daarbij? De werkelijkheid van vandaag is immers ook dat de premier niet alleen de andere partijen vroeg om met alternatieven te komen, maar ook dat hij vervolgens die alternatieven voor het grootste deel naar de prullenbak verwees als onhaalbaar of onwenselijke bezuinigingen. Er is dus nog heel veel te doen voor het kabinet. De alternatieven liggen er. Welke keuze maakt het kabinet op de tweesprong waarop het staat? Onder die omstandigheid denk ik niet dat het zinnig is om nu met een motie het kabinet tot iets op te roepen. Ik hoor het antwoord al weer echoën: wij gaan erover praten, ik zal ernaar kijken, wij gaan erover in gesprek. Het is zo duidelijk. Volgende week zijn de algemene financiële beschouwingen. Ik vraag het kabinet om dan, gehoord de wensen van de oppositie en hun verschillende ideeën, te laten zien dat de richting anders wordt, dat het een richting wordt van economisch herstel en dat niet de makkelijkste weg, maar wel de beste weg wordt gekozen. Dat is de enige weg waar het CDA steun aan geeft, zonder lastenverzwaring, zonder nivellering en met een kleinere overheid. Het CDA voelt zich verantwoordelijk, in de oppositie of in de coalitie. Maar het CDA zal geen pleisters plakken op een coalitie die de verkeerder keuzes maakt, een verkeerde keuze die al ten grondslag lag aan het regeerakkoord. Het roer moet om. Als het roer omgaat, doet het CDA mee. Als het roer niet omgaat, zal het kabinet naar andere alternatieven moeten kijken. De premier weet wat hem te doen staat. De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Allereerst dank ik de minister-president voor zijn beantwoording en voor zijn uitgebreide reactie op onze alternatieve plannen. Wij danken hem ook voor drie toezeggingen. Er komt 10 miljoen voor de AIVD. Dat is een structurele vermindering van de geplande bezuiniging. Dat is belangrijk. Wij hebben erover gesproken dat het moeilijk is om over de invulling en de effecten van die bezuiniging in het openbaar te spreken. Ik ben blij dat wij hier, naar mijn gevoel Kamerbreed, de urgentie voelen om die bezuiniging te verminderen en de diensten wat meer tijd te geven om alvast te wennen aan de grotere bezuinigingen die daarna komen. De tweede toezegging betreft een onderzoek naar de positie en de rol van de Eerste Kamer. Het is belangrijk dat de minister van Binnenlandse Zaken daarmee aan het werk gaat. Een onderzoek naar de toekomst van de Eerste Kamer en de verhouding tussen de beide delen van het parlement, de wijze waarop zij met elkaar praten, kan een basis vormen voor een interessante discussie over de verdere toekomst. De derde toezegging betreft een onderzoek naar de financiële effecten van de decentralisaties naar de gemeenten. Het gaat om kwetsbare zaken als de jeugdzorg. Wij hebben gezegd dat die meer kwantitatief moeten worden verdiept. Dat heeft het kabinet toegezegd. Wij waarderen ook de intentie van de minister-president om onze wens serieus te nemen om de zzp'er, de zelfstandige zonder personeel, geen extra lasten op te leggen en ervoor te zorgen dat de schijnconstructies worden aangepakt, zonder dat dit wordt ervaren als extra boete voor de zzp'er. Hij heeft de intentie om eruit te komen. De minister-president heeft ook de intentie om werkgevers te verplichten om eerder en meer arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Een langdurige discussie blijft nodig. Bij deze intenties kan het natuurlijk niet blijven, maar dat begrijpt het kabinet. Deze tegemoetkomingen aan de D66-fractie kon het kabinet allemaal doen zonder expliciete toestemming van de sociale partners en zonder expliciete toestemming van Europa. Dit debat heeft nog eens pijnlijk blootgelegd hoe kwetsbaar de keuze van het kabinet is geweest om het primaat in handen te leggen van de polder in plaats van hier, bij de politiek. Gisteren had ik goede hoop dat de coalitie tot inkeer zou komen, dat men bereid was toch los te komen van deze verkeerd ingezette koers. De heer Zijlstra bood ruimte, duidelijke ruimte, ruimte voor aanpassingen ook in het sociaal akkoord. De fractie van de Partij van de Arbeid, bij monde van collega Samsom, koos een iets andere opstelling dan haar coalitiepartner. Hij had ons op dat moment weinig tot niets te bieden. Voor mijn fractie kwam het er dus op aan wat de premier vandaag zou doen. Kon hij de spagaat waarin hij politiek gezien is terechtgekomen, overstijgen? Kon hij met name het PvdA-smaldeel ervan overtuigen los te komen van het eigen gelijk? De heren Rutte en Samsom hebben deze coalitie gesmeed. Dat schept een band. Ik respecteer de loyaliteit aan elkaar, maar helaas schiet het land met die loyaliteit helemaal niks op. Op deze manier dreigt het kabinet-Rutte II een sta-in-de-weg te worden voor zichzelf en voor het land. Een sta-in-de-weg voor aanpak van werkloosheid, voor evenwichtige lastenverdeling, voor structurele versterking van de economie door forse investeringen in kennis en onderwijs. Het kabinet weet hoe zwaar dit voor ons weegt. Wij hadden moties voorbereid, maar ik heb ervan afgezien ze in te dienen. Waarom? Wij hebben de premier hier vandaag zien optreden als relatietherapeut van de heren Samsom en Zijlstra, als woordvoerder van Eurocommissaris Olli Rehn en als zetbaas van de heren Wientjes en Heerts. Dat was een knappe vertoning, maar leverde ons geen duidelijkheid. Alles verdween in de mist van "praten", "onderhandelen", "overleggen", kortom, van alles wat daaraan synoniem is. De koopmansgeest van het kabinet bleef beperkt tot het oer-Hollandse "kijken, kijken, niet kopen", "praten, praten, maar niet bewegen". Dit bood ons uiteindelijk geen zicht op de ruimte die wij nodig hebben voor effectief onderhandelen. De enige boodschap die wij tussen de regels door meekregen, luidde: onderhandelt u maar met Wientjes en Heerts, ik leg u geen strobreed in de weg. Zo voelde het. Volgende week debatteren wij opnieuw met het kabinet tijdens de financiële beschouwingen. Wij vragen het kabinet, de Kamer voor dat debat schriftelijk te laten weten welke ruimte het ziet op de hoofdpunten van beleid, gehoord de beraadslaging vandaag in dit huis, gehoord datgene wat ik hier namens mijn fractie naar voren heb gebracht en heb neergelegd in onze tegenbegroting, te weten: 6 miljard structureel, werken moet lonen, de lastenverdeling, de hervorming op de arbeidsmarkt, het sociaal akkoord en investering in onderwijs. Het lijkt ons wijs dat het kabinet hierover zijn licht gaat opsteken bij de sociale partners en in Brussel. Mensen verwachten van de politiek, maar in de eerste plaats van het kabinet, daadkracht en regie. Ten slotte: ik ben er niet voor om de problemen tussen de fracties van VVD en PvdA op te lossen. Ik ben er niet voor om de sociale partners in beweging te krijgen. Dat is aan de minister-president. Hij moet kiezen tussen de polder en de politiek, want wie een allemansvriend wil zijn, is aan het eind van de dag niemands vriend. De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Het nieuws van vandaag was dat in Scherpenzeel een big Ben is gekomen. Op teletekst staat dat big Ben, Ben Visser, de jongste burgemeester van Nederland is geworden. Hij is voormalig wethouder van de ChristenUnie op Urk. Vandaag is dus zijn dag. Vandaag had de dag kunnen zijn van de minister-president. Hij had kunnen verbinden. Hij had de negatieve spiraal kunnen doorbreken, een negatieve spiraal waarin wij met elkaar terecht zijn gekomen vanwege de economische malaise, maar ook vanwege de onmacht van de politiek. Ik moet helaas constateren dat het daarvan nog niet is gekomen. Het is wel de dag van de minister-president geworden omdat hij de debatprijs heeft gekregen. Ik las net even op internet dat in het juryrapport staat dat hij een magistrale vorm van welwillendheid heeft getoond. Beter kunnen we het eigenlijk niet formuleren. Het is de dag van Ben Visser, niet de dag van de minister-president. Het is eigenlijk de dag geworden van opnieuw open deuren en uitgestoken handen. Het is een dag van heel veel intenties. Intenties om te praten met iedereen die maar wil praten. We krijgen zelfs uitnodigingen. Intenties om plannen te veranderen. Laat er geen misverstand over bestaan, ik waardeer dat. Het is immers ons werk om te praten. We debatteren met elkaar, we wisselen gedachten uit en we proberen tot besluiten te komen. Het is goed als het kabinet en ook coalitiepartners zeggen dat ze bereid zijn om ruimte te bieden. Vandaag was er echter echt sprake van een gemiste kans. Men had vandaag klip-en-klaar duidelijk kunnen maken welke substantiële ruimte er dan zou zijn om ook echt tot aanpassingen te komen. Omdat die duidelijkheid er niet was, kon de minister-president niet veel anders doen dan iedere keer terugvallen op zijn plannen. De coalitiegenoten in de Kamer kwamen ook niet veel verder dan het uitspreken van intenties of het aangeven dat er een motie zal worden ondertekend die volgens mij pogingen om met elkaar ergens uit te komen, eerder zal frustreren dan zal ondersteunen. Namens de ChristenUnie heb ik in de eerste termijn gezegd waar onze prioriteiten liggen. Op dit moment is werkgelegenheid prioriteit nummer één. Wij moeten zorgen voor perspectief voor al die mensen die langs de kant staan. Een tweede prioriteit is dat de plannen worden verzacht om de gezinsportemonnee voor bepaalde categorieën gezinnen onevenredig zwaar te belasten. Ik heb ook gezegd dat er aandacht moet zijn voor duurzaamheid als innovatiesleutel om uit de crisis te komen. Verder heb ik gerechtigheid genoemd als belangrijk principe voor het handelen van de overheid. Er zijn toezeggingen gekomen. Er gaat iets gebeuren op het vlak van de Anw. We weten nog niet precies wat, maar de plannen op dat vlak zullen daadwerkelijk worden aangepast. Ook op het vlak van chronisch zieken en gehandicapten zal iets gaan gebeuren. Als ik het goed heb begrepen, zal bij de decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo het vrijwilligerswerk, dus het werk van organisaties als Present, GIDSnetwerk en noem ze maar op, een plek krijgen. Gemeenten zullen deze organisaties in staat stellen om het werk daadwerkelijk te doen. Ik heb de minister-president horen zeggen dat godsdienstvrijheid ook een speerpunt is van de mensenrechtennotitie van de minister van Buitenlandse Zaken. Dat zijn mooie dingen. Maar de echte grote bewegingen, bijvoorbeeld op het vlak van werkgelegenheid en van de gezinsportemonnee, zijn nog niet gemaakt. Er is tijd vermorst. Ik heb dat ook in een interruptiedebatje met de heer Zijlstra gezegd. Dat is jammer. Onze tegenbegroting stond dinsdagochtend om 7.00 uur op internet. Toen had er geschakeld kunnen worden. Het CDA had de tegenbegroting maandag al gepresenteerd. D66 deed dat volgens mij dinsdag om 10.30 uur en GroenLinks volgens mij ook al op maandag. Die tegenbegrotingen lagen er dus al. Er had gewerkt kunnen worden. Nu blijven we in intenties hangen. Dat betekent dat we vandaag niet veel verder zullen komen. Volgende week zullen we bij de algemene financiële beschouwingen het debat moeten voortzetten. Ik ga ervan uit dat het kabinet en de coalitie het huiswerk dan wel hebben gedaan en dat er voor dat debat duidelijke statements worden afgegeven. Er moet een brief komen met daarin een richting. Hoe gaan we verder? Tot slot. Er moet met velen worden gesproken, ook met de sociale partners. Ik sta iets anders in de discussie over het sociaal akkoord dan een aantal andere partijen. Ik vind het waardevol dat werkgevers en werknemers in een tijd van crisis tot een sociaal akkoord zijn gekomen. Ik had het echt heel slecht gevonden als dat niet gelukt was. Het is altijd gelukt in een tijd van crisis en nu gelukkig ook. Er zal met hen moeten worden gekeken of er ruimte is om versnellingen aan te brengen in de afspraken. Als de ingangsdatum 1 januari 2016 is, moet het toch mogelijk zijn om het op onderdelen een jaar te versnellen? De sociale partners zullen vandaag meegeluisterd hebben. Als het kabinet moet bewegen en als er in de Kamer bewogen moet worden, maken de sociale partners hier deel van uit. Ik hoop dat ze dat beseffen. Ik ga ervan uit dat ze daar hun conclusies uit zullen trekken. Het is een wat onbevredigend einde van de algemene politieke beschouwingen. Het ging immers wel ergens om. Er zijn veel ogen op ons gericht geweest: iedereen vraagt zich af of het de politiek gaat lukken om uit de crisis te komen. Ik hoop dat wij volgende week stappen kunnen zetten die aantonen dat de bereidheid er is en dat we elkaar kunnen vinden. Ik hoop dat we perspectief gaan bieden aan al die mensen in Nederland die verwachten dat wij een bijdrage gaan leveren aan het oplossen van de crisis. De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Het werd net al een beetje verraden door collega Samsom: ik heb wel een motie bij me. Ik zal straks uitleggen waarom ik haar indien. Voordat ik dat doe, wil ik mijn bewondering uitspreken aan het adres van de minister-president voor zijn uithoudingsvermogen, zijn optimisme en zijn poging om alle vragen te beantwoorden. Ik wil echter niet verhelen dat ik teleurgesteld ben in de wijze waarop het debat is verlopen. De minister-president heeft zijn uiterste best gedaan om iedereen te vriend te houden. Het effect daarvan is vooral geweest dat iedereen zich aan het lijntje gehouden voelt. Je kunt nu eenmaal niet iedereen te vriend houden. Je kunt niet het sociaal akkoord openbreken en tegelijkertijd pal staan voor de afspraken die je in het akkoord hebt gemaakt. Als je 50 miljard moet bezuinigen, kun je niet de lasten eerlijk verdelen en tegelijkertijd vasthouden aan de afspraak om niet te nivelleren. Je kunt niet zeggen dat overal over te praten valt, zolang de optelsom van alle maatregelen maar 6 miljard oplevert. Dat kun je eenvoudigweg niet combineren. Duidelijkheid op dat punt is daarom gewenst. Het is echter niet alleen duidelijkheid wat ik zoek. Ik heb in mijn bijdrage en in de interrupties geprobeerd om het kabinet aan te sporen om op een aantal punten meer duidelijkheid te geven, maar ook meer ambitie te tonen. Ik noem twee voorbeelden. Op het gebied van werkgelegenheid doet het kabinet niet voldoende en kan het veel meer. Veel collega's delen die zorg met mij en ik ben ervan overtuigd dat ook het kabinet die zorg deelt. Ik vraag nog één keer aan het kabinet om serieuzer naar de werkgelegenheid te kijken. Er zijn vandaag en gisteren heel veel concrete voorstellen gedaan. Hetzelfde geldt voor duurzaamheid. Er moet een veel grotere slag worden gemaakt. Terwijl wij vandaag debatteerden, hebben we vernomen dat een van de bouwstenen uit het energieakkoord, het sluiten van de kolencentrales, onderuit is gehaald. We dreigen straks te eindigen in de situatie waarin de kolenbelasting is afgeschaft, maar de kolencentrales niet dichtgaan. Dat toont aan dat er echt meer nodig is. De gewenste duidelijkheid is er vandaag niet gekomen. Collega's hebben al gezegd dat het wenselijk is dat het kabinet duidelijkheid verschaft voordat er verdere moties worden ingediend. Ik ben het daarmee eens. Ik zal daarom voor mijn andere wensen op een later moment moties indienen. Ook is duidelijkheid gewenst voordat we de algemene financiële beschouwingen houden. Maar ik zei al dat ik een uitzondering ga maken op de regel dat ik geen verdere moties indien. Die uitzondering heeft betrekking op de kindregelingen en de kinderopvang. Ik zal u, mevrouw de voorzitter, en de collega's zeggen waarom ik dat doe. De werkloosheid in de kinderopvang is de afgelopen twee jaar vervijfvoudigd. De minister-president kan zeggen, zoals hij deed, dat de maatregelen voor de kinderopvang nauwelijks effect hebben gehad op de arbeidsparticipatie van mensen die waren aangewezen op kinderopvang, maar naar mijn vaste overtuiging is dat onjuist. De arbeidsparticipatie is jarenlang toegenomen en sinds de bezuinigingen op de kinderopvang is zij afgevlakt en steeds minder geworden. Ik vind het van heel groot belang dat wij deze trendbreuk proberen te keren. Anders dan sommige andere fracties heeft de fractie van GroenLinks altijd gezegd geen principiële bezwaren te hebben tegen de voorstellen van het kabinet om iets te doen aan de kindregelingen, de samenvoeging daarvan. Het zou ook raar zijn als ik dat zou zeggen, want het staat in ons eigen verkiezingsprogramma. Wij hebben echter wel altijd twee voorwaarden gesteld. De heer Van der Staaij (SGP): De motie moet natuurlijk nog voorgelezen worden, maar … De heer Van Ojik (GroenLinks): Jazeker. De heer Van der Staaij (SGP): Maar ik was toch wel een beetje in verwarring over de aanleiding van de motie. Klopt het dat de reden was dat er banenverlies is in de kinderopvang? Doordat er minder overheidssubsidie naartoe gaat, zijn er minder banen. Dat is de reden dat GroenLinks een motie indient: banenverlies in de kinderopvangsector? De heer Van Ojik (GroenLinks): Ja, wij zien een neergaande spiraal in de kinderopvang. Wij vinden het belangrijk dat deze wordt gestopt. Daarvoor is een extra investering in de kinderopvang nodig. Ik ga de motie straks voorlezen, maar de veronderstelling van de heer Van der Staaij klopt. De heer Van der Staaij (SGP): Zijn er ook nog moties over banenverlies in andere sectoren? Waarom die bijzondere gerichtheid op deze sector? De heer Van Ojik (GroenLinks): Het staat de heer Van der Staaij vrij om moties in te dienen om het banenverlies in andere sectoren ook tot staan te brengen. Ik zou daar een groot voorstander van zijn. Ik heb gezegd wat mijn intentie met deze motie is. Ik beschouw, wat ik noem, de teloorgang in de kinderopvang als zeer onwenselijk. Daar zitten twee aspecten aan: de vervijfvoudiging van de werkloosheid in deze sector in de afgelopen twee jaar en daarnaast het feit dat ouders, vaak de moeders, thuis zitten met kinderen die zij niet naar de kinderopvang kunnen brengen waardoor zij zich niet op de arbeidsmarkt kunnen begeven. Ik vind het heel belangrijk dat die trend wordt gekeerd en daarom dien ik deze motie in. Het staat de heer Van der Staaij uiteraard vrij om op te komen voor de werkgelegenheid in andere sectoren. Dat is prima. De heer Van der Staaij (SGP): Mijn fractie is niet zo van de banenplannen door de overheid opgelegd. De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, mijn fractie wel. De heer Van der Staaij (SGP): Dat klopt, dat herken ik van de fractie van GroenLinks. Ik had dan nog een andere sector verwacht. Immers, in dit geval liggen er analyses van het Centraal Planbureau waarin wordt gezegd: pas op, het kost wel een ton om een baan extra te bevorderen. Is dat dan wel zo'n verstandige stimuleringsmaatregel? De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet niet precies hoe dat zich verhoudt tot stimuleringsmaatregelen in andere sectoren. Maar de heer Van der Staaij zegt terecht — ik zei het net ook — dat wij het kabinet op allerlei punten oproepen om veel ambitieuzer te zijn waar het gaat om het actief scheppen van banen in plaats van te zeggen dat het uit de markt moet komen. Die banen komen op dit moment immers niet uit de markt. Wij maken ons net als de heer Van der Staaij, neem ik aan, veel zorgen over de oplopende werkloosheid. Een van de manieren om daar iets aan te doen is het toeslagensysteem, de kinderopvangtoeslag. Dat wordt met de motie beoogd. Dat dit geld kost, is evident. Wij vragen in de motie aan het kabinet om extra middelen hiervoor vrij te maken. Samen met collega Samsom dien ik de volgende motie in. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat er door de crisis en de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag forse klappen vallen in de kinderopvangsector en de arbeidsparticipatie afneemt; overwegende dat er door het afnemend gebruik van de kinderopvang structureel middelen vrijvallen; overwegende dat deze middelen gezien moeten worden in het bredere kader van ondersteuning van gezinnen met kinderen; overwegende dat reeds 50 miljoen euro van deze middelen is ingezet om het uurtarief in de kinderopvang te indexeren; overwegende dat de hervorming kindregelingen als doel heeft, de beschikbare middelen op een rechtvaardige manier in te zetten voor inkomensondersteuning aan ouders en om de participatie van ouders te bevorderen; overwegende dat als gevolg van het thans voorliggende voorstel kindregelingen de alleenstaande ouders met een uitkering op minimumniveau er fors op achteruitgaan; verzoekt de regering, de vrijgevallen structurele meevaller van 100 miljoen euro in te zetten ten behoeve van de kinderopvangtoeslag; verzoekt de regering tevens, in principe ook eventuele toekomstige meevallers in de komende jaren in overweging te nemen ter voorkoming van verdere neergang van de kinderopvangsector; verzoekt de regering voorts, als onderdeel van de brede hervorming kindregelingen, 100 miljoen euro in te zetten om de koopkrachteffecten als gevolg van dit wetsvoorstel voor alleenstaande ouders met een uitkering op minimumniveau te verbeteren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 8 (33750). De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik vooropstellen dat deze motie mij niet erg aanspreekt, ook wetende wat hierachter zit ten aanzien van de andere kindregelingen. Er is nog iets wat ik in deze motie zie. Ik heb de indruk dat de motie ook een licht nivellerend karakter heeft, zo niet een sterk nivellerend karakter. Als dat niet de bedoeling is, kunnen we de motie nog op een andere manier opstellen. Is het de bedoeling van de heer Van Ojik om dat zo te doen, of is er ook nog te praten over een andere mogelijkheid? De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is niet zo'n ingewikkelde vraag. In de motie wordt de regering verzocht, 100 miljoen euro in te zetten om de koopkrachteffecten voor alleenstaande ouders met een uitkering op minimumniveau te verbeteren. Als deze motie wordt aangenomen, wat ik heel erg hoop, is dat een nivellerende maatregel. De heer Van Haersma Buma (CDA): Gelet op het debat dat wij eerder voerden, vraag ik mij af wat de medeondertekenaar hier aan het doen is, naast wat hij al doet met de kinderegelingen. Die vraag stel ik niet aan u. De mede-indiener moet maar bedenken of hij de motie alsnog meeondertekent of niet. De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Buma zegt het al: die vraag moet niet aan mij worden gesteld. De heer Buma vraagt aan mij of de motie, die ik mede namens collega Samsom indien, een nivellerend effect heeft. De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter, kan ik dan aan de heer Samsom vragen of hij, gelet op de eerdere discussie die ik met hem had, bereid is om af te zien van deze extra nivellerende handeling, die het alleen maar nog moeilijker maakt om tot elkaar te komen? De voorzitter: U kunt het hem vragen, maar hij is niet verplicht om daarop te antwoorden. Ik zie de heer Samsom opstaan. De heer Samsom (PvdA): Er is gevraagd om beweging in de Kamer. Dit is zo'n beweging. De motie heeft overigens een iets gecompliceerder effect dan alleen een nivellerend effect, zoals de heer Van Ojik terecht zegt over de 100 miljoen. Er zit ook een maatregel in waarmee een vaste voet in de kinderopvangtoeslag terugkomt. Die maatregel is zeer denivellerend. Die zit er nu ook bij. Misschien moeten we even naar de details kijken, maar dat is een zeer denivellerende maatregel die ouders met wat hogere inkomens ook ondersteunt bij kinderopvang. Daar zijn wij overigens gewoon voor. De heer Roemer (SP): Ik verbaas mij een klein beetje. Deze motie zou een verbetering moeten zijn van een wet die nog voorligt in de Kamer en waarover binnen twee of drie weken nog de inbreng gegeven moet worden. Is het niet erg voorbarig om nu met een motie te komen? Is het niet verstandiger om eerst met elkaar die wet te bespreken? Daar kunt u dit punt ook nog inbrengen. Ik hoop zelfs op nog veel meer verbeteringen, want er gaat een bezuiniging van 800 miljoen mee gepaard. Met deze motie wordt 100 miljoen gerepareerd. Dat zou alleen een voordeel zijn als die wet ongewijzigd door de Kamer zou gaan. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb uiteraard een inhoudelijke bedoeling met deze motie, namelijk om de trend die gaande is in de kinderopvang te keren. Ik dien deze motie in, omdat ik verwacht en hoop dat er voldoende steun voor is in deze Kamer, zodat het kabinet doet wat in deze motie wordt gevraagd. Als bij een latere discussie in de Kamer blijkt, maar dat geldt voor zoveel zaken die we hebben besproken, dat het plan nog helemaal wordt veranderd of dat er een heel ander plan komt, is er natuurlijk een andere situatie. Met deze motie probeer ik een trendbreuk te bewerkstelligen bij deze grote lijn van het kabinetsbeleid, namelijk het samenvoegen van de kindregelingen, met alle gevolgen van dien, bijvoorbeeld voor de kinderopvang. Dat is de reden waarom ik deze motie indien. De heer Roemer (SP): Ik snap de beweegredenen en ik denk dat wij dezelfde zorgen hebben als het gaat om de kindregelingen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat hoop ik, ja. De heer Roemer (SP): Ik verbaas mij een beetje over het volgende. Binnen twee of drie weken moeten we de inbreng bij dit wetsvoorstel schrijven. Laten we samen optrekken om ervoor te zorgen dat het wetsvoorstel op zo veel mogelijk terreinen wordt verbeterd door onze inbreng. Laten we het debat afwachten dat in de Kamer komt en daar met voorstellen komen, naar ik hoop ook van de Partij van de Arbeid, om dat wetsvoorstel fors te verbeteren. De heer Van Ojik is nu al zijn kruit aan het verschieten of de huid aan het verkopen terwijl de beer nog steeds rondloopt. De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, dat zie ik anders. Als deze motie wordt aangenomen, hebben wij in ieder geval bewerkstelligd dat er 100 miljoen extra naar de kinderopvang gaat, bovenop de 50 miljoen die al in de Voorjaarsnota was geregeld. Dan hebben we in ieder geval bewerkstelligd dat als het samenvoegen van kindregelingen wordt ingevoerd, de koopkrachteffecten ervan voor alleenstaanden met kinderen met de laagste inkomens worden gerepareerd. Dat zegt niets over wat we allemaal nog kunnen doen in het debat dat we later gaan voeren. De heer Roemer (SP): Ik wil de heer Van Ojik toch dit in overweging geven, want voor de buitenstaander lijkt het erop dat hij zo'n voorschot op een standpunt heeft genomen dat hij daarmee de 700 miljoen al heeft weggegeven. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet niet precies, maar ik dacht dat de heer Roemer mij iets in overweging wilde geven. De heer Roemer (SP): Ja, om de motie dus niet in stemming te brengen, of op z'n minst aan te houden tot na het debat over het wetsvoorstel of daarbij in te brengen. De heer Slob (ChristenUnie): Ik vind het een verschrikkelijke motie, maar ik geef de heer Van Ojik een compliment, want ik vind het toch wel knap, als je zelf niet aanvullend wilt bezuinigen, dat je dan toch van de Partij van de Arbeid 100 miljoen krijgt. Dat heeft de heer Van Ojik toch maar mooi binnengehaald, als de motie aangenomen wordt, wat ik niet hoop. Ik lees ook in de motie dat structurele meevallers ook weer naar de kinderopvang moeten. Ik heb hierover de volgende vraag via de voorzitter en de heer Van Ojik aan de heer Samsom. Er worden nu begrotingsregels losgelaten door de partij die de minister van Financiën levert. Is het nu allemaal open? Kunnen we los? Als de begrotingsregels losgelaten worden, dan kunnen we vanavond de crisis nog oplossen. Ik zou graag op deze vraag nog een antwoord willen hebben, mevrouw de voorzitter ... De heer Van Ojik (GroenLinks): Die is volgens mij niet aan mij. De heer Slob (ChristenUnie): Via de heer Van Ojik van mijnheer Samsom. De voorzitter: Er is zojuist een vraag gesteld aan de heer Samsom. Hij hoefde die toen niet te beantwoorden, maar dat heeft hij wel gedaan, maar we blijven hier niet mee bezig. De heer Van Ojik kan volgens mij namens zichzelf antwoorden. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wil alle vragen van de heer Slob uiteraard beantwoorden, maar het wordt ingewikkeld als ik namens de heer Samsom aan de heer Slob antwoord moet gaan geven. De voorzitter: De heer Samsom is in beweging gekomen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Het zou inderdaad heel goed zijn als hij dat zelf doet, lijkt me. De voorzitter: Hij is in beweging gekomen, dus ik geef het woord aan de heer Samsom. De heer Samsom (PvdA): Slechts om de carambole compleet te maken, want ik denk dat de premier het beste kan antwoorden als het gaat om de techniek van de begrotingsregels en hoe het kabinet met deze motie wil omgaan. Volgens mij klopt het, maar een interruptiedebatje via de heer Van Ojik richting de premier, naar de heer Slob en weer terug lijkt mij niet zo zinvol. Ik vertrouw op het antwoord van de premier als het gaat om helderheid over deze kwestie. De heer Van Ojik (GroenLinks): De motie is heel helder. De heer Slob (ChristenUnie): Ja, de motie is ontzettend helder. Als er straks middelen vrijvallen, dan moeten ze niet naar de minister van Financiën, zoals wij gewend zijn, die dan in algemene zin kan bekijken waar we deze aan gaan besteden, maar ze moeten naar de kinderopvang, om de arbeidsparticipatie van de kinderopvangmedewerkers te bevorderen. De heer Van Ojik (GroenLinks): En dus zou het geweldig zijn als de Kamer deze uitspraak ondersteunt. Ik begrijp overigens dat de heer Slob dat niet doet, want over een aantal zaken die aan deze motie ten grondslag liggen, denkt hij heel anders dan ik. Dat begrijp ik heel goed. De heer Slob heeft de betekenis van de motie echter heel helder onderstreept, en daar dank ik hem voor. De heer Van Haersma Buma (CDA): Al lezende — het is een lange motie — krijg ik de indruk dat de ongedektecheckindieners echt helemaal op de banken kunnen gaan staan. Over de volgende overweging kan ik de heer Samsom, maar misschien, via de voorzitter en de heer Van Ojik, straks de minister-president en volgende week de minister van Financiën horen. Ik moet het goed zeggen. De bedoeling is immers om ook nog "in principe eventuele toekomstige meevallers in de komende jaren in overweging te nemen ter voorkoming van verdere neergang van de kinderopvangsector". Dat komt dus boven de vrijgevallen structurele meevaller waar de heer Slob het al over had. Ik zou zeggen: wat tegenbegrotingen, we gaan het zo doen! De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben blij met de steun van de heer Buma. Daar had ik niet onmiddellijk op gerekend. Dat moet ik heel eerlijk zeggen. Ik heb nog nooit meegemaakt dat over een motie die ik heb ingediend, zo veel vragen aan anderen worden gesteld. Ik wacht rustig af of men mij nog vragen stelt. Anders ben ik klaar, mevrouw de voorzitter. De voorzitter: Ik dank u voor uw bijdrage. De heer Van Ojik (GroenLinks): Graag gedaan. De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Ik was bijna begonnen met het prijzen van de terughoudendheid van de Kamer met het indienen van moties, maar na de heer Van Ojik is het toch niet helemaal meer op zijn plaats om daarmee te beginnen. Daarom dank ik de minister-president maar van harte voor de beantwoording op al onze vragen in eerste termijn. Ik dank hem ook voor de toezeggingen die zijn gedaan, ook op vragen van ons. Ik noem een paar punten: de inzet om de toeslag voor eenverdieners met een gehandicapt kind — deze toeslag is ongeveer €1.500 per jaar — overeind te houden, de welwillende houding om 50 miljoen extra voor defensiepersoneel in te zetten en extra geld voor de gemeenten voor mantelzorg. Het zou mooi zijn als het bedrag dat nu naar gemeenten gaat, wordt opgehoogd met zo'n 15 miljoen. Het is ook positief dat de minister-president op het terrein van buitenlands beleid onomwonden zei dat het tegengaan van geloofsvervolging een speerpunt van beleid is en blijft. Ik proef hierin een duidelijke bereidheid van het kabinet om tegemoet te komen aan zorgen van partijen zoals de SGP, die ook vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid constructief willen kijken naar de begrotingen die voorliggen. De eerlijkheid gebiedt mij wel om te zeggen dat belangrijke pijnpunten blijven staan. Het kabinet zegt daarover te willen praten, maar nu niet verder te gaan. We zullen het debat daarover moeten vervolgen bij de algemene financiële beschouwingen en bij de behandeling van het Belastingplan. Ik wil ze concreet benoemen. Voor de SGP gaat het daarbij in het bijzonder over de inkomenspositie van gezinnen en de lastenverzwaring door een stapeling van maatregelen. In het bijzonder kinderrijke gezinnen en alleenverdienersgezinnen worden onevenredig hard getroffen. Voor hen is nu al sprake van twee keer zoveel belasting, maar op termijn van drie keer zoveel belasting. Ook de zogenaamde marginale belastingdruk is ons een doorn in het oog. Je houdt te weinig over van de extra verdiende euro. Dat zijn punten waaraan de SGP in het bijzonder aandacht zal besteden, ook in de vervolgdebatten die wij met elkaar zullen moeten voeren. Vandaag zijn we immers niet verder gekomen dan de open deur dat wij daarover verder moeten praten. Op het punt van de belastingdruk en de inkomenspositie van gezinnen zei het kabinet een aantal keren: gemiddeld genomen zit het wel snor. Als het over gemiddelden gaat, moet ik altijd terugdenken aan mijn leraar economie op de middelbare school. Hij gaf ons het volgende voorbeeld. Als je met je hoofd in de oven zit en met je voeten in de diepvries, is je gemiddelde temperatuur in orde, maar dan gaat er wel iets flink mis. Dat is natuurlijk precies waarover het debat zou moeten gaan: de gemiddeldenplaatjes zijn mooi, maar hoe pakt het nu uit in de bijzondere situaties? Vandaag ging het veel over geld en goed, maar ik heb in de eerste termijn ook aandacht besteed aan de vraag hoe wij in de samenleving met elkaar omgaan, de zogenaamde immateriële punten. Ik heb het gehad over de wijze waarop we trouw zijn aan elkaar kunnen versterken in plaats van dit te ondermijnen met ontrouwsites. Ik heb het gehad over de vraag hoe we meer rechtsbescherming kunnen bieden voor ongeboren leven. Ik besef dat dit niet het moment is om het debat daarover te vervolgen, maar ik kom er heel graag op een later moment op terug. Wij krijgen nog graag een antwoord op de vraag die ook door de heer Slob is gesteld, over de tienermoederopvang. De staatssecretaris heeft al in een eerder debat gezegd: ik zal daar in het najaar meer duidelijkheid over geven. Over deze onderwerpen, waaronder ook de zogenaamde "uitstapprogramma's" voor prostituees, heeft de Kamer gezegd: zorg dat er voldoende financiering voor is. Het Rijk heeft echter gezegd dat de gemeenten dit moeten oppakken. We zijn ontzettend bezorgd zijn dat een en ander tussen wal en schip verdwijnt. We zagen dit al bij de uitstapprogramma's en het dreigt ook bij de tienermoederprogramma's het geval te zijn. We vragen er graag bijzondere aandacht voor. Ik rond af. Het was een bijzonder debat. Het zijn economische moeilijke tijden. De politieke situatie is ingewikkeld. Het kabinet moet bij al deze lastige afwegingen een knoop doorhakken. Als het kabinet een inspirerende omgeving zoekt om even door te praten, herinner ik het nog even aan de ark van Noach. Die heeft ook een conferentieruimte en is van maandag tot en met zaterdag geopend. Ik sluit af met de menselijke kant. Ik spreek mijn respect uit voor de minister-president en alle bewindslieden. Zij staan voor een belangrijke en verantwoordelijke taak in een heel lastige tijd. We kunnen de uitkomst vaak delen, maar ook vaak niet. We hoeven het niet eens te zijn, maar ik wil toch mijn respect uitspreken voor de inzet van alle bewindslieden in hun verantwoordelijke taak. Ik wens hun daarbij heel veel wijsheid en zegen toe. Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Politiek in lente, zomer, herfst en winter: voor elk seizoen is er wel een akkoord denkbaar in de participatiepolitiek van dit moment. Mislukt er een energieakkoord of strandt er een sociaal akkoord, dan heeft het kabinet de rotsvaste overtuiging dat er wel een gelegenheidscoalitie gevonden kan worden om de Eerste Kamer akkoord te laten gaan. In dat kader wordt er gesproken over het constructieve deel van de oppositie. Laten we echt eens constructief kijken naar de problemen waarmee we te kampen hebben en de oplossingen die er zijn. We vragen burgers bijvoorbeeld om te investeren in zonnepanelen, zodat ze zelf energie kunnen opwekken. Burgers doen dat massaal, maar krijgen vervolgens van de overheid het bericht dat Brussel wil dat ze voortaan als ondernemers aangemerkt worden en btw betalen over hun zelf opgewekte energie. Het is maar één voorbeeld waarbij de kloof tussen burger en politiek onoverbrugbaar wordt. The coalition of the winning moet bestaan uit partijen die dit kabinet nog langer in het zadel willen houden, tegen de wil van 80% van de bevolking. 80% vindt namelijk dat het kabinetsbeleid averechts uitpakt. Wie waarschuwt dat het kaartenhuis op instorten staat en niet wil meewerken aan de instandhouding ervan, wordt gezien als niet-constructief. Op geen enkele wijze wordt echter duidelijk hoe het kabinet op een duurzame manier wil werken aan een sluitende en dus duurzame ecologische begroting. De minister-president zei vandaag dat hij veel vertrouwen heeft in de onderhandelingen over een akkoord, omdat ze met uitstekende hulpmiddelen kunnen werken. Hij zei: geen land ter wereld is zo goed in het maken van inkomensplaatjes en het vaststellen van koopkrachtbeelden als wij. Dat schept weinig vertrouwen in een echte koerswijziging die Nederland uit de crisis gaat halen. Zolang we accepteren dat alle zorgen en verlangens in geld uitgedrukt worden, in de groei van het bruto binnenlands product, zitten we gevangen in een eenzijdige economische logica. Dat wordt ook duidelijk bij de dans rond de Brusselse totempaal van 3%. Zolang je blijft dansen rond de totempaal, hoef je geen richting te kiezen. Het bruto binnenlands product is opgebouwd uit de resultaten van economische activiteiten, ook als die op zichzelf geen positieve bijdrage leveren aan het welzijn. Verkeersongelukken, luchtvervuiling, dierenleed, dierziektecrises en zelfs het opstoken van complete bossen in de energiecentrales leveren een bijdrage aan het bruto binnenlands product, maar wie zit erop te wachten? Het bbp neemt toe door de aanschaf van straaljagers, het gebruik van kerncentrales of de winning van schaliegas, maar maakt dat ons ook gelukkiger? Is de gezondheid van onze gezinnen of de kwaliteit van onderwijs niet veel belangrijker? Waarom laten wij ons vangen in economische cijfers, die niets zeggen over de kracht van onze gemeenschapszin, de zorg voor elkaar, de zorg voor onze ouderen of de integriteit van onze ambtenaren? Waarom willen wij alles meten behalve dat wat het leven echt de moeite waard maakt? Cijferfetisjisme gaat onze problemen niet oplossen. Hooguit kan het de aandacht afleiden van de echte problemen van mensen, dieren, natuur en milieu. Eerst geld verdienen, dan kunnen wij de andere problemen gaan aanpakken. Wij zullen niet alleen de economische begroting op orde moeten brengen — dat is inderdaad van groot belang — maar ook de ecologische begroting, waarop wij een tekort aantreffen dat tienmaal zo groot is als het begrotingstekort in geld. Van de heer Bernanke van de Federal Reserve weten wij dat je geld ongelimiteerd kunt bijdrukken, hoe groot de crisis ook is. Bernanke zou het zelfs met een helikopter willen uitstrooien om de economie weer op gang te krijgen, zo lezen wij. Het is tijd dat wij beseffen dat, anders dan geld, natuur, milieu en geluk niet bij te drukken zijn en dat wij andere indicatoren nodig hebben voor ons beleid. Ik heb in dit debat gesteld dat economische groei het probleem is en niet de oplossing. Hiermee sluit mijn partij zich aan bij het pleidooi van het Platform Duurzame en Solidaire Economie, dat gesteund wordt door onder meer Arnold Heertje, Herman Wijffels, Bob Goudzwaard, Rudy Rabbinge en Jan Pronk. De beperkte manier waarop wordt gekeken naar de economie vraagt om een op zichzelf staande fundamentele discussie hier, in de Kamer. Wij zullen hierover dit najaar een hoorzitting organiseren. De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. De 50PLUS-fractie is blij dat zij de beantwoording van het kabinet heeft afgewacht. Ik dank de minister-president er vooral voor dat hij zo veel punten die door mijn fractie zijn ingebracht, heeft aangestipt. Inhoudelijk was het onvoldoende, maar toch zijn er enkele openingen. In de Eerste Kamer en bij de begrotingsdebatten wordt het nu extra spannend. Ongelukkig was ik, zo moet ik eerlijk bekennen, met de manier waarop in dit huis over ouderen werd gesproken. Ouderen dragen geen luiers, zij dragen soms incontinentiemateriaal. Ik weet het, het is maar een woord, maar ook daarmee toon je respect en woordgebruik zegt veel. De 50PLUS-fractie is over veel antwoorden van het kabinet nog niet tevreden, maar 80% van de mensen in het land is überhaupt niet tevreden over dit kabinet. Daarom zullen wij vier moties indienen. Ik ben bang dat de minister-president niet erg onder de indruk zal zijn van de grootte van mijn fractie; mijn fractiegenoot zegt altijd: wij zijn klein. Vandaar dat wij, hoewel ook bij ons de deur onder voorwaarden openstaat, toch over vier punten een motie willen indienen. De eerste motie betreft de koopkrachteffecten, die negatief uitpakken voor met name ouderen. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de regering zegt te streven naar een "evenwichtig koopkrachtpakket"; overwegende dat gepensioneerden in 2014, evenals in 2013, relatief zwaardere negatieve koopkrachteffecten zullen ondervinden; nodigt de regering uit, bij uit te voeren maatregelen te streven naar een koopkrachtpakket waarbij mensen met een vergelijkbare inkomens- en vermogenspositie, ongeacht hun leeftijd, vergelijkbare koopkrachteffecten ondervinden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 9 (33750). De heer Krol (50PLUS): Omdat het kabinet volgens 50PLUS wel veel woorden gebruikt, maar nog steeds weinig doet met de oproepen van de Kamer om de lasten niet verder te verzwaren, dien ik de volgende motie in. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de collectieve lasten al jaren geen gelijke tred meer houden met de groei van het bruto binnenlands product, en dat deze volgend jaar doorstijgen van 39,7% tot 40,8% van het bbp; overwegende dat ongeveer de helft van het maatregelenpakket van 6 miljard opnieuw bestaat uit lastenverzwaringen, vooral voor de burger, en dat lastenverzwaringen een negatief effect hebben op het prille economisch herstel en consumentenvertrouwen; verzoekt de regering, af te zien van verdere lastenverzwaringen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 10 (33750). De heer Krol (50PLUS): De door 50PLUS voorgestelde verruimde schenkingsvrijstelling per 1 oktober 2013 kan bijdragen aan het verlagen van hypothecaire schulden. Dit kan volgens 50PLUS nog effectiever als banken afzien van het berekenen van boeterente bij vervroegd aflossen. Als extra aanmoediging daartoe, dien ik de volgende motie in. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de verruimde schenkingsregeling een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de omvang van hypotheekschulden; overwegende dat dit gunstige effect deels tenietgedaan kan worden door boeterente die veel banken heffen bij het vervroegd aflossen van hypotheken; voorts overwegende dat SNS heeft aangegeven bereid te zijn tot het laten vervallen van boeterentes, en dat ABN AMRO kijkt naar de mogelijkheden voor het vervallen van boeterentes; roept de regering op, ook andere banken aan te moedigen tot het laten vervallen van boeterentes indien gebruik wordt gemaakt van de verruimde schenkingsvrijstelling, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 11 (33750). De heer Krol (50PLUS): Ik kan niet genoeg benadrukken dat het van groot belang is dat de transitie, het overhevelen van zorgtaken, uit de AWBZ zorgvuldig moet gebeuren. Vanwege het feit dat er onduidelijkheid is ontstaan over wat er gaat gebeuren met persoonlijke verzorging, wil ik ten slotte de volgende motie indienen. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het voornemen is dat per 1 januari 2015 persoonlijke verzorging uit de AWBZ wordt overgeheveld; constaterende dat in de rijksbegroting wordt aangegeven dat een groot deel van de maatregelen in de langdurige zorg pas in 2014 in wetgeving wordt vastgelegd; overwegende dat een grote stelselwijziging zorgvuldig moet worden voorbereid; constaterende dat het niet is uit te sluiten dat persoonlijke verzorging toch naar de Zorgverzekeringswet gaat; overwegende dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het overleg over de overheveling van taken pas wil hervatten als duidelijk is wat er gaat gebeuren met persoonlijke verzorging; verzoekt de regering, te garanderen dat er voldoende tijd overblijft tussen wetgeving en ingangsdatum, ook als dit betekent dat deze moet worden opgeschoven, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 12 (33750). De heer Krol (50PLUS): Wij blijven geloven in het parlementaire debat en de bereidheid van het kabinet om te luisteren. We hopen dat dit kabinet iets zal doen met de sterke signalen uit de Kamer. Het duurt evenwel lang voordat die boodschap doorkomt. De crisis is historisch, het vertrouwen in dit kabinet is historisch laag. Laten we hopen dat de hardleersheid van dit kabinet maar tijdelijk is. De voorzitter: Daarmee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De regering heeft aangegeven dat zij een korte schorsing wil alvorens zij kan antwoorden. De vergadering wordt van 20.47 uur tot 21.05 uur geschorst. Minister Rutte: Mevrouw de voorzitter. Ik zal terugkomen op enige openstaande vragen uit de eerste termijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een aantal opmerkingen over tegenbegrotingen. Laat ik daarmee beginnen. Daarna wil ik met u praten over het vervolg van vandaag, het proces. Vervolgens zal ik de moties behandelen. Dan wil ik graag nog enige afsluitende woorden spreken. Naar aanleiding van wat we vanmiddag hebben besproken, zijn er nog wat openstaande punten, waaronder de tegenbegrotingen. Ik begin met de tegenbegroting van het CDA. Die tegenbegroting is gebaseerd op vijf uitgangspunten met een aantal in het oog springende maatregelen. Het CDA vindt dat werken en ondernemen meer moet lonen. Het wil belastingen verlagen door overheidsuitgaven te beperken en het wil tegelijkertijd kwetsbare groepen ontzien. Ik ben het eens met die richting van het CDA. Ik stel wel vast dat het lastig verenigbaar is. Dat blijkt ook uit de tegenbegroting. Ik heb al gezegd tegen de heer Buma dat ik bereid ben om te kijken naar een evenwichtigere inkomensverdeling, en dan niet noodzakelijkerwijze langs de instrumentaria van het kabinet. Ik ben bereid om te bezien hoe we dat ook anders kunnen bereiken. Ik ben dus ook bereid om te kijken naar de afbouw van de algemene heffingskorting. Ik heb ook toegezegd om te bekijken of we een dekking kunnen vinden om de lastenverzwaring voor zzp'ers van tafel te krijgen. Ik heb aangegeven open te staan voor alternatieven voor lastenverzwaringen. Het CDA kiest voor een aantal zeer ingrijpende bezuinigingen op uitgaven. Die bezuinigingen gaan voor een belangrijk deel ten koste van diezelfde evenwichtige inkomensverdeling. Koopkrachtmaatregelen worden teruggedraaid, het toetsingsinkomen voor toeslagen wordt gecorrigeerd voor de hypotheekrenteaftrek en de reservering voor armoedebeleid wordt teruggedraaid. Binnen het uitgangspunt van minder onzekerheid en schulden heeft het CDA ook een actieplan voor restschulden gepresenteerd. Daar ben ik in eerste termijn op ingegaan. Ik heb daar mijn sympathie voor uitgesproken. Tot slot wil het CDA gericht investeren in de toekomst, met meer geld voor innovatie. Ik heb gezegd met de oppositie in gesprek te willen gaan over meer geld voor onderwijs en innovatie. Het CDA maakt zich met dit kabinet zorgen om de bouw. Ik sta daarom sympathiek tegenover voorstellen die betrekking hebben op het btw-tarief voor onderhoud en renovatie, maar daar moet natuurlijk wel dekking voor komen. Alles bij elkaar beoordeel ik het zeer positief dat het CDA verantwoordelijkheid wil nemen voor noodzakelijke bezuinigingen ter grootte van 6 miljard. Uiteraard steunen wij veel richtingen waar het CDA voor kiest, maar we zullen met elkaar een stevig gesprek moeten voeren over dekkingen en over een aantal concrete maatregelen. Ik kom op de tegenbegroting van GroenLinks. GroenLinks kiest met deze tegenbegroting voor een duidelijke koers: groene belastingen en een lagere belasting op arbeid. GroenLinks verlaagt de lasten op inkomen en arbeid met 17,5 miljard euro. Dat is natuurlijk aansprekend en dat is goed voor de werkgelegenheid, maar we zetten vraagtekens bij de dekking. De maatregelen leiden tot een verslechtering van het EMU-saldo met 1% van ons nationaal inkomen ten opzichte van de kabinetsplannen. Daar hebben we eerder vandaag al uitgebreid over gesproken. De dekking wordt daarnaast gevonden door fors hogere groene belastingen in te voeren, ook voor grote exporterende bedrijven. Dat kost omzet en banen. Per saldo heeft het kabinet hier ook bezwaar tegen. GroenLinks investeert flink in onderwijs, namelijk 1,1 miljard euro. Zoals aangegeven, staat het kabinet open voor extra investeringen in onderwijs, waarbij natuurlijk wel naar de vormgeving en dekking moet worden gekeken, en dat altijd in samenhang met innovatie. Hetzelfde geldt voor de kinderopvang, waar GroenLinks extra middelen voor wil reserveren. Het gaat daarbij om een bedrag van 500 miljoen euro. Positief is verder dat GroenLinks het kabinetsvoorstel inzake stamrecht bv's omarmt alsook de willekeurige afschrijving voor ondernemers. Wij willen bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekijken wat de voor- en nadelen zijn van maatregelen die gericht zijn op het aannemen van specifieke groepen, zoals GroenLinks voorstelt. Dat is in lijn met het voorstel van de ChristenUnie voor het aannemen van 30-minners, maar ook dat moet wel gedekt worden. Maatvoering is in dit verband relevant, ook gezien het feit dat de maatvoering hier fors is. Het gaat hierbij namelijk om een totaalbeslag van ongeveer 1 miljard euro. Dan de tegenbegroting van de ChristenUnie. De ChristenUnie zet in op vier terreinen: gezinnen, werkgelegenheid, duurzame economie en opkomen voor wat kwetsbaar is. Wat betreft de prioriteiten zijn er veel raakvlakken met het kabinet. De ChristenUnie wil 3 miljard ombuigen en niet de 6 miljard waarvoor de coalitie heeft gekozen. Daar zijn wij vandaag uitgebreid met elkaar op ingegaan. Wat de lasten betreft wil de ChristenUnie belastingschijven en heffingskortingen niet bevriezen, tarieven in de eerste drie schijven verlagen en de algemene heffingskorting verhogen. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat over lasten te praten valt met het kabinet, mits het evenwichtig is en het totale budgettaire plaatje passend is. Wij maken daarbij wel het voorbehoud wat betreft de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, omdat wij willen voorkomen dat wij keuzes maken die werken afremmen. Op voorstellen inzake dagbesteding en persoonlijke verzorging ben ik al ingegaan. Het voorstel voor de persoonlijke verzorging komt overeen met de afspraken uit het zorgakkoord. Dagbesteding is naar aanleiding van eerder aandringen van de heer Slob en de motie-Samsom in 2014 niet gewijzigd. De verlenging van de btw-maatregel voor renovatie en onderhoud en de verlaging van btw voor het ombouwen van kantoren is sympathiek, maar ook dat is een kwestie van dekking. Wat de AIVD en de TOG betreft heb ik aangegeven dat het kabinet daar positief tegenover staat. Ik vind het niet wenselijk om de hypotheekrente verder te beperken dan de coalitie nu voornemens is. Het is nu van belang dat er rust is op de woningmarkt, zeker nu de woningmarkt zich langzaam lijkt te herstellen. Een aantal maatregelen is waarschijnlijk niet uitvoerbaar in 2014, zoals een vermogenstoets voor de kinderbijslag en het fiscaliseren van de AOW. Dat zijn voorstellen waarover ook inhoudelijk nog een flink debat zou zijn te voeren. De voorstellen van D66 meen ik in mijn eerste termijn uitvoerig te hebben doorgenomen. Ik ben de heer Krol nog een antwoord verschuldigd op zijn vraag naar het interdepartementaal beleidsonderzoek. Op welke cijfers was dat gebaseerd? Het ging over het ibo Ouderen. Dit interdepartementaal beleidsonderzoek bestaat uit twee verschillende onderdelen. Het eerste is een feitelijke analyse, op basis van cijfers van het CBS. Deze analyse loopt tot 2010. Op het moment dat de analyse werd gemaakt waren dit de meest recente cijfers. Het CBS loopt altijd achter, omdat het pas achteraf dergelijke statistieken maakt. Daarnaast is in het ibo een raming opgenomen van het Centraal Planbureau van de verwachte inkomensontwikkeling tot 2025. Hieruit blijkt dat de inkomensontwikkeling tussen 2010 en 2015 voor de groep ouderen als totaal niet substantieel afwijkt van andere leeftijdsgroepen. Het ibo heeft gekeken naar een lange tijdshorizon, zowel terugkijkend als vooruitkijkend. De analyse is daarmee up to date. Uit koopkrachtplaatjes uit de Macro Economische Verkenningen blijkt een gevarieerd beeld over de periode tussen 2011 en 2014. Ouderen met een laag inkomen hebben veelal een koopkrachtontwikkeling gehad die positiever uitpakte dan het gemiddelde, terwijl ouderen met een hoger inkomen veelal een negatieve koopkrachtontwikkeling hebben gehad. Zij hebben last van een verlaging van hun aanvullend pensioen. Met name die maatregel raakte hen. Dan kom ik nu op de vrijwilligersorganisaties, zoals Present. Wordt de rol van de vrijwilligersorganisaties zoals Present vastgelegd bij de decentralisatietaken? Dat was een vraag van de heer Slob. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft eind juli de brief Versterken, verlichten en verbinden over de informele zorg naar de Kamer gestuurd. Met de VNG, de organisaties voor vrijwilligers en mantelzorgers, Present, MEE, de aanbieders van zorg en de organisaties van professionals gaat de staatssecretaris van VWS een agenda voor de toekomst opstellen, langs de drie geschetste lijnen: versterken, verlichten en verbinden. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan het verzoek van de heer Slob om vrijwilligersorganisaties als Present een plek te geven bij het uitwerken van de nieuwe Wmo. De betrokken organisaties hebben al veel initiatieven ontplooid op het terrein van informele zorg. Zij hebben hiervan al veel mooie voorbeelden gegeven. Deze voorbeelden zal de staatssecretaris van VWS gebruiken bij de concrete uitwerking van de agenda voor de toekomst. Dan de kwestie van de opvang van tienermoeders. De heer Slob en anderen hebben hierover gesproken en doelen daarbij vermoedelijk op het tienermoederopvanghuis van Siriz in Gouda. Daarvoor ontvangt de gemeente Gouda nu een geoormerkte subsidie. Ik merk op dat er in dit land nog meer initiatieven zijn voor tienermoeders, bijvoorbeeld in de jeugdzorg. De financieringssituatie van Siriz is dus nogal uitzonderlijk. De staatssecretaris van VWS is bezig met het vernieuwen van het stelsel voor vrouwenopvang. De verantwoordelijkheid komt daar te liggen waar hij hoort, namelijk bij de gemeenten. De VNG en de Federatie Opvang maken een advies over de vraag welke groepen daarbinnen dermate specifiek zijn dat gemeenten bijzondere afspraken moeten maken. In dat advies, dat dit najaar zal verschijnen, wordt ook ingegaan op de vraag wat er met de financiering van SIRE zou moeten gebeuren. Het lijkt mij verstandig om eerst dat advies af te wachten, en om vervolgens daarover ook met de staatssecretaris van VWS, de heer Van Rijn, het debat te voeren. In 2014, waar we het vandaag over hebben, is er gewoon nog subsidie voor Siriz. Dan kom ik op het wetsvoorstel WTCG en Cer. Daar zijn verschillende suggesties over gedaan. De reden dat de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Cer en de aftrek specifieke zorgkosten worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor gemeenten is dat de huidige regelingen ongericht zijn. Ik heb daarover gesproken in eerste termijn. 20% tot 30% komt terecht bij de doelgroep. Terecht pleitten de heren Buma, Slob en anderen voor een meer gerichte regeling. Dat wil het kabinet ook. In het regeerakkoord is daarom afgesproken dat er een nieuwe voorziening voor gemeenten komt, zodat mensen gericht kunnen worden ondersteund, rekening houdend met hun specifieke situatie. Ik begrijp natuurlijk de vragen daarover. Gemeentelijk maatwerk houdt per definitie in dat mensen niet weten of zij in aanmerking komen voor een vergoeding. Tegelijkertijd moet ik vaststellen dat de huidige landelijke regeling lastig zo te ontwerpen is dat precies de goede mensen worden bereikt. Ik meen dat maatwerk hiervoor de juiste oplossing is. In de tegenbegroting van het CDA lees ik dat het CDA een landelijke regeling wil houden die gerichter wordt uitgekeerd. Dan zal het debat dat wij met elkaar gaan voeren, gaan over de vraag hoe deze regeling precies vormgegeven moet worden. Immers, het feit dat die regeling op dit moment niet gericht kan worden uitgevoerd, is de reden om een landelijke regeling niet langer te willen handhaven. Binnenkort debatteert de Kamer over het wetsvoorstel met betrekking tot de WTCG. Wij zijn bereid te kijken naar alternatieven rondom de tegemoetkoming voor chronisch zieken. Daarbij staat voor ons wel voorop dat we deze mensen gericht, en veel gerichter dan nu, willen compenseren voor de meerkosten die samenhangen met hun ziekte of handicap. Nogmaals, het doel van het gericht compenseren van deze mensen staat voorop, en niet de precieze plek waar de regeling wordt uitgevoerd. Daar kunnen we dus het debat over voeren. Dan is de vraag gesteld waarom de regering het budget voor internationale vrede en veiligheid niet overhevelt van Buitenlandse Zaken naar Defensie. Hier is sprake van een misverstand. Met de overheveling van het bedrag van 250 miljoen euro van de begroting van Defensie naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaan er voor Defensie geen bezuinigingen gepaard en dus ook geen ontslagen. Het bedrag blijft beschikbaar voor activiteiten die Defensie uitvoert. Het terug hevelen van het budget voor internationale veiligheid zal de problematiek bij Defensie daarom ook niet verminderen. Met de instelling van een budget voor internationale veiligheid en het budgethouderschap van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking onderstreept het kabinet het belang van de 3D-benadering — defence, diplomacy and development — bij internationale crisisbeheersingsoperaties en vredesmissies in ontwikkelingslanden. De geïntegreerde aanpak voor vrede en veiligheid wordt hiermee verder geïntensiveerd. Besluiten over de Nederlandse inzet in missies en programma's op het gebied van vrede en veiligheid worden in gezamenlijkheid genomen door de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Door de versterkte samenwerking bij voorbereiding en besluitvorming kan een evenwichtige afweging van de verschillende belangen worden gemaakt. Ook wordt langs deze weg de samenhang tussen activiteiten van alle departementen verbeterd, op basis van een langetermijnperspectief op vrede en veiligheid in het land of de regio. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit stelt me toch teleur. Nu heb ik het voorstel gedaan om een budget dat bij Defensie zat en overgeheveld is naar OS weer terug te doen. Daardoor heeft Defensie er straks zeggenschap over en kan het er ook mee gaan schuiven. Dan moet je inderdaad anders met de posten omgaan, maar om daar nu meteen nee te tegen te zeggen, maakt het nog moeilijker om de noodzakelijke oplossingen te vinden voor de problemen bij Defensie. Ik vraag de minister-president dus nogmaals om hiernaar te kijken. Het is puur onwil om het niet te doen. Het kan gewoon. Het vergt een iets ander beleid, maar dan komt er meer geld voor Defensie. Minister Rutte: Het misverstand is denk ik dat het geld niet voor Defensie beschikbaar zou zijn. Het is juist voor Defensie beschikbaar en het doel is dat dit leidt tot een geïntegreerde 3D-benadering waar Kamer en kabinet voorstander van zijn, zodat er ook in samenhang door de betrokken ministers, ook die van Defensie, besluiten kunnen worden genomen. Ik zie dus niet in wat het voor voordeel zou hebben voor Defensie als je het budget terugzet bij Defensie. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat die 250 miljoen vervolgens anders besteed kunnen worden, want dat kan dan natuurlijk. Het is dan immers Defensiegeld. U spreekt terecht over 3D en dergelijke. Nu Defensie kleiner wordt, zullen we minder missies doen. Dan kunnen we dus ook minder aan 3D doen en dat betekent dat er meer geld overblijft voor de organisatie zelf. Het is een eenvoudige schuif. Het wordt inderdaad geen grote verandering, maar het biedt ruimte en lucht in een zeer krappe begroting. Minister Rutte: Dan lijkt het mij goed om eens te monitoren hoe zich dat precies ontwikkelt met de missies. Ik heb de indruk dat het aantal missies eerder toe- dan afneemt, ondanks de inderdaad moeilijke budgettaire situatie bij Defensie. Mocht het zo zijn dat de heer Buma gelijk heeft en dat het aantal missies terugloopt, dan moet je opnieuw naar de ijking van het fonds kijken. Dat vind ik geen gekke gedachte. Laten wij het langs die lijn doen, maar het is juist de kracht van de samenvoeging dat je geïntegreerd naar deze aspecten kunt kijken. Dan het vervolg op vandaag. Ik heb de minister van Financiën gevraagd om zo snel mogelijk met alle fracties die voorstellen hebben gedaan over de begroting aan tafel te gaan zitten. Doel van die gesprekken is om te bezien of wij kunnen komen, ook langs de lijnen van het debat vandaag, tot gemeenschappelijke opvattingen over de begroting en de zaken die daarmee samenhangen. Dat betekent dat zich in de tijd een probleem kan voordoen met de financiële beschouwingen. Daar gaat de Kamer over. Mocht de Kamer besluiten om de financiële beschouwingen een week uit te stellen, dan is dat geen probleem voor het kabinet met het oog op de planning voor de begrotingen. Het is misschien goed om dat te weten, maar daar gaat de Kamer over. Ik heb de minister van Financiën gevraagd om op basis van de constructieve gesprekken van vandaag de gesprekken voort te zetten en te komen tot gemeenschappelijke opvattingen. De heer Pechtold (D66): Beetje voor beetje komt het plan voor na vanavond naar buiten. Ik vind het een beetje rare figuur. Vorige week stond de minister van Financiën hier met een koffertje dat de Miljoenennota behelsde. Een week later gaat diezelfde minister van Financiën niet in debat, maar gaat hij de Kamer in om te spreken. Is dat niet veel meer iets voor de fractievoorzitters die deze coalitie schragen? Minister Rutte: Ik heb de minister van Financiën gevraagd om de uitnodiging te doen. Hij heeft ook het apparaat dat hem ten dienste staat om die gesprekken tot bevredigende besluitvorming te brengen. Dat lijkt mij de meest verstandige weg. De vraag van de heer Pechtold was: wat is het vervolg? Dit is mijn voorstel voor, mijn opvatting over het vervolg. Dat kan een tijdsklem opleveren met de financiële beschouwingen. Zo dat het geval is, is het voor het kabinet mogelijk om die een week later te houden zodat wij iets meer tijd hebben. De heer Pechtold (D66): Hoor ik nu goed dat de minister-president zegt dat de minister van Financiën de fracties een voor een afgaat? Minister Rutte: Nee, de minister van Financiën nodigt de verschillende fracties uit die hier voorstellen hebben gedaan ter leniging van de financiële en budgettaire problematiek om in gezamenlijkheid te bezien of wij kunnen komen tot gemeenschappelijke opvattingen. De heer Pechtold (D66): Een aantal partijen heeft om een brief van het kabinet gevraagd om helderder aan te geven waar de ruimte voor het kabinet zit. Ik noem het CDA, de ChristenUnie, de SGP en GroenLinks. Ik heb daar in ieder geval ook zelf om gevraagd. Wat is uw reactie daarop? De financiële beschouwingen zijn geloof ik al aanstaande dinsdag. Minister Rutte: Die kunnen een week later. De heer Pechtold (D66): Die worden dan een week uitgesteld. Minister Rutte: Wat mij betreft kan dat, maar daar gaat de Kamer over. De heer Pechtold (D66): Er is veel gepraat en voordat wij straks uit elkaar gaan, is het toch goed om dat soort dingen te weten Ik heb er vandaag mijn trouwdag aan opgeofferd, maar om nou nog verder te gaan … De voorzitter: Gefeliciteerd mijnheer Pechtold, ook uw vrouw. Minister Rutte: Ja, ook van mij. De voorzitter: Wellicht zijn we voor 0.00 uur klaar. De heer Slob (ChristenUnie): Misschien kunnen we met z'n allen een kaartje sturen. (Hilariteit) De heer Slob (ChristenUnie): Ik denk even na over dit aanbod van de minister-president. Hij heeft in feite heel veel van ons gekregen om zelf zijn knopen te tellen en knopen door te hakken, ook met de coalitie. Er liggen tegenbegrotingen waar de minister-president zojuist een aantal warme woorden over heeft gesproken als het gaat om herkenningspunten. Wij hebben ik weet niet hoeveel uur met elkaar vergaderd. Daar wordt altijd heel trouw een stenografisch verslag van gemaakt. Ik wil de medewerkers van de Dienst Verslag en Redactie ook wel even in het zonnetje zetten. Zij krijgen ook een kaartje. De minister-president heeft dus alle uitgeschreven teksten. Uiteindelijk is dan op dit moment de vraag: waartoe is het kabinet, gesteund door de PvdA en de VVD, bereid? Eigenlijk moet de minister-president zelf in een hok gaan zitten en als hij eruit komt, kan hij ons deelgenoot maken van de ruimte die hij wil bieden. Dat kan hij in een brief doen en dan kunnen wij de financiële beschouwingen houden. Minister Rutte: Er liggen vijf tegenbegrotingen waarin heel verschillende keuzes worden gemaakt. Laten wij elkaar niet voor de gek houden. Wij hebben er uitvoerig over gesproken. Natuurlijk heeft het kabinet opvattingen over allerlei elementen in die tegenbegrotingen. Ik heb vandaag openingen geboden waar wij mogelijkheden zien voor constructief overleg. Ik denk dat het zaak is om snel te komen tot gemeenschappelijke oriëntaties en opvattingen. Dan lijkt het mij onverstandig dat wij eerst weer een brief gaan schrijven en een poging gaan doen om die begrotingen waarderen. Daarmee worden mensen misschien weer eerder tot onbegrip aangezet. "Hoe kunnen ze daar nu voor zijn?" "Hoe kunnen ze daar nu iets in zien?" "En mijn voorstel over de positie van gezinnen?" "Ja, maar ik wilde nu juist iets met de positie van de minima." "En hoe zit het met het onderwijs?" Zo hebben wij allemaal zaken. Het land staat voor grote problemen. Daarom lijkt het mij verstandig om snel bij elkaar te komen. De minister van Financiën en zijn team zijn als geen ander in staat om dat proces in goede banen te leiden en om te bezien of het lukt om tot een breder draagvlak te komen voor de begroting 2014. De heer Van der Staaij (SGP): Allereerst nog mijn hartelijke felicitaties aan de heer Pechtold met zijn trouwdag. Ik had eerlijk gezegd echt niet verwacht dat mijn pleidooi voor huwelijkstrouw van D66 nog vanavond onderstreping zou krijgen. (Hilariteit) De heer Van der Staaij (SGP): Nu mijn vraag aan de minister-president. Hij sprak over partijen die voorstellen hebben gedaan. Enkele partijen hebben een tegenbegroting opgesteld. Er zijn echter ook partijen die amendementen in voorbereiding hebben of andere ideeën hebben. Is daar diezelfde ruimte voor? Uit het oogpunt van openheid naar alle partijen vind ik dat niet verschillende sporen gevolgd zouden moeten worden. Deelt de minister-president die mening? Minister Rutte: Ja, zeker. De minister van Financiën zal — althans dat is mijn verzoek aan hem — alle partijen uitnodigen. Dan zien wij vanzelf welke partijen verschijnen. Ik hoop en verwacht dat wij dan ten minste de partijen die amendementen in voorbereiding hebben of een tegenbegroting hebben opgesteld, zien verschijnen. Als andere partijen ook verschijnen, is dat prima. Graag zelfs. Wij zullen dat zien. De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier stelt nu een vraag aan andere fracties, maar volgens mij moet hij eerst met zijn eigen coalitie nog eens afspreken wat nu de begrotingsregels zijn op basis waarvan wij praten. Ik heb zelf een tegenbegroting ingeleverd, net als anderen, waarin zeer is nagedacht over de dekking ervan. Ik zie hier vandaag gewoon een motie uit de lucht vallen — misschien komt de premier er nog over te spreken — die onder andere is ondertekend door de heer Samsom waarin gewoon voor 100 miljoen aan toekomstige meevallers wordt ingeboekt. Als dat onderdeel wordt van de gesprekken, kunnen wij beter niet beginnen. Dan kan de coalitie beter eerst afspreken wat voor manieren zij heeft om gaten te dichten. Minister Rutte: Ik kom zo op de moties. Ik waardeer zeer de motie die de heren Van Ojik en Samsom hebben ingediend, maar ik heb er ook een aantal opmerkingen bij. Mijn voorstel zal ook zijn om die motie aan te houden tot de algemene financiële beschouwingen zodat zij daarbij kan worden betrokken, mede om redenen die ik zo zal toelichten en die in lijn liggen met een aantal inleidende opmerkingen van de heer Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan wacht ik het af. Het zou mij verbazen als de premier deze motie niet gewoon ontraadt, gezien de dekking ervan. Als het een kwestie is van aanhouden en wij komen erop terug dan kunnen wij de hele begroting voor volgend jaar met zijn allen wel gaan dekken met toekomstige meevallers. Minister Rutte: Nogmaals, ik heb de minister van Financiën gevraagd om dit te organiseren. Alle partijen in de Kamer krijgen telefoon. Ik verwacht en hoop ten minste dat de partijen met tegenbegrotingen en constructieve gedachten, ook in de zin van amendementen et cetera, zullen verschijnen om gezamenlijk tot een breder draagvlak voor de begroting voor 2014 te komen. Ik kom nu op de moties. Ik begin met de motie over de kindregelingen op stuk nr. 8. Mijn voorstel aan de fractievoorzitter van GroenLinks is om de motie aan te houden tot de algemene financiële beschouwingen omdat er volgens mij op drie punten nog goed naar moet worden gekeken. Ten eerste is er nog het een en ander te regelen rondom de vaste voet. Ten tweede staat er iets in over eventuele toekomstige meevallers en dat moet uiteraard wel in lijn blijven met de begrotingsregels. Ten derde wordt er iets gezegd over 100 miljoen, in te zetten voor koopkrachteffecten ten aanzien van alleenstaande ouders met een uitkering op minimumniveau, en daarvoor moet dekking komen. Op die punten moet er nog nader overleg zijn. Daarom is mijn verzoek aan de heer Van Ojik om de motie aan te houden. Ik waardeer zeer de poging die hij heeft gedaan om tot een constructieve aanpak van dit dossier te komen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben blij dat de minister-president mijn constructieve opstelling waardeert. Ik had natuurlijk gehoopt dat hij vervolgens iets meer zou kunnen zeggen dan: houd haar aan want ik zie op minstens drie punten nog wel bezwaren. Het zou voor mij veel beter nieuws zijn geweest als hij had gezegd: ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik heb die motie ingediend in de hoop dat ze wordt aangenomen, omdat ik vind dat er een urgent maatschappelijk probleem bestaat, waaraan iets moet gebeuren. Ik zal ingaan op het verzoek van de minister-president om haar aan te houden. Ik houd dus de motie aan omdat ik geen belang heb bij een motie die nu wordt afgewezen, maar "aanhouden" zal in dit geval niet betekenen "op de lange baan schuiven". Er moet echt heel urgent iets gebeuren. Minister Rutte: Nogmaals dank aan de heer Van Ojik voor de constructieve opstelling. De voorzitter: Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor, zijn motie (33750, nr. 8) aan te houden. Daartoe wordt besloten. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat het kabinet slechts "aanhouden" zegt over deze motie, vind ik een ongelooflijk slap verweer tegen deze motie, die een dekking heeft die gewoon niet kan. Wat voor beeld geeft dit nu van een coalitie, waarbij de ene coalitiepartner gewoon een beetje feest viert in plaats van echte dekkingen te vinden, terwijl de hele oppositie alles doet om dit wel te doen en er met ons moet worden gepraat, en vervolgens niet de dekkingen van de coalitie worden gebruikt? Ik vind dit onbegrijpelijk. Minister Rutte: Ik dacht dat ik de heer Buma op dit punt gelijk had gegeven. Er staat inderdaad een dekking in de motie die aan kracht kan winnen, om het voorzichtig te zeggen. (Hilariteit) Minister Rutte: Er staat iets in over mogelijke toekomstige meevallers en inderdaad, de motie in deze vorm zou nivellerend uitpakken en niet neutraal, als je niet ook iets doet op het terrein van de vaste voet. Op drie punten heb ik dus suggesties gedaan. Het zou mijn suggestie zijn, en ik begrijp dan de heer Van Ojik die overneemt, om te komen tot een motie die sterker is. Nogmaals, ik waardeer de inzet zeer. Ik kom bij de moties van de heer Krol. Om te beginnen de motie op stuk nr. 9 over de maatregelen betreffende het koopkrachtpakket waarbij mensen met een vergelijkbare inkomens- en vermogenspositie, ongeacht leeftijd, vergelijkbare koopkrachteffecten ondervinden. Deze motie ontraad ik. We hebben vandaag enkele keren, ook net nog, gesproken over IBO 65+. Daaruit blijkt dat ouderen met een vergelijkbare inkomenspositie meer inkomensondersteuning ontvangen dan 65-minners. De motie is ook onuitvoerbaar omdat er grote verschillen tussen huishoudens met hetzelfde inkomen bestaan. Het kabinet staat voor een evenwichtig koopkrachtbeeld en zet zich daarvoor ook in. In de motie van de heer Krol op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht, af te zien van verdere lastenverzwaringen. Ik stel voor die motie aan te houden, dit voorstel is namelijk onderdeel van de discussies die wij vandaag in de Kamer hebben gevoerd, en te bezien hoe dit debat zich verder ontwikkelt. Ik kom op de motie op stuk nr. 11, de derde motie van de heer Krol, waarin wordt gevraagd om ook andere banken aan te moedigen tot het laten vervallen van boeterentes. SNS heeft aangegeven daartoe bereid te zijn en ABN AMRO kijkt naar de mogelijkheden. Deze motie is ondersteuning van beleid en juich ik toe. In de laatste motie van de heer Krol, op stuk nr. 12, wordt de regering verzocht, te garanderen dat er voldoende tijd overblijft tussen wetgeving en ingangsdatum. Daarbij gaat het om allerlei zaken die te maken hebben met de AWBZ. Ik ontraad deze motie omdat wij geen uitstel willen van de overheveling. Dat zou leiden tot besparingsverliezen. Wij zorgen voor voldoende tijd voor de voorbereiding door gemeenten. De Kamer zal dit najaar de wetsvoorstellen ontvangen voor de nieuwe Wmo, met de langdurige intensieve zorg. Als de Kamer deze tijdig wil behandelen, hebben gemeenten voldoende voorbereidingstijd. De heer Krol (50PLUS): Ik zal het de minister-president deels gemakkelijk maken. Mijn eerste motie, uw motie op stuk nr. 9, wil ik aanhouden. Mijn motie op stuk nr. 10 wil ik ook aanhouden. De moties op stuk nr. 11 en stuk nr. 12 handhaaf ik. De voorzitter: Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn moties (33750, nrs. 10 en 9) aan te houden. Daartoe wordt besloten. Minister Rutte: Ik kom aan het slotwoord van mijn betoog. Deze algemene beschouwingen stonden in het teken van de begrotingsvoorstellen van het kabinet, maar evenzeer in het teken van de voorstellen en tegenbegrotingen van verschillende fracties in het parlement. De aanduiding "tegenbegroting" doet onvoldoende recht aan de positieve intenties die ik bij vele fracties heb geproefd. Men beseft dat wij er met elkaar uit moeten komen in het belang van Nederland. Het kabinet waardeert de bereidheid, een open en constructief overleg te voeren om te komen tot een goed en breed gedragen resultaat. Het kabinet heeft gisteren en vandaag duidelijk willen maken hiervoor open te staan. Tegelijkertijd heeft het in alle eerlijkheid ook gezegd waar grenzen in zicht komen. In ons parlementaire stelsel van evenredige vertegenwoordiging zijn de spelers zich bewust van hun verantwoordelijkheid en nemen zij die ook. Dat geldt voor het kabinet, dat geldt voor de fracties, maar dat geldt ook voor het parlement als geheel. Het zit evenzeer in de genen van onze samenleving dat we elkaar nodig hebben en weten te vinden bij zaken die ons allen aangaan. Iedereen weet dat geen enkele persoon, partij of instelling het alleen voor het zeggen heeft. Dat is maar goed ook. Deze algemene politieke beschouwingen zijn gevoerd op het scherpst van de snede. Ik heb mogen vaststellen dat er in de Kamer realiteitszin heerst over het feit dat we de zaken niet op hun beloop kunnen laten. Het kabinet zal in de geest van dit debat, en met respect en waardering voor de voorstellen die zijn gedaan, het overleg met de Kamer voortzetten bij de komende behandelingen van wetsvoorstellen, hoofdstukken van de rijksbegroting en alle andere zaken die aanhangig worden gemaakt. Mevrouw de voorzitter, via u dank ik de Kamer zeer voor dit debat. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik dank de minister-president voor zijn bijdrage. De heer Roemer (SP): Voorzitter, we hebben volgens mij nog geen besluit genomen over het eventueel een week uitstellen van de algemene financiële beschouwingen. De voorzitter: Nee, maar dat gaan we ook niet in deze plenaire vergadering doen. De heer Roemer (SP): Toch lijkt me dat wel handig, want de eerstvolgende regeling van werkzaamheden is dinsdag. Die dag staan ook de algemene financiële beschouwingen gepland. De voorzitter: Het definitieve schema is nog niet vastgesteld. Dat doen we op de gebruikelijke wijze. Morgen gaat er dus een nieuw schema rond, of niet. Daarover gaan we dus gewoon even bellen. De heer Roemer (SP): Voorzitter, dan maak ik er maar een punt van orde van. De voorzitter: Oké. Ik vertaal uw verzoek als volgt. U stelt de Kamer voor … De heer Roemer (SP): Ik wil duidelijkheid. Worden de algemene financiële beschouwingen volgende week dinsdag gehouden? Van mij hoeft het niet, maar als een Kamermeerderheid dat wel wil doen, dan houden we ze. De voorzitter: U wilt dat ik de Kamer het verzoek voorleg om volgende week geen algemene financiële beschouwingen te houden. Of wilt u dat we ze dan juist wel houden? Ik moet dit even duidelijk van u horen. De heer Roemer (SP): Ik snap dat, voorzitter. De algemene financiële beschouwingen staan gewoon voor volgende week op de agenda. Ik hoor nu de minister-president daarover suggesties doen. Maar hij gaat niet over de agenda van de Kamer, want daarover gaat de Kamer zelf. Ik weet niet of er partijen zijn die er behoefte aan hebben om de algemene financiële beschouwingen een week uit te stellen. De woordvoerders van de partijen die daaraan behoefte hebben, zouden nu moeten opstaan. Ik heb zelf geen voorstel. Ik wil echter wel helderheid hebben. De financiële woordvoerders moeten immers weten waar ze aan toe zijn. De heer Zijlstra (VVD): Volgende week dinsdag beginnen we met de algemene financiële beschouwingen. Dat lijkt mij wat kort dag worden. We moeten immers bekijken waar we elkaar kunnen vinden. De VVD heeft daarom geen enkel probleem met het voorstel om ze een week uit te stellen. Het lijkt ons zelfs functioneel om dat te doen, gehoord wat er vandaag is gewisseld. Laat dat helder zijn. De voorzitter: De heer Zijlstra doet dus het verzoek om de algemene financiële beschouwingen niet volgende week te houden, maar een week later. Dat verzoek leg ik de Kamer voor. Is er steun voor dit voorstel? Ik verzoek de deelnemers aan dit debat, daarover een expliciete uitspraak te doen. De heer Samsom (PvdA): Knikken is niet voldoende, voorzitter? Ja, ik steun dat verzoek. De voorzitter: Knikken kan niet in de Handelingen worden opgenomen, mijnheer Samsom. De heer Krol (50PLUS): Er is al een meerderheid voor het voorstel, maar ik steun het verzoek graag. De voorzitter: Er is dus in ieder geval al een meerderheid voor dit voorstel. Hierbij is dus door de Kamer besloten dat de algemene financiële beschouwingen een week worden uitgesteld. Morgen gaat er een nieuw schema rond voor de debatten van volgende week. Men heeft mij verzocht om de vergadering een half uur te schorsen voor de stemmingen, maar ik merk nu aan de leden dat men dat te lang vindt. We gaan om tien uur stemmen. De vergadering wordt van 21.45 uur tot 22.00 uur geschorst. Aan de orde is de voortzetting van de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2015 (34000).  De voorzitter: Het woord is aan de heer Roemer.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Wat is Nederland? Die vraag moeten wij ons vandaag stellen. Voor mij is Nederland een land waar mensen de mogelijkheid hebben om zichzelf te ontwikkelen door goed onderwijs en door uitdagende kunst en cultuur. Een land waar wij voor elkaar zorgen en naar elkaar omkijken, waar mensen goede zorg hebben en fatsoenlijke pensioenen. Een land waar mensen kunnen rondkomen en waar politici niet alleen bezig zijn met geld en cijfers, maar met een betrouwbare overheid die de verantwoordelijkheid neemt voor de hele samenleving. Maar dat Nederland dreigen wij steeds meer te verliezen.  Ik zie hoe jongeren niet worden opgeleid maar te vaak naar een diploma worden gejaagd, dat kunst en cultuur niet meer zijn dan bezuinigingsposten, en hoe "eigen verantwoordelijkheid" wordt misbruikt om noodzakelijke zorg aan zieken te onthouden en ouderen een fatsoenlijke oude dag te ontnemen. Ik zie een land waar de groeiende private rijkdom meer gepaard gaat met publieke armoede.  Vorig jaar zijn er weer meer miljonairs bijgekomen en niet zo'n klein beetje ook. En bijna net zo hard als het vermogen van deze miljonairs steeg, steeg ook het aantal kinderen dat in Nederland opgroeit onder de armoedegrens. Het aantal mensen dat afhankelijk is van de voedselbanken, is in een jaar tijd met 30% gestegen. De 2% rijkste Nederlanders bezit een derde van alle vermogen, terwijl 60% van de Nederlandse huishoudens helemaal geen vermogen heeft of zelfs in de schulden zit.  De laagste inkomens moeten keer op keer het meeste inleveren. Dat liet het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week weten. Sinds vorige week weten wij ook dat het kabinet deze trend niet zal keren. De hogere inkomens krijgen er het meeste bij, terwijl een alleenstaande ouder met kind in de bijstand, meer dan €300 per jaar moet inleveren. Dat geld hebben zij niet eens.  Erkent de premier dat zijn plannen tot een onaanvaardbare stapeling van kosten leiden bij onder andere chronisch zieken, ouderen en gehandicapten? Is het geen grof schandaal dat het woord "armoede" in de troonrede van dit kabinet niet één keer voorkomt? Niet één keer! En dat met de PvdA in de regering. Meer dan een miljoen mensen in Nederland en zo'n 400.000 kinderen die in armoede moeten opgroeien, zijn blijkbaar geen issue om in de troonrede te noemen.  De ongelijkheid in ons land neemt snel toe. Overal zie je de tweedeling groeien. Wie nu wil gaan studeren, moet zich diep in de schulden steken. Wie ouder wordt, ziet ieder jaar een stukje van zijn pensioen verdampen. Ouderen met AOW of met een klein pensioentje gaan er fors op achteruit.  Het kabinet komt met beleid waar niemand iets van snapt. De zorg krijgt harde klappen, maar toch gaan de premies mogelijk omhoog. Meer dan een miljoen mensen kunnen de zorgkosten niet langer betalen. Ouderen worden gedwongen om langer door te werken, terwijl nog altijd meer dan 15% van de jongeren werkloos thuis is. De koopkracht is jaar op jaar verlaagd, terwijl voor economisch herstel verbetering van de koopkracht zo hard nodig is.  Wat betreft de lastenverlaging, nu de feiten op tafel liggen blijkt dat tegenover de zogenaamde belastingverlaging van het kabinet, juist een belastingverhoging staat. De inkomstenbelasting gaat volgend jaar niet omlaag, zoals de coalitie en de nepoppositie hebben rondgebazuind, nee, die gaat juist omhoog. Het tarief in de eerste schijf wordt verhoogd. Dat is ongunstig voor de koopkracht van alle huishoudens, schrijft het Centraal Planbureau letterlijk. Kan de minister-president toegeven dat met het voortdurend lekken van foute informatie, mensen op het verkeerde been zijn gezet? Is hij bereid deze verhoging om te zetten in een verlaging, zoals de bevolking wekenlang is voorgehouden?  Het kabinet roept ook schaamteloos dat er 100.000 banen bij komen, terwijl het beleid dat niet bevordert en er geen enkel geloofwaardig plan onder ligt. Het tegendeel zien we wel: tienduizenden banen gaan verloren in de zorg, maar ook in de bouw. Rechters in Nederland luiden de noodklok. 2016 wordt volgens hen een rampjaar, als alle bezuinigingen op de rechtsstaat en de rechtszekerheid doorgaan. Steeds meer burgers wordt onrecht aangedaan, maar steeds meer mensen kunnen het niet meer betalen om hun recht vervolgens te halen. Onze rechtsstaat lijdt onder deze bezuinigingen. De rechtsbescherming van gewone mensen loopt daarmee gevaar. Ouderen worden gedwongen om langer thuis te blijven wonen. Dat is wat anders dan een vrije keuze. Voor hen is er geen plek meer in een verzorgingshuis. Tegelijkertijd breekt het kabinet de thuiszorg af. Dit alles kan niemand uitleggen, maar wellicht kan de premier het nog één keer proberen. Het zijn maatregelen die de tweedeling in ons land nog verder vergroten en ervoor zorgen dat mensen cynisch worden.  De heer Wilders (PVV): Collega Roemer heeft inderdaad gelijk dat het schandalig is dat de mensen geen toegang meer krijgen tot het verzorgingshuis. Wie schetst nou mijn verbazing: de afgelopen dagen zien we dat het kabinet, staatssecretaris Teeven, massa's asielzoekers in die verzorgingshuizen wil plaatsen. Dus onze eigen ouderen, die ons land hebben opgebouwd en grootgemaakt, krijgen geen plekje meer in dat verzorgingshuis, en die asielzoekers moeten er nu in worden geplaatst. Wat vindt de heer Roemer daarvan?  De heer Roemer (SP): Het feit dat verzorgingshuizen leeg komen te staan door fout beleid van het kabinet, wijs ik ten stelligste af. Heel veel mensen zitten te wachten op een plek. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug. De tegenstelling die u maakt, met mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en ellende, werp ik verre van mij. Als er mensen op de vlucht slaan, moeten wij die mensen om humanitaire redenen helpen, het liefst zo goed mogelijk in de regio rond waar zij vandaan vluchten. Maar als ze hier zijn, laat ik ze niet onder een brug liggen om te creperen, maar zorg ik voor een fatsoenlijke opvang en een fatsoenlijke, snelle procedure, zodat we kunnen weten of mensen terecht hier zijn en niet terug kunnen; of wel terug kunnen, en dan brengen we ze terug.  De heer Wilders (PVV): Dat is dan helder voor al die SP-kiezers die nu naar de televisie kijken. De heer Roemer zegt dat hij het jammer vindt dat die ouderen geen toegang krijgen tot de verzorgingshuizen, maar hij vindt het een geweldig idee dat die nu worden bevolkt door de asielzoekers. De heer Roemer zei net letterlijk: als het niet in de regio kan, willen wij ze opvangen; dus laten ze dan maar naar die verzorgingshuizen gaan. Ik wil de heer Roemer het volgende voorhouden. Als we eens zouden stoppen met mensen naar Nederland halen, als we onze grenzen eens zouden sluiten, weet hij dan hoeveel geld er zal zijn, niet alleen voor het indexeren van de pensioenen van die ouderen, maar ook om die verzorgingshuizen open te houden? De SP zegt: kom maar binnen allemaal, ga maar in dat verzorgingshuis. De SP breekt de boel daarmee af.  De heer Roemer (SP): Het is altijd moeilijk om vergelijkingen te maken die gevoelig zijn, maar in het verleden zijn er meer mensen, ook in deze regionen, door oorlog en ellende op de vlucht geslagen. Ook mijn eigen ouders. Die waren verdomd blij dat er op dat moment mensen waren die niet dachten "oei, ik heb het al zo moeilijk", maar er een bordje bij schoven, waarmee ze waren geholpen. Als er mensen in nood zijn, waar ook in de wereld, voel ik mij verplicht om die mensen humanitaire hulp te bieden; het liefst zo goed mogelijk in de regio. Ik ben in kampen geweest waar vluchtelingen zaten en dacht toen: dat mag wel een tandje meer en beter. Wij halen geen mensen. Maar als mensen hier zijn, hebben zij recht op een fatsoenlijke procedure, meneer Wilders, en als die procedure gaande is, hebben zij recht op een humane opvang. Daar sta ik voor; nu, morgen en ook over tien jaar.  De heer Wilders (PVV): Dus de SP — ik kan niet anders dan het nog een keer samenvatten — wil die asielzoekers gewoon in de verzorgingshuizen, waar de bejaarden uit gaan. Laat ze inderdaad lekker in de regio blijven, of anders naar Griekenland, Malta of Cyprus gaan. Van de laatste tien jaar hebben we in dit jaar een recordaantal asielzoekers. Het kabinet besteedt al bijna een half miljard extra aan hen. Ik snap het niet. Ik zeg daarom tegen de heer Roemer: stop daarmee, geef dat geld niet aan de asielzoekers, laat ze niet allemaal naar Nederland komen — alleen in de eerste helft van het jaar waren het er al 16.000 — maar geef dat geld aan de ouderen. Volgens mij vinden ook heel veel SP-kiezers dat. Dat is hoe het hoort: de ouderen van Nederland boven de asielzoekers. Ik schaam me er niet voor om te kiezen voor de Nederlandse ouderen, maar de heer Roemer blijkbaar wel.  De heer Roemer (SP): Het is duidelijk waar u zich niet voor schaamt. Dat is heel duidelijk. Dat hebben we net ook al gehoord. Waar het om gaat, is dat u een tegenstelling creëert, alsof het een ten koste gaat van het ander. Dat gaat niet zo. In ons beleidsprogramma bezuinigen wij daar niet op, mijnheer Wilders. U maakt verschil waar het gaat om mensen in nood; als ze van heel ver weg komen, wilt u ze laten creperen. Ik niet.  De heer Wilders (PVV): Weet u wie de mensen in nood zijn? Dat zijn de ouderen van Nederland. Ik ben gekozen, ik ben een volksvertegenwoordiger …  De heer Roemer (SP): En die mensen laat ik ook niet in de steek.  De heer Wilders (PVV): Volgens mij, als ik even mag uitpraten, omstebeurt, bent u ook gekozen door de Nederlandse bevolking. Wij hebben als prioriteit ónze ouderen van Nederland, niet de ouderen uit Syrië of Irak. Hoe erg het ook is wat daar gebeurt, laat ze daar in de regio hun problemen oplossen en opvang regelen. Dat hoeft niet hier. Kies voor de Nederlandse ouderen. Het is onvoorstelbaar dat de leider van de SP hier in de Tweede Kamer zegt: de ouderen eruit en de asielzoekers in de verzorgingshuizen. U moet zich doodschamen!  De heer Roemer (SP): Als er één partij is in Nederland die het jaar in jaar uit, vanaf 1994 dat we in de Kamer zitten, opneemt voor goede zorg, dan zijn wij het. Ik zou nu haast iets vervelends zeggen, maar laat ik er maar boven blijven staan. Ik ga nu maar gewoon verder met mijn betoog.  Het zijn diverse maatregelen van het kabinet die de tweedeling in ons land nog verder vergroten. Dat zorgt ervoor dat mensen cynisch worden. Mensen verliezen het vertrouwen in de politiek dat die er is om de problemen op te lossen. Mensen verliezen het vertrouwen dat de politiek er ook is voor hen. Het kabinet is het contact met de samenleving kwijt. Het gaat nog alleen over cijfers en niet meer over mensen. Hoop op verandering, perspectief op verbetering, het kabinet biedt het nauwelijks. Dat is een bewuste keuze voor grote verschillen en minder solidariteit. Een verarmingspolitiek die door deze coalitie blijkbaar wordt omarmd. Niet voor niets wordt minister Dijsselbloem binnen de VVD met trots de beste VVD-minister in het kabinet genoemd. Het kan en het moet beter.  De voorzitter: Mijnheer Slob wil graag een vraag stellen.  De heer Slob (ChristenUnie): Cynisme moet natuurlijk altijd bestreden worden en daarom heb ik een vraag aan de leider van, wat hij zelf noemt, de echte oppositie; het ging trouwens zo-even plezierig in de echte oppositie onderling, maar dit even terzijde.  U hebt een aantal kritiekpunten op de begroting. U mist een aantal zaken. U noemde onder andere armoedebestrijding. Ik heb echter nog helemaal niets gezien van de SP als het gaat om een tegenbegroting, doorberekend door het CPB. Ik heb wel iets gezien van GroenLinks. Respect daarvoor, een kleine fractie met drie, vier leden, hard gewerkt. Uw fractie is vele malen groter en leidt de oppositie, want u staat hier als eerste. Zien we nog iets tegemoet?  De heer Roemer (SP): Ik heb sowieso in mijn hele betoog straks nog heel veel voorstellen. Dus terecht dat u ernaar vraagt; u zult er straks een heleboel horen. We hebben ook voorstellen, die we de komende dagen onder elkaar zullen zetten, als een soort tegenbegroting. Zal die uiteindelijk doorgerekend worden door het Centraal Planbureau? Nee. We hebben uiteindelijk, op het allerlaatste moment moeten besluiten om daarmee te stoppen omdat het Centraal Planbureau alleen maar zaken wil doorrekenen die eigenlijk een marginale wijziging zijn op het kabinetsbeleid en dan ook nog met een minimum van 100 miljoen. Dat betekent dat de fundamentele wijzigingen die we bijvoorbeeld op het gebied van belastingen en vermogensverschillen willen doorvoeren en stelselwijzigingen in de zorg die eerder overigens door het Centraal Planbureau wel zijn doorgerekend, nu, om welke reden dan ook, niet door het Centraal Planbureau worden meegenomen in een tegenbegroting. Dat slaat natuurlijk het fundament uit onze cijfers. Het Centraal Planbureau blijft daarbij, door cijfers die eerder wel doorgerekend zijn, nu niet mee te nemen. Dan hebben we niets aan zo'n doorberekening. Overigens zetten we ze wel op een rijtje. U kunt ze later ook gewoon zien en krijgen. U zult dan merken dat bijvoorbeeld ten aanzien van het inkomensafhankelijk maken van de zorgpremie, dat wij in het verleden al met drie verschillende varianten door het Centraal Planbureau hebben laten doorrekenen, datzelfde Centraal Planbureau aangeeft dit niet te willen doorrekenen. Ik kan dat niet uitleggen. Als zoiets fundamenteels voor ons niet doorgerekend wordt, dan doen we het maar zonder.  De heer Slob (ChristenUnie): De spelregels van het CPB zijn altijd bekend. Op basis daarvan worden tegenbegrotingen altijd doorberekend. Maar ik constateer dus dat de leider van de echte oppositie de komende tijd de cijfers nog op een rijtje gaat zetten en met een soort tegenbegroting gaat komen. Ik vind dat, eerlijk gezegd, niet heel erg sterk.  Dan wil ik nog een punt naar voren brengen over de armoedebestrijding. Met welke SP hebben we nu te maken hebben? Daar ben ik benieuwd naar. De heer Roemer neemt hier — en dat mag hoor — het kabinet de maat met betrekking tot de armoedebestrijding. Hij doet dat vanuit, zeg maar, de hangmatoppositie. Hij doet dat vanaf de zijlijn. In het land zijn een aantal SP-fracties wel uit de comfortzone gestapt door coalitieverantwoordelijkheid te nemen. In Utrecht, waar de SP in de coalitie zit, wordt een miljoen bezuinigd op armoedebeleid. Kunt u daar niet iets aan doen, mijnheer Roemer?  De heer Roemer (SP): Allereerst ga ik in op de opmerking die de heer Slob maakte over het CPB. Het is niet meer hetzelfde. Er is een koerswijziging bij het Centraal Planbureau, waardoor het dit voor het eerst dus niet doet. Was het zoals vorig jaar, dan hadden we het gewoon laten doorrekenen, zoals we dat bijna alle jaren hebben gedaan. Er is echter een koerswijziging. Om die reden kunnen wij er nu dus niets mee en kunnen we niets anders doen dan dit. De heer Slob moet dit dus niet bij ons neerleggen.  De opmerking die de heer Slob maakte, is natuurlijk heel erg goedkoop. Natuurlijk gebeurt er heel veel in het land. Ik ben er heel blij mee dat wij op zoveel plekken in colleges zitten. Ik had dat heel graag hier ook gedaan. Ik had daar graag bij gezeten, maar dan wel met beleid dat herkenbaar is voor onze achterban en waar ik voor zou kunnen instaan. Natuurlijk kan de heer Slob, zoals ik dat ook kan doen voor zijn of elke andere partij, ergens in het land wel iets vinden wat we in de onderhandelingen net niet voldoende hebben binnengehaald. Kan ik daar wat aan doen? Nee, dat is de lokale politiek. Dat moeten ze vooral lokaal doen. Vind ik overal wel wat van? Ja, zoals de heer Slob dat ook vindt. Ik ga ervan uit dat ze in Utrecht een totaalpakket hebben dat ze heel erg goed aan onze achterban kunnen uitleggen en waardoor onze achterban het idee krijgt dat het met de SP in het college vele malen beter wordt dan zonder. Dat is het criterium.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik constateer dat de SP zich achter het CPB verschuilt om te rechtvaardigen dat er nu geen tegenbegroting ligt. Vorig jaar had de SP er ook geen, al hoor ik de heer Roemer zeggen van wel. De SP had vorig jaar geen doorberekende tegenbegroting. De heer Roemer zei toen letterlijk tegen mij: we hebben ons verkiezingsprogramma nog en dat is nog zo recent, dat het in deze tijd nog wel even kan blijven gelden. Nu verschuilt de heer Roemer zich weer achter de lokale politiek. Hij zegt dat er aandacht moet worden besteed aan armoedebestrijding en dat hij dit mist in de troonrede, maar ondertussen wordt in Utrecht onder de verantwoordelijkheid van de SP een miljoen op armoedebestrijding bezuinigd. Doe daar dan iets aan, mijnheer Roemer.  De heer Roemer (SP): Ik doe daar vooral iets aan door de voorstellen die ik hier doe. Ik hoop dan ook op de steun van de heer Slob wanneer wij moties indienen om de armoede in Nederland eens aan te pakken. Dat zou ook bij u passen, mijnheer Slob.  Het kan zoveel beter door nu te investeren in de bouw en renovatie van huurwoningen. Zet de verhuurderheffing om in een investeringsplicht. Daarmee lossen we de woningnood op, maken we woningen duurzamer en helpen we 80.000 bouwvakkers aan het werk. Dat is een plan dat in de samenleving en door werkgevers- en werknemersorganisaties breed gedragen wordt. Het kan ook door de btw te verlagen en de koopkracht te verbeteren. Daarmee helpen we het midden- en kleinbedrijf en krijgen we de economie echt aan het draaien. Het kan anders als we studenten niet dwingen tot bijbeunen, maar hun de ruimte geven om echt te studeren en er het maximale uit te halen wat erin zit. Het kan anders als we durven te kiezen voor goede thuiszorg door vakmensen, die nu worden ontslagen. Die banen kunnen we redden en de zorg kunnen we verbeteren.  Het tarief van de eerste schijf moet, zoals gezegd, omlaag, terwijl het kabinet dit verhoogt. Dat kan. Het kan echter ook door de allergrootste vermogens een eerlijkere bijdrage te laten leveren en mensen met een gewone spaarrekening te ontzien. Er wordt terecht geklaagd over de steeds maar stijgende lasten op arbeid. Het is toch ongeloofwaardig dat juist de partijen die dit het hardst roepen, die lasten de afgelopen jaren alleen maar hebben laten verhogen? Het percentage dat werknemers in Nederland bijdragen aan belastinginkomsten is de afgelopen jaren steeds verder gestegen. Het is nu zelfs 57%. Waar blijft de verontwaardiging over de nog veel harder dalende belastingen op grote vermogens en grote winsten? Van de totale belastinginkomsten komt in Nederland slechts 13,3% uit belasting op kapitaal. In Europa is dat gemiddeld 20,5%. Hoe is het toch mogelijk dat het kabinet niet komt met een analyse over deze enorme scheefgroei in rijkdom die wij nu in ons land zien? Erkent het kabinet dat de ongelijke vermogensverdeling een probleem is voor ons land? Is de premier het met de SP-fractie eens dat de belasting op arbeid zo hoog is geworden, juist doordat de kapitaalbelastingen voor grote bedrijven stelselmatig zijn verlaagd? Graag krijg ik hierop een reactie.  Ons land is een paradijs voor mensen die veel geld verdienen zonder hun handen vuil te maken. Geld met geld verdienen wordt door het kabinet beloond met belastingvrijstellingen of uitstel van betaling van belastingen. De belasting die geheven wordt op vermogen, treft in de praktijk vooral de kleinere spaarders en de middeninkomens. Zij betalen 1,2% belasting over hun spaargeld, terwijl zij dat nauwelijks aan rente ophalen. Gewone burgers betalen steeds hogere rekeningen omdat de politiek het grootkapitaal in de watten blijft leggen. Ons huidige belastingstelsel is een kopstoot voor de gewone man die de belasting betaalt en een omhelzing voor de vermogende die de belasting het liefst wil ontwijken. Dit belastingstelsel is onhoudbaar en dat weet de premier ook. Graag krijg ik hierop een reactie.  Sinds onder de paarse coalities het marktdenken is geïntroduceerd in de publieke sector, is een cultuur ontstaan van peperdure schaalvergrotingen en immoreel graaigedrag, een managerscultuur en een wantrouwen tegenover de mensen op de werkvloer. Dat heeft geleid tot veel bureaucratie en veel frustratie. Er is een enorme hervorming nodig om dit eruit te krijgen. Dan pas kun je spreken van een publieke sector die de samenleving dient, die betaalbaar is en blijft, die is gebaseerd op solidariteit en vertrouwen en die hoopgevend is voor alle mensen die dat nodig hebben. In welk soort land komen wij terecht als ouderen niet meer kunnen rekenen op de zorg die zij nodig hebben? Is dat een land waarin tienduizenden ouderen op de wachtlijst staan voor een plek in een verzorgingshuis terwijl tegelijkertijd massaal verzorgingshuizen worden gesloten? Het kabinet noemt deze mensen wenswachtenden. Je moet maar durven om mensen zo weg te zetten en problemen zo weg te moffelen. Wat vindt de premier nu eigenlijk van deze term?  De SP staat voor goede zorg voor iedereen die dat nodig heeft. Daarom doen wij al jaren, jaar in, jaar uit, voorstellen om de kwaliteit te verbeteren, de kosten in de hand te houden en de bureaucratie te schrappen. Met ons voorstel voor inkomensafhankelijke premies wordt de zorg betaalbaar voor iedereen. Met ons voorstel om artsen in loondienst te brengen, besparen we flink op de kosten. Met het voorstel om de farmaceutische industrie aan te pakken, worden geneesmiddelen fors goedkoper. De SP stelt voor om de winsten van zorgverzekeraars af te romen. Die boerden namelijk weer goed in 2013 en maakten bijna 1,5 miljard euro winst. Het eigen risico raakt mensen fors, en straks nog harder als het stijgt naar €375.  Steeds meer mensen mijden de zorg, waardoor het uiteindelijk alleen maar duurder wordt. Ik noem een vrouw die haar kiezen moet laten trekken, maar dat alleen kan betalen door haar vakantiegeld eraan op te maken. Ik noem een ouder echtpaar, beiden afhankelijk van medicijnen, maar hij gaat niet meer naar de huisarts. Samen zitten ze in een betalingsregeling bij Menzis. Wij kregen honderden voorbeelden die allemaal hierop lijken.  Waar de zorg wordt afgebroken, moeten de mantelzorgers die zorg overnemen. Maar ook die worden door deze coalitie hard gepakt. Ze moeten nog meer zorgen voor anderen, terwijl velen al overbelast zijn. Mensen die zorgen voor anderen, moeten daar ook voor inleveren, ook financieel. Mensen die de gevolgen van de bezuinigingen op de zorg willen opvangen, wordt dat vrijwel onmogelijk gemaakt. Is dit de samenleving die de premier voor ogen heeft?  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer verweet zojuist partijen een verkeerde voorstelling van zaken te geven. We krijgen nu voor de zoveelste keer iets te horen over de bezuinigingen op de zorg. Zou de heer Roemer mij kunnen schetsen hoe het budgettair kader van de zorg zich sinds 2012 tot het einde van deze kabinetsperiode ontwikkelt?  De heer Roemer (SP): Als de heer Pechtold bedoelt dat er minder meer wordt uitgegeven, dan is dat waar. Maar als je kijkt naar de mensen die het betreft, dan zijn dat voor die mensen harde bezuinigingen. Mensen zien de thuiszorg verdwijnen vanwege een bezuinigingsoperatie die vanuit het land is ingegeven. Daardoor zijn mensen thuiszorg kwijtgeraakt. Mensen moeten verplicht verhuizen omdat hun verzorgingshuis wordt gesloten, en dat is het gevolg van een bezuinigingsbeleid dat is ingezet door het kabinet. De heer Pechtold mag er een woordspelletje van maken. Hij mag ook vinden dat het kabinet zegt: we geven altijd meer uit, alleen wordt het nu wat minder meer. Ik wil graag met hem een "Lingootje" spelen, maar de mensen voelen gewoon keihard dat ze niet meer krijgen wat ze nodig hebben.  De heer Pechtold (D66): Ik doe niets af aan Lingo of woordspelletjes, maar ik stel een heel concrete vraag. Wij hebben de stukken allemaal weer gekregen. Ik vond het interessant om die te zien. Ik vraag gewoon om getallen. Wat is nu de ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg vanaf 2012, toen het kabinet startte, geprognosticeerd tot 2017, wanneer dit kabinet zou weggaan? Wat is het verschil en over welke getallen in de rijksbegroting hebben we het?  De heer Roemer (SP): Wat wil de heer Pechtold nou met deze vraag? Wat is dit nou voor flauwekul!  De heer Pechtold (D66): Een antwoord!  De heer Roemer (SP): Wat is dat nou voor een antwoord! Dit is toch helemaal geen discussie?  De heer Pechtold (D66): Als de heer Roemer de cijfers niet paraat heeft, dan lever ik die graag. Het gaat van 64 miljard naar 71 miljard. Het bezuinigen op de zorg betreft hervormingen die ervoor zorgen dat de volgende generaties ook kans hebben op kwalitatief goede zorg. Er wordt 7 miljard extra uitgegeven aan de zorg. Als de heer Roemer anderen verwijt dat zij spelen met getallen, want daar begon hij mee, dan moet hij zijn eigen cijfers paraat hebben en moet hij erkennen dat er dadelijk jaarlijks 7 miljard meer wordt uitgegeven aan de zorg.  De heer Roemer (SP): Ik heb de cijfers paraat. Dat betekent dus dat wij de afgelopen jaren bijvoorbeeld 70 miljard meer aan AWBZ-premie hebben binnengehaald, die niet aan de zorg besteed is. Een Kamermeerderheid heeft sinds de laatste belastingwijzigingen immers besloten om dat geld aan andere zaken te besteden. Dat zijn de harde cijfers. De harde cijfers voor de mensen thuis zijn dat de bezuinigingen, het minder meer uitgeven, op het bordje komen van de mensen die de zorg het hardste nodig hebben. De thuiszorg wordt afgebroken en er verdwijnen 35.000 banen. Daar komen de bezuinigingen terecht. De heer Pechtold stelde een terechte vraag. Ik heb ook aangegeven hoe wij de kosten binnen de perken willen houden. Ik heb zojuist een heel rijtje gegeven. Later in mijn betoog, komen er nog meer voorstellen. Wij zijn dé partij die voortdurend met voorstellen komt voor de manier waarop de zorg betaalbaar kan worden gehouden, maar ook toegankelijk voor iedereen. Daar zit 'm het verschil met de partij van de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer doet aan bangmakerij. Hij zet in de krant: "De mensen thuis zitten te janken." Hij vertaalt dat hier met zulke gevoelens alsof hij namens die mensen spreekt. Op het moment dat ik hem over de zorg, waarvan de kwaliteit en de toegankelijkheid ook voor mijn partij vooropstaan, vraag hoe de uitgaven van de rijksoverheid zich ontwikkelen, kent hij eerst de getallen niet.  De heer Roemer (SP): Ik ken de getallen donders goed.  De heer Pechtold (D66): Mag ik mijn punt maken? Hij kent eerst de getallen niet en vervolgens gaat hij met afbraakbeleid en stevige termen de mensen nog verder bang maken. De zorg is een van de grootste uitgaven van de rijksoverheid. Dat past bij de beschaving van Nederland. Keer op keer vertaalt hij alleen maar gevoelens, terwijl hij zelf niet eens een begroting heeft die is doorgerekend is en waarmee hij laat zien waar die 10 miljard extra dan vandaan komen als er niets zou gebeuren. Dat levert de heer Roemer hier niet. Of haalt hij het weer bij het onderwijs weg, zoals de vorige keer? Toen wilde hij 1 miljard bij het onderwijs weghalen. Dat vind ik nog steeds een heel slecht punt.  De heer Roemer (SP): Meer bij de studenten weghalen en ze op kosten jagen, dat is lekker. Nee, het is een volstrekt foute voorstelling van zaken van de heer Pechtold. Dat neem ik hem ook kwalijk. Want als er één partij is die voortdurend, vanaf 1994, op alle terreinen in de zorg heeft aangegeven hoe het eerlijker, efficiënter en beter kan, dan is het mijn partij. De heer Pechtold heeft hier ook wel eens gestaan met een stapeltje en de vraag gesteld "zal ik er een nietje door doen?". Die stapel van mij is twee keer zo hoog. Dat heb ik bij zijn partij nauwelijks gezien voor de zorg.  Wat ik wel zie, is instemming met beleid waardoor 35.000 mensen in de thuiszorg hun baan kwijt zijn. Dat is geen bangmakerij, mijnheer Pechtold, dat zijn harde feiten, dat zijn cijfers. Als wij na één mailtje honderden voorbeelden krijgen van mensen die de zorg mijden, dan is dat geen bangmakerij, dan zijn dat feiten. Als er 800.000 mensen in een betalingsregeling zitten voor de zorgpremie, dan zijn dat harde feiten. Als er 300.000 mensen zijn, over cijfers gesproken, die inderdaad onder bewindvoering staan omdat zij de kosten niet meer kunnen dragen, dan zijn dat feiten. Dat is geen bangmakerij, mijnheer Pechtold. Het zijn harde cijfers. Daar ageer ik tegen omdat ik dat niet wil. Omdat ik ook wil dat de kosten binnen de perken blijven, geef ik keer op keer aan waar de kosten zitten waarop wij kunnen besparen. Bij de farmaceutische industrie, bij de winstmarges van de zorgverzekeraars, die in 2013 1,5 miljard winst hebben gemaakt. Cijfers, mijnheer Pechtold! Dat had u ook kunnen weten!  De heer Pechtold (D66): Maar het belangrijkste cijfer kent de heer Roemer niet. Hij kent wel de cijfers waarop hij probeert een verhaal te bouwen. Maar dat zorgverzekeraars buffers moeten hebben en dat dat belangrijk is, vertelt hij er niet bij.  De heer Roemer (SP): Wat zijn die buffers dan?  De heer Pechtold (D66): Als je anderen de maat neemt en mensen angst aanpraat door te zeggen dat de rijksoverheid minder uitgeeft aan zorg, dan zou je op zijn minst eerlijk moeten vertellen dat er geld bijkomt. Dat zat zelfs gisteren, als u had opgelet, in de Troonrede, of u moet zeggen dat het staatshoofd daar loog, toen hij zei dat er inderdaad in deze kabinetsperiode 6 tot 7 miljard bijkomt in de zorg.  De heer Roemer (SP): Mijnheer Pechtold, nu doet u het weer! Ik blijf dat een leuke zinsnede vinden, die ik eens een keer leen. U zegt hier opnieuw dat het gaat om bangmakerij. Ik weet zeker dat al die mensen thuis die de zorg niet kunnen betalen, die er niet heen kunnen, die er nu van verstoken blijven, zullen zeggen: mijnheer Pechtold, kom eens bij mij thuis kijken. Het zijn mensen die de zorg moeten mijden. Die buffers zijn vele malen hoger dan wij wettelijk hebben bepaald, dus kun je die afromen. U kunt wel nee schudden, maar u weet blijkbaar niet hoe hoog de buffers zijn en wat onze wettelijke normen zijn. 7 miljard hebben de zorgverzekeraars nodig aan buffers. Daar zitten ze boven. In het afgelopen jaar hebben ze 1,5 miljard netto winst geboekt. Mijnheer Pechtold, er is veel geld te halen in de zorg, maar wij staan ervoor dat wij het geld halen waar het zit en niet bij de ouderen, niet bij de thuiszorgmedewerkers en niet bij de mensen die de zorg niet meer kunnen betalen. Dat is het verschil tussen uw partij en de mijne.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter …  De voorzitter: Probeer dit nu af te ronden. Dit is uw laatste keer, mijnheer Pechtold. Mijnheer Roemer, probeert u via mij te antwoorden.  De heer Pechtold (D66): Het komt erop neer dat de heer Roemer zegt: vanaf 1994 vertellen we ... Hij beroept zich daar elke keer op. Als hij wacht totdat de SP 76 zetels heeft, dan kan hij wel in zijn eentje zeggen dat de farmaceutische industrie en de zorgverzekering worden genationaliseerd en dat we alles gaan afromen en van alles gaan doen, maar daar redden wij het niet mee. Dit doet mij overigens aan systemen denken waar ik toch enige angst voor heb. Zorgverzekeraars weten niet wat er op hen afkomt, omdat er op dit moment grote wijzigingen zijn. Ik vind het terecht dat die bedrijven op dit moment buffers opbouwen voor als ze dadelijk in de problemen komen. Maar dat vertelt de heer Roemer er allemaal niet bij. De SP zit hier vanaf 1994, roept vanaf de zijlijn en zegt dat mensen thuis zitten te janken. Als je het zo dramatisch maakt en niet in staat bent om de kwalitatieve, toegankelijke zorg die wij in dit land hebben, te verdedigen en voor de volgende generatie betaalbaar te willen houden, dan kun je hier als eerste spreker staan, maar je komt er nergens mee.  De heer Roemer (SP): Als u weigert om überhaupt te luisteren naar de voorstellen, als u blijkbaar niet het fatsoen heeft om onze voorstellen, doorgerekend en wel, allemaal tot u te nemen, dan wordt zo'n debat wel heel erg lastig. Dan kunt u er een beeld bij schetsen, maar de harde feiten zijn toch echt anders, mijnheer Pechtold.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Roemer (SP): Dat zeggen wij niet alleen. Huisartsen zijn ook woedend over de wijze waarop de minister van Volksgezondheid hun bezwaren tegen de stijging van het eigen risico van tafel veegt. Het kabinet beweert met droge ogen dat bijna niemand zorg mijdt door de hoge kosten van het eigen risico, maar de huisartsen weten dat dit niet de waarheid is. Het omgekeerde is waar. Het kan ook zo veel beter. De SP heeft onlangs laten zien dat geld dat bestemd was voor de zorg, al jaren aan andere dingen wordt uitgegeven. Aangetoond is dat sinds 2001 70 miljard euro aan AWBZ-premies niet naar de langdurige zorg is gegaan. Opeenvolgende kabinetten hebben dit geld aan andere zaken besteed. Ondertussen proberen zij u en mij wijs te maken dat er tekorten zouden zijn in de zorg. We kunnen de zorg betaalbaar houden en menselijker maken — ik doe nog meer voorstellen — bijvoorbeeld door het Centrum indicatiestelling zorg af te schaffen. Dat bespaart zo veel bureaucratie en geeft zorgpersoneel meer zeggenschap. Laten we een einde maken aan de stroom aan keurmerken die de zorg overspoelen. Dat bespaart bureaucratie. Keurmerken voegen immers veel papier maar geen kwaliteit toe. Wat zegt de premier van een duidelijke maximumnorm voor bureaucratie en overhead in de zorg? Is hij bereid om het voorstel dat de SP vorige week samen met de Partij van de Arbeid deed, te omarmen?  Bij de woningcorporaties zijn miljarden verloren gegaan door het winstbejag van enkelen. Dat werd allemaal mogelijk gemaakt door het kabinetsbeleid van marktwerking en uitverkoop. Huurders krijgen te maken met exclusieve huurstijgingen, die ze moeilijk of soms helemaal niet kunnen betalen. Ze teren in op hun spaargeld en gaan niet op vakantie. Te hoge huur is een probleem dat honderdduizenden Nederlanders treft. De armoede onder huurders neemt ook toe. De huizenprijzen zijn fors gedaald en toch moet voor huizen van minder waarde meer huur worden betaald. Kan de minister-president uitleggen waarom dat zo is?  Terwijl de huren fors stijgen, neemt de invloed van de huurders op de woningcorporaties juist snel af. Waarom kunnen huurders niet ingrijpen als types als Erik Staal de corporaties plunderen en er met miljoenen vandoor gaan? Is de premier bereid om vergaande stappen te zetten om huurders meer macht te geven, zodat zij kunnen ingrijpen als bestuurders er een potje van maken?  We moeten onze jongeren voorbereiden op de toekomst, zodat zij verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zichzelf en voor anderen, maar steeds meer jongeren lopen vast. Iemand die van het praktijkonderwijs afkomt, kan geen kant meer op. Voor deze jongeren zijn bijna geen banen meer in de zorg en in de ondersteuning. Die banen zijn steeds wegbezuinigd. Doorstromen naar het mbo kan ook niet meer vanwege de toets voor taal en rekenen. Voor deze jongeren is dat een stap te ver. Naar een sociale werkplaats dan? Die worden op initiatief van het kabinet gesloten. Wellicht de dagbesteding? Die is er na de decentralisatie ook steeds minder. De arbeidsmarkt op? Geen enkele kans. Na hooguit twee, drie jaar tijdelijke contracten zijn ze te duur en uit het zicht van de begeleiding vanuit het praktijkonderwijs. Kan de minister-president jongeren die praktijkonderwijs hebben gevolgd, vertellen hoe het nu verder moet? Kan de premier deze jongeren uitleggen waarom ze nu blijkbaar worden opgeleid voor vooral werkloosheid en armoede? Graag een uitgebreide reactie. Wat is hun perspectief nog?  De lerende economie die het kabinet zegt te willen, komt niet van de grond als we van gemaakte fouten niet willen leren. Het rendementsdenken in het onderwijs zet dan een rem op innovatie. Studenten maar blijven opjagen, is ook geen goed alternatief. Wij jagen ze op om hun opleiding veel te snel af te raffelen. Daarmee krijgen we magnetrononderwijs, snel en smakeloos. Er staan in de begroting zeker plannen die het onderwijs verbeteren. Daar is de SP blij mee. Het grote probleem is echter dat het geld voor deze plannen wordt weggehaald bij de studenten. Ze krijgen geen beurs meer en worden overgeleverd aan een schuldenstelsel. We moeten investeren in het onderwijs, in bijscholing van personeel, in het delen van kennis en in een slimme industriepolitiek, waarbij de overheid bedrijven steunt in een duurzame ontwikkeling. Maar laat studenten studeren voor hun toekomst zonder zich in de schulden te laten steken. Stop die waanzin van het schuldenstelsel.  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer zegt dat we moeten investeren in het onderwijs. Hoeveel staat er dadelijk in de niet doorgerekende tegenbegroting van het onderwijs?  De heer Roemer (SP): Ik kom in tweede termijn met het precieze bedrag, maar er is in ieder geval geen sprake van bezuinigingen. Die mag de heer Pechtold vast in zijn zak stoppen. We halen het geld in ieder geval ook niet bij de studenten, zoals de heer Pechtold dat doet.  De heer Pechtold (D66): We behandelen vandaag de algemene politieke beschouwingen, de begrotingen. Daar bereid je je als fractieleider op voor. Dan gaat het niet om alleen maar holle retoriek. Als je stelt dat de studenten worden gepakt, ze worden dit en ze worden dat, maar dat de SP in het onderwijs investeert, wil ik ook horen hoeveel. Het harde feit is dat de heer Roemer bij de verkiezingen een miljard bezuinigde op het onderwijs. Op dit moment wordt datzelfde bedrag door de minister van Onderwijs vrijgemaakt door de introductie van het studievoorschot. Dankzij de minister van Financiën komt dat bedrag ook al snel beschikbaar. Dat betekent een verhoging met 20% van de budgetten voor het hoger onderwijs. Daar hebben studenten wat aan in contacturen. Daar hebben studenten wat aan als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Als de Socialistische Partij nu stelt dat het wil investeren in het onderwijs, wil ik nu en niet in tweede termijn horen hoeveel.  De heer Roemer (SP): Wij bezuinigen niet op het onderwijs. Die heeft de heer Pechtold vast binnen. De heer Pechtold stelt verder dat de studenten er iets aan zouden hebben, maar een schuldenstelsel is een last voor de studenten, een forse last. Hij belemmert veel studenten om te studeren, om er een tweede studie bij te pakken. Hij belemmert ze om een breed studiepakket te nemen, want elk jaar langer studeren, gaat ze klauwen met geld kosten. Daar kiezen wij niet voor. Daar hebben wij een alternatief voor. Wij bezuinigen niet op het onderwijs. Die mag de heer Pechtold in zijn zak stoppen, maar wij halen het geld ook niet bij de studenten.  De heer Pechtold (D66): In de heilsstaat van de heer Roemer gaat er 10 miljard extra naar de zorg, wordt er geld uitgetrokken voor het onderwijs en de kwaliteit ervan en we zullen dadelijk nog een heleboel zaken horen maar waar het geld vandaan komt, hoor ik niet. Dat is echter wat wij hier deze twee dagen staan te verkennen. De een probeert daar moeilijke keuzen in te maken, maar de ander — en dat verwijt ik de heer Roemer na 20 jaar in de politiek — berekent het niet eens door. De student heeft aan u niets, zeg ik tegen de heer Roemer. Het zijn loze praatjes en papieren beloftes. In de ene zin zegt u: er komt meer geld bij. Als ik doorvraag, zegt u: nee, ze moeten blij zijn dat ik niet bezuinig. Dankzij steun van D66, bijvoorbeeld, komt er extra geld voor het onderwijs. Dat kun je ook voor elkaar krijgen.  De heer Roemer (SP): Geld voor onderwijs weghalen bij studenten is hetzelfde als zorg geven aan mensen en ze het dan zelf extra laten betalen. Daar kies ik inderdaad niet voor. Wij staan met u voor goed onderwijs en daarin investeren wij. Waar betalen wij dat van? Wij hebben tal van voorstellen gedaan en doen dat nog steeds. Wij willen een eerlijker belasting op kapitaal. Wij willen het kapitaal belasten en de belasting op arbeid verlagen. Wij hebben tal van voorstellen gedaan, ook in ons verkiezingsprogramma. Die zijn doorgerekend en toekomstproof en vergrijzingsproof gebleken. Wij maken echter andere politieke keuzes dan de heer Pechtold. Dat is jammer voor hem, maar fijn voor het land.  De heer Zijlstra (VVD): Ik probeer het verhaal van de heer Roemer over onderwijs een beetje te spiegelen aan de zorg. De heer Roemer geeft aan dat hij wil investeren in onderwijs. Na de interruptie van de heer Pechtold bleek dat gelijk te staan aan niet bezuinigen. Volgens die definitie gaat dit kabinet enorm investeren in zorg. Wij gaan namelijk meer geld uitgeven aan zorg. Ik begrijp dat investeren bij de heer Roemer, waarschijnlijk ook als het om zorg gaat, slechts betekent dat er niet wordt bezuinigd. Het kabinet doet meer op het gebied van de zorg. Het kabinet doet ook veel meer op het gebied van het onderwijs. Wij maken keuzes. Aan de heer Roemer vraag ik: welke keuzes maakt u? U koos eerst voor een bezuiniging van 1 miljard op het onderwijs. Gaat u dat weer doen, of niet? Wij kennen uw cijfers niet. Wat betekent het dan als u niet bezuinigt? Betekent dit dan dat u ergens een miljard vandaan haalt om de studenten te compenseren? Waar komt dit dan vandaan? De VVD heeft samen met de PvdA een initiatief omarmd voor beter onderwijs. Het gaat daarbij om de positie van de leraren. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat de leraar weer in zijn kracht komt te staan en niet in een vastgeroeste positie? Gaat u dat soort kwalitatieve verbeteringen ook steunen?  De heer Roemer (SP): Dat laatste zou zomaar kunnen. Wij moeten natuurlijk bezien wat het precies gaat worden, maar het verhogen van de kwaliteit van de leerkrachten steunen wij al jarenlang. Wij vinden dat van groot belang. Leerlingen, studenten, hebben recht op goed opgeleid en gekwalificeerd personeel. Ja, dat steunen wij.  De heer Zijlstra zegt: wij investeren meer in de zorg. Ja, wij geven inderdaad elk jaar met elkaar wat meer uit. Het gaat er echter om, waaraan wij het uitgeven. Als wij keuzes willen maken om de kosten in de hand te houden, is het een politieke keuze waar wij vervolgens het geld vandaan halen. Daarin verschillen wij heel erg van mening. Ik heb u zojuist gezegd waar de meeste belastinginkomsten in Nederland worden binnengehaald. 57% wordt opgebracht door werknemers, terwijl de belasting op kapitaal slechts 13,3% is. Dat is uit het lood geslagen, zeg ik via u, voorzitter, tegen de heer Zijlstra. Wij willen dat inderdaad corrigeren. Wij zijn het braafste jongetje van de klas in Europa als het gaat om het belasten van kapitaal. Het zijn inderdaad politieke keuzes; wij willen daar geld vandaan halen. Daarmee betalen wij de verbeteringen. Binnen de zorg gaat het om verschuivingen die ik zojuist heb aangegeven. Wij halen het geld inderdaad weg bij specialisten, bij farmaceuten en bij bureaucratische instellingen. Ik had eigenlijk verwacht dat ik u aan mijn zijde zou treffen als het gaat om de waanzin van keurmerken en dat soort zaken. Daar halen wij veel geld vandaan, waardoor wij geen verzorgingshuizen hoeven te sluiten en waardoor wij geen thuiszorgmedewerkers hoeven te ontslaan, die straks allemaal in de WW terechtkomen. Dat moet ook betaald worden. Werkloos thuiszitten kost ook geld.  De heer Zijlstra (VVD): Ik constateer dat de heer Roemer eromheen draait. Hij neemt steeds het woord "investeren" in de mond, maar hij geeft daar geen voorbeelden van. Het enige wat hij doet, is verwijten maken aan het kabinet en andere partijen, die wel keuzes maken. Hij zegt "ik wil investeren", maar dat staat gelijk aan niet bezuinigen. Dat vind ik zeer teleurstellend en de SP onwaardig.  De heer Roemer (SP): Ook dat is niet waar. Ook wij komen met een enorm pakket. Dat zult u snel krijgen. Wij zijn dit aan het voorbereiden; u hebt het ook nog niet klaar.  De heer Zijlstra (VVD): We houden hier de algemene politieke beschouwingen. Er ligt een begroting voor. Als je dit soort woorden in de mond neemt, is het toch werkelijk ongelofelijk dat je niet eens kunt zeggen waar jouw investeringen dan liggen en dat je die informatie niet op papier hebt aangeleverd, zodat wij dit debat op basis daarvan kunnen voeren. Als u dit debat serieus wilt voeren, mijnheer Roemer, dan zorgt u ervoor dat er een begroting ligt van de zijde van de SP, voor het debat, zodat wij daarnaar kunnen kijken, in plaats van met dit soort holle woorden zonder inhoud te komen.  De heer Roemer (SP): Ik heb mijn hele betoog niets anders gedaan dan te zeggen waar ik niet op wil bezuinigen en waar ik dat van wil betalen. Het is erg goedkoop om nu te zeggen: je haalt het nergens vandaan. Ik heb voor een heel rij punten in de zorg gezegd waar we het vandaan halen, voortdurend. Als ik voorstel om de belasting op arbeid te verlagen, dan geef ik aan dat ik dat wil betalen door de belasting op kapitaal te verhogen. Dat zijn allemaal alternatieven waar u wellicht niet voor kiest, maar wij wel.  De heer Samsom (PvdA): Ik aarzel een beetje, want het is natuurlijk een Haags spelletje om mensen om een tegenbegroting te vragen, maar ik word daar nu wel een beetje gallisch van. U houdt hier een heel betoog, waarin inderdaad allemaal voorstellen worden gedaan, maar u zegt nergens om hoeveel het gaat en wat u precies wilt doen. Het blijft allemaal hangen. Het blijft gratis bier. Op terechte vragen van de collega's zegt u: er komt straks een tegenbegroting, maar die is nog niet doorgerekend. Laat die doorrekening maar! Dat hoeft niet. Het gaat om uw eigen plannen. Dat CPB is er voor anderen. Het gaat om uw plannen, om uw voorstellen! Waar zijn ze dan? Op welke manier kan ik nu beoordelen of u hier een praatje voor de vaak staat te houden, of dat u hier wellicht constructieve voorstellen doet waar wij over na zouden kunnen denken?  De heer Roemer (SP): Een terechte vraag. Ik heb in mijn eerste termijn al een heleboel voorstellen gedaan, inclusief de cijfers. Ik zei: haal 1,5 miljard binnen op de vermogensbelasting en door een verandering van de vermogensrendementswinsten, dan kunnen we daardoor de belasting op arbeid verlagen. Dat zijn concrete cijfers.  De heer Samsom (PvdA): Van die 1,5 miljard ben ik eerlijk gezegd niet zo onder de indruk. U had het net over vele miljarden die gevonden moesten worden. Waar gaat u die vandaan halen? We hadden het net over het onderwijs. Daar wilt u extra in investeren. Dat is mooi om te horen, maar waar is dat geld dan? U had het over de zorg. Als ik uw betoog volg, wilt u niets veranderen in de zorg, althans u wilt er niet op bezuinigen. Dat betekent dat we toch ergens zo'n 5 à 6 miljard moeten vinden. Waar haalt u dat geld vandaan? Ik wil heel graag met u meedenken, of u met mij of wij met elkaar, maar dan moet u ons wel in staat stellen om een ordentelijk debat te voeren! Als u hier in uw eerste termijn gaat zeggen: ik heb de meest prachtige ideeën, en morgen aan het eind van de middag of in de avond hoort u in mijn tweede termijn wat het is, dan kan ik daar helemaal niets mee.  De heer Roemer (SP): Ik zal er met mijn fractie voor zorgen dat het lijstje er voor de tweede termijn ligt.  De heer Samsom (PvdA): Dat is heel mooi. Nu overvraag ik misschien een beetje, maar dit debat duurt nog wel even, want de heer Zijlstra is straks ook nog wel even bezig, maar als we het in de lunchpauze kunnen doen, dan begin ik daarna aan mijn eerste termijn. Wellicht kunnen we dan nog wat meenemen met elkaar. Dan moet u echter wel even doorwerken. Ik zie dat achter mij in de bankjes van de SP-fractie al druk getypt wordt. De cijfers worden erbij gehaald. Misschien komen we dan ergens.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Ik ga maar door. Nee, ik wil daar toch nog even één ding op zeggen. Nee, ik ga gewoon door. U krijgt de cijfers, mijnheer Samsom, zoals altijd.  Duurzaamheid is een onderwerp dat dit kabinet voor de toekomst van groot belang acht. Duurzame energie, duurzaam voedsel en een duurzame economie zijn zaken die niet in één kabinet geregeld kunnen worden. Het zijn zaken waarmee we nu een begin moeten maken. We zien het nog nergens. Een kabinet dat op cijfers let, moet ook op de toekomst letten. Nederland zit nog altijd op een schamel percentage van 4 aan duurzaam opgewekte energie. Hoe komt dat? In welke sectoren is de weerzin zo groot? Kan de minister-president mij vertellen om welke bedrijven het dan gaat? Hoe krijgt hij ze mee? Laten we zo veel mogelijk duurzame energie lokaal opwekken met zonnepanelen of op andere manieren. Het gaat niet eens om de megawatts, maar om het enorme sociale kapitaal waarmee je familie, je woonblok, je straat, je buurt in zijn of haar eigen energiebehoefte kan voorzien. Investeer dus harder in alternatieve energiebronnen. Geef duidelijk aan waar verliezen kunnen worden tegengegaan. Kom met concrete voorstellen om te voorkomen dat de industrie kolossale hoeveelheden restwarmte loost op open water. Dat zou toch doodzonde zijn. Er moet op dit terrein zo veel meer gebeuren. Wat is de reactie van de premier daarop?  Dan iets heel anders. Nederland is de afgelopen zomer getroffen door een vreselijke aanslag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog een vraag over het vorige blokje. Het is overigens wel grappig om te zien hoe het al of niet hebben van een tegenbegroting een soort toegangskaartje tot het debat wordt. Ik ben benieuwd welke partijen, behalve GroenLinks — de heer Slob refereerde daar al aan — nog meer met een tegenbegroting komen. Dat wachten we af.  De voorzitter: Uw vraag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn vraag. Goed dat u mij daaraan herinnert, mevrouw de voorzitter. Want de heer Roemer heeft weliswaar geen tegenbegroting, maar hij heeft wel een heel mooi lijstje. Dat bestaat uit tien kabinetsplannen, waar een koffertje met een euroteken voor staat en tien SP-alternatieven, met een naar ik aanneem rode tomaat — ik heb het zwart uitgeprint — ervoor. Nou komen de woorden "duurzaamheid", "milieu", "natuur", "energie" of wat dan ook in die tien tomaatjes helemaal niet voor. Als we straks die tegenbegroting van de SP krijgen, conform de toezegging aan collega Samsom, is dat dan anders? Waarom staat bij die tien kennelijk belangrijkste alternatieven voor het kabinetsbeleid niets over "energie", "natuur" en "milieu"? Was het blaadje vol, net als het zaaltje vorige week tijdens de NAVO-top? Of heeft dat een andere reden?  De heer Roemer (SP): Heel leuk: het zaaltje was vol, ja. Wat dat lijstje van tien betreft: het is altijd discutabel wat je aan prioriteiten stelt. Dat ben ik met u eens. Ja, in onze tegenbegroting staan maatregelen, zoals een vergroeningsbelasting. Ja, dat is een inkomstenbron waarvoor wij, net als uw partij, kiezen. Dus ja, die staan daarin. Staan die helaas niet op dit lijstje? Nee, die staan er niet op. Dan hadden we namelijk een erg klein lettertype moeten gebruiken. Maar dat is een terechte opmerking. Straks kan iemand anders opstaan om te vragen waarom er niets over kinderopvang wordt genoemd. Dat is ook ontzettend belangrijk en daar zeggen wij ook een heleboel over, maar niet op dat lijstje van tien. Als je een samenvatting maakt, is dat altijd discutabel en zullen er altijd mensen zijn die vragen: had dat er ook niet op gemoeten? Het eerlijke antwoord is: eigenlijk wel.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Je maakt het er natuurlijk niet beter op door te zeggen: ja, maar kinderopvang staat er ook niet op. Met alle collega's kijk ik uit naar uw tegenbegroting. Maar als je aan het kabinet vraagt om meer te doen aan duurzaamheid en energie — in de tegenbegroting van GroenLinks zijn daarvoor heel forse maatregelen, volgens sommige te forse maatregelen aangekondigd — is de vraag waar de SP zelf mee komt, gegeven het feit dat deze zaken niet bij de eerste tien prioriteiten hoort, wel gerechtvaardigd.  De heer Roemer (SP): U moet dit niet zien als een strak prioriteitenlijstje. Zoals ik al zei is het altijd heel moeilijk te verdedigen waarom het een net even belangrijker is dan het ander. Maar het is een prioriteit, dus zult u daarvan iets terugvinden.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Roemer (SP): Dan iets heel anders. Nederland is de afgelopen zomer getroffen door een vreselijke aanslag. De lange stoet met rouwauto's heeft op ons allemaal diepe indruk gemaakt. De ongelofelijke hoeveelheid mensen die langs de weg de laatste eer bewezen aan de slachtoffers. De bloemen. Het applaus. De juiste stilte. Het zijn beelden die we nooit zullen vergeten. Nederland heeft de slachtoffers van vlucht MH17 een waardig afscheid gegeven na een zo noodlottig verlopen reis. Het kabinet heeft daags na de ramp de juiste prioriteiten gesteld. Daarvoor verdienen de premier en de minister van Buitenlandse Zaken onze complimenten. Het was belangrijk, voor de nabestaanden van de slachtoffers en voor de rest van Nederland.  Deze zomer stond bol van internationale spanningen. Bij iedere strategie die wij voor de regio van het Midden-Oosten bedenken en uitwerken, moeten we heel erg oppassen dat we naar aanleiding van goedbedoelde stappen niet met effecten te maken krijgen die vervolgens veel erger zijn. Dit zijn wijze woorden die minister Timmermans uitsprak tijden het debat over ISIS. Na de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001 hebben de neoconservatieven in de Verenigde Staten kans gezien de macht te grijpen. De haviken kregen president Bush in hun greep. Besloten werd om Afghanistan, een van de armste landen ter wereld, aan te vallen, in eerste instantie met massieve bombardementen en later met militairen op de grond. Het doel: het ontmantelen van de talibanregering en het vernietigen van Al Qaida.  We zijn nu 13 jaar verder. Wat heeft al dat geweld ons opgeleverd? Zijn de mensen daar nu zoveel beter af dat hiermee duizenden doden, gewonden en getraumatiseerden gerechtvaardigd kunnen worden? Niet lang daarna begonnen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk een aanval op Irak, een illegale oorlog onder het valse voorwendsel dat Saddam Hussein zou beschikken over massavernietigingswapens. Irak is nu al meer dan tien jaar een poel van ellende, onder andere veroorzaakt door de diepgewortelde haat tussen de verschillende bevolkingsgroepen.  Beide voorbeelden laten zien dat interveniëren in een land nieuwe en vaak ook hevigere problemen veroorzaakt. Deze voorbeelden laten ook zien dat de bevolking de prijs betaalt, in de vorm van doden en gewonden maar ook in de vorm van vernieling van infrastructuur en voorzieningen. Veel mensen moeten vluchten en komen terecht in erbarmelijke kampen. Er kan geen misverstand over bestaan, hoe verwerpelijk de taliban ook is, en Al Qaida al helemaal, en hoezeer wij ook walgen van IS, de fascistische moordbrigade van het moslimfundamentalisme, de opkomst van IS kan niet worden losgekoppeld van de chaos in Syrië en de systematische achterstelling van soennieten onder Al-Maliki in Irak.  Geschiedenis is een aaneenrijging van oorzaak en gevolg, waarbij alles met elkaar samenhangt. Alles is constant in beweging. Te vaak hebben politici in de recente geschiedenis gedacht dat de wereld maakbaar is. Te vaak is gedacht dat met geweld nieuwe staten met nieuwe verhoudingen konden worden geschapen. Steeds vaker kwamen wij bedrogen uit. Steeds moesten we weer ontdekken dat de wereld net iets ingewikkelder is. IS moet bestreden worden, maar met zo min mogelijk schade. IS moet verhinderd worden rijk te worden door olieopbrengsten. De humanitaire nood moet worden geledigd. We mogen niet meegaan in het steeds verder volpompen van de regio met wapens. Als er aan één ding geen gebrek is, is het wel aan wapens. Terecht heeft de wereldgemeenschap geleerd van het verleden en daarom niet meegeholpen aan bewapening van het verzet in Syrië. Door schade en schande wijs geworden, ziet president Obama af van boots on the ground in Irak en Syrië, van grondtroepen dus. Onze les is dat bij binnenlandse regionale conflicten bescheidenheid, behoedzaamheid en terughoudendheid moeten worden betracht. Veel te vaak is het middel erger dan de kwaal.  Conflicten elders in de wereld leiden ook tot tegenstellingen in onze buurten als extremisten voet aan de grond krijgen en bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgezet. Jarenlang heeft de politiek weggekeken, terwijl de integratie mislukte en de segregatie toenam. Wat heeft de premier geleerd van de snelle radicalisering van mensen, het gemak waarmee zij geïsoleerd raakten van de samenleving en de haat waarmee dat gepaard ging? Een miljoen moslims in Nederland zijn er trots op hier te wonen. Zij willen hier leren, werken en samenleven. Zij willen, net als wij, dat het kabinet geen paniekvoetbal speelt, maar de kleine groep extremisten aanpakt die de problemen veroorzaken. Wanneer gaat het kabinet meer werk maken van het integratiebeleid en eindelijk de segregatie bestrijden? Hoe gaan wij ervoor zorgen dat mensen niet geïsoleerd raken van de samenleving, maar een bijdrage gaan leveren? Waarom komt het kabinet niet met een door ons gevraagd plan om hier samen echt werk van te maken?  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer vraagt vandaag terecht — ik zal dat zelf ook doen — om te kijken naar wat er zich in de wereld allemaal afspeelt. Ik volg al een tijdje de buitenlandpolitiek van de Socialistische Partij en ik hoor nu, kort samengevat, dat wat er in Irak is gebeurd, eigenlijk een gevolg is van het optreden van het Westen; wat er in Afghanistan is gebeurd, is eigenlijk veroorzaakt door het optreden van het Westen. Wat er in Rusland gebeurt, in de Oekraïne, en misschien gaat hij er straks Syrië en Libië aan toevoegen, zijn allemaal interventies van het Westen. De heer Roemer zegt dan: de geschiedenis is een aaneenschakeling van actie en reactie. Als in de vorige eeuw de Amerikanen, de Canadezen en de Australiërs Europa als een regionaal conflict hadden gezien, waar stonden wij dan nu?  De heer Roemer (SP): Die vergelijking is moeilijk te maken, daar hebt u gelijk in. De vergelijking van de ene oorlog en de ene bezetting met de andere, is een heel lastige. Daar moet ik, maar ook u, erg voorzichtig mee zijn. De bezetting van een land is geen intern conflict; dat maakt een vergelijking met Irak al helemaal onmogelijk. Als mensen bedreigd worden door genocide, moeten wij stante pede iets doen. Mensen moesten van de berg worden afgehaald, en het militair ingrijpen daarvoor hebben wij dan ook gesteund. Je moet altijd bij ieder conflict bekijken waar het vandaan kom, wat de voedingsbodem voor het conflict is en welk ingrijpen verantwoord en proportioneel is. Lost dat het conflict op of maakt het de boel alleen maar erger? We hebben een geschiedenis vanaf 2001 in het Midden-Oosten, in Afghanistan, in Irak, in Iran en in Syrië. Ook toen ging men daar naar binnen in de veronderstelling dat Al Qaida uitgerookt kon worden, in de veronderstelling dat de taliban uitgeschakeld kon worden; in de veronderstelling ook dat een land daarna snel opgebouwd zou kunnen worden. De harde werkelijkheid blijkt anders te zijn. Ik wil ervoor waken en er voorzichtig mee zijn dat militair ingrijpen, het gooien van bommen en granaten, zelden of nooit heeft gewerkt om ergens een democratie af te dwingen.  De heer Pechtold (D66): Over dat laatste, het afdwingen van democratie, zijn wij het eens. De geschiedenis verandert, dat zit zo'n beetje in de aard. Het is de heer Roemer die vergelijkt, het is de heer Roemer die gelijkstelt, en ik vraag mij af of de heer Roemer zich ervan bewust is dat oorlogsvoering in deze tijd niet meer iets is van buurlanden alleen. We zien dat heel klassiek nog wel gebeuren aan de randen van Europa, maar ook daarin is de heer Roemer heel terughoudend, zelf als het gaat om sancties tegen Rusland. In de twintigste eeuw vloog men nog niet met burgerluchtvaarttoestellen in civiele gebouwen, zoals we in deze eeuw hebben gezien. Het verandert en dat vraagt van beschaafde welvarende landen om daar niet alleen de noodhulp te lenigen, maar zo nu en dan ook in te grijpen. Ik vraag me steeds meer af waar de grens bij de Socialistische Partij ligt, met name — laten we het daarop toespitsen — bij het conflict in Oekraïne. De heer Roemer steunt niet meer de sanctie, hij steunt niet meer dat we ingrijpen waar twee landen elkaar op klassieke wijze bedreigen en aan landjepik doen.  De heer Roemer (SP): Het is een hele brij aan woorden. Ik zal proberen om een paar dingen eruit te halen die u probeert mee te geven. Allereerst het conflict daar, in het Midden-Oosten. In het verleden werd gedacht dat we Al Qaida konden uitschakelen — het uitroken werd dat genoemd — met massief geweld. Het resultaat is dat er alleen nog maar meer ellende is overgebleven. Bevolkingsgroepen staan er nog verder uit elkaar. Het probleem in Irak is dat één bevolkingsgroep, de soennieten, vanaf dat moment stelselmatig gemarginaliseerd is en overal uitgesloten is. Soennieten die werkten bij de overheid zijn allemaal ontslagen. Dat is natuurlijk een oorzaak, een voedingsbodem geweest. Dit betekent dat je moet werken aan een politieke oplossing daar. Anders zal dat nooit werken. Ik heb begrepen dat de minister van Buitenlandse Zaken dit hier ook gezegd heeft. De vraag is of je dat kunt afdwingen met massief militair geweld. Ik zeg dat we dat niet moeten doen. Er zijn al veel te veel wapens in die regio. Je maakt de boel alleen maar erger. Ik erger mij er ook aan als ik mensen hijgerig hoor roepen: "We moeten maar zo snel mogelijk actief meedoen aan oorlog voeren!" Als dat geen oplossing is, als dat de boel verergert, dan moet je daar veel terughoudender mee zijn dan de emotie de vrije loop laten en zeggen: "Alsjeblieft, mogen wij meedoen met bommen gooien?"  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil nog even terug naar Noord-Irak, want wat daar plaatsvindt is ongelooflijk ingrijpend en afgrijselijk. Het is een religieuze zuivering. Niet voor niets wordt het woord "genocide" daarbij gebruikt. Ik luister heel goed naar de heer Roemer. Ik begrijp de worsteling met de vraag wat nu wijsheid is in zo'n situatie. Vorige week hadden we in de Kamer een groot aantal mensen uit Noord-Irak die tot die minderheden behoren: christenen, yezidi's. Allerlei vertegenwoordigers waren er. Zij spraken een noodkreet uit: "Help ons, want wij willen terug naar onze dorpen, naar Mosul!" Daar zijn duizenden christenen verjaagd. Wat is het antwoord van de SP aan hen?  De heer Roemer (SP): Dat is een terechte vraag, mijnheer Slob. Ik heb dat ook gehoord. Ik heb ook gehoord dat die mensen in hun omgeving met ellende en uitzichtloosheid zitten. Maar ik hoorde de groepen ook een-voor-een vragen om wapens. Bijna het hele rijtje was geweest toen de laatste groep zei: "Maar geef hun vooral geen wapens, want die gaan ze tegen elkaar gebruiken." In diezelfde hoorzitting kwam het gevaar naar boven. Het idee dat wij met het leveren van wapens in het kader van een regionaal conflict een bijdrage zullen kunnen leveren aan stabiliteit, is echt niet waar, mijnheer Slob. De kans is veel te groot dat die wapens tegen elkaar gebruikt gaan worden. De kans is veel te groot dat die wapens in verkeerde handen komen. Kijk naar ISIS. Die strijders hebben allemaal Amerikaanse wapens. Die zijn niet aan ISIS geleverd, hoor, maar via omwegen daar terechtgekomen. Op de Iraakse marktplaats worden ze gewoon verhandeld. Dit moeten we niet met elkaar willen. We moeten naar een politiek van de-escalatie en niet van verdere escalatie. Is dat makkelijk? Nee, dat is het niet. Maar bij eerder ingrijpen in Afghanistan, in Irak, in Libië en in Syrië is gebleken dat ingrijpen met massief geweld zeker de oplossing niet is. Daarom kies ik daar niet voor.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Roemer gaf het voorbeeld dat er om wapens werd gevraagd. Wij en anderen maken daar een afweging in en maken zelf een keuze wat we wel of niet willen doen. Dan is het toch juist heel belangrijk dat we proberen aansluiting te zoeken bij andere landen, die ook zoeken naar mogelijkheden? Soms is dat militair. Ik gaf het voorbeeld al van de berg bij Sinjar, waar die yezidi's vastzaten. Soms moet er diplomatiek gehandeld worden of moet er iets worden gedaan met middelen, maar dan horen wij ons daar toch bij aan te sluiten? Dat moet niet gebeuren met een bepaalde gretigheid van "we gaan even bommetjes" gooien, maar met een gretigheid om recht, gerechtigheid en vrede te bevorderen in dat soort gebieden. Ik zou het zo fijn vinden als de SP ook zou proberen om daar een bijdrage aan te leveren en zij geen terugtrekkende beweging zou maken.  De heer Roemer (SP): Hier maak ik echt bezwaar tegen. Als wij niet meedoen met massief geweld, dan zouden wij terugtreden. Dat is niet waar. Wij maken een andere analyse, op basis van de feiten en op basis van de geschiedenis, en daarvoor mag ook respect worden getoond. Dit is in hetzelfde debat ook aan de orde gekomen. Ik zet het verhaal van de heer Slob op een rijtje. Als er inderdaad met agressie wordt ingegrepen om ISIS te bestrijden, is de kans erg groot dat het geweld zich zal verplaatsen naar Syrië, zoals de minister van Buitenlandse Zaken memoreerde in het debat. Als je ISIS werkelijk wilt uitschakelen, zou je dus ook iets moeten doen in Syrië. Terecht wordt gezegd dat dit niet kan zonder een akkoord van de Verenigde Naties, zonder een volkenrechtelijk mandaat en ook niet zonder toestemming van de regering van Syrië, maar daarmee willen wij niet geassocieerd worden, want daar zit iemand die wij niet willen. De heer Slob geeft dus zelf al aan dat het vrijwel onmogelijk is om wat ons nu wordt voorgespiegeld, op deze manier te gaan doen. Intussen zullen wij zien dat er ontzettend veel burgerslachtoffers zullen vallen en dat de laatste infrastructuur die mensen nodig hebben, nog verder wordt vernietigd. Ik ben dus echt van de lijn dat wij het, hoe moeilijk ook, via de politieke weg zullen moeten doen. Wij zullen de Iraakse regering in Bagdad onder druk moeten zetten om ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de drie grootste bevolkingsgroepen ook werkelijk iets wordt en dat ISIS van binnenuit wordt bestreden. De gedachte dat wij moeten meedoen aan oorlog voeren omdat een grote groep uit Amerika dat vraagt, is echt verkeerd.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is niet of-of, maar en-en. Dat zou inderdaad een onderdeel moeten zijn van de aanpak van IS. Dan is massief geweld gebruiken natuurlijk nooit een doel op zich. Er zal altijd een goede strategie moeten zijn en wij moeten met elkaar nadenken over de vraag op welke wijze wij daaraan inhoud willen geven. Als wij daar duizenden mensen zien omkomen, de volle kampen zien en de minderheden die zuchten onder de onvrijheid die daar heerst, kunnen wij ons niet afzijdig houden en denken dat het daar allemaal wel goed zal komen, zonder ook militair ingrijpen.  De heer Roemer (SP): De heer Slob sprak over een strategie van geweld gebruiken. Ik wil hem uit de droom helpen: die bestaat niet. Precisiebombardementen met een garantie dat je daarmee geen burgerslachtoffers maakt, bestaan niet. Dat je met eenzijdig geweld tegen één groep bereikt dat bevolkingsgroepen daardoor harder tegenover elkaar komen te staan en de haat tegen het Westen groter wordt, is een feit. Mijn grootste bezwaar is dat wij het alleen maar erger maken als wij de agenda van Amerika volgen in plaats van de agenda van de Verenigde Naties om ervoor te zorgen dat er volop humanitaire hulp wordt geboden en dat er echt wordt gezocht naar de politieke oplossing waarop ook de minister van Buitenlandse Zaken zo de nadruk probeerde te leggen.  De heer Zijlstra (VVD): Na deze woorden van de heer Roemer heb ik toch behoefte om iets tegen hem te zeggen. Hij spreekt over de lessen die uit de geschiedenis moeten worden getrokken. Als je goed naar de geschiedenis kijkt, is er één les die je moet trekken, namelijk dat je nooit geweld moet gebruiken als het niet nodig is, maar dat je wel een lijn moet trekken richting agressors. Als je geen lijn trekt richting agressors, dan blijven zij agressief en overlopen zij vreedzame landen. Die les moet de heer Roemer kennelijk nog trekken.  De heer Roemer (SP): Ik had gehoop dat de heer Zijlstra beter had geluisterd naar mijn verhaal.  Als er humanitaire hulp nodig is, als mensen dreigen het slachtoffer te worden van genocide, hebben wij het beleid gesteund, want daar is het nodig. Trekken wij die lijn bij ISIS? Ja, wel degelijk, maar wij proberen mee te denken over een oplossing die wel werkt op de langere termijn. Die kun je niet met bommen en granaten afdwingen, mijnheer Zijlstra. Dan zul je ervoor moeten zorgen dat ISIS zijn inkomstenbronnen kwijtraakt. Dan zul je ervoor moeten zorgen dat er veel meer wordt gedeëscaleerd dan geëscaleerd. Dan moet je ophouden met nog meer wapens in een regio te pompen waar al veel te veel wapens zijn. Dan zul je ervoor moeten zorgen dat zij geen geld meer weten te halen uit die oliebronnen. Dan zul je de regering in Bagdad moeten stimuleren, zeg ik heel netjes, ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de drie bevolkingsgroepen verbetert en dat iedereen zich gelijkwaardig voelt. Dat is allemaal om de voedingsbodem weg te halen. Dat is een streep trekken. Dit is geleerd uit de geschiedenis.  Mensen die iets willen ondernemen, moeten we vooral op weg helpen. Toekomstige generaties zullen kritisch naar ons kijken, en vragen waarom deze crisis niet is gebruikt om de omslag te maken naar een duurzame toekomst: schone energie, de aanpak van vervuiling, de bescherming van natuur. Zij zullen zich afvragen waarom het enkele jaren na de crisis in de financiële sector weer zo ongeveer back to business was, en waarom een nieuwe crisis niet is voorkomen. Toekomstige generaties zullen zich afvragen waarom de oorzaken van de crisis niet zijn weggenomen, waarom de financiële markten niet harder zijn aangepakt, waarom de sociale zekerheid niet is verzekerd, waarom de tweedeling niet wordt bestreden. Is ouderdom nog steeds een zegen, of vooral een last? Is goed onderwijs er voor iedereen, of alleen voor wie dat kan betalen? Is goede gezondheidszorg een recht of een eigen risico? Hebben we straks nog een volwaardige baan, of alleen een flexibel contract? Is de politiek er straks nog voor de gewone burgers, of alleen voor de grote bedrijven? Kunnen mensen de toekomst met vertrouwen tegemoetzien, of hebben ze het vertrouwen in de politiek verloren? Ik vraag dit ook de premier. Hoe maken we Nederland beter? In wat voor land wil hij leven? Wat voor land wil hij achterlaten voor onze kinderen?  De twee partijen in het kabinet hebben steeds minder wat hen bindt. Het ontbrak gisteren ook aan een gezamenlijk doel, aan een gedeelde visie. Voorstellen worden doorgeschoven en verantwoordelijkheden worden afgeschoven. Is het kabinet dan niet uitgeregeerd?  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Dit jaar begon de zomer heel hoopvol, op de voetbalvelden van Rio de Janeiro en São Paulo. Maar op de dag af twee maanden geleden was dat hoopvolle gevoel in één klap verdwenen, door beelden van verbrande koffers, knuffels en lichaamsresten; van separatisten die op de foto gingen met persoonlijke bezittingen van slachtoffers. En dat op nauwelijks meer dan drie uur vliegen van hier. Ik geloof dat dit niemand onberoerd heeft gelaten.  Ik wilde het niet geloven. Ik voelde me machteloos. Ik was verbijsterd. Het was voor mij persoonlijk al moeilijk te geloven dat ik drie oud-collega's van Shell nooit meer zou zien. Maar het is voor mij helemaal niet te bevatten wat het voor de directe nabestaanden heeft betekend: dat je dochter niet meer zal gaan studeren; dat je zoon geen gezin zal stichten; dat je nooit meer naar je ouders kunt gaan, voor troost en advies; de wanhoop over die laatste verschrikkelijke momenten die je dierbaren moeten hebben meegemaakt. We zagen een Nederland dat erom schreeuwde om onze mannen en vrouwen in uniform naar Oekraïne te sturen. Maar we zagen ook een Nederland dat begreep dat militair ingrijpen, zelfs bij een massale inzet, niet zou slagen; dat het erop aankwam om ons hoofd koel te houden; dat er stuurmanskunst nodig was om veilig uit deze storm te komen. Die stuurmanskunst is getoond. Onze waardering en dankbaarheid zijn groot: voor de mensen die waren betrokken bij het terugbrengen van de slachtoffers, bij het onderzoek ter plekke en bij de opvang van de nabestaanden; voor de marechaussees die in Oekraïne speurden naar aanwijzingen, tot de begrafenisondernemer die in Hilversum en Eindhoven zorgde voor een waardige thuiskomst. Die dag, die dag van nationale rouw, gaf ons allemaal de gelegenheid om de ramp een plaats te geven. Een van de nabestaanden zei het heel mooi: "De waardigheid die zo was geschonden is weer een beetje terug. Nederland heeft de slachtoffers zijn waardigheid teruggegeven en daarmee zijn eigen waardigheid getoond". Vanaf deze plaats wil ik ook het kabinet danken voor zijn handelen tijdens deze crisis. Zoals de indrukwekkende speech van minister Timmermans bij de Verenigde Naties en de rustige en betrokken wijze van leidinggeven door onze premier. Dank daarvoor!  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik ben het eens met de heer Zijlstra, een verschrikkelijke ramp. Zijn woorden onderschrijf ik, maar dat is niet het punt dat ik wil maken. Het punt dat ik wil maken, is het volgende. De VVD is de grootste regeringspartij, de VVD heeft 41 zetels, maar wat merkt de VVD-kiezer daar nu van? Dit kabinet heeft ervoor gezorgd dat het budget voor ontwikkelingshulp en asielzoekers met meer dan 0,5 miljard euro is verhoogd. Dit kabinet heeft ervoor gezorgd dat er een immigratierecord is gevestigd: 165.000 immigranten erbij, een stad zo groot als Nijmegen. Is de heer Zijlstra bereid zijn excuus aan te bieden aan al die VVD-kiezers? Dat is mijn vraag.  De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat de heer Bontes eerder zelf zijn excuus kan aanbieden als ik hoor dat waar het gaat om zo'n situatie, hij met zo'n interruptie komt. Dan heeft hij echt niet begrepen wat er aan de hand is in de wereld.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Zijlstra (VVD): Om in te gaan op de vraag van de heer Bontes: het budget voor Ontwikkelingssamenwerking is niet verhoogd met 500 miljoen. Er is een noodfonds gecreëerd en dat lijkt mij ook zeer terecht gezien de omstandigheden in de wereld. Dat wordt overigens gefinancierd uit een potje dat binnen OS de afgelopen jaren steeds niet werd aangesproken, namelijk de pot schuldsanering. Die moest aan het eind van het jaar altijd in rap tempo worden uitgegeven. Daar komt het vandaan. Het is dus geen ophoging van die begroting.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Een onplezierig verwijt, want ik heb de heer Zijlstra de hele zomer niet gezien of gehoord; hij was op vakantie toen alles gebeurde. Dus wat dat betreft gaan we dat soort verwijten niet maken. De opmerking, de reactie over het kabinetsbeleid is duidelijk. De heer Zijlstra, de VVD is de knecht, de Zwarte Piet van de PvdA-Sinterklaas, niet meer en niet minder.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Bontes is afkomstig uit de partij van de heer Wilders. We kennen de heer Wilders van hoe hij altijd begint met de algemene politieke beschouwingen, hoewel hij vandaag rustiger is begonnen dan vorig jaar, want toen begonnen we met een motie van wantrouwen. Overigens, zo zeg ik tegen de heer Bontes, is dit toch wel een licht vervelende en slechte imitatie van de heer Wilders. Ik zou zeggen: het origineel is toch altijd beter dan het kopietje.  Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij het in ons land vooral gehad over onze welvaart, over hoe we die kunnen behouden en over hoe we die kunnen vergroten, maar deze zomer heeft pijnlijk duidelijk gemaakt hoe kwetsbaar die welvaart en de vrede en veiligheid zijn waarin we leven. Ten zuiden van Europa zien we anarchie, terrorisme en instabiliteit, van Tunesië en Libië, via Egypte en Gaza naar Syrië en Irak. In het oosten van Europa woedt een oorlog en we zien dat Rusland zich steeds dreigender opstelt. Wat als het scenario van de Krim en de Donbass zich straks in een van onze NAVO-bondgenoten, bijvoorbeeld Estland of Letland, voltrekt? Ook daar leven grote Russische minderheden, ook daar in de nabijheid van een revanchistisch Rusland. Ik hoor nu al mensen zeggen dat het niet zo'n vaart zal lopen, omdat hun verwachting is dat na Oekraïne Rusland toch wel zal ophouden. Maar is dat reëel? Ze hebben immers al in 2008 Abchazië en Zuid-Ossetië na een korte oorlog losgeweekt van Georgië. De annexatie van de Krim in maart dit jaar ligt nog vers in ons geheugen. De strijd in Oost-Oekraïne is op dit moment nog gaande, ondanks het vredesvoorstel. Hopen op terughoudendheid van Rusland lijkt mij dus niet verstandig. We moeten onze militaire weerbaarheid verbeteren en duidelijk maken dat de NAVO-grenzen onaantastbaar zijn. Een aanval op een NAVO-land is een aanval op ieder NAVO-land, dus ook op Nederland. Als we niet duidelijk maken dat wij voor dit principe staan, verliest de NAVO haar geloofwaardigheid. Daarmee zouden Nederland en Europa hun voornaamste verdedigingsmechanisme verliezen. Dat kan niet.  De geopolitieke onrust is een groot gevaar voor het economisch herstel en onze veiligheid. Dat is niet alleen doordat afzetmarkten wegvallen of handelsroutes afgesneden worden, of doordat onze energievoorziening wordt bedreigd, maar ook doordat die onrust leidt tot grote vluchtelingenstromen. Miljoenen mensen in Afrika en het Midden-Oosten zijn al op de vlucht. Velen van hen maken zich op om hun heil te zoeken in Europa. Dergelijke migratiestromen kunnen onze samenleving ontwrichten. Het is daarom goed dat het kabinet extra geld heeft uitgetrokken voor noodhulp en opvang van vluchtelingen in de regio. Maar er zal meer moeten gebeuren.  Tijdens een bezoek aan Ceuta — dat is, zoals de Kamer weet, het stukje Spanje aan de overkant van de Straat van Gibraltar — zag onze immigratiewoordvoerder Malik Azmani wat de praktijk daar is. Vluchtelingen die over het hek klimmen, krijgen de vraag voorgelegd waar zij naartoe gaan: gaat u naar Nederland, Duitsland of Denemarken? Als het antwoord "ja" is, mogen ze doorlopen. Als ze in Spanje willen blijven, gaat het hek open en worden ze zo weer de grens over geduwd. We kennen de beelden van bootvluchtelingen in Italië. Ook deze week zagen we weer het respectloze, vreselijke gedrag van mensensmokkelaars die mensen gewoon laten verdrinken. Als we de komende jaren niet in staat zijn om een streng Europees asielbeleid te introduceren en om onze Europese buitengrenzen te sluiten, zullen de stromen vluchtelingen groter worden. Er komt dan een moment dat onze maatschappij, onze samenleving, dat niet meer aankan. Daarom moet Europa eindelijk gaan leveren, want als Europa de grenzen niet weet te sluiten, zullen individuele landen uiteindelijk gedwongen zijn om hun eigen grenzen te sluiten. Dat zou de bijl aan de wortel van de Europese samenwerking zijn. Dat moeten we dus voorkomen.  Het slagveld van Noord-Afrika en het Midden-Oosten brengt niet alleen grote vluchtelingenstromen mee. We zien dat de conflicten inmiddels ook doorlopen in onze eigen binnensteden. Als de bommen vallen in Gaza, vliegen de stenen door de Schilderswijk. Aanslagen in Madrid, Londen en Brussel raken ons in ons hart, want zoiets zou ook in ons eigen land kunnen gebeuren. De beelden van de onthoofdingen en slachtpartijen door de terreurbeweging Islamitische Staat roepen afschuw op. Het is puur barbarisme. Maar ze inspireren blijkbaar ook mensen die hier wonen. We zien radicale moslims die onze vrijheid de oorlog verklaren, die joden, christenen en andersdenkenden verketteren en dood wensen, die haat zaaien met als doel onze vrijheid en onze democratie te vernietigen. Ik vind het onbegrijpelijk hoe je een land dat je zo veel kansen biedt, kunt verraden. Ons antwoord moet dan ook onverbiddelijk zijn: onze vrijheid en democratie zijn voor ons niet onderhandelbaar. Zij maken ons tot wie we zijn. Je hebt hier de vrijheid om het daarmee oneens te zijn, maar als je ervoor kiest om te vechten tegen die vrijheid, tegen die democratie, dan verspeel je het recht om Nederlander te zijn. Wij zijn dan ook tevreden dat het kabinet veel van de voorstellen van mijn collega Klaas Dijkhoff heeft overgenomen. Uitkeringen en studiefinanciering zijn afgepakt, paspoorten zijn vervallen verklaard, verblijfsvergunningen zijn ingetrokken, inreisverboden zijn ingesteld, ronselaars zijn opgepakt. Bovendien behandelen wij hier binnenkort het wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken om deze terroristen het Nederlanderschap te ontnemen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra zegt dat er een grens aan de vrijheid is. Dat maakt het voor mij onbegrijpelijk dat de VVD tegenstander is van een verbod op het verheerlijken van geweld, zoals wij dat de afgelopen zomer hebben gezien in de Schilderswijk. Daarover spreekt hij nu zijn afschuw uit.  De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat er een nuanceverschil is tussen hetgeen het CDA en de VVD aangeven, maar het is wel een heel belangrijk nuanceverschil. Wij zien de vrijheid, de democratie en alle grondrechten die wij hier hebben als de basis van onze samenleving. Wij willen niet toegeven aan terreurbewegingen zoals IS, ook niet aan representanten die hier met vlaggen rondzwaaien. De VVD zal als liberale partij altijd voor onze vrijheden staan en die verdedigen. Wij zullen die vrijheden geen geweld aandoen, ook niet als anderen proberen dat wel te doen. In het verleden hebben wij vaker gezien dat er, als het moeilijk werd, een roep was om de vrijheid van meningsuiting in te perken. En die is ingeperkt. De grens ligt bij haat zaaien en oproepen tot geweld en die grens zullen wij strak hanteren, altijd en overal. Ga je echter verder dan dat, dan ga je mee in de argumentatie die intolerante groepen zoals IS feitelijk zelf hanteren en dat gaat een liberaal te ver.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan alleen concluderen dat de VVD het verheerlijken van geweld ziet als een grondrecht, terwijl het CDA dat wil verbieden.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, daar waar oproepen tot geweld en haatzaaien zich niet met de wet verhouden, moeten de mensen opgepakt en bestraft worden. Dat kan allemaal al, dat is allemaal geregeld. De heer Buma wil een inperking van de vrijheid van meningsuiting. Dat gaat ons een brug te ver. Dat ging ons in het verleden een brug te ver en dat gaat ons nog steeds een brug te ver. Maar haat zaaien en oproepen tot geld, die grens is duidelijk en die moet gehandhaafd worden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De grens die het CDA trekt, ligt bij het verheerlijken van geweld. Het was dan niet het rechtstreeks oproepen tot geweld, maar we weten allemaal wat ze bedoelden in de Schilderswijk. Ik blijf constateren dat de VVD zegt dat dit mag, omdat het geen haat zaaien is. Het CDA zegt: dat mag niet, want we weten exact wat ze in de Schilderswijk bedoelden. Ik zou zo graag willen dat de VVD hetzelfde zei!  De heer Zijlstra (VVD): Een van de verworvenheden die een land als Nederland heeft, is dat wij over het algemeen de kracht hebben om dat soort discussies aan te gaan. Als iemand geweld verheerlijkt, dan bestrijd je die persoon op inhoud en argumenten, dan leg je bloot waarom die persoon de verkeerde argumenten hanteert. Dat kan, maar de grens wordt gelegd bij het moment waarop het omslaat in het oproepen tot geweld, het moment waarop het omslaat in haat zaaien. Die grens is in de wet gelegd en die moet ook strak gehandhaafd worden. Wij hebben decennialang gevochten voor bepaalde vrijheden en verworvenheden. Ik ga die niet opgeven, omdat een terreurbeweging als IS ons probeert zover te krijgen. Wij zullen daar als liberalen nooit aan toegeven. Maar we gaan er wel voor vechten dat die vrijheden en verworvenheden overeind blijven. Dat is wat we moeten doen.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Zijlstra komt terecht op voor vrijheden in eigen land. Hoe beoordeelt hij de situatie, juist ook in deze tijd, dat de joodse minderheid in Nederland zich bedreigd voelt? Joden die hier soms al vanaf hun geboorte wonen, overwegen om ons land te verlaten. Sommigen hebben dat zelfs al gedaan. Hoe beoordeelt de heer Zijlstra dat?  De heer Zijlstra (VVD): Er is een advertentie in De Telegraaf geplaatst. Daar stond mijn handtekening niet voor niets onder. Alles wat oproept tot antisemitisme, wat niet alleen richting joden maar richting andersdenkenden oproept tot haat en geweld, werp ik verre van mij. Ik vind het echt treurig dat wij zo veel decennia na het aflopen van de Tweede Wereldoorlog dit soort gedrag zien. Dat kan niet, dat mag niet en dat zou ook nooit moeten kunnen.  De heer Slob (ChristenUnie): Er zijn mensen die wel in Nederland blijven wonen en die bedreigd worden. Daarom moeten zij maatregelen nemen om hun instellingen zoals synagogen en scholen te beveiligen. Dat brengt buitenproportioneel hoge kosten met zich mee, die tot nu toe bijna volledig voor eigen rekening moesten worden genomen. Als wij die vrijheden zo belangrijk vinden en willen verdedigen, betekent dat dan ook dat het wat mag kosten?  De heer Zijlstra (VVD): Vrijheid mag wat kosten. Daarom hebben wij ook het ministerie van Veiligheid en Justitie dat beoordeelt welke veiligheidsniveaus nodig zijn als ergens sprake is van dreigementen, of het nu om joden gaat, om moslims in moskeeën of om welke plaats dan ook. En dat betaalt de overheid vervolgens ook. Als groepen zelf meer willen doen dan dat, dan is dat inderdaad voor eigen rekening. Dat vind ik een goed principe. Daar moeten we ook aan vasthouden.  De heer Slob (ChristenUnie): Deze groepen zijn door bedreigingen die in eigen land gaande zijn, genoodzaakt om extra maatregelen te nemen. Die extra maatregelen brengen heel hoge kosten met zich. De ChristenUnie pleit er al heel lang voor dat ook de rijksoverheid daar haar verantwoordelijkheid voor neemt. Minister Opstelten heeft aangegeven dat hij begin september met iets zou komen. Het is nu halverwege september, maar we hebben nog steeds niets ontvangen. De urgentie is gewoon heel erg hoog. Is de heer Zijlstra bereid om ook gewoon vanuit de Kamer een duidelijk statement in de richting van het kabinet af te geven dat het geregeld moet worden? Als die vrijheden ons echt iets waard zijn, dan zijn we ook bereid om voor de joodse gemeenschap de portemonnee te trekken.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben bereid om de portemonnee te trekken voor elke gemeenschap in Nederland van wie de veiligheid in het geding is. Maar dat doen we op basis van de objectieve vaststelling van de veiligheidssituatie door de diensten die daarover gaan. Dat moet geen persoonlijke afweging zijn. Als de diensten daar fouten in maken, zal ik hen daar met u op aanspreken. Het kan echter niet zo zijn dat als wij objectief vaststellen dat er een bepaald veiligheidsniveau nodig is en mensen zelf vinden dat dat veiligheidsniveau te laag is — of dat nu politici zijn of hele groeperingen — we dan zeggen dat we er geld bij doen. Dan hebben we hier straks een heel lange rij staan en hebben we geen objectieve criteria op basis waarvan we toewijzen. Dus ik ben het met u eens. Daar waar het nodig is, moet het gebeuren. Als het onvoldoende wordt vastgesteld, ga ik volledig met u mee, maar op basis van objectieve criteria.  De heer Van der Staaij (SGP): Op dat laatste punt verwachten wij ook heel graag snel een brief van de minister van Veiligheid en Justitie, die het onlangs in een overleg over een doorbraakje had, om te kijken hoe je de bescherming van de joodse instellingen nog beter kunt vormgeven. Maar ik kom nog even terug op de opmerking rond de ISIS- of IS-vlaggen. De heer Zijlstra gaf heel mooi aan wat de impact is van allerlei gebeurtenissen op mensen en groepen, ook hier in Nederland. Je zult maar gevlucht zijn uit zo'n regio, denken hier in het vrije westen te komen en openlijk weer promotie zien voor een organisatie als IS. Vindt de VVD, vindt de heer Zijlstra ook dat wij dan een heel scherpe grens dienen te trekken door te zeggen: dat kan niet?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb net heel scherpe grenzen aangegeven, namelijk daar waar uitingen zijn rond haat zaaien of oproepen tot geweld. Dat kan inderdaad niet, daar moeten we streng tegen zijn. Daar is het kabinet ook klip-en-klaar in geweest. Maar we moeten niet de grens gaan verleggen. Dat geldt voor deze groep maar ook voor andere groepen. Volgens mij ben ik daarover in mijn antwoord aan de heer Buma klip-en-klaar geweest. Misschien bent u het daar niet mee eens, maar daar ligt wel de grens voor de VVD.  De heer Van der Staaij (SGP): Die grens is voor mij ieder geval rond de vlaggen nu even niet helder meer, want eerder hoorden wij van het kabinet dat je dit soort vlaggen niet mag laten zien en dat dat gewoon kan worden aangepakt. Maar nu proefde ik daarover toch in de reactie van de heer Zijlstra enige onduidelijkheid. Graag enige verheldering op dit punt.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zal een voorbeeld geven. Als je in Nederland met een nazivlag zwaait, word je opgepakt, ga je naar een rechtbank en word je in het algemeen veroordeeld. Dat is terecht. Dat is de context waarin het gebeurt. Rechters in dit land hebben de rechtsmiddelen om dat te doen. Hetzelfde geldt voor een ISIS-vlag. De context is van belang. Die wordt steeds dreigender. Ik kan mij heel goed voorstellen dat het tot een veroordeling komt als er nu een zaak wordt voorgedragen bij een rechter. Dat is de essentie van een rechtsstaat, namelijk dat in dit soort situaties de wet de mogelijkheid biedt en wij het aan een rechter laten om het eindoordeel te geven of iets wel of niet strafbaar is. Daar houd ik aan vast en ik hoop de SGP ook als een met staatsrecht en rechtsstaat bekende partij.  De heer Van der Staaij (SGP): Zeker, maar ik vind ook dat we op bepaalde punten, zoals het zwaaien met dit soort ISIS-vlaggen, glashelder moeten zijn. Ik kan me geen context voorstellen waarin dit maar een onschuldige uiting is, in de trant van: zo denk ik er nu eenmaal over. In deze context waarin we nu leven, is toch het zwaaien met een vlag van zo'n terroristische organisatie/staat altijd verwerpelijk en moet daar altijd tegen opgetreden worden?  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het ook verwerpelijk. Dat zegt veel over die mensen, maar ik vind dat het niet aan de politiek is om het grensje te trekken. Wij hebben geregeld in ons strafrecht dat het strafbaar is als mensen bijvoorbeeld met symbolen werken die impliciet oproepen tot haat en geweld. Neem de nazivlag. Datzelfde kan wat mij betreft ook gelden voor de IS-vlag. Daar ben ik als individu best voor, maar ik ga het niet in de wet regelen. Dat is namelijk aan de rechters. Dat is precies waar het lijntje ligt. In de wet is geregeld dat het kan. De rechter mag de uitspraak doen, ik vind het niet aan ons maar aan de rechter om te zeggen: deze vlag wel en die vlag niet, en dan die vlag weer wel en een andere vlag weer niet. Ik ben gelukkig dat wij in dit land hebben geregeld dat rechters die mogelijkheid hebben.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet niet of ik de heer Zijlstra een plezier doe met een compliment van GroenLinks op dit punt. Ik ben heel blij dat hij de grenzen van de rechtsstaat en het morrelen daaraan zo scherp in de gaten houdt. Ik heb in dat verband nog wel een vraag, die ik een paar weken geleden ook aan minister Opstelten heb gesteld. Die vraag ging over het wetsvoorstel waar de heer Zijlstra naar uitkijkt, over het kunnen afnemen van de Nederlandse nationaliteit, tenminste als mensen een dubbele nationaliteit hebben, aan terroristen die terug willen naar Nederland. Wat draagt dat nu eigenlijk bij aan de bestrijding van het terrorisme? Ik heb dat ook aan de minister gevraagd maar niet echt duidelijk antwoord gekregen.  De heer Zijlstra (VVD): Dat lijkt mij vrij helder. Als je afreist naar een land als Syrië of Irak en soms wordt aangetroffen op video's met de meest walgelijke acties waarbij mensen onthoofd, vermoord worden, verwerp je onze maatschappij. Dat is wat mij betreft hetzelfde als in vreemde krijgsdienst treden van een land dat strijdt tegen Nederland. Daarom moet je zulke mensen de Nederlandse nationaliteit afnemen. Als zij ervoor kiezen om voor een vijandige macht te gaan vechten, horen zij niet het Nederlanderschap te hebben. Dat principe kennen we al decennialang in dit land. Wat mij betreft hoort dat ook thuis bij mensen die in terroristische dienst gaan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Zijlstra, ik en vele anderen willen effectief terrorisme bestrijden. Als de mensen waar de heer Zijlstra het over heeft, terugkomen naar Nederland, dan kun je hen arresteren. Dan moet je hen arresteren. Dan kun je en moet je hen berechten. Dan kun je en moet je hen in de gevangenis stoppen. Dan lever je een bijdrage aan datgene wat we allebei willen. Maar iemand het Nederlanderschap ontnemen, zodat hij verder overal op de wereld zijn verschrikkelijke daden zou kunnen plegen als het maar niet in Nederland is — want wij hebben hem zijn paspoort afgenomen — levert geen enkele bijdrage aan datgene waar de heer Zijlstra en ik allebei op uit zijn, namelijk het bestrijden van terrorisme.  De heer Zijlstra (VVD): Voor mij staat het Nederlanderschap ergens voor. Als je dergelijke zaken doet, sta je daar als persoon niet voor. Wat mij betreft wordt je nationaliteit dan afgenomen. Het heeft consequenties. Dan zitten mensen niet met een uitkering gesubsidieerd of met studiefinanciering gesubsidieerd in Irak te vechten. De consequentie is hard aanpakken. Het signaal lijkt mij heel helder. Ik kan mij overigens bijna niet voorstellen dat een partij als GroenLinks van mening is dat die mensen dan maar terug moeten komen en dat we ze in die zin maar moeten laten geworden: gevangenisstraf eroverheen en dat is het. Nee, deze mensen hebben de kernwaarden van onze westerse maatschappij verworpen en daar actief tegen gevochten, alsof zij voor een vijandige macht vechten die probeert Nederland omver te werpen. Daar hebben zij feitelijk voor gekozen. Daar hoort een consequentie bij: dan ben je geen Nederlander.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het zou de heer Zijlstra sieren als hij van mijn woorden geen karikatuur maakt. Ik pleit er niet voor dat terroristen met een studielening op de bank kunnen gaan zitten, zoals hij suggereert. Ik pleit ervoor dat mensen die dit soort misdaden tegen de mensheid plegen, worden opgepakt en bestraft. De heer Zijlstra zegt echter: we pakken hun Nederlandse paspoort af; dan hebben wij er in ieder geval geen last meer van. Dat vind ik geen oplossing.  De heer Zijlstra (VVD): Wij wel!  De heer Roemer (SP): Ik dacht dat de heer Van Ojik nog een andere vraag zou stellen. Ik wil hier nog heel even op doorgaan. Ik deel de mening dat we mensen die dit soort dingen voor ogen hebben, keihard moeten aanpakken, linksom of rechtsom. Daar verschillen we niet van mening over, maar we leven ook in een rechtsstaat. In de ideeën die toen naar de Kamer werden gebracht, leek het erop dat het afpakken van de nationaliteit een bevoegdheid zou kunnen zijn van een willekeurige minister. Dat terwijl ik de heer Zijlstra zojuist terecht hoorde zeggen: ik kan het persoonlijk wel vinden, maar gelukkig leven we in een rechtsstaat en is het aan de rechter. Is de heer Zijlstra het niet met mij eens dat ook zo'n vergaande maatregel altijd moet worden genomen met tussenkomst van de rechter?  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind niet dat dit alleen kan worden gedaan met tussenkomst van de rechter. Sterker nog, gelet op onze wetgeving, hebben we al decennialang in dit land een situatie waarbij niet eens een minister eraan te pas komt als je je nationaliteit verliest. Als je in krijgsdienst treedt van een land dat in strijd is met Nederland, vervalt van rechtswege de Nederlandse nationaliteit. Dan heb je geen beroepsmogelijkheid bij een rechter of wat dan ook. Dan ben je haar gewoon kwijt, en terecht wat mij betreft. Terrorisme zoals van IS is voor de VVD gelijk daaraan. Ik vind dat het kabinet in die zin nog heel genuanceerd opereert door die mensen het recht te geven om in beroep te gaan bij een rechter. De rechtsstaat is hier dus nog meer geborgd dan wij op het gebied van in vreemde krijgsdienst gaan al hebben gedaan. Kom hier dus niet aan met het verwijt dat de rechtsstaat geweld wordt aangedaan. Ik denk dat de minister van Veiligheid en Justitie buitengewoon prudent met de rechtsstaat omgaat en zelfs meer mogelijkheden aan deze mensen biedt dan aan mensen die in vreemde krijgsdienst gaan. Wat mij betreft had hij ze ook gelijk mogen schakelen.  De heer Roemer (SP): Dat is niet waar.  De heer Zijlstra (VVD): Nou, …  De voorzitter: De heer Roemer is aan het woord.  De heer Roemer (SP): Laat ik het netjes formuleren: Ik ben het daarmee oneens. Maar het is niet waar.  De heer Zijlstra (VVD): Dat zijn twee verschillende dingen.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra heeft terecht gezegd dat volgens de wet al een heleboel kan. Ik vind niet dat je eraan kunt toevoegen dat je op basis van vermeende terroristische activiteiten — daar ging het in het debat om — deze stap moet kunnen zetten. Ik ben het ermee eens dat wij terroristen zo hard mogelijk moeten aanpakken. Mensen die dingen voor hebben waar wij allemaal van gruwelen, moeten worden aangepakt. Het gaat mij nu echter om het hellende vlak van de rechtsstaat. Je kunt wel zeggen dat iemand in beroep kan gaan, maar als je geen paspoort meer hebt, als je geen Nederlander meer bent, is het knap lastig om in beroep te gaan. Het gaat erom wie de grens beoordeelt van wat wel of niet terrorisme is. Als wij dat niet meer bij een rechter neerleggen — hij moet ervoor zorgen dat een en ander binnen de wet past — komen we op een glijdende schaal terecht. Dan is het aan de interpretatie van een willekeurige minister of een willekeurige dienst om te beoordelen wat men er wel of niet onder laat vallen. Dat vind ik heel gevaarlijk. Dat staat haaks op de rechtsstaat. Ik deel met de heer Zijlstra de richting die wij op moeten maar ik ben wel zuiver op de graad waar het gaat om de rechtsstaat. Ik hoop dat de heer Zijlstra dat met mij eens is.  De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat de heer Roemer en ik op dat punt echt niet uiteenlopen. Ik ben het zeer met hem eens dat je altijd goed moet kijken of de rechtsstaat geborgd is en of wij de rechten van individuele mensen geen geweld aandoen. Het verschil van mening zit volgens mij puur in de vraag wat wij vreemde krijgsdienst vinden. Voor de VVD staat deelname van mensen aan IS — ze staan af en toe gewoon op video's; er is niet zoveel geheims aan wat dat betreft — gelijk aan het in vreemde krijgsdienst gaan. Dan krijgen ze overigens in dit voorstel nog meer waarborgen dan in het verleden. Ik vind, maar dat is mijn mening, dat dit voldoende waarborgen geeft, sterker nog, rechtsstatelijk heeft men meer waarborgen dan in het verleden. Als wij het doel delen, als we zien dat er op deze prudente wijze wordt omgegaan met de rechtsstaat en de juridische borging, hoop ik dat de heer Roemer nog eens wil bezien of hier toch geen voorstel ligt dat het steunen waard is, omdat het precies doet wat de heer Roemer in woord zegt te willen doen, namelijk terroristen aanpakken op alle fronten en met alle mogelijkheden die er zijn binnen de rechtsstaat.  De heer Roemer (SP): Voor al die zaken die wij met elkaar willen regelen om deze kwestie keihard aan te pakken, bestaat al wetgeving. Neem het paspoort, neem tal van andere zaken. We kunnen al heel veel maar de afgelopen jaren was het probleem dat we er veel te weinig gebruik van hebben gemaakt. Het probleem zit niet in een lacune in de wetgeving. Je kunt een extreem voorbeeld nemen, zoals dat van de heer Zijlstra zojuist, van mensen van wie het overduidelijk is omdat ze in beeld zijn geweest. Ik kan ook een voorbeeld noemen van iemand die niet in beeld komt maar over wie door een dienst wordt gezegd: wij zijn ervan overtuigd dat die persoon er ook wel een behoorlijke bijdrage aan heeft geleverd. We denken dus dat de persoon er ook onder kan vallen. De afweging is vervolgens aan de minister. Daar zit mijn bezwaar. In zo'n geval heb je in een rechtsstaat het oordeel nodig van een rechter. Voor al die andere mogelijkheden om te voorkomen dat die mensen allerlei slechte dingen kunnen doen, waar dan ook in de wereld, maar zeker in Nederland, staat al genoeg in de wet. Ik wil de rechtsstaat niet te grabbel gooien door die kwestie aan de minister over te laten.  De heer Zijlstra (VVD): Ik wil de rechtsstaat vooral overeind houden. Deze terroristen zijn bezig om die omver te werpen. De simpelste oplossing, maar die gaat mij veel te ver, is morgen de Islamitische Staat, het Kalifaat, erkennen. Dan zijn deze mensen van rechtswege allemaal onmiddellijk hun nationaliteit kwijt, conform de huidige wet. Dat gaat mij echter wat ver. Daarom vind ik het goed dat het kabinet een nieuwe mogelijkheid in de wet inbouwt om ervoor te zorgen dat die mensen hun Nederlanderschap kunnen verliezen, omdat ze feitelijk wel in vreemde krijgsdienst zijn. Ik hoop dat de heer Roemer ook die richting op zal gaan. Het is namelijk nodig. Dit is geen simpele terreurbeweging. Dit is een enorm gevaar. Wij moeten de handschoenen uitdoen en niet wijken in de strijd tegen hen die haat en terreur in onze steden willen verspreiden en die onze vrijheid willen misbruiken om haar de nek om te draaien. Tegen hen zegt het kabinet terecht: wij zullen onze vrijheid met hand en tand verdedigen, in al onze straten, in heel ons land.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter, zou ik de collega van de VVD mogen vragen of hij vindt dat de islamitische cultuur bij Nederland hoort?  De heer Zijlstra (VVD): Het antwoord op die vraag is: de islamitische cultuur hoort niet bij Nederland, want wij hebben hier een andere geschiedenis. Is het zo dat mensen met een islamitische cultuur in Nederland horen? Op die vraag is mijn antwoord: ja.  De heer Wilders (PVV): Dat is een raar antwoord. Als je vindt dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort, wil je die cultuur toch ook niet importeren?  De heer Zijlstra (VVD): Nederland is groot geworden, omdat wij door de eeuwen heen heel veel culturen hebben geïmporteerd. Dat is een sterkte van dit land; de tolerantie die wij met elkaar hebben. Die moeten wij ook verdedigen. Wij hebben geen islamitische cultuur, maar er zijn heel veel mensen in dit land van islamitische afkomst, met islamitische cultuur, die hier gewoon thuishoren en die namelijk wel onze normen en waarden respecteren en onze rechtsstaat respecteren. Die mensen ga ik, met de door u gestelde vraag, niet even aan de kant schuiven.  De heer Wilders (PVV): Dat is precies waar het fout gaat met de VVD: wel zeggen dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort, maar ondertussen de grenzen wagenwijd open laten staan. Weet de heer Zijlstra wat er met de cultuur aan de hand is?  De heer Zijlstra (VVD): Dat weet ik vrij goed als oud-staatssecretaris.  De heer Wilders (PVV): In Nederland zijn het niet maar een paar moslims die de boel verzieken. Dat is de grootste leugen uit het kabinet, uit de Kamer en uit de maatschappij. Op 9/11 zagen wij al dat driekwart van de moslims daar sympathiek tegenover stond. Wij hebben onlangs gezien dat driekwart van de moslims vond dat Syriëgangers helden zijn. Wij hebben ook gezien dat 70% van de moslims in Nederland de sharia belangrijker vindt dan de Nederlandse wet. Dat zijn schokkende cijfers. Het gaat om honderdduizenden mensen. Als je vindt dat die cultuur niet deugt — de sharia deugt echt niet, hoor, er is bijna niets fouter dan de sharia — moet je ook de consequenties trekken, door te zeggen: grenzen dicht; als je de sharia wilt, ga je maar lekker naar Saudi-Arabië, maar dan ga je hier het land uit!  De heer Zijlstra (VVD): De kern van mijn betoog is dat de VVD staat voor onze liberale normen en waarden, onze rechtsstaat en onze verworvenheden. De Verlichting is de basis van de maatschappij die wij nu hebben. De joods-christelijke traditie is de basis van wat wij hier hebben. Dat is zo en dat blijft zo. De mensen die uit andere landen hiernaartoe komen, of ze nu islamiet zijn of welk geloof dan ook hebben, zijn hier welkom, maar wel binnen de randvoorwaarde dat zij onze rechtsstaat en onze normen en waarden accepteren. Dat doen die mensen ook. Degenen die het niet doen, zullen wij hard aanpakken en bestrijden. Dat is de portee van mijn verhaal. Ik ga echter niet een hele groep over één kam scheren, omdat het niet zo is dat die hele groep onze maatschappij verwerpt. Bijna iedereen is blij dat zij de vrijheid hebben om hun eigen mening te hebben.  De heer Wilders (PVV): Mijn partij, de PVV, zegt ook niet dat alle moslims hetzelfde zijn. Ik heb het over percentages die onderzocht zijn, niet door mij. De conclusie is dat wij het Paard van Troje hebben binnengehaald. Toegegeven: het betreft misschien niet 100% van de moslims. Wij moeten niet iedereen over één kam scheren, maar driekwart van de moslims vond 9/11 prima. Driekwart van de moslims vindt de Syriëgangers helden. Driekwart van de moslims wil de sharia liever dan de Nederlandse wetten. Dat zijn niet onze normen. Dat betekent dat vrouwen de helft van hun erfenis krijgen van mannen. Dat betekent dat overspel met steniging wordt beloond. Dat is de sharia. Daar moet u zich niet zomaar van afmaken, daar moet u van zeggen: dat wil ik niet in Nederland. "Grenzen dicht, en als je de sharia wilt, het land uit." Waarom zegt u dat niet?  De heer Zijlstra (VVD): Laat ik over de sharia helder zijn: die wil ik inderdaad niet. Ik ben niet van de lijn van voormalig minister Donner, die zei: als 50% van Nederland plus één stem de sharia wil invoeren, dan gaan we dat doen. Nee! Ik heb het net helder aangegeven: ik vind dat onze maatschappij is wat ze is, dat we daarvoor moeten strijden en dat we onze verworvenheden overeind moeten houden. Daar hoort bij dat we die verworvenheden ook op iedereen toepassen, ook op moslims. Ik ben niet van de sharia, maar ik ben er wel voor dat mensen die iets anders vinden, dat in dit land ook mógen vinden. Als ze dat vervolgens gebruiken om tegen onze maatschappij te vechten, dan ga ik hen bestrijden, maar pas dan, en niet zoals de heer Wilders alleen al omdat ze dat vinden.  De heer Wilders (PVV): Zo gaat ons land dus naar de knoppen, want we verliezen die strijd. We hebben inmiddels één miljoen moslims in Nederland. Ze willen niet allemaal de sharia, maar driekwart van hen wil de sharia wel. Driekwart vindt dat de koppensnellers, de jihadgangers in Syrië, helden zijn. U hebt niet het begin van een oplossing. U zegt: pas als ze met hun leger in Amsterdam staan, ga ik wat doen. Ik zeg: nee, u moet eerder wat doen! U zou de grenzen moeten sluiten. U zou Nederland moeten beschermen. U zou Nederland moeten de-islamiseren. Dat is wat u moet doen! Honderdduizenden mensen die op dit moment in Nederland leven, willen de sharia en vinden jihadgangers helden. En u hebt niet het begin van een antwoord. Op uw manier hebben we hier morgen de sharia.  De heer Zijlstra (VVD): Als je het antwoord niet wilt horen, wordt het inderdaad wel heel moeilijk. Tegen de heer Wilders wil ik toch zeggen, via u, voorzitter: als we de maatschappij appreciëren waar wij voor gevochten hebben, en als wij haar met alle vrijheden en verworvenheden overeind willen houden, dan moeten wij niet vervallen in de denkbeelden en acties van IS. Tegen de heer Wilders zeg ik: u doet dat feitelijk zelf wel. Doordat u de verworvenheden die wij hier hebben, aan de kant wilt schuiven voor een deel van de bevolking, komt u aan de fundamenten van onze rechtsstaat, onze maatschappij. Dat ga ik niet doen. Ik ga ze bestrijden waar dat nodig is op hun denkbeelden en als ze actie ondernemen, op hun acties, maar ik ga niet onze verworvenheden aan de kant schuiven voor dit soort beelden.  De heer Wilders (PVV): Ik bestrijd juist de mensen die onze rechtsstaat om zeep willen helpen. Daarvoor moet je actief zijn. Dat is niet makkelijk. Je wordt bedreigd. Je wordt voor de rechter gedaagd. Je wordt beschimpt. Ik snap dat niet iedereen dat wil doen. Je kunt me echter niet afdoen als iemand die IS imiteert, want het tegenovergestelde is het geval. Wij willen Nederland, de rechtsstaat Nederland houden en wij durven eerlijk te zeggen dat driekwart van de moslims in Nederland de sharia wil, dat driekwart van de moslims in Nederland stond te juichen bij 9/11 en vindt — ik kan het niet vaak genoeg herhalen — dat mensen die in Syrië jihad gaan voeren, helden zijn. Dat wil ik niet in onze samenleving! Als wij zeggen: we wachten maar tot het nog erger wordt, dan vraag ik de heer Zijlstra hoeveel erger hij het nog wil hebben. We hebben in Nederland al enclaves van de sharia, we hebben al honderden jongens en meisjes die daar gaan vechten en moorden. Hoeveel erger wilt u het nog hebben, mijnheer Zijlstra? We moeten nu optreden en we moeten Nederland de-islamiseren! Het tuig eruit en niemand meer erin! Dat geldt niet voor alle moslims, maar wel voor driekwart.  De heer Zijlstra (VVD): De kern van onze maatschappij is dat iemand iets mag vinden waarmee wij het totaal oneens zijn, maar dat we ervoor zullen vechten dat de vrijheid om dat te vinden, overeind blijft. Dat is het verschil tussen de heer Wilders en mij. Ik zal ervoor vechten dat iedereen in Nederland de vrijheid heeft om te vinden wat hij vindt. Iedereen! Ik zal echter ook vechten tegen degenen die proberen om die vrijheid aan te tasten.  De vanzelfsprekendheid van onze veiligheid is verdwenen en dat is bedreigend, want veiligheid is de basis van onze vrijheid en welvaart. De haven van Rotterdam kan niet bestaan zonder veilige scheepvaartroutes. Onze bedrijven kunnen niet exporteren zonder veilige afzetmarkten. Onze banen kunnen niet zonder veiligheid. We kunnen niet langer verwachten dat onze Amerikaanse vrienden het wel weer voor ons zullen opknappen. Wij hebben jarenlang de vruchten geplukt van de veiligheid die de Amerikanen ons via de NAVO boden, maar naarmate de blik van de Verenigde Staten verschuift naar het Midden-Oosten, van het Midden-Oosten naar Azië, van Europa naar de Pacific, naar Brazilië, naar India, zullen wij Europeanen dat gat moeten opvullen, omdat dit in ons eigen belang is en omdat we voor onze veiligheid niet eeuwig van de Amerikanen afhankelijk kunnen blijven.  Wij zullen dus zelf moeten zorgen voor onze veiligheid. Ik sta hier als vertegenwoordiger van een partij die in de afgelopen kwarteeuw zeventien jaar heeft geregeerd. Wij hebben in goede en in slechte tijden verantwoordelijkheid genomen voor het bestuur van dit land. Met veel succes, maar ook met fouten. Wij hebben in onze verkiezingsprogramma's steeds ingezet op het voorkomen van bezuinigingen op Defensie. Maar we hebben na onderhandelingen toegestaan dat het toch gebeurde. Sinds 1989 zijn de Defensie-uitgaven met de helft gedaald. Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat ook mijn partij daarvoor verantwoordelijkheid draagt. Het is daarom goed dat dit kabinet een trendbreuk wil bewerkstelligen. Er komt nu slechts 100 miljoen bij. Maar het kabinet is er ook duidelijk over dat er in de toekomst meer zal moeten gebeuren. Dat kan op onze steun rekenen. Want het is echt een illusie te denken dat we een keuze hebben: of meer uitgeven aan zorg en sociale zekerheid of meer uitgeven aan onze veiligheid. Want wie veiligheid offert voor welvaart zal beide verliezen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Waardering voor de terugkijk op het verleden, waarvoor CDA en VVD verantwoordelijkheid dragen. Nu zegt de heer Zijlstra wel dat het anders moet. Maar als hij dat zegt, kan het toch niet zo zijn dat hij het weer alleen maar over de toekomst heeft? De dreiging bestaat nu, die kan de heer Zijlstra niet vooruitschuiven. Waarom wordt nu niet meer ingezet op Defensie, zodat de bezuinigingen niet alleen minder worden, maar echt worden weggewerkt, zodat er meer geld voor Defensie komt?  De heer Zijlstra (VVD): Het gebeurt nu. Het is inderdaad, zeg ik onmiddellijk tegen de heer Van Haersma Buma als hij dat bedoelt, maar 100 miljoen, wat onvoldoende is voor de langere termijn. Maar als wij het niveau nu meteen omhoog willen krikken, moet dat mogelijk zijn binnen de bestedingen van Defensie. De minister heeft al heel helder aangegeven waar zij de komende tijd naartoe wil. Ik meen dat haar plan vorig jaar in dit huis is besproken. Wij vinden dat een goede leidraad, maar we moeten zien wat er verder nodig is, gelet op de ontwikkelingen in Oekraïne en het Midden-Oosten, waarna we ons uitgavenpatroon daarop moeten aanpassen. Ik ga hier geen vérplaswedstrijd doen over bedragen: 100 miljoen is slechts een eerste stapje. Ik erken onmiddellijk dat dat niet genoeg is; de komende jaren zullen we door moeten gaan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik breng dit omdat de heer Zijlstra grote woorden gebruikte over het belang van meer veiligheid. Zijn hele verhaal ging daar terecht over. Maar zegt hij nu dat er in de komende drie jaar niet eens meer dan 100 miljoen extra kan worden uitgegeven? Dat is immers niet waar. Als we willen, kan het. Sterker nog: het moet, want alleen de investeringen om de huidige defensie op peil te houden, liggen al hoger. Daarom nog een keer mijn vraag: is het 100 miljoen omdat het volgens de heer Zijlstra niet meer hoeft te zijn, of moeten we over vier jaar hier weer staan om achteraf te constateren dat het te weinig is geweest?  De heer Zijlstra (VVD): 100 miljoen is de eerste structurele stap die nu wordt gezet. Dat betekent niet dat we hierna weer jaren niets gaan doen. Wat mij betreft gaan we in de volgende begroting de volgende stap zetten. Laat helder zijn dat dit een heel belangrijk onderwerp is. Het is dus van groot belang dat die stap wordt gezet.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil mijn respect uitspreken in de richting van de heer Zijlstra dat hij gewoon eerlijk toegeeft dat hij het eigenlijk niet wilde, maar dat het tijdens onderhandelingen is losgelaten. Ik denk dat hij met name doelt op Rutte I, waar de grootste klap viel bij de Defensiebegroting. Ik heb de heer Buma horen zeggen: we wilden het niet, maar het is toch gebeurd. U was toen met zijn drieën. Betekent dit dat de heer Wilders wilde dat er 1 miljard werd bezuinigd op Defensie? Is dat de conclusie die we moeten trekken uit al dit soort publieke schuldbekentenissen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zeg in de openbaarheid nooit wat over onderhandelingen. Hoe groot de verleiding ook mag zijn, dat doe ik nu ook niet.  De voorzitter: Misschien kunt u die vraag straks aan de heer Van Haersma Buma stellen.  De heer Slob (ChristenUnie): Het wordt niet weersproken. Nog een punt: als de VVD spijt heeft van de bezuinigingen op Defensie betekent dit dan dat die fout niet nog eens wordt gemaakt en dat vervolgstappen worden gezet na de eerste bescheiden, maar wel belangrijke stap die nu is gezet?  De heer Zijlstra (VVD): Dat mag u concluderen. Als ik hier volgend jaar met lege handen sta, weet ik zeker dat u achter de interruptiemicrofoon staat, wat dan ook nog terecht is.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Zijlstra (VVD): Waar deze zomer niets aan heeft veranderd, is de inzet van de VVD voor een land dat de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien, een land dat tegen een stootje kan. En we kunnen weer tegen een stootje. Het CPB heeft vlak voor de zomer de financiële en economische gevolgen van wat het kabinet doet, in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat het kabinet erin slaagt het huishoudboekje van de overheid op orde te brengen. Het houdbaarheidssaldo — een vreselijk woord — is veranderd van fors tekort in een klein overschot. Ik zie dat het kabinet de verstandige en behoedzame lijn in deze begroting vasthoudt, en dat is goed. Stukje bij beetje brengen we onze begroting op orde en dat is ook nodig. We kunnen niet eindeloos meer blijven uitgeven dan we verdienen. We hebben buffers nodig voor slechte tijden. Alleen zo houden we geld over om in goede scholen te investeren, in wegen waarop je meer rijdt dan stilstaat, in veiligheid en in zorg. Of je nu door de Schilderswijk loopt of op Schiphol in een vliegtuig stapt, we moeten zorgen voor het benodigde geld.  Het kabinetsbeleid zorgt er ook voor dat wij als Nederlanders beter tegen een stootje kunnen. Het zorgt ervoor dat je de keuze krijgt om zaken zelf te regelen, om zo onafhankelijk mogelijk te zijn van instellingen en bureaucratie. Het geeft je de ruimte en de kans je leven te leiden zoals jij dat wilt. Daarmee ontlast je de collectieve systemen die we hebben opgetuigd en, belangrijker nog, zo kom je tegemoet aan wat mensen zelf willen. Daarom steunen wij ook de decentralisaties in de zorg. Daarbij wordt immers uitgegaan van dit principe.  Onlangs had ik Tim van den Wijngaard op bezoek. Tim heeft tijdens zijn geboorte een hersenbloeding gehad. Hierdoor is hij gehandicapt geraakt. Hij is gebonden aan een rolstoel en kan één arm slechts gedeeltelijk gebruiken. Ik kwam met hem in contact vanwege de decentralisaties in de zorg. Hij was voor mij echt een inspiratiebron om te bepalen hoe zorg moet worden vormgegeven. Tim vertelde mij dat hij het helemaal zat was dat mensen hem continu vertelden wat hij allemaal niet kon of moest doen. Zo adviseerde het UWV hem om vooral niet aan het werk te gaan, omdat dat zou kunnen leiden tot een lagere uitkering of helemaal geen uitkering; dat was toch gevaarlijk. Hij wilde zijn eigen keuzes maken. Hij is met succes een opleiding gaan volgen en is een eigen bedrijf in coaching gestart. Nu heeft hij een vaste baan bij de politie. Dat ging niet vanzelf. Toen hij aan het werk ging, had hij al een rolstoel van de gemeente voor dagelijks gebruik. Hij had echter een aangepaste rolstoel nodig voor zijn werk. Dat ging niet gemakkelijk. Doe één rolstoel, zou je zeggen. Nou, zo werkt het niet in dit land. Het UWV zei: wij betalen de rolstoel voor uw werk. De gemeente zei: wij betalen de rolstoel voor het dagelijks gebruik. Daar één rolstoel van maken, wat voor Tim veel gemakkelijker is en ook voldoet aan zijn behoefte, bleek buitengewoon moeilijk. De twee potjes waren bepalend. De regels waren richtinggevend, niet de keuze of de behoefte van degene die zorg nodig heeft.  Daarnaast wilde Tim graag echt zelfstandig worden. Hij heeft een enorme waardering voor mensen in de thuiszorg, maar hij wil zelf kunnen beslissen of hij om tien uur opstaat of om acht uur. Hij wil daarvoor niet afhankelijk zijn van de zorgmedewerker die naar hem toe komt. Hij verzocht dan ook om een duurdere tillift waardoor hij volledig zelfstandig kon worden. Het is hem uiteindelijk gelukt. Ook dat had veel voeten in de aarde. Het gevolg is dat hij nu zijn eigen keuzes maakt. Hij bepaalt wanneer hij opstaat en wanneer hij naar zijn werk gaat. Het mooie is dat het niet alleen voor hem de beste keuze is maar ook voor de belastingbetaler. De thuiszorg die hij had, heeft hij nu immers niet meer nodig. Dat is wat ons betreft de essentie van de decentralisaties in de zorg. De essentie is dat Tim en vele anderen betere zorg krijgen, dat er wordt tegemoetgekomen aan hun wensen, dat ze hun eigen keuzes maken. Kunnen ze die keuzes niet maken, dan is er natuurlijk opvang, thuiszorg en ondersteuning. Eigen keuzes maken, dat is de essentie. Complimenten aan het kabinet dat het dit heeft doorgezet. Ik kan u overigens het blog van Tim aanraden. Dat is te vinden op "kansenrapenzonderbukken.wordpress.com". Misschien moet u dat straks nog even nalezen.  Het kabinet zal de komende jaren zijn handen vol hebben, maar ik zie dat de heer Roemer nog wat wil zeggen. Ik dacht al: waar blijft hij?  De heer Roemer (SP): En ik dacht: er komt vast nog wel meer. Het is prachtig om een mooi voorbeeld op te lepelen dat wij ook kennen. U hebt heel mooie voorbeelden en mijn compliment aan die mijnheer die zijn uiterste best doet om het voor zichzelf mogelijk te maken om zo zelfstandig mogelijk te blijven. Een fantastisch voorbeeld, dat willen we allemaal. Het is alleen niet de essentie van waar wij met dit kabinetsplan naar toegaan. De essentie is dat dit gebruikt wordt, misschien zelfs wel misbruikt wordt, om een oorverdovende bezuiniging over de gemeenten uit te storten, zodat die geen geld meer hebben voor al die mensen die normale buurt- en thuiszorg nodig hebben. Ja, ook wij willen naar een buurtzorgniveau met een verantwoordelijkheid voor de mensen in de wijk. Dat maakt de zorg goedkoper. Dat dwing je echter niet af met een zo vergaande bezuiniging als nu, waardoor 35.000 mensen voortijdig uit de thuiszorg ontslagen worden en deze zorg kwijtraken, terwijl zij die zo hard nodig hebben. Het moet wel een eerlijk verhaal zijn.  De heer Zijlstra (VVD): Voor de VVD staat voorop dat mensen die zorg nodig hebben, zelf de keuze kunnen maken welke zorg zij willen. Ik ga niet kijken, zoals de heer Roemer nu doet, of dat betekent dat het budget daardoor minder stijgt. Daar hebben we het nu over, maar het gaat mij niet om het geld. Het gaat mij om de keuzes die mensen zelf mogen maken. Als zij dat niet kunnen, dan hebben wij een heel groot apparaat met heel veel deskundige mensen in de zorg die deze mensen kunnen helpen. Je staat er in dit land nooit alleen voor. Ik vind dat je moet bekijken hoe je mensen in hun kracht kunt zetten, waar dat kan en waar zij dat willen grijpen. Kijk naar het voorbeeld van Tim, om het toch even over geld te hebben. Hij had thuiszorg en zou volgens de huidige regels, waar u ook terecht vaak tegen strijdt, twee rolstoelen hebben gekregen. Dat is twee keer duurder dan in zijn ideale situatie. De verbetering van de eigen situatie van Tim zorgt er ook nog eens voor dat we minder kosten maken. De SP heeft regelmatig terecht commentaar op bureaucratie in de zorg en op regels in de zorg. Die breken we nu af. Ik zou verwachten dat u deze beweging van harte zou ondersteunen omdat het doet wat u in essentie zegt te willen. Ik hoop dat u dat de komende tijd zult bewijzen.  De heer Roemer (SP): Daar begon ik net mee, maar dit is niet de essentie waar het plan over gaat. U breekt die keuzevrijheid voor heel veel mensen juist af. Ouderen hebben niet de keuzevrijheid: wil ik langer thuis wonen met de mogelijkheden die er zijn, of ben ik beter af in een verzorgingshuis waar ik meer sociale contacten heb en een betere zorg die in mijn specifieke situatie past? Die keuzevrijheid is weggehaald. U dwingt mensen langer thuis te zitten door de indicatie omhoog te gooien en door ervoor te zorgen dat mensen niet meer in een verzorgingshuis terecht kunnen. Die worden gesloten en de bijbehorende zorg wordt door grove bezuinigingen afgebroken. Thuiszorg wordt grotendeels afgebroken, door bezuinigingen wordt het sociale netwerk afgebroken en de voorziening voor mantelzorgers staat onder druk. Daar zit mijn kritiek. Ik vind u direct in het voorbeeld dat u net gaf. Als we de buurtzorg kunnen organiseren met de verantwoordelijkheden bij de verpleegkundigen in de wijk, dan kunnen we veel besparen en kunnen we veel bureaucratie weghalen. Daar vinden wij elkaar. Het is alleen oneerlijk om dat als voorbeeld te gebruiken, terwijl u een streep zet door de keuzevrijheid van zo veel ouderen.  De heer Zijlstra (VVD): Het is juist dit voorbeeld dat aangeeft waar we naartoe willen. Ik erken onmiddellijk dat er mensen zullen zijn die niet zoals Tim in staat zijn om een keuze te maken. Daarom hebben we ervoor gezorgd dat er voor die mensen ook zorg is: thuis, in de buurt, dichtbij. De SP schetst het beeld alsof die mensen aan hun lot zijn overgelaten, maar dat is onzin. Wij redeneren vanuit een andere kant. Wij willen dat mensen die zorg nodig hebben, zelf die keuzes kunnen maken en zelf de beste oplossing kunnen kiezen. Dat kan omdat gemeenten straks alles in één hand hebben. Ze hebben geen twee potjes, maar één pot. Ze gaan samen met degene die zorg nodig heeft, kijken wat de beste oplossing is. Dat is hartstikke goed.  De heer Roemer (SP): Op het punt van bureaucratie komen we er samen wel uit. Was het maar onzin. Nu al zie je dat organisaties mensen de nodige zorg afpakken en dat het aantal uren zorg van mensen verminderd wordt. Nu al zie je dat organisaties mensen ontslaan. Nu al zie je dat doordat gemeenten de centen niet meer krijgen, mensen 20% mogen inleveren op hun salaris, om vervolgens hetzelfde werk te gaan doen. Wat nou keuzevrijheid? U dwingt mensen in slechtere omstandigheden te leven. U haalt de broodnodige zorg bij hen weg. U verslechtert de situatie voor de mantelzorgers. Er zijn inmiddels zo veel mensen die dat nu al voelen, terwijl het beleid op 1 januari nog moet beginnen. Haal die twee dingen niet door elkaar!  De heer Zijlstra (VVD): Dat laatste zou ik tegen de heer Roemer willen zeggen. Als die dingen nu misgaan, is dat niet te wijten aan de decentralisaties, want die moeten nog ingaan. De dingen die nu misgaan zijn redenen waarom we dit doen. We willen ervoor zorgen dat we alle zaken gaan verbeteren waar ook de heer Roemer, terecht, regelmatig tegen te hoop loopt. Dat is de essentie van wat we doen. Ga nu niet zeggen dat de dingen die nu misgaan te wijten zijn aan de decentralisaties. Nee hoor, want die decentralisaties moeten nog plaatsvinden. Ik snap dat heel veel mensen op dit moment ongerust zijn, ongeacht of ze zelf zorg nodig hebben, of hun kinderen of hun ouders. Ik heb een zus die een zwaar gehandicapt zoontje heeft. Die jongen kan echt niks. Het feit dat de chauffeur van de bus waarmee hij naar de opvang moest, veranderde, leverde al stress op in het gezin. Ik snap heel goed dat zo'n enorme operatie die dit kabinet uitvoert, tot stress en tot onzekerheid leidt omdat mensen niet weten wat eraan komt. Dat snap ik. Maar ga niet het beeld neerzetten dat we er niet over nagedacht hebben en dat we iedereen aan zijn lot overlaten. Het omgekeerde is het geval. De zaken die nu goed gaan in de zorg, gaan we aanpakken en in één hand brengen zodat de mensen zelf met de gemeente de beste oplossing kiezen.  De heer Roemer (SP): Dat zou de heer Zijlstra willen. Feit is dat gemeenten nu anticiperen op aangekondigde bezuinigingen in het Gemeentefonds die gepaard gaan met de decentralisaties. Dat er geen nieuwe contracten worden afgesloten met organisaties heeft tot gevolg dat gemeenten nu gaan snijden. Organisaties weten niet waar ze aan toe zijn en moeten mensen massaal ontslaan. Ze pakken werknemers 20% van hun salaris af. Daarnaast zijn er geen nieuwe contracten. Ouderen krijgen ineens heel veel nieuwe mensen aan hun bed, in hun thuissituatie. Dat heeft alles te maken met de decentralisatie. De grote boodschap en het idee erachter was niet alleen de vraag hoe we het beter kunnen maken, maar ook de vraag hoe we hier op fors kunnen bezuinigen terwijl we daar een mooi verhaaltje bij plakken. Daar trappen al die mensen niet in die vandaag de dag er al moeite mee hebben en die de klappen nog krijgen na 1 januari.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben een optimistisch mens, maar ik begin licht de moed te verliezen dat ik de heer Roemer op dit punt naar mijn kant ga halen. Ik hoop dat hij de openheid heeft om te zien dat die effecten gaan optreden waar die decentralisaties straks plaatsvinden. Er zullen dingen misgaan. Dat zal zeker gebeuren. We zullen dan schouder aan schouder staan om ervoor te zorgen dat die gerepareerd worden. Voor ons is echter iets anders leidend in de zorg dan voor de SP. Voor ons is degene die zorg nodig heeft, leidend. Daarnaast zijn zijn behoeften en zijn keuzes leidend.  Voorzitter. Het kabinet zal de komende jaren de handen vol hebben aan het implementeren van alle maatregelen die het afgelopen jaar zijn genomen. Dat is een enorme taak. Het echte regeerwerk binnen het kabinet vindt eigenlijk pas de komende jaren plaats. De wetgeving mag het parlement gepasseerd zijn, nu is het aan het kabinet om te zorgen dat alle hervormingen goed landen en dat fouten zo veel mogelijk worden voorkomen. Als die fouten toch worden gemaakt, moeten we ze herstellen. Het is een enorme klus, een klus die groter is dan datgene wat veel voorgaande kabinetten in vier jaar moesten doen. Ondanks deze grote klus ziet de VVD nog twee grote projecten die door dit daadkrachtige kabinet zullen moeten worden opgepakt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wilde interrumperen, maar ik wacht de grote klussen van meneer Zijlstra even af.  De heer Zijlstra (VVD): De eerste is: economische groei en banen; het verder aanzwengelen van onze economische motor. We koesteren onze sterke economie en de daaruit voortkomende welvaart, maar die welvaart is niet vanzelfsprekend. Onze generatie en die van mijn zoon zullen er harder voor moeten vechten dan mensen in het verleden. De hevige internationale concurrentie is groter dan ooit. Ik zie een kabinet dat dit inziet, door tal van hervormingen van de overheidsfinanciën, de huizenmarkt, de zorg, de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en het onderwijs. Daardoor wordt er een fundament gelegd onder de groei van onze welvaart en wordt er geprobeerd om onze economie wendbaarder en innovatiever te maken.  Het is slecht nieuws voor ons allen, maar de politiek kan het gras niet harder laten groeien door daaraan te trekken. Naast een goede voedingsbodem is er ruimte voor groei nodig. In eerdere debatten heb ik aangegeven dat dit vraagt om een overheid die een stap opzij doet, die los durft te laten, die gevestigde belangen en structuren durft te doorbreken en die ons aanspreekt op onze eigen veerkracht. Nederland is een land met een enorm potentieel aan talent. Als we het beste uit onszelf willen halen, moeten we de neiging onderdrukken om alles dicht te regelen. We moeten verlichten en minder verplichten. Dat geldt in het bijzonder voor onze sociale voorzieningen. Daarvoor moet ons poldermodel anders worden vormgegeven: niet gericht op het verdelen van de koek, maar op het groter maken van de koek. Of ik nu met vakbonden spreek of werkgeverorganisaties, niemand praat over het groter maken van de koek. Het gaat dan alleen maar om het vasthouden van wat we nu hebben. Maar we moeten niet stilstaan, we moeten vooruit. "Vooruit" betekent dat we starters, mkb'ers, zelfstandigen, maar ook multinationals de ruimte moeten geven. We willen meer mensen aan het werk hebben, maar met de kosten en het gedoe waar je als ondernemer mee te maken hebt als je iemand in vaste dienst wilt nemen, is het nog een wonder dat er in dit land überhaupt nog mensen in vaste dienst worden aangenomen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als de heer Zijlstra zo veel woorden spreekt over de noodzaak van meer dynamiek en meer banen, hoe is het dan mogelijk dat het kabinet nog steeds niet in staat is om met een plan voor de werkelijke hervorming van de belasting te komen?  De heer Zijlstra (VVD): Daar kom ik zo op. U was toch aan het wachten, dus misschien hebt u nog even geduld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een vraag. Ik zal hem nogmaals stellen: hoe kan het dat het kabinet nog steeds niet met een plan komt voor de hervorming van de belastingen? Ik heb uw verhaal gehoord, waaruit maar één conclusie kan worden getrokken, namelijk dat we morgen al moeten beginnen met het hervormen van de belastingen.  De heer Zijlstra (VVD): Mijn tweede punt, naast economische groei en banen, was het belastingstelsel. Daar ga ik nu dus maar naartoe. Eerlijk gezegd vind ik dat we complimenten moeten maken aan het kabinet en aan de staatssecretaris, die altijd op de achterste rij zit. Ik weet dat uit ervaring. Hij heeft gisteren een brief gestuurd, waarin volgens mij stappen worden gezet, waarmee deuren van het slot worden gehaald die in het verleden dichtzaten. Dat is nodig om die belastingherziening, die inderdaad van wezenlijk belang is, voort te zetten. Het kabinet is druk bezig. We weten allemaal dat een belastingherziening minimaal vijf tot zes jaar duurt. Het kabinet zegt heel terecht dat we zo'n enorme stelselwijziging alleen maar voor elkaar krijgen als we daar een forse lastenverlichting, dus een nettolastenverlichting, tegenover kunnen zetten. Het geld daarvoor is er nu nog niet. Ik heb uw tegenbegroting nog niet gezien, maar als we die belastingherziening willen, met deze wetenschap uit het verleden, zouden we nu dus vijf miljard moeten gaan bezuinigen om dat geld vrij te maken. Ik ben benieuwd of uw tegenbegroting vijf miljard aan bezuinigingen bevat, om zo'n stelselherziening mee te kunnen maken. Ik schat in van niet. Dezelfde moeilijkheid geldt voor het kabinet. Wat ík goed vind, is dat we wel inzichtelijk hebben gemaakt waar we mogelijk stappen gaan zetten en welke stappen nu al gezet kunnen worden rond het versimpelen van de kinderopvangtoeslag. Dus het kabinet is druk bezig maar we moeten hier niet het beeld creëren alsof we een belastingherziening die een enorme impact kan hebben op mensen thuis en hun inkomen, eventjes op een achternamiddag in elkaar kunnen klussen. Zo is het niet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra heeft wel lef om deze uitschuifoperatie van complimenten te voorzien, want al twee jaar geleden was er het gevraagde advies over hoe een nieuw stelsel eruit moest komen te zien. Klopt het en steunt de VVD het dat, zoals minister Dijsselbloem zei, de financiering zal komen uit enerzijds een verhoging van de btw en anderzijds het mogelijk voordoen van meevallers die anders dan in het verleden blijkbaar niet meer naar het tekort gaan maar naar belastingmaatregelen van een toekomstig kabinet?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nergens gelezen dat de btw omhooggaat om dit plan te financieren. Dat er gekeken wordt of in de totale belastingherziening schuiven nodig zijn tussen indirecte en directe belastingen, klopt. Dat is een van de deuren die van het slot zijn, waar de komende tijd het kabinet verder naar zal moeten kijken. Het kabinet zal overigens — dat is het goede nieuws voor de heer Buma en overigens ook anderen — een heel breed draagvlak gaan zoeken. Dat stelt het ook terecht in zijn brief, al was het alleen al dat de laatste keer dat de heer Samsom en ik in de Eerste Kamer aan het tellen waren we niet helemaal aan een meerderheid kwamen. Het zou namelijk wel leuk zijn als zo'n herziening er ook doorheen kwam. Dus we hebben een breed draagvlak nodig en dat is het goede van het voorstel van de staatssecretaris; hij maakt inzichtelijk waar bewegingen gemaakt kunnen maken en waar allerlei blokkades die ook soms door mijn partij in het verleden zijn opgeworpen, er niet zijn. De uitnodiging richting, ik zou bijna willen zeggen, allen buiten deze coalitie is: geeft u dan ook aan welke keuzes u daarin wilt maken omdat wij nu een eerste stap hebben gezet. Ik hoop dat er een breed draagvlak en een brede steun in de Kamer is om deze belastingherziening voor elkaar te krijgen, mét heldere standpunten vanuit de oppositie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb het even moeten verifiëren, maar, inderdaad, de minister van Financiën heeft gisteren gezegd: het moet ook betaald worden uit een verhoging van de btw. Dus mijn vraag is: betekent dit nu al de eerste ruzie over het nieuwe plan of steunt de heer Zijlstra deze opmerking van de minister van Financiën?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb de minister van Financiën, eerlijk gezegd, deze uitspraak niet zien doen, maar ik geef ook onmiddellijk toe dat ik niet 24 uur per dag in zijn nabijheid verkeer, wat voor hem goed nieuws is en voor mij overigens ook. Ik heb het in de plannen in ieder geval niet kunnen ontdekken. Wel is een van de deuren die van het slot zijn, of niet nagegaan zou moeten of er een schuif moet worden gemaakt tussen direct en indirect, juist om de ook door het CDA zo gewenste verlaging van de lasten op arbeid voor elkaar te krijgen. Dat is een van de zaken waarmee nu vooruitgegaan moet worden en waar ongetwijfeld ook uw mening over gevraagd zal worden om te kijken of een breed draagvlak mogelijk is.  De heer Roemer (SP): Die nabijheid van minister Dijsselbloem had overigens zo gekund, waar binnen de VVD gezegd wordt dat hij de beste VVD-minister van het kabinet is …  De heer Zijlstra (VVD): Dat is allemaal interessant die uitspraken, maar de VVD …  De voorzitter: De heer Roemer heeft het woord.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra huilt nu heel veel krokodillentranen dat het allemaal minder en minder moet worden. Is het echter niet dezelfde VVD geweest die zeventien jaar lang de belasting op arbeid steeds heeft verhoogd en overal mee heeft ingestemd? Naar aanleiding van eerdere opmerkingen van de heer Samsom in de media is mijn vraag of de heer Zijlstra het met mij eens is dat nu eindelijk eens paal en perk gesteld moet worden aan dat enorme verschil tussen de belasting op arbeid, die heel hoog is, en de belasting op kapitaal die schrikbarend laag is, ook vergeleken met Europa? Is hij het met mij eens dat die met in elkaar in evenwicht moeten komen?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij ben ik in het verleden buitengewoon helder geweest en ben ik dat nog steeds over het nog meer belasten van vermogen en kapitaal of, in gewoon Nederlands, het belasten van ons spaargeld. Ik vind dat je ons spaargeld niet extra moet belasten. Het is namelijk geen dood kapitaal. Het zijn namelijk bedrijven, fabriekshallen, kantoren, machines et cetera. Dat is werkgelegenheid. Dat is onze economie. Je moet dus niet net doen alsof dat een potje geld is waar je even vrijelijk uit kunt putten. Nee, het is ons spaargeld. Waar mensen dat spaargeld met veel pijn en moeite bij elkaar gesprokkeld hebben en er al vele keren belasting over hebben betaald, is het op een gegeven moment ook klaar.  De heer Roemer (SP): Ik heb het niet over de spaarcenten van gewone mensen, want die betalen dankzij het VVD-beleid nu al te veel, uitgaande van een rendement van 4% dat ze "never nooit" halen. Het gaat mij om het volgende. Er zijn heel veel miljonairs bijgekomen. Het vermogen van de 10% rijkste Nederlanders is sinds de crisis met 30 miljard gestegen, terwijl de mensen aan de onderkant voor 10 miljard meer in de schulden zitten. Het gaat om die verdeling. De enorme lastenverzwaring is vooral bij het midden- en kleinbedrijf terechtgekomen. Denk aan de btw-verhoging. Denk aan de accijnsverhogingen. Het zijn de multinationals, die ruim in het jasje zitten, die keer op keer op keer belastingverlaging hebben gekregen. De VVD steunt dus wel de miljonairs en multinationals in Nederland, maar niet het midden- en kleinbedrijf en de mensen met spaarcenten, want die betalen al jarenlang de rekening. Daar moeten we eens van af. Ik had gehoopt dat de heer Zijlstra, nu hij toch zijn fouten uit het verleden aan het toegeven is, zou zeggen: dat gaan we nu een beetje corrigeren.  De heer Zijlstra (VVD): Het is sneu nieuws voor de heer Roemer, maar het gaat toch echt over het spaargeld van mensen. Af en toe vind ik het ook best jammer, maar de grote kapitalen, de mensen met de miljarden, zal ik maar zeggen, zijn niet gebonden aan Nederland. Die hebben hun kapitaal over de hele wereld uitstaan en halen hun rendement ook over de hele wereld. Dat is overigens ook zo voor de Nederlandse pensioenfondsen, waar feitelijk heel veel spaargeld in zit van mensen die straks van hun oude dag willen genieten. Ook dat geld is internationaal breed belegd, omdat ze daar veel rendement mee behalen. Het gaat om het spaargeld van die mensen. Als je hier met mooie voornemens iets aan zou willen doen, eindig je — dat is de les uit het verleden — met maatregelen die de middeninkomens en de mensen die een klein beetje spaargeld bij elkaar gesprokkeld hebben, treffen. Dan raak je de ondernemers die geld voor hun oude dag in hun bv hebben vastgezet, want dit geld wordt in één keer als kapitaal gezien, terwijl het een oudedagsvoorziening is. Die fout gaat de VVD wat mij betreft niet maken.  De heer Roemer (SP): Die fout heeft de VVD de afgelopen jaren alleen maar gemaakt. Denk aan het verhogen van de btw en de accijnzen. Kijk naar de bedrijven in de grensstreek. De koopkracht van mensen is gedaald. Het midden-en kleinbedrijf heeft al jarenlang moeite om investeringen te krijgen. Dat zijn allemaal maatregelen geweest waarmee het midden- en kleinbedrijf en de gewone mensen met een beetje spaargeld voortdurend gepakt zijn. Het gaat mij om de grote vermogens. Het gaat mij om de 30 miljard meer voor de 10% rijksten in Nederland. Die groep laat de heer Zijlstra ongemoeid. Sterker nog, de belasting op kapitaal is in Nederland veruit de laagste in Europa. Ik geloof dat alleen Polen eronder zit. De rest van Europa zit er ver boven. Het gemiddelde ligt boven de 20%. De heer Zijlstra blijft daarvan af. Hij laat kapitaal lopen en de gewone man en vrouw in Nederland en de ondernemer in het midden- en kleinbedrijf betalen de rekening daarvan, waarvoor dank!  De heer Zijlstra (VVD): De heer Roemer probeert te doen alsof hij een warm hart heeft voor het midden- en kleinbedrijf, maar de essentie van hetgeen hij nu zegt, is dat dit soort bedrijven wordt getroffen. Dat zijn namelijk de bedrijven waar kapitaal in het bedrijf zit. Het gaat om familiebedrijven die niet even belast kunnen worden met een hogere vermogensbelasting, zoals de heer Roemer het zo even vrijuit voorstelt. Als je dat gaat doen, tref je dat soort familiebedrijven en kleine ondernemers. Als de kleine ondernemers niet aan kapitaal kunnen komen, is het belasten van kapitaal het domste wat je kunt doen. Dan komen ze er al helemaal niet meer aan. Ga die weg dus niet op; wees verstandig. Die vermogens, dat kapitaal, dat zuurverdiende spaargeld, daar moeten wij van afblijven. Het goede nieuws betreft de rendementsheffing. Als de heer Roemer de brief goed heeft gelezen, heeft hij ook gezien dat het kabinet van mening is dat er een onrechtvaardigheid in de rendementsheffing zit. Dat vind ik ook. Ik vind het gek dat je belasting moet betalen over rendement dat je niet gemaakt hebt. Ik vind het dus ook zeer rechtvaardig en terecht dat het kabinet nagaat of het op een andere manier kan. Dat is echter heel iets anders dan zeggen: we gaan eens even lekker het spaargeld extra belasten. Dat gaan we niet doen, maar we gaan wel bekijken of het op een rechtvaardiger manier kan, namelijk op basis van echt rendement.  De heer Roemer (SP): Ik ken de heer Zijlstra als iemand die normaal gesproken veel eerlijker is. We kunnen het met elkaar oneens zijn, maar de SP verwijten dat zij niet vooropstaat in de rij om het voor het midden- en kleinbedrijf op te nemen, kan niet. De voorzitter van MKB-Nederland heeft zelfs op televisie gezegd: er is één partij die in Nederland vooroploopt en begrijpt wat er met het mkb aan de hand is en dat is de SP. Hij verwijt de VVD jarenlang met lastenverzwaringen voor het midden- en kleinbedrijf te zijn gekomen. Ik denk aan de btw-verhoging, waar de heer Zijlstra niet op ingaat; de accijnsverhogingen voor de bedrijven in de grensstreek, waar hij niet op ingaat; het verhogen van de belasting op arbeid, waar hij niet op ingaat. Dat is allemaal zijn beleid geweest. Wij hebben rapporten gemaakt met 43 complete voorstellen, omarmd door het midden- en kleinbedrijf en gezien als de enige oplossing om de lasten voor het midden- en kleinbedrijf te verlichten. Lees die eens!  Voorzitter: Arib  De heer Zijlstra (VVD): Laat ik het zo verwoorden. De heer Roemer stelt voor om nu eens even flink te gaan snijden in het kapitaal, om die familiebedrijven nu eens te gaan belasten, om dat spaargeld, dat familiekapitaal eruit te halen. Dat heeft enorme gevolgen voor de werkgelegenheid. Als MKB-Nederland dat een prachtig plan vindt — ik heb mijn eigen mening over de vraag of dit feitelijk wel zo is — dan is MKB-Nederland het in ieder geval met u eens. Ik kan het me echter niet voorstellen. Iedereen die nu ondernemer is of die eerder ondernemer is geweest, weet dat je, als je aan het kapitaal van familiebedrijven komt en daarin gaat snijden, snijdt in het hart van het mkb, het hart van het Nederlandse bedrijfsleven en het hart van onze werkgelegenheid. Ik geef de heer Roemer onmiddellijk mee dat hij vele warme woorden spreekt over het mkb, zoals hij ook warme woorden sprak over het onderwijs, maar toen wij daar even doorheen prikten, bleken het vooral woorden te zijn.  De voorzitter: De heer Roemer, tot slot.  De heer Roemer (SP): Al onze voorstellen zijn een enorme verbetering voor het midden- en kleinbedrijf, in tegenstelling tot alle belastingmaatregelen en lastenverzwaringen van meerdere miljarden sinds Rutte-I die het midden- en kleinbedrijf raken. Een vierde of vijfde poging en mijnheer Zijlstra heeft niet eens het lef om te zeggen: ja, daar zijn wij verantwoordelijk voor. Dat heeft het midden- en kleinbedrijf geraakt. We hebben hier zelfs nog een initiatiefwet liggen, waar wij overigens nog samen onder staan, om het voor het midden- en kleinbedrijf te verbeteren. Wij komen niet aan de spaarcenten van het midden- en kleinbedrijf, integendeel, die gaan er in al onze uitgewerkte en doorgerekende plannen op vooruit. Houd Nederland niet iets voor waarvan u weet dat het niet deugt. Het is de VVD geweest die de afgelopen jaren verantwoordelijk is geweest voor de enorme lastenverzwaringen waardoor onze economie op slot zit. Wees een vent en erken dat nu!  De heer Zijlstra (VVD): De VVD is de afgelopen jaren inderdaad verantwoordelijk geweest voor heel veel zaken, ook voor rotte maatregelen die wij hebben moeten nemen om dit land op orde te brengen. Dat erken ik onmiddellijk, als dat is wat de heer Roemer bedoelt. Dat was wel nodig. Ik ga niet zeggen dat wij ons op de borst gaan kloppen dat daarmee de economie op orde is gekomen. Dat is namelijk te danken aan die ondernemers die het hebben moeten dragen. Dat is te danken aan de 17 miljoen Nederlanders die de gevolgen in hun portemonnee hebben gevoeld. Want het was niet leuk, het is niet leuk en dat gaat het ook niet worden, maar het was wel noodzakelijk. Dat is wel een verschil. Wij pakken als VVD wel die verantwoordelijkheid op. Ik ga niet weglopen voor het verhaal omdat ik denk dat de gevolgen voor de mensen negatief zijn en dat ik het daarom niet zou willen verkopen. Ja, wij hebben maatregelen genomen in de afgelopen jaren, ook op het gebied van lasten, waar ik inhoudelijk niet blij van word. Maar ze waren wel nodig. Daar profiteert het land hopelijk de komende jaren van. Het herstel is ingezet, maar we zijn er nog niet.  Voorzitter: Van Miltenburg  De heer Van Ojik (GroenLinks): Waar het gaat om groei en banen vertelt de heer Zijlstra een consistent en helder liberaal verhaal. De overheid moet een stapje opzij doen, we kunnen het gras niet sneller laten groeien door eraan te trekken, banen moeten uit de markt komen. Vorig jaar hebben we dat verhaal ook gehoord. We hoorden het vanochtend van de minister-president: wij kunnen geen banen scheppen. Maar de heer Zijlstra kent net als ik de meest recente werkloosheidscijfers. Is hij het met mij eens dat de bezuinigingen, bijvoorbeeld in de zorg, de belangrijkste oorzaak zijn van het zo achterblijven van de werkgelegenheid op dit moment?  De heer Zijlstra (VVD): Dat is een van de oorzaken. Dat klopt.  De beraadslaging wordt geschorst.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dus de overheid kan geen banen scheppen, dat moet uit de markt komen, maar de overheid kan er in haar beleid wel voor zorgen dat er banen verdwijnen.  De heer Zijlstra (VVD): Als je bezuinigt, wat wij hebben gedaan, dan zorgt dat er op de korte termijn voor dat je werkgelegenheid verliest — daar hebben wij ook nooit een geheim van gemaakt — en dat je daarmee dus op korte termijn een drukkend effect hebt op de economie. Dat is waar. Waarom doe je dat dan allemaal? Omdat je daarmee economisch herstel op de langere termijn zekerstelt. Dat zien wij nu ook gebeuren. Als ik het heel extreem mag zeggen in het voorbeeld van de zorg: stel je voor dat we iedereen in Nederland aan het werk zouden zetten in de zorg. Dat zou niet kunnen, omdat het geld dat wij uitgeven aan de zorg eerst moet worden verdiend in het bedrijfsleven, door mensen die belasting betalen. Dan kan het pas naar de zorg. Dus het scheppen van werkgelegenheid, zoals impliciet door de heer Van Ojik wordt betoogd, is niet de realiteit. Ja, er verdwijnen daar banen, omdat mensen zelf keuzes mogen gaan maken en niet altijd, zoals Tim, iemand nodig hebben in de thuiszorg. Maar dat is een ontwikkeling die wij willen. Die ontwikkeling zorgt ervoor dat elders, voor die mensen die nu misschien daar hun baan verliezen, weer andere banen worden gecreëerd zodat zij aan het werk gaan. Daar zijn we nog niet, want die werkloosheid moet naar beneden. Meer mensen aan een baan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Zijlstra maakt, zoals wij vaker hebben gehoord — de minister-president is kennelijk ook die mening toegedaan — onderscheid tussen twee soorten banen. Er zijn echte banen, zeg ik dan maar even, refererend aan hoe hij het vorig jaar zelf in deze algemene beschouwingen omschreef. Dat zijn de banen waarmee mensen in het bedrijfsleven geld verdienen en er zijn mensen die dat geld weer opmaken. Dat zijn de politieagenten, de verpleegkundigen, de leraren, de mensen die op onze kinderen passen en de mensen die voor onze ouderen zorgen. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Een leraar of iemand die op kinderen past, iemand met een overheidsbaan, is niet minder dan iemand die op auto's past in een parkeergarage die we vanuit de markt betalen. De een heeft de ander nodig. Het gaat om het evenwicht. Ik maak echt bezwaar tegen deze voorstelling. Ik zeg het nogmaals: ook de minister-president beweerde vanochtend dat eerst de mensen in de markt het geld moeten verdienen, zodat de anderen daarna ook een baan kunnen krijgen. Daar gaat het niet om. De een heeft de ander nodig. De heer Zijlstra steunt een kabinet dat er niet in slaagt de werkloosheid terug te dringen. Houd op met te zeggen dat het herstel alleen uit de markt kan komen, en kijk eens wat je door versterking in de publieke sector voor elkaar kunt krijgen.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Van Ojik zegt dat er geen A- en B-banen zijn; zo vertaal ik het maar even. Dat is natuurlijk waar. Daar heeft hij gelijk in. Ik zeg ook niet dat er A- en B-banen zijn. Volgens mij zegt de premier dat ook niet, maar dat moet hij morgen zelf maar aangeven. Mensen die in de zorg, in het onderwijs, in overheidsdienst werken, zijn van enorme waarde.  Ik ben het ook met de heer Van Ojik eens als hij zegt dat er evenwicht moet zijn. Dat klopt, want als je alleen maar markt hebt en geen overheid die kerntaken zoals veiligheid en dergelijke op zich neemt, heb je geen maatschappij. Dit standpunt delen wij ontzettend met elkaar. Het gaat om evenwicht. Ik denk dat daar het verschil zit tussen ons tweeën. Ik leg het evenwicht wat meer bij de markt dan bij de overheid. In de markt vindt namelijk de vergroting van de koek plaats. Wat de VVD voorstaat, is dat wij de koek voor iedereen groter maken, waardoor er ook meer banen komen bij de overheid. Die koek moet groter worden. Als wij ons alleen richten op de overheid, wordt de koek niet groter. Die blijft dan namelijk gelijk. Op lange termijn is dat stilstand, en dat is dus slecht.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zeg niet dat we het alleen van de overheid moeten hebben. Ik zeg dat je een verkeerde voorstelling van zaken geeft als je zegt dat die banen van de overheid geen echte banen zijn.  De heer Zijlstra (VVD): Dat zeg ik ook niet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik citeer de minister-president: wij maken geen banen; als je dat wilt, moet je een communistisch systeem invoeren. Hij schudt zijn hoofd, maar ik heb het vanochtend gelezen.  De voorzitter: Dit is ingewikkeld. U interrumpeert nu de heer Zijlstra. Het lijkt mij dus handig dat u reageert op de woorden van de heer Zijlstra.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ook de heer Zijlstra zei vorig jaar — hij zegt dat nu weer — dat echte banen uit de markt moeten komen. Het gaat om evenwicht. Ik ben voor dat evenwicht, maar zeg dan niet: er zijn banen die uit de markt komen en van die banen moeten we het hebben in Nederland, en er zijn banen die door de overheid kunnen worden gemaakt en die kosten alleen maar geld.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, de premier zal morgen ongetwijfeld moeten antwoorden op een interruptie van de heer Van Ojik. Volgens mij was ik net heel helder: voor mij zijn er geen A- en B-banen. Alle banen zijn belangrijk. Maar als je bekijkt hoe je de koek groter kunt maken, dan is dat in de markt. Dat heeft niets met ideologie te maken. Dat is gewoon een feit. De economie groeit doordat er in de markt groei plaatsvindt. De overheid maakt de koek niet groter. Zij zorgt niet voor extra banen in die zin. Dat wil niets zeggen over de mensen die voor de overheid werken. Zij doen fantastisch werk. Zij doen buitengewoon gewaardeerd werk. Als de indruk ontstaat dat we dat als een tegenstelling zien, wil ik die indruk onmiddellijk wegnemen, want dat is niet het geval.  De heer Pechtold (D66): Het is dus een kabinet van koekenbakkers!  Ik snap de verwarring rond het belastingstelsel wel. Ik maak mij zelf ook zorgen over de urgentie en het tempo waarmee dit kabinet het belastingstelsel wil herzien. Een kabinet dat pas op de helft is, zou op dat punt voor de begroting voor 2016 toch iets moeten leveren. Als we dat mee willen nemen, moet dat voor 1 april. Is de heer Zijlstra het met mij eens dat we in het vroege voorjaar concrete voorstellen van het kabinet moeten ontvangen? Dat is mijn eerste vraag.  Mijn tweede vraag is een inhoudelijke vraag. Ik hoor in de "voorbeschietingen" vanuit de PvdA en de VVD veelal wat er allemaal niet moet. Daar is ook verwarring over. Zojuist werd er een en ander gezegd over de btw. In de brief staat overigens wel dat een verschuiving naar btw mogelijk is. Is het voor de VVD een taboe als we naar het totaal kijken van het verlagen van de inkomstenbelasting en alles wat daarmee samenhangt: het remmen van de extra uitgaven, de btw, de vermogens en ga zo maar door? Dat is dan helder voor degenen die worden uitgenodigd. Is er een taboe?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij heb ik net aangegeven dat wij geen extra belasting willen op vermogen. Daarbinnen kan er echter naar gekeken worden. Het is niet voor niets dat er een onderzoek komt. In die zin zijn er voor mij geen taboes. Dat vind ik het mooie aan deze brief: PvdA en VVD tonen wederom dat zij in staat zijn om deuren die in het verleden op slot zaten, open te zetten. Dat betekent echter niet dat je meteen overal concrete maatregelen aan vastplakt, want dan weet ik precies hoe het gaat: dan gaat het alleen om die dingen. Willen wij hieruit komen, dan moeten wij voor een totale herziening zorgen, waarbij wat mij betreft de toeslagen verdwijnen. Ook wordt wat mij betreft bezien hoe wij de lasten op arbeid kunnen verlagen. Ik nodig elke partij uit om aan te geven wat haar wensen zijn. Dat geldt ook voor de heer Pechtold van D66. In de media las ik dat de heer Pechtold meer ambitie wil. Dan hoor ik graag waar die ambitie ligt, welke maatregen dan genomen moeten worden en welke bedragen daarbij horen.  De heer Pechtold (D66): Nu herhaalt de heer Zijlstra iets wat de VVD nu drie jaar doet, namelijk begroting na begroting na begroting naar steun zoeken en die organiseren. Een belastingstelsel is er voor de langere termijn. Een belastingstelsel is bedoeld om de werkloosheid aan te pakken. Een belastingstelsel is bedoeld om economische groei te bewerkstelligen. De voorbeschietingen tussen Samsom en Zijlstra hebben niet erg geholpen. De één zei dat de ander lomp bezig was. De ander sprak weer vergelijkbare schuttersputjestaal. Ik stelde twee simpele vragen. Is de heer Zijlstra met mij van mening dat het kabinet voor 1 februari moet aangeven wat het wil? Het kabinet regeert. De Kamer kan dan meepraten, om er voor 1 april voor te zorgen dat belangrijke maatregelen in de begroting voor 2016 mee kunnen. Vraag één: is de heer Zijlstra dit met mij eens? De heer Zijlstra draait er een beetje omheen, maar vraag twee is: rust er op vermogen, op btw — dat zijn de vervelende dingen om belastingverlaging op lonen te bewerkstellingen — één taboe? Dat lijkt mij een heldere vraag: 1 februari, is er een taboe?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij staat in de brief buitengewoon helder aangegeven wat allemaal kan. Ik heb zojuist een antwoord gegeven met betrekking tot vermogens, bijvoorbeeld. U kunt wel zeggen dat ik eromheen draai, maar u krijgt misschien niet het antwoord dat u had willen hebben. Dat is heel iets anders. Laat ik helder zijn over de snelheid. Het is heel duidelijk dat wij een grote stelselherziening alleen kunnen uitvoeren met een forse netto lastenverlichting. Dat bewijst het verleden ook. Ik vind het heel goed dat het kabinet daarop wijst. Dat geld heb ik nog even niet gezien, ook niet van uw zijde. Waar het mij om gaat, is dat wij die stelselherziening voor elkaar krijgen. Wij moeten daarbij heel zorgvuldig bezien wat dit voor mensen thuis betekent, voor hun inkomen. Een belastingstelselherziening heeft potentieel een enorme impact op de koopkracht van mensen, zeker als wij ook proberen om van de toeslagen af te komen. Het is niet een kwestie van: doe maar een voorstel per 1 februari. Ik vind zorgvuldigheid op dit gebied van groot belang. Wij moeten kijken naar de effecten voor mensen thuis en ervoor zorgen dat wij daardoor de stelselherziening op een goede manier kunnen laten landen, waarmee wij deze ook echt voor elkaar krijgen. Of dat dan op 1 april is, of volgend jaar bij de begroting, laat ik over aan het kabinet, want het kabinet regeert en wij controleren.  De heer Pechtold (D66): Zo gemakkelijk kan de grootste partij hier niet weglopen. Er ligt een advies dat bijna twee jaar oud is. Vorig jaar oktober vroeg mijn fractie al om iets te doen met dat mooie rapport-Van Dijkhuizen, want daar komen die banen uit voort. In zijn brief schreef het kabinet gisteren: dat zijn papieren banen. Maar de banen die het kabinet gisteren in de Troonrede voorspelde, zijn ook papier, als hier niet wordt gehandeld. Daarom vraag ik nogmaals aan de VVD: betekent dit dat er taboes zijn? Daar laat ik de constructieve houding van afhangen. Dit betekent ook dat je ruim moet praten. U weet wel te vertellen wat u bij Samsom vervelend gaat doen, namelijk op het gebied van de toeslagen. Maar als ik vraag naar vermogen, het punt waarbij wij naar uw kant kijken, maakt u mist. U vraagt aan mij wat ik wil. Ik ben bereid om overal over te praten, maar niet alleen zoals de minister van Sociale Zaken, die zegt: we doen het alleen uit de meevallers. Dat is geen ambitie tonen. Dan vraag ik u ook concreet om ervoor te zorgen dat we weer durven te snijden in de oplopende uitgaven van de overheid. Dan ben ik bereid om mee te doen. Om het realistisch en ambitieus uit te voeren in de begroting voor 2016, zul je 1 februari helder moeten zijn. Deelt u die ambitie, zowel inhoudelijk als qua stappen in de tijd?  De heer Zijlstra (VVD): Ik weet niet waar de heer Pechtold die mist vandaan haalt. Volgens mij was ik buitengewoon helder, eerst tegenover de heer Roemer — we werden het niet eens, maar volgens mij waren de standpunten wel helder — en daarna tegenover u. Er mag daarin geschoven worden, om te bezien of we reëel rendement kunnen belasten, maar voor de VVD moet het met het oog op de rechtvaardigheid nu eens gedaan zijn met het extra belasten van ons spaargeld. Volgens mij was ik daar helder in. Als u dat niet wilt horen, is dat prima, maar het was niet onhelder. Waar het gaat om de snelheid, herhaal ik mijn antwoord. Ook dat was niet onhelder. Het gaat mij erom dat het kabinet het zorgvuldig doet, met oog voor de inkomenseffecten die hier potentieel aan vastzitten, want een stelselherziening omvat heel veel. Met de VVD valt er over heel veel te praten. We kunnen niet een stelselwijziging in elkaar klussen, waarvan D66 of PvdA of VVD zegt: ik heb alleen maar leuke dingen. Er zullen voor iedereen punten in zitten waar men minder blij van wordt. Daarom moet je het ook zorgvuldig doen. Als we nu, door alleen maar te roepen om ambitie en dat het allemaal sneller moet, voor enorme onrust zorgen bij de mensen thuis, dan zijn we verkeerd bezig en komt die belastingherziening er niet. Maar die herziening is broodnodig, als je ziet hoeveel fraude er bijvoorbeeld met toeslagen is en hoeveel mensen te maken hebben met terugvorderingen. Daar moet wat aan gebeuren! Daar gaan wij mee aan de slag. Het kabinet heeft een goede eerste stap gezet en het is nu aan ons en aan anderen om de ambitie te tonen en ook zelf aan te geven wat voor hen de punten zijn waaraan zij iets willen doen. Wij zijn duidelijk.  De heer Pechtold (D66): De begroting van 2015 ligt voor. D66 heeft geen tegenbegroting, omdat we de voorliggende begroting op hoofdlijnen steunen. Als we doorkijken naar de volgende begroting wil ik, net als vorig jaar, weten waar het kabinet en waar de grootste regeringspartij mij toe oproept. Het kabinet zal dan zelf moeten komen met plannen. Ik hoor de heer Zijlstra zeggen: er zijn geen taboes. Ik hoor hem zeggen: dat betekent niet alleen geld uit meevallers, het betekent ook scherp kijken naar de stijgende kosten van de overheid zelf. Dat betekent ook snijden. Als dat allemaal ertoe dient, echte werkgelegenheid te creëren, dan ben ik uw man. Het betekent echter ook een tempo dat tot resultaat leidt bij de begroting 2016. Belangrijke belastingwijzigingen moeten dan in het voorjaar geregeld worden, 1 april. 1 februari dient het kabinet, wat mij betreft, met concrete plannen te komen. Die zal ik vergelijken met mijn eigen plannen. Als dat de afspraak is, kunnen we door. Ik hoor echter toch te veel tussenzinnen, waarin de verantwoordelijkheid hier wordt neergelegd. Na drie jaar begrotingen op rij die eigenlijk zonder toekomstvisie werden neergezet, zeg ik nu: daar kunnen we niet mee door blijven gaan.  De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft een heldere brief geschreven met daarin een duidelijke routebeschrijving. Daarin staat wat er allemaal kan, waarover er gesproken kan worden. Er zijn enorm veel mogelijkheden en het is nu inderdaad aan ons — en met ons bedoel ik het parlement, want VVD en PvdA hebben niet eens een meerderheid in de Eerste Kamer en dat is tegenwoordig een probleem — om te bezien hoe we een en ander van een breed draagvlak voorzien. Ik ga niet doen alsof het gemakkelijk is en alsof iedereen maar rustig zit af te wachten welke leuke dingen wij verzonnen hebben, om daar vervolgens een gat in te schieten. Iedereen moet de verantwoordelijkheid en de ambitie waartoe opgeroepen wordt, zelf ook waarmaken. Wij gaan dat doen, en ik ken de VVD en de PvdA eveneens als partijen die dat gaan doen. Dat verwacht ik ook van de andere kant. Dan geldt: heb je grote woorden, dan moet je ook leveren.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Grote woorden en dan ook leveren. Grote woorden hoor ik nu, en grote woorden gaan ook over snelheid. Als ik dan echter goed kijk naar wat er feitelijk gebeurd is, ook met de brief die we gisteren gekregen hebben, dan zie ik een processie van Echternach. We gaan twee stapjes vooruit en dan weer een stapje achteruit. We proberen wat extra stapjes te doen, maar gaan daarna weer achteruit, terwijl — en dat lijkt me veel belangrijker — de heer Zijlstra toch moet weten dat er een uitstekend rapport van de commissie-Van Dijkhuizen ligt, dat we in twee fasen hebben gehad. Er was een eerste stuk en een tweede stuk en daar staat een aantal dingen in, heel compleet. De belasting op spaargelden wordt verminderd, er is sprake van een eerlijker systeem voor de inkomensbelasting en het systeem voor al die toeslagen wordt veranderd. Waarom heeft de heer Zijlstra dat niet gewoon opgepakt?  De heer Zijlstra (VVD): De heer Klein gaf zelf al aan dat dit voor een aanzienlijk deel al is opgepakt. Ik zeg in alle eerlijkheid dat we een poging hebben gedaan, maar die is mislukt. Dat heeft hij kunnen zien. We hebben daarover als Kamer een brief gekregen. Vorig jaar hebben we een huishoudentoeslag aangekondigd, analoog aan wat de commissie-Van Dijkhuizen heeft geadviseerd: alle toeslagen onderbrengen in één simpele toeslag. Dat bleek gewoon toch wat complexer te zijn dan op papier werd aangenomen. Het bleek niet uitvoerbaar te zijn. Daarom heeft het kabinet aangegeven dat we dat plan niet gaan uitvoeren. We hebben dus zeker geprobeerd dat plan uit te voeren, maar af en toe moeten we constateren dat de werkelijkheid weerbarstig is. Hier hebben we voor een alternatieve route moeten kiezen. We gaan nu voor een nog grotere stelselherziening en dat is prima.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Dit is een verdraaiing van de werkelijkheid. Er is selectief gewinkeld in het advies van de commissie-Van Dijkhuizen, zonder te letten op de integraliteit van dat advies. Natuurlijk is die huishoudentoeslag mislukt, omdat de commissie-Van Dijkhuizen die toeslag had ingepast in een integraal verhaal, dat niet alleen ging over het samenvoegen van allerlei toeslagen, maar ook over de hele systematiek van de loon- en inkomstenbelasting. Het is dus onjuist om te zeggen dat u daar van alles aan hebt gedaan. Integendeel: we hebben keer op keer vage toezeggingen van het kabinet gehad over een kabinetsreactie, maar die is er nooit gekomen. Er is hooguit wat selectief gewinkeld.  De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft een aantal zaken overgenomen. Ik zeg de heer Klein heel snel na dat, als we een les moeten trekken uit wat er is gebeurd met het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, het niet werkt als je stukjes daarvan beetje bij beetje invoert. Als je het belastingstelsel wilt herzien, zul je dat in één grote beweging klaar moeten zetten. Anders voer je alleen gedeeltes in, waarmee je ervoor zorgt dat andere gedeeltes later niet meer kunnen worden ingevoerd. Die les hebben we geleerd van de huishoudentoeslag. Daarom is het zo verstandig dat het kabinet die les heeft vertaald in de nu voorliggende brief. Een hartenkreet van mijn kant: ik ben echt verbaasd dat er langzamerhand een beeld ontstaat alsof je een belastingherziening even in een halfjaar voor elkaar kunt brengen. We moeten toch ook serieus kijken naar de impact op de mensen thuis? We moeten toch heel zorgvuldig kijken naar hoe dat landt en welke inkomenseffecten dat heeft? Dat doet het kabinet, wat ik heel verstandig vind. Maar dat is heel wat anders dan dat het kabinet stil zou zitten: het beweegt, maar op een zorgvuldige manier.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Zorgvuldigheid is allemaal mooi en aardig, tot uw dienst. Maar waar het om gaat, is dat er een complete stelselherziening is voorgesteld door die commissie, met een mooi rapport. We hebben een overzicht gekregen van alle ins and outs. Daar heeft het kabinet niet op doorgepakt, dat heeft het laten liggen. Terwijl het gewoon op de plank ligt om ermee aan de slag te gaan. Hier kun je wat aan schaven, daar kun je wat leuke en minder leuke dingen doen, maar je kunt ermee aan de slag. Wat doet u? U rukt alles weg en gaat weer nadenken over wat u wel en niet gaat doen. Kortom, u blijft maar doormodderen en durft geen keuzes te maken, mijnheer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Als er de afgelopen twintig jaar nou één kabinet is geweest dat keuzes heeft gemaakt, dan is het dit kabinet wel. Dat vind ik eerlijk gezegd prijzenswaardig. Wederom heeft het kabinet in de brief over de belastingstelselwijziging als eerste stap aangegeven dat heel veel deuren die in het verleden op slot waren, nu geopend worden. Verdere ontwikkeling daarvan moet gebeuren op basis van zorgvuldigheid. Tegen de heer Klein en anderen zeg ik dat we heel veel overhoop hebben gehaald in Nederland, wat nodig was om de economie op orde te brengen. Maar we moeten nu niet in een soort overdreven dadendrang een volgende hoeveelheid onzekerheid over Nederland uitrollen. Laten we nu ook eens gaan kijken hoe al die hervormingen, zoals decentralisaties in de zorg, de komende tijd gaan landen. Dat vereist dat de belastingstelselherziening op een zorgvuldige manier gebeurt, zonder de indruk te wekken dat je dat op een achternamiddag voor elkaar kunt krijgen. Dan geeft u echt een verkeerde voorstelling van zaken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Mijn fractie vindt het van groot belang dat we heel snel werk maken van het verlagen van de belasting op arbeid. De heer Zijlstra zegt dat er geen taboes zijn op dat onderwerp. Hij wil graag in gesprek met fracties in deze Kamer om te kijken hoe we dat kunnen bewerkstelligen. Hij weet ook dat mijn fractie vindt dat we de belasting op arbeid kunnen verlagen — dat is heel goed want we hebben een overvloed aan arbeid, dus moeten we dat vooral niet gaan belasten — maar dat we schaarste, namelijk grondstoffen, moeten belasten en het "de vervuiler betaalt"-principe doorvoeren. Is het voor de VVD-fractie een taboe om hierover na te denken?  De heer Zijlstra (VVD): De VVD is nooit tegen het principe geweest dat vervuilers betalen, ook nu niet. Daarbij is de uitvoering wel van belang. Maar als u mij vraagt of ik daar in principe tegen ben en dat daarover dus niet mag worden gepraat, dan is het antwoord: nee, ik ben daar in principe niet tegen. Ik schat echter in dat we van opvatting kunnen verschillen over de uitvoering.  Mevrouw Thieme (PvdD): In Nederland geeft het kabinet, met daarin ook de VVD, voor 5 miljard euro aan milieuvervuilende subsidies. Ik denk dat het dus nog wel een worsteling gaat worden. Ik vind het echter wel een goed teken — laat ik het positief formuleren — dat de heer Zijlstra in ieder geval wil kijken naar het belasten van grondstoffen. Dat is nodig voor een duurzame samenleving. Ik hoor graag aan welke grondstofbelasting hij denkt.  De heer Zijlstra (VVD): Voor mij als liberaal is het principe leidend dat belastingen zijn bedoeld om inkomsten te genereren. Daarnaast kun je via het fiscale instrument iets doen daar waar gedrag storend en schadelijk is voor anderen. Daarin kunnen we elkaar wellicht vinden. We moeten kijken naar de manier waarop, maar dit is wel de lijn die wij hanteren en die ook regelmatig is terug te zien.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dan ben ik erg benieuwd wat de heer Zijlstra ziet als schadelijk voor milieu en samenleving. Welk gebruik van grondstoffen wil hij gaan aanpakken? Wij zijn een groen-rechtse fractie en willen graag de schouders eronder zetten.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ga niet op detailniveau zeggen wat er moet gebeuren. Ik heb het principe genoemd waar we van uitgaan. Wellicht komen we elkaar op een mooi punt tegen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dit kabinet en de fractie van de heer Zijlstra pretenderen groen te zijn. Ik heb de partijleider van de heer Zijlstra regelmatig horen pleiten voor een groen-rechtse partij. Dan verwacht ik van deze fractievoorzitter om weliswaar niet in detail maar in hoofdlijnen aan te geven welke vervuilende activiteiten hier in Nederland moeten worden belast om ervoor te zorgen dat wij een duurzame en gezonde samenleving nalaten aan toekomstige generaties. Ik vraag niet om details maar om een visie. Dat is toch wel het minste wat je kunt verwachten van de leidende regeringsfractie?  De heer Zijlstra (VVD): Ik gaf net aan wat de leidende visie is. Neem energieverbruik. We hebben niet voor niets milieubelasting. We zullen er ook niet voor pleiten om deze af te schaffen. Hierbij gaat het immers om zaken die belastend kunnen zijn. We zijn ook voor een CO2-systeem, maar dan wel eenduidig en niet met allerlei andere subsidiepotjes eromheen, dus een werkend systeem. Wie weet vinden we elkaar, de tijd zal het leren.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb hier de brief over de plannen van het kabinet voor een belastingherziening. Het is een mooie procesbrief, maar we zullen straks wel meters moeten maken en niet langer wachten dan strikt noodzakelijk is. Ik heb een vraag over de contouren waarlangs gewerkt zal worden. Is het principe dat mensen uiteindelijk vrij moeten zijn in de keuzes die ze maken, ook qua gezinsverhoudingen en dergelijke, ook van toepassing op de herziening van het belastingstelsel? Wordt dat principe gerespecteerd?  De heer Zijlstra (VVD): Als liberalen proberen we te maximeren dat mensen hun keuzes kunnen maken. Daarbij kijken we naar alle aspecten en het juiste evenwicht daartussen, maar dit is wel het basisprincipe.  De heer Slob (ChristenUnie): Stel dat mensen ervoor kiezen om niet als tweeverdieners door het leven te gaan maar als eenverdiener, bijvoorbeeld vanwege jonge kinderen. In het nieuwe stelsel worden ze daar dan dus niet voor gestraft? Het nieuwe belastingstelsel heeft alleen als doel om zo veel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt te krijgen.  De heer Zijlstra (VVD): Laat ik een voorbeeld geven. We hadden in dit land een dubbele heffingskorting. Als een van de partners niet werkte, had degene die wel werkte, twee keer een aftrekpost. Dat is afgeschaft en dat vind ik terecht. Daarbij wordt immers uitgegaan van het principe dat keuzes mogelijk zijn maar niet bevorderd worden. Aan de andere kant zeg ik tegen de heer Slob: we gaan ook geen keuzes extra belasten omdat wij vinden dat het een verkeerde keuze is. Ik wil een zo neutraal mogelijk belastingsysteem, dus moeten we niet keuzes bevorderen. Mensen moeten zelf beslissen wat zij doen, ook op dit gebied.  De heer Slob (ChristenUnie): Als we straks gaan spreken over een nieuwe herziening van ons belastingstelsel, dan respecteren we de keuzevrijheid. We zullen dan ook, kijkend naar de keuzes die nu worden gemaakt, niet alleen de tweeverdieners in de voorste rij zetten, maar ook oog hebben voor de positie van eenverdieners en deze mensen niet straffen met allerlei wijzigingen.  De heer Zijlstra (VVD): Natuurlijk hebben we ook oog voor eenverdieners, maar ik zeg nogmaals wat ik net ook zei: daarmee moet wel helder zijn welke keuzes door de overheid worden neergelegd. Als de overheid de keuze om alleenverdiener te zijn, bevordert, dan zorg je in mij optiek niet voor een simpel systeem met keuzevrijheid. Als de overheid alleenverdieners zou benadelen ten opzichte van anderen, dan hebt u in mij een partner.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra zei net dat hij af wil van de toeslagen. Ik lees in de brief dat de pijlers van het regeerakkoord leidend zijn. Een van die pijlers is vorig jaar de nivelleringsoperatie geweest. Hoe ziet de heer Zijlstra het verschil tussen wat hij wil en wat er in de brief staat?  De heer Zijlstra (VVD): Daar zit geen verschil in, omdat ook ik niet van mening ben dat het verdwijnen van de toeslagen inkomenseffecten moet hebben. Wil je een belastingherziening voor elkaar krijgen in al haar aspecten, inclusief het afschaffen van de toeslagen waar dat kan, dan moet je dat doen met een netto lastenverlichting, zodat je inkomenseffecten voorkomt. Ik wil graag van de toeslagen af en ik begreep dat ook de CDA-fractie dat wil. De heer Omtzigt heeft regelmatig aangegeven in discussies over fraude met de toeslagen en de problemen met terugvordering enzovoorts, dat het systeem niet langer houdbaar is. Daar gaat het kabinet iets aan doen, maar wat mij betreft op een zorgvuldige manier, zonder dat dit allerlei groepen in hun inkomen raakt. Dat kan betekenen dat de uitkering voor bepaalde groepen omhoog zal gaan omdat dat de enige manier is. Dat moet verder worden uitgewerkt, maar wel vanuit het basisprincipe dat toeslagen eraf gaan zonder dat dit leidt tot inkomenseffecten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb begrepen dat ook de heer Zijlstra op zoek is naar een breed draagvlak voor de belastingherziening. Ik heb hem in het verleden een aantal keren horen zeggen: voor de VVD geen lastenverschuiving maar lastenverlichting. Ik herinner mij dat toch goed? Ik zie de heer Zijlstra knikken. Heb ik nu goed begrepen uit zijn antwoorden op de vragen van een aantal collega's dat het nu ook lastenverschuiving mag zijn?  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben er altijd heel helder in geweest. Als de operatie van de belastingherziening slechts een verschuiving is, dan zijn wij niet aan boord. Het verleden heeft uitgewezen dat dat niet werkt. De toenmalige staatssecretaris Jan Kees de Jager heeft ooit de wet Uniformering loonbegrip ingevoerd. Dat was een belastingherziening die zonder verlichting plaatsvond en volgens mij weet iedere partij hoe dat heeft uitgewerkt. Sommige groepen gingen erop vooruit, die hoorde je niet, maar de groepen die erop achteruit gingen waren boos, en dat is begrijpelijk. Als je een stelselherziening wilt doorvoeren, moet je dat met netto lastenverlichting doen. Dat vond ik en dat vind ik nog steeds. Dat laat onverlet dat er door zo'n grote stelselherziening verschuivingen zullen optreden. Als je de helft van de aftrekposten wilt afschaffen — we laten het pensioen en de woning erbuiten — dan is er een verschuiving en dat vind ik reëel. Het moet wel binnen de context van een netto lastenverlichting plaatsvinden.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Maar als je draagvlak zoekt, moet je misschien water in de wijn doen. GroenLinks heeft inmiddels de tegenbegroting liggen. Ik zal het niet tot vervelens toe herhalen, maar …  De heer Zijlstra (VVD): Mijn complimenten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank u wel. Als je draagvlak zoekt, moet je misschien accepteren dat de lastenverlichting die je politiek heel graag wilt, er niet inzit, maar dat datgene wat wij met z'n allen willen, zoals meer banen en minder milieuvervuiling, gerealiseerd kan worden via een verschuiving van lasten in plaats van een verlaging van lasten. Is de heer Zijlstra bereid dat te bespreken als we dat effect zouden kunnen bereiken, zonder lastenverlichting of lastenverzwaring, maar door een lastenverschuiving? Is de heer Zijlstra bereid om met partijen die dat willen en die daarvoor alternatieven op tafel leggen, zoals mijn partij, op een open manier het gesprek aan te gaan, zonder van te voren te stellen dat er per saldo lastenverlichting uit moet komen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik ga altijd elk gesprek graag aan. Ik heb de heer Van Ojik al ermee gecomplimenteerd dat hij zijn tegenbegroting al heeft ingediend, maar ik zeg eerlijk tegen hem dat het niet reëel is om een heel grote stelselherziening vorm te geven zonder netto lastenverlichting. Immers, het zal altijd zo zijn dat het schuiven met belastingen voor de een gunstig uitpakt — diegene zal blij zijn — maar voor de ander heel ongunstig. Stel dat we, in lijn met de discussie ik met mevrouw Thieme had, zeggen dat de energiebelasting omhoog moet. Dat is voor mensen aan de onderkant slecht nieuws. Zegt GroenLinks dan dat zij pech hebben? Ik dacht het niet. Maar wij als VVD doen dat ook niet. De belastingherziening is wat ons betreft niet bedoeld om inkomenseffecten met zich te brengen, maar om het systeem simpeler te maken, fraude tegen te gaan en het efficiënter te maken. Zij is niet bedoeld om onder de radar allerlei inkomenseffecten te bewerkstelligen. Daar heb je een netto lastenverlichting voor nodig. Ik ga graag het gesprek aan met de heer Van Ojik, maar ik denk alleen dat het niet gaat werken. Ik kan — sorry voor het lange antwoord, voorzitter — uit ervaring spreken. Toen Paars-plus werd besproken in 2010 heb ik met de heer Vendrik van GroenLinks een poging gedaan tot een vergroening van het belastingstelsel. Dat hebben we allemaal uitgerekend. De inkomenseffecten en de economische gevolgen van wat wij hadden bedacht als concept waren nogal stevig. Dat soort bewegingen kunnen alleen maar met een netto lastenverlichting. Als de heer Van Ojik dat soort dingen wil, moet hij de netto lastenverlichting omarmen. Wie weet komen we dan ergens.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik concludeer dat de heer Zijlstra net als ik zegt: als er door een stelselherziening heel negatieve inkomenseffecten zijn voor mensen met lage inkomens, moeten die gecompenseerd worden. Ik zeg er dan achteraan: zoals je misschien van mensen die genoeg verdienen wat extra zou kunnen vragen. Zie daarvoor onze tegenbegroting. Dat is alleen iets anders dan te zeggen dat het per saldo moet resulteren in een lastenverlichting. Als dat wat de VVD betreft de doelstelling is van de belastingherziening, dan zal het inderdaad moeilijk zijn om met de nieuwe Kees Vendrik van GroenLinks zaken te doen.  De heer Zijlstra (VVD): Ik moet dan nog even uitvinden wie de nieuwe Kees Vendrik van u vieren is, maar ik doe graag een poging, want ik geloof dat zo'n netto lastenverlichting echt noodzakelijk is. Ik wil namelijk niet, zoals ik helder heb gezegd, dat de stelselherziening gebruikt of misbruikt wordt om allerlei inkomenseffecten te bewerkstelligen. Dat geldt voor mij aan de onderkant én aan de bovenkant.  De heer Roemer (SP): Dan neemt de heer Zijlstra dus afstand — of hij moet het op een andere manier proberen — van het beleid van eerlijker delen, waarmee het kabinet gestart is. Door sommigen wordt dat "nivelleren" genoemd. Er wordt gezegd dat de verschillen kleiner moeten worden. We mogen niet aan vermogens komen; daarvan moeten we afblijven. Een stelselherziening mag niemand raken in de portemonnee, zo ongeveer. De lasten moeten wel verlicht worden, dus iemand zal het uiteindelijk moeten betalen. De plannen voor de hypotheekrenteaftrek voor de grotere villa's hebben we ook niet gehoord. Ik denk wel te weten hoe dat komt. Zit hier nu niet een enorme kloof tussen, want van het eerlijk delen blijft bar weinig over?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zou zeggen dat het eerlijk delen dat de PvdA heeft gekregen, niet mijn eerlijk delen is. Ik vind dat mensen die hard werken daarvoor beloond mogen worden. Maar dit is een compromis dat wij gesloten hebben. Dat houden wij vol, ook in een belastingherziening. Die effecten zijn namelijk in het beleid verwerkt. Die hebben we genomen en die blijven dus ook in die stelselherziening overeind staan. Immers, afspraak is afspraak. Die komen we gewoon na. Daarom wil ik ook niet onder de radar allerlei inkomenseffecten hebben. Ik wil niet mijn afspraak met de heer Samsom schenden, net als hij en anderen, neem ik aan, ook niet willen dat we andere groepen gaan treffen die onder de radar bij een stelselherziening eventueel worden aangepakt. Dat moeten we niet doen. Als we dat gaan doen, dan pakken we die stelselherziening niet serieus aan. Mij gaat het erom dat we dat echt gaan doen. We moeten zorgen dat de lasten op arbeid naar beneden gaan, we moeten zorgen dat de werkgelegenheid omhooggaat en we moeten zorgen dat de fraude teruggedrongen wordt. Dat kan alleen maar als je de inkomenseffecten tot een minimum beperkt — er zullen altijd wel een paar kleine effecten zijn — want als we dat niet doen, hebben we geen draagvlak en geen stelselherziening.  De heer Roemer (SP): U vergeet één ding. In de afgelopen jaren zijn de verschillen door het belastingstelsel alleen maar gegroeid en gegroeid, en uit het lood geslagen. De belasting op arbeid is peperduur geworden en de belasting op grote vermogens is schrikbarend naar beneden gegaan. Wij zijn weer het braafste jongetje van de klas. Als wij de stelselherziening zo doen als in de brief, waarin staat dat die kan betekenen dat de btw moet worden verhoogd, heeft dat enorme nadelige effecten voor de mensen met de laagste inkomens. Als je de btw 1% verhoogt, moeten de mensen met de laagste inkomens daarvoor de rekening betalen, niet de mensen met de allerhoogste inkomens. Dus wat u hier gaat doen, het effect dat u hier aan het propageren bent met het verhaal dat u net hebt gegeven, is een enorme vergroting van de verschillen tussen rijkdom en armoede.  De heer Zijlstra (VVD): Nee. Ik geef volgens mij helder aan dat wij een stelselherziening willen en dat wij heel veel deuren van het slot hebben gehaald om daarover te spreken. Wil je dit succesvol doen, dan moet je de inkomenseffecten tot een minimum beperken. Dat geldt in alle aspecten. Het beeld dat de heer Roemer hier neerzet, is dus wat ik juist niet wil. Als we daarheen gaan, komt die stelselherziening er niet. Daarom vind ik wat het kabinet op dat punt doet, ook zo goed. Het rent namelijk niet als een wilde naar voren, zonder over dit soort dingen na de denken. We moeten dat soort effecten inderdaad beperken. Dat geef ik de heer Roemer onmiddellijk mee, dat ben ik zeer met hem eens; anders gebeurt het namelijk niet.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra vergeet één ding. Hij zei dat de nettolasten naar beneden moeten. Die moeten ergens betaald worden. Ik ken het beleid van de VVD in de afgelopen jaren, dus ik weet waar de rekeningen uiteindelijk, met een omweg, worden neergelegd. Je kunt wel zeggen dat je van de toeters en bellen van de toeslagen af wil. Neem anders de inkomensafhankelijke zorgpremie; dan ben je daar ook vanaf. Maar je moet het dus gaan zoeken in een btw-verhoging. Die heeft een enorm nadelig effect voor de mensen met de laagste inkomens. Of je verschraalt de zorg, of de sociale zekerheid, maar het wordt ergens betaald. Met die verlaging van de totale lasten is de kans heel groot dat de rekening bij dat deel van de samenleving terechtkomt.  De heer Zijlstra (VVD): Wij hebben dit jaar voor het komende jaar één miljard aan lastenverlichtingen ingeboekt, zonder dat al de effecten die de heer Roemer in dramatische bewoordingen aangeeft, zich hebben voorgedaan. Dat is precies wat het kabinet van plan is. Nogmaals, ik wil die inkomenseffecten niet, omdat die ervoor zorgen dat die lastenverlichting en belastingherziening er niet komen. Helderder kan ik het niet maken.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra blijft eromheen draaien. Als er netto een lastenverlichting uit moet komen, moet dat ergens van worden betaald. Ik vraag de heer Zijlstra wie die rekening betaalt. Het betekent dat hij zal gaan snijden in de overheidsuitgaven. Als hij gaat snijden in de overheidsuitgaven, betekent dat een verschraling van de zorg en van de sociale zekerheid, of een btw-verhoging. Dan heb je inkomenseffecten. Als de heer Zijlstra niet wil aangeven wie die belastingverlaging uiteindelijk gaat betalen, weet ik wel hoe laat het is bij de VVD.  De heer Zijlstra (VVD): Het mooie van dit kabinet is dat het in het afgelopen jaar, met steun van drie oppositiepartijen en natuurlijk van de coalitiepartijen, enorm veel hervormingen heeft verricht die onze economie sterker maken, die ervoor zorgen dat we weer kunnen gaan groeien en dat we de boel op orde krijgen. Dat beleid zal een effect hebben: we gaan daar namelijk geld uit overhouden. Dat zien we nu voor het eerste jaar in deze begroting: 1 miljard aan lastenverlichting, zonder de effecten die de heer Roemer schetst. Dat kan dit jaar en ik ga ervan uit dat het ook in de komende jaren kan.  De heer Roemer (SP): Ik zal het heel kort houden. Het beleid in de crisis van de afgelopen jaren heeft ertoe geleid dat onze economie met 4,5% is gekrompen; vele, vele malen meer dan in de ons omringende landen. Dát is het effect van uw beleid geweest.  De heer Zijlstra (VVD): Nee, de heer Roemer moet wel de cijfers op een rij hebben. Deze cijfers kloppen niet.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat de heer Zijlstra bedoelt: waar het mogelijk is om te snijden in de extra uitgaven. De rijksoverheid geeft in deze kabinetsperiode immers nog steeds meer uit. We kunnen een belastingstelsel niet alleen baseren op meevallers; we zullen ook keuzes moeten maken in de extra uitgaven. Dat is voor mij dadelijk een belangrijk deel van het belastingstelsel.  Ik wil nog één punt duidelijk hebben, want anders horen we alleen wat er niet gebeurt. Willen we de economie laten groeien en willen we de werkloosheid aanpakken, dan hebben we voor de komende jaren dit cruciale punt nodig, en wat mij betreft in de begroting voor 2016. Een onderdeel is mij nog steeds niet duidelijk en dat gaat over de vermogens. Zojuist zei de heer Zijlstra: ik wil niet aan het totaal van de belasting op vermogens komen. Dat gaat dan om 3,6 miljard. Ik hoor hem daarmee eigenlijk zeggen dat een verschuiving daarbinnen, in de zin dat we spaarders ontzien maar we de grote vermogens wel aanpakken, voor de VVD mogelijk is. Dat is een belangrijk punt richting de coalitiepartner van de VVD maar zeker ook richting D66.  De heer Zijlstra (VVD): In de brief van het kabinet staat heel helder dat waar de vermogensrendementsheffing op dit moment uitgaat van een vlak tarief, wij dat onrechtvaardig vinden. Dat vind ik oprecht onrechtvaardig. Je moet belasting betalen over rendement dat je niet gemaakt hebt, terwijl sommigen geen belasting betalen over rendement dat ze wel gemaakt hebben. Dus over die beweging is inderdaad geen taboe. Sterker nog, het staat al in de brief. Daarmee is volgens mij helder dat er voor ons geen taboe op rust, omdat het onrechtvaardig is. Belasting betaal je als je waardevermeerdering hebt gehad en als dat niet zo is, behoef je daar geen belasting over te betalen, maar het moet wel uitvoerbaar zijn en dat is ook nog wel een dingetje.  De heer Pechtold (D66): Dat zijn de langzame verschuivingen vanuit de schutterspoortjes. Waar er eerst gezegd werd "ongelofelijk lomp" en "dom bezig" — dat waren de eerste reacties op de plannen van VVD en PvdA over elkaar — komen we langzaam terecht in de nuance. Het is dan belangrijk om te horen waar we staan. Voor mij is het ook van groot belang om te weten waar het kabinet staat en waar de VVD staat. Ik hoor de heer Zijlstra nu duidelijk zeggen: binnen die opbrengst van 3,6 miljard ten aanzien van belasting op vermogen, is het mogelijk om te schuiven. Dan is het dus mogelijk dat de hogere vermogens wel degelijk meer gaan betalen om de lagere vermogens, de spaarders van wie de heer Zijlstra zegt dat ze op dit moment nauwelijks rendement krijgen maar er wel belasting over betalen, te compenseren. Dat zijn de bewegingen, inclusief de door het kabinet aangekondigde beweging ten aanzien van btw, hetgeen zou betekenen dat de loonbelasting omlaag kan, dus dat consumeren wellicht duurder is maar je netto op je loonstrook meer krijgt, evenals de beweging rond de vergroening van het belastingstelsel. Als dat de lijn is, gaan we langzaam de goede kant op. En morgen maar hopen dat dit ook bevestigd wordt.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, het staat al in de brief. Overigens is het niet zo — dat is dan weer het slechte nieuws voor de heer Pechtold — dat mensen met een beetje spaargeld per definitie een slechter rendement halen dan mensen met heel veel kapitaal. Mij gaat het dus om het reële rendement. Mij maakt het eerlijk gezegd niet uit of iemand dan een paar duizend euro op de spaarrekening heeft staan of een paar miljoen euro. Het gaat mij erom dat je rechtvaardig het principe toepast en dat degene die het rendement haalt daarover belasting betaalt. Of je dan veel of weinig vermogen hebt, vind ik in die zin irrelevant. Ik vind het een rechtvaardigheidsprincipe dat in het huidige systeem niet zit. Dat heeft met uitvoerbaarheid te maken, hetgeen we ook in ogenschouw moeten nemen, maar met mij valt er absoluut over te praten.  De heer Pechtold (D66): Gelet op de eerdere krantenkoppen van "Nee, dat vermogen, nee, dat vermogen", zie ik binnen de vermogensbelasting nu deze nivellerende beweging van de VVD graag tegemoet. Dat geeft namelijk mogelijkheden om het dadelijk eens te worden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het prachtig welk plaatje er nu opgeplakt wordt, maar ik gaf zo-even al aan richting de heer Pechtold dat dit niets met inkomenspolitiek heeft te maken; dit is een rechtvaardigheidsprincipe, namelijk dat je niet kijkt of iemand veel of weinig kapitaal of spaargeld heeft, maar dat je kijkt naar wat het rendement is dat iemand gehaald heeft. En dat is heel verschillend bij mensen. Het slechte nieuws aan de heer Pechtold is ook dat langjarig gezien de rendementen van grote vermogens en die van kleine vermogens nauwelijks van elkaar verschillen.  Voorzitter. Als werknemer zie je dat het verschil tussen bruto en netto op je loonstrook groot is. Dat deel wat de overheid afroomt, is dus groot, maar je ziet niet dat er bovenop je brutoloon nog eens een flink bedrag aan werkgeverslasten komt, bijvoorbeeld voor re-integratieverplichtingen, arbeidsongeschiktheidskosten, koppen op EU-wetgeving, kinderopvangbijdragen, opleidingsfondsbijdragen, ziektekosten, zorgpremies en ga zo maar door. Ga er maar aanstaan als ondernemer! Je moet echt wel een doorzetter zijn als je in dit land nog iemand in vaste dienst durft te nemen. We moeten barrières die banen in de weg staan, die welvaart in de weg staan, die ondernemerschap in de weg staan, afbreken. We moeten ook stoppen met het opwerpen van nieuwe barrières. We moeten dus geen wettelijk recht op thuis werken invoeren en niet langer verbieden dat er in een tijdelijk contract geen proeftijd mag zitten. We moeten dus niet proberen om zelfstandigen in het keurslijf van collectieve voorzieningen te dwingen. We moeten dus niet vasthouden aan het 40-jarige vaste arbeidscontract, voor het leven. We moeten dus niet allerlei milieu- en natuurnormen opstellen die in theorie wel werken, maar in de praktijk alleen in de weg blijken te zitten. We moeten werkgevers dus niet jarenlang verantwoordelijk laten zijn voor ziektekosten waar zij, in een aanzienlijk deel van de gevallen, helemaal niets aan kunnen doen. Als we dit soort belemmeringen niet wegnemen, remmen we onze groei en onze welvaart. Ik druk mij nog voorzichtig uit als ik zeg dat de kabinetsbrief getiteld "Werken aan groei" op dit punt nog aan kracht kan winnen.  Het tweede project waar ik op inga — we hebben het er net uitgebreid over gehad — is het belastingstelsel. Zoals ik al zei, is het belastingstelsel, wat de VVD betreft, bedoeld voor het heffen van belasting en niet om het eigen initiatief te beperken. Ik wil nog eens benadrukken dat wij de mening van het kabinet delen dat het huidige belastingsysteem te complex en te fraudegevoelig is. Volgens mij wordt die mening vrij breed gedeeld in de Kamer. Dat is een buitengewoon belangrijke constatering; iedereen hier wil daar dus wat aan doen. De VVD ziet meer in een eenvoudiger en doelmatiger stelsel dat beter tegen een stootje kan en dat beter aansluit bij de trends van deze tijd. Neem bijvoorbeeld de opkomst van mensen die het heft in eigen hand nemen en die als zelfstandige aan de slag gaan. Er zijn partijen die zich tegen deze trend verzetten, maar is het niet veel beter om die groeiende zelfstandigheid te omarmen? Flexibiliteit op de arbeidsmarkt is nodig. We hebben zelfstandigen nodig. Ik hoop dit soort realisme terug te zien in de definitieve plannen van het kabinet, niet alleen op het gebied van fiscaliteit, maar ook op het gebied van de arbeidsmarkt.  We zijn al uitgebreid ingegaan op de toeslagen. Als het aan de VVD ligt, proberen we van de toeslagen af te komen. Het zinloos rondpompen van belastinggeld is niet van deze tijd. Dit zal verwerkt moeten worden in lagere belastingen en soms, waar nodig, in hogere uitkeringen. Dat is een belangrijke stap die moet worden gezet. Het is goed dat het kabinet de stap van het versimpelen van de kinderopvangtoeslag nu al durft te zetten. Deze stap heeft geen grote inkomenseffecten. Van 400.000 uitkeringen wordt teruggegaan naar 4.000 uitkeringen die via de instellingen worden verstrekt. Dat is wel met een individueel recht, waardoor er dus keuzevrijheid is. Dat zorgt ervoor dat 400.000 gezinnen niet continu formulieren zitten in te vullen en dat niet veel gezinnen worden geconfronteerd met grote terugvorderingen. Ik vind dit een prima stap. We steunen ook de ambitie om minder belasting op arbeid te heffen. Voor de VVD betekent dit wel dat alle werkenden daarvan moeten profiteren; dat moge duidelijk zijn. Volgens mij kunnen we het nieuwe belastingsysteem in één zin samenvatten, met een kleine parodie op wat de Belastingdienst zegt: leuker kunnen we het niet maken, maar wel eenvoudiger en rechtvaardiger.  We staan er in Nederland beter voor dan een jaar geleden en toch is dat slechts één kant van het verhaal. We hebben de afgelopen jaren namelijk grote offers van de samenleving gevraagd. Dat hebben we ook van meet af aan duidelijk gezegd: we zullen als land sterker uit de crisis komen, maar de maatregelen die we daarvoor moeten nemen, zijn even pijnlijk als noodzakelijk. Het is echt een illusie dat je tientallen miljarden kunt bezuinigen zonder dat iemand daar iets van merkt, zonder dat het ons allemaal raakt, niet alleen dit jaar, maar ook nog volgend jaar. Het raakt ons allemaal omdat je inkomen achteruit is gegaan, omdat je hypotheek onder water staat, omdat je zelf je baan bent kwijtgeraakt, omdat je partner of een vriend zijn baan is kwijtgeraakt, omdat je bedrijf in de problemen zit of zelfs failliet is gegaan. Het is dan ook aan alle 17 miljoen Nederlanders te danken dat wij langzaam uit de crisis beginnen te komen. Zij hebben de gevolgen moeten dragen en zijn toch doorgegaan. Dat verdient grote waardering.  Het goede nieuws is dat de offers die zij hebben gebracht, nu hun vruchten beginnen af te werpen, ook al voelen we dat niet meteen individueel. Langzaam maar zeker komen we echter toch meer aan het werk, soms ook als we het niet durven te verwachten. We durven steeds meer een huis te kopen. We durven steeds vaker de sprong in het diepe te wagen en een onderneming te starten. Het gat tussen wat de overheid uitgeeft en binnenkrijgt, wordt steeds kleiner. Onze welvaart trekt aan en we durven met ons allen de toekomst weer met meer vertrouwen tegemoet te zien. Dat geldt niet alleen voor producenten, maar nu ook voor consumenten.  Nederland staat er beter voor dan een jaar geleden en toch hoor ik nog heel vaak dat onze kinderen het minder goed zullen krijgen dan wij. Dat weiger ik te geloven. Ik weiger daar ooit in te berusten. Want ja, de wereld verandert en ja, wij zullen ook mee moeten veranderen, hoe moeilijk dat soms ook kan zijn. Maar het mooie is dat wij kunnen veranderen. Dat hebben wij al eerder gedaan. In de strijd tegen het water, in de jaren van de wederopbouw, in de strijd tegen de economische crisis van de jaren tachtig. En keer op keer kwamen wij daar als samenleving sterker uit. Dat gaat ons ook nu lukken.  De ramp van de MH17 dompelde ons land in rouw maar bracht ons ook bij elkaar. Overal in het land zochten en vonden mensen steun bij elkaar. Nederland was verscheurd door verdriet maar verenigd in vastberadenheid. Om de slachtoffers naar huis te brengen, om de daders te vervolgen. Om schouder aan schouder te staan met de nabestaanden. We zagen hoe sterk we kunnen zijn. We zagen waartoe we in staat zijn als 17 miljoen Nederlanders de handen ineenslaan. Ik weiger te geloven dat zo'n land het beste achter zich heeft. Ik geloof dat het beste nog moet komen. Als er één land is dat de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien, dan is dat Nederland.  (Geroffel op de bankjes)  De voorzitter: Is er nog iemand die een vraag wil stellen aan de heer Zijlstra?  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Prachtige positieve slotwoorden van de VVD, maar ik wil toch op iets anders terugkomen. Gisteren bleek uit de cijfers dat het onder dit VVD/PvdA-kabinet de ouderen zijn die er relatief het slechtst afkomen. Het Nibud berekende gisteren dat zij er in sommige gevallen 15% op achteruitgaan. De Koepel Nederlandse Verenigingen van Gepensioneerden heeft berekend dat die ouderen de afgelopen tien jaar 20% koopkrachtverlies hebben geleden. Wat mag die groep van dit kabinet en van de VVD verwachten?  De heer Zijlstra (VVD): Veel.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): U maakt een grapje. Die ouderen geloven u niet. U ziet ook dat zij u niet geloven. Als u zegt "veel", bedoelt u dan alleen de rijkere ouderen of ook de ouderen die op dit moment al niet eens meer in die 0% geloven? Die 0% bestaat namelijk niet. Hun treinkaartje is duurder geworden, hun zorgpremie is hoger geworden, het eigen risico is omhoog gegaan, de kabel is duurder geworden, alles is duurder geworden. Maak mij alles wijs, maar niet dat zij er nu onderuit komen met 0% en niet dat zij van dit kabinet ook maar iets te verwachten hebben.  De heer Zijlstra (VVD): Van dit kabinet heeft men veel te verwachten omdat dit kabinet bezig is om te zorgen dat Nederland op orde komt. Dat vraagt offers van iedereen, ook van ouderen. Dat gaat voor die ouderen ook effecten hebben waar zij niet blij van zijn. Maar ik ken onze ouderen als een generatie die heel goed weet dat je soms offers moet brengen om daarna een beter land te krijgen. Daar hebben sommigen letterlijk voor gevochten. Ik ken onze ouderen als mensen die ook willen dat hun kinderen en kleinkinderen het beter zullen krijgen. Dat is wat wij nu doen en dat is wat ouderen van het kabinet mogen vragen. Natuurlijk zullen wij altijd kijken naar inkomenseffecten die wij niet willen. Dat is ook nu gebeurd, want wij willen niet die scherpe randjes erin hebben. Maar we moeten niet, zoals de heer Krol hier doet, een beeld gaan schetsen alsof ouderen de enige groep zijn die bijdraagt aan deze crisis. Wij vragen ook van hen een bijdrage. Die doet inderdaad af en toe pijn. Maar het is nodig om te zorgen dat alle volgende generaties, de kinderen en de kleinkinderen van de huidige ouderen, het ook beter hebben in dit land. Dat is wat wij aan het doen zijn.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik denk dat al die ouderen u graag de hand zouden geven als het evenredig gebeurde, als zij procentueel net zo veel zouden bijdragen als alle anderen, maar de cijfers bewijzen dat dat niet waar is.  De heer Zijlstra (VVD): In de cijfers zitten fluctuaties. De cijfers bewijzen dat ook ouderen een bijdrage moeten leveren. Die is soms inderdaad stevig, net als die van andere generaties. We moeten hier geen generatieconflict proberen op te roepen, want dat is er niet. Ik ken onze ouderen als mensen die zich daarvan bewust zijn en die bereid zijn om offers te brengen, maar dan wel in redelijkheid. Die redelijkheid moet wel betracht worden. Ook wij zullen dat van het kabinet vragen.  De heer Roemer (SP): Laat ik het dan iets breder trekken. De heer Krol heeft natuurlijk gelijk: degenen met de hoogste inkomens gingen er het hardste op vooruit. De heer Zijlstra heeft net, toen hij iets vertelde over de belastingplannen, het woord "rechtvaardig" durven noemen. Wat is er rechtvaardig aan dat een bepaalde groep zo hard wordt gepakt? Doorgerekend is dat een bijstandsmoeder met één kind er op jaarbasis €312 op achteruitgaat. Dat geld hebben die mensen niet eens. Wat is daar rechtvaardig aan?  De heer Zijlstra (VVD): Om even bij het voorbeeld te blijven: het grootste effect zit bij de groep ouderen die een pensioen heeft. Dat zien we ook in de koopkrachtcijfers. Dat heeft te maken met het feit dat er op het gebied van de pensioenen van alles is misgegaan. De heer Krol weet daar zelf ook het nodige van. Dat laat onverlet dat wij de inkomenseffecten voor die kwetsbare groep die alleen een AOW heeft, in de gaten moeten houden. In de koopkrachtreparatie van de minister van Sociale Zaken is dat gelukt. Dat is ook terecht. We moeten echter niet doen alsof er grote tegenstellingen zijn tussen generaties. Die tegenstellingen zijn er niet. Die zullen wij ook nooit proberen te bewerkstelligen, omdat wij vinden dat in een land dat sterker uit de crisis moet komen, iedereen moet bijdragen, maar niemand meer hoeft bij te dragen dan de ander buiten de redelijkheidscriteria.  De heer Roemer (SP): Dat is niet waar, want iedereen moet bijdragen. Kijk maar naar de cijfers vanaf de crisis. Het vermogen van de 10% rijksten is met 30 miljard gestegen. Hoezo hebben zij bijgedragen? Zij hebben hun rekening fors zien oplopen in positieve zin, terwijl de schulden van de 10% aan de onderste zijde met 10 miljard zijn opgelopen. Hoezo draagt iedereen bij? Dit is een valse voorstelling van zaken. De mensen zonder werk worden met deze begroting hard gepakt. De heer Krol had een paar voorbeelden. Ik gaf een paar andere voorbeelden. We kunnen hier tot twaalf uur vanavond staan met voorbeelden, maar degenen die het het beste hebben, komen er het beste van af. Wat nou rechtvaardig?  De heer Zijlstra (VVD): Tot mijn "frustratie" — dat woord zou ik af en toe zelfs bijna willen gebruiken — hebben wij als VVD ook op het gebied van inkomens bewegingen moeten maken die de PvdA als compromis wilde om te gaan samenwerken, om al die hervormingen voor elkaar te krijgen. Dat is ook gebeurd. Ik weet niet waar de heer Roemer dit beeld vandaan haalt, want dit is geen onderdeel van het beleid. Als VVD'er wil ik wel dat mensen die werken, er meer van profiteren dan mensen die een uitkering hebben; dat klopt. Dat bewerkstelligen we zelfs in het kabinetsbeleid. De groep die van een uitkering naar een baan gaat, gaat er 10% op vooruit. In dit land willen we namelijk dat werk loont en dat iemand niet in een uitkering blijft hangen. Dat vind ik rechtvaardig. Mijn definitie van rechtvaardigheid is ongetwijfeld een andere definitie dan die van de heer Roemer, maar dat heeft niets te maken met de gedachte dat we de rijken rijker maken, want daar zijn wij helemaal niet van. We willen mensen wel een toekomst bieden. We willen hun een perspectief bieden. We willen hun een baan bieden. Daarvoor is kabinetsbeleid nodig, inclusief de inderdaad af en toe scherpe randjes, want je kunt niet miljarden bezuinigen zonder dat mensen daar wat van merken.  De heer Roemer (SP): Hier blijkt maar weer dat de Haagse werkelijkheid van de heer Zijlstra zo verschrikkelijk anders is dan de echte werkelijkheid bij de mensen thuis en op straat. De mensen die het zich niet kunnen permitteren, krijgen de zwaarste klappen. Mensen die al diep in de schulden zitten, worden nog eens eventjes nagetrapt door dit beleid. Het kan misschien niet uw bedoeling zijn, maar de effecten zijn er wel: van een bijstandsmoeder met één kind die geen geld heeft, alleen maar in de schulden zit en niet kan rondkomen, plukt u nog eens een keer €312. Dat kan niet, mijnheer Zijlstra! Kijk waar de verschillen zitten. Het afgelopen jaar is er een extra half miljard naar de vermogenden gegaan ter compensatie van andere beleidsmaatregelen. Dat is precies waar u voor staat, maar het valt mij erg tegen. Dit is het effect van het beleid. Dat noemt u nog rechtvaardig? Kom op!  De heer Zijlstra (VVD): Je kunt van dit kabinet veel zeggen, maar niet dat het de inkomensverschillen groter maakt. Ik zeg er af en toe bij: soms zelfs tot mijn frustratie, want het is niet iets wat ik in de uitvoering verzonnen zou hebben. Wat betreft het beeld dat u schetst: ik zou als ik u was de heer Samsom eerder een compliment maken, want hij heeft het toch keurig voor elkaar gekregen. Het klopt dat er nog allerlei effecten zijn in de economie met een eigenstandige uitkomst. Ik noem het voorbeeld dat mensen die werken, er meer op vooruit gaan. Het kabinetsbeleid heeft daar niets mee te maken. U zet wel een beeld neer, maar het is niet in overeenstemming met de realiteit. Dat mag ook weleens gezegd worden.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik wil nog een keer terugkomen op de realiteit zoals ik die aantref als ik het land inga. Wat dat betreft is het weleens prettig als je een aantal maanden niet hier rondloopt, maar echt met de mensen in het land praat. Ik kan u zeggen dat ik mensen tegenkom die niet eens meer een presentje kunnen kopen als hun kleinzoon of kleindochter jarig is. Die mensen vragen: is het rechtvaardig dat iedereen in dit land er nog steeds op vooruit gaat, terwijl wij er de afgelopen tien jaar 20% op achteruit zijn gegaan? Iedereen wil zijn steentje bijdragen, maar het moet wel rechtvaardig gebeuren. Dat gebeurt met dit kabinetsbeleid niet.  De heer Zijlstra (VVD): Als de heer Krol zijn beeld bouwt op cijfers die niet kloppen, kan ik daar moeilijk op antwoorden. De ouderen dragen bij, daar loop ik niet voor weg. Soms heeft dat ingrijpende gevolgen, net als voor andere generaties. Maar het is niet zo dat ouderen de afgelopen tien jaar onevenredig zijn getroffen. Dat is niet waar. U kunt wel proberen om dat beeld neer te zetten, maar het is niet conform de realiteit.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik kan u alleen maar aanraden om de cijfers te lezen van het Nibud die gisteren zijn verschenen. Die cijfers zijn echt niet verzonnen.  De heer Wilders (PVV): In een heel, heel ver verleden zat ik bij dezelfde partij als de heer Zijlstra. Toen was er een Kamerlid, Erica Terpstra, die het altijd opnam voor de ouderen. De VVD was daar trots op en schaamde zich er niet voor. De VVD hield ook geen verhalen in de trant van: alles moet weer genivelleerd worden. Nee, men was daar trots op. Ik weet niet wat er met die partij op dat punt is gebeurd. Kijk naar wat er dit jaar en de komende jaren met diezelfde ouderen gaat gebeuren; dat is gewoon pure diefstal. Dat kan de heer Zijlstra niet goedpraten. De pensioenen worden de komende jaren waarschijnlijk niet geïndexeerd. Dat kan de ouderen in een aantal jaren 6% kosten. In de stukken lezen wij dat de ouderenkorting in 2016 wordt gekort. Ouderen hebben te maken met een hogere zorgpremie en een hoger eigen risico, waardoor de zorgverzekering voor heel veel ouderen gewoon onbetaalbaar wordt. Dan heb ik het nog niet eens over de hogere huren. Ik zou aan de leider van de VVD, in ieder geval in de Tweede Kamer, willen vragen: kunt u niet iets doen voor die mensen? Kunt u niet iets in hun richting bewegen? Mag ik u een suggestie doen, die ik ook aan de heer Roemer heb gedaan, voor wat toch ook typisch VVD-punten zijn? Als je wat snijdt in de opvang van asielzoekers, waar dit jaar ongeveer een miljard naartoe gaat, als je snijdt in ontwikkelingshulp en als je dat geld nu aan de ouderen van Nederland geeft, zou dat dan niet een stuk rechtvaardiger zijn en een stuk dichter in de buurt komen van de VVD die het ooit voor ouderen opnam?  De heer Zijlstra (VVD): Het woord "ooit" is niet op zijn plaats, want de VVD van Erica Terpstra is de VVD van nu. Daarom beoordelen wij het kabinetsbeleid altijd op realiteit en op de echte bijdrage die geleverd moet worden, ook als het over ouderen gaat. Ja, er zijn ouderen die echt met een ingrijpend inkomenseffect te maken hebben. Dat geldt echter ook voor heel veel andere Nederlanders. Wij hebben tientallen miljarden moeten snijden om dit land op orde te brengen. Dat gaat iedereen voelen, helaas ook de ouderen, ja. Maar wij gaan niet een groep uitzonderen en wij gaan ook niet een groep extra zwaar treffen. Het beeld alsof dit bij de ouderen het geval zou zijn, is onjuist. Dat zou ik niet voor mijn rekening willen nemen. Maar dat beeld moet ook niet geschapen worden, want het klopt niet.  De heer Wilders (PVV): Ouderen kunnen vaak niet meer door middel van het verkrijgen van een baan hun inkomen verbeteren, in tegenstelling tot de andere groepen die u noemt. Daar ben ik het overigens ook niet mee eens, maar dat is een verschil. Je zult maar 72 zijn en een pensioen hebben met misschien een heel klein aanvullend pensioentje dat niet wordt geïndexeerd, dan kom je het verzorgingshuis niet meer in, je eigen risico gaat omhoog en je huur stijgt! Het is pure diefstal van mensen die hun situatie niet meer kunnen verbeteren. Tegelijkertijd komt er wel een tsunami van asielzoekers naar Nederland. Wat ik nou rechtvaardig zou vinden, is dat we daar wat minder geld aan besteden en dat we wat extra geld geven aan de ouderen in Nederland, die hard hebben gewerkt, die ons land groot hebben gemaakt en die ons land hebben gemaakt tot het land dat het vandaag is. Aan de ouderen wat meer en aan de asielzoekers wat minder!  De heer Zijlstra (VVD): Ik zei daarstraks al dat die ouderen in Nederland soms letterlijk hebben gevochten voor de maatschappij zoals die nu is. Ze hebben ook gevochten voor het feit dat echte vluchtelingen in dit land welkom zijn. Die mensen krijgen een procedure. Ik was het zeer eens met de heer Roemer op dat punt. Ze krijgen een procedure en die wikkelen we netjes af. Als een aanvraag onterecht is, dan gaan ze weer weg. Dat hoort er ook bij. Maar het is onjuist om die tegenstelling te schetsen. Ik denk dat heel veel ouderen in dit land die tegenstelling — zij hebben er letterlijk voor gevochten om die te voorkomen — verre van zich werpen.  Ik zei zojuist al tegen de heer Krol over die bijdrage van de ouderen dat heel veel ouderen weten dat er een bijdrage nodig is. Ouderen weten dat ook de pensioenen voor volgende generaties veiliggesteld moeten worden. Ik ken persoonlijk geen oudere die zegt "doe maar" als je hem voorlegt: jouw pensioen blijft overeind, maar daardoor gaat jouw kleinkind geen of minder pensioen krijgen. Dat is wat er voorligt en dat doet inderdaad af en toe pijn, maar wij gaan niet over de pensioenfondsen, dat gaan de werkgevers en de werknemers. Ik vind het juist heel goed dat de staatssecretaris die daarvoor verantwoordelijk is, probeert om de schokeffecten wat te dempen. Dat is goed, maar we gaan niet een generatie ontzien om andere generaties te straffen. Ik ken geen oudere die dat zou willen.  De heer Wilders (PVV): Ik kan alleen maar zeggen: handen af van de pensioenen! Het is pure diefstal. Het is hun pensioen en u gaat er met strengere regels voor zorgen dat het niet meer kan worden geïndexeerd.  Ik zou nog één ding tegen de heer Zijlstra willen zeggen. Als wij morgen een referendum zouden organiseren, ook onder ouderen, over de keuze "300, 400 miljoen of 1 miljard extra voor de opvang van asielzoekers óf dat geld gebruiken voor het verbeteren van de koopkracht van ouderen", dan zal 90% kiezen voor het verbeteren van de koopkracht van onze ouderen. En terecht! Maakt u mij niet wijs dat wij de enigen zijn die dat vinden, want bijna heel Nederland kiest voor zijn eigen ouderen en niet voor meer asielzoekers. Als u dat niet gelooft, bent u heel ver weg van de werkelijkheid.  De heer Zijlstra (VVD): Naar mijn oprechte mening staat heel Nederland ervoor dat echte vluchtelingen hier altijd welkom zijn. Ik sta er ook voor dat mensen die hier niet als vluchteling naartoe komen maar als gelukszoeker, zo snel mogelijk weer terugkeren. Dat hoort erbij. De tegenstelling die u kiest, vind ik een onjuiste. Dit land staat voor de waarden waarvoor we staan. En dit is er een van. Dat heeft niks te maken met de koopkracht van ouderen. Die tegenstelling moet u ook niet schetsen. Ik snap dat u dat wilt doen, maar dat is niet wat er voorligt. Wij vragen een bijdrage en, nogmaals, ik ken geen — ik geef toe dat ik ze niet allemaal ken — oudere die zegt: stel mij pensioen veilig, zodat het pensioen van mijn zoon, mijn dochter of mijn kleinkind daardoor slechter wordt.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Alleen maar die laatste zin van u. U zegt dat geen oudere dat wil. Nee, dat wil geen oudere en daarom hebben wij er ook voor gepleit dat het opbouwpercentage dat je belastingaantrekkelijk kunt sparen voor je pensioen, op peil blijft. Het was de VVD die daartegen was. Dat is iets waar jongeren in de toekomst nog lelijk van op hun neus zullen kijken. En dat hebben ze dan aan ú te danken!  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter, ik geloof dat ik maar even niets meer zeg over de pensioenen.  De voorzitter: Dank u voor uw bijdrage. Ik schors tot 15.30 uur voor een wat late lunchpauze.  De vergadering wordt van 14.36 uur tot 15.32 uur geschorst.  De voorzitter: Wij vervolgen de eerste termijn van de zijde van de Kamer.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. De beelden van de afgelopen zomer vertellen het verhaal: brokstukken en persoonlijke bezittingen verspreid over het land, ver weg, in het oosten van Oekraïne. 298 mensen, onder wie 196 Nederlanders, jong en oud, op weg naar werk of vakantie, op weg naar een toekomst die ze niet werd gegeven. Het neerschieten van de MH17 heeft Nederland in rouw gedompeld. De eerste opdracht was het terugbrengen van de slachtoffers, zo zei de premier. Het kabinet is waardig met die opdracht omgegaan. Het beeld van de onafzienbare stoet rouwauto's staat in ons collectieve geheugen gegrift. Ik wil hier mijn waardering uitspreken voor de manier waarop de minister-president heeft opgetreden. In hem wil ik al degenen danken die daar in die tijd bij betrokken zijn geweest.  In schril contrast met dit optreden staat de cynische reactie van Rusland. De oorlog ging gewoon door en de rampplek is nog steeds een oorlogsgebied. De zomer van 2014 leek soms eerder de zomer van 1914. 100 jaar na de Eerste Wereldoorlog is een leven voor sommige leiders nog steeds niet meer dan kanonnenvoer.  De beelden van afgelopen zomer vertellen ook het verhaal van de yezidi's. De meesten van ons hadden nog nooit van hen gehoord. We zagen ze in doodsangst op een berg in de woestijn, zonder eten en zonder water, op de vlucht voor de wrede moslimradicalen van IS. Velen zijn gelukkig net op tijd door de Amerikanen gered van een gewisse dood. Ondertussen gaat de terreur nog steeds door. Ook christenen worden daar massaal vervolgd. Dit weekend nog waren we getuige van weer een onthoofding van een Britse staatsburger door IS.  De beelden van afgelopen zomer vertellen ook het verhaal van de Schilderswijk in Den Haag: jongeren die met vlaggen zwaaien en juichen voor IS. We mogen allemaal weten wat ze willen: kalifaat, jihad, gewapende strijd. Velen hadden echter wel het gezicht bedekt. Ze willen immers niet dat we weten wie ze zijn. Vrijheid van meningsuiting, zei de burgemeester van Den Haag. Hij liet het gebeuren. Het CDA zegt: dit is de eerste trede op de trap naar geweld; net zo gevaarlijk als haat zaaien. Daarom wil het CDA dat het verheerlijken van terroristisch geweld strafbaar is. Duitsland heeft afgelopen vrijdag het toejuichen van IS bij demonstraties en op twitter verboden. Als dat in Duitsland kan, waarom kan dat dan in Nederland niet, zo vraag ik de minister-president. Wat kunnen we bij de aanpak van terreur en radicalisme nog meer verwachten na de brief die het kabinet eerder stuurde? De belangrijkste voorstellen daarin al waren gesneuveld voordat ze naar de Kamer kwamen.  De beelden van de zomer vertellen het verhaal. Maar welk verhaal? Wat gebeurt hier? Wij zien hier een rechtstreekse bedreiging van onze manier van leven. Waar de economische crisis de afgelopen jaren ons gevoel van zekerheid heeft aangetast, heeft de crisis van afgelopen zomer ons basale gevoel van veiligheid ondermijnd. Onze Westerse samenleving staat onder druk, van buitenaf door IS en zijn aanhangers in Europa, door Rusland, door de chaos in Noord-Afrika, maar ook van binnenuit doordat onze eigen Westerse samenleving kwetsbaar is geworden. We weten niet meer waar we als samenleving voor staan. Het gevaar is niet een plotseling van buitenaf komende vijand, het is net zo goed een afbrokkelingsproces van onze eigen Westerse waarden van binnenuit. De moderne Westerse wereld heeft de onbegrensde individuele vrijheid steeds meer als allerhoogste doel gesteld, maar die vrijheid heeft geen context meer. Alles mag, alles lijkt te kunnen. Dat is verkeerd. De overheid die het CDA voorstaat, is geen neutrale scheidsrechter die alles maar toelaat totdat het geweld begint. Nee, het CDA wil een overheid die de kernwaarden van onze samenleving ononderhandelbaar verklaart en dus behoedt en verdedigt.  Wat is dan het wezen van deze Westerse samenleving dat we te verdedigen hebben? Onze Westerse samenleving is gebouwd op een traditie van eeuwen, een joods-christelijke, humanistische traditie. Een traditie die ons leert om te geven om je naaste, om respect te hebben voor elkaar en onze vrijheid en verantwoordelijkheid te beleven. Samenleven is niet alleen nemen maar ook geven. Rechten én plichten. Verbondenheid voor versplintering. Deze zomer moet ons leren dat we iets te verdedigen hebben, namelijk de waarden die bij Nederland horen.  25 jaar is vredesdividend geïncasseerd. Alle West-Europese landen deden er aan mee en alle Nederlandse partijen deden eraan mee, ook het CDA. Maar deze zomer moet onze ogen openen. Onze veiligheid heeft een hogere prijs dan we er nu voor betalen. Ook zeg ik daarbij, een hogere prijs dan de coalitie nu lijkt te beseffen. Er komt met steun van de gedoogpartners geen geld bij, er gaat hoogstens minder geld af. Per saldo resten aan het eind van 2015 nog steeds bezuinigingen op Defensie, de veiligheidsdiensten en het justitieapparaat.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik vroeg mij af wanneer het CDA voor het laatst heeft voorgesteld om extra geld in Defensie te investeren. De SGP loopt al even mee, dus ik heb even navraag gedaan. Bij onze burelen kwam spontaan de Vlootwet van Colijn in 1923 naar boven.  (Hilariteit)  De heer Van der Staaij (SGP): Is er nog een recenter voorbeeld?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Geen kwaad woord over de Vlootwet van Colijn, laten we daarmee beginnen.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Los van de verantwoordelijkheid die ik neem — dat is mijn basis — heeft het CDA bij de begroting van 2009 als enige fractie gevraagd om extra geld voor Defensie. Dat is toen ook gehonoreerd, mede dankzij uw steun. Dat was mijn voorganger, Pieter van Geel. Dat is niet als jij-bak, want ik neem nog steeds de verantwoordelijkheid voor de bezuinigingen die er de afgelopen 25 jaar op Defensie hebben plaatsgevonden.  De heer Van der Staaij (SGP): Zelfs toen zag je dat er op grond van de afgelopen jaren per saldo nog bezuinigingen resteerden en dat er geen geld bij kwam. De SGP heeft zich daar altijd tegen verzet, maar we kregen van het CDA te horen: jullie hebben makkelijk praten, want jullie zitten niet aan die knoppen; als je aan tafel komt zitten, zul je merken dat het gewoon niet lukt. Dat snap ik ook wel. Nou hebben we inmiddels op een bescheiden manier aan tafel gezeten, maar onze ervaring is dat het wel degelijk lukt als je er een punt van maakt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): We hebben kunnen zien dat het lukte in 2009, maar in de periode erna niet. Ik kijk met name naar de wereld van nu, waarin we de afgelopen zomer onze ogen moesten openen. En ja, ik neem de verantwoordelijkheden uit het verleden. Als we allemaal zien hoe groot de bedreiging is, dan is dat het moment om stappen te nemen. Ik maak het verwijt niet aan de SGP, want inderdaad, het SGP heeft gerepareerd waar het kabinet mee begon. Ik vind dat het meer moet zijn, maar mijn complimenten zijn aan u en aan de heer Pechtold, voor zover ook hij heeft bijgedragen aan meer geld voor Defensie.  De heer Van der Staaij (SGP): Dank voor het compliment. Het punt blijft dat er nog veel meer moet gebeuren, maar wij kunnen niet in een keer repareren wat kabinetten in jaren aan bezuinigingen voor elkaar hebben gekregen. Mijn slotvraag is wel: hoe weten wij zeker dat het CDA wel echt meedoet om structureel meer geld naar Defensie te laten gaan als het CDA straks wel aan de knoppen zit? Hoe weten wij dat het niet louter oppositietaal is, maar echt gemeend in tijden dat het CDA zelf aan de knoppen zit?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een heel terechte vraag. Als ik dat hier zeg, is dat een verantwoordelijkheid die bij het CDA rust. Zeker. Ik zeg er meteen bij dat dat voor ons allemaal zou moeten gelden, zoals ik, ik blijf het zeggen, de verantwoordelijkheid neem voor de keuzes die het CDA maakt. Ik ga echt niet zeggen hoe boos we waren en dat we het allemaal niet wilden, maar dat het gebeurd is. Uw steun nu en in het vorige jaar is zeer gewaardeerd. Als wij ons met z'n allen realiseren dat wij daadwerkelijk iets te verdedigen hebben en dat de vrijheid van nu en de waarden van nu niet te verdedigen zijn, is dat een omslag die mede bepaalt dat wij de komende jaren meer, en niet minder aan Defensie uitgeven.  Hier hoort overigens bij de vraag aan het kabinet om een visie te ontwikkelen op wat de veiligheidssituatie voor Nederland gaat betekenen. De eerste 100 miljoen euro komt er voor Defensie bij, maar wat is in de ogen van het kabinet nodig om de veiligheidssituatie voor Nederland buitenlands en binnenlands op peil te brengen?  Internationaal was de aanpak van IS door het kabinet overigens wel gênant. Als een zielig muurbloempje smeekte het kabinet de Verenigde Staten om gevraagd te worden voor de coalition of the willing. Maar, zo zei minister Timmermans, het kamertje was te klein. Dat bleek na verificatie door journalisten — we hebben het allemaal kunnen zien — gewoon onzin te zijn. Ik vraag de minister-president de werkelijke reden hier aan te geven. Ook de heer Timmermans schudt nee, maar ik zie de beelden in de Tweede Kamer toch nog voor mij.  Uiteindelijk was het, toen het ging om IS, de Kamer die het kabinet heeft moeten manen om militair verantwoordelijkheid te nemen. Het is een dieptepunt dat niet het regerende kabinet de verantwoordelijkheid nam, maar dat de Kamer het kabinet daartoe moest oproepen. Ik vraag de minister-president wanneer wij de uitwerking van de motie-Ten Broeke, waarin hierom wordt gevraagd, tegemoet kunnen zien.  Voorzitter. Door de internationale onrust moeten we ons ook herbezinnen op andere strategische sectoren, vooral energie en voedsel. In 25 jaar is Europa sluipenderwijs afhankelijk geworden van Russisch gas. Die afhankelijkheid kan op de langere termijn niet voortduren. Er moet een alternatieve energiemix worden ontwikkeld. Zo veel mogelijk energie moeten we dicht bij huis opwekken, maar wind en zon zijn te weersafhankelijk om energiezekerheid te bieden. Ons gas raakt op. Vanaf 2025 worden we importeur van gas. Kolen zijn te vervuilend. Daarom moet in de overgangsdecennia naar echt hernieuwbare energie ook kernenergie op de kaart blijven staan. Is het kabinet bereid om in de energiemix voor de komende decennia ook plaats in te ruimen voor kernenergie?  Nederland heeft een sterke land- en tuinbouwsector.  De voorzitter: Op het vorige punt wil de heer Pechtold een vraag stellen.  De heer Pechtold (D66): Een van de belangrijkste nadelen van kernenergie — er zijn er heel veel bij kernenergie — is dat je die centrales niet kunt uitzetten. Hetzelfde geldt overigens voor kolencentrales, waarvan we er net twee hebben bijgebouwd. Waar wil de heer Buma, die dit punt nu een paar keer achter elkaar maakt, die kerncentrale neerzetten?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben niet de planner, maar in het verleden is altijd gesproken over Borssele als meest logische keuze. Dat gebeurde toen in de jaren 2000-2010 concreter over kernenergie werd gesproken. Nogmaals, ik ben niet degene die de centrale specifiek neerzet, maar dat was toen de gedachte.  De heer Pechtold (D66): De heer Buma heeft de afgelopen weken gezegd dat we teruggaan naar de 20ste eeuw met de landbouw. We gaan alles zelf regelen. LTO heeft daarop gereageerd door te zeggen: behalve de koffie, de thee en de ananassen doen we eigenlijk alles al hier. Als we dus nog wat ananassen hier gaan kweken, zijn we er een beetje in de landbouwvisie van het CDA. Een veel serieuzer probleem vind ik de energievisie van het CDA: terug naar de kernenergie. Als de heer Buma dat zo doordacht heeft en hij daar de voordelen van weet op te noemen, mag ik toch ook vragen waar we die centrale gaan neerzetten, na de weken waarin hij dat heeft aangekondigd? Is het Borssele, is het Dodewaard? Waar gaan we die centrale neerzetten? Mijn vraag is namelijk of het CDA de verantwoordelijkheid neemt voor een centrale die je niet meer zomaar kunt uitzetten terwijl alternatieven voor schonere energie, die te maken te hebben met de innovatiekracht van dit land, voorhanden zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij moeten echt beseffen dat deze zomer een ander beeld aan ons heeft gegeven van de wereld om ons heen. Dat gaat ook over de energievoorziening. Het Russische gas dat we hadden, kan niet blijven. Olie uit het Midden-Oosten, we zien wat voor chaos het daar is. Dan grijpen we naar een alternatieve mix. Ik verschil niet van mening met de heer Pechtold dat duurzame energie de toekomst heeft, maar in 2020 zitten we pas op 14%. Als we ook nog bijvoorbeeld de CO2-uitstoot willen aanpakken en langdurig zekerheid willen hebben over de levering, dan kan het niet zo zijn dat we zeggen: alles mag, maar over kernenergie praten we niet. Ik zou dat veel liever over kolen zeggen.  De heer Pechtold (D66): Die kolencentrales hebben we net gebouwd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was dus ook niet slim.  De heer Pechtold (D66): Die centrales staan er. Kijk, dit vind ik jammer. We hebben nu het punt van defensie gehad. De heer Buma grijpt uit het verleden zaken aan waarvan hij zegt dat hij die wel anders had gewild, maar dit is de realiteit. Vanuit deze realiteit zullen we moeten werken. Er zijn twee kolencentrales gebouwd en we hebben gezegd dat we de kernenergie langzaam laten weggaan. Nu bemerk ik een CDA dat terug wil naar de jaren vijftig. Bij de landbouw komen de spruiten weer op tafel en we krijgen de kolenkachel weer in huis. Ik denk dat we iets nieuws moeten en dat we vooruit moeten. Hoezeer ik ook van spruitjes houd, we moeten de landbouwsubsidies juist eens in de richting van innovatie krijgen. Mijn punt, en eigenlijk de hele vraag, is waar de heer Buma die niet te sluiten kerncentrale nu wil neerzetten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was de eerste vraag die ik beantwoordde. Ik kan die nogmaals beantwoorden, maar ik heb dat antwoord net gegeven.  De heer Pechtold (D66): Waar, waar, waar?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat heb ik net gezegd. Ik heb zojuist en ook vrijdag aangegeven dat wij in de periode van 2000 tot 2010 concreet aan het praten waren over een uitbreiding van de kerncentrale Borssele met een nieuwe centrale. Dat zei ik als eerste. Het valt mij van de heer Pechtold tegen dat hij op geen enkele manier nadenkt over de ongelooflijke bedreiging die deze zomer is ontstaan. Die gaat verder dan een bedreiging in Oost-Oekraïne of in Irak en Syrië. Die komt op ons af. Mijn stelling is dat wij iets te verdedigen hebben, namelijk de waardengemeenschap Europa. Die staat immers onder druk. Wij moeten die verdedigen met defensie, maar ook door veel strategischer na te denken over energievoorziening en voedsel. Alleen maar zeggen: dit wil ik niet en dat wil ik niet, lost dit niet op. Mijnheer Pechtold, u bent over 25 jaar gewoon afhankelijk van Russisch gas en olie uit het Midden-Oosten.  De heer Pechtold (D66): Nee, als het aan mij ligt, zijn wij daar niet van afhankelijk, maar zeker ook niet van nieuwe kernenergie. De heer Buma verwijt mij dat ik geen keuzes maak. Ik wil die juist wel maken. Ik wil ervoor zorgen dat Nederland en dit hele continent onafhankelijk zijn. Het lijkt wel alsof de heer Buma in deze zomer ineens het licht heeft gezien of de angst heeft gevoeld op de terreinen van defensie, energie en vele zaken en dat hij daarom nu teruggrijpt op het verleden. Ik wil hem aanmoedigen om de nieuwe energie op te pakken. Wij hebben de tegenbegroting van het CDA nog niet gezien. Ik ben bang dat het CDA het geld voor schone energie nodig heeft in de tegenbegroting en dat het dat daarom weghaalt en om die reden ook komt met het idee van de kerncentrale. Klopt dit? Wanneer mogen wij de tegenbegroting bestuderen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een voorschot op de tegenbegroting die ik zo dadelijk zal aanbieden aan de voorzitter en daarmee aan alle leden van de Kamer. Die gaat echter niet ten koste van de subsidie op duurzame energie. Dat is trouwens wel een punt, want wij geven 18 miljard euro uit aan windmolens op zee, terwijl wij deze week al hebben vastgesteld dat het antwoord op de vraag of die er überhaupt komen, nog onzeker is. Ja, er moet veel meer duurzame energie komen. Als echter in 2020, ondanks al onze inspanningen, 86% van onze energie nog niet duurzaam is, blijf ik zeggen dat wij een mix nodig hebben waar geen Russisch gas meer in zit. Daarom moet je volgens mij ook bereid zijn om te praten over kernenergie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het is heel goed dat het CDA zich zorgen maakt over CO2-uitstoot en de klimaatverandering en zich wil inzetten voor de overgang naar meer duurzame energie. Ik denk dat dit niet met nieuwe kerncentrales moet, al was het maar omdat het gaat om 2020. Heeft de heer Buma namelijk enig idee wanneer wij zo'n nieuwe kerncentrale zouden kunnen hebben? Los daarvan vraag ik mij af of hij zich realiseert wat de bouw van zo'n kerncentrale zou vereisen aan investeringen van de overheid. Wij kennen het CDA als een partij die voor een kleinere overheid pleit. Wat zou dit wel niet kosten? Heeft de heer Burma niet alleen nagedacht over de vraag waar de kerncentrale moet komen, maar ook over de vraag waar wij het afval van de kerncentrale straks gaan opslaan?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat zijn meerdere vragen. De eerste is heel belangrijk en daar begin ik dan ook meteen mee. De heer Van Ojik zegt dat zo'n centrale er in 2020 nog niet is. Nee, dat klopt. De problemen rond energie zijn in 2020 niet opgelost en zijn dan waarschijnlijk groter dan nu. Wij praten dan ook niet over energievoorziening in het komende begrotingsjaar, 2015, maar over energievoorziening tot misschien wel 2050 of langer. Dat perspectief moet vanwege afgelopen zomer anders geworden zijn. Rusland is namelijk geen partner van Nederland, maar een tegenstander en daarom moeten wij dit veranderen. Dan zeg ik: denk alsjeblieft met z'n allen na over de langere termijn. Dat begint met duurzame energie dichtbij, maar het kan niet stoppen bij kolencentrales. Als wij nu niets doen, ben ik ontzettend bang dat de kosten voor energie enorm omhooggaan. Kijk maar naar Duitsland. Het gevolg van de Energieausstieg is dat er daar enorme klachten zijn over de ongelooflijk hoge kosten voor energie. Die kant gaan wij ook op. Je ziet nu al dat heel veel investeringen niet meer in Europa worden gedaan omdat Amerika goedkoper is. Het levert niets op om morgen een kerncentrale te bouwen. Indien wij echter in 2030 hier staan — wij zullen dan waarschijnlijk in de Eerste Kamer zitten — en er niet voldoende energie is en de boel stilvalt, zullen wij en zal de wereld zeggen dat wij het in 2014 niet goed gedaan hebben. Dat kan ik de heer Van Ojik verzekeren.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dit is toch wel heel merkwaardig. Ik zou zeggen dat de mogelijkheden om de transitie naar schone energie te realiseren, steeds groter worden naarmate we verder vooruitkijken. Als we aan de hand van de heer Buma wat verder vooruitkijken, hebben we volgens hem juist meer kerncentrales nodig. We weten niet hoe we die kerncentrales moeten betalen, we weten misschien niet waar we ze neer moeten zetten, maar we weten zéker niet wat we met het afval uit die kerncentrales moeten gaan doen. Kan de heer Buma die vraag nog beantwoorden? Juist als we het hebben over energieonafhankelijkheid op de lange termijn, is dit toch een uitgelezen kans om alle energie, in dit geval onze politieke energie, in te zetten op die duurzame bronnen van energieopwekking? Dat lijkt me een veel logischer weg dan nu terug te grijpen op een recept waar we eigenlijk met zijn allen toch wel een beetje afstand en afscheid van hadden genomen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf zeggen: wel afscheid genomen, maar we verwelkomen daarmee de onzekere bron van alle energie uit Rusland. Zo mooi is dat dus niet. Verder zeg ik ja tegen duurzame energie, maar wind en zon hebben altijd een back-up nodig op de dagen dat de zon niet schijnt of de wind niet waait. Dat is ook het probleem van duurzame energie; daardoor zullen we meer kosten gaan maken. Het is dus werkelijk ondenkbaar dat duurzame energie alleen tussen nu en 2050 de problemen oplost. Met het enorme CO2-probleem dat we hebben, kunnen we niet terug naar alleen kolen, Russisch gas of olie uit het Midden-Oosten; dat is allemaal niet voldoende. Ik zou u zelfs willen zeggen: denk na over hoe we dat probleem moeten oplossen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat doe ik graag, zelfs ík denk daar graag over na. Maar ja, dan zitten we toch nog met dat afval. Die vraag is nog niet helemaal beantwoord. Dat is een van de belangrijkste redenen waarom we afscheid hebben genomen van kernenergie. Heeft de heer Buma daar al een suggestie voor?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee. Die zin, zoals de heer Van Ojik die uitspreekt, is volkomen terecht. Tegelijkertijd zitten we met het probleem van CO2-uitstoot met kolen en de niet-beschikbaarheid van gas uit het Oosten. Het CDA heeft altijd gezegd dat dat energiebronnen zijn in de decennia naar duurzame energie. Ik blijf het zeggen: als we in 2020 pas op 14% zitten, of dat misschien niet eens halen en niet eens 86% duurzaam is, en we doen het met kolen en gas uit Rusland, dan gaat het fout. Niet nu, niet in 2015, maar wel in 2030. Als deze zomer ons iets moet hebben geleerd, dan is het dat ons strategisch denken over veiligheid anders moet dan we deden.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De vraag was: wat doet de heer Buma, die graag kerncentrales wil bouwen als back-up voor de dagen dat de zon niet schijnt, met het afval?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het afval zal op dezelfde manier moeten worden opgeslagen als nu. Dat is het grote probleem van kernenergie, dat ken ik ook. Ik zeg u nogmaals dat u die keuze niet maakt. Ik geef het u in overweging: we kunnen de kolencentrales aanzetten, we kunnen ons gas uit Rusland halen, maar tegelijkertijd willen we ook economische ontwikkeling hebben, die maakt dat wij allemaal onze boterham kunnen verdienen; niet alleen in 2015, maar ook in 2030.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het CDA zegt dat we zelfvoorzienend moeten worden, en ook minder afhankelijk van energie en van gas uit Rusland. Het is dan wel heel vreemd dat zijn partij zo heeft gepleit voor en geïnvesteerd in die gasrotondes voor Russisch gas. Het is dan toch eigenlijk wel een beetje vreemd als je nu tot de ontdekking komt dat dit zeer onverstandig is, want Rusland is instabiel en we weten niet of we daar een goede relatie mee behouden. Ik vroeg mij het volgende af: waar denkt de heer Buma uraniummijnen in Nederland te kunnen aanleggen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voor zover mij bekend, is er geen uranium beschikbaar in de Nederlandse grond. Ik heb de indruk dat u nu denkt dat dit een buitengewoon slimme vondst van u is. Ik ben benieuwd naar wat uw vervolgvraag wordt.  Mevrouw Thieme (PvdD): Precies, dat is nou precies het probleem: het is niet in Nederland te verkrijgen. Weet u waar het wel te verkrijgen is?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, in Afrika, bijvoorbeeld in Namibië.  Mevrouw Thieme (PvdD): Precies, in instabiele landen: in Kazachstan, in het Midden-Oosten. U wilt toch zo graag niet afhankelijk zijn van dat soort regimes?  De heer Van Haersma Buma (CDA): En in Namibië. Ja, en daarom zeg ik ook dat we een veel bredere energiemix moeten hebben, in plaats van alles uit Rusland te halen. Even voor de goede orde: inderdaad begon ik niet aan mijn plan, denkend dat wij ons uranium uit de Nederlandse boden gingen halen, wetend dat u naar voren zou komen met de vraag of ik weet waar het vandaan komt. Ook ik verzin graag wat er gaat gebeuren. Maar mijn antwoord is "ja". En dan blijf ik zeggen dat wij, als wij in 2030 een energievoorziening willen hebben die Nederland de energie geeft die het nodig heeft, dat niet kunnen doen met doorgaan op de manier zoals we dat nu doen. Daar hoort het denken over kernenergie bij. Het verbaast mij dat u alle vieze bronnen in Nederland akkoord vindt maar de meest schone als het om CO2-uitstoot gaat niet.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Buma weet niet waar de kerncentrale moet komen en wat we met het afval moeten doen. Hij denkt dat we nog steeds uranium kunnen halen uit instabiele landen om vervolgens te zeggen dat we onafhankelijk zijn van dat soort regimes. Ik geloof niet dat de heer Buma echt goed nagedacht heeft over zijn proefballonnetje dat we echt weer moeten gaan inzetten op kernenergie. Sorry.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik had de hoop dat na dit debat twee leden van de Partij voor de Dieren bij het CDA zouden kunnen aansluiten, maar ik merk nu al dat dit niet gaat lukken. Dat was overigens helemaal geen uitlokking. Mijn collega's worden trouwens heel nerveus nu ik dit zeg.  Mevrouw Thieme (PvdD): Terecht. De voorzitter van de CDA-fractie had ook gezegd dat we zelfvoorzienend moeten zijn op het gebied van voedsel. Dan vraag ik hem toch hoe dit te rijmen is met het feit dat we hier 500 miljoen dieren in de bio-industrie voeden met veevoer uit verre landen. Hoe kunnen we dan in godsnaam ervoor zorgen dat voedsel zelfvoorzienend wordt, als we daar nu zo afhankelijk van zijn?  De voorzitter: Dat is eigenlijk een nieuw punt. Ik dacht dat u uitgelokt was op dat andere punt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een bruggetje, dat ikzelf niet zo mooi had kunnen verzinnen, naar mijn volgende punt.  De voorzitter: De vraag is nu gesteld en ik sta die nu toe, maar de volgende keer doen we het niet op deze manier.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan hecht ik er toch aan om deze vraag te beschouwen als een bruggetje naar datgene wat ik over dit onderwerp zo dadelijk ga zeggen.  De voorzitter: Mevrouw Thieme, dan kunt u daarop terugkomen als de heer Buma daar in zijn verhaal over komt te spreken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het kan overigens zijn dat ik dan iets zeg waar mevrouw Thieme nog steeds niet tevreden over is.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dan doen we het zo.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil graag nog iets vragen aan de heer Buma over wat hij over energie heeft gezegd. Terecht agendeert hij dit onderwerp. Zeker ook gelet op wat de afgelopen zomer is gebeurd, is het belangrijk om daarover na te denken, mede in het licht van het energieakkoord dat is afgesloten dat wellicht wel een beperkte scope heeft. De heer Buma zegt dat we moeten leren van wat er gebeurt. Maar zouden we ook niet moeten leren van wat er in Japan is gebeurd? In Japan heeft zich een verschrikkelijke situatie voorgedaan. Men was daar voor het grootste gedeelte afhankelijk van kernenergie, maar toch heeft men daar toen besloten om alle kernreactoren — volgens mij waren het er 54 — stil te leggen. Dat heeft in Japan niet echt tot grote problemen geleid. Sterker nog, het heeft uiteindelijk letterlijk energie losgemaakt om in schone energie te investeren. Loopt de heer Buma nu niet het risico dat door het nu weer agenderen van kernenergie, de energietransities waarvoor we in Nederland alles op alles moeten zetten en waarop we nu meer dan ooit moeten inzetten, juist worden afgeremd in plaats van gestimuleerd?  De heer Van Haersma Buma (CDA): De situatie in Japan toont aan wat er gebeurt als je kerncentrales bouwt op een manier uit 1970 en je vervolgens het onderhoud niet goed doet. Dat geldt echter ook voor andere centrales. Vergeet niet dat het met andere ook kan. Daar komt bij dat Japan wel degelijk ongelofelijke problemen heeft gehad in de economie door het sluiten van die kerncentrales. Als ik dichter bij huis kijk: in Duitsland zit het bedrijfsleven met de handen in het haar door de hoge energierekening en in het zuiden van Duitsland weet de automobielindustrie niet hoe ze moet blijven concurreren als de energie zo duur is voor de staalindustrie. Dus het is helemaal niet zo gemakkelijk. Dat is eigenlijk meteen ook het antwoord. Wij moeten ons realiseren dat de energievoorziening niet zo'n "makkie" is als we dachten, dat de overgang naar duurzame energie decennia gaat duren en dat we in de tussentijd een heel brede mix nodig hebben. Het verbaast mij dat anderen überhaupt niet bereid zijn om daarbij ook over de mogelijkheid van kernenergie te praten.  De heer Slob (ChristenUnie): Het verbaast mij weer, zo zeg ik via de voorzitter tegen de heer Buma, dat u zo gemakkelijk teruggrijpt naar een oude energievorm waarvan u in uw laatste verkiezingsprogramma had besloten: dat hoeven we er niet in op te nemen, dat laten we los want we gaan juist voor duurzaamheid. Nu ontstaat er een probleem en nu valt u er gelijk weer op terug. Zouden we niet met alle betrokkenen die daarbij nodig zijn juist alles op alles moeten zetten om de transitie naar schone energie een extra impuls te geven in plaats van te kiezen voor deze terugval? De vraag van de heer Van Ojik is hierbij ook uitermate urgent. Wat doen we met dat afval? Dan kunt u niet zeggen dat we op andere plekken ook allemaal afval hebben, want dit komt er gewoon bij op een heel gevaarlijke manier. Het is toch heel riskant om dan te makkelijk en te snel dit soort dingen te roepen van uw kant?  De heer Van Haersma Buma (CDA): U hebt het over te makkelijk en te snel, maar ik heb het daadwerkelijk over een strategie voor de komende tientallen jaren. Dat is één.  Twee is dat we de uitstoot van CO2 door kolencentrales in Nederland niet kunnen laten voortgaan. We weten dat dit zo makkelijk nog niet gaat. Kijk naar de windmolenparken op zee en het verzet tegen windmolenparken op land. Het enige wat ik zeg — ik heb dat al diverse malen herhaald en doe dat nu waarschijnlijk voor de laatste keer, want ik ga straks over op mijn andere onderwerpen — is dat wij, als we het serieus nemen dat de wereld er anders uitziet dan wij 25 jaar lang in onze naïviteit hoopten, ook anders over energie moeten gaan nadenken.  Dan kom ik op de landbouw. Nederland heeft een sterke land- en tuinbouwsector. De wereldbevolking groeit en Nederland heeft de kennis en de kunde om bij te dragen aan de productie van voldoende voedsel in de wereld. Maar blijft dat zo? Iedere week twijfelen jonge boeren over de vraag of zij het familiebedrijf kunnen en willen voortzetten. Ze houden het hoofd niet boven water. Ondertussen zetten wij vruchtbaar land, misschien wel het vruchtbaarste land ter wereld, om in water en natuur. Dat beleid getuigt, met het oog op de toekomst, van grote naïviteit. Wie wijzen wij als verantwoordelijke aan als over 25 jaar niet alleen ons gas, maar ook ons graan en onze melk uit China, Rusland of Oekraïne komen? Wat doen we als er dan een crisis uitbreekt?  De voedselvoorziening is vandaag nog geen acuut probleem, net als de energievoorziening dat eerder niet was. We weten echter dat voedsel, in een wereld waarin 10 miljard mensen moeten worden gevoed, wel een probleem gaat worden. We moeten nu dus beginnen met het formuleren van een antwoord daarop. In Nederland moeten we daarom niet verdergaan met het omzetten van vruchtbare landbouwgrond in natuur. Ook hebben we een krachtig Nederlands en Europees landbouwbeleid nodig dat gericht is op het produceren van ons voedsel in de komende eeuw.  De buitenlandse onzekerheid werkt door in de binnenlandse economie. Het herstel blijft broos.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik had toch echt graag een visie van de heer Buma gehoord over de wijze waarop we dan zelfvoorzienend kunnen worden met betrekking tot voedsel. Als er iets is waar wij niet zelfvoorzienend in zijn, is het wel voedsel. We importeren massa's veevoer om 500 miljoen dieren in de bio-industrie te voeden. We exporteren heel veel van die producten naar instabiele regimes. Zodra dat misgaat, zie je dat we al die producten moeten opkopen en dat boeren moeten stoppen met hun bedrijf. Ik vraag de heer Buma hoe hij zijn oproep om zelfvoorzienend te worden ten aanzien van voedsel rijmt met het tegelijkertijd in stand houden van een bio-industrie die volledig van het buitenland afhankelijk is ten aanzien van grondstoffen, zoals veevoer?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Een van de aandachtspunten voor onze landbouwsector is dat je bijvoorbeeld voor soja voortdurend ver weg moet. Een van de dingen die wij meer moeten gaan ontwikkelen en die nu ook ontwikkeld worden, is dat soja in Europa verbouwd gaat worden, in plaats van slechts aan de andere kant van de wereld. Daar worden nu al experimenten mee gedaan, ook in Nederland. Als andere sectoren het moeilijk hebben, kun je naar andere sectoren overgaan. Het kan dus wel degelijk. Dit geldt voor de langere termijn: hoe staan wij hier over 25 jaar? Wij zien allemaal hoe onzeker de gasvoorziening is en hoe onzeker de voedselvoorziening kan worden. Wij moeten dus ons eigen voedsel kunnen produceren. Ik heb nooit gezegd dat het alleen Nederland betreft; het gaat natuurlijk om Europa.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik vind het geweldig dat de heer Buma zegt dat wij ons veevoer dan regionaal moeten gaan produceren. Dat betekent namelijk dat wij de veestapel met 70% moeten inkrimpen omdat er simpelweg niet genoeg grond is in Europa om al die dieren te voeden, alleen al in Nederland niet. Ik ben dus blij dat ik de heer Buma aan mijn zijde vind om ervoor te zorgen dat wij minder dieren houden in Nederland, waardoor de milieudruk afneemt en wij minder veevoer hoeven te halen uit landen als Brazilië en Argentinië. Ik denk dat het CDA zich wel bij de Partij voor de Dieren kan aansluiten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is apart dat mevrouw Thieme meteen weer in de overdrive schiet. Zij doet alsof er geen goed beleid mogelijk is waardoor er vlees kan worden geproduceerd — dat is een product dat mensen al sinds het ontstaan der mensheid eten — waardoor wij veel beter weten waar ons voedsel vandaan komt en waardoor wij de mix van waar ons voedsel vandaan komt en waar ons veevoer vandaan komt, veel beter kunnen maken. Mevrouw Thieme zegt dat er geen agrarische productie meer uit Nederland komt. Ik kan haar zeggen dat Nederland de hoogste standaard ter wereld heeft voor dierveiligheid. Het wordt er alleen maar slechter en ongezonder van. Die kant wil het CDA niet op. Wij willen juist waarborgen dat ons eten over 25 à 30 jaar veilig is. Wij willen geen rotzooi uit landen waar niet zulke hoge normen worden gesteld als hier. Ik zeg niet dat dat is wat de Partij voor de Dieren wil, maar ik waarschuw hiervoor, wetende hoe groot het risico is.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Buma haalt er echt van alles bij. Het gaat erom dat wij niet meer afhankelijk willen zijn van grondstoffen uit andere landen. Dat was het pleidooi van de heer Buma. Ik geef aan dat dit niet kan als wij niet op een andere manier gaan produceren. Vervolgens krijg ik een hele tirade over dierveiligheid en dierenwelzijn. Daar heb ik het helemaal niet over! Ik vraag aan de heer Buma hoe hij die zelfvoorziening van voedsel dan voor zich ziet. Daar krijgen wij gewoon geen antwoord op. Dus lijkt ook dit weer een proefballonnetje te zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch krijgt u dat antwoord wel, want net als bij gas en energie moeten wij een mix hebben waar wij ons voedsel vandaan halen en veel meer zelf gaan produceren. Dat vind ik echt van groot belang. Het gevolg van het beleid dat we voeren is dat het produceren van voedsel niet meer rendabel is en dat wij dat elders doen, maar vergeet één ding niet. China koopt in de hele wereld grond op om zijn miljard mensen de monden te voeden. Amerika subsidieert om het leven, net als Japan. Europa hangt straks achteraan. Ik blijf zeggen dat voedselvoorziening over 30 jaar net zo belangrijk is als nu. Als wij nu de knoppen niet omzetten, hebben we straks een probleem. Dat is alles wat ik wilde zeggen.  De voorzitter: Mevrouw Thieme, tot slot.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wat gaat er volgens de heer Buma gebeuren met de prijzen van grondstoffen, juist vanwege opkomende economieën zoals China en India, die inderdaad steeds meer vlees gaan produceren? Die prijzen kan Nederland helemaal niet meer betalen. Het probleem is nu juist dat we ervoor moeten zorgen dat wij alternatieven hebben voor de voedselproductie die wij op moment hebben. We moeten af van de afhankelijkheid van veevoer uit andere landen. De heer Buma blijft maar rondjes draaien. Hij geeft geen antwoord op de vraag hoe we die toekomstbestendige landbouw gaan realiseren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zou niet weten hoe ik het nog preciezer zou kunnen zeggen.  De heer Pechtold (D66): Het is duidelijk dat CDA en D66 als het om landbouw gaat niet hetzelfde denken. Wij zeggen, ook op Europees niveau, dat we van koeien naar kennis moeten, want daar ligt de toekomstige economie. Nu dacht ik hier eindelijk eens een keer bij de begroting niet over de Vrouwe Hedwigepolder te hoeven praten, maar de heer Buma zegt hier weer: we zetten land om in natuur en we zetten het onder water. Mijn concrete vraag — ik heb het hier geprobeerd bij onze woordvoerders — is hoeveel procent van onze landbouwgronden we de komende jaren onder water zetten of omzetten in natuur.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat gebeurt op heel veel plekken: in Overijssel, Brabant, Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland, overal. Lach er maar om. Overal wordt landbouwgrond omgezet in natuur. Je mag natuurlijk zeggen dat dat een heel mooi doel is, maar ik heb willen aangeven dat wij met het beleid dat wij voeren een probleem krijgen over 30 jaar als wij dan ineens zeggen: "Maar wie produceert eigenlijk ons voedsel? Wie wil er hier nog aan de slag in de agrarische sector? Dat voedsel is wel duur." Als we die vraag dan beantwoorden met "dat doet er niet toe, wij kunnen ons voedsel ook van buiten halen, met voedsel is het hetzelfde als met kolen, dat is iets uit het verleden", dan vindt u mij niet aan uw zijde. Ik waarschuw voor een samenleving waar wij ons voedsel niet meer produceren Als u dat geen probleem vindt, verschillen we daarover van mening.  De heer Pechtold (D66): Ik vraag heel concreet waar we nu welk percentage aan landbouwgrond onder water zetten. Als ik op een regenachtige dag vanaf de Wageningse Berg waar ik woon de uiterwaarden in kijk, dan zie ik daar minister Dijsselbloem worstelen met zijn tuinmeubilair, want dan staan inderdaad de uiterwaarden onder water. Maar een week later is het weer goed. Dat is niet structureel. U schetst een beeld alsof we heel veel landbouwgrond aan het verliezen zijn. Ik wijs maar even op de uitspraak van de voorzitter van LTO Nederland, die reageerde op uw opiniestuk. Hij zegt: "Behalve de thee, de koffie en de ananas zijn we in bijna alle producten zelfvoorzienend. We exporteren 60% van onze productie. Daar draait onze economie op." U hoort mij niet zeggen dat dat radicaal anders moet. Ik zeg alleen dat die subsidies anders moeten, maar u zegt een dreigbeeld neer, alsof we naast de Vrouwe Hedwigepolder nog ongelofelijk veel gaan doen. Nu noemt u een paar provincies, maar ik wil gewoon weten hoeveel grond we gaan omzetten, want als u me kunt overtuigen, moet ik met onze landbouwwoordvoerder aan de slag. Dan heeft hij me de afgelopen dagen echt wat op de mouw gespeld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er gaat toch iets volkomen fout als u zich moet laten overtuigen door hectares of vierkante meters grond. Het gaat erom of het principe van meer productie in Nederland en een toekomst voor onze agrarische sector u iets doet of dat u denkt: nee hoor, eten komt uit de schappen, dat is er door een vrachtwagen ingebracht. Dat hoort in Nederland te worden geproduceerd. Ik vind het een probleem dat wij in alle delen van het land om wat voor reden dan ook bezig zijn landbouwgrond in natuur om te zetten, wetende dat wij over 20 of 30 jaar een probleem krijgen. Misschien dat we ons ertussendoor moffelen, even goede vrienden, maar ik kan u vertellen: dat gaat niet gebeuren.  De heer Pechtold (D66): Ik kom van buiten de Randstad, van vlakbij de Landbouw Universiteit en ik heb dagelijks te maken met deze problematiek. De wilde zwijnen hollen door mijn tuin heen. Ik vind het dan teleurstellend dat een fractievoorzitter, woonachtig midden in de Randstad, niet tegen die provinciale lijsttrekker een concreter antwoord kan geven op de vraag waar het probleem zit. Ik heb al een moestuin. Wat moet ik nog meer?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan natuurlijk gebieden opnoemen. Ik vind het allemaal best, even goede vrienden, maar ik houd deze zaal toch maar even voor dat het wel de kern van het voorliggende vraagstuk is. Is het wijs om de meest vruchtbare landbouwgrond ter wereld, nu nog steeds, wetende welke risico's we lopen, om te zetten in natuur? Volgens mij is er niks mis met goede Nederlandse landbouwgrond. Ik vind dat een groot probleem. Iedere week stoppen vele tientallen agrariërs en voor hen komen geen nieuwe terug. Je kunt voor hen werk-tot-werkprojecten maken, maar het is en blijft de werkelijkheid dat het verlies aan agrarische productie ons land en ons Europa op de langere termijn een heel groot probleem gaat bezorgen. Het valt me tegen dat de heer Pechtold niet verder komt dan hectares landbouwgrond en het probleem überhaupt niet ziet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het is goed om na te denken over de problemen die zich over 20, 30 jaar aan ons zullen voordoen. Het lijkt mij echter zeer kwestieus dat kerncentrales en zelfvoorzienende landbouw de twee oplossingen zijn waar we het over 20 jaar van moeten hebben. Stel dat het pleidooi van de heer Buma om ons voedsel zelf te verbouwen in andere landen navolging vindt, wat gebeurt er dan met de Nederlandse landbouw? Mensen luisteren mee in Duitsland en België en je kunt niet uitsluiten dat ze denken: dat is een goed idee van die Buma, dat gaan we ook doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De werkelijkheid is dat dit nog helemaal niet kan gebeuren omdat heel veel landen zo snel groeien en zulke slechte grond hebben — ik noemde China met zijn miljard inwoners — dat ze over de hele wereld grond opkopen om daarvandaan voedsel te importeren. Zeker de opkomende economieën in onvruchtbare delen van de wereld, zullen van de Nederlandse landbouw afhankelijk blijven. Ik noemde niet voor niets die 10 miljard mensen die gevoed moeten worden. De kern van wat ik zeg, is dat een agrarisch land als Nederland moet blijven produceren en niet mag eindigen als een land dat, van mijn part, alleen maar handel drijft met elders geproduceerd voedsel. Wij zullen dat voedsel zelf moeten blijven produceren. We moeten er ons dus niet bij neerleggen dat die sector nauwelijks het hoofd boven water kan houden. Dat is alles wat ik daar serieus over zou kunnen zeggen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het kleinste probleem dat we hebben, is, geloof ik, dat we ons voedsel moeten produceren. Ik ken de cijfers niet uit mijn hoofd, maar wij zijn in ieder geval de tweede exporteur van landbouwproducten wereldwijd. Juist als je je bekommert om de toekomst van de voedselproductie in Nederland, is het levensgevaarlijk om er alleen maar voor te pleiten om ons eigen tuintje op orde te brengen. Wij exporteren. Wij zijn een van de grootste exporteurs ter wereld en ik hoop dan ook maar dat niemand buiten de grenzen meeluistert naar wat de heer Buma bepleit, want als andere landen dat over zouden nemen, zijn we echt verschrikkelijk de klos.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ook de heer Van Ojik gaat ervan uit dat er minder geproduceerd gaat worden. Mijn probleem is dat ik vind dat dit juist niet zou mogen gebeuren. Ons voedsel? Het gaat niet om Nederland, maar om Europa. Ons graan halen we bijvoorbeeld voor een groot deel uit Frankrijk. Daar speelt hetzelfde probleem. Ik zei dan ook: het gaat om de Europese markt. Ik vind het een heel groot risico dat wij over een aantal jaren wel eens afhankelijk zouden kunnen zijn van landen als Oekraïne en Rusland als de graanvoorzieners van Europa. Ik doe dat liever zelf. Ik doe dat liever met Europa. Als wij kunnen exporteren, dan is dat alleen maar des te beter.  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb deze discussie nu een tijdje aangehoord en ik probeer te begrijpen wat de heer Buma zegt. Hij zegt dat wij autarkisch moeten worden — dat is een moeilijk woord voor zelfvoorzienend — maar volgens mij is dat niet de portee van zijn verhaal. Is het niet de portee van zijn verhaal dat wij de landbouw, onze boeren, moeten zien als een innovatieve sector waar grote groeimogelijkheden zijn die gebruikt kunnen worden om voedselproblemen buiten onze grenzen op te lossen? Ik zou het daar heel erg mee eens zijn, want dat vindt de VVD ook. De wereldbevolking gaat inderdaad veel voedsel nodig hebben, en onze landbouwmethodes zijn nodig om straks de wereldbevolking te voeden. Het verhaal van de heer Buma lijkt te zijn: we gooien de dijken dicht, zetten er een hek omheen en moeten zelfvoorzienend zijn. Is het niet net andersom? Namelijk zo: hier ligt een enorme kans, namelijk de kans dat wij vanuit Nederland ervoor gaan zorgen dat de rest van de wereld ook voedsel heeft. Als de heer Buma nu ja zegt, zijn wij het eens.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, weet u, het woord autarkie is door velen gebruikt. Ik herhaal wat ik bedoel te zeggen: wij moeten ervoor zorgen dat wij in Europa voor een heel lange tijd het voedsel produceren, en het ook exporteren en dat bovendien op een innovatieve manier. De werkelijkheid is echter dat wij dat veel te weinig doen. Ik heb de indruk dat de heer Zijlstra nu weer bang is dat wij het oneens blijken te zijn. In dat geval: zijn woorden waren geweldig.  De heer Zijlstra (VVD): Daar doe ik het voor.  De voorzitter: Daar doet u het voor. Dan zet de heer Buma zijn betoog voort.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De buitenlandse onzekerheid werkt door op de binnenlandse economie. Het herstel van onze economie blijft broos. Het is te gemakkelijk om dit allemaal aan het kabinet te wijten, maar het kabinet heeft wel een verantwoordelijkheid, namelijk voor op herstel gericht beleid. Met deze begroting voor 2015 schuift het kabinet de problemen te veel voor zich uit. Het ontbreekt aan ambitie. In 2015 gaan de belastingen per saldo weer omhoog, nadat ze vorig jaar ook al met zo'n 1,5 miljard euro zijn gestegen. De door Mark Rutte ooit beloofde €1.000 is wel een veelvoud, maar dan in de min. De begroting van het kabinet schiet volkomen tekort als het gaat om het versterken van de economie, om groei en om echte banen.  De hoge werkloosheid is hét drama van dit moment. Als wij met z'n allen sociaal beleid willen, begint dat bij de aanpak van de werkloosheid. Dat kan, maar dan moeten wij het wel aantrekkelijker maken om te ondernemen en om weer mensen in dienst te nemen. Dat begint bij lagere belastingen. Het kabinet had een grote ambitie: een nieuw belastingstelsel. Die ambitie is al voor de zomer de grond in geboord, doordat Diederik Samsom en Halbe Zijlstra hun eigen stokpaardjes gingen berijden in de media. Waarom heeft de premier, toen hij dat voor de zomer allemaal zag gebeuren, eigenlijk niet zelf ingegrepen en de weg gewezen door te zeggen: er zou toch dit najaar een belastingplan liggen? Ik zie de premier hier nu wél met zijn vuist op tafel slaan. Dat is toch de belangrijkste opgave voor het kabinet voor de tweede helft?  De belastingbrief die de Kamer gisteren ontving, bestond uit 27 bladzijden besluiteloosheid. De brief onderstreept eigenlijk alleen dat de Partij van de Arbeid en de VVD met elkaar niet verder komen dan dromen, denken en filosoferen. Na maanden van beloften en wachten ontbreekt een concreet plan. Ik citeer uit de brief: een concreet plan nu zou een naïeve vlucht naar voren zijn. Stel je voor dat wij dat, "een concreet plan nu zou een naïeve vlucht naar voren zijn", over de begroting zouden zeggen! Daarnaast hoorden wij de vicepremier gisteren al zeggen dat de lastenverlichting zal worden gefinancierd uit meevallers. De minister van Financiën sprak daarnaast van een btw-verhoging.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ken de heer Buma niet als naïef. Aangezien hij deze woorden aanhaalt, ga ik ervan uit dat hij nu een concreet plan heeft.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Daar kom ik zo op. De reden dat ik het woord "naïef" gebruik ...  De heer Zijlstra (VVD): Wij hebben een vergelijkbaar debatje gehad met de heer Roemer. De heer Buma is nu een tijdje bezig met zijn inbreng. Hij roept van alles, nu over belastingen, maar wij hebben nog niets waaraan wij kunnen meten wat het CDA zelf wil. Als de heer Buma woorden als "naïef" in de mond neemt — dat mag van mij — zou ik ook graag willen dat die woorden gestand worden gedaan en dat er nu eens iets ligt, zodat wij kunnen bekijken of de keuzes die het CDA maakt misschien door ons overgenomen kunnen worden dan wel dat de woorden van de heer Buma loze woorden zijn.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma haalde dat zo mooi aan. Daarom provoceer ik even en daarom ga ik er ook van uit dat het CDA wel degelijk met een alternatief plan komt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben het zeer eens met de heer Zijlstra, maar het is wel apart dat de coalitie nu de oppositie verwijt dat zij het belastingplan niet maakt. Er is toch al twee jaar geleden een rapport gekomen van de commissie-Van Dijkhuizen? Twee jaar geleden zou het kabinet daarmee toch al aan de slag gaan? Als ik het woord "naïef" gebruik, is dat omdat een meerderheidscoalitie niet in staat is om een belastingplan te maken. Overigens — nu moet ik mezelf corrigeren — ik heb het woord "naïef" niet eens gebruikt, dat kwam van het kabinet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Is het goed als ik …  De voorzitter: Nee, mijnheer Buma. De heer Zijlstra is aan het woord. Gaat u verder, mijnheer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Immers, de woorden die de heer Buma — ik wilde bijna "Roemer" zeggen, want de gelijkenis was groot — uitsprak, houden in dat het kabinet niets zou doen. Het tegendeel is echter waar. Belastingstelselherzieningen zijn heel grote operaties. Voormalig staatssecretaris de heer De Jager had al jaren nodig voor een klein stukje, de Wet uniformering loonbegrip (Wul). En nu hebben we het over het totale stelsel. Er worden fundamentele deuren geopend. Ze zijn nog niet voorzien van concrete maatregelen, maar het zou ook echt een universeel record zijn als we dat voor elkaar hadden gekregen. Als de heer Buma echter grote woorden in de mond neemt en kennelijk het beeld wil schetsen dat een belastingherziening in een paar maanden tijd in elkaar te draaien zou zijn, ga ik ervan uit dat hij die woorden gestand doet en dat hij dus op zijn minst op hoofdlijnen kan schetsen hoe hij het zou doen. Ik hoor echter wel woorden maar ik zie nog geen invulling.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, maar die gaat komen. Dat kan ik de heer Zijlstra verzekeren. Het komt in de loop van dit verhaal …  De heer Zijlstra (VVD): Gebeurt dat voor of na de heer Roemer …  De voorzitter: Nee, nee, nee, nee: nu is de heer Buma aan het woord.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het debat dat heeft plaatsgevonden met de heer Roemer zal zich niet herhalen, mevrouw de voorzitter.  De voorzitter: Al was het maar omdat het nu na de lunchpauze is. Gaat u verder.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat alleen al.  In een echt beter belastingstelsel zit de sleutel tot herstel, niet in banenplannen met subsidies, niet in onvoorspelbare meevallers en niet in 27 bladzijdes met denkrichtingen. Ik vraag de minister-president of hij bereid is om voor 1 februari een plan naar de Kamer te sturen, zodat wij dat in de loop van de begroting voor volgend jaar kunnen verwerken. De heer Pechtold vroeg dit eerder al.  Het kan anders, en dat zal het CDA laten zien, namelijk met een simpel belastingtarief voor iedereen en daarnaast één solidariteitsheffing voor de hoogste inkomens. Wij noemen dat een sociale vlaktaks. Dit maakt werken lonend en ondernemend. Bij ons verkiezingsprogramma in 2012 hebben wij dit al opgeschreven. Nu kan ik het presenteren. Ik deel graag als eerste aan de voorzitter onze agenda uit voor meer werk, minder belasting en meer veiligheid. Ik licht die graag toe. Er is een mogelijkheid om dit te vermenigvuldigen; het lukte mij echter niet om alles op een USB-stick onder te brengen.  De voorzitter: Dank u wel. Ik zal de bode vragen of hij dit wil vermenigvuldigen. Ik zie dat er ook een vraag is bij de heer Zijlstra over dit stuk of over iets anders.  Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.  (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)  De heer Zijlstra (VVD): Ik ken dat stuk nog niet, maar mooi dat het er is. We gaan het zo meteen uitgebreid bekijken.  Ik heb een vraag over de vlaktaks met de solidariteitsheffing. Ik ben nieuwsgierig naar die solidariteitsheffing. Ik geloof dat een ander woord daarvoor "toptarief" is, maar we zullen zien wat de invulling van de heer Buma is van dit begrip. Hij wil een vlaktaks, maar ik heb van zijn woordvoerder de heer Omtzigt begrepen dat deze zeer ongelukkig is met de toeslagen, met de fraude die daaruit voortkomt, met de terugvorderingen die deze toeslagen met zich meebrengen en eigenlijk met het hele circus daaromheen. Hoe gaat de heer Buma een vlaktaks zonder toeslagen invullen in dit land? Hoe gaat hij zorgen dat de inkomenseffecten niet grootschalig zijn?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat zal ik graag aangeven aan de hand van het stuk. Het volgende is het geval. Je kunt wel de twee schijven invullen, maar je kunt niet gelijktijdig in datzelfde plan de toeslagen zomaar afschaffen. De heer Zijlstra heeft gelijk dat als je dat zou doen — dat is helemaal niet de bedoeling van dit plan — je in de problemen komt. Als hij echter goed kijkt, zal hij zien dat je met een belastingschijf van 36,25% toe kunt en een belastingschijf van 10% hoger.  De heer Zijlstra vraagt waarom wij gekozen hebben voor een solidariteitsheffing. Dat is een terechte vraag. Wij doen dat omdat de aftrek niet geldt voor de 46% maar slechts voor de 36%. Zo hebben we het ook bij ons verkiezingsprogramma laten doorrekenen. Het is dus niet de precieze schijf.  De heer Zijlstra (VVD): Dan hebben we het helder. Het CDA zegt: doe maar een vlaktaks met een toptarief erbovenop, maar dan moeten we wel de toeslagen houden. In die zin kunnen we dus alle woorden die de heer Omtzigt namens het CDA het afgelopen jaar daarover heeft gesproken, feitelijk wel uit de Handelingen verwijderen, want ik begrijp dat die woorden nu niet gestand worden gedaan. De heer Buma wil doorgaan met de toeslagen. Hij vindt dus dat systeem acceptabel, met die fraude en met al die terugvorderingen. Hij heeft immers liever een vlaktaks als symbool dan een goed, efficiënt en simpel belastingstelsel waarbij we de inkomenseffecten tot een minimum beperken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is apart. De heer Zijlstra heeft zelf geen plan, het voorstel van het CDA moet nog worden rondgedeeld en de heer Zijlstra zegt nu dat het niet deugt! Ik kan hem vertellen dat het voorstel van één schijf en één toptarief één heel groot doel heeft: banen. En banen brengt het, volgens het voorstel dat wij bij ons verkiezingsprogramma hebben gepresenteerd meer dan 100.000. Dat zijn theorieën, maar wij willen een robuustere economie. Die wordt bereikt met die lagere belasting en die twee schijven. Ik ben ontzettend bang dat wij die niet bereiken als het kabinet blijft doormodderen. Dus wat is het doel? Meer banen. Lukt dat? Ja. Moeten wij ook verder met die toeslagen? Ja.  De heer Zijlstra (VVD): Over dat laatste, die toeslagen …  Deze microfoon doet het niet.  De voorzitter: Misschien kunt u een andere microfoon gebruiken. Dan laten wij zo even naar deze microfoon kijken.  De heer Zijlstra (VVD): Een beweging naar links maak ik niet zo heel vaak, maar voor deze ene keer doe ik het graag.  De heer Buma zegt dat wij moeten doorgaan met die toeslagen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, het herzien van die toeslagen!  De voorzitter: De heer Zijlstra is nu aan het woord.  De heer Zijlstra (VVD): De vraag is dan wel: hoe? Als je zo'n vlaktaks invult, heb je die toeslagen namelijk nodig om mensen aan de onderkant van het loongebouw en mensen in uitkeringssituaties geen enorme koopkrachtklap te geven. De VVD was in het verleden voor een vlaktaks, maar zij is daarvan afgestapt omdat zij af wil van het systeem van toeslagen en het rondpompen van geld, waarbij je eerst belasting betaalt en vervolgens weer geld terugkrijgt via een toeslag. Daarom heb je een gedifferentieerd belastingsysteem nodig. Als je geen belasting hoeft te betalen, moet je het ook niet doen. Ik ben nog steeds op zoek naar de manier waarop het CDA die twee uitersten bij elkaar gaat brengen. Het kabinet komt daar namelijk wel mee, en de VVD steunt dat. Het kabinet zet wel de richting uit om die kant op te gaan. De heer Buma heeft gelijk: wij zijn nog niet klaar. Wij doen het namelijk wel graag zorgvuldig. Hoe gaat de heer Buma het voor elkaar breien om die twee uitersten tot één kloppend verhaal te maken?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Waar begint het belastingplan van het CDA? Bij meer banen! Het eerste ijkpunt voor ons is of het werk genereert. Ik gaf niet voor niets aan dat dat het grootste probleem is. Daarom willen wij een belastingsysteem dat veel meer banen genereert. U hebt gelijk: als je twee belastingschijven hebt, zul je aan de onderkant steun nodig hebben. U gaat de uitkeringen verhogen en bij ons zit het nog in de toeslagen. U zult overigens zien dat wij die toeslagen wel beperken, want het rondpompen kan minder, maar ik heb niet de illusie dat alle toeslagen met ons systeem in één keer weg zouden zijn. Ik heb dat nooit gesuggereerd, het heeft nooit in onze voorstellen gezeten, ook niet in ons verkiezingsprogramma, en ik zeg het nu ook niet. Dat blijft een vraagstuk voor later, maar de belastingen kunnen veel eenvoudiger en het kan veel meer banen opleveren!  De heer Pechtold (D66): Oioioioi! Wij hadden de afgelopen maanden alvast wat huiswerk gedaan om te kijken waar het CDA nu mee zou komen. Ik heb zojuist het A4'tje van uw tegenbegroting gekregen. Misschien kunt u even met mij meerekenen; ik heb hier de wetten waar u tegen hebt gestemd en de toezeggingen die u de afgelopen tijd hebt gedaan.  U hebt tegen de pensioenplannen gestemd: 1,1 miljard. Kindregelingen: 400 miljoen. Zorg, Wmo: 700 miljoen. Terugdraaien accijnzen: 300 miljoen. Veiligheid gaswinning Groningen: 700 miljoen. AIVD: 50 miljoen. Meer geld voor Defensie zet ik even op 100 miljoen, want u moet toch wel een dubbele ambitie hebben. Btw-verlaging in de bouw naar een heel jaar: 126 miljoen. Vorig jaar hebt u de stamrecht-bv nog meegenomen, maar u zei dat het dit jaar niet echt haalbaar is: 1,2 miljard. Daarmee kom ik op 3 miljard. Ik had verwacht die in het plan te vinden, los van lasten. Als u de hele lastenverzwaring van het kabinet zou meenemen, zou u er nog 2,3 miljard bij moeten optellen en komen wij op een slordige 5 miljard. Wat lees ik nu? U komt op 1,3 miljard. U vergeet heel veel van de wetten waar u tegen hebt gestemd.  Als ik naar de dekking ga kijken, lees ik: ambtenarensalarissen — politieagenten op de nullijn, onderwijzers op de nullijn, verplegers op de nullijn — en incidentele zaken als het schrappen van het Toekomstfonds, eenmalig, een taakstelling voor subsidies, het schrappen van de sectorplannen, eveneens eenmalig, en beknibbelen op de huurtoeslag. Nou, verklaar u nader!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is wel boeiend dat de heer Pechtold in zijn interruptie op de heer Zijlstra boos was dat de heer Zijlstra de overheid niet kleiner wilde maken om het belastingplan te betalen. Wij maken de overheid kleiner. We hebben het in het plan zodanig geformuleerd dat het doel niet alleen de nullijn is, zoals de nullijn het afgelopen jaar ook niet het uitgangspunt was, maar dat de loonsombenadering betekent dat het ook in een kleinere overheid te vinden is. Het gekke is dat de heer Pechtold er nu wel naar zoekt, maar we exact hetzelfde doen als hij aangaf in zijn interruptie op de heer Zijlstra. Er is alleen één verschil: wij geven de consequenties erbij.  De heer Pechtold (D66): Nee, want er zit een duidelijk verschil in de begroting voor 2015. Daar heb ik voor getekend; ik heb er invloed op gehad en het komt voort uit de hervormingen van de afgelopen jaren. Het CDA heeft daar dus tegen gestemd, althans in de Tweede Kamer; in de Eerste Kamer gelukkig niet altijd, maar de heer Buma is de politiek leider. Ik kijk naar de gaten die het CDA heeft geschoten. Dat waren de pensioenplannen, dat was de zorg. Ik kom dan echt op heel ronde honderden miljoenen, optellend tot, alles bij elkaar, 3 miljard los van lasten. Het CDA en ik zitten op dezelfde kritische lijn ten opzichte van het kabinet. We hebben het over de toekomst. Als ik me beperk tot de gaten van 3 miljard die het CDA geschoten heeft en wensen die de heer Buma geuit heeft, dan komt dat niet in de buurt van de dekking, zelfs niet door politieagenten, verplegers, docenten en al die anderen nog langer op de nullijn te plaatsen en grepen te doen in incidenteel geld. Ik vind het heel jammer dat het CDA doet, want daarmee dek je dus niet de structurele problemen die je in de begroting rond pensioenen en de zorg wel creëert. Daar krijg ik graag een uitgebreide toelichting op.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik adviseer de heer Pechtold echt om het anders te doen. Hij heeft het over de nullijn. Ik doe, nogmaals, hetzelfde als de heer Pechtold, maar met de consequentie. De heer Pechtold zei namelijk heel bozig tegen de heer Zijlstra: u betaalt uw belastingverlaging alleen maar uit meevallers maar die moeten ook betaald worden uit een kleinere overheid. Dat heeft de heer Pechtold toch gezegd?  De heer Pechtold (D66): Dat zijn ...  De voorzitter: U stelde een lange vraag, mijnheer Pechtold, dus de heer Buma mag eerst verder met zijn beantwoording.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het enige is dat wij het invullen, en D66 niet. Daarnaast is het niet meer dan terecht dat de heer Pechtold het CDA aanspreekt op wetsvoorstellen waar wij tegen hebben gestemd. Daarom staan ze ook in het plan. De pensioenopbouw loopt op in de komende jaren, maar we hebben het voor het komend jaar gedekt. Het eigen risico van de zorgverzekering: dekken we. De kindregelingen ofwel kinderbijslag: dekken we. Krijgsmacht: dekken we. AIVD: dekken we. Infrastructuur: dekken we. Decentralisatieknelpunten: dekken we. Alles, kortom. Ik heb er namelijk op gelet, want ik vind het terecht als de heer Pechtold mij erop aanspreekt, maar alles wat wij hebben teruggedraaid of waarvan wij zeggen dat het zo niet kan, is hierin terug te vinden. Daar mag de heer Pechtold mij dus ook aan houden, want dat is een terechte vraag.  De heer Pechtold (D66): In de eerste plaats moeten we het nieuwe belastingstelsel niet verwarren met de begroting. Laten we daarmee beginnen. De doorgevoerde hervormingen kennen een oplopende lijn. De heer Buma zegt: "dekken we", maar hij dekt de tegenstem tegen de pensioenplannen van 1,1 miljard niet. Hij dekt evenmin de 700 miljoen in de Wmo. Je kunt dat niet waarmaken met: "incidenteel grabbel ik wat geld en dek ik een eerste jaar" als je de hele hervorming structureel — de heer Buma weet dat — met oplopende inkomsten voor de Staat doet. Het is van tweeën één. Of de heer Buma zegt: we bestaan alleen volgend jaar en daarna steunen we de plannen wel — al die hervormingen waar hij zo ongelooflijk tegen te hoop heeft gelopen, zijn dan uiteindelijk ook voor zijn rekening — of hij geeft gewoon eerlijk aan waar hij dat geld weghaalt. En dan nogmaals, ik snap zijn verhaal nog steeds niet, want het staat gewoon in het plan. Inhouden automatische indexaties loonsombenadering ambtenaren klinkt mooi, maar dat is een nullijn. Er staat dan bij: exclusief Defensie, maar het gaat gewoon om de verpleegsters en politieagenten, die nu om en nabij vijf jaar op de nullijn zitten. Zij zijn er inmiddels door de inflatie 10% in koopkracht op achteruit gegaan. Het CDA zegt daarvan: weet je wat, we doen er nog gewoon gezellig een jaartje bij. Als het in het plan als structurele dekking wordt opgevoerd, dan zitten zij daar tot in de eeuwigheid aan vast.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf het zeggen, en ik zeg het nu echt in de richting van de heer Pechtold: we hebben dit woord bewust opgenomen omdat dit het mogelijk maakt om bijvoorbeeld de voorstellen van prof. Bekker om de kerndepartementen kleiner te maken, uit te voeren. Dat is echt niet anders dan wat D66 net wilde. De heer Pechtold verweet zelfs de heer Zijlstra dat die dat niet deed. De heer Pechtold kan het blijven zeggen, maar dat blijft een beetje heen en weer kaatsen ben ik bang. Overigens merk ik in relatie tot de dekking het volgende op. Een aantal dekkingen loopt op, maar inkomsten lopen ook op. Wij hebben dus staan dat de inkomsten in de jaren erna hoger worden. Het lastige van een begroting voor 2015 is dat een en ander niet zomaar te dekken is. Waar dat wel mogelijk was, hebben we dat gedaan. De heer Pechtold kan mij er honderd keer op aanvallen, maar hij kan mij erop aanspreken dat waar wij tegen stemmen, stemmen wij tegen. Als wij het terug kunnen draaien, dan dekken we dat ook. Als we samen een opdracht hebben, bijvoorbeeld in relatie tot de ambtenaren, zeg ik: dat is ook het idee van de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): Dan wordt het nog rauwer. Ik vind het ook gevaarlijk om dat vanaf hier uit te stralen. Defensie heeft ongeveer — ik kijk naar de minister — 60.000 medewerkers. Die sluit de heer Van Haersma Buma uit. Dan komt toch de druk voor het kleiner maken van de overheid, waarvan hij net zelf zegt "niet in die paar torens", waarin natuurlijk beleidsambtenaren zitten, toch gewoon bij de politie? We lezen vandaag dat er alweer 3.000 agenten op straat staan. Ik kan dat met de plannen van het CDA zo verdubbelen. Dan komen er geen extra docenten voor de klas, maar dan worden ze ontslagen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U moet opletten. U valt uzelf aan op wat u net bij een interruptie op de heer Zijlstra zei. U zei: wij moeten een belastingherziening betalen uit een kleinere overheid en niet uit meevallers. Dat is een keuze. Een kleinere overheid betekent ook minder mensen in dienst. Dat is uw eigen verhaal. Defensie komt niet ten laste van de anderen. Daarvoor stellen wij extra geld beschikbaar. Ook dat is een keuze. Ook voor zorg in de overgangsperiode stellen wij extra geld beschikbaar en ook dat betekent meer mensen aan het werk. Uw zwart-witinterruptie dat ze bij Defensie worden ontslagen of dat het ten koste van anderen gaat, klopt dus niet. Eigenlijk doe ik niets anders dan invullen wat u zegt. Ik moet zeggen dat ik liever door u word aangevallen terwijl ik het in ieder geval heb opgeschreven, dan dat u alleen maar zegt "ik doe dat niet", terwijl u het een halfuur geleden wel deed.  De heer Pechtold (D66): Nee, de verwarring ontstaat doordat de heer Buma halverwege zijn betoog met één A4 komt. Dat laat één jaar zien, volgend jaar. Daarmee voorkomt hij dat hij structureel moet laten zien hoe de problemen oplopen door alle wetten waar hij tegen heeft gestemd. Dat snap ik allemaal nog. Ik heb gezegd dat het nieuwe belastingstelsel in de toekomst betekent dat wij de stijgende uitgaven van de overheid beperken. Zorg is daar een belangrijk voorbeeld van. De minister is daar druk mee bezig. De heer Buma stemt daartegen, maar neemt niet de consequenties daarvan. Het enige wat ik zie, zijn incidentele potjes, zoals een toekomstfonds. Nu is het van tweeën één: of je zet ze allemaal op de nullijn of je ontslaat er een hoop. Dat betekent dat die docent minder geld krijgt of een collega kwijt is. Datzelfde geldt voor de politieagent en de verpleger.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch blijf ik zeggen dat de zinnen die de heer Pechtold uitspreekt, een antwoord zijn op de vraag die hij zelf in de eerste termijn aan de heer Zijlstra stelde. Hij zei de heer Zijlstra dat de overheid kleiner moet om de belastingen te betalen. Dat is een keuze, dat erken ik, maar onze keuze is om de belastingen te verlagen en dat ten koste te laten gaan van de groei van de overheidsuitgaven. Ze gaan niet terug, ze blijven op de nullijn. Dat geldt ook voor de indexaties. Een bedrijf zal in tijden van crisis als eerste de afdelingen geen extra geld geven voor het komend jaar. Dat is het antwoord op wat de heer Pechtold heeft gezegd.  De voorzitter: De heer Slob heeft een vraag.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is altijd mooi als je wat op papier hebt gekregen, maar ik heb nog wat vragen ter verduidelijking. Er staat: vermindering afdracht aan DGGF in 2015. Heb ik goed begrepen dat de heer Buma wil bezuinigen op de allerarmsten in de wereld?  De heer Van Haersma Buma (CDA): DGGF is het Dutch Good Growth Fund, een revolverend fonds, waarvoor het bedrijfsleven in de derde wereld projecten mag gaan doen. Dat vonden we vorig jaar al geen zinvolle besteding van middelen. Sterker, het was een doekje voor het bloeden voor de PvdA, zodat die partij kon zeggen dat er geen miljard op ontwikkelingssamenwerking werd bezuinigd. Wij steunen het kabinet in de ambitie om meer aan noodhulp te doen. Omdat de veiligheid nu zo belangrijk is, willen wij dat geld inzetten voor Defensie. Zo mag u die schuif zien.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Buma verwijst naar het kabinet, maar het gaat nu om de eigen tegenbegroting van het CDA. Daarin bezuinigt hij op dit fonds, waar inderdaad kritiek op gegeven is. Het geld wordt echter niet gestoken in hulp aan de allerarmsten van de wereld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat kunnen wij vaststellen. Ik heb voorts een vraag over de prijsbijstelling. Ik herinner mij uit het verleden dat dit altijd een heftig iets is. Defensie zondert u uit, maar er is nog een ander ministerie dat altijd vrij hard getroffen wordt door prijsbijstelling, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, en dan in het bijzonder van Infrastructuur. Hebt u scherp wat de gevolgen zijn van de prijsbijstelling? Wat betekent die bijvoorbeeld voor wegenaanleg en dijkverzwaringen? Dat zijn heel cruciale projecten die hierdoor getroffen kunnen worden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat klopt. Het geldt overigens voor twee departementen, te weten Infrastructuur en Onderwijs. Bij Onderwijs is onze afweging geweest dat daar zoveel extra bij komt dat wij het niet logisch vonden om ook nog eens de prijscompensatie uit te keren. Bij Infrastructuur is dat de reden geweest waarom wij de ophoging aan de andere kant hebben staan, die meer is dan de korting door het niet uitbetalen van de prijscompensatie. Inderdaad, daardoor is het per saldo veel minder.  De heer Slob (ChristenUnie): Collega's hebben er al op gewezen dat zaken waar het CDA in het afgelopen jaar tegen was en waar ook prijskaartjes aan hingen, structureel zelfs, moeilijk en nauwelijks hierin terug te vinden zijn. Ik neem aan dat er nog een uitgebreidere versie komt met een CPB-doorberekening. Is dat juist?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat laatste is goed. Overigens blijf ik toch zeggen: kijk er goed naar en zie dat we wel degelijk de gaten, zoals u ze noemt, dekken en dat we aansluiten bij de debatten die we toen hebben gevoerd. Ik ben heel graag open over wat wel en niet gedekt is, maar dat doen we wel.  De opmerking over de CPB-doorrekening is terecht. Wij hebben nu nog geen definitieve doorrekening, want die kon men nog niet leveren. Ik moet de heer Roemer één ding nageven, namelijk dat die ook bij ons niet op tijd binnenkwam, maar dat is verder geen verwijt. Die definitieve doorrekening is er bij de financiële beschouwingen, maar ik kan wel zeggen waar de discussie nog over gaat. Het CPB bekijkt of de posten die je opvoert ook kunnen. Dat betekent dat onze posten daarop zijn aangepast. Waar nog discussie over is en wat het CPB waarschijnlijk niet goed vindt, is datgene waar het kabinet vorig jaar tegen aanliep. Dat staat eronder, namelijk dat van tevoren het inhouden van prijsindexaties niet wordt meegerekend. Dat was vorig jaar ook bij het pakket van 6 miljard een probleem voor het kabinet, maar het is toch gedaan. Wij hebben daar nu ook mee te maken. Er komt nog een doorrekening, maar die kunt u wel ongeveer hierop ijken.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De heer Buma heeft het over een vlaktaks met twee tarieven. Hij wil het toeslagensysteem in stand houden, maar hij heeft het wel over drastisch hervormen. Kan de heer Buma dat nader toelichten? Het is voor mij niet helemaal duidelijk.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Je gaat van vier naar twee schijven. Een aantal aftrekposten heb je niet meer nodig, omdat je de belastingen verlaagt. Dat staat ook in ons stuk. Nogmaals, het doel is per saldo meer banen. Het eerste sturingselement is werkgelegenheid, de economie op poten. Dat leidt tot verlaagde belastingen en minder schijven. Zoals de heer Zijlstra al terecht heeft opgemerkt, betekent dat niet alleen maar één schijf en geen toeslagen. Dat zou enorme effecten hebben die we absoluut niet willen.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Volgens mij weet de heer Buma echt niet waar hij het over heeft ...  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat denk ik ook!  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Als je twee tarieven hebt, heb je geen vlaktaks. Dat is gewoon onzin.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het is veel geschreeuw en weinig wol van de heer Buma, want zijn verhaal klopt gewoon niet. Met twee tarieven is er geen vlaktaks.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Op zichzelf heeft de heer Bontes een heel terecht punt, niet dat ik het helemaal niet weet, maar wel dat een vlaktaks iets anders is dan twee tarieven. De reden waarom wij het op deze manier hebben gebracht — hij spreekt mij er nu op aan, maar wij hebben het vijf jaar geleden al zo genoemd in het rapport van ons wetenschappelijk instituut dat hieraan ten grondslag ligt — is dat wij een tarief hebben, het basistarief van 36%, waartegen je alles mag aftrekken. Dat is daarom het tarief. Tegen het tarief daarboven mag je niet aftrekken, dus daarmee wordt de belastingaftrek heel sterk beperkt. Daarom noemen we het geen belastingschijf, maar een solidariteitsheffing. We gaan nu echter de techniek in. Aangezien de heer Bontes al opmerkte dat ik er niets van afwist, moet ik er nu langzamerhand verder over zwijgen.  De voorzitter: Het hangt ervan af waar de vraag van de heer Van der Staaij over gaat.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is waar.  De heer Van der Staaij (SGP): Dank voor de CDA-agenda 2015.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Graag gedaan!  De heer Van der Staaij (SGP): Complimenten aan de heer Buma dat het stuk niet uitgelekt is. We zien deze plannen nu echt voor het eerst. Daar kan het kabinet van leren.  In mijn versie is de leeswijzer weggevallen. Hoe zit het met de posten waartegen het CDA zich hier heeft verzet, bijvoorbeeld de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de WTCG? Als dit nu gebeurt en extra geld erin wordt gestopt, wordt zo'n hele bezuiniging waarvan het CDA zegt "dit kan echt niet, dat raakt de middeninkomens, die draaien we terug" hiermee dus volledig hersteld. Moet ik dit zo begrijpen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als het er niet staat, wordt het hersteld, maar hier hebben we de compensatie chronisch zieken en gehandicapten wel staan.  De heer Van der Staaij (SGP): Maar dat bedrag is veel lager. Betekent dit dat het CDA de helft van die bezuinigingen accepteert en het andere deel wil terugdraaien of staat dit helemaal los van alle plannen waar het CDA zich tegen gekeerd heeft?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, maar ook vorig jaar hebben wij een deel wel geaccepteerd. Het totaal vonden wij echter te veel. De heer Van der Staaij moet teruglezen wat wij toen gezegd hebben en maximaal verantwoord vonden. Wij hebben nooit nul beperking gewild, want wij beseften dat je altijd minder moet doen. Er blijft echter een bedrag staan. Nogmaals, dat geldt voor meer posten. De heer Van der Staaij zegt weliswaar dat dit niet het totaal is, maar ik heb er vaak op gewezen dat een deel wel mogelijk is.  De heer Zijlstra (VVD): Excuses dat dit nu even doorgaat, maar dat krijg je als de tegenbegroting ter plekke naar buiten komt. Allereerst wil ik mijn complimenten uitspreken, want het is een oppositiepartij te prijzen als zij met een tegenbegroting komt. Het CDA heeft dat gepoogd te doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dank voor de interruptie, maar dan ga ik weer verder met mijn inbreng.  De voorzitter: Mijnheer Zijlstra was aan het woord en ik ga over de orde, geloof ik!  De heer Zijlstra (VVD): Ik constateerde dat de heer Buma een nuance aanbracht bijvoorbeeld met betrekking tot het Witteveenkader, de kindregelingen en de langdurige zorg. Het CDA kan daarin namelijk voor een aanzienlijk deel meegaan, maar het zit hem in de maatvoering. Eerlijk gezegd, is die nuance volledig aan mij voorbijgegaan in het debat, maar als de heer Buma deze alsnog aanbrengt, nemen wij die mee. Ik vind dat namelijk een enorme stap voorwaarts. Misschien moet de heer Buma even nagaan wat zijn woordvoerders op dat punt altijd uitkramen, want die nuance is daar niet aanwezig.  In de tweede plaats …  De heer Van Haersma Buma (CDA): Is de heer Zijlstra bij al die debatten aanwezig geweest?  De voorzitter: Zullen we het per vraag doen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nog een paar inhoudelijke vragen. De nullijn wordt door het CDA doorgevoerd, inclusief de beperkingen op het gebied van infra. Ik kan overigens melden dat dit negatief sluit. Ik zie echter dat het CDA het toekomstfonds schrapt, maar dat is inclusief de middelen die nu vanuit Economische Zaken naar het midden- en kleinbedrijf gaan. Ik begrijp dat het CDA hiermee wil bezuinigen op de innovatiemiddelen die nu al voor het midden- en kleinbedrijf beschikbaar zijn. Dat is goed om te noteren. Ik vind het prima hoor, dat het CDA het door elkaar gebruikt, maar het uitgangspunt voor het CDA was werk. Kan de heer Buma verklaren waarom hij op de inkomensafhankelijke combinatiekorting wil korten? Dat is namelijk erg nadelig voor de werkgelegenheid. Juist door deze regeling houden mensen die aan het werk gaan meer over. Kan de heer Buma dat uitleggen?  Ik begrijp uit deze tegenbegroting toch ook goed dat het CDA met het normaliseren van de bijtelling van schone auto's het verhogen van de belasting op auto's bedoelt?  Kan de heer Buma ook bevestigen dat geen aftrek mogelijk is boven het vlaktakstarief van 36%, waar hij naartoe wil? Dat betekent dat bijvoorbeeld ook een huis niet aftrekbaar is, helemaal niets. Zijn woorden daarover in het verleden zijn hiermee dus genuanceerd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het zijn veel vragen ineens. Ik hoop dat ik ze allemaal kan behandelen, maar dit is, nogmaals, exact hetzelfde als wat door het CPB is doorgerekend bij ons verkiezingsprogramma, inclusief de niet aftrekbaarheid boven 30%.  De vraag over de inkomensafhankelijke combinatiekorting begrijp ik. Het gaat om de combinatiekorting en de heffingskorting. Wij kiezen ervoor om dat via een algemene lastenverlichting te doen. Dat wil ik benadrukken. Het is voor ons namelijk zeer de vraag of de algemene combinatiekorting die aan het einde van het jaar op de aangifte terugkomt, daadwerkelijk betekent dat je aan het begin van het jaar meer gaat werken. Daar wil ik best een discussie over voeren met u, mijnheer Zijlstra. Mijn stelling is dat dat het model in de praktijk niet zo werkt. Dat is de reden dat wij kiezen voor die belastingschuif — het is een schuif, geen verlichting — van de inkomensafhankelijke combinatiekorting naar de algemene heffingskorting.  De voorzitter: Is dat uw antwoord, mijnheer Buma?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is mijn antwoord op die vraag, maar er waren er vier. Ik had natuurlijk gedacht dat niemand zou begrijpen dat met het woord "normaliseren" gedoeld werd op een verhoging van de belasting, maar dat klopt. Er staat een opbrengst bij van 0,3. Het gaat inderdaad om de 14% en al die duurzame auto's die vlak voor het einde van het jaar zijn aangeschaft zonder milieurendement. Dat hebben wij inderdaad gedaan.  Er was nog iets, volgens mij.  De heer Zijlstra (VVD): Ik had nog een vraag over de aftrek boven de 36%, dus de schijf die u wilt invoeren. Ik vroeg of ik goed heb gezien dat het CDA nu zegt dat niets boven de 36% mag worden afgetrokken. Geldt dat ook voor de hypotheekrenteaftrek voor mensen met een eigen huis, waarover u in het verleden al de nodige woorden hebt gesproken? Zegt u dat die boven de 36% niet mag worden afgetrokken? Heb ik dat goed begrepen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Deze combinatie hebben wij altijd genoemd hoor, ook toen het hier indertijd over ging. Wij gingen ervan uit dat wij zouden toegaan naar een nieuw belastingsysteem met twee schijven, waarin alles lager was en alle aftrekposten, dus ook die van het huis, over het lage tarief gaan. De heer Zijlstra mag dat niet met mij eens zijn, maar het is niet nieuw. Het stond ook al in ons verkiezingsprogramma en in de doorrekening van het CPB met alle effecten.  De heer Zijlstra (VVD): Mijn vierde vraag was — ik beschouw dit overigens nog niet als mijn tweede interruptie, voorzitter — hoe het zit met dat toekomstfonds. Daar zitten immers ook bestaande middelen in. U kort dus feitelijk op de middelen die beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld het midden- en kleinbedrijf voor innovatie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het gaat ons om de middelen die in het toekomstfonds komen. Er gaat 100 miljoen in het fonds met een rendement van 3%. Het gaat dus om 3 miljoen effectief besteedbaar per jaar, plus nog allemaal ambtenaren die de aanvragen moeten behandelen. Wij stellen dus voor om die middelen in lastenverlaging te stoppen. Wij hebben dit fonds van 100 miljoen dus gestopt in belastingverlaging. Dan heb je het wel bij het bedrijfsleven, maar niet met alle ambtelijke rompslomp erbij. Het fonds is vorig jaar gestart. Wij hebben de motie daartoe ook gesteund. De gedachte was om dat groot te maken uit aardgasopbrengsten, maar dit is gewoon een fonds dat uiteindelijk uit de algemene middelen kwam. Dat vinden wij om die reden niet juist.  De heer Zijlstra (VVD): Dat fonds bevat twee elementen. Het bevat een startstuk, naar aanleiding van de motie die de heer Pechtold mede namens mij heeft ingediend. Het bevat ook bestaande regelingen voor innovatie en voor het midden- en kleinbedrijf. Die zijn onder datzelfde fonds geschoven. Nu u dat in één keer afschaft, treft u dus ook de ondernemers en de faciliteiten daarvoor. Daar was u zich kennelijk niet van bewust. Misschien is dat iets om nog eens verder over na te denken.  Ik kom nu op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het CDA geeft aan werk centraal te stellen, maar het stelt een algemene tariefskorting voorop — dat is een tariefskorting waar ook niet-werkenden van profiteren — ten koste van een belastingmaatregel die gunstig is voor werkenden. U doet dus gewoon het tegengestelde van hetgeen u in woord zegt. Ook dat wil ik nogmaals constateren.  Het is ook helder — ik dank de heer Buma ervoor dat hij er niet omheen draait — dat hij de rekening inderdaad bij de autorijder neerlegt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb aangegeven waarom wij die keuze ten aanzien van de combinatiekorting maken. Dat zat in de modellen ten opzichte van de werkelijkheid. Wij kiezen voor een lager tarief. Over de auto's heb ik het ook gehad. Het derde weet ik niet meer. De heer Zijlstra stelt een aantal vragen ineens en dan raak ik er ook een aantal weer kwijt.  De voorzitter: Hij had nog een vraag over het mkb.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, het mkb. De heer Zijlstra zegt nu dat het fonds niet eens een fonds is, maar dat het bestaande middelen zijn. Dan vraag ik me af waarom in de begroting is opgeschreven dat er geld komt voor het fonds. Dan begin ik me eerlijk gezegd ook helemaal af te vragen of op grond van de motie zoals wij die vorig jaar indienden daadwerkelijk is voorzien in een toekomstfonds. Ik denk dan eerder dat het een toekomstdooddoener is geworden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zei dat het fonds uit twee delen bestaat. Het bestaat uit het nieuwe geld van die motie én uit bestaande regelingen, waardoor het fonds wat groter is geworden. U schrapt beide, dus ook de bestaande regelingen. Nogmaals, ik vergeef het u dat u dit dit kennelijk gemist hebt, maar ik erken ook dat het niet zo verstandig was om het op te nemen en dat wij dit misschien moeten terugdraaien, net als de maatregelen rond het treffen van de werkenden en de auto's.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Bij de auto's doen wij het heel bewust. De reden om die maatregel in te voeren was niet om de auto goedkoper te maken, maar om het groen autorijden te stimuleren. Dat doel wordt niet bereikt. Zoals wij met die belastingen het doel hebben om meer werk te genereren — per saldo gebeurt dat dus — is ons doel met die milieumaatregelen het stimuleren van het milieu. Als dat niet gebeurt, draaien wij de milieumaatregelen terug.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ook ik dank het CDA voor dit papier; ik ben blij dat het stuk niet op een USB-stick is aangeleverd. Nu wij dit stuk toch aan het uitbenen zijn, wijs ik erop dat een onderdeel ervan het schrappen van de sectorplannen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreft. Die sectorplannen zijn bedoeld om de werkgelegenheid te bevorderen, in het bijzonder ook de werkgelegenheid voor 50-plussers. Die sectorplannen wil het CDA schrappen; daar wil het niets meer mee doen. Kan de heer Van Haersma Buma dat nader uitleggen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij hebben al eerder gezegd dat wij geen banen scheppen door het geven van subsidies. Banen scheppen wij vooral door belastingen te verlagen, ook voor ouderen. Deze belastingverlagingen komen immers ook ouderen ten goede. Hetzelfde geldt voor de verruiming van de pensioenopbouw, die ook de ouderen ten goede komt. Wij hebben al eerder gezegd dat die verruiming gunstig is voor ouderen. Vanaf het begin echter hebben wij ons verzet tegen de sectorplannen van minister Asscher. Vorig jaar heb ik al gezegd dat wij die sectorplannen beter niet kunnen invoeren, want in dat geval hoeven wij ook de accijnzen niet te verhogen. Dat heb ik vorig jaar reeds in dit huis gezegd.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Die sectorplannen zijn juist een resultaat van overleg tussen werkgevers en werknemers, die daar met elkaar iets aan moeten doen. Om dat te realiseren is uiteraard een smeermiddel van het Rijk nodig. De plannen van werkgevers en werknemers die ertoe leiden dat de werkgelegenheidspositie van veel mensen op de arbeidsmarkt, waaronder 50-plussers, verbetert, wil de CDA-fractie schrappen. In feite wil het CDA dus een heel asociaal beleid op dit punt voeren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ga even terug naar de doelstelling van onze alternatieve begroting: het scheppen van werk, maar dan wel echt werk. Als je beschikt over een pot van 600 miljoen — aanvankelijk ging het om dat bedrag — kun je twee dingen doen: je kunt subsidies in het leven roepen en die uitdelen aan de mensen die subsidie hebben aangevraagd, of je kunt 600 miljoen in de vorm van lastenverlichting geven aan bedrijven, zodat die meer geld hebben om mensen aan te nemen. Het laatste doen wij. Wij stellen ook voor om de tanteagaathregeling en de kredietwaardigheidscriteria te verruimen. Daarnaast willen wij de periode van loondoorbetaling bij ziekte — een grote hindernis voor kleine bedrijven om werknemers in dienst te nemen — terugbrengen van twee naar één jaar. Wij doen dus juist dingen die de banenmarkt versterken en waarmee wij voorkomen dat wij steeds tijdelijk werk creëren door ieder jaar in de begroting bij te plussen. Dat is een keuze die bewust door ons gemaakt wordt.  De heer Klein (50PLUS/Klein): De heer Van Haersma Buma meet dan in feite met twee maten. De heer Zijlstra heeft immers wel een punt als hij zegt dat het toekomstfonds voor het bedrijfsleven heel belangrijk is omdat daarmee werkgelegenheid en een krachtiger arbeidsmarkt worden gecreëerd. Ook dat fonds schrapt de heer Van Haersma Buma, terwijl het juist de bedoeling van de sectorplannen is, juist ook de plannen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om die versterking te realiseren. Dat heeft niets te maken met lastenverlaging — die is immers niet gericht op de bedrijven — maar wel met inkomens, als ik het goed zie. Overigens, als wij het een tegen het ander wegstrepen, praten wij in CDA-termen nog over ongeveer 600 miljoen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is en-en. De lastenverlaging komt voor een deel bij gezinnen en voor een deel bij bedrijven terecht. In het algemeen presenteren wij hier de stap voor 2015 naar wat ik een vlaktaks noem. Als je belastingen wilt verlagen — ik heb dit ook al tegen de heer Pechtold gezegd — en je vindt dat dit niet kan gebeuren via meevallers of iets dergelijks, dan hoor je keuzes te maken. Onze keuze is heel bewust om geen banen te scheppen via subsidieregelingen, maar via belastingverlagingen en het vereenvoudigen van een aantal regels. Dat mag men anders duiden, maar het is een keuze die wij bewust maken.  De heer Samsom (PvdA): Ook ik verkeerde lang in gespannen afwachting van de plannen van het CDA. Toen de coalitie, gesteund door de andere oppositiepartijen, met een plan kwam om dit jaar voor 1 miljard aan lasten te verlagen, zei de heer Van Haersma Buma: dat is natuurlijk niets, want dan verhoog je netto nog steeds de lasten met ongeveer 6 of 7 miljard. Toen wist ik: dan komt het CDA dus met een plan voor een nettolastenverlaging van 6 tot 7 miljard. Daar werd gisteren nog iets aan toegevoegd. De staatssecretaris zei toen dat het het kabinet gaat om een herziening van het belastingstelsel van 10 tot 15 miljard en dat daar nu mee kan worden begonnen. Maar nu lees ik in de plannen van het CDA — er zit inderdaad geen leeswijzer bij en het is daarom voor ons allemaal even puzzelen — dat het 1,6 miljard is geworden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voor 2015.  De heer Samsom (PvdA): Dan zijn we het daarover eens. Dan valt de grote broek van 7 miljard echter wel opeens zonder riem naar beneden. En dan de wijze waarop het CDA het wil betalen. Dat wil het CDA ten eerste betalen door het beperken van de algemene heffingskorting met 1,5 miljard. Het zijn de ouderen die daarvan profiteren. We moeten het nog doorrekenen, maar deze maatregel kost enkele procenten, ik denk 3% tot 4%. Ten tweede uit de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De heer Zijlstra zei al dat dat de meeste banen creërende belastingmaatregel is die we hebben. Die korting is vooral goed voor werkende vrouwen. Die pakt de heer Van Haersma Buma die korting nu gewoon af. Ten slotte gaan de uitkeringen op de nullijn. Hij doet het dus ten koste van ouderen, werkende vrouwen en mensen met een uitkering. Dat levert dan 1,6 miljard aan lastenverlaging op. Het is klein en volgens mij is het ook geen goed plan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij doen dit ten gunste van alle mensen die nu aan de kant staan en die dat als het grootste sociale onrecht van deze tijd beschouwen. Dat is de focus van het CDA. We hebben altijd gezegd dat werk voor ons belangrijker is dan het koopkrachtprocentje. Dat zeggen we al sinds mensenheugenis en dat zeggen we ook hier. Ik ben er namelijk van overtuigd dat werkloosheid een kwaad is. Ik heb in mijn antwoord op een vraag van de heer Zijlstra aangegeven waarom wij anders denken dan de modellen over de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Verder vertaalt de heffingskorting zich in een lagere eerste schijf, die ook voor ouderen van groot belang is. Wij veranderen dus wel degelijk dingen, maar het uiteindelijke saldo moet, ook voor de langere termijn, zijn dat er meer banen komen.  De heer Samsom (PvdA): Die kleine verlaging van de eerste schijf kan niet op tegen die enorme korting op de algemene heffingskorting. Die kost ouderen meer dan 2% koopkracht, allemaal, maar met name de ouderen met een klein pensioentje. Die merken het het hardst. De heer Van Haersma Buma heeft het over banen, maar de prijsbijstelling op de overheid kost gewoon banen. Het schrappen van de sectorplannen kost gewoon banen. Het schrappen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting — waardoor vrouwen gestimuleerd worden om aan het werk te gaan, naast hun man, of andersom in de gezinnen waar de vrouw het meest verdient en de man wat minder — kost banen. De maatregelen van het CDA leveren in totaal, met een enorme poeha, 1,6 miljard op en kosten banen. Ik zou daar niet heel tevreden mee zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Deze belastingverlaging levert banen op. Inderdaad, het is een keuze of je banen wilt generen door de overheid groter te maken of door de belastingen te verlagen. Maar — dat heb ik al eerder gezegd — dan kun je wachten tot je een ons weegt en er meevallers zijn. Of je maakt keuzes. Dit is een keuze, een keuze voor een kleinere overheid en voor meer banen. Wat betreft de combinatiekorting heb ik al aangegeven dat daarover discussie is of er werkelijk mensen zijn, anders dan in de modellen, die aan het eind van het jaar kijken naar hun belastingstrookje en dan denken: achteraf gezien had ik moeten werken. Ik ben ervan overtuigd dat mensen reageren op echt lagere belastingen. Dat is een discussiepunt, maar daar ben ik zeer van overtuigd. Het doel is meer banen. Ik sprak vorig jaar over de 2 miljard extra belastingen van toen, maar de belastingen worden nu nog extra verhoogd, 7 of 8 miljard. Dat brengen wij terug. Als u dat wilt, dan steunt u mij. Wilt u dat niet, dan steunt u mij niet.  De heer Samsom (PvdA): Maar deze zomer, of daaromtrent, zei u ook: Al die lastenverhogingen moeten teruggedraaid worden. Ik rekende daarom op iets van 7 miljard euro, maar het is een stuk minder. Dat is echter niet mijn grootste probleem. Mijn grootste probleem is dat de dekking ten koste gaat van ouderen, mensen met een uitkering — maar ook van leraren en politieagenten die weer op de nullijn komen te staan — en van werkende vrouwen. Op die manier moeten we geen beleid willen maken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Mijn antwoord is dat het scheppen van werkgelegenheid altijd keuzes vergt, maar dat ik mij er niet bij wil neerleggen dat volgend jaar nog steeds 605.000 mensen langs de kant staan. Dat kan alleen anders als je de economie robuust hervormt. Dat is bij het CDA nooit een koopkrachtverhaal geweest. Sterker nog: een van de dingen waarvan wij moeten leren, is dat wij ons in augustus blindstaren op koopkrachtplaatjes, waarvan we weten dat ze een jaar later nooit zullen uitkomen. Het is veel beter om te sturen op een robuuste economie en op werkgelegenheid. Dan mag de heer Samsom mij inderdaad op koopkrachtplaatjes aanspreken, hoewel de uitslagen die hij hierbij suggereert absoluut niet zullen uitkomen.  Dit is de eerste stap op weg naar een vlaktaks. Met de heer Bontes heb ik al besproken hoe wij dat moeten lezen. Half oktober kan de complete doorrekening van dat plan door het Centraal Planbureau beschikbaar komen. Vervolgens kunnen we dat deel presenteren. Ik moet zeggen dat ik het niet verantwoord vond om daarmee te komen op een moment dat het nog niet goed is doorgerekend. Dit is de eerste aanzet voor 2015, waar volgende week een doorrekening van volgt. Ik heb al aangegeven dat op een aantal specifieke punten discussie plaatsvindt met het Centraal Planbureau.  Ik sla iets over en ik hoor de premier "mooi" zeggen.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik gaf al eerder aan wat de tarieven van de schijven worden. Wij draaien de brandstofaccijnsverhoging terug. In ons voorstel wordt het ook aantrekkelijker voor het midden- en kleinbedrijf om mensen aan te nemen. Immers, de regeldruk voor startende mkb'ers is te groot. Ik meen dat de heer Zijlstra daar al terecht aandacht aan besteedde. Nog maar heel weinig mensen durven het risico te nemen om voor zichzelf te beginnen, of om van zzp'er mkb'er te worden, met mensen in dienst. Ons voorstel is dus om de werkgeverslasten in totaal met 300 miljoen euro te laten dalen.  Omdat het in deze 24 uurseconomie steeds moeilijker wordt om arbeid en zorg te combineren, kiezen wij voor geld voor ondersteuning van gezinnen en verhogen daarom de kinderbijslag met 300 miljoen euro. Ook trekken we 300 miljoen euro uit voor meer pensioenopbouw. Daarnaast meent het CDA dat de pensioenen niet onnodig moeten worden afgeknepen als gevolg van te strenge regels. We zien dat het vermogen van pensioenfondsen sinds het begin van de crisis met meer dan 400 miljard euro is toegenomen. Tegelijk worden de eisen aan de pensioenfondsen door het kabinet heel fors aangescherpt. De eisen aan hen zijn nu scherper dan aan verzekeraars, en veel scherper dan in andere landen. Is het kabinet daarom bereid om de pensioenfondsen de ruimte te laten om te blijven indexeren vanaf 105%?  Zoals ik al eerder aangaf, wil het CDA de komende jaren ook investeren in de veiligheidsketen, in totaal 1 miljard extra voor de komende drie jaar; het gaat om 250 miljoen voor Defensie en 100 miljoen voor de veiligheidsdiensten en het Openbaar Ministerie.  Ik sluit af met de langdurige zorg. De grote veranderingen zullen in 2015 een zware wissel op de samenleving trekken. Het CDA is overtuigd van de noodzaak om de langdurige zorg toekomstbestendig te maken. Echter, de overhaaste manier waarop de vijf coalitiepartijen die verandering hebben doorgedrukt — denk daarbij aan het debat voor het zomerreces — zagen wij als een recept voor chaos en problemen. Vooral voor ouderen is de last volgend jaar heel groot. Daarbij leg ik ook een verband met de komende pensioen- en belastingmaatregelen. Wat ons betreft gaat de invoering dus te snel. Om een en ander te kunnen opvangen voor het volgende jaar, stellen wij in onze begroting 200 miljoen beschikbaar. Overigens vind ik het wel fair om het volgende te zeggen. Als CDA'er vind ik dat ik de wethouders, die in het land het werk moeten uitvoeren, moet vragen er alles aan te doen om het proces te laten slagen en om best practices te delen. Nu het besluit immers is genomen, moet het zo goed mogelijk worden ingevoerd. Waar het fout gaat moet men dat laten weten, en waar het goed gaat moet men dat delen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog even een vraag over die 200 miljoen voor 2015 om de decentralisaties beter te begeleiden. Denkt de heer Van Haersma Buma dat het voor de helft van het bedrag kan waarvoor het kabinet heeft gekozen? Het kabinet heeft daarvoor 400 miljoen uitgetrokken. De heer Buma denkt dus dat het met minder kan. Dat lijkt me toch echt een misrekening.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij gaan als basis uit van de begroting voor 2015. Wij hebben eerder, bij de behandeling van de Wmo, gezegd dat er 200 miljoen extra beschikbaar zou moeten komen, boven op het geld dat het kabinet ter beschikking stelt. Daarover gaat het.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan is de heer Buma echt met getallen aan het goochelen. Allereerst heeft hij niet voor die wetten gestemd en neemt hij dat bedrag niet mee in zijn tegenbegroting. Vervolgens lift hij mee op het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt voor die decentralisatie waarvoor de fractie van de ChristenUnie heeft geknokt, samen met de SGP en D66. De heer Buma lift daarop mee; hij pakt dat aan een arm even mee en zet daar nog even 200 miljoen bovenop. Als we zo begrotingen gaan maken, en ik geef toe dat het maar een tegen-A4'tje is, hebben deze toch niet echt veel waarde.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik beginnen met te zeggen dat alles wat wij hier presenteren ten opzichte van het voorstel van het kabinet is. Gisteren presenteerde het kabinet de begroting en dit is wat wij daarin willen veranderen. Dat lijkt mij logisch. Als er gepraat kan worden over wat in juni niet kon, namelijk de invoering een jaar uitstellen, wil ik dat graag. In juni hebben we daarover gesproken en toen hebben we dat voorstel gedaan. Mijn woordvoerder heeft toen ook twee voorwaarden aangegeven om akkoord te kunnen gaan. Ik zei net al dat wij voor de langere duur de noodzaak wel zien. Wij hebben gevraagd om het een jaar uit te stellen en meer geld beschikbaar te stellen voor de overgangsperiode. Dat is ook door de FNV gevraagd. Eigenlijk is dat wat we doen: we zien dat het nauwelijks haalbaar is om het terug te draaien, tenzij de Kamer dat hier en nu alsnog wil. Maar laten we dan wel met z'n allen extra geld beschikbaar stellen voor die overgang. Dat voorstel doe ik hier. Dat gaat dus niet over de vraag of hier plaatjes rondlopen, maar over de vraag of iets wat in de samenleving gaat gebeuren, namelijk die overgang, beter kan.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat laatste is een belangrijk onderwerp. We hebben er ook voor geknokt om daarvoor extra geld beschikbaar te krijgen. Maar, en zo ken ik het CDA toch ook, de plaatjes moeten wel rondlopen. We kunnen niet op de pof leven. De heer Buma wil zelfs ook dat de begrotingstekorten worden teruggedrongen. Als hij aan de ene kant tegen voorstellen stemt waar ook bezuinigingen aan vastzitten, maar aan de andere kant meelift met het extra geld dat beschikbaar wordt gesteld voor een transitie en daar nog een beetje bovenop doet maar niet zijn eerste stemgedrag voldoende compenseert in de tegenbegroting, ligt dat A4'tje inderdaad morgen in de kattenbak. Het heeft dan een zeer beperkte waarde.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch zie ik dat niet helemaal. De werkelijkheid om ons heen is dat op 1 januari die zorgwet wordt ingevoerd. Wij hebben gezegd dat wij dat later zouden willen doen. Dat is niet gebeurd. Die wet gaat er dus komen. Het CDA kan niet zeggen te gaan toveren en in ons eentje de invoering van die wet in Nederland tegen te gaan houden. Ik vind het dan onze verantwoordelijkheid om onze wethouders op te roepen om dat zo goed mogelijk te doen en om vanuit de Kamer extra geld beschikbaar te stellen om die moeilijke opdracht uit te voeren. Dat is volgens mij een verantwoordelijkheid die een oppositiepartij hoort te nemen. Het zou heel goed zijn als ook de vijf coalitie- en gedoogpartijen daarin zouden meegaan.  De heer Pechtold (D66): Ik heb meer het idee dat het CDA meegaat met wat er nu in al die wetsbehandelingen ligt. De heer Buma haalt volgens mij twee dingen door elkaar. We hebben de Wmo en daar heeft hij tegen gestemd. In deze begroting staat 400 miljoen voor de gemeenten om in de landing daarvan te voorzien. De heer Buma doet daar 200 miljoen bovenop, maar hij accepteert daarmee dus de 700 miljoen die ermee samenhangt. Ik snap dan niet meer waarom hij zo te hoop heeft gelopen tegen deze wet. Verder heeft hij het elke keer over de langdurige zorg. De Wet langdurige zorg wordt nu behandeld. Ik neem aan dat hij daarvoor gaat stemmen, nu hij daarvoor ook geen geld meer uittrekt. Klopt dat plaatje dan?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb altijd gezegd dat wij bij wetten aan het eind van het debat bepalen of wij voorstemmen. Ook nu zullen wij daar open naar kijken. Ik ga helemaal niet zeggen: hier staat het CDA dat straks eens even een wet gaat tegenhouden. Zo zit ik daar niet in. In het debat over de Wmo is echt gewisseld dat deze te snel is ingevoerd. Ik vind dat echt een probleem. We zien dat ook om ons heen. We zien toch hoe moeilijk mensen het daarmee hebben? Ik kan tegen de wethouders in het land zeggen dat ze niet mee moeten doen en dat ze het terug moeten draaien, maar ik zie ook dat die wet er komt. Dat is in 2015. Als CDA hebben we dan de verantwoordelijkheid om niet "boe" roepend aan de kant te blijven staan maar te zeggen: nu dat doorgaat, moeten we het op een zorgvuldige manier doen. Of het moet zijn, nogmaals, dat u als vijf elkaar vriendelijk bejegenende coalitiepartijen tot het oordeel komt dat we het inderdaad moeten uitstellen.  De heer Pechtold (D66): Het hele verhaal is dus als volgt samen te vatten. Met de Wet langdurige zorg, die nu wordt behandeld, heeft het CDA eigenlijk geen problemen en het trekt daar ook geen financiële consequenties uit; het repareert er structureel niks voor. Volgens mij gaat het CDA daar dan gewoon ook voor stemmen. Voor de Wmo stond er een stevig bedrag. Dat brengt het CDA nu eigenlijk terug tot 200 miljoen, waarbij het zegt: als dat in de plannen had gezeten, dan hadden wij ook voor kunnen stemmen. Ik vind het laat, maar ik ben blij dat we op het punt van de zorg hier de zesde constructieve partij hebben. Ik denk dat staatssecretaris Van Rijn er uitermate tevreden mee is — hij heeft zich werkelijk de blaren op de tong gesproken — dat er op het punt van de uitvoering nog maar zo'n klein gat met het CDA is. Dan ben ik een gelukkig mens.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is op zich wel interessant, want exact zo is het gegaan in juni. Wat ons teleurstelde, was dit: terwijl wij op het laatst, na heel veel discussie, niet méér vroegen dan meer geld voor de overgang en uitstel met een jaar zodat de invoering beter zou gaan, was het antwoord van uw fractie en van alle andere een nee. Het zegt dus meer over degenen die die handreiking niet wilden aannemen, dan over het CDA, dat bereid was om zover te gaan.  De heer Pechtold (D66): Nee, want op dat moment kon u nog niet voorzien dat er nu inmiddels 400 miljoen in de begroting aan landingsrechten voor die gemeentes staat. U voert in uw amechtig voorstel 200 miljoen op om afstand te creëren tot datgene wat door de staatssecretaris en de minister is geregeld en zegt: dus blijft er nog een verschil. In dat hele spectrum van het tegenverhaal van het CDA blijft het verschil rond de invoering nu echter hangen op 200 miljoen. Dan zeg ik: dat is eigenlijk geen tegenstem meer waard. Er is immers 400 miljoen voor de gemeentes beschikbaar. U dekt het nu incidenteel nog met 200 miljoen extra. Nou ja, oké, het kan altijd nog meer, maar uw hele argumentatie — het is te vroeg, het is te snel en de bezuinigingen zijn te groot — valt er daarmee eigenlijk onder weg.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil voorkomen dat het een beetje muggenziften wordt. Ik kan alleen nog maar aangeven wat voor ons randvoorwaarden waren om te kunnen zeggen dat het een verantwoorde invoering is, die wij kunnen steunen. Dat hebben wij in juni gezegd. Dat is open bediscussieerd. We hebben dat ook met de staatssecretaris en met iedereen besproken. Uiteindelijk zei men: nee. De vijf wilden dat niet. Toen hebben we gezegd: dan steunen we het niet. Meer is het niet. Als u pas nu daarachter komt en nu ineens zegt dat het verschil zo klein is, dan zeg ik: had het toen bekeken, dan hadden we het toen met een jaar uitstel en 200 miljoen euro een veel zorgvuldigere invoering van de Wmo gehad.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom tot mijn conclusie. U zou het niet zeggen, voorzitter, maar ik heb nog maar twee derde van mijn spreektijd gebruikt.  De coalitie van de VVD en de PvdA sprak bij haar aantreden over "sterker uit de crisis komen". Nu, na twee jaar, lijkt de fut er echter wel heel erg uit te zijn. Het kabinet kiest er niet voor om nu door te pakken met een grote hervorming van het belastingplan, die de economie kan stimuleren, maar het past op de winkel. Het broze herstel om ons heen zou juist nu moeten worden omgebogen naar een robuuste economie voor de toekomst. Daarmee heeft het kabinet geen antwoord op de echte uitdagingen. Er komt geen hervorming van het belastingstelsel. Daardoor verwaarloost het de ambitie om banen te scheppen en heeft het onvoldoende oog voor strategische keuzes, waar de toegenomen onveiligheid om vraagt. Dat is toch wel een magere balans na de helft van de speeltijd. Juist nu, na de afgelopen zomer, zijn de uitdagingen groter dan ooit. Immers, de beelden van de afgelopen zomer vertellen een verhaal. Ze vertellen het verhaal van een samenleving die wordt bedreigd, door agressie van buiten en onzekerheid van binnen. Wij weten nog niet welke beelden de komende winter zullen bepalen, maar ik weet wel wat het CDA wil zien. En dat is een Nederland waar de samenleving en niet de overheid de drijvende kracht is en waarin de samenleving haar waarden verdedigt. Dat is een Nederland waarin wij eendrachtig afstand nemen van radicalisering en geweld, waarin wij omzien naar elkaar en waar respect voor de ander de norm is. Dat is het verhaal van Nederland.  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nog een vraag over de tegenbegroting. Wij hebben eerder al een discussie gevoerd over toeslagen en vlaktaks. De heer Buma wil het laagste tarief op 36% zetten. Bij dat percentage komt hij nu echt nog niet in de buurt en dat geeft hij ook toe. Hij wil echter naar 36%. Op dit moment zijn de tarieven voor ouderen, de eerste en tweede schijf, 18,35% en 24,1%. Dat betekent dus dat de percentages van die eerste en tweede schijf enorm omhooggaan. Ofwel krijgen de ouderen dus een enorme klap in hun koopkracht doordat zij veel meer belasting moeten betalen, ofwel komt er op het gebied van toeslagen een enorm grote toeslag bij, namelijk een ouderentoeslag. Zoiets maakt het belastingsysteem complexer en fraudegevoeliger en er zullen ook meer terugvorderingen zijn. Vindt de heer Buma, dit alles overziende, het wel verstandig om dat idee van hem door te zetten?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Jazeker, want vergeet niet dat wij ook nog spreken over de pensioenen voor de ouderen. Dit gaat namelijk vaak over ouderen met pensioenen. Een dergelijk voorbeeld heb ik ook genoemd. Wij spreken over veel meer, namelijk een verruiming van 300 miljoen voor de pensioenopbouw voor de toekomst. Ik geef alleen maar aan dat je op verschillende manieren naar het belastingsysteem kunt kijken. Je kunt er inderdaad voor kiezen om niet dat ene belastingtarief in te voeren. De heer Zijlstra kiest ervoor om de toeslagen op termijn weg te werken. Dat is heel interessant, maar ook heel ingewikkeld. In onze stap op weg daarnaartoe kan het wel op deze manier.  De heer Zijlstra (VVD): Pensioenen staan hier echt buiten. Werkgevers en werknemers bepalen hoe het gaat met die pensioenen. Zij zijn daarvoor aan regels gebonden. Pensioenen staan echter los van deze belastingen. De eerste en tweede schijf voor ouderen, voor 65-plussers, gaan volgens het voorstel van de CDA enorm omhoog. Dit betekent ofwel dat de ouderen veel meer belasting gaan betalen ofwel dat wij meer toeslagen gaan krijgen. De heer Omtzigt van het CDA heeft ook al helder aangegeven dat het toeslagensysteem niet houdbaar en fraudegevoelig is en dat er allerlei misstanden zijn. De consequentie van het systeem van de heer Buma is echter dat wij nog meer toeslagen krijgen. Ik probeer consistentie in het verhaal van het CDA te ontdekken. Hoe kan het dat het CDA enerzijds zegt dat het iets wil doen aan de toeslagen, zoals vereenvoudigingen, minder fraude et cetera, maar dat het anderzijds impliciet kiest voor meer toeslagen en dus voor meer fraude, meer gedoe en meer terugvorderingen? Hoe kan dat?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb eerder gezegd dat de heer Zijlstra primair kiest voor de toeslagen. De keuze van het CDA is om een stap te zetten, want het is minstens net zo ingewikkeld om met dit systeem van de toeslagen af te komen. Dat betekent inderdaad dat wij deels toeslagen in stand houden en zelfs moeten aanpassen aan de nieuwe tarieven, maar ook dat wij er deels vanaf kunnen. Ik zou inderdaad niet weten op welke wijze je op korte termijn zomaar van de toeslagen af kunt zonder enorme effecten voor de mensen aan de onderkant. Ik zou er graag vanaf willen, want ik wil het graag beter maken. Als ik de mensen aan de onderkant echter ruimte wil geven, zijn de huurtoeslag en de zorgtoeslag noodzakelijk. Wij zullen dan moeten bekijken waar wij die kunnen verbeteren, maar ik zie niet hoe wij op korte termijn met dit systeem van die toeslagen af kunnen. Dat is dus een terechte constatering van de heer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Deze constatering van de heer Buma is heel belangrijk. Hij geeft hiermee namelijk aan dat het terecht is dat het kabinet in de brief over het belastingstelsel een behoedzame weg kiest. Wij willen proberen om van die toeslagen af te komen. De heer Buma legde zojuist uit hoe ingewikkeld dat is. Wij willen dat echter wel en dus zetten wij die stappen, maar niet in een achternamiddag. Mijnheer Buma, u moet afstappen van dat in de beeldvorming misschien mooie idee van de vlaktaks, want dat betekent dat u meer toeslagen en meer fraude zult krijgen en dat is in deze tijd achterhaald. U zegt tegen ouderen: betaalt u eerst een paar duizend euro per jaar meer aan belasting, dan laten wij er een ambtelijke molen op los en, als u geluk hebt, krijgt u daarna een deel via een toeslag terug. Ik denk niet dat dit een boodschap is waarvan de ouderen in Nederland blij worden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een merkwaardige opmerking van de heer Zijlstra, want hij moet met dezelfde werkelijkheid rekening houden als het CDA en alle andere partijen. Die werkelijkheid is de hoge werkloosheid. Alles wat wij met dit systeem doen, heeft als stip op de horizon: veel minder werkloosheid en veel meer mensen die meedoen. Omdat dit systeem, dat al eerder is doorgerekend, zo ontzettend veel meer werk oplevert, is het voor mij van groot belang dat we dit doen. Het kabinet mag blijven nadenken, het kabinet mag tot sint-juttemis blijven nadenken, maar weet dat het kan. Weet dat het kan! Weet dat een belastingsysteem mogelijk is dat leidt tot minder belastingdruk en meer banen. Als u dat niet wilt, dan is dat uw keus.  De voorzitter: Voordat ik het woord geef aan de heer Samsom: we hebben allemaal kunnen zien dat een van de interruptiemicrofoons stuk is. Ik stel voor dat wij daar even heel snel naar kijken. Soms is het iets kleins en dan kunnen we zo meteen weer van alle vier de microfoons gebruikmaken. Als er meer tijd voor nodig is, wordt het in de dinerpauze gerepareerd.  De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.  De voorzitter: Het is niet mogelijk gebleken om de microfoon snel te repareren. Wij gaan het dus toch met drie microfoons doen. Ik geef het woord aan de heer Samsom.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De zomer van 2014 heeft een groot aantal beelden diep in ons collectief geheugen gegrift. Mooie beelden: die fantastische zweefgoal van Van Persie. Maar helaas ook vooral verschrikkelijke beelden. De brokstukken van MH17 in een Oekraïense akker met daartussen de koffers, de knuffels en de opwaaiende schriftjes. Beelden van verwoesting en wanhoop in Gaza. De gruwelijke geweldsorgie die ISIS aanricht in Noord-Irak en Syrië. De vreselijke beelden van de kusten van Malta en Lampedusa, waar inmiddels duizenden vluchtelingen reddeloos verdronken.  Eén beeld springt er voor mij uit, omdat ik het niet begrijp, omdat ik het niet kán begrijpen. Het is het beeld van een jongetje tijdens een demonstratie in Den Haag. Je moet goed kijken om hem te zien, verscholen tussen de schreeuwende mannen en de zwarte vlaggen. Dan opeens verschijnt hij in beeld. Hij zwaait vrolijk met de ISIS-vlag, de vlag van haat en verderf, en hij draagt een T-shirt van het Nederlands elftal. Het blijft door mijn hoofd spoken: wat doet dat jongetje daar? Misschien is hij te jong om te beseffen wat hij doet, maar wie gaf hem dan die vlag in handen? Was dat dezelfde als degene die het oranje shirt voor hem kocht? Heeft hij gejuicht bij de goal van Van Persie? Waarom lacht hij dan nu, terwijl de man vlak voor hem de meest verschrikkelijke haatdragende teksten schreeuwt? Waarom kunnen die saamhorigheid en die haat samengaan in hetzelfde Nederland? Waarom kan dat samengaan in één jongetje van 10? Dat ene beeld vertolkt de verwarring en de verbijstering die zich deze zomer van ons meester maakte, toen wij de verschrikkelijke gruweldaden van ISIS vernamen en vervolgens zagen dat er in Nederland mensen wonen die dat steunen.  Waarom keren mensen zich zo af van Nederland, het land waarin zij opgroeiden, onderwijs genoten, kansen kregen, dat zij met een ISIS-vlag in de hand de meest haatdragende en antisemitische teksten gaan uitslaan? Het maakt angstig, het maakt verdrietig en het maakt strijdbaar. Twee weken geleden debatteerden wij hier over de aanpak van radicalisering. Toen steunde de Partij van de Arbeid alle maatregelen, op één na, om geradicaliseerden aan te pakken, en legde zij extra nadruk op het voorkómen van radicalisering, met dat jongetje voor ogen. Want wij moeten eerder de signalen zien. Wij moeten eerder ingrijpen. Het is de mentaliteit van de schooldirecteur die meteen na de vakantie niet wacht op een verzuimambtenaar maar op de fiets springt en op huisbezoek gaat bij de leerlingen die niet terugkwamen op school, of van de leraar die het meisje aanspreekt dat de hoofddoek inwisselt voor de nikab en zich afzondert van haar vriendinnen. Waarom is dat? De leraar, de wijkagent, de jongerenwerker, zij zijn onze bondgenoten in ons streven om iedereen in deze samenleving erbij te houden, niet te laten afdrijven naar de uithoeken van haat en geweld.  Maar onder effectieve preventie en de juiste repressie zit ook nog iets anders, iets fundamentelers. Er schort iets aan het cement in onze samenleving. Waarom kan een conflict elders in de wereld zo gemakkelijk in onze wijken ontvlammen? Waarom is de voedingsbodem voor wederzijds onbegrip of zelfs haat nog zo vruchtbaar in Nederland? Waarom loopt de grens tussen "wij" en "zij" nog steeds zo hardnekkig langs etnische of religieuze lijnen? Waarom voelen hele groepen die hier een eerzaam en hardwerkend bestaan leiden zich er toch niet bij horen?  Het ongemakkelijke antwoord is dat we er in Nederland nog onvoldoende in geslaagd zijn om het wij-gevoel los te trekken van afkomst of religie en te vervangen door een wij-gevoel dat is gebaseerd op essentiële kernwaarden zoals vrijheid, tolerantie, emancipatie, vooruitgang en rechtvaardigheid. Als we het Nederlanderschap weer in die kernwaarden durven te definiëren, waar je ongeacht je afkomst of religie voor kunt kiezen en waar je bij kunt horen, bouwen we aan een gemene deler die past bij onze open en inclusieve samenleving. Dat indringende gesprek moeten we aangaan, overal: op school, in het buurthuis, in de kerk, in de moskee. Pas dan versterken we de verbindende krachten en creëren we een gemeenschap van alle mensen van goede wil die deze kernwaarden delen.  De heer Wilders (PVV): Ik zal de collega van de PvdA, de heer Samsom, vertellen waarom het zo is gekomen met dat jongetje, waarom het zo is gekomen met die moslims in de Schilderswijk en in andere delen van het land. Het is zo gekomen omdat u ze hiernaartoe hebt gehaald, mijnheer Samsom. Het is zo gekomen omdat u ze hebt gesubsidieerd. Het is zo gekomen omdat u een oogje dichtkneep als ze over de schreef gingen, u ze niet hebt gestraft en u ervoor hebt gezorgd dat ze hun familie lieten overkomen.  De heer Samsom en zijn partij zijn zo ongeveer de grootste cultuurrelativisten van de hele wereld. Je mocht niets verkeerd zeggen over de islam, want dan was je een racist; dan discrimineerde je. Tot op de dag van vandaag laat de Partij van de Arbeid ze toe, en stemmen ze op de Partij van de Arbeid. Ik geloof dat dat nog de enige elf PvdA-zetels zijn. De heer Samsom en niemand anders is ervoor verantwoordelijk dat dat jongetje daar met de ISIS-vlag staat te zwaaien.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Wilders (PVV): Vraag u niet af hoe dat komt, mijnheer Samsom; u hebt het zelf gedaan.  De heer Samsom (PvdA): Wat moet het heerlijk zijn om te leven in een wereld waar alles zwart of wit is en waarin alles eenvoudig en simpel is. Dat jongetje is niet hiernaartoe gekomen; dat jongetje is hier geboren. Hij ging gewoon hier naar school. Sterker nog: zijn ouders zijn ook hier geboren. Zij zijn Nederlanders. Op de een of andere manier is er ergens iets fout gegaan. U weet precies wat dat is, achteraf. Ik zie het en wil er iets aan doen. Wij willen ervoor zorgen dat volgende jongetjes van 10 jaar niet op die manier opgroeien. Ik hoop dat u dat ook wilt, mijnheer Wilders. In plaats van alleen maar te tieren en te razen zou u ook kunnen meewerken aan de oplossing. Die begint echter bij het besef dat iedereen die in Nederland onze waarden wil delen hier hoort, van welke religie of van welke afkomst dan ook. Zodra je, zoals de heer Wilders dat doet, mensen wegzet op basis van hun religie of op basis van hun afkomst — allebei gebeurt bij de PVV — zodra je ze aan de kant schuift, creëer je een samenleving die ik nooit zou willen hebben. Daar blijf ik tot in lengte van jaren tegen strijden.  De heer Wilders (PVV): Uw fractie klapt, dus die boodschap was helder. Laat mij echter het volgende aangeven, mijnheer Samsom. U zei "achteraf". De PVV en ondergetekende roepen het echter al jaren. Wij roepen het al jaren. De samenleving die u noemde, die niet zou deugen en die u nooit wilt hebben, ís er al. En die is er al dankzij de Partij van de Arbeid. Driekwart van de moslims stond te juichen op 9/11. Kunt u zich dat nog herinneren, dertien jaar geleden? Driekwart van de moslims vindt dat mensen die naar Syrië gaan om jihad te plegen, helden zijn. Driekwart van de moslims in Nederland vindt dat de sharia beter is dan de Nederlandse wetten. Die samenleving en die mensen die daar niet in thuishoren, zijn er al. En hoe komen ze hier? Door het opendeurenbeleid en de massa-immigratie van de Partij van de Arbeid. Uw partij heeft de afgelopen decennia, door de jaren heen, steeds gezegd: kom maar hiernaartoe; je krijgt een huis en huursubsidie; je krijgt een uitkering. De hele verzorgingsstaat van Nederland is onbetaalbaar geworden en ons land is onbeheersbaar geworden door het beleid van uw partij. U hebt de islam doodgeknuffeld. U kijkt nu en vraagt zich af hoe dat komt. Het antwoord is: door de Partij van de Arbeid.  De heer Samsom (PvdA): Altijd snel met een schuldige aanwijzen! U komt nu voor de zoveelste keer met dat onderzoek over driekwart van de moslims. Het wordt tijd dat iemand daarop eens iets terugzegt. Dit was een onderzoek onder Nederlanders, onder wie mensen met een islamitisch geloof, in de tijd dat Assad met barrel bombs, vaten vol met explosieven, en met chemische wapens, midden in woonwijken, de kinderen van Syrië bestreed. Toen was de vraag aan de mensen in Nederland: begrijpt u dat er mensen zijn die daartegen de wapens willen opnemen, die daartegen willen strijden? Weet u, ik had ook "ja" geantwoord als die enquête in mei 2013 aan mij was voorgelegd. Dat ging niet over ISIS. Dat ging over de strijd tegen Assad en dat is heel wat anders.  De heer Wilders (PVV): Natuurlijk had u ja gezegd, want die mensen volgen ook uw voorbeeld! Niet alleen zij, maar ook u deugt niet. Dat is juist mijn hele boodschap.  (Boegeroep)  De heer Wilders (PVV): Zo is het! De waarheid mag gezegd worden. Als er wordt gejoeld, heb ik het bij het rechte eind.  De voorzitter: Mijnheer Wilders, probeer via de voorzitter te praten en probeer dat te doen zonder dat u daarmee mensen direct voor hun hoofd stoot. Het gaat om de inhoud, niet om de vorm. Die vorm mag best wel een tandje minder.  De heer Wilders (PVV): Zeker, maar als de waarheid pijn doet, mag die gezegd worden. De partij van de heer Samsom — en hijzelf ook, als hij zegt dat hij ook "ja" gezegd zou hebben — is daarvoor verantwoordelijk. Het zou unfair zijn als ik tegen deze mensen zou zeggen "u deugt niet", maar niet hetzelfde oordeel over de heer Samsom zou hebben als hij zegt dat hij ook "ja" zou hebben gezegd. Dat is eerlijk, dat is fair en daar blijf ik bij.  Driekwart van de moslims en dus ook de heer Samsom zeiden in dat onderzoek … Ik lees het maar letterlijk voor, pagina 4: "Bijna driekwart van de moslims keurt het vertrekken van Nederlandse moslims naar Syrië goed." Moslims die meevechten in Syrië, worden getypeerd als helden. Ook ISIS vecht tegen Assad. Dat is geen enkel excuus! Vechten voor jihad in Syrië deugt niet. Als de heer Samsom hierop "ja" had gezegd … Ik zal het niet herhalen, maar dan geldt hetzelfde oordeel voor de heer Samsom.  Misschien kan de heer Samsom ook op een ander onderzoek reageren. Driekwart van de moslims zegt dat de sharia belangrijker is dan de Nederlandse wet. Dat blijkt uit een onderzoek van Ruud Koopmans van het Berlin Social Science Center van 9 december 2013. 70% van de Nederlandse moslims, meer dan het Europese gemiddelde, zegt niet alleen dat Joden niet te vertrouwen zijn, maar ook dat de religieuze regels, de sharia, belangrijker zijn dan de seculiere wetten in Nederland. Wat vindt de heer Samsom daarvan?  De heer Samsom (PvdA): Het onderzoek naar de strijd in Syrië waaraan de heer Wilders refereert, is van 2013. Het is van vóór de opkomst van ISIS. ISIS bestond al, maar in Nederland had nog bijna niemand daarvan gehoord. Het ging bijvoorbeeld over de Free Syrian Army, een club van verzetsstrijders, een bevrijdingsleger of hoe je het ook wilt noemen, waarvan men zich in Nederland, ook in de Kamer, heeft afgevraagd of wij er niet mee samen konden werken. Dat was risicovol en gevaarlijk, maar er was veel begrip voor die strijd. Generaal Van Uhm, een held, een volksheld in de ogen van velen, onder anderen in die van mij, verloor zijn zoon in Afghanistan. Hij weet wat het is om offers te brengen voor de vrijheid. Ook hij zei, toentertijd: ik snap wel iets van die jongens. Dat betekent niet dat je het goedkeurt, maar dat je begrijpt wat er gaande is. Als mensen worden omgebracht met chemische wapens en met de meest verschrikkelijke explosieven, krijg je de neiging om ook de wapens op te nemen en daar te gaan strijden.  Voorzitter. Veel van wat wij net zeiden, moet gewoon in de samenleving zelf gebeuren, maar de regering heeft ook een taak, door hierbij zelf het voortouw te nemen, door stelling te nemen. Wij koesteren die samenleving van verbindende krachten en wie die verbinding probeert te verbreken, krijgt met ons te maken, ook als die verbinding hier in het parlement onder druk wordt gezet, of in een café om de hoek, waar een collega van ons een menigte ophitst tegen een bevolkingsgroep. Gisteren lanceerde hij een nog kwaadaardiger voorstel door van een heel specifieke groep in Nederland een soort afstandsverklaring te eisen, een voorstel dat associaties oproept met de donkerste periode uit onze geschiedenis. Ook hier, in het parlement, is de haat soms dichtbij. We kennen de premier als iemand die in zo'n geval eigenlijk liever zijn schouders ophaalt onder het motto "niet op elk rood stuk vlees reageren". Ik heb een oproep aan hem: laat die terughoudendheid in deze kwesties varen. Juist nu is het nodig om stelling te nemen; niet meer aarzelen en niet wegduiken achter het rode stuk vlees, maar er staan, voor gematigde en verbindende krachten en tegen haatzaaiers in de pro-ISIS-demonstraties, maar ook tegen haatpredikers in de politiek.  Afgelopen zomer, na de vliegramp met MH17, stond de premier er in ieder geval, en hoe. Deze ramp raakte Nederland in het hart en veroorzaakte zoveel verdriet, bij familieleden, vrienden en bekenden van de slachtoffers, en bij heel Nederland. De gedachten van de PvdA-fractie gaan uit naar de vrienden, familieleden en bekenden, nu langzaam maar zeker meer bekend wordt over de toedracht van de ramp, maar nog altijd niet alles bekend is, en nu zij, soms na maanden wachten, in de gelegenheid worden gesteld om afscheid te nemen van hun dierbaren. Het leed van MH17 is nog alle dagen voelbaar en zal voor altijd een diepe kras in de ziel van ons land zijn. Namens mijn fractie dank ik de kabinetsleden voor de rol die zij tot nu toe hebben gespeeld in de nasleep van deze ramp. Via hen dank ik alle mensen die zich deze zomer hebben ingezet, bij de repatriëringsmissie in Oekraïne, op het vliegveld van Eindhoven en bij het identificatieteam in Hilversum. Ik dank ook allen die in hun functie of uit medeleven naast de nabestaanden van de slachtoffers gingen staan.  De zomer van 2014 was verdrietig. Hij maakte duidelijk dat de wereld onvriendelijker en onveiliger is geworden, en dat ver weg opeens dichtbij is. Oekraïne is 25 jaar na de val van de Berlijnse Muur in een strijd verwikkeld die in de kern draait om het recht van ieder land om in vrijheid de eigen toekomst te bepalen. Een 21e-eeuwse oproep om verandering lokte echter een 19e-eeuwse reactie van Rusland uit. In Gaza maken kinderen van dezelfde leeftijd als mijn eigen kinderen voor de derde keer in hun jonge leven de angst en de verwoesting van een oorlog met alleen maar verliezers mee. In Irak en Syrië houdt een gruwelregime van ISIS huis. Drie totaal verschillende conflicten drukken ons met de neus op dezelfde realiteit. Onze waarden van vrede en vrijheid worden niet overal gedeeld en komen onder steeds zwaardere druk te staan. De complexiteit en hardvochtigheid van de problemen aan onze grenzen dwingen ons om keuzes te maken en stelling te nemen in onze buitenlandpolitiek. We zullen de samenwerking moeten versterken met landen en groepen die onze kernwaarden aanhangen. Nu de wereld van chaos groter wordt en dichterbij komt, moet het uitbreiden en versterken van de wereld van orde onze belangrijkste ambitie zijn. Dat moet uit idealisme gebeuren, want wij gunnen iedereen vrijheid, respect voor mensenrechten en een eerlijke kans in het leven, maar ook uit eigenbelang. In dat licht mag de EU dus niet dralen over sancties tegen Rusland, en kan ze zich de treurigmakende verdeeldheid over de aanpak van ISIS niet veroorloven. Een eensgezinder optreden van de EU vergt wel de bereidheid om open te staan voor radicale ideeën voorbij onze nationale soevereiniteit. In het bijzonder geldt dat voor de Europese defensiesamenwerking. Tekenend zijn de EU-Battlegroups, die al sinds 2007 bestaan maar tot op de dag van vandaag nooit in actie zijn gekomen. Laten we daar werk van maken voordat we aan allerlei nieuwe flitsmachten beginnen.  Voor het energievraagstuk is ook veel meer Europese samenwerking nodig; niet langer 28 losse energiebeleidjes, maar een new energy deal voor Europa, met één gezamenlijke missie, namelijk een stabiele, duurzame toekomst zonder afhankelijkheid van de grillen van Poetin. De energie-unie is precies zo'n grote ambitie waarbij supercommissaris Frans Timmermans Europa op koers moet houden. Wij hebben daar hoge verwachtingen van.  Ook verder weg moeten we de wereld van orde aan ons proberen te binden. Hoe is het mogelijk dat landen als Brazilië en Zuid-Afrika zich scharen achter initiatieven van Rusland en China om met een eigen bank de invloed van de op mensenrechten gerichte Wereldbank of IMF te breken? Waarom zijn we er als Westen kennelijk onvoldoende in geslaagd om hen aan ons te binden? Als we de gematigde krachten willen ondersteunen, dan zullen we ons handels- en ontwikkelingsbeleid politieker moeten gaan inzetten. Niet langer het motto "liever een biertje met Poetin dan een blauwtje bij Gazprom" maar stelling nemen, ter versterking van de politieke ontwikkelingen in de richting van een vrije economie en samenleving. Het is niet alleen uit altruïsme dat de in deze begroting opgenomen verhoging van het ontwikkelingsbudget verstandig is. Nederland en Europa hebben een groot belang bij vrede, stabiliteit, respect voor mensenrechten en economische groei elders in de wereld. Kortom, de handen ineen slaan met progressieve gematigde krachten in de wereld. De wereld van orde groter maken, de wereld van chaos kleiner maken. Dat moet de leidraad van onze internationale politiek zijn.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik hoor met instemming aan dat collega Samsom zegt dat het zo goed is dat dit kabinet extra investeert in internationale samenwerking en in ontwikkelingssamenwerking. Ik heb uit de begroting begrepen dat dat om een eenmalig bedrag gaat en dat de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking daarna versneld naar beneden gaat. Dat komt door de stijging van het bruto nationaal product, maar dat neemt niet weg dat de koppeling die het regeerakkoord nog maakte tussen bnp-groei en begroting voor Ontwikkelingssamenwerking na deze eenmalige meevaller — eigenlijk een sigaar uit eigen doos want het komt uit de eigen begroting — voorbij is. Hoe rijmt zich dat met hetgeen de heer Samsom, en ik overigens ook, zo belangrijk vindt: een extra investering in Ontwikkelingssamenwerking?  De heer Samsom (PvdA): In deze zomer bleek dat ons bbp groter was dan wij dachten. Niemand had het overigens gezien, maar de statistici doen wonderen. Dat betekent — en vanuit dat principe zijn wij gaan redeneren — dat je moet kijken waar aan de omvang gerelateerde uitgaven omhoog moeten, bijvoorbeeld bij Europa maar ook bij ontwikkelingssamenwerking. Je zou ongeveer 250 miljoen per jaar extra aan ontwikkelingssamenwerking moeten uitgeven. Dan ga je met andere partijen daarover in gesprek en in onderhandeling. Dan kom je op een totale hoeveelheid van vier keer 250 miljoen, in een fonds te stoppen en uit te geven aan de grootste noden van deze tijd, zoals opvang in de regio en noodhulp. Opvang van asielzoekers in het eerste jaar hoort daar ook bij. Vier keer 250 miljoen: 2015, 2016, 2017 en 2018. Daarna hebben wij verkiezingen en dan mag iedereen weer bepalen hoeveel geld hij overheeft voor ontwikkelingssamenwerking.  Ik heb al eerder gezegd dat de PvdA met pijn in het hart de eerdere bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking heeft geaccepteerd. Ik heb ook aangekondigd dat, waar mogelijk, na de verkiezingen — en wat ons betreft, zijn die op 8 maart 2017 — opnieuw de kaarten kunnen worden geschud, zoals die op elk begrotingsonderdeel kunnen worden geschud. Voor deze jaren zijn we eruit gekomen, pragmatisch en oplossingsgericht zoals wij dat tot nu toe met elkaar hebben gedaan. Er waren grote noden. Er was de wens om de post ontwikkelingssamenwerking te vergroten en er was ook de wens om dat niet structureel te doen, maar het geld eenmalig te besteden aan de grootste noden. Zo zijn wij eruit gekomen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik kan niet wachten tot de kaarten opnieuw worden geschud. Sterker nog, de heer Samsom kan volgens mij ook niet wachten tot die kaarten opnieuw worden geschud.  De heer Samsom (PvdA): Ja.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Hij bevestigt het zelfs. Vanochtend haastte de heer Zijlstra zich om te zeggen dat het niet om extra geld gaat. Het komt ergens anders uit de begroting vandaan. In de stukken van het kabinet zie je dat ook. De inspanning is eenmalig voor 2015 op orde, maar daarna daalt het heel snel, ook onder het niveau dat in het regeerakkoord was afgesproken. Het kan niet allebei. De heer Samsom zegt: wij geven extra geld. De heer Zijlstra zegt: nee, wij hebben het ergens anders vandaan gehaald, binnen de begroting. Wat is het nu? Laten wij daarover helderheid scheppen.  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben structureel niets extra gedaan. Wij hebben eenmalig een bedrag uitgegeven dat je voor deze vier jaar als een ophoging van de begroting zou kunnen zien. U moet mij niet kwalijk nemen dat ik het graag zo zie. Het zijn harde euro's waarmee de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de slag gaat. Dat geldt overigens ook voor de staatssecretaris van Justitie als het gaat om opvang van asielzoekers. Wij hebben gekeken naar posten in de begroting die tot nu toe virtueel bleken te zijn. Dat is die schuldkwijtschelding op de post ontwikkelingssamenwerking. Die is eraf gehaald. Dat geld hoeft niet meer besteed te worden aan schuldkwijtschelding. Nu leert de praktijk dat daar de afgelopen jaren niet veel van terechtkwam, maar toch. Die is eraf gehaald en er is eenmalig geld op de begroting toegevoegd. Wat u ervan wilt maken, maakt u ervan. U ziet al dat de VVD en de PvdA af en toe moeite doen om het een beetje in hun kamp te kleuren. Dat moet u politieke partijen niet kwalijk nemen. Daar hebt u zelf ook wel eens een handje van. Euro's op de bank hebben geen kleur en die euro's op de bank zijn voor minister Ploumen, die daarmee aan de slag kan en die overigens ook heel hard aan de slag moet. Als er ergens noden zijn, is dat in grote delen van de wereld en bij oprakende noodfondsen, in Nederland maar ook elders. Nederland kan nu met die 500 miljoen een grote rol gaan spelen op dat terrein. Daar ben ik trots op.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik doe daar niks aan af. Ik vind het fijn dat er extra geld is gevonden voor noodhulp en kan mij heel goed voorstellen dat er extra geld nodig is om asielzoekers, die hun toevlucht in Nederland zoeken, op een fatsoenlijke manier op te vangen. Prima, daar heb ik niets op tegen. Maar het is wel belangrijk om eerlijk te zijn over wat onze inspanning voor internationale samenwerking op de langere termijn onder dit kabinet betekent. Ik haal uit de stukken dat wij nu eenmalig onze internationale afspraak redelijk respecteren en dat wij vanaf volgend jaar versneld naar beneden gaan naar een percentage van 0,55, een dieptepunt. Laten wij dat eerlijk zeggen en erkennen. Het is wellicht het gevolg van politieke meningsverschillen. Dat sluit ik niet uit. Maar dan is dat wat we hebben: een eenmalige positieve bijdrage en daarna een versnelde achteruitgang.  De heer Samsom (PvdA): Ik denk dat dat ook wel zo ongeveer de boekhoudkundige werkelijkheid is. Misschien zouden we met elkaar de discussie moeten aangaan over de percentages, maar dan breek ik een heel nieuw debat open. We proberen ons in elkaars argumenten te verplaatsen. Deze zomer was ik wel gevoelig voor de berichten van de statistici: eigenlijk is Nederland niet rijker geworden, maar we tellen gewoon meer mee. Roofovervallen en andere prachtige producten van onze economie worden op de een of andere manier statistisch terugvertaald in ons bruto nationaal product. Ik kan mij voorstellen dat er dan een wenkbrauw omhoog gaat: moet je op basis daarvan je budget voor ontwikkelingssamenwerking aanpassen? Je moet het in ieder geval niet per definitie niet doen. We hebben deze zomer goed met elkaar gesproken — overigens ook met andere partijen, waarvoor dank — en gezien waar de noden groot zijn. Dat is bij de noodhulp, de opvang in de regio en de opvang van asielzoekers hier. Dat geld gaan we gewoon spenderen. Dat is niet structureel, maar die verkiezingen, overigens geen dag eerder dan 8 maart 2017, zijn er dan wel. Dan mag iedereen weer bepalen hoe hij verder wil.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch komt het woordje "hypocrisie" erg bij mij op. De PvdA heeft het CDA echt alles verweten toen het naar de 0,7 ging en niet naar de 1,0. Het percentage was heilig, maar nu zegt de heer Samsom tussen neus en lippen door: ach, eigenlijk doen die percentages er niet toe, 0,55 mag ook.  De heer Samsom (PvdA): Nee.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U zei het net wel. Ongelofelijk.  De heer Samsom (PvdA): Ik zei zonet iets anders. Ik zei dat we misschien de discussie met elkaar zouden kunnen aangaan over de precieze percentages. Ik heb een speech opgezocht uit 2006 van de toenmalige woordvoerder voor Ontwikkelingssamenwerking van de PvdA-fractie, de heer Samsom. Hij zei toen precies hetzelfde. Hij zei: we moeten uitkijken dat we ons niet blindstaren op een percentage waar als het eenmaal breekt — het stond toen al onder druk — niets anders onder zit dan een woestenij van politieke incorrectheid. We moeten een substantiëlere invulling weten te vinden voor onze ontwikkelingssamenwerkingsinspanning, substantiëler dan alleen die 0,7%. Zolang er niks beters is, houd ik vast aan die 0,7 en baal ik ervan dat we in deze coalitie tot dit compromis moesten komen. Soms moet je echter compromissen sluiten, ook als je ervan baalt. Zolang er niks beters is, houd ik graag vast aan die 0,7 en niet aan 0,55. We moeten de discussie over wat er werkelijk nodig is voor ontwikkelingssamenwerking wel met elkaar aandurven. Ik denk dat we dat als een opdracht moeten beschouwen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu verandert u de werkelijkheid wel heel erg. Inderdaad, u wilde het toen niet over percentages hebben. Nee, het moest hoger en niet naar 0,7. Het risico bestond dat het daaronder kwam. Nu zitten we zonder percentage. Op zichzelf is het een terechte discussie. Het enige wat ik u voorhoud, is dat de schrille toon waarop u indertijd het CDA verweet dat het de 0,7 handhaafde uiteindelijk veel meer op uzelf terugslaat.  De heer Samsom (PvdA): De PvdA en de VVD begonnen twee jaar geleden aan deze coalitie met een helder doel voor ogen. Na een aantal jaren waarin Nederland verdeelder was geraakt en aan het twijfelen was geslagen over het eigen kunnen, wilden wij zo graag stap voor stap werken naar een land dat zijn optimisme weer terugvindt en zijn onderlinge verbondenheid weer ontdekt: een Nederland waarin een goed leven niet het geluk van enkelen is, maar een recht voor allen en waarin iedereen de kans krijgt om het beste uit zichzelf te halen. Wij wisten dat de crisis misschien wel het slechtst denkbare moment was om veel te gaan veranderen, omdat zekerheid een heel schaars goed is in crisistijd. We realiseerden ons echter ook dat we al te veel goede momenten hadden laten passeren en dat de enige zekerheid die we zouden overhouden als we niets zouden doen, de zekerheid was dat de sociale welvaartsstaat die we nu kennen er niet meer is voor onze kinderen. Dat zien we in de zorg met zijn oprukkende bureaucratie, de steeds megalomaner wordende instituties, de onstuitbare opmars van managementlagen, de stopwatchzorg en de snel stijgende kosten en dus premies. Onhoudbaar! De wens van zovelen van ons om straks of in de verre toekomst langer thuis te blijven wonen, maakt maar één conclusie mogelijk: hoog tijd om ook de zorg daarop te gaan inrichten.  Op de arbeidsmarkt zagen we hetzelfde. De kloof tussen flexwerkers zonder zekerheid en degenen met een vast contract werd groter en groter. Niets veranderen zou die ontwikkeling alleen maar versterken. Op de woningmarkt, waar huren en kopen uit elkaar groeiden, is het net zo onhoudbaar. We voelden tot in onze vezels de noodzaak om die ontwikkelingen te keren, de patstelling in de politiek te doorbreken en Nederland weer te verbinden. Wij wilden resultaten boeken op zorg, economie en de begroting. Er was geen tijd te verliezen.  Maar er gingen ook dingen mis. We creëerden onzekerheid, soms onvermijdelijk en soms onnodig. De noodzaak om verloren gegane jaren goed te maken, leidde tot over elkaar heen buitelende plannen die soms om goede redenen heel lange tijd vloeibaar bleven. Dat is funest voor het vertrouwen van mensen die zekerheid zoeken. Daarnaast stond de harde realiteit van een dalende werkgelegenheid tijdens de eerste achttien maanden van deze coalitie in schril contrast met haar belangrijkste opdracht, namelijk zorgen voor meer banen. Macrobeelden over rijke ouderen wekten woede bij degenen met een klein pensioen of alleen AOW. Het is een belangrijke les van de afgelopen twee jaar. Onze overtuiging dat het beter wordt, botst soms met de harde realiteit dat het niet of slechts mondjesmaat beter gaat. De werkelijkheid van koopkrachtplaatjes heeft heel weinig betekenis voor mensen. Aan de keukentafel zitten geen mediane standaardhuishoudens; daar zitten echte gezinnen die stuk voor stuk hun unieke levens leiden, met hun eigen zorgen en hun eigen verzuchtingen. Het scherpst is dat te merken in de zorg. Meer zorgzaamheid, meer omkijken naar elkaar is een breed gedeeld PvdA-ideaal, waar dit kabinet dus ook naar toewerkt. Maar in een verhardende samenleving grijpt de angst dat je er zonder goed netwerk van vrienden en familie uiteindelijk toch alleen voor komt te staan heel veel mensen bij de keel. Het perspectief van zorg dicht bij mensen en de belofte dat het goed komt, zijn dan onvoldoende. Mensen willen zichtbare inspanningen zien om hun onzekerheid te verkleinen en hun perspectief te vergroten. Die inspanningen zijn er op dit moment nog te weinig.  De heer Roemer (SP): Met veel belangstelling luister ik naar dit proza. Ik snap dat de heer Samsom in de positie waar hij in zit, probeert uit te leggen dat hij achter wat in het verleden allemaal noodzakelijk was om te veranderen, is gaan staan. Ja, er moet heel veel veranderen. De hele publieke sector is eigenlijk aan gort gegaan sinds de paarse kabinetten, sinds het marktdenken in de publieke sector, schaalvergroting, bureaucratie en noem maar op. Ik mag echter hopen dat de PvdA als insteek had dat het dan ook fors beter zou gaan. De marktwerking in de zorg is alleen maar meer geworden. Ik heb de PvdA nooit gehoord over een ideaal dat ziekenhuizen aan winstuitkeringen moesten gaan doen. Ik heb de PvdA altijd aan mijn zijde gehad dat veranderingen in de buurt nooit gepaard konden gaan met zo'n harde bezuiniging dat vooraf zo veel mensen hun baan kwijt zouden raken en zo veel mensen zorg zouden verliezen. Waar is het mis gegaan? Waarom heeft de PvdA het niet vol kunnen houden om voor die publieke sector te gaan staan, zodat alles inderdaad tot de dag van vandaag zo verschrikkelijk mis is gegaan?  De heer Samsom (PvdA): De heer Roemer en ik delen de probleemanalyse. De bureaucratie was te groot geworden, de stopwatchzorg rukte op en de managementlagen werden te talrijk. Er moest iets aan veranderen. We delen ook de eindsituatie, de oplossing: meer zorg in de buurt, meer ruimte en zeggenschap voor de wijkverpleegkundige, haar patiënten en cliënten, minder bureaucratie, meer tijd voor elkaar en soms ook een samenleving waarin we iets meer omkijken naar elkaar en niet alleen individualisering bezingen. Volgens mij is de SP daar ook van gecharmeerd. Die eindsituatie is ook dezelfde. Waar ging het dan mis? Op de brug ertussenin, op de moeizame politiek van stapje voor stapje bereiken wat je wilt hebben. De heer Roemer staat nog steeds aan het begin en hij roept dat het niet beter kan worden en dat er daarom niet veel moest veranderen. De PvdA is nooit zo'n partij geweest. De PvdA is altijd een partij geweest die vanuit de probleemanalyse naar dat ideaal wilde wandelen, ook als de weg bochtig en de bruggetjes smal waren. Die brug lopen we nu over. Die voelen we ook. De heer Roemer zegt net dat het proza is, maar het is meer wat ik voel dat er gebeurt in de samenleving. Heel veel mensen, net als hij en ik, delen de probleemanalyse en delen ook wat de eindsituatie moet zijn. Nu is het zaak om met iedereen samen daar naartoe te gaan lopen.  De heer Roemer (SP): De weg daar naartoe waar u, mijnheer Samsom, en het kabinet voor gekozen hebben, is een weg waarop we de ouderen in de steek hebben gelaten en waarop we mensen verplicht laten verhuizen. Laten we naar de zorg kijken. We weten dat 800.000 mensen op dit moment een regeling moeten treffen om de zorgkosten te betalen. We weten dat zo veel mensen de zorg gaan mijden. U kunt dan wel zeggen dat we wellicht van mening verschillen, maar dat het erom gaat dat we bij het eindresultaat komen. U bent een volstrekt verkeerd pad op gegaan door zo hard te bezuinigen en door zo hard in te grijpen, mijnheer Samsom. Daardoor zijn mensen niet alleen bang geworden, maar worden zij ook in de problemen gebracht. Ik had gehoopt dat u met uw kennis van de samenleving had gezien dat het een foute weg is en dat wij samen waren gekeerd. Ik heb daar nog niets van gehoord.  De heer Samsom (PvdA): Hier is waar we altijd uit elkaar gaan lopen en elkaar ook slecht gaan begrijpen. Dan komt u — de heer Zijlstra zei het eerder — met angstbeelden over wat er allemaal gaat gebeuren. Ik zal een voorbeeld geven van zo'n stap: de wijkverpleegkundige in de wijk brengen, zeggenschap geven. Daarmee komen we af van dat CIZ — u zei er net ook al wat over — dat dan al die indicaties moet gaan doen. Nee, we willen gewoon de professionele ogen en het vakmanschap van de wijkverpleegkundige daarbij een rol laten spelen, een belangrijke rol. Een oudere die alleen een AOW'tje heeft en die AWBZ-zorg krijgt, verpleging of verzorging aan huis, is daarvoor nu als hij op het minimum zit €250 per jaar, of €500 als hij maar een heel klein beetje extra pensioen heeft, eigen risico per jaar kwijt. Dat is nu in één keer weg. Die wijkverpleegkundige is net als de huisarts gewoon toegankelijk voor iedereen.  Dat vinden wij een stap in de goede richting en ik hoop u ook, mijnheer Roemer. Dan kunnen wij die samen zetten, met alle onzekerheid die daarbij hoort. Dan moeten we tegen de mensen zeggen dat ze hun zorg niet meer krijgen van Careyn of hoe dat dan ook heet, maar van een andere organisatie. Soms is het dezelfde organisatie, wat het weer overzichtelijk maakt, en soms is het een andere. Die onzekerheid bij ouderen, die niet weten wie er volgende week komt, die snap ik en die voel ik ook. Die stap die u met mij wilt zetten richting een wijkverpleegkundige, moeten we toch durven zetten? We moeten ons toch niet laten afschrikken door die angst?  De heer Roemer (SP): Die stap naar de wijkzorg lanceerde mijn partij in 2008 al.  De heer Samsom (PvdA): Precies.  De heer Roemer (SP): Waar u omheen draait, is de weg die u bewandelt: de weg daar naartoe die u bangmakerij noemt. Ik weet zeker dat er heel veel mensen zijn die dit debat horen die hun ouders verplicht hebben zien verhuizen en die hebben gezien dat ze hun zorg zijn kwijtgeraakt. Ik wijs ook op alle mensen die de zorg en het eigen risico niet meer kunnen betalen. U zet dat weg als bangmakerij. Dat zijn harde feiten waar mensen dagelijks mee te maken krijgen. De PvdA stemt ook nog eens in met het nog verder verhogen van dat eigen risico. Mijn vraag is om daarvan af te stappen en het pad weer terug te pakken dat wij samen in het verleden hebben willen bewandelen naar een zorg die voor iedereen toegankelijk en betaalbaar blijft.  De heer Samsom (PvdA): U hebt het over gedwongen verhuizen, alsof dat een gevolg is van dit beleid. Al sinds de jaren tachtig neemt het aantal mensen dat naar een verzorgingstehuis gaat af. Het neemt af omdat mensen langer thuis kunnen wonen en dat ook graag willen. Al sinds de jaren tachtig zijn er dus verouderende verzorgingstehuizen die steeds leger komen te staan en die op een gegeven moment — gelukkig, zeg ik er soms met een verzuchting bij — dichtgaan en worden vervangen door veel kleinschaligere initiatieven die veel meer geluk brengen voor ouderen die hun eigen huis dan toch moeten verlaten en naar een verzorgingstehuis moeten. Dan zit je veel liever in zo'n huis met maar zes mensen, omdat er zes gehaktballen op de bodem van een pan passen, dan in zo'n verzorgingstehuis uit de jaren zeventig of tachtig waar 200 ouderen op een afdeling zitten en waar de verpleegkundigen rondrennen en niet meer weten waar ze het zoeken moeten. Voor die vooruitgang is dit kabinet niet zelf verantwoordelijk. Die vindt al vele jaren plaats. Nu moeten wij de stap gaan zetten, verder naar de toekomst, om meer mensen in de gelegenheid te stellen om thuis te blijven wonen. Ik erken de onzekerheid die daarbij hoort. Ik zal straks zeggen, ook tegen het kabinet, wat ik vind dat we nog kunnen en moeten doen om die onzekerheden weg te nemen. Terugschrikken voor verandering is echter altijd de verkeerde reflex.  De heer Wilders (PVV): Politiek is het maken van keuzes. Ik heb vanmorgen de heer Roemer aangesproken op de keuze om te beknibbelen op de zorg. De keuze kan ook zijn om misschien wat minder aan asielzoekers of ontwikkelingshulp te geven. Dat zijn keuzes die wij allemaal maken. Vaak zijn dat keuzes die gemaakt worden in de Trêveszaal of tijdens onderhandelingen over een coalitie, maar de praktijk bij de mensen thuis is toch vaak een heel andere. Ik zal de kern van een e-mail, afkomstig van iemand wier naam ik niet zal noemen, voorlezen. De betrokken mevrouw schrijft het volgende.  Mijnheer Wilders, als het zo doorgaat, is het leven voor mij onmogelijk. Dat zeg ik bij mijn volle verstand. Ik betaal al honderden euro's aan ziektekosten, inclusief mijn ziekenvervoer naar het ziekenhuis. Nog meer kan ik niet betalen. Mijn diëten kan ik al niet meer kopen. Ik ga snel achteruit. Op mijn pensioen moet ik €12,50 inleveren. Ik houd €80 per maand over. Ik maak er snel een einde aan als dit echt gedaan wordt. Ik word moe van het vechten. Ik heb nog vijf honden, anders was ik er allang uitgestapt. Ik weet van ouderen dat zij het zat zijn. Ik heb veel ziektes, maar zo wordt het alleen maar moeilijker voor mij.  Dit schrijft een mevrouw die het niet meer kan rooien en zich afvraagt of zij ooit nog uit de problemen kan komen. Zij is niet de enige. Wat zou het toch mooi zijn als de heer Samsom zou zeggen dat hij ten minste een paar honderd miljoen afhaalt van het extra geld voor asielzoekers of ontwikkelingshulp — hij mag zelf kiezen, van mij mag het allebei — en daarmee deze mensen in Nederland een fatsoenlijke oude dag bezorgt.  De heer Samsom (PvdA): Politiek is soms keuzes maken en die zijn niet makkelijk. De e-mail die de heer Wilders voorleest, komt overeen met veel van de e-mails die ook ik dagelijks krijg. Ik voelde een feest van herkenning door de zaal gaan, hoewel het geen feest is. Velen van ons, eigenlijk wij allen, ook de collega's op de banken achterin, ontvangen dit soort e-mails. Het is onze plicht om als het nodig en mogelijk is mensen te helpen die zijn vastgelopen in bijvoorbeeld de bureaucratie of bij de gemeente niet meer weten waar zij het zoeken moeten. De PvdA heeft daar mankracht voor en soms doen wij het zelf. Ik geef een recent voorbeeld, vergelijkbaar met dat van de heer Wilders. Wij zeiden tegen de mevrouw die ons geschreven had dat zij naar haar gemeente kon gaan — sterker nog, wij hebben aangeboden met haar mee te gaan — omdat in haar gemeente de mogelijkheid bestond om via de bijzondere bijstand af te komen van haar problemen, waardoor haar leven weer draaglijk zou worden. Op die manier kun je iemand helpen. Dat kun je niet doen door het maken van valse keuzes, zoals de heer Wilders die zojuist noemde. Die helpen haar niet en die helpen overigens ook al die vluchtelingen niet, die uit nog ergere omstandigheden zijn weggevlucht en uit lijfsbehoud hierheen zijn gekomen.  De heer Wilders (PVV): Hoort de heer Samsom nu wat hij zegt? Hij zegt dat hij de mevrouw naar de bijzondere bijstand helpt. Ouderen in dit land verdienen het niet om naar de bijzondere bijstand te gaan. Wat krijgen we nou! Ouderen in Nederland verdienen het om een betaalbare huur te hebben, evenals een betaalbare ziektekostenpremie, een pensioen dat netjes wordt geïndexeerd, een plekje in het verzorgingshuis en, als dat niet lukt, fatsoenlijke thuiszorg. Dat is wat zij verdienen. Dat is toch geen valse keuze? Iedereen thuis snapt immers dat je de euro's maar één keer kunt uitgeven. Als je die uitgeeft aan asielzoekers of ontwikkelingshulp, kun je die niet meer uitgeven aan de mevrouw uit de door mij genoemde e-mail en aan zoveel anderen. Ik kies ervoor — daartoe wil ik ook de heer Samsom uitnodigen — om de euro's niet uit te geven voor asielzoekers, maar voor de ouderen in Nederland. Dat is geen valse keuze, want de ouderen verdienen toch als allereersten ons respect.  De heer Samsom (PvdA): Net als alle anderen verdienen zij ons respect en onze hulp waar dat nodig is.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik hoorde de heer Samsom zo-even zeggen dat hij iemand hielp door te vertellen welke mogelijkheden haar gemeente biedt. Dat is nu juist waarover ik mij zorgen maak. Straks krijgen wij de situatie dat iets in de ene gemeente wel mogelijk is en in de andere gemeente niet.  De heer Samsom (PvdA): Dat is de consequentie van het uitbesteden van zaken aan de gemeenten. De mensen kunnen op grond van de gemeentelijke democratie een keuze maken voor een gemeentebestuur dat meer aandacht besteedt aan zorg of juist aan lantaarnpalen. Die keuze kan inderdaad gemaakt worden. Overigens houden wij die keuze in Nederland binnen heel smalle marges, binnen heel smalle bandbreedtes. De heer Krol kent zichzelf en zijn collega-Kamerleden. Altijd als wij vanaf deze plaats wetgeving of bevoegdheden overdragen aan de gemeenten, stoppen wij daar allerlei lijntjes en voorwaarden bij, zeker in het begin, om te voorkomen dat zaken eindeloos uit elkaar gaan lopen. Maar dat er verschillen kunnen bestaan, dat is waar. Daarom moet je ervoor zorgen dat er een basis is waar iedereen van uit kan gaan. Als die basis verloren dreigt te gaan, zullen wij er staan — net als de heer Krol overigens, heb ik zo de indruk — om het kabinet daarop aan te spreken.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Het gevolg is natuurlijk wel dat we straks situaties krijgen, waarbij mensen die hulp nodig hebben, noodgedwongen van de ene naar de andere gemeente zullen moeten verhuizen, want die stemronde ligt dan al achter ze.  De heer Samsom (PvdA): Ik aarzel om het te zeggen, maar weet u wat een groter verschil maakt voor mensen met een pensioen? De vraag of hun werkgever tijdens het werkzame leven de pensioenpremies afdroeg of niet. Dat maakt een groter verschil voor het pensioen van mensen, dan de gemeente.  Voorzitter. Dit kabinet zal moeten laten zien dat het deze grote verandering in de zorg in moeilijke omstandigheden toch in goede banen kan leiden, met gedegen bestuurders, alerte volksvertegenwoordigers, maar vooral met de bereidheid om in te grijpen daar waar nodig. Het is immers uitgesloten dat er geen fouten gemaakt gaan worden. We hebben bijvoorbeeld al gezien dat de onzekerheden te groot dreigden te worden voor mantelzorgers die met volle inzet voor hun dementerende partner zorgen. Die hebben recht op de zekerheid dat er een plek is in het verzorgingstehuis voor als het echt niet meer gaat. Dus pasten we de plannen aan. Laat dit een aansporing zijn voor de komende tijd, waarin dit soort ingrepen ongetwijfeld nodig zullen blijven. Terugschrikken voor verandering is nooit de juiste reflex als het moeilijk wordt. Fouten erkennen en dan herstellen en meer zekerheden bieden, is dat wel.  Dat geldt ook voor de thuiszorg. De geruststellend bedoelde mededeling dat er uiteindelijk meer werkgelegenheid in de zorg komt, wordt gestaafd door de modellen, maar verhoudt zich heel slecht tot de realiteit van vandaag, waarin veel thuiszorgmedewerkers hun baan verliezen of dreigen te verliezen. Zij zijn op dit moment niet geholpen met gemiddelden of toekomstverwachtingen die de politieke werkelijkheid bepalen. Mijn fractie vindt dat het kabinet nu al zou moeten kijken naar wat het kan doen om meer van hen aan het werk te houden. Dat kan. De gemeente Eindhoven gaf het voorbeeld. Zij maakte afspraken met de thuiszorgorganisaties om mensen die bijvoorbeeld een hoog inkomen hebben en daardoor geen recht meer hadden op gemeentelijke thuiszorg, toch te blijven voorzien. Met een beetje geld erbij werd het verschil gemaakt.  Voor de zomer schreven minister Asscher en staatssecretaris Van Rijn dat zij dit voorbeeld landelijk navolging wilden laten krijgen met een zogenaamde toelage huishoudelijke hulp. Dat is een heel goed plan. Maar het is nu bijna oktober, drie maanden voor 1 januari. Als we nog een verschil willen maken, moet er nu wel opgetreden worden. Ik zeg daarom tegen het kabinet: breng dit idee verder, zet zorgaanbieders erbij, leg wat geld ernaast en help deze mensen. Het kan meer dan 10.000 mensen aan het werk houden in die thuishulp.  De heer Roemer (SP): Wat de heer Samsom nu vergeet, is dat de ene gemeente er financieel zo voorstaat dat die het zich kan permitteren, maar dat heel veel andere gemeenten zich dat niet kunnen permitteren. Een gemeente zal maar net heel veel grondafschrijvingen hebben moeten doen, waardoor zij echt op zwart zaad zit. Het is gewoon rechtstreeks het gevolg van het beleid van het kabinet dat de teller bij de FNV inmiddels al op 25.000 staat van mensen in de thuiszorg die hun baan nu al kwijt zijn en dat datzelfde aantal er nog aan zit te komen. Met dit alleen komen we er toch niet? Dan kan hij toch niet ontkennen dat het allemaal veel te hard is gegaan, dat we die bezuinigingen veel te vroeg erin gegooid hebben en dat we nu het kind met het badwater aan het weggooien zijn? De mensen die nu uit de zorg verdwijnen, hebben we over een paar jaar, als we ze nodig hebben, niet zomaar terug.  De heer Samsom (PvdA): Precies om de reden dat niet elke gemeente zich dat individueel kan veroorloven — sommige gemeenten hebben hierop geanticipeerd, maar andere niet en weer andere konden dat niet — hebben we van het kabinet gedaan gekregen dat het daar geld voor vrij heeft gemaakt. Ik zeg nu tegen het kabinet en hoop daar morgen antwoord op te krijgen: pak daar nu in door, want als je nu wacht, dan gaat het inderdaad precies gebeuren wat de heer Roemer zegt. Dan gaan al die mensen eruit, terwijl dat niet nodig is. Ik zal niet verhelen dat er minder banen komen in die thuiszorg en dat er dus ontslagen zullen vallen. Dat kan hopelijk voor het grootste deel via natuurlijke afvloeiing, maar soms zal het op een andere manier moeten. Dan hebben we ook weer sectorplannen om ervoor te zorgen dat iemand naar een andere baan kan, al zal dat niet altijd eenvoudig zijn. Ik ben de laatste om te zeggen dat iedereen zijn baan in de thuiszorg kan behouden. Dan zou ik praatjes voor de vaak verkopen. Echter, ik wil wel dat dit kabinet alles op alles zet om het onnodige ontslag te voorkomen van mensen die zouden kunnen blijven omdat ze later gewoon weer nodig zijn. Daar is dat geld voor; ik hoop dat het genoeg is. Daar moet nu wel een inspanning bij geleverd worden en ik hoop dat we samen iets kunnen doen. Ik hoop dat de heer Roemer dat steunt.  De heer Roemer (SP): De waarschuwing dat het fout zou gaan en dat het duizenden banen zou gaan kosten, kreeg de heer Samsom vorig jaar al, niet alleen van onze partij, maar ook vanuit de vakbeweging, de gemeenten en de VNG. De Partij van de Arbeid en het kabinet keken gewoon naar het plafond en deden niets. Nu de teller op 25.000 staat, begint men een beetje wakker te worden. Die mensen zijn weg en komen ook niet meer terug. Heel veel mensen zijn de klos. Kan de heer Samsom mij dan garanderen dat hij alle gemeenten gaat helpen die op dit moment niet in staat zijn om de zorg te leveren die zij nodig hebben en om de bijbehorende contracten af te sluiten? Het zijn namelijk niet alleen de ontslagen in de zorg. Bij mij in de regio moeten mensen in de thuiszorg van de ene op de andere dag 20% salaris inleveren en morgen hetzelfde werk doen. Dat zouden we eens bij politici moeten doen.  De heer Samsom (PvdA): Precies om de reden hoop ik dat wij samen kunnen optrekken om schijnconstructies en nulurencontracten in de zorg uit te bannen. Wat het andere punt betreft: we kunnen samen optrekken. Wil de heer Roemer een garantie dat het overal in Nederland gaat lukken? Die kan ik niet geven. Wel kan de heer Roemer van mij de volle inzet verwachten dat datgene wat wij kunnen doen, ook gedaan wordt. Wij schrikken niet terug voor verandering. Ik schrik niet terug voor het feit dat er voor de mensen in de thuishulp inderdaad minder banen zullen zijn. Elders in de zorg zullen er meer banen zijn. Die overgang is moeizaam. Daar zullen de staatssecretaris van VWS en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook hun uiterste best voor doen. Echter, garanties verkopen en zeggen dat alles bij het oude kan blijven: dat is pas mensen een rad voor ogen draaien. Daar doe ik niet aan mee.  De heer Roemer (SP): Tot slot. Er is niet minder werk in de wijk en in de thuiszorg. Er is minder geld dat door het kabinet aan gemeenten wordt gegeven, met als gevolg dat er keihard op bezuinigd moet worden. Als het kabinet wil, zelfs geforceerd wil, dat mensen langer thuis blijven wonen, dan is het niet uit te leggen en een foute voorstelling van zaken dat er ook minder thuishulp nodig is. De thuiszorg wordt vakkundig afgebroken en er wordt keihard gesnoeid in het salaris van thuiszorgmedewerkers dat toch al niet zo bar veel voorstelt. Dat is het beleid van het kabinet en dat maakt de heer Samsom met zijn betoog niet in orde.  De heer Samsom (PvdA): De heer Roemer maakt er een karikatuur van, maar daarmee verval ik in herhaling. Mag ik een voorbeeld geven? Er is inderdaad veel werk in de thuiszorg. De weduwe in Wassenaar, die de thuishulp tot haar 65ste prima zelf kon betalen, kreeg die zorg van de gemeente. Dat hadden we namelijk zo afgesproken, maar dat vervalt nu. Ik geef dat geld namelijk liever daar waar die zorg echt nodig is en de tekorten het grootst zijn. De weduwe in Wassenaar kan haar zorg zelf financieren. Ik erken dat zij dan opeens een andere zorgmedewerker zal moeten krijgen. Dat is ook voor een weduwe in Wassenaar niet leuk; daar wil ik zeker wat aan doen. Maar de financiering moet anders. Als de heer Roemer zegt: wij houden alles zoals het is — dus ook voor de weduwe in Wassenaar blijft de zorg 100% vergoed — dan maakt hij een andere keuze. Wij willen de zorg richten op de mensen die hem het hardst nodig hebben en waar de tekorten het grootst zijn.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik deel de opmerkingen van de heer Samsom over de huishoudelijke hulp en dat het mogelijk is om met een toelage toch nog allerlei arrangementen mogelijk te maken, zodat huishoudelijke hulp beschikbaar blijft, de werkgelegenheid behouden blijft en mensen toch de zorg blijven krijgen die ze graag willen. De heer Samsom stelt echter alleen vragen aan het kabinet, terwijl wij precies weten wat het kabinet wil. Dat heeft daar 75 miljoen voor uitgetrokken. Dat staat gewoon in de begroting. Ik denk zelf ook wel dat daar wat bij moet. Is de heer Samsom bereid om boter bij de vis te doen? Laten we het kabinet de opdracht geven om dat bedrag te verhogen. Volgens mij zit er ook wel ruimte in de bedragen die voor 2015 voor de Wmo beschikbaar zijn. Dan kunnen we zaken doen en krijgen mensen de duidelijkheid over dit onderwerp die ze ook verdienen.  De heer Samsom (PvdA): Dat lijkt me een goed idee. Er is inderdaad nog wat geld beschikbaar, al weet ik niet of de heer Slob dat elders al heeft uitgegeven. Maar, en daarom ga ik daar ook zo snel op in, er is iets belangrijkers dan die extra middelen. Dat zijn de houding, de inzet en de inspanning. De heer Roemer zei terecht dat er in sommige gemeenten geen geld meer is, maar we weten dat op veel plekken dat geld er uiteindelijk wel is. Je moet de organisaties bij elkaar zetten, de gemeenten erbij halen, onwillige directeuren van zorgaanbieders erbij slepen en wellicht moet je als minister of als staatssecretaris nog een duwtje extra geven. Als er dan nog extra geld nodig is boven op die twee keer 75 miljoen, bijvoorbeeld die 40 miljoen die wij hebben vrijgespeeld bij de laatste onderhandelingen, hoor ik graag van het kabinet of en hoe het dat geld wil inzetten. Wat mij betreft moet het er dan bij.  De heer Slob (ChristenUnie): Natuurlijk is de houding belangrijk. Het is ook goed dat mensen beseffen wat er aan de hand is en het maximale proberen om in de nieuwe situatie de zorg te blijven leveren die geleverd moet worden. Daar hoort echter ook geld bij. Dat geld is ook belangrijk, juist als het erom gaat de werkgelegenheid overeind te houden en de mensen die zorg te laten ontvangen die ze hard nodig hebben en waarvoor ze zelf iets willen betalen. Met mooie coproducties en met wat geld vanuit de overheid erbij kun je heel mooie dingen tot stand brengen. Laten we deze dagen boter bij de vis doen. Dat is ook in het belang van al die mensen die daarnaar verlangen en die graag zien dat daarin bewegingen worden gemaakt.  De heer Samsom (PvdA): Ik kijk daar graag constructief in mee. Misschien kunnen we daar nog wel met meer naar kijken, want met z'n tweeën zijn we er nog niet. Nogmaals, het gaat dus ook om die houding. Ik hoop dat het kabinet tegen ons zegt dat het met die twee keer 75 miljoen ook lukt. We zullen zien.  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Samsom (PvdA): Het kabinet zal moeten laten zien dat het uit een ander hout gesneden is. Het moet niet afwachten, maar optreden. Het moet naast de mensen gaan staan. Het is onze plicht om in deze moeilijke tijd niemand tussen wal en schip te laten vallen. Hoe meer er wordt veranderd, hoe groter die verplichting moet worden gevoeld. Die houding wil de Partij van de Arbeid zien van dit kabinet. Ook bij het creëren van werk is die houding nodig. Een jaar geleden vroeg de Partij van de Arbeid het kabinet om extra inspanningen te plegen, bijvoorbeeld fiscale maatregelen om, zoals dat zo mooi heet, "beklemd vermogen" los te trekken, de stamrecht-bv's, maar ook energiebesparing te stimuleren, kredieten aan het mkb te verruimen en pensioenfondsen te verleiden om in Nederland te investeren. Een jaar later moet ik constateren dat er nog te veel mogelijkheden op meer en goed werk onbenut worden gelaten. De aangekondigde inspanningen om pensioenfondsen en andere beleggers over de streep te trekken, leiden nog niet tot zichtbaar resultaat. Energiebesparingsinitiatieven gaan eigenlijk nog te langzaam. Het mkb-krediet gaat te moeizaam. Ik vraag de premier om een verklaring te geven voor het feit waarom daar nog zo weinig van terechtkomt. Dit stoort mijn fractie. Zo realiseren we geen werk.  Werk ontstaat niet als een overheid zich beperkt tot faciliteren en dereguleren. Er is een overheid nodig die actief mede wil vormgeven aan een sterkere economie door zelf deel te nemen, door te investeren, door garanties te geven, door technici op te leiden of andere actoren bij de les te houden. Kijk naar de rol van de overheid bij de doorstart van Nedcar, met een heldenrol voor Maxime Verhagen. Sommige politici vonden een faillissement nu eenmaal bij de gang van zaken, bij een globaliserende wereld, horen. Het is in ieder geval niet dankzij die houding dat onze koning in juli de eerste BMW weer van de band kon laten lopen, maar het is dankzij de kracht van 1.500 vakmensen die daar prachtige auto's maken, dankzij een doortastende ondernemer en dankzij de overheid die met maatregelen zoals deeltijd-WW de herstart mogelijk maakte.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De dank aan de voormalige minister passeer ik graag door, maar laten we ook Wim van der Leegte hier niet vergeten.  Ik deel de analyse van de heer Samsom dat op het punt van het bijdragen van pensioenfondsen aan het herstel nog onvoldoende is gebeurd, om wat voor reden dan ook. Wat zou er volgens de heer Samsom nu moeten gebeuren en wat kan het kabinet nog wel doen?  De heer Samsom (PvdA): Allereerst zijn dat de dingen die er nog liggen en die, naar onze waarneming, nog tot te weinig resultaten hebben geleid. Ik geloof in het initiatief om pensioenfondsen te verleiden om hier te beleggen. Ik zag daar ook al resultaten van. Ik zie echter ook te veel mislukkingen. Ik vraag van de premier een verklaring en een inspanning om dat te verbeteren. Datzelfde geldt voor mkb-kredieten. Ik kan niet zeggen dat ik weet hoe ingewikkeld het is, maar ik hoor het wel vaak. Ik snap wel dat dit niet zomaar in een keer uit de grond getoverd kan worden. Maar een jaar na dato wil ik er eigenlijk meer van zien. Hetzelfde geldt voor energiebesparingsfondsen. Ze komen mondjesmaat op gang en er zitten veel regels omheen. Ik snap dat allemaal, maar mijn ongeduld groeit ook. Er zijn te veel mensen werkloos, te veel mensen die gewoon aan een baan kunnen komen als we deze initiatieven een tandje weten te versnellen. Dat is mijn aansporing aan het kabinet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Wij maken geen banen, zo zei de minister-president vanochtend nog. Ja, ik moet een vraag aan de heer Samsom stellen. Dat begrijp ik heel goed. Ik zie u al kijken, voorzitter. Ik ga hem vragen wat hij van die uitspraak vindt. De minister-president voegde er namelijk nog iets aan toe: als je dat wilt, dan moet je in een communistisch systeem gaan leven. Nu vraagt de heer Samsom om meer ambitie en meer daadkracht op dit punt. Zou het kunnen dat die er niet was omdat de overheid in de visie van het kabinet daarin geen doorslaggevende rol kan spelen? Met andere woorden: is er sprake van een ideologische opvatting als wordt gezegd dat de overheid geen banen maakt?  De heer Samsom (PvdA): Ik denk het niet, en ik hoop het ook niet. Ik zag het ergens gequoot staan. We hebben weleens eerder meegemaakt dat de premier in al zijn enthousiasme scherpe uitspraken deed over wat er allemaal wel en niet kan. In dit geval was het de uitspraak: we zijn hier geen communistische staat. Dat ben ik overigens geheel met hem eens. Aan de andere kant staat dan een overheid die alleen maar op marktwerking en deregulering leunt. Volgens mij is er iets tussen "alleen marktwerking" en "de communistische staat". Wat ertussen zit, zou je "sociaaldemocratie" kunnen noemen, of "sociaal liberalisme" of misschien wel "groene sociaaldemocratie". Dat zijn politieke stromingen die geloven dat een overheid ook een verschil kan maken, los van alleen de markt, los van alleen de regels en los van alleen de fiscale situatie. Als overheid zelf optreden, zelf je er actief mee bemoeien, dat kan een verschil maken. We hebben het gezien. We hebben het ook beloofd gekregen van de regering. Ik wil nu ook resultaten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): "Hear, hear!", zo hoor ik achter mij. Ik sluit me daar graag bij aan. Ik heb niet die tegenstelling gecreëerd tussen een overheid die banen maakt en een communistische samenleving. Ik ben blij met de opvatting dat dit kabinet meer zou moeten doen. Hoort daar dan ook niet bij dat je niet alleen erkent dat de banen uit de markt moeten komen, maar wel degelijk ook dat je je als overheid moet inspannen, meer wellicht dan het kabinet tot nu toe heeft gedaan, om werkgelegenheid — ik heb het over banen in de thuiszorg, in het onderwijs, uiteraard ook in de markt, waar dan ook — te creëren?  De heer Samsom (PvdA): Dat ben ik geheel met u eens. Vandaar ook mijn vraag. Overigens gaat het over meer dan alleen maar méér banen. Het gaat ook over goed werk. Een van de initiatieven waarop ik heel trots ben, is het feit dat we als overheid schoonmakers gewoon weer in dienst nemen, omdat we hen niet in opdracht van Asito of CSU door de gangen willen jagen. Sterker nog, tegenwoordig worden zij pas als het donker is, ingezet omdat "we" hen eigenlijk niet willen zien. Dat kan niet in een samenleving waarin iedereen erbij hoort. Ook schoonmakers, cateraars en beveiligers zijn onderdeel van ons team, van wat wij met zijn allen doen. Ik ben er trots op dat het kabinet die stap heeft gezet. Ik hoop dat veel gemeenten die stap willen volgen en dat ook andere werkgevers dat willen doen. Zo immers creëer je de inclusieve samenleving waar we zo voor staan.  De heer Roemer (SP): Met dat laatste ben ik het nu eens een keer hartgrondig eens. Ik ben blij dat men het hierachter ook vindt. Ik hoor de heer Samsom vanaf 2012 steeds, en terecht, zeggen: banen moeten er komen, banen moeten er komen. We hebben het net al gehad over het verlies van tienduizenden banen in de zorg. Laat ik een andere tak van sport pakken: de bouw. De woningcorporaties vormen een van de belangrijkste opdrachtgevers in de bouw. Ze zijn ook heel consequent. Woningcorporaties hebben altijd gezorgd voor niet alleen voldoende huurwoningen maar ook voor duurzaamheid en energiebesparende maatregelen. Dit jaar is dat drastisch naar beneden gegaan vanwege die verschrikkelijke verhuurderheffing, een ordinaire belasting voor het spekken van de staatskas. Het voorstel dat we vorig jaar lanceerden, was nu juist bedoeld om het om te zetten in een investeringsplicht. Werkgeversorganisaties waren zeer tevreden, de vakbeweging was zeer tevreden en zelfs de PvdA-minister van Sociale Zaken zag er heel veel in. Toch is het nog steeds niet doorgegaan. Kunnen we in de komende tijd, in de begroting voor volgend jaar, nu eens een begin maken door een deel ervan om te zetten in een investeringsplicht, wat tienduizenden banen in de bouw oplevert?  De heer Samsom (PvdA): Dit is eigenlijk de discussie over de begroting van vorig jaar of, beter gezegd, de discussie over het herfstakkoord van vorig jaar. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij een deel van de verhuurderheffing inderdaad omzetten in iets anders: 400 miljoen voor energiebesparing. Niet voor niets ben ik zo getergd door de langzame start van het energiebesparingsfonds, want dit treft met name de woningbouwcorporaties. Ik hoor graag van het kabinet of de woningbouwcorporaties daar volledig aan willen en kunnen meewerken, want misschien is daar nog wel iets te versnellen. Wij hebben ook nog een andere belastingverlichting voor ze doorgevoerd. Wij hebben die maatregelen dus wel degelijk genomen, maar het zijn er niet zoveel als de heer Roemer zou willen. Dit is de politiek van kleine stapjes voorwaarts. Wij hebben echter wel degelijk gezien dat woningbouwcorporaties onder druk staan en dus weinig bouwen en verbouwen. Met extra middelen en een lastenverlichting proberen wij dit tij te keren. Net als de heer Roemer ben ik heel benieuwd naar de resultaten en daarom ben ik erg getergd door het feit dat die zo lang uitblijven.  De heer Roemer (SP): De kleine stapjes voorwaarts zijn nog slechter dan de stappen tijdens de processie van Echternach; om die nog maar eens te noemen. Door de enorme verhuurderheffing zetten wij namelijk een grote stap achterwaarts. Als wij het volledige bedrag zouden omzetten naar een investeringsplicht, zou dat betekenen dat er minder woningnood is en dat er veel meer in duurzaamheid geïnvesteerd kan worden. Dan doen woningcorporaties weer waartoe ze in het verleden ook in staat waren, namelijk wijkvoorzieningen bouwen in krimpgebieden. Dat is nu allemaal komen te vervallen. Bovendien levert ons dat 80.000 banen op. Mijnheer Samsom, ik weet dat degenen met wie u het woonakkoord hebt afgesloten, niet willen dat u met mij zaken doet. Maar doe het dan voor de 80.000 bouwvakkers die een baan willen hebben. Doe het dan voor datgene waar u eigenlijk ook voor staat, namelijk banen en duurzaamheid in de bouw en het oplossen van woningnood.  De heer Samsom (PvdA): Ik verschuil mij graag achter compromissen met andere partijen, maar de verhuurderheffing stond gewoon in het verkiezingsprogramma van de PvdA. Sterker nog, de heffing was in ons verkiezingsprogramma iets hoger ingeschaald dan die in de realiteit uiteindelijk uitvalt. De Partij van de Arbeid koos ervoor om ook bij de huren iets te veranderen. Wij zien namelijk dat er in de woningbouw, bij de woningbouwcorporaties, veel meer mis is gegaan in de afgelopen jaren. Daar hebben wij het hier met z'n tweeën nog niet over gehad en dat zou ook voorbarig zijn. Er is dus veel meer misgegaan. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar het rapport van de enquêtecommissie daarover. Ik denk dat wij in de toekomst, wellicht samen, stappen kunnen zetten om die misstanden te herstellen. Het gaat daarbij om meer dan geld alleen. Dit was dus geen compromis met andere partijen, maar de uitvoering van hetgeen wij in ons eigen verkiezingsprogramma aan de kiezers hadden voorgelegd.  De heer Roemer (SP): De heer Samsom probeert mijn vragen elke keer te ontwijken. Het is jammer dat hij deze kans op zo verschrikkelijk veel banen in de bouw, tienduizenden, laat liggen, terwijl een groot deel van zijn achterban en de vakbeweging daar voorstanders van zijn. Ook de werkgevers en heel het maatschappelijke middenveld vinden dit een heel goed plan. Het is jammer dat de Partij van de Arbeid achterblijft, want dit is een kans voor de PvdA om banen te creëren en daar strijden wij samen voor. Jammer!  De heer Samsom (PvdA): Ik probeerde deze vraag ook te ontwijken om niet terug te keren naar een enigszins pijnlijk thema. Wij hebben deze discussie namelijk al eens eerder gevoerd. Het Centraal Planbureau heeft dit doorgerekend en daar bleef niets van over. Ik kan het niet mooier maken dan het is, maar er bleef niets van die banen over. Misschien is het berekend met modellen en toestanden, maar als de heer Roemer zich daarop beroept, moet ik zeggen: het klopte niet, helaas.  Ik had het over werk creëren door een actieve overheid. Daarvoor kunnen wij kijken naar de Eemsdelta. De commissie-Willems heeft de overheid geadviseerd om daar niet alleen de regels aan te passen, maar ook om te bemiddelen en actief op te treden tussen private partijen en om met garanties en investeringen de nodige extra financiering los te krijgen. Zo zijn er talloze voorbeelden. Wij vroegen al in een eerder debat aandacht voor het reeds genoemde Pact van het Noorden. Ik ga nu niet al die voorbeelden doornemen, maar ik vraag het kabinet om de juiste instelling bij al deze initiatieven en plannen. Het kabinet moet niet achteroverleunen en niet menen dat de markt het werk wel in zijn eentje doet, maar actief optreden. Het kabinet moet de markt helpen om iedere kans op een baan te verzilveren. Want al gaat het langzaam wat beter met Nederland, thuis merkt men er nog te weinig van. Wij willen dat iedereen het gaat merken: werk voor wie geen baan heeft, wat meer te besteden voor de meeste Nederlanders en de beste zorg voor wie zorg nodig heeft. Het kabinet moet dat verschil de komende jaren gaan maken.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Samsom vraagt onder andere aandacht voor het Pact van het Noorden, dus voor regionale banenplannen. Dat is niet de eerste keer, want wij hebben hierover samen een week voor het zomerreces een motie ingediend, waarin wij het kabinet vragen daarmee aan de slag te gaan. Deze motie is aangenomen en is het dan niet teleurstellend dat in de groei-en-banenbrief de regio helemaal niet voorkomt? Is dat niet een gemiste kans? Zo ja, moeten we die fout dan niet herstellen?  De heer Samsom (PvdA): Ik vraag er niet voor niets specifiek aandacht voor. Ik zie dit debat namelijk ook als een mogelijkheid om die werken-aan-groeibrief aan te vullen. Mijn collega Halbe Zijlstra deed dat in zijn termijn ook. Laten we optimaal gebruikmaken van wat de Kamer allemaal vindt en wil. Een actieve houding bij dit soort regionale plannen lijkt mij een integraal onderdeel te moeten zijn van het beleid van de overheid op het gebied van werk.  De heer Slob (ChristenUnie): Die groei-en-banenbrief is prachtig, maar de opdracht aan het kabinet is dus: de regio, de regio, de regio! Die opdracht moet er ook in en dat bent u vergeten te doen. Laten we dat even herstellen.  De heer Samsom (PvdA): Als u het zo formuleert, dan zal de premier er morgen ongetwijfeld op reageren. Ik had het idee dat de groei-en-banenbrief of de werken-aan-groeibrief vooral bedoeld was om allerlei nieuwe dingen in op te schrijven. Deze opdracht is misschien al wel gewoon onderdeel van het beleid van het kabinet. Als dat zo is, dan wil ik er in ieder geval meer van terugzien. Wij zijn ongeduldig, want wij willen voor het Noorden iets kunnen betekenen. Er liggen plannen: laat zien dat er verschil gemaakt kan worden.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik deel de urgentie die de heer Samsom uitspreekt. We moeten inderdaad investeren. Investeren kost echter ook geld. Wat hij in feite wil doen, is een aanvulling op het verhaal van de heer Zijlstra, die niet aan de grassprietjes wilde gaan trekken. Wat de heer Samsom wil, is die grassprietjes water geven en wel met water van de overheid. Dat betekent dat dit geld ergens gevonden moet worden. Ik zie dat geld niet terug in de begroting en de pensioenfondsen verleiden is een mooi idee, maar verleiden doe je alleen door ze een goed rendement te garanderen. Het betekent dat de heer Samsom eigenlijk anticyclisch moet gaan investeren en dat hij bereid moet zijn om daar extra geld voor vrij te maken. Ik geef een voorbeeld van hoe dat kan. De rente op de staatsleningen is hartstikke laag en daar kan dus nog wel wat bij om echt anticyclisch te investeren. Bedoelt hij dat met "investeren" of zijn het allemaal praatjes voor de vaak?  De heer Samsom (PvdA): Nee, maar ik bedoel ook niet te zeggen dat groei realiseren door schulden te maken een goed idee is. Dat is iets waar je sociaaldemocraten niet op kunt betrappen. Er is niets links aan een grote staatsschuld achterlaten voor toekomstige generaties. Het opmaken van geld dat er niet is, is bovendien niet zo heel verstandig. Je kunt veel beter op zoek gaan naar geld dat er nog wel is, bijvoorbeeld bij pensioenfondsen en vermogens van particulieren. Die worden nu dan ook gestimuleerd om hun vermogens eerder in te zetten.  Verder kun je ook kijken naar geld dat al in de begroting is vrijgemaakt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft 20 miljoen vrijgemaakt voor dat plan voor het Noorden. De heer Slob en ik bespraken net dat er ergens 40 miljoen beschikbaar is. Of we dat geld kunnen inzetten, weet ik niet, maar je hoeft er geen nieuwe obligaties voor uit te geven. We zouden dat geld goed kunnen aanwenden voor het creëren van meer banen. Ik heb het over een houding, over inzet, over een activistische opstelling van dit kabinet bij het creëren van meer banen. De heer Zijlstra had het er op zijn manier ook over, want hij ziet — overigens ben ik dat best met hem eens — dat werkgevers meer mensen aannemen als je regels en belemmeringen wegneemt. Wij zitten in een coalitie waarvoor geldt: als de een het een wil en de ander het ander, dan komen we soms uit op wat we allebei gaan doen. Dat zou in dit geval misschien alleen maar goed zijn, want hoe meer banen, hoe beter.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Als je anderen wilt verleiden, bijvoorbeeld vermogensbeheerders of pensioenfondsen, dan moet je hun een extra rendement kunnen garanderen. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanleg van een weg in Drenthe. Men heeft er daar namelijk voor gezorgd dat het pensioenfonds dat in die weg heeft geïnvesteerd, kan rekenen op een goed rendement. Er moet dus geld bij en dat is geld van de overheid. Als je dat geld creëert door extra te lenen, maak je geen schulden voor volgende generaties, maar investeer je in een basis om al die schulden af te betalen die in het verleden, ook door de Partij van de Arbeid, zijn gemaakt.  De heer Samsom (PvdA): Bij pensioenfondsen gaat het echt om iets meer dan dat. Pensioenfondsen zijn bijvoorbeeld huiverig om te beleggen in de Nederlandse woningbouw, omdat die leningen nergens doorverkocht kunnen worden. Daar schijnen pensioenfondsen nogal aan te hechten, want hun uitstaande investeringen moeten wel ergens een waardering krijgen, anders hebben ze er geen rendement op. Een nationaal investeringsinstituut zou dan ook kunnen helpen om dat soort investeringen een verkoopbare status te geven. Dan gaan pensioenfondsen wél in Nederland beleggen. Makkelijk is het niet. Ik ben de laatste om te zeggen dat het zomaar simpel kan, want je ziet hoe pensioenfondsen aarzelen. Je ziet overigens ook hoe wij allemaal, als deelnemers in het pensioenfonds, gewoon een hoog rendement willen en niks anders dan dat. Eenvoudig is het dus niet. Maar ik denk dat er meer kan en dus ook meer moet dan er op dit moment gebeurt, zonder nieuwe schulden te maken, zonder geld uit te geven dat er niet is, maar gewoon met de politiek zoals die hoort te zijn: optreden daar waar nodig.  De voorzitter: Tot slot, mijnheer Klein.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Wat overblijft van deze woorden: je mag geen schulden maken, je mag er geen geld bij doen, maar er moet toch "iets meer". Ik begrijp het zo dat de heer Samsom "iets meer" in de lucht laat hangen. Het zijn maar lege woorden. Geld mag het niet worden, schulden maken mag ook niet, dus waar wil mijnheer Samsom het vandaan halen?  De heer Samsom (PvdA): Wij draaien in cirkels rond. Zoals ik eerder zei, is er bijvoorbeeld al 20 miljoen voor het Noorden en is er 40 miljoen boven op het geld dat vrijgemaakt was voor bijvoorbeeld de banen in de thuiszorg. Er is geld; ik noemde slechts een paar voorbeelden. Wat er nu nodig is, is inzet. Die verwacht ik, omdat het mij niet snel genoeg gaat.  Voorzitter. Dit ging alleen nog om de komende jaren; belangrijk genoeg. Het kabinet moet echter ook een verschil gaan maken voor de toekomst die daarna aanbreekt, en die is langer. Hoewel de uitvoering van alle gemaakte plannen heel veel zal vergen, ook van deze bewindslieden, rust op dit kabinet ook de plicht om verder te kijken naar de toekomst, om Nederland sterker te maken voor de langere termijn, om een antwoord te geven op de allesbepalende vraag: hoe verdienen wij eigenlijk met z'n allen ons geld in 2025? Hoe ziet de samenleving er dan uit?  Wij wisten het al na de bankencrisis, en na de zomer van 2014 is het helemaal duidelijk: onze economie moet robuuster worden, minder afhankelijk van de grillen van de financiële sector en van de import van olie en gas uit Rusland of het Midden-Oosten. Dat betekent dus: meer inzetten op innovatieve maakindustrie en op familiebedrijven, door radicaler te kiezen voor techniekonderwijs en voor de stimulering van het mkb, voor duurzame technologie en voor nieuwe vormen van energie. Het betekent ook dat wij werk moeten gaan herwaarderen, ook via de belastingen. In een werkende en schone economie zijn de belastingen op werk laag en de belasting op consumptie en milieuvervuiling wat hoger. Op dit moment is het andersom. Dat is niet uit te leggen aan al die mensen die een baan zoeken.  De PvdA is daarom blij met het omvangrijke kabinetsplan om het belastingstelsel te herzien. In dat nieuwe stelsel moet werken meer gaan lonen. Dat is rechtvaardig, het zorgt voor ten minste 100.000 banen extra en leidt dus tot minder werkloosheid. Mensen die werken, gaan minder belasting betalen en krijgen een groter deel van wat zij verdienen zelf in handen. Het wordt dus ook goedkoper voor bedrijven om werknemers in dienst te nemen. Zo keren wij de trend dat schoonmakers, bouwvakkers en mensen die werken in de thuiszorg met onzekere flexbanen genoegen moeten nemen. Ook zij kunnen dan gewoon weer in loondienst met een fatsoenlijk arbeidscontract.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is natuurlijk een mooie droom die de heer Samsom hier schetst, maar gezien de brieven van het kabinet en de Miljoenennota, staat er tot nu toe nog niets concreet op papier om het daadwerkelijk mogelijk te maken dat datgene wat wij in overvloed hebben, namelijk arbeid, goedkoper wordt en datgene wat schaars is, duurder. Daar is nog geen begin mee gemaakt. De heer Samsom heeft waarschijnlijk mijn interruptiedebatje met de heer Zijlstra gehoord. De heer Zijlstra zei daarin dat hij ervoor openstaat om te kijken naar grondstoffenbelasting. Dat moet het groene hart van de heer Samsom toch harder doen kloppen, net als dat van mij? De kansen zijn er dus kennelijk om nu ook de verduurzaming van het belastingstelsel vorm te gaan geven. Gaat het gebeuren?  De heer Samsom (PvdA): Als het aan ons ligt wel, en als het plan van het kabinet in de juiste aarde valt, als het bijvoorbeeld op het juiste draagvlak in de Kamer valt, zouden wij daarvan best iets terug kunnen zien. In detail staat het er niet in. Mevrouw Thieme zei net dat er niets van te zien is, maar er is heel veel van te zien. Wij zien een enorme belastingschuif, van 10 miljard, en een nettolastenverlichting van 3 tot 5 miljard. Bij elkaar gaan de lasten op arbeid dus 13 tot 15 miljard euro omlaag. Dat is nog nooit vertoond. Het is ook hard nodig.  En ja, een deel daarvan, welk deel precies gaan we met z'n allen bespreken, zou terecht kunnen komen in consumptie of milieuvervuiling, bijvoorbeeld door in de btw wat tarieven te harmoniseren of uitzonderingen te schrappen. Dat is een voorbeeld dat wordt genoemd: hartstikke concreet. Het wordt nog niet morgen ingevoerd, maar is wel nu al klaar om in te voeren zodra de lastenverlichting er is. Die is namelijk wel nodig, daar staat mijn partij pal voor.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik vind het heel erg belangrijk dat ik hoor wanneer wij de concrete plannen te zien krijgen. Dat vraag ik aan het kabinet. Ik lees echter nu al in de brief over het belastingplan dat er wat betreft de grondstoffenbelasting vooral gewezen wordt naar de Europese Unie. Het moet op Europees niveau gaan gebeuren. We gaan het niet nationaal doen, terwijl we op nationaal niveau tot wel 5 miljard euro zouden kunnen besparen op allerlei vrijstellingen, zoals verlaagde tarieven voor de gasgrootverbruikers, verlaagde tarieven voor de glastuinbouw en vrijstellingen voor de energie-intensieve industrie. Dat zijn allemaal nationale vrijstellingen die we nu al zouden kunnen aanpakken. Ik neem aan dat de heer Samsom tegen dit kabinet zegt: de PvdA-fractie gaan er niet mee akkoord dat er simpelweg alleen maar wordt gewezen naar Europa en dat daar eventueel moet worden gekeken naar een grondstoffenbelasting; nee, wij zullen in Nederland afkomen van die vrijstellingen.  De heer Samsom (PvdA): Dat lijstje is illustratief, want het grootste bedrag erop betreft de vrijstelling op kerosine. Dat is niet eens een Europees probleem; het betreft een wereldwijde afspraak in een verdrag ergens ver weg in Montreal afgesloten. In dat verdrag hebben alle landen ter wereld met elkaar afgesproken — of ik het nou leuk vind of niet; ik kreeg geen gelijk — dat kerosine vrijgesteld is van accijns en zelfs van btw. Tja, dan heb je inderdaad een enorm lagere last op die brandstof. Ik zou die graag willen verhogen. Vliegen binnen Nederland vind ik sowieso niet zo heel verstandig; vliegen doe je vooral internationaal en daar zullen we dus echt internationaal afspraken over moeten maken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb het niet over de vrijstelling voor kerosine. Die is inderdaad 1,7 miljard euro, daar zijn op Europees, internationaal niveau afspraken over gemaakt. Daar heb ik het niet over; ik heb het over de 3,5 miljard aan vrijstellingen die op Nederlandse grond, hier, worden vastgesteld door dit kabinet en die door dit kabinet nog steeds worden geaccepteerd. Ik heb het over het verlaagde tarief voor gasgrootverbruikers van 1,5 miljard, over het verlaagde tarief voor de glastuinbouw van 90 miljoen en het verlaagde tarief voor elektriciteitsgrootverbruikers van nota bene 1,8 miljoen euro. Dat zouden we nu kunnen bezuinigen. Daar zouden we verlaagde belasting op arbeid mee kunnen bekostigen. Ik vraag de heer Samsom nogmaals of hij bereid is om te kijken naar deze nationale vrijstellingen, die we volgens het Planbureau voor de Leefomgeving nu kunnen en moeten afschaffen.  De heer Samsom (PvdA): Ook daar geldt echt een internationale context. Wij stellen bedrijven vrij van tarieven die we zelf vrij hoog hebben gesteld voor kleinverbruikers. Daar ben ik overigens trots op, want dat stimuleert ons allemaal tot enige energiebesparing. Sommige bedrijven echter, bijvoorbeeld Tata Steel, concurreren in de internationale wereld. Mevrouw Thieme spreekt over banen. Bij Tata Steel werken ongeveer 6.000 mensen. Dat zijn 6.000 heel goede redenen om nog even na te denken over de snelle afschaffing van die vrijstellingen. Dan zitten we namelijk met een groter probleem. Graag werk ik samen met mevrouw Thieme om de milieulasten wat te verhogen en de lasten op arbeid wat te verlagen. Over die koers verschillen wij niet van mening. Ik kijk echter ook naar ons bedrijfsleven en de mensen die daar werken. Ook die gun ik een goede toekomst.  De voorzitter: Tot slot, mevrouw Thieme.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dit zijn exact de woorden die de heer Samsom een aantal jaar geleden hoorde toen hij daarboven op de publieke tribune zat. Destijds hoorde hij de politici zeggen: we gaan eerst meer geld verdienen; we moeten eerst de concurrentiepositie van Nederland verbeteren voordat we aan het milieu toekomen. Toen zei de heer Samsom, op die tribune: ik zou nu het liefst naar beneden springen omdat de urgentie om iets aan het klimaat te doen zo groot is; de mensen daar beneden in de plenaire zaal weten helemaal niet waarover zij het hebben. Ik hoor nu de heer Samsom exact hetzelfde zeggen als die politici destijds. De idealen zijn dus gestrand, omdat de heer Samsom zo graag wil samenwerken met de VVD, een van de meest milieuonvriendelijke partijen van dit land. Zo zonde!  De heer Samsom (PvdA): Ik herken de anekdote, want ik heb die zelf meegemaakt. Het betrof echter de walvisjacht en inmiddels zijn we heel veel stappen verder in het voorkomen daarvan, mede dankzij de zeer brede inzet hier. Het was dus toch een ander voorbeeld.  De heer Pechtold (D66): De heer Samsom sprak zojuist in juichende superlatieven over het belastingstelsel. Hij sprak over de effecten van 100.000 banen en over de enorme inkomstenbelastingverlaging die daaruit voortkwam. Hij had het over een fantastische plan. Waar is dat plan?  De heer Samsom (PvdA): In de brief van 26 kantjes die u gisteren kreeg! Voordat u die brief kreeg, sprak u er nog schande van dat die brief er niet was. Nu is wat in die brief staat een schande en ik heb zomaar het vermoeden dat als ik nu een antwoord geef, het ook niet genoeg is. Volgens mij moeten wij vandaag proberen om op dit punt tot elkaar te komen. In die brief staat de ambitie, het plan, om de lasten op arbeid te verlagen met 13 tot 15 miljard euro. Deels is dat geld te vinden door elders lasten te verhogen, dat klopt, bijvoorbeeld lasten op consumptie of milieuvervuiling. Het kan ook door het aanpakken van schijnconstructies, ontduikingsmogelijkheden, ontwijkingsmogelijkheden, ook wel met een mooi woord "aftrekposten" genoemd. Daarvan kun je er heel veel schrappen. Dat levert geld op en dat kun je vervolgens weer inzetten om ondernemers te stimuleren om mensen aan te nemen. Ondernemerslasten verlagen is dus een integraal onderdeel van dat plan. Zo kun je met elkaar komen tot een nieuw belastingstelsel waarin werk meer loont, waarin de economie sterker wordt en waarin wij vermogens wat rechtvaardiger belasten; daarover had de heer Pechtold eerder al een debatje met de heer Zijlstra. Zo kunnen wij verder komen.  De heer Pechtold (D66): Zo concreet als de heer Samsom nu de effecten beschrijft, zo vaag is hij nu ook over de manier waarop wij dat gaan doen. Dit is geen discussie die gisteren per brief gestart is. Deze discussie is twee jaar geleden gestart. Vanuit de Kamer is nu een aantal keren gevraagd om concreet te zijn. Ik heb een aantal vragen aan de heer Samsom, vragen die ik ook aan zijn collega Zijlstra heb gesteld. Zijn er voor de PvdA taboes op het gebied van de toeslagen? Zijn er voor de heer Samsom ook mogelijkheden om niet alleen te kijken naar meevallers, zoals de minister van Sociale Zaken zegt, maar ook naar de manier waarop de stijgende overheidsuitgaven beperkt kunnen worden, om zo tot die miljarden te komen? En is de heer Samsom het met mij eens dat wij voor een verantwoorde behandeling van de begroting voor 2016 in het vroege voorjaar, in februari, de discussie in de Kamer moeten kunnen starten?  De heer Samsom (PvdA): Een willekeurige datum! Ik zal de vragen alle drie langslopen. Nee, er zijn geen taboes op toeslagen. Ook mijn fractie heeft al eerder aangegeven dat zij een einde wil maken aan de toeslagenfabriek, zoals die wat oneerbiedig wordt genoemd ten opzichte van alle ambtenaren die er op dit moment zo hard mee werken en worstelen. Zo kunnen wij nu van 99% van de kinderopvangtoeslag af door die direct aan de instellingen uit te keren. Dat levert een heleboel voordelen op. Verder kennen wij geen taboes, maar hebben wij wel principes. Wij willen dan ook dat inkomensverdeling die wij in dit land voor elkaar hebben gebokst, blijft zoals die is. Niet tot op elk detail — dat gaat niet, die discussie hadden wij al eerder met elkaar — maar wel in grote lijnen. De heer Zijlstra legde het heel treffend uit: als je wilt toeslaan op het gebied van de zorgtoeslag, zul je toch ook echt moeten kijken naar het verhogen van bepaalde uitkeringen om ervoor te zorgen dat die mensen niet getroffen worden. Die zoektocht is niet af, onder andere omdat die ingewikkeld is, maar ook omdat u er nog aan mee moet of mag doen, wat u wilt. Zodra die zoektocht af is, is die onderdeel van ons plan.  De heer Pechtold (D66): Wij worden zo langzamerhand concreter. Wij zitten nog niet op de datum die wij moeten halen voor de begroting van 2016, want dan moet je toch op 1 april de belangrijkste maatregelen genomen hebben als je een goed parlementair proces wilt. Ik zie de ministerie van Financiën ja knikken; het kwam tenminste erg als een "ja" over. Dan moet je dus 1 februari wel halen.  Maar nu concreter. De toeslagen zijn bespreekbaar, maar PvdA-minister Asscher was verantwoordelijk voor de huishoudentoeslag. Daaruit moest 1,3 miljard komen, maar dat lukte in het eerste jaar al niet. Ik aarzel dus of het dadelijk gaat lukken om in dezen met dit kabinet concreet te worden, want het lukt uw eigen minister op dit moment niet. Mijn tweede vraag beantwoordt u ook niet: gaan wij het alleen in de meevallers zoeken of is de PvdA ook bereid om verder te snijden in de stijgende rijksoverheidsuitgaven, om ervoor te zorgen dat wij die loonbelasting, waaruit de werkgelegenheid voortkomt, ook kunnen realiseren?  De heer Samsom (PvdA): In een deel van zijn vraag was de heer Pechtold in discussie met zichzelf en hij heeft zichzelf overtuigd, merk ik.  De heer Pechtold (D66): Nog 149 te gaan, waarvan ik er 11 ...  De heer Samsom (PvdA): ... een beetje onder controle heb. Nee, excuses voor die opmerking. Er was geen gedetailleerder plan denkbaar dan de huishoudentoeslag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De heer Pechtold zei het zelf al: toch lukte het niet om hem heel snel in te voeren. Sommige dingen zijn nou eenmaal ingewikkeld; ik hield net al een heel betoog over het creëren van banen. 1 januari of 1 februari aanstaande, of wat de heer Pechtold dan ook noemt: volgens mij heeft hij met het eerste deel van zijn vraag het tweede deel beantwoord. Laten we kijken hoe snel we kunnen gaan. Wat mij betreft is sneller altijd beter dan langzaam, maar het moet wel zorgvuldig gebeuren.  Over hoe we dat geld bij elkaar krijgen, staat al iets in de brief. Het gaat om 3 miljard tot 5 miljard nettolastenverlichting. Wat de PvdA-fractie en het kabinetsplan betreft, gaat dat dus om meevallers. Dat heeft te maken met de discussie die we al eerder hadden. Stel dat de heer Pechtold de stoute schoenen aantrekt en nu nog 3 miljard tot 5 miljard wil bezuinigen — het lukte de heer Buma ook niet zo goed — dan raakt dat de inkomens in dit land hard. We hebben dat eerder gezien. Het is weer te compenseren, maar dan zal de heer Pechtold weer verdere lastenverlichting moeten creëren, waardoor hij in zijn eigen zeil blaast en het bootje niet vooruit gaat. Het kabinetsplan is verstandig en een mooi compromis tussen de VVD en de Partij van de Arbeid, op vele vlakken. Het gaat uit van 13 miljard tot 15 miljard lastenverlichting op arbeid, waarvan 3 miljard tot 5 miljard nettolastenverlichting. Voor het tempo waarin we dat kunnen doen, hebben we enigszins hulp nodig van een aantrekkende economie. Dat staat in de brief en vind ik een verstandige werkwijze.  De heer Pechtold (D66): De kritiek van het kabinet op de commissie-Van Dijkhuizen, waarin dit allemaal bedacht is, is dat het papieren banen zijn, 140.000 in aantal. Het kabinet komt nu met 100.000 banen, wederom van papier, als het zo uitkomt als in de algemeenheden waarin de heer Samsom blijft vervallen. De datum waarop het kabinet met de plannen komt, wordt door de heren Samsom en Zijlstra op de lange baan geschoven. Ik vraag nu naar een aantal concrete zaken. Ik ben blij dat de toeslagen bespreekbaar zijn, maar ik vind het jammer dat er alleen wordt gekeken naar de meevallers.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Ik zeg niet dat er 3 miljard tot 5 miljard uit bezuinigingen moet komen, maar vraag of het mogelijk is om de stijgende overheidskosten voor een deel af te tikken.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Is dat een taboe? Dat is mijn vraag, en verder toch concreter: is de heer Samsom het met mij eens dat er in het vroege voorjaar helderheid moet zijn als je het op z'n minst in 2016 wilt invoeren? Voorzitter, dit was mijn laatste poging.  De heer Samsom (PvdA): Of het nou is in het vroege of late voorjaar; ergens in 2015 moet er wel helderheid zijn als je in 2016 iets wilt. Dat klopt. De laatste helderheid over de begroting van komend jaar was er overigens in augustus van dit jaar. Je kunt er wat langer mee wachten, maar dat is niet verstandig. Wat mij betreft doen we het dus zo snel mogelijk. Er zijn geen taboes, maar dit belastingplan, de belastingbrief, is wel gebaseerd op uitgangspunten en principes, namelijk dat de bereikte inkomensverdeling in dit land zo blijft als die is. Dat vinden we rechtvaardig. Het kan zijn dat de heer Pechtold briljante ideeën heeft om 3 miljard tot 5 miljard te bezuinigen op de stijgende overheidsuitgaven, vaak voor zorg en sociale zekerheid, zonder de kwetsbaren hard te raken. Ik wacht die ideeën met spanning af, maar ik heb ze nog niet gezien. Afgelopen augustus zat hij aan tafel en toen deed hij daarvoor geen voorstellen. Het voorjaar daarvoor heb ik ze ook niet gezien.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vind het ook belangrijk dat er snel een nieuw belastingstelsel is; ik dacht zelf aan 1 februari 2015. Dat is misschien een goed idee, maar ik vind het eigenlijk nog belangrijker dat het belastingstelsel goed wordt herzien. Dat hangt heel erg af van het doel dat je jezelf stelt. Als ik de brief goed heb gelezen, zegt het kabinet drie dingen: het moet minder complex zijn, meer werk opleveren en groei genereren. Is het een idee om daaraan twee expliciete doelstellingen toe te voegen? Het moet groener, want we moeten de economie op een groen transitiespoor zetten. Het moet daarnaast eerlijker; we moeten oneerlijke inkomensverschillen corrigeren, want met name aan de top rijzen de inkomens op dit moment de pan uit. Dat het minder complex moet en tot meer banen moet leiden is hartstikke goed, maar het moet dus ook eerlijker en groener. Zou dat een idee zijn?  De heer Samsom (PvdA): Daar ben ik heel erg voor, maar "groener" zit impliciet besloten in "meer groei" en "meer banen". U en ik zijn zelfverzekerd wat onze idealen en uitgangspunten betreft; wij weten dat een economie sterker wordt als je arbeid wat minder belast en consumptie wat meer. Wij zien dat gebeuren, niet alleen in Nederland maar ook in landen die ons in dat voorbeeld zijn voorgegaan. Ik ben ervan overtuigd dat het uitgangspunt van meer werk en meer groei ook betekent dat je moet durven verschuiven van arbeid naar consumptie. Dat is een groener belastingstelsel en daarin kunnen we elkaar dus vinden.  Op het punt van "eerlijker" sprak u over de topinkomens. Die zijn beter aan te pakken met een Wet normering topinkomens, want fiscaal is dat geld niet meer uit de handen te slaan. Daarom voeren we die wet in. Dat is een beter middel om een eerlijke inkomensverdeling te krijgen. In de discussie die de heer Zijlstra met u of uw collega's voerde, kwam al naar voren dat vermogen in dit land onrechtvaardig wordt belast. Als je het op de bank zet en je daarvoor 1% rente krijgt, dan betaal je belasting alsof je 4% winst maakt. Als je ermee op de beurs speelt en je 10% of 15% rendement pakt, dan betaal je ook belasting alsof je slechts 4% rendement hebt gemaakt. Wij willen kijken of het mogelijk is om dat rechtvaardiger te belasten. Dat is een belangrijk uitgangspunt en ik ben blij dat het erin staat.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Met dat laatste ben ik het heel erg eens: het gaat vooral, in eerste instantie, om de belasting op vermogens en om de reële rendementen die op vermogens worden gehaald. Ik heb de heer Zijlstra dat ook horen zeggen vandaag, dus daar komen we wel uit. De manier waarop de verlaagde lasten op arbeid worden gefinancierd, wordt door het kabinet echter nog heel erg opengehouden, voor zover ik begrepen heb uit de brief. Een van de mogelijkheden is om dat met "groene" heffingen te doen. Ik zou nu juist graag willen dat wij dat niet als een van de vele opties in de toekomstige modellen zetten, maar dat het een expliciete doelstelling is, omdat dat de manier is om onze economie op een groen spoor te zetten.  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben voor geen enkele optie een expliciete doelstelling gemaakt of de deur op slot gezet. Dat is nu juist de kunst van het maken van compromissen in de politiek. Ik nodig u uit om daaraan mee te blijven doen. U hebt al eerder laten zien dat GroenLinks daartoe in staat is en dat ook graag wil, waarvoor mijn waardering. Ook hier kan dat. U kunt aan tafel gaan zitten. Ik weet niet hoe de heer Wiebes de tafel gaat organiseren. Het kabinet is goed in de chaotische toestanden daaromheen en heeft daar veel oefening in, dus dat gaat lukken. Als u aan die tafel terecht bent gekomen, aarzel dan niet om in te brengen wat u een verstandige schuif vindt in het belastingstelsel. Misschien krijgt u ons wel aan uw zijde, al is GroenLinks op sommige punten altijd wat radicaler. Zo komen wij samen tot de juiste mix van een sterke en groene economie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben blij met de vaststelling dat GroenLinks op sommige punten altijd wat radicaler is. Dat vind ik zelf ook, maar het is goed om dat nog eens uit de mond van de heer Samsom te horen. GroenLinks wil altijd aan tafel, maar dan is het belangrijk dat je inzet op datgene wat je wilt bereiken, in dit geval de herziening van het belastingstelsel, en dat daarover overeenstemming bestaat. Vandaar mijn pleidooi, mijn beroep op de heer Samsom maar via hem ook op het kabinet, om de groene transitie niet alleen maar als een mogelijk instrument van heffing te gebruiken, maar ook op te nemen als doelstelling voor de hele operatie.  De heer Samsom (PvdA): Daar aarzel ik. Laat ik het maar harder zeggen: dat zou ik niet doen. Precies vanwege het debatje dat u eerder met de heer Zijlstra had. Helaas is het niet altijd lineair beter voor de economie om radicaal te vergroenen. De heer Vendrik heeft dat al mogen ervaren toen hij samen met de VVD probeerde om een groener belastingstelsel te maken, radicaal, zoals wij GroenLinks kennen. Het aantal banen dat daardoor vernietigd werd, omdat fabrieken zich verplaatsten, was angstaanjagend. Als wij het zo hard opnemen als doelstelling, bereiken wij niets. Het is echter wel onderdeel van het proces van het creëren van meer werk en het sterker maken van onze economie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er zit een heel groot gat in dat hele voornemen tot de belastinghervorming. Het wordt gedekt door mogelijke toekomstige meevallers. Wij weten pas aan het eind van een jaar of er in dat jaar mee- of tegenvallers zijn geweest. Voor het begin van het jaar boek je bijvoorbeeld op de zorg een bezuiniging in. Aan het eind van het jaar weet je of je het afgelopen jaar eigenlijk de belastinghervorming had moeten invoeren. Dus de grote vraag is: wanneer begint het nu echt? 1 februari is de start om het per wetgeving te kunnen doen, maar het kan zijn dat het nooit gaat gebeuren omdat die 3 tot 5 miljard aan meevallers er nooit komen. Regeren is daden stellen. Wanneer wordt het ingevoerd?  De heer Samsom (PvdA): Deze geweldige zelf gecreëerde gordiaanse knoop is een uitdaging voor de minister van Financiën. Laat ik dit jaar als voorbeeld nemen om te laten zien dat het ook anders kan. In augustus — dat is nog maar een maand geleden — zagen we dat er 1 miljard ruimte was om lasten te verlagen. Als we, in de hypothetische situatie dat wij deze discussie twee jaar eerder hadden gevoerd, nu een belastingherziening klaar hadden liggen waarmee je met die ene miljard nog heel veel dingen kon bereiken om lasten op arbeid te verlagen en hier en daar te verschuiven zonder ongewenste inkomenseffecten te creëren, hadden wij de klap al kunnen maken. Nu kan het niet, want wij zijn er nog niet klaar voor. Volgend jaar zijn we wellicht wel in augustus klaar om dat te kunnen doen en dan kunnen wij zo'n stap gaan zetten. Ik kan niet in de toekomst kijken, maar wij zien dat je bij een heel klein sprankje economisch herstel al 1 miljard aan lastenverlichting kunt gebruiken. Eigenlijk is het zonde dat wij die nu teruggeven aan mensen. Dat is goed, maar het is jammer dat wij die miljard niet gebruiken om de economie op andere fronten nog iets sterker te maken. Ik zou graag willen dat wij in augustus volgend jaar klaar zijn — precies het moment waarop de minister van Financiën ons met strenge stem vertelt wat er allemaal aan meevallers te vergeven zou zijn. Dan kunnen wij de eerste stap zetten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan wordt het eigenlijk nog gekker. Dan is het dus gewoon toeval of het wordt ingevoerd of niet. Als je strikt begroot, heb je vaker meevallers en zul je aan het eind je belastingplan kunnen uitvoeren. Begroot je iets ruimer, dan gebeurt dat niet. U praat over een plan, maar ik zie alleen luchtfietserij waarvan we niet weten of we ooit bij leven nog meemaken dat het wordt ingevoerd.  De heer Samsom (PvdA): Dat pessimisme deel ik absoluut niet.  De heer Klein (50PLUS/Klein): De gedachten over een nieuw plan en alles wat daarmee samenhangt; het is heel mooi en ik wil er ook graag aan meewerken. Alleen ligt er natuurlijk al een heel mooi plan, namelijk het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. De commissie heeft een totaalplaatje gegeven van de herzieningen, maar we hebben er nooit een reactie van het kabinet op gehad. Misschien kan de heer Samsom aangeven wat er niet goed is aan dat plan.  De heer Samsom (PvdA): Het was een prima plan, maar het is door coalities in diverse samenstellingen aan stukken gescheurd. Er was een coalitie die de btw eruit pikte en fors ging verhogen. Dat was een integraal onderdeel van dat plan. Het was jammer dat de bijbehorende lastenverlaging niet tegelijkertijd mogelijk was, maar dat was een onderdeel. In dat belastingplan stond ook dat we iets moesten doen op de woningmarkt. Dat heeft dit kabinet gedaan. We moesten iets doen met de pensioenen en dat is ook gebeurd. De onderdelen die we konden invoeren, hebben we zo snel als mogelijk ook doorgevoerd. Nu is er een deel over. Dat deel vind je ook terug in de belastingbrief van gisteren en zelfs meer dan dat. We gaan nu met een ambitie verder dan Van Dijkhuizen ons voorstelde. Op andere punten gingen we overigens wat minder ver, maar het plan heeft als inspiratiebron gediend voor daden, bijvoorbeeld het verhogen van de btw, het veranderen van de opbouwpercentages voor de pensioenen en het verminderen van de hypotheekrenteaftrek. Die daden zijn al verricht en nu is het plan een inspiratiebron voor verdergaande stappen, bijvoorbeeld het verschuiven van lasten van arbeid naar consumptie.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik ben pas twee jaar Kamerlid. Het eindrapport van deze commissie is in deze kabinetsperiode gepresenteerd en zou ook in deze kabinetsperiode uitgevoerd kunnen worden. Dat er vervolgens hier en daar selectief gewinkeld is, is een heel ander probleem. Het kabinet liep ervan weg om het integraal te bespreken en op te zetten. Waarom pakken we dat niet integraal terug? Dan kunnen we alle elementen die u net benoemde goed aan de orde krijgen, waardoor we een veel beter beeld krijgen van de herziening van het belastingstelsel.  De heer Samsom (PvdA): Ik deel uw analyse geheel, maar ik kan niets meer doen aan het feit dat voorgaande coalities, waarvan wij er overigens één waren, selectief hebben gewinkeld in dat plan. Ik ga echter niet de selectief uit de winkel getrokken dingen nog een keer doen. Dat gaat niet. Bij de pensioenen en woningen hebben we gedaan wat we konden. U vond dat trouwens al veel te ver gaan bij de pensioenen. Het is dus geen mogelijkheid meer om hetzelfde nog een keer doen. Het is wel een mogelijkheid om de rest van de belastingherziening zo integraal mogelijk aan te pakken, zodat we zo veel mogelijk banen kunnen creëren — meer dan 100.000, staat in de brief — en de lasten op arbeid kunnen verlagen.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Dan is niet helemaal goed aangegeven wat ik net heb gezegd. Het rapport is namelijk in deze kabinetsperiode gepresenteerd. Er zijn geen vorige coalities geweest die er selectief in gewinkeld hebben. Hooguit dit kabinet heeft iets geprobeerd — wat zouden we kunnen doen met de huishoudentoeslag? — maar voor de rest niet. Het is gewoon door de laksheid van dit kabinet geweest dat dit rapport niet meteen van een goede reactie is voorzien. Dat is een paar keer door de staatssecretaris van Financiën toegezegd, maar het is iedere keer door het kabinet op de lange baan geschoven. Nu ligt er een plan. Ik vraag wat daar mis mee is en zeg: pak het op, dan gaan we eraan schaven en maken we er iets moois van.  De heer Samsom (PvdA): Dan moet ik de geschiedschrijving verhelderen. Er waren ook voorgangers van dit rapport — die heetten niet Van Dijkhuizen, maar hadden weer een andere naam — waarin vergelijkbare suggesties stonden en waaruit is gewinkeld, zoals politici dat altijd doen. Wij proberen nu zo integraal mogelijk een belastingherziening voor elkaar te krijgen die werk oplevert voor Nederland. Dat is het allerbelangrijkste en daarom hoop ik ook op uw hulp en steun. Deze coalitie heeft in al haar dadendrang twee dingen naar voren gehaald, te weten de woningen en de pensioenen. We zien op de woningmarkt dat het werkt en we zien bij de pensioenen dat de koopkracht mede daardoor een beetje toeneemt. Ik ben daar trots op, maar nu moeten we verder.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Samsom (PvdA): Je zou na al deze interrupties bijna gaan denken dat de toekomst alleen draait om de belastingen. Ik weet zeker dat als mijn dochter mij over 30, 40 jaar vraagt wat ik heb gedaan en voor elkaar heb gebokst, ik niet met haar naar de Belastingdienst rijd om haar trots de lage tarieven te laten zien. Dan wil ik haar iets anders laten zien. Wij moeten nog twee heel grote opdrachten voor de toekomst voor elkaar boksen. De eerste is dat wij een duurzame energievoorziening moeten opbouwen en de tweede is dat wij het best denkbare onderwijs moeten realiseren. Nederland heeft ongekende mogelijkheden voor nieuwe energieopwekking. Het is een potentiële wereldspeler op het gebied van offshore duurzame energieopwekking. De chemie kan zichzelf en Nederland een toekomst bezorgen met een radicale omslag naar biogrondstoffen in plaats van olie. Ons dichtbevolkte land is bij uitstek geschikt voor de aanstormende doorbraak op het gebied van zonne-energie en elektrisch rijden. Er is een overheid nodig die meer dan in het verleden richting geeft aan onze economie. Als we nu meer ambitie tonen, liggen nieuwe duurzame vooruitgang en nieuwe banen in het verschiet.  Meer ambitie betekent dus ook meer ambitie dan in de brief over werken aan groei op dit punt, maar daarin vind ik nu net niet de urgentie terug die de PvdA wel voelt als het gaat om energie. Wij doen dus een aanvullend voorstel. Laat Energiebeheer Nederland mee-investeren in duurzame energieproductie, zoals het dat ook doet bij olie en gas. Geothermie — warmte uit de diepe ondergrond en het lijkt ook nog een beetje op olie- en gaswinning — is daarvoor geschikt. Offshore wind zou dat ook kunnen zijn. Het zorgt voor extra kapitaal, het verdeelt risico's en het maakt zo een snellere groei van duurzame energie en daarmee vele banen mogelijk. Ik vraag het kabinet om dat als aanvulling op het plan te onderzoeken.  Bij een robuuste duurzame economie, waarin iedereen de kans krijgt om het beste uit zichzelf te halen, hoort ook het best denkbare onderwijs en niets minder dan dat. We moeten ons onderwijssysteem aanpassen aan de toekomst, want we wisselen steeds vaker van baan en functie-eisen veranderen snel. Maar een alleenstaande moeder met kinderen heeft vaak geen tijd om zich naast haar werk en de opvoeding ook nog eens parttime op de studie te richten. Waarom geven we haar niet de kans om in plaats van een of twee jaar in zes jaar een masterdiploma te halen? Waarom vervallen studiepunten als je er op je 20ste voor kiest om vijf jaar in het buitenland te gaan werken? We hebben nu een onderwijssysteem dat alles wat je om je werk heen doet veel te weinig waardeert. We moeten van werkplekken naar leerplekken, van prestatiegericht — iedereen in vier jaar een masterdiploma — naar kwaliteitsgericht en iedereen moet de opleiding krijgen die het best bij zijn of haar toekomstige baan of levensfase past. De op zichzelf goede voorstellen in de brief over werken aan groei kunnen wat mijn fractie betreft de komende maanden op dit punt nog worden aangescherpt en aangevuld. Niets minder dan het allerbeste onderwijs voor onze kinderen, dat moet immers onze ambitie zijn.  De PvdA is ervan overtuigd dat Nederland met de ingezette verbeteringen uit deze moeilijke periode kan komen en een sterkere en zorgzamere samenleving kan bereiken. Het is onze plicht om daarbij iedereen mee te nemen en niemand tussen wal en schip te laten vallen. De uiteindelijke doelen die ons voor ogen staan — betere zorg voor iedereen, een sterke economie en een duurzame energievoorziening — zijn de offers waard. Maar dat onder twee voorwaarden gebeuren. De offers moeten draagbaar blijven voor iedereen en we moeten perspectief blijven bieden op een betere samenleving op de lange termijn. Beide voorwaarden vragen het uiterste van dit kabinet. Het kan daarbij rekenen op het scherpst denkbare toeziend oog en op zo nodig bijsturende voorstellen van de PvdA-fractie.  De heer Roemer (SP): Ik heb me er gisteren zeer over verbaasd — laat ik het netjes zeggen — dat in de troonrede niet een keer is gesproken over armoede in Nederland. Ik heb het de heer Samsom ook niet horen zeggen. We hebben de cijfers van het Nibud gekregen en er zaten heel vervelende uitschieters bij, om het maar weer heel netjes te zeggen. Ik kan me de poster van de PvdA "Zo ziet eerlijk delen eruit" nog herinneren. Daar ging het over een bijstandsmoeder met een kind. Zij levert nu €312 in. Kan ik met de heer Samsom een deal maken dat er voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken voor al deze mensen die het niet kunnen missen een compensatieregeling komt, zodat zij niet zo geraakt worden zoals nu blijkt uit de cijfers van het Nibud?  De heer Samsom (PvdA): Allereerst is die compensatieregeling er. We hebben voor volgend jaar 80 miljoen of 100 miljoen vrijgemaakt voor armoedebestrijding. Daar hebt u uw woord, "armoedebestrijding". Het gaat ons aan hart als er kinderen opgroeien zonder kansen. Het gaat over meer dan geld. Het gaat over mee kunnen doen op de sportvereniging of in het theater bij het jeugdtheater. Daar willen we middelen voor vrijmaken en dat hebben we dus gedaan. Daar is de bijzondere maatregel die u zo graag wilde hebben.  Ja, vorig jaar stond er voor bijstandsmoeders met één kind een plus. Daar waren wij trots op. Nu staat er een min en daar baal ik van. Hoe je het ook in de politiek probeert te sturen, we kunnen niet op ieder gewenst niveau elke individuele situatie precies vanaf hier tunen. Als die bijstandsmoeder een baan vindt in het komende jaar, wat ik van harte hoop, dan gaat ze er met sprongen op vooruit. De PvdA kiest voor werk in deze periode. Werk is ons allerbelangrijkste thema. Tegelijkertijd kunt u de PvdA aanspreken, dag en nacht, op armoedebestrijding in Nederland. We zien in een crisis, als het moeilijk wordt, helaas altijd, met pijn in het hart, dat de armoede toeneemt. Dat gebeurt niet alleen doordat mensen die al arm waren nu door het ijs dreigen te zakken, maar ook doordat mensen die een gewoon inkomen hadden doordat zij hun baan verliezen opeens in grote problemen komen en bij de voedselbank terechtkomen. Dat trek ik me aan. Daar willen wij iets aan doen.  Het belangrijkste dat we eraan kunnen doen, is meer banen. Daarom heb ik het kabinet daar op dit moment zo op aangesproken. Het andere dat we kunnen doen, waar de PvdA in dit coalitieakkoord en elk jaar in elke begrotingsonderhandeling weer op staat, is een eerlijke en rechtvaardige inkomensverdeling. Ook dit jaar hebben we dat voor elkaar gekregen. Over ouderen is veel gezegd, maar ouderen zonder of met een heel klein pensioentje behouden hun koopkracht. Ja, als je een ruimer pensioen hebt dan vragen we een extra bijdrage. Dat is solidariteit, zoals de PvdA dat ziet. Ook een bijstandsgezin met een paar kinderen gaat erop vooruit. Ook daar hebben we voor gezorgd.  De heer Roemer (SP): Dat zijn mooie woorden, maar met onvoldoende daden. We zien dat de mensen met de hogere inkomens er het hardst op vooruitgaan. We zien ook dat de mensen met de allerlaagste inkomens — ik heb net een paar voorbeelden genoemd — klap na klap krijgen. We zien dat daar bovenop nog het eigen risico gaat komen, een huurexplosie gaat komen en hogere zorgpremies gaan komen. Dan weten we wie de klappen opvangen. Dan is het mooi dat u warme woorden spreekt, maar als die mensen niet worden geholpen dan is het einde zoek. De 800.000 mensen die in een betalingsregeling zitten omdat ze de zorg niet kunnen betalen, zitten niet op warme woorden te wachten. Zij wachten op daden waarmee die problemen worden opgelost. U levert die niet en dat is de PvdA onwaardig.  De heer Samsom (PvdA): Nu zegt u dat bovenop de koopkracht ook nog de huurstijging en de zorgpremies komen. Nee, die zitten er al in. Die koopkrachtplaatjes hebben we met zijn allen zo verfijnd dat inmiddels elk detail van het leven erin zit. Behalve als gewoon je auto stukgaat. Dan kan je koopkrachtplaatje gewoon de prullenbak in, want dan is er opeens een omstandigheid waar je niet op had gerekend en waar het koopkrachtplaatje niet in voorziet. Hetzelfde geldt als je een baan vindt, waardoor je koopkracht opeens stijgt. Laten we elkaar met zijn allen vinden in het ervoor zorgen dat Nederland weer sterker wordt. Dan zorgen wij er ook voor dat het socialer wordt.  De voorzitter: Mijnheer Roemer, tot slot.  De heer Roemer (SP): De meeste mensen die aan het eind van hun salaris, of dat nu een uitkering is of een salaris, nog steeds een stuk maand overhouden, zien daarin geen verbetering. Zij zien de kosten alleen maar stijgen en de inkomsten dalen. Het Nibud-plaatje was daar helder in. De mensen met de hogere inkomens gaan er harder op vooruit. Dat kan toch geen beleid van eerlijk delen zijn waar de PvdA voor staat? Als u daarbij blijft, is het helder waar eerlijk delen voor u voor staat.  De heer Samsom (PvdA): Vorig jaar leverden de hoge inkomens in en volgend jaar doen ze dat weer. Dat de hogere inkomens, de hogere middeninkomens, er dit jaar iets op vooruitgaan, komt door de afspraak die wij maakten met de VVD: de strafbaarstelling van illegaliteit is eruit gehaald in ruil voor een lastenverlaging, die overigens gericht is op werk. Ja, dat soort compromissen sluit je in de politiek, om met kleine en soms grotere stappen voorwaarts die ideale samenleving te bereiken. Al staat u 100 jaar langs de zijlijn te roepen dat het anders moet, wij ploeteren door in de richting van die betere samenleving. Stap voor stap.  De voorzitter: Dank u voor u bijdrage, mijnheer Samsom. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze.  De vergadering wordt van 19.43 uur tot 21.00 uur geschorst.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Precies twee maanden geleden, op 17 juli, overkwam honderden families in ons land het meest afschuwelijke wat mensen kan overkomen: het verlies van een of meer geliefden. Heel Nederland deelde in dat verdriet. Wij zullen de slachtoffers nooit vergeten. De zomer van 2014 zal steeds de zomer van MH17 blijven. Namens mijn fractie wil ik het kabinet een oprecht compliment maken, in het bijzonder de minister-president, maar ook de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, voor de manier waarop zij hun werk hebben gedaan, maar vooral voor de manier waarop zij het leed van de natie wisten te verwoorden.  Dat was de afdeling complimenten. Als je de troonrede hoort en de Miljoenennota leest, moet je vaststellen dat die weinig goeds beloven voor Nederland en de Nederlanders. Werkelijk alles wordt afgebroken. De zorg, de pensioenen, de WW, het ontslagrecht, de hypotheekrenteaftrek, alles gaat aan flarden. De Nederlanders worden gepakt door hogere belastingen, hogere premies, hogere accijnzen, hogere btw en hogere huren. Banen zijn vernietigd, bedrijven zijn massaal failliet gegaan. Ondertussen lijkt het erop dat Nederland een bananenrepubliek is geworden, een republiek zonder oppositie. Onafhankelijke parlementaire controle lijkt een lachertje geworden. Het is vooral handjeklap en achterkamertjespolitiek. Bijna alle partijen in het parlement, van de Kunduzcoalitie van twee jaar geleden tot de destructieve drie van vandaag, hebben kilo's boter op het hoofd en steunen het regime uit vak-K. Het kabinet heeft hun loyaliteit gekocht voor een paar hondenbrokken. En nu zitten zij allemaal om de beurt kwispelstaartend op schoot bij de minister-president.  In wat voor land leven wij nu? Wij leven in een land waar de prutsers uit vak-K— ik kan hen niet anders noemen — miljoenen euro's extra uitgeven aan ontwikkelingshulp, maar miljarden korten op de zorg in Nederland. Een land waar diezelfde prutsers uit vak-K miljoenen extra uitgeven aan asielzoekers, maar tegelijkertijd de Nederlandse gepensioneerden keihard in hun portemonnee pakken. Een land waar diezelfde mensen uit vak-K de grenzen niet durven te sluiten voor de massa-immigratie die ons ieder jaar opnieuw 7 miljard euro kost. Een land waar de regering al jaren weigert te erkennen dat de islam een probleem is en zij nog steeds niet doet wat zij zou moeten doen, namelijk Nederland de-islamiseren. Het kabinet faalt dramatisch op alle thema's die de Nederlanders zo bezighouden: economie, zorg, criminaliteit, massa-immigratie en islamisering. Ook economisch blijft het een puinhoop. De inkomstenbelasting gaat omhoog, de huren gaan omhoog en de pensioenopbouw wordt beperkt, net als de hypotheekrenteaftrek. Vanaf 1 januari volgend jaar worden ook de WW en het ontslagrecht beperkt. Iedereen, werkelijk iedereen, is de klos. Tanken doe je tegenwoordig in Vlaanderen of Duitsland, luieren met ons geld in Griekenland, maar belasting betaal je in het Nederland van de VVD.  Het kabinet slaat zich nu op de borst, omdat de werkloosheid zou dalen. Onzin. Er zijn weliswaar iets minder werklozen, maar dat komt niet door een goed economisch beleid, maar dat komt omdat een aantal mensen het inmiddels heeft opgegeven om nog langer naar een baan te zoeken. Het blijft een dikke min. Dat is ook niet zo gek, want mensen zijn keihard gepakt met hogere belastingen en megabezuinigingen. Ondernemers zijn gepakt, werknemers zijn gepakt en, zeker, de ouderen van ons land zijn keihard gepakt. En dat terwijl er maar liefst 1.200 miljard euro in de kas van de pensioenfondsen zit. 1.200 miljard, dat is een 12 met 11 nullen. Dat zijn bijna net zo veel nullen als in vak-K zitten. Toch gaan de pensioenen er de komende jaren maar liefst 6% op achteruit, als we de Pensioenfederatie mogen geloven. Leg dat maar eens uit aan de mensen. Nog nooit eerder waren de fondsen zo rijk en nog nooit eerder moesten de gepensioneerden zo veel inleveren. Ze krijgen klap na klap. De huren gaan omhoog, de ouderenkorting gaat in 2016 omlaag, het eigen risico gaat omhoog, hun pensioen wordt niet geïndexeerd en de zorgpremie gaat omhoog. Je zult maar een oudere zijn in Nederland. De ellende houdt niet op.  Ook in de zorg gaat het mes er diep in. Vroeger kon een oudere zich nog inschrijven voor een plekje in het verzorgingshuis. Dat hadden we toch met zijn allen in ons land netjes geregeld. Maar omdat onze vrienden van de Partij van de Arbeid liever met miljarden smijten richting Brussel, ontwikkelingshulp, immigratie of asielzoekers, hebben ze hun sociale masker afgezet en sluiten ze nu de verzorgingshuizen. Dat willen de mensen zelf, roepen ze luidkeels. Maar is dat wel zo? Ik noem het voorbeeld van de heer Van Beek. De heer Van Beek werd thuis na een val onderkoeld gevonden en stierf in het ziekenhuis, want waar het alarmknopje om zijn nek voor diende, dat wist hij niet meer, vanwege zijn beginnende dementie. Had hij nog langer thuis willen blijven wonen? Ja, vast wel. Maar kon hij nog langer thuis blijven wonen? Nee, dat kon hij niet. En niet alleen de heer Van Beek is de pineut. De verzorgingshuizen sluiten en ruim honderdduizend van onze alleroudsten moeten het nu maar alleen thuis zien te rooien.  Is, nu onze ouderen thuis zijn, de bezuinigingsdrift dan voorbij? Nee, want ook thuis wordt er nog keihard gesnoeid. De thuiszorg zorgde er nog voor dat een hoogbejaarde niet ongewassen en in vieze kleren in een vuil huis, met soms bedorven voedsel in de koelkast, verpieterde. Maar de thuishulp moest ook kapot van de Partij van de Arbeid, moest worden gehalveerd. Tienduizenden thuishulpen werden werkloos. Hoe zat het ook alweer met het motto "banen, banen en banen"?  Ook wat betreft de zorg moeten de ouderen dokken en dat terwijl we weten dat honderdduizenden nu al niet meer hun eigen risico kunnen betalen, met alle gevolgen van dien, en dat terwijl de zorgverzekeraars op een berg geld zitten, miljarden winst maken en miljarden aan buffers hebben die ze slechts voor een klein deel aanspreken om de premie niet te laten stijgen. Dat kun je aan niemand uitleggen.  De PVV wil dat het gesol met ouderen ophoudt. We hebben dan ook vijf keiharde eisen die wat ons betreft door het kabinet moeten worden vervuld. De eerste eis is dat de pensioenen moeten worden geïndexeerd. De tweede is dat de ouderenkorting ook in 2016 niet omlaag mag. De derde is dat de zorgpremie en het eigen risico niet omhoog mogen. De vierde eis is dat de verzorgingshuizen, een stukje beschaving in Nederland, niet mogen worden afgebroken. Last but not least: geen cent, maar dan ook geen cent naar asielzoekers of ontwikkelingshulp, terwijl onze ouderen in de kou staan. Wij vragen ons namelijk af waar in hemelsnaam het respect gebleven is voor de mensen die ons land hebben opgebouwd. Wij zijn de anti-ouderenpolitiek van Rutte II spuug- en spuugzat. Het is beschamend. Als het kabinet niet aan de eisen van ons beschavingsoffensief tegemoetkomt, dan mag het wat ons betreft opstappen. Dan dienen we morgen een motie van wantrouwen in. Genoeg is genoeg.  Misschien kan ik het kabinet een handje helpen met een gedachtenexperiment om de ouderen te helpen. Een experiment dat, als ik in vak-K kijk, de ouderen geld kan opleveren. Misschien helpt het als het kabinet zich voorstelt dat al onze ouderen moslims zijn. Dat al onze gepensioneerden bestaan uit mensen met hoofddoekjes, met boerka's en met bontkraagjes. Probeer het maar eens, mijnheer Rutte. Als dat beeld maar in uw hoofd beklijft, dan weet ik zeker dat ze er zo weer bovenop komen, omdat de miljoenensubsidies dan natuurlijk weer zullen toestromen.  Minister-president, had u maar naar ons geluisterd. Kijk naar het PVV-verkiezingsprogramma uit 2012. Wij kozen en kiezen voor belastingverlaging, voor een lagere ziektekostenpremie, voor een lager eigen risico, voor een hogere ouderenkorting, voor het snijden in ontwikkelingshulp, in windmolens en in Brussel. En wat was het resultaat dat het Centraal Planbureau ons gaf? Het gaf ons de beste cijfers van alle partijen. Alleen bij ons is er economische groei. Alleen bij ons stijgt de consumptie. Alleen bij ons is er een groei van de bedrijfsinvesteringen en een groei van de werkgelegenheid. Dit land kon er nu zo veel beter voor staan als het kabinet ons programma had uitgevoerd.  Onze keuze voor Nederland is dan ook glashelder. Het is de keuze van het gezond verstand. Daarom spreekt het ook zo veel mensen in Nederland aan. Ik zei het al: geen geld naar asielzoekers, wel naar onze ouderen. Geen geld naar ontwikkelingshulp, de grenzen dicht voor niet-westerse allochtonen. Besteed dat geld aan lagere belastingen, aan een fatsoenlijke zorg. De miljarden die we nu in het buitenland besteden moeten we weer in Nederland besteden, voor onze mensen. Miljoenen Nederlanders zijn het daarmee eens. Ik vraag het kabinet om die keuzes uit te voeren.  Ook met de veiligheid is het niet al te best gesteld in Nederland. Je kunt het iedere dag in de krant lezen. Een op de vijf Nederlanders werd vorig jaar slachtoffer van een delict. Maar laffe rechters delen taakstrafjes uit waar elke crimineel om moet lachen. Laatst weer: een Somalische asielzoeker van 13 jaar oud, die een Nederlands meisje van 10 had verkracht, verdwijnt niet achter de tralies maar krijgt een speeltuinverbod van twee dagen per week. Wie wel veroordeeld wordt, ontsnapt vaak aan zijn straf. Er lopen vandaag bijna 15.000 veroordeelden vrij rond, terwijl het kabinet de lege cellen volpropt met Noorse criminelen of asielzoekers. Wie wel de gevangenis in moet, mag er snel weer uit. Zelfs de moordenaar van Pim Fortuyn is vrij en geniet van zijn zoveelste veganistische barbecue; laat dat een dieptepunt zijn in het afgelopen jaar.  Ik vraag de minister-president: hebt u weleens naar Opsporing Verzocht gekeken? Bijna de helft van de verdachten is allochtoon. Is de minister-president de enige in Nederland die niet ziet dat Marokkanen zwaar oververtegenwoordigd zijn in de misdaadcijfers? Is het soms toeval dat driekwart van de Nederlandse ISIS-gangers ofwel terroristen die voor ISIS gaan vechten, Marokkaan is? Driekwart daarvan is Marokkaan volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Haal in vak-K de kop eens uit het zand en erken alsjeblieft dat wij een Marokkanenprobleem hebben! Het kabinet roept de hele dag: meer, meer en meer, en het zet de sluizen wijd open. Dat is laf, laf en nog eens laf. Je kunt geen problemen oplossen als je weigert ze te benoemen en als je weigert ze te zien. We hebben een enorm Marokkanenprobleem in Nederland en we hebben een probleem dat islam heet.  De heer Pechtold (D66): We hebben een probleem met sommige mensen en dat kunnen Marokkanen zijn. De heer Wilders beseft toch heel goed dat als we een Marokkanenprobleem hebben, hij daarmee iedereen op een hoop gooit?  De heer Wilders (PVV): Nee, dat doe ik niet.  De heer Pechtold (D66): De heer Wilders heeft ons er laatst aan herinnerd dat het nu tien jaar in deze vorm is. In de jaren daarvoor dat hij hier rondliep, is hij altijd heel zorgvuldig geweest als het ging om geloof en om boeken. Als het ging om mensen, maakte hij altijd onderscheid tussen degenen die kiezen voor extremisme of degenen die kiezen om mee te doen. Als je zegt een Marokkanenprobleem te hebben, zeg je dat iedereen die zijn oorsprong in Marokko heeft, een probleem is. Realiseert de heer Wilders zich dat?  De heer Wilders (PVV): Nee, dat is grote onzin.  De heer Pechtold (D66): Waarom?  De heer Wilders (PVV): Omdat het onzin is.  De heer Pechtold (D66): Het is natuurlijk altijd de vraag of je met de heer Wilders probeert zijn nadere gedachten te verkennen. Het is ook elke keer de vraag of je hem twintig minuten laat leuteren waarna het dan weer voorbij is. Hij vraagt hier serieus aan het kabinet om een aantal punten rond de ouderenzorg mee te nemen. Hij verwacht in de Kamer ook steun voor bepaalde dingen. Hij schrok zelf een beetje toen hij sprak over minder, minder, minder. Maar dan zegt hij nu weer dat we een Marokkanenprobleem hebben. Daarmee discrimineert hij en zet hij een hele groep weg. Niemand in die groep kan zich daar niet onder scharen, zelfs niet degenen met goed gedrag en zelfs niet degenen die niet meedoen, op geen enkele manier.  De heer Wilders (PVV): Nogmaals, ik kan het wel uitleggen, maar het is echt totale onzin. Laat ik het dus nog een keer doen. Maar als de heer Pechtold woorden als "leuteren" bezigt — en dat mag, want ik houd van een fel debat — kan hij niet verwachten dat ik al te serieus op zijn punten inga.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter …  De heer Wilders (PVV): Volgens mij ben ik nu aan het woord.  De voorzitter: Nee, mijnheer Pechtold, de heer Wilders gaat nu antwoord geven.  De heer Wilders (PVV): Ik heb gezegd: we hebben een Marokkanenprobleem. Ik houd dat staande. Degene die niet ziet dat wij in Nederland een Marokkanenprobleem hebben, is of zelf een Marokkaan of knettergek. Ik heb niet gezegd dat wij een probleem hebben met alle Marokkanen. Dat is iets heel anders. Ik heb dus niet gezegd dat wij een probleem hebben met alle Marokkanen, maar dat wij een Marokkanenprobleem hebben. Ga eens op een koopavond met mensen op straat praten, of in de tram, de bus, het ziekenhuis of in de winkel. Praat eens met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding die heeft gezegd dat driekwart van de ISIS-gangers Marokkaan is. Mijnheer Pechtold, we hebben in Nederland een groot probleem en dat heet Marokkanenprobleem. Ik kan en ik wil het niet anders noemen.  De heer Pechtold (D66): Dit is de uitleg waarom ik vroeg. Daarnaast moet ik natuurlijk mijn excuses aanbieden als ik het in mijn woordgebruik over "leuteren" had, terwijl de geachte collega aan het woord was. Ik vind het heel vervelend dat de heer Wilders mij op mijn taalgebruik moet wijzen.  De heer Wilders (PVV): Dat werd wel eens tijd, vindt u niet? Ik zal dat vaker gaan doen.  Ik zei al dat ondertussen het kabinet alle records breekt op het gebied van immigratie en asiel. Staatssecretaris Teeven, hij zit daar helemaal achteraan, voert schaamteloos het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid uit. Illegaliteit mag niet strafbaar worden, zegt de Partij van de Arbeid. En hupsakee, illegaliteit wordt toch niet strafbaar. De Partij van de Arbeid wil graag een kinderpardon en hop, er komt een kinderpardon. Houd je je niet aan je vertrekplicht? Geen probleem, zegt de Partij van de Arbeid en voilà, staatssecretaris Teeven komt aandraven met een lading verblijfsvergunningen. Asielzoekers uit Syrië worden bijna allemaal getrakteerd op een verblijfsvergunning. De staatssecretaris heeft in dit huis vaak gezegd dat hij er trots op is dat hij een ruimhartig asielbeleid voert. Dat moet van de Partij van de Arbeid. Het gevolg is natuurlijk dat ze tot diep in de woestijn beginnen met het pakken van hun koffers. Het aantal asielzoekers is dan ook door het dak geschoten. Het verdubbelde in de eerste helft van dit jaar ten opzichte van de eerste helft van vorig jaar. Een tsunami van asielzoekers overspoelt ons. Honderden miljoenen worden nu extra besteed aan asielzoekers. Huurhuizen, gevangenissen, verzorgingshuizen: allemaal worden ze volgepropt met asielzoekers uit Azië en Afrika, terwijl — ik zei het al — onze eigen mensen eruit worden weggejaagd. Op de koop toe krijgen ze nog gratis zorg ook. Staatssecretaris Teeven heeft me vlak voor het debat verklapt dat hij inmiddels ook in zijn borsthaar het woord "welkom" heeft geschoren. Laat maar zien! Niet? In ieder geval heeft hij het woord "welkom" in zijn borsthaar geschoren. Hij zei daarover: de enige functie die ik nog heb, is die van deurmat voor dat oneindige aantal asielzoekers.  De voorzitter: Mijnheer Wilders, ik ga u toch even onderbreken. De leden van het kabinet zijn hier te gast. U kiest natuurlijk uw eigen woorden, maar ik vind ook dat ik, als gastvrouw en Voorzitter van deze Kamer, mag vragen of u wilt proberen om het op zo'n manier te doen dat zij niet rechtstreeks voor het hoofd worden gestoten. Probeer het dus op een iets andere manier te verwoorden.  De heer Wilders (PVV): Inmiddels bulkt de islam van het zelfvertrouwen. Delen van Nederland, zoals de Schilderswijk, gaan verloren voor ons land. Het zijn enclaves geworden van de Islamitische Staat. Stenen vliegen door joodse ruiten. Homoseksuelen, christenen, vrouwen, hardwerkende Nederlanders en zelfs politiemannen worden belaagd, beschimpt en bestolen. Jihadvlaggen en hakenkruisen wapperden in het centrum van Den Haag. De VVD-burgemeester van deze stad, die denkt radicale moslims te bestrijden door hun een baan te geven, zat op het strand en deed helemaal niets. En — veel gekker moet het toch niet worden — inmiddels heb ik begrepen dat de Marokkaanse ambassadeur in Nederland zijn beklag heeft gedaan over het optreden van de politie in de Schilderswijk. Mag ik de minister-president vragen of hij deze ambassadeur meteen het land uit heeft geknikkerd?  In Amsterdam werd een islamitische haatorgie gehouden op de Dam, met de Hitlergroet en geschreeuw over "zionistische honden". "Fuck de Talmoed!" riepen ze zelfs. De politie keek de andere kant op. Dat is laf, laf en nog eens laf. 70 jaar nadien klinkt opnieuw "Dood aan de joden!" Het is te walgelijk voor woorden.  Ik word echter vooral misselijk van al die holle, politiek correcte leugens, vooral van al die mensen die zeggen: "Het valt wel mee" of "Het zijn er maar een paar" of "Een paar rotte appels verpesten het voor de rest". Leugens zijn het, laffe leugens van grote lafaards. Het is tijd om de keiharde feiten onder ogen te zien. Ik heb het al gezegd, en ik blijf het staande houden: 73% van de moslims in Nederland vindt dat jihadisten in Syrië helden zijn. Dat ze tegen Assad wilden vechten, verandert daar helemaal niets aan. ISIS vecht ook tegen Assad. Twee derde van de moslims in heel West-Europa vindt de sharia belangrijker dan de wetten van het land waarin ze leven. In Nederland is dat zelfs nog erger, want in ons land is het niet twee derde maar 70% van de moslims die vindt dat de sharia belangrijker is dan de wetten die wij hier maken. Dan kunnen de collega's wel boos worden en aan de minister-president vragen om afstand van de PVV of van mij te nemen, maar met het onthoofden van de boodschapper verandert de boodschap niet. En de boodschap is dat wij in Nederland een megaprobleem hebben. In Nederland vindt driekwart van de moslims Syriëgangers helden. Bovendien vindt 70% van de moslims de sharia belangrijker dan de wetten die de democratische rechtsstaat Nederland maakt. Dat zijn honderdduizenden moslims in Nederland en tegen hen mogen wij, moeten wij optreden.  Dit kabinet en de meeste fracties in dit huis willen dit niet snappen, maar het volk laat zich gelukkig niet voor de gek houden. Maar liefst 65% van alle Nederlanders vindt dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort. Op de kiezers van D66 na is dat ongeveer de meerderheid van de kiezers van alle partijen. De alarmbellen rinkelen overal in ons land, behalve in vak-K en in een groot deel van de Kamer. Wegkijken is laf, laf en nog eens laf.  Voorstellen om de bloeddorstige passages uit de koran te verwijderen, heb ik nog niet gehoord. De PvdA heeft wel voorstellen gedaan om sinterklaasliedjes aan te passen. Ja, sinterklaasliedjes aanpassen durven ze wel, want die zijn ontzettend kwetsend voor allochtonen.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Wilders spreekt over wegkijken. Dat brengt mij op de volgende vraag. De heer Wilders heeft jarenlang, terecht, aandacht gevraagd voor de radicale islam en voor datgene waar die ten diepste voor kan zorgen. Wij weten dat in Noord-Irak duizenden en duizenden christenen en yezidi's op de vlucht zijn geslagen. Daar vindt een religieuze zuivering plaats. Wat is de boodschap van de heer Wilders aan deze christenen en yezidi's?  De heer Wilders (PVV): Om te beginnen herstel ik even een omissie — waarschijnlijk per ongeluk — van de heer Slob. Ik vecht niet tegen de "radicale islam", want dat is een pleonasme. Ik vecht tegen de islam. Je hebt radicale en niet-radicale moslims, maar er is maar één islam en die is per saldo bloeddorstig en gewelddadig.  Mijn boodschap aan de christenen in de regio is dat zij daar weg moeten wezen. Zeker, maar dat wil niet zeggen dat ze naar Nederland moeten komen, als dat de achtergrond van de vraag is. Dat wil niet zeggen dat ze naar Nederland moeten komen, maar dat er opvang in de regio moet zijn, bijvoorbeeld in Armenië, op Cyprus, in Griekenland of Italië. Natuurlijk moet er opvang zijn. Ik ben echter niet van de school dat wij opnieuw mensen in Nederland kunnen opvangen, terwijl hier het afgelopen halfjaar al een verdubbeling van het aantal asielzoekers heeft plaatsgevonden. No way!  De heer Slob (ChristenUnie): No way. Maar de heer Wilders zegt wel: wegwezen. Zou het geen optie zijn om ons maximaal in te zetten om die mensen terug te laten keren naar de dorpen waar zij vandaan komen en naar Mosul, waar al die christenen vandaan komen?  De heer Wilders (PVV): Zeker.  De heer Slob (ChristenUnie): Wat is dan de bijdrage van de PVV? Wij hebben hier vorige week een debat gevoerd over de bijdrage die Nederland zou moeten leveren. Heb ik het goed begrepen dat de heer Wilders toen heeft gezegd dat Nederland niet mee moet doen, maar dat de Arabische Liga het maar moet doen? Heeft de PVV dat gezegd?  De heer Wilders (PVV): Nee, de PVV heeft iets gezegd over het al dan niet bijdragen aan militaire acties. Daar doelt de heer Slob waarschijnlijk op. Collega De Roon heeft het standpunt van de PVV vorige week volgens mij heel goed verwoord. Wij vinden in beginsel dat de islamitische landen — het maakt niet uit of dat een Arabisch land is, zoals Saudi-Arabië, of Turkije, dat geen Arabisch maar wel een islamitisch land is — in eerste instantie hun verantwoordelijkheid zouden moeten nemen. Die landen hebben heel veel vliegtuigen en heel veel geld. Het probleem hoort in eerste instantie daar thuis. Het is hun regionale verantwoordelijkheid. Aan dat standpunt heeft de PVV echter meteen toegevoegd dat Nederland ook zijn verantwoordelijkheid moet nemen, als Nederland gevraagd zou worden om bij te dragen en die andere landen ook meedoen.  De heer Slob (ChristenUnie): Als je dit alles tot je laat doordringen, ook over het niet opvangen van vluchtelingen, is de boodschap aan de duizenden en duizenden christenen en yezidi's die daar op de vlucht zijn geslagen eigenlijk: laat landen zoals Saudi-Arabië, Iran en Turkije jullie maar redden en als jullie ergens opgevangen moeten worden, dragen wij niet bij. Mijnheer Wilders, u zei net letterlijk: no way! U nam ook het woord "laf" in de mond: kijk eens in de spiegel!  De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Ik zei het al: de PVV zal met een wet komen die garandeert dat Zwarte Piet, jazeker, echt zwart is. Handen af van onze kindervriend! En ook aan onze eeuwenoude sinterklaasliedjes mag niet worden getornd. Ook daar wordt in dit huis nogal lacherig over gedaan, maar ik verzeker u: miljoenen Nederlanders vinden dat het kinderfeest het kinderfeest moet blijven. Dus laat dat oer-Hollandse kinderfeest met rust. Wij laten Zwarte Piet niet om zeep helpen door een paar rode — daar zitten ze vooral — zeurpieten.  De PVV droomt van een Nederland zonder jihadisten, zonder moskeeën, van een Nederland zonder haatbaarden, zonder hoofddoekjes, zonder Marokkaans straattuig, ja, het liefst zonder islam. Daarom is het tijd om nu te handelen. En inderdaad al meer dan tien jaar en twee weken waarschuw ik, ook hier in de Tweede Kamer, voor de gevaren van de islam en al meer dan tien jaar en twee weken kijkt de politieke elite, net als vandaag weer, de andere kant op. Ik ben het gewend. Ik ben genegeerd, ik ben bedreigd, ik ben voor de rechter gedaagd, maar ik blijf het zeggen: de islam is het probleem. Iedere wegkijker, iedere wegkijker is medeverantwoordelijk voor de ellende die we nu hebben.  Het is tijd voor actie, eindelijk. Wegvluchten voor de problemen kan niet meer en mag niet meer. Dus, sluit de grenzen voor immigranten uit islamitische landen. Voer onmiddellijk weer grenscontroles in. Zet al die ISIS-fans het land uit, allemaal. Houd ze ook alsjeblieft niet tegen. Houd jihadgangers niet tegen, maar laat ze gaan, het liefst met al hun vrienden en familieleden. Hoe meer, hoe beter. Bij een Arabische lente hoort een Arabische schoonmaak. Opgeruimd staat netjes, maar laat ze nooit, echt nooit meer Nederland in.  Dat 73% van de Nederlandse moslims jihadgangers als helden ziet, dat 70% van de Nederlandse moslims de sharia belangrijker vindt dan onze wetten — ik zei het al — is een enorm gevaar, is een existentieel gevaar voor Nederland. Daarom is het mijn voorstel dat we iedereen met een paspoort van een islamitisch land een antishariaverklaring laten ondertekenen. Dat betekent dat mensen zich uitspreken tegen de sharia, zich uitspreken tegen de moorddadige verzen uit de Koran, op papier en wat mij betreft met een eed. Een antishariaverklaring: wie kan daarop tegen zijn?  Onze ouders leefden in een Nederland waar werken loonde en de economie draaide als een tierelier, waar werkenden, ondernemers en ouderen niet in de steek werden gelaten, waar mensen thuis de deur konden open laten, zonder dat ze bang hoefden te zijn dat hun huis werd leeggeplunderd en waar elk stukje Nederland, waar elke wijk in Nederland, waar elke straat van Nederland nog van ons was. Wij willen dat Nederland terug en ik weiger te geloven dat het onmogelijk is om ons land te herstellen, om dat mooie Nederland terug te krijgen.  Wij dromen van een veilig Nederland, een Nederland waar hardwerkende mensen hun welvaart mogen houden, waar we onze miljarden niet aan het buitenland besteden, maar hier aan onze mensen in Nederland. Wij dromen van een Nederland waar moordenaars gevangen worden gezet, levenslang krijgen en hun straf weer moeten uitzitten, waar geen enkele vrouw nog besneden of uitgehuwelijkt wordt en waar Zwarte Piet, ook al is die zo zwart als roet, welkom is in iedere Hollandse schoorsteen. Wij dromen van een Nederland waar niemand meer bang hoeft te zijn omdat hij een kruisje draagt of een keppeltje. Wij dromen. In onze droom zijn Slotervaart, Crooswijk, Kanaleneiland, de Schilderswijk en Huizen weer van ons, en oases van veiligheid — ja, net als vroeger — waar mensen weer zonder angst op straat kunnen.  Onze prioriteiten zijn duidelijk: de-islamiseren, de belasting fors omlaag en onze ouderen fatsoenlijk behandelen. Wij moeten op al die thema's het woord "laf" vervangen door het woord "lef". Falen mag nu geen optie meer zijn. Wij moeten de nachtmerrie die op ons afkomt, beantwoorden met een droom, een droom van een mooi en trots Nederland, dat geworteld is in dat prachtige, roemrijke verleden van ons, terwijl wij vasthouden — niet opgeven, maar vasthouden — aan onze cultuur, aan onze tradities en onze vrijheidszin.  Nederlanders staan op de schouders van reuzen. Onze zeehelden veroverden de wereld. Onze wetenschappers excelleerden. Onze ondernemers brachten welvaart, en onze Republiek gold als een bolwerk van vrijheid. Wij handelen en wandelen in een traditie van grootsheid. Die traditie doet vandaag opnieuw een beroep op ons. Terwijl de wereld om ons heen in chaos ontbindt, terwijl de lichten van de beschaving doven, zullen en moeten wij standhouden. Wij dromen, en wij dromen weer grootse dromen. En Nederland, of je het nu wilt of niet, zal herrijzen. Nederland zal weer dat mooie, vrije land zijn met een eigen cultuur. Ja, Nederland zal weer Nederland zijn.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik zie nog wel enige tegenstrijd in de zojuist aangekondigde twee wetsvoorstellen, want als Zwarte Piet, in de archaïsche vorm van de heer Wilders een islamitische Moor, zoals wij allemaal weten, zo dadelijk bij de inkomst van Sinterklaas in Gouda de boot af komt, moet hij een antishariaverklaring tekenen.  Ik permitteer me om te beginnen met een persoonlijke gelukwens, namelijk felicitaties aan minister Timmermans. Hij heeft hier de hele dag gezeten; hij wist ook niet dat het zo laat zou worden. Felicitaties aan Europa met deze voortreffelijke kandidaat. Ik zal hem missen, want wij hebben een geschiedenis samen in deze Kamer. Als woordvoerder Buitenlandse Zaken hebben wij onder Rutte I, toen Europa onder druk stond, zij aan zij gestreden. Daarna hebben wij, hij als minister en ik als woordvoerder Europese Zaken, veel debatten gevoerd over het Europese ideaal. En dan nu supercommissaris; het is een vreselijk etiket dat men hem heeft opgeplakt, want het woord "super" heeft deze kandidaat absoluut niet nodig. Straks verwelkomen wij mogelijk minister Koenders. Hij heeft in deze zaal weleens gehoord: Bert, doe het niet. Maar vanaf deze plek zeg ik nu al: super, Bert, als je het doet.  Ik zeg dat ook serieus, want wij hebben een uitstekende minister van Buitenlandse Zaken nodig. Ik vrees dat de nieuwe minister weinig inwerktijd zal worden gegund. Hoe kleiner het land, hoe groter het buitenland, daarvan is Nederland zich deze zomer opnieuw bewust geworden. Daarom begin ik vandaag met het buitenland. Daarna kom ik uiteraard op de begroting en op het belangrijkste: de ambities van mijn fractie voor de komende jaren.  Wij worden geconfronteerd met ingrijpende gebeurtenissen aan de buitengrenzen van Europa. Slachtoffers in West-Afrika, waar het ebolavirus genadeloos om zich heen grijpt. Een excessief aantal burgerslachtoffers in Gaza en Israël, waar raketaanvallen de samenleving verlammen. Tienduizenden angstige yezidi's op een berg in Irak, waar terroristen van ISIS rücksichtslos moorden. Honderdduizenden op de vlucht in Oekraïne, waar een regionaal conflict de wereld in zijn greep houdt.  Die gebeurtenissen hebben een directe impact op onze gemeenschap. Ebola houdt zich niet aan grenzen; de eerste mogelijke patiënten zijn in het Westen gearriveerd. Wat in Gaza gebeurt, beïnvloedt de veiligheidsgevoelens van zowel joodse als islamitische Nederlanders. ISIS zorgt voor onrust in de Schilderswijk, maar zorgt er ook voor dat kwaadwillenden alle moslims verdacht maken.  Er werd al maanden gevochten bij Donetsk; een plaats die niemand eigenlijk kende, tot het moment van de aanslag, een litteken in onze geschiedenis. De slachtoffers waren geen militairen in een oorlogsgebied, maar vakantiegangers, congresgangers: een dwarsdoorsnede van onze bevolking. Het waren mensen die we allemaal kenden of in wie we ons herkenden. Het gemis van dierbaren wordt op veel plekken in onze samenleving nog iedere dag gevoeld.  Het kabinet kreeg in de weken na de ramp terecht waardering voor zijn optreden. Met een bijna on-Nederlands ceremonieel werd aan mensen ruimte gegeven voor gevoelens en rouw. Het kabinet deed het dus goed, maar zal het mij niet kwalijk nemen dat ik mij vooral richt tot al die anderen, de niet-politici, de ambtenaren, de diplomaten, de marechaussees en politieagenten, forensisch specialisten en familierechercheurs. Hun zware werk gaat nog lang door. Werk waarvan wij hier ons nauwelijks kunnen voorstellen wat het behelst en waarvoor wij onverminderd respect en waardering hebben.  Er zijn natuurlijk ook nog vragen. Over de precieze toedracht van de ramp. Over wie de aanslag pleegden. Over de vliegroute. Als we op die antwoorden nog een jaar moeten wachten, is dat geen goede zaak. Vooral niet voor de nabestaanden, die in tergende onzekerheid verkeren.  De zomer van 2014 leerde ons, kortom, dat het buitenland ook binnenland is. Ik vraag mij weleens af hoe het zou zijn als het eerste kabinet-Rutte niet was gevallen: VVD en CDA die onder druk van Wilders Europa en de wereld de rug toekeerden. Hoe zouden wij onze samenleving bij elkaar houden als de premier iedere maandag nog instructies kreeg van die PVV hoe om te gaan met het Midden-Oosten of IS? Gelukkig zijn we van dat wereldvreemde kabinet verlost.  De afgelopen jaren bezuinigde kabinet na kabinet op het buitenland. Het regeerakkoord was niet van plan een radicale breuk te maken. Korten op ontwikkelingssamenwerking, sluiten van ambassades, de buitenlandse contacten van de AIVD werden grotendeels wegbezuinigd en dat allemaal zonder afstemming met de Europese partners. Terwijl de brandhaarden oplaaiden, gooiden wij ons blusmateriaal weg. Zichtbaarheid van Nederland op het wereldtoneel is cruciaal voor de verdediging van onze waarden en belangen. Ik ben blij dat we met de begroting van 2015 gezamenlijk het tij gekeerd hebben met bescheiden maar belangrijke investeringen.  Een geloofwaardig antwoord op de internationale uitdagingen begint misschien met meer geld, maar geld alleen is niet voldoende. Nederland staat er internationaal niet echt goed op. Zou dat komen doordat in Libië de Denen onze bommen afgooiden, de Koerden in Irak van Nederland alleen schermvesten en helmen kregen, onze F-16's in Afghanistan alleen in actie mochten komen als ze toevallig in de lucht waren en het kabinet de Patriots terughaalt uit Turkije? Dit alles wordt internationaal niet direct gezien als daadkrachtig partnerschap. Het is een veeg teken dat de premier in Wales naar de vliegshow mocht kijken, maar niet werd gevraagd voor het serieuze werk, al dan niet in een te klein kamertje.  Drie grenzen verderop wordt oorlog gevoerd, om Oekraïens grondgebied. Ouderwets landjepik. We kijken met nóg meer verbijstering dan voorheen naar het ware gezicht van president Poetin. Dit is geen president om jubileumjaren mee te vieren of om sportwedstrijden mee te bezoeken, laat staan om gezellig een biertje mee te drinken. Ik vraag de premier of we in Europa voorop durven te lopen in een andere relatie met Rusland. Of hobbelen we erachteraan? Hoe gaan we er alles aan doen om als Europa versneld minder afhankelijk te zijn van Poetins gas? Of blijven we zijn regime subsidiëren? De nieuwe voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, gaat werken aan een nieuwe energie-unie: Europa zo snel mogelijk CO2- en Poetin-vrij. Laten wij daar als Nederland niet weer achteraan hobbelen. We zullen een forse bijdrage moeten leveren, meer dan een energieakkoord dat het toch al magere doel van 14% duurzame energie in 2020 niet eens haalt. Of legt de premier zich erbij neer dat wij die doelen niet halen? Graag een toelichting.  Durf nou eens te kiezen! Schaf de belasting op zelf opgewekte energie af. Mensen die investeren in schone energie, horen alle ruimte te krijgen. Maak voor 2050 alle huizen energieneutraal! Dat is goed voor de innovatie, goed voor de bouw en goed voor de werkgelegenheid. De transitie naar een schonere economie betekent ook werk en kansen voor innovatieve bedrijven. Zie hoe DSM van een kolenbedrijf uitgroeide tot een innovatietopper. Bied het bedrijfsleven zekerheid, met harde afspraken en harde doelen! Kortom, is het kabinet bereid om een jaartal te verbinden aan de ambitie om Nederland en Europa onafhankelijk te maken van Russisch gas?  De begroting van Ontwikkelingssamenwerking krijgt dit jaar iets meer ruimte. Mij moet toch iets van het hart: de barre omstandigheden in de kledingindustrie, bijvoorbeeld in Bangladesh. Daar zitten kinderen tien uur achtereen in een gammele fabriek opgesloten. Wij accepteren het terecht niet dat er gerotzooid wordt met ons voedsel, maar draaien ons hoofd weg voor het kinderleed achter onze kinderkleding, de spijkerbroeken en T-shirts die voor bodemprijzen in de winkel liggen. Wij weten allemaal dat dat niet kan en ik ben zeker niet op zoek naar weer een nieuw Europees label, dat commissaris Timmermans, die van de regeltjes is, dan in onze kleding gaat naaien. Ik wil echter binnen vijf jaar echt kinderarbeidvrije kleding. Kunnen wij een deel van dat extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking niet daarvoor inzetten? Ik verwacht een positieve reactie.  Tegen de achtergrond van onrust in de wereld en de naweeën van de economische crisis heeft mijn fractie ook dit jaar weer medeverantwoordelijkheid genomen voor de begroting. Daarover leg ik vandaag graag verantwoording af. Vorig jaar zag het er op deze dag niet naar uit dat het kabinet de kerst zou halen. Gelukkig kwam het inzicht dat voor voldoende parlementair draagvlak het regeerakkoord en het sociaal akkoord op de schop moesten. Na de valse start met het zorgpremieoproer en een zeer moeilijk eerste jaar is het kabinet in 2014 op stoom gekomen. Na zes jaar crisis is het eindelijk gelukt om hervormingen door te voeren, maar ze zijn geen doel op zich. Ze zijn noodzakelijk om achterstallig onderhoud weg te werken. Het doel is een houdbare begroting, een toekomstbestendige verzorgingsstaat en een herijking van de rol van de overheid ten opzichte van andere overheden en mensen zelf. Daarmee hebben wij een basis gelegd voor economische groei. Het hoofddoel van dat hervormen wordt nogal eens uit het oog verloren, maar dat is meer banen, beter onderwijs, betaalbare huizen en goede zorg.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Pechtold staat nu met verve deze begroting te verdedigen; de vraag is waarom wij de premier morgen nog nodig hebben! Ik verbaas mij erover dat de heer Pechtold de afgelopen dagen in de media heeft gezegd dat dit kabinet drie visieloze begrotingen heeft gepresenteerd. Dat valt natuurlijk absoluut niet te rijmen met wat hij hier zegt.  De heer Pechtold (D66): Ik heb gezegd dat er drie begrotingen, los van elkaar, gepresenteerd zijn. Voor de eerste was u verantwoordelijk. U liet het kabinet met de PVV vallen. Ik weet overigens nooit wie het kabinet liet vallen; daarvan zijn veel reconstructies gemaakt. De Kamer heeft toen het initiatief genomen voor de begroting voor 2013. Dat was nodig, want anders stonden wij in Brussel te kijk, afijn, u kent het verhaal. Toen kwam de begroting voor 2014. Het kabinet kwam zo ongeveer in jacquet de Ridderzaal uit lopen en dacht hier nog een partijtje armpje te gaan drukken met ons, maar gelukkig zijn wij het daarna vrij snel eens geworden. De situatie van dit jaar is nieuw. Niet iedereen is gekomen, maar alle partijen zijn uitgenodigd om mee te denken met en invloed te hebben op de plannen, met name hervormingen, van de vorige begroting. Ik ben erop ingegaan, maar is het mijn ideaalbeeld om begroting na begroting afzonderlijk vorm te geven zonder blik op de langere termijn? Nee. Heb ik daarom vandaag de nadruk op de toekomst gelegd, waarbij ik aangeef dat het belastingstelsel en het energiebeleid zomaar twee zaken zijn waarop ik wil inzetten? Ja.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is dan toch vreemd dat de heer Pechtold het kabinet de afgelopen dagen ambitieloos heeft genoemd? Er komt geen belastingplan; het CDA heeft laten zien dat nu al de eerste stap gezet moet worden om dat in te kunnen voeren. De heer Pechtold heeft D66 in de meest schizofrene positie ooit gebracht, door op deze manier op één dag voor en tegen tegelijk te zijn.  De heer Pechtold (D66): Als je op het voetbalveld zowel in de verdediging als de aanval moet staan, is het soms hard lopen. Ik verdedig echter heel graag wat D66 dit jaar in de begroting voor elkaar weet te krijgen. Aan de ene kant zijn we nog lang niet met alles tevreden en zijn we het zelfs op onderdelen als justitie niet eens geworden. Aan de andere kant ga ik niet op mijn handen zitten. Ik vind de rol die we vandaag hebben gespeeld heel goed. We hebben gezegd: als het kabinet nog tweeëneenhalf jaar door wil, en die ambitie heeft het, dan moet het met ideeën komen. Ik heb de heer Buma zelfs zover gekregen dat hij zei ook weer mee te willen doen. Daar is niks schizofreens aan: het is hartstikke goed.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Toch is er wel iets vreemds aan de hand met het betoog van de heer Pechtold. Het leek in het debat tot nu toe soms wel alsof de vijf coalitiepartijen de oppositie grilden over hun tegenbegroting, in plaats van dat de oppositie het kabinet aansprak op zijn begroting. Of je had geen tegenbegroting en dan kreeg je als oppositiepartij op je kop, of je had er wel een en dan kreeg je nog veel meer op je kop. Je kunt hem dus het best maar wel maken en niet laten zien. Dat heb ik tot nu toe besloten.  (Hilariteit)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Tot nu toe kom ik daarmee weg, mevrouw de voorzitter.  (Hilariteit)  De voorzitter: De avond is echter nog niet voorbij, mijnheer Van Ojik.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, zeker niet als we zo doorgaan, want dan kan het laat worden. Ik ga verder. Als je vindt dat deze begroting het verdedigen waard is en het een compromis is maar je eigenlijk veel meer wilt, waar is dan de tegenbegroting van D66?  De heer Pechtold (D66): Ik heb zojuist aangegeven dat de belangrijkste begroting die van vorig jaar was, omdat daarin al die hervormingen een plek moesten krijgen. Toen hebben we afspraken gemaakt en ik ben er helder over geweest dat die hervormingen doorwerken in latere jaren. Daar zitten voor D66 belangrijke punten bij, zoals extra geld voor onderwijs. Ook zitten er hervormingen op arbeid, wonen en zorg bij, waarmee rust en stabiliteit wordt gecreëerd door duidelijkheid te bieden. De Kamer heeft veel zaken aangenomen. GroenLinks heeft ook vaak voorgestemd. Ze gaan nu de uitvoeringsfase in. Nu ligt er een begroting waarin, met weliswaar weinig ruimte, de kans er is om iets aan verhoging van de koopkracht en iets aan lastenverlichting te doen. Hier en daar kan er, zoals dat heet, een trendbreuk worden veroorzaakt in het buitenlands beleid. Daarom was ik vandaag zo scherp op de toekomst, want zo kun je niet doorgaan. De heer Van Ojik heeft ook gemerkt dat ik bij de collega's van de coalitie inhoudelijk gevraagd heb of er taboes zijn en wat de data zijn. Ik kijk daar samen met de heer Van Ojik naar.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Om het helder te krijgen mag ik misschien een voorbeeld noemen. Vorig jaar kwam D66 met een tegenbegroting. Daarin stond bijvoorbeeld een vergroening van het belastingstelsel ter waarde van 1,7 miljard voor dat begrotingsjaar. Daarvan is nog geen begin gerealiseerd. Met het steunen van deze begroting is de vraag of de heer Pechtold de ambitie voor 2014 en 2015 heeft laten varen, of dat hij er heel hard voor gevochten heeft maar er anderen waren die zeiden dat ze het niet gingen doen. Als dat zo is, waarom komt hij dan niet, zoals hij van de rest van de oppositie vraagt, met een eigen tegenbegroting?  De heer Pechtold (D66): Volgens mij ging dat verhaal van vorig jaar anders. Ik kan mij herinneren dat de heer Van Ojik ook aan tafel zat. Wij hebben toen het thema "vergroening" voor die periode in kaart gebracht, waarbij wij uitkwamen op een bedrag van 500 miljoen. Daarvan heeft de heer Van Ojik toen niet gezegd dat het een breekpunt was; dat lag op andere punten. Toen wij uiteindelijk doorgingen met de ChristenUnie en de SGP hebben we uiteindelijk voor 700 miljoen vergroend. Dus zelfs als de heer Van Ojik er niet bij is, lukt het mij nog — terwijl hij misschien al genoegen had genomen met die 500 miljoen — om er nog iets extra's bij te doen. Zo zit het op veel terreinen. Op ontwikkelingssamenwerking kan de heer Van Ojik mij ook bevragen. Ik sluit mij dan aan bij het verhaal van de heer Samsom. Na jaren van neergang wordt er nu weer geïnvesteerd. Er worden potjes met dood geld gebruikt om dit jaar meer dan een half miljard direct te gebruiken voor opvang in de noodhulp en hier voor de opvang van asielzoekers. Zo wend je je invloed mede aan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn vraag ging niet over ontwikkelingssamenwerking. Een van de redenen dat GroenLinks vorig jaar uiteindelijk wegliep van die tafel, was wat ik toen "het gebrek aan ambitie op groen" noemde. Maar goed, we gaan die geschiedenis niet meer reconstrueren. Als de heer Pechtold toen vond, gezien de toenmalige tegenbegroting van D66, dat er voor 1,7 miljard vergroening van het belastingstelsel moest plaatsvinden in dat jaar en in dit jaar, en hij nu constateert dat daar vorig jaar misschien 700 miljoen van is gerealiseerd — heel mooi — maar dit jaar niets, dan is toch de vraag gerechtvaardigd: waar is de tegenbegroting? Die vraag stelt de heer Pechtold ook aan ons allemaal. Die kan ik dan toch net zo goed stellen aan de heer Pechtold?  De heer Pechtold (D66): De stap die vorig jaar is gezet en waar u toen met minder genoegen nam — u loopt daar nu voor weg, maar in die zin is terugkijken belangrijk — is een belangrijke stap. U hoort mij vandaag zeggen: zijn de taboes voor het belastingstelsel, dat ik zo snel mogelijk wil aangrijpen voor de begroting 2016, ook een mogelijkheid om tal van zaken, waaronder vergroening, te realiseren? Ik hoor vanuit de coalitie instemmende geluiden. Als wij met de kabinetsplannen in de hand daarover gaan discussiëren, zal ik een vergroeningsslag bepleiten. En waar ik daar de lat leg? 0,7 miljard is nu gebeurd. De ambitie van D66 is groter. Zo werken wij. Ik zie het probleem niet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het probleem is dat de heer Pechtold voortdurend aandringt op haast, maar voor 2015 genoegen heeft genomen met een begroting waarin die vergroening, die hij in zijn eigen tegenbegroting vorig jaar nog bepleitte, niet heeft plaatsgevonden.  De heer Pechtold (D66): Als we ouderwets gaan pingpongen: de begroting daarvoor zat GroenLinks aan tafel. Toen heb ik het ook verder niet gezien. De begroting van 2013 hebben wij na het gevallen kabinet in elkaar gezet. Ik hoor u niet zeggen: daar gaan we mee door. Met de studiefinanciering hebt u meegedaan. Daar hebt u ook niet opeens gezegd: dit of dat. Dus u moet niet net doen alsof dat betekent dat je het hele palet doet.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben blij met de constructieve woorden van de heer Pechtold, maar ik herken het gevoel van de heer Van Ojik. Ik was de afgelopen dagen licht in verwarring. Er werd gesproken over gebrek aan ambitie en dat soort termen. Ik dacht: wij hebben aan een tafel gezeten en ik heb niets gehoord. Ik had verwacht dat die ambitie hier naar voren zou zijn gekomen in concrete, ambitieuze plannen van D66. Ik begrijp dat de heer Pechtold dat wat minder concreet heeft. Op het gebied van belastingen gaan wij graag, zonder die taboes, het gesprek aan, maar ik begrijp dat hij niet meer heeft uitgesproken dan die woorden en dat hij nu terug is bij een positieve houding. Dat is goed.  Hij is ook op duurzame energie ingegaan. Ook dat vraagt in dit debat om een concrete duiding. Hoe ziet hij de ontwikkeling van duurzame energie voor de komende jaren? Welke bewegingen wil hij maken? Welke keuzes wil hij daar maken? Als hij zegt dat anderen te weinig ambities hebben, mag dat, maar dat kan alleen maar als hij zelf aangeeft welke ambities hij heeft. Dan kunnen wij spiegelen of wij te weinig hebben of dat wij hem moeten complimenteren omdat hij zo veel heeft.  De heer Pechtold (D66): In de eerste plaats moet mij toch een aarzeling van het hart. Ik lees weleens wat terug in reconstructies en dat is dan altijd anoniem. Nu zegt de heer Zijlstra: wij hebben aan tafel gezeten en dat heb je toen niet gezegd. Dan moet je het hele verhaal vertellen. Ik kan mij herinneren dat wij deze zomer werden uitgenodigd om eens te praten over een nieuw belastingstelsel. Die afspraak is gemaakt, is verschoven en nog een keer verschoven en toen hebben wij niets meer gehoord. Daar komt dat ongemak over de ambitie vandaan. Het was het plan van VVD en PvdA om daar deze zomer mee te komen. In de brief die gistermiddag om 16.00 uur kwam en die 27 kantjes omvatte, voelde ik die ambitie nog steeds. Dat over onze wensen deze zomer.  Ten aanzien van vergroening is het voor D66 een kans — en laat ik met de hoofdbeginselen beginnen — om te zeggen: als je de loonbelasting wilt verlagen, zou je consumeren zwaarder kunnen belasten. Dat kan in tal van vormen. Dat is één deel van de vergroening. Dat kan voor het bedrijfsleven gelden bij tal van zaken. Vorig jaar hebben wij een aantal zaken aangepakt op het gebied van water, energie en klassiekers als de rode diesel, zaken die vanmiddag ook weer langskwamen. Daar kun je via accijnzen en belastingen het gebruik van zaken aanpakken in plaats van het hebben van zaken. Als voorbeeld noem ik de auto. Ik wil graag kijken wat er de komende tijd mogelijk is om op die manier te zorgen dat het belastingsysteem vergroent.  De heer Zijlstra (VVD): Ik had ook gevraagd naar de ontwikkeling van duurzame energie. Daar had u heldere bewoordingen over. Er moest meer ambitie in, we moesten onafhankelijk worden van het gas uit Rusland. Als wij voor onze energievoorziening volledig onafhankelijk willen worden van landen zoals Rusland, dan moet er nog wel wat gebeuren. U hebt kernenergie, de suggestie van de heer Buma, afgewezen. Ik ben dus heel nieuwsgierig: wat dan wel?  De heer Pechtold (D66): Wat betreft kernenergie, hebben we goede afspraken gemaakt over de laatste centrale. Die bouwen we af en wat mij betreft beginnen we niet aan zo'n nieuw avontuur. Het probleem is dat je hem niet kunt uitzetten. Ook de investeringskosten zijn een probleem. Kijk naar Engeland, kijk naar Finland. De laatste centrale die daar is gebouwd, was uiteindelijk vier keer zo duur als begroot. Het is eigenlijk niet rendabel. Je zou er als overheid — dat zou u als liberaal moeten aanspreken — eigenlijk heel veel geld in moeten stoppen om de bedrijfstak te financieren. Met kolen hebben we fouten gemaakt in het verleden, ook D66.  Wij willen dat Europa gaat samenwerken op het gebied van duurzame energie. Daarom noemde ik zojuist Donald Tusk. Ik ben het met u eens dat wij de afgelopen jaren door wisselende kabinetten vaak van het een op het ander zijn gesprongen. Een voorbeeld is het afschaffen van de windmolenparken, waarvan de heer Buma al direct zegt: dat kan niet. Daar gooien wij het bijltje nog niet bij neer. Zo zijn er ook op het innovatieve vlak — we hebben dadelijk dat toekomstfonds — nieuwe mogelijkheden die je hier creëert om iets te doen in het mkb. Dat is niet de klassieke industrie van de fossiele brandstoffen.  U zult nu zeggen: we krijgen een heel college energie. Het komt erop neer dat de 16% die in het regeerakkoord is afgesproken en waarvoor u zelf hebt getekend, in het energieakkoord werd teruggebracht naar 14% en nu op 13% zit. Daar zit mijn ambitie: breng dat weer terug naar 14 — 1% is al heel wat — en ga van daaruit door omhoog, maar dan vooral Europees.  De heer Zijlstra (VVD): Het is helder wat die energieonafhankelijkheid betekent. Wat ik uit de media begreep, kan verkeerd geciteerd zijn. Feitelijk zegt de heer Pechtold dat die 13% weer terug moet naar 14%. Dat is dus de kern van wat hij daar heeft gezegd. Ik ga graag met hem de discussie aan over hoe wij energieonafhankelijker kunnen worden, want dat is inderdaad een belangrijke discussie. Ik ben het echter met de heer Buma eens dat wij daarbij geen enkele optie moeten uitsluiten. Als wij de komende decennia energieonafhankelijk willen zijn, moeten wij alle opties durven uitzoeken. Ik zou het mooi vinden als D66 dat ook zou doen en niets uitsluit.  De heer Pechtold (D66): Laat ik er een aan toevoegen waar we in Nederland huiverig voor zijn en terecht, omdat ons land dichtbevolkt is. Neem de Rotterdamse haven en de mogelijkheden voor de import van vloeibaar gas uit de Verenigde Staten. Laten we eerlijk zijn: het is wel schaliegas. Dat zijn mogelijkheden die ik in de transitie naar heel schone energie wil verkennen. Ik heb liever dat we het uiteindelijk met een boot uit Noord-Amerika laten komen dan met een pijpleiding van de heer Poetin uit Rusland. Kijk naar de Roemenen, die de leidingen nu omleggen. Voormalige Oostbloklanden gaan elkaar nu van gas voorzien in plaats van gas van Poetin. Als we dat samen afspreken, hebben we een lange weg te gaan. Maar zoals ik aangaf: tien jaar geen gas van Poetin en in de tussentijd hebben we ons eigen gas. We zijn op dit moment ook nog energie-exporteur.  De heer Zijlstra (VVD): Daar zijn we het snel over eens. Dat soort bewegingen zullen we moeten maken. Nogmaals, ik ben blij te horen dat D66 de ambities heeft, maar het is ook helder dat die nog niet heel concreet zijn wat de volledige onafhankelijkheid betreft. We gaan dat samen invullen. Die handschoen neem ik graag op.  De heer Pechtold (D66): Ik zie daarnaar uit.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Pechtold sprak net in het interruptiedebat met de heer Zijlstra een zinnetje uit dat mij heel erg verbaasde. Hij zei: we hebben deze zomer over het belastingstelsel gesproken.  De heer Pechtold (D66): Nee, daar zijn we niet aan toegekomen. Dat gaf ik zojuist aan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U zegt: we zijn er niet aan toegekomen. U wist blijkbaar dat men daarmee bezig was en dat dat mislukte.  De heer Pechtold (D66): Dat wist u ook.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U zei wel degelijk: we hebben deze zomer gesproken over het belastingplan voor de toekomst, maar het lukte niet. Hoe kon u gisteren verrast zijn of verrast reageren, wanneer u al veel eerder wist dat het kabinet niet met iets ging komen omdat u zelf wist dat men er niet uitkwam? Dat is toch volkomen dubbel?  De heer Pechtold (D66): Nee, kom! Twee jaar geleden heeft de commissie-Van Dijkhuizen haar rapport gepubliceerd. In oktober van het vorig jaar vroeg een collega om een reactie. Voor de zomer waren de beschietingen tussen collega's al gaande en wist iedereen dat de komende tijd het belastingstelsel een belangrijk punt zou worden. Maar er is niet over gesproken. Dat had ik graag gehad, want dan had het iets sneller gekund. Zijn er nog mogelijkheden? Ja. Liggen alle uitnodigingen klaar? Misschien. Ligt er eerst een eigen plan? Graag. Stellen we er data bij? Nog mooier.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is toch niet de kern. De heer Pechtold was boos op de heer Zijlstra, die uit de school klapte over het overleg van de vijf fracties. Toen klapte de heer Pechtold ook uit de school over het overleg over het belastingstelsel dat blijkbaar in de zomer was gehouden of dat nog moest worden gehouden. Dat horende, dacht ik dat dit nooit voor de openbaarheid zou zijn bedoeld. Er is gesproken over een belastingstelsel waar niemand in deze zaal iets van weet. Dan verbaast het mij driedubbel dat de heer Pechtold er gisteren ontzettend boos over was dat het kabinet daar niet over sprak, maar vandaag wel van harte steun geeft aan de begroting die dat onmogelijk maakt.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat ik helder ben geweest. Voordat het misverstand bij de heer Buma blijft hangen: nee, er is niet over gesproken. Er had wat mij betreft over gesproken kunnen worden. Dat was duidelijk voor de zomer, dat is ook nu duidelijk en dat is de reden waarom ik aanzet tot haast.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Haast.  De heer Pechtold (D66): Ja.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Pechtold sluit niet uit het prima te vinden dat schaliegas wordt geïmporteerd.  De heer Pechtold (D66): O jee!  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik ben daar toch wel van geschrokken. De heer Pechtold weet met mij dat het zeer gevaarlijk is en ook niet duurzaam. Maar laten we ons concentreren op de dingen die ons wel binden en waar we overeenstemming over hebben. Een daarvan is de vergroening van het fiscale stelsel. Ik heb de heer Pechtold eerder deze avond horen zeggen dat hij heel graag wil weten wanneer het kabinet met plannen voor een belastingherziening komt. Ik vind het ook van groot belang om dat te weten. Is het voor de heer Pechtold een reden om het kabinet niet langer in het zadel te houden als dat niet voor 1 februari gebeurt, omdat hij er genoeg van heeft om er van begroting naar begroting bij geroepen te worden, het kabinet geen visie uitdraagt en niet met duidelijke echte hervormingen komt en dat slecht is voor het duurzame beleid waar hij voor staat?  De heer Pechtold (D66): De oppositie houdt nooit een kabinet in het zadel. Een kabinet zet het ambitieniveau zelf neer. Ik heb zojuist mijn complimenten gegeven voor het in één jaar inlopen van jarenlang achterstallig onderhoud. Op de uitwerking kom ik nog terug, want die zal veel aandacht vergen. Ik ben tevreden over de wijze waarop het kabinet luistert naar partijen die meedenken, hun de ruimte geeft en kansen biedt. Zoals ik vandaag ook anderen heb horen uitspreken, geeft het aantal van 600.000 werklozen aan dat wij allen een ambitie moeten hebben. Wij komen er allen achter dat die niet alleen op het terrein van hervormingen van zorg, wonen en arbeid zit, maar met name op het terrein van de hoge belastingdruk in dit land. Dat is de hoogste in twintig jaar. De loonbelasting is in tien jaar van 25% naar 57% als overheidsinkomsten gestegen. Daar wil ik wat aan doen. Daar wil ik de vergroening in meenemen. Ik zie een kans om dat stelsel aan te grijpen om de economie te laten groeien en banen te creëren, met het kabinet. Ik ga echter niet dreigen, want ik hoor vandaag dat de taboes van tafel gaan en de plannen eraan komen. Als dat morgen ook nog vanuit vak-K wordt bevestigd, ben ik een positief mens en gaan wij kijken hoe wij daarmee doorgaan.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik ben met de heer Pechtold van mening dat het heel belangrijk is dat we die belastingherziening vorm gaan geven. Hij moet het echter met mij eens zijn dat het slecht is voor Nederland en dat we niet langer zo moeten doorgaan als deze twee coalitiepartners elkaar in een klem houden door hun totaal andere ideeën over de wijze waarop je het belastingstelsel moet hervormen. We zullen de belasting op arbeid moeten verlagen. Dan kan het niet zo zijn dat de heer Pechtold omdat hij een gedoogpartner is — het wordt ook wel de constructieve oppositie genoemd — dan toch dit kabinet in het zadel houdt door telkens constructief mee te denken en zo doormoddert van de ene begroting naar de andere zonder de echte bakens te laten verzetten.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat door het beeld dat mevrouw Thieme nu schetst van politiek mensen het gevoel krijgen dat je twee kleuren hebt: als je in de oppositie zit weet je alles beter en is alles wat uit kabinet komt fout. Dat scheidt je voor een periode, totdat er een rolletje van een partij wisselt en dan is het andersom. Zo is de wereld niet. Tussen VVD en PvdA zit D66 met haar verkiezingsprogramma sociaaleconomisch vaak met raakpunten. Als het om bepaalde andere dingen gaat — we zien dat rond de rechtsstaat — gaat dat wat minder. Neemt u mij niet kwalijk dat ik namens de kiezers die ons hier voor deze periode hebben neergezet de kansen pak, mevrouw Thieme. Dan zegt u: trek de stekker eruit. Nou ja, dat met die stekker is hier al eens geprobeerd. Dat kan dus niet, dat is al een keer bewezen. Zo niet en ook niet op een andere wijze. Weet u wat ik zou willen? Er een tweede stekker in stoppen, om te zorgen voor goede energie en voor extra ambitie.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het gaat er natuurlijk om wat de kiezers, de mensen thuis, denken over dit hele circus rondom constructieve oppositie en gewone oppositie, waarbij er ook nog zoiets is als een kabinet. Mensen kunnen daar eigenlijk geen kaas van maken. De heer Pechtold zegt aan de ene kant in de media dat dit kabinet geen enkele visie heeft, dat het slecht is voor het land als wij zo door blijven modderen en dat er echt verandering in moet komen. Aan de andere kant steunt D66, de heer Pechtold, dit kabinet door telkens opnieuw een handtekening te zetten onder de begrotingen voor het komende jaar. Dat is ook niet uit te leggen, mijnheer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): Als krantenkoppen alweer worden samengevat door mevrouw Thieme, die daar dan ook natuurlijk weer politiek mee bedrijft — u moet nu niet net doen alsof u er niet bij hoort want u bent hier ook als politica, mevrouw Thieme — dan zijn de hyperbolen wel groot. Er is een ambitie. Als je echter 600.000 mensen aan de kant hebt staan, is het hier geen tijd om te denken: ach, we hebben hervormd en achterstallig onderhoud gedaan en nu kunnen we wel tweeënhalf jaar wachten op die groei. Nee. Ik ben het met de liberalen eens dat de overheid geen banen creëert in de zin van het creëren van overheidsbanen. Ik ben echter aan de andere kant via het belastingstelstel graag bereid om ervoor te zorgen dat er in de markt door groei, bij de overheid door kansen en in het onderwijs door geld weer werkgelegenheid komt. Ik nodig u uit om een keer mee te praten, mevrouw Thieme.  Ik had het over de hervormingen. We hebben gedaan wat iedereen wist dat moest gebeuren. Volgende generaties mogen niet anders van ons verwachten. Het nemen van moeilijke besluiten wordt echter steeds lastiger voor politici. Een cultuur van politieke onmacht dreigt een drijfanker te worden voor ieder kabinet. Dat is een cultuur waarin politici uit angst voor cynische reacties op social media, vette koppen in de kranten en wisselende opiniepeilingen steeds minder de moed hebben om de keuzes te maken en die ook te verdedigen, langer dan een etmaal lang. Vasthoudendheid loont. Als je tegen de stroom in maatregelen durft te nemen, zien mensen uiteindelijk heus wel de positieve resultaten. Langzaam, natuurlijk veel te langzaam, trekt de woningmarkt aan, daalt de werkloosheid en stijgt daardoor ook het consumentenvertrouwen.  Het economisch herstel is broos en er zijn nog grote risico's. Die betreffen niet alleen de conflicten aan de buitengrenzen van Europa en elders aan de wereld waar ik over sprak. Ook binnen de Europese Unie zijn landen als Frankrijk, met een groeiend begrotingstekort, voor Nederland nog steeds een risico voor de economische stabiliteit. Of we sterker uit de crisis komen, zoals de premier ons wekelijks voorhoudt, is nog de vraag. Dat lukt alleen als wij ervan doordrongen raken dat angst voor de kiezer geen argument mag zijn om wat gedaan moet worden vooruit te schuiven. Mijn fractie maakte in het voorjaar de inzet voor de begroting voor 2015 duidelijk: verlagen van de belasting op arbeid met ten minste 1 miljard euro, investeren in innovatief mkb en wetenschappelijk onderzoek via een toekomstfonds. Die inzet hebben wij samen kunnen waarmaken. Minder stijging van de lasten met in totaal 1,3 miljard euro. Wij gaan onze gasbaten, ons ondergrondse kapitaal, niet meer klakkeloos opsouperen, maar wij gaan investeren in innovatie. Het gas raakt op; over tien jaar is ook Nederland ondanks zijn gasvoorraad importeur van gas. Daarom moeten wij die lucht uit de begroting pompen. 200 miljoen is een bescheiden, maar wel belangrijk begin.  Het kabinet weet maar al te goed dat de verlenging van de verlaging van de btw in de bouw onze steun heeft; ik zou het zelf bedacht kunnen hebben. Duizenden schilders, metselaars en stukadoors kunnen hun baan behouden. Ook het extra geld voor de AIVD en het Openbaar Ministerie is van harte welkom. Er is sprake van een trendbreuk. Die is belangrijk om meer zaken te kunnen oplossen, want nog steeds is het grootste probleem dat het aantal opgeloste misdrijven in 2012 20% lager was dan in 2005.  Het is ons niet gelukt het kabinet te overtuigen van onze fundamentele bezwaren tegen de bezuinigingen op de griffierechten en de rechtsbijstand, die de toegang tot het recht blokkeren. Bij deze voorstellen, en ook bij het voorstel inzake elektronische detentie, tonen wij ons een wat minder geliefde oppositie.  Alles bij elkaar — ik zei het zo-even al — is er sprake van een goed te verdedigen begroting, maar wel een begroting die nog verre van feestelijk is.  De heer Roemer (SP): Voor D66 vormen de rechtstaat, de rechtsorde en de toegang tot het recht altijd een ongelofelijk belangrijk punt. Als de plannen op dit wezenlijke onderdeel in de begroting D66 tegen de borst stuiten, waarom komt de heer Pechtold dan niet met voorstellen op basis waarvan wij samen op zoek kunnen gaan naar een alternatief voor dat bedrag en elkaar wellicht kunnen vinden? Ook wij vinden dat het bezuinigen op de toegang tot het recht niet past in een rechtsstaat als die in Nederland.  De heer Pechtold (D66): Ik ben er open over — dat was trouwens ook vorig jaar het geval — dat dit onderdeel in de begroting niet het onderdeel is dat D66 ambieert. Het gaat om afzonderlijke wetgeving. Ik ga niet dreigen, maar ik zie dat daarover in de Eerste Kamer zelfs in de coalitie problemen ontstaan. Misschien kan de minister van Justitie, voordat hij het gevoel krijgt dat die wetten misschien allemaal sneuvelen, nog eens bekijken of hij op dit punt tot andere ideeën kan komen. Ik wens hem daar ongelofelijk veel succes mee. Wie weet krijgt hij dan onze steun.  De heer Roemer (SP): Het is heel gemakkelijk om te hopen dat de Eerste Kamer plannen zal tegenhouden — dat hoop ik overigens van heel veel plannen — maar als de heer Pechtold niet met tegenvoorstellen komt, stemt hij met die plannen in.  De heer Pechtold (D66): Nee …  De heer Roemer (SP): Ik was nog niet klaar met mijn interruptie. Als de heer Pechtold geen alternatief heeft en niet met een ander voorstel komt — ik wil samen met hem zoeken naar een dekking waarin wij ons allebei kunnen vinden — dan stemt hij in met de begroting. Dan kan hij hier wel blijven mopperen, maar dan moet het gemopper ophouden en moet hij gewoon meedoen. Dan is hij verantwoordelijk voor de gehele begroting, want hij heeft geen alternatief aangereikt.  De heer Pechtold (D66): Dat is nu net de crux, want het gaat om drie wetsvoorstellen die separaat naar de Kamer komen. Die voorstellen zijn dus nog geen onderdeel van de begroting. Wellicht worden zij als taakstelling ingeboekt. Het is echter klip- en-klaar dat die wetsvoorstellen niet de steun van onze fractie krijgen. De senatoren heb ik niet aan een touwtje, maar mijn ragfijn politiek gevoel zegt dat zij, hun achtergrond kennend, er moeite mee zullen hebben. Ik moet de heer Roemer op dit punt dus corrigeren: het gaat om aparte wetsvoorstellen met financiële consequenties.  De heer Roemer (SP): Dat werkt niet. In de begroting is al ingecalculeerd dat op een bepaald onderdeel fors zal worden bezuinigd. De heer Pechtold zegt alleen dat hij het daar niet mee eens is; hij komt niet met een alternatief en een financiële dekking. Hij zegt ook niet dat hij de betrokken wetsvoorstellen niet zal steunen als die bezuiniging erin zit. Als hij dat nalaat, stemt hij in met de begroting en met de bedragen die worden ingeboekt. Dan is hij daar medeverantwoordelijk voor. Het mopperen bij de bespreking van die wetgeving is dan één stap te laat.  De heer Pechtold (D66): Er is een fundamenteel verschil tussen iets wat al ingeboekt is en in wetgeving is vastgelegd en wetgeving die nog moet komen en misschien leidt tot de opbrengst waarop de minister hoopt. De minister kan tellen en niet alleen tot 38, want ik hoor ook uit sociaaldemocratische en zelfs uit liberale kring gemor over deze voorstellen. Dus of de senatoren van D66 en de SP aan die afweging toekomen, is nog maar de vraag. Dan is het de taak van de minister — zo werkt het — om met tegenvoorstellen te komen. Ik wil natuurlijk graag meedenken, maar niet langs deze weg.  Alles bij elkaar is dit een goed te verdedigen begroting, maar verder niet een die feestelijk is. Natuurlijk: de koopkracht stijgt licht, de economie groeit een beetje, de werkloosheid daalt volgend jaar licht en het begrotingstekort vermindert iets. Maar te veel mensen zitten nog zonder werk, te veel huizen staan nog steeds onder water, de koopkrachtstijging is voor mensen echt geen vetpot en de lasten stijgen volgend jaar nog steeds. Dat is slecht voor de werkgelegenheid, dat is slecht voor ons vestigingsklimaat en dat is slecht voor het ondernemerschap.  Er is dus meer nodig dan deze begroting. Hoe nu verder? De vraag dringt zich op of het kabinet dan is uitgeregeerd. Is de hervormingsagenda nu klaar? Is Nederland af? Op dat laatste zeg ik: nee, natuurlijk niet. En of het kabinet is uitgeregeerd, dat is — ik zei het al — aan het kabinet. Voor mij geldt dat dat afhankelijk is van een nieuwe ambitieuze agenda. Nederland is namelijk verre van af. De uitvoering van wat in gang is gezet, is een levensgrote klus. Onze steun aan de hervormingen maakt ons extra kritisch. Het parlement is medewetgever, maar geen mede-uitvoerder.  In de zorg gebeurt veel, maar wat doet het kabinet met de signalen dat de overdracht van taken minder soepel gaat dan wellicht gehoopt? Op de arbeidsmarkt is veel hervormd, maar het kabinet moet ervoor zorgen dat de begeleiding naar werk goed wordt opgepakt. Ik verwacht hierbij veel van de in het regeerakkoord vastgelegde coördinerende rol van de minister van Binnenlandse Zaken. Dit is een uitgelezen kans voor hem om nieuw leven te blazen in een uitgeholde en moeizame portefeuille. De minister maakte ruzie binnen het koninkrijk en de verhoudingen met de voormalige Antillen zijn daardoor beroerd. En dan is er die inmiddels lege bestuurlijke agenda: opschaling van de gemeenten, snoeien in de gemeenschappelijke regelingen, hervorming van provincies, afschaffen van de waterschappen, dat stond ooit allemaal in het regeerakkoord.  Sinds de Tweede Wereldoorlog verschenen er 46 rapporten over de inrichting van ons openbaar bestuur. En wat doet het kabinet? Het richt een studiegroep op. Dat is dan club 47. Ik krijg er Balkenende IV-visioenen van. Een verkenning waar ik wel op zit te wachten en waar ik een jaar geleden op deze plek om heb gevraagd, is die naar de rol van de Eerste Kamer. Die is voor voor de zomer toegezegd, maar ik heb er nog geen letter van gezien. Collega Zijlstra heeft er ook weleens naar gevraagd. Dus vraag ik, denk ik, mede namens hem: wanneer kunnen we die verwachten? Dan is er, last but not least, nog de afschaffing van de Zondagswet, waar de hele Kamer — bijna de hele Kamer — op zit te wachten. Ik vraag aan de premier: zo moeilijk kan dat toch niet zijn?  Is Nederland af? Is er echt niets meer te doen? Natuurlijk niet. Waar willen we naartoe met onze rechtstaat? Wat is ons antwoord op de terroristen van IS? Het kabinet kiest de conservatieve lijn; repressie is het toverwoord en maakbaarheid is het ideaal. Het kondig verboden af, beperkt vrijheden en presenteert daadkrachtig een 38 puntenplan, dat bij de behandeling hier echter aanzienlijk aan kracht verloor. Ja, onze samenleving wordt uitgedaagd door terroristische groeperingen en kwaadwillende individuen. Ja, effectieve maatregelen zal mijn fractie steunen. Wij willen er alles aan doen om jihadreizigers te dwarsbomen, inclusief het ontnemen van hun paspoort, maar dan wel langs de koninklijke, rechtsstatelijke weg. Wij vertrouwen op het gezonde verstand en de weerbaarheid van de rechtsstaat. Door te stellen dat IS een gifslang is die je niet bij een baby in de wieg legt, suggereert de vicepremier dat onze rechtsstaat onvoldragen en weerloos is. Deelt de premier die opvatting? Wij vinden onze vrijheden, voortkomend uit de verlichting, zo veel waard dat we ze niet prijsgeven als we worden uitgedaagd. Onze grondhouding tegenover radicalisering en jihad is: dit zijn wij, een open samenleving, een weerbare samenleving, met een kaarsrechte rug; jouw vrijheid stopt waar je die van een ander raakt. Wie dat met voeten treedt, wordt keihard aangepakt.  Is Nederland af, is het kabinet uitgeregeerd? Het tegendeel zou moeten blijken uit de concrete groeiagenda voor de komende jaren. Dat is toch niet die magere brief, die opsomming van maatregelen die we al genomen hebben? Hoe zit het met die beroemde koek die groter moet, maar waar we met zijn allen al jaren in aan het snijden zijn, zodat er alleen nog maar kruimels over zijn? De premier heeft toch nog wel ambitie in dat opzicht, hoop ik? Op die heisessie bij minister Kamp is toch wel wat meer gedaan dan een potje klootschieten?  Ik ben er niet gerust op. Werk, werk, werk is de nieuwe mantra. Met zo'n algemene mantra ben ik het natuurlijk eens. De sectorplannen van minister Asscher heb ik een kans willen geven. Dat het geld dat daarmee gemoeid is, opraakt, dat geloof ik. Ik geloof echter steeds minder dat die plannen het grote verschil gaan maken. Natuurlijk helpen alle beetjes: iedere behouden baan is er één, maar echte banen komen er alleen als het voor ondernemers aantrekkelijk is om mensen in dienst te nemen. Dat is sinds 2007 alleen maar duurder geworden. Ook zelfstandigen zonder personeel die willen doorgroeien naar ondernemers met personeel hebben daar last van. Wat gaat het kabinet doen om werkgeverschap aantrekkelijker te maken? Wij zouden het een goed idee vinden om een korting te geven op de werkgeverspremie voor de eerste werknemer. Ik krijg hier graag een reactie op.  Ik hoopte gisteren ook gerustgesteld te worden over de voortgang van een nieuw belastingstelsel. De coalitie leek een beetje verdeeld. Collega Samsom vond de plannen van Zijlstra "ongelooflijk lomp". Zijlstra van zijn kant vond dat Samsom "dom bezig is". Daar zit toch enig licht tussen, zegt alweer mijn ragfijn politiek gevoel. Ondanks, of dankzij die verdeeldheid kwam het kabinet met een brief van 27 pagina's. Maar wat staat daar eigenlijk in? Ik zie nog niet het begin van een plan. Na ruim een jaar praten en twee eerdere uitstelbrieven wil het kabinet, misschien om de verdeeldheid te maskeren, met Jan en alleman in gesprek. Vooruit, u kent mij: ik denk graag mee. Maar dan niet over routes, mogelijkheden, processen, denkrichtingen, langjarige bewegingen; al deze termen lees ik in die brief. Ik denk graag mee over echte hervormingen, over een concreet plan van een coalitie die keuzes durft te maken. De voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen leveren 140.000 banen op. Die plannen liggen er al een jaar. Voor mijn fractie vormen die plannen een goede uitgangspositie om mee aan de slag te gaan, zodat de belasting op arbeid omlaag kan en werken weer gaat lonen, de vervuiler meer gaat betalen, het stelsel eenvoudiger wordt en het rondpompen van toeslagen aan banden wordt gelegd. Een niet onbelangrijk detail is dat we dan ook iets aan die accijnzen kunnen doen. Dat is alleen vervelend voor het CDA, want dat moet dan op zoek naar een nieuw kroonjuweel. Als het regeerakkoord in zes weken kan worden geschreven, dan hoeft een nieuw belastingstelsel toch geen jaren te duren.  Niet alleen het belastingstelsel maar ook het pensioenstelsel is aan vernieuwing toe. De crisis heeft laten zien dat onze pensioenen minder hard zijn dan mensen jarenlang is voorspeld. Dat leidt tot onzekerheid en onbegrip bij de ouderen van wie het pensioen niet wordt geïndexeerd of zelfs wordt gekort, maar zeker ook bij de jongeren van wie het pensioen daalt terwijl de premie stijgt. Mijn fractie wil voor pensioenen veel meer individuele keuzevrijheid. Mensen werken niet meer 40 jaar voor dezelfde baas. Wij nemen ook hier geen genoegen met dikke rapporten, vage vergezichten, raamwerken en stappenplannen. Wij willen graag dit voorjaar, laten we zeggen voor 18 maart, concrete plannen zien. Mag ik de premier nog even het volgende voorhouden over de pensioendialoog? Weet hij dat die dialoog door staatssecretaris Klijnsma wordt gevoerd op werkdagen tussen 10.00 uur en 13.00 uur? Je moet zo ongeveer pensioengerechtigd zijn om op zo'n toogdag te kunnen verschijnen. Toch roep ik alle jongeren en werkenden op: maak niettemin dat uurtje vrij, want het gaat vooral om jouw pensioen!  Bij nieuwe groei past niet het subsidiëren van de oude economie. Ik zie geen enkel heil in ons zelfvoorzienend, de landbouw subsidiërend, terugtrekken achter de dijken met daarbovenop een kerncentrale, zoals het CDA dat graag wil. Het geld moet juist de andere kant op: van koeien naar kennis, hier in Nederland en zeker in Europa. Nieuwe groei kan dan ook zeker niet zonder goed onderwijs. Met de 600 miljoen structureel uit het herfstakkoord hebben basisscholen en middelbare scholen zo'n €200 per leerling extra gekregen. Ook komend jaar krijgen scholen dat geld. De Kamer heeft dat geregeld. Aan het kabinet is het de taak om ervoor te zorgen dat dit geld ook echt aan de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Met de opbrengst van het studievoorschot stijgt het budget voor het hoger onderwijs tot 20%. Dat is een enorme impuls. Met dit geld kunnen hogescholen en universiteiten meer en betere docenten aannemen. Over de besteding van dit geld krijgen studenten ook meer zeggenschap. Onderwijs is echter meer dan alleen een diploma; het is een voorwaarde voor economische groei. Jongeren die hun school hebben afgemaakt, komen vijf keer minder vaak in aanraking met justitie. Ja, zelfs onderwijs is veiligheid.  In die moderne samenleving die ik voor me zie, willen mensen ook steeds meer zelf doen: overnachten via Airbnb of een taxi bestellen via Uber. En via crowdfunding kunnen mkb'ers gemakkelijker aan geld komen dan via de bank. Vorig jaar kondigde het kabinet met veel bombarie de participatiesamenleving aan. Dit jaar kwam de participatiesamenleving niet meer voor in de troonrede. Sterft een en ander nu een stille dood of gaan we er werkelijk werk van maken? Ik geloof graag dat mensen willen bijdragen, maar mensen zijn geen beleidsinstrumenten. Het simpelweg overdragen van overheidstaken is een al te simpele en eenzijdige invulling van het begrip "participatiesamenleving". Met de decentralisatie komt de zorg dicht bij de mensen. Zij krijgen zo lang mogelijk de regie over hun leven. Dat is een doorslaggevend argument voor onze steun. Zelfbeschikking vinden mensen over het algemeen een groot goed. Zelfbeschikking staat of valt met een toegankelijke overheid die luistert, meedenkt en de spelregels aanpast. Het gaat mij dan niet alleen over de zorg, maar ook over het verouderde beeld van het huwelijk en alle twintigste-eeuwse verplichtingen die daaruit voortkomen. In een moderne maatschappij met alle mogelijke samengestelde leefvormen past het niet meer voorhuwelijks vermogen, giften en erfenissen vanzelfsprekend gemeenschappelijk te laten zijn. Ons initiatief om dit te veranderen, dat door de coalitie wordt gesteund, ligt in de Kamer en dat komt dus wel goed.  Maar er is meer. Mensen houden graag de regie over hun leven, maar ook over hun levenseinde. Mag ik de minister van Volksgezondheid, na alle kritiek van de afgelopen weken, nu eens een compliment geven? Zij heeft in de brief aan de Kamer over een paar slepende medisch-ethische zaken standpunten ingenomen die mij als liberaal bevallen. In dit debat wil ik er daarvan een specifiek noemen. Mijn fractie is blij verrast dat zij bevestigt wat Els Borst altijd heeft benadrukt: ook iemand die zijn wil niet meer kan uiten, maar deze eerder schriftelijk heeft vastgelegd, kan euthanasie krijgen. Veel mensen vinden dat vanzelfsprekend, maar lopen in de praktijk tegen muren op. Daarom kan deze uitspraak over de wilsverklaring een doorbraak betekenen: hij geeft duidelijkheid aan artsen en doet recht aan de verwachting van mensen dat hun wil over hun levenseinde wordt gerespecteerd. Om ieder misverstand weg te nemen: kan de premier bevestigen dat ik het standpunt van het kabinet zo goed heb weergegeven?  Het kabinet toont zich minder liberaal, en ook niet sociaal, op het gebied van de softdrugs. Waarom toch die blokkade? Gedoogde verkoop is een goudmijn voor de georganiseerde criminaliteit. De golf van liquidaties in de onderwereld is niet alleen een afrekening maar ook een rekening die we krijgen gepresenteerd. De zwaarbelaste politie en het zwaarbelaste Openbaar Ministerie hebben hun capaciteit en tijd dringend elders nodig. Vier Amerikaanse staten zijn ons als gidsland inmiddels voorbij.  Ik maak de balans op. Vorig jaar was zo ongeveer het enige buitenland dat hier ter sprake kwam, de fraude door Bulgaren. Voor het kabinet was het buitenland tot nu toe business as usual. Die tijd is voorbij. Ik verwacht van de premier dat hij voorop gaat lopen in Europa als het gaat om defensiesamenwerking, de energie-unie en de strijd tegen IS. De premier zal ook in Nederland voorop moeten lopen. Verdeeldheid in de coalitie of angst voor de kiezer mogen het herstel van Nederland niet in de weg zitten. Wij voeren nog altijd oppositie voor het kabinet, maar of dat zo blijft, zal afhangen van de bereidheid van de premier om onze ambities voor de tweede helft tot de zijne te maken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb nog een slotvraag. Ik weet niet of het de heer Pechtold is opgevallen, maar de leden van het kabinet zijn langzamerhand wat in slaap gedommeld bij alle vragen die de heer Pechtold stelde. Ik snap dat wel. Dat komt doordat ze weten dat ze niets hoeven te beantwoorden, want de steun voor de hele begroting waarover we twee dagen praten, is al binnen. Is het nu werkelijk zo verstandig van D66 om als partij die vrij zou moeten zijn in het parlement, al voor de begrotingsbehandeling uit het ministerie van Financiën naar buiten te lopen met een stempel van goedkeuring op deze, in de woorden van de heer Pechtold zelf, visieloze begroting?  De heer Pechtold (D66): Ik loop hier al wat langer mee. Ik kan me nog een debat herinneren — het waren ook algemene politieke beschouwingen — waarin aan het begin, toen de heer Van Geel hier stond, aan hem door een van de gewaardeerde collega's werd gevraagd: is er nog wat aan te veranderen? Toen zei de CDA'er Van Geel in een traditie van christendemocratie: nee, natuurlijk niet! Als je met dit kabinet je kansen pakt, luistert waar de problemen zitten, die bijbuigt en ervoor zorgt dat je eigen verkiezingsprogramma daarin zichtbaarder wordt, dan is er van alles mogelijk. Dat was vorig jaar zo, dat was dit jaar weer zo en zelfs nu weet ik gewoon dat, als er kansen zijn en als die goed zijn, we daarover overeenstemming kunnen bereiken. Ik zou u willen zeggen: richt ook u zich daar weer een keer op. Dat maakt namelijk ook dat uw achterban denkt: ja, daarvoor doe ik het.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is eigenlijk apart: de heer Pechtold verwijt het CDA nu dat het doet wat het altijd deed, maar mijn verwijt aan D66 en aan de heer Pechtold is nu juist dat hij iets doet wat hij anderen altijd verweet, namelijk via kronkelroutetjes in achterkamertjes nog voor het plenaire debat al akkoord gaan met een begroting die nog moet worden behandeld. Al voor de premier überhaupt geantwoord heeft, weet het kabinet dat het het hele jaar vol kan maken met steun voor deze begroting. Ik begrijp dus werkelijk niet dat D66 de huid voor het debat al heeft verkocht.  De heer Pechtold (D66): Ik snap er werkelijk niets van. Ik zit met de heer Buma in één mooi pand binnen de Tweede Kamer, maar in elke kamer hier voor en achter waarvan ik de deur opentrek, kom ik altijd een CDA'er tegen. Ook u, mijnheer Buma, was vorig jaar gewoon bereid om in het Justitiegebouw te komen en mee te praten en mee te doen. Het beviel u alleen niet en u liep weg. Als er al achterkamers zijn, dan zitten ze op de tweede verdieping van het Justitiegebouw, waar u zit! "De eerste" wordt geroepen, maar het is wel de tweede laag.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik snap deze fout wel: op de tweede verdieping zit D66.  De heer Pechtold (D66): Onze deur heeft aan de binnenkant wel een klink!  De heer Zijlstra (VVD): Ik erken dat ik op een gegeven moment op bezoek ging bij de heer Pechtold, maar dat ik binnenliep bij het CDA.  De heer Pechtold (D66): En een halfuur later stond dat al op de site van het ANP.  De heer Zijlstra (VVD): Vervolgens stonden ze bij de heer Pechtold voor de deur ...  De heer Pechtold heeft nu al een paar keer in zijn betoog gezegd dat het antwoord op de vraag of het kabinet is uitgeregeerd of niet, afhangt van de nieuwe ambities en plannen. Ik heb daar twee vragen over. Deelt de heer Pechtold de mening dat de implementatie van de enorme hervormingen, die ook hij wilde en die het afgelopen jaar door het parlement zijn geloodst, nauwkeurig en goed moet gebeuren en dat dat alleen al genoeg werk is voor dit kabinet om te rechtvaardigen dat het hier de komende jaren nog zit? De heer Pechtold sprak de mooie woorden dat er doorgepakt moet worden. Gaat de fractie van de heer Pechtold dat ook in de volle omvang doen, bijvoorbeeld bij de novelle over de woningmarkt? Daar moet geen vertraging in worden aangebracht, zodat wij gewoon het tijdschema halen. Bovendien moet er geen vertraging ontstaan bij de Wlz. Ook willen wij achteraf niet de verhalen horen dat wij de veranderingen in de jeugdzorg wat langzamer hadden moeten invoeren. Dat soort dingen gaan wij dus gewoon niet meer meemaken, toch?  De heer Pechtold (D66): Zeg nooit "nooit". Dit betreft de uitvoering. Ik heb zojuist de minister van Binnenlandse Zaken weer wat meer ruimte in zijn portefeuille gegeven, want op de Antillen schiet het niet op en de bestuurlijke zaken heeft hij eruit geknald, dus nu kan hij de coördinerende rol oppakken. Dat moet het kabinet niet zelf doen, maar de gemeenten, de wethouders, van wie er gelukkig velen van de goede kleur zijn. Zij gaan het uitvoeren.  Nu zegt de heer Zijlstra: je hebt misschien toch nog wel kritiek en wat meer ambitie. Laat ik eens iets verklappen. Ik zie natuurlijk vele D66'ers als voorbeeld, maar ik heb ook altijd bewondering gehad voor Frits Bolkestein die hier stond tijdens Paars. Hij was een coalitiegenoot, niet eens een constructieve gedoger, maar hij gebruikte deze debatten elke keer om de boel op scherp te zetten en aan te jagen, om ambities te formuleren en de zaak op te jutten vanuit de dualistische rol die de Kamer speelt. Als ik vandaag de heren Samsom en Zijlstra zie, denk ik dat zij toch een beetje de voorstoppers van de club zijn. Het parlement speelt de dualistische rol op grondwettelijke basis, dus neem een voorbeeld aan Bolkestein! Ik heb het vandaag een beetje geprobeerd.  De heer Zijlstra (VVD): Zoals gebruikelijk zegt de heer Pechtold ook nu weer iets anders, omdat hij een lastige vraag krijgt. Wij zijn dat weliswaar van hem gewend, maar het zou mooi zijn als hij de vraag toch zou beantwoorden.  De heer Pechtold (D66): Mijnheer Zijlstra, u vroeg naar de Wlz?  De heer Zijlstra (VVD): Als het gaat om ambitie en de heer Pechtold tegen het kabinet en de coalitiepartijen zegt dat ze moeten voortmaken en doorzetten, dan gaan wij het toch niet meemaken dat de partij waar de heer Pechtold de politieke leider van is, in andere debatten het tegengestelde zal zeggen?  De heer Pechtold (D66): Ik vind het eigenlijk jammer dat ik deze geloofsbelijdenis hier moet afleggen. Ik doe dat echter graag als er zo laat op de avond nog enige onrust is. Mijn handtekening staat voor de hervormingen. Dat hebt u gezien, mijnheer Zijlstra. Bij de bespreking van de Wlz heb ik zelfs andere partijen uitgedaagd. Ik heb de heer Buma bijvoorbeeld gevraagd waar hij die 200 miljoen voor wilde gebruiken. De staatssecretaris — die man kan niet genoeg geprezen worden voor al wat hij in het afgelopen halfjaar gedaan heeft — luistert geregeld naar onze woordvoerders. Als dat allemaal zo doorgaat, denk ik dat het de goede kant opgaat.  De heer Zijlstra (VVD): Ik dank de heer Pechtold voor dit heldere antwoord. Wij zullen de Handelingen goed bewaren.  De voorzitter: Anders doen wij dat wel voor u.  De heer Slob (ChristenUnie): "I can't believe the news today. Oh, I can't close my eyes and make it go away." Mevrouw de voorzitter, mogelijk herkent u deze woorden. Dit zijn de openingszinnen van het nummer Sunday, Bloody Sunday van U2. Ik moest deze zomer aan deze zinnen denken terwijl het wereldleed aan ons voorbij trok en ons door elkaar schudde: de MH17, Gaza, Noord-Irak, Oekraïne en ebola. Zoveel leed op zoveel plaatsen in de wereld; er was en is geen ontkomen aan. Ik weet zeker dat veel mensen te midden van dat leed, net als ik, verlangen naar een betere wereld en naar wijsheid om aan die betere wereld te werken. Daarom moest ik deze zomer ook denken aan een wijs man uit het verleden, koning Salomo. In het Bijbelboek Psalmen, psalm 72, geeft hij op een mooie manier woorden aan dat verlangen. Hij schrijft:  "Mogen de bergen vrede brengen aan het volk  en de heuvels gerechtigheid.  Moge hij recht doen aan de zwakken,  redding bieden aan de armen,  maar de onderdrukker neerslaan."  En:  "Moge in zijn dagen de rechtvaardigen bloeien,  de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat."  Voorzitter. Vrede en recht, wat kun je daar in deze tijden intens naar verlangen. Vrede en recht voor yezidi's, christenen, Turkmenen en andere minderheden in Irak. Vrede en recht voor de op drift geslagen bevolking van Syrië. Vrede en recht voor de bevolking van de Oekraïne, van Nigeria, Zuid-Sudan en andere onrustige landen in Afrika. Vrede en recht voor de inwoners van Israël en voor Palestijnen. Maar ook vrede en recht voor de inwoners van ons land, legalen en illegalen. Salomo doet een oproep aan machthebbers om hun positie voor dat doel te gebruiken. Dat deed hij eeuwen geleden, maar die oproep is ook in 2014 hard nodig, ook voor iedereen die in Nederland politieke verantwoordelijkheid draagt, voor u en ik hier in de Kamer of ook in het kabinet.  Deze algemene politieke beschouwingen vinden plaats in een totaal andere politieke context dan we in de vorige jaren gewend waren. De internationale situatie is uitermate zorgelijk. Meer dan ooit worden we gedwongen na te denken en te spreken over de waarden die ten grondslag liggen aan ons handelen. Waar staan we voor? Hoe kijken we naar dit land en de wereld waarin we leven? Hoe ziet de wereld eruit die we willen bouwen? Deze tijd vraagt om een duidelijk antwoord op die vragen. Wij willen bouwen aan een wereld van vrijheid, vrede en recht. Dat is tegelijk een boodschap van hoop tegenover alles wat ons wanhopig en onzeker maakt, een boodschap van vrijheid tegenover hen die deze vrijheid bedreigen, een boodschap van verbondenheid tegenover hen die chaos en wanorde willen creëren.  In deze tijd hebben we een duidelijk kompas nodig, een kompas dat perspectief biedt en recht brengt, een kompas dat angst en onrecht bestrijdt. Dat hebben we niet alleen nodig vanwege de situatie in de rest van de wereld, want ook in ons eigen land zijn veel mensen onzeker over de grote hervormingen in de zorg en op de arbeidsmarkt. En er zijn nog altijd 600.000 mensen op zoek naar werk, meer zelfs dan 600.000! Mensen maken zich zorgen over hun woning die onder water staat of om het feit dat ze geen woning kunnen vinden.  Die onzekerheid bracht mijn fractie er vorig jaar toe om niet alleen maar oppositie te voeren, maar ook iets aan die onzekerheid te doen door onze invloed op de begroting uit te oefenen. Dat heeft op onderdelen succes gehad. De voorgenomen financiële aanslag op gezinnen en op weduwen en wezen is afgewend. We kwamen met succes op voor werkgelegenheid in de regio, voor extra geld voor het onderwijs, voor de bouw en voor lagere lasten op arbeid. En wat zien we? De woningmarkt is eindelijk in beweging en we zijn eigenaren met restschulden en schulden doordat ze hun huis niet kwijtraken, te hulp gekomen.  Ik realiseer me wel dat we daarmee ook verantwoordelijk zijn voor een aantal stevige ingrepen. En ik zeg het er ook eerlijk bij: het schuurt nog regelmatig, ook voor ons, maar niets doen is in deze tijd geen optie. Voor de ChristenUnie zie ik geen andere keuze dan actief betrokken zijn bij besluiten. Een tijd van onzekerheid vraagt niet om polarisatie, maar om samenwerking. Een tijd van onzekerheid vraagt niet om het wegduiken in de oppositionele hangmat, maar om het aanpakken van problemen in binnen- en buitenland.  Bij het aanpakken van die problemen staat in deze tijd de strijd voor vrijheid wat ons betreft centraal, want als we deze zomer één ding hebben gezien, dan is het wel dat vrijheid geen rustig bezit is. Vrijheden worden bedreigd, kijk naar de gruwelijke daden van IS in Syrië en Noord-Irak, en laten we dat duidelijk benoemen: het is grof onrecht dat bestreden moet worden! Het kabinet liet deze zomer lang twijfel bestaan of er in Noord-Irak nu genocide dreigde of niet. Die twijfel vond ik gênant.  Wij moeten niet alleen heldere taal spreken maar ook actief handelen, onrecht actief bestrijden en de hulpeloze slachtoffers helpen. Dat moet doelgericht: het verdedigen van de internationale rechtsorde met een duidelijke strategie, militair en humanitair, en in goede samenwerking met andere landen, de "coalition of the willing". Ik vraag de minister-president als primus inter pares van het kabinet om morgen gewoon eens heel duidelijk te vertellen waar het kabinet staat. Neem ons én de samenleving mee in de te maken afwegingen en blijf ver weg bij argumenten als dat zaaltjes te klein waren om aan te schuiven. Zulke argumenten ondergraven een geloofwaardig buitenlands beleid bij een cruciale kwestie als deze.  De gebeurtenissen in de afgelopen maanden bewijzen opnieuw dat democratie en rechtsstaat altijd beginnen bij de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en dat het alleen daarom al cruciaal is om die vrijheid prominent neer te zetten als speerpunt van buitenlands beleid. Ik vraag het kabinet om dat ook te doen.  De onrust rond demonstraties in de Schilderswijk toont aan dat internationale kwesties ook zomaar ineens in de straten van onze steden kunnen opduiken. Ook het toenemend jihadisme maakt dat duidelijk. Onrust, onzekerheid; maar ook het kwaad moet bestreden worden. Daar hoort een actieve overheid bij, maar ook een overheid die beseft dat alleen repressief optreden niet het antwoord is op de vaak dieper liggende oorzaken van het kwaad, een overheid die beseft dat er geïnvesteerd moet worden in onderlinge verhoudingen. Dat heeft onze samenleving ook, of misschien wel nog veel meer, nodig: dat wij mét alle verschillen die er zijn, ook echt samen kunnen leven en naar elkaar kunnen omzien, juist in deze tijd.  Ik vraag het kabinet om ook in eigen land te doen wat mogelijk is om te werken aan vrede en recht. In de week dat het parlement met het kabinet sprak over een deelname aan de strijd tegen IS, vorige week, stonden voor de deur van dit parlement, bij de hoofdingang, uitgeprocedeerde asielzoekers, onder andere uit Irak, dakloos geworden omdat zij geen recht meer hebben op opvang, mensen die geen kant meer op kunnen. Mevrouw de voorzitter, via u zeg ik tegen het kabinet: zit gemeentes niet dwars, maar steun gemeentes die deze mensen wel willen voorzien van bed, bad en brood, omdat je mensen niet zomaar op straat kunt laten zwerven. En wees ruimhartig in het toelaten van asielzoekers uit de brandhaarden van deze wereld, zoals Duitsland doet, dat meer dan 25.000 Syrische vluchtelingen opneemt, of Frankrijk, dat na de inname van Mosul door IS en de massale vlucht deze zomer zich bereid toonde om Iraakse christelijke vluchtelingen op te nemen. Wat doet Nederland, zo vraag ik het kabinet.  Ik sprak over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Laat die boodschap ook duidelijk klinken in ons eigen land. Het is om die reden diep en diep triest dat de Joodse gemeenschap in Nederland zich steeds meer bedreigd voelt, dat er Joden zijn die overwegen om ons land te verlaten, dat er zijn die dat al hebben gedaan, en dat in de Schilderswijk "dood aan de Joden" is geschreeuwd, waarna inwoners van een Joods hofje zich daar niet langer veilig voelden. Jodenhaat moet altijd en overal bestreden worden. Laten wij de Joodse gemeenschap duidelijk zeggen dat zij erbij horen en dat wij er alles aan zullen doen om ook hun vrijheden te beschermen.  Mevrouw de voorzitter, via u zeg ik daarbij tegen het kabinet: daar trekken wij ook de portemonnee voor open als dat nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om de bescherming van Joodse scholen en instellingen. Minister Opstelten — hij is er nog — heeft net voor het reces op herhaald verzoek van onder andere mijn fractie beloofd om dit te gaan regelen. Het is echter nog altijd niet geregeld. We krijgen de indruk dat de minister op dit punt draalt, terwijl het toch een erezaak zou moeten zijn. Ik roep daarom het kabinet op om over de brug te komen.  Nog geen twee jaar geleden bij de algemene politieke beschouwingen stond de fractie van de ChristenUnie nagenoeg alleen toen er door de VVD, het CDA en de PVV, met steun van bijna alle overige oppositiefracties, een krater van 1 miljard euro in de Defensiebegroting werd geslagen. Alleen de SGP stond naast ons. Dat slaan van die krater was onverantwoord gedrag, waarvoor twee van die drie fracties vandaag een soort mea culpa hebben uitgesproken. Het is echter wel gebeurd. En het was onverantwoord, niet omdat een sterke defensiemacht een doel in zichzelf is, maar omdat een sterke defensie nodig is om onze vrijheden te beschermen, in eigen land maar ook daarbuiten.  In diezelfde jaren is er ook, in dit geval met wat minder steun vanuit de oppositie, onverantwoord fors bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Ook dat onderwerp ligt mij en mijn partij na aan het hart. Wij zijn ervan overtuigd dat Nederland niet voorbij kan gaan aan het bestrijden van nood en achterstanden in de wereld, zoals nu bijvoorbeeld bij die verschrikkelijke uitbraak van ebola.  De heer Zijlstra (VVD): Ik kom nog heel even terug op het punt van Defensie. Ik heb mijn verantwoordelijkheid niet willen wegnemen. Maar het zou de heer Slob sieren als hij zou aangeven dat er ook beslag is gelegd op Defensiemiddelen in de periode voor Rutte I, Balkenende IV, onder een minister van Defensie van de partij van de heer Slob. Andere partijen zeggen dat zij misschien niet overal de juiste keuze hebben gemaakt. Het is prima dat de heer Slob ons dat verwijt, maar kijk dan ook naar uzelf, zeg ik tegen hem.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik herinner mij die periode nog goed. Er is vandaag ook al aan gerefereerd, alweer uren geleden want na een heel dagprogramma komt er ook nog een nachtprogramma. Destijds echter is er door de Kamer ingegrepen. Bij de algemene beschouwingen die toen plaatsvonden, is het kabinet opdracht gegeven door de toenmalige coalitiepartijen CDA, PvdA en ChristenUnie — mijn naam stond er ook onder — om niet te bezuinigen maar om juist geld beschikbaar te stellen voor Defensie. Toen heeft de Kamer dus zelf haar verantwoordelijkheid genomen.  De heer Zijlstra (VVD): De Kamer heeft ervoor gezorgd dat er minder werd bezuinigd, dat geef ik de heer Slob toe. Ik wil niet zwartepieten, want, nogmaals, wij lopen er ook niet voor weg, maar wat in Rutte I ook een duidelijk beslag legde, was het feit dat er zo'n slechte onderbouwing was geleverd op het gebied van materieel en uitzendingen naar Uruzgan dat daar vervolgens heel veel moest worden goedgemaakt. Ook dat heeft ervoor gezorgd dat er extra druk op Defensie kwam. Dat kan allemaal gebeuren, maar dat soort zaken moeten we dan niet wegmoffelen. Er is van alles misgegaan en daar zijn allerlei partijen in verschillende rollen bij betrokken geweest, maar ik laat mij niet aanleunen dat de schuld alleen bij ons wordt gelegd. Ook uw partij is hier niet zonder zonde, mijnheer Slob.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb de schuld wat betreft Rutte I geadresseerd met het noemen van het exorbitante bedrag van 1 miljard euro waarvoor toen is gekozen. Ik geef de heer Zijlstra na dat in de periode Balkenende IV inderdaad een aantal materiële zaken doorwerkten en zijn uitgevoerd. Echter, ik heb zojuist ook gezegd dat er toen door de Kamer is ingegrepen, zodat er weer geld beschikbaar is gekomen voor de Defensiebegroting, iets wat ik de heer Zijlstra niet heb zien doen. Maar goed, laten we niet jij-bakken. Ik kom straks nog even terug op de vraag hoe we verder moeten omgaan met defensie.  Mevrouw de voorzitter. Ik was gebleven bij het onderwerp ontwikkelingssamenwerking. Ook daar is ongelofelijk op bezuinigd. Ik zeg hier nogmaals dat wij verantwoordelijkheid dragen, ook voor de miljoenen en miljoenen vluchtelingen in de wereld, meer dan 51 miljoen. Mensen die in hun vrijheid worden bedreigd. Mensen zonder huis en zonder zekerheden. Vaak ook mensen zonder stem. Mensen op drift, die een beter bestaan zoeken en die tijdens die zoektocht bij honderden verdrinken in een poging Europa te bereiken, zoals de afgelopen dagen weer gebeurde. Talloze overledenen, drijvend voor onze kusten. Het enige antwoord kan dan niet zijn dat we de grenzen nog beter beveiligen en de mensensmokkel nog beter tegengaan. Dan moet er meer gezegd worden.  Mevrouw de voorzitter, kraters kun je niet in één keer dichten. Dat geldt ook voor begrotingskraters. Dat kan niet bij Defensie en ook niet bij Ontwikkelingssamenwerking. Gelukkig heeft de veranderende situatie in de wereld de bezuinigers van toen wel aan het denken gezet. Langzaam maar zeker verandert er iets. Vorig jaar heeft de ChristenUnie al kansen gehad om in de begroting iets te doen om de krater te dichten, om daarmee een begin te maken. Dit jaar gebeurt dat opnieuw. Bijna 600 miljoen euro voor noodhulp en meer geld voor asielopvang, zodat dat geld niet ten koste gaat van de eigenlijke hulpbudgetten. Die dingen zijn allebei hard nodig. Ik zie de minister die daarvoor verantwoordelijk is, dit knikkend beamen. Dit is ook een begroting met eindelijk weer een plus voor Defensie, structureel 100 miljoen. Wij zijn er nog lang niet, want er is nog veel tijd en geld nodig om weer op het juiste niveau te komen, maar de negatieve trend is gestopt.  Ik ga ervan uit dat er voor de mannen en vrouwen die bij de krijgsmacht werken, nu ook snel een fatsoenlijke cao komt. De nullijn is eindelijk losgelaten en dat is goed. Het is prima dat er nu ook weer extra geld voor materiaal komt, maar vergeet het personeel niet. Kan de minister-president dat morgen toezeggen?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb een vraag over de stijging van de budgetten voor Defensie en Ontwikkelingssamenwerking die volgens de heer Slob allebei bewerkstelligd worden. Is het verschil tussen de 100 miljoen voor Defensie en de 600 miljoen voor Ontwikkelingssamenwerking niet dat de 100 miljoen voor Defensie uit extra geld komt en de 600 miljoen voor Ontwikkelingssamenwerking gewoon van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking?  De heer Slob (ChristenUnie): Het klopt dat dit geld is dat, huiselijk gezegd, opgesloten zat en niet gebruikt kon worden. Het komt nu beschikbaar — en het is een fors bedrag — om dit jaar iets te doen aan noodopvang en opvang in de regio, terwijl de bodem van de kist waarin het noodhulpgeld zat al bereikt was. Bovendien hebben wij de komende twee jaar hopelijk ook voldoende middelen om te doen wat nodig is op dat vlak. Ik ben blij dat het ons gelukt is dat dit geld er is. Het zijn euro's die toegepast kunnen worden! Ik vraag het kabinet om ook de Nederlandse ngo's actief te betrekken bij de besteding. Ik denk aan Cordaid, Dorcas, Rode Kruis en noem ze maar op. Zij spelen op de plekken in de wereld waar de ellende zich afspeelt, soms al sinds jaar en dag een heel constructieve rol.  Als het om Defensie gaat, als je materieel gaat aanschaffen en iets met personeel wilt doen, heb je het inderdaad over geld dat een wat langere loop heeft. Wat mij betreft is het nog niet voldoende, maar het is een goed eerste begin na die eerste jaren van kaalslag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben blij met dat extra geld voor noodhulp, zoals ik eerder heb gezegd, maar ik maak bezwaar tegen het feit dat je zegt: we hebben het toch weer mooi voor elkaar gekregen dat er extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking is gekomen! De heer Slob doet dat ook, maar dat is gewoon niet zo. Als die 100 miljoen voor Defensie ergens anders van de Defensiebegroting was gehaald, hadden wij ook geen extra geld voor Defensie gekregen. Zo hebben wij ook geen extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking. Die 600 miljoen komt van een andere post van de begroting van minister Ploumen. Je kunt dat compromis sluiten, maar zeg dat dan gewoon en probeer niet de indruk te wekken dat je voor de poorten van de hel extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking hebt weggesleept, want dat is niet zo.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik gaf net aan dat het geld inderdaad komt uit een budget dat opgesloten zat. Het kon niet gebruikt worden. Het gaat om kwijtscheldingen, ook aan landen waarmee wij afspraken hebben gemaakt, maar waar het geld niet heen kan omdat ze niet voldoen aan de eisen. Dan blijft dat geld gewoon op de begroting staan. Huiselijk gezegd is dat dood geld dat doorgeschoven wordt. Er waren keiharde euro's nodig om noodhulp te realiseren en opvang in de regio te doen. Ik ga dan niet de op zich interessante, maar ook wel dogmatische discussie aan die de heer Van Ojik met de heer Samsom voerde, over percentages en over de vraag of het geld wel of niet van dezelfde begroting komt. Ik ben blij dat het ons ook met partijen die wat lastiger in dit soort onderwerpen zitten, toch lukt om dat geld beschikbaar te krijgen, programma's te maken en Nederlandse ngo's erbij te betrekken.  Wat ik ook mooi vind, is het volgende. Dat is dan meteen het laatste wat ik tegen de heer Van Ojik zeg. Zoals bekend drukt de eerstejaarsopvang van asielzoekers op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Als we dat het komende jaar hadden doorgezet, dan zouden bepaalde programma's gewoon niet kunnen doorgaan, omdat de minister zou moeten bezuinigen om de opvang te betalen. Nu is daarvoor 375 miljoen beschikbaar gekomen; geen klein bier. Laten we in dat opzicht onze zegeningen tellen en doen wat ons gevraagd wordt: mensen in nood helpen.  Behalve financiële kraters dichten, moeten we er natuurlijk ook voor zorgen dat er elders geen gaten vallen. Zoals het ernaar uitziet, worden volgend jaar de drie grote hervormingen effectief, namelijk de nieuwe jeugdzorg, de nieuwe Wmo en — het is nog even afwachten hoe het de komende weken gaat, maar ik ga er eigenlijk wel van uit — de Wet langdurige zorg. Veel taken en verantwoordelijkheden, met name volgend uit die eerste twee wetten, liggen dan bij de gemeenten, juist vanuit de gedachte dat we mensen zo beter recht kunnen doen. Als het kabinet de illusie heeft dat het werk erop zit omdat de besluiten genomen zijn of straks definitief worden, dan schud ik het graag wakker. Het begint nu pas. Mede op ons initiatief zijn de bezuinigingen op de zorg in 2015 met 400 miljoen euro verminderd, in die zin dat het geld beschikbaar is gekomen voor de transitieperiode van het komende jaar. Daarvoor hebben we hard geknokt en dat geld moet goed landen. Het moet voor een deel gaan naar de jeugdzorg, om de bezuiniging daarop te halveren. Het moet gaan naar goede dagbesteding voor ouderen en het beschikbaar houden van huishoudelijke hulp. Daarmee zijn we er echter nog niet, want er is onzekerheid en er zijn incidenten. Onbedoeld kunnen mensen in de knel komen. Er is regie nodig, zeker in de aanvangsfase. Kan het kabinet een strakke periodieke rapportage toezeggen, zodat we kunnen bijsturen waar dat nodig is?  Wij vragen ook om een eerlijke, rechtvaardige verdeling van Wmo-geld onder de gemeenten. Het verdeelmodel dat recent naar buiten kwam, benadeelt te veel gemeenten, met name die met 50.000 inwoners tot 100.000 inwoners. Dat zijn gemeenten in Limburg en Twente, maar bijvoorbeeld ook Urk of Zwartewaterland. Zij worden gestraft omdat zij hun zaken eigenlijk te goed voor elkaar hadden. Dat is voor ons niet acceptabel. Kan dit kabinet met een verdeelmodel komen waarin de balans voor deze gemeenten beter is aangebracht?  In de zorg gaat het niet alleen om geld. Het gaat allereerst ook om de zorg voor elkaar; de zorg dat mensen niet in een vrije val raken en zorg voor welke samenleving we willen zijn. Wil de samenleving de eenzaamheid van sommige mensen nog wel zien, of de nood van prostituees? Is er in onze samenleving nog wel ruimte voor het lijden van de zieken of voor ongeboren leven met het syndroom van Down? Wat voor boodschap geven we eigenlijk aan onze medemens met het syndroom van Down als we prenatale testen toestaan die ouders vaak voor onmogelijke keuzes stellen? Wat verlangt dan ook mijn hart naar recht.  Die samenleving hebben we ook hard nodig bij het aan het werk helpen van mensen met een arbeidsbeperking, die 125.000 banen. De participatiesamenleving, weet u wel.  De heer Pechtold (D66): Om misverstanden te voorkomen: wat zei de heer Slob nu precies over prenatale testen die ouders tot een onmogelijke beslissing dwingen?  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb aangegeven dat die testen ouders soms voor heel moeilijke keuzes stellen. Ik geloof niet dat dat te ontkennen is want dat is de werkelijkheid die we in ons land zien.  De heer Pechtold (D66): Als je dat zo aplomb hier neerlegt, dan leg je ook de verantwoordelijkheid daarvoor bij, kennelijk, de stand van de medische kennis die dat mogelijk maakt en bij de altijd integere afweging die artsen in samenspraak met ouders op dat punt maken. Ik snap niet helemaal wat de heer Slob hiermee wil bereiken. Dat we geen testen meer toestaan waardoor dat niet duidelijk wordt, wat tot ongelooflijk veel leed daarna leidt? Wat wil de heer Slob nu precies bereiken?  De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag aandacht voor het feit dat heel veel ouders, door de testen die worden aangeboden en de momenten waarop die worden aangeboden, in een heel moeilijke situatie terechtkomen. Ik vraag ook aandacht voor de mensen met het syndroom van Down, die wat mij betreft volwaardig deel van deze samenleving mogen uitmaken.  De heer Pechtold (D66): Je kunt er aandacht voor vragen, maar het gaat uiteindelijk om de politiek die je bedrijft. Wat stelt de ChristenUnie nu precies voor? Met de achtergrond van de ChristenUnie wil je misschien zo'n test niet en word je eventueel geconfronteerd met een kind met problemen. Wilt u degenen die dat leed op een ander moment willen verwerken, dat ontnemen? Ik vind het echt moeilijk als u het alleen als een oproep neerlegt en er geen gevolgen aan verbindt.  De heer Slob (ChristenUnie): Twee dingen. Allereerst heb ik aangegeven dat het in de zorg niet alleen om geld gaat, maar dat in die zorg zich allerlei problemen voordoen, situaties waar mensen het moeilijk mee hebben en waarin mensen voor moeilijke keuzes worden gesteld. Dat heb ik hier benoemd. In zijn eigen termijn heeft de heer Pechtold daarover vanuit een andere invalshoek ook iets gezegd, als ik goed naar hem geluisterd heb. Daarnaast speelt inderdaad de discussie die in het parlement is gevoerd over de wekengrens rond abortus provocatus en de koppeling van bepaalde testen rond die wekengrens. Die discussie is hier inderdaad gevoerd en onze opvattingen daarover zijn bekend.  De heer Pechtold (D66): Wat ik zojuist naar voren bracht rond voltooid leven, was de invulling van de wens die de wet nu voor een deel mogelijk maakt, wat mijn fractie betreft overigens nog niet voldoende. Iemand die eerst bij volle bewustzijn heeft gezegd een bepaald einde niet te willen, moet diezelfde wil kunnen handhaven, ook op het moment dat dat bewustzijn er niet meer is. Dat vind ik belangrijk. Dat is niet iets wat ik hier neerleg, maar iets waarvoor hopelijk in de uitvoering van de wetspraktijk ruimte komt. Dat is iets anders dan hier suggereren: je ouders worden door testen daarmee opgezadeld en daar moeten wij iets aan doen. Dat is het grote verschil. Ik wil iets bereiken, omdat ik vanuit mijn gedachtegoed vind dat mensen daar recht op hebben. U legt het neer als probleem, vraagt er aandacht voor maar verbindt het niet aan iets.  De heer Slob (ChristenUnie): Als ik aandacht vraag voor ouders die in heel moeilijke situaties terechtkomen, is dat natuurlijk ook een oproep aan de politiek om daaraan te doen wat men kan. Dat heeft zijn beperkingen en dat weten wij, maar het is goed dat wij zien wat er in de samenleving bij dat soort onderwerpen plaatsvindt. De discussie over de wekengrens zullen wij niet in de Kamer gaan winnen. In de huidige praktijk komen mensen, juist door de koppeling van testen, wekengrenzen en noem maar op, soms in heel moeilijke situaties terecht. Het lijkt mij niet goed om daar de ogen voor te sluiten. Laten wij daar oog voor hebben en mensen ondersteunen waar dat kan. Voor ons staat uiteraard voorop dat wij vinden dat ieder mensenleven het waard is om te beschermen. Ook het ongeboren leven hoort daarbij.  Ik was bij de participatiesamenleving gekomen en het aan het werk helpen van mensen met een arbeidsbeperking. Daarvoor dragen wij ook verantwoordelijkheid. Ik vraag de minister-president of de werkgeversorganisaties, inclusief hun voorzitter, nog voor hun handtekening staan. Dat zal wel moeten. Het kan helpen als je werkgevers laat zien dat het economisch rendabel is om deze mensen aan een baan te helpen. Dat zou een soort natuurlijke verantwoordelijkheid moeten zijn, die je moet uitdragen.  Ik heb een aantal vragen over de nota Werken aan groei. Ik heb begrepen dat daaraan op de heidag is gewerkt. Het is mooi dat er iets van een agenda voor de toekomst ligt. In die nota zie ik dat de stad als economische motor wordt genoemd. Dat is goed, maar wij hebben ook de regio als economische motor nodig, zeker bij die regio's in ons land waar de werkloosheid ver boven het landelijk gemiddelde ligt. Ik vraag het kabinet om uitvoering te geven aan moties die in de Kamer zijn ingediend en aangenomen om aan het werk te gaan met bepaalde regio's waar concrete banenplannen liggen. Ook moet wet- en regelgeving die werkgelegenheid in de weg staat, worden opgeruimd.  Het heeft mij verbaasd dat in de agenda voor de toekomst nauwelijks tot geen aandacht werd besteed aan de uitdagingen van de nieuwe economie van de toekomst, werken aan maatschappelijk ondernemen, duurzaamheid en schone energie. Daarover zou ik graag nog iets willen zeggen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wellicht gaat de heer Slob dat zo doen, want ik ken hem als iemand die ook graag wil verkennen in hoeverre we wel moeten focussen op economische groei en in hoeverre die oneindige economische groei wel past op een eindige planeet. Maar misschien was hij al van plan om daar iets over te zeggen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wilde eigenlijk iets over energie gaan zeggen. Dit is een heel ander onderwerp, dat op zich wel heel belangrijk is. Ik weet niet hoe laat het is. Hebben we nog wel tijd? Dit is natuurlijk een megaonderwerp. Aan de ene kant moeten wij inderdaad zorgen voor groei van onze economie. Die groei is belangrijk, ook voor de welvaart en het welzijn van mensen. Aan de andere kant weten we dat er beperkingen zijn aan datgene wat je kunt doen, bijvoorbeeld met natuurlijke hulpbronnen die op onze aarde aanwezig zijn.  Misschien kan ik daarmee het bruggetje maken naar energie. We zijn voor energie wel erg afhankelijk geworden van Russisch gas of van Arabische olie. We leunen met onze economie te zwaar op fossiele brandstoffen. Daar doelt mevrouw Thieme waarschijnlijk ook op. Dat is slecht voor onze leefomgeving en het is ook slecht voor de toekomst van onze economie, omdat die energieafhankelijkheid uiteindelijk te groot is. Daarom is mijn boodschap aan het kabinet — ik denk dat mevrouw Thieme daarin aan mijn zijde staat en gelukkig ook een aantal andere fracties in de Kamer — dat we volop werk moeten maken, misschien nog wel meer dan ooit door de geopolitieke situatie, van energiebesparing. We moeten werken aan snellere energietransitie, want we lopen echt mijlenver achter, zelfs met de al verlaagde doelstelling die dit kabinet had. Dat is niet goed. Daar moeten we iets aan doen: minder kolen en gas, meer zon en wind, investeren in innovaties voor de toekomst, schone initiatieven ondersteunen en vervuiling bij de bron aanpakken. Wat ons betreft, is er dan geen ruimte voor schaliegas en voor kernenergie, maar maken wij juist vaart met bijvoorbeeld windenergie op zee. Volgens mij vind ik mevrouw Thieme dan ook aan mijn zijde.  Mevrouw Thieme (PvdD): Zeker, daarin kunnen wij samen optrekken. Nu helpt de ChristenUnie dit kabinet bij het rondkrijgen van de begroting en weet het kabinet daarvoor in de Kamer steun te krijgen bij de ChristenUnie. Dit kabinet zet toch wel heel duidelijk in op business as usual. Het gaat verder op de ingeslagen weg en zorgt voor nog meer productie en nog meer consumptie zonder daar enige demping in aan te brengen, in ieder geval niet voldoende. Als ik uw woordvoerder op het gebied van groene groei goed heb beluisterd, dan vindt ook uw fractie dat we heel andere indicatoren moeten krijgen om een ander economisch systeem in de benen te helpen en dat niet het bnp het leidende beginsel moet zijn, maar dat we veel meer moeten kijken naar wat echte welvaart en echt welzijn is. Ik verbaas mij erover dat u wat dat betreft geen kritische punten plaatst bij het kabinetsbeleid.  De heer Slob (ChristenUnie): Je moet soms kiezen welke onderwerpen je aan de orde stelt. Wij hebben in het verleden, volgens mij samen met u en ook met GroenLinks, zelfs met mevrouw Halsema, hiervoor aandacht gevraagd en bekeken of we ook op een andere manier beoordelingen van beleid zouden kunnen krijgen, dus niet alleen financieel-economisch. Daar zijn nog steeds geen Kamermeerderheden voor, maar laten we blijven strijden. Inderdaad, je moet verder kijken dan alleen maar economische groei, hoe belangrijk die in deze tijd ook is. Kijk naar de enorme aantallen werkzoekenden die nu nog langs de kant staan.  Wat energie betreft, willen wij geen voordelen voor kolencentrales, maar ruim baan voor burgercoöperaties die zonne-energie produceren. De energie van de toekomst is immers dicht bij huis. De samenleving neemt zelf het initiatief door het plaatsen van zonnepanelen. Het betekent niet alleen dat het energieakkoord snel moet worden uitgevoerd, maar ook dat we onze wetgeving en energiebelasting moeten aanpassen aan deze ontwikkelingen: van grote centrales naar lokale energie, van fossiel naar schoon. Ik zou graag een verkenning willen van die versnelling. Kom ook als het om belasting en subsidies gaat met een eerlijk systeem waarbij alle kosten in de prijs van energie zijn meegewogen, dus ook vervuiling of CO2-uitstoot. Op die manier wordt het probleem bij de basis aangepakt. Dan wordt schone energie vanzelf goedkoper en hoeven we dat ook niet meer te subsidiëren. Ik verzoek het kabinet om met dat doel voor ogen het energieakkoord te updaten voor de periode tot 2030 met daarin een versnelling voor energiebesparing en energietransitie.  Het tweede punt is de relatie tussen de kwaliteit van de economie en de inkomensverhoudingen. We kennen het WRR-rapport met als titel "Hoe ongelijk is Nederland?" Het is een verkenning van de ontwikkeling en de gevolgen van economische ongelijkheid. In dit rapport klinken een aantal Bijbelse wijsheden door. De arbeider is zijn loon waard en we zien de waarschuwing tegen bezit op bezit stapelen. Spaarzin is prima en dat mogen we bevorderen, maar voor excessieve vermogensvorming hoeven we onze belastingmiddelen niet in te zetten. Wil het kabinet een brief met een reactie sturen en deze studies betrekken bij de herziening van het belastingstelsel, waarover deze dag veelvuldig is gesproken? Wil het kabinet bij de herziening het verschuiven van lasten op arbeid naar lasten op milieuvervuilende activiteiten en fossiele energie betrekken? De commissie-Van Dijkhuizen ging daar jammer genoeg niet over.  Het is goed voor heel Nederland dat voor 2015 ook de lasten op arbeid laag worden gehouden. Wij zijn er ook blij mee dat het lage btw-tarief voor de bouw nog een halfjaar langer blijft bestaan en dat er in 2015 toch geen bezuiniging op de huurtoeslag komt. Desondanks — de eerlijkheid gebiedt dat te zeggen — wordt 2015 voor velen in onze samenleving een zwaar jaar. Er gloort licht in de tunnel, maar laten we ons niet te snel rijk rekenen. We moeten hier wel doorheen. We hebben ook met een internationale situatie te maken die de zaak heel erg onstabiel maakt.  Bijna vier jaar geleden werden de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk gewijzigd. Sindsdien zijn Curaçao en Sint Maarten landen binnen het Koninkrijk en zijn Bonaire, Saba en Sint-Eustatius als openbaar lichaam onderdeel van Nederland. Deelt dit kabinet de opvatting van de ChristenUnie dat de vertegenwoordiging van de landen Curaçao, Sint-Maarten en Aruba in het staatsbestel voor ons Koninkrijk nog steeds niet ideaal is? Ziet het kabinet ook de gebrekkige plaats van onze overzeese gemeenten in het land Nederland? Ziet het kabinet de noodzaak om te werken aan gelijkwaardige verhoudingen tussen de landsdelen in dit belangrijke evaluatiejaar dat op 10 oktober 2015 moet worden afgesloten? Kortom, heel veel werk voor de minister die dit in zijn portefeuille heeft zitten.  Ik begon mijn bijdrage met U2 en ik sluit ook met ze af. In het nummer dat ik citeerde — Sunday Bloody Sunday — zingt Bono een aantal keren "How long?" Hoe lang zal het kwaad nog duren? Dat is ook zo'n herkenbare verzuchting. Het is mijn diepste overtuiging, die mijn levensovertuiging raakt, dat er een einde aan het kwaad zal komen. Ooit komt de dag dat tranen definitief van de ogen afgewist zullen worden en dat het kwaad definitief verslagen is. Bono weet het ook, want hij zingt over the victory that Jesus won. Dat perspectief en die houvast wens ik de leden van het kabinet en degenen die hen ondersteunen, mijn collega's in de Kamer en allen die dit debat volgen van harte toe.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Daar is zij dan: de tegenbegroting. Zij staat al vanaf vanochtend acht uur op de website van GroenLinks, maar ik kan me voorstellen dat niet iedereen die website heel regelmatig raadpleegt. Dat zou overigens wel goed zijn. Ik bied u graag deze tegenbegroting aan.  De voorzitter: Dank u wel. Wilt u dat ik het stuk verspreid en ronddeel onder de leden?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is een goed idee. Wellicht wilt u daarmee beginnen in vak-K? Ik hoor daar zo veel enthousiaste reacties!  De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.  (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter.  De voorzitter: Ik zie dat de heer Zijlstra er nu al een vraag over heeft.  De heer Zijlstra (VVD): Had ik al mijn complimenten aan GroenLinks gemaakt vandaag, voor het feit dat zij een tegenbegroting heeft gemaakt?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank, mijnheer Zijlstra. Hoewel het nu wel weer genoeg is met die complimenten.  Voorzitter. "Je denkt toch niet dat je de ministers van dit kabinet ook maar één moment in de problemen kunt brengen?", zo vroeg mijn zoon me afgelopen zaterdag tijdens een bezoekje aan zijn ouderlijk huis. "Daar zijn ze veel te goed voor." Tot zover het citaat. Van je familie moet je het maar hebben. Mijn zoon, hij is 23, is sinds een aantal jaren lid van de Partij van de Arbeid.  (Hilariteit)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Hij is fan van Wouter Bos. Sorry, Diederik.  (Hilariteit)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat krijg je ervan als je je kinderen aanmoedigt om zelf keuzes te maken.  Ik zou het ongelijk van mijn zoon vandaag natuurlijk graag bewijzen, maar eigenlijk gaat het me daar helemaal niet om. Ik sta hier eigenlijk niet om het kabinet in de problemen te brengen. Ik sta hier omdat ik vind dat het kabinet, het vijfpartijenkabinet, verkeerde keuzes maakt. Ik sta hier omdat het vijfpartijenkabinet de grote problemen van dit moment voor zich uitschuift. Ik sta hier omdat ik vind dat het allemaal veel beter kan. Ik sta hier om over mijn ideeën met u — niet zozeer met u voorzitter, maar met het kabinet — in debat te gaan. Ik sta hier omdat het tijd is om te kiezen. De keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  Het interesseert mij niet of het kabinet door mijn vragen en kritiek in de problemen komt. Ik wil dat het kabinet een antwoord formuleert op de grote problemen van deze tijd: groeiende internationale spanning, klimaatverandering en schaarste van grondstoffen, hardnekkige werkloosheid en toenemende ongelijkheid. Dit is geen tijd om besluiteloos het pluche warm te houden tot een nieuwe ploeg het stokje overneemt. Dit is ook geen tijd om angstvallig af te wachten of het economisch herstel als kunstmest voor de coalitie over ons land zal worden uitgestrooid. Een kwart procentje koopkracht, een half procentje groei en een onsje minder werkloosheid. Ik bagatelliseer het niet en ik gun het iedereen, maar het is onvoldoende als we het afzetten tegen de grote uitdagingen van deze tijd in Nederland en in de wereld om ons heen.  Ik heb het eerder gezegd: met het regeerakkoord zijn we wel zo ongeveer klaar. De ene helft is door de Staten-Generaal. Daarvoor verdient het kabinet een felicitatie. De andere helft ligt in de prullenbak. Nu komt het erop aan om een toekomstbestendig plan te maken. Nu moet er visie komen, hoe vervelend de baas van dit kabinet dat soms ook vindt. De kwartetkaarten kunnen bij het halve regeerakkoord in de prullenbak. Er valt niets meer uit te ruilen. Het is hoog tijd voor echte keuzes, want de keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  Is dit kabinet daartoe in staat? Kunnen PvdA en VVD over hun ideologische geschillen heen springen en, nog belangrijker, als dat zou lukken, worden we daar als Nederland dan beter van? Dat is een punt van zorg en dan druk ik me heel voorzichtig uit. Die kabinet lijkt moegekozen, moebesloten en moegeregeerd. Ronde tafels, taskforces en commissies. Een groeibrief, een road map en een stappenplan. Verkennen en opties in kaart brengen. Het is de mantra van deze Miljoenennota. Het opstellen van een nieuwe hervormingsagenda is niet gelukt en keuzes worden niet gemaakt.  Wie niet kiest, kiest ook. Die kiest ervoor om ons energieverbruik uit de hand te laten lopen, om mantelzorgers te zwaar te belasten en om de markt de werkloosheid te laten oplossen. Wie niet kiest, kiest ook voor afwachten en hopen dat het goed gaat, dat de economie zich inderdaad herstelt, dat de werkloosheid inderdaad gaat dalen en dat er geen grote ongelukken gebeuren door de bezuinigingen in de zorg. Ik roep de coalitie op om kleur te bekennen, besluiten te nemen en keuzes te maken — de keuze voor werk moet lonen of extra banen, de keuze voor pappen en nathouden met het energieakkoord of de noodzakelijke versnelling, de keuze voor lastenverlichting of lastenverschuiving, de keuze voor wapengekletter of diplomatie — want de keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen. Zoals een stevige keus voor de democratische rechtsstaat.  Deze zomer las ik Joseph Anton, het autobiografische verslag dat Salman Rushdie schreef over de fatwa die hem 25 jaar geleden trof. Nooit eerder drong zo goed tot mij door wat het beknotten van zijn vrijheid doet met een individu. Nooit eerder had ik mij gerealiseerd hoeveel mensen oog in oog met die fatwa slappe knieën kregen; luchtvaartmaatschappijen die de schrijver niet langer vervoerden, uitgevers die toch maar geen paperback van De Duivelsverzen op de markt brachten en collega-schrijvers en politici die Rushdie opriepen om water bij de wijn te doen. Al lezende kreeg ik steeds meer bewondering voor zijn vermogen om het op te blijven nemen voor het recht van ieder mens om vrij te denken. Hij laat zien hoeveel moeite het hem kostte om zijn eigen koers te blijven varen en zijn ziel niet te verkopen, maar ook om zichzelf niet te overschreeuwen om maar gehoord te worden. Ik realiseerde mij hoe ontwrichtend en abnormaal het is dat ook in ons land, in ons parlement, een collega al tien jaar lang in dezelfde beklemming leeft. Ik hoop maar dat wij daar nooit aan zullen wennen, hoe moeilijk hij het ons soms ook maakt om voor zijn zaak de minste sympathiek op te brengen.  De geschiedenis van Rushdie maakt duidelijk hoe eensgezind en eenduidig de aanhangers van de fatwa waren en hoe verdeeld en terughoudend de verdedigers van het vrije woord. Ook dat zien wij nu terug. Het kalifaat van het kwaad strijdt voor één gemeenschappelijk doel: het oprichten van een fundamentalistische, gewelddadige staat. In de vrije democratie die daartegenover staat, kost het tijd om te bespreken hoe wij daarop moeten reageren. Wij kunnen het daarover met elkaar oneens zijn. Democratie staat immers voor ruimte voor meerstemmigheid, fundamentalisme slechts voor de inperking daarvan. Dat maakt de democratie kwetsbaar. Zoals Fukuyama deze zomer in De Groene Amsterdammer schreef: niemand die in een gevestigde democratie leeft, mag gemakzuchtig zijn als het gaat om de overleving ervan. Maar ondanks het wel en wee op korte termijn van de wereldpolitiek, blijft de kracht van het democratische ideaal enorm. Daarvoor moeten wij blijven vechten, in Nederland en elders op de wereld.  Die wereld kwam deze zomer heel dichtbij. Een lange stoet van lijkwagens reed door Nederland, van Eindhoven naar Hilversum. Massaal leefden wij mee met de nabestaanden en massaal voelden wij verdriet, woede en onmacht omdat zoveel onschuldigen het leven lieten. Het kabinet en al die anderen die in actie kwamen, die dat met veel en met volle inzet deden, verdienen ons respect voor de manier waarop zij verdriet, woede en onmacht omzetten in concrete en gepaste steun. De behoefte aan daadkracht tegenover onrecht, tegenover het kwaad en tegenover barbarij is groot en begrijpelijk. Politici hebben daarnaast de verantwoordelijkheid en de plicht om boven op de emotie te komen tot een rationeel handelingsperspectief. Dat is niet hetzelfde als snel een aantal stoere maatregelen bij elkaar plakken. Dat is ook niet hetzelfde als ongeclausuleerd steun verlenen aan de coalition of the willing. Dat is ook niet hetzelfde als oproepen tot het strafbaar stellen van verheerlijking, zelfvoorzienende landbouw in Nederland of de bouw van nieuwe kerncentrales. Ook het nieuwe wapengekletter dat opklinkt uit de NAVO is wat mijn fractie betreft niet rationeel en ongewenst. Het kabinet doet daaraan mee: trendbreuk, 100 miljoen extra, niet langer bezuinigen, zo klinkt het stoer. Maar welke visie zit daarachter? Wat gaan we doen met onze extra wapens? Wat draagt herbewapening bij aan het oplossen van het conflict met Poetin? Wat hebben we geleerd van voorgaande optredens op het wereldtoneel? Er is nauwelijks over nagedacht.  Ook GroenLinks erkent dat aan de inzet van geweld, als al het andere gefaald heeft, soms niet valt te ontkomen, maar geweld lost problemen niet op. Daarvoor is diplomatie nodig en steun bij de opbouw van een pluriforme samenleving en de strijd tegen armoede en ongelijkheid. Daarom kiest GroenLinks ervoor om juist extra te investeren in internationale veiligheid en stabiliteit. We willen dat de trendbreuk bij Defensie, waartoe de vijf partijen hebben besloten, vergezeld gaat van een trendbreuk in de diplomatie. Ook daar is fors op bezuinigd. Veel van onze diplomatieke capaciteit is daardoor verloren gegaan. Dat is niet verantwoord. Daarom kiest GroenLinks er in de tegenbegroting — daar is ze dan — voor om 50 miljoen extra uit te trekken voor versterking van de Nederlandse diplomatie. Nu de wereld onveiliger wordt en nu de spanningen toenemen, is dat belangrijker dan ooit, want keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  We hebben nog een ander vreedzaam wapen dat veel meer kan worden gebruikt, namelijk versneld werken aan het afbouwen van onze fossiele-energieverslaving. We zijn afhankelijk van het gas van Poetin en de olie van Saudi-Arabië, Libië en Irak. Dat wapen moeten en kunnen we ze uit handen slaan. Als we doorgaan op de huidige voet brengen we onherstelbare schade toe aan onze leefomgeving. Hierdoor verdwijnen planten en diersoorten, stijgt de zeespiegel, neemt droogte toe en worden in de toekomst miljoenen mensen bedreigd door hongersnood en overstromingen. Het energieakkoord is daarom voor GroenLinks het begin en niet het einde van de omslag die nodig is. Het mooie van het energieakkoord is dat tientallen partijen het hebben ondertekend, maar met dat akkoord ging de ambitie al omlaag van 16% schone energie in 2020, naar 14%. En inmiddels weten we uit het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving dat bij ongewijzigd beleid ook die doelstelling niet wordt gehaald.  Het kabinet wil dat de transitie naar een schone energievoorziening tempo houdt, zo lees ik in de stukken. Tempo? Welk tempo? Ik zie alleen een aarzelend begin. Vooral de overheid treuzelt en daarom roep ik de premier op om de regie naar zich toe te trekken. De locaties voor windmolens op land staan nog steeds niet vast, de uitvoeringswet voor windmolens op zee heeft nu al een half jaar vertraging opgelopen en we hebben ook nog geen besluit genomen over een innovatief demonstratiepark van wind op zee. Komt dat nog dit jaar? Belooft de premier ons dat in 2015 de eerste 450 megawatt wind op zee wordt aanbesteed?  Ik wil ook graag weten of het kabinet bereid is tot de volgende stap, namelijk dwingende maatregelen nemen die energiebesparing aanjagen in de energie-intensieve industrie en die woningcorporaties bewegen om het huizenbestand energiezuiniger te maken, nu en niet later zonne-energie uit de buurt vergemakkelijken en het boren naar aardwarmte aantrekkelijker maken, want de keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  In 1989, dat is 25 jaar geleden — er gebeurde veel dat jaar: GroenLinks werd opgericht en de Muur viel — besloot het tweede kabinet-Lubbers tot de privatisering van de PTT. Het was het begin van een lange reeks. Alles wordt aanbesteed, uitbesteed, in de markt gezet, gedereguleerd en geprivatiseerd. We krijgen in Brussel niet voor niets de post voor beter regels. Vooralsnog het eufemisme van het jaar. Een richtlijn voor stofzuigers, daar gaat de nieuwe Commissaris voortaan een stokje voor steken. Hij is er blijkbaar niet van op de hoogte dat zo'n richtlijn Philips juist helpt om de concurrentie met goedkope, energie slurpende Chinese stofzuigers te winnen. Als iets "better regulation" is, dan is het dit wel, tenminste als we kolencentrales willen sluiten, en schoner en minder afhankelijk van andere landen willen worden. We noemen het betere regels, maar vaak bedoelen we natuurlijk minder regels. Zo hebben ze ons sinds Rutte I in Brussel leren kennen en zo mogen we het nu gaan doen. Een koekje van eigen deeg, zo noemt Juncker dat. Onze minister van Buitenlandse Zaken zou weliswaar een perfecte Hoge Vertegenwoordiger zijn geweest, bij uitstek geschikt om leiding te geven aan een eensgezinde en effectieve Europese diplomatie, waaraan wij meer dan ooit behoefte hebben, maar dat is niet de bedoeling. We willen juist minder en niet meer Europa. De grote lidstaten zijn daar blij mee, want dan kunnen ze hun eigen gang gaan. Minder regels, minder staat, meer markt.  GroenLinks heeft het kabinet vaak opgeroepen om meer ambitie te tonen bij het bestrijden van de werkloosheid. Ik doe dat vandaag opnieuw. Waar komt toch dat idee vandaan dat echte banen uit de markt komen en dat de overheid geen banen schept? Hoezo niet? Is politieagent geen echte baan? Is een leraar, een verpleegkundige, een penitentiair medewerker, een militair, minister-president geen echte baan? Waar komt toch dat idee vandaan dat werk moet lonen? Natuurlijk moet het lonen, maar dat is het probleem niet. Ik sprak ze dit voorjaar bij de Dienst Werk en Inkomen in Amsterdam, de jongeren die al jaren werkloos zijn en die elke week meerdere sollicitatiebrieven schrijven. Ze krijgen niet eens antwoord. Hoe bieden we hun en al die honderdduizenden anderen, jong en oud, weer perspectief? Hoe voorkomen we dat deze groep steeds groter wordt? Hoe weten we zo zeker dat de economie weer gaat groeien en dat de werkloosheid dan heus wel weer daalt?  Waar komt toch het idee vandaan dat we meer uren moeten gaan werken? "Nederland is kampioen deeltijdwerk", staat er enigszins besmuikt in de Miljoenennota. Dat is niet iets om ons voor te schamen. Integendeel, dat moeten we juist veel meer stimuleren. Ik ben benieuwd wat de minister-president daarvan vindt. GroenLinks vraagt om meer ambitie op werk. Investeer in kinderopvang, maak werk goedkoper voor werkgevers en breid de loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidshandicap uit. Daar kiest GroenLinks voor.  GroenLinks kiest ook voor een zorgstelsel waarin de patiënt centraal staat en niet de zorgverzekeraar. Zorgaanbieders weten niet meer waar ze aan toe zijn. Neem de jeugdzorg. Ze zouden eerst in april van dit jaar van gemeenten duidelijkheid krijgen over hun budget voor volgend jaar, vervolgens in juni en toen uiterlijk 1 augustus, en nu écht voor 1 oktober. Neem de thuiszorg. Ook daar gaat men uit van het ergste en wordt het personeel op straat gezet. FNV becijfert 25.000 ontslagen in de zorg sinds april 2013. Dat is niet omdat we in Nederland minder zorg nodig hebben. Het kabinet meldt dat we zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen, maar dan wel met zo weinig mogelijk thuiszorg. We maken de zorg beter, zeggen de vijf partijen. Beter voor wie?  Grote delen van de zorg zo ingrijpend hervormen met zo weinig geld en zo weinig tijd, is simpelweg vragen om problemen. Daarom kiest GroenLinks in haar tegenbegroting voor een noodfonds. Ik hoor graag van het kabinet of het bereid is zo'n fonds in te stellen. De keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  Met kiezen lijkt dit kabinet nog wel wat moeite te hebben. Staatssecretaris Wiebes beloofde ons bij zijn aantreden een nieuwe, grondige belastingherziening. Inmiddels zijn er ambities geformuleerd voor de lange termijn. We moeten dit niet vooruitschuiven naar een volgend kabinet. Nederland heeft het nodig dat we aanzienlijke stappen zetten om het aantal banen te vermeerderen en de energieafhankelijkheid en ongelijkheid te verminderen. Dat zijn twee doelen die er wat ons betreft bij horen, maar die nu ontbreken in de doelstellingen van het kabinet. Waarom, zo vraag ik de minister-president. Hoe doen wij dat? Wij doen dat door vervuilers te laten betalen, door arbeid goedkoper te maken voor werkgevers en door de 10% rijkste Nederlanders zwaarder te belasten. Voor GroenLinks zijn de keuzes zo helder als glas.  Helaas reikt in Den Haag "morgen" vaak niet verder dan één begrotingsjaar, één Macro Economische Verkenning, één kabinetsperiode. We moeten nu de stappen zetten die ervoor zorgen dat we over 25 jaar in een betere en schonere wereld leven. Een wereld waarin het adagium "iedereen die kan, moet werken" vervangen is door "iedereen die wil, kan werken". Een wereld waarin we niet langer accepteren dat een kleine, wereldwijde elite rijk wordt van innovatie en nieuwe technologie, maar een wereld waarin we allemaal op weg zijn naar een meer ontspannen samenleving waarin, naast werk en zorg voor je naasten, plaats is voor ontspanning en voor ontwikkeling van kennis en vaardigheden. En dat dan niet samengeperst in een zo kort mogelijke studietijd, maar uitgesmeerd over een heel mensenleven. Een wereld waarin veel van onze wegen zijn teruggegeven aan de natuur, omdat auto's behalve schoon ook slimmer zijn geworden en massaal worden gedeeld. Als we vandaag de juiste keuzes maken, leven we over 25 jaar in een wereld waarin niet de landbouw zelfvoorzienend is, maar onze energievoorziening. Op alle daken liggen zonnepanelen, mobiele telefoons laden zichzelf op met schone energie en onze huizen worden verwarmd met aardwarmte. Als we zo'n wereld willen en als we zo'n toekomst willen voor ons, voor onze kinderen en voor allen die ons dierbaar zijn, moeten we nu aan de slag en nu keuzes maken. De keuzes van GroenLinks zijn duidelijk. Nu het kabinet nog!  De heer Pechtold (D66): Is de heer Van Ojik al gecomplimenteerd met zijn tegenbegroting?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, volgens mij nog niet.  De heer Pechtold (D66): Ik zou bijna zeggen: als we nog een kwartier wachten, wil ik ook op die nieuwe dag de heer Van Ojik complimenteren met zijn tegenbegroting. Ik weet alleen niet of ik hem met het woord "realistisch" pijn doe of dat ik hem daarmee complimenteer. Ik vind het een realistische tegenbegroting, maar niet radicaal; er staat voor minder dan 1,5% aan ombuigingen in. De heer Van Ojik zei zojuist dat je vanuit de echte oppositie heel andere keuzes maakt. Hij noemde toen een aantal zaken en een paar daarvan kan ik vanuit zijn achtergrond begrijpen. Zo zei hij met ontwikkelingssamenwerking verder te gaan. Als ik dan zie wat hij daarvoor precies ombuigt, voldoet dat nog niet aan de internationale afspraken. Hij moet dus ook die moeilijke keuze maken. Hij zei zojuist ook: D66 had 1,7 miljard vergroening gewild. Hij weet 1,1 te bereiken, dus ook daarmee komt hij niet verder. Als ik kijk naar de crisisheffing, vind ik het jammer dat de heer Van Ojik ons een eeuwige crisis toewenst, want hij maakt die structureel. Ik vind dat dan ook niet een heel sterk punt. Verder ging het over een dekking van 1,3 miljard voor de aanpak van belastingontwijking. Ik neem aan dat de staatssecretaris die direct inboekt als dat realistisch zou zijn en we er wat mee zouden kunnen. Laat ik daarmee echter niets afdoen aan mijn compliment. Maar aangeven dat GroenLinks radicaal andere keuzes zou hebben gemaakt met minder dan 1,5% aan ombuigingen, vind ik toch ook niet helemaal hard te maken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Als dit een compliment is, weet ik niet wat een kritische belediging dan zou zijn! Ik dank collega Pechtold, via de voorzitter, voor het compliment. Ik kan ze allemaal even langslopen, maar of het nu realistisch is of radicaal, als we nu kunnen afspreken dat wij met zijn steun alles wat er in mijn tegenbegroting staat in het komende begrotingsjaar realiseren, zal hij mij niet meer horen. Als dat niet zo is, valt er kennelijk nog wat te verbeteren aan de begroting waaronder hij zijn handtekening heeft gezet. Wij doen 300 miljoen extra voor ontwikkelingssamenwerking boven op wat het kabinet doet. Ik geef de heer Pechtold onmiddellijk toe dat dit nog niet genoeg is om de afbraak van de afgelopen jaren volledig te compenseren. Wij doen 700 miljoen extra voor vergroening. Er liggen voorstellen bij het Centraal Planbureau om voor 1,3 miljard belastingontwijking aan te pakken. Het gaat in onze begroting om die brievenbusfirma's waar elk jaar honderden miljarden in omgaan, zoals de heer Pechtold weet. 1,3 miljard is dus eigenlijk heel realistisch. Zo zijn er nog een aantal andere posten. We kunnen die doorlopen, maar we kunnen ook gewoon dit afspreken: als de heer Pechtold zegt "Ik vind het realistisch, weliswaar minder radicaal dan ik van GroenLinks had verwacht, maar wel realistisch", laten we er dan een stempel op zetten.  De heer Pechtold (D66): Daar moeten we nog naar kijken, want onder de streep staat nog wel 400 miljoen aan lastenverzwaringen, wat ik heel slecht vind voor de werkgelegenheid. Maar u maakt uw keuzes. De reden waarom ik naar voren kwam, was in de eerste plaats het compliment; dat was de sterkste neiging om toch te gaan staan. Daarna wilde ik echter toch ook de vinger leggen op een aantal moeilijke keuzes die ook u hebt gemaakt.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Zeker, dat is precies het idee achter een tegenbegroting: je laat zien dat de keuzes niet eenvoudig zijn, maar je bent wel bereid om die te maken. Als een collega dan tegen me zegt dat hij het eigenlijk wel realistisch vindt wat er staat en als die collega toevallig lid is van de constructieve oppositie, die de begroting voor 2015 in elkaar heeft getimmerd — ik wilde iets anders zeggen, maar gebruik toch dit woord — dan ben ik blij met het compliment en nodig ik hem uit om de plannen van het kabinet alsnog te bekijken. Ik weet niet hoe vrij de heer Pechtold is om dat alsnog te doen. Ik zie de heer Zijlstra bepaalde bewegingen maken. Ik weet niet of de heer Pechtold de bewegingen die de heer Zijlstra maakt, kan zien.  De voorzitter: In de Handelingen zien we het in ieder geval …  De heer Van Ojik (GroenLinks): In de Handelingen is het inderdaad niet te zien. Hoe zal ik het omschrijven?  De heer Pechtold (D66): Dat hij wakker is!  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ja, dat wel! Als iets in de begroting dreigt te veranderen, dan is de heer Zijlstra onmiddellijk wakker.  De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.  De voorzitter: Ik verzoek de leden om hun plaatsen weer in te nemen. De hele dag hebben wij gewacht op de bijdrage van de heer Van der Staaij die hij zal leveren onder het toeziend oog van onze oud-collega, de heer Van der Vlies. Ik geef het woord aan de heer Van der Staaij.  De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Het einde van een lange vergadering komt in zicht. Het is vrijdagmiddag in de Trêveszaal en aan het eind van die vergadering doet de minister-president een opvallende aankondiging. Hij stelt de volgende vraag: "Zullen wij de volgende keer de ministerraad beginnen met een Bijbelstudie?" Iedereen is natuurlijk verbouwereerd. Wat krijgen we nou? Minister Plasterk zegt: "Dat wordt warempel echt Paars met de Bijbel." Minister Blok vraagt zich af: "Is dat niet in strijd met de scheiding van Kerk en Staat?" Minister Hennis huivert hardop: "Wat zal Pechtold hier niet van zeggen?".  "Ik snap dat ik iets uit te leggen heb", zegt de minister-president, "maar zeg nu zelf, is het niet goed als er een beetje meer inspiratie in ons beleid komt? Wat meer passie, wat meer bezieling, daar is toch niets mis mee?" Minister Schultz valt hem verrassend bij: "Als je ziet hoe soms in het Westen ook jongeren zomaar gegrepen kunnen worden door de idealen van ISIS en zo, vraag ik mij weleens af of er een tekort aan zingeving en spiritualiteit is in onze samenleving." "Mooi gesproken, Melanie", zegt de minister-president, "hoe je ook tegenover godsdienst staat, het zou gek zijn om de Bijbel te negeren. Die heeft tenslotte een enorme invloed gehad op onze geschiedenis en cultuur, zeg ik als historicus. Op kosten van de Staten-Generaal is de Bijbel ooit zelfs in het Nederlands vertaald. Dat waren nog eens tijden! Trouwens, tegenwoordig hoor je steeds meer Chinezen en Zuid-Amerikanen over de Bijbel. Als wij niet oppassen, snappen wij straks niet meer waar zij het over hebben."  "Ja, maar hoe komt dat in het buitenland over?" vraagt de vertegenwoordiger van de Rijksvoorlichtingsdienst. "Kijk naar ISIS, kijk naar Boko Haram in Nigeria. Allerlei religieuze fanaten maken de wereld onveilig. Kun je dan niet beter zwijgen over alles wat naar godsdienst ruikt?" "Dat is onzin", reageert Rutte stellig. "Een. Iedereen weet dat ik echt alles kan uitleggen. Zelfs de gedoogconstructie met Wilders snappen ze in het buitenland, uiteindelijk. Twee. Omdat radicale moslims gruwelijke misdaden plegen, hoeven wij toch niet gelijk alles wat met godsdienst te maken heeft over één kam te scheren? Trouwens, het is ook niet eerlijk om het alleen aan godsdienst te koppelen, want je ziet dat mensen als Hitler, Stalin en Mao volstrekt seculier waren, maar ook uitermate gewelddadig. Elke absolute overtuiging kan kennelijk een voedingsbodem voor geweld opleveren. Luister, het is uiteindelijk simpel: over alles wat van waarde is, wordt ruzie gemaakt. Over brood bijvoorbeeld of over olie, maar daarom stoppen wij toch ook niet met eten of met autorijden?"  "Oké", zegt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, "maar is het wel ooit eerder in de Nederlandse geschiedenis gebeurd dat tijdens een ministerraad uit de Bijbel werd gelezen?" "Weet ik niet; zoeken wij uit", zegt de minister-president. "Genoeg gepraat, laten wij die Bijbelstudie gewoon eens proberen", zegt de minister-president, "wie neemt er de volgende keer een Bijbel mee?" "Dat regel ik wel.", bast Ivo Opstelten. "Eerder dit jaar heb ik een fraaie Rembrandtbijbel cadeau gekregen op de SGP-jongerendag met mooie platen erin. Dan kunnen we gelijk tegen Pechtold zeggen dat het ons zeker om de fraaie schilderijen en etsen gaat. Daar kan hij als oud-veilingmeester niets op tegen hebben. Feiten zijn gewoon feiten, dat is glashelder.", aldus minister Opstelten.  En zo gebeurt het dat in de volgende ministerraad de Rembrandtbijbel klaar ligt. "Maar wat gaan we lezen?", vraagt Rutte. "Dat verhaal over hard werken, je talenten gebruiken.", oppert minister Kamp. "Ja", zegt minister Asscher, "misschien iets over de overheid als schild voor de zwakken." Minister Ploumen wint het pleit met een ander voorstel: "Laten we lezen over de barmhartige Samaritaan. Je weet wel, dat verhaal over een beroofde man die halfdood langs de weg ligt en uiteindelijk door een vreemdeling wordt verzorgd en geholpen. Zelfs de VVD kwam een tijdje geleden bij een algemeen overleg over ontwikkelingssamenwerking met dit verhaal op de proppen." Iedereen knikt instemmend. Het wordt de barmhartige Samaritaan.  In de Trêveszaal klinkt even later vanuit de Rembrandtbijbel de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan, Lucas 10 vanaf vers 30: "Een zeker mens kwam af van Jeruzalem naar Jericho, en viel onder de moordenaars, welke, hem ook uitgetogen" — de kleren uitgetrokken — ", en daartoe zware slagen gegeven hebbende, heengingen, en lieten hem half dood liggen. En bijgeval kwam een zeker priester dien weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij. En desgelijks ook een Leviet, als hij was bij die plaats, kwam hij, en zag hem, en ging tegenover hem voorbij. Maar een zeker Samaritaan, reizende, kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke ontferming bewogen. En hij, tot hem gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de herberg en verzorgde hem. En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit," — haalde twee penningen tevoorschijn — "en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem; en zo wat gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom." Tot zover.  "Wat mij aanspreekt", reageert de minister van Volksgezondheid als eerste, "is dat hij als Samaritaan gewoon aanpakte: handen uit de mouwen, wonden verzorgen, slachtoffer onderdak geven en zorgdragen voor eerste hulp. Wat ik dan overigens weer niet zo verstandig vind, is dat die Samaritaan zegt 'als het meer kost, dan betaal ik dat wel'. Van die houding moeten we als overheid juist af. Dat is openeindefinanciering." "Mee eens", zegt minister Kamp. "Weten jullie trouwens wat Margaret Thatcher ooit in een interview over dit verhaal zei? Niemand zou zich de barmhartige Samaritaan herinneren als hij alleen goede bedoelingen had. Hij had ook geld. Ik wil maar zeggen: het geld moet wel eerst verdiend worden." "Precies", knikt de minister-president, "die Samaritaan nam gewoon zijn verantwoordelijkheid. Kijk, dat is nou die participatiesamenleving waar we het al een jaar over hebben. Maar, Jeroen, wat zit jij te peinzen?" "Nou", zegt de minister van Financiën, "misschien een beetje een rare vraag, maar ik zat mij af te vragen wat er zou gebeuren als het Centraal Planbureau dit verhaal zou doorrekenen. Al die tijd dat die Samaritaan met zorgtaken bezig was, kon hij niet werken. Is het model dat wij gebruiken en waarbij bijvoorbeeld zorg voor je vader, je moeder of een ziek kind niet wordt meegerekend, eigenlijk niet wat kortzichtig?" "Goed punt", zegt de minister-president, "maar wel lastig, dat parkeren we even."  "Maar Lodewijk wil ook wat kwijt, zie ik", zegt de minister-president, "en Frans. En dan ronden we af." Minister Asscher: "Wat mij opvalt, is dat die Samaritaan uiteindelijk hulp biedt, terwijl Joden en Samaritanen ongelooflijk vijandig tegenover elkaar stonden. Volgens mij is het heel belangrijk dat bevolkingsgroepen elkaar als naaste zien. Daarin moeten wij echt blijven investeren." "Helemaal mee eens," zegt minister Timmermans. "Ik zei het pas nog in een overleg over mensenrechten: hoe kan het toch dat mensen elkaar soms de ergste dingen aandoen? Mijn antwoord is: door de ontmenselijking, de ander niet als medemens zien. Overigens, op de weg van Jerusalem naar Jericho, waar dit verhaal zich afspeelt, is het nog steeds niet pluis." "Wacht even," zegt de minister-president, "wij kunnen niet alle wereldproblemen in één klap hier oplossen, maar een flinke scheut barmhartige Samaritaan kunnen ze in het Midden-Oosten wel gebruiken, dat is zeker waar. Dank je wel voor al jullie inbreng. Ik vond het fantastisch," aldus de premier. "Dan gaan wij nu naar agendapunt 2."  Mevrouw de voorzitter, het zal u niet verbazen dat de SGP veel waardering heeft voor deze Bijbelstudie in de ministerraad. Overigens, ik begreep dat de minister-president liet uitzoeken of het ooit gebeurd is dat een ministerraad met Bijbellezing is geopend. Ik hoor daar zelf ook graag het antwoord op. Maar, met alle waardering, sta mij toe een kritische kantlezing te plaatsen. Ik vond de schriftlezing ietwat mager, want om het verhaal goed te plaatsen, moet je eigenlijk ook de verzen ervoor en erna lezen. Dan zie je dat Jezus dit verhaal vertelt als antwoord aan een wetgeleerde. Deze wetgeleerde brengt eerst prachtig onder woorden waar het op aankomt: God lief te hebben met je hele hart en je naaste als jezelf. Maar dan komt die wetgeleerde met een strikvraag. Hij zegt: wie is eigenlijk mijn naaste die ik moet liefhebben? Als antwoord op die vraag vertelt Jezus het verhaal over de barmhartige Samaritaan en laat hij vervolgens de indringende oproep klinken: wees die barmhartige Samaritaan, laat niemand aan zijn lot over, word de naaste van wie zorg nodig heeft.  Als mij de vraag zou worden gesteld wat de politieke toepassing is die ik tegenover het kabinet wil geven aan deze geschiedenis, zou, misschien wat verrassend, mijn eerste les zijn: pak de rovers aan die de weg onveilig maken. Investeer extra in defensie en veiligheid, dé kerntaken van de overheid. Wie weerloze schapen wil beschermen, moet wolven verjagen. Daarom hebben wij met overtuiging gepleit en zullen wij blijven pleiten voor meer inzet voor veiligheid en defensie, voor meer geld voor het Openbaar Ministerie, onder andere om jihadisten aan te pakken en om werk te maken van de bestrijding van de groeiende Jodenhaat, en voor meer geld voor Defensie om de slagkracht van ons leger te vergroten. Wij zijn blij daarvan wat terug te zien in de begroting. Een trendbreuk, zo klonk het ook in de troonrede. Dat klinkt veelbelovend. Maar hoe gaan wij dat in de komende tijd nu echt merken, vraag ik de minister-president.  Inzet voor vrede en veiligheid stopt natuurlijk niet bij de landsgrenzen. Daarom doe ik de oproep aan het kabinet: steun ook andere landen in het voorkomen en beteugelen van geweld, steun Israël tegenover Hamas en andere terroristen die de weg van Jerusalem naar Jericho onveilig maken, verdedig het recht van Israël om zich te beschermen tegen degenen voor wie een mensenleven niet telt, en draag ook bij aan de bescherming van Joden en christenen en andere minderheden die het slachtoffer worden van de oorlogsgodsdienst van radicale moslims. Kijk alstublieft niet weg bij het verdrijven van christenen uit Irak, Syrië en zo veel andere landen.  Dan de tweede les. Men hoort mij niet zeggen: overheid, wees de barmhartige Samaritaan, want voordat je het weet, wordt het een aanmoediging voor een reusachtige overheid met duizenden regeltjes, en daar knapt die halfdode man langs de kant van de weg niet van op. We moeten ook niet bij elke maatregel om de overheidsuitgave te beteugelen, zeggen dat die onbarmhartig is. Nee, als bijvoorbeeld de rollator niet meer door de Staat wordt betaald, is dat niet barmhartig maar redelijk, ook al levert het in kille staatjes koopkrachtverlies op.  De SGP maakt zich er wel sterk voor dat mensen in de knel op steun kunnen rekenen. Ik noem chronisch zieken en kwetsbare ouderen met een smalle beurs. Onze oproep aan het kabinet is: stel gemeenten in staat om hun taak als schild voor de zwakken waar te maken. Zorg dat het verdeelmodel voor de zorgtaak die bij de gemeenten ligt, eerlijk is. Steun de barmhartig Samaritaan maar wees een barmhartige samaritaan is een appel op de burger. Tegen de overheid is onze boodschap eerst en vooral: steun de barmhartige Samaritaan. Kabinet, moedig mensen aan en steun mensen royaal om barmhartigheid te tonen. Barmhartigheid is in de praktijk gebrachte liefde. Steun moeders en vaders, mantelzorgers en vrijwilligers. Dat is juist nu belangrijk, nu veel taken terug in de samenleving worden gelegd.  Inderdaad, minister Dijsselbloem, onze economische modellen zijn soms wat kortzichtig. We verwachten in onze tijd weer meer van de zorg van mensen voor elkaar. De waardering voor onbetaald werk zie je echter absoluut niet terug in de economische modellen, noch in de hoofdlijnenbrief over een nieuw belastingstelsel. De SGP vraagt nadrukkelijk aandacht voor de portemonnee van de alleenverdiener. Juist in alleenverdienersgezinnen wordt vaak veel werk gemaakt van onbetaalde barmhartigheid. Dat moet niet worden afgestraft maar beloond. Iedereen is voor de mantelzorger, maar hoe merkt de mantelzorger die waardering in zijn of haar portemonnee? Kortgeleden kwam een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat mantelzorgers financieel klem zitten door het grote beroep dat op hen wordt gedaan. Wat is de reactie van het kabinet daarop?  Het kabinet streeft op lange termijn naar een nieuw belastingstelsel. Prima. Hoe wordt echter voorkomen dat het op de lange baan wordt geschoven? Wat meer ambitie kan geen kwaad. Het is hard nodig om een eenvoudiger en eerlijker belastingstelsel te krijgen, met lagere lasten op arbeid.  Inderdaad, minister Kamp, het geld moet wel verdiend worden. Hoe gaat de ondernemer merken dat het kabinet hem een warm hart toedraagt? Heel goed dat het lage btw-tarief voor de bouwsector een halfjaar wordt verlengd, maar wordt het innovatiefonds zo ingericht dat de kleinere ondernemer er ook echt van kan profiteren?  Barmhartigheid kijkt verder dan de eigen neus lang is. De wereld is vol nood en ellende. Je weet soms niet waar je beginnen en eindigen moet. Ruimhartige noodhulp wereldwijd en fatsoenlijke opvang van vluchtelingen is eis van barmhartigheid. Elk mens is onze naaste. De SGP steunt van harte de flink extra budgetten hiervoor. Onze oproep daarbij is: probeer niet om alles via de overheid zelf te doen, maar geef vooral ook steun aan bestaande maatschappelijke organisaties die zich hier al voor inzetten en die in het gebied goed bekend zijn. Wil het kabinet hier werk van maken?  De barmhartige Samaritaan kwam in actie. Hij liep gevaar. Het was een onveilig gebied, maar hij liep en keek niet weg. Ik zeg er gelijk bij dat dit een zelfkritische boodschap is, juist ook voor godsdienstige mensen, en dus ook voor christelijke politici een pittige boodschap. De geestelijken, de priester en de leviet, liepen met een grote boog om de gewonde man heen. Daarom vind ik een debat als vandaag mooi, al mag het soms best wat korter duren, om van andere partijen te leren voor welke nood zij aandacht vragen. Hebben wij altijd wel door wat er zich afspeelt langs de kant van de weg? Dat maakt het debat juist zinvol en waardevol.  Mag ik dan echter wel indringend een vraag stellen? Wij hebben het idee dat er voor bepaalde noden weleens erg weinig oog is, bijvoorbeeld voor de nood van ongeboren kinderen die niet geboren mogen worden. ik vind het treurig als het wel uitgebreid over acht wilde zwijnen en Zwarte Piet gaat in dit land, maar niet over duizenden gevallen waarin financiële problemen reden zijn voor abortus. Het moet toch mogelijk zijn om die financiële problemen aan te pakken in plaats van een leven te beëindigen? Het wegkijken moet hier stoppen. Ik noem ook de pijn van gebroken gezinnen, de gevolgen van ernstige relatieproblemen voor met name kinderen. Voor deze nood mogen wij de ogen niet sluiten. Ik snap dat dit gevoelige onderwerpen zijn, maar wil deze punten toch heel graag noemen, omdat wij zelf weleens verbaasd zijn dat deze noden zo weinig aandacht krijgen. Ik wil daaraan toch een appel verbinden. Zoals wij open willen staan voor andere noden, waarvan men zich afvraagt of onze partij er wel voldoende oog voor heeft, mag ik zo ook vragen om juist deze noden indringend onder ogen te zien?  Ik ga afsluiten met een persoonlijke noot. Weet u wat ik de mooiste woorden uit die geschiedenis van de barmhartige Samaritaan vind? "Innerlijke ontferming". Die bewogenheid, die "innerlijke ontferming", is eigenlijk de hefboom die die barmhartige Samaritaan in beweging zet. Wij hebben in ons wetboek keurig geregeld dat je niet zomaar kunt weglopen bij een zwaargewonde, want dat is volgens het Wetboek van Strafrecht gewoon een strafbaar feit, maar als barmhartigheid het van de wet moet hebben, schiet het niet op. Wij kunnen ons hier de blaren op de tong praten over koopkrachtplaatjes en puntenwolken en dat is prima, maar het leven is meer dan koopkracht. Laten wij dat ook niet vergeten: mensen die elkaar steunen, elkaar nabij zijn in vreugde en verdriet, mensen die omkijken naar elkaar, die verder kijken dan het hier en nu! Wij zagen het deze zomer gelukkig ook in de saamhorigheid na de afschuwelijke vliegramp. Ik sluit mij heel graag aan bij de woorden van respect en waardering in de richting van het kabinet die ook door andere collega's vandaag al zijn uitgesproken. Het is in alle triestheid mooi om te zien hoe zo'n dag van rouw vorm en invulling kreeg. Barmhartigheid, elkaar nabij zijn: het is allemaal niet zomaar te meten en te peilen. Het kon niet in grafiekjes en tabelletjes en je hebt het er niet zo makkelijk over in allerlei debatten, maar het is wel ongelofelijk belangrijk voor de kwaliteit van de samenleving en het peil van onze beschaving.  In landen als Iran, Pakistan en Irak worden christenen soms hevig vervolgd. Haat op de straten is daar aan de orde van de dag. In de troonrede klonk het gisteren: laat die haat niet overwaaien naar onze straten. Inderdaad, maar juist op basis van de ontmoetingen met mensen uit die gebieden die ik heb gehad, zou ik zeggen: laat de liefde die men daar soms tegen de klippen op in de praktijk weet te brengen, wel overwaaien en hier meer en meer wortel schieten! Ik vind het indrukwekkend om te merken hoe pure haat soms wordt beantwoord met pure liefde. Het geheim van die mensen is dat zij zich ook gevoed weten door het woord van God, door de boodschap om zelfs vijanden lief te hebben. Zij weten van de innerlijke ontferming van Christus, zijn barmhartigheid, zijn liefde in hun hart. Daarom kunnen zij liefde geven en barmhartigheid in de praktijk brengen. Om die ontferming, om die barmhartigheid bidden wij elke week in onze fractievergadering: voor het kabinet, voor het parlement, voor het land en voor de wereld. Gezegend het land dat rijk is aan barmhartigheid!  De heer Pechtold (D66): Ik dank de heer Van der Staaij voor de keuze voor Rembrandt. Met de keuze voor Rembrandt snap ik weer waarom wij elkaar zo nu en dan vinden. In de tijd dat de vrijzinnig-liberalen in Amsterdam bestuurden, net als nu en zoals zolang, was Rembrandt daar kunstenaar. Hij is bekend geworden vanwege de Nachtwacht, een liederlijk gezelschap dat het nachtleven een beetje reguleerde, maar zelf ook een borrel lustte. Hij is bekend van De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, eigenlijk een voorloper van de medisch-ethische vraagstukken. Hij is bekend van Het joodse bruidje: eigenlijk een voorechtelijke zwangerschap, maar toch waren ze gelukkig. Mijn favoriet is echter minder bekend: het portret van Catrina Hoogsaet. Wij konden het kopen, maar hebben dat onder het vorige kabinet helaas niet gedaan. Dit was het schilderij van een vrouw die geen pedante man nodig had. Zij was gescheiden, zij was ondernemer en zij was een echte Amsterdammer. Dat de heer Van der Staaij en ik ons op dit late uur in Rembrandt kunnen vinden, doet mij goed.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben blij met de waarderende woorden voor Rembrandt, maar had eerlijk gezegd gedacht dat de voorkeur van de heer Pechtold meer uitging naar het huishouden van Jan Steen!  (Hilariteit)  Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. De wereld staat in brand maar bij ons gaat alles nog relatief goed. Dat is de boodschap van dit kabinet. Juist in dat relatieve schuilt het gevaar. Zeker, ons land ligt gunstig in de delta van het Europese achterland. We hebben aardgas, we hadden kolen, we hebben in het verleden wat reserves opgebouwd met activiteiten overzee, en we hebben een goed opgeleide beroepsbevolking. We zijn spaarzaam en hardwerkend. Wie doet ons wat, zou je zeggen. We hebben goede contacten bij de NAVO en als de Europese Commissie een bob nodig heeft, dan vragen ze onze Frans Timmermans. We zijn de slager en de melkboer van de wereld, en we scharrelen zelf ons kostje wel bij elkaar. Kijk om je heen: het zijn de hamsterweken van Albert Heijn en de XXL-weken van Lidl. We zijn een voorbeeld voor anderen op het gebied van recht en rechtvaardigheid. Zelfs het kabinet kan redelijk onbezorgd doorregeren, al kan het in de peilingen nog maar rekenen op de steun van een kwart van de kiezers.  Dat we het nog relatief goed hebben, is te danken aan de reserves die we hebben opgebouwd of ons hebben toegeëigend uit de beperkte voorraad die de aarde nog biedt. Een auto rijdt net zo comfortabel als de tank vol is dan als deze op reserve rijdt, met één belangrijk verschil: wie rijdt op reserve, heeft nog maar weinig comfortabele kilometers te maken. In die situatie zitten wij nu. De minister van Financiën projecteerde ons land vanochtend op Radio 1 als een droge plek in een financieel moeras. Het kabinet kijkt mijmerend om zich heen maar weigert in actie te komen om dat moeras droog te leggen of om bruggen te slaan naar een duurzame toekomst. We kunnen doen alsof het niet zo is, we kunnen hopen op een wonder, we kunnen denken "wie dan leeft, wie dan zorgt", maar feit is dat Nederland ook met deze Miljoenennota een voorschot neemt op een zeer onzekere toekomst. Sterker nog, het kabinet legt de Miljoenennota neer bij dieren en mensen in een kwetsbare positie: ouderen, zieken, mantelzorgers, gehandicapten en mensen in ontwikkelingslanden. Dat zijn de kinderen van de rekening in deze Miljoenennota. In de zorg staan 100.000 banen op de tocht en de honderdduizenden mensen die van die zorg afhankelijk zijn, zijn hun zorg niet zeker meer. Wie nu hulp verleent, kan straks zomaar zelf afhankelijk zijn van een uitkering omdat het kabinet het niet georganiseerd krijgt om de stijgende zorgvraag te koppelen aan extra banen voor echte hulpverleners. In de gezondheidszorg staat niet langer de mens centraal maar de rekening. Ook buiten de zorg moet er langer en harder gewerkt worden, met minder zekerheid, minder besteedbaar inkomen en meer stress met een explosie van arbeidsgerelateerde zieken en burn-outs, zo stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau onlangs. Dat beeld is helaas zeer herkenbaar. Tienduizend ouderen staan op de wachtlijst van een verzorgingstehuis terwijl er tegelijk verzorgingshuizen gesloopt worden. Die ouderen heten "wenswachtenden" in het nieuwe marketingtaaltje van zorgbestuurders. Leve de privatisering, lang leve de wenswachtende. Mantelzorg is het nieuwe mantra, nadat we vorig jaar zijn klaargestoomd voor de participatiesamenleving. Mantelzorg is eigenlijk ontmantelzorg; eerst wordt de zorg geheel ontmanteld en vervolgens moeten mantelzorgers in hun vrije tijd de zorg overnemen waarvoor zij naast tijd ook nog eens heel veel geld moeten inleveren.  Volgende generaties moeten doorwerken tot hun 70ste, waarna zij kunnen genieten van een gehalveerd pensioen, om daarna in aanmerking te komen voor een vervroegde dood omdat zij te duur worden voor de zorg. Dat schreef Marcel van Dam in de Volkskrant. Problemen die veroorzaakt zijn door de kortetermijnfocus van het kabinet. Ook met betrekking tot het klimaatprobleem constateert het Planbureau voor de Leefomgeving dat er binnen de politiek veel te weinig aandacht is voor de periode na 2020. Over zes jaar weten wij al niet meer hoe wij verder moeten. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving rijden wij op reserve en zijn wij de laatste generatie die nog iets aan de opwarming van de aarde kan doen. De eerste asielstatus is verleend aan een familie klimaatvluchtelingen, omdat hun land, het eiland Tuvalu, langzaam onderloopt.  Sommigen zitten nog in de ontkenningsfase. De VVD-fractie denkt dat de opwarming van de aarde niet zo'n vaart zal lopen en dat de voorspelde stromen van klimaatvluchtelingen wel door Fred Teeven zullen worden tegengehouden, als hij zich een beetje breed maakt. Onze handelsgeest zal ons vast wel weer uit het dal kunnen helpen. Wie dan leeft, wie dan zorgt. De toekomst is nu, stelt het PBL. Het stelt tevens vast dat de meeste politici vooral op de rem gaan staan als een transitie naar een duurzamere samenleving pijn doet. Transitiepijn is ongemakkelijk voor politici, omdat zij bang zijn als brenger van het slechte nieuws te worden afgestraft door de kiezer. Wanhoop niet, straks hebt u weer allemaal werk, inkomen, pensioen en scholing. Kortom: er wordt gedaan alsof wij nog steeds in het land van de onbegrensde mogelijkheden wonen. Regeren is niet langer vooruitzien. Regeren is vooruitschuiven geworden en afschuiven van verantwoordelijkheden. Onze groei- en schuldverslaving zit zo diep dat de meeste partijen zich geen wereld zonder groei en schuld meer kunnen voorstellen. Zij komen met greenwashing-begrippen als groene groei en duurzame transitie, maar lijken niet te willen toegeven dat voor een wereld die consumeert zoals wij dat doen vier aardbollen nodig zijn. Oneindige economische groei op een eindige planeet is simpelweg onmogelijk.  De Miljoenennota ademt een sfeer van symptoombestrijding zonder zicht op de toekomst. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Dit kabinet blijft wegen aanleggen en verbreden, terwijl alle experts zeggen dat die binnenkort overbodig zullen zijn. De nieuwe generatie maakt steeds minder gebruik van auto's. Laten wij leren van het feit dat, toen wij als een kip zonder kop kantoren bleven bouwen, die al vaak na de oplevering niet meer vol kwamen maar leeg bleven staan. Het kabinet blijft schaarse grondstoffen vrijstellen van belasting, zodat die letterlijk tegen bodemprijzen worden aangeboden. Wij maken klein geld van bodemschatten. Wij gedragen ons alsof wij bij een buffet vooraan in de rij staan en vier borden tegelijk opscheppen, terwijl wij weten dat er niet genoeg zal overblijven voor de mensen achter in de rij. Is dat sterk en sociaal? Is dat liberaal? Of is dat ronduit asociaal?  Als wij hulp geven, is dat vanachter de toonbank van de BV Nederland. Je zult als voormalig milieuactivist bij Greenpeace, vol idealen overgestapt naar de politiek om eindelijk echte veranderingen te bewerkstelligen, jezelf maar terugvinden in een kabinet, waarin je samen met de VVD alles mogelijk moet maken waar je vroeger tegen gevochten hebt.  In eigen land belasten wij overvloedig aanwezige arbeid zwaar met zeer onverstandige loonheffingen. Het kabinet zegt dat te willen aanpakken via verlaging van de loonkosten. Probleem is alleen dat de PvdA en de VVD het wel eens zijn over de melodie van het lied met de tekst "verlaag de loonkosten", maar het niet eens kunnen worden over de tekst van het lied. Nu dreigen zij dat lied te blijven neuriën tot aan de volgende verkiezingen, zonder dat dit tussentijds veel banen oplevert. Herman Wijffels stelde deze maand in deze Kamer het volgende. "Er is een transitie nodig om de aarde minder te belasten. Daar zijn inmiddels heel veel burgers en ondernemers van overtuigd. Eigenlijk lopen er maar twee partijen achter: de politiek en de financiële sector. Zij moeten die transitie faciliteren. De belasting die nu binnenkomt, die onze schatkist vult, is afhankelijk van de wegwerpeconomie en de overbelasting van de aarde. Dat zijn geen houdbare belastinggrondslagen."  Het kabinet trekt de bezitsverhoudingen in de wereld nog schever dan ze al zijn. De rijkste 85 mensen op deze planeet bezitten samen meer dan de armste 3,5 miljard mensen. Die verhouding wordt nog schever, nu het kabinet een warm pleitbezorger is van vrijhandelsakkoorden tussen "ons soort mensen", tussen de EU, de VS en Canada: meer, meer, meer voor minder in alle opzichten. De prijs voor de minimale economische groei die de akkoorden misschien opleveren, is torenhoog. De kwaliteit van ons voedsel, de dierenwelzijnsnormen en de milieunormen dreigen te worden aangepast aan de soepele Amerikaanse regels: ruim baan voor schaliegas, hormoonvlees en de chloorkip. De vrijhandelsakkoorden zullen de moordende concurrentie op grondstoffen in de ontwikkelingslanden verder opjagen.  De vrijhandelsakkoorden maken bovendien investeerders belangrijker dan het parlement, belangrijker dan de burger, belangrijker dan de democratie. Investeerders kunnen een regering aanklagen, als die het milieu beter wil beschermen dan in het vrijhandelsakkoord is afgesproken. Daarmee leg je de democratie lam. Toen Duitsland vorig jaar na de ramp in Fukushima besloot om te stoppen met kernenergie, werd het land met een beroep op het bilaterale vrijhandelsverdrag voor 700 miljoen euro aangeklaagd door het Zweedse bedrijf Vattenfall. Kan het kabinet garanderen dat de soevereine besluitvorming over milieu, voedselveiligheid, privacy en dierenwelzijn niet onder de vlag van het vrijhandelsakkoord de facto wordt overgedragen aan het bedrijfsleven?  Ons land snakt naar een visie van dit kabinet op de rol van klimaatverandering op toekomstige conflicten en vooral op wat onze eigen rol daarin is. Welk effect heeft ons landbouw- en handelsbeleid op de voedselzekerheid in de wereld? Erkent het kabinet dat gebrek aan voedsel, water en andere essentiële hulpbronnen een grote bron van conflicten kan worden en nu al is op veel plaatsen in de wereld, dat de schaarste in de toekomst alleen maar zal toenemen en dat de strijd om fossiele brandstoffen een zeer grote rol speelt in de conflicten die momenteel de wereld beheersen? Graag een reactie.  In een wereld die in brand staat, waarin conflicten grensoverschrijdend zijn zonder duidelijke scheiding tussen goede en kwade krachten, wordt door het ministerie van Buitenlandse Zaken gekeken naar oplossingen zoals die al eerder geprobeerd zijn: militair ingrijpen. Tot nu toe heeft dit ingrijpen in verre landen met andere culturen dan de onze conflicten vooral verergerd en landen in chaos achtergelaten. Wie zijn onze vrienden, bondgenoten en vijanden precies en welke landen staan er dubbel in? We kennen de voorbeelden van wapens die naar Irak, Afghanistan en Libië zijn gegaan en inmiddels in handen zijn van strijdende partijen die onmogelijk als bondgenoten geduid kunnen worden. Welk effect hebben sancties? Hoe zijn terreurdaden het beste te bestrijden? Is dat met straaljagers of zijn er andere middelen? Dit kabinet komt nog niet met een begin van de antwoorden op deze vragen, de defensielobby wel. Zij maakt gebruik van het gevoel van onveiligheid om zo meer geld te krijgen voor defensie: wapens als antwoord op vragen die nog niet eens gesteld zijn, vragen over de voedingsboden van de conflicten en onze rol daarin. De geopolitieke belangen lijken vaak zwaarder mee te wegen dan mensenrechten, die vooral als alibi dienen om zware wapens in te zetten. Machten die orde op zaken willen stellen in Irak, zouden als eerste de inkomstenstromen uit olie stil moeten leggen, nu belangrijke delen van de olie-industrie in handen zijn van IS. Maar kennelijk is het vooral van belang die olievelden zelf ongeschonden in handen te krijgen en is het bombarderen van andere doelen efficiënter met het oog op de plannen van de "bevrijders".  Er is een coalition of the willing gevormd van PvdA, VVD, D66, ChristenUnie en SGP, die getekend hebben voor het heel houden van dit kabinet, en er worden drieste maatregelen genomen zoals meedoen aan een oorlog in Irak. Bijna alle partijen in dit huis zijn bereid daarvoor in de houding te springen. We mochten heus wel meepraten in de strijd tegen IS, maar het vergaderzaaltje was te klein. Maar we gaan voor een herkansing in een groter zaaltje dat inmiddels gevonden is, zoals we begrijpen van de minister van Defensie. Het bombarderen van doelen in Irak met Nederlandse F-16's kan binnenkort van start gaan als het aan dit kabinet ligt.  Oorlog, racisme, intolerantie: hoe kun je in zo'n turbulente wereld pleiten voor het welzijn van dieren? Ex-Citibank CEO Philip Wollen heeft daar vorige week het volgende over gezegd. Vrede is niet alleen afwezigheid van oorlog, het is ook de aanwezigheid van rechtvaardigheid en rechtvaardigheid moet blind zijn voor ras, huidskleur, religie en soort.  Met het centraal stellen van ego's boven de ecologie en door van geld een doel in zichzelf te maken, is het niet verwonderlijk dat dieren de afgelopen decennia geofferd zijn aan dit menscentraal denken en nauwelijks aan bod komen, opnieuw niet in het voorliggende kabinetsbeleid: nu eerst even de mensenproblemen oplossen, dan komen de dieren daarna wel weer. Of niet. Zo is het altijd geweest.  Een samenleving waarin mededogen en duurzaamheid vooropstaan, begint met een respectvolle omgang met wezens die niet tot je eigen soort behoren. Het kabinet wijdde in het regeerakkoord mooie woorden aan het dierenwelzijn. Wilde dieren zouden niet langer toegestaan worden in circussen. We wachten nog steeds op het wetsvoorstel. Er zou een grens gesteld worden aan het aantal te bouwen megastallen, maar het tegendeel is het geval. Het kabinet geeft provincies en gemeenten alle ruimte voor een ongekende "megamorfose" van het platteland. Zowel de VVD als de PvdA hebben beloofd dat het voor de lol doden van dieren zou worden afgeschaft. Het tegendeel blijkt uit het voorgenomen kabinetsbeleid. Inmiddels zijn we zo ver dat zwijnen die door de brandweer uit de vaart gered worden door een zogenaamde jachtopziener ter plekke doodgeschoten worden. Dat is geen incident, want in ons land wordt 70% van alle zwijnen afgeschoten, 50% van alle herten op de Veluwe en 30% van alle zwanen. Het gebeurt buiten beeld, dat wel. Dus zorgt het voor minder verontwaardiging. Maar voor de dieren maakt het geen enkel verschil. Dieren zijn opnieuw het kind van de rekening in dit kabinetsbeleid.  Het kabinet zet met volle overgave in op export van landbouwproducten, terwijl de productie volledig afhankelijk is van importen van fosfaat, kunstmest en veevoer. Dat betekent megastallen en het nog verder intensiveren van de productie, desnoods met behulp van landbouwgif en gentech. De problemen die deze met zich meebrengen voor omwonenden moeten weggecommuniceerd worden of over de heg worden gedecentraliseerd. Onze bestuurders organiseren handelsmissies met onze koning en koningin als boegbeeld naar China, Indonesië, Brazilië, Vietnam, Oekraïne en Ivoorkust, waarbij we mensen in opkomende economieën wijsmaken dat Joris Driepinter onze hoop voor hun toekomst is. Dagelijks ervaren mensen op het platteland hier in Nederland de gevolgen van het megalomane exportdenken van dit kabinet. Ze kijken 's morgens uit het raam en maken zich er zorgen over of zij er volgend jaar de koeien nog zien rondlopen. Zij maken zich er zorgen over of zij de volgende keer de horizon niet vervuild zien met varkens- en kippenfabrieken. De buurvrouw kan haar was niet meer buitenhangen. Ramen opendoen zit er sowieso al niet in vanwege de stank. Haar zoon met astma beleeft het platteland letterlijk als verstikkend. Haar collega zit al een aantal jaren zonder werk thuis, omdat hij chronisch ziek is geworden door de Q-koortsepidemie. In de omgeving wordt intensief gespoten met landbouwgif en de Gezondheidsraad plaatst vraagtekens bij de aanvaardbaarheid van de gezondheidsrisico's. Kleine gezinsbedrijven worden kapotgeconcurreerd door de oprukkende schaalvergroting. Elke dag stoppen zeven boeren met hun bedrijf. De leegstand van agrarisch onroerend goed is in 2030 groter dan de nu al massale leegstand van kantoren en winkels.  Het zou allemaal zo veel beter kunnen, maar daarvoor is het nodig dat we, voordat we onze reserves erdoorheen gejaagd hebben, inzien dat geld niet eetbaar is. Koerswijziging is onze enige kans om uit de vicieuze cirkel van economische groei, schuld en koopzucht te stappen. Met dit kabinet ziet dat er niet naar uit. De wedstrijd is verkocht via politieke matchfixing. Dat is onverstandig en zeer in het nadeel van ons eigen welzijn en dat van komende generaties. Dit kabinet zet in op "wie dan leeft, wie dan zorgt" en legt de rekening nu al neer bij de zwaksten, mensen en dieren.  De Partij voor de Dieren is van mening dat er een einde moet komen aan de ontmanteling van de zorg, een einde aan de oorlogsretoriek van de wapenlobby, een einde aan de vernietiging van de leefomgeving en de uitputting van hulpbronnen, een einde aan het uit de markt prijzen van arbeid én een einde aan de bio-industrie.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Ja, daar is hij weer. En ik zal het nog sterker vertellen: hij komt ook nog met hetzelfde verhaal. 50PLUS heeft vandaag door andere deelnemers aan dit debat veel positieve dingen horen aandragen. Vanwege de korte tijd die ik heb en het nachtelijke uur zal ik die hier niet herhalen. De afgelopen maanden zat ik niet onder de glazen stolp van het Binnenhof en dat heeft ook positieve kanten. Dan volg je alles op de buis op de voet, maar je beperkt je tot de grote lijnen. Je hebt vooral veel contact met de mensen in het land, mensen die ontevreden zijn en mensen die in koor roepen dat hun stem verkeerd is uitgelegd: de VVD-stemmers die niet wilden dat de PvdA zou meeregeren en de PvdA-stemmers die niet wilden dat de VVD dat zou doen.  Marga Bult was vorige week even niet de politiek correcte zangeres, maar de vrouw die haar hart nog steeds heeft bij haar oorspronkelijke vak: de verzorging. Ze twitterde: "Dit kabinet heeft het vijfde gebod, eert uw vader en uw moeder, hertaald in: knipt en scheert uw vader en uw moeder." In de meest actuele cijfers, die deze week werden gepresenteerd, lijkt het iets beter te gaan met onze economie. Gezaghebbende economen roepen echter vrij eensgezind dat het echt beter was gegaan als er minder hard was bezuinigd, als de lastenverlichting eerder was ingezet en als er meer was geïnvesteerd in economie en innovatie.  De rigoureuze hervormingen in de zorg thuis en de taakoverdracht aan gemeenten komen ongemeen hard aan, al is dat in de ene gemeente harder dan in de andere. Dat is dan de prijs van decentralisatie. Een kaalslag in de zorg vindt plaats, waardoor ook nog eens duizenden en duizenden banen verdwijnen. Niet alleen in de thuiszorg wordt flink gesneden. Ook de langdurige zorg moet eraan geloven. Alleen mensen met een zeer zware zorgvraag komen nog in aanmerking voor een plek in een instelling. Als die plek er al is, want zorgkantoren bouwen de financiering van die plekken versneld af. De kromme situatie is nu dat er appartementen leegstaan doordat ze niet meer worden gefinancierd en tegelijkertijd zo'n 10.000 mensen op de wachtlijsten staan voor een plaats in een verpleegtehuis. Dat aantal gaat naar alle waarschijnlijkheid nog toenemen met mensen die in aanmerking komen voor de overgangsregeling van de Wet langdurige zorg.  Ouderen, vooral degenen die zorgkosten hebben, hebben in de afgelopen jaren door de stapeling van kabinetsmaatregelen en het niet indexeren en korten van pensioenen onevenredig ingeleverd. Ze kunnen er volgens berichten in de media tot wel €1.000 op achteruitgaan. Dat komt door een verlaging van de ouderenkorting, de afschaffing van de ouderenkorting bij vermogen en de verhoging van de zorgpremie voor ouderen. Ouderen met zorgkosten worden daar niet voor gecompenseerd. Ook het Nibud bevestigde gisteravond deze teruggang en kwam in sommige gevallen uit op -15%.  Er zijn meer zaken in het voorgenomen en lopende kabinetsbeleid waardoor de bestaanszekerheid en het welzijn van ouderen en zorgbehoevenden bedreigd worden. De participatiesamenleving moet het fiks gekorte gecentraliseerde budget van de gemeenten deels opvangen. Een mooi plan, als je bedenkt dat 25% van de ouderen totaal geen sociaal netwerk heeft waarop een beroep kan worden gedaan. Ouderen worden niet alleen materieel onevenredig hard gepakt, maar ook immaterieel. Zij zijn bij uitstek actief in het verenigingsleven, zij zorgen voor de opvang van de kleinkinderen en zij zijn ook, hoewel zij daar vaak de kracht niet voor hebben, de perfecte mantelzorger voor hun thuiswonende zieke partner. Zij zijn als het ware de vleesgeworden participatiesamenleving. Je kunt het vergelijken met een elastiekje: de rek is er door dit kabinet helemaal uit. Trek je er dan te hard aan, dan knapt het. Dan zijn de gevolgen niet te overzien.  Voor alle mantelzorgers geldt dat zij bijna een derde van hun inkomen kunnen verliezen. Zorg voor een ander wordt door dit kabinet bestraft. De nieuwe, strengere rekenregels voor pensioenfondsen, bijvoorbeeld het niet indexeren, kunnen bij een aanvullend pensioen leiden tot nog eens 2% extra koopkrachtverlies per jaar. Dan zwijg ik nog maar over de Enschedese plannen om pensioenen te kapen. Die plannen zijn weliswaar teruggetrokken, maar zijn die niet een eerste aanzet tot meer gevaarlijke stappen in die richting?  Ook de middengroepen staat een forse aderlating te wachten door de voorgenomen belasting van de AOW. Met een ingewikkelde term noemen wij dit "de fiscalisering van de AOW". Dat kan de middengroepen op termijn maar liefst €4.500 netto per jaar gaan kosten. De lagere ontslagvergoeding en de verkorte WW-duur raken vooral mensen tussen de 50 en 67 jaar hard. Zij die boven de 50 zijn, hebben wel recht op een iets hogere ontslagvergoeding gekregen, maar zij houden netto minder over dan in de oude situatie. De instroom van 55-plussers in de WW is nog steeds groter dan de uitstroom. Het is een goede zaak dat er een ambassadeur jongerenwerkloosheid is, maar waar is de ambassadeur ouderenwerkloosheid?  Het kabinet heeft geen overtuigend antwoord op de snel toenemende vraag naar passende ouderenhuisvesting. Vergrijzing, langer thuis wonen en sluiting van verzorgingstehuizen vragen vooral om kostbare woningaanpassingen. Ook moeten er passende nieuwe woningen worden gebouwd voor ouderen en zorgbehoevenden die op een sociale huurwoning zijn aangewezen.  Als laatste punt in dit rijtje noemt 50PLUS de extreme huurverhogingen waar iedereen in de sociale huursector zwaar door getroffen wordt, zeker de gepensioneerden die niets kunnen veranderen aan hun inkomenssituatie. De voorlopige conclusie is dat ouder worden in Nederland nog wel mag, maar dat het vooral niet te veel mag kosten. Liever nog ziet men dat ouder worden geld oplevert. De ouderen zijn de sluitpost van de rijksbegroting geworden. Waar klopt het sociale hart van het kabinet? Waaruit klinkt het respect voor de mensen die Nederland gemaakt hebben tot wat het nu is?  Lang kan deze situatie niet meer duren, want de aanloop naar de Statenverkiezingen is begonnen. Dit keer zullen die verkiezingen meer dan ooit landelijke verkiezingen zijn, want bij die verkiezingen wordt immers ook de samenstelling van de Eerste Kamer bepaald. Daar heeft de coalitie nu al geen meerderheid, maar toch worden alle kortingen erdoor gedrukt dankzij de steun van enkele gedoogpartijen. Dat zal over enkele maanden abrupt stoppen. Dan is er geen meerderheid meer, niet rechtsom en niet linksom.  Dankzij een voorstel van 50PLUS, het belastingaantrekkelijk schenken door ouderen die dat kunnen, dat is maar een kleine groep, aan een jongere generatie — een voorstel dat afgelopen jaar door het kabinet werd overgenomen — kwam de woningmarkt weer op gang. Dat is goed voor de economie en dat is mooi voor jongeren. Die regeling wil het kabinet nu echter weer afschaffen. Dat vinden wij erg onverstandig. We willen de toezegging dat deze met nog minimaal een jaar wordt verlengd.  Al vanaf de eerste dag dat dit kabinet aantrad, heeft men ouderen als een kip kaalgeplukt. Hoewel iedereen weet dat er van een kale kip niets meer te plukken valt, ging men door met het uitrukken van een poot. Nu volgt de tweede poot. Je zou denken dat het dan wel afgelopen zou zijn. Een kip heeft immers maar twee poten. Maar met dit kabinet weet je het maar nooit. Leden van mijn partij staan op dit moment — hoewel, niet nu midden in de nacht, maar morgenvroeg wel weer — op de 50PlusBeurs in Utrecht. Het loopt daar storm met verontwaardigde ouderen die een petitie willen tekenen. Ze staan ervoor in de rij. Net als wij willen ze dat de regering maatregelen neemt, zodat de pensioenen volgend jaar, na vele jaren, eindelijk weer eens geïndexeerd gaan worden. Ze eisen dat hun aangetaste koopkracht ten minste op peil gehouden wordt. Daarover zal 50PLUS, afhankelijk van het antwoord van het kabinet, in tweede termijn een motie indienen. Ik verwacht dan een serieuze toezegging. Doet het kabinet die niet, dan is het wat mij betreft over met deze regering. Dit kabinet lijkt steeds meer op een zinkend schip dat zich drijvende tracht te houden door ouderen overboord te gooien. Dat kan niet langer. Het is genoeg geweest.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Voorzitter. Een nieuwe dag, een nieuw geluid en nieuwe kansen. Afgezien van de schertsvertoning van vorige week rond de USB-sticks, telt voor mij als 50PLUS'er uiteindelijk het resultaat. Wat levert de Miljoenennota voor ons land op? Azijn schijnt bij een aantal collega's in de oppositie een populaire drank te zijn. Ik vind dat een heel vieze drank. Het is ook geen passende drank bij deze Miljoenennota. Niet dat deze op alle punten verstandig en rechtvaardig is, maar als totaalbeeld is er voor Nederland in financiële zin geen man overboord. Het is als de boer: hij ploegde voort. De champagne kan nog in de fles blijven, maar een sober en prudent glaasje water kan er wel op gedronken worden.  Het financieel in plaats van sociaal gedreven begrotingsbeleid van Rutte II wordt consequent gevolgd. De druk om het begrotingstekort niet te laten oplopen tot min 3% lijkt er enigszins af. Dus is er ruimte voor symboolpolitiek, bijvoorbeeld de 100 miljoen voor een zogenaamd sterkere defensie, nota bene op een begroting van 7.300 miljoen euro, waar net voor 1.000 miljoen euro op is bezuinigd. Of wat te denken van de 20 miljoen euro onder het mom van extra veiligheid voor het Openbaar Ministerie, terwijl de bezuinigingstaakstelling van 51 miljoen euro overeind blijft? Dat zijn dingetjes zonder visie.  Ik deel de zorgen van de regering over de hoge werkloosheid. Het is belangrijk dat er aandacht blijft voor de groepen die het het moeilijkst hebben en het moeilijkst aan een baan komen, zoals de jongeren en de 50-plussers. Met name meer bewustzijn bij werkgevers kan helpen om de 50-plussers weer aan het werk te helpen. Positief daarbij is de inzet van het Actieplan 55-plus werkt en de ombouw van dat plan naar 50-plus werkt. Ook is positief de actieve inzet van het UWV op dit punt, waarbij ambassadeurs worden ingezet in samenwerking met MKB-Nederland. Het is daarom niet nodig om ook nog eens een extra rijksambassadeur aan te gaan stellen. Dat levert namelijk alleen maar slechts één werkplekje op.  Waar iedereen de afgelopen weken helemaal op los is gegaan, zijn de toekomstige koopkrachtcijfers. De rampspoed van dit kabinet zou niet te overzien zijn. Met halve lekkageberichten zat de stemming er goed in. Met name gepensioneerden zouden zwaar in de min belanden. Maar wat blijkt? Berekend wordt de mediane nullijn. Dat betekent dat het met name veroorzaakt wordt buiten de rijksbegroting, door het achterblijven van de aanvullende pensioenen. Er is echter ook zorg bij specifieke groepen. Dan denk ik aan de modale alleenverdiener met kinderen en aan het AOW-echtpaar met een klein aanvullend pensioen, vooral als gekeken wordt naar de effecten van de individuele zorgkosten. Deelt het kabinet deze zorg en wat wil het daaraan doen?  Dan kom ik bij de inkomstenkant van onze begroting. Het hele belastingsysteem met de heffingskortingen en toeslagen is volkomen doorgedraaid. Dat is al door meerdere sprekers gezegd. De ANBO en het Actal hebben een goed overzicht gegeven van de 27 verschillende over elkaar heen tuimelende regelingen. Dat nu aangekondigd wordt dat de ouderenkorting wordt afgeschaft, is in dat licht een goed idee. Echter, het komt nu wel een beetje over als een visieloos hapsnapbeleid. Ik krijg graag een toelichting waarom die korting nu wel geschrapt zou kunnen worden. Het is zelfs zo slecht gesteld met ons belastingstelsel dat de vereenvoudiging, zoals die al in het plan van Van Dijkhuizen zat — daar is selectief in gewinkeld — namelijk de huishoudentoeslag, al in de voorbereidingsfase door dat hele roestige systeem in het moeras is weggezakt. Maar ja, dat krijg je ervan als je selectief winkelt in dat totaalplan.  Ik heb het vandaag eerder gezegd en zeg het nog eens: hier wreekt zich dat een fatsoenlijke kabinetsreactie op het belastingrapport van de commissie-Van Dijkhuizen keer op keer is uitgesteld en, als ik het goed begrijp, nu compleet van de baan is. Dat levert alleen maar vertraging op. Het kabinet komt er niet uit en uit pure armoede hebben we nu een procesbrief met wat houtskoolschetsjes gekregen. Dit wordt dus helemaal niets. Waarom niet? Omdat er op dit punt bij dit kabinet gewoon geen wil is om deze puinhoop aan te pakken. Bij de behandeling van het Belastingplan zal ik er dan ook graag op terugkomen door te kiezen voor een open, eerlijk stelsel, zonder schijnoplossingen met overbodige toeters en bellen.  Met ons pensioenstelsel is iets gruwelijk misgegaan tussen enerzijds de werkelijkheid van een solide, collectieve financiële voorziening en anderzijds de perceptie, het verwachtingspatroon van de mensen. Zekerheden bestaan niet in het leven, maar we dachten dat de pensioenzekerheid daarvan uitgezonderd zou zijn. Niet dus, zo op het eerste gezicht lijkt de pensioenproblematiek oneerlijk. Er wordt gekort, terwijl er een heel grote pot is met 12 miljard euro aan uitgesteld loon. Ik heb dit beeld ook bij mijn oude partij verdedigd. Als je je er echt in gaat verdiepen, dan blijkt dat beeld een fata morgana te zijn, goed voor platte retoriek. Vergeten wordt dat tegenover dat geld ook verplichtingen staan voor de gepensioneerden van nu, maar ook de werkenden van nu en de gepensioneerden van morgen. Een gepensioneerde spaart in zijn leven volgens de informatie van het pensioenfonds PNO Media door de feitelijke premiebetaling maar 21% van zijn pensioenuitkering. De andere 79% moet ergens anders vandaan komen, namelijk uit het rendement op het vermogen. Dat kan echter niemand garanderen. Valt dat rendement tegen, bijvoorbeeld vanwege de financiële crisis van 2008 of de huidige extreem lage rente, dan is het probleem zichtbaar. Werken aan een toekomstbestendig en waardevast pensioenstelsel voor alle generaties is een belangrijke opgave voor de komende tijd. Met belangstelling zie ik dan ook de uitkomst en het vervolg van de nationale pensioendialoog tegemoet.  Aandachtspunt in dat verband is voor mij wel de jarenlang achtergebleven indexatie bij de huidige gepensioneerden. Aanvullend inkomensherstel is voor hen niet mogelijk. We moeten daar dus op de korte termijn toch iets aan doen. Hier zit een blokkade in de regels van het systeem. Als lid van 50PLUS vind ik dat de mensen nooit het slachtoffer van het systeem mogen worden. Daarom nodig ik het kabinet uit om mee te werken aan een oplossing om de pensioenfondsen waar mogelijk zelf de ruimte te geven voor een eenmalige indexatie.  Het visieloze begrotingsbeleid van dit kabinet kent twee gezichten. Enerzijds kenmerkt het beleid zich door de aanpak van hier een onsje meer en daar een pondje minder. Anderzijds kenmerkt het zich door het over de schutting kieperen van taken bij de gemeenten, met minder geld uiteraard. Ondanks de 40 miljoen extra voor de Wmo, wat op de 700 miljoen aan bezuinigingen een schijntje is, is het traject van de decentralisaties in het sociale domein alleen maar de bron voor een parlementaire enquête over pakweg vier jaar in 2019. In de tussentijd zal er met veel vallen en opstaan door gemeenten, door hulpverleners, door mantelzorgers en door vrijwilligers gered worden wat er gered kan worden. Per slot van rekening proberen we uiteindelijk niemand in de steek te laten. Een zorgvuldigheidstoets kan het hele proces echter niet doorstaan. Blindelings hoopt het kabinet dat in het bijzonder vrijwilligers de gaten zullen opvullen die ontstaan. De kracht van een open samenleving is inderdaad dat veel mensen zelf hun sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid zullen nemen. Het medicijn van de bezuinigingen krijgt dan een onverwacht positief bijeffect. Noodgedwongen zullen vrijwilligers bijspringen. Daaronder zullen veel 50-plussers zijn die met hun ervaring, kennis, tijd en sociale betrokkenheid het werk onbetaald zullen gaan doen. Daarvoor heb ik veel waardering. Een waardering die ook maatschappelijk verankerd moet zijn. Het is gevaarlijk, maar ik ga het kabinet toch vragen om een visie op te stellen over de maatschappelijke betekenis en de praktische consequenties daarvan.  Tot slot wil ik nog een enkel woord zeggen over de staat van onze democratie. Ik heb eigenlijk helemaal niets gehoord over de staat van onze democratie, maar die is uitermate armzalig. Ik heb het dan over zaken als de politieke acceptatie, de participatie, de opkomst bij de verkiezingen voor de gemeenteraad en het Europees Parlement: het is treurig. We zijn al blij als het niet slechter is dan de bedroevend slechte opkomst bij de vorige verkiezingen. Juist in een tijd waarin we internationaal schendingen van onze open, rechtsstatelijke principes zien en daar terecht tegen optreden, verwaarlozen we ons eigen huis. Ik heb het dan over achterkamertjespolitiek, gerommel met een indirect gekozen Eerste Kamer die het kabinet overeind moet houden en de taken en het rolbesef tussen politiek, bestuur en samenleving die volstrekt verward zijn. We hebben het dieptepunt de afgelopen zomer gezien. De totstandkoming van deze Miljoenennota is democratisch onnavolgbaar: de regeringsfracties VVD en Partij van de Arbeid stellen samen met de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP een kabinetsstuk op om zo een slaafse Eerste Kamermeerderheid voor te koken. Ik besluit daarom ook met het volgende.  Dat we de draad van de politieke vernieuwing weer moeten oppakken, omdat ik in de loop der jaren uit praktijkervaring heb gemerkt hoe hard die vernieuwing nodig is. Hoe dringend nodig het is om macht en controle op macht uit elkaar te houden. Hoe dringend nodig het is om iets te doen aan de inhoudelijke erosie van onze parlementaire democratie door politieke machtsvormingsprocessen die ons in de greep houden. Aldus de democraat Hans van Mierlo, in zijn speech van 5 januari 1985 over het bestaansrecht van zijn partij. Met het verdwijnen van de apostrof ging het al bergafwaarts en de schaamteloze vertoning van afgelopen zomer laat zien dat van het open, democratische ideaal niets meer is overgebleven, waarvan akte. Ik hoop aan dat ideaal en aan een open duurzame visie de komende tijd, samen met mijn vrienden van de fractie 50PLUS/Klein, wel inhoud te geven. Graag nodig ik u uit om vriend te worden.  De voorzitter: Als voorzitter laat ik mij daarover niet uit in het openbaar.  Ik geef als laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer het woord aan de heer Bontes van de Groep Bontes/Van Klaveren. U hebt tien minuten.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. De wereld staat in brand en in Nederland smeult het. De grote geopolitieke ontwikkelingen in de wereld gaan niet aan ons land voorbij. Het meest tragische voorbeeld is natuurlijk de aanslag op de MH17, waarbij bijna 200 Nederlanders om het leven kwamen. De terreurdaden van Hamas en IS krijgen bijval in ons land. "Dood aan de joden", klinkt het in onze straten. Het antisemitisme is terug van weggeweest. IS-vlaggen wapperen in de Haagse Schilderswijk. Nederlandse jihadisten moorden in Syrië en Irak. Minister Timmermans zou zeggen: wat zijn we toch een ongelofelijk goed land. De giftige cocktail van demografische ontwikkelingen en de islam hebben van grote delen van Afrika en het Midden-Oosten een kruitvat gemaakt dat explosiever is dan ooit. IS, Hamas en Boko Haram plegen ongekende gruweldaden. Leve de Arabische Lente!  In Europa is dit jaar een deel van het grondgebied van een soeverein land geannexeerd. Dat is een enorme schending van het internationale recht. De onrust in de wereld vraagt om krachtige antwoorden. Mijn fractie wil daarom investeren in defensie en een streng immigratiebeleid. Veiligheid hoort de kerntaak van de overheid te zijn. Ronald Reagan had gelijk toen hij sprak over "vrede door kracht'. We moeten investeren in onze defensie. Dan heb ik het niet over die symbolische fooi van het kabinet. Nederland moet zo snel mogelijk voldoen aan de verplichtingen in NAVO-verband. We moeten minimaal 2% van ons nationaal inkomen uitgeven aan defensie. Wij zeggen: 5 miljard erbij.  Daarnaast snakt Nederland naar een streng immigratiebeleid. Landen als Australië en de Verenigde Staten stellen hoge eisen aan hun immigranten. Waarom doen wij dat niet? Het probleem ligt in Brussel. Nu nog bepaalt de EU ons immigratiebeleid. Dat moet veranderen. Nederland moet weer zelf kunnen beslissen wie het wel en wie het niet toelaat. Zwarte Piet is natuurlijk van harte welkom. Verder moet VVD-staatssecretaris Teeven het aantal asielzoekers drastisch terugdringen. Het lijkt erop dat hij naast zijn liberale hart een socialistische pacemaker heeft laten inbrengen. Nederland is echter geen opvanghuis. Alleen een streng integratiebeleid leidt ertoe dat de integratieproblemen niet nog verder uit de hand lopen. De massale immigratie vanuit niet-westerse landen erodeert onze kernwaarden: de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, de scheiding van Kerk en Staat en de vrijheid van meningsuiting. In de woorden van Pim Fortuyn: niet dweilen met de kraan open. Niet-westerse allochtonen zijn helaas nog steeds enorm oververtegenwoordigd in de misdaadcijfers. Criminele vreemdelingen moeten worden uitgezet. Terugkerende jihadisten moeten in administratieve detentie.  Wij zijn voor reactivering van de dienstplicht. Iedereen wordt daar beter van: de krijgsmacht, de samenleving en al die kansloze jongeren.  De misdaad in ons land vraagt om een keiharde aanpak. Wij willen hoge minimumstraffen. Wij willen geen taakstraffen voor zware criminelen, maar lange gevangenisstraffen. Wij willen 1 miljard extra voor politie en justitie. Alleen dan wordt Nederland veiliger.  Het gaat dus allesbehalve goed met Nederland. Dat geldt ook voor onze economie. Er is al jaren nauwelijks sprake van economische groei en de werkloosheid is gigantisch. Tegen de alsmaar voortdurende crisis bestaat maar één remedie: forse belastingverlaging. Precies 100 jaar geleden werd in ons land de inkomstenbelasting ingevoerd. Wat is er mooier dan nu, precies een eeuw later, die belasting drastisch te verlagen? Deze economische crisis vraagt om lastenverlaging. Deze crisis vraagt om liberalisme. Dit kabinet wordt, zoals bekend, mede gevormd door de VVD. Dat is naar eigen zeggen een liberale partij. Tijdens de laatste campagne noemde zij het socialisme een groot gevaar, maar nu zit zij hand in hand op het pluche met de Partij van de Arbeid. Maar wat is er liberaal aan het verhogen van de btw, aan het verhogen van de ontwikkelingshulp en aan een immigratierecord? Kortom, wat is er liberaal aan de VVD? De wereldberoemde econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman zei ooit: krab aan een Europese liberaal en er verschijnt een socialist. Aan de VVD hoef je niet eens te krabben. Ik zeg daarom: een recessie houdt in dat je buurman zijn baan verliest, een crisis houdt in dat jij je baan verliest en herstel houdt in dat de premier zijn baan verliest. De door het kabinet aangekondigde lastenverlichting voor volgend jaar is niet meer dan een socialistisch doekje voor het bloeden: een procentje meer hier, een procentje minder daar, het is gerommel in de marge. Mijn fractie laat zien wat belastingverlaging werkelijk inhoudt. Wij willen een lage vlaktaks van nog geen 23%, één laag btw-tarief en veel lagere tarieven in de vennootschapsbelasting. Wij verlagen de accijnzen. Benzine wordt €0,20 per liter goedkoper! Wij voegen de pensioenpremies toe aan de lonen van werknemers. En nee, voorzitter, het tekort of de staatsschuld lopen niet verder op.  Doet het kabinet wat wij willen, dan gaan veruit de meeste mensen er maandelijks honderden euro's op vooruit. Op onze website www.vnl.nu kan iedereen zien hoeveel hij of zij er in de portemonnee bij krijgt.  Onze ideeën zijn ook de oplossing voor de lage groei en de hoge werkloosheid, de twee grootste economische problemen van ons land. Onze plannen zorgen voor 1 miljoen extra banen en verdubbelen de economische groei. Hallo, salonliberalen van de VVD, horen jullie dat? Een miljoen extra banen en verdubbeling van de economische groei!  Er is hilariteit, maar het komt! De heer Zijlstra komt aan de beurt, geloof me.  Onze ideeën leiden tot een welvaartsrevolutie. Nederland wordt Monaco aan de Noordzee. Wat wij willen, kan! Het Centraal Planbureau heeft een keurig stempeltje op onze plannen gedrukt. Ik bied hierbij met trots ons fiscale plan aan. Ook onze belastingplannen voor de langere termijn staan erin. Weg met de schenk- en erfbelasting! Doei, overdrachts- en vermogensbelasting. Ik wens vooral de heer Zijlstra veel leesplezier. Zie het maar als een cursus liberalisme. Een echte liberaal zou zijn vingers erbij aflikken. Voorzitter, hierbij het plan.  De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.  (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Hoe betalen wij de lastenverlichtingen en de forse investeringen in veiligheid? Door het aftrekposten- en toeslagencircus grotendeels af te breken. Die zaken zijn ook bijna niet meer nodig, nu wij de belasting drastisch verlagen. Wij maken een eind aan de ontwikkelingshulp. Wij snijden in de afdrachten aan de EU. Wij hervormen de sociale zekerheid zonder de uitkeringen te raken. En verder beheersen wij de kosten in de zorg die als een rupsje-nooit-genoeg een steeds groter deel van de begroting opslorpen.  Ik rond af. Heel veel Nederlanders snakken naar lage lasten, meer veiligheid en een streng immigratiebeleid. Tot dusver waren alle kiezers gedwongen om te kiezen tussen de VVD en de PVV. Nu is er echter een alternatief en dat heet VoorNederland, VNL.  Voorzitter. Dit parlement bestaat uit 148 socialisten. Het is tijd voor verandering. Het is tijd voor VNL!  De voorzitter: Ik dank de heer Bontes voor zijn bijdrage.  De beraadslaging wordt geschorst.  De voorzitter: Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de algemene politieke beschouwingen.  De voorzitter: Ik heet de minister-president en zijn kabinet wederom van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.  Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister-president op vragen, gesteld in eerste termijn.  Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.  (Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)  Minister Rutte: Mevrouw de voorzitter. Ik was voornemens om dadelijk kort inleidend iets te zeggen aan het begin van mijn beantwoording om vervolgens de beantwoording te doen aan de hand van zeven thema's. Een groot thema is natuurlijk het financieel, budgettair en economisch beleid van het kabinet Dat is het eerste thema. Daarbij zal ik ook ingaan op een aantal zaken die gezegd zijn over ons belastingstelsel en de wens om dat te veranderen. Thema twee is het sociaal beleid, waaronder de koopkracht voor ouderen. Thema drie is het internationaal beleid, onder andere ook kwesties als de veiligheidssituatie en de situatie die is ontstaan door de opmars van ISIS. Thema vier is de rechtsstaat. Daarbij zal ik ook ingaan op een aantal vragen die gesteld zijn over het jihadisme. Thema vijf is de zorg. Thema zes is energie. Thema zeven was aanvankelijk "andere zaken", maar is inmiddels, omdat anders mevrouw Thieme boos wordt, omgedoopt in "natuur en milieu". Ambtelijk was mij gewaarschuwd dat als ik zou zeggen "andere zaken" mevrouw Thieme nu naar voren zou snellen en zou zeggen "en natuur en milieu dan?". Dus thema zeven is natuur en milieu … en andere zaken.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Voorzitter. Eerst een inleidend woord voordat ik bij het eerste thema kom.  In het politieke debat gaat het vaak en eigenlijk bijna altijd over de sociaaleconomische thema's: werkgelegenheid, economische groei, koopkracht, onderwijs, veiligheid en zorg. Dat zijn natuurlijk de logische onderwerpen. Het is ook niet vreemd dat vandaag ook die onderwerpen weer in belangrijke mate centraal zullen staan. Maar we moeten ook vaststellen dat welvaart en welzijn rusten op een stevig fundament van democratische en rechtsstatelijke principes; het een kan niet zonder het ander. De zomer van 2014 heeft ons land daar op een vreselijke manier opnieuw van doordrongen. Ook gisteren in de eerste termijn van de Kamer klonk dat door. Binnenland is buitenland en andersom. Dat is natuurlijk geen nieuw inzicht maar de afschuwelijke ramp met vlucht MH17 en de manier waarop de conflicten in Gaza en de opmars van ISIS in Syrië en Irak doorwerken in Nederland laten wel heel scherp zien welke waarden ons binden en waar de grenzen van de rechtsstaat liggen, grenzen waarvoor we pal moeten staan.  Ten aanzien van vlucht MH17 wil ik nog het volgende zeggen, ook aansluitend op wat de heer Pechtold er gisteren over zei in zijn eerste termijn. Er waren heel vriendelijke woorden voor het kabinet. De heer Pechtold besteedde daarnaast in het bijzonder aandacht aan iedereen die is betrokken vanuit de hulpverlening, de veiligheidsdiensten en de forensische experts. Ik wil me daarbij aansluiten. Er zijn op dit moment vele honderden mensen, forensisch experts, mensen van politie, marechaussee, OM en de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, onder uiterst moeilijke omstandigheden met heel belangrijk, maar zeer emotioneel beladen werk bezig. Ik wil ook hier van de gelegenheid gebruikmaken om, namens het hele kabinet en ik denk namens ons allemaal, erkentelijkheid uit te spreken voor wat zij doen en de komende tijd helaas nog moeten doen. Wij hebben ongelofelijke waardering voor wat zij doen en inderdaad ook de komende weken en maanden zullen doen. Heel veel dank!  De kern van de begroting die voorligt — het is inderdaad een voorzichtige begroting — is dat het kabinet vasthoudt aan de koers gericht op gezonde overheidsfinanciën, een evenwichtige inkomensverdeling en een structureel herstel van groei en werkgelegenheid. De ingezette hervormingen zijn nodig om al die belangrijke stelsels in ons land, in de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs, om al die grote stelsels voor de toekomst weer bestendig te maken en achterstallig onderhoud te verrichten, maar opgeteld zijn al die veranderingen en al die hervormingen ook noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de economische structuur van ons land wordt versterkt, dat het verdienvermogen van onze economie wordt versterkt en daarmee het banengenererend vermogen, het vermogen van onze economie om de werkloosheid te laten dalen en banen bij te krijgen.  Wij zien op dit moment dat wij de overheidsfinanciën stap voor stap onder controle brengen en dat inmiddels de vergrijzing geen houdbaarheidsprobleem meer oplevert. Een paar jaar geleden was dat nog wel zo, maar inmiddels is het houdbaarheidsprobleem omgeslagen in een klein houdbaarheidsoverschot. Dat kan echter alleen, zoals door velen hier is gezegd, als wij de komende jaren al die hervormingen doorvoeren en er een succes van maken op een manier waarop zij ook echt het effect hebben dat wij hebben beoogd. Daar ligt een enorme taak en verantwoordelijkheid; niet alleen voor de rijksoverheid, maar ook voor de gemeenten. Zij hebben er al veel taken bij gekregen: begin deze eeuw, op 1 januari 2004, de bijstand en recentelijk de Wmo en taken bij het aan de slag helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dat takenpakket zal op 1 januari aanstaande in belangrijke mate worden uitgebreid.  De signalen zijn hoopgevend. Wij zagen vandaag weer een daling van de werkloosheid, die nog steeds veel te hoog is. Maar goed, het is toch weer een daling en nu echt omdat er banen bij komen en niet alleen omdat mensen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Als je echter de beelden bij elkaar optelt, moet je vaststellen dat het economisch herstel broos is, dat de groeiprognoses te laag zijn en dat de werkloosheid zelf daarmee ook te hoog is. Sinds het begin van de crisis in 2008 zijn er 350.000 werklozen bij gekomen. Inmiddels zit 6,6% van de beroepsbevolking zonder werk. Volgens de prognoses daalt dat cijfer, maar niet snel genoeg. Daarom — en daarmee sluit ik mijn inleidende woorden af en kom ik bij de vragen die zijn gesteld over het financieel, budgettair en economisch beleid; nogmaals, de laatste opmerking in deze inleiding — is de bestrijding van de werkloosheid, het omlaag krijgen van de werkloosheidscijfers en mensen weer aan de slag helpen onze allereerste en belangrijkste prioriteit.  De heer Wilders (PVV): De minister-president praat heel erg in macrotermen. Hij heeft het over hervormingen en zegt dat er in Nederland langzaam maar zeker licht aan de horizon komt. Maar de werkelijkheid bij heel veel mensen thuis is dat er niet hervormd wordt, maar dat hun land wordt afgebroken. Heeft de minister-president daar ook kennis van genomen? Of het nu gaat over de huren, de zorg in Nederland die voor veel mensen onbetaalbaar wordt, de WW of de pensioenen waarover wij later vandaag nog komen te spreken, de hervormingen zijn gewoon platte bezuinigingen. Heel veel mensen in Nederland vinden dat u en uw kabinet, de minister-president en zijn kabinet, Nederland aan het afbreken zijn. Zij kunnen hun huur niet meer betalen, kunnen hun ziektekostenverzekering niet betalen. Uw woorden spreken hun wat dat betreft niet aan.  Minister Rutte: Als je de noodzaak analyseert om de grote verworvenheden van onze verzorgingsstaat en de onderlinge solidariteit die aan de verzorgingsstaat ten grondslag ligt, voor de komende jaren te behouden, en je tegelijkertijd vaststelt dat dit alleen kan als je bereid bent om al die grote stelsels in de zorg en de sociale zekerheid duurzaam te veranderen, dan kan dat natuurlijk nooit zonder dat het effecten heeft. Wat dan van belang is, is dat je ervoor zorgt dat de zorg ook kwalitatief op peil blijft. Dat doen we door alle dingen die we doen. Het alternatief, namelijk dit niet doen en daarmee Gods water over Gods akker laten lopen, daarmee de boel de boel latend, is wat mij betreft echter volstrekt uitgesloten. Dat zou onverantwoordelijk zijn. Tot slot is het antwoord dan niet om ontwikkelingshulp te schrappen, zoals de heer Wilders voorstelt. Dat zou 3,5 miljard opleveren. Daarvan kun je ongeveer drie weken de gezondheidszorg in Nederland financieren. Nog even los van de onwenselijkheid van zo'n voorstel: financieel is dat twee, drie weken gezondheidszorg en de sociale zekerheid is nog steeds onbetaalbaar. Dat zijn dus geen alternatieven. Er is geen makkelijk antwoord. De heer Wilders wist dat ooit, toen de VVD met hem samenwerkte in de vorige coalitie, maar hij is inmiddels terug op de lijn van andere partijen die zeggen: we moesten het maar zo laten.  De heer Wilders (PVV): Er zijn miljarden te halen als het kabinet de uitgaven aan het buitenland zou besteden in het binnenland. We hebben het niet alleen over ontwikkelingshulp. We hebben het over asiel. We hebben het over de miljardenbijdrage aan de Europese Unie. De PVV heeft al een keer laten berekenen wat het oplevert als je de grenzen sluit voor niet-westerse allochtonen: 7 miljard per jaar. Je kunt tientallen miljarden ophalen en besteden aan de Nederlandse economie. Het zou u sieren als u, zoals de VVD vroeger deed, zou zeggen dat u de ouderen van Nederland en de hardwerkende Nederlanders zou helpen. Het zou u sieren als u zegt dat u ze niet gaat pakken door ze hun zorg af te pakken, door ze hun WW af te pakken en door hun huren te verhogen, maar dat u ze gaat helpen door ervoor te zorgen dat we het geld dat we nu in het buitenland besteden, in Nederland besteden, aan de economie besteden, zoals mijn partij dat in haar verkiezingsprogramma heeft gedaan met de beste resultaten.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Wilders (PVV): Mijn vraag aan de heer Rutte is waarom hij niet die keuze maakt. Waarom kiest u niet voor Nederland in plaats van voor het buitenland? Waarom laat u de Nederlanders in de kou staan en maakt u dit mooie land kapot?  Minister Rutte: De heer Wilders legt een valse keuze voor. Laat mij uitleggen waarom ik het een valse keuze vind. De eerste reden dat het een valse keuze is, is omdat datgene wat hij voorstelt, bij lange na niet genoeg zal opleveren om de grote problemen aan te pakken. Sterker nog, je zou het verdienvermogen van Nederland schaden als je bijvoorbeeld zou zeggen dat Nederland zich terugtrekt uit de Europese Unie. Je bent dan een belangrijke motor voor onze economische groei als exportland kwijt. Ik noem de haven van Rotterdam, waarmee direct en indirect 300.000 banen zijn verbonden, en Schiphol, waarmee direct en indirect 60.000 banen zijn verbonden. Ik noem onze hele exportsector. Ik zie dat de heer Buma zich bij de microfoon meldt. Hij sprak gisteren warme woorden over de landbouwsector, de tweede meest exporterende sector ter wereld. Die zou je dan kapotmaken. Dat is dus geen optie. Dat geld kun je dus al niet gebruiken. Je zou inderdaad de keuze kunnen maken om te stoppen met ontwikkelingshulp. Ik zou daar niet voor zijn, want het kabinet probeert de ontwikkelingshulp veel gerichter in te zetten, maar het levert 3,5 miljard op. Nogmaals, dat is twee à drie weken gezondheidszorg. Dit is dus een valse keuze, omdat ze a. heel grote schade zou aanbrengen aan de economie en b. bij lange na niet datgene zal opleveren wat nodig is of die hervormingen zal brengen die nodig zijn om de Nederlandse economie op lange termijn weer het verdienvermogen te geven waardoor er banen bijkomen. Daarom is het een heel slecht plan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier spreekt stevige woorden over hervormingen die nodig zijn en de versterking die nodig is om banen te krijgen. Hij zegt dat dit ook keuzes vergt, die niet altijd makkelijk zijn. Je zou bijna vergeten dat dit de premier is die de belangrijkste hervorming die er aankomt, belastingverlaging en -vereenvoudiging, sinds gisteren als een grote sneeuwberg voor zich uit heeft geschoven. Hoe kan de premier serieus volhouden dat hij alles maar dan ook alles doet om meer banen te krijgen, terwijl hij tegelijkertijd een hervorming die 100.000 banen moet opleveren voor zich uitschuift totdat er in de verre toekomst eventueel meevallers zijn? Ook belastingverlaging vergt keuzes die nu gemaakt moeten worden.  Minister Rutte: Ik ben in ieder geval blij vast te kunnen stellen dat de heer Buma het met terugwerkende kracht alsnog eens is met de grote hervormingen die het kabinet heeft doorgevoerd. Zijn partij stemde daar namelijk tegen. Dat stemt mij zeer tevreden. Je ziet dat ook terug in de tegenbegroting, want de meeste van die hervormingen zijn niet teruggedraaid. Dit is dus een dubbele bevestiging dat hij achteraf zegt: mijn Eerste Kamerfractie had gelijk toen ze veel van die hervormingen wel steunde en wij als Tweede Kamerfractie hadden ongelijk. Ik waardeer dat. Het is goed om dat vast te stellen.  De laatste grote belastinghervorming, die van 2001, is ingezet met een openingszet in 1997. Daar is dus vier jaar over gedaan. Het is onze ambitie om het veel sneller te doen, maar het is wel echt een heel grote hervorming. Je kunt bijvoorbeeld lasten niet verschuiven van direct naar indirect, de aftrekposten, buiten pensioen en huis, aanpakken of kijken naar een vergaande vereenvoudiging van de toeslagen zonder dat je je tegelijkertijd rekenschap geeft van de enorme inkomenseffecten die dat kan hebben. Daar is inderdaad de smeerolie van lastenverlichting voor nodig.  Het goede nieuws is dat we dit jaar zien dat er bijna een miljard lastenverlichting voor de mensen in het land mogelijk is. Gezien de ontwikkeling van de economie is er geen enkele reden aan te nemen dat er de komende jaren, zo die ontwikkeling zich voortzet, geen ruimte is voor lastenverlichting. Het kabinet maakt daarbij een aantal fundamentele keuzes, keuzes die gisteren vanuit de coalitiepartijen zijn toegelicht. Ik denk dat we met elkaar iets heel goeds te pakken hebben en ik vind het dan ook een uitdaging om met de heer Buma en alle anderen in de Kamer de komende weken en maanden in gesprek te gaan om tot een breed draagvlak te komen voor zo'n grote belastinghervorming.  De heer Van Haersma Buma (CDA): In 2009 zei de toenmalige leider van de VVD, de heer Rutte, dat het kabinet dat er toen zat, moest bezuinigen om belastingverlagingen mogelijk te maken en om te stimuleren dat mensen aan het werk gaan. Dat was een kabinet dat op dat moment ook in een crisis zat. Sterker nog, de heer Rutte heeft toen een motie van afkeuring ingediend.  Minister Rutte: Een motie van wantrouwen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat kabinet heeft toen een motie van wantrouwen ingediend, omdat dat kabinet niet deed wat deze premier nu ook niet doet. Het enige wat hij de Kamer eigenlijk vraagt, is: dien ook een motie van wantrouwen in, want ik doe hetzelfde als het kabinet dat ik zo de maat nam in 2009.  Minister Rutte: Dit is echt geen vergelijkging. Het kabinet-Balkenende IV heeft écht niets gedaan.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Ik zeg dat natuurlijk met respect voor alle PvdA-collega's, maar ik denk dat we dat toch echt moeten vaststellen. Dit kabinet is bezig om de overheidsfinanciën voor een bedrag van 51 miljard te hervormen. Mijn stelling is dat we inmiddels meer grote hervormingen doorvoeren dan de hervormingskabinetten-Lubbers I en -Balkenende II.  De heer Pechtold (D66): Bij elkaar!  Minister Asscher: Rutte I moet je misschien ook even …  Minister Rutte: Over Rutte I praten we zo apart verder.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Daar praten we zo even over door in kleine kring.  De heer Pechtold (D66): Wil je even schorsen?  Minister Rutte: Ja, even schorsen!  Voorzitter. Dat is mijn stelling: er is voor 51 miljard hervormd. En waarom heeft de toenmalige fractievoorzitter van de VVD die motie ingediend en daarvoor steun gekregen van de Socialistische Partij en de PVV? In totaal steunde een derde van de Kamer die motie. Die steun was er simpelweg, omdat een kabinet moet regeren. Als een kabinet niet regeert, dan moet het opstappen. Dit kabinet regeert. Wij pakken alles aan, inclusief het belastingstelsel. De coalitie heeft daar inmiddels vergaande keuzes voor gemaakt en nu gaan we er met elkaar voor zorgen dat die keuzes van draagvlak worden voorzien. En mijnheer Buma gaat daaraan bijdragen. Zo ken ik hem en zo ken ik het CDA.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het grote probleem is dat de premier weer praat over keuzes die gemaakt zijn. Als we werkelijk robuust uit de crisis willen komen, dan staat die opgave gewoon voor ons. Die kunnen we niet voor ons uitschuiven. Als een kabinet moet regeren, dan moet het dat niet alleen de eerste twee jaar doen, maar de volle vier en nu zelfs de volle vijf jaar. De premier zegt dat hij keuzes heeft gemaakt bij de belastingen, maar ik zie alleen maar 27 pagina's besluiteloosheid. Als keuzes zo belangrijk zijn, is de premier dan bereid om voor 1 februari die keuzes van een concreet plan te voorzien, een plan voor een echte belastinghervorming waarover wij als Kamer ons oordeel kunnen geven?  Minister Rutte: Het persbericht over "zoveel pagina's besluiteloosheid" was al gedrukt, alleen het aantal pagina's moest nog worden ingevuld. Kijk eens wat wij doen: 100.000 banen erbij, 3 tot 5 miljard lastenverlichting, 15 miljard verlaging van de lasten op arbeid, een verschuiving van directe belasting op arbeid en ondernemen naar indirecte belastingen op consumptie en vervuiling, het instrumentarium voor de zelfstandige zonder personeel richten op de echte ondernemers en op doorgroei, beperken van de aftrekposten buiten pensioen en eigen huis, zorgen voor een rechtvaardig alternatief voor de bestaande vermogensrendementsheffing … Ik noem u een paar keuzes, maar er worden in deze brief nog veel meer keuzes gemaakt. Dan kun je niet volhouden dat deze brief geen perspectief schetst, keuzes maakt en deuren van het slot haalt!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil toch even een opmerking maken over de manier waarop u bezig bent. Als de hele begroting voor 2015 één grote grappenmakerij is, kunnen wij beter gaan luisteren en dan horen wij het aan het einde van deze dag wel. Het gaat om een brief, inderdaad een brief van 27 bladzijden, waarin u niet zegt wat u gaat doen met de belastingen, maar allemaal richtingen geeft die ik ook nog wel zou kunnen verzinnen. Het kabinet, niet de oppositie, moet keuzes maken! Het CDA heeft vandaag keuzes gemaakt. U gaat straks ongetwijfeld weer vertellen waarom die allemaal niet deugen, maar het CDA maakt vandaag keuzes en het kabinet niet. Dat is u te verwijten.  Minister Rutte: Het CDA komt met 1 miljard netto lastenverlichting. Dat is natuurlijk niet wat wij nodig hebben. Het CDA heeft slecht nieuws voor de koopkracht van ouderen: een oudere in de AOW met een aanvullend pensioen van €10.000 gaat er in de plannen van het CDA meer dan 2% op achteruit. Het CDA heeft slecht nieuws voor de werkgelegenheid met zijn plannen, want het CDA bezuinigt bijvoorbeeld op de IACK. Ik vind het prima om elkaar de maat te nemen en dat gaan wij vandaag ook doen — daar is dit debat voor en ik verheug mij daarop — maar dan moeten wij ook echt naar de inhoud. Mijn voorstel zou zijn om vandaag vooral met elkaar vast te stellen dat er een brede ambitie is — ook bij de heer Buma, want zo ken ik het CDA — om het belastingstelsel te hervormen en meer groeibestendig te maken. Laten wij daar met elkaar aan werken en elkaar geen vliegen afvangen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als de premier niet bereid is om naar de gedane voorstellen te kijken zoals die bedoeld zijn, maar met de cijfers van zijn minister onderdeeltjes daaruit haalt en niet naar het concrete plan kijkt, is hij blijkbaar zelf niet in staat om een concreet integraal belastingplan te maken en moet hij zich heel serieus afvragen wat hij de komende twee jaar nog wil doen.  Minister Rutte: Ik zal aan het einde van mijn spreektekst zeker nog nader ingaan op de tegenbegroting van het CDA. Overigens heb ik alle waardering voor het feit dat die er is en er zitten ook goede elementen in, maar op het punt van het belastingstelsel en de effecten die dat heeft op de koopkracht van ouderen en de werkgelegenheid, schieten de voorstellen van het CDA echt tekort.  De heer Pechtold (D66): Dadelijk hebben wij nog vóór elven een sfeer waarmee wij er niet uit gaan komen. De premier zegt dat wij het vandaag over de inhoud van het belastingstelsel moeten hebben. Dat is hard nodig. Deelt de premier ons gevoel van urgentie? Wij zijn al vanaf 2010, met de commissie-Van Weeghel die een rapport uitbracht over het belastingstelsel, bezig zijn om hierover te praten en wij zitten eigenlijk in een cirkelredenering vast. Wij pleiten allemaal voor economische groei en wij pleiten allemaal voor werk. Het woord "werk" is hier gisteren bijna 600.000 keer gevallen. Daarvoor hebben wij dat belastingstelsel snel nodig. Deelt de premier die urgentie? Als hij naar de inhoud wil, kan hij mij dan eens wat aanknopingspunten voor die 15 miljard geven?  Minister Rutte: Ik deel de urgentie, zoals ook uit de brief blijkt. Het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen is overigens voor een deel in uitvoering. De huishoudentoeslag bleek minder goed te vliegen. Een aantal voorstellen op het terrein van de eigen woning is in de fase van implementatie. Wel moeten wij vaststellen dat Van Dijkhuizen een totale opbrengst aan met name belastingschuif ziet die ook volledig wordt ingeboekt, terwijl het kabinet zegt: kijk eens welke volledige opbrengst je uit een belastingschuif zou kunnen halen. Laten wij reëel zijn, daarin moet je keuzes maken. Je moet ook naar de inkomenseffecten kijken. Laten wij nou eens aannemen dat je de helft kunt realiseren. Dat is die ongeveer 10 miljard euro aan belastingschuif die in het voorstel zit, bijvoorbeeld de schuif van belasting op arbeid en ondernemen naar indirecte belastingen op consumptie en vervuiling, iets waaraan de heer Pechtold gisteren zelf ook refereerde. Er zitten ook andere elementen in, die ik net in reactie op de heer Buma heb genoemd.  Wat de timing betreft ken ik de wens van een aantal partijen om het voor 1 februari te doen, vanuit de gedachte dat dat nodig is voor de besluitvorming voor 2016. Dat is echter niet het geval; je moet voor 1 april uit de uitgavenkant van de begroting zijn. We hebben dus iets meer tijd, omdat de inkomstenkant van de begroting, dus de belastingkant, richting de zomer echt in de grondverf moet staan en in de zomer moet worden afgewerkt. Ik zou dat iets aan extra tijd echt willen gebruiken om ervoor te zorgen we met echt goede voorstellen kunnen komen. Daarbij is het de ambitie om in het belastingplan voor 2016 een aantal elementen van de belastingherziening al meteen op te nemen, bijvoorbeeld over de auto en de directe versus de indirecte belastingen. Zo kunnen we al in deze kabinetsperiode een goed begin maken.  De heer Pechtold (D66): Ik ben blij dat de urgentie gevoeld wordt. 1 februari of 1 april; toch heb ik het gevoel dat, om het ook parlementair goed te kunnen behandelen voor 2016, je maar beter vroeg kan zitten. Nu vallen er wat concretere termen, zoals de auto. Dat lijkt me heel concreet. Ik wil proeven waar de ambitie van het kabinet ligt. Wat zit er aan maatregelen in die 15 miljard? De minister-president noemt de auto. Ik zou zeggen: werk het eens uit, en noem me vooral ook andere zaken waarbij de belastingen worden verhoogd en de uitgaven worden verlaagd om er uiteindelijk voor te zorgen dat we wat aan de inkomstenbelasting hebben.  Minister Rutte: Dat hangt natuurlijk mede samen met de inkomenseffecten ervan. Om met die effecten zo goed mogelijk om te kunnen gaan, is de smeerolie van de lastenverlichting nodig. Tegen die achtergrond zullen al die voorstellen moeten worden bezien. Daar zullen we echt in de aanloop naar de begroting voor 2016 mee komen.  De heer Pechtold (D66): Nu begint het in cirkeltjes te draaien, want de minister-president zegt: we zullen die voorstellen moeten bezien. Op tv rond Prinsjesdag zei hij alleen maar dat er een concreet plan ligt. Er ligt echter geen concreet plan, want er zijn wel 27 pagina's, maar de enige nummers die ik daarin vind zijn de paginanummers. Dan is, zoals dat in het debat gister werd genoemd, zo'n voorstel gratis bier. Ik wil het dus gewoon van de minister-president weten, zeker nu hij een begrip als de auto noemt. Ik noemde gister iets rond de auto en ik heb de BOVAG al in mijn nek hangen. Ik zeg dus tegen hem: pas daarvoor op. Als hij niet concreet is en gewoon in één A4'tje aangeeft ...  De voorzitter: Ik wil graag dat u een vraag stelt.  De heer Pechtold (D66): Aan welke eerste 10 miljard denkt de minister-president nou?  Minister Rutte: Dat is nou echt zo'n discussie die ik ook met de heer Pechtold wil voeren. We hebben in de brief een aantal duidelijke keuzes gemaakt, bijvoorbeeld over de kinderopvangtoeslag. Die richt zich nu op 400.000 mensen. Wij hebben een concreet voorstel gedaan voor wat je zou moeten doen om die voortaan aan de 4.000 instellingen uit te keren. We hebben aangegeven dat we moeten kijken naar het gemeentelijk belastinggebied. Wat zou je daar verder kunnen doen? Dat is ook een zaak om met elkaar over in gesprek te gaan. Je wilt immers niet dat er op het gemeentelijk belastingterrein opeens nieuwe inkomenspolitiek wordt bedreven. Verder is er de verschuiving van de directe naar de indirecte belastingen. Dat is een gevoelige kwestie, wat de heer Pechtold ook heeft ervaren na uitspraken daarover, want hoe ga je om met de eerste levensbehoeften van mensen? Tegelijkertijd moet je vaststellen dat de grondslag van de btw in Nederland, dus de totale opbrengst ervan, relatief laag is in vergelijking met de rest van Europa. Voor de auto is er een hele reeks van milieubelastingen, waarvan we ons moeten afvragen of die effectief zijn. Ze moeten dus in samenhang met elkaar worden bekeken. Ik noemde ook de zelfstandigen zonder personeel, waar we ook met elkaar naar moeten kijken. Later dit jaar verschijnt daarover een uitgebreid rapport. Daarom zeg ik: de deuren zijn van het slot en de keuzes zijn gemaakt. Nu is het zaak om met iedereen in de Kamer — de heren Pechtold en Buma en ieder ander die constructief wil meedenken — te bezien hoe we met elkaar dat belastingstelsel vormgeven. De ambitie om dat snel te doen, onderschrijf ik volledig. De reden voor 1 februari, namelijk dat het voor 1 april klaar moet zijn, is technisch evenwel niet waar. Wel geldt: hoe sneller hoe beter. Daar ben ik het zeer mee eens.  De heer Slob (ChristenUnie): Hoe sneller hoe beter, maar het moet natuurlijk ook zorgvuldig gebeuren. Het is ook belangrijk dat we elkaar kunnen vinden op een aantal uitgangspunten waarmee we kunnen bekijken hoe we die herziening kunnen laten plaatsvinden. Ik wil er twee uitlichten die voor de ChristenUnie belangrijk zijn, waar ik de reactie van de minister-president op wil horen. De eerste is dat ons belastingstelsel de participatiesamenleving — het kabinet heeft daarover vorig jaar nog zoveel mooie woorden gesproken, maar we misten haar nu wat in de troonrede — niet moet afremmen maar juist bevorderen. Deelt de minister-president onze mening dat de participatiesamenleving een uitgangspunt is voor herziening van het belastingstelsel? Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat de giftenaftrek overeind moet blijven.  Minister Rutte: Dit is nou het risico dat we lopen als we gaan stapelen. We hebben gezegd dat het hoofddoel van het nieuwe belastingstelsel werkgelegenheid is: meer banen. Ik realiseer mij natuurlijk dat het in het gesprek met partijen in deze Kamer — ik had kunnen voorspellen dat de heer Slob vanuit zijn politieke beweging op dit punt een logische wens zou hebben — zal komen tot het stapelen van wensen. Ik geloof dat het Tinbergen was die ooit zei: het grootste risico van een grote stelselwijziging is het stapelen van doelstellingen. Dat is ook in dit geval een risico. Toch zullen we met elkaar een serieuze poging moeten doen teneinde een breed politiek draagvlak te verkrijgen. Ik ga nu geen ja of nee zeggen op het voorstel van de heer Slob want dat beperkt de mogelijkheden. Het zou betekenen dat naast de aftrekposten van het eigen huis, waar al heel veel mee gebeurt, en de pensioenen, ook in de overige aftrekposten beperkingen worden aangebracht. Ik begrijp evenwel ongelooflijk goed dat de heer Slob dit op tafel zal leggen wanneer we met elkaar in gesprek gaan.  De heer Slob (ChristenUnie): Fijn dat de minister-president het "ongelooflijk goed" begrijpt. Dan is de boodschap in dat opzicht overgekomen.  Minister Rutte: U bent nooit onduidelijk.  De heer Slob (ChristenUnie): Er is nog een ander onderdeel dat we erg belangrijk vinden. Natuurlijk is werk belangrijk. De minister-president weet dat wij ook steeds hard geknokt hebben voor het laag houden van de lasten op arbeid. Dat hebben we vorig jaar gedaan bij het herfstakkoord en ook nu weer hebben wij meegewerkt aan het beschikbaar komen van geld daarvoor. Ik las in de brief in relatie tot het maken van keuzes dat mensen daar zelf over zouden moeten gaan. Mag ik daaruit opmaken dat de herziening van het belastingstelsel leefvormneutraal moet gebeuren?  Minister Rutte: Dat betreft keuzes waarover de heer Slob en de heer Pechtold het niet direct met elkaar eens zullen zijn.  De heer Pechtold (D66): Dat is een mooi woord.  Minister Rutte: Het woord is prachtig, maar over de invulling ervan zullen de heer Slob en de heer Pechtold het ongetwijfeld niet onmiddellijk eens zijn. Ik kan mij voorstellen dat de VVD, de PvdA en andere partijen in de Kamer er ook hun opvattingen over hebben. Het gaat erom of je nu probeert allerlei routes af te sluiten en deuren weer op slot te zetten. Ik begrijp dat de heer Slob die piketpalen slaat. Ik neem daar ook nota van. In het belang van een breed draagvlak voor een grote stelselwijziging ga ik er nu echter geen commentaar op geven, want dan ben ik bezig om alweer allerlei opties uit te sluiten.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik weerspreek dat hier deuren op slot worden gegooid. Het lijkt mij ontzettend belangrijk dat wij het eens worden. Volgens mij is deze brief daarvoor bedoeld. Het is een procesbrief: we gaan met elkaar een traject in. De contouren waarlangs je gaat kijken naar de herziening van het belastingstelsel, moeten duidelijk zijn zodat je elkaar daar weet te vinden. Lagere lasten voor arbeid? Laat ik dan ook even de slogan van het kabinet gebruiken: werk, werk, werk. Prima, daar zijn we voor. Wat ons betreft, zijn leefvormneutraliteit en het niet afremmen, maar juist bevorderen van de participatiesamenleving ook heel cruciale contouren om met elkaar aan de slag te gaan. U hebt ze gehoord. Wij spreken elkaar nader.  Minister Rutte: Nogmaals, ik neem daar nota van. De twee hoofddoelen staan overeind, namelijk meer banen en minder kwetsbare en eenvoudige uitvoering. Ik begrijp de piketpalen.  De heer Van der Staaij (SGP): Het zal de minister-president niet verbazen dat ik even op dezelfde punten aansla. Ik kom de giftenaftrek niet tegen in die brief van 26 kantjes. Klopt dat of heb ik eroverheen gelezen?  Minister Rutte: De brief beschrijft de noodzaak om te kijken naar het totaal van alle aftrekposten en naar de mogelijkheid om de helft daarvan weg te nemen buiten huis en pensioen. Dan praat je over de hele rest van alle aftrekposten in het belastingstelsel. Dat draagt bij aan een enorme vereenvoudiging en het kan meteen leiden tot lagere schijven, tot lagere inkomstenbelasting. Dat is goed voor de werkgelegenheid. Onderdeel van die grote bel aan aftrekposten is natuurlijk ook de giftenaftrek. Wij zullen daarover moeten spreken. Maar nogmaals, ik geloof echt niet dat we het draagvlak onder een grote belastingwijziging bevorderen, als ik nu ga reageren op de piketpalen die worden geslagen en die ik begrijp, ook die van de heer Van der Staaij. Dan ben ik alweer bezig de discussie te beperken.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik wil dan toch terug naar iets wat echt van het kabinet zelf is, wat vorig jaar in de troonrede stond en wat trouwens terugkomt: de participatiesamenleving. Moet het niet juist een doelstelling zijn van het belastingstelsel dat niet alleen werk loont, maar ook zorg voor elkaar wordt gestimuleerd en gesteund?  Minister Rutte: In de visie van het kabinet is de participatiesamenleving niet zozeer een oproep aan de samenleving, maar een constatering, namelijk dat mensen in toenemende mate dingen ook zelf organiseren. Natuurlijk is het dan zaak dat de overheid zich zo organiseert — kijk bijvoorbeeld naar de grote veranderingen in de langdurige zorg — dat ze daar maximaal op inspeelt, mensen de ruimte geeft en dat zelforganiserend vermogen van de samenleving bevordert. Ik begrijp heel goed dat in de visie van de Staatkundig Gereformeerde Partij de giftenaftrek daarbij een belangrijk instrument is. Maar nogmaals, als ik nu "ja" zeg op de vraag van de heer Van der Staaij of die giftenaftrek buiten haken staat, dan ben ik bezig om de discussie te versmallen. Dat gesprek moet echt in een afweging van allerlei belangen en politieke opvattingen plaatsvinden om te komen tot een nieuw belastingstelsel, gericht op banengroei en vereenvoudiging van het stelsel.  De heer Van der Staaij (SGP): Daarom probeer ik nu juist wat algemener aansluiting te zoeken bij iets wat breder in de Kamer gedragen kan zijn. De mantelzorg komt vandaag weer aan de orde naar aanleiding van onderzoeken. Zou je niet ook moeten bekijken wat ons fiscale stelsel nu eigenlijk doet voor de mantelzorger? Als wij mantelzorg willen bevorderen — dat is weer een heel ander, misschien minder omstreden voorbeeld — moeten we toch ook bekijken hoe dat uitpakt voor die mantelzorger? Hoe zit het eigenlijk in gezinssituaties, als mensen ook zorgdragen voor hun omgeving? Hoe pakt dan het fiscale stelsel uit?  Minister Rutte: Ik snap dat. Overigens moeten we oppassen — hier spreekt misschien ook de liberaal in mij — dat we de fiscaliteit niet zien als een bevorderaar van allerlei op zichzelf staande maatschappelijke doelen. Daar hebben we wetgeving voor en ook beleid dat zich buiten wetgeving afspeelt. Ik ben ingegaan op de vragen van de heer Van der Staaij en anderen over het vraagstuk van de mantelzorgers, het risico van overbelasting en de rol van de nieuwe Wmo. Dat zijn ook antwoorden op dat vraagstuk. Het belastingstelsel geeft daar niet noodzakelijkerwijs altijd een antwoord op. Maar nogmaals — ik ken de heer Van der Staaij, ik ken zijn partij — ik snap deze overweging.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb gisteren gewezen op het volstrekt onlogische fiscale systeem in Nederland. Wat we in overvloed hebben, namelijk arbeid, maken we ongelooflijk duur en wat schaars is, zoals grondstoffen, is ongelooflijk goedkoop. Dat moet omgedraaid worden. Ik heb gisteren in het debat aan de heer Zijlstra gevraagd of hij bereid is, te kijken naar mogelijkheden om juist de belasting op arbeid te verlagen en de belasting op grondstoffen te verhogen. De heer Zijlstra had daar wel oren naar. Hij wilde daar wel naar kijken. Hetzelfde vroeg ik ook aan de heer Samsom. Hij zei: nou, nou, nou, niet te snel, we moeten wel denken aan de concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Dat was echt de omgekeerde wereld.  Minister Rutte: Dat geeft een inkijkje in de coalitie.  Mevrouw Thieme (PvdD): Precies. Mijn vraag is of de minister-president wil toezeggen dat het kabinet in de komende maanden, en ik hoop voor 1 februari, wil kijken naar een manier om de belasting op grondstoffen te verhogen.  Minister Rutte: Het is waar dat we willen kijken naar al dit type verschuivingen, evenals naar vervuiling, naar accijnzen et cetera. Ik moet wel vaststellen dat de milieubelastingen in Nederland tot de hoogste van Europa behoren. Je moet inderdaad ook kijken naar de internationale concurrentiepositie. Dat zijn allemaal afwegingen. Dit is een perfect voorbeeld van waarom we, zoals gister is gezegd, geen sprintje kunnen maken naar een nieuw belastingstelsel. Dat is illusoir. Dit laat het nou typisch zien. Er moeten afwegingen gemaakt worden tussen verschuivingen van lasten en de effecten die deze hebben en vervolgens heb je te maken met het politieke draagvlak en de bijdrage aan de twee hoofddoelstellingen van het kabinet, namelijk meer werkgelegenheid en minder problemen in de uitvoering.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik realiseer me dat er een groot verschil is tussen mijn partij, die de urgentie om echt te komen tot een verandering in het fiscale stelsel veel meer voelt, en dit kabinet, dat denkt dat het nog wel langer kan doorgaan op de ingeslagen weg: eerst maar eens meer geld verdienen en dan pas denken aan de aarde en hoe we voor de komende generaties een gezonde aarde kunnen behouden. Dat weet ik. Maar kijk nu naar de volstrekt onlogische milieuschadelijke subsidies die we in Nederland geven. Het gaat om ongeveer 4,5 miljard per jaar, door vrijstellingen op gas voor bijvoorbeeld grootverbruikers. We kunnen met zijn allen enorme besparingen realiseren als we die milieuvervuilende subsidies afschaffen.  Minister Rutte: Nogmaals, daar moeten we met elkaar naar kijken. Ik draai de deur niet terug op slot. Ik probeer in de discussie met de heer Van de Staaij, de heer Slob, nu met mevrouw Thieme en mogelijk met anderen om de deuren nog wijder open te zetten en het debat breed voeren. Ik wil voorkomen dat we de deur op voorhand teveel dicht doen. Ik moet op zichzelf toegeven dat mevrouw Thieme probeert dit thema te agenderen. Ik wijs alleen ook op de risico's. Dat zijn typisch het type afwegingen die moeten plaatsvinden in de stappen die we nu verder gaan zetten.  De voorzitter: Tot slot, mevrouw Thieme.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik begrijp dat dit kabinet daar de komende maanden goed naar gaat kijken.  Minister Rutte: Ja.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Goede punten van mevrouw Thieme. De minister-president probeert ons ervan te overtuigen dat het moeilijke afwegingen zijn, dat het ingewikkeld is, dat het veel effecten heeft en dat we de deuren niet verder dicht moeten doen maar juist wagenwijd open moeten zetten. Ik zal het nog iets ingewikkelder voor hem maken. Ik wil hem namelijk iets vragen over een punt waar de belastingbrief wél concreet over is, in tegenstelling tot over heel veel andere punten. Dat betreft het volgende. We gaan 15 miljard versleutelen aan ons belastingstelstel en dat levert 100.000 banen op. Als dat zo is, waarom begint de minister-president dan niet in 2015 of als dat kan, nog dit jaar, met die versleuteling?  Minister Rutte: Wat we in 2015 doen, is de lasten op arbeid met een miljard verlagen. Dat is deels een politiek compromis in de coalitie en het is een afspraak tussen de vijf partijen die schragend zijn voor de begroting voor 2015. Dat is prima. Het leidt in zichzelf altijd tot positieve werkgelegenheidseffecten als je de lasten op arbeid verlaagt, maar eigenlijk zou ik wensen dat wij dat niet meer zo hoeven doen. Ik zou wensen dat, als er weer lastenverlichting mogelijk is — er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat volgend jaar niet zo zou zijn, al is er geen zekerheid — je die lastenverlichting kunt gebruiken op weg naar het gewenste belastingstelsel. Dan verlaag je de lasten dus niet ongericht maar gericht als stap op weg naar het nieuwe belastingstelsel. Je hebt die smeerolie van de lastenverlichting immers nodig om allerlei inkomenseffecten, die stappen op weg naar het nieuwe belastingstelsel met zich meebrengen, weg te nemen, om te voorkomen dat groepen erop achteruitgaan. Dat is precies de reden waarom wij ook zeggen: je hebt die 3 tot 5 miljard ongeveer nodig. Dat is ook de les uit het verleden, zeker als je een en ander extrapoleert naar vandaag de dag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan maak je de vraag of je het belastingstelsel gaat hervormen in de richting van een stelsel dat goed is voor de werkgelegenheid, afhankelijk van de vraag of je financiële ruimte hebt om iets aan lastenverlichting te doen. Als je smeerolie nodig hebt voor de herziening van het stelsel, haal die dan op door je belastingmaatregelen.  Minister Rutte: Dat is geen smeerolie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ga niet zeggen, zoals het kabinet en de minister-president nu doen: wij gaan wachten totdat wij weer ruimte hebben voor lastenverlichting. Dat is kennelijk de premisse. Ga niet zeggen: dat is wat wij eerst nodig hebben en dan gaan wij die hervorming doen waarvan wij allemaal zeggen dat die zo hoognodig is voor de werkgelegenheid.  Minister Rutte: Dat werkt niet. Het is prima om een belastingverschuiving te doen als die niet leidt tot allerlei effecten voor bepaalde inkomensgroepen. Misschien heb je voor een specifieke belastingverschuiving geen smeerolie nodig, maar ik verzeker de heer Van Ojik dat het vergaande inkomenseffecten heeft als je een aantal grotere bewegingen wilt doen in het belastingstelsel. Ik neem toch aan dat hij er nu niet voor pleit om boven op de 51 miljard nog een keer heel grote, extra bezuinigingspakketten af te kondigen om dat vanuit die bezuinigingen te financieren.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, het gaat niet om bezuinigen. Het gaat niet om lastenverzwaringen of lastenverlichtingen. Het gaat erom dat je het belastingstelsel wilt hervormen door de lasten te verschuiven van datgene waar je te weinig van hebt, werk, naar datgene waar je te veel van hebt, bijvoorbeeld hoge vermogens, bijvoorbeeld milieuverspilling. Als het kabinet dat doet in de orde van grootte van 15 miljard en als dat dan 100.000 banen oplevert, dan zou ik zeggen: ga nou niet zitten wachten tot lastenverlichting als manna uit de hemel valt, maar ga gewoon aan de slag.  Minister Rutte: Als je lasten verschuift, dan heeft dat toch inkomenseffecten? Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Van Ojik ervoor kiest om dat maar te laten gebeuren. Dat zal heel vaak inkomenseffecten geven bij mensen die net hun baan hebben verloren. Er zit een heel grote groep werkenden rondom modaal of net daaronder die wel belasting betalen maar die enorm geraakt worden door allerlei maatregelen. Als je een en ander niet voorziet van de mogelijkheid om dat via lastenverlichting te repareren, dan breng je toch enorme schade toe aan de koopkrachtpositie van grote groepen mensen? Dat wil de heer Van Ojik ook niet. Daarom is het ook zo ingewikkeld. Dat laat dit debat zien; ik ben er heel blij mee. Ik had het net met mevrouw Thieme over de effecten op onze concurrentiepositie. Ik had een discussie met de heren Slob en Van der Staaij over de positie van mantelzorgers in onze samenleving. Nu discussieer ik met de heer Van Ojik over mensen die — laten wij zeggen — zo rondom modaal zitten. Als je die keuzes te snel maakt en dat heel snel gaat doen zonder die smeerolie, dan kan dat grote schade toebrengen aan de inkomenspositie van mensen. Dat wil dit kabinet niet, dat wil deze coalitie niet en dat zal ook de heer Van Ojik niet willen. Kijk naar wat het betekent voor de positie van ouderen en hun koopkracht als je de belastingen op consumptie gaat verhogen en dat niet zou compenseren met lastenverlichting. Ik noem maar één voorbeeld. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Van Ojik daarvoor zou zijn. Als er schuiven mogelijk zijn zonder inkomenseffecten, dan kun je die schuiven eerder doen, maar je moet feitelijk uit het verleden vaststellen dat de meeste schuiven leiden tot behoorlijke inkomenseffecten. Dan heb je gewoon lastenverlichting nodig.  De heer Roemer (SP): Ik wil dadelijk ook een vraag stellen over dat belastingstelsel, maar ik wil nog even terugkomen op een opmerking van de premier daarvoor, want het moet wel gaan over de juiste voorstelling van zaken. Hij suggereerde dat belasting op arbeid omlaag zou gaan, omdat de eerste schijf in de inkomstenbelasting omlaag zou gaan. Maar als je het vergelijkt met 2014, toen sprake was van een eenmalige reparatie, zie je dat de mensen in 2015 0,25% meer betalen in de eerste schijf. Waarom zegt de minister-president dat niet gewoon eerlijk?  Minister Rutte: Tegelijkertijd gaat de arbeidskorting voor iedereen omhoog. In het koopkrachtbeeld zien we dat de ouderen gemiddeld op 0% uitkomen. Maar de werkenden in Nederland gaan er tussen 0,25% en 0,75% op vooruit.  De heer Roemer (SP): Ik was al bang dat u er omheen zou draaien. Geef nou gewoon toe dat de eerste schijf van de inkomstenbelasting komend jaar stijgt met 0,25%, zodat je meer belasting gaat betalen. Van het belastingvoordeel van een miljard gaat een half miljard vooral naar de middeninkomens en de hogere inkomens. Die afspraak is gemaakt met de VVD. Daar moet u wel eerlijk in zijn.  Dit was een mooi bruggetje naar het belastingstelsel. Ik ben het met u eens dat wijziging van dat grote stelsel ongelooflijk ingewikkeld wordt. Maar het huidige stelsel is onhoudbaar, daar moeten we mee aan de slag. Wat gaat het kabinet doen aan de enorme vermogensongelijkheid die de afgelopen jaren fors is gegroeid? Ik heb daarover in de brief een vage zin gelezen. Sinds de crisis hebben de 10% rijksten 30 miljard meer aan vermogen gekregen, terwijl de 10% armsten in Nederland zich in diezelfde periode voor 10 miljard meer in de schulden hebben gestoken. Ik mag daarom hopen dat een nieuw stelsel dát aanpakt.  Minister Rutte: Ik kom nog even terug op dat eerste punt. Als je door het rietje alleen naar de eerste schijf kijkt, heeft de heer Roemer gelijk. Dan zie je namelijk dat de eerste schijf iets omhoog gaat, omdat die verlaging voor een jaar was doorgevoerd. Maar je moet wel het hele verhaal vertellen. Dat is dat tegelijkertijd de arbeidskorting stijgt en dat het totale effect van alle kabinetsmaatregelen is dat volgend jaar de koopkracht voor werkenden tussen 0,25% en 075% stijgt.  Over de vermogens- en inkomenspositie het volgende. Nederland is een land met betrekkelijk beperkte verschillen als het gaat om het inkomen van mensen. Wel zijn er verschillen waar het het vermogen van mensen betreft. Dat blijkt in belangrijke mate te maken te hebben met de pensioenbesparingen. Daarbij gaat het om tussen de 800 miljard en — als je de derde pijler erbij neemt — 1.100 miljard. Als je dat bedrag erbij neemt, blijkt dat die vermogensverschillen er nog steeds zijn, maar dat ze aanzienlijk kleiner zijn dan wat blijkt uit de eerste onderzoeken die de WRR daarnaar heeft gedaan.  De heer Roemer (SP): Dit was nog niet het begin van een antwoord. Ook dit valt nog te bezien, want zelfs ook al zou je uitgesteld loon meenemen — volgens de meeste economen is uitgesteld loon geen vermogen, want je kunt het niet vrij besteden — dan nog is het verschil in Europees verband schrikbarend groot. We hebben zelfs in crisistijd gezien dat het rendement op vermogen met 30 miljard groeide. Daar doen we dus niets aan. De mensen aan de onderkant hebben zich voor 10 miljard meer in de schulden gestoken. Als wij komen tot een herziening van het belastingstelsel, dan mag ik toch aannemen dat het kabinet er een speerpunt van maakt om kapitaal eindelijk serieus te gaan belasten, zodat we een beetje naar het Europees gemiddelde gaan, waar we nu ver onder zitten en we niet alleen steeds de mensen aan de onderkant raken met de kabinetsmaatregelen? Kan de premier bevestigen dat hij dat gaat doen?  Minister Rutte: De heer Roemer kijkt op dit punt niet door een rietje, maar wel door een buisje. Hij heeft namelijk niet het hele plaatje voor ogen. Als hij dat wel heeft en de pensioenbesparingen meeneemt, dan levert dat echt een ander beeld op. Dat laten we zien in onze brief over de inkomens- en bezitsverhoudingen in Nederland.  Het is de ambitie van deze coalitie om te komen tot een rechtvaardig alternatief voor de bestaande vermogensrendementsheffing. We moeten met elkaar in gesprek gaan over de vormgeving daarvan. Er zijn mensen in Nederland met een klein spaarpotje, hoewel dat ook niet zo klein is als je boven de drempel van €20.000 komt. Laten we zeggen dat iemand tussen de €30.000 en €40.000 spaargeld heeft, waarover hij 1,2% betaalt: 30% over 4%, dat is 1,2% over alles boven die €20.000. Je moet heel knap beleggen om dan aan die 4% fictief rendement te komen. Ik vind het dus helemaal niet gek om eens goed te bekijken wat er op dat vlak mogelijk is. In de uitvoering levert dat ook echt een aantal vraagstukken op. We moeten bezien hoe zich dat verhoudt tot het eenvoudiger maken van het belastingstelsel. We willen een serieuze poging doen om, met een breed draagvlak in de Kamer, de mogelijkheden te inventariseren voor een rechtvaardiger alternatief voor de bestaande vermogensrendementsheffing.  De voorzitter: Mijnheer Roemer, ik ga eerst naar de heer Klein. U kunt altijd weer terugkomen.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Het is terecht dat de minister-president alle voorstellen, ideetjes, ballonnetjes en knoppen waar je aan zou kunnen draaien even voor zich uitschuift. Per slot van rekening is dat de discussie die we met elkaar moeten aangaan. Eén expliciet ding wil ik hem er echter wel over vragen. Een belangrijk uitgangspunt van het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen was de belastingmoraliteit.  Minister Rutte: Op?  De heer Klein (50PLUS/Klein): De belastingmoraliteit.  Minister Rutte: Moraliteit?  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ja, M-O-R-A enzovoorts. Dat betekent, om het maar even in goed Nederlands te zeggen: hoe rechtvaardig is het? Als hoe rechtvaardig wordt het door de mensen ervaren? Een voorbeeld is de vermogensrendementsheffing, die niet als rechtvaardig wordt ervaren. Hoe kan het kabinet zo meteen in het hele proces niet alleen kijken naar de politieke wensen in de zin van "draaien aan de knoppen" maar ook rekening houden met de belastingmoraliteit, zodat de mensen in het land het ook accepteren? Hoe kan het kabinet dat in het proces inbouwen?  Minister Rutte: Ik verstond "belasting op moraliteit". Daarop verstond ik mij even met de minister van Financiën. Door het schrappen van het woord "op" begreep ik de vraag van de heer Klein. Er was even een misverstand, omdat ik de vraag niet goed verstond. Natuurlijk ben ik dat met de heer Klein eens, maar wat heb je daarvoor nodig? Daarvoor heb je een belastingstelsel nodig dat rechtvaardig is, dat in Nederland voor meer banen zorgt en dat uitvoerbaar is. Aan al die zaken werken we. Ik meen dat dat allemaal bijdraagt aan de belastingmoraliteit.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was hoe het kabinet dat in het proces inbouwt. Het kabinet gaat er nu mee aan de slag, er wordt geknutseld, er worden allerlei voorstellen gedaan. Bouwt het kabinet iets in zoals bij de nationale pensioendialoog? Komt er nog een nationale belastingdialoog?  Minister Rutte: Er komt wel een dialoog met de Kamer, maar we waren niet van plan om hierover een grote, brede maatschappelijke discussie te starten. De discussie over de pensioenen is nu wel even genoeg; dat is zwaar zat. Echter, we gaan natuurlijk wel met de fracties in de Kamer in gesprek. Ik ben ervan overtuigd dat als je de doelstellingen van vereenvoudiging, van een bijdrage aan de werkgelegenheid en van rechtvaardigheid weet te bereiken, dat ook zal bijdragen aan de moraliteit.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb vannacht ons fiscaal plan aan de minister-president aangeboden, met daarin één laag belastingtarief, een vlaktaks van 22,9% en een verlaging van diverse andere belastingen. Is de minister-president bereid om hierop een reactie te geven? Wat vindt hij van het idee daarachter?  Minister Rutte: Om te beginnen spreek ik mijn waardering ervoor uit dat partijen met echte alternatieven komen. Echter, deze voorstellen hebben een enorm effect op de koopkracht in Nederland. Het zou betekenen dat gezinnen met kinderen, gezinnen met een koopwoning ongelooflijk hard worden getroffen. Ook de lage inkomens, ouderen met een klein aanvullend pensioen, zullen er zwaar op achteruitgaan. Het plan is positief voor de hogere inkomens. Daar is een positief effect te zien, maar verder wordt er een slagveld aangericht in de verschillende inkomenscategorieën in Nederland. Dat laatste moet ik er wel bij zeggen. De ambitie is groot. Er wordt ongeveer 90 miljard euro verschoven tussen de lasten. Ik wijs er ook nog op dat het effect op de overheidsfinanciën volgens het Centraal Planbureau zeer, zeer onzeker is, vanwege de ingrijpendheid van het plan. In 2015 zouden de maatregelen in ieder geval nog volstrekt onuitvoerbaar zijn.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het plan zou leiden tot een verdubbeling van de economische groei en een miljoen banen. Wil je deze crisis echt doorbreken, dan zul je toch met deze gedachten aan de gang moeten. Een liberaal zou dit plan toch moeten aanspreken.  Minister Rutte: "Banen" spreekt mij aan, maar het spreekt mij niet aan om de mensen in Nederland met een klein inkomen zo hard te raken. Dat zou je met deze plannen echt doen. Zij worden daarmee ongelooflijk hard getroffen, en dat geldt dan ook voor bijvoorbeeld mensen met kinderen en mensen met een koopwoning. Afijn, ik zei het net al. Nogmaals, complimenten dat u met voorstellen komt, maar dit kan nog aan kracht winnen; hier moet nog even goed naar worden gekeken.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb een korte opmerking tot slot. Iedereen gaat erop vooruit. Dat is doorgerekend. Ik zie dus niet waar het probleem zit.  Minister Rutte: Dat is echt niet waar. Het is uitgesloten dat iedereen erop vooruitgaat. Ik heb de cijfers hier en daaruit blijkt dat heel grote groepen er zwaar op achteruitgaan. Als iedereen erop vooruitgaat, dan zou dat geweldig zijn. We hadden ooit een communistische partij en die zei: hogere lonen en lagere prijzen. Dat is natuurlijk de wens van ons allemaal.  De heer Wilders (PVV): Ik stel voor om met deze discussie op te houden. Ik vind het namelijk onderhand te gênant voor woorden. We hebben het nu al anderhalve dag over een plan dat niet bestaat en dat waarschijnlijk ook niet wordt uitgevoerd op deze manier. De mensen thuis snappen er helemaal niets van. We zouden het nu moeten hebben over hoe we de pensioenen van de mensen kunnen laten indexeren en hoe we de ziektekostenpremie voor de mensen niet kunnen laten stijgen. Dat willen de mensen thuis horen, en niet anderhalve dag filosoferen over een plan dat nog helemaal niet bestaat. Dit gaat over de begroting voor 2015. Ik, en veel mensen thuis met mij, wil met de minister-president spreken over hoe we ervoor zorgen dat de pensioenen niet worden gekort en dat de ziektekostenpremie betaalbaar blijft. Hou op met die vergezichten!  De voorzitter: U zou er een vraag over kunnen stellen.  Minister Rutte: In de politiek, zo is mijn reactie dan, zul je uiteraard heel vaak praten over de onmiddellijke toekomst. Dat zullen we vandaag ook in belangrijke mate doen. Ik denk echter dat het ook voor de PVV goed zou zijn om af en toe iets verder vooruit te kijken. De kracht van het afgelopen uur is dat we dat doen. Ik beloof de heer Wilders dat ik in de rest van mijn beantwoording vooral zal ingaan op de plannen voor 2015. Gisteren is echter uitvoerig gesproken over de wens tot een nieuw belastingstelsel. Dat vind ik een belangrijk debat. Ik zal dadelijk zelf nog een paar appreciaties geven. Ik denk dat dit heel nuttig is.  De heer Pechtold (D66): Ik wil wél heel graag over het belastingstelsel praten, want de werkloosheid hangt daarmee samen en de economische groei hangt ermee samen. Ik denk dat dit het moment is om te laten zien waar partijen staan maar vooral waar het kabinet staat. Ik heb dat lijstje van concrete punten doorgenomen. De premier noemde de kindertoeslag. Die gaat niet meer naar ouders maar naar een instelling. Dat levert niks op. De gemeentebelasting, ook een verschuiving, levert niks op. Binnen het autosysteem wordt geschoven, zo staat in de brief, maar het levert geen extra geld op. "Zzp'er" oftewel "zelfstandige zonder personeel" wordt als begrip genoemd, maar is het kabinet van plan om daar geld bij weg te halen? Dan blijft eigenlijk alleen de btw over als punt waar geld uit zou moeten komen. Wat is het kabinet concreet van plan met die btw?  Minister Rutte: Daarover wil ik met de heer Pechtold in gesprek gaan. Hij heeft voorstellen gedaan, bijvoorbeeld over die btw. Het is waar dat ons lage btw-tarief van 6% Europees gezien inderdaad laag is, maar de effecten van verhoging ervan of van het D66-voorstel om naar één btw-tarief te gaan — met effecten op de consumptie en de grenseffecten die dat voorstel met zich brengt — zijn zeer aanzienlijk. Dat laat ook zien hoe complex de materie is. Ik waardeer het dat de heer Pechtold daar concrete voorstellen voor heeft gedaan, maar tegelijkertijd zeg ik: dat is nu typisch het gesprek dat we met elkaar moeten voeren om te bezien wat de maatschappelijke effecten, de internationaal politieke effecten en de effecten op het hele belastingstelsel zijn.  De heer Pechtold (D66): Het ging over gesprekken die we moeten voeren en over een brief van 27 kantjes. Eigenlijk valt u hier in uw eigen zwaard. U verweet zojuist Balkenende IV al die onderzoeken en al die zaken, maar u doet eigenlijk niks beters. Sterker nog, u kondigt weer aan honderd dagen het land in te gaan en een hele dialoog te starten.  Minister Rutte: Nee, juist niet!  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Mijn vraag is de volgende, en daarmee kom ik weer even terug op de urgentie. Als je aan de uitgavenkant iets wilt doen, dan moet dat voor 1 april zijn geregeld. Dat erkende de premier zojuist. Hoe wil hij zowel het hele land in en hier de dialoog starten, als tot een concreet plan komen?  Minister Rutte: Ik moet de illusie wegnemen dat wij het land ingaan. Honderd dagen het land ingaan, dat deed een vorig kabinet.  De heer Roemer (SP): Deden ze dat maar!  Minister Rutte: Sorry, het is een fout van mij, mijnheer Roemer. Wij gaan natuurlijk voor heel veel punten het land in, maar wat dit betreft zijn wij nu na zoveel studeren wel zover dat wij vooral de politieke dialoog moeten voeren met de fracties in deze Kamer. Daarvoor hoeven wij het land niet in. Er zijn al heel veel rapporten, zoals iedereen hier terecht ook heeft vastgesteld. Ik noemde net een grote, mogelijke verschuiving van belasting op arbeid en ondernemen naar indirecte belasting op consumptie en vervuiling. Een tweede mogelijkheid — daar hebben we het net uitgebreid over gehad — is de aftrekposten. Een van de gedachten die we neerleggen in deze brief, de keuze die we maken, gaat over het met de helft terugbrengen van alle aftrekposten, buiten de eigen woning en de pensioenen. Dat zou een enorme verschuiving kunnen opleveren. Dat zijn allemaal voorstellen die we met elkaar moeten uitwerken. Ook de heer Pechtold hoorde onmiddellijk de reactie van de heren Slob en Van der Staaij, die zeiden dat we moeten oppassen en die zich afvroegen wat dat betekent voor bijvoorbeeld de mantelzorgers. Die gesprekken moeten we voeren. Die laten zien dat dit geen onderwerp is waar je het op een achternamiddag over eens kunt worden. Dat vindt de heer Pechtold trouwens ook niet. Hij heeft wel de ambitie om het zo snel mogelijk te doen. Die ambitie deel ik. Het is echter wel een ingewikkeld vraagstuk. We hebben hier de deuren van het slot gedraaid en de taboes weggenomen, en kunnen met elkaar in gesprek gaan.  De heer Pechtold (D66): De minister-president zet zichzelf neer als een soort regisseur van een toneelstuk. Hij moet de producent zijn. Hij moet degene zijn die met concrete plannen komt, en nu, na twee dagen, valt dat in het water. De minister-president zegt aan de ene kant dat er urgentie moet zijn. Hij ontkent dat we weer het land in gaan. Staatssecretaris Wiebers zei gisteren letterlijk ...  Minister Rutte: Wiebes.  De heer Pechtold (D66): … dat we verder moeten kijken dan twee partijen, verder dan vijf partijen. Eigenlijk moeten we iets verder kijken dan de politiek, want anders wordt het wel een Haags rondje. Dus gaan we dat allemaal netjes doen. Dat is een heel concrete vraag. Gaan we straks ook weer krijgen dat de polder gaat meepraten en meedoen? Daar hintte staatssecretaris Wiebes namelijk op  Minister Rutte: Ik zie de heer Pechtold met walging praten over de polder. Die walging deel ik niet. Ik denk dat de polder een heel nuttige functie heeft in ons staatsbestel, en af en toe wat bijsturing vereist. Daar heeft de Pechtold aan meegeholpen. Maar de polder is een nuttig instrument. Ik stel vast dat we daar verschillend over denken. Mijn rol is zowel die van producent als regisseur. Die rollen zal ik ook op me nemen. Daar kan de heer Pechtold mij aan houden. De brief die er nu ligt, de keuzes die we maken, de taboes die we doorbreken, en het feit dat we zeggen dat de vervolgkeuzes die we met elkaar moeten maken verregaande effecten hebben op inkomen, concurrentiepositie, et cetera, laten zien dat je dit niet overnight kunt doen. Er is vier jaar gedaan over de grote belastingwijziging in 2001. Onze ambitie is om het sneller te doen.  De heer Pechtold (D66): Dat belastingstelsel is niet concreet. Het is op zijn best een geval van verschuiven, en de datum is onzeker. We wachten op, hopen op en bidden voor meevallers, maar de premier is niet duidelijk over de keuzes die erin worden gemaakt. Hooguit worden er wat begrippen genoemd.  Minister Rutte: Ik respecteer deze samenvatting van de heer Pechtold als zíjn samenvatting, Laat ik daar mijn werkelijkheid naast leggen. Wij maken wél keuzes. Wij laten zien dat de lastenverschuiving mogelijk is bijvoorbeeld wat betreft de aftrekposten, buiten eigen huis en auto. Wij laten zien wat er mogelijk is op het terrein van de indirecte belasting op consumptie en vervuiling en de verschuiving vanuit de directe belasting op arbeid en ondernemen. We laten zien wat er mogelijk is voor zzp'ers wat betreft de vermogensrendementsheffingen. Dat zijn fundamentele keuzes die wij maken, waarmee alle taboes weg zijn en waardoor we met elkaar in gesprek kunnen. Deze discussie laat zien dat er een heel breed draagvlak en een groot gevoel voor urgentie is. Tegelijkertijd maak ik uit alle reacties de neiging van heel veel partijen op om vervolgens de discussie te vernauwen en de piketpaal te slaan. Dat respecteer ik, maar het laat wel zien dat je dit niet zomaar in een paar weken kunt doen.  De heer Roemer (SP): Ik hoorde de heer Pechtold zeggen dat hij zelfs ging bidden, dus de heer Van der Staaij heeft gisteren wel iets bereikt! Ik denk dat hij in tweede termijn wel een cadeautje van de heer Van der Staaij kan verwachten, maar dat terzijde.  Ik kwam naar voren omdat ik de premier, toen hij sprak over het nieuwe belastingplan, één zaak hoorde uitsluiten om überhaupt over na te denken of te discussiëren. Dat is de hypotheekrenteaftrek. Is mijn constatering juist dat daarop een taboe ligt en dat ook in het nieuwe belastingstelsel grote villa's gesubsidieerd blijven worden?  Minister Rutte: Deze coalitie neemt een aantal forse maatregelen op zowel het terrein van de koopmarkt als het terrein van de huurmarkt, in een goede balans. De afspraak die de twee funderende vaders van deze coalitie, de heer Samsom en ikzelf, hebben gemaakt, is: daar laten wij het nu bij. Wij hebben dat gedaan om op de woningmarkt de noodzakelijke langetermijnstabiliteit te brengen. Je ziet daarvan de effecten in de sterk aantrekkende woningmarkt van dit moment. Dit zijn vergaande voorstellen, die nu ook hun beslag moeten krijgen. Vandaar dat we hebben gezegd: nu niet verder morrelen aan de koop- en huurmarkt behalve de uitvoering van de bestaande plannen.  De heer Roemer (SP): We spreken over een belastingplan dat waarschijnlijk pas kan ingaan in een volgende regeerperiode en dat voor de lange termijn is. Een belastingplan maak je niet voor een regeerperiode. Dat is iets voor de langere termijn. Het betekent dat je alles daarin moet bespreken wat belangrijk is voor de samenleving en voor de toekomst. Maar nee, de VVD en de PvdA hebben nu al besloten dat we niet over de villasubsidies mogen praten, omdat dat die twee partijen blijkbaar niet uitkomt. Is dat de boodschap die de premier wil meegeven bij de herziening van zo'n groot stelsel? Dat de hypotheekrenteaftrek nog steeds een taboe is in Nederland?  Minister Rutte: Dit kabinet neemt grote maatregelen rond de hypotheekrenteaftrek. Laat die nu gewoon even landen! We zijn bezig om die uit te voeren. Ik denk dat het, terwijl de hypotheekrenteaftrek wordt beperkt, wij veel meer inzetten op aflossing en niet op de aflossingsvrije hypotheek en wij de hypotheekrenteaftrek langs deze wegen beperken, van belang is om nu ook die rust te creëren op de woningmarkt. Je ziet daar de effecten van! Als de heer Roemer zijn zin zou krijgen, zouden er weer allerlei nieuwe voorstellen komen, met het effect dat de woningmarkt weer onrustig wordt en de koopmarkt — en dat werkt ook door naar de huurmarkt — weer in de problemen komt. Ik denk dat dat slecht is. De overheid moet zich hier betrouwbaar tonen. Bij de start van deze coalitie hebben wij de afspraak gemaakt om nu echt voor de komende tijd rust te brengen op het terrein van de woningmarkt en om alle voorstellen die in het regeerakkoord staan, uit te rollen. Daar is de minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Blok, volop mee bezig, samen met de staatssecretaris van Financiën.  De heer Roemer (SP): Ik kan niet meer dan concluderen dat het een groot taboe is. Het aanpakken van villasubsidies mag in Nederland, in deze Kamer, bij deze twee partijen, blijkbaar niet besproken worden. Ik kan ermee leven als u zegt: wij hebben deze regeerperiode de afspraak gemaakt dat we niet verder gaan dan de afspraken die we gemaakt hebben. Maar als je een belastingstelsel wijzigt voor de langere termijn, mag ik toch hopen dat daar geen taboe op zit en dat dat gewoon besproken mag worden. We moeten daar toch minstens tien of vijftien jaar mee verder. Het vorige stelsel was minstens zo oud. Maar helaas, met het taboe gooit u uw eigen ruiten in.  Minister Rutte: Het is wel goed dat de heer Roemer dit thema aansnijdt, omdat het laat zien dat dit kabinet, ten aanzien van het belastingstelsel, al met twee heel grote veranderingen bezig is met de uitvoering van een belangrijk deel van de voorstellen van Van Dijkhuizen, namelijk op het terrein van de woningmarkt en — de minister van Financiën zei dat zojuist tegen mij — op het terrein van de pensioenen. Daar zijn we mee bezig. En het is van belang om daarop voort te bouwen met uiteindelijk een heel concrete doelstelling: meer banen en minder uitvoeringsproblemen door een simpele uitvoering. Dat willen wij. En inderdaad: het moet rechtvaardig zijn, zodanig dat de belastingmoraal erdoor omhoog gaat.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag om duidelijkheid wat betreft het tijdsschema. Ik sluit namelijk niet uit dat dat misschien de rest van de dag ook nog wel een keertje terug gaat komen. Heb ik de minister-president als volgt goed begrepen? We gaan wel vaart maken, maar het moet zorgvuldig gebeuren, en de deadline die het kabinet in gedachten heeft is dat er voor de zomer van 2015 meer duidelijkheid moet zijn, omdat het dan in de begroting van 2016 kan worden meegenomen. Is dat een goede samenvatting van wat de minister-president gezegd heeft?  Minister Rutte: Ik ben het van a tot z met deze samenvatting eens.  De heer Slob (ChristenUnie): Wat betreft het tijdschema: betekent dat dat de eerste inzet is om te bekijken of er breder draagvlak kan komen voor de contouren waarlangs de herziening zal gaan plaatsvinden? Dat is volgens mij dan geen vernauwing of het op slot doen van deuren, maar dat is bekijken welke criteria je met elkaar kunt vinden om de slag mee te slaan.  Minister Rutte: Ook hiervoor geldt: ik ben het eens met de heer Slob.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan hebben we de routekaart scherp op het netvlies. Dank u wel.  Minister Rutte: Dank!  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  Minister Rutte: Er zijn gisteren ook veel opmerkingen gemaakt over het belang van werk en groei. In het bijzonder de fractievoorzitters Zijlstra en Samsom zijn daarop ingegaan. Ik wil daar graag op reageren. Allereerst onderschrijft het kabinet het pleidooi van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie om de barrières weg te nemen die welvaartsbeperkend zijn. We hebben, zoals u weet, in dit verband ook een ambitieuze doelstelling om de regeldruk voor bedrijven, voor burgers en voor professionals tijdens deze kabinetsperiode met netto 2,5 miljard euro omlaag te brengen en nieuwe regeldruk te voorkomen. Op zichzelf liggen we met die regeerakkoorddoelstelling op koers. Er is inmiddels voor 2,22 miljard euro aan maatregelen in kaart gebracht. Daarvan slaat ongeveer 1,5 miljard bij bedrijven neer, waarvan 800 miljoen euro nu is gerealiseerd. Belangrijk instrument daarbij is de Omgevingswet. Met die wet wil het kabinet ervoor zorgen — minister Melanie Schultz van Haegen is daarmee bezig — dat we met zo weinig mogelijk negatieve effecten op de economie, de eisen die we stellen aan de leefomgeving kunnen realiseren. Een bekend voorbeeld is de Tweede Maasvlakte: alle procedures na elkaar. Hoe kun je de procedures stapelen en hoe kun je ervoor zorgen dat de gehele doorlooptijd verbetert?  De VVD noemde ook de loondoorbetaling door werkgevers voor zieke werknemers. Dat is een belangrijk punt. Minister Asscher laat op dit moment onderzoek uitvoeren naar de knelpunten die de werkgevers ervaren met die loondoorbetalingsverplichting. Het is onze ambitie om dat onderzoek voor het eind van het jaar naar de Tweede Kamer te sturen, ook voorzien van een appreciatie.  Daarnaast moeten we nieuwe regeldruk voorkomen. Dat betekent dat we iedere keer — dat is ook het pleidooi van de heer Zijlstra — kosten en baten van wet- en regelgeving in de gaten moeten houden. Regelgeving moet bijdragen aan de welvaart en moet die welvaart niet beperken. Dat betekent dat we nog meer willen doen om de kosten en baten van wetsvoorstellen zo transparant mogelijk te maken. Daarbij heeft ook het parlement een belangrijke rol. De VVD noemde een voorbeeld, namelijk het recht om in beginsel thuis te werken. Dat betreft een initiatiefwet vanuit de Tweede Kamer en dus geen kabinetsvoorstel. Ook de Kamer heeft daarin een rol. Ook waar het wetgeving betreft die wel afkomstig is van het kabinet en die hier in behandeling is, heeft soms een enkele fractie weleens de neiging om een wet zodanig te verbeteren dat die er qua regeldruk niet op vooruitgaat. We hebben dus een gezamenlijke ambitie, maar ik onderschrijf het betoog.  Als ik dan de betogen van beide fractievoorzitters even samenpak dan zat er ook een overlap in, namelijk waar het gaat om het belang van het midden- en kleinbedrijf. We zien dat grote delen van het midden- en kleinbedrijf nog altijd veel moeite ervaren om aan krediet te komen. Er zijn garantieregelingen die het risico van kredietverlening door banken beperken waardoor het mkb eerder kredieten krijgt van banken. Er is ook voor de zomer een aanvullend actieplan mkb-financiering door het kabinet opgesteld dat vooral gericht is op structuurversterking van de financieringsmarkt. Laat ik een paar van die acties noemen die uiteindelijk de belangrijkste knelpunten proberen te tackelen. Allereerst betreft dat de grotere beschikbaarheid van risicodragend vermogen voor bedrijven met groeiambities. We weten dat dit een enorme inhibitor, een enorme tegenhouder is van groei. Onder meer betreft dat een garantiebedrag van 500 miljoen euro voor het opzetten van achtergestelde leningen. Dit is bedoeld voor groeibedrijven waarvoor extra aandelenkapitaal simpelweg niet de oplossing is. Daarnaast wordt gewerkt aan verbreding van het financieringsaanbod, onder meer met een garantiebedrag van 400 miljoen euro voor nieuwe aanbieders van mkb-financiering. Tegelijkertijd worden de financieringsmogelijkheden van credits — dat is voor de kleine startende mkb-ondernemers — verruimd en ook de rekening-courant en hogere bedragen komen daarvoor in aanmerking. Er komt een garantie van 100 miljoen euro om de benodigde financiering aan te kunnen trekken. Verder worden diverse maatregelen genomen om bijvoorbeeld de informatie over de kredietwaardigheid van bedrijven te verbeteren en om ervoor te zorgen dat het overheidsinstrumentarium op dit punt beter toegankelijk wordt. Dit is bij elkaar een veelomvattend actieplan.  Dan verschuift de camera enigszins van de heer Zijlstra naar de heer Samsom waar het betreft de positie van de pensioenfondsen.  De heer Zijlstra (VVD): Dan verschuif ik die even terug. Het is prima wat de premier aangeeft. Bij de aanvang van dit kabinet hebben we op het gebied van de arbeidsmarkt afgesproken "vast minder vast, flex minder flex". Er wordt ook een beweging op gemaakt met als doel dat we meer mensen aan een baan helpen. Dat is ook het doel van de stelselherziening belastingen. Het onderzoek dat de heer Asscher — sorry voorzitter, de minister van Sociale Zaken — gaat doen, is volgens mij een heel goede poging, maar er moet meer gebeuren. We zien namelijk dat ondernemers op dit moment bijna geen mensen meer in vaste dienst nemen. Dat heeft te maken met het feit dat bovenop de zogenaamde "wig", het verschil tussen bruto- en nettoloon, al die andere zaken komen die werkgevers in dit land moeten betalen. Als wij nieuwe zekerheden willen bieden aan werknemers in Nederland, zullen wij dus een ander evenwicht moeten vinden. Ik zie een beweging daarin, maar ik wil het kabinet aansporen om die beweging wat breder te laten plaatsvinden dan alleen op het punt waarop kennelijk al iets wordt gedaan. Wat mij betreft mag het in de volle breedte.  Minister Rutte: Die handschoen pakken wij natuurlijk op, al is het maar omdat die wordt toegeworpen vanuit de grootste regeringspartij. Maar los daarvan, wij hebben natuurlijk de Wet werk en zekerheid. Die wet gaat nu echt van kracht worden en de ambitie ervan is inderdaad om ervoor te zorgen dat de positie van flexwerkers op de arbeidsmarkt, dus van mensen met een tijdelijk contract, verbetert en dat het tegelijkertijd voor werkgevers aantrekkelijk blijft om mensen juist in vaste dienst te nemen. Wij weten namelijk dat dit allerlei bijkomende aspecten heeft. Als die wet straks van kracht is, zullen wij heel goed monitoren wat de effecten zijn en zo nodig met voorstellen komen om bij te sturen. Als dat nodig zou zijn, want op dit moment hebben wij daar geen indicaties voor. Laten wij afspreken dat wij elkaar hierover goed blijven informeren.  De heer Zijlstra (VVD): Ik laat mij graag informeren. Maar om het scherp te hebben, dit is dus een toezegging van het kabinet om het op te pakken in bredere zin dan waarin de minister van Sociale Zaken al bezig is. Uiteindelijk is ons doel om meer mensen aan het werk te hebben. Wij moeten dus onze arbeidsmarkt aanpassen aan de veranderende wereld. Die toezegging wordt gedaan?  Minister Rutte: Die toezegging kan ik doen, maar ik moet die wel ontkoppelen. Het onderzoek naar de loondoorbetalingsverplichting voor werkgevers bij ziekte van werknemers loopt al. De Wwz wordt op 1 januari van kracht en wordt in fasen ingevoerd. Tijdens die invoering zullen wij regelmatig moeten monitoren wat de effecten zijn en of die bijdragen aan de doelstellingen die de heer Zijlstra noemt, namelijk flex minder flex en vast minder vast. Als dat niet zo is, moet je ook bereid zijn tot aanvullingen.  De heer Samsom (PvdA): De gezamenlijke wens ging inderdaad over het midden- en kleinbedrijf en de kredietverlening daaraan. De premier zei in zijn gebruikelijke optimisme dat de garantstellingen en kredietverleningen zijn verruimd zoals wij dat vorig jaar ook hebben afgesproken. Wij constateren echter tot ons leedwezen — en vooral mkb'ers doen dat — dat de benutting ervan verder terugloopt. Er is nog steeds iets mis. Ik heb de diagnose niet, daar is het kabinet voor. Maar bijvoorbeeld de borgstellingsregeling mkb wordt voor minder dan 50% benut. Dat is niet voldoende. Laat ik het harder zeggen: het is gewoon niet genoeg. Wij moeten ervoor zorgen, op welke manier dan ook, dat de leningen die beschikbaar zijn, ook gebruikt kunnen worden.  Minister Rutte: De regelingen zijn beschikbaar. Zij worden ook echt zodanig gebruikt dat wij er verliezen op lijden. Het midden- en kleinbedrijf trekt nu aan. De binnenlandse bestedingen nemen toe en de consumptie begint als tweede groeimotor op gang te komen, naast de export die aantrekt. Dat zal naar mijn overtuiging ook effect hebben op de behoefte aan krediet. Bedrijven moeten natuurlijk wel met goede plannen komen. Het kabinet — de minister van Economische Zaken, maar ook het kabinet als geheel en de bewindslieden van Financiën, van Sociale Zaken et cetera — heeft wat dat betreft iets gedaan. Als bedrijven geen plannen hebben, houdt het op. Zij moeten natuurlijk wel plannen hebben. Veel bedrijven zeggen dat zij plannen hebben, maar dat de bank geen krediet geeft. Dan is het van groot belang dat er alternatieven zijn, mits het plan goed is. Wij monitoren dat heel zorgvuldig. Als blijkt dat er knelpunten in de regelingen zitten, zijn wij onmiddellijk bereid om die knelpunten weg te nemen.  De heer Samsom (PvdA): Hier manifesteert zich typisch de zoektocht naar het evenwicht. De premier zegt dat de plannen er wel moeten zijn en dat het feest niet doorgaat als bedrijven die niet hebben. Ik zou graag van de premier en het kabinet de opstelling zien dat men die gaat halen. Ik chargeer een beetje, maar daar komt het op neer. Mkb'ers zoeken naar krediet en vinden dat niet. Zij vinden dat niet bij de bank en kennelijk ook nog niet genoeg bij de overheid. Er is dus iets mis. Het zou te snel zijn om hier even een analyse te maken, maar het is aan de ministers van Economische Zaken en van Financiën, onder leiding van de premier, om dat probleem op te lossen. Ik zou dan graag willen dat hij niet zegt dat hij wacht, maar dat hij zegt dat hij zal bekijken wat er mis is en het probleem zal oplossen. Desnoods praten we er over een maand over verder.  Minister Rutte: Dan praat je heel concreet over een garantieregeling zoals het BMKB of de GO. In ieder geval de BMKB, maar misschien ook de GO, wordt op dit moment geëvalueerd. Nee, beide worden op dit moment geëvalueerd. Wij berichten de Kamer zo snel mogelijk daarover.  De heer Samsom (PvdA): Laten we dat dan met elkaar afspreken: zo snel als mogelijk en gericht op maar één doel, te weten volledige benutting van de instrumenten die we hebben. We hebben ze niet voor niets klaar.  Minister Rutte: Door goede plannen!  De heer Samsom (PvdA): Door goede plannen. Als er geen goede plannen zijn, gaan we ze halen.  Minister Rutte: Of zelf maken.  De heer Roemer (SP): Alles wat hierbij helpt, moeten we natuurlijk met beide handen aangrijpen. Een onderliggend probleem is echter dat heel veel ondernemers in het mkb goede plannen hebben, maar toch niet aan kredieten bij de banken komen. Heel vaak zit het hem erin dat banken de bedrijven als te kleine vissen zien en zeggen dat het ze veel te veel tijd kost en dat je dan wel de rente moet verhogen. Uiteindelijk lukt het de ondernemers in het mkb niet om bij de reguliere banken geld te krijgen. Daar moeten we dus iets tegenoverstellen. De maatregelen die zijn genomen, worden geëvalueerd, maar ze blijken nog steeds niet genoeg te zijn. Wil het kabinet nu eens serieus met ons nadenken over het opzetten van een nationale investeringsbank als een soort extra? Met een startkapitaal van 200 miljoen kom je al een heel eind. Het zou echt een zegen zijn voor heel veel mkb'ers met een goed bedrijfsplan om op deze manier aan krediet te kunnen komen. Het zet de banken ook nog eens onder druk om wat harder te lopen daar waar ze dat zeker kunnen.  Minister Rutte: Ik zou liever ervoor kiezen om het volgende te zeggen. De grootbanken en de kleinere banken spelen hun rol. Het is waar dat de banken geconfronteerd zijn met bijvoorbeeld allerlei eisen ten aanzien van hun buffers en hun kapitaalpositie, mede door de ervaringen uit de kredietcrisis van 2008 en 2009. Dat heeft ongetwijfeld ook effect op de kredietverlening door de banken. Dat is een van de redenen waarom het kabinet met een aanvullend actieplan is gekomen waarin ook allerlei andere instrumenten worden opengesteld, zowel op het punt van de garantieregelingen die het risico van kredietverlening voor banken beperken, waardoor je ook eerder kredieten van de banken krijgt, als op het punt van maatregelen gericht op het beschikbaar zijn van risicodragend vermogen voor bedrijven met groeiambities. Daarom hebben we dat gedaan. Ik denk dat we het daarvan moeten hebben. Als we naast de bestaande commerciële banken en de genoemde maatregelen van het kabinet nog een derde poot neerzetten, namelijk een soort eigen staatsbank, zal dat naar mijn mening heel veel gedoe veroorzaken en weinig toevoegen aan het palet.  De heer Roemer (SP): Het is jammer dat de premier dit idee op voorhand afwijst. We kennen het systeem uit het verleden. We weten dat het werkt. We weten dat de bestaande banken het op dit moment niet doen. Ik vind het jammer dat de premier er niet eens voor openstaat. Het midden- en kleinbedrijf zou het enorm toejuichen. Het zou het midden- en kleinbedrijf enorm helpen om kredieten te krijgen en zo de economie aan de praat te krijgen, inclusief de werkgelegenheid. Ik heb liever dat de premier geen antwoord geeft en zegt dat hij het eens serieus zal onderzoeken en voor de begrotingsbehandeling van Economische Zaken met een brief zal komen over de mogelijkheden hiervan. Het midden- en kleinbedrijf schreeuwt erom. Laten we nu eens de handen ineenslaan en bekijken of we daadwerkelijk iets voor het midden- en kleinbedrijf kunnen doen als aanvulling om ze aan het werk te krijgen.  Minister Rutte: Ik heb hier twee reacties op. Ik heb even overlegd met de minister van Economische Zaken en ten eerste zeg ik de heer Roemer toe dat wij, als wij de evaluatie over de BMKB aan de Kamer sturen, zullen ingaan op de suggestie van de heer Roemer. In alle eerlijkheid zeg ik nogmaals dat onze grondhouding niet positief is, maar dan heeft hij de argumenten tenminste op een rijtje en kunnen we daarover debatteren. Ten tweede, en dan kom ik eigenlijk op een ander onderdeel van mijn betoog en gaat de camera toch naar de heer Samsom, maar ik beantwoord daarmee ook de tweede helft van de vraag van de heer Roemer, zijn er de investeringen in Nederland, onder andere door pensioenfondsen. Daar spelen een paar dingen. Het kabinet vindt het van groot belang dat de mogelijkheden om in Nederland te investeren, optimaal zijn. Ik wijs er wel op dat pensioenfondsen op dit moment al 14% van hun vermogen in Nederland beleggen, oftewel ongeveer 140 miljard euro, terwijl de Nederlandse economie 1,5% is van de wereldeconomie. Ze doen dus al tien keer meer dan gegeven de omvang van de Nederlandse economie zou mogen worden verwacht; laten we er ook even positief naar kijken. Toch gaat de ambitie terecht nog veel verder. Het is natuurlijk wel zo dat dit onder de juiste omstandigheden moet worden gedaan. Verder blijft het het primaire doel van de pensioenfondsen zoveel rendement te maken dat we in de tweede pijler de pensioenuitkeringen kunnen doen.  Tegen deze achtergrond is de Nederlandse investeringsinstelling opgericht. De NII gaat op 1 oktober aanstaande van start en is een samenwerkingsverband van dertien grote pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en verzekeraars. Zij moet ervoor zorgen dat investeringstitels waar mogelijk gebundeld, gestandaardiseerd en opgeschaald worden, zodat het juist voor de institutionele beleggers aantrekkelijker wordt. Dit initiatief komt eigenlijk voort uit een initiatief dat in het Catshuisoverleg is gestart, dus in de nadagen van het vorige kabinet. Het is overgenomen door dit kabinet en moet ervoor zorgen dat institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, eenvoudiger en sneller in Nederlandse projecten kunnen investeren. Het gaat 1 oktober van start en dat laat wel zien dat we er echt bovenop zitten.  Wij onderzoeken op dit moment de mogelijkheid van een Nationale Hypotheekinstelling. Wij denken dat die echt voordelen kan brengen, maar ik zeg er wel meteen bij dat wij met de Europese Commissie in overleg zijn over de randvoorwaarden. We moeten bij de NHI in tegenstelling tot bij de NII echt letten op de mogelijkheid dat er door die deelneming in woningfinanciers sprake is van staatssteun. Het is essentieel voor het kabinet dat het uitgegeven schuldpapier niet meetelt voor de staatsschuld, want dat zou tot grote problemen leiden. Wij hebben mijnheer Van Rutte bereid gevonden om als kwartiermaker aan de slag te gaan. Hij is overigens geen familie; dit is de adellijke tak. Hij heeft als opdracht om een en ander af te ronden en de Kamer daarover te informeren.  De heer Samsom (PvdA): Ik hoor een ambitie en bovendien een datum die heel dichtbij is. Ik hoor echter ook allerlei beperkende opmerkingen. Kunnen we niet gewoon met elkaar een ambitie afspreken voor de NII en de NHI? Die ambitie hoeft niet eens groot te zijn, want het gaat al snel over grote bedragen. Als we de pensioenfondsen kunnen verleiden om 1% van hun gehele vermogen meer in Nederland te houden, dan is dat een investering van 10 miljard euro in dit land. Kunnen we afspreken dat we die ambitie met elkaar waar gaan maken, bijvoorbeeld in het eerste jaar van de NII?  Minister Rutte: Als inspanningsverplichting, absoluut, maar als resultaatsverplichting …? De pensioenfondsen zijn de tweede pijler. Het enige waar de Kamer en het kabinet over gaan, is het financieel toetsingskader. Verder is het echt een zaak van werkgevers en werknemers. Gelukkig maar, want zo hoort het ook. Ik deel natuurlijk die ambitie en ik stel dan ook voor dat we dit met elkaar gaan proberen. Maar het is natuurlijk een inspanningsverplichting, want je kunt hier natuurlijk nooit garanties op geven.  De heer Samsom (PvdA): Die inspanningsverplichting werkt dan wel als volgt: als die niet waar wordt gemaakt, gaan we meer inspanningen verrichten. Zo simpel is het.  Minister Rutte: Zeker. Als we het zo kunnen afspreken, dan …  De heer Samsom (PvdA): 1% meer is 10 miljard aan extra investeringen in dit land. Dat is goed voor de economie en goed voor de werkgelegenheid. Uiteindelijk is het ook goed voor onze pensioenen, want dit land is hartstikke rendabel. Laten we nu met elkaar dat optimisme omarmen en een groot gebaar maken. 10 miljard investeren in Nederland door de NII zou een mooie ambitie zijn en ik houd het kabinet daar dan ook aan.  Minister Rutte: Aan de ambitie!  Het doet niets af aan de woorden van de heer Samsom, maar ik herhaal toch maar dat we wel zeker moeten weten dat het het hoofddoel van de pensioenfondsen blijft om te zorgen voor een goed rendement, zodat wij onze pensioenen in Nederland kunnen uitkeren. Maar natuurlijk: onze economie is zo fantastisch dat het mogelijk moet zijn om dat voor elkaar te krijgen.  Tot slot bij dit onderwerp ga ik in op twee punten die door de heer Samsom zijn aangedragen. Zijn eerste punt is de stimulering van de chemie in de Eemsdelta, het plan-Willems. Samen met de provincie Groningen hebben we de heer Willems, oud-directeur van Shell en oud-senator van het CDA, gevraagd een masterplan te maken voor de ontwikkeling van de chemie in het Noorden. Het kabinet onderschrijft de visie van de heer Willems dat de regio veel potentie in de chemiesector heeft. Samen met de provincie heeft het Rijk dan ook 60 miljoen vrijgemaakt om de chemie in de Eemsdelta te stimuleren. Het kabinet heeft zonder meer een positieve houding ten aanzien van dergelijke door de regio samen met het bedrijfsleven geïnitieerde plannen.  Het tweede punt van de heer Samsom betreft de steden. Het is onze mening dat de stedelijke regio's motoren zijn van de economische groei. Ik zeg tegen de heer Slob dat die regio's binnen en buiten de Randstad liggen. Zwolle valt er dus ook onder! De decentralisatie van het ruimtelijk beleid geeft de steden de kans om flexibel in te spelen op de economische mogelijkheden in de regio. Ook hier geldt weer dat de nieuwe Omgevingswet gaat bijdragen aan minder en eenvoudigere regels en meer flexibiliteit. Wij willen in 2015 een Agenda Stad opstellen om de concurrentiekracht en de leefbaarheid van Nederlandse steden verder te versterken; dit staat ook in onze 32 punten voor de groei- en werkimpuls. Die agenda heeft mede als doel om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma's beter te laten aansluiten bij de stedelijke groei. Hier komt natuurlijk achter weg dat wij weten dat wij een vitaal platteland nodig hebben. Grote steden kunnen daaraan in belangrijke mate bijdragen. Er is geen tegenstelling, want je hebt elkaar nodig. Wij weten ook dat juist de bundeling van allerlei facetten van kunst, cultuur, sociale aspecten en vaak ook instellingen voor hoger onderwijs — kijk naar de prachtige studies van Richard Florida, zoals The Rise of the Creative Class — bijdraagt aan een sterkere economie. Dat is nooit tegen het platteland, maar altijd in nauwe samenwerking met het platteland.  De heer Pechtold (D66): Die stedelijke agenda hangt traditioneel sterk samen met de bestuurlijke indeling in Nederland. Gisteren heb ik gevraagd wat er van die bestuurlijke agenda is overgebleven. De minister van Binnenlandse Zaken heeft eigenlijk alles wat in het regeerakkoord staat, niet kunnen uitvoeren. Ik noem de provincies, de waterschappen en het opschalen van gemeentes. Wat is de ambitie van dit kabinet nog op het gebied van de bestuurlijke indeling van Nederland? En welke mogelijkheid ziet het kabinet om hiermee de overheidstaken te herschikken en eventueel te bezuinigen wanneer de overlappen worden teruggedrongen?  Minister Rutte: Ik ben ontzettend blij met deze vraag van de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): U mag het ook zeggen als u er niet blij mee bent, hoor!  Minister Rutte: Neenee! Ik ben hier wel blij mee! Ik herinner mij een overleg achter de schermen — soms moet zoiets achter de schermen, dat maak ik hier maar gewoon openbaar — met de heer Pechtold over een belangrijk element in het doorbreken van die bestuurlijke leemlaag, die bestuurlijke verkokering in Nederland. Wij hadden het streven om er juist in de Randstad in te slagen om een aantal lichamen bij elkaar te brengen en te komen tot één sturend lichaam op die regionale economie, de zogenaamde Noordvleugel. Wij hadden de heer Pechtold bijna aan boord, maar hij haakte af. Ik begrijp uit zijn vraag dat het zijn ambitie is om terug te keren aan tafel. Ik heropen zo snel mogelijk die gesprekken!  De heer Pechtold (D66): Het is nog niet eens lunchtijd en nu word ik al voor de tweede keer uitgenodigd om over een onderwerp te komen praten! Dat wordt me iets te veel van het goede. Er lag een plan van de minister dat niet eens meer palliatieve zorg kreeg. Het was dood en begraven. U deed er geen moeite voor, de VVD en de PvdA deden er geen moeite voor, iedereen keek naar het plafond. Van Ojik en ik hebben daar nog een avondje gezeten, maar werkelijk, het vloog voor geen meter.  Minister Rutte: Ja, omdat u niet meedeed!  De heer Pechtold (D66): Dat kwam doordat werkelijk alle ambitie eromheen al was weggeschoten. Er bleven nog drie provincies over, waar iedereen al in de gordijnen zat nadat Plasterk er überhaupt geweest was. Ik begrijp dat wij een dialoog gaan starten, een bestuursdialoog. Na de pensioendialoog en de belastingdialoog hebben wij nu een bestuursdialoog. Hoe ziet u dat voor zich?  Minister Rutte: In alle oprechtheid, het voornemen van het kabinet staat in het regeerakkoord. Wij hebben geen meerderheid in de Eerste Kamer, maar zoeken dan naar steun. Wij waren inderdaad heel open in gesprek met D66 en GroenLinks, overigens heel open. Dit was ook in de media bekend. Het is ook bekend dat het is vastgelopen. Ik accepteer dat, maar nogmaals, ik zie een heel kleine opening bij de heer Pechtold en ik zie ook de heer Van Ojik ja knikken. Daar ben ik blij mee. Het doel van het regeerakkoord was juist om een systeemverandering tot stand te brengen door die drie provincies bij elkaar te voegen en daardoor een beweging op gang te brengen. Wij hadden ook gezegd hoe wij dachten dat het in de rest van Nederland verder zou uitwerken, zonder het voor te schrijven. Wij hebben toen een visie neergelegd waarin staat hoe wij denken dat ook andere provincies ervoor zullen kiezen om samen te gaan werken. Mijn overtuiging was dat provincies als Friesland, Limburg en Brabant apart zullen blijven, maar dat andere provincies de verbinding met elkaar zullen zoeken. Hiervoor was het cruciaal om een start te maken met de Noordvleugel. Dat is helaas niet gelukt. Dit was een cruciaal begin, maar dat deel van de hervormingsagenda van het kabinet heeft schade opgelopen omdat het ons niet gelukt is om hiervoor een meerderheid in de Eerste Kamer te krijgen. Ik kan de heer Pechtold verzekeren dat ik hierin heel veel tijd heb gestoken, en de heer Plasterk uiteraard nog veel meer.  Over de agenda van de heer Plasterk hoeft de heer Pechtold geen zorgen te hebben, want hij is verantwoordelijk voor het laten landen van al die decentralisaties. Dat is een gigantische operatie. Maak u dus geen zorgen over de vraag of de heer Plasterk wel genoeg werk heeft nu die superprovincie niet doorgaat, want hij heeft de grootste hervorming van het kabinet op dit moment, het laten landen van al die hervormingen, op zijn bord liggen. Daarin zit dus geen probleem.  De heer Pechtold (D66): De superprovincie ging niet vliegen, maar de waterschappen uit de Grondwet halen, de waterschappen opschalen, de gemeenten opschalen en al die andere zaken had het kabinet zelf al geschrapt. Ik pak evenwel de handschoen wederom op. Ik hoor de minister-president zeggen: we gaan erover praten en komen met plannen. Mag ik het, omwille van de tijd, als volgt samenvatten? Voorafgaand aan de begroting van de minister van Binnenlandse Zaken komt een aanzet tot hoe die plannen gestart worden. Dat lijkt me heel goed, want dan kunnen we daar inhoudelijk verder over debatteren.  Minister Rutte: Ik vind het gek. De belangrijkste hervorming die concreet in het regeerakkoord stond, namelijk de Noordvleugel, kreeg geen steun van D66. Dat verwijt ik de heer Pechtold overigens niet.  De heer Pechtold (D66): Niet de Noordvleugel in deze vorm, nee.  Minister Rutte: Het kabinet deed een voorstel dat naar zijn overtuiging richtinggevend was voor heel veel andere hervormingen in het middenbestuur en bij de gemeenten. Ik heb het al eens genoemd: je moet een systeemcrisis veroorzaken. Je voegt die provincies samen, wat tot een enorme verandering leidt. Alle vogels vliegen van de takken omhoog en landen niet weer op dezelfde plek, want ze zien dat het systeem veranderd is. Dit is echt wat Peter Senge zegt over systeemverandering; als je die doorvoert, verandert het hele systeem. Het is niet mogelijk gebleken. Ik verwijt dat de heren Pechtold en Van Ojik niet. Op andere terreinen werken we heel goed samen en het zal niet altijd lukken. Nu ik echter merk dat de heer Pechtold hiervan zo'n groot punt maakt, zeg ik: de kabinetsvisie is dat het daar moet starten, dus dat is onze opvatting. Start bij de superprovincie en laten we alsnog een poging doen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil de minister-president echt adviseren om dat niet te doen; niet meer dat oude plan reanimeren, want het was zo'n slecht plan. We zijn heel blij dat het van tafel is. Kom dan met een visie op de bestuurlijke inrichting van heel Nederland voor de komende honderd jaar. Dat kost iets meer tijd, maar dan ben je echt duurzaam bezig.  Ik heb een andere vraag. Ik was net blij verrast dat de minister-president een stad buiten de Randstad wist te noemen.  Minister Rutte: Ik had Groningen ook al genoemd.  De heer Slob (ChristenUnie): Fantastisch, hij weet er zelfs twee! Mijn opmerking gisteren ging er natuurlijk om dat het niet meer dan logisch is dat het kabinet specifieke aandacht geeft aan heel kwetsbare regio's als er over groei- en banenplannen wordt gesproken. Die liggen buiten de Randstad. Ik mis dat en volgens mij is dat echt een omissie in het groei- en banenplan. Dat is niet te compenseren door te zeggen: in sommige gebieden liggen een paar grote steden en die doen het allemaal wel. Nee, het gaat om specifieke aandacht en de uitvoering van Kamermoties die het kabinet daartoe opdracht hebben gegeven, bijvoorbeeld voor het noorden van het land.  Minister Rutte: Nederland heeft sterke regio's en zwakkere regio's, binnen en buiten de Randstad. Ik wijs op een aantal heel sterke regio's: rondom Eindhoven, het cluster Arnhem-Nijmegen, rondom Ede-Wageningen, rondom Zwolle. Daarnaast wijs ik op Hengelo-Enschede, ook een belangrijke verbindingsschakel naar het Duitse achterland. Bovendien wijs ik op de regio rondom Groningen, met de Energy Valley. Dit zijn allemaal voorbeelden van sterke regio's. Er zijn ook zwakkere regio's; kijk bijvoorbeeld naar de problemen in delen van Zeeland en Zuid- en Noord-Holland. Het is dus allemaal te vinden, maar het is niet zo dat sterk en zwak alleen binnen of buiten de Randstad te vinden zijn en andersom. De ambitie van het kabinet is om er voor heel Nederland te zijn, niet alleen buiten de Randstad, ook daarbinnen. Dat spreekt ook uit de brieven.  De heer Slob (ChristenUnie): Dit gaat goed, want ik zie de nota al groeien. De minister-president is al bezig om het in te vullen. Er zijn buiten de Randstad inderdaad heel sterke regio's als Zwolle en Eindhoven, wat denk ik de toppers in Nederland zijn. Er zijn echter ook heel zwakke regio's. Het kabinet spreekt over groei en banen en wil heel specifieke aandacht geven aan bevordering van de Nederlandse werkgelegenheid. Het moet dan ook heel specifieke aandacht geven aan met name de gebieden waar de gemiddelde werkloosheidcijfers vele malen hoger zijn dan het landelijk gemiddelde, dat al veel te hoog is. Dus aan de slag.  Minister Rutte: Het antwoord is ja, want daarover zijn we het eens.  De heer Samsom (PvdA): Het Noorden kwam even voorbij, in relatie tot de commissie-Willems, die met name naar de Eemsdelta heeft gekeken. De plannen en ambitie in het Noorden zijn inmiddels gegroeid. Dat zouden we moeten honoreren. Het Pact van het Noorden ligt er en daar horen legio vragen bij, ook hulpvragen aan het Rijk. Ik heb daar gister aandacht voor gevraagd en vraag het nu aan de premier: is hij van plan om ze te honoreren?  Minister Rutte: Ik heb een positieve houding, maar als er om geld wordt gevraagd, dan moet ik zeggen dat ik dat op dit moment niet heb, tenzij de heer Samsom met de andere partijen die samenwerken rond de begroting daartoe mogelijkheden ziet. Ik heb op dit moment evenwel niet onmiddellijk fondsen beschikbaar. We kunnen natuurlijk wel kijken naar herschikking binnen bestaande fondsen.  De heer Samsom (PvdA): Precies. Er zijn natuurlijk fondsen beschikbaar, zowel bij Economische Zaken als bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die hebben allemaal zo hun eigen doel. Als je zo door je oogharen heen naar de plannen kijkt, dan zie je dat een en ander elkaar overlapt. Daarmee is dus iets mogelijk. Wat mijn fractie betreft, geldt ook op dit punt: niet rusten voordat dit probleem is opgelost. We hebben in het Noorden te maken met constructieve bestuurders, met ambitie. Wat mij betreft, hebben we ook te maken met een constructief kabinet met ambitie. Dat kan dus niet mis gaan. Er moet met elkaar gezocht worden naar mogelijkheden om dat Pact van het Noorden te laten vliegen.  Minister Rutte: Ik ga akkoord als ik hier geen nieuwe claim hoor maar een oproep om zo goed mogelijk gebruik te maken van bestaande fondsen. De heer Samsom noemde Economische Zaken en Sociale Zaken. Wellicht kunnen we nog kijken naar andere mogelijkheden in het kabinet. Daar ben ik natuurlijk voor. Dat moet dan wel echt binnen de bestaande begrotingen gebeuren. Ik markeer scherp het verschil tussen een claim en het zoeken naar mogelijkheden binnen de bestaande begrotingen. Tot dat laatste zijn we altijd bereid. Het is op het gebied van Economische Zaken belangrijk, evenals op het gebied van Sociale Zaken. Dit jaar gaan de vicepremier en ik nog op reis, die kant op.  De heer Samsom (PvdA): Het is natuurlijk heel ver weg.  Minister Rutte: Ik geef toe, dat als ik het op deze manier formuleer, het klinkt alsof het heel ver weg is.  De heer Samsom (PvdA): De reis naar het Noorden is vrij overzichtelijk; daar ben je zo. Het is heel dichtbij. Ik wil dit wel even markeren, want dit is precies de houding die ik zoek. Overigens is dit maar een van de vele voorbeelden. De overheid kan hierin een rol spelen. De premier zei ergens in een krant dat de overheid geen banen kan maken. In letterlijke zin klopt dat. De overheid kan er echter wel voor zorgen dat die banen er komen. We mogen op dit punt geen mogelijkheid onbenut laten.  Minister Rutte: Hier zie je weer de samenwerking tussen deze partijen. Inderdaad, ik ben blij met de uitspraak: de overheid kan geen banen maken; ze kan wel de omstandigheden creëren waarin banen ontstaan. Ik kom later nog — ik zie de heer Van Ojik al opspringen — op dit specifieke punt.  Energiebesparing gebouwde omgeving is ook een punt van de heer Samsom. Het Nationaal Energiebespaarfonds, een revolverend fonds met 300 miljoen euro voor energiebesparing voor de particuliere woningeigenaar, is in januari in werking getreden. Het gebruik van deze regeling is tot nu toe beperkt. We zijn nu bezig om de regeling echt in de markt zetten door middel van een marketingcampagne. Daarbij wordt aangesloten bij de gemeentelijke energieloketten, de lokale ondersteuning via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en activiteiten van de bouwende partijen zoals "Kleur uw Gemeente Groen" van Bouwend Nederland, UNETO-VNI, Rabobank en de milieufederaties. Deze handschoen is opgepakt. Wij delen met de heer Samsom de ambitie om een succes te maken van het Nationaal Energiebespaarfonds.  De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector, de zogenaamde STEP, is met 400 miljoen euro voor de sociale huursector op 1 juli 2014 in werking getreden. Er ligt inmiddels voor 85 miljoen euro aan aanvragen. Tevens treedt in oktober het revolverend fonds voor laagrentende leningen in werking voor verhuurders met 75 miljoen vanuit het Rijk. Die lijkt dus te lopen, maar de heer Samsom heeft gelijk dat we echt nog veel moeten doen om het Nationaal Energiebespaarfonds goed in de markt te zetten.  De heer Samsom (PvdA): Ik ben blij met alle toezeggingen die alsnog laten zien dat die fondsen er zijn. We moeten wel constateren dat het tergend lang duurt voordat zo'n fonds, dat vorig jaar hier is aangekondigd en waarvoor geld is gereserveerd in een moeizame begrotingsonderhandeling, daadwerkelijk gaat vliegen. Daar gaat iets bij de overheid niet goed genoeg. Dat moeten we verbeteren voor alle toekomstige plannen, want er liggen nog 32 nieuwe punten in de werk- en groeibrief. Die zijn inmiddels alweer aangevuld tot een puntje of 35. Dat moet sneller dan de vorige keer.  Minister Rutte: Zo snel mogelijk. Volgens mij delen wij de ambitie.  De SGP heeft gevraagd of het innovatiefonds zo wordt ingericht dat de kleine ondernemers er ook echt van kunnen profiteren. Deze instrumenten zijn juist bij uitstek gericht op het midden- en kleinbedrijf. Ik noem de jonge innovatieve bedrijven en de vroegefasefinancieringsregeling voor net gestarte ondernemers. De ondergrens voor het innovatiekrediet is recentelijk verlaagd, zodat juist de kleinere bedrijven er beter voor in aanmerking komen, in lijn met de wens.  Ik kom bij het punt van de heer Van Ojik over mijn uitspraak dat de overheid geen banen creëert. De heer Van Ojik en ik zijn het onmiddellijk met elkaar eens dat de banen van mensen in overheidsdienst essentieel en van het allergrootste belang zijn en ons respect verdienen. Politieagenten, leraren, verpleegkundigen, brandweerpersoneel, militairen; zij staan voor ons allemaal in het veld en ze zijn onmisbaar voor het functioneren van onze samenleving. Al deze mensen krijgen terecht een salaris, dat betaald moet worden uit belastinggeld. Het is een feit dat die belastingen primair worden opgebracht door de private economie. Je moet eigenlijk twee dingen doen. Ten eerste moet je zorgen voor een goede balans tussen de banen in het bedrijfsleven en deze essentiële functies voor de samenleving die bij de overheid zijn ondergebracht en die voor ons allemaal aan het werk zijn. Ten tweede moet de koek groter worden. Je moet ervoor zorgen dat de economie verder gaat groeien. De heer Zijlstra en anderen refereerden daaraan. Alleen op die manier heb je voldoende gezonde private bedrijven om de verworvenheden van onze samenleving te kunnen voortzetten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Al deze mensen krijgen niet alleen een salaris — de minister-president noemde een aantal op: verplegers, politieagenten, politici — maar geven dat salaris ook weer uit. Dat doen ze bij de kruidenier en bij de supermarkt. Dat onderscheid tussen banen in de publieke sector en banen in de private sector is dus niet zo absoluut. Het gaat niet alleen om de balans. Ik heb de minister-president ook helemaal niet verweten dat hij denigrerend doet over de mensen die in die sectoren werken. Ik heb alleen gezegd dat het onderscheid dat hij maakt tussen datgene wat in de markt gebeurt en datgene wat in de publieke sector gebeurt, in de praktijk van de reële economie niet bestaat. Mensen geven hun salaris uit. Mensen in de marktsector danken hun baan net zo goed aan mensen in de publieke sector als andersom. De minister-president maakte misschien een grapje, maar het is een waanidee dat we als overheid geen banen kunnen creëren omdat we niet in een communistische staat leven, terwijl we als overheid wel banen kunnen vernietigen, bijvoorbeeld door te bezuinigen op de zorg, zoals het kabinet ook toegeeft.  Minister Rutte: Ik heb het gezegd in de context van de werkloosheid, die ook ik nog steeds te hoog vind. Gelukkig blijkt die weer iets gedaald te zijn, maar is met ruim 630.000 nog steeds te hoog. Op de vraag van de journalisten wat de overheid kan doen, zei ik: ik kan niet morgen 630.000 overheidsbanen creëren om de werkloosheid weg te werken. Dat zou de balans tussen overheid en private economie enorm verstoren. Daar zou het geld niet voor zijn. Daarom heb je ten eerste een goede balans nodig tussen de private sector en de essentiële voorzieningen waar de overheid voor is en ten tweede moet je de koek groter maken. We moeten zorgen voor meer economische groei. Dan zijn we ook in staat om met elkaar essentiële voorzieningen overeind te houden. Die zijn geen doel op zichzelf, maar wel essentieel om de koek daarna weer verder te vergroten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Heel concreet. Kan ik met de minister-president afspreken dat hij niet meer zegt dat banen uit de markt moeten komen, maar dat hij erkent dat banen in de publieke sector en in de marktsector kunnen worden gecreëerd, en dat de overheid daar een heel specifieke verantwoordelijkheid in heeft? Kunnen we het idee dat banen uit de markt moeten komen in het vervolg gewoon aanvullen, schrappen, in zijn context plaatsen, maar niet op deze manier steeds weer verwoorden?  Minister Rutte: Als ik dat zo gezegd heb, maar volgens mij heb ik dat nooit zo gezegd. Ik heb op de specifieke vraag of de overheid de werkloosheid kan wegnemen, geantwoord: nee, niet door 632.000 — toen nog 645.000, inmiddels 632.000 — banen bij de overheid te creëren. Maar volgens mij zijn de heer Van Ojik en ik het eens. Je hebt die goede balans nodig. Je kunt niet zonder leraren, politieagenten, militairen, verpleegkundigen, brandweerlieden; mensen, nogmaals, die voor ons allemaal essentiële overheidstaken uitvoeren. Tegelijkertijd moeten die salarissen betaald worden. Dat vraagt om een vitaal bedrijfsleven, om startende ondernemers, mensen die het risico nemen, die 's morgens wakker worden en tegen hun man of vrouw zeggen: weet je wat, ik neem ontslag, we gaan voor onszelf beginnen. Ik kom daar zo bij de volgende vraag van de heer Pechtold nog op terug. Die startende ondernemers moeten dan ook weer mensen gaan aannemen. Daar moeten we het wel van hebben om uiteindelijk die koek groter te maken, zodat we die essentiële voorzieningen kunnen financieren. En het is een wisselwerking. Die essentiële voorzieningen zijn geen doel op zichzelf. Die heb je nodig in een samenhang met de rest van de samenleving.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Die salarissen — de minister-president zegt het nu weer — moeten inderdaad wel betaald worden. Maar dan zeg ik tegen de minister-president: die salarissen worden ook weer uitgegeven. Dat is precies de dynamiek waarin een publieke en een particuliere sector elkaar wat verder kunnen optillen.  Minister Rutte: Ja, maar die redenering kan ook zum Teufel leiden door de conclusie te trekken dat we dan maar alle werklozen in dienst gaan nemen bij de overheid. Dat was precies waar ik tegen pleitte in antwoord op de vraag van een journalist, en zei: dan kom je in een communistisch systeem terecht. Maar volgens mij zijn wij het eens, de heer Van Ojik en ik. Dat zijn momenten in zo'n debat om te markeren en te koesteren!  Dat kom ik inderdaad bij het punt van het werkgeverschap. Hoe kun je dat werkgeverschap aantrekkelijker maken? Dat was een vraag van de heer Pechtold. Er komen dit jaar nog twee momenten waarop we daar in samenhang over moeten spreken. Er is het interdepartementaal beleidsonderzoek over de positie van zzp'ers. Het eindrapport komt uiterlijk 1 december. Daarnaast laat minister Asscher onderzoek uitvoeren naar de knelpunten die werkgevers ervaren met de loondoorbetalingsverplichting. Het lijkt mij goed om aan de hand van die genoemde onderzoeken er verder over te spreken. We weten dat een van de mogelijke barrières om mensen in dienst te nemen, de lastendruk is die voor de werkgever gepaard gaat met het in dienst nemen en hebben van werknemers. In dat kader is de ambitie van de heer Pechtold en het kabinet gezamenlijk om de belasting op arbeid te verlagen. Wij onderschrijven met elkaar ook de ambitie om het in dienst nemen van mensen aantrekkelijker te maken. De specifieke gedachte van een korting op de werkgeverspremie voor de eerste werknemer, zou ik echt willen bezien in de context van die onderzoeken, want dat is een instrument. Voordat wij instrumenten gaan stapelen, zouden wij die analyse iets dieper moeten maken. Die is nog niet af, dus wij parkeren hem en dan komen wij er later op terug.  Ik ben ingegaan op de vraagstukken van de ongelijkheid en de belastingen. Het voordeel van alle interrupties is dat wij heel erg opschieten in wat in omvang het grootste thema is van de zeven thema's, in ieder geval qua aantal vragen. Het is ook vanwege de vele vragen over het belastingstelsel veruit het uitgebreidste onderdeel.  Ik heb nog één vraag te beantwoorden, namelijk over de huurprijzen. De kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad is hoog. Het huidige huurbeleid is erop gericht de huurprijzen meer in overeenstemming te brengen met de kwaliteit en de marktwaarde. De huurprijzen op de huurmarkt weerspiegelen nog te weinig de marktwaarde. Dat gebeurt wel bij de prijs van koopwoningen. Die volgen wel de markt. Dat betekent dat met het huidige huurbeleid en de getelde koopprijzen beide deelmarkten steeds meer vergelijkbaar worden.  De positie van huurders ten opzichte van verhuurders is geregeld in de overlegwet. Die geeft huurders het recht om te worden geïnformeerd over het beleid van de verhuurder en het recht om onderwerpen te agenderen. De positie van huurders wordt verder versterkt met de novelle op de herzieningswet Woningwet, waardoor huurders onder meer het recht krijgen een verzoek tot enquête in te dienen. Corporaties worden verplicht overleg te voeren met huurdersorganisaties en bewonerscommissies over een overzicht van hun voorgenomen werkzaamheden. Dat heeft te maken met prestatieafspraken. Die novelle op de herzieningswet wordt dit najaar in de Tweede Kamer behandeld.  Daarmee heb ik geprobeerd alle vragen over onderwerpen die raken aan het financieel, budgettair en economisch beleid van het kabinet te beantwoorden.  Dan kom ik bij het sociaal beleid. Er is een aantal vragen gesteld die weer de koopkracht raken. Onder anderen de heer Van der Staaij vroeg aandacht voor de portemonnee van de alleenverdiener. Alleenverdieners met een modaal inkomen zijn een kleine groep, maar toch. Die zie je ook terug in de standaardkoopkrachttabel. Dat is op zichzelf een beperkt groepje, maar hij zit in de standaardkoopkrachttabel en springt er dus ook uit, maar nogmaals, die is in omvang beperkt. Wij moeten wel vaststellen dat dat groepje er in koopkracht echt op achteruitgaat. Als je echter gaat kijken naar alle alleenverdieners, dan is er een heel ander beeld. Dan blijkt dat 70% van de werkende alleenverdieners er volgend jaar op vooruitgaan. Van alle alleenverdieners gaat 70% er volgend jaar in koopkracht op vooruit. Wij hebben ter ondersteuning van de alleenverdieners met een modaal inkomen besloten om het afbouwpercentage van het kindgebonden budget te verlagen. Ik zeg toe dat het kabinet bij de herziening van het toeslagenstelsel, ook in het kader van de hele fiscale stelselherziening, en bij de herziening van de kindregelingen, waar wij ongetwijfeld nog nader over komen te spreken, bijzondere aandacht zal hebben voor de positie van de alleenverdiener. Dit voornemen staat ook precies zo op pagina 20 van de Miljoenennota, zodat wij op dit thema kunnen terugkomen.  De heer Roemer (SP): Kan de premier Nederland uitleggen waarom er in de troonrede niet één keer aandacht is besteed aan het fenomeen "armoede in Nederland"? Meer dan een miljoen mensen leven dag in, dag uit onder de armoedegrens. 400.000 kinderen leven onder de armoedegrens. Hoe kan het dat dat geen issue is geweest in de troonrede en dus niet bij het kabinet?  Minister Rutte: Armoede betekent altijd: geen toegang hebben tot de regelingen. Dan heb je geen bijstand aangevraagd, terwijl je er recht op had. Als je toegang hebt tot de regelingen en je bijvoorbeeld een bijstandsuitkering hebt, dan heb je een laag inkomen. Onze bijstandsuitkering behoort overigens tot de hoogste van de wereld, maar natuurlijk is dat geen vetpot; dat geef ik onmiddellijk toe. Voor iemand die alleen AOW heeft, is het ook geen vetpot. Maar de snelste manier om uit een situatie van een laag inkomen, bijstand of werkloosheid te komen is een baan krijgen. De snelste inkomensverbetering is een baan. Daarom dat alles in de troonrede gericht was op koers houden in onzekere tijden, met twee onderleggers: de veerkracht van onze rechtsstaat, waar wij later nog nader over komen te spreken, en de veerkracht van onze economie, het op gang brengen van de banenmotor.  De heer Roemer (SP): De premier moet zich eigenlijk schamen. Sinds Rutte I is de werkloosheid alleen maar fors opgelopen. Sinds Rutte I is het aantal mensen onder de armoedegrens fors gegroeid. Sinds Rutte I zijn de rijen voor de voedselbanken enorm gegroeid. Het enige wat de premier daartegenover stelt, is dat mensen een baan moeten zien te krijgen die er niet is. We laten ze dus gewoon spartelen in de armoede, het is voor dit kabinet geen issue en we laten in de troonrede nul keer het woord "armoede" vallen, laat staan dat we deze mensen een serieus perspectief bieden. Ik vind echt dat de premier zich zou moeten schamen dat hij dat hier niet corrigeert.  Minister Rutte: Met dit beeld dat de heer Roemer hier schetst, ben ik het oprecht oneens. Dat zie je terug in alle maatregelen die het kabinet neemt om de koopkracht van mensen met een laag inkomen zo goed mogelijk op peil te houden om er zo voor te zorgen dat onze uitkeringen betaalbaar blijven. Nogmaals, de uitkeringen, die tot de verworvenheden van ons land behoren en die horen bij beschaving, behoren tot de hoogste in de wereld. Ik geef onmiddellijk toe dat de bijstand absoluut geen vetpot is. Dan ben je soms aangewezen op bijzondere bijstand, voor het doen van allerlei bijzondere betalingen. Maar wij hebben daarvoor in Nederland een fatsoenlijk stelsel. Alles wat we doen, is erop gericht om dat stelsel overeind te houden en om de koopkracht van deze groep mensen zo goed mogelijk overeind te houden. Als er schuldenproblemen zijn, zorgen we ervoor dat we die kunnen lenigen.  De heer Roemer (SP): Nederland heeft niks aan mooie woorden. Reageer nou eens op de feiten. Sinds Rutte I is het aantal werklozen opgelopen. Sinds Rutte I zijn de rijen bij de voedselbank gegroeid. Het aantal mensen met een betalingsregeling als het gaat om de zorgpremie is fors gestegen. 320.000 mensen hebben een bewindvoerder, omdat ze de premies niet meer kunnen betalen, waarvoor ze zelfs nog een boete krijgen. Het aantal kinderen dat onder de armoedegrens moet opgroeien, is vergroot.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Roemer (SP): Reageer daar nou eens op. U kunt wel zeggen dat u van alles probeert, maar de feiten zijn dat sinds Rutte I het er alleen maar erger op is geworden: meer dan een miljoen mensen onder de armoedegrens en geen perspectief.  Minister Rutte: Dan moet de heer Roemer ook het hele verhaal vertellen. In 2015 voegen wij nog eens 100 miljoen structureel toe aan het armoedebeleid. We doen er dus alles aan. Er zullen altijd individuele gevallen zijn waarin mensen, soms buiten hun schuld en soms door hun uitgavenpatroon in de problemen komen. Sorry, mijnheer Roemer, maar er zijn ook mensen die simpelweg een te hoog uitgavenpatroon hebben ten opzichte van hun inkomen. Maar er zijn ook gezinnen die echt van alles doen om de zaak overeind te houden om ervoor te zorgen dat zoonlief een cadeautje mee kan nemen als hij bij een jarig vriendje gaat spelen. Ik weet dat dat soms heel erg moeilijk is. Ik denk dat dit kabinet en dit land daarmee op een heel fatsoenlijke manier omgaan. Verder is het waar — dat ben ik eens met de heer Roemer — dat er mensen toch in de problemen komen. Met maatwerk en met fatsoenlijk beleid van de sociale diensten en de schuldhulpverlening moeten we daar alles aan doen. Dat gebeurt in Nederland. We zijn een fatsoenlijk land. Er zullen altijd mensen zijn die daarop zijn aangewezen.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik kom nog even terug op het punt van de alleenverdiener. De minister gaf aan het vervelend te vinden dat er een groep uitspringt qua koopkrachtverlies. Maar 70% van de alleenverdieners gaat er wel op vooruit. Hoe komt het dat de groep rond modaal er zo specifiek op achteruit gaat? Wat zijn de mogelijkheden om daaraan verder nog wat te doen?  Minister Rutte: Deze groep wordt geraakt door de afbouw van de zorgtoeslag. Daarom is het niet mogelijk, daaraan op korte termijn iets te doen. Je kunt die groep heel moeilijk bereiken met andere maatregelen. Vandaar dat gelukkig 70% van de werkende alleenverdieners erop vooruitgaat. Maar voor de groep die in de standaard koopkrachttabel zit, geldt dat de afbouw van het kindgebonden budget daarbij ook niet helpt. Je ziet dat enkele maatregelen daarbij op elkaar inwerken. Het is heel lastig om die groep met gerichte koopkrachtverbeteringsmaatregelen te bereiken.  De heer Van der Staaij (SGP): Dat begrijp ik. Daarom ben ik ook blij met de toezegging van de minister-president dat het kabinet daar nadrukkelijk oog voor wil houden, ook ten aanzien van de herziening van de toeslagen, het fiscale stelsel en het kindgebonden budget. Maar nog even om te proeven: is dit meer dan een algemene bezwering en is er ook echt oog voor? Wat gaat dat dus echt opleveren?  Minister Rutte: Wil je deze specifieke groep, modale alleenverdieners met kinderen, verder kunnen bereiken om ervoor te zorgen dat de koopkrachtdaling afneemt, dan lukt dat niet met het traditionele koopkrachtreparatie-instrument. Zover die mogelijkheden er zijn, hebben we die maximaal ingezet. Je moet het dan meenemen in de wijze waarop je de kindregelingen vormgeeft. Ook heeft het te maken met het vraagstuk van het toeslagenstelsel en het bredere fiscale stelsel. In de samenhang van die drie instrumenten zul je dus moeten zoeken naar wegen om ervoor te zorgen dat deze groep niet door het ijs zakt. Die groep springt er nu namelijk echt lelijk uit met meer dan 2% koopkrachtdaling; daar moeten we gewoon eerlijk over zijn.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik dank de minister-president voor die benadering, maar hoe voorkomen we dat die groep uiteindelijk toch weer door het ijs dreigt te zakken omdat we zeggen: het is lastig bij het belastingstelsel en het is lastig bij de kindregelingen. Op welk moment kunnen we een terugkoppeling krijgen in de zin van: als we alle instrumenten op een rij zetten, dan is dat de beste route om iets voor die groep te doen?  Minister Rutte: Het voornemen, zoals ook geformuleerd in de Miljoenennota, is om dat in 2015 te doen. Dat zullen we toch moeten meenemen in de augustusbesluitvorming. Het wordt dus augustus volgend jaar, als we het koopkrachtbeeld voor 2016 bepalen. Daarin zal het moeten worden betrokken. Ik heb zo'n vermoeden dat de heer Van der Staaij daarbij aan tafel zit en terecht bijzondere aandacht voor deze groep zal vragen. We hebben toegezegd om de volgende keer echt een poging te doen om dit koopkrachtbeeld te vermijden. Het is echter moeilijk, technisch ingewikkeld.  De heer Roemer (SP): Mensen die in die situatie zitten, die kopen hier niks voor. Sterker nog: er zijn mensen die niets meer te kopen hebben. Laat ik het voorbeeld van mevrouw De Vries noemen. Mevrouw De Vries heeft een kind en zit in de bijstand. De minister-president zei zelf al dat dit geen vetpot is. Zij gaat er €312 netto op achteruit. Dat geld heeft ze niet, verre van dat zelfs. Wat heeft de minister-president het kind van mevrouw De Vries nou te bieden?  Minister Rutte: In de eerste plaats hebben we in Nederland de bijstandsnorm. Als mevrouw De Vries dus door de ondergrens van 95% van het sociaal minimum zou zakken — daar heeft iedereen recht op, zelfs mensen die in de schuldhulpverlening zitten — dan moet de sociale dienst daar specifiek naar kijken, want dan gaat er iets mis. Daar is nog niet eens de bijzondere bijstand voor; daar zijn de normale bijstandsregels voor. Daarnaast hebben we het armoedebeleid dat speciaal is gericht op situaties met kinderen. Daar is extra geld aan toegevoegd. De bijzondere bijstand kan dus mogelijk ook een rol spelen. Ik ken natuurlijk niet precies het inkomensplaatje van mevrouw De Vries en weet dus niet waardoor haar netto-inkomen zo achteruit is gegaan, maar zij kan nooit onder de grens van 95% van de norm zakken, zelfs niet als alle plagen, onder andere schuldhulpverlening, bij elkaar zouden komen. Die 95% is generiek, en voor specifieke omstandigheden is er de bijzondere bijstand.  De heer Roemer (SP): Laten we het niet hebben over de dingen die over de schutting naar anderen worden gegooid. Het kabinetsbeleid, zie de Nibud-cijfers, is er verantwoordelijk voor dat een alleenstaande in de bijstand met een kind — dat is dus niet alleen mevrouw De Vries —- er €312 op achteruitgaat. De premier steigert als ik het heb over villasubsidies of over vermogens, maar hij pakt een alleenstaande moeder in de bijstand met een kind €312 af. Dat geld heeft ze niet en ze moet het dus maar uitzoeken en ergens anders gaan lopen bedelen.  Minister Rutte: Uit de koopkrachtcijfers blijkt dat een paar met kinderen op het sociale minimum er 0,75% op vooruitgaat. Een alleenstaande gaat er 0,5% op achteruit. Het is dus heel lastig om alleen naar mevrouw De Vries te kijken. Ik respecteer het voorbeeld, maar nogmaals: ik heb een paar piketpalen geslagen. Een daarvan betreft de afspraken in Nederland over het sociaal minimum. Dat is niet verlaagd. Dat stijgt gewoon mee met de WML. De tweede is de bijzondere bijstand, voor als het toch komt, niet door een generieke situatie maar door — in haar geval — een aantal specifieke omstandigheden. Voor de koopkracht van deze groep is er sprake van 0,5% verslechtering. Daar kan ik geen €312 uit bakken.  De heer Roemer (SP): De premier maakt het individueel, maar uit de Nibud-cijfers is duidelijk geworden dat alleenstaanden met één kind in de bijstand er allemaal €312 op achteruitgaan. Het is niet alleen mevrouw De Vries. Het interesseert de premier nauwelijks. Ze moet het maar uitzoeken. Ze gaat maar naar de gemeente, naar de kerk of naar weet ik wat. Hij neemt er niet de verantwoordelijkheid voor dat dit door het regeringsbeleid komt.  Minister Rutte: Ik verwijs naar het vorige antwoord. Het sociaal minimum is het sociaal minimum. Daar kan ze niet onder zakken.  Ik kom bij de koopkracht van ouderen, waar veel vragen over zijn gesteld. Laat ik er allereerst het volgende over zeggen. Ik realiseer me dat het absoluut zo is dat veel ouderen reële pijn ervaren van achterblijvende pensioenindexatie en van de veranderingen in de zorg. Daar doe ik niets aan af. Dat is mijn eerste opmerking met betrekking tot de koopkracht van ouderen. Ouderen worden dus zeker geraakt door de crisis, maar het beeld is echt onvolledig. Nederland is door de crisis collectief armer geworden. Werknemers raakten hun baan kwijt, zzp'ers verloren opdrachten, jongeren kwamen niet aan de slag en, inderdaad, ouderen werden gekort op hun pensioen. Dat deelden we in Nederland. Tegelijkertijd is de inkomenspositie van ouderen in de afgelopen twee decennia verbeterd ten opzichte van die van huishoudens van personen onder de 65 jaar. Tussen 1990 en 2012 is het inkomen van ouderen gestegen met 25%, terwijl het inkomen van huishoudens van personen tussen de 45 en 65 jaar is gestegen met 14%. Het is dus 25% versus 14%. Ook de vermogenspositie van ouderen is aanzienlijk verbeterd. De kans op armoede onder ouderen is het laagste van alle leeftijdsgroepen. Van de ouderen had 4,4,% in 2012 een inkomen onder de lage-inkomensgrens, terwijl dat voor alle huishoudens in Nederland meer dan het dubbele was, namelijk 8,9%. Ook internationaal vergeleken is de armoede onder ouderen in Nederland zeer laag. Dat zijn de feiten. Ik begon echter met de opmerking dat ik me realiseer dat veel ouderen inderdaad de pijn van de crisis, de achterblijvende pensioenindexatie en de zorg ervaren.  Ten slotte, voorzitter, zeg ik nog iets over de pensioenen, en dan maak ik graag de weg vrij voor de heer Wilders om een vraag te stellen. Ik denk dat we verschrikkelijk moeten oppassen. Ik heb gisteren voorstellen gehoord waarin werd gesteld: de pensioenen moeten gewoon worden geïndexeerd. Het is uiterst onverstandig om dat in algemene zin te zeggen. Je moet ervoor zorgen, en het kabinet doet dat met het nieuwe financieel toetsingskader, dat er wordt geïndexeerd als dat kan. Het nieuwe financieel toetsingskader doet twee dingen. Het zorgt ervoor dat, als een pensioenfonds problemen heeft, het minder snel hoeft terug te schakelen. Het zorgt er ook voor dat, als een pensioenfonds meer ruimte heeft, er niet onmiddellijk wordt bijgeschakeld, om te voorkomen dat jongeren later niet ook dezelfde mogelijkheden hebben. Er zit een basale solidariteit in het pensioenstelsel. Partijen die er nu voor pleiten om gewoon door te indexeren, ongeacht de vraag wat dat later betekent voor de pensioenuitkering aan jongeren, nemen een enorm risico met het hele pensioenstelsel, dat behoort tot de beste ter wereld. Ik wil er echt voor waarschuwen, want ik heb daar gisteren in een aantal bijdragen te makkelijke dingen over gehoord.  De heer Wilders (PVV): De ouderen in Nederland worden als vuil behandeld. Ik kan het niet anders formuleren. Vandaag staat in een ochtendkrant een brief van mijnheer of mevrouw Berings uit Utrecht. Ze zegt dat ze als oud vuil wordt behandeld door een regering die nota bene wordt gesteund door de sociaaldemocraten. Ik heb, zo geeft ze aan, sinds 2008 geen indexering meer gehad. Ze heeft een probleem met haar vaten en haar vaatspecialist zei: kom maar niet meer terug, want je wordt vanwege je leeftijd toch niet meer geopereerd. We kennen al de voorbeelden van ouderen die met een luier om in het verzorgingshuis zitten, en dan hebben ze nog geluk dát ze in het verzorgingshuis zitten. We kennen de voorbeelden van de ouderen die soms acht maanden geen douchebeurt hebben gehad maar met een washandje ervan afkomen. Dat zit allemaal misschien niet in de koopkrachtplaatjes, maar de mensen worden als vuil behandeld. De beschaving van een land, zo heb ik altijd geleerd, kun je aflezen aan de manier waarop met de ouderen wordt omgegaan.  En dat is natuurlijk ook de koopkracht. Ik vind dat er moet worden geïndexeerd. Dat nieuwe financieel toetsingskader is veel te streng. Het kan misschien niet voor iedereen, maar als je die verstrenging achterwege laat, kunnen de pensioenen voor veel meer mensen worden geïndexeerd. We kunnen de verzorgingshuizen open houden. We kunnen de zorgpremie omlaag doen. Kortom: houd alstublieft op met die verhalen die niet deugen. We behandelen de ouderen in ons land als grofvuil en de eerste de beste asielzoeker krijgt gratis zorg, een woning en alles gratis. Daar moeten we een keer mee ophouden.  Minister Rutte: Ik heb toch wel een paar reacties op dit betoog. Om te beginnen op het laatste deel, dat ook raakt aan het slot van mijn opmerking, voor ik de heer Wilders de ruimte gaf om te reageren. Dat ging over de pensioenfondsen. Wat het kabinet nou juist doet — daar zouden de heer Wilders en anderen toch voor moeten zijn — is pensioenfondsen de mogelijkheid geven om financiële tegenvallers over een langere periode te spreiden. En dat betekent dus juist dat in slechte tijden de koopkracht van ouderen wordt beschermd. Dat is een verbetering ten aanzien van de positie van ouderen. Tegelijkertijd zeggen we: als er financiële meevallers zijn, worden die ook in de tijd gespreid, om te voorkomen dat de rekening van een eventuele inhaalindexatie onevenredig bij de werkenden wordt gelegd. Dit was mijn opmerking aan het slot van mijn betoog zojuist. Het is cruciaal, want als je dit niet doet, dan haal je de fundamentele solidariteit onder het pensioenstelsel weg. Een tweede opmerking is: ja, mijnheer Wilders, overal waar gewerkt wordt, ook in de zorg, zullen fouten gemaakt worden. Maar de manier waarop de heer Wilders al die zorgmedewerkers, die iedere dag respectvol hun werk doen, die proberen hun professie op een goede manier uit te oefenen, hier wegzet alsof al die mensen die werken in verpleeghuizen en verzorgingshuizen ongelofelijk slecht werk leveren, werp ik verre van mij. Ik heb groot respect voor alle mensen die in Nederland in de zorg werken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is, denk ik, een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zeker het kabinet, maar ook de Kamer, om een pensioenstelsel te hebben dat houdbaar is. Het financieel toetsingskader dat nu wordt voorgesteld is misschien wel het strengste ter wereld. Het CDA roept het kabinet daarom op om in de zoektocht naar het meest rechtvaardige en het meest zuivere systeem naar andere landen te kijken. Geen land ter wereld is zo streng als Nederland. Dat zou ik dus willen aanpassen. De tweede reden is dat verzekeraars een veel minder strenge eis krijgen, terwijl zij ook pensioenen uitkeren. Het voorstel van het CDA is dus om dat toetsingskader zo vast te stellen dat het reëel is, bijvoorbeeld 105% en niet 110%, zodat het niet extreem is ten aanzien van andere landen en ook reëel ten opzichte van verzekeraars. Dan treft het ook de ouderen niet met kortingen die niet nodig zijn.  Minister Rutte: Het CDA neemt hier hypotheken op de toekomst. Ik vind dat echt onverstandig. Daar komen nog de effecten van de CDA-tegenbegroting bij — ik zei het net en ik herhaal het toch nog maar een keer — die ook nog eens een keer een enorme greep doen in de koopkracht van ouderen. Maar dat parkeer ik even voor later. Ik vind het onverstandig. Wat je hiermee doet, is een hypotheek nemen op de toekomst. De verzekeraars krijgen te maken met weer heel andere eisen uit Solvency et cetera. Dus het is geen ongelijk speelveld. En ik denk juist dat de kracht van het ftk is, dat het ervoor zorgt dat de belangen van de verschillende generaties veel beter worden geborgd en dat, als het slechter gaat, een pensioenfonds niet onmiddellijk hoeft te gaan korten. En dat is anders dan op dit moment. Ons pensioenstelsel is een van de allerbeste ter wereld. De hele wereld komt kijken naar ons pensioenstelsel, en dat is omdat we het in Nederland gewoon ongelooflijk goed georganiseerd hebben.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was zo, maar inmiddels blijken wij net zulke problemen te hebben als andere landen als het gaat om de combinatie van enerzijds de zekerheid van de toekomst en anderzijds de zekerheid van nu. Nog eenmaal: mijn oproep aan het kabinet is niet om toetsingskaders los te laten, of naar nul te gaan, maar om een reëel niveau te zoeken dat niet alleen voor de verre toekomst van belang is. Zo'n niveau wordt ook in het buitenland gehanteerd; blijkbaar kan het daar ook. Natuurlijk is dat de kern, maar het niveau moet niet in z'n overdrive schieten, zoals nu.  Minister Rutte: Ik meen dat het voorstel dat er ligt juist de balans zoekt tussen de verschillende generaties. Dat heeft ook te maken met de gemiddelde dekkingsgraad. Ik waarschuw er echt voor dat als je daar verder aan afdoet, er op korte termijn het effect ontstaat dat je iets langer zou kunnen indexeren, maar dat ouderen, én de jongeren, uiteindelijk het enorme risico lopen dat de pensioenfondsen door het ijs zakken en dan ben je de hele solidariteit in het stelsel kwijt. Want waarom zouden jongeren dan nog willen inleggen in die pensioenfondsen? Het is juist fantastisch dat we dit stelsel in Nederland hebben en dat er een heel breed draagvlak voor is. Ik heb wel eens vaker gezegd dat liberalen dit stelsel kunnen accepteren — om allerlei redenen — maar dat geldt ook voor de conventionelen en de sociaaldemocraten. Het is een heel bijzonder stelsel dat voor al deze politieke stromingen best uitdagend is om goed uit te leggen, maar de optelsom is een succesnummer.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik heb drie punten. Voor het eerste kan ik me gemakshalve aansluiten bij wat het CDA zei, namelijk dat het toetsingskader echt iets soepeler kan. Dat zou heel veel mensen helpen. Bepaalde pensioenfondsen zouden dan — dat zeggen ze zelf — ook kunnen gaan indexeren. Ik zeg niet dat ze moeten indexeren, maar het zou wel kunnen. Er komt dan meer geld ter beschikking en dat is ook goed voor de economie. Mijn tweede punt: er wordt iedere keer genoemd dat ouderen gemiddeld rijker zouden zijn, maar vergeet nou niet dat steeds meer mannen en vrouwen de afgelopen jaren samen voor hun pensioen zijn gaan sparen. Dat hebben ze dus zelf bijeengebracht. Daardoor zijn de ouderen van nu inderdaad gemiddeld rijker dan de ouderen van zoveel jaar geleden. Maar als je kijkt naar iemand die nu 80 jaar is, en wat die er in inkomen op voor- of achteruit is gegaan ten opzichte van tien jaar geleden, dan is die er juist op achteruit gegaan. Heel veel mensen met alleen een AOW, en misschien een klein aanvullend pensioen, staat het water tot aan de lippen. Het derde punt gaat over de jongeren. Waarom hebben we ervoor gekozen om het opbouwpercentage voor de jongeren te verlagen? Dat is dom geweest en dat hadden we nooit moeten doen.  Minister Rutte: De vermogenspositie van ouderen is echt zeer verbeterd. Zelfs als je rekening houdt met de gedaalde huizenprijzen is het doorsneevermogen van ouderen meer dan verviervoudigd, terwijl het doorsneevermogen van huishoudens onder de 45 jaar is afgenomen. Ik zei al dat de kans op armoede meer dan de helft kleiner is: 4,4% versus werkenden 8,9%, of alle huishoudens 8,9%. De heer Krol en anderen zeiden gisteren dat ouderen reële pijn ervaren door het feit dat er niet geïndexeerd wordt en door het feit dat er veranderingen in de zorg zijn. Ik doe er niks aan af. Ik accepteer dat. We doen er alles aan om die effecten zo veel mogelijk te beperken, maar we moeten wel alle feiten goed op een rij zetten. De heer Krol vertegenwoordigt een van de 50PLUS-partijen maar, naar ik hoop, is hij toch ook van de groep van 50-min. Het is onze taak als politici om afwegingen te maken voor alle generaties en om zo goed mogelijke keuzes te maken binnen de schaarste die er onvermijdelijk is. Daarbij moeten we ook proberen te voorkomen dat we maatregelen nemen voor één groep die daarmee op korte termijn wordt bevoordeeld. Ik begrijp het op zichzelf wel en ik zou ook de neiging hebben om te zeggen: doe nou die indexatie en verlaag die dekkingsgraad. Ik doe dat echter niet omdat ik het ook onze taak vind om als politici keuzes te maken in schaarste en ervoor te zorgen dat alle generaties uiteindelijk gebruik kunnen blijven maken van het pensioenstelsel.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik probeer het nog één keer. Ik weet dat de boodschap niet echt aankomt, maar vooruit, nog een ultieme poging. Als er mensen zijn die meer geld hebben dan een ander, dan moet je ze aanpakken omdat ze bredere schouders hebben. Maar pak ze niet aan vanwege hun leeftijd. Er is een te grote groep ouderen die echt zo krap zit, dat we daarnaar moeten kijken. Die ouderen komen er in deze cijfers van dit kabinet heel bekaaid af. Dus niet onderscheid maken tussen jong en oud, want anders krijgen we een tegenstelling die u en ik niet willen, maar laten we kijken naar die mensen die iets extra's kunnen bijdragen. Dat zijn echt de mensen met een hoog inkomen, los van de vraag of ze jong of oud zijn.  Minister Rutte: Ook bij ouderen geldt dat de bredere schouders de zwaardere lasten dragen. Dat is echt ook bij de ouderen zo. Ook bij de maatregelen die we de komende jaren nemen, is dat het geval. Daar past ook bij een fair, een eerlijk systeem. Het is niet zo dat de mensen met de smalle schouders hier de zwaarste lasten dragen; het zijn de mensen met de bredere schouders die de zwaardere lasten dragen.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Helemaal tot slot. Ik heb gelukkig het afgelopen halfjaar mee kunnen draaien in Eindhoven met het Ouderen Appèl. Daar heb ik heel veel ouderen ontmoet die het de afgelopen tijd echt steeds slechter hebben gekregen, die geen cadeautje meer kunnen kopen voor hun kleinkinderen en die 's middags niet eens meer naar de kantine kunnen gaan om een kopje koffie te drinken, waardoor ook de vereenzaming nog eens toeneemt.  Minister Rutte: Hierbij speelt overigens nog wel een specifiek probleem — dat weet ik ook nog wel uit mijn tijd als staatsecretaris van Sociale Zaken — namelijk dat ouderen waar ze echt te maken hebben met armoede en een inkomenspositie die onder het acceptabele niveau ligt, wellicht ook wel door individuele omstandigheden, de weg naar de bijzondere bijstand niet weten te vinden. Dat kan zijn uit trots of om allerlei andere redenen. Het wél wijzen van die weg is dan belangrijk. Ook daar kunnen we met z'n allen aan bijdragen.  De heer Roemer (SP): Ik wil nog een facet van die strengere eisen op tafel leggen. Ook ik ben van mening dat die eisen op dit moment echt doorgeslagen zijn. Waarom heeft de premier niet in de afweging meegenomen dat de meeste pensioenfondsen in de afgelopen tijd, waarin er sprake was van een zware crisis, bewezen hebben de boel fors snel op orde te kunnen krijgen. Deze maatregel komt er nu, terwijl de fondsen hebben bewezen het goed te kunnen. En nu pak je zo verschrikkelijk veel mensen door een overdaad die niet nodig is.  Minister Rutte: Als pensioenfondsen groeien, als ze goed beleggen en de dekkingsgraad omhooggaat, dan ontstaat er ook weer ruimte voor indexatie. Het is niet zo dat wij zeggen dat een pensioenfonds niet mag indexeren. Wij zeggen: je mag indexeren als je aan bepaalde financiële eisen voldoet, zodanig dat het ook verstandig is. We nemen nu juist maatregelen om als het een keer tegenzit, we niet onmiddellijk het pensioenfonds behoeven te dwingen om de indexatie of gedeeltelijke indexatie te stoppen. We zoeken daarin juist een balans.  De heer Roemer (SP): Die is er dus niet, want dankzij deze maatregel is het indexeren feitelijk voor ongeveer tien tot vijftien jaar uitgesloten. Dat zal de realiteit zijn van het beleid waarvoor gekozen wordt. Daarom zullen deze extra strenge eisen van tafel moeten. Ik hoop dat de premier dat alsnog wil overwegen.  Minister Rutte: Dat valt wel onder de rubriek "onzin". Dit doet namelijk vermoeden dat de heer Roemer de rentetarieven en de beleggingsresultaten precies kan voorspellen. Dit is echt niet waar.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter, als u mij toestaat nog even een nabrander, want ik kan hier zo ontzettend boos over worden. De minister-president, met al zijn macrocijfers die zijn ambtenaren voor hem opgeschreven hebben, realiseert zich niet hoeveel ouderen er in Nederland zijn die gewoon van een paar honderd euro, soms van een paar tientjes moeten rondkomen, die gewoon geen thuiszorg meer hebben of een plek om naartoe gaan en die het nauwelijks kunnen rooien. Handen af van die mensen, afblijven! Gewoon indexeren die pensioenen! Er zijn ook ouderen die wat meer geld hebben. Zeker, maar die hebben er misschien hun hele leven voor gespaard of die hebben hun huis voor een deel afbetaald. Ja, dat doe je soms als je spaart. Als je je geld niet opmaakt en spaart, moet je daar niet voor gestraft worden. Handen af van de ouderen! Ik vind het echt ongelofelijk hoe de minister-president ermee omgaat. Als dat zo blijft — en dat is geen politiek spelletje — zeggen wij het vertrouwen in deze minister-president op. Want zo met ouderen omgaan, het is een schande.  Minister Rutte: Om te beginnen realiseer ik mij — ik zei dat eerder in een reactie op de heer Wilders — dat er ouderen zijn in Nederland die het zwaar hebben. Ik ben daarmee begonnen, ik heb dat in een betoog herhaald en ik zeg dat opnieuw. Er zijn ouderen in Nederland die het door een samenstel van factoren en omstandigheden zwaar hebben. Dan is het van het grootste belang dat wij er met elkaar staan — die voorzieningen zijn er ook gelukkig — om in die omstandigheden ervoor te zorgen dat zij op een fatsoenlijke manier kunnen leven. Dat ten eerste. Ten tweede is de AOW welvaarts- en waardevast in Nederland. Dat is een verworvenheid. Sinds Drees hebben wij dat altijd met elkaar overeind gehouden. Ook toen de heer Wilders regeringsverantwoordelijkheid droeg, was dat een belangrijk punt voor hem en voor ons allemaal. Ten derde zijn er, voor zover sprake is van een situatie waarin ouderen in de problemen zijn, de voorzieningen en moeten wij ervoor zorgen dat zij daarvan gebruikmaken om te voorkomen dat er individueel dingen gebeuren. De plannen voor de langdurige zorg en het wegnemen van de eigen bijdrage, die nu nodig is, als de AWBZ opgaat in de Wet langdurige zorg, hebben juist voor ouderen ook effect op hun inkomen en op hun bezit, in positieve zin, juist omdat wij het van belang vinden om daar op een rechtvaardige manier mee om te gaan. Ik meen werkelijk dat wij erin slagen, als Kamer en als kabinet, om een goede balans te zoeken. Nogmaals, ik sluit ermee af en ik begon ermee: ik realiseer mij dat er individuele ouderen zijn die ondanks al deze goede bedoelingen met het beleid in de problemen zitten. Wij zijn ertoe gehouden om er alles aan te doen om hun de weg te wijzen naar de voorzieningen om hen te ondersteunen. Maar wij moeten daar geen politieke munt uit slaan en al helemaal niet de fout maken om tegen die achtergrond ervoor te pleiten om de pensioenfondsen hun gang te laten gaan, met als gevolg dat zowel voor de ouderen als voor de jongeren die pensioenfondsen in de problemen komen. Dat zou het slechtst denkbare antwoord zijn.  Er zijn vragen gesteld over het praktijkonderwijs. Gelukkig komt, anders dan de vragen deden vermoeden, het grootste deel van de leerlingen in het praktijkonderwijs goed terecht. Een derde stroomt door naar de arbeidsmarkt, een derde stroomt door naar het mbo en de resterende groep is heel divers. Sommigen stromen door naar een andere vorm van onderwijs, anderen zijn aangewezen op voorzieningen. Wij willen niet dat deze groep verdwijnt in een uitkering, wij willen dat ze naar school gaan en aan het werk komen. Daarom nemen wij ook allerlei maatregelen. De doorstroom van het praktijkonderwijs naar het mbo wordt vergemakkelijkt. Er is een plan van aanpak voor kwetsbare jongeren waarin de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt één van de belangrijkste aandachtspunten is, inclusief het belang van regionale samenwerking en arbeidstoeleiding. Er wordt ingezet op het creëren van effectieve routes vanuit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs naar de arbeidsmarkt. Een voorbeeld van zo'n project is Boris. Dat is een succesvol project. Door de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt een makelaarsfunctie gecreëerd tussen het onderwijs, de gemeente en de arbeidsmarkt. Er is een intensieve begeleiding van leerlingen uit onder andere het praktijkonderwijs naar een passende arbeidsplaats. Vervolgens wordt een leerling op de werkplek ook nog enige tijd begeleid, zodat daadwerkelijk sprake is van een structurele oplossing. Als sluitstuk hebben wij afspraken gemaakt in het kader van de Participatiewet en de banenafspraak met werkgevers over meer kansen om aan de slag te komen op de arbeidsmarkt.  De heer Roemer (SP): Dit is ver van de waarheid af. Het spijt mij zeer dat de minister-president deze informatie heeft gekregen om hier uit te spreken. Allereerst zegt hij dat een doorstroom mogelijk is naar het roc. Ik heb juist aangekaart dat met de nieuwe reken- en taaltoets voor roc-niveau 2 al deze leerlingen daar niet meer terechtkomen. Die betekent namelijk dat zij die toets niet zullen halen. Zij zijn mensen die een vak willen leren en een-op-een — dat is de praktijk — die toets en dus roc-niveau 2 niet kunnen halen. Die groep valt dus weg. Bij een andere groep zul je zien dat de begeleiding door de gemeente fors minder wordt. Ik ben op diverse werkplekken geweest, ook in Enschede. Daar is een prachtige plek waar jongeren die je niet op de hoek van de straat zou willen zien staan, worden begeleid en discipline aangeleerd krijgen. Dat wordt ongeveer wegbezuinigd. Jongeren die na een opleiding een baan willen vinden, komen niet verder dan een of twee keer een tijdelijk contract. Daarna vallen ze weg uit de begeleiding van het praktijkonderwijs. Dan zijn ze te duur. Ze belanden allemaal thuis bij hun ouders of in de bijstand. Dat is de harde werkelijkheid door de nieuwe maatregelen die in de begroting voor 2015 staan. Ik adviseer de premier om dit nog eens opnieuw te bekijken en te heroverwegen en in tweede termijn met een beter antwoord te komen.  Minister Rutte: Ik geef zelf les in het praktijkonderwijs, dus ik zie wat daar gebeurt. Ik zie ook hoe ingewikkeld het is om kinderen uiteindelijk naar het roc te krijgen of, als dat nodig is, direct vanuit het praktijkonderwijs aan de slag te krijgen. Er zijn ongelooflijk hardwerkende mensen bezig om stageplekken te vinden en de kinderen vervolgens aan de slag te helpen. Ze kunnen vanuit het praktijkonderwijs naar de entreeopleiding op het mbo, de vroegere AKA-opleiding. Op dit moment kijken we naar het probleem dat zich inderdaad af en toe voordoet met de taal- en rekentoets, zodat het taal- en rekenniveau geen belemmering hoeft te zijn. Daarnaar wordt gekeken, omdat je natuurlijk probeert om alle belemmeringen weg te halen. Ik wil voorkomen dat we hier een tegenstelling suggereren. De heer Roemer en ik zullen het in het debat van vandaag niet zo vaak eens zijn, maar hierover dan toch wel. We zijn het erover eens dat het ontzettend belangrijk is dat juist deze jongeren, die uiteindelijk zijn aangewezen op een opleiding beneden vmbo-niveau maar die wel een heel waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, gewoon aan de slag komen en niet in een uitkering terechtkomen. Ik heb alle maatregelen genoemd die we nemen. Er wordt gewerkt aan de entreeopleiding voor het mbo, de oude AKA. Alles wordt gedaan om dit voor elkaar te krijgen. Laten we nu niet proberen om elkaar op dit punt vliegen af te vangen.  De heer Roemer (SP): Als je niveau 2 van het roc wilt halen, moet je door de toetsing komen en dat gaat deze kinderen niet lukken. De premier zegt dat hij ze wil begeleiden naar werk. We zien juist dat er geen uitstroom meer mogelijk is naar daar waar er werk was. Veel kinderen uit het praktijkonderwijs vonden een baan in een sociale werkvoorziening. Dat is afgesloten. Veel van deze kinderen zijn afhankelijk van de Wajong. Dat is bijna onmogelijk gemaakt. Veel van deze kinderen kwamen, als ze het goed deden, bij ondersteunende diensten terecht, bijvoorbeeld in de zorg. Die zijn wegbezuinigd. Er is geen perspectief meer voor deze kinderen op een normale baan, op normale begeleiding of op een normale werkplek waar ze thuishoren, omdat dat allemaal is wegbezuinigd. Mijn vraag blijft of de premier dit opnieuw wil bekijken en of hij in tweede termijn met een echt fatsoenlijk antwoord wil komen. Datgene wat hij heeft gezegd, is klinkklare onzin.  Minister Rutte: Nee. De heer Roemer en ik zijn het zelfs eens, alleen maakt hij één fout. Hij gaat ervan uit dat al deze jongeren automatisch naar mbo 2 moeten kunnen doorstromen. Die eis is er niet. Dit is een groep waarvoor het waarschijnlijk niet mogelijk is om een startkwalificatie te halen op mbo 2-niveau. Er zullen altijd jongeren zijn die dat niet halen. In dit geval is dat geen ramp. Je moet er alleen wel voor zorgen dat deze jongeren zo goed mogelijk voorbereid op de arbeidsmarkt komen, op het niveau waarop zij een zinvolle bijdrage aan de samenleving kunnen leveren. Dat lukt in verreweg de meeste gevallen. Een derde stroomt door en een derde gaat rechtstreeks naar de arbeidsmarkt. Dan blijft er een derde over dat inderdaad is aangewezen op andere vormen van onderwijs. In het mbo is die voorziening er. Vroeger had je de opleiding arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. Nu heb je de entreeopleiding in het mbo, die drempelloos is. We kijken nu heel serieus naar de eisen die worden gesteld aan taal en rekenen, want dat is echt een reëel punt. Ik begrijp dat punt.  De voorzitter: Een korte vraag, mijnheer Roemer.  De heer Roemer (SP): Ik heb er een aantal genoemd. De praktijk is dat ze niet meer naar mbo 2-niveau gaan. De doorstroom naar ondersteunde werkzaamheden is wegbezuinigd. De praktijkschool zegt dat ze daar niet meer heen gaan. Een andere groep ging in de Wajong: die is afgesloten. De grootste groep moest een toekomst vinden in de sociale werkvoorziening: die is compleet afgesloten. Voor deze club is er geen perspectief. Ik vind het jammer dat de premier niet eens wil luisteren naar de signalen uit het praktijkonderwijs. Het is veel schrijnender dan hij hier durft te zeggen. Het is jammer dat hij er niet eens voor openstaat. Deze kinderen hebben geen perspectief door het beleid van dit kabinet.  Minister Rutte: Ik begrijp werkelijk niet waarom de heer Roemer probeert om een tegenstelling te creëren die er helemaal niet is. Bovendien heeft hij blijkbaar ook nog eens als doel om deze jongeren naar een uitkering te krijgen. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil dat deze jongeren op hun niveau aan de slag gaan. Daarom hebben we ook banenafspraken gemaakt met de werkgevers om juist deze groep aan de slag te helpen. We proberen ervoor te zorgen dat er voldoende banen zijn en dan niet per se in de klassieke sociale werkplaatsen. Ik heb het er vaak over gehad met de heer Roemer. We zijn samen zelfs tweeënhalf jaar geleden op werkbezoek geweest bij de sociale werkvoorziening om hiernaar te kijken. Ik vind het de kracht van onze aanpak dat we steeds meer banen weten te vinden in het reguliere bedrijfsleven, maar die zijn wel vaak voorzien van subsidie en ondersteuning omdat deze mensen niet onmiddellijk de normale verdiencapaciteit hebben. Al die arrangementen zijn nu mogelijk en dat vind ik de kracht van de aanpak die wij hebben gekozen. Laten we niet meteen vluchten in "ze moeten naar een uitkering", want dat is echt het slechtst denkbare alternatief.  De heer Slob (ChristenUnie): De minister-president spreekt over de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Is de minister-president ermee bekend dat één sector in het onderwijs in de problemen komt, doordat ze als enige een beperking in de groei heeft en ook nog eens een keer per leerling wordt gekort? Dat is het groene onderwijs. Vanaf de Universiteit van Wageningen tot en met het groene vmbo speelt dat probleem. Wat gaat het kabinet doen om dat probleem op te lossen?  Minister Rutte: Dat doen we door ervoor te zorgen dat het groene onderwijs net zo gefinancierd wordt als de rest van het onderwijs. Het groene onderwijs zit bij de tak Landbouw van het ministerie van Economische Zaken. Daarvoor is een heel goede reden. Toen ik staatssecretaris van Onderwijs was, had ik een soort geheime deal met Cees Veerman om het zo te houden, want er was toen een minister van Onderwijs die ertoe neigde om het naar Onderwijs te halen. Ik zei: nee, het is uniek dat we in Nederland een verticaal geïntegreerde kolom hebben, waarbij een kleine agrarische ondernemer ergens in Overijssel rechtstreeks toegang heeft tot de Universiteit van Wageningen of het groene hbo en mbo. Dat is de kracht van de keuze om het onder de tak Landbouw van het ministerie van Economische Zaken te laten vallen. We zien nu dat het een probleem oplevert met de bekostiging en dat probleem zijn we op dit moment aan het oplossen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben het met de minister-president eens dat het prima is dat het bij EZ gestationeerd is, om het maar even in die termen uit te drukken. Dat probleem moet echter wel snel opgelost worden, want het gaat om het onderwijs voor een sector die voor Nederland ongelooflijk belangrijk is. Honderdduizenden mensen zijn in die agrifoodsector aan het werk. Het is ook voor onze export van groot belang. Hoe gaat hij het oplossen en hoe snel gaat hij het oplossen? Ik vraag dat, omdat het niet al te lang meer kan wachten.  Minister Rutte: We zijn bezig om het zo snel mogelijk op te lossen. Ik ben verder blij met uw warme woorden voor de sector, want toen ik gisteren even naar de heer Buma luisterde, dacht ik: de landbouwsector is een sector die enorm in de problemen zit, een grote crisis. Nee, dat is niet zo. Het is de tweede exportsector wereldwijd op het gebied van agrarische producten. De sector is hoog innovatief en bijna 10% van onze economie is daarvan direct en indirect afhankelijk. Het is echt van zeer grote waarde en het is dan ook belangrijk dat het onderwijs in die sector van topniveau is.  De heer Slob (ChristenUnie): Heel belangrijk, van topniveau, maar hoe snel, is snel?  Minister Rutte: Snel is heel snel. Ik heb nu geen datum beschikbaar.  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter, dat is geen antwoord.  De voorzitter: Bijvoorbeeld voor de begrotingsbehandeling?  Minister Rutte: Voor de behandeling van de begroting van Economische zaken is het rond.  De heer Pechtold (D66): Ik wil nou weleens weten wat het voordeel is van het onderbrengen van het groene onderwijs bij Economische Zaken. Ik vraag dat, omdat het effect van deze keuze een financieel probleem lijkt te zijn. Het maritiem onderwijs zit gewoon bij Onderwijs. De zorg zit ook gewoon bij Onderwijs. De premier zegt dat we dit financiële probleem gaan oplossen. Omdat het om onderwijs gaat, hoor ik graag wat zijn ideeën zijn, maar ik wil toch vooral horen wat het voordeel is van de keuze om dit onderwijs bij Economische Zaken onder te brengen.  Minister Rutte: Sprak de oud-burgemeester van Wageningen!  Eigenlijk is het heel gek dat er één sector is waarvan het onderwijs niet onder het ministerie van Onderwijs valt. Er zijn dan ook honderd redenen te bedenken om deze sector gewoon onder het ministerie van Onderwijs te brengen. Er is één reden om het niet te doen: omdat het op dit moment ongelooflijk succesvol is. Soms moet je in de politiek een uitzondering die zich niet onmiddellijk objectief laat verklaren en die tegen het systeem in lijkt te gaan, gewoon laten bestaan omdat die ongelooflijk goed functioneert. Deze sector had een eigen ministerie, een ministerie dat inmiddels helemaal is geïntegreerd in het ministerie van Economische Zaken. Dat ministerie heeft overigens een heel sterke landbouwpoot onder leiding van Sharon Dijksma, de staatssecretaris. Daarmee bereik je dat alle kennis die in de kolom aanwezig is, verticaal heel snel heen en weer gaat. Ik ben bang dat de kans daarop vermindert als je het onderbrengt bij het grote ministerie van Onderwijs. Die verbinding is dan immers minder makkelijk te leggen. Ik geef de heer Pechtold direct gelijk dat het een gekke uitzondering is, maar ik ben ontzettend voor gekke uitzonderingen die heel succesvol zijn.  De heer Pechtold (D66): De verticale samenwerking kan gewoon blijven, maar de horizontale scheiding betekent nu dat er een financieel probleem is voor het groenonderwijs.  Minister Rutte: Dat gaan wij oplossen.  De heer Pechtold (D66): Ja, dat gaan wij oplossen, maar aangezien ik graag meedenk, zeker als het over onderwijs gaat, zou ik graag willen horen hoe wij dat gaan oplossen. Is de minister-president bereid om hierop in tweede termijn terug te komen? En is hij bereid om, nu er ook nadelen blijken te zijn, te bekijken wat de voordelen zouden kunnen zijn om het naar OCW over te hevelen? Daarover is in het verleden al vaker gesproken. Als hij daartoe bereid is, kom ik hierop graag in tweede termijn terug.  Minister Rutte: Nee, ik zei net al dat wij bij de behandeling van de EZ-begroting laten zien hoe wij dit financieringsprobleem oplossen. Ik heb net uiteengezet waarom ik deze uitzondering zo waardevol vind. Hoewel er honderd redenen zijn om het groenonderwijs daar weg te halen, maar ik zie één heel goede reden om dit niet te doen, namelijk dat het onwaarschijnlijk goed loopt. Dit is een van de mooiste, meest innovatieve sectoren van onze economie. Deze sector is internationaal toonaangevend, behalve de ananassen volstrekt zelfvoorzienend, exporteert wereldwijd en levert een bijdrage aan een van de grote uitdagingen die er wereldwijd zijn, naast de stijging van de zeespiegel: hoe gaan wij al die extra monden in de wereld voeden? Daaraan kan Nederland via deze sector een fantastische bijdrage leveren. Ik heb het vaker tegen de heer Pechtold gezegd: als je in China bent, kijken ze met ongelofelijke jaloezie naar Wageningen. Wij weten in Nederland vaak niet eens dat Wageningen bestaat en kijken dan naar Harvard of Stanford. Ik zou willen dat wij ook in Nederland naar Wageningen keken, zowel naar die hoge heuvel waarop de heer Pechtold woont als naar die diepliggende terp waarop de heer Dijsselbloem woont, met daartussen de universiteit.  Voorzitter, daarmee ben ik aan het einde gekomen van het blok over sociaal beleid. Ik begreep dat het uw voornemen was om dan te gaan lunchen.  De voorzitter: Dat is inderdaad mijn voornemen.  De beraadslaging wordt geschorst.  De vergadering wordt van 13.11 uur tot 14.13 uur geschorst.  Aan de orde is de voortzetting van de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2015 (34000).  De voorzitter: De premier was bezig met zijn beantwoording in eerste termijn. Ik geef hem het woord om daarmee verder te gaan.  Minister Rutte: Voorzitter. Ik kom bij het derde onderwerp, de internationale en geopolitieke situatie. De heer Slob vraagt hoe Nederland de internationale rechtsorde verdedigt, doelgericht en in samenwerking met andere landen. Ik deel de opmerkingen van de heer Slob in die zin dat onze Grondwet ons opdraagt om de internationale rechtsorde actief te bevorderen. Dat is vrij uniek, want dat staat lang niet in alle grondwetten. Dat kan Nederland inderdaad niet alleen doen. Daarvoor is nodig dat Nederland actief deel uitmaakt van de wereldgemeenschap. Daarbij hoort niet alleen dat we bijdragen in financiële zin, humanitair en anderszins, maar ook dat we als dat noodzakelijk is, bereid zijn een militaire bijdrage te leveren aan die internationale rechtsorde. Dat doet Nederland in VN-missies in Mali, Zuid-Sudan, het Midden-Oosten en Afghanistan. Dat is ook de reden waarom Nederland op dit moment meepraat in internationaal verband om vorm te geven aan een mogelijke bijdrage aan het stoppen van ISIS.  De heer Buma heeft gevraagd wat nodig is om de veiligheidssituatie op peil te brengen, maar hij heeft misschien nog een vraag op een ander punt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik dank de minister-president dat hij daarop komt. Ik heb nog even een vraag over de deelname aan de macht tegen ISIS. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in de Kamer gezegd dat Nederland aan het begin niet bij de coalitie van tien landen zat, omdat het kamertje waarin zij vergaderden te klein was. We hebben ook berichten gehoord dat andere landen op dat moment al een duidelijke inzet hadden. Wat is nu de werkelijkheid?  Minister Rutte: Nederland is er zeer actief bij betrokken. Wij zijn betrokken bij het overleg van afgelopen maandag in Parijs. We zijn uitgenodigd door de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten voor het overleg dat morgen plaatsvindt in de Veiligheidsraad over Irak. Nederland heeft nu een planningsteam in Tampa in Florida, waar opties worden besproken met de Verenigde Staten en andere partners. Dat zijn eventueel ook militaire opties. Wij hebben daar nog niet toe besloten, maar we sluiten het ook niet uit. De Kamer zal zo snel mogelijk nader worden geïnformeerd. Het verhaal over het zaaltje klopt. Gek genoeg komt het blijkbaar niet heel geloofwaardig over, maar het is wel waar. Het is heel vervelend als iets waar is en niet geloofwaardig overkomt, maar het is wel waar.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het wordt ook ontkend. Ook bronnen rond het kabinet zeggen dat het in de eerste periode, waarin Nederland niet daadwerkelijk meedeed, Nederland wel degelijk werd aangewreven dat het op dat moment niet de ernst inzag en bereid was militair mee te doen. Dat zou er ook achter zitten.  Minister Rutte: Nee, wij hebben vanaf het eerste moment gezegd dat wij bereid zijn naar alle opties te kijken, waaronder een militaire bijdrage. De uitleg die Frans Timmermans gaf, is de juiste. Nogmaals, je moet het altijd met de waarheid proberen, maar soms is de waarheid een tikje zodanig dat die niet onmiddellijk wordt geloofd. Maar het is wel de waarheid.  De heer Pechtold (D66): Ik citeer een groot politiek filosoof: deze verdediging kan nog aan kracht winnen.  Minister Rutte: Dat ben ik met u eens, maar dat is ook omdat het zo lastig is dit te verdedigen. Het is wel de waarheid, dus ik kan het niet mooier maken.  De heer Pechtold (D66): Ik heb in mijn eerste termijn een aantal voorbeelden geschetst waarom ik het gevoel heb dat Nederland bij dit soort uitnodigingen wat achteraan bungelt. Alleen als we vlogen, mochten we meedoen in Afghanistan. De Denen vlogen in Libië met onze vliegtuigbommen rond en wij tankten ergens bij. We leveren scherfvesten in plaats van echt materieel. De Patriots gaan terug en ik hoor dat de Spanjaarden zeggen: dan doen wij het wel. Ik denk dat Nederland een wat aarzelende houding heeft. De minister van Defensie moest vandaag ook weer iets ontkrachten. Er wordt iets gesuggereerd, maar het komt niet door. Zou dat een van de redenen kunnen zijn, los van het zaaltje?  Minister Rutte: Nee. Laten we naar de feiten kijken. Het is waar dat Nederland aan een aantal missies niet direct een offensief militaire bijdrage heeft geleverd. Ik denk daarbij aan de missie in Libië en aan andere missies. Toch was Nederland ook bereid om bijvoorbeeld een heel serieuze bijdrage te leveren aan de militaire component van de missie in Mali. De belangrijkste missie die we in dit verband moeten noemen, is echter die in Uruzgan. Daar heeft Nederland, met bijna 2.000 mensen, "boven zijn gewichtsklasse gebokst". Zo heb ik het al wel vaker gezegd. Nederland heeft daar grote persoonlijke verliezen geleden. Er zijn daar Nederlandse militairen gesneuveld. Wij hebben daar in de periode van 2006 tot 2010 een heel zware, ook militaire bijdrage geleverd, die internationaal zeer, zeer wordt gerespecteerd. Nog steeds erkent men dat Nederland aan de missie in Uruzgan een bovengemiddelde bijdrage heeft geleverd. En nogmaals zeg ik dat ook wat we nu in Mali en op andere plaatsen doen, als een zeer serieuze bijdrage wordt gezien en zeer wordt gewaardeerd. Nederland heeft dus niet de neiging om op voorhand te zeggen dat het niets wil doen op militair terrein. Maar we willen wel precies weten waarin we stappen. We willen weten wat het eindspel is, hoe het afloopt, hoe je er met elkaar ook weer uitgaat, hoe de coalitie eruitziet.  Dat zoeken we op dit moment ook uit ten aanzien van ISIS. Ik hoop dat ik hierover van de voorzitter even mag uitweiden. Hierbij spelen namelijk belangrijke kwesties, zoals het volkenrechtelijk mandaat rondom Syrië. Hoe zit dat precies in elkaar? Wat is precies de samenstelling van de coalitie? Wat is de rol van de Arabische landen? Hoe zien het humanitaire, het politieke en het militaire spoor er precies uit? Dat zijn we, met onze internationale partners, allemaal in kaart aan het brengen. Tegen die achtergrond is Nederland bereid om een militaire bijdrage te leveren. We hebben nog niet besloten om dat te doen, want dat hangt echt af van de vraag hoe de situatie precies is, maar we sluiten het niet uit dat Nederland die bijdrage gaat leveren.  De heer Pechtold (D66): De analyse van de minister-president sluit volgens mij precies aan bij mijn verhaal. Het kabinet-Balkenende IV is hierover gevallen. De premier heeft dat kabinet vandaag al geprezen. Vanaf het moment dat dat kabinet daarover is gevallen, op 4 februari 2010, is er eigenlijk niets meer gebeurd. Ik kan me het debat van die dag nog herinneren. Dat ging over die brief. De NAVO nodigde ons uit en uiteindelijk is het toen tot een politiemissie gekomen, toen ook weer dankzij de Kamer. Als dat niet was gebeurd, had Nederland echt gezichtsverlies geleden. Ik zal omwille van de tijd die geschiedenis hier nu niet helemaal herhalen. Ik ben het er helemaal mee eens dat zaken als het volkenrechtelijk mandaat nu zorgvuldig worden uitgezocht. Natuurlijk, dat dat moet gebeuren, hebben wij ook van het verleden geleerd. Mijn vraag is echter, of Nederland bereid is om een offensieve missie te steunen.  Minister Rutte: Ja, wij sluiten niets uit. Ik kom echter toch nog even terug op het vorige punt dat de heer Pechtold aandroeg. Nederland draagt op dit moment bij aan zeventien grotere en kleinere internationale missies. In Mali levert Nederland een relatief echt grote bijdrage. Nederland levert een van de grootste contingenten die in Mali actief zijn. Het gaat daarbij om ongeveer 400 man. Daarbij lopen we ook risico's. Het is dus niet zo dat Nederland daarvan geen onderdeel wil uitmaken. Ik kom ook nog even terug op Libië. Hans Hillen, Uri Rosenthal en ikzelf waren toen betrokken bij de beslissing om de bijdrage te leveren die we hebben geleverd. We hebben toen die beslissing genomen omdat we ons op dat moment zorgen maakten over de precieze vormgeving van die missie. We vonden dat we het best de bijdrage konden leveren op de manier zoals we dat hebben gedaan. Internationaal wordt erkend dat Nederland een van de beste krijgsmachten van de wereld heeft en dat er binnen die krijgsmacht ook unieke vaardighedenheden worden beheerst. Dat wordt hogelijk gewaardeerd. Er is dus geen sprake van dat Nederland wordt gezien als een land dat niet bereid zou zijn om verantwoordelijkheid te nemen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb het idee dat dit debat eigenlijk helemaal niet over de Nederlandse reputatie zou moeten gaan. Het gaat erom dat de internationale gemeenschap een effectieve manier vindt om een beweging als IS en het extreme geweld dat door de mensen van IS wordt gepleegd, een halt toe te roepen. Daarvoor is het niet van belang of Nederland boven of onder zijn gewicht, of precies op het goede gewicht heeft gebokst, of wel of niet in het zaaltje zat. Nee, daarvoor is het van het allergrootste belang dat men een geloofwaardige strategie heeft. Daarover gaat mijn vraag. Ik luister naar de berichten over de strategie van Obama en over de manier waarop daarover nu internationaal wordt overlegd. Ik krijg sterk de indruk dat het daarbij toch vooral over de militaire opties en modaliteiten gaat. Waar wordt op dit moment internationaal over de zo noodzakelijke politieke inspanning gesproken?  Minister Rutte: De eerste helft van de opmerking vond ik onrecht doen aan de interventie van de heer Pechtold. Op zichzelf mag je in alle ernst natuurlijk de discussie voeren over de vraag of er misschien een beeldvormingsprobleem voor Nederland is. Dat moet je je altijd afvragen, als Kamer en als kabinet. Ik ben er oprecht van overtuigd, op basis van al mijn internationale contacten, dat dat niet zo is, maar er is niets op tegen om die vraag te stellen. Vervolgens is altijd relevant, als je overweegt om deel te nemen aan internationale missies, om precies te weten waar je instapt, hoe de coalitie eruitziet, al die randvoorwaarden, en ook hoe je er weer uitkomt. Ik kan de heer Van Ojik geruststellen. Er wordt parallel gesproken over het humanitaire, politieke en militaire spoor, op alle plekken: op de conferentie in Parijs, bij de Veiligheidsraad morgen. Daar worden al die sporen in gezamenlijkheid bekeken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Is het dan misschien mogelijk voor de minister-president om datgene wat we tot nu toe over de strategie van de president van de Verenigde Staten hebben gehoord, namelijk de verschillende militaire fases in wat hij voor zich ziet als strategie, van de zijde van de Nederlandse regering wat verder in te vullen waar het gaat om het politieke spoor dat wordt bewandeld?  Minister Rutte: Nee, omdat ik het van belang vindt dat wij als kabinet, wanneer wij het geheel in beeld hebben en ook de Nederlandse bijdrage daarbinnen, en als daarbij ook sprake zou zijn van een militaire bijdrage, dan de normale artikel 100-procedure volgen met de Kamer. Ik vind dat het moment. Omdat de mogelijk in wording zijnde militaire bijdrage, waarover nog geen besluit is genomen — het kan ook zijn dat we het niet doen en een andere keuze maken — wel degelijk een optie is, lijkt het mij juist om daarvoor de artikel 100-procedure te volgen. Als ik nu inga op allerlei deelaspecten, zou dat heengaan door de procedure die we als Kamer en kabinet hebben afgesproken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan kan ik er dus van uitgaan dat als de Kamer een voorstel wordt gedaan voor een eventuele rol in de militaire operatie tegen IS, dit voorstel vergezeld gaat van voorstellen voor het politieke spoor, het humanitaire spoor, het ontwikkelingsspoor en wat dan ook allemaal maar in zo'n artikel 100-brief kan langskomen? Wordt er een samenhangend verzoek aan de Kamer gedaan?  Minister Rutte: Heel scherp is het antwoord op die vraag "nee", omdat dat ervan uit zou gaan dat Nederland op alle sporen een bijdrage gaat leveren. Het kan zijn dat Nederland alleen een humanitaire bijdrage levert. Het kan ook zijn dat wij een militaire bijdrage leveren waar andere landen humanitaire bijdragen leveren. Wat ik wel kan toezeggen, is dat, als wij zouden besluiten tot een militaire bijdrage, wij zullen beschrijven hoe die missie als geheel er politiek, humanitair en militair uit ziet. Dan is het antwoord "ja".  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is precies het punt dat ik in het begin maakte. Het interesseert mij niet zoveel wat Nederland precies doet. Het gaat mij erom dat er een internationale strategie is waarin alle verschillende elementen van zo een strategie in onderling verband en in evenwicht met elkaar uiteen worden gezet.  Minister Rutte: Daar ben ik het mee eens.  De heer Roemer (SP): Dit soort zaken zijn extreem moeilijk. Wij horen dat een Amerikaanse generaal nu al zegt dat er ook sprake zal zijn van Amerikaanse grondtroepen. Dat zijn natuurlijk nog maar signalen, maar voor je het weet, worden wij dadelijk, omdat een deel van de Kamer en het kabinet zo enthousiast zijn over meedoen aan deze oorlog, weer een oorlog in gerommeld zonder uitzicht op humanitaire verbetering en maken we de boel weer veel erger dan dat we iets oplossen.  Minister Rutte: Ik maak twee kanttekeningen bij de opmerking van de heer Roemer. Ten eerste is mijn indruk dat de Amerikaanse president ook na dat verhaal over grondtroepen zijn standpunt nog weer eens heeft herhaald dat daarvan wat hem betreft geen sprake van is. Ik verwijs naar mijn antwoord op de interruptie van de heer Van Ojik. Uiteindelijk zal het kabinet natuurlijk een appreciatie geven van het hele beeld, nadat wij gekomen zijn tot besluitvorming. Ten tweede, ik heb niet de indruk dat Kamer en kabinet hebben gezegd: we hebben allemaal zin om daar militair te gaan bijdragen. Volgens mij heeft het debat vorige week ertoe geleid dat de Kamer in grote meerderheid en het kabinet hebben gezegd, dat we die bijdrage niet uitsluiten. Dat is volgens mij de conclusie van het debat zoals ik dat gevolgd heb.  De heer Roemer (SP): Dat kan formeel de conclusie zijn, maar de indruk is totaal anders. Zowel het kabinet als een meerderheid van de Kamer staat bijna te springen om mee te doen aan deze oorlog. Een andere reden waarom ik het zo fel zeg, is de volgende. Ik weet dat het heel moeilijk is, maar de minister van Buitenlandse Zaken heeft zelf erkend dat, al zou je nu een aantal maatregelen kunnen nemen om ISIS uit Irak te verdrijven, ISIS zich dan verspreidt naar Syrië. Wil je ISIS daadwerkelijk uitschakelen, zoals wordt gezegd, dan moet je de grens over. Dan zie je meteen dat dat onmogelijk is zonder de VN, zonder een mandaat. De premier begon er zelf ook over. Wij beginnen dus aan een traject van een paar jaar waarvan wij weten dat het op deze manier, op z'n zachtst gezegd, knap moeilijk wordt, maar waardoor wij waarschijnlijk meer ellende achterlaten dan wij met elkaar zouden willen oplossen. Ik snap de emotionele gedachte, maar de feiten uit het verleden mogen wij toch niet onbenut laten?  Minister Rutte: Ik herken mij niet in het beeld dat wij allemaal enthousiast zijn en dat iedereen met een geladen pistool naar Irak aan het rennen is. Een groot deel van de Kamer en de regering hebben gezegd: wij zijn bereid die optie in ieder geval niet uit te sluiten; wij wachten nu verdere voorstellen van het kabinet af. Het kabinet overlegt in het kader van de internationale coalitie over politieke, humanitaire en ook militaire kanten van deze zaak. Wij zijn ook aangesloten op het militaire planningsspoor, maar wij hebben geen besluiten genomen. Wij bekijken of wij een bijdrage kunnen leveren in de context van het geheel. Een van de vraagstukken is inderdaad het volkenrechtelijk mandaat in Syrië. Daar moeten wij goed met elkaar naar kijken. Het kan betekenen dat je je misschien beperkt tot het Irakese deel van ISIS. Het kan ook betekenen dat er wel een volkenrechtelijk mandaat mogelijk is. Dat zullen wij allemaal aan de Kamer melden als wij tot besluitvorming zijn gekomen. Het verschil tussen mij en de heer Roemer is het volgende. Ik denk dat hij en ik het eens zijn over de bedreiging van ISIS, maar tegen die achtergrond vind ik dat het gek zou zijn als Nederland als lid van de wereldgemeenschap, beschikkend over een uitstekend uitgeruste krijgsmacht, goede diplomaten en een uitstekend ontwikkelde ontwikkelingssamenwerkingssector, niet bereid is om in ieder geval serieus te bekijken wat onze bijdrage zou kunnen zijn en als wij dat op voorhand uitsluiten, aangezien het zo'n grote bedreiging is, ook voor ons hier. ISIS is niet alleen een bedreiging voor de regio, maar ook een potentiële bedreiging voor onze manier van leven hier in Nederland. Dat is de reden waarom het kabinet hier serieus naar kijkt.  De heer Roemer (SP): Zeker, maar dat zeiden wij bij de taliban en Al Qaida ook. Als wij zien wat daar dertien en tien jaar geleden gestart is en hoe die landen er nu voor staan, dan moeten wij toch erkennen dat de boel daar, op z'n zachtst gezegd, niet beter op geworden is? Met die wetenschap en de moeilijkheid dat je niet van buitenaf met massief geweld een democratie kunt afdwingen die wij misschien graag zouden zien, moeten wij veel voorzichtiger zijn en niet enthousiast achter massief militair ingrijpen gaan staan, zoals ik daar misschien hier wat minder over hoor spreken maar zeker wel vanuit Amerika. Ben daar beducht op. Doe daar niet aan mee.  Minister Rutte: Ik wil best een eind meegaan in de redenering van de heer Roemer, in die zin dat bijvoorbeeld in Afghanistan niet alle politieke en strategische doelen van de coalitie van zo'n 50 landen, alle NAVO-landen en nog eens ruim 20 andere landen die daar een bijdrage leveren, behaald zijn. Maar ik ga niet zo ver om te zeggen dat het daarmee mislukt is en wel om twee redenen. Laat ik twee feiten noemen. Ten eerste was het begin deze eeuw mogelijk vanuit Afghanistan te organiseren dat vliegtuigen gebouwen in vlogen in de westerse wereld. Dat zou ook ons land hebben kunnen raken. Het vermogen van Al Qaida en de groepen daar die bereid zijn om tot dit type activiteiten over te gaan, is nu aanmerkelijke schade toegebracht. Ten tweede, terwijl er begin deze eeuw geen meisjes naar school gingen in Afghanistan, gaan nu miljoenen meisjes naar school. Dat is een heel ander feit. Dus dat land is zich aan het ontwikkelen, maar ik wil best een stuk meegaan met de heer Roemer. Je moet bescheiden zijn in je doelstelling als het gaat om nation building. Het lijkt niet altijd te lukken, maar ik ben het er niet mee eens als Afghanistan wordt afgeschoven alsof dat mislukt is. Ik verwijs naar de twee feiten die ik net noemde.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wij zijn allemaal geschokt door de verschrikkingen die in Irak en Syrië plaatsvinden. Laat daarover geen misverstand bestaan. Ook de Partij voor de Dieren vindt dat humanitaire hulp noodzakelijk is. Ik herken de aarzelingen die de heer Pechtold schetst niet. Ik zie namelijk een behoorlijk grote gretigheid, met als reden dat men internationaal gezien wil worden. Dat lijkt me een verkeerd uitgangspunt. Natuurlijk moet worden gekeken naar het verkrijgen van een volkenrechtelijk mandaat voor een dergelijke actie, maar ik zie zelfs niet het begin van een analyse van dit kabinet van wie precies onze vrienden en wie onze vijanden zijn. Welke landen staan er dubbel in? We hebben bij het leveren van wapens aan Libië en Afghanistan gezien dat die wapens inmiddels in handen zijn gekomen van strijdende partijen die we niet onze bondgenoten kunnen noemen. Als wij militair gaan ingrijpen of als wij wapens gaan leveren aan mensen in Irak, welk risico lopen we dan? Moeten we daar niet eerst een analyse van maken om precies te weten of er geen andere middelen zijn om deze terreurdaden te bestrijden?  Minister Rutte: Ik heb al toegezegd dat we, als het kabinet tot besluitvorming komt over een Nederlandse bijdrage langs de verschillende sporen, waarbij we niets op voorhand uitsluiten, natuurlijk een analyse zullen geven van het plan, de samenstelling van de coalitie, de risico's en het volkenrechtelijk mandaat. Daar mag de Kamer op rekenen. Als er een militaire bijdrage komt, zal er een artikel 100-brief zijn. Als die er niet komt, zullen we de Kamer nog steeds uitvoerig informeren. Maar ik zou het onverstandig vinden om, gelet op de fouten die in het verleden zijn gemaakt, waardoor dingen niet helemaal gelukt zijn, nu op voorhand te zeggen dat we nu niet mee doen, terwijl er een grote bedreiging is, ook voor onze wijze van leven in Nederland.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wat ik mis in de analyse van de minister-president is dat hij erkent dat er grote gevaren zijn aan het leveren van wapens aan Koerden die wellicht verbonden zijn met PKK, dat nog steeds op de lijst van terroristische organisaties staat. Ik mis een analyse van de risico's die wij opzoeken bij deze missie.  Minister Rutte: Aan het bestrijden van ISIS door een internationale coalitie zijn tal van gevaren en risico's. De afweging die het kabinet ten fundamentele maakt om nu te zeggen dat we niet meedoen, is een nog veel groter risico, want daarmee schaden wij de internationale consensus en nemen we potentiële grote risico's voor ons eigen land. Want ISIS is niet alleen bedreiging voor de regio, het is ook een bedreiging voor Nederland en voor andere landen in het Westen en in de Arabische wereld. Dat is mijn basisuitgangspositie. Verder deel ik de zorgen van mevrouw Thieme op tal van punten, waarop wij zo goed mogelijk zullen reageren. Maar ik geef één winstwaarschuwing: dit zal nooit makkelijk zijn. Je zult het nooit precies kunnen knippen, je zult nooit de volledige antwoorden kunnen geven, er zal altijd sprake zijn van een zekere mate van risico. Dat is onvermijdelijk bij het bestrijden van dit type grote internationale bedreigingen voor Nederland.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik was deze zomer diep onder de indruk van de wijze, waarop het kabinet heeft gereageerd op de MH17-ramp. Dat was echt heel erg goed en adequaat. Maar ik vond daarmee in schril contrast de wijze, waarop het kabinet deze zomer reageerde op de enorm snelle en dramatische ontwikkelingen die zich in Noord-Irak voordeden. Tot en met spoed-Kamervragen op zaterdagavond aan toe waren nodig om het kabinet toch wat in beweging te krijgen, ook humanitair. Vanwaar die aarzeling deze zomer? Ik heb dat eigenlijk nog steeds niet begrepen.  Minister Rutte: Ik kan dat beeld niet plaatsen. Frans Timmermans, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en ikzelf hebben ons daarover deze zomer vanzelfsprekend gebogen en daarop actie ondernomen, bijvoorbeeld waar het gaat om de positie van christenen in de Arabische regio en om allerlei andere vraagstukken.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan hebben we toch een wat ander beeld. We waren uiteindelijk wel blij dat er beweging kwam, dat er wat middelen kwamen, onder andere om het Rode Kruis te helpen, dat er wat materieel werd gestuurd en dat we transport zijn gaan regelen, maar het ging in eerste instantie echt heel erg aarzelend. Ik begrijp nu van de minister-president dat Nederland volledig is aangehaakt om met andere bondgenoten te kijken of we daar gezamenlijk iets kunnen doen. De minister-president gaf aan dat, als Nederland militair iets gaat doen, daarvoor een artikel 100-brief zal komen, conform de afspraken die daarover zijn gemaakt. Een van de afspraken is ook dat de Kamer op het moment dat dat onderzocht wordt, een notificatiebrief krijgt. Die hebben wij nog niet gezien. Kan ik daaruit afleiden dat er op dit moment dus ook nog niet bekeken wordt of Nederland militair zou kunnen bijdragen?  Minister Rutte: We hebben een brief gestuurd. Dat is feitelijk de notificatiebrief met de stand van zaken tot nu toe. Misschien hadden wij dat er nog een keer boven moeten schrijven. Nogmaals: als wij zouden komen tot een militaire bijdrage, dan volgt er vanzelfsprekend een artikel 100-brief.  De heer Slob (ChristenUnie): Volgens mij hebben we daar altijd heel duidelijke afspraken over. Ik begrijp echter dat wij de brief die de basis is geweest voor het debat van vorige week, als een soort notificatiebrief mogen zien.  Minister Rutte: Ja, als dat onduidelijk was, dan is dat bij dezen hersteld.  De heer Slob (ChristenUnie): Het lijkt mij wel handig om dat erbij te zetten, maar dat even terzijde.  Minister Rutte: Ja.  De heer Slob (ChristenUnie): De situatie is nog steeds zo dat zich daar grote problemen voordoen en dat mensen daar echt in nood zitten. Het moet zorgvuldig gebeuren. Ik ben het ook helemaal met de heer Van Ojik eens dat er een duidelijke strategie moet zijn die nooit alleen militair maar ook humanitair van aard moet zijn. Echter, we moeten niet langer wachten dan nodig is gezien de grote problemen die zich daar voordoen. Hoe schat de minister-president in dat die duidelijkheid er gaat komen, ook over de Nederlandse bijdrage in de samenwerking met onze bondgenoten?  Minister Rutte: Die inschatting houd ik voor mijzelf, omdat Nederland hierbij onderdeel is van een grotere coalitie. Als ik die inschatting zou delen, gaat dat een eigen feit worden. Wij doen het niet in ons eentje. We werken in die coalitie met tientallen landen samen. We doen het zo snel mogelijk.  De heer Van der Staaij heeft gevraagd naar de positie van christenen in de Arabische regio. Wij maken ons zorgen over christenen en joden maar ook over anderen in het Midden-Oosten. We hebben natuurlijk de verschrikkelijke beelden gezien in Noord-Irak van de yezidi's, die van huis en haard verdreven zijn door het geweld van ISIS. De situatie van kwetsbare minderheden, religieuze minderheden, in de Arabische wereld heeft dan ook onze grote aandacht. We werken via onze ambassades in landen als Egypte aan projecten ter bescherming van religieuze minderheden. Ook worden er via het Mensenrechtenfonds activiteiten gefinancierd op het terrein van training, capaciteitsopbouw en monitoring van godsdienstvrijheid in bijvoorbeeld Saudi-Arabië en Jemen. Nederland voert een dialoog over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging met landen waar deze vrijheden onder druk staan. Multilateraal, zowel in Europees verband als bijvoorbeeld via de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, spant Nederland zich in om aandacht te geven aan de positie van religieuze minderheden.  Ook is er gisteren veel gezegd over de veiligheidssituatie en hoe die op peil te brengen is.  De heer Van der Staaij (SGP): Wat de minister net zei over de inzet voor minderheden, voor joden en christenen in de Arabische landen, herken ik vanuit de debatten en dat waardeer ik ook. Tegelijk krijgen wij heel vaak, ook uit het Midden-Oosten, te horen dat men zich door het Westen in de steek gelaten voelt. Wij geven altijd het brave antwoord: we doen al dit en dat. Zou het niet een aandachtspunt kunnen zijn, ook voor ambassades in die landen, om meer kenbaar te maken: jullie worden niet in de steek gelaten; er wordt ook wat gedaan, al is het bescheiden wat we kunnen doen?  Minister Rutte: Er wordt dus gewerkt via de ambassades daar. Maar ik zeg toe dat we nog eens zullen bekijken, ook via het ambassadenetwerk, hoe we dat nog meer onder de aandacht kunnen brengen.  Er zijn verschillende vragen gesteld over de Defensiebegroting. Ik ben het ermee eens dat 100 miljoen bescheiden is. De ambitie is natuurlijk om in ieder geval een trendbreuk tot stand te brengen. Dat betekent dat de vijf partijen die steun geven aan deze begrotingsafspraken, in ieder geval hebben afgesproken de komende tijd niet te zullen bezuinigen op Defensie en te bekijken of het mogelijk is om extra te investeren in Defensie. Daar kunnen we nu geen harde toezeggingen over doen; dat zal helemaal afhangen van de ruimte die er is. Ik wijs er overigens op dat er ook vorig jaar, mede door toedoen van de begrotingsafspraken, extra geld naar Defensie is gegaan. Nogmaals: de ambitie is om dat verder uit te breiden en om ook in de AIVD en via de extra Defensie-inspanning in de MIVD te investeren, om ervoor te zorgen dat Nederland beter kan bijdragen aan de zorg voor de eigen veiligheid.  De heer Van der Staaij (SGP): Het woord "trendbreuk" ten aanzien van de versterking van Defensie vond ik belangrijk en mooi. Hoe voorkomen we nu dat als de opiniepeilingen weer anders zijn en de meerderheid voor extra investeringen in de krijgsmacht wegzakt, ook de politieke meerderheid wegzakt? Dat is in het verleden wel gebeurd. Hoe kunnen we dat vasthouden voor de toekomst?  Minister Rutte: Op dit punt zal het CDA bijspringen. Dat levert ons genoeg zetels op.  De heer Van der Staaij (SGP): Betekent dit dat de minister-president verwacht dat het CDA een zodanige grote groei zal doormaken dat een stevige inzet voor de krijgsmacht daardoor hoe dan ook gewaarborgd is?  Minister Rutte: Nee, maar zelfs als het CDA de groei krijgt die ik verwacht, is het nog groot genoeg om een eventuele andere electorale verdeling tussen de vijf partijen op dit specifieke dossier te compenseren. Ook het CDA heeft zich steeds uitgesproken voor extra investeren in defensie, dus ik heb daar vertrouwen in.  De heer Van der Staaij (SGP): Maar nu toch even serieus …  Minister Rutte: Dit is serieus. De heer Van der Staaij heeft mij gevraagd: wat doe je als deze vijf partijen in de Eerste Kamer geen meerderheid hebben? Dan is mijn verwachting dat de vijf partijen plus het CDA in ieder geval nog wel een meerderheid hebben in de Eerste Kamer. Ik verwacht overigens niet dat het gebeurt. Ik denk dat wij met zijn vijven een meerderheid halen volgend jaar. Honderd procent zekerheid heb echter je niet. Het hangt van de kiezer af. Die bepaalt dit. Ik heb daar veel vertrouwen in. Als dat echter niet gebeurt, dan verwacht ik — dat is echt een serieus antwoord en geen grapje — gegeven de opstelling van het CDA dat het CDA dan op dit punt zal helpen.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik doelde meer op de verdere toekomst en niet op de heel korte termijn. Ik verwacht ook wel dat deze uitgaven veiliggesteld zijn. Bij verkiezingen zijn er nog weleens wat verschuivingen geweest in de aflopen periodes. Ik verwacht dat dit zich in de toekomst ook wel zal doorzetten. Je ziet dan dat er soms te veel steun is en dat er op andere momenten weer makkelijk gegraaid wordt in die Defensiepot. We hebben in het verleden verkenningen gehad waarin mooi werd aangegeven dat we in een onzekere wereld op alles berekend moeten zijn. Die hielpen niet om de defensie-uitgaven op peil te houden. Hoe krijgen we dat nu wat toekomstvaster? Heeft het kabinet daar ook wat ideeën over?  Minister Rutte: U hebt allemaal de video vastgelegd van gisteren, neem ik aan. U hebt de heer Zijlstra en de heer Buma gehoord. Zij hebben gezegd wat zij vinden van eerdere posities van hun partijen op dit dossier. Dat ligt echt voor jaren vast. Ik kan me niet voorstellen dat die posities veranderen. En het zijn grote partijen, althans de VVD, dus ik denk dat dit goed zit.  De heer Pechtold (D66): Ik snap het punt van collega Van der Staaij wel. De heer Van der Staaij sprak over de toekomst. Mijn partij heeft graag meegewerkt om ervoor te zorgen dat de bezuinigingen van de afgelopen jaren van VVD en CDA op defensie nu gekeerd zijn. De vraag ging echter over de toekomst. Ik hoor de premier over de begrotingen hierna nu toch niet voorspellen dat hij verdere verhogingen al voorziet en al ziet vaststaan? Ik vind dat hij dan ook met dekking moet komen.  Minister Rutte: Nee. Ik spreek de politieke verwachting uit dat de opwaartse druk op de Defensiebegroting ook in volgende rondes aanwezig zal zijn, zonder een uitspraak te doen over de uitkomst van die opwaartse druk.  De heer Pechtold (D66): Ik kijk met een schuin oog naar de minister van Defensie. Als we dat in de Kamer zouden doen en als wij dat bijvoorbeeld in een motie zouden vastleggen, dan neem ik aan dat het kabinet gelijk zegt: dat gaan we niet doen, want dan gaat de Kamer vervolgens op het gebied van onderwijs en bij andere belangrijke zaken, ook die opwaartse druk op ons loslaten.  Minister Rutte: Als vijf partijen hebben wij het woord "trendbreuk" opgenomen in de begroting. Dat hebben wij vergezeld doen gaan van ruim 100 miljoen, naast de investering van 100 miljoen vorig jaar. Opgeteld is er dus inmiddels ruim 200 miljoen extra voor Defensie sinds de begroting voor 2014, die ook doorwerkt in de begroting voor 2015. Ik ben het geheel met de heer Pechtold eens: er is geen enkele zekerheid over de verdere oploop. Als hij om mijn politieke inschatting vraagt, als hij mij vraagt of mijn taxatie is dat er een opwaartse druk zal blijven op dat budget, dan zeg ik: geen idee. Dat zal echt afhangen van ruimte en nadere politieke besluitvorming.  Ik kom op de noodhulp. Een van de cris du coeur was: probeer niet als overheid alles zelf te doen, maar geef ook steun aan bestaande maatschappelijke organisaties die zich hiervoor al inzetten en in het gebied goed bekend zijn. Gevraagd werd of het kabinet hier werk van wil maken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kijkt voor de besteding van de noodhulpfondsen naar kanalen als de VN en het Rode Kruis. Waar het efficiënt is, wordt ook gekeken naar besteding via maatschappelijke organisaties waarmee regulier wordt samengewerkt. De Kamer zal door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op korte termijn worden geïnformeerd over de besteding van de extra gelden voor noodhulp.  Tot slot bij dit onderwerp, "internationaal", was er nog een vraag over gebrek aan voedsel, water en andere essentiële natuurlijke hulpbronnen als een bron van conflict, waarbij werd opgemerkt dat die schaarste in de toekomst alleen maar zal toenemen. Het kabinet is zich daarvan bewust. Er is schaarste aan natuurlijke hulpbronnen, zoals fossiele brandstoffen en water. Rapporten tonen aan dat een dergelijke schaarste de kans op conflicten groter maakt. Daarover is internationaal gezien overigens weinig verschil te merken. De uitdaging is om te komen tot een geleidelijke overgang naar meer hernieuwbare energie, innovatie en een efficiënter gebruik, zodat de omvang van de fossiele brandstoffen in de energiemix geleidelijk aan kan afnemen. Nederland draagt daar internationaal aan bij. Wij zijn een mondiale leider op het vlak van alles wat te maken heeft met de landbouw- en voedselsector, zoals ik eerder vandaag al noemde. Dat geldt ook op het gebied van het waterbeheer. Volgende week vrijdag ga ik in New York, als ik daar toch ben voor de klimaattop en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, kijken bij de Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van toekomstige "Sandy's". Wij leveren daar wereldwijd een enorme bijdrage aan. Die kennis zullen wij internationaal blijven aanwenden.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is goed om stil te staan bij de rol van Nederland en bij de effecten van met name onze handelspolitiek, onze voedselvoorziening en onze productie op andere landen. Met name als je kijkt naar hoe we grondstoffen weghalen uit ontwikkelingslanden of landen met opkomende economieën, dan zie je dat we een grote verantwoordelijkheid dragen voor erosie en het verdwijnen van zoet water en biodiversiteit. We hebben daar een grote rol in te spelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangegeven het een slechte zaak te vinden dat dit kabinet niet verder kijkt dan 2020 aangaande het klimaatbeleid en hoe we tot een verduurzaming komen van onze samenleving, zodat er ook minder effect is op de rest van de wereld. Ik verzoek het kabinet om die opmerkingen van het Planbureau van de Leefomgeving ter harte te nemen en te komen met een langetermijnvisie op de vraag hoe wij ervoor zorgen dat onze rol alleen maar constructief is in plaats van destructief, wat op dit moment het geval is.  Minister Rutte: Laat ik mijn opvatting naast dit beeld leggen. Nederland is internationaal zeer actief op dit terrein. Wij zien de noodzaak om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te doen afnemen, niet alleen vanwege klimaatredenen maar ook omdat ze opraken en ze vaak uit gebieden komen — ik kom daar later over te spreken bij het onderwerp energievoorziening — waarvan de internationale leveringsbetrouwbaarheid en de achterliggende politieke systemen niet altijd onze goedkeuring kunnen wegdragen. We zijn daarvoor dus zeer gemotiveerd. Dat uit zich in allerlei zaken: onze bijdrage aan de Europese Unie, de afspraken die we maken over de doelen voor 2030, en het energieakkoord dat in Nederland is gesloten voor een verlaging van allerlei waarden. Nederland is daar zeer actief in en haalt daar ook, zoals ook blijkt uit het energieakkoord, economische groei uit. Het leidt weer tot meer banen en meer mogelijkheden.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het megalomane exportdenken van dit kabinet en het inzetten op nog meer export staat haaks op de mooie woorden die dit kabinet spreekt over een circulaire economie en het zorgen voor een minder grote voetafdruk, een die niet ten koste gaat van andere werelddelen. Denk daarbij aan de handelsmissies met als boegbeeld de koning en de koningin in Brazilië, in China, in de Oekraïne — nu dan niet meer — om daar te proberen Nederlandse producten aan de man te brengen, met name dierlijke producten, en wat een enorm effect dat heeft op het klimaat en het milieu. Ik vraag om een visie op hoe we ervoor kunnen zorgen dat we niet meer land en grondstof gebruiken dan we zelf nodig hebben en dat het niet ten koste gaat van andere landen, waardoor er conflicten ontstaan.  Minister Rutte: Nederland heeft natuurlijk een aantal belangrijke doelstellingen in het kabinet. Wij moeten ervoor zorgen dat er banen zijn in Nederland, dat de economie groeit, dat er kansen zijn voor ons bedrijfsleven, en dat we grote, internationale uitdagingen op het terrein van water, voedsel en het klimaat meehelpen het hoofd te bieden. Dan is het geen enkele schande als we daar ook geld mee verdienen. Dat hoort bij Nederland. Dus dan helpen we, én we verdienen er geld mee. Dat is een van de redenen waarom we die handelsmissies organiseren: voor banen hier. Als we dat niet zouden doen, dan zou mevrouw Thieme zeggen dat de werkloosheid te hoog is. En dan had ze nog gelijk ook; dan zouden we te weinig doen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is duidelijk dat de minister-president denkt dat als we maar inzetten op groei, je dan duurzame banen krijgt, terwijl het tegenovergestelde het geval is. Wij zijn bezig met het uitputten van de aarde door te denken dat we maar door kunnen blijven produceren onder het mom van "de wereld voeden". Maar wij kunnen niet de melkboer en de slager van de wereld zijn. Daarvoor is ons land te klein en daarvoor kost het te veel aan grondstoffen. Het is jammer dat de minister-president de adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving niet ter harte lijkt te nemen, maar ik wil hem toch nog graag vragen om daar eens goed naar te kijken.  Minister Rutte: Die adviezen lees ik altijd. Het Planbureau voor de Leefomgeving is ook lid van een van de ministeriële onderraden. De voorzitter van het planbureau neemt er heel actief aan deel. Wij weten dat er een miljard monden extra te voeden zijn de komende jaren, maar ik pleit er ook niet voor dat wij al dat voedsel voor die miljard monden hier in Nederland gaan produceren. Waar ik voor pleit, is dat wij onze kennis over landbouw, ook over milieuvriendelijke landbouw, en over innovaties wereldwijd inzetten om dit vraagstuk te helpen oplossen. Daarom refereerde ik voor de pauze aan Wageningen en de kracht van de universiteit daar. Maar ik refereer ook aan de hogescholen in Nederland die wereldwijd actief zijn, van China tot en met Zuid-Amerika tot en met Oost-Europa, om bij te dragen aan het oplossen van deze vraagstukken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb gisteren in mijn eerste termijn betoogd dat het verstandig is, naar mijn smaak, om de verschillende sporen van onze buitenlandpolitiek in onderlinge samenhang met elkaar te bezien. Er gaat meer geld naar defensie. Er gaat meer geld naar ontwikkelingssamenwerking, eenmalig weliswaar, maar toch. Het stiefkindje is de diplomatie, het diplomatieke spoor. Daar is de afgelopen jaren veel op bezuinigd. Er zijn honderden mensen minder op onze ambassades. Zou het een idee zijn om er ook op dat punt, dat derde spoor van de diplomatie, een tandje bij te zetten?  Minister Rutte: Het is zonder meer waar dat, waar we bezuinigen, ook Buitenlandse Zaken daar niet helemaal van wegkomt en daar ook mee te maken heeft. Daar heeft de heer Van Ojik gelijk in. Tegelijkertijd geldt dat natuurlijk voor de hele rijksbegroting. Het geldt voor de grote kaders, zoals zorg en gezondheidszorg en sociale zekerheid, maar het geldt ook voor de rest van de rijksbegroting. Dat geldt dus ook voor Buitenlandse Zaken. Daar moeten keuzes gemaakt worden. Die heeft Frans Timmermans, de minister van Buitenlandse Zaken, met zijn team gemaakt, samen met de minister voor Buitenlandse Handel en OS. Zijn ze altijd helemaal gelukkig? Hadden ze misschien niet meer willen hebben? Ja, ze hadden graag meer willen hebben. Maar dat geldt eigenlijk voor al mijn collega's in het kabinet. Je moet altijd keuzes maken. Ik denk dat we op dit moment een goed evenwicht hebben gevonden tussen onder meer diplomatie, handel en bevordering van mensenrechten en dat wij met onze buitenlandse dienst daartoe uitstekend in staat zijn.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik de begroting van minister Timmermans lees, valt nog maar te bezien of we daar uitstekend toe in staat zijn. Ik citeer de minister van Buitenlandse Zaken in zijn begroting: Nederland moet vaker "nee verkopen", omdat door bezuinigingen "de capaciteit van het ministerie om op mondiale ontwikkelingen en crises te reageren tot een minimum is gedaald". Dat zeg ik niet. Dat zegt de minister. Onze capaciteit om op mondiale crises te reageren is tot een minimum gedaald, door de bezuinigingen. Als we nou een trendbreuk willen op het gebied van defensie en als we zeggen dat we meer gaan doen aan noodhulp en aan de opvang van asielzoekers — en dat is nodig en goed, zoals ik al eerder heb gezegd — maar als onze capaciteiten om op mondiale crises te reageren tegelijkertijd tot een minimum zijn gedaald, dan ontbreekt er toch iets in die balans? En dan moeten we toch juist ook concluderen dat we, als het ook maar enigszins mogelijk is, er op het gebied van diplomatie ook een tandje moeten bijzetten en we dus ook wat extra geld moeten vinden, zoals we dat ook gevonden hebben voor andere zaken.  Minister Rutte: Ja, ik zei het al en het klinkt ook uit dat citaat. Als je fors bezuinigt op allerlei terreinen, dan leidt dat tot pijnlijke keuzes, ook op het terrein van Buitenlandse Zaken. Toch meen ik, zoals ook spreekt uit het citaat, dat we op het minimum zitten. We zijn dus niet door de bodem gezakt, maar dit is wel het minimum. We zijn ook niet van plan om er verder op te bezuinigen. Ik denk dat de bewindslieden van Buitenlandse Zaken erin geslaagd zijn om een balans te vinden tussen alle belangen die er zijn. Op de vraag of zij graag een ruimer budget zouden hebben, is het antwoord vanzelfsprekend ja, maar dat geldt eerlijk gezegd voor praktisch iedereen die hier achter mij zit.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik geloof zeker dat dit voor praktisch iedereen geldt. Dat is een van de redenen waarom GroenLinks zich tegen heel veel van die bezuinigingen heeft verzet. De minister van Buitenlandse Zaken schrijft dat onze capaciteit om te reageren tot een minimum is gedaald. De minister-president zegt dan dat we nog niet door de bodem zijn gezakt. Dat is dan het goede nieuws. In het licht van de grote uitdagingen die de minister-president heeft geschetst, is een capaciteit die tot het minimum is gedaald, toch niet waar we de komende jaren de oorlog mee gaan winnen, om het zo maar te zeggen?  Minister Rutte: Er is in ieder geval voldoende capaciteit om te doen wat nodig is, na zeer scherpe keuzes, waarbij ook posten moesten worden gesloten. Er is geherprioriteerd binnen het budget. Dat is gelukt. Ik meen dat er nu een buitenlandse dienst staat die met deze begroting in staat is om de taken te vervullen, maar het is zeker geen vetpot.  Voorzitter. Het volgende onderwerp is de rechtsstaat. Nederland is een democratische rechtsstaat. Vrijheid van meningsuiting is hier een onbetwist recht. Maar onze rechtsstaat stelt ook duidelijke grenzen. Als die overschreden worden, dan zal de Staat die grenzen vastberaden bewaken. Met andere woorden, we zullen alle middelen van de rechtsstaat gebruiken om de rechtsstaat overeind te houden. Dat is onze boodschap aan de overgrote meerderheid van mensen in Nederland die bereid is om een goedwillende bijdrage te leveren. Dat is ook onze boodschap aan al diegenen die op basis van angst, haat en geweld een systeem willen vestigen dat haaks staat op onze rechtsstaat en op onze beschaving. Tegen hen zetten we alle zichtbare, en overigens ook niet-zichtbare maatregelen in. Bruut geweld en radicalisme zullen in dit land nooit overwinnen.  We denken in dit land niet in groepen maar in mensen. Nu de spanningen in de wereld ook onze straten bereiken, is het van groot belang dat alle mensen die van goede wil zijn, laten zien waar zij staan. Daarom zijn ook de signalen uit de moslimgemeenschap, die zich in felle bewoordingen afzet tegen het gedachtegoed van groeperingen als ISIS, zo belangrijk. Net als een aantal woordvoerders zeg ik dat we de rechtsstaat compromisloos moeten verdedigen.  De heer Samsom daagde mij uit gisteren over de heer Wilders, en ik moet hem gelijk geven. Ik vond en ik vind zijn verhaal over de antishariaverklaring een stuk rood vlees dat eigenlijk geen commentaar rechtvaardigt. Het is een negatieve verklaring, die elke grond mist, die een groep Nederlanders onder verdenking plaatst, op grond van hun godsdienst, en die polariseert. Wij zijn tegen polarisatie en voor integratie.  Er was gisteren in het debat ook een ander moment waarop de heer Wilders wat mij betreft over de schreef ging. Dat was toen hij sprak over het Marokkanenprobleem. Ik moest denken aan vrienden van mij, Marokkaans, moslim, die mogelijk ook naar het debat hebben gekeken en daar zagen dat de voorman van in de peilingen de tweede en soms de grootste partij van Nederland het heeft over het Marokkanenprobleem. Ik dacht: wat gaat er nu door het hoofd van die vrienden van mij?  Ik heb niet de kans gehad om de heer Wilders in een debat te treffen na zijn uitspraak over minder, minder, minder Marokkanen, op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen. Ik dacht terug aan een gesprek dat ik met de minister van Sociale Zaken had met de Marokkaanse gemeenschap, kort daarna, over de impact die dit heeft op kinderen uit die gemeenschap. Dit soort uitspraken is vrijheid van meningsuiting. De heer Wilders heeft het volste recht om ze te doen. Ze dragen niet bij aan een oplossing van de problemen. Laat ik dan hier gezegd hebben dat ik in een land wil wonen waar iedereen die een positieve bijdrage wil leveren, een veilig thuis weet, of hij nu Marokkaan van achtergrond is of Turk — de meesten zijn inmiddels allemaal Nederlands, want tweede of derde generatie — of hij nu christen, jood, moslim of humanist is, en waar de rechtsstaat voor al deze mensen geldt. Het zou ook mooi zijn als we dit met zijn allen konden uitdragen, als complete Tweede Kamer.  (Geroffel op de bankjes)  De voorzitter: De heer Buma stond eerder aan de interruptiemicrofoon, maar de heer Wilders werd zo rechtstreeks aangesproken dat ik denk dat het gerechtvaardigd is dat ik hem als eerste het woord geef.  De heer Wilders (PVV): We hebben in Nederland een cultuur van haat en geweld geïmporteerd, een cultuur die ertoe heeft geleid dat we in vele steden van ons land moslimenclaves hebben, zoals in de Schilderswijk. Die cultuur maakt Nederland onveiliger, niet alleen vanwege al die jihadisten die naar Syrië en Irak gaan en helaas ook weer terugkomen, maar ook door de gewone criminaliteit. Ik zei het gisteren al: kijk eens naar Opsporing Verzocht. Degene die na een week naar Opsporing Verzocht te hebben gekeken, zegt dat we geen Marokkanenprobleem hebben, snapt er helemaal niets van. Ik houd staande dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort en dat we Nederland moeten de-islamiseren. Dat betekent dat we onze grenzen moeten sluiten — ja, inderdaad! — voor mensen uit islamitische landen en dat we moslims in Nederland die de islamitische regels — lees: de sharia — belangrijker vinden dan onze nationale wetten, kleur moeten laten bekennen. Als ze niet voor onze wetten kiezen, hebben ze geen plaats in Nederland. Dat zijn niet alle moslims; zeker niet. Het zijn wel moslims die onze wetten dus onbelangrijk vinden. Zij en criminelen zouden ons land moeten verlaten. Door die keuze niet te maken, maak niet ik, maar maakt de minister-president Nederland kapot.  Minister Rutte: We hebben vaak gedebatteerd over de politieke correctheid dat je niet zou mogen benoemen dat sommige bevolkingsgroepen oververtegenwoordigd zijn in probleemstatistieken. Die politieke correctheid helpt niet om het probleem op te lossen. Het over-, over-, overgrote deel van Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond, een Turkse achtergrond, een algemeen-islamitische achtergrond is echter bezig om op een positieve manier een plek te veroveren in ons land. Ik spreek vaak jongeren die worden gediscrimineerd omdat ze Mohammed of Fatima heten. Dan zeg ik: "Ja, dat vind ik ook verschrikkelijk en ook heel dom. Ik kan proberen om nog een wet daartegen aan te nemen, maar daarmee los ik het niet op. Het is een feit dat als je als groep van buiten komt en je invecht in een samenleving, er helaas bij groepen in die samenleving sprake is van discriminatie. Maar geef niet op! Misschien moet je twee keer zo vaak solliciteren, maar uiteindelijk kun je met een Marokkaanse achtergrond ook burgemeester van Rotterdam worden en zelfs voor een tweede periode worden benoemd. Dat is Nederland." Bij elk land hoort dat groepen die van buiten komen, te maken hebben met deze fenomenen van discriminatie, hoe slecht ze ook zijn en hoezeer we er met elkaar ook tegen vechten. Wat de heer Wilders doet, is feitelijk zeggen "u hebt dat geloof", "u komt uit die groep" en "het Marokkanenprobleem". Kijk, woorden hebben een betekenis. Ik laat het verder aan de heer Wilders. Hij mag zijn eigen woorden kiezen, er is vrijheid van meningsuiting, maar ik mag dan ook mijn woorden kiezen. Ik denk dat hij hiermee geen bijdrage levert aan het sterker maken van de samenleving, maar een bijdrage levert aan het zwakker maken van de samenleving. Dat vind ik zonde. Als wij hier met een breder draagvlak zouden kunnen werken aan een sterke samenleving, zou mij dat namelijk heel veel waard zijn.  De heer Wilders (PVV): Weet u wat ik zonde vind? Dat ik lege straten zie in Nederland, op de burgemeester van Rotterdam en een enkeling uit de moslimgemeenschap na. Ik had de straten eigenlijk vol willen zien met demonstranten die zeiden "dit is niet mijn islam". Ik zie ze niet; nergens op de wereld. Wat ik wel zie, overal ter wereld en ook in ons eigen land, zijn mensen met ISIS-vlaggen die ons land onveilig maken. Het had de minister-president gesierd als hij niet mij de les had gelezen, maar al die mensen had veroordeeld die op 9/11 begrip voor die aanslag zeiden te hebben. Ook een meerderheid van de moslims in Nederland zei dat. Hij had die driekwart moeten veroordelen die begrip hebben voor de mensen die in Syrië gaan strijden. Mensen die de Nederlandse wet minder belangrijk vinden dan de islamitische regels, de sharia, had hij moeten veroordelen in plaats van de PVV.  Mijnheer de minister-president, niet ik maar u staat aan de verkeerde kant van de streep. U hebt Nederland al voor de helft weggegeven. Met deze houding zorgt u ervoor dat we ons hele land kwijtraken en zolang ik leef, zal ik me daartegen verzetten.  Minister Rutte: Als de heer Wilders zegt dat we moeten strijden tegen radicalisme en intolerantie, ook als die door het geloof is geïnspireerd, dan zijn we het natuurlijk met elkaar eens.  Ik ga nog even terug naar die ochtend dat ik samen met de minister van Sociale Zaken in het Torentje een aantal vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap ontving. Wij spraken toen met iemand uit de krijgsmacht, ondernemers en iemand uit de wereld van de moskeeën. Het waren allemaal mensen die een positieve bijdrage aan het land leveren. Ik zag toen met eigen ogen welke impact het heeft als de heer Wilders in zijn café staat en als voorman van een grote politieke beweging zegt: er moeten in het land minder Marokkanen zijn. "Minder, minder, minder" is letterlijk wat de heer Wilders daar zei en de impact daarvan was gigantisch.  Ik heb respect voor de heer Wilders als politiek leider van zijn beweging, hoezeer we het ook op dit punt verschrikkelijk met elkaar oneens zijn, maar hij kan nog niet in de schaduw staan van die Marokkaanse mijnheer in mijn kantoor die bij de krijgsmacht werkt, van die man die actief is in zijn moskee, van die jongerenwerker en van die ondernemer. Dat zijn allemaal mensen die gewoon een bijdrage willen leveren aan ons land en ik heb voor die mensen een oneindig groot respect. Ik zou willen dat we met zijn allen die mensen steunen.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Samsom (PvdA): Ik bedank de premier voor zijn woorden. Ik heb hem gisteren inderdaad uitgedaagd om deze stelling in te nemen, want het is precies als de premier zegt: woorden hebben hun betekenis. Ik heb de premier de afgelopen jaren leren kennen als iemand die het af en toe snel van zijn schouders laat glijden door te zeggen: ach, het is een rood stuk vlees en daar gaan we niet op reageren. Maar woorden hebben hun betekenis! Als de haatpredikers tot in dit parlement — gisteren hier op het spreekgestoelte! — hun haatzaaiende teksten kunnen uiten, wil ik dat we een premier hebben die daartegen opstaat. Ik wil dat niet omdat hij de premier is van een coalitie waar de Partij van de Arbeid in zit, maar omdat hij een premier is van alle Nederlanders, inclusief die grote groep Nederlanders met een andere religie en een andere afkomst dan het christendom en Nederland. Ik ben blij dat ik zojuist een premier heb gezien die dat doet. Ik moedig hem aan: houd dat vol!  De voorzitter: Ik wilde nu het woord geven aan de heer Buma omdat ik hem zojuist heb gepasseerd, maar ik zie aan zijn gezicht dat hij zijn beurt voorbij laat gaan.  Minister Rutte: Voorzitter. Over dit onderwerp zijn nog een paar vragen gesteld, bijvoorbeeld de vraag hoe we beleidsmatig omgaan met de radicalisering van mensen in Nederland. De heer Roemer vroeg terecht aandacht voor de nieuwe dynamiek van radicalisering en extremisme in Nederland. De toenemende zorg over jihadisme was de aanleiding voor het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme waarover de Kamer twee weken geleden uitgebreid heeft gesproken.  Via de integratieagenda wordt verder gewerkt aan het versterken van onze rechtsstaat en het wegnemen van belemmeringen voor participatie. De minister heeft in het plenaire debat over de aanpak van het jihadisme gemeld dat hij half november komt met een voortgangsbrief over de uitvoering van die agenda. De radicalisering wordt aangepakt via een persoonsgerichte benadering en met volle inzet op de wijken en de scholen waar het risico op radicalisering het grootst is. We kiezen voor scherpe handhaving van de rechtsstaat waar dat nodig is, maar ook voor het smeden van een gezamenlijke alliantie tegen radicalisering en haat in onze samenleving.  De heer Roemer (SP): Ik heb die discussie inderdaad gevoerd. Ik hoopt dat het een iets uitgebreidere planmatige aanpak zou worden, maar ik wacht af wat er in de brief komt te staan, want daar gaat het uiteindelijk om. Ik mis hier wel het hoofdstuk segregatie. Wat vindt de premier van segregatie en hoe gaan wij die bestrijden? Is dit voor de premier überhaupt een issue?  Minister Rutte: Dat maakt hiervan allemaal onderdeel uit. Het is van belang dat bevolkingsgroepen zo veel mogelijk met elkaar verkeren. De mate waarin de overheid dat kan bevorderen, is echter beperkt.  De heer Roemer (SP): Dat valt te bezien. De overheid kan zeker stimulerende maatregelen nemen en daartoe kunnen ook woningcorporaties en gemeenten gestimuleerd worden. Je kunt daarin een actieve, informerende rol spelen. Je kunt begeleiden en je kunt er heel veel aan doen, maar is het een issue voor de premier?  Minister Rutte: Het is onderdeel van onze hele aanpak, maar ik ben een beetje voorzichtig met het wekken van de indruk dat wij vanuit de politiek alle problemen kunnen wegnemen. Het instrumentarium dat je daarvoor nodig hebt, is diep ingrijpend, ook in de sociale arrangementen van de samenleving. Daarin maken mensen ook hun eigen keuzes.  De heer Roemer (SP): Zeker, maar wij hebben gemerkt dat je, als je het niet doet, heel eenzijdig samengestelde wijken krijgt met een bovengemiddeld aantal kansen op vele vormen van problemen: niet alleen criminaliteit, maar ook minder kansen, integratieproblemen en werkloosheidsproblemen. Dat zijn allemaal redenen om naar een zo divers mogelijke wijk te willen werken, om integratie en kansen voor jongeren te bevorderen. Dat heet gewoon "segregatie aanpakken". Ik snap niet dat de premier daarvoor wil weglopen en zich verschuilt achter de stelling dat wij dit niet allemaal vanuit de overheid kunnen doen. Wij kunnen best veel. Wij kunnen het laten gebeuren, maar wij kunnen hiervan ook een issue maken met partners in de samenleving, inclusief gemeentes en woningcorporaties. Het verandert niet van vandaag op morgen, maar wij kunnen hiervan de komende jaren een speerpunt maken waaraan wij echt gaan werken.  Minister Rutte: Wat mij betreft is het speerpunt nu het tegengaan van radicalisering, het tegengaan van jihadisme en het handhaven van de rechtsstaat. Segregatie is daarbij vanzelfsprekend een onderwerp.  Er is ook een vraag gesteld over de beveiliging van joodse instellingen. De minister van Veiligheid en Justitie heeft, zoals tijdens een algemeen overleg op 19 juni is toegezegd, overleg gevoerd met de joodse instellingen en de burgemeesters over de beveiliging van joodse instellingen. De minister van V J stelt voor om voor de kosten van de beveiliging voor de komende vier jaar een bedrag ter beschikking te stellen van in ieder geval 1,5 miljoen euro. Ook gemeenten leveren een bijdrage aan de structurele maatregelen. Uiteraard wordt de betrokken politie-inzet niet doorberekend. Ondanks deze rijksbijdrage blijft de beveiliging van joodse instellingen een lokale verantwoordelijkheid. Het is steeds de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid die het lokale bestuur in dezen adviseert. De minister van Veiligheid en Justitie zal de Kamer conform zijn toezegging eind deze maand uitvoeriger informeren over de nieuwe afspraken over de beveiliging van joodse instellingen en de bijbehorende kostenverdeelsleutel.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is goed nieuws dat er nu ook een bedrag bekend is. Ik kan niet helemaal overzien of dit ook afdoende is. In de huidige verhoudingen ligt 5% van de kosten bij de gemeenten, terwijl 95% van de kosten bij de joodse gemeenschap ligt. Ik weet niet hoe die verhoudingen straks komen te liggen. Is dit een bedrag dat met de joodse gemeenschap is afgesproken? Kunnen wij zo snel mogelijk de precieze invulling hiervan krijgen? Wij hadden die al begin september verwacht, maar nu komt over dit onderwerp dus eindelijk de duidelijkheid waarop wij zo ongelofelijk lang hebben zitten wachten.  Minister Rutte: Het is niet zozeer een afspraak. Het is een bedrag dat de minister van V en J hiervoor uittrekt. Er komt een brief waarin wij de Kamer precies informeren over alle afspraken, ook met de joodse instellingen. De gemeenten zullen hieraan ook een bijdrage leveren. De politie-inzet wordt niet doorberekend. Dit komt allemaal nog naar de Kamer, maar ik probeer die nu alvast zo veel mogelijk te geven. Er is niet iets als een deal met de gemeenschap, maar wij willen bekijken hoe wij dit in samenhang kunnen oplossen.  De heer Slob (ChristenUnie): Wij hadden deze informatie begin september verwacht, maar ik ben blij dat die er nu wel is en dat er daadwerkelijk een bedrag wordt genoemd. In die zin is dat echt een doorbraak, want wij weten dat het kabinet steeds niet voornemens was om hiervoor echt de portemonnee open te trekken. Wij weten ook dat de minister een soort veiligheidsschouw heeft gehouden bij alle joodse instellingen in Nederland. Ik ga ervan uit dat het bedrag dat hier staat uiteindelijk gekoppeld is aan de uitkomsten van de veiligheidsschouw.  Minister Rutte: Het antwoord is ja.  De heer Van der Staaij (SGP): De minister heeft hierover al gezegd dat het een doorbraak was om aan tafel te zitten en precies in kaart te brengen wat er op dit moment nodig is, en we er wel uit gaan komen. Dat lijkt inderdaad te lukken en dat is heel goed nieuws. Ik neem aan dat het een structureel plan is, want dat was namelijk ook de vraag. Deze discussie moet niet elke keer weer terugkomen. Er is geen deal — het is de eigen verantwoordelijkheid van het Rijk — maar het zou wel heel veel waard zijn voor de rust in die gemeenschap als er een regeling is waarvan alle partijen zeggen: zo is het goed geregeld.  Minister Rutte: Nogmaals, er komt nog een brief waarin de precieze afspraken en appreciatie uit de joodse gemeenschap staan. Het bedrag is in ieder geval voor vier jaar beschikbaar gesteld.  De heer Van der Staaij (SGP): Dank voor deze woorden, maar bovenal dank voor de instemmende knikken van de minister van Veiligheid en Justitie.  Minister Rutte: Die zijn altijd waardevol. Hij heeft ook een groot budget, hoewel niet groot genoeg. Ik ben toe aan het volgende onderwerp, de zorg.  De voorzitter: We blijven nog even bij het vorige onderwerp.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De minister-president gebruikte het woord "verheerlijking" weer, maar ging weer verder met iets anders. Ik realiseer me dat dit kabinet niet positief heeft gereageerd op het voorstel om verheerlijking strafbaar te maken. Ik was er in 2009 zelf bij toen de toenmalig leider van de VVD Mark Rutte, thans premier, een concept-initiatiefwetsvoorstel presenteerde om haat zaaien uit het Wetboek van Strafrecht te halen en het daarmee toe te staan, en ook groepsbelediging toe te staan. Hoe kijkt hij daarop terug, na alles wat hij net heeft gezegd over het tegengaan van haat in de samenleving?  Minister Rutte: Dat waren voorstellen van de VVD in de context dat discrimineren en haat zaaien altijd strafbaar blijven als ze leiden tot geweld en dat bijdragen aan haat zaaien, geweld en discriminatie altijd strafbaar is. In deze context zijn die uitspraken gedaan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu maakt de minister-president het wel een stuk kleiner dan op de bijeenkomst waarbij ik toen was. Toen werd heel groot gezegd dat haat zaaien niet tot geweld leidt en dat het pas strafbaar wordt als haat zaaien concreet bedoeld wordt en het wordt aangevuld met geweld. Wel degelijk heeft de heer Rutte, thans minister-president, toen om zeer ideologisch toegelichte, liberale redenen gezegd: haat zaaien, daar moeten we tegen kunnen en tegen groepsbelediging ook. Ik wil gewoon weten of minister-president Mark Rutte nu nog vindt wat hij toen zei.  Minister Rutte: Het is altijd wat pijnlijk om jezelf te citeren. Als je in die fase belandt, is het zorgelijk, maar daartoe uitgedaagd, ga ik het toch doen. Op 25 januari 2009 heb ik in een interview in het ochtendblad De Telegraaf gezegd dat burgers en politici veel kunnen zeggen zolang er niet wordt aangezet tot geweld tegen personen of hun bezittingen en discrimineren en haat zaaien wat mij betreft altijd strafbaar blijven bij aanzetten tot geweld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind het nogal wat dat de premier dit zegt. De conclusie van wat hij toen zei, zou zijn dat de ontkenning van de Holocaust toegestaan wordt.  Minister Rutte: Daarover heb ik gezegd dat die ontkenning eigenlijk altijd wordt gedaan in de context van het aanzetten tot geweld. In de rechtspraktijk is vervolging daarmee eigenlijk altijd gegarandeerd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit klopt dus helemaal niet, want het is toen wel degelijk losgekoppeld van het geweld. Ik zal hierover niet meer interrumperen omdat we verder moeten met het debat, maar alleen nadat ik heb gezegd dat Mark Rutte toen zei: haat zaaien moet kunnen in een liberale samenleving. Ik concludeer dat hij dat nog steeds vindt.  Minister Rutte: Nee, dat heb ik nooit gezegd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is toen gebeurd; ik was erbij. De enige grens toen was geweld, en dat vind ik één stap te ver.  Minister Rutte: De heer Buma heeft dan niet helemaal goed opgelet. Ik heb ook nog een voortreffelijk optreden gehad in het programma Buitenhof op 31 mei 2009, waarin ik speciaal op het vraagstuk van de Jodenmoord in de Tweede Wereldoorlog inging. Ik heb daar gezegd dat het ontkennen daarvan eigenlijk altijd plaatsvindt in een context van geweld en vervolging daarmee gegarandeerd is.  De heer Pechtold (D66): Ik kom terug op het stukje "rechtsstaat". Het kabinet vergeet nog wel eens vragen te beantwoorden; daarin kan een mooi voornemen liggen voor het komende jaar. Zo zijn er vragen gesteld over de Belgische criminele burgerinfiltrant die vandaag voor 12.00 uur beantwoord hadden moeten zijn. Dat zijn ze echter niet. Was het kabinet op de hoogte van de criminele burgerinfiltrant?  Minister Rutte: Die vragen zijn schriftelijk gesteld en worden uiteraard binnen alle termijnen beantwoord. Ik ga nu niet alle vragen aan mijn collega's die nog openstaan beantwoorden in de algemene politieke beschouwingen. Dan zou de tijd die er was voor de voorbereiding, tussen 1.15 uur vannacht en 10.30 uur vanmorgen, echt te kort zijn geweest. Ik zou er verder niet voor zijn om dit debat te gebruiken als veegrondje voor openstaande vragen.  De heer Pechtold (D66): Ik ben er een groot voorstander van …  Minister Rutte: Daar was ik al bang voor.  De heer Pechtold (D66): … om te weten wat de minister-president weet. We hebben de minister-president en het kabinet namens zo'n zes fracties de kans gegeven om deze vraag te beantwoorden. Dat is niet gebeurd. Ik vind de zaak dermate ernstig dat ik nu wil weten of in het kabinet, bij de minister van Veiligheid en bij de premier, bekend was dat Nederland zaken deed met een criminele burgerinfiltrant.  Minister Rutte: Die vragen worden binnen de termijn beantwoord door de minister van V en J. Punt.  De heer Pechtold (D66): Die termijn is verstreken. Dat had voor vanmiddag 12.00 uur moeten gebeuren. Daarom sta ik nu hier. Ik vind het een doodnormale vraag. Het is onze taak om ons te informeren. Dat kan via de schriftelijke vragen. Het kabinet heeft daarvoor de tijd gehad, tot vandaag. Ik vraag daarom nu aan het kabinet, in het openbaar: was het kabinet op de hoogte van een criminele burgerinfiltrant?  Minister Rutte: Als schriftelijke vragen niet op tijd beantwoord worden, dan kan de Kamer rappelleren. Ik beschouw dit als een rappel.  De heer Pechtold (D66): Ik neem aan dat voor de tweede termijn een antwoord komt. Ik kijk ook naar de minister van V en J.  Minister Rutte: Nee.  De heer Pechtold (D66): Ik vind dit heel ernstig. Als de Nederlandse regering, het OM of wie dan ook zaken heeft gedaan, met medeweten van de minister, met een criminele burgerinfiltrant, dan dienen de vragen daarover beantwoord te worden. Als de termijn verlopen is, dan verwacht ik voor de tweede termijn een ja of nee op deze vraag. Het is een hele lijst met vragen, maar alle andere vragen kunnen later worden beantwoord.  Minister Rutte: Nee, je moet die vragen altijd in samenhang beantwoorden. De vraag die de heer Pechtold stelt, wil ik in samenhang beantwoorden, omdat ook hij een samenhang aanbrengt. Dat zullen we doen. Als wij een termijn net niet halen, dan beschouw ik dit als een rappel en zullen wij het zo snel mogelijk doen. U krijgt echter geen antwoord vóór de tweede termijn.  De heer Pechtold (D66): Wanneer wel?  De voorzitter: Binnen de termijn van het rappel heeft de regering de gelegenheid alsnog schriftelijk te antwoorden. Als zij dat niet binnen de termijn heeft gedaan, komt het terug als een mondelinge vraag in het mondelinge vragenuur. Zo hebben wij het met elkaar afgesproken.  Minister Rutte: De antwoorden worden morgen verstuurd. Er wordt nu de laatste hand aan gelegd.  Ik ga door met het volgende thema, te weten de gezondheidszorg. De heer Slob heeft gevraagd naar het verdeelmodel. Er komt een nieuw verdeelmodel. Dat is altijd lastig, want het kan effecten ten positieve hebben en soms ook ten negatieve. Je probeert het altijd zo goed mogelijk te middelen. Het verdeelmodel voor 2016 is nog niet vastgesteld. Er zal met een ingroeipad worden gewerkt. Ik ben het met de heer Slob eens dat we moeten oppassen voor ongewenste uitschieters. Ook ben ik het ermee eens dat het niet gewenst is dat gemeenten die in het verleden goed hebben gepresteerd, bijvoorbeeld op het gebied van preventie, daarvan nu nadeel zouden ondervinden. Dit wordt besproken met de VNG. Die gesprekken zijn gaande, zowel over het nieuwe verdeelmodel als over het ingroeipad. Dat doen we altijd bij verdeelmodellen, of het nu gaat om de bijstand of in dit geval om de Wmo. Je probeert het geld zo veel mogelijk via objectieve verdeelcriteria te verdelen.  Er zijn ook vragen gesteld over de regie over de verschillende decentralisaties. Met de verschillende Kamerleden die hieraan hebben gerefereerd, ben ik het eens dat die decentralisaties forse eisen stellen aan de uitvoeringskracht van gemeenten. De VNG en het Rijk werken sinds geruime tijd samen in de ondersteuning van gemeenten bij de voorbereiding op de decentralisaties. Die samenwerking wordt de komende tijd voortgezet om de gemeenten ondersteuning op maat te bieden op die punten waar een versnelling in de voorbereiding nodig is.  De Transitiecommissie Sociaal Domein heeft de taak, te onderzoeken of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen hebben genomen om de decentralisaties in het sociaal domein in samenhang te kunnen uitvoeren. Ook adviseert zij gemeenten over ondersteuning, alternatieve werkwijzen, aanpassingen of noodzakelijk geachte maatregelen om knelpunten weg te nemen. Om een eerste beeld te krijgen van de voortgang van de voorbereiding bij de gemeenten, is men begin augustus gestart met het uitvoeren van een quickscan. In een brief van 2 juli aan de Kamer is gemeld dat de transitiecommissie iedere drie maanden rapporteert aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rapportages zullen met de gemeenten worden besproken aan de regietafel decentralisaties onder voorzitterschap van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uiteraard zal deze minister ook de Kamer de rapportages doen toekomen.  Tegen die achtergrond is natuurlijk de vraag wat het kabinet doet met de signalen dat het soms minder soepel loopt dan verwacht. D66, de PvdA en andere fracties vroegen daarnaar. Een belangrijk uitgangspunt bij de decentralisatie van taken van het Rijk naar de gemeenten is het vertrouwen dat het kabinet heeft in het functioneren van de lokale democratie. Daar is een college, daar is een gemeenteraad en daar wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van de wettelijke taken en over de behaalde resultaten. Natuurlijk hebben wij hiervoor een aantal landelijke wettelijke kaders vastgesteld en worden onder meer eisen gesteld aan de uitvoering van taken zoals in het wetsvoorstel Wmo 2015. Indien een gemeente niet aan deze eisen voldoet, is het primair aan de gemeenteraad, de lokale democratie, om bij te sturen. De Transitiecommissie Sociaal Domein kan helpen bij het goed in beeld brengen van de knelpunten en zij kan ondersteuning aanbieden in de vorm van het Ondersteuningsteam Decentralisaties, het zogenaamde OTD. Ingeval het systeem van horizontale verantwoording niet tot het gewenste resultaat leidt, biedt het interbestuurlijk toezichtinstrumentarium op basis van de Gemeentewet uiteraard alle mogelijkheden om in te grijpen. Daarbij geldt ook een escalatieladder. Als er sprake zou zijn van taakverwaarlozing door een gemeente, kan uiteindelijk worden ingegrepen. Wij hebben er op dit moment goede verwachtingen van dat het niet nodig is. De minister van BZK houdt zich als coördinerend minister bezig met het creëren van één budget voor de decentralisatie in het sociaal domein, de integratie-uitkering — de Kamer heeft daarover een brief ontvangen op 11 september — en het inrichten van een gezamenlijke monitor voor het gedecentraliseerde sociaal domein. Daarover is de Kamer op 4 juli geïnformeerd. Via de ambassadeurs sturen we op het aangaan van regionale samenwerking en het maken van financiële afspraken. Zo hebben we in de periode tussen augustus 2013 en juli 2014 in totaal 34 bezoeken afgelegd aan gemeenten en regio's om te helpen bij de vorming en inrichting van de samenwerkingsverbanden. Verder is onder leiding van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een visie ontwikkeld over gegevensverwerking en privacy, waarin handvatten worden geboden voor de gewenste gegevensuitwisseling. Er is verder een uitgebreid ondersteuningsprogramma ingericht onder de noemer Gemeenten van de Toekomst. Tot slot zeg ik dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een brede regietafel in het leven heeft geroepen, waaraan kabinet en gemeenten de voortgang in het sociaal domein bespreken.  Tegen die achtergrond zijn er natuurlijk ook weer vragen gesteld, onder anderen door de heer Van Ojik, over deze ingrijpende hervormingen. Uiteindelijk kiest GroenLinks zelfs in de tegenbegroting voor een zogenaamd noodfonds. De heer Van Ojik vroeg of het kabinet bereid is om zo'n noodfonds in te stellen. Mijn reactie is dat er goede wetten liggen. Ik noem de Wmo, de Jeugdwet, de Zvw en de Wet langdurige zorg. Daarin is het overgangsrecht geregeld. De budgetten zijn vastgesteld. Die zijn ook adequaat om de taken te kunnen uitvoeren en om de gegevens aan de gemeenten te kunnen overdragen. Er zal hierbij op een vernieuwende wijze moeten worden gewerkt. De voorbereidingen door gemeenten, verzekeraars en aanbieders zijn in volle gang. Er moet wel veel gebeuren. Daarbij is ook stevige ondersteuning beschikbaar. Het kabinet houdt de vinger aan de pols, onder andere via die al genoemde transitiecommissie. Wij menen dat een noodfonds, een stroppenpot niet nodig is. Wij hebben wel een aantal afspraken gemaakt over verzachting van de bezuinigingen en de ombuigingen in de langdurige zorg. Er is voor 2015 400 miljoen bijgekomen voor die zorg. Van de regeerakkoordmiddelen zijn verder gelden naar voren gehaald om in 2015 en 2016 75 miljoen extra beschikbaar te hebben voor de huishoudelijkehulptoelage. En ook eerder, bij het zorgakkoord en het VNG-akkoord hebben verzachtingen plaatsgevonden, waardoor bijvoorbeeld de korting op de huishoudelijke hulp van 75% in het regeerakkoord, is teruggebracht naar 40%. Ik meen dat die korting inmiddels zelfs 32% is, maar in ieder geval is zij dus niet hoger dan 40%.  Ik kom nu bij een belangrijk vraagstuk, namelijk, hoe je zo goed mogelijk kunt voorkomen dat er mensen worden ontslagen in de huishoudelijke zorg. Daarbij spelen een aantal zaken een rol. Uiteraard spelen daarbij alle instrumenten die ik noemde, dus de transitiecommissie, de Taskforce Transitie Langdurige zorg. Die moet aanbieders en gemeenten bij elkaar brengen als het inkoopproces te traag gaat of dreigt vast te lopen. Dan is er nog de aanvullende mobiliteitsdienstverlening door het UWV. Dat is aanvullend en volgtijdelijk op de sectorplannen die zijn gemaakt. Daarnaast zijn er voor gemeenten extra mogelijkheden voor behoud van arbeidsplaatsen via de huishoudelijkehulptoelage. Die mogelijkheden wil ik hier in het bijzonder belichten. Daarvoor stellen wij, zoals ik zei, twee keer 75 miljoen beschikbaar. Daarmee kunnen in principe 10.000 tot 13.000 thuishulpen hun baan behouden. Het lastige daarbij was alleen dat men dat moest aanvragen vóór 1 december. Er zijn inmiddels gesprekken gaande met gemeenten en aanbieders om al per 1 oktober die duidelijkheid te krijgen, omdat we anders het risico zouden lopen dat het te lang zou duren, waardoor er al mensen zouden zijn ontslagen voordat er financiële duidelijkheid is. Ik neem aan dat ook de discussie die de heren Slob en Samsom voerden over de 40 miljoen, daarover ging. Ik heb begrepen dat het daarbij ging over de vraag of dit nog een extra impuls kan geven. Als je dit per 1 oktober doet, kun je niet alles zo precies meten als je zou kunnen in het geval je dit per 1 december zou doen. Daarom loop je het risico van overschrijding. Dan is de 40 miljoen eigenlijk het expansievat om dit mogelijk te maken. Het goede daarvan is, dat mensen hun eigen bijdrage leveren, maar dat vanuit deze middelen voor die huishoudelijkehulptoelage uiteindelijk ook geld beschikbaar is om daarbovenop te leggen. Op die manier kunnen we alles bij elkaar weer ongeveer op het oude uurloon uitkomen. We kunnen niet iedereen daarmee aan het werk houden, maar wel een grote groep van oplopend 10.000 tot 13.000 mensen. Als je het helemaal goed doet, kan dit zelfs om 15.000 banen gaan.  De heer Roemer (SP): Blijkbaar is het eindelijk tot het kabinet doorgedrongen hoe dramatisch de consequenties van dit pakket zijn. Inmiddels zijn er al 25.000 mensen hun baan kwijtgeraakt. Zij hebben hier niets aan. Vandaag en deze week raken mensen gewoon 20% van hun salaris kwijt. Dat gebeurt ook in mijn regio. Zij mogen morgen met dat lagere salaris hetzelfde werk gaan doen. Wat is het antwoord voor al deze mensen? Die zitten hier naar een blablaverhaal te luisteren, maar die zitten wel werkloos thuis te kijken.  Minister Rutte: Nee, dit is geen blablaverhaal. Wij zijn aan het makelen en schakelen. Wij gaan de huishoudelijke hulp veel meer richten op een bepaalde doelgroep, met het risico dat mensen hun baan verliezen. Dat proberen wij zo veel mogelijk te beperken. Wij gaan uit van een uniform bedrag van ergens tussen de €7,50 en €12,50 uit die toelage. De rest, het verschil tussen de door de gemeente betaalde inkoopprijs en de waarde, wordt betaald door de cliënt of een andere derde, zoals het ook past in het systeem waarin wij die huishoudelijke hulp veel meer gaan richten op een bepaalde doelgroep. Op die manier proberen wij zo veel mogelijk van deze mensen aan het werk te houden. Het afgelopen weekend heeft een eerste sessie plaatsgevonden met wethouders. Dat geeft vertrouwen. Het is nog niet helemaal af, maar de afspraak is wel om te proberen niet in december maar al in oktober die duidelijkheid te hebben.  De heer Roemer (SP): Laat ik vooropstellen dat ik blij ben met iedereen die kan blijven werken met behoud van hetzelfde salaris, maar — daar is de premier nog niet op ingegaan, zoals ik al zei — het beleid dat ze dit jaar hebben ingezet en dat voor 1 januari aanstaande werkelijkheid wordt, heeft inmiddels al tot 25.000 ontslagen geleid. Dat gaf de teller bij de FNV vorige week aan en die loopt nog dagelijks op. In diverse regio's worden medewerkers nog steeds geconfronteerd met ontslagbrieven of met brieven met de mededeling dat ze fors salaris moeten inleveren. Dat gaat iedere dag door. Bevestigt de premier nou dat het inderdaad een enorme mispeer is geweest, dat ze dit hadden moeten zien komen? Willen ze ook nog eens bekijken hoe ze die mensen daadwerkelijk voor de zorg kunnen behouden? De komende jaren hebben wij ze namelijk heel hard nodig.  Minister Rutte: Dit is een van de ingewikkeldste transitieaspecten naar het nieuwe stelsel. Toen wij de huishoudelijke hulp veel meer gingen richten op de mensen die deze hulp ook echt nodig hebben, wisten wij dat wij daarbij ook moesten zorgen voor goed flankerend beleid om zo veel mogelijk mensen aan het werk te houden. Dat constateerden wij met elkaar. Dat deed ook Ton Heerts van de FNV in gesprekken met ons beiden een week of vijf, zes geleden. Op andere plekken is geconstateerd dat 1 december te laat is. Dat is echt een inzicht. Vandaar dat toen onmiddellijk is doorgeschakeld en gezegd: dan gaan wij nu aan tafel zitten met alle partijen om ervoor te zorgen dat wij er alles aan doen om zo veel mogelijk mensen aan het werk te houden.  De heer Roemer (SP): De premier blijft eromheen draaien. Als je met elkaar denkt dat meer mensen thuis willen blijven wonen — het kabinet doet daar nog een schepje bovenop door ze te dwingen langer thuis te blijven wonen — dan is het niet uit te leggen dat je vervolgens 40% bezuinigt op de huishoudelijke verzorging. Dan weet je dat gemeenten geen contracten kunnen sluiten. Dan weet je dat aanbieders mensen moeten ontslaan of het salaris van mensen fors moeten verminderen. Dat hadden niet alleen wij van tevoren al aangekondigd, maar ook heel veel mensen buiten de Kamer. Het kabinet heeft het doorgezet en zit nu met de gebakken peren. Nee, al die mensen thuis zitten met de gebakken peren. Ouderen zijn hun hulp kwijt. 25.000 mensen zijn hun baan kwijt. Nog eens tienduizenden mensen zijn een groot deel van hun salaris kwijt, dat toch al niet zo hoog is. Dat is het probleem van het kabinet. Dat wordt met een paar maatregelen misschien iets verlicht, maar niet teruggedraaid.  Minister Rutte: Niet "iets". De ambities zijn groot met deze maatregel, al geef ik niet de garantie dat je het probleem daar helemaal mee kunt wegnemen. Er is natuurlijk een effect. Dat weet je ook als je dit soort regelingen meer gaat richten op een bepaalde doelgroep. Wij willen echter duidelijkheid geven aan instellingen en mensen. Overigens merk ik van de wethouders dat zij dat ook willen. Dat moeten wij niet pas later dit jaar doen, met het risico dat het inderdaad te laat is, maar nu al, per 1 oktober. Dat willen de wethouders natuurlijk ook. Dat willen de instellingen. Waarom zou je mensen immers niet de kans geven om dit belangrijke werk te blijven doen? Daar is ook geld voor: twee keer 75 miljoen, mogelijk nog eenmalig 40, maar daar horen wij dadelijk de twee fractievoorzitters nog over. Daarmee zou je dit de komende jaren in belangrijke mate kunnen overbruggen. Daarna is er ook nog structureel geld beschikbaar om deze kwestie zo goed mogelijk te laten landen.  De heer Samsom (PvdA): Dit bedoelde de Partij van de Arbeid toen zij zei: als je ziet dat er nog bijgestuurd moet worden, stuur dan bij. Ik ben blij dat het zelfs binnen dertien dagen kan, maar daar wordt ik ook enigszins ongerust van, want dan denk ik: wat gaat er dan in die dertien dagen gebeuren? De minister-president legt het nu heel snel even uit, want dat hoort bij de algemene politiek beschouwingen. Wellicht zouden we met elkaar kunnen uitspreken dat de Kamer zo snel als mogelijk kan geworden geïnformeerd, zodat ook de SP-fractie kan worden meegenomen in deze bijsturing. De SP-fractie heeft daar immers zeer uitgesproken om gevraagd. Wat mij betreft gebeurt dat met iets meer geld dan twee keer 75 miljoen: ongeveer 40 miljoen extra.  Minister Rutte: Ik kan toezeggen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer zo mogelijk voor 1 oktober bericht over de stand van zaken rond het project met de huishoudelijkehulptoeslag.  De heer Slob (ChristenUnie): Daarbij aansluitend: het is inderdaad heel goed dat er al twee keer 75 miljoen beschikbaar is gekomen voor de huishoudelijkehulptoeslag. Ik vind het verder prima dat wat sneller duidelijkheid zal worden gegeven, maar dan moeten gemeentes daar wel volop aan mee kunnen doen. Het zou namelijk vervelend zijn als gemeentes met goede plannen, waarmee mensen die zorg nodig hebben die ook krijgen — dat hoort voorop te staan — die plannen een dag te laat indienen. Dat willen we met elkaar niet hebben. We zullen vanuit de Kamer het kabinet oproepen, een deel van het extra bedrag dat beschikbaar is gesteld voor de transitieperiode, ook hiervoor te gebruiken. Dan kan er nog meer werkgelegenheid worden behouden en kan er nog meer zorg beschikbaar blijven.  Minister Rutte: Zo is. Het is niet zo dat de datum van 1 december nu is verdwenen. We willen voorkomen dat er pas per die datum duidelijkheid komt. Vandaar de datum van 1 oktober. Maar nogmaals, de datum van 1 december blijft gewoon staan. Dan helpt iedere extra euro. Ik begrijp dat mijn interpretatie van het "toneelstuk" gisteren van de heren Slob en Samsom dat het erop leek dat beide heren goed op elkaar ingespeeld waren, klopt ten aanzien van die 40 miljoen.  Ik kom toe aan mijn zesde van de in totaal zeven blokken: energie. Daarna kom ik, zoals beloofd, onder andere nog bij mevrouw Thieme terug. Het energieakkoord is uitvoerig besproken door een aantal leden. De SP, de ChristenUnie, GroenLinks en D66 vroegen naar de doelstellingen van duurzame energie en naar de volgende stappen op het terrein van energiebesparing. De minister van Economische Zaken is, samen met maatschappelijke partijen en het bedrijfsleven, bezig met het uitwerken van de afspraken uit het energieakkoord. Het bedrijfsleven is op talloze dossiers bezig, met de andere partijen invulling te geven aan de ambities. Dan gaat het om de maatregellijsten om invulling te geven aan de energiebesparingsambities in de industrie, de geothermische energie, energie-efficiency in de landbouw, de energieprestatiekeuringen voor bedrijven et cetera. Wij herkennen ons niet in het beeld dat het bedrijfsleven daarbij achterover zou leunen. Dat is zeer actief betrokken en ziet kansen. Anders dan sommigen veronderstellen leggen wij ons er niet bij neer dat we doelstellingen niet zouden halen. In het energieakkoord hebben partijen zich gecommitteerd aan de gestelde doelen, waaraan zij elkaar zullen houden en waarop ze elkaar zullen aanspreken. Ze zullen met elkaar in gesprek gaan als ontwikkelingen niet gaan zoals voorzien. Er is een borgingscommissie, onder leiding van oud-minister en commissaris van de Koningin Ed Nijpels, die de voortgang monitort.  Ik kan over de voortgang van Wind op Zee zeggen dat er op korte termijn een brief van de minister van Economische Zaken naar de Kamer zal worden gestuurd. De ambities ten aanzien van aanbesteding in 2015 bestaan nog steeds. Samen met de windenergiesector is er ook nieuw uitrolsysteem ontwikkeld, waarbij vergunningen en subsidies door de overheid in één tender worden uitgegeven. Met deze maatregelen en met innovatie in de sector zelf moet het mogelijk zijn, de efficiencyafspraak van 40% — dat is behoorlijk ambitieus — te halen in de periode tot 2023 bij Wind op Zee.  Er is ook geïnformeerd over de afspraken rond demonstratieprojecten in het kader van Wind op Zee. Er worden momenteel met stakeholders meerdere opties voor test- en demonstratiefaciliteiten bestudeerd. Op basis daarvan zal een voorstel worden uitgewerkt, als onderdeel van nieuw te bouwen windparken. Op basis van het voorstel dat in het najaar wordt verwacht, zal worden beoordeeld of deze activiteiten inderdaad kunnen worden betrokken bij de kavelbesluiten en de regeling voor de stimulering van duurzame energie, de SDE-plusregeling oftewel de SDE-plussubsidie. De sector heeft gemeld dat het voorstel zal aansluiten bij de nieuwe systematiek en de geplande uitrol.  Ten aanzien van de vervolgstappen, waar onder andere GroenLinks om heeft gevraagd, merk ik op dat hetgeen waarom gevraagd wordt, nu ook in het akkoord zit. Energiebesparing is een speerpunt in het energieakkoord. Dat is het ook in de energie-intensieve industrie. Het energieakkoord is ook op dit punt niet vrijblijvend. De verschillende partijen, waar de overheid er overigens ook een van is, zullen elkaar aanspreken als er niet wordt geleverd. Wat voor de energie-intensieve industrie geldt, geldt ook voor de woningbouwcorporaties. Onder de naam "Stroomversnelling" wordt een programma waarin vier bouwers en zes corporaties afgesproken hebben om voor 2010 100.000 woningen om te bouwen tot zogenaamde "nul op de meter"-woningen, uitgerold en stapsgewijs opgeschaald. Dat programma ligt op schema.  Met de introductie van de postcoderoos, een term die de heer Samsom heeft toegelicht in de formatie, zijn mogelijkheden gecreëerd voor huishoudens zonder "geschikt" dak om toch te investeren in zonne-energie. Om aan de ambitieuze doelen ten aanzien van energiebesparing in de glastuinbouw te voldoen, wordt onder andere geothermie ingezet. Alles overziend meen ik dat er een ambitieuze agenda ligt voor de besparing van energie, de opwekking van duurzame energie en het nakomen van de afspraken uit het energieakkoord. Dat biedt ook groeikansen voor de Nederlandse economie en een verdere aanzet tot innovatie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De agenda is ambitieus. Dat is hartstikke goed en heel belangrijk. Dat is misschien wel belangrijker dan ooit. De vraag is hoe het zit met de uitvoering. Er zijn rapporten, bijvoorbeeld het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat eigenlijk een beetje is uitgelekt, waarin staat dat het best eens zou kunnen dat we behoorlijke vertraging gaan oplopen. Dat is één ding. Deelt de minister-president die angst? Wat mij zelf verontrust, is het volgende. We hebben de regeling Stimulering Duurzame Energie, de SDE-plusregeling. Voor dit jaar is daarvoor naar ik meen 3,5 miljard euro gereserveerd. Ik begrijp dat de uitputting nog niet eens de helft is. Ziet de minister-president mogelijkheden om de SDE-plusmiddelen in de komende maanden nog te doen benutten om de uitvoering van het energieakkoord, die eerder sneller moet dan langzamer, te bevorderen?  Minister Rutte: In 2016 wordt de tussenstand van een en ander opgenomen. Er wordt dan gekeken waar we staan. Op basis van alle initiatieven hebben we goede hoop en verwachten we dat we kunnen vasthouden aan de doelstellingen, zoals ik al zei. Als dat niet lukt, zullen we elkaar daarop aanspreken en bezien hoe we die alsnog kunnen realiseren. Op dit moment heb ik echter geen aanleiding om aan te nemen dat dat niet mogelijk zou zijn.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vraag het nog iets specifieker. Klopt het dat de uitputting stagneert van de middelen, die 3,5 miljard euro, die gereserveerd zijn om de overgang naar duurzame energie te financieren en financieel mogelijk te maken, en dat nog niet de helft van het geld dat we daarvoor opzij hebben gezet, al een bestemming heeft?  Minister Rutte: Vorig jaar is het allemaal uitgegeven en dit jaar hebben we nog drie maanden te gaan. Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat er grote bedragen zullen overblijven. We zullen dat echter moeten bezien. Vorig jaar is de hele pot leeg gegaan en dit jaar hebben we nog een kwartaal te gaan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik hoop dat het optimisme van de premier op dat punt bewaarheid wordt. Ik stel er een vraag bij. Ik begrijp dat we van de minister van Economische Zaken rond 1 oktober een brief krijgen met de plannen voor vergunningverleningen en aanbestedingen voor wind op zee. Als onverhoopt zou blijken dat het geld dat we opzij hebben gezet, niet wordt gebruikt, worden wij daar dan in diezelfde brief over geïnformeerd, zodat ook de Kamer erop kan toezien dat die vertraging, waarvoor een aantal mensen bang is, niet daadwerkelijk optreedt?  Minister Rutte: In de eerste week van oktober komt de brief waarover de heer Van Ojik het heeft. Wat ik zei over de doelstellingen, is niet een kwestie van optimisme. Ik baseer dat op het feit dat heel veel partijen, van Greenpeace tot VNO-NCW, met elkaar samenwerken rond het energieakkoord, dat men zeer gecommitteerd is en dat men ook de balans ziet tussen milieu, energie en innovatie. Iedereen ziet dus de mogelijkheden die het energieakkoord biedt. Daarnaast hebben de partijen de ambitie uitgesproken om die 16% ook daadwerkelijk te halen.  De voorzitter: Mijnheer Buma. O, u schrikt ervan!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, ik volgde dit gesprek met belangstelling, om te bekijken of het nog zin heeft om extra zonnepanelen op mijn dak te plaatsen.  Minister Rutte: Altijd goed!  De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier heeft mijn vraag over kernenergie schriftelijk beantwoord. Dank voor dat antwoord. Ik lees het zo: als er een businesscase mogelijk is — we beseffen allemaal dat dat op dit moment niet het geval is — dan is het voor het kabinet principieel mogelijk om in het kader van CO2-uitstootloze energieopwekking kerncentrales in Nederland erbij te hebben. Klopt het op die manier?  Minister Rutte: Het kabinet gaat daar niet over. Als iemand een kerncentrale wil bouwen en een vergunning aanvraagt, blokkeren we dat niet. Het is wel zo dat we op dit moment overcapaciteit in de elektriciteitsproductie hebben. Naar mij is gemeld, is een businesscase voor een kerncentrale op dit moment heel lastig rond te krijgen. Het kabinet heeft geen principieel bezwaar tegen de bouw van nieuwe kerncentrales. Ik zie dat echter niet snel gebeuren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik deel dat, want ik begrijp ook dat het niet iets is van vandaag op morgen. Maar van belang is wel dat we niet, zoals bijvoorbeeld Duitsland, zeggen: geen kernenergie meer. Dat doet men in Duitsland en ik vind het belangrijk dat dit Partij van de Arbeid/VVD-kabinet die keuze niet maakt.  Minister Rutte: Nee. Voor ons geen Atomausstieg, in goed Nederlands. Maar ik hoor minister Kamp naast mij zeggen dat er nu ook geen aanvraag ligt voor een kerncentrale. Dat klopt.  Voorzitter. In het bijzonder de heer Samsom heeft vragen gesteld over de rol van Energie Beheer Nederland om mee te investeren in duurzame energieproductie, zoals dat ook gebeurt bij olie en gas. Het kabinet zet in op een duurzame energiehuishouding en daar is het energieakkoord dus ook van belang. Ik noemde al het aantal kansen voor de export, maar ook de 15.000 extra banen waar rekening mee wordt gehouden. Wij willen met onze topsector Energie uiteindelijk ook in de top tien van de mondiale Cleantech Ranking terechtkomen. Die ambitie hebben we. Er zijn overheidsmiddelen beschikbaar om de kosten voor duurzame energieproductie te verlagen. Er is ook een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten, et cetera, et cetera.  Als onderdeel van het energieakkoord is door de Nationale Investeringsinstelling en de sector gekeken naar de financiering van duurzame energie en dan specifiek Wind op Zee. Kijk, daar wordt de heer Samsom meteen actief! Daaruit volgt dat er in principe op dit moment geen gebrek lijkt te zijn aan beschikbaar kapitaal. Wel moet echter bij de vormgeving van de subsidie voor Wind op Zee rekening gehouden worden met de financierbaarheid van de projecten. Daarom wordt op dit moment ook samen met de sector, als onderdeel van de vormgeving van de tenders voor Wind op Zee, nadere uitwerking gegeven aan deze kwestie. De minister van Economische Zaken is momenteel bezig met de doorlichting van het hele Gasgebouw, waar EBN onderdeel van uitmaakt, en hij zal de Kamer in oktober informeren over de uitkomsten. Dan kan ook worden ingegaan op de suggestie van de heer Samsom om te bezien hoe EBN optimaal kan worden ingezet om de grote opgaven op het terrein van energie te realiseren.  De heer Samsom (PvdA): Mijn vraag ging één stapje verder dan dat. Ik vind het mooi dat er in dat kader naar gekeken wordt, maar ik zou graag de toezegging willen dat EBN in staat wordt gesteld om breder te kijken dan olie en gas. We hoeven niet precies elke duurzame energiebron af te gaan om te bekijken of daarin geïnvesteerd kan worden, maar ik wil graag de grens doorbreken tussen fossiel en duurzaam wat betreft de mede-investeringen door de Staat.  Minister Rutte: Akkoord. Alleen: het moet natuurlijk een meerwaarde hebben, dus daarom wordt dat meegenomen in dat hele Gasgebouw en de rol van EBN daarin. Zodra dat echter ook maar enigszins meerwaarde heeft, gaan we dat doen.  Voorzitter. Dan zijn er natuurlijk ook vragen gesteld, onder andere door de heer Pechtold, over energieafhankelijkheid, bijvoorbeeld de afhankelijkheid van Russisch gas. De discussie over die voorzieningszekerheid en importafhankelijkheid wordt op dit moment volop gevoerd, zowel in de Europese Unie als in Nederland. De Europese Commissie heeft op 28 mei, in reactie op het conflict in de Oekraïne, een eigen zekerheidsstrategie voor energievoorziening gepresenteerd. Ik ben, evenals de Commissie, van mening dat de belangrijkste onderdelen van de Europese en Nederlandse voorzieningszekerheidsstrategie zouden moeten zijn: het voltooien van marktintegratie, zodat er een geïntegreerde Europese markt is; het verbeteren van netwerken en interconnecties; het verder diversifiëren van de energiemix, onder andere door ervoor te zorgen dat we energie uit meerdere landen halen; en natuurlijk het voeren van een eigen energie- en klimaatbeleid met ambitieuze doelstellingen, zoals we dat aan het doen zijn. Tegen die achtergrond is er natuurlijk de vraag hoe het zit met de afhankelijkheid van Russisch gas. Voor Nederland geldt dat het daar in ieder geval op dit moment onafhankelijk van is. Nederland importeert zo'n 5% van het gas uit Rusland, maar zou ook zonder die 5% kunnen. Dat doen we meer om het contact met Rusland te houden. Maar natuurlijk is onze gasvoorraad niet oneindig.  Wat betreft olie is de Europese afhankelijkheid van Rusland kleiner dan bij gas. Gemiddeld is ongeveer 30% van de olie-import afkomstig uit Rusland. Het is op zichzelf makkelijker om dat percentage terug te dringen, simpelweg omdat je geen pijp nodig hebt maar een schip. Echter, als dat zou leiden tot een heel andere situatie, dan is dat natuurlijk wel schadelijk voor de economie van Rotterdam en Amsterdam, die in belangrijke mate profiteren van de aanlanding van die olie. Maar strikt genomen is het bij olie iets makkelijker dan bij gas om onafhankelijk te worden van Rusland.  Dan kom ik nu bij het rubriekje overige zaken. Ik bedoel natuurlijk natuur en milieu!  De voorzitter: Mijnheer Slob heeft nog een vraag over het vorige onderwerp.  De heer Slob (ChristenUnie): Er zijn bepaalde doelstellingen gesteld voor schone energie en de energietransitie. Die zijn deze kabinetsperiode zelfs iets verlaagd ten opzichte van voorheen. Op dit moment liggen we heel ver van die doelstellingen af. Bent u bereid, met alles wat er deze zomer gebeurt en alle onzekerheden die er zijn over energie, om die doelstellingen nog eens goed te bekijken en te bekijken of we die energietransitie kunnen versnellen? Want het is meer dan ooit belangrijk dat we, ook als het gaat om schone energie, proberen om in Nederland slagen te maken, zoals met windenergie, zonne-energie en blauwe energie. Er zijn gelukkig nog heel veel mogelijkheden om daarop in te zetten.  Minister Rutte: Het punt is dat het realiseren van deze doelstellingen niet alleen leidt tot kansen, banen en innovatie, maar ook heel veel geld kost. Zij zijn zeer ambitieus. In het kader van deze algemene beschouwingen heb ik mij er opnieuw in verdiept, want ik wist dat dit onderwerp zou komen, maar je moet vaststellen dat je er niet een tandje bij kunt doen en dat de percentages dan ineens hoger liggen. Je moet echt bereid zijn om er heel veel geld voor vrij te maken. Ik zie dat niet gebeuren. Ik denk dat we er vooral alles aan moeten doen om de doelstellingen die we hebben, te realiseren.  De heer Slob (ChristenUnie): Als we constateren dat onze energieafhankelijkheid, bijvoorbeeld van een land als Rusland, te groot is, en dat we moeten proberen om daarin veel meer zelf te voorzien, dan moet dat tandje er toch gewoon bij? Het is toch onvermijdelijk dat wij de komende jaren alles doen, maximaal, om te voorkomen dat we weer naar kerncentrales toe moeten, met grote onzekerheden als het gaat om kernafval, om maar iets te noemen, of dat we weer afhankelijk worden van een energiebron in een ander land waarvan we niet op die manier afhankelijk willen zijn?  Minister Rutte: We geven er 3,5 miljard euro per jaar aan uit. We hebben echt vergaande, ambitieuze doelstellingen. Nogmaals, Nederland is in zeer beperkte mate energieafhankelijk van Rusland. Als het nodig is, zijn er alternatieven voor olie. De komende tien jaar zijn we wat gas betreft niet afhankelijk van Rusland. In die zin is er ook geen nationaal belang. Er is wel een Europese urgentie, waarover discussie plaatsvindt, maar voor de Nederlandse agenda is mijn standpunt dat we nu een goede balans hebben en dat we onze handen meer dan vol zullen hebben om die doelstellingen te realiseren.  Voorzitter. Natuur en milieu. Er is gevraagd naar een kabinetsvisie op de rol die klimaatverandering speelt bij toekomstige conflicten. Voor een deel kan ik herhalen wat ik bij eerdere interrupties in het debat heb gezegd. Wij leveren een grote bijdrage aan voedselzekerheid. De Nederlandse agrosector is niet alleen de tweede exporteur in de wereld, maar levert ook vooraanstaande, innovatieve oplossingen voor het op duurzame wijze verhogen van de productie met minder hulpbronnen. We hebben ook gesproken over klimaatslimme landbouw, waarbij de kennis en ervaring van Nederland worden ingezet om op een duurzame manier om te gaan met natuurlijke hulpbronnen die steeds schaarser worden, zoals water, mineralen en energie. Er worden veel initiatieven genomen, waaronder de Alliance for Climate-Smart Agriculture. Deze wordt volgende week gelanceerd op de klimaattop in New York, waar ik gepland heb bij te zullen zijn.  Een vervolgvraag is of het kabinet kan garanderen dat soevereine besluitvorming over milieu, voedselveiligheid, privacy en dierenwelzijn niet onder de vlag van het vrijhandelsakkoord de facto wordt overgedragen aan het bedrijfsleven. De Europese standaarden voor dierenwelzijn zullen niet ondergeschikt worden gemaakt aan het belang van de Europese Unie en de Verenigde Staten om hun onderlinge handelsbetrekkingen te versterken. Mevrouw Thieme heeft ook andere bezwaren geopperd bij het vrijhandelsverdrag, zoals de investeringsbescherming voor bedrijven. Het kabinet heeft de Kamer al laten weten daaraan stringente voorwaarden te zullen verbinden. Het vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten draagt bij aan de handel en aan het verlagen van de importtarieven. Deze worden vereenvoudigd door wederzijdse standaarden te erkennen, maar niet door onze standaarden te verlagen. Dat is een belangrijke red line voor mevrouw Ploumen en mijzelf.  De heer Van der Staaij heeft nog gevraagd of de ministerraad ooit eerder is geopend met Bijbellezing. Ik moet zeggen dat ik dat niet zeker weet. De heer Colijn werd al genoemd in de eerste termijn van de Kamer. Het zou mij niet verbazen, maar ik moet het antwoord schuldig blijven, want dat zou meer studie vragen. Als ik het ooit heb, zal ik de heer Van der Staaij daarover onmiddellijk berichten, maar op dit moment is dat niet zeker.  De heer Van der Staaij sprak over Lucas 10, vers 30 tot 35, naar een zeer oude tekst uit de Statenvertaling van de Staten-Generaal voor de Synode van Dordrecht. Ik moet zeggen dat deze in ieder geval niet op deze wijze aan de orde is geweest in de ministerraad. Dat weet ik zeker.  De mooie schets die de heer Van der Staaij gaf van die vergadering, bevat beslist een aantal herkenbare elementen, op één punt na. Ik ken de Staatkundig Gereformeerde Partij als een vrij formele partij, niet in de persoonlijke contacten, maar wel in het meer formele verkeer. Het heeft mij verbaasd dat hij ervan uitging dat de ministers en de staatssecretarissen elkaar tutoyeren in de ministerraad. Dat is niet het geval. Wij noemen elkaar bij de achternaam om daarmee ook in de ministerraad, hoewel zonder media en in de beslotenheid, een zekere formaliteit aan de vergadertafel te handhaven. Dus alleen op dat punt moet ik een kleine correctie aanbrengen in het beeld, maar verder was het een prachtig verhaal.  De voorzitter: Misschien is dat een formaliteit die u dan ook kunt gebruiken als u hier staat in vak-K.  Mevrouw Thieme (PvdD): Aan het begin van zijn bijdrage gaf de minister-president aan dat hij een speciaal blokje natuur en milieu had gereserveerd omdat "mevrouw Thieme anders boos zou worden". Ik hoop dat er meer achter zit dan dat, maar het gaf mij wel wat meer hoop, omdat er in de troonrede helemaal niets over natuur en milieu werd gezegd; het enige klimaatprobleem dat dit kabinet aanroerde, was het investeringsklimaat in ons land en verder heb ik het woord klimaat niet gehoord.  In mijn eerste termijn heb ik vragen gesteld over natuur en milieu in Nederland. Ik heb duidelijk geschetst dat mensen op dit moment op het platteland te lijden hebben van de opkomst van megastallen, dat mensen hun ramen niet meer kunnen openen vanwege de stank, dat een zoon van iemand astma heeft en door de fijnstof nog nauwelijks kan ademen, dat er sprake is van zo veel landbouwgif op het platteland dat de Gezondheidsraad spreekt over mogelijk onaanvaardbare gezondheidsrisico's. En dat heeft allemaal te maken met datgene waarover de minister-president net sprak: wij willen graag exporteren, landbouw is een belangrijke sector. Dat heeft echter een prijs en die prijs betalen we hier. Ik vraag de minister-president hoe hij die "megamorfose" van het platteland, het oprukken van die megastallen voor zijn rekening kan nemen. Ik vraag dit ook omdat hij destijds als fractievoorzitter heeft gezegd: ik ben het met mevrouw Thieme eens, dat mensonterende stapelen van varkens, daar moeten we inderdaad wat aan doen en daar kunt u bij mij altijd voor terecht. Welnu, hier sta ik. U bent nu minister-president. U hebt nu een partner, de PvdA, die ook heeft gezegd: stop de megastallen. Nu kunt u de daad bij het woord voegen. Gaat u dat ook doen?  Minister Rutte: Onder deze coalitie en onder eerdere coalities is het dierenwelzijn in Nederland aangescherpt. We zitten boven het gemiddelde Europese niveau. We hebben strenge milieueisen. Ondanks al die eisen hebben we nog steeds een zeer innovatieve landbouwsector, en ik merk dat die er ook zelf grote waarde aan hecht om via de veeteelt en het verbouwen van allerlei gewassen bij te dragen aan de directe voedselvoorziening en om een bijdrage te leveren aan het milieu en aan de beleving van het platteland. Ik kom er zelf veel. Ik ken de sector. Ik heb er echt een ander beeld van dan mevrouw Thieme. En al zou ik misschien zelf door een rietje naar de sector kijken doordat ik een aantal eigen voorbeelden ken, dan nog zijn er de objectiveerbare feiten van de Nederlandse milieu- en dierenwelzijnswetgeving.  Mevrouw Thieme (PvdD): Mijn partij maar ook heel veel andere partijen in de Kamer krijgen wekelijks mails van mensen die aangeven het langzamerhand verstikkend te vinden om op het platteland te leven, omdat er zo veel fijnstof en stikstof is; ze zien de heide verdwijnen en de bodem verzuren, en ze zien niet dat het kabinet zijn verantwoordelijkheid neemt. Als u als toenmalig fractievoorzitter van mening was dat het afgelopen zou moeten zijn met het mensonterende stapelen van varkens en dat het niet ten koste mag gaan van dieren en mensen, dan vraag ik u nu als minister-president waarom dit kabinet geen halt toeroept aan die opkomende megastallen.  Minister Rutte: Ik denk dat het belangrijk is om als kabinet een opvatting te hebben over niet zozeer de precieze bedrijfsvorm die mensen kiezen als wel de randvoorwaarden waarbinnen kan worden ondernomen. We hebben een strenge wetgeving op het terrein van dierrecht, op het terrein van milieu en het terrein van ondernemerschap, waarbinnen de sector er nog steeds in slaagt om te behoren tot misschien wel de meest innoverende van de wereld. Dat is voorwaar een prestatie, want die wetgeving is gewoon pittig en zit ondernemers soms ook in de weg. Daarvoor grote complimenten. Het lijkt mij niet dat we er verder aan bijdragen om de sector succesvoller te laten zijn en ook qua impact op de samenleving anders te laten opereren, door nog verder de regelgeving aan te scherpen. Ik denk dat dat goed gaat.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik begrijp de minister-president goed dat wat hem betreft de opkomst van de megastallen verantwoord is en dat hij daar niets tegen gaat doen.  Minister Rutte: Nogmaals, we hebben wetgeving. We hebben allerlei kaders waarbinnen het milieu, het dierenwelzijn et cetera moeten worden georganiseerd. Ik denk dat die echt staan en dat ze voldoende zijn. Ze zijn dusdanig streng dat ik weleens bewondering heb voor de agrarische ondernemers, omdat zij er binnen al die wetgeving nog steeds in slagen om een zo ongelooflijk succesvolle sector wereldwijd toonaangevend overeind te houden.  Voorzitter. Tot slot kom ik te spreken over de tegenbegrotingen. Ik denk dat dit kort kan, want ik heb er al een paar dingen over gezegd. Ik begin bij de tegenbegroting die we al vanaf gisterochtend 08.00 uur hadden kunnen zien. Omdat we niet allemaal de hele dag de GroenLinks-website open hebben staan, hebben we haar pas gelezen toen zij werd rondgedeeld. Ik heb het over de tegenbegroting van de heer Van Ojik van GroenLinks, waarvoor ik grote waardering heb. Ik ben het niet met alles eens, zo zeg ik maar tot de heer Van Ojik, maar ik heb er grote waardering voor dat hij een tegenbegroting indient. We zullen de voorstellen zorgvuldig bestuderen. Wellicht komt ook de minister van Financiën er nog nader op terug; anders zal de financieel woordvoerder van GroenLinks dat doen tijdens de algemene financiële beschouwingen. Er zat bij mij wel één haar in de soep, als ik het zo mag noemen. Dat is het afschaffen van het topsectorenbeleid, zowel in de sfeer van ombuigingen als in de sfeer van lastenverzwaringen. Het zou echt een aanslag zijn op innovatie, op onderzoek en op de versterking van ons bedrijfsleven door nieuwe innovatieve sectoren een kans te geven. Het zou mijn tegenuitdaging aan de heer Van Ojik zijn om daar nog eens goed naar te kijken.  Aanvankelijk zette ik een groot vraagteken bij de aanpak van belastingontwijking, maar uit de nadere duiding begrijp ik dat de 1,3 miljard wel degelijk te onderbouwen zou zijn. Daarvoor spreek ik mijn complimenten uit. Ik ben het er inhoudelijk niet mee eens — maakt u zich geen zorgen, mijnheer Zijlstra! — maar ik wijs erop dat het wel van maatregelen is voorzien. Aanvankelijk dacht ik dat de 1,3 miljard meer een wens was, maar dat is niet zo. GroenLinks heeft hier wel degelijk een aantal maatregelen onder gelegd, die overigens allemaal uiteraard ook effecten hebben op de werkgelegenheid en op de groei. Maar goed, nogmaals dank voor de tegenbegroting. Ik denk dat er bij de algemene financiële beschouwingen nader op wordt ingegaan. Op één punt zie ik een spanningsveld met het GroenLinks zoals ik dat ken van mevrouw Halsema en de heer Van Ojik, het GroenLinks dat ook voor een sterke, innovatieve economie is. Dat is de wel heel forse bezuiniging als gevolg van het afschaffen van het topsectorenbeleid.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wacht uiteraard met spanning af hoe onze begroting bij alle begrotingsbesprekingen en bij de algemene financiële beschouwingen haar weg zal vinden naar de echte begroting. Ik ben blij met de positieve woorden van de minister-president. Die 1,3 miljard voor het aanpakken van belastingontwijking is inderdaad onderbouwd met een aantal heel specifieke maatregelen. Zo kent de minister-president GroenLinks ook. Dat geldt ook voor het schrappen van het topsectorenbeleid. Wij sluiten daarmee eigenlijk een beetje aan bij de redenering van de WRR in het rapport Naar een lerende economie. Daarin zegt de WRR — ik vat het uiteraard in mijn eigen woorden samen — dat de topsectoren de steun van de Nederlandse overheid juist niet nodig hebben. Als je een kabinet bent dat zo gelooft in marktwerking, laat dan juist de topsectoren hun werk doen in de markt en ondersteun daar waar bedrijven je steun nog hard nodig hebben of daar waar er zaken zijn die je anders wilt.  Minister Rutte: Het topsectorenbeleid is natuurlijk een coproductie van de overheid, kennisinstituten en het bedrijfsleven. Als je dat helemaal zou tunen naar sectoren waarmee het nog niet goed gaat, zitten daar ook weer grote risico's aan. Natuurlijk moeten de uitdagers ook een kans hebben, maar dan wel de uitdagers met levenskracht. Het afschaffen, wat hier gebeurt, is echt een enorme greep in de kas van innovatie en onderzoek. Maar goed, voor de heer Van Ojik geldt hetzelfde als voor het kabinet: je moet moeilijke keuzes maken. Dit is een keuze die GroenLinks maakt. De tegenbegroting lezende en mij verplaatsende in de GroenLinks-kiezer, was dit de enige keuze waarvan ik dacht: daar zou ik nog even naar kijken. Voor de rest begrijp ik vanuit de GroenLinks-filosofie veel van de keuzes die worden gemaakt. Ik uit nogmaals mijn grote waardering daarvoor.  Ik heb ook waardering voor het CDA. Ik heb al een paar dingen gezegd over zijn tegenbegroting. Ik was nog even op zoek naar de dekking voor het terugdraaien van maatregelen inzake de kindregelingen en de Wmo, maatregelen op het terrein van het Witteveenkader en zo nog wat zaken ten grootte van een miljardje of drie. Die kon ik zo snel niet meer vinden, vandaar ook mijn opmerking vanmorgen dat er blijkbaar inmiddels wel steun is voor die maatregelen. Maar verder, grote waardering voor het feit dat het CDA een tegenbegroting heeft gepresenteerd. Ik kan mij voorstellen dat ook die nader terugkeert bij de AFB.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik denk dat de minister van Financiën u nog even de woorden in de mond legt dat u deze tegenbegroting uiteindelijk overneemt.  Minister Rutte: U ziet mij met hem praten, maar ik vroeg hem of hij al inzage had gehad in de SP-tegenbegroting. Dat is het geval en ik kreeg net een appreciatie van die tegenbegroting. Ik zal er zo meteen op ingaan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is niet de begroting die overgenomen hoeft te worden, maar dat terzijde.  Minister Rutte: Ik ben het met u eens.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Vanochtend was u — maar zand daarover — wat kinderachtig door te wijzen op wat er niet wordt gedekt. Ik had gisteren in het debat onze keuzes namelijk al toegelicht en aangegeven waarom het meest wel wordt teruggedraaid. Dat kunt u ook zien.  Deze begroting is een eerste stap op weg naar een eenvoudiger belastingstelsel. Ik zei gisteren al: onze tweede stap komt wanneer het helemaal op inkomenseffecten is doorgerekend. De premier maakte er vanochtend vrij snel gehakt van, maar ik zeg hem: als het kabinet daadwerkelijk op de langere termijn lagere belastingen wil, dan ontkomt ook het kabinet niet aan keuzes. En die keuzes zullen helemaal niet zo ver van deze tegenbegroting af liggen. Onze keuzes zouden het wel eens kunnen worden. U kunt ons voorstel van tafel vegen omdat de dekking niet deugt en de inkomenseffecten ontbreken, maar ik geef u op een briefje: als u werkelijk werk maakt van belastinghervormingen die meer zijn dan wachten op toevallige meevallers in de toekomst, dan hoort daar een kleinere overheid bij. Daar horen ook inkomenseffecten bij, maar er horen vooral heel veel positieve effecten voor de werkgelegenheid bij. Als u de begroting goed leest, ziet u het erin staan en u zult er nog verbaasd over staan hoeveel u er zelf van over gaat nemen.  Minister Rutte: We'll see!  We hebben in ieder geval afgesproken dat we met elkaar het gesprek aan zullen gaan over een nieuw belastingstelsel. Ik verheug me daarop. Ik heb vanmorgen al een aantal kanttekeningen geplaatst, bijvoorbeeld bij het feit dat de koopkracht van de ouderen wel erg door het ijs zakt. Verder worden er een aantal intensiveringen niet teruggedraaid en de IACK-bezuiniging draagt ook niet direct bij aan een versterking van het investeringsvermogen en het groeivermogen van de economie. Maar goed, dat zijn uw keuzes. Er zitten ook keuzes in die ik wel begrijp. Ik waardeer al met al enorm "de worp" van het CDA.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu doet de premier hetzelfde als vanmorgen. Ik zei "zand erover", maar nu begint hij weer opnieuw. Natuurlijk kun je er een enkel elementje uitpakken, zonder naar de kant te kijken waar de effecten worden goedgemaakt, bijvoorbeeld door een belastingverlaging in de eerste schijf. Dit zijn keuzes.  Ik hoor de premier als een Kamerlid zeggen dat het plan niet deugt, maar de regering zou moeten regeren. Wanneer een fractie in de Kamer, in dit geval het CDA, met een plan komt dat die kant opgaat, dan kun je het lezen door de bril van "wat deugt er niet?", maar je kunt het ook lezen door de bril "hé, we hebben elkaar nodig; we zouden die kant wel eens uit kunnen gaan". En ook al leest de premier het door die eerste bril, ik roep hem daar toch toe op.  Minister Rutte: Die effecten op de ouderen zijn het totaaleffect van de tegenbegroting. Ik licht er dan echt niet één maatregel uit. Maar laten we er nou gewoon met elkaar over in gesprek gaan. Ik waardeer het zeer dat het CDA een tegenbegroting heeft gemaakt. De VVD deed dat ook toen ze in de oppositie zat en toen lag ik net zo onder vuur als nu de heer Buma. Ja, zo hoort dat! We hebben hier scherpe discussies, maar dat neemt niet weg dat er elementen in zitten die het kabinet snapt.  De voorzitter: Mijnheer Buma voelt zich uitgedaagd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is een gesprek dat wij voeren.  Het woord "tegenbegroting" vind ik best, maar in feite is het een eerste stap op weg naar de belastingverlaging waarvan het kabinet zegt dat het die wil. Ik zeg maar één ding: het kabinet zal ook keuzes moeten maken of het is allemaal luchtfietserij en op drijfzand gebaseerd. Wat doe je als je een belastingverlaging betaalt uit meevallers die er nog niet zijn? Het alternatief is dat je keuzes maakt en als het kabinet keuzes maakt, dan zal het ook deze kant op moeten. Wij zullen in oktober het plan met alle werkgelegenheidseffecten en dergelijke voor de lange termijn kunnen presenteren.  Minister Rutte: Dat wachten we af.  Voorzitter. Tot slot kom ik bij de tegenbegroting van de Socialistische Partij, waarvoor ook veel waardering. Ik moet toegeven dat het SP wel een keuze maakt, namelijk het saldo laten verslechteren met meer dan 1%. Daardoor komen we boven de 3% uit. Dat is geen goed nieuws, denk ik. Daarnaast viel mij op dat sommige hervormingen niet worden teruggedraaid, zoals de AOW-leeftijdsverhoging. Het lijkt nu alsof ook de SP zegt dat de AOW-leeftijdsverhoging een gegeven is. Dat is goed nieuws. Een paar maatregelen zijn zo ingrijpend dat zij lastig per 2015 in te voeren zijn, maar dat is ook wel weer logisch, want als je een tegenbegroting maakt, maak je een begroting tegen die van het kabinet. Het is van mij ook niet helemaal fair om de heer Roemer daarop aan te vallen en dat laat ik dus liggen, want als de heer Roemer zelf in de regering had gezeten, had hij eerder een begroting gemaakt. Dan had hij maatregelen kunnen nemen die nog wel invoerbaar waren, terwijl een paar maatregelen lastig op heel korte termijn zijn in te voeren.  De saldoverslechtering en het niet terugdraaien van de AOW-leeftijdsverhoging sprongen er voor ij helemaal uit. Verder begrijp ik de begroting helemaal door de bril van de SP en de keuzes die deze partij maakt, waarvoor waardering, althans voor het feit dat de SP zo'n tegenbegroting maakt.  De heer Roemer (SP): Dat is al meer dan ik vandaag gekregen heb, waarvoor dank.  Ik had ook graag eerder een tegenbegroting gemaakt, maar als je inderdaad een paar dagen ervoor de cijfers krijgt op basis waarvan je een tegenbegroting moet maken, is het lastiger. Daar hebben wij over en weer begrip voor. Het saldo waarop wij uitkomen, is 2,5%. Dat is inderdaad iets hoger dan het kabinet, maar beneden de 3%. Die 2,5% is uitstekend binnen alle normen. Verder hebben wij inderdaad geprobeerd om zo veel mogelijk te repareren, maar ik kan niet anders dan concluderen dat slopen nu eenmaal sneller gaat dan bouwen.  Minister Rutte: Ik laat die termen even voor rekening van de heer Roemer. Overigens komt hierbij dat de verslechtering van het saldo ook te maken heeft met het feit dat de heer Roemer een aantal maatregelen niet eerder kon invoeren. Als hij ze eerder had kunnen nemen, waren ze wellicht op tijd invoerbaar geweest en zou het saldo niet door de 3% zijn gezakt. Als ze op tijd waren genomen, zou het saldo inderdaad aan de goede kant van de 3% zijn geëindigd. De eerlijkheid gebiedt mij om dat op te merken.  Voorzitter, hiermee meen ik de tegenbegrotingen van commentaar te hebben voorzien, althans op hoofdlijnen. Ze komen ongetwijfeld nog terug bij de algemene financiële beschouwingen. Ik heb een poging gedaan om de vele opmerkingen die de Kamer in eerste termijn gemaakt heeft, te beantwoorden. Ik verheug mij op het vervolg van het debat.  De voorzitter: Dank u. Daarmee is een einde gekomen aan het antwoord van de regering in eerste termijn. Wij waren gisteren laat, maar zijn vandaag best vroeg. Gezien het tijdstip wil ik doorgaan met de tweede termijn, maar ik kan mij voorstellen dat daarvoor enige voorbereidingstijd nodig is. Dat signaal heb ik ook van diverse mensen gekregen. Daarom gaan wij een halfuurtje schorsen.  De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.53 uur geschorst.  De voorzitter: Ik verzoek de leden, hun plaatsen in te nemen, zodat wij kunnen beginnen met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Roemer van de fractie van de SP.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met het bedanken van de minister-president voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik moet erkennen dat hij er aardig in is geslaagd om dat in een behoorlijk tempo te doen dit keer. We waren blijkbaar tijdens deze algemene beschouwingen meer met elkaar bezig dan met het kabinet. Dat kan ik jammer vinden, maar de Kamer gaat nu eenmaal over haar eigen vergadering. Zo werkt dat. Dat de beantwoording snel was, wil niet zeggen dat ik er blij mee ben. De complimenten moeten vooral niet verkeerd worden opgevat. De premier is er trots op dat zijn kabinet zo veel veranderingen heeft doorgevoerd. Hij noemde dit kabinet het meest hervormingsgezinde kabinet sinds vele jaren. Zo kun je het zeker noemen, maar niet iedere verandering is een verbetering. Soms gaan broodnodige veranderingen via een volstrekt verkeerde weg.  Ik vroeg de premier naar een definitie van armoede. Hij zei dat mensen die in de financiële problemen zitten hun uitgaven beter moeten afstemmen op hun inkomsten. Hij zei ook dat mensen in de armoede belanden als zij de weg naar de bijstand niet kunnen vinden. Zelden heb ik een premier gehoord die zo wereldvreemd spreekt over mensen in armoede. Met dit soort uitspraken kwetst hij mensen die graag willen werken, maar gewoon geen werk kunnen vinden. Hij kwetst daarmee ouderen die ziek worden, maar de zorg niet kunnen betalen. Hij kwetst een moeder in de bijstand die elke maand een gevecht moet leveren om haar kind fatsoenlijk eten te geven en die door het beleid dat de premier verdedigt met €312 wordt gekort.  Sinds het aantreden van de premier met het kabinet-Rutte I, nu vier jaar geleden, is in ons land veel hervormd, om die term maar te gebruiken. Sinds Rutte I is het aantal mensen dat gebruik moet maken van de voedselbank gestegen van ongeveer 50.000 naar 85.000. Sinds die periode zijn zo'n 225.000 mensen werkloos geraakt. Het aantal miljonairs in ons land steeg vorig jaar met 16,5% tot 173.000 en ondertussen is het aantal kinderen dat opgroeit in armoede schrikbarend toegenomen. In 2012 waren dat er 384.000 en dat aantal is alleen maar toegenomen. Het aantal mensen dat de zorgkosten niet meer kan betalen, is opgelopen tot boven 1 miljoen.  Dat is de reden waarom wij zo fel zaten op de uitwerking van het beleid van de afgelopen jaren. Er zijn zo veel mensen die geen perspectief zien en die in het beleid alleen maar verder in de hoek worden gedrukt. Daarom maken wij andere keuzes dan het kabinet. Ja, het kan veel menselijker en veel socialer. Heel veel mensen die het debat hebben gevolgd, waren van mening dat er veel meer óver ze werd gesproken dan dat er vóór ze werd gesproken en ze perspectief werd gegeven.  Dan nog een opmerking over de toenemende internationale spanningen. Die leiden ook tot meer spanningen in onze buurten. Wij steunen het beleid om extremisme aan te pakken en jihadstrijders op te pakken. Wij staan echter ook pal voor onze rechtsstaat en vinden dat de ministers ook hier gecontroleerd moeten worden door de rechter. We willen onze bijdrage leveren aan het helpen van mensen die op de vlucht zijn, en moeten ons uiterste best doen om fascistische moordbrigades als ISIS te bestrijden. We moeten mensen in de wijken echter ook een alternatief bieden, een toekomst bieden en een perspectief bieden. We moeten ervoor zorgen dat de mensen zich hier ook thuis voelen en dat ze kansen krijgen. Zij moeten kansen krijgen in hun wijk, kansen krijgen in hun buurt, kansen krijgen op werk. Haal in al die wijken de voedingsbodem weg en voorkom dat mensen geen uitzicht meer hebben, in welke vorm dan ook. Daarvoor is meer inspanning nodig, bijvoorbeeld bij het investeren in wijken, maar ook bij het aanpakken van segregatie. Ik ben heel benieuwd naar de brief van de minister over wat hij echt wil doen aan integratie.  We willen ook lessen trekken uit het verleden, uit de oorlog in Afghanistan en die in Irak. Daarvan kunnen wij leren dat ondoordacht optreden en oorlogszuchtige taal alleen maar tot meer problemen en tot meer slachtoffers leiden, en tegenstellingen alleen maar vergroten. Als het gaat om het bestrijden van gewelddadige conflicten in het buitenland moeten we niet hooghartig zijn. Laten we behoedzaam en voorzichtig zijn, en niet achter een agenda aanlopen die zal leiden tot grote conflicten en meer massief geweld in gebieden waar al veel te veel wapens aanwezig zijn.  Bij de inrichting van onze samenleving moeten we niet bescheiden zijn. We kunnen in Nederland armoede beter bestrijden. We kunnen mensen in deze onzekere tijden meer zekerheid bieden. Wat mij betreft ging het debat van de afgelopen dagen te weinig over de problemen waarmee mensen elke dag te maken hebben. In de komende maanden zullen we in de Kamer alle begrotingen behandelen. Daarbij zal de SP voorstellen doen om het beleid bij te sturen waar dat kan. Vanavond sluit ik mijn bijdrage af met het indienen van drie moties, om daaraan een eerste richting te geven.  Mijn eerste motie gaat over het Belastingplan. De 2% rijkste Nederlanders bezit een derde van al het vermogen, terwijl 60% van de Nederlandse huishoudens helemaal geen vermogen heeft, of zelfs in de schulden zit. De snel groeiende tegenstellingen vormen een gevaar voor de solidariteit en voor de samenhang in de samenleving. Een land met zulke grote tegenstellingen wordt uit het lood geslagen. We willen een begin maken met het eerlijker maken van de belasting op vermogens. Gewone spaarders moeten worden ontzien door ze geen belasting meer te laten betalen over een fictief rendement. Mensen met een groot vermogen moeten worden belast op grond van werkelijk gehaalde rendementen. Daartoe dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de relatieve inkomsten van belasting op arbeid toenemen en van de belasting op kapitaal afnemen;  constaterende dat kleine spaarders gemiddeld lagere rendementen halen en relatief zwaar worden belast;  verzoekt de regering, te komen met een voorstel om de vermogensrendementsheffing te baseren op het werkelijk genoten rendement, zodat van kleine spaarders minder wordt gevraagd,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 5 (34000).  De heer Roemer (SP): Ik heb vandaag niet voor het eerst gesteld dat de verhuurdersheffing een ramp is voor corporaties maar vooral ook voor huurders. Het omzetten van de verhuurdersheffing in een investeringsplicht geeft corporaties veel meer ruimte om de broodnodige investeringen te doen, om de woningnood aan te pakken, maar ook om woningen te renoveren, energiebesparende maatregelen te nemen en op het platteland te investeren in bijvoorbeeld wijkvoorzieningen. Dit levert ook nog eens tienduizenden banen in de bouw op. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de bouw van sociale huurwoningen, investeringen in onderhoud en in de leefbaarheid van buurten achterblijven;  constaterende dat de verhuurdersheffing voor woningcorporaties de mogelijkheden voor investeringen flink beperken;  verzoekt de regering, te komen met een voorstel om de verhuurdersheffing voor woningcorporaties om te zetten in een investeringsplicht,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 6 (34000).  De heer Roemer (SP): Het zal uit alle betogen die ik en mijn collega's de afgelopen tijd hebben gehouden, duidelijk zijn dat wij ons ernstig zorgen maken over het over de schutting kiepen van zo veel beleid naar gemeenten. Wij maken ons daarbij vooral zorgen over de extreme bezuinigingen waarmee dat gepaard gaat. Die zorgen ervoor dat een en ander niet zorgvuldig kan worden ingevoerd, dat veel mensen hun baan verliezen en dat veel gemeenten in de problemen komen. En vooral zorgen die bezuinigingen ervoor dat veel ménsen in de problemen komen. Dat kan en moet beter. Vandaar de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de decentralisatie van zorg en ondersteuning naar gemeenten gepaard gaat met forse bezuinigingen;  constaterende dat veel gemeenten nu al aangeven dat zij de zorg en ondersteuning niet op peil kunnen houden;  constaterende dat tienduizenden zorgmedewerkers de afgelopen tijd hun baan hebben verloren;  verzoekt de regering, voor volgend jaar de bezuinigingen die gepaard gaan met de decentralisaties, te schrappen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 7 (34000).  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording in eerste termijn en voor de toezegging die het kabinet heeft gedaan bij monde van de premier — hij kijkt mij nu vragend aan, maar hij heeft echt een toezegging gedaan — op het gebied van de groei van de economie, de banen en de vraag hoe we gaan zorgen dat barrières, regels en lasten die werkgevers hebben boven op het verschil tussen bruto en netto loon, kunnen wegnemen. Hoe kunnen we die belemmering wegnemen om te zorgen dat er meer banen in Nederland komen? Ik begreep de toezegging van de premier zo dat hij dat in brede zin gaat doen. De minister van Sociale Zaken is gelukkig al bezig op dat terrein en dat is goed, maar dit gaat ook in brede zin worden opgepakt. Dat is prima.  Ik heb verder begrepen dat de premier volgende week zelf aanwezig zal zijn bij de klimaatconferentie. Dat is goed, want dat is een belangrijk onderwerp, maar ik wil hem wel een heldere boodschap meegeven. Wij moeten het Nederlandse bedrijfsleven niet onnodig op achterstand zetten. Dat is de portee van mijn betoog. Dus ook voor de klimaatconferentie wil ik het kabinet meegeven dat het mooi zou zijn als wij vergaande afspraken kunnen maken op wereldniveau. Maar het kan volgens mij niet zo zijn, zoals eerder wel is gebeurd, dat wij als Europa ons aan van alles verbinden, terwijl de rest van de wereld in zalige vrijheid en ongebondenheid niets doet, want dan zorgen we ervoor dat er een volgende barrière voor ons bedrijfsleven op Nederlandse en Europese banen wordt neergelegd. De ambitie van het kabinet is dus heel goed, maar wel graag met deze beperking.  In het kader van de groei van de economie moeten we succes ook niet afstraffen. Een zaak die een dezer dagen naar voren kwam, was het feit dat er in het groene onderwijs een probleem is. De leerlingenaantallen zijn groter dan verwacht. Dat komt omdat meer leerlingen daar bewust voor kiezen in het kader van hun loopbaan. Dat leidt tot een financieel probleem. Wij zullen bij de algemene financiële beschouwingen samen met D66 met een motie komen om te proberen dat probleem op te lossen. Dat is binnenkort. Wij zeggen nu al richting het kabinet dat het goed zou zijn als het kabinet ook kijkt naar het verschil in de bekostigingssystematiek tussen die twee vormen van groen onderwijs, want dat is de reden voor het ontstane probleem.  De heer Slob (ChristenUnie): De voorganger van de heer Zijlstra zei altijd: je moet geen moties indienen die onnodig zijn. Hij is inmiddels tot minister gepromoveerd en zit nu te knikken. Volgens mij hebben we op dit onderwerp een heel duidelijke toezegging gekregen van de minister-president: het wordt geregeld. Er zijn inderdaad problemen bij het groene onderwijs. Die zijn niet alleen het gevolg van het feit dat er een begrenzing was als het ging om de groei, maar ook omdat er op leerlingenniveau gekort werd met 2%. Het kabinet heeft al toegezegd dat het dat gaat oplossen. De heer Zijlstra is dus al bediend.  De heer Zijlstra (VVD): Dat moet nog blijken. Daarom doen we het ook niet nu. De algemene financiële beschouwingen zijn ervoor om te zorgen dat het allemaal keurig geregeld is.  Ik dank het kabinet voor het heldere en ambitieuze antwoord op het gebied van de belastingen. Ik zeg daar echter bij dat snelheid en zorgvuldigheid wel in balans moeten zijn. Het is goed dat het kabinet maximale snelheid wil maken, maar dat betekent voor de VVD wel dat als wij volgend jaar bij de begroting met de eerste stappen willen komen, het helder moet zijn hoe het totaal eruit gaat ziet. Het moet niet zo zijn dat een deelstap ertoe leidt dat het eindplaatje slechter wordt. We moeten het eindplaatje dus kennen om vervolgens zo snel mogelijk stappen te kunnen zetten. Ik zal een voorbeeld geven. Kijk naar de zorgtoeslag. Wij zouden graag van de toeslagen af willen, maar als we dat doen als een deelstap, standalone, dan gaat dat, denk ik, nooit lukken vanwege de inkomenseffecten. Het kan hopelijk wel lukken in het kader van de totale belastingherziening. Als we deelstapjes nemen zonder het totaal te kennen, maken we de eindsituatie misschien slechter. Zorg er dus bij alle snelheid eerst voor dat het eindplaatje helder is voordat er deelstappen worden gezet. Zorgvuldigheid zou voorop moeten staan. Maar ambitie is natuurlijk heel goed.  Er is, vanwege de zorgen die er op dat punt zijn, terecht veel discussie geweest over pensioenen en de indexering ervan. Tegelijkertijd hebben we een discussie gehad over de vraag of de pensioenfondsen meer in Nederland kunnen investeren; de heer Samsom vroeg daar aandacht voor. Het kabinet heeft al voor het reces aangegeven een nationale hypotheekinstelling en een nationale investeringsinstelling, afgekort NHI en NII, op te richten. Daar zijn wij voor, maar wel met een helder mandaat. De NHI — de "H" staat er niet voor niets — gaat over het bundelen van hypotheken. Daarvoor kan de kapitaalmarkt worden gebruikt, dat is heel goed. De NII is de katalysator tussen kapitaal, vaak van pensioenfondsen, en grote projecten in Nederland zonder eigen kapitaal. We moeten wel binnen het mandaat blijven, want anders komen we straks misschien in de situatie dat een en ander ten koste gaat van het rendement van pensioenfondsen en hebben we weer een discussie over het al dan niet indexeren door pensioenfondsen. Dat moeten we voorkomen. We moeten het goede doen, zo zeg ik de heer Samsom na, maar we moeten ervoor oppassen daarbij iets verkeerds te doen. Ik vraag dus om de balans in de gaten te houden.  Het kabinet deelt de urgentie op het punt van veiligheid en daar ben ik blij om. Ik zie dat dit ook Kamerbreed leeft. De internationale situatie is instabiel en ronduit bedreigend. Ik heb in dit huis een breed draagvlak gevoeld voor extra investeringen in defensie en in onze veiligheid. Het kabinet heeft het zelf al aangegeven, het is een trendbreuk, dus niet alleen 100 miljoen dit jaar. Een trendbreuk houdt niet in dat je alleen nu een stapje zet en daarna niet meer. Een trendbreuk betekent meer en dat zegt het kabinet zelf ook. In dat licht zal de VVD ook een motie steunen die de SGP later in dit debat zal indienen.  Ons land is de afgelopen jaren door een heel moeilijke periode gegaan. Iedereen — ik zei het in eerste termijn al — heeft de gevolgen gevoeld van de crisis en van de maatregelen die het kabinet heeft moeten nemen; pijnlijk gevoeld. Iedereen heeft ermee te maken gehad, zelf of bij vrienden. Gelukkig beginnen we nu op te krabbelen. De economie herstelt langzaam. Eerst de export. Dat is gebeurd. Dan de bedrijfsinvesteringen. Die zien we ook. Volgend jaar zullen we voor het eerst in de cijfers zien dat de consumenteninvesteringen omhooggaan. Dat is het derde wagonnetje van dit treintje. De laatste wagon — zo weten we uit de geschiedenis in Nederland — is de werkgelegenheid. Ik denk dat alle partijen hier aanwezig graag willen meeduwen om dat laatste wagonnetje wat sneller op gang te krijgen. We zullen het kabinet graag helpen duwen. De werkgelegenheid moet immers omhoog. Mensen moeten weer het perspectief hebben op een baan, inclusief de warmte, de sociale contacten en de inkomensvooruitgang van een baan. We zien het gebeuren. Er is daarom op dit moment maar één ding verstandig om te doen: koers houden. Er is geen tijd voor experimenten. Ga door waarmee u bezig bent, maak het succes af.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de uitvoerige beantwoording. Overigens wil ik ook de overige bewindspersonen bedanken voor hun aanwezigheid, net als al hun ambtenaren die ongetwijfeld de hele nacht hebben moeten doorwerken om de minister-president schriftelijk van een antwoord te voorzien. Die nacht was dit jaar korter dan andere jaren.  Deze twee lange dagen hebben wij een debat gevoerd met in ons achterhoofd de beelden van de afgelopen zomer: de oorlog in Oost-Oekraïne, de ramp met de MH17, de terreur in Syrië en Irak, de barbaarse moorden. Ook hebben we de beelden in ons achterhoofd van de radicalisering in ons eigen land: de ISIS-vlaggen in de Haagse Schilderswijk. Als je het goed beschouwt, zijn het tegen de achtergrond van die turbulente wereld eigenlijk heel gewone algemene politieke beschouwingen geweest. De vraag die wij samen stellen is of politiek Den Haag de afgelopen twee dagen echt heeft laten zien dat wij de beelden van de afgelopen zomer hebben verinnerlijkt. Beseffen we wat de gevolgen zijn van al datgene wat de afgelopen zomer op ons afgekomen is? Wij moeten de naïviteit die wij de afgelopen 25 jaar hebben gehad over onze internationale positie en onze internationale veiligheid achter ons laten. De vragen waarmee wij geconfronteerd worden, gaan behalve over veiligheid ook over het wezen van onze samenleving. Dat is lang niet allemaal in het keurslijf van een USB-stick met daarop een begroting te vatten.  Kortom, de vragen die wij ons als politiek moeten stellen zijn breder dan alleen maar tabellen. Waar staat onze samenleving voor? Wat betekent het om inwoner te zijn van een land met een joods-christelijk-humanistische traditie van eeuwen? Dit betekent: tegen geweld en radicalisme. Zeker. Maar het is ook voor iets, voor onze naasten, voor respect voor elkaar en voor het besef dat je vrijheid en je verantwoordelijkheid hoort te beleven. Het is de opdracht van de politiek om dat besef aan de samenleving door te geven. Daar hoort ook bij dat de samenleving van de politiek mag verwachten dat zij de dreiging van nu van een antwoord voorziet, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid. Het is duidelijk geworden dezer dagen dat een eerste stap wordt gezet om de bezuinigingen op veiligheid terug te draaien. Over de omvang verschillen we van mening. Mijn fractie vindt die nog te weinig. Dat is een reden voor mijn fractie om een motie te steunen die, naar ik aanneem, zo meteen wordt ingediend door collega Van der Staaij. De inzet op veiligheid voor de toekomst van dit land moet forser. Veiligheid heeft een hogere prijs dan wij daar tot nog toe voor betalen. Mijn fractie is er wat betreft strategische sectoren als voedsel en water nog niet gerust op dat de Nederlandse politiek echt een langetermijnagenda heeft die ook de onveiligheid van de toekomst aankan.  Het is goed dat de premier heeft aangegeven dat het kabinet zich bewust is van de noodzaak van een brede energiemix voor de toekomst en dat daarin ook kernenergie een plaats heeft. Tegelijk moeten we erkennen dat de praktijk van alledag weerbarstig is. Bijvoorbeeld de uitvoering van het energieakkoord zit vol hobbels, zoals de premier heeft toegelicht. Het energieakkoord is een middel, geen doel. Wanneer het nodig is om een stap anders te zetten doordat de uitvoering hiervan niet kan, gaat de energievoorziening van de Nederlander in de toekomst voor afspraken op papier.  In de landbouwsector zie ik nog geen omslag naar een meer veiligheidsbewust denken. Het moet mij van het hart: de premier kwam niet veel verder dan de sneer dat we alles, behalve ananassen, al in ons eigen land produceren. "Boodschap onvoldoende begrepen" denk ik dan. Het gaat hier echt om de vraag of wij als Nederland het Nederlandse, maar ook een Europees strategisch voedselbeleid willen steunen. Ook gaat het om de vraag of wij beseffen dat het maar blijven omzetten van land in water en natuur niet de toekomst is. Wij moeten ons eigen voedsel in de toekomst blijven produceren en mogen niet afhankelijk zijn van instabiele landen.  Ik zei gisteren al dat bij deze onveilige situatie ook een robuuste economie hoort. Het kabinet moet meer doen dan meehobbelen met een net iets betere broze economie. Op dat gebied blijft het kabinet achter. Dat belastingplan is meer een droomvlucht dan dat het harde keuzes bevat. Dat betekent misschien wel dat honderdduizend mensen onnodig lang aan de kant blijven staan. Dat mag het kabinet niet laten gebeuren. Het CDA steunt daarom het verzoek, waarover D66 straks een motie zal indienen, om voor 1 februari en niet met sint-juttemis met een belastingplan te komen. Dat kan dan niet alleen uit meevallers worden betaald, want dan wordt het wachten tot je een ons weegt. Lagere lasten kunnen alleen maar bij lagere uitgaven en dat betekent keuzes maken.  Het CDA heeft in haar eigen begroting, haar eigen agenda voor 2015, die keuzes gemaakt. Ik moet zeggen dat de reactie van de premier mij teleur stelde. De premier ging vooral de posten langs en serveerde deze vervolgens op de ouderwetse manier een voor een af. Hij miste daarmee de kern van de zaak, namelijk dat als je werkelijk de economie wilt hervormen door lagere belastingen, daar keuzes bijhoren. We moeten niet alleen afwachten tot het ooit meezit met meevallers, maar het gaat om minder overheid, meer samenleving, lagere belastingen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet stelt dat de voorgenomen belastingherziening gepaard dient te gaan met een lastenverlichting van 3 tot 5 miljard euro, om ongewenste inkomenseffecten te compenseren;  overwegende dat de benodigde middelen voor lastenverlichting volgens het kabinet "nog niet klaarliggen" en alleen moeten worden opgebracht uit eventuele meevallers;  verzoekt de regering om voor de noodzakelijke lastenverlichting ook ruimte te zoeken in het beperken van de overheidsuitgaven,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 8 (34000).  De heer Van Haersma Buma (CDA): In dit debat is er ook veel aandacht geweest voor de kwetsbaren in onze samenleving. Denk dan vooral aan ouderen, die zowel worden geconfronteerd met dalende inkomsten als met hogere uitgaven voor de langdurige zorg. Door de opeenstapeling van belastingverhogingen, zorgbeperkingen en pensioenkortingen staat hun positie onder druk. Daar kan verandering in gebracht worden door verantwoorde eisen te stellen aan pensioenfondsen, zodat we de houdbaarheid op langere termijn kunnen combineren met de draagkracht voor pensioengerechtigden. Daarover heb ik de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de regering voorstelt dat fondsen tot een dekkingsgraad van 110% niet kunnen indexeren;  constaterende dat de regering voorstelt dat verzekeraars minder geld hoeven aan te houden dan pensioenfondsen voor verplichtingen die ver in de toekomst liggen, terwijl sommige verzekeraars staatssteun kregen en pensioenfondsen juist verplicht werden te korten op hun pensioenen;  verzoekt de regering, de voorstellen voor het nieuwe financiële toetsingskader op de volgende punten aan te passen:  -het moet mogelijk zijn om vanaf 105% dekkingsgraad gedeeltelijk te indexeren;  -pensioenfondsen moeten dezelfde Ultimate Forward Rate (UFR) kunnen gebruiken als verzekeraars voor hun lange verplichtingen  -indien er weer forse overschotten komen, moeten belemmeringen om gemiste inhaalindexatie uit te keren, weggenomen worden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 9 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb een vraag over deze motie en over het moment van indiening. Er staan best goede dingen in deze motie, maar er is nog een schriftelijke ronde bezig in de Kamer over het financieel toetsingskader. Daar gaan we nog heel uitgebreid over spreken. Hecht u nog aan die gedachtewisseling met het kabinet? Het lijkt erop dat u die zaken al ver voor de troepen uit, nu gelijk, bám, wilt afhandelen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vond dit juist het moment om dat signaal te geven, want wij zijn hier als fracties aan het begin van het nieuwe parlementaire jaar bij elkaar. We kunnen het kabinet voor de begroting voor volgend jaar boodschappen meegeven. Daar is dit er een van. Dit is niet de enige motie die vandaag wordt ingediend die niet rechtstreeks op een stuk van de begroting slaat, maar wel op datgene wat het kabinet voornemens is voor het komend jaar te doen. Daarom heb ik bewust deze motie ingediend.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat begrijp ik, maar het gaat om wetgeving die bij de Kamer ligt. We zijn nog bezig met de schriftelijke ronde. Ik neem aan dat we er in deze zaal nog uitgebreid over zullen spreken. Het is uw goed recht, maar ik vroeg om een toelichting waarom u dat nu al doet. Ik zal u eerlijk zeggen dat wij deze motie niet gaan steunen, ook al staan er best goede dingen in. Wij willen eerst nog die zorgvuldige behandeling hebben. Zo ken ik u ook altijd, als het gaat om wetgeving.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nogmaals, ik vind het volstrekt voor de hand liggend dat juist op een dag als deze, moties als deze worden ingediend. Als u dat niet van mening bent, is dat uw keuze. Ik zal het antwoord van het kabinet afwachten, maar ik vond het niet meer dan logisch om deze dingen in deze motie weer te geven. Het betreft overigens zaken waarover in het debat van vandaag het nodige is uitgewisseld en waaraan velen van ons ook hebben deelgenomen.  Ik kom tot een afronding. Ik begon mijn bijdrage gisteren met een verwijzing naar de beelden van de ramp met de MH17. Op 10 november zullen we in een nationale manifestatie de slachtoffers herdenken. Laat Nederland dan één zijn met de nabestaanden, aan het eind van een jaar dat te veel oorlogen en te veel rampen heeft laten zien. Wat de beelden van het volgende jaar worden, weten we niet, maar we weten wel wat de opdracht voor de politiek is. Die is méér dan alleen maar de tabellen van de begrotingen rondkrijgen, zeker na wat er deze zomer is gebeurd. De opdracht voor de politiek is om de waarden van onze samenleving te verdedigen; voor nu en voor de toekomst van onze kinderen.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ook namens mijn fractie dank aan het kabinet voor de beantwoording van alle vragen. Met de heer Roemer constateer ik dat het parlement deze keer, gisteren, vooral zichzelf heeft beziggehouden en dat we daardoor vandaag op een heel ander tijdstip zouden kunnen afronden. Ik constateer ook dat het debat, deze keer meer dan anders, ging over andere dingen dan alleen de economie, de financiën en de begroting. Dat is ook logisch na de zomer van 2014. Het ging ook over de samenleving, in letterlijke zin: over samen leven, en over hoe we met elkaar in deze samenleving de verbindende krachten versterken en de splijtende krachten tegenhouden.  Mijn fractie vroeg in eerste termijn nadrukkelijk om een stellingname van het kabinet. Ik vond het goed, hoe de premier daar stond en stelling nam tegen de haatzaaiers buiten en binnen het parlement. Het is kennelijk mogelijk om het rode stuk vlees te vermijden, en toch stelling te nemen tegen datgene waartegen stelling moet worden genomen. Ik vond het mooi om te zien. Ik hoop dat dit naar meer smaakt, ook bij de premier, want dat zal nodig zijn. Dat zal nodig zijn in de komende, moeilijke jaren, waarin spanningen in de samenleving, door buitenlandse ontwikkelingen maar ook door ingesleten patronen in Nederland, zullen blijven bestaan en soms zullen oplaaien. We hebben het gezien. Na 2005 waren sommigen van ons misschien van mening dat de problemen weg waren of langzaam weg zouden gaan. Dat gebeurt niet. We hebben daarom een overheid nodig die repressief is als dat nodig is en die preventiemaatregelen uitvoert als dat moet. Maar we hebben ook een overheid, een kabinet en een eerste minister in dat kabinet nodig die stelling nemen als dat nodig is.  Het ging uiteraard heel veel over het buitenland. Dat is terecht, na de zomer van 2014. Met zijn allen hebben we geconstateerd dat er een trendbreuk — dat is misschien wel het woord van deze twee dagen — nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om de uitgaven voor onze veiligheid. Dit gaat echter ook op voor andere onderdelen van ons buitenlands beleid. Ik doel daarmee met name op de diplomatie. Onze diplomatieke inspanningen moeten hand in hand gaan met inspanningen op het gebied van humanitaire zaken, ontwikkelingssamenwerking of militaire inspanningen, als die nodig zijn. Ook daarin is eigenlijk een trendbreuk nodig. Ik hoop daarom dat de motie die dadelijk zal worden ingediend op instemming zal kunnen rekenen, ook van het kabinet.  Natuurlijk ging het ook heel veel over werk, de absolute prioriteit van de Partij van de Arbeid en, naar ik heb begrepen, ook van dit kabinet. Meer banen. Zolang er meer dan 600.000 mensen aan de kant staan, zijn die heel hard nodig. Vanochtend bleek dat in de afgelopen maand 400 mensen per dag een nieuwe baan vonden. Dat stemt hoopvol, maar is geen reden om tevreden achterover te leunen.  Mijn fractie vroeg het kabinet om een andere houding dan alleen maar afwachten tot hervormingen, belastingverlagingen en deregulering hun heilzame werk in de markt doen. Mijn fractie vroeg dit kabinet om een actieve opstelling, om daar waar het mogelijk is banen te behouden of nieuwe banen te creëren of mogelijk te maken. Ik ben blij met de beloftes die gedaan zijn. Ik constateer dat de minister-president alles heeft gedaan wat hij kon doen, namelijk beloftes doen, maar daarmee is het werk natuurlijk niet gedaan. We zullen als een bok op de haverkist erop letten dat de inspanningen daadwerkelijk leiden tot meer banen.  Een specifiek onderdeel daarvan ging over de regio's, in het bijzonder over het noorden, waar al zo veel initiatieven zijn die eigenlijk wachten op een uitgestoken hand van dit kabinet. We hebben daarover met elkaar gediscussieerd, maar om het mogelijk te maken om hierop snel voortgang te boeken, dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat economische structuurversterking bijdraagt aan het bestrijden van (jeugd)werkloosheid en de economische ontwikkeling van de regio's;  constaterende dat er ten aanzien van de sociale werkvoorziening met betrekking tot de werkgelegenheid zorgen zijn in diverse regio's;  overwegende dat de motie-Slob/Samsom (27406, nr. 214) de regering verzocht om actieplannen van regio's waar gewerkt wordt aan een structurele versterking van de economie, te ondersteunen met behulp van rijksbeleid;  verzoekt de regering, ruimte te zoeken binnen de bestaande kaders om initiatieven die de werkgelegenheid in de regio op peil houden, zoals het Pact van het Noorden, maximaal te ondersteunen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Slob en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 10 (34000).  De heer Samsom (PvdA): Eenzelfde discussie ging over de zorg, over banen die daar verloren dreigen te gaan. We hebben in de eerste termijn al met elkaar gewisseld dat we sommige banen niet kunnen behouden. Daar waar banen onnodig geschrapt worden en we initiatieven kunnen nemen om ze te behouden, moeten die initiatieven genomen worden. We zijn blij met de toezegging van de premier om de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alles op alles te laten zetten om nog voor 1 oktober daarover met duidelijkheid te komen, om vele duizenden — er werd een getal genoemd van 10.000 tot 15.000 mensen in de thuiszorg — hun baan te laten behouden, met behulp van de toelage huishoudelijke hulp. Mijn fractie zal met enthousiasme een motie ondersteunen die daarover zo zal worden ingediend.  Het belastingstelsel heeft dezer dagen een stapje voorwaarts gezet. Van een plan dat van alle kanten werd afgeschoten in de dagen voorafgaand aan dit debat, is het volgens mij nu een plan dat kan rekenen op een zeker draagvlak, al moet de echte invulling natuurlijk nog plaatsvinden. Ook mijn fractie vindt dat dit zo snel als mogelijk moet. Mijn fractie heeft echter de afgelopen anderhalf jaar ervaren dat heel snelle initiatieven die heel goed lijken — ik noem de huishoudentoeslag — kunnen sneuvelen in overtrokken dadendrang, en dan ben je weer verder van huis. Het gaat dus om zorgvuldigheid gekoppeld aan snelheid. Wat mijn fractie betreft is er geen deadline, al zouden wij wel willen of wensen dat de eerste, en wat mij betreft zo groot mogelijke stap, bij het Belastingplan van 2015 gezet wordt, niet door lukraak te snijden in allerlei inkomensvoorzieningen maar door gebruik te maken van de aantrekkende economie en door de meevallers in te zetten voor daadwerkelijke lastenverlaging op arbeid.  Gelukkig ging het ook over de wat verdere toekomst, onder andere door het Belastingplan maar ook door andere onderwerpen, namelijk energie en onderwijs. Op de vragen over onderwijs kwamen vanochtend schriftelijke antwoorden die een zekere geruststelling kunnen bieden, maar we wachten met spanning op de initiatieven van de minister van Onderwijs op het gebied van een leven lang leren en van verdere ontwikkelingen in bijvoorbeeld het techniekonderwijs. Zo zorgen we ervoor dat we met niets minder genoegen hoeven te nemen dan met het beste onderwijs voor onze kinderen.  Op het gebied van energie hebben we een paar stappen gezien. Ik vond het treffend om te horen dat de fractievoorzitter van de VVD zojuist nog waarschuwende woorden meende te moeten spreken over de klimaatconferentie. Hij zei dat dit echt niet ten koste mag gaan van ons concurrentievermogen. Ik hoop dat we straks in New York gebruik kunnen maken van het optimisme dat deze premier altijd kenmerkt. Ons bedrijfsleven kan namelijk ongelofelijk profiteren van zeer scherpe afspraken over het tegengaan van klimaatverandering of van afspraken die ook gemaakt moeten worden over het helpen bij het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Nederland is een wereldspeler op het gebied van offshore werken, deltawerken en sommige vormen van duurzame energievoorziening. Ik moedig de premier aan — laat hij beide aanmoedigingen in zijn zak steken en die van mij er straks uithalen en de ander laten zitten — om vooral de positieve concurrentiekracht van Nederland te laten zien in New York.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Samsom is het er nu anderhalve dag met mij over eens dat wij heel erg moeten inzetten op banen, werk en werkgelegenheid voor Nederlanders. In dat licht bezien zeg ik in reactie op de terloopse opmerking die hij half grappend maakte, dat ik erg voor scherpe ambities ben. Ik zie ook dat je daar economisch enorm van zou kunnen profiteren, maar dat kan alleen in een setting waarin wij, heel oneerbiedig gezegd, niet de gekke Henkie van de wereld zijn. Dat zijn wij namelijk als wij onszelf normen opleggen waar de rest van de wereld zich niet aan houdt, waardoor bedrijven en werkgelegenheid Europa uitgaan. Ik ben zeer voor het stimuleren van innovatie. Ik ben zeer voor scherpe normen om ervoor te zorgen dat we energie-onafhankelijker worden, maar niet als die net als de vorige keer alleen door Europa worden gehanteerd. Ik ga er toch van uit dat de heer Samsom zijn woord om de werkgelegenheid zeker te stellen en om mensen in Nederland en Europa aan het werk te helpen, gestand doet en dat hij het Nederlandse en Europese bedrijfsleven niet voorziet van een loden last, waardoor Europa misschien armer wordt, terwijl de wereld nog steeds warmer wordt.  De heer Samsom (PvdA): Het probleem van de vorige keren — ik was daar vaak bij — was juist dat niemand die stap durfde te zetten. Europa alleen heeft eigenlijk niet bestaan. Europa heeft afspraken gemaakt met zichzelf en was daar heel trots op. Dat waren afspraken waarvan je de resultaten gewoon kon behalen met business as usual door de grote overstap van kolen naar gas te maken. Die overstap heeft in veel landen plaatsgevonden, waaronder vooral Oost- Duitsland en Engeland, en minder in Nederland omdat wij al veel gas hadden. Die stap was dus gratis. Het gaat nu om de volgende stap. En ja, die moet in de ideale wereld overal ter wereld tegelijkertijd worden gezet. Daarom gaan we nu ook weer met zijn allen in New York zitten. Ik moedig de premier wel aan om het einddoel scherp voor ogen te houden. Dat is een schone en onafhankelijke energievoorziening. Dat is niet alleen omdat het concurrentievermogen van Nederland daarbij gebaat— je kunt immers discussiëren over de vraag wat goed of slecht is — maar ook omdat er een intrinsieke motivatie voor is. De toekomst van onze kinderen is gebaseerd op een goede, schone energievoorziening. Zonder die energievoorziening is er geen welvaart. Ook dat doel moeten wij voor ogen houden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik proef toch een tegenstelling en die probeer ik juist weg te halen. Ik zou dolgraag op dat punt uitkomen, maar zeg nogmaals: het is geen of-of-situatie. Het is niet zo dat we voor een heel hoge ambitie gaan en dat we daarmee de werkgelegenheid niet schaden en dat daarmee de concurrentiepositie overeind kan blijven. Nee, je moet het bij elkaar brengen en dat kan alleen als we realistisch zijn en proberen om de rest mee te slepen. Dan kan Europa zich nog een hogere ambitie opleggen dan bijvoorbeeld de zich ontwikkelende landen. Dat snap ik. Iedereen moet echter wel gebonden zijn. Er moet geen vlucht van bedrijven uit Nederland en Europa zijn. Ik heb respect voor het gedreven verhaal van de heer Samsom, maar hij had ook een ander gedreven verhaal, over het aan het werk krijgen van mensen in dit land. Het ene verhaal mag het andere niet in de weg gaan zitten. Dat moeten we niet willen.  De heer Samsom (PvdA): Dat willen we ook niet. Die naïviteit zijn we voorbij, of beter gezegd: die hebben we nooit gehad. Dit is een schijntegenstelling. Natuurlijk letten Nederland, Europa en de wereldhandelsblokken heel goed op elkaars concurrentiepositie. Ik durf zelfs te beweren dat dit het grootste probleem is voor de voortgang van een klimaatconferentie. Uiteindelijk zullen daar, in New York, leiders moeten staan die een stap voorwaarts durven te zetten. Ik was erbij in Kopenhagen de laatste keer dat dit had moeten gebeuren, maar toen gebeurde het niet. Men durfde niet en heeft een kans laten lopen. Dat is vijf jaar geleden. Mijn oproep aan de premier is: laat die kans nu niet lopen. Ik ben het ermee eens — de heer Zijlstra kent de Nederlandse positie goed genoeg — dat wij daar geen alleingang kunnen maken. Dat willen we ook niet. Laten wij daar echter alsjeblieft een grote stap voorwaarts zetten. Dan zal de heer Zijlstra zien — ik maak hem deelgenoot van mijn optimisme — hoe Nederland kan profiteren van een snelle verduurzaming van onze energievoorziening. Met onze ingenieurs, met onze investeerders, met onze kennis op onder andere het gebied van offshore kunnen wij een wereldspeler worden.  De heer Roemer (SP): Het doet mij deugd dat ik het, zo tegen het einde van het debat, een keer hartgrondig met de heer Samsom eens kan zijn. Het is nu echter ook wel heel duidelijk dat er een zee van ruimte zit tussen het standpunt van de heer Samsom en dat van de heer Zijlstra. Ik vraag de heer Samsom hoe hard de boodschap is die hij de premier wil meegeven. Is hij bereid om hierover een Kameruitspraak te vragen? Hij kan de premier naar New York sturen met de mededeling "u hebt twee briefjes in uw zak, kijk maar welk van de twee u eruit haalt; ik hoop dat het het mijne is", maar er zit een VVD-premier. Dan weet ik wel welk briefje hij uit z'n zak haalt.  De heer Samsom (PvdA): Dat was een wat luchtig bedoelde opmerking, maar goed, die kunt u ook heel serieus nemen. Nederland onderhandelt op dit terrein, gelukkig, al sinds een jaar of vijftien in Europees verband. Ik zeg "gelukkig", want eindelijk wordt dat Europese verband steeds sterker. In Europees verband bepalen wij onze inzet voor de VN-vergadering in New York. Mensen, politici, leiders maken daar het verschil, dus ik hoop dat het kamertje in New York wél groot genoeg is. Ik hoop dat de premier van Nederland er dan in zit, met de juiste mensen, die een stap voorwaarts kunnen zetten. Dat ging zo jammerlijk mis in Kopenhagen. President Obama miste het kamertje van Merkel. De president van China was ook in een andere kamer te vinden. Zij konden elkaar dus niet bereiken. Deze keer, in New York, moet dat wel goed gaan. De inzet hiervoor is bepaald: Europa gaat voor een ambitieuze CO2-reductiedoelstelling. Nederland heeft zich daarbij aangesloten. Daar ben ik blij om. Wij zijn weer een beetje koploper in het Europese speelveld; gelukkig maar, want wij waren ook een tijdje hekkensluiter. Nu kunnen wij voortgang maken.  De heer Roemer (SP): Ik deel die ambitie, maar ik ken ook het verleden. Met veel ambities erheen gaan en met te weinig resultaten terugkomen, daar wordt niemand vrolijk van, zeker niet als we hetzelfde willen. Wij zullen dus een hardere boodschap moeten meegeven aan de premier: hij moet vooroplopen in de strijd om, in samenwerking met andere landen, de realisatie van een doelstelling waar wij allemaal voor zijn, eindelijk eens dichterbij te halen. Ik ben bang dat de bevlogenheid van de heer Samsom, zonder een duidelijke uitspraak van de Kamer, daarvoor onvoldoende is. Is de heer Samsom bereid om met meerdere partijen in de Kamer de premier een extra zetje te geven, zodat hij wat harder loopt en wij meer voor elkaar krijgen dan in het verleden?  De heer Samsom (PvdA): Ik ken niet tot in detail de agenda van de gehele Kamer en van alle algemeen overleggen, maar ik meen dat de inzet van Nederland en Europa voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties al bepaald is. Wat ik de premier nu nog wil meegeven, is geen cijfermatige doelstelling, maar een houding die ervoor kan zorgen dat wij een stap verder zetten. Ik heb gezien wat een verschil dat kan maken. Ik heb ook gezien hoe dat mis kan gaan. Dat is wat ik de premier wil meegeven voor New York. Verdoe de tijd niet en zorg dat er deze keer wel een ambitieus klimaatverdrag kan worden afgesloten. Nederland is maar één van de vele spelers daarin, maar geen onbelangrijke.  Mevrouw Thieme (PvdD): Hier is duidelijk sprake van een clash tussen de twee coalitiepartners. Het is een coalitie van water en vuur. Dat wordt hier wel duidelijk. Als ik de minister-president was, zou ik niet weten wat ik nu moest doen in New York. Moet ik nu gaan voor ambitieuze klimaatdoelstellingen en moet ik Europa daarin voorop laten gaan? Of moet ik luisteren naar Zijlstra en denken: nee, ik moet het belang van het bedrijfsleven vooropstellen? Kan de heer Samsom begrijpen dat het belangrijk is om nu één heldere boodschap neer te leggen voor de minister-president?  De heer Samsom (PvdA): Ja, maar die heldere boodschap is er. Ik meen dat we in EU-verband naar 40% CO2-reductie ergens in 2030 streven. Vroeger wist ik de getallen tot in groot detail, maar ik geloof dat ik er hiermee niet zo heel ver naast zit. Dat doen we als Europa, dat is onze inzet. Wij vragen van andere blokken in de wereld, zoals China, Amerika en opkomende landen, om daarbij aan te sluiten. In vorige jaren ging het nog wel eens andersom. Dan gingen we zitten en zeiden we: wij gaan alleen maar iets doen als jullie eerst komen. Dat werd dus niks. Ik ben blij dat er nu een ambitieuze Europese agenda ligt om in New York een verschil te kunnen maken. Overigens moet de echte afronding in een verdrag dat ook in internationaal recht rechtskracht heeft, volgend jaar in Parijs plaatsvinden. Maar de voorbereidingen in New York zijn niet onbelangrijk.  Mevrouw Thieme (PvdD): De fractievoorzitter van de VVD zegt dat een alleingang niet de weg is. We mogen absoluut niet vooroplopen. Europa mag niet de enige zijn die voor een ambitieus klimaatbeleid gaat. Wat wil de heer Samsom dan? Stel dat het niet gaat lukken in New York? Dan zitten we met een probleem. Europa heeft volgens de heer Samsom immers een ambitieus klimaatbeleid. Moet Nederland dan in Europa gaan zeggen: even een tandje minder? Hoe gaat de heer Samsom dat oplossen met zijn coalitiepartner?  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben in Europees verband afspraken gemaakt tot 2020. Ik ga de Grondwet niet wijzigen, dus deze coalitie maakt voor die tijd ergens verkiezingen door. Om precies te zijn, die verkiezingen zijn op 15 maart 2017, en niet op 8 maart 2017, zoals ik gisteren heb gezegd. Op 8 maart 2017 is het namelijk biddag voor het gewas. Dat ontgaat mij wel eens, maar er zijn partijen in dit huis die daar meer van weten.  Ik hoor vanuit de zaal roepen dat het op 8 maart ook internationale vrouwendag is. Ik zou dan zeggen: op vrouwendag gaan we met z'n allen stemmen als eerbetoon aan waar we ooit in 1917 een grote stap op hebben gezet. De biddag voor het gewas schijnt een showstopper te zijn voor verkiezingen in Nederland. Daar leg ik me dan wel bij neer. Enfin, alle gekheid terzijde, 15 maart 2017. De doelstelling voor Europa waar we niet vanaf stappen, geldt voor 2020.  De heer Pechtold (D66): Zeg het nog eens.  De heer Samsom (PvdA): Datgene over 8 maart of over 15 maart? Ik zie vooral in mijn fractie allerlei boze gezichten. Ik heb straks nog heel veel te doen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Zo zie je hoe een simpele interruptie van het ene lid van de coalitie bij het andere lid van de coalitie een debat ineens weer heel levendig kan maken. Dat smaakt naar meer. Ik kan me niet herinneren dat ik zo'n interruptie eerder heb gezien. Zij werkt echter buitengewoon goed uit voor de kwaliteit van dit debat. Ik zal daar graag nog wat aan bijdragen.  Ik denk namelijk dat de discussie tussen de collega's Zijlstra en Samsom niet zozeer gaat over de vraag hoe optimistisch of pessimistisch je bent over de mate waarin Nederland zal kunnen profiteren, ook economisch, van een voortvarend klimaatbeleid. Ik denk dat het debat uiteindelijk zal gaan over de mate van vrijblijvendheid die we hebben bij het aangaan van steeds weer nieuwe doelstellingen. We zijn een beetje in een race terechtgekomen, waarbij het gaat om vragen als: wie kan de hoogste percentages halen bij het overgaan op schone energie en bij het besparen op energie? Maar het gaat natuurlijk om de vraag: hoe gaan we die hoge percentages daadwerkelijk afdwingen, mogelijk maken en realiseren? Daar gaat dan misschien de discussie in New York niet over, maar die speelt wel een paar dagen later in de EU in Brussel. En dan gaat het erom of Nederland zich gaat committeren aan ook voor de lidstaten individueel bindende doelstellingen. Mijn vraag aan de heer Samsom is of hij met mij vindt dat Nederland dat zou moeten doen. Wij horen straks misschien ook nog van de heer Zijlstra wat hij daar dan weer van vindt.  De heer Samsom (PvdA): Ook hiervoor geldt inderdaad dat je dat in Europees verband met elkaar moet afspreken. Ik aarzel even, omdat het ideaal zou zijn dat je één doelstelling met elkaar afspreekt waaraan je alles koppelt, bijvoorbeeld een CO2-doelstelling. We hebben de afgelopen jaren gezien dat die CO2-doelstelling om welke reden dan ook niet hard genoeg is en niet genoeg tractie veroorzaakt om duurzame energie en energiebesparing met zich mee te slepen. Het was te makkelijk om eronderuit te komen, is eigenlijk de korte samenvatting.  Vandaar dat mijn fractie heeft gezegd dat je ook die andere doelstellingen erbij moet houden. Niet uit principe, dus als er één CO2-doelstelling mogelijk is waar al die andere doelstellingen door meegezogen worden — duurzame energie, energiebesparing — dan heeft dat onze voorkeur, maar zolang die er niet is en zolang het niet zo werkt, wat de praktijk van de afgelopen jaren helaas heeft aangetoond, moeten we met meerdere doelstellingen blijven werken. Vandaar ook dat wij in deze coalitie gewoon een duurzame energiedoelstelling met elkaar hebben afgesproken waar wij elkaar ook aan houden. Ook als dat moeilijk wordt, zeg ik er even bij, want we zien nu allerlei berichten dat we het niet gaan halen in 2020. Daar heeft de Partij van de Arbeid zich nog lang niet bij neergelegd. 14% is de afspraak en dat was voor ons de absolute ondergrens. Daaronder gaan we dus ook niet komen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet niet helemaal zeker of dit nu een antwoord was op mijn vraag, want er speelt inderdaad een discussie over drie doelstellingen of één. Ik denk dat de mate waarin die in Brussel afgesproken doelstelling wel of niet ook bindend is voor de lidstaten weleens het grote politieke punt zou kunnen worden; zoals wij het bijvoorbeeld heel normaal vinden dat we een 3%- begrotingsnorm hebben. We werken er altijd hard aan om daaronder te blijven. Zo woedt er een discussie over de vraag of deze CO2-doelstelling, of wat die dan ook is, al dan niet bindend is. Sommige lidstaten zijn daarvoor, andere niet. Tot nu toe was Nederland daar niet voor. Als we nu meer ambitie willen, zou je je kunnen voorstellen dat Nederland er op dat punt ook een tandje bij zet en dat we ons dat nu zelf ook als verplichting opleggen.  De heer Samsom (PvdA): Ja, daar ben ik ook helder over. Ik vind dat we dat zouden moeten doen. Ik vind dat we als Nederland die koplopersrol in Europa moeten nemen. Mijn antwoord wordt niet helemaal zo eenduidig als u zou willen, want dat zouden we op de volgende manier moeten doen. Als één doelstelling niet mogelijk is die zo scherp is, zo effectief en onontwijkbaar dat die alles met zich meesleept, gaan wij gewoon met meerdere doelstellingen aan de slag. Overigens heeft Nederland daarop zelf al een voorschot genomen, want wij hebben een voor ons bindende doelstelling in 2020 vastgelegd en daar gaan wij niet onderuit.  De heer Roemer (SP): Voorzitter, dit is eigenlijk een ordepuntje. Ik zou graag willen dat de premier reageert op de laatste uitspraak, waar ik het overigens hardgrondig mee eens ben, dat we hier inderdaad een koploperspositie zouden moeten innemen. Ik zou het op prijs stellen als de premier daarop in tweede termijn reageert.  De heer Samsom (PvdA): Ja, dat lijkt mij ook heel goed, want mijn vraag was, is en blijft, aan Nederland en in dit geval aan de premier, ervoor te zorgen dat Nederland in het klimaat- en energiedebat en ook in de daden die Nederland op de mat legt — de afgelopen jaren heeft het daaraan geschort — een koplopersrol neemt of, zoals u wilt, terugverovert.  Ik ben blij dat dit debat aan het eind nog best veel over klimaat en energie is gegaan. Daar had ik weleens heimwee naar. Maar het overgrote deel van dit debat ging toch gewoon over werk. In die zin waren dit heel gewone algemene politieke beschouwingen.  Wij hadden aan het begin, in de eerste termijn of ergens halverwege, een debatje tussen de heer Roemer en mijzelf over de manier waarop je dat realiseert. Voor de PvdA-fractie is er één manier, namelijk stapje voor stapje, baan voor baan, toewerken naar dat betere Nederland. Wij hebben de doelstellingen met elkaar afgesproken, we weten in welke situatie we nu verkeren en nu is het zaak om stap voor stap vanuit de huidige situatie naar dat ideaal toe te wandelen. We weten ook dat we daar nog heel veel tegenslagen bij te verwerken zullen krijgen.  We weten ook dat er fouten zullen worden gemaakt. Dan is het onze taak, en met name die van onze fractie, zo voelen wij dat, om elke keer dit kabinet bij de les te houden, fouten te herstellen en vooruitgang te blijven boeken, op weg naar dat betere Nederland.  De heer Wilders (PVV): Mevrouw de voorzitter. Dertien jaar geleden werden de WTC towers, de torens in New York, opgeblazen. Tien jaar geleden, bijna op de maand nauwkeurig, werd Theo van Gogh in de straten van Amsterdam vermoord. Islamitische terreuraanslagen volgden over de hele wereld, van Madrid tot Mumbai, van Londen tot Brussel. Die aanslagen werden allemaal gepleegd door mensen die werden geïnspireerd door de Koran, dat haatboek dat helaas nog steeds voor uw neus staat, voorzitter.  Inmiddels is er een kalifaat opgericht en zijn er sharia-enclaves in het hele vrije westen, ook in Nederland. Er wordt met ISIS-vlaggen gezwaaid in de Schilderswijk. Er worden hakenkruizen gedragen en "dood aan de Joden" geroepen door aanhangers van de islam, ook in Nederland. Jihadgangers gaan naar Syrië en komen helaas ook terug. Op Opsporing Verzocht zien we iedere week wie de straten van Nederland onveilig maken. Maar o wee als je spreekt over een Marokkanenprobleem! O wee als je durft te spreken over een islamprobleem! Dan komen de politiekcorrecte wegkijkers in opstand. Dan maakt de minister-president zich de voetveeg van de Partij van de Arbeid. Ze hebben niets geleerd. Ze zijn voor de volle honderd procent medeverantwoordelijk voor de gevolgen van de terreur en de islamisering in Nederland. Uw wegkijken maakt Nederland zwakker, mijnheer de minister-president.  De PVV zal zich altijd tegen de gevaren van de islam blijven verzetten. Zij doet dat iedere dag, ieder uur en overal. Als drie vierde van de Nederlandse moslims Syriëgangers helden vindt en als 70% van de Nederlandse moslims lak heeft aan onze seculiere wetten en hun eigen religieuze regels, de sharia dus, belangrijker vindt, dan hebben we een megaprobleem in Nederland, een probleem met honderdduizenden moslims in dat mooie land van ons. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  verzoekt de regering om iedereen die in Nederland woonachtig is met een nationaliteit van een islamitisch land een antishariaverklaring te laten ondertekenen en om het verblijfsrecht c.q. de Nederlandse nationaliteit in te trekken van degenen die dat niet doen of zich niet aan de verklaring houden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 12 (34000).  De heer Wilders (PVV): Dan kom ik op onze ouderen. De minister-president gedraagt zich hier als een boekhouder. Met ambtelijke koopkrachtpapiertjes in zijn handen antwoordde hij de Kamer en liet hij zien dat hij werkelijk niets maar dan ook niets begrepen heeft van de werkelijkheid van alledag van al die ouderen die ons land hebben opgebouwd. Dit kabinet behandelt de ouderen van Nederland als beesten. Verzorgingshuizen gaan dicht. Er is geen wettelijk recht op dagelijkse douchebeurten meer. De thuiszorg wordt gekort, ook als je beginnend dementerend bent. Terwijl asielzoekers in dit land gratis zorg krijgen, kunnen onze ouderen vaak hun eigen risico niet meer betalen. Ook de pensioenen van zoveel Nederlanders worden niet meer geïndexeerd omdat premier Rutte weigert de regels te versoepelen. Al met al is dit een beschaafd land onwaardig. Een premier die zo met onze ouderen solt — want dat is het — verdient het niet om premier te zijn en verliest het vertrouwen van ons en — dat weet ik zeker — ook van vele, vele Nederlanders. Hoe kun je nu leiding geven aan een kabinet dat wel extra geld geeft aan, en vindt voor, asielzoekers en ontwikkelingshulp, maar onze eigen ouderen in de kou laat staan? Dat is schaamteloos. Dat is schandelijk. Vandaar de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet extra geld geeft aan ontwikkelingshulp en asielzoekers, terwijl het onze ouderen in de steek laat en de zorg afbreekt;  zegt het vertrouwen in het kabinet op,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 13 (34000).  De heer Wilders (PVV): Dit kabinet moet weg, want het laat het totaal afweten. De leden van het kabinet sluiten hun ogen voor de islamisering van Nederland en voor de economische ellende van miljoenen Nederlanders. Mijn partij, de PVV heeft wel vertrouwen in de kracht van Nederland en in de levenskracht van al die Nederlanders, jong en oud, maar is het vertrouwen in dit kabinet kwijt.  De PVV is opgericht om ons land, Nederland, te beschermen. Om onze eigen cultuur, onze eigen identiteit en onze eigen soevereiniteit te kunnen behouden. Wij willen van Nederland een baken van verzet maken tegen die islamisering. Wij willen een teken van hoop zijn voor al die mensen die in vrijheid in hun eigen land willen blijven leven. Wij willen die trotse, vrijheidlievende Nederlanders blijven die onze voorouders al waren. Wij schamen ons voor het Nederland dat premier Rutte van ons land wil maken. Wij accepteren dat niet. Het kan anders en het moet anders. Het kan beter en het moet beter. Nederland moet weer Nederland worden.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Mag ik de minister-president hartelijk danken voor de uitvoerige beantwoording die wij vandaag van hem hebben gekregen? Het was overduidelijk bevlogen. Mag ik dan ook zeggen dat ik er nooit aan zal wennen wanneer gasten — in dit geval de minister-president — hier als voetveeg worden behandeld? Het schijnt dat wij dat allemaal moeten laten begaan, maar ik vind het ook belangrijk om aan te geven dat dit iets is wat ik nooit zal accepteren. Wij kunnen het met elkaar oneens zijn over heel veel zaken, maar wij hebben ook duidelijk een voorbeeldfunctie, om aan mensen te laten zien dat het hier om inhoudelijke verschillen gaat en nooit om een persoonlijke strijd.  De premier moet een gelukkig man zijn, want hij houdt van dialoog. Nou, dat hebben wij hier gehad: 48 uur lang met een korte tijd voor slaap tussendoor. Er zijn door hem alweer vele dialogen aangekondigd: een belastingdialoog, een pensioendialoog en een openbaarbestuurdialoog. Dat is allemaal heel mooi, maar het moet uiteindelijk natuurlijk wel tot iets gaan leiden. Het moet ertoe gaan leiden dat dit kabinet ook inhoudelijke ambitie toont voor de tweede helft. Het is namelijk niet te accepteren dat op dit moment nog meer dan 600.000 mensen aan de kant staan. Dat stond centraal voor denk ik iedereen. Dat is 600.000 keer een individu met angstige voorspellingen voor de toekomst. Dat is 600.000 keer iemand die de eigen ambitie op dit moment niet kan waarmaken. Dat moet via de ambitie die wij hier in de politiek met het kabinet vormgeven, wat ons betreft vooropstaan.  In de Miljoenennota vond ik een prachtig overzicht van de hervormingsagenda van het regeerakkoord. Het kabinet laat in dit schema, 1.2.1, zien waar het allemaal staat. In de vierde kolom zie je wat in uitvoering is. Dat is eigenlijk allemaal achterstallig onderhoud. In de kolom die ik nu aanwijs, valt te zien wat er in de Eerste Kamer ligt. Hier is te zien wat er nog aan huiswerk ligt bij de Tweede Kamer. De eerste kolom — dat is deze lege zwarte balk hier — heet "het kabinet". Dit overzicht is door het kabinet zelf uitgedeeld. Die kolom moet dus gevuld, daar gaat het om. Wij hebben het druk, de Eerste Kamer heeft het druk, de gemeenten hebben het druk, terwijl het kabinet zelf dus heeft aangegeven dat het eigenlijk niets te doen heeft. Nu was dat ook de kritiek van de Raad van State. De Raad van State zei: die hervormingsagenda moet gevuld worden. Daar hebben we dat belastingstelsel voor en daar hebben we, wat mij betreft, ook het energiebeleid voor. Dat mag van mij met veel ambitie gevuld worden en daar mogen ook termijnen aan verbonden worden.  Voor 1 februari verwachten wij dat het kabinet met zijn ideeën over het belastingstelsel komt. Daarvoor heb ik samen met de heer Buma een motie aangekondigd, en die luidt als volgt.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de commissie-Van Dijkhuizen haar interim-rapport al in oktober 2012 en haar eindrapport al in juni 2013 heeft aangeboden en de kabinetsreactie twee keer is uitgesteld;  constaterende dat de brief Keuzes voor een beter belastingstelsel geen concrete voorstellen voor een hervorming van het belastingstelsel bevat;  overwegende dat een hervorming van het belastingstelsel urgent is omdat een hervorming van het belastingstelsel zal bijdragen aan meer werkgelegenheid en economische groei;  overwegende dat een hervorming van het belastingstelsel ook gevolgen heeft voor de uitgavenkant van de begroting, waarover in het voorjaar moet worden besloten;  verzoekt de regering, uiterlijk 1 februari 2015 voorstellen aan de Kamer te doen toekomen voor een hervorming van het belastingstelsel,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 14 (34000).  De heer Pechtold (D66): Ik hoop dat ik dadelijk in de tweede termijn van de minister-president nog even de verzekering krijg dat het niet dat heel brede verhaal wordt, ook buiten de politiek allemaal. Er is immers wat onduidelijkheid in de brief en ook in de toezegging die de minister-president al deed. Ik lees toch echt in die brief "maatschappelijke stakeholders, breed georiënteerde maatschappelijke organisaties". Ik zie de premier al omkijken. Dit zijn letterlijk de termen uit de brief. Ik wil dat niet samenvatten als "de polder", maar het komt er wel heel dicht bij. Om te voorkomen dat het allemaal gaat vastlopen, hoop ik dat die toezegging er komt.  Dan heb ik nog een motie op het gebied van minister Plasterk. Wij zijn er zojuist toe uitgenodigd, ervoor te zorgen dat naast de belangrijke taak die hij heeft bij de decentralisaties, ook bij het middenbestuur iets gebeurt. Het oorspronkelijke regeerakkoord was daar heel ambitieus over en de premier heeft gezegd dat hij eigenlijk wel weer zin heeft om de provincie in te gaan. Nou, de heer Van Ojik en ik pakken die handschoen op. We horen graag van de minister van Binnenlandse Zaken een agenda waaruit blijkt hoe we dat gaan doen. Daarom dienen we de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de bestuurlijke agenda van het kabinet — zoals het verminderen van het aantal provincies met bijhorende gesloten provinciale huishouding en het afschaffen van de waterschappen — is vastgelopen;  overwegende dat de bestuurlijke hoofdstructuur van het Rijk, de provincie en de gemeenten onder druk staat door uitdijende en ondemocratische hulpstructuren;  overwegende dat een ambitieuze agenda voor het binnenlandse bestuur noodzakelijk is;  verzoekt de regering, deze agenda op te stellen met als rode draad het terugdringen van bestuurlijke drukte en deze spoedig naar de Kamer te sturen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 15 (34000).  De heer Pechtold (D66): Mocht blijken dat de voorgelezen tekst niet helemaal klopt, omdat ik mijn leesbril niet bij me heb, dan herstel ik dat nog.  Dan dien ik nog een energiemotie in. Daar hebben we het vandaag ook veel over gehad. Ik lees de motie maar gelijk voor.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat energie terecht hoog op de Europese politieke agenda staat, omdat een aantal lidstaten volledig afhankelijk is van Russisch gas;  overwegende dat inzicht in brandstofstromen een eerste stap is op weg naar diversificatie van bronnen en inzichtelijk maakt waar de EU per dag voor ruim 1 miljard euro aan energie inkoopt;  verzoekt de regering, in Europees verband actief te streven naar een substantiële vermindering van energieafhankelijkheid binnen tien jaar;  verzoekt de regering tevens, op basis van het toegezegde onderzoek, nog voor de Voorjaarsnota met een voorstel te komen om transparantie van de Nederlandse brandstofmix te verbeteren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Ojik, Slob, Roemer en Thieme.  Zij krijgt nr. 16 (34000).  De heer Pechtold (D66): Tot slot moet ik het kabinet nog bedanken voor de bevestiging in de schriftelijke beantwoording — daar hebben wij niet al te veel meer bij stilgestaan, zeker niet als het antwoord naar wens was — ten aanzien van de schriftelijke wilsverklaring euthanasie. Ik heb gisteren aangegeven dat dit voor mijn fractie een belangrijk punt is en ik ben blij dat ik het zo goed heb verwoord gisteren. Ik denk dat dit heel belangrijk is voor veel mensen die daar op zitten te wachten.  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn, zowel de mondelinge als de schriftelijke. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat dit een bijzondere begrotingsbehandeling is, in de zin dat de schaduw van de internationale situatie erboven hangt. We weten dat alle dingen die we nu bespreken en de bedragen die we vaststellen, ook in de komende weken als over de begrotingen wordt gesproken, er opeens heel erg anders uit kunnen gaan zien als de internationale situatie verder escaleert. Daarnaast weten we dat we een grote verantwoordelijkheid dragen voor hetgeen in de wereld gebeurt. Daar hebben we met elkaar over gesproken.  Ik heb in de eerste termijn aan de minister-president gevraagd om ons mee te nemen in de afwegingen die worden gemaakt, bijvoorbeeld ten aanzien van de situatie in Noord-Irak. Neem niet alleen ons mee als parlement, maar ook de samenleving. Het is heel erg belangrijk dat er duidelijk wordt gecommuniceerd over de keuzes die worden gemaakt, zodat mensen dat kunnen volgen. Ik vond het wel wat bijzonder dat een voortgangsbrief die wij hebben ontvangen met terugwerkende kracht ineens als notificatiebrief werd beschouwd. Dat vind ik niet echt een heel erg zorgvuldige gang van zaken. Ik vraag ook aan de voorzitter om dat te bewaken. Laten we proberen om het ook in dat opzicht zorgvuldig te doen met elkaar.  We hebben een internationale verantwoordelijkheid, maar ook dicht bij huis zien we de gevolgen van internationale situaties soms letterlijk voor de deur zitten. Ik heb ernaar verwezen toen in sprak over Iraakse asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn, geen recht op opvang meer hebben en dus gewoon door de straten van onze steden rondlopen, met name hier in Den Haag. De minister-president is daar niet echt op ingegaan. Ik wil een motie aan de Kamer voorleggen met een verzoek om wat duidelijkheid te bieden, met name aan de burgemeesters die hier een grote verantwoordelijkheid voor dragen en daar ook om hebben gevraagd. Ik lees de motie voor.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat uitgeprocedeerde vreemdelingen in principe weer naar het land van herkomst moeten;  overwegende dat sommige uitgeprocedeerde vreemdelingen, in het bijzonder uit Irak en Somalië, op dit moment niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst;  constaterende dat deze vreemdelingen niet kunnen rekenen op opvang en daardoor op straat onaanvaardbare gezondheidsrisico's oplopen;  overwegende dat gemeenten hierdoor in toenemende mate geconfronteerd worden met situaties waarbij de volksgezondheid en openbare orde in het geding komen en dat burgemeesters en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gezamenlijk de rijksoverheid hebben opgeroepen te komen met een landelijke opvang van bed, bad en brood;  verzoekt de regering, in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het comité van Europese ministers, te komen met een meer structurele oplossing voor de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen die op dit moment niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 17 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Ik dank de minister-president en het kabinet voor de toezegging die we hebben gekregen over de financiële steun voor de beveiliging van de Joodse instellingen. Ik heb dat in mijn eerste termijn in de richting van de minister-president een erezaak genoemd. Jarenlang hebben we tevergeefs hierom gevraagd. Ik ben blij dat we op dit punt nu een doorbraak hebben kunnen forceren. De regering heeft hiervoor nu een bedrag toegezegd van 1,5 miljoen voor de komende vier jaar. Dat komt waarschijnlijk ook door omstandigheden die zich in de afgelopen maanden hebben voorgedaan, niet alleen in eigen land. 1,5 miljoen is ongeveer het bedrag dat nodig is. Ik vind dit heel fijn. Het is ook een duidelijk signaal aan de Joodse gemeenschap in ons land.  We hebben uitvoerig gesproken over het Belastingplan. Nou ja, over het Belastingplan voor het komende jaar wordt nog apart gesproken. We hebben uitvoerig gesproken over de herziening van ons belastingstelsel. Ik heb de minister-president goed gehoord. Hij wil hiermee vaart maken, zonder zich te willen binden aan zo'n datum als 1 februari. Hij wil wel vóór de zomer komen tot het maken van keuzes, die dan ook kunnen worden meegenomen in de begroting voor 2016. Dat vind ik een belangwekkende toezegging. Mijn fractie is bereid om in de komende weken en maanden mee te spreken over die herziening van het belastingstelsel. Wij vinden dit belangrijk.  Er zijn daarbij wat ons betreft vijf punten van belang. Die willen wij mede als uitgangspunt hanteren bij deze herziening. In de eerste plaats vinden wij dat er lagere lasten op arbeid moeten komen. Die mening delen wij met het kabinet. Wij vinden in de tweede plaats dat er een eerlijker vermogensbelasting moet komen, zonder dat we allerlei kleine spaarders gaan straffen. In de derde plaats noem ik vergroening. Dat is wat mijn fractie betreft een terugkerend onderdeel van ons belastingstelsel. In de vierde plaats vindt mijn fractie dat de participatiesamenleving niet moet worden afgeremd, maar waar mogelijk juist moet worden gestimuleerd. Dat is ook een onderwerp waar het kabinet mee bezig is. In de vijfde plaats noem ik leefvormneutraliteit. Volgens mij was dit ooit de reden om de commissie-Van Dijkhuizen te vragen om een advies. Leefvormneutraliteit is ook een aspect dat wij zullen meenemen bij het verder bezien hoe het belastingstelsel kan worden aangepast. Daarover zullen wij op een later moment verder spreken.  Ik heb tot slot nog twee moties die betrekking hebben op de zorg. Eerder zei ik al dat het verdeelmodel voor de Wmo dat nu voorligt, en dat niet het komende jaar maar het jaar daarna zal moeten ingaan, wat ons betreft heel slecht uitpakt voor juist heel spaarzame gemeenten. Dit zijn gemeenten die veel aan preventie hebben gedaan of op andere wijzen hun zaakjes goed op orde hadden. Het gaat met name om gemeenten met tussen de 50.000 en 100.000 inwoners, in Twente, in Limburg. Ik noem bijvoorbeeld de gemeente Urk en de gemeente Zwartewaterland. Wij vinden het niet acceptabel dat dit zo uitpakt. Vandaar dat ik de volgende motie indien.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het nieuwe verdeelmodel Wmo tot forse herverdeeleffecten kan leiden tussen gemeenten;  overwegende dat gemeenten die in het verleden fors aan preventie hebben gedaan en hun zaken goed op orde hebben, een risico lopen onevenredig minder middelen te krijgen;  tevens overwegende dat de definitieve besluitvorming over de invoering van het nieuwe verdeelmodel nog moet plaatsvinden;  spreekt uit dat het onwenselijk is dat gemeenten die in het verleden veel aan preventie hebben gedaan, daarvoor worden gestraft in een nieuw verdeelmodel;  verzoekt de regering, in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, onwenselijke herverdelingseffecten in kaart te brengen en zowel de ingroeiregeling als het nu voorliggende verdeelmodel daarop aan te passen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van der Staaij, Zijlstra, Pechtold en Samsom.  Zij krijgt nr. 18 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Er wordt nu een belangrijke regeling getroffen rond de huishoudelijkehulptoelage. Daarvan kunnen gemeenten en uiteindelijk dus huishoudens profiteren. Hierdoor kan huishoudelijke hulp nog zo veel mogelijk beschikbaar blijven waar dat nodig is. Mijn fractie heeft gezegd dat het goed zou zijn als deze belangrijke regeling wordt uitgevoerd. Ik snap ook dat er een versnelling plaatsvindt. Wij zouden graag zien dat daarvoor nog wat meer middelen beschikbaar worden gesteld. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet voor 2015 en 2016 75 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld aan gemeenten om arbeidsplaatsen van huishoudelijke hulpen langer te behouden;  overwegende dat de huishoudelijke-hulptoelage bijdraagt aan kwaliteit en continuïteit van ondersteuning;  tevens overwegende dat door het verder verhogen van de huishoudelijke-hulptoelage vele duizenden banen behouden kunnen blijven;  verzoekt de regering, 40 miljoen euro toe te voegen aan het budget voor de huishoudelijke-hulptoelage en dit te dekken uit de voor 2015 extra beschikbaar gekomen transitiegelden Wmo,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Samsom, Zijlstra, Pechtold en Van der Staaij.  Zij krijgt nr. 19 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Tot slot. Deze algemene beschouwingen waren in die zin ook een heel groot verschil met vorig jaar, dat we toen tegen een redelijk massieve muur aanliepen die "kabinet" heette. We zien nu een kabinet en een coalitie — dat is de afgelopen maanden al ingezet, al vrij snel na de APB van vorig jaar — die daadwerkelijk ruimte bieden, ook aan de oppositie. Dat biedt rust en stabiliteit. Dat is goed voor ons land, zeker ook in een tijd en situatie waarin sprake is van grote onrust, niet alleen in eigen land, maar ook daarbuiten. Ik roep het kabinet op om ook in het komende jaar niet achterover te leunen, maar fors aan de slag te gaan met de grote opgaven die er liggen. Dat betreft de aanpak van de grote hoeveelheid werkzoekenden die er nog in ons land zijn en waarvoor meer werkgelegenheid moet worden gecreëerd. Maar ook moeten de decentralisaties op een zorgvuldige wijze verder worden begeleid nu die zullen worden uitgevoerd. Verder moet worden gewerkt aan een belastingplan, aan een nieuwe economie en moet er met name veel aandacht worden gegeven aan het energievraagstuk. Ook moet er inhoud worden gegeven aan die participatiesamenleving. Als het kabinet een luisterend oor blijft houden en ruimte biedt aan opvattingen die in het parlement leven, dan ben ik ervan overtuigd dat we ook bij deze onderwerpen verder kunnen komen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan het kabinet en aan de minister-president voor de uitgebreide manier waarop hij vandaag de verschillende vragen, ook van mijn fractie, heeft beantwoord. Ik dacht nog even terug aan de algemene beschouwingen van vorig jaar. De minister-president deed vandaag op een bepaald moment aan zelfcitatie. Dan kan ik dat dus ook wel doen, dacht ik. Ik zei vorig jaar tegen hem: je moet wel kiezen, je kunt niet iedereen te vriend houden. Dat was toen de rode draad in mijn bijdrage. Dat advies heeft de minister-president overgenomen. Daar ben ik blij om. Hij heeft vrienden gekozen en die heten tegenwoordig "de constructieve drie". Zo kwam het dat deze algemene beschouwingen toch wel echt heel anders zijn en waren dan die van vorig jaar.  We bespreken deze dagen een Miljoenennota van vijf partijen. Gisteren leek het er soms wel op dat de echte oppositie haar tegenbegroting of het toen nog ontbreken daarvan, moest verdedigen tegenover de constructieve oppositie. Dat was een merkwaardige omkering van de dynamiek van het debat. We hebben ons daar met verve doorheen geslagen, maar we hebben ook kunnen vaststellen dat er nog wel wat te wensen overblijft. Ook bij die constructieve drie zag je soms het zoeken naar de balans tussen datgene waarmee was ingestemd, de begroting 2015, en datgene wat eigenlijk meer of anders zou moeten, ook in de visie van die partijen. Wat mij betreft, geldt in ieder geval voor drie zaken dat er meer ambitie en meer daadkracht van het kabinet zou moeten zijn, dat zijn het belastingstelsel, de energiepolitiek en de diplomatie. Ik wil over alle drie kort wat zeggen.  In de discussie over het nieuwe belastingstelsel bleek eigenlijk dat we op zoek zijn naar smeerolie, naar extra geld voor lastenverlichting om het op die manier mogelijk te maken dat we die omvorming van het belastingstelsel in een andere richting ook daadwerkelijk kunnen realiseren. Nieuwe meevallers zijn eigenlijk een voorwaarde om te komen tot een belastingherziening. Voor die belastingherziening zoekt het kabinet naar een brede basis in dit huis. Daarvoor is het, denk ik, in de eerste plaats belangrijk dat er volstrekte helderheid en als het kan ook eensgezindheid is over de doelen van de belastingherziening. Volgens de belastingbrief zijn die als volgt: het moet simpeler, het moet banen opleveren — heel goed — en het moet leiden tot economische groei. Het regeerakkoord begint met de volgende zin: "Het financieel en sociaal-economische beleid van dit kabinet kent drie onlosmakelijk met elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan een duurzame groei." Ik begrijp dat de minister-president tegen collega's Van der Staaij en Slob zegt dat we nu niet allerlei andere doelen moeten gaan toevoegen aan de discussie over het nieuwe belastingstelsel. Maar twee van de drie pijlers van het financieel en sociaal-economische beleid van dit kabinet zelf lijken mij bij uitstek doelen voor een nieuwe belastingherziening. Daarom dien ik graag de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het kabinet voornemens is, het belastingstelsel te herzien waarbij het kabinet drie doelen voor ogen heeft, te weten een simpeler stelsel dat bijdraagt aan economische groei en werkgelegenheid;  overwegende dat herziening van het belastingstelsel een belangrijk instrument is om twee van de drie pijlers van het kabinet, een rechtvaardige inkomensverdeling en duurzame groei te bereiken;  verzoekt de regering, in het voorjaar te komen met een uitgewerkte herziening van het belastingstelsel, waarbij ook een rechtvaardige inkomensverdeling en duurzame groei doelen zijn van de herziening,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 20 (34000).  De heer Van Ojik (GroenLinks): Extra ambitie en nieuwe daadkracht zoeken we ook op het terrein van energievoorziening. Er is al veel over gezegd, we hebben haast, er is urgentie. We dreigen de naar beneden bijgestelde doelstelling van het energieakkoord niet te halen. De minister-president is er heel optimistisch over en ik hoop dat ik hem kan helpen om dat optimisme straks ook waar te maken. We hebben met 40 partijen afgesproken dat we het gaan halen, dus gaan we het halen, zo zei de minister-president vanmiddag. En we gaan in 2016 bekijken hoe het ervoor staat. Dat is me allemaal net iets te weinig. Zo'n flegmatieke houding kan het klimaat zich niet veroorloven.  Wat de wind op zee betreft wacht mijn fractie de brief af die we rond 1 oktober zullen ontvangen van de minister van Economische Zaken. Ook qua energiebesparing zou ik graag zien dat er meer daadkracht is. Daarom dien ik de volgende motie in. "De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het volgens het Planbureau voor de Leefomgeving onzeker is of het doel van schone energie gehaald wordt; overwegende dat de urgentie van energieonafhankelijkheid met de situatie in Oekraïne nog groter is geworden; overwegende dat het ernaar uitziet dat een aanzienlijk deel van het subsidiegeld uit de SDE-plusregeling in 2014 niet uitgegeven wordt …"  Sorry, mevrouw de voorzitter, ik lees de verkeerde motie voor. Dit is nu juist de motie die ik nog niet wilde indienen, aangezien ik de brief van 1 oktober wil afwachten. Ik doe het opnieuw. Krijg ik daarvoor extra spreektijd?  De voorzitter: Nee.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan ga ik snel verder.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de afhankelijkheid van fossiele energie-exporteurs in de huidige geopolitieke situatie knellend en onwenselijk is;  overwegende dat energiebesparing een effectieve manier is om de afhankelijkheid op kortere termijn te verminderen;  overwegende dat van de energiebesparingsdoelstelling uit het energieakkoord tot nu toe slechts de helft in "doorrekenbare" concrete maatregelen is vastgelegd;  verzoekt de regering, de inzet op energiebesparing te intensiveren en concrete en specifieke maatregelen te nemen om de doelstellingen te realiseren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 21 (34000).  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog 50 seconden om een motie in te dienen die verder geen toelichting behoeft omdat ik er in mijn eerste termijn uitgebreid over gesproken heb. De motie gaat over het inzetten van extra middelen voor diplomatie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat er sinds 2010 structureel is bezuinigd op de personele bezetting van het ministerie van Buitenlandse Zaken;  overwegende dat, gezien de huidige geopolitieke ontwikkelingen, diplomatieke inzet meer dan ooit nodig is;  verzoekt de regering, extra financiële middelen in te zetten voor de versterking van diplomatieke capaciteit ter bevordering van de internationale rechtsorde en vrede en veiligheid, en de economische positie van Nederland en dit te dekken uit de HGIS-middelen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Samsom, Pechtold, Slob, Van der Staaij en Zijlstra.  Zij krijgt nr. 22 (34000).  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog één seconde. Die wil ik graag gebruiken voor een heel plechtige afsluiting door te zeggen dat ik hoop dat deze moties kunnen rekenen op de warme instemming van dit kabinet.  De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Ik moet wel zeggen dat ik niet had gedacht dat ik de minister-president nog zou verleiden tot een uitspraak die op zijn minst op gespannen voet staat met artikel 26 van het Reglement van orde van de ministerraad. Daar staat namelijk in — dat weet de minister-president ongetwijfeld — dat het niet toegestaan is om de geheimhoudingsplicht te schenden: "Ten aanzien van hetgeen ter vergadering besproken wordt of geschiedt, bestaat een geheimhoudingsplicht". Hij heeft vandaag toch onthuld dat in de ministerraad niet getutoyeerd wordt en dat er formelere vormen gehanteerd worden. Ik denk dat het wel passend is om daar verder geen sancties aan te verbinden. Ik hoor dat de heer Roemer al gelijk over straf begint, maar het lijkt mij dat we dit moeten gedogen van de minister-president.  Inhoudelijk. Dank voor de toezeggingen die zijn gedaan op een aantal punten. Ik ga niet weer een heel betoog houden, want ik weet dat de Kamer het zeer waardeert om snel naar de maaltijd te kunnen gaan op dit tijdstip van de dag. Ik spreek mijn dank uit voor de toezegging op het punt van de alleenverdiener, die achterblijft in de koopkrachtcijfers, waarbij ook het WRR-rapport het alarmsignaal afgeeft dat alleenverdieners hard op weg zijn een kwetsbare groep in de samenleving te worden. Op dit punt had ik een motie voorbereid, maar gelet op de toezegging wil ik die niet meer indienen. Het verzoek was — de minister-president heeft daar al "ja" op gezegd — om de grote verschillen in koopkracht tussen alleenverdieners met kinderen en andere groepen nadrukkelijk mee te wegen bij de herziening van het fiscale stelsel, de toeslagen en de kindregelingen. Wij zullen ook zeker volgen of dat op die manier zal gebeuren.  Dank voor de toezegging op het gebied van de beveiliging van de joodse instellingen. Collega Slob had het daar net al uitgebreid over. De minister van Veiligheid en Justitie had het al eerder over een doorbraak. Het lijkt erop dat die er ook echt is gekomen, waarvoor veel dank.  Groen onderwijs is verschillende keren langsgekomen vanmiddag. Collega Slob heeft een toezegging ontlokt dat de kortingen op het groen onderwijs toch echt van de baan gaan. Daarna heeft collega Zijlstra aangekondigd dat hij dit samen met de heer Pechtold gaat repareren bij de algemene financiële beschouwingen. Welnu, ik kan aankondigen dat ik het samen met collega Buma bij de begrotingsbehandeling van Economische Zaken ga herstellen. Met zo'n breed draagvlak voor het groen onderwijs gaat het goed met die sector.  Ik wil nog een motie indienen die betrekking heeft op het terrein van defensie. Daar is extra geld naartoe gegaan, wat geen overbodige luxe is in de onveilige wereld van nu. Ook is het woord "trendbreuk" in de mond genomen omdat het niet kan blijven bij alleen nu even extra budget, waarna daar weer van af wordt gezien. Er moet meer gebeuren. Om die trendbreuk verder invulling te geven, stel ik de volgende motie aan de Kamer voor.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat vrijwel alle (inter)nationale veiligheidsanalyses uitwijzen dat de ambitie, het voortzettingsvermogen en het bijbehorende budget van de Nederlandse krijgsmacht nopen tot herijking in opwaartse zin;  overwegende dat de regering aanduidt, te willen inzetten op een positieve trendbreuk ten aanzien van het Defensiebudget voor de (middel)lange termijn;  verzoekt de regering, aan te geven wat het noodzakelijke ambitieniveau van onze krijgsmacht in de komende jaren is, welke internationale veiligheidsstrategie daarbij hoort, hoe de slagkracht van Defensie dient te worden vergroot en hoe deze zich verhoudt tot de nationale inzet van onze krijgsmacht;  verzoekt de regering tevens, nader in te vullen op welke wijze het Defensiebudget in de komende jaren zal worden bijgesteld, waarbij expliciet wordt gewaarborgd dat het niveau van defensiebestedingen gelijke tred zal houden met het noodzakelijke ambitieniveau voor onze krijgsmacht,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Zijlstra, Slob en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 23 (34000).  De heer Van der Staaij (SGP): De SGP-fractie heeft inderdaad op voorhand al op hoofdlijnen aangegeven dat zij zich kan vinden in de benadering die in deze begroting wordt gevolgd. Dat betekent niet dat het einde verhaal is, want er zijn nog tal van wensen en gespreksonderwerpen bij de departementale begrotingen die straks gaan volgen. Wij hebben er wel voor gekozen om het gesprek met het kabinet in een vroeg stadium aan te gaan, juist omdat wij vorig jaar zagen dat het ook niet goed is als er heel veel onzekerheid blijft hangen, voor de burgers in het land, voor de ouderen, de jongeren en al die andere mensen die zich afvragen wat het voor hun portemonnee betekent. Omdat er in deze tijd juist behoefte is aan stabiliteit en duidelijkheid, hebben wij daar graag aan mee willen werken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording. Ik heb mijn bijdrage in het teken gesteld van de vraag hoe wij naar een samenleving kunnen gaan waarin mededogen en duurzaamheid leidend zijn. Ik heb duidelijk willen maken dat we de samenleving niet gelukkiger zullen maken, en de aarde niet leefbaar, zolang wij schaarse grondstoffen in de uitverkoop doen, tegen bodemprijzen, deze zelfs subsidiëren en de arbeid uit de markt prijzen met ongekend hoge loonheffingen. Ik ben blij met de beweging van het kabinet om te kijken naar een vorm om in het belastingstelsel van de toekomst niet alleen arbeid te belasten, maar mogelijk ook grondstoffen. Het kabinet lijkt een wat onzeker pad op te gaan. Ik weet ook niet of de coalitiepartners het op alle punten eens zijn. Dat blijkt ook uit het debatje tussen de heer Zijlstra en de heer Samsom. Daarom denk ik dat het goed is als de Kamer de volgende motie zou aannemen, om het kabinet een steuntje in de rug te geven.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende de breed gedeelde wens om tot een verlaging van de belasting op arbeid te komen, zonder dat er op voorhand taboes worden aangegeven bij de invulling daarvan;  constaterende dat een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar vervuilende activiteiten en schaarse grondstoffen grote milieuwinst oplevert en werkgelegenheid creëert;  verzoekt de regering, voor 1 februari 2015 een kader te presenteren voor de hervorming van het belastingstelsel, waarin een substantiële vergroening van het belastingstelsel wordt verankerd,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 24 (34000).  Mevrouw Thieme (PvdD): Vanmiddag hebben we gezien dat de coalitie van water en vuur zich met name manifesteert als je het thema "klimaat" aanzwengelt. Klimaatverandering is een ongemakkelijke waarheid voor velen, omdat het betekent dat we onze levensstijl moeten veranderen, omdat we simpelweg een verantwoordelijkheid hebben tegenover toekomstige generaties. We zullen de aarde beter achter moeten laten dan hoe we deze hebben aangetroffen. Dat is transitiepijn. Dat kost pijn, maar het biedt ook kansen op innovatie. Onze samenleving is in staat om grote crises te overwinnen. Laten we erop inzetten om de klimaatcrisis te bestrijden.  Dan is het ontzettend jammer als je ziet dat de leidende partijen, die samen dit kabinet vormen, het niet eens kunnen worden over die ambitie om het klimaat te verbeteren. In feite staan zij lijnrecht tegenover elkaar, maar als er iets is wat wij ons niet kunnen veroorloven, dan is het dat het klimaatbeleid daar het slachtoffer van wordt.  Er gebeurt veel te weinig. Dat is ook de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving in de jongste balans. Het PBL constateert nog explicieter dan in eerdere jaren dat Nederland nog niet voorbereid is op de toekomst. Het rapport getiteld De toekomst is nu is een oproep tot herwaardering en modernisering van strategisch langetermijnbeleid. Dat is de oproep van het PBL. Nederland is nog onvoldoende voorbereid op ingrijpende veranderingen. We zullen de bestaande structuren moeten aanpassen om daartoe te komen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving in zijn meest recente Balans voor de Leefomgeving aangeeft dat:  -Nederland onvoldoende voorbereid is op ingrijpende veranderingen — in demografie, klimaat, biodiversiteit en de beschikbaarheid van grondstoffen — die zich in de komende decennia kunnen openbaren;  -een schone, gezonde en veilige leefomgeving nú om krachtig beleid vraagt, waarbij er nú extra stappen moeten worden gezet om de langetermijnopgaven het hoofd te bieden;  -transities moed en leiderschap vergen, bijvoorbeeld in de vorm van een heldere, krachtig ondersteunde doelstelling voor de lange termijn, en dat een dergelijke langetermijndoelstelling ontbreekt in Nederland;  verzoekt de regering om dit parlementaire jaar te komen met een coherente strategie voor het doorvoeren van de benodigde en gewenste systeemveranderingen, waarin paden worden geschetst voor de transitie naar een volledig duurzame samenleving in 2050,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 25 (34000).  Mevrouw Thieme (PvdD): Partijen die een heilig vertrouwen hebben in het herstel van economische groei als oplossing van alle problemen, maar het alleen niet eens zijn over de route daarnaartoe, zijn niet in voor echte koerswijzigingen, omdat ze de noodzaak daarvan niet zien. Terwijl de grenzen van de groei al enkele decennia in zicht zijn, wordt er weinig gedaan aan de zoektocht naar andere mogelijkheden, die wel binnen de draagkracht van de aarde vallen. De rijken worden steeds rijker, de armen worden armer. De zwaksten worden nauwelijks beschermd tegen het vermeende recht van de sterkste. In zo'n situatie gaat het niet om welke pleisters je wilt plakken op gesignaleerde problemen, of om wat die pleisters exact kosten. Het gaat daarbij veel meer om de bereidheid om met elkaar een volstrekt andere, integrale behandeling van de systeemcrisis te zoeken. Die bereidheid is helaas nog niet aanwezig bij dit kabinet.  De vraag wat wij ons wel en niet kunnen veroorloven, wordt vooralsnog gezien als een louter financiële kwestie, terwijl we het ons, naar de overtuiging van mijn fractie en die van een groeiend aantal wetenschappers, niet kunnen veroorloven om alles uit te drukken in termen van geld en de daaraan gekoppelde betaalbaarheid van ons beleid. Als we niet bereid zijn om ons handelen binnen de grenzen van de draagkracht van de aarde te brengen, zullen onze kinderen het kind van die rekening worden. Economische groei is niet de oplossing, maar het probleem.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Wat mij betreft oogt dit debat in het afgelopen uur veel te vrolijk, omdat ik weet wat voor ellende veel mensen thuis op dit moment ervaren. Toch wil ik de minister-president danken voor de beantwoording. Ik heb maar één verzoek, maar wel moties en weinig tijd, dus ik ga heel snel lezen.  Het verzoek gaat over de verruimde schenkingsregeling, een idee van 50PLUS. We hebben kunnen vaststellen dat die goed is voor jong en oud, en goed voor de bouw. We danken het kabinet voor de complimenten die we daarvoor kregen. We hadden een motie willen indienen om haar een jaar te verlengen. Ik begrijp dat dat er niet in zit, maar mag ik het kabinet dan wel vragen om een extra inspanning te doen om deze regeling, die nog maar veertien weken duurt, onder de aandacht van het publiek te brengen, zodat de mensen die dat kunnen, daar ook gebruik van kunnen maken?  Ik heb twee moties, dus ik ga nu heel snel.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de regering heeft aangegeven dat de bestrijding van werkloosheid nu de allerhoogste prioriteit heeft;  overwegende dat de instroom van 55-plussers in de WW nog steeds groter is dan de uitstroom;  overwegende dat de minister zelf ook heeft aangegeven dat er bij werkgevers vooroordelen bestaan jegens oudere werknemers;  overwegende dat de aanpak van deze vooroordelen een structureel karakter moet hebben om effectief te zijn;  overwegende dat er ook een ambassadeur aangesteld is ter bestrijding van jeugdwerkloosheid;  verzoekt de regering, naast een ambassadeur jeugdwerkloosheid een ambassadeur in te stellen ter bestrijding van ouderenwerkloosheid,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 26 (34000).  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat uit onderzoek van het Nibud blijkt dat mantelzorgers tot een derde van hun inkomen kunnen verliezen juist doordat zij mantelzorg verlenen;  overwegende dat het verlenen van mantelzorg niet mag leiden tot financiële achteruitgang;  verzoekt de regering, binnen drie maanden een plan op te stellen om inkomensverlies bij het verlenen van mantelzorg te voorkomen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 27 (34000).  De heer Klein (50PLUS/Klein): Voorzitter. Ook ik dank de minister-president voor zijn beantwoording, met name voor zijn heldere schriftelijke antwoorden.  Ik heb het gehad over het belastingstelsel en de belastingherziening en ik heb daarin ook verwezen naar De Nationale Pensioendialoog. De minister-president heeft hierop heel duidelijk aangegeven dat een nationale belastingdialoog, om te horen wat mensen een eerlijk en veilig systeem vinden, niet aan de orde is, in tegenstelling tot wat de heer Pechtold had gemeend te horen. Volgens mij kun je ook geen gesprek afdwingen. Een nationale belastingdialoog is dus niet aan de orde, maar de fractie-50PLUS/Klein.nl staat graag open voor voorstellen om die dialoog wel aan te gaan, zodat we naar een open en eerlijk systeem gaan.  Dan kom ik op het nieuwe ftk. Er komen allemaal wetsvoorstellen aan. De toekomstbestendigheid voor alle generaties moet ook aanwezig zijn. Daarom moeten we nu niet op die wetsbehandeling vooruitlopen. Ik wil echter wel iets doen om de opgelopen achterstanden in de indexaties bij sommige pensioenfondsen iets op te lossen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat pensioenfondsdeelnemers, zowel jong als oud, de afgelopen jaren hard getroffen zijn door de financiële problemen bij de pensioenfondsen, waardoor indexatie voor de prijsstijgingen bij veel pensioenfondsen achterwege is gebleven;  overwegende dat pensioenfondsen met de huidige regels niet de mogelijkheid hebben om eenmalige pensioenuitkering als compensatie van achterwege gebleven indexaties uit te keren;  verzoekt de regering, maatregelen te verkennen waarbij pensioenfondsen de ruimte gegeven wordt om een eenmalige inhaalindexatie van pensioenen mogelijk te maken zonder daarbij concessies te doen aan de evenwichtigheid tussen generaties,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 28 (34000).  De heer Klein (50PLUS/Klein): Tot slot haal ik één antwoord naar voren dat het kabinet heeft gegeven op onze vraag over de vrijwilligers en de opzet voor de vrijwilligers in de zorg. Belangrijk is dat de vrijwilligers extra steun en waardering krijgen. Dat wordt ook aangegeven. Dan gaat het niet alleen over de 450.000 vrijwilligers in de zorg over wie het kabinet nu zal komen met een brief. Deze zullen we met belangstelling lezen. We moeten echter ook goed kijken naar de maatschappelijke waardering voor de vele vrijwilligers op andere terreinen. Dit onbetaalde werk moet gewaardeerd worden. Het wordt een uitdaging voor dit kabinet om in het komende jaar te werken aan een goede, open samenleving.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor het beantwoorden van de vragen.  Dit kabinet is compleet de weg kwijt. Dit kabinet is visieloos. Nederland snakt naar lage belastingen, meer veiligheid en een streng immigratiebeleid. Nederland verkeert nog steeds in een economische crisis. De werkloosheid is torenhoog en er is nauwelijks sprake van economische groei. Deze crisis kan maar op één manier worden opgelost, namelijk door de belastingen drastisch te verlagen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de belastingen en werkloosheid torenhoog zijn en er nauwelijks sprake is van economische groei;  constaterende dat ons door het Centraal Planbureau doorgerekende fiscaal plan 2015 leidt tot lage belastingen, één miljoen extra banen en een verdubbeling van de economische groei, zonder dat het tekort of de staatsschuld oploopt;  overwegende dat ons belastingplan leidt tot een welvaartsrevolutie;  verzoekt de regering, ons belastingplan door te voeren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 29 (34000).  Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister-president heeft laten weten dat hij kan overgaan tot het beantwoorden van de laatste, openstaande vragen en het reageren op de ingediende moties zodra hij deze allemaal heeft ontvangen. We wachten daarom heel even tot de laatste motie is rondgedeeld.  De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.  Minister Rutte: Voorzitter. Ik probeer de Kamer onmiddellijk te bedienen, maar moet nog even de laatste moties sorteren. Ik heb nu het totaaloverzicht weer, althans dat denk ik.  De voorzitter: Ga uw gang. We proberen u bij te houden.  Minister Rutte: Er zijn veel moties ingediend. Ik ga eerst in op een paar opmerkingen die los van de moties zijn gemaakt in de tweede termijn van de Kamer. Het gaat om punten die niet terugkeren in een motie.  Ik dank de heer Buma voor de mooie afsluiting van zijn betoog. Hij maakt de cirkel eigenlijk rond door terug te komen op MH17 en door vooruit te kijken naar 10 november. Ik ben het daarmee eens.  Tegen de heer Pechtold zeg ik nog eens dat wij het politieke debat in de Kamer zoeken, maar dat je voor de uitvoering van allerlei maatregelen in een nieuwe belastingsystematiek moet praten met allerlei doelgroepen. Dat kan niet anders. Als je maatregelen neemt op het terrein van de auto en met betrekking tot aftrekposten, is het natuurlijk logisch dat je ten minste de deur openzet voor overleg met die belangenorganisaties. We gaan daar geen brede maatschappelijke discussie mee voeren, maar wij gaan daar wel mee in gesprek. Het politieke debat voeren wij dan graag met de Kamer. Hierop is al zo veel gestudeerd dat er geen breed maatschappelijk debat meer nodig is. Wat wel nodig is, is het normale overleg met belangenorganisaties. Daar moet je natuurlijk altijd beschikbaar voor zijn, met een kritische instelling.  Ik ben het eens met de heer Zijlstra. Voor het belastingstelsel streven wij naar een eindbeeld en een stappenplan. Ik ben het ook eens met hetgeen hij zei over de NHI en de NII, namelijk dat het belangrijk is dat zij blijven functioneren binnen hun mandaat. De pensioenfondsen hebben in de eerste plaats natuurlijk als taak om te zorgen voor goede pensioenvoorzieningen. Alle zaken waarmee zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan deze investeringsmogelijkheden, moeten ten dienste staan van de potten in de tweede pijler, opdat deze zo groot mogelijk zijn. Ik ben het ook zeer met hem eens dat het nu zaak is om koers te houden.  Verschillende mensen hebben nog gesproken over het energie- en klimaatdossier. Ik dacht volgende week een ontspannen bijeenkomst te hebben in New York, maar in een halfuur tijd is de agenda behoorlijk volgelopen. Nederland wil een ambitieus klimaatakkoord in 2015; dat is bekend. Wij moeten daarin komen tot een effectieve aanpak van het klimaatvraagstuk, zonder negatieve effecten op de Nederlandse of Europese economie. In het bijzonder gaan wij na hoe wij de Nederlandse inzet — dat zijn de nieuwe klimaatdoelstellingen voor 2030 en het streven richting 2050, volgens de afspraken die wij hierover met de Kamer gemaakt hebben — zo goed mogelijk kunnen realiseren. Tot nu toe hebben wij ons echter alleen vastgelegd tot 2020. Daarover zijn in het energieakkoord afspraken gemaakt, met een doorwerking naar 2023. Die Nederlandse zaken liggen vast. De heer Samsom heeft dat nog eens duidelijk gezegd. Op de klimaattop in New York zal Nederland initiatieven zoeken voor internationale samenwerking met landen en bedrijven. Wij zullen praten over adaptatie, landbouw, logistiek en duurzame inkoop. Nederland wil daarmee een belangrijke rol spelen op weg naar een ambitieus klimaatakkoord in 2015. Wij hebben ons echter vastgelegd, zoals de heer Samsom zei, tot 2020-2023, zeker in het kader van het energieakkoord. De 16% moeten wij nu echt met elkaar zien te halen. Dat zijn de afspraken die wij politiek gemaakt hebben.  De heer Roemer (SP): Ik snap wel dat de premier de kool en de geit wil sparen, maar hij zal toch duidelijk een keuze moeten maken als het gaat om de vraag, wat de inzet van Nederland zal zijn. De heer Samsom, mijn partij en andere partijen hebben ervoor gepleit dat Nederland ambitieuzer moet zijn en ook een koploper moet willen zijn. Gaat de premier met die boodschap daarnaartoe?  Minister Rutte: Dat zijn allemaal woorden. Wij hebben hier de politieke afspraak met elkaar gemaakt dat Nederland inzet op een klimaatdoel voor 2030 van minimaal 40% CO2-reductie. Wij hebben afgesproken dat wij streven naar een duurzame energievoorziening in 2050 en dat we daarnaast kijken naar een aandeel duurzame energie van 27%. Die afspraken gelden voor Europa. Die zijn niet doorvertaald naar de lidstaten, maar dat is echt een Europees doel. Daarover hebben we in politiek verband afspraken met elkaar gemaakt. Het daarop ook internationaal vastleggen is nu nog niet aan de orde.  De heer Roemer (SP): Dan kom ik tot de conclusie dat de premier niet die koploperspositie wil innemen en niet met die boodschap, waar een groot deel van de Kamer echt om gevraagd heeft …  Minister Rutte: Maar wat wilt u dan, mijnheer Roemer?  De heer Roemer (SP): Ik wil dat Nederland daarin een koppositie inneemt. Ik wil dat Nederland het voortouw neemt en ik wil een hoger ambitieniveau, zoals dat uitstekend was verwoord in mijn bijdrage, in die van de heer Samsom en in die van mevrouw Thieme. Ik hoor dat niet terug.  Minister Rutte: 40% reductie in 2030 is een politieke afspraak die hier in de Kamer is gemaakt. Dat is behoorlijk ambitieus. Ik hoor de heer Roemer ook niet voorstellen om dat percentage te verhogen. Dat zal ook nog een hele hijs worden. De vraag in het kader van Parijs 2015 is nu natuurlijk hoe verbindend dat is. Daar heeft de heer Zijlstra iets over gezegd en daar heeft de heer Samsom ook iets over gezegd. Maar de politieke intentie is om die twee doelstellingen te bereiken. We hebben daarbij gezegd dat die 27% voor Europa een Europese doelstelling moet zijn, dat die niet moet worden doorvertaald naar de lidstaten. Dat zijn de afspraken die we hier in politiek verband gemaakt hebben.  Volgens mij heb ik de meeste vragen die in tweede termijn gesteld zijn, beantwoord. Als niemand nu boos opspringt, ga ik door met een reactie op de moties.  Eerlijk gezegd, vind ik de motie op stuk nr. 5 van de heer Roemer overbodig. Het staat eigenlijk al in de brief. Mijn conclusie is dus dat de motie overbodig is.  De heer Roemer (SP): In dat geval zou de premier ook gewoon kunnen zeggen dat hij de motie ziet als ondersteuning van het beleid.  Minister Rutte: Wij gaan nu allerlei dingen uitwerken. In de brief halen wij deuren van het slot, bijvoorbeeld op het punt van een eerlijkere vermogensrendementsheffing. De motie is overbodig. In de motie staat een heel precieze formulering die weer net iets verder gaat dan het gestelde in de brief. Als de heer Roemer het daarover wil hebben, zou het mijn suggestie zijn om de motie aan te houden tot het debat over de brief.  De heer Roemer (SP): Dan is de motie dus niet overbodig, dan is het een duidelijke uitspraak waar de premier van weg wil komen. Dan is de motie zeker niet overbodig. Het is iets wat meerdere partijen heel graag willen, iets wat hard nodig is. Dan zou de premier moeten zeggen, conform zijn eerdere woorden en zeker ook de woorden van de coalitiepartij, dat de motie kan worden gezien als ondersteuning van het beleid. Dan verwacht ik ook steun van de premier, zodat wij dus voor deze motie kunnen stemmen.  Minister Rutte: De gedachte zit in de brief. Daarvoor is deze motie niet nodig. Als u het zo zwaar neerzet, kan ik niet anders dan de motie ontraden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zou erop willen wijzen dat de inhoud van de motie net niet gelijk is aan de brief. Er wordt hier over de kleine spaarders gesproken, maar het gaat erom dat wij gaan kijken naar reëel rendement, ongeacht wie het rendement behaalt. Dat is wel een essentieel verschil.  Minister Rutte: Ja. Ik kan me voorstellen dat de heer Roemer zegt dat hij de motie aanhoudt tot het debat over de brief van Eric Wiebes. De motie is overbodig, in de zin dat er een richting in staat die ook in de brief staat. Die richting wordt in de motie echter verder "toegepunt". Als die motie nu in stemming komt, met deze precieze "aanpunting", dan kan ik niet anders dan de motie ontraden. Ik begrijp dat de heer Roemer de motie niet wil aanhouden. Ik ontraad derhalve de motie op stuk nr. 5.  Ik ontraad ook de motie op stuk nr. 7. De budgetten die zijn vastgesteld, zijn adequaat om de taken uit te voeren. Gemeenten krijgen daarbij veel beleidsruimte binnen de kaders van de wet. Ze krijgen ook de mogelijkheid om naar eigen inzicht zaken te organiseren. Van een aantal opmerkingen bij het hoofdje "constaterende" kan ik zegen dat het kabinet al vele maatregelen heeft genomen voor een zachte landing. Met andere woorden, deze motie ontraad ik.  Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 6, waarin wordt voorgesteld om de verhuurdersheffing om te zetten in een investeringsplicht. Die motie ontraad ik. Om te beginnen zou dit een enorm gat slaan in de begroting, namelijk van 1,3 miljard, terwijl alternatieve dekking daarvoor in het voorstel ontbreekt. De verhuurdersheffing dient ertoe om het excessieve vermogen van de corporaties af te romen en beschikbaar te stellen voor andere maatschappelijke doelstellingen. Die heffing leidt niet tot een inperking van de investeringsmogelijkheden, omdat de corporaties tegelijkertijd ruimte hebben gekregen om de huren te verhogen. Het niveau van de huren in de sociale huursector staat dat ook toe. Ik meen verder dat een wettelijke investeringsplicht zijn doel voorbijschiet. Investeren is niet altijd nodig en een wettelijke plicht past niet bij het private karakter van de woningcorporaties. Dus om die verschillende redenen ontraad ik deze motie. Mijn eerdere betoog ging inderdaad over de motie op stuk nr. 7, die behelst de bezuinigingen die gepaard gaan met decentralisaties te schrappen, om de redenen die ik hiervoor noemde.  Vervolgens de motie op stuk nr. 8, die vraagt om voor een noodzakelijke lastenverlichting ook ruimte te zoeken in beperking van de overheidsuitgaven. Het kabinet legt geen taboe op extra bezuinigingen maar kiest daar niet voor als eigen insteek. Als er eventueel voorstellen vanuit de Kamer komen, zullen we die allemaal bekijken, maar het is niet de insteek van het kabinet. Dus om die reden zijn er, zoals ik het zie, twee mogelijkheden. De ene is de motie aan te houden tot het debat over de brief van Eric Wiebes, de staatssecretaris van Financiën. Anders moet ik de motie ontraden.  Wat de motie op stuk nr. 9 betreft, zou ik dringend willen adviseren die aan te houden tot het debat over het financieel toetsingskader. Dat is evenwichtig, het houdt rekening met enerzijds het minder snel korten en anderzijds met niet-indexeren als dat duurzaam niet kan en als dat dus ten koste zou gaan van de werkenden. Ik heb daarover vanochtend betoogd hoe belangrijk dat is voor de solidariteit in het stelsel, dus mijn advies zou zijn de motie aan te houden. Als die echt nu in stemming moet komen, kan ik niet anders dan deze motie ontraden, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat het CDA de motie betrekt bij het debat over het financieel toetsingskader.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben bereid de motie aan te houden, maar er wellicht volgende week bij de financiële beschouwingen al op terug te komen en haar dan in stemming te brengen. Voor nu ben ik echter bereid deze motie aan te houden.  De voorzitter: Op verzoek van de heer Van Haersma Buma stel ik voor, zijn motie (34000, nr. 9) aan te houden.  Daartoe wordt besloten.  Minister Rutte: De motie op stuk nr. 10 is ondersteuning van beleid. Ik wijs op wat er al gebeurt. Economische Zaken steekt met de provincie Groningen 20 miljoen in deze kwesties, daarnaast de NAM 65 miljoen en de provincie Groningen nog eens 32 miljoen waar het gaat om de Economic Board. Dat zijn grote bedragen, dus in die zin beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid.  De heer Zijlstra (VVD): Ook in het kader van de bepaling van ons stemgedrag, "ondersteuning beleid" betekent dat het kabinet inzet op alle regio's in heel Nederland waar dat gebeurt.  Minister Rutte: U weet dat Groningen bijzondere aandacht krijgt vanwege de ellende met de gaswinning en alle flankerende maatregelen die daar gelden. Daarmee is Henk Kamp druk bezig. Dat heeft ook al geleid tot behoorlijke herschikkingen en vormen van ondersteuning om de economische structuur in het Noorden te versterken. Deze motie vraagt eigenlijk om te kijken wat wij verder nog kunnen doen. Wat ik hier zeg, is dat het maximale al wordt gedaan. In die zin vind ik de motie sympathiek als ondersteuning van beleid, maar het is geen claimmotie, want er wordt niet gevraagd om nieuw geld.  De heer Pechtold (D66): Ik vind dat wij wel helder moeten zijn. Er staat "zoals het Pact van het Noorden". Dat is heel sympathiek, maar er zijn dus ook andere regio's; laten we zeggen in totaal twaalf provincies, die daarvoor in aanmerking komen.  Minister Rutte: Er staat ook "binnen de bestaande kaders", dus er wordt geen nieuw geld uitgezocht. Als ik naar het Noorden kijk, zeg ik dat daar echt al heel veel gebeurt. Ik zou zo gauw niet weten wat je daar nog verder uit kunt persen, maar misschien lukt dat. Er wordt al heel veel gedaan. Omdat er geen claim staat op nieuw geld, acht ik de motie te dragen en is dit ondersteuning van beleid.  De motie-Wilders op stuk nr. 12 ontraad ik met verwijzing naar het debat dat we daarover gevoerd hebben.  De motie-Wilders op stuk nr. 13 ontraad ik.  Ik kom op de motie-Pechtold/Van Haersma Buma op stuk nr. 14, waarin de datum 1 februari wordt genoemd. In het debat hebben we daar uitvoerig over gesproken. Het kabinet wil haast maken, maar er is geen absolute urgentie om het per se voor 1 februari te doen. Sowieso zal niet alles per 2016 veranderd kunnen worden. We gaan daar de eerste tranche voorstellen voor doen. Ook als je kijkt naar eerdere belastinghervormingen, kun je constateren dat het altijd stapsgewijs zal gebeuren. Dat heb ik al gezegd in antwoord op de vragen van de heer Zijlstra. Je zet een toekomstperspectief neer. Daar komt een stappenplan tegenaan. In deze motie wordt echter de datum van 1 februari genoemd. Dat vind ik te stellig. Daarom ontraad ik de motie, maar met de geest van de motie zijn we het denk ik allemaal eens: liever sneller dan later. Nu wordt echter zo stevig de datum van 1 februari neergezet. Onder verwijzing naar de discussie van vanochtend ontraad ik deze motie.  Ik kom op de motie-Pechtold/Van Ojik op stuk nr. 15. In het debat dat ik hierover met de heer Pechtold voerde, ging het erover dat in het regeerakkoord een en ander staat over een superprovincie. We waren een heel eind, maar de besprekingen zijn vastgelopen. Ik begreep dat de heer Pechtold zei: we gaan opnieuw praten over de superprovincie. Nu wordt het kabinet echter gevraagd om een hele agenda op te stellen. Dat is volgens mij niet de deal die we net in het debat hebben gesloten. Ik had begrepen dat de heer Pechtold zei: ik kom terug aan tafel om te praten over de superprovincie en ik neem ook de heer Van Ojik mee. Dat vind ik zeer sympathiek. Dan zitten minister Plasterk en ik onmiddellijk klaar met de koffie, maar het kan niet de bedoeling zijn om weer een heel nieuwe agenda op te stellen. Die agenda ligt er. Dat is het regeerakkoord. Daarin staat een zeer concreet voornemen, namelijk de superprovincie als eerste grote stap op weg naar bestuurlijke vernieuwing. Zo heb ik het begrepen, maar misschien is dat een misverstand.  De heer Pechtold (D66): In het regeerakkoord staat een en ander over de gemeenten met het streefcijfer 100.000 plus en de gemeenschappelijke samenwerkingen. Daarin staat een en ander over de waterschappen, zowel over het opschalen als over het uit de Grondwet halen. Daarin staat een en ander over de provincies. De superprovincie staat erin. De heer Van Ojik en ik zoeken naar een dialoog met alle belanghebbenden. Dat kunnen de gemeenten, de waterschappen en de provincies zijn. Het mag echter niet te lang duren, want we moeten tot actie komen. Die dialoog zou kunnen leiden tot iets wat uiteindelijk bij het provinciale niveau terechtkomt. Maar dan is het wel nodig dat de minister van BZK al die relevante partners erbij betrekt. Ik kijk even om naar de heer Van Ojik. Hij is het met mij eens.  Minister Rutte: De heer Pechtold heeft mij in dit debat ervan overtuigd dat je moet oppassen met al die dialogen. Daardoor kan het ook weleens wat te traag gaan. Ik ontraad de motie, want het lijkt mij geen goed idee om nu weer een heel nieuwe agenda op te stellen. In het regeerakkoord staat namelijk de eerste stap. Maar wat mij betreft houdt de heer Pechtold die motie aan en geeft hij ons de kans om opnieuw het gesprek te openen over de superprovincie. Dat is namelijk de eerste stap. Dan staan de heer Plasterk en ik onmiddellijk klaar. Het waren goede gesprekken. We waren echt een heel eind. Ik ben ervan overtuigd dat we dat laatste stapje kunnen zetten. We moeten even door het dooie punt heen en dan lukt het. Hier zie ik trouwens die datum van 1 april nergens staan; dat is ook zo gek.  Ik kom op de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 16 over energieafhankelijkheid. Deze motie is ondersteuning van beleid. We streven naar een duurzame energievoorziening in 2050. Dan zijn we ook onafhankelijk van bijvoorbeeld Russische olie en gas. Uiteraard zullen daar allerlei tussenstappen voor nodig zijn. Ik noem het verkleinen van de gasafhankelijkheid et cetera. Maar per saldo is deze motie ondersteuning van beleid.  Ik kom op de motie-Slob/Pechtold op stuk nr. 17. Een standpunt van het Comité van Ministers wordt in november 2014 verwacht. Daarom ontraad ik deze motie. Er komt een uitspraak van het Comité van Ministers in november. Het kabinet zal daar dan snel op reageren. Volgens de afgesproken procedure wachten we dat oordeel af. Daarna komt het kabinet met een opvatting.  De motie-Slob c.s. op stuk nr. 18 gaat over de herverdelingseffecten. Die motie is ondersteuning van beleid. De afspraak is om voor 2016 de budgetten te verdelen op basis van objectieve criteria in plaats van de historische uitgaven. Ik noemde dat al in eerste termijn. Er ligt nu een onderzoek en met de gemeenten wordt besproken hoe wij het moeten doen. Daarbij moeten wij bezien of de criteria voldoen en wat het ingroeipad is naar een nieuw model. Daarbij zullen wij eventuele ongewenste effecten adresseren. Ik beschouw de motie dus als ondersteuning van beleid.  Dat geldt ook voor de motie-Slob c.s. op stuk nr. 19. De toeslag huishoudelijke hulp zorgt ervoor dat huishoudelijke hulpen hun baan kunnen behouden. Meer middelen betekent meer banen. Dat is nodig voor een verantwoorde transitie.  Ik zou eigenlijk willen voorstellen dat de heer Van Ojik zijn motie op stuk nr. 20 aanhoudt tot aan de behandeling van de brief van de heer Wiebes over het belastingstelsel. Het lastige is, dat er een aantal doelen bij wordt gelegd. Wat mij betreft wordt het thema duurzame groei betrokken bij de stelselwijziging. De Kamer vroeg ons, keuzes te maken en dat hebben wij gedaan: het hoofddoel van het kabinet is vereenvoudiging en meer werkgelegenheid. Dat alles natuurlijk in het kader van een rechtvaardige inkomensverdeling. Niet dat wij die hiermee verder willen bevorderen; dat doen wij al in het regeerakkoord. Op zichzelf genomen is het allemaal netjes, maar ik wil voorkomen dat wij doelstellingen stapelen. Dit vraagt nog wel enig debat, dus mijn advies is echt om de motie aan te houden tot het debat over de brief van de heer Wiebes.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president zegt het al: het zijn inderdaad de doelen uit het regeerakkoord. Maar die doelen realiseer je natuurlijk niet door ze in het regeerakkoord te zetten; daar heb je een instrumentarium voor nodig. De belastingherziening is bij uitstek het instrument waarmee je die doelen kunt realiseren. Dat is de achtergrond van deze motie. Daarom had ik eigenlijk verwacht dat de minister-president, gegeven het regeerakkoord, zou zeggen: dit is nu echt ondersteuning van beleid.  Minister Rutte: Nogmaals, ik adviseer de motie aan te houden, want anders moet ik haar ontraden. Als de motie niet wordt aangehouden, is mijn advies dus: ontraden.  In de motie-Van Ojik op stuk nr. 21 wordt de regering verzocht, de inzet op energiebesparing te intensiveren. Dat is op zichzelf genomen natuurlijk ondersteuning van beleid. Het energieakkoord bevat ambitieuze doelstellingen. Het doel is een besparing van jaarlijks gemiddeld 1,5% van het finale energiegebruik. Dat zijn die 100 petajoule in 2020. Daarvoor worden op dit moment ontzettend veel specifieke en concrete maatregelen uitgewerkt. In 2016 wordt het energieakkoord geëvalueerd. Wij hebben daarover gesproken in eerste termijn. Een borgingscommissie onder leiding van Ed Nijpels behartigt de voortgang.  Als ik zo zie welke namen er onder de motie-Van Ojik c.s. op stuk nr. 22 staan, maakt die motie wel enige kans om te worden aangenomen. Toch zou ik willen voorstellen, de motie aan te houden tot de behandeling van de BZ-begroting, simpelweg omdat er strikt genomen geen dekking in zit, of ik heb de motie te snel gelezen. Er wordt gevraagd om extra financiële middelen, dus dan moet ik wel weten waar die vandaan moeten komen. Of het moet om €10.000 gaan, maar ik neem niet aan dat dat de bedoeling is. Als dit allemaal uit de HGIS-middelen moet komen, vraagt dat om een deugdelijke dekking binnen HGIS. Ik vind het overigens een sympathiek doel en ik begrijp helemaal wat de opstellers van de motie beogen. Maar het vraag echt nog wel om een uitwerking, omdat HGIS, de homogene groep internationale samenwerking, niet zomaar een grabbelton is. Nogmaals: het doel is sympathiek en volgens mij moeten wij het doen, maar mijn advies zou zijn om de motie aan te houden tot aan de behandeling van de BZ-begroting.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik moet voorzichtig zijn, want ik moet nu mede namens de constructieve vijf spreken. Voor ik het weet, zeg ik iets verkeerds. Stel dat ik de motie niet aanhoud en dat deze in stemming wordt gebracht en wordt aangenomen. Voor de begrotingsbehandeling ontvangen wij dan een brief van de verantwoordelijke bewindslieden, waarin zij aangeven hoe zij deze motie denken uit te voeren. Zou dat niet een goede manier zijn om dit op te lossen?  Minister Rutte: In de motie wordt voorgesteld om het uit de HGIS-middelen te dekken. Dat is een pot geld waaruit al allerlei dingen worden betaald. Ik denk dat het best doenlijk is, maar het is wel een vrij stevige operatie om het precies te doen. Het lijkt mij iets waarvan ook de Kamer misschien iets vindt. In feite zegt de heer Van Ojik nu dat het kabinet helemaal mag bepalen hoe je binnen HGIS herprioriteert. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de indieners zeggen: wij schuiven de motie door naar de BZ-begroting. Ik zie de woordvoerder Buitenlandse Zaken van de VVD nu enthousiast reageren. Misschien doen anderen dat ook. Schuif het door naar de BZ-begroting, is mijn advies. Mijn ragfijne politiek gevoel zegt mij opnieuw dat de motie het gaat halen. De namen die allemaal onder de motie staan, laten dat zien. Dan hebben we even die discussie. Het blijft een motie en er staan heel veel namen onder. Het is de motie-Van Ojik c.s. Dan hebben de indieners twee keer prijs.  De voorzitter: Ik kijk even naar de heer Van Ojik. Betekent dit dat de motie wordt aangehouden?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zal even overleggen met de constructieve vijf. Dan laat ik voor de stemming weten of ik de motie aanhoud of in stemming breng.  Minister Rutte: Dan kom ik op de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 23. In het dictum van die motie staat dat "het Defensiebudget in de komende jaren in die zin zal worden bijgesteld ...". Ik ga ervan uit dat de indieners bedoelen binnen de huidige financiële middelen, dat het dus geen claim is. Daar ga ik vanuit. Daarvan uitgaande, kan ik zeer goed met die motie leven. De motie sluit ook aan bij de begroting, bij wat daarover staat en bij de aankondiging, die in de begroting is gezet, om de prioriteiten in beeld te brengen. Daar kan de minister van Defensie mee uit de voeten. Als het echter een claim is voor toekomstig geld, dan moet ik de motie ontraden. Ik ga er zonder meer vanuit, gezien de indieners en hun financiële prudentie, dat het de bedoeling is om dit te doen binnen de financiële kaders.  De heer Van der Staaij (SGP): Het is niet een stiekeme claim waarbij nu in één keer grote bedragen worden belegd. De motie stelt de inhoud voorop. Kijk wat er extra nodig is in de toekomst en ga daar vervolgens een beleidslijn aan verbinden. Op welke termijn zou je dat kunnen inlopen? Het is dus geen stiekeme claim, maar een duidelijke inventarisatie van wat er in de toekomst nodig is. De inhoud is bepalend en daarna wordt er gekeken welk budget beschikbaar is.  Minister Rutte: Is het dan niet beter om deze motie aan te houden tot de begrotingsbehandeling van Defensie en haar daar in alle rust te bespreken?  De heer Van der Staaij (SGP): Over de invulling voor 2015, het concrete budget, hebben we al duidelijkheid. Het gaat nu juist om een doorkijk naar de toekomst. Daar vragen we om: een doorkijk naar de toekomst, de strategie, het ambitieniveau. Wat is er nodig in de toekomst, in de huidige geopolitieke situatie? De motie is meer toekomstgericht.  Minister Rutte: Ja, maar dan is dit wel wat ik in kabinetstermen "een claimbrief" zou noemen. Dan is het: schetst u nog eens even ... Nogmaals, ik vind het een sympathieke motie. Logisch, het hele kabinet vindt dat. We hebben allemaal gezegd: er is een trendbreuk nodig. Maar ik vind ook dat ik zuiver moet zijn. Als de motie zo wordt toegelicht, is het wel een beetje een claimmotie. Dat heb ik natuurlijk zo niet gehoord, want ik ken de heer Van der Staaij, zoiets doet hij niet. Dat heb ik hem ook niet horen zeggen. Dan denk ik toch dat we in ieder geval zouden moeten afspreken dat we het erover eens zijn dat hier geen claim wordt gelegd op nieuw geld voor de toekomst. Daar moeten we namelijk echt in de toekomst over besluiten. Ik heb het gehad over de opwaartse druk die je op dit budget voelt. We moeten in de toekomst bezien of die gehonoreerd wordt, want er zijn ook andere wensen. Het is ook een wens om de lasten te verlichten, om een nieuw belastingstelsel mogelijk te maken. Er zijn meer wensen in deze samenwerking van vijf partijen. Mijn suggestie is om vast te stellen dat het geen claim betreft. Dan denk ik dat de motie verder prima is, maar dan hebben we daar in ieder geval duidelijkheid over. Als de heer Van der Staaij dat ook zegt ... Hij zei het eigenlijk al.  De heer Van der Staaij (SGP): Volgens mij is de oplossing een heel precieze formulering van de motie. Dat is wat er gebeurd is. Er staat niet: nu moet er ineens gezegd worden dat er dit of dat bedrag bij komt. Er staat: kijk wat de ambities voor de toekomst moeten zijn. Dan is er politieke besluitvorming nodig om te bepalen op welk moment je wat kunt doen. We moeten echter wel een doorkijkje naar de toekomst kunnen maken.  Minister Rutte: Dat doet de krijgsmacht regelmatig. We moeten oppassen dat het geen "plug and play"-systeem wordt, waarbij je allemaal units neerzet en als er geld bij komt, kun je de volgende unit erbij schakelen. Dat zou ik niet helemaal zuiver vinden. Laten we het zo doen. Ik begrijp dat u de motie in stemming laat brengen. Als de motie wordt aangenomen, zullen wij haar zo interpreteren dat ze geen claim omvat. Dan zijn we het daarover eens.  Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 24.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als een van de ondertekenaars van de motie op stuk nr. 23 heb ik de volgende vraag. De stappen snap ik, maar er staat met name: een visie op hoe het verder moet. Daaruit volgt eventueel later een claim. Mijn gedachte was dat het kabinet bij aanneming wel met een schriftelijke reactie komt op het verzoek en dus aangeeft wat er de komende tijd nodig is. De volgende fase is dan de uitwerking daarvan in de toekomst. Ik kijk even met de indiener mee, maar volgens mij is dat de bedoeling.  Minister Rutte: Volgens mij is dat de begroting van Defensie, maar goed. Laten we het als volgt doen. De motie ligt hier nu. Ik zie aan de heer Van der Staaij, die normaalgesproken zo soepel is, dat hij vandaag op dit punt echt niet flexibel is. Dat begrijp ik ook en ik respecteer dat. Ik stel vast dat het geen claim is. Als de motie wordt aangenomen, gaat de kabinet er op een verstandige manier mee om vanuit de gedachte dat het geen claim is.  De heer Van der Staaij (SGP): Het woord "claim" komt er niet in voor.  Minister Rutte: Nee, maar "bijgesteld" wel.  De heer Van der Staaij (SGP): Dat is de trendbreuk. Ik probeer alleen maar invulling te geven aan wat het kabinet, de minister-president, als trendbreuk heeft benoemd. Volgens mij is iedereen het er wel over eens dat we niet eerst moeten kijken naar de financiën en vervolgens pas welke visie voor de krijgsmacht daarbij past, dat we daarmee moeten stoppen. We moeten het omdraaien. We moeten eerst kijken wat de ambities voor de toekomst zijn en wat onze visie is op wat we nodig hebben. Over de manier waarop je dat gaat invullen, vindt vervolgens later politieke besluitvorming plaats.  Minister Rutte: Het lastige is dat ik hier de kerk natuurlijk in het midden moet houden, zo zeg ik tegen de heer Van der Staaij. Ik denk dat dit heel breed in de Kamer, van PvdA tot VVD en alles daartussen, sympathiek wordt gevonden. Als je het zo zegt, is echter een risico dat er ook moties komen waarin wordt gevraagd om dat eens aan te geven voor de landbouw of het onderwijs: stel dat er meer geld is, waaraan ga je dat dan uitgeven? Dan krijg je allemaal van die studies en voor je het weet worden dat claims. Dan ontstaat een soort "creep". Ik bedoel niet creep als "een vals iemand". Dan ontstaat "mission creep", dan gaat het kruipen. Dat zou ik willen voorkomen. Mijn interpretatie van de motie is dat het geen claim is en mijn verzoek is om ons als kabinet er op een verstandige manier mee om te laten gaan. Ik hoop dat de indieners met die uitleg kunnen leven. De heer Zijlstra gaat nog een poging doen, zie ik.  De heer Zijlstra (VVD): Zo klinkt het volgens mij goed. De minister-president zei echter ook al dat de claims er al liggen, dat de begroting van Defensie er al ligt. Ja, voor dit jaar. De hele portee van zo ongeveer alle partijen tijdens deze algemene politieke beschouwingen is echter geweest dat er iets is veranderd in de wereld en dat dit consequenties heeft voor onze veiligheid. Dan vind ik dit te mager. Dan moet dus helder zijn dat er op defensiegebied moet worden gekeken naar wat er in de wereld in de hand is en wat dat gaat betekenen voor ons defensieapparaat. Natuurlijk betekent dat dan dat wij hier vervolgens moeten besluiten of daar financiële claims achter vandaan komen. Anders had er immers een dekking in moeten staan.  Ik vind het te zuinig — laat ik daar gewoon helder in zijn — om gezien het hele debat dat wij hier hebben gevoerd en de grote woorden die bijna alle partijen hebben gesproken te zeggen: nou ja, de begroting van 2015 ligt er. Ja die ligt er en er is 100 miljoen bij gekomen. We moeten vooruitkijken en waarderen wat dit betekent op het gebied van onze veiligheid. Als dat vervolgens tot gesprekken gaat leiden tussen het kabinet en partijen in de Tweede Kamer over mogelijke financiële consequenties, zien we dat wel. In die zin is het inderdaad geen claim. Het is wel, in het licht van het debat van vandaag en gisteren, vooruitkijken naar de toekomst wat betreft onze veiligheidssituatie.  Minister Rutte: Ik ben toch even heel precies. Ik sta hier niet als voorman van de VVD, maar als voorman van deze coalitie en de samenwerking van vijf partijen. Die staan niet allemaal onder deze motie. Daarom wil ik heel precies zijn. Ik voel inderdaad een breed draagvlak in deze Kamer voor de trendbreuk. Daar hebben we ook echt over gesproken. Ik merk ook dat iedereen in deze Kamer heeft gezegd dat er een nieuwe geopolitieke situatie is en dat daarom die trendbreuk nodig is. Als wij nu op één beleidsterrein, op basis van een motie waar niet alle partijen uit de samenwerking onder staan, gaan zoeken naar wat we zouden gaan doen als er meer geld zou zijn — hoe sympathiek ik het misschien ook persoonlijk vind— dan kan ik me heel goed voorstellen dat andere partijen voorstellen om dat ook voor het onderwijs te doen of voor ontwikkelingssamenwerking. Dat vind ik het lastige. Ik wil hier niet te lang bij stilstaan. De motie komt in stemming. Het is geen claim, daar zijn we het allemaal over eens. Laat het dan even aan het kabinet hoe het met de motie omgaat, dan hoeven we dat nu niet expliciet te maken. Als je dat nu expliciet gaat maken dan kom je er volgens mij niet uit.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, om het helder te maken: het is geen claim. Dat heeft de premier helder verwoord.  Minister Rutte: Ik heb hem voor 50% binnen.  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat het beter wordt, maar we moeten niet te zuinig zijn en niet even het debat van de afgelopen anderhalve dag negeren. Wij hebben daarin verschillende partijen heldere woorden horen spreken. Die heldere woorden gebruikt het kabinet ook in de Miljoenennota. Wij moeten dan ook inzichtelijk maken of dat consequenties heeft, want er staat eigenlijk: moet dat consequenties hebben? Dat "of" wordt dan eerst inzichtelijk gemaakt. Daarna gaan we bekijken of dat misschien ook financieel iets betekent. Dit gaat allemaal over toekomstige politieke besluitvorming en over politieke weging in de toekomst. In die zin is dit dus geen claim, maar ik wil wel even helder maken wat de positie van de VVD hierin is. Dat is de lading die ik hierin wil leggen. De premier zegt welke lading hij hierin legt.  Minister Rutte: Ik begrijp dat. De heer Zijlstra weet ook dat als deze discussie in het kabinet zou hebben plaatsgevonden, dit zou grenzen aan het leggen van een claim. Ik probeer dat nu juist weg te houden door te zeggen dat het geen claim is. Dat zegt de heer Zijlstra ook. Laat het nu even aan het kabinet over, te bepalen hoe het de motie op een verstandige manier gaat uitvoeren in het geval zij wordt aangenomen. Ik denk dat we elkaar dan kunnen vinden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit gaat om de toekomst van onze veiligheidssituatie, een van de kernpunten van het debat. Het is dus niet zo gek dat deze motie wordt ingediend. Het is ook niet gek dat dit in de begroting nog niet staat, want de situatie is veranderd. De minister-president zegt nu: wij zullen er op onze wijze mee omgaan. Dan komt dit dus terug en kunnen we in de Kamer bekijken of we het goedvinden. Kan de minister-president toezeggen dat hij dit in een brief zal laten terugkomen die de Kamer voor de behandeling van de Defensiebegroting zal ontvangen? Op die manier kunnen we hierover verder spreken bij de behandeling van de begroting van Defensie.  Minister Rutte: Het antwoord is ja.  Ik kom bij de motie op stuk nr. 24. Die gaat opnieuw over de hervorming van het belastingstelsel. Ook in deze motie wordt de datum 1 februari genoemd. Om die reden kom ik voor deze motie met hetzelfde advies als eerder. Ik ontraad deze motie. Ik wijs er bovendien op dat vergroening dus niet het hoofddoel van de belastinghervorming is. De hoofddoelen zijn werkgelegenheid en vereenvoudiging van het belastingstelsel.  Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president zegt dat hij de motie ontraadt omdat er de deadline van 1 februari in staat.  Minister Rutte: Ik noemde daarnaast de reden dat er in de motie een hoofddoel wordt toegevoegd.  Mevrouw Thieme (PvdD): In de motie staat dat de regering wordt verzocht, voor 1 februari een kader te presenteren waarin een substantiële vergroening van het belastingstelsel wordt verankerd. Dat is toch geheel in lijn met wat ik deze middag en ook gisteren heb gehoord van de minister-president?  Minister Rutte: Ik lees in de motie dat er aan de bestaande hoofddoelen, ten minste het hoofddoel vergroening moet worden toegevoegd. Vergroening als subdoel is heel goed denkbaar, want bij de belastingherziening kijken wij natuurlijk naar het verlagen van de belasting op arbeid door bijvoorbeeld de accijnzen of andere indirecte belastingen te verhogen. In de motie staat echter dat een substantiële vergroening van het belastingstelsel moet worden verankerd. Dat gaat echt veel verder. Deze motie moet ik daarom echt ontraden.  Ik kom op de motie op stuk nr. 25, van mevrouw Thieme. Die motie is ondersteuning van beleid. De minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van I en M hebben in maart 2014 een brief over groene groei naar de Kamer gezonden. In deze brief staat als doel, de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie terug te dringen. Daarbij wordt ingezet op slimme inzet van marktprikkels, op stimulerende wet- en regelgeving, op innovatiebevordering en op de overheid als netwerkpartner. Deze motie is dus ondersteuning van bestaand beleid.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik kom nog even terug op de motie op stuk nr. 24, van mij en de heer Pechtold. Als ik er nu eens in zet: "verzoekt de regering, voor 1 februari een kader te presenteren voor de hervorming van het belastingstelsel waarin als subdoel een substantiële vergroening van het belastingstelsel wordt verankerd"?  Minister Rutte: Dan blijft mijn hoofdbezwaar staan, namelijk dat de datum 1 februari erin wordt genoemd. Daarom heb ik ook andere moties ontraden. Ik blijf de motie dan dus ontraden.  Ik kom op de motie van de heer Krol op stuk nr. 26, waarin hij voorstelt om een ambassadeur ter bestrijding van de ouderenwerkloosheid aan te stellen. Dit stelt hij voor, terwijl de heer Krol nu toch zelf weer aan het werk is, althans tijdelijk. Nou, ik wil deze motie afwijzen. Ik heb dat eerder ook gedaan. Er is al een complete aanpak. Hieraan kleeft ook het onbedoelde risico dat we hiermee juist vooroordelen over ouderen versterken. Dat risico loop je door apart beleid te maken voor het aan het werk helpen van ouderen. Bij jongeren is niet dat vooroordeel het probleem, maar de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dat is dus anders dan bij ouderen. We zien dat de arbeidsmarktpositie van ouderen geleidelijk aan verbetert en dat er steeds meer mensen van tussen 60 jaar en 65 jaar aan het werk zijn, straks 66 jaar of 67 jaar. We zien de cijfers dus de goede kant op gaan.  De motie-Krol op stuk nr. 27 gaat over de mantelzorg. Het kabinet kan niet garanderen dat iemand er niet op achteruitgaat als die persoon een dag minder gaat werken om voor een naaste te zorgen. Mantelzorg verlenen doe je overigens ook niet uit financiële overwegingen. Ik ontraad deze motie.  De motie-Klein op stuk nr. 28 gaat over een eenmalige inhaalindexatie. Dit lijkt mij echt een onbegaanbare weg, omdat we daarmee generaal de regels aan de kant schuiven. Dat moet je volgens mij niet doen, want dat is slecht voor het pensioenstelsel. Ik ontraad deze motie.  De motie-Bontes op stuk nr. 29 ontraad ik. Ik heb het belastingplan van de heer Bontes besproken. De effecten daarvan zijn tamelijk dramatisch. Het lijkt mij daarom verstandig om die motie niet aan te nemen.  Voor de motie van het lid Klein is het misschien nog een optie dat hij de motie aanhoudt tot het debat over het financieel toetsingskader. Dan hoef ik haar nu niet te ontraden. Dat zou nog een optie zijn die de heer Klein zou kunnen overwegen.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik heb gevraagd om een verkenning en om te kijken wat de mogelijkheden zouden zijn voor een eenmalige inhaalindexatie. Daar zitten nauwelijks huidige regels in. De FTK volgt daar dan op. Wellicht is het makkelijker — dan hoef ik motie niet eens meer aan te houden — als de minister-president zegt dat hij wel wil verkennen of er mogelijkheden zijn. Als die er dan niet zijn, dan weten we dat ook.  Minister Rutte: Ik zie daar niets in, maar ik kan me voorstellen dat de heer Klein de motie betrekt bij het debat over de FTK, maar als hij dat niet doet en haar in stemming brengt, dan moet ik ook duidelijk zijn en dan ontraad ik haar met enige klem.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik zal het goed overwegen en bekijken wat het verstandigst is. Het gaat er namelijk om hoe je een achterstand in de indexaties kunt compenseren. Dat kan op deze wijze heel eenvoudig via de pensioenfondsen.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik ben het niet eens met de minister-president als het gaat om de duiding van het belastingplan dat ik heb ingediend. Werkenden gaan 20% tot 30% minder inkomstenbelasting betalen. We verlagen de accijnzen. We verlagen de btw. Er komt een robuuste kindregeling. Dat staat ook in het plan. En we verhogen de AOW. Dat laatste is overigens een niet-fiscale regeling. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president.  Minister Rutte: Ik heb vanmorgen geschetst welke desastreuze effecten deze belastingvoorstellen op allerlei terreinen zouden hebben. Ik ben daar vanmorgen uitgebreid op ingegaan. Dit is echt te wild. Er wordt met heel veel geld geschoven, met als gevolg grote inkomenseffecten, bijvoorbeeld voor mensen met een kleine beurs en voor werkenden met een kleine beurs. Tegelijkertijd heeft het ook aanzienlijke andere maatschappelijke effecten. Ik wil dit voorstel dan ook echt ontraden.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De werkgelegenheid neemt enorm toe met dit plan, met bijna een miljoen banen, en het verdubbelt de economische groei. Dat wordt ook onderbouwd in het onderliggende rapport van Quid Novi. Ik ga ervan uit dat de minister-president dat heeft gelezen.  Minister Rutte: Niet alle bijlagen.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dat is jammer. Ik vind de reactie van de minister-president verre van liberaal.  Minister Rutte: Als je de hele sociale zekerheid afschaft, heb je waarschijnlijk ook een miljoen banen erbij. Als je de gezondheidszorg afschaft, heb je misschien wel twee miljoen banen erbij. Er zal echter altijd een balans moeten zijn in dit land tussen allerlei maatschappelijke doelen en het zo veel mogelijk ondersteunen van de werkgelegenheidsgroei. Ik denk dat er in het plan een onbalans zit. Over de gedachte van een flattax kun je een heel debat voeren. De heer Zijlstra heeft daar gisteren iets over gezegd dat mij wel aansprak, namelijk dat het ingewikkeld is, omdat je uiteindelijk toch altijd weer een toptarief en een instaptarief nodig hebt. Op zichzelf is een flattax helemaal geen idiote gedachte, maar op dit niveau geprikt en met deze enorme effecten, kan ik die echt niet ondersteunen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb even met de heer Pechtold overlegd, omdat wij eraan hechten dat de motie over de vergroening van het belastingstelsel kan rekenen op de steun van dit kabinet en dat ze wordt gezien als ondersteuning van beleid. Ik wil even voorlezen hoe die motie dan luidt: verzoekt de regering, een kader te presenteren voor de hervorming van het belastingstelsel en daarin ook te zorgen voor een duidelijke vergroening van het belastingstelsel.  Minister Rutte: Nee. Ik heb het al een paar keer gezegd: waarom weer allerlei doelen toevoegen aan het belastingstelsel? We hebben twee hoofddoelen. Om die te bereiken moeten we ook kijken naar belasting op accijnzen en verdere vergroeningsmogelijkheden; al dat soort zaken. We gaan dat nog allemaal bezien. U voegt het nu toe als doel. Mijn suggestie zou zijn om de motie, ook de aangepaste, te betrekken bij het debat met de heer Wiebes. Kijk hoever u komt met elkaar. Maar om dit nu in de algemene beschouwingen even toe te voegen, eigenlijk als hoofddoel … Immers, als subdoel is het daarmee in feite het derde hoofddoel geworden. We moeten de consequenties daarvan ook overzien. De heer Pechtold sprak gisteren over het verhogen van de accijnzen op benzine en diesel, de autoaccijnzen. Ik zie hem nee schudden. Dan heb ik hem verkeerd begrepen; sorry. Gezien zijn Volvo S80 dacht ik al: dat is nogal een behoorlijke greep uit de eigen portemonnee. Het is ook niet echt een gratis auto! Maar ik ben blij …  De heer Pechtold (D66): Die is vijftien jaar oud!  Minister Rutte: … dat de echte liberaal nog aanwezig is. Maar er zijn echt risico's om dat zomaar te doen. Een en ander moet in samenhang worden bekeken. Houd de motie nu aan. De aangepaste motie klinkt al sympathieker, maar houd haar aan tot de behandeling van het belastingvoorstel.  Mevrouw Thieme (PvdD): De afgelopen twee dagen hebben we gesproken over taboes die er al dan niet zijn ten aanzien van een herziening van het belastingstelsel. We hebben de minister-president duidelijk horen spreken over mogelijkheden om ook te kijken naar indirecte belasting op consumptie en vervuiling. Deze motie lijkt me ondersteuning van zijn verhaal. Ik begrijp echt niet waarom je deze motie zou ontraden.  Minister Rutte: Ik vind het geen onsympathieke gedachte, maar de Kamer zou op één onderdeeltje van een nog compleet verder politiek uit te onderhandelen herziening van het belastingstelsel — precies zoals u net zei, heeft de coalitie inmiddels taboes doorbroken — op één onderdeel een motie in stemming brengen. Mijn suggestie zou zijn: betrek de motie bij het debat over de belastingbrief. Ik vind het ingewikkeld om te zeggen: doe dit. Dan laat je immers op één onderdeeltje een motie aannemen. De motie op stuk nr. 20 is goed te doen, dat is een motie die me aanspreekt. Maar deze is te ingewikkeld.  De heer Pechtold (D66): Ik snap het echt niet. Stel dat de premier serieus is met zijn verhaal dat hij naar draagvlak zoekt en een belastingstelsel wil maken dat banen oplevert en dat houdbaar is. Belastingstelsels gaan tien à vijftien jaar mee. Vervolgens wordt vanuit de Kamer opgeroepen om van vergroening een substantieel deel van het belastingstelsel te maken. Dat heeft het kabinet ook bij de vorige begroting gedaan. Bij de algemene politieke beschouwingen worden meer oproepen gedaan waarvan de premier ook kan zeggen: het zit al in die richting. Dan snap ik werkelijk niet waarom je in dit geval moet zeggen: doe het niet. Ik zou zeggen: pak de handschoen op. Premier, u gaat naar een klimaatconferentie, u vindt het zelf belangrijk. Ooit was u van groen rechts. Toen dacht ik: dan koop ik die auto. Ik zou zeggen: verbaas ons weer met uw positieve oordeel over deze motie.  Minister Rutte: Hoe sympathiek ook, ik wil echt adviseren om de motie te betrekken bij de behandeling van de brief van de heer Wiebes. Anders gaan we op één onderdeeltje van het belastingstelsel een uitspraak van de Kamer vragen. Laat ik heel precies zijn. Ik kijk voor het draagvlak ook naar andere partijen in de Kamer. Die schrikken dan op dit punt misschien terug van de gesprekken, niet de maatschappelijke dialoog maar wel het politieke overleg. Mevrouw Thieme, ik heb al een paar gezegd dat dit wat mij betreft onderdeel van de gesprekken is, een logisch onderdeel ook. Dit vastleggen in een motie is echter een additioneel politiek signaal. Mijn advies is dan ook om de motie te betrekken bij de behandeling van de brief van Eric Wiebes, de staatssecretaris van Financiën.  Ter afsluiting van mijn bijdrage aan dit debat het volgende. Alle sprekers in deze Kamer hebben gisteren, de dag na de Troonrede, stilgestaan bij de vliegramp in Oekraïne, bij de slachtoffers en de nabestaanden. Ik voel dat we allen, ook hier, één zijn in onze verbondenheid met hen bij de verwerking van verlies en verdriet. Zoals de heer Buma al zei in het slot van zijn bijdrage, zal dat ook tot uitdrukking komen in de nationale herdenking op 10 november in Amsterdam.  Deze algemene politieke beschouwingen stonden in het teken van verschillende opvattingen — om het maar eens voorzichtig te zeggen — van de fracties over het kabinetsbeleid. Die verschillende opvattingen weerspiegelen en vertegenwoordigen de verschillende opvattingen en meningen in ons land. In deze Kamer en in het debat kan het daarbij af en toe behoorlijk knetteren. Het toont tegelijk hoe een parlementaire democratie functioneert en moet functioneren, namelijk open, duidelijk en bij alle tegenstellingen ook gericht op samenwerking, gericht op concrete resultaten. Dat is een groot goed en tegelijkertijd een baken en een voorbeeld in een turbulente internationale omgeving, waarin wij ons als land bevinden. Hiermee heeft deze parlementaire week, die begon met het tweede eeuwfeest van Prinsjesdag, een goede en toekomstgerichte afsluiting gevonden.  Ik dank u zeer.  De beraadslaging wordt gesloten.  De voorzitter: Ik dank de minister-president heel hartelijk voor zijn komst naar de Kamer met zijn voltallige ploeg, die op enig moment iets minder voltallig was vanwege verplichtingen in het buitenland. Wij nodigen u allen heel vaak uit. Bijna altijd bent u bereid om hiernaartoe te komen. Ik hoop dat u dan ook altijd voelt dat u welkom bent. Als dat niet altijd in woorden tot uiting komt, dan vind ik dat ook heel erg. Ik kan als Voorzitter niet iets zeggen over de inhoud, maar ik kan mij voorstellen dat dit soms gevoeld wordt in de vorm, maar dat is ongetwijfeld niet de bedoeling van eenieder in deze zaal. Nogmaals dank voor uw komst.  De stemmingen over de ingediende moties vinden vanavond plaats, samen met een aantal andere stemmingen. Er is gevraagd om een schorsing van 50 minuten. Het mag ook minder; het mag ook een dinerpauze worden.  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik doe het volgende voorstel. Het is iets over halfacht. Ik stel voor om tot 21.00 uur te schorsen zodat we én dinerpauze hebben én we beraadslagingen kunnen hebben binnen fracties. Om 21.00 uur kunnen we dan stemmen. Ik hoor dat 20.45 uur wordt voorgesteld. Dat is ook prima.  De voorzitter: Dan schors ik de vergadering tot dat tijdstip.  De vergadering wordt van 19.34 uur tot 20.52 uur geschorst.  De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen in de zaal, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere manier volgen, van harte welkom.  Voor dit debat hebben zich veertien sprekers gemeld. Wij hebben vooraf de spreektijden verdeeld. Ik stel voor dat wij proberen het aantal interrupties tot drie te beperken. Ik snap dat dit niet altijd kan, maar ik weet ook dat het soms lukt om het sneller te doen.  Ik geef als eerste het woord aan de heer Roemer van de SP.  Voordat de heer Roemer het woord krijgt, moet ik nog wat zeggen. Ik heb nu wel alle aanwezigen in de zaal van harte welkom geheten, maar ik ben vergeten om de leden van het kabinet speciaal van harte welkom te heten. Dank u wel dat u dit jaar weer op mijn uitnodiging bent ingegaan.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Wij hebben vorige week een debat gevoerd over het grote aantal vluchtelingen dat op dit moment op Europa afkomt of al in Europa is. Duizenden, tienduizenden vluchtelingen kloppen aan bij de grenzen van Europa of waar dan ook. Zij zijn op de vlucht voor oorlog en ellende. Zij ontvluchten de opvangplekken in de regio, omdat de situatie daar ondraaglijk is. Er is gebrek aan van alles: water, voedsel, onderwijs. Ik heb me wel eens afgevraagd wat ik zou doen als ik in zo'n kamp zat. De kans is groot dat ik ook de weg naar een beter leven zou zoeken.  Iedereen worstelt met dit probleem, want er zijn veel vragen en heel veel zorgen, maar aan zorgen hebben wij niets. Wij hebben oplossingen nodig, hoe moeilijk en ingewikkeld ook. Kan de minister-president aangeven wat afgelopen maandag in Brussel wel is afgesproken over de opvang van vluchtelingen? Kan hij verklaren waarom de minister van Buitenlandse Zaken spreekt van een dramatische uitkomst, terwijl de minister-president eerder tevreden leek? Is er meer afgesproken dan het voornemen om 40.000 mensen op te vangen; een afspraak die ook al in juli was gemaakt? Klopt het dat er afspraken zijn gemaakt om de opvang in de regio snel te verbeteren? Welke actie wordt de komende dagen echt ondernomen om dit te realiseren?  Hoe wij omgaan met het snel groeiende aantal vluchtelingen, staat symbool voor de impasse waarin de Europese en de Nederlandse politiek is beland. Zo veel drama, zo veel menselijk leed vragen niet om onderling gekibbel, maar om maatregelen en oplossingen om de oorzaak van de vluchtelingenstroom aan te pakken, opvang in de regio fors te verbeteren en mensen hier niet aan hun lot over te laten. Ik hoop dan ook dat de minister-president zal zeggen dat er vandaag al iets zal gebeuren en niet pas op zijn vroegst ergens in oktober. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Het is onvoorstelbaar maar de heer Roemer heeft werkelijk geen millimeter geleerd en hij heeft niets verbeterd aan zijn sprookjesverhalen van vorige week. Ook de SP-kiezer lijkt helemaal niet te willen dat er meer asielzoekers naar Nederland komen. Wij weten allemaal dat het geen zielige mensen zijn zonder voedsel en water. Als die er al zijn, dan kunnen zij dat inderdaad beter in de regio krijgen dan hier. Maar iedere dag zien wij op de televisie dat de meeste mensen waartegen wordt gezegd: u bent nu toch veilig hier in Servië, antwoorden: ja, maar ik wil naar Duitsland want ik wil een betere baan en een betere economie. Sprookjes, mijnheer Roemer. U begint uw belangrijkste bijdrage van het belangrijkste debat van het jaar weer met een hoop onzin en sprookjes. Mag ik u op de man af vragen wanneer het voor de SP genoeg is? Wanneer gaan de grenzen dicht en komt er in Nederland niet één asielzoeker meer bij? Wanneer is dat moment voor uw fractie aangebroken?  De heer Roemer (SP): Ik ken de verhalen inmiddels. Ik had natuurlijk allang kunnen weten dat de heer Wilders als eerste op zou staan. Er is een groot humaan probleem in de wereld en vooral in het Midden-Oosten. De heer Wilders stond vooraan om oorlog te voeren en bommen te gooien. Hij was er zelfs voorstander van dat wij militair zouden ingrijpen in Iran. En dan vindt hij het gek dat vluchtelingenstromen ontstaan. Als wij met elkaar zeggen dat er in de regio fatsoenlijke opvang moet komen en dat wij ervoor moeten zorgen dat mensen niet de behoefte krijgen om verder te gaan, dan is de PVV niet thuis om ervoor te zorgen dat er geld naar die regio's toe gaat. Kom mij dus niet aanzetten, mijnheer Wilders, met de opmerking dat wij de mensen aan hun lot moeten overlaten als het probleem zo groot is. Ja, wij moeten beginnen met het aanpakken van de oorzaken in de regio. Wij moeten ervoor zorgen dat er een goede opvang in de regio is. Daar moet dus meer geld naartoe, maar mensen die inmiddels hier zijn, laat ik niet onder een brug slapen.  De heer Wilders (PVV): Ik heb nog niet het begin van een antwoord gehoord. Ik had een heel simpele vraag, een vraag die ook heel veel SP-kiezers in het land erg interesseert. Ik krijg mails van SP-kiezers. Zij schrijven: wat doet de heer Roemer nou; wij willen in ons dorp niet al die testosteronbommen die de heer Rutte binnenhaalt en waardoor het voor onze dochters en vrouwen onveilig wordt om over straat te gaan. Ik vraag het hem op de man af. Heel veel SP-kiezers willen gewoon dat hij daarop een antwoord geeft en niet wegzoeft, wegduikt, in voorbereide antwoorden. Wat, wanneer? Hoeveel asielzoekers zijn er wat de heer Roemer betreft nog welkom en wanneer zegt ook de SP "genoeg is genoeg, de grenzen gaan dicht, in Nederland geen asielzoeker er meer bij"? Wanneer zegt de heer Roemer dat?  De heer Roemer (SP): Mijnheer Wilders, het is nooit te zeggen hoe een vluchtelingenstroom vandaag of morgen gaat. Ja, wij nemen de geluiden en de vragen in en van Nederland serieus. Als een COA niet in staat is om dit op te vangen, dan moeten wij daarnaar kijken, maar ga mij niet zitten vertellen dat Nederland of Europa een vluchtelingenstroom niet aankan. Ga niet zitten zeggen dat mensen alleen maar hier kunnen komen. Mensen zijn op de vlucht voor oorlog en geweld. Wij hebben het hier over mensen, mijnheer Wilders. Wat de PVV steeds doet, is bommen gooien op een kruitvat, maar vervolgens wegkijken als een vluchtelingenstroom ontstaat. Daar doen wij niet aan mee.  De heer Wilders (PVV): Weet u wat u doet, mijnheer Roemer? U gooit een bom op Nederland. En dat is veel gevaarlijker. U gooit een asielbom op Nederland. De Nederlanders kunnen dat niet aan. Zij willen dat niet meer. 3.100 per week, mijnheer Roemer. Dat zijn er meer dan 100.000, dat zijn er 150.000 per jaar. Zij komen in de wijken waar de gewone mensen wonen; zij hebben daar last van. Door uw antwoord zegt u in feite tegen al die SP'ers: jullie kunnen de pot op, SP, jullie kunnen de pot op, want ik zorg ervoor dat de grenzen altijd open blijven. Het zijn geen vluchtelingen, althans, het zijn niet allemaal vluchtelingen. Het zijn mensen die gewoon op televisie zeggen: wij gaan door naar Nederland of Duitsland omdat het daar economisch beter gaat. Dat zijn economisch gedreven mensen. Uw antwoord is helder: u laat de SP opnieuw in de steek en u zegt "kom maar allemaal binnen". Goed om dat te weten.  De heer Roemer (SP): Mijnheer Wilders, als u daadwerkelijk de problemen in Nederland wilt oplossen, dan moet u ervoor zorgen dat wordt gestopt met bombarderen op een kruitvat, waardoor meer vluchtelingen ontstaan. Dan moet u stoppen met in Nederland haat zaaien en mensen tegenover elkaar zetten. Dat de een en de ander een huis aan het zoeken zijn, ligt niet aan de een of de ander, dat komt doordat er te weinig huurwoningen zijn. En waarom zijn er te weinig huurwoningen, mijnheer Wilders? Omdat u, toen u in het kabinet zat, ervoor hebt gezorgd dat deze massaal werden verkocht. Dat zijn de problemen. Pak die dan eens aan en help mee om de problemen hier op te lossen in plaats van haat te zaaien en mensen tegenover elkaar te zetten.  De heer Wilders (PVV): Ach, dat "haat zaaien" ...  De heer Roemer (SP): Ja, ik weet dat u dat niet leuk vindt.  De voorzitter: Meneer Roemer, de heer Wilders heeft het woord.  De heer Wilders (PVV): Inderdaad is het niet erg sterk als hij erdoorheen blèrt.  Maar weet u waarom er te weinig huurwoningen zijn, meneer Roemer? Omdat die asielzoekers allemaal voorrang krijgen van de SP. Mijn collega Madlener heeft het vorige week of een paar weken geleden in een debat aan uw collega, volgens mij mevrouw Gesthuizen of mevrouw Karabulut, gevraagd: staat de SP ervoor dat asielzoekers voorrang krijgen bij huurwoningen? Het antwoord van mevrouw Karabulut was toen: ja; mijn antwoord kan kort zijn, de SP is daarvóór. Dus de SP is ervoor dat asielzoekers voorrang krijgen en dat Nederlanders, al die SP'ers en heel veel anderen die op een huurwoning wachten, langer in de wachtrij staan. Dát is wat u doet, dáárom is er een tekort aan woningen. U laat uw eigen kiezers in de steek en u laat asielzoekers voorgaan. U zou zich daarvoor moeten schamen. Het is jammer dat de SP-kiezer hard met u zal afrekenen.  De heer Roemer (SP): Het is erg jammer, meneer Wilders, dat u de rest van dat fantastische antwoord van mevrouw Karabulut gewoon niet heeft gelezen. Daarin staat dat mensen in nood geholpen moeten worden. Een op twintig. Maar het ligt er niet aan dat de schaarste moet worden verdeeld. Er is schaarste. Waarom is er schaarste in de sociale woningbouw? Omdat de PVV in Rutte I ervoor heeft gekozen dat alle sociale huurwoningen verkocht moesten worden. U was ervoor dat er een verhuurdersheffing kwam, waardoor er door corporaties niet gebouwd kan worden. Ga mij er niet de maat over nemen dat er te weinig huurwoningen zijn. Daar was de PVV verantwoordelijk voor, en niemand anders.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil beginnen met twee complimenten in de richting van de heer Roemer en de SP. Ten eerste: zijn oprechte zorg voor de vluchtelingenproblematiek en de zoektocht, met anderen, naar wat daaraan kan worden gedaan en wat we kunnen bijdragen. Het tweede compliment heeft te maken met de tegenbegroting van de SP. Die is doorgerekend ...  De heer Roemer (SP): Ja, dat kunnen er niet veel zeggen!  De heer Slob (ChristenUnie): We weten wat er vorig jaar is gebeurd. U hebt goed geluisterd, u hebt die doorgerekend, dus een groot compliment. Er zijn fracties in de Kamer die daar volgens mij nog een voorbeeld aan kunnen nemen.  De heer Roemer (SP): Dank u wel.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb wel een vraag voor u. Een doorgerekende tegenbegroting maakt nóg duidelijker wat de keuzes zijn die de SP maakt, en ook hoe realistisch die zijn. Hoe beoordeelt u de begroting van het kabinet als het gaat om het vluchtelingenvraagstuk, de eerstejaarsopvang van asielzoekers hier in Nederland, maar ook de opvang in de regio, waar u net terecht aandacht voor vroeg? Hoe beoordeelt u de begrotingen, de cijfers van het kabinet?  De heer Roemer (SP): Allereerst dank, meneer Slob, voor de aardige opmerkingen; die doen me goed. Al doende leert men, heet dat soms. Dit is een heel terechte vraag. We hebben daar in de fractie ook mee zitten worstelen, omdat je natuurlijk niet weet wat er gaat gebeuren. Er is een fonds, waar al geld in zit. Het kabinet stort daar in 2016 en 2017 extra geld in. Wij hebben in onze tegenbegroting voor armoede in het buitenland nog 100 miljoen extra opgenomen. Of dat genoeg is, durf ik niet te zeggen. Ik denk dat we er voorlopig mee vooruit kunnen. Ik hoor graag van het kabinet of dat zo is. Maar met u ben ik van mening dat het morgen echt anders kan zijn. En als het anders is en het nodig is, zullen wij samen echt wel gaan zoeken naar een oplossing om mensen niet onder een brug te laten slapen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik kan dit de heer Roemer nu al vertellen: het is niet genoeg. Waarom niet? Omdat we nu al ver boven de aannames zitten die het kabinet heeft gebruikt voor de bedragen. Er komen dus sowieso al grote problemen voor de opvang hier in Nederland. Maar als het gaat om de opvang in de regio, zie ik daar geen extra geld voor in de begroting. Sterker nog: als je het budget van nu vergelijkt met de budgetten voor volgend jaar, gaan we zelfs terug. U moet dat toch ook gezien hebben? Er is 100 miljoen voor internationaal, maar op de ontwikkelingssamenwerkingsbegroting wordt 750 miljoen bezuinigd en we gaan daarmee door tot 1 miljard. Ik zie de minister zitten. U accepteert dus 650 miljoen aan bezuinigingen. Mijn vraag aan u is daarom: hoe doordacht is dit? Wie weet, misschien kunnen we zelfs tijdens deze dagen die bedragen nog wat opplussen. Ik geef u namelijk op een briefje dat dit echt heel hard nodig is. Dit kabinet vergist zich bij dit grote onderwerp schromelijk met de begrotingen die het daarvoor heeft gestuurd.  De heer Roemer (SP): Meneer Slob, ik kan me voorstellen dat we samen nog heel serieus gaan bekijken wat we kunnen verbeteren. Het is heel lastig om aan te geven wat er in de komende tijd nodig is, maar dit is wel een onderwerp waarbij we als Kamer voortdurend de vinger aan de pols moeten houden, samen met het kabinet. Zoals ik in mijn tekst had staan: op zo'n terrein heb je niks aan gekibbel; als er menselijk leed is, moet je meteen kunnen reageren en kunnen handelen. Ik ben het dus volledig met u eens. Ik hoor ook graag van het kabinet of het de visie deelt dat het nu al duidelijk is dat het te weinig is om het in de regio te verbeteren, want Nederland is natuurlijk niet de enige speler. We zullen er samen met de Verenigde Naties en alle landen iets aan moeten doen en bekijken wat nodig is. Ik wacht uw voorstellen af en zal deze met erg veel positivisme bekijken.  Dit brengt mij op de begroting. Wij hebben dit jaar wel een heel bijzonder debat, zei ik tegen de premier. We weten namelijk al wat de premier morgenvroeg op onze vragen zal antwoorden, want dit jaar zijn niet alleen de plannen, maar is zelfs ook de propaganda van de regering gelekt: van de VVD moet de premier morgen zeggen dat we economisch terug zijn in de kopgroep en van de Partij van de Arbeid moet de premier zeggen dat de welvaart evenwichtig wordt verdeeld. De premier zal morgen echter vooral benadrukken dat we nuchter moeten blijven: het kabinet deelt weliswaar cadeautjes uit, maar er is verder weinig reden voor feest.  Van de VVD moet de premier dus zeggen dat we economisch gezien terug zijn in de kopgroep, maar dat klopt niet. Het Centraal Planbureau heeft het over een inhaalslag. We sukkelen namelijk al jaren achter andere landen aan. Dan weet u dat alvast als de premier morgen het woord "kopgroep" gebruikt. Van de PvdA moet de premier morgen dus zeggen dat de welvaart evenwichtig wordt verdeeld. Dat klopt ook niet, want ook volgend jaar gaan de mensen die het meeste verdienen er weer het meest op vooruit. Iemand met een inkomen van zo'n twee ton gaat er in euro's zelfs twintig keer meer op vooruit dan iemand die het minimumloon verdient. Dan weet u dat ook alvast als de premier het morgen over evenwichtig heeft. Maar bovenal gaat de premier dus benadrukken dat we nuchter moeten blijven, omdat het kabinet weliswaar enkele cadeautjes uitdeelt, maar er verder weinig reden voor een feest is.  Daarin heeft de premier volkomen gelijk. Er is weinig reden tot feest, ook al staan er enkele verstandige opmerkingen, enkele verstandige voorstellen, in de plannen van het kabinet. Laat ik dat ook zeggen. Zo wordt de belasting op vermogen en spaargeld een stuk eerlijker, een stukje, want echt eerlijk belasten van vermogenswinsten doet het kabinet nog steeds niet. Er komt extra geld voor kinderopvangtoeslag en de arbeidskorting gaat omhoog. Dat is goed nieuws en veel mensen zullen deze broodnodige lastenverlichting ook merken. Het is ook terecht dat de AIVD meer middelen krijgt. Partijen in de Tweede Kamer, waaronder de SP, hebben daar vaak om gevraagd.  We weten ook dat de minister-president gaat zeggen dat we koers moeten houden, maar daar scheiden toch echt onze wegen, want koers houden op deze weg is precies wat Nederland niet nodig heeft. Wie de koers van het kabinet analyseert, moet constateren dat deze nog steeds in lijn is met een proces dat in de jaren negentig in ons land is ingezet. Een proces van privatisering, marktwerking en verzelfstandiging van de publieke sector. Een proces van groeiende ongelijkheid en groeiende tegenstellingen in de samenleving, met een afwaardering van de rol van de gemeenschap en een afscheid van de verantwoordelijkheid van de politiek. De markt zou alles beter kunnen. Oud-premier Wim Kok keek er de afgelopen weken nog met enige schaamte op terug, en terecht. Dit proces van marktwerking en deregulering zou bij uitstek het middel zijn om de economie en de publieke dienstverlening te hervormen. Het zou moeten leiden tot grotere efficiëntie, lagere prijzen, betere kwaliteit en een hogere economische groei.  Nu, vele jaren later, stellen steeds meer mensen de vraag wat de prijs is van dit beleid. Wat heeft die golf aan privatisering en marktwerking de samenleving allemaal gekost? Wat zijn de effecten in de zorg? Leidt dit niet tot verschraling van solidariteit en tot meer kosten en meer bureaucratie? Wat betekent dit voor de beroepseer van zorgverleners en de relatie met de patiënten? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidsvoorwaarden en de werkomstandigheden van mensen? Welke invloed hebben mensen nog op belangrijke economische beslissingen? Wat blijft er over van onze democratie, van de zeggenschap van mensen over hun werk en leefomgeving?  De markt is voor veel producten een geschikt middel, maar via de markt kun je niet de samenleving organiseren. De markt kent geen moraal, geen publiek belang en geen solidariteit. In een samenleving moeten niet winstbejag en hebzucht de belangrijkste drijfveren zijn, maar publiek belang. Hier moet niet de winst op de korte termijn centraal staan, maar de duurzaamheid van publieke voorzieningen en de dienstbaarheid aan de mensen. Kijk om je heen en zie wat is ingericht: een ontspoorde financiële sector die de mensen miljarden heeft gekost en de samenleving heeft ontwricht; een verziekt zorgsysteem waarin de zorgverzekeraars op de stoel van artsen zijn gaan zitten, waarin steeds meer mensen het recht op zorg verliezen of de broodnodige zorg niet meer kunnen betalen.  We hebben een parlementaire enquête gehad over de ellende van de woningcorporaties, het graaigedrag van bestuurders en de groeiende vraag naar betaalbare woningen. We hebben een fors groeiende ongelijkheid: 10% van de Nederlanders bezit meer dan 66% van alle rijkdom, 60% van de Nederlanders heeft samen minder dan 1%. Inmiddels leven er in ons land meer dan 400.000 kinderen onder de armoedegrens. Steeds meer mensen gaan gebukt onder torenhoge schulden. We hebben een fors gegroeide werkloosheid. Het kabinet van "werk, werk, werk" heeft de werkloosheid in drie jaar tijd laten groeien met 100.000 mensen. Steeds minder mensen hebben een vaste baan. Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn er 600.000 mensen minder met een vast contract. Er zijn jongeren van 18 jaar die in een supermarkt werken, daar worden ontslagen, te horen krijgen dat ze te duur zijn en dat ze met 18 jaar te oud zijn.  Ondertussen zie je in de samenleving veel nieuwe ontwikkelingen ontstaan. De samenleving staat niet stil, maar wil door. Steeds meer mensen beseffen heel goed dat de samenleving niet kan worden gebouwd op egoïsme en eigenbelang, maar draait op zorg voor een ander en vertrouwen in elkaar. Die mentaliteit zouden we in de politiek moeten omarmen en ondersteunen. Steeds meer mensen hebben genoeg van macho's en managers die hun komen vertellen waarom iets niet kan, die hen laten voelen waarom hun mening er niet toe doet. De samenleving schreeuwt om een sociale politiek die de ervaringen van mensen wel op waarde schat en mensen het vertrouwen geeft dat wat zij willen wel kan. Zonder vertrouwen gaat dat niet, vertrouwen in elkaar en in de samenleving. Dat houdt in dat we kunnen rekenen op de nodige zorg en goed onderwijs, dat we kunnen leven in een veilige buurt en kunnen vertrouwen op een waardige oude dag.  Vertrouwen betekent een economie met echte banen, waarbij mensen zich kunnen binden aan een bedrijf dat ook van hen is, dat je een normale baan kunt krijgen waarmee je normaal kunt rondkomen, waarin je waardering krijgt voor je werk en waarbij jouw baas niet honderd keer meer verdient dan jij. Wie een beschutte werkplek nodig heeft, moet die mogelijkheid houden.  Want het kan wel. We kunnen ervoor zorgen dat de noodzakelijke instroom van mensen die geen baan kunnen vinden buiten een beschutte werkomgeving in Nederland wordt gegarandeerd. Dat kan ook in de gevallen waarbij gemeenten hiervoor onvoldoende hebben geregeld. Vandaar ons voorstel voor een noodfonds.  We kunnen werken aan echte banen, aan vaste contracten voor vast werk, in plaats van flexcontracten voor onzeker werk. Dat kan door vast werk voordeliger te maken dan flexwerk. Wij willen dat het sociaal minimum omhooggaat, zodat armoede bestreden wordt en we voedselbanken kunnen sluiten, zodat mensen die naar vermogen presteren ook gewoon normaal betaald worden. De almaar groeiende ongelijkheid kunnen we aanpakken in plaats van die te vergroten. Aan zo'n samenleving moeten we gaan bouwen, vanaf volgend jaar al en zeker daarna. Dat vergt lef, dat vergt moed maar vooral politieke wil. Het zijn namelijk allemaal politieke keuzes. Het is bijzonder pijnlijk dat het kabinet hamert op kansen voor iedereen, maar tegelijk ouderen en uitkeringsgerechtigden ook volgend jaar de grootste rekening van de crisis laat betalen: een harde neoliberale politiek die ouderen en werkzoekenden straft terwijl de hoogste inkomens er flink op vooruitgaan.  Na jaren van crisis moeten we ruimte maken voor deze nieuwe sociale politiek, waarin wij mensen nieuwe zekerheid kunnen bieden. De samenleving schreeuwt om oplossingen voor grote vraagstukken. Vraag aan mensen hoe ze denken over de zorg en ze zeggen dat samenwerking beter is dan marktwerking en dat de zorg betaalbaar moet zijn voor iedereen. Ouders en leerlingen, docenten en studenten, ze willen minder managers en meer zeggenschap. Ze willen geen plofklassen maar een goed contact tussen leerling en docent. Ook dat kunnen we regelen. We kunnen dat laten zien als we daarvoor durven te kiezen. Studenten hebben hun verantwoordelijkheid genomen en zijn in opstand gekomen voor beter onderwijs en meer democratie. En wat hebben we dan aan een minister van Onderwijs die zegt dat meer inspraak van studenten en docenten de universiteiten en hogescholen om zeep zou helpen?  Vraag mensen hoe ze willen dat ons belastingstelsel werkt. Het overgrote deel van de bevolking wil een groen stelsel dat onze economie duurzamer en ons land schoner maakt, maar bovenal een eerlijker stelsel dat verschillen tussen arm en rijk niet groter maar kleiner maakt.  De heer Pechtold (D66): Ik heb intussen met interesse de tegenbegroting van de SP gelezen en ik ben er ongelofelijk blij mee dat ook de SP dit keer investeert in onderwijs. De heer Roemer en ik hebben eerder namelijk nogal eens tegenover elkaar gestaan waar het ging om het verkiezingsprogramma van de SP waarin 1 miljard bezuinigd werd op onderwijs. Nu wordt er geïnvesteerd. Ik zie ook dat de studiefinanciering niet meer weer wordt teruggedraaid en ook dat doet mij deugt. Dat klopt?  De heer Roemer (SP): Allereerst over de tegenbegroting: had D66 dat ook maar gedaan. Ze heeft blijkbaar niet het lef gehad om die door te laten rekenen en dat is jammer. Nou geven we een keer het goede voorbeeld en dan blijft D66 achter, maar dat even terzijde.  Laat ik ook gelijk zeggen dat wat D66 in drie jaar heeft afgebroken wij niet zomaar in drie maanden kunnen repareren.  Dan de derde opmerking: in de begroting voor 2016 staan de opbrengsten van dat verschrikkelijke leenstelsel nog nauwelijks of niet en ik wil dat ook graag terugdraaien. U haalt onderwijsverbeteringen uit de zakken van studenten door ze zich diep in te schulden te laten steken. Daar kiezen wij nú niet voor, daar kiezen wij in de toekomst niet voor en als wij de kans krijgen zullen wij dat inderdaad gaan omdraaien.  De heer Pechtold (D66): Het komt mij nog een beetje warrig over.  De heer Roemer (SP): Dat ligt dan echt aan u.  De heer Pechtold (D66): Het komt mij toch een beetje warrig over, want de SP bezuinigde eerst 1 miljard op onderwijs. De SP voerde campagne tegen het studievoorschot. En nu wordt er — en dat vind ik heel goed — geld voor uitgetrokken, maar worden de maatregelen niet teruggedrongen. We hebben gisteren in de troonrede gehoord dat het 4.000 banen oplevert. En dat is bij D66 heel goed doorgerekend. Veel meer banen! Daar wijs ik ook de Socialistische Partij op. Zet daarop in, ook in het onderwijs. Kom aan boord, maar wees er eerlijk over dat u die studiefinanciering niet meer terugdraait; die accepteert u.  De heer Roemer (SP): Nee, never en nooit. Het is leuk, hè? De SP investeert meer dan D66 — laat dat dan ook even gezegd zijn — want D66 heeft geen tegenbegroting. Er komen bij ons nog eens zo'n 3.500 banen bij, bovenop die van het kabinet, dus omarm dat en doe mee. Laat dat voortaan nog even doorrekenen. Ik ga ook met u de uitdaging aan om het onderwijs echt te verbeteren, want er is daar nog veel te verschuiven en te verbeteren. Kijk naar al die vastgoedprojecten, kijk naar die enorme hausse van managers in het onderwijs en kijk naar de bureaucratie in het onderwijs. Mijn fractie hamert er al jaren op dat daarnaar gekeken moet worden. Op dat punt blijft D66 achter en dat is jammer.  De heer Pechtold (D66): Ik probeer het met u eens te worden, maar er zit een kiezeltje in uw schoen. U zit al een jaar met een kiezeltje in uw schoen, omdat vorig jaar is aangetoond dat de plannen van de SP niet waren doorgerekend. Ik bouw voort op de akkoorden die ik met het kabinet heb gesloten; ik heb 600 miljoen extra voor het onderwijs geregeld. U accepteert dat allemaal omdat een ander dat al heeft geregeld. Dat is het verschil. Dan zit er nog een kiezeltje in uw schoen dat dwarszit. U denkt daar even niet aan en zegt: luister goed naar wat ik zeg; laten we samenwerken. Wees dan wel eerlijk over het onderwijs en zeg dat u de studiefinanciering in uw tegenbegroting, doorgerekend en wel, gewoon accepteert.  De heer Roemer (SP): Dat laatste is dan weer jammer; het is echt een verschrikking om de studiefinanciering af te schaffen en waardoor studenten zich voor honderden miljoenen in de schulden steken. Ik hoop dat we daar een keer samen achter komen te staan en dat we dat idee echt zullen afschaffen. Jongeren moet je een vak leren; niet met torenhoge schulden opzadelen.  Wordt het niet eens tijd dat de grootste bedrijven eindelijk ook eens een eerlijk aandeel in de kosten gaan betalen? Zij profiteren volop van alle voorzieningen in ons land en zijn de laatste jaren alleen maar minder belasting gaan betalen. De SP wil volgend jaar een miljonairsbelasting invoeren en er daarmee voor zorgen dat de allerhoogste inkomens eindelijk naar vermogen bijdragen aan de sociale voorzieningen in ons land.  De verhoogde btw is nog altijd een blok aan het been van heel veel consumenten en ondernemers. Willen we de economie een impuls geven, dan moet de btw volgend jaar omlaag. De SP wil dat regelen. Het is goed voor de koopkracht van mensen en omdat de mensen meer kunnen kopen, gaat de omzet van het mkb omhoog. Er komen dan uiteindelijk veel meer banen bij en zo slaan we drie vliegen in een klap.  Mensen willen geen planeet die door olie is aangetast, geen oceanen die door plastic worden vervuild. Ze willen dat de politiek oplossingen aandraagt voor schone energie en minder vervuiling. Toch gebeurt dat niet of onvoldoende. De wetten van de markt lijken steeds meer in de weg te staan aan de democratische wens van een duurzame samenleving. De samenleving zoekt naar nieuwe en duurzame energiebronnen, maar de politiek zoekt met grote energiebedrijven verder naar de energiebron van de vorige eeuw. Onze slimste koppen zoeken niet naar duurzame energie, maar naar oliebronnen op de Noordpool. Rusland stuurt oorlogsschepen naar dat gebied omdat het dan ook een stukje kan claimen. Hoe negentiende-eeuws wil je het hebben? Het wachten is op een kabinet dat de stap naar echte duurzaamheid durft te zetten, maar laten we hopen dat daar volgend jaar al een begin mee wordt gemaakt. Zorg ervoor dat niet alleen gewone burgers, maar ook grootverbruikers fatsoenlijk belasting gaan betalen op de energie die zij verbruiken. We kunnen blijven wachten, maar we kunnen ook gewoon in actie komen.  In een sociale en veilige samenleving zijn we zuinig en trots op de meer dan 50.000 politieagenten die iedere dag weer voor ons klaar staan. Ik vind het prachtig om te zien dat de agenten in hun strijd voor een fatsoenlijke cao zo veel steun van de bevolking krijgen. Die steun is terecht. Onze agenten vragen waardering en een fatsoenlijke beloning voor het risicovolle werk dat zij voor ons doen. Die waardering moeten zij krijgen. Voor sommigen van hen leidt een kleine loonsverhoging nu tot een verslechtering van het pensioen met wel 15%. Dat is een sigaar uit eigen doos, die terecht niet geaccepteerd wordt. Agenten laten vandaag opnieuw luid van zich horen. Het uitblijven van een cao zorgt voor negatieve veiligheidseffecten. Ik vraag de premier wanneer hij eindelijk naar de agenten gaat luisteren. Erkent de minister-president dat de functie van politieagent een beroep met een groot risico is?  De hele strafrechtketen staat zwaar onder druk. De problemen bij de politie zijn gigantisch. Er wordt nauwelijks geïnvesteerd in vakontwikkeling. De gevolgen zijn zichtbaar en voelbaar. Dit geldt ook voor het Nederlands Forensisch Instituut, u weet wel, de Nederlandse CSI. Gisteren bleek uit een alarmerend rapport dat bezuinigingen op het Openbaar Ministerie niet verantwoord zijn. Alle alarmsignalen worden echter genegeerd. Wanneer komt voor het kabinet het moment om te concluderen dat de bezuinigingen op veiligheid en justitie niet langer verantwoord zijn? Onze veiligheid staat onder druk. Zij wordt bedreigd door mensen die onze vrijheid verafschuwen en hun waanideeën met geweld aan ons willen opleggen. De Tweede Kamer en het kabinet hebben inmiddels de bezuiniging op de AIVD bijna geheel ongedaan gemaakt en nieuwe investeringen mogelijk gemaakt. Dat is een belangrijke stap, waar de SP blij mee is. Net als de Algemene Rekenkamer zeg ik echter dat de schade groot is en dat het nog jaren zal duren voor die is hersteld. Ondertussen zien we wel dat de samenwerking tussen veiligheidsdiensten in Europa nog steeds rammelt. De aanslagplegers in Parijs, Kopenhagen en Brussel waren allemaal bekenden van de geheime diensten, maar zij konden toch met hun kalasjnikovs panden binnenstappen en ellende aanrichten. Jihadisten vangen we niet met detectiepoortjes in de stations, maar wel met inlichtingendiensten die goed zijn toegerust en optimaal samenwerken met diensten in Europa en in andere landen. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister-president.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat is terechte kritiek van de heer Roemer op de begroting van Veiligheid en Justitie. Ik denk dat hij daarin vandaag niet de enige zal zijn, want daar zijn heel wat kritiekpunten op te geven. Ik wil veiligheid even iets breder trekken en het met de heer Roemer hebben over de veiligheid in Groningen. Dat koppel ik dan aan de gasboringen. Wat is de ambitie van de SP voor volgend jaar als het gaat om gasboringen?  De heer Roemer (SP): We hebben vorig jaar onze ambities al in uitgewerkte plannen neergelegd. Dat betekent een verlaging van de gaswinning op termijn en dat betekent dat er een groot fonds moet komen om ervoor te zorgen dat mensen hun schade vergoed krijgen. Wij hebben die plannen hier diverse keren neergelegd, maar we hebben er helaas nog steeds geen meerderheid voor gekregen. We blijven nog steeds achter die plannen staan. We weten dat het kabinet in december met plannen gaat komen. Hopelijk gaan de plannen in die richting. Zo niet, dan zullen we dat in december weer bijstellen in de richting die wij, volgens mij samen met u, willen.  De heer Slob (ChristenUnie): De plannen van de SP zijn inderdaad bekend, volgens mij hebben die zelfs de titel "Schouders onder Groningen". We kennen ook de moties die de SP heeft ingediend over de ambitie voor gasboringen voor volgend jaar. Het gaat dan om de miljarden kuub die de SP volgend jaar uit de grond zou willen halen. De SP wil in dat verband minder dan het kabinet, zij wil terug naar 27 miljard kuub, en dan op langere termijn nog verder terug. Maar waar zit deze ambitie in de tegenbegroting van de SP? Waar blijkt die uit? Als de SP dat echt serieus meent en daar een stap in wil zetten, dan moet zij daar in haar tegenbegroting toch ook geld voor vrijmaken? Kan de heer Roemer mij helpen, want ik ben het niet tegengekomen?  De heer Roemer (SP): Het staat er niet zo haarscherp in, maar we blijven dat absoluut nog steeds vinden. Daarom hebben we ook gezegd dat we verwachten dat de regering die maatregelen in december neemt. We zullen er samen met de ChristenUnie voor zorgen dat dat ook aan de orde is op het moment dat het zover is. We hebben zoveel mogelijk gerepareerd, zoveel mogelijk gedaan. We kunnen in die korte tijd niet alles repareren wat er niet gebeurt, maar onze inzet blijft hetzelfde. Die blijft conform datgene wat we steeds in de Kamer hebben voorgesteld, bij moties en onderbouwd en al.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik hoor collega Roemer zeggen dat het er niet zo haarscherp in staat, maar er staat gewoon niets over in. Dus al helemaal niet haarscherp. Ik was net vrij mild toen het ging over het internationale aspect, over de opvang van vluchtelingen. Daarover sprak de heer Roemer warme woorden, maar levert hij niet als het gaat om de keuzes die de SP in de tegenbegroting heeft gemaakt. Het staat veraf van wat de heer Roemer eigenlijk aan ambitie heeft. Misschien kunnen we daar met elkaar wel verder in komen. Gas is een onderwerp waarover het afgelopen jaar grote woorden zijn gesproken. En terecht, want er gebeurt wel wat in Groningen. Het vertrouwen moet hersteld worden, we moeten verder terug met die gasboringen. Maar dan had de SP in haar tegenbegroting toch zeker een klein miljard moeten opnemen voor het terugbrengen van de gaswinning naar die 27 miljard kuub. Nu accepteert de SP de 33 miljard van het kabinet. Een gemiste kans, mijnheer Roemer!  De heer Roemer (SP): Ik heb geen vraag gehoord. Het blijft een groot punt, het blijft een verstandig punt. Sterker nog, we hebben ook eerder aangegeven dat het zelfs zo belangrijk voor ons is dat een lichte verhoging van de staatsschuld, wat ons betreft, zelfs op dat moment …  De heer Klaver (GroenLinks): Dan zal ik de vraag stellen. Volgens mij bevatte de interruptie van collega Slob wel degelijk een vraag. Naar hoeveel kuub wil de SP vorig jaar terug?  De heer Roemer (SP): Minimaal naar 30 miljard kuub. En we hebben eerder voorgesteld om, als het kan, naar 27 miljard kuub te gaan. Zeker op termijn.  De heer Klaver (GroenLinks): Minimaal naar 30 miljard kuub, prima. En dat moet volgend jaar gebeuren?  De heer Roemer (SP): Als het even zou kunnen! Samen met u, mijnheer Klaver.  De heer Klaver (GroenLinks): Of het kan of niet, heeft te maken met de keuzes die we doen. Het heeft te maken met waar we op bezuinigen, of we het tekort laten oplopen of lasten verhogen. Dat is waarom we tegenbegrotingen maken. Ook al staat het niet in de tegenbegroting — dat vind ik helemaal niet zo erg — u bent in ieder geval bereid om daar nog met elkaar te gaan zoeken naar een dekking ….  De heer Roemer (SP): Laten we helder zijn, mijnheer …  De heer Klaver (GroenLinks): Mag ik uitpraten?  De heer Roemer (SP): Sorry, ga uw gang, mijnheer Klaver.  De heer Klaver (GroenLinks): Excuses geaccepteerd. Dat was niet nodig. We gaan dus samen kijken of we het in ieder geval nog verder naar beneden kunnen brengen. Wat mijn fractie betreft, gaan we naar 23 miljard kuub.  De heer Roemer (SP): Dat is heel ambitieus, dat mag. Ik denk dat wij heel goede, uitgewerkte plannen hebben. Ik ben ook van mening dat bij degenen die daar het meeste aan verdienen de rekening mag worden neergelegd. Dat hebben wij ook steeds gezegd. Als het kabinet in december achterblijft bij wat moet — en wat een heel brede wens is in de Kamer, maar zeker ook in het noorden van het land — dan zullen wij met uw fractie en die van de ChristenUnie samen optrekken en de rekening daar neerleggen waar ook het hardst verdiend wordt. Want dat is wat het kabinet steeds weigert te doen. Dan zullen we samen met u vooraan staan. Of we 23 kuub gaan halen volgend jaar durf ik u niet te beloven, maar ik wacht uw voorstellen graag af.  De heer Klaver (GroenLinks): We zullen het zien. We hebben die voorstellen trouwens al gepresenteerd. Maar ik ben natuurlijk blij, zoals wel vaker, om zij aan zij met de heer Roemer te kijken hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen. Het punt is wel dat we niet de luxe hebben om tot december te wachten, want als we echt iets willen regelen, dan moeten we dat nu in de begroting …  De heer Roemer (SP): Ja, maar het mooie is ... Sorry, nu doe ik het weer!  De heer Klaver (GroenLinks): Een collega zou zeggen: nu doet u het weer! Het gaat er natuurlijk wel om hoe we dat nu in de begroting kunnen verwerken, want het gaat gewoon om heel veel geld. Wellicht komt u daar later vandaag of morgen nog op terug.  De heer Roemer (SP): Nee, daar hoef ik niet op terug te komen, mijnheer Klaver, we zijn het met elkaar eens. Er moet daar wat gebeuren en we moeten samen die oplossingen zoeken. Ik hoop dat het kabinet niet achterblijft, dus ik hoop dat het dat signaal daadwerkelijk heeft meegenomen en dat we het kabinet niet hoeven te corrigeren. Dat is het enige waar wij samen naartoe willen.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Roemer (SP): Er zijn maar weinig onderwerpen waarbij het kabinet een grotere hindermacht is dan in de zorg. Het kabinet wil meer marktwerking in de zorg, zo bevestigde de premier pas nog. Mensen die afhankelijk zijn van zorg of die werken in de zorg, willen precies het omgekeerde. 800.000 mensen hebben de petitie Red de zorg getekend. Patiënten willen keuzevrijheid. Dat is niet kiezen tussen vier kolossen van verzekeraars die voor jou bepalen welke zorg je krijgt en waar je die krijgt. Keuzevrijheid is vrije artsenkeuze, zelf bepalen naar welke arts of welk ziekenhuis je gaat. Mensen willen geen torenhoge eigen risico's maar een sociaal zorgstelsel.  Ouderen willen goede zorg thuis of een veilige plek in het verzorgingshuis, maar die vrijheid is door het kabinet met één pennenstreek geschrapt. De thuiszorg wordt volledig uitgekleed en vele duizenden toegewijde thuiszorgers worden zonder pardon op straat gezet. Een regeling die oog heeft voor de toekomst, ziet dat mensen steeds ouder worden, maar ook dat onze ouderen steeds actiever zijn en op zoek zijn naar sociale contacten. Dan moet de regering niet verzorgingshuizen massaal gaan sluiten, maar goede, kleinschalige en gezellige zorg mogelijk maken. Geen grootschalige zorgfabrieken maar een gemoedelijke en gastvrije plek waar ouderen zich thuis kunnen voelen.  Ik ontving een prachtige brief van bewoners, medewerkers en vrijwilligers van een zorgcentrum in de Haarlemmermeer. Zij vinden het fijn dat het kabinet zich uitspreekt over de verpleeghuiszorg, maar zijn niet te spreken over de oplossing van een uurtje aandacht voor verpleeghuisbewoners. "Aandacht is niet iets wat je in een potje kunt vangen", schrijven zij in de brief, die ook naar de staatssecretaris is gestuurd. "Een potje aandacht is daarom niet wat wij in de zorg nodig hebben", zo gaat het verder, "wij zoeken naar manieren om de bewoners mens te laten blijven, in plaats van een patiënt te worden". Het zijn woorden die mij uit het hart zijn gegrepen. Zij staan symbool voor het gebrek aan visie van dit kabinet op goede zorg. Nu even snel 210 miljoen euro investeren om mooie sier te maken en een jaar later 250 miljoen er weer vanaf halen.  Om de zorg zinniger en zuiniger te organiseren, stellen wij voor de macht van zorgverzekeraars te breken. Die laten wij opgaan in een publieke basisverzekering. Daarmee komt de zorg in goede handen, van zorgpersoneel en van de patiënten. Een publieke basisverzekering is haalbaar en betaalbaar voor iedereen.  Daarnaast moeten we een gemeentelijk basispakket invoeren, zodat mensen overal recht krijgen op goede zorg. Zodat je weet waar je aan toe bent, waar je ook woont. Maar nu krijg je in de ene plaats volop ondersteuning en in de andere plaats is alles wegbezuinigd. Laat de minister-president dat eens uitleggen. Wij kunnen een inkomensafhankelijke zorgpremie invoeren en het eigen risico afschaffen. Het kan dus wel als wij daarvoor kiezen.  Dit kabinet maakt andere keuzes. Het heeft veel grote veranderingen doorgevoerd, zoals decentralisaties en het overbrengen van zorgtaken naar gemeenten. Maar dan veel te snel en met veel te weinig middelen en veel te weinig mensen. Volgens de Nationale Ombudsman wordt bij dit soort grote veranderingen de burger simpelweg vergeten. Ik herhaal: de burger wordt simpelweg vergeten. De ombudsman heeft gelijk. Ik hoor graag de reactie van de minister-president hierop.  Het denken in cijfers en systemen, geld en rendement leidt ertoe dat mensen uit beeld verdwijnen. Maar Nederland is geen BV en de politiek is meer dan management. De menselijke maat moet terug in de politiek. Als het ergens misgaat, verdienen mensen onze bescherming. Dat kan wel. De Kamer steunde Kamerbreed ons voorstel om klokkenluiders beter te beschermen en onafhankelijk onderzoek naar misstanden mogelijk te maken. Voorstellen van de SP om bonussen aan te pakken, de invloed van consultants bij de overheid te verminderen en topinkomens in de publieke sector te beperken, kunnen rekenen op steeds meer steun. Ze kunnen zelfs rekenen op de steun van de minister-president. Dat is heel mooi, maar nog niet voldoende om het vertrouwen van mensen terug te winnen. Daar is meer voor nodig. Bankiers hebben het vertrouwen van mensen in de financiële sector aangetast, maar die bankiers zijn in ons land nu rijker dan ooit. Echte maatregelen om de financiële sector te reguleren, blijven uit. Een rondreizend circus van bestuurders en managers, consultants en adviseurs, heeft zich overal in de publieke sector genesteld. De hardst groeiende beroepsgroep in ons land is die van zorgmanager. Partijpolitieke benoemingen zijn nog steeds aan de orde van de dag.  Een nieuwe politiek vraagt ook om een nieuwe mentaliteit, een nieuwe mentaliteit in het bestuur, dienstbare bestuurders. Bestuurders die wat minder bezig zijn met hun eigen carrière en hun eigen portemonnee en wat meer hart hebben voor mensen en voor de publieke zaak. Bestuurders die mensen helpen zoeken naar wegen hoe het wel kan. Die mensen zijn er volop. Ik heb ze gesproken bij de bezoeken die ik aflegde voor het schrijven van mijn boek. Ondernemers die laten zien dat een succesvol bedrijf hand in hand gaat met goed werkgeverschap en met vaste banen. Zorgbestuurders die bewijzen dat je met lef en verzet tegen het marktdenken tot betere zorg kunt komen, menselijker en persoonlijker.  Ik ben blij dat de economie aantrekt en dat het kabinet wat meer ruimte heeft om te investeren, maar ons land heeft meer nodig dan wat bijsturen op de verkeerde weg. We staan op een kruispunt. We moeten fundamentele keuzen maken. Door forse meningsverschillen tussen VVD en PvdA geeft het kabinet op cruciale onderwerpen niet thuis. Daarmee is deze regering een hindermacht geworden. De cadeautjes zijn verdeeld, de fut is eruit. Op grote vraagstukken als ongelijkheid en werkloosheid heeft dit kabinet geen antwoord. Dan ben je een sta in de weg. De samenleving heeft behoefte aan een regering die oog heeft voor nieuwe ontwikkelingen in de samenleving, oog heeft voor de behoefte aan sociale zekerheid, een samenleving waar werkgevers en werknemers in elkaar willen investeren en mensen zorg willen dragen voor elkaar. Als een op de vijf ouderen op zoek is naar geborgenheid in een gezellig verzorgingshuis, dan gaan we ervoor zorgen dat deze huizen er komen. Als duizenden werknemers behoefte hebben aan een beschutte werkplek, dan gaan wij ervoor zorgen dat die werkplekken er zijn. Als we vinden dat sommige kinderen in de klas extra aandacht en begeleiding nodig hebben, dan moeten wij leraren de mogelijkheid geven om dat te bieden en scholen de middelen om dat te betalen. Als we het onacceptabel vinden dat in een rijk land als Nederland 400.000 kinderen onder de armoedegrens moeten opgroeien, dan pakken we dat aan. Als de samenleving bewijst dat duurzaamheid werkt, dan moeten wij de regering niet naar de rechter laten gaan, maar maatregelen laten nemen. Als mensen willen dat de groeiende ongelijkheid wordt aangepakt, dan moeten wij dat beantwoorden en de verschillen verkleinen. Als mensen een samenleving willen, gebouwd op solidariteit en vertrouwen, dan moeten en kunnen wij dat beantwoorden. Wij zijn er in ieder geval klaar voor.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik vond het een mooi en warm pleidooi van de heer Roemer voor een menselijke aanpak in de zorg. Leidinggevenden hebben soms te weinig oog voor wat er op de werkvloer speelt. De heer Roemer heeft veel werkbezoeken in de zorg afgelegd. Herkent hij het ook dat slechte managers vaak alleen maar schelden op Den Haag en dat zij alles wijten aan de bezuinigingen?  De heer Roemer (SP): Die conclusie zou ik zo niet willen trekken, mijnheer Van der Staaij. Ik heb ook heel mooie voorbeelden gezien. Ik heb ook heel veel goede leidinggevenden gezien, die net zo hard mopperen, omdat zij zien dat zij gewoon te weinig mensen, te weinig handen aan het bed hebben voor de zorg die zij elke dag willen en moeten geven. Die mensen zeggen: het hele systeem deugt niet. De zorg is niet te duur, maar het zorgsysteem is te duur. Zij zeggen: zorg ervoor dat wij minder worden gecontroleerd en dat er minder wantrouwen in de zorg is. Laat onze professionals op de werkvloer gewoon hun werk doen. Zij moeten niet voor ieder aspirientje acht formulieren moeten invullen.  De heer Van der Staaij (SGP): De SP is altijd sterk in het gebruik van het woord tweedeling. Als ik werkbezoeken breng in de zorg, kom ik weleens een tweedeling tegen. Er zijn mensen die inderdaad zeggen: het zit alleen maar in het geld. Er zijn ook anderen, die zeggen: hé, wat gek, wij kunnen met hetzelfde geld wel een heel andere cultuur creëren. Hoe komt het dat er zo veel ontevredenheid is bij mensen op de werkvloer, die al die aandacht en liefde aan de mensen willen besteden, over het feit dat zij zich niet gesteund voelen door hun eigen managementlaag?  De heer Roemer (SP): Dat is een heel goede vraag. Ik ben bij heel veel instellingen geweest. Laat ik twee voorbeelden geven. Eén instelling heeft het lef gehad om niet mee te gaan met de enorme schaalvergroting en fusiegolf. Het desbetreffende verzorgingshuis is een eenpitter gebleven, waar iedereen elkaar kent. De directeur kent de medewerkers en de medewerkers kennen de bewoners. Zij hebben aandacht voor elkaar. Zij komen met het geld rond. Waarom? Omdat zij een heel lage drempel hebben wat betreft managementlagen en bureaucratie. Zij hebben lef getoond. Het is een mooi voorbeeld, dat laat zien dat het kan. Als het daar kan, kan het toch overal? Ik ken ook iemand die al meer dan 25 jaar bij de receptie van een verpleeghuis werkt. Die persoon zei: "Mijnheer Roemer, moet u kijken wat hier gebeurd is. Vroeger waren wij een eenpitter. Toen kwamen de thuiszorgorganisaties erbij. Er moesten nog meer thuiszorgorganisaties bij. Er moest een ziekenhuis bij. De verzorgingshuizen moesten erbij. Vervolgens is het één groot vastgoeddrama geworden." Die mensen hebben geld tekort, omdat het naar projecten gaat die niets met zorg te maken hebben. Daarom hebben wij al die voorstellen uitgewerkt, om ervoor te zorgen dat wij bij die zorg uitkomen waar u volgens mij ook voor staat.  De voorzitter: Gaat u verder, mijnheer Roemer.  De heer Roemer (SP): Mevrouw de voorzitter, ik had al heel mooi afgerond. Dank voor de tijd. Wij zijn er klaar voor en volgens mij beginnen wij nu.  De voorzitter: "Dank voor uw bijdrage" wilde ik zeggen, maar de heer Klaver wil u nog een vraag stellen.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb een vraag over de klimaatambities van de SP. Als ik het goed begrijp, zegt de SP: het kabinet moet de uitspraak van de rechter in de klimaatzaak nakomen. Dat betekent dat wij die 15 megaton extra moeten terugdringen. Heb ik dat goed begrepen?  De heer Roemer (SP): Je moet niet naar de rechter stappen, je moet maatregelen nemen. Die boodschap is duidelijk.  De heer Klaver (GroenLinks): Precies. Welke maatregelen is de SP bereid te nemen om te komen tot die verdere beperking van de uitstoot van CO2?  De heer Roemer (SP): Wij hebben enorme vergroeningsvoorstellen in onze tegenbegroting staan. Lees ze allemaal na. Het gaat van bijdragen van grootverbruikers tot extra belasting op afvalverbranding. Ga zo maar door. Maatregelen op het gebied van landbouw en op het gebied van energie; wij hebben een hele waslijst. Dat zou u goed moeten doen, mijnheer Klaver.  De heer Klaver (GroenLinks): Onder het kopje milieu staan er inderdaad twee: de energiebelasting en de verbrandingsbelasting. Ik zie ook een verlaging van accijnzen op brandstoffen staan. Dat zorgt weer voor de uitstoot van meer CO2. Als je echt iets wilt doen aan de opwarming van de aarde, moeten de kolencentrales dicht. De manier om dat te doen, is een kolentaks; een belasting op kolen. Is de SP daarvoor?  De heer Roemer (SP): Ik wil met u alle verbetervoorstellen onderzoeken. Wij hebben die er nu niet in staan, maar ik ben het met eens: bij de huidige tijd horen geen kolencentrales. Daarover verschillen wij niet van mening.  De heer Klaver (GroenLinks): Exact. Daar ben ik blij mee. Betekent dat dus dat de SP voor een kolenbelasting is?  De heer Roemer (SP): Kom met voorstellen, dan zullen wij kijken of die haalbaar en betaalbaar zijn. Als het even kan, graag.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik vraag niet om een beoordeling van onze voorstellen, al vind ik dat ook prima. Ik ben heel erg benieuwd wat de heer Roemer daarvan vindt. Ik vraag wat de SP vindt.  De heer Roemer (SP): Weet u wat zo leuk is, mijnheer Klaver: wij zijn het op heel veel van dit soort terreinen best wel eens. Wat wij niet kunnen doen in drie maanden, is afbreken wat er in tien, vijftien of twintig jaar verkeerd is opgebouwd. Wij komen met heel veel vergroeningsmaatregelen, dan is het heel gemakkelijk om er één uit te pikken die er net niet in staat. Ik wil overal over nadenken, zolang de richting maar is dat ons volgende belastingsysteem een stuk groener wordt. Als u daar voorstellen toe hebt, mijnheer Klaver, dan hoor ik die graag. Met een beetje geluk zullen wij ze nog omarmen ook.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik zeg het niet om flauw te doen. Ik pik er niet zomaar één uit die er niet in staat, maar als je de CO2-besparingsambitie echt wilt halen om recht te doen aan de uitspraak van de rechter, dan kom je er niet zonder de kolencentrales aan te pakken. Dat is de reden waarom ik u daarop aanspreek, mijnheer Roemer, niet om een maatregeltje eruit te pikken dat er niet in staat. Zo flauw zou ik niet zijn.  De heer Roemer (SP): Laten wij samen aan tafel gaan zitten, want onze ambities zijn dezelfde. Het moet groener, het moet duurzamer en met de oude, vooroorlogse energiebronnen hebben we het onderhand wel gehad.  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Eerst een geruststelling: ik ben niet met een boek bezig. Ik ben wel een optimist. Ik kijk altijd vol vertrouwen naar de toekomst en naar wat die ons te bieden heeft. Maar ik zie ook dat de wereld waarin wij nu leven, instabiel is en dat leidt bij veel mensen tot onzekerheid. Dat begrijp ik. Ook ik vraag mij weleens af wat de toekomst voor ons in petto heeft. Ook ik vraag me af welke toekomst mijn zoontje voor zich heeft. De inwoners van ons mooie land verwachten van ons politici dat wij daar antwoorden op hebben. Onze veiligheid staat voelbaar onder druk. Er zijn enorme migratiestromen, met een vluchtelingencrisis tot gevolg. De technologische vooruitgang gaat sneller en sneller en zet de manier waarop wij werken onder druk, op zijn kop. Nederlanders verwachten een antwoord van de politiek. Welke zekerheden kunnen wij bieden bij al die veranderingen?  Gelukkig is een belangrijke onzekerheid van de afgelopen jaren grotendeels weggenomen. Nederland staat er beter voor dan toen de VVD de verantwoordelijkheid kreeg om het land er weer bovenop te helpen, om Nederland uit de crisis te helpen. Dankzij het beleid van dit kabinet en het harde werk en de offers van 17 miljoen Nederlanders laten we de crisis nu achter ons. Al die hervormingen en al die bezuinigingen waren nodig om Nederland de zekerheid te geven dat onze sociale voorzieningen niet alleen voor ons, maar ook voor onze kinderen beschikbaar zijn en beschikbaar blijven.  De heer Pechtold (D66): Het is heel goed dat de fractievoorzitter van de VVD blij is met het kabinet. Het zou nieuws zijn als het anders was, maar wat is nu de grootste uitdaging voor de VVD in de komende anderhalf jaar?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zie twee grote uitdagingen voor de komende anderhalf jaar. Ik zal daar zo meteen nog uitgebreid op ingaan. Een is hoe we gaan zorgen dat onze economie en onze samenleving klaar zijn voor de toekomst, dat we banen voor de toekomst hebben, ook hier in Nederland. En twee — dat moge helder zijn — is de enorme vluchtelingencrisis die we zien en de gevolgen daarvan.  De heer Pechtold (D66): Over het laatste zijn we het eens, al verschillen de oplossingen. Over het eerste punt zijn we het ook eens: banen, werkgelegenheid, economie. Maar waar zijn nou toch die banen gebleven? Vorig jaar lag hier een plan, misschien was het iets te ambitieus, voor 100.000 banen, en ik zie niets. Er wordt geld uitgegeven en het resultaat in aantallen banen is minimaal. Mijnheer Zijlstra, waar zijn die banen gebleven?  De heer Zijlstra (VVD): Banen komen voort uit een economie die hervormt, een economie waarin arbeid goedkoper wordt. Dat is de reden waarom wij warme steun verlenen aan de 5 miljard lastenverlichting die het kabinet voorstelt. Daarmee wordt arbeid, werk, goedkoper en daarmee gaan we ervoor zorgen dat mensen die nu nog geen baan hebben, die straks wel kunnen krijgen.  De heer Pechtold (D66): Dat is toch een houding van terughangen? Dat is toch geen actieve houding bij het leiden van dit land? Dan ga je toch maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat die banen er komen? Dan ga je toch keuzes maken? De Raad van State laat zich vandaag snoeihard uit over de plannen van VVD en PvdA. De analyse die iedereen daaronder proeft is: ze zijn het niet eens, ze durven die keuzes niet te maken, en van de 100.000 banen die ze beloofden, blijft niets over. Mijn concrete vraag aan de leider van de VVD is de volgende. D66 laat in de eigen plannen zien meer banen te kunnen creëren. Kunnen we vandaag en morgen zaken doen over meer ambitie op het punt van die banen — dat betekent ook aanpassingen van de voorstellen van VVD en PvdA — ja of nee?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zal altijd opbouwend kijken naar voorstellen die leiden tot nog meer banen dan het kabinetsbeleid oplevert. Daar sta ik altijd voor open. Het andere punt is dat dit tot een soort onenigheid zou leiden binnen de coalitie. Er wordt al meer dan drie jaar over gesproken dat de PvdA en de VVD het oneens zouden zijn. Ik heb nieuws voor u, en eigenlijk is dat helemaal geen nieuws: dat is waar. Wij zijn het namelijk ontzettend oneens over heel veel zaken. Daarom is de PvdA een sociaaldemocratische partij en de VVD een liberale partij. We hebben een fundamenteel andere visie op de samenleving. Het mooie van deze twee partijen is echter dat wij in deze moeilijke tijden steeds in staat zijn om elk probleem — ik zou bijna zeggen: vaak tot frustratie van de oppositie — van een oplossing te voorzien. Ik vind dat een goede zaak. Ik ga echter niet bepleiten dat wij het overal over eens zijn. Dat zijn wij namelijk niet, dat klopt.  De heer Pechtold (D66): Dat zijn papieren oplossingen, voor bed-bad-brood, voor de vluchtelingenproblematiek, voor de energie, voor het klimaat, en ook voor de werkgelegenheid. Als je, net als vorig jaar gebeurde, je staatssecretaris van VVD-huize laat schrijven dat er een belastingstelsel wordt ingevoerd met alleen lastenverlichting zonder een hervorming, dan moet je dat ook wel laten doen. Daarom zijn die cijfers zo beroerd. Daarom ook is het gevaarlijk als twee partijen die het fundamenteel oneens zijn elke keer in een papieren werkelijkheid vluchten. Mijn vraag luidt opnieuw: bent u bereid om verder te vergroenen? Bent u bereid om lasten te verschuiven, naar gemeentes, zodat we de loonbelasting verder kunnen verlagen? Bent u daartoe bereid, ja of nee?  De heer Zijlstra (VVD): We hebben dit voorjaar gekeken of we dat konden doen. We hebben met allerlei partijen aan tafel gezeten. De heer Roemer was daarbij niet aanwezig, maar ik heb begrepen dat hij op dat punt ook bereidheid had. Uiteindelijk kwamen we er echter niet uit; partijen werden het niet eens. Er was geen draagvlak voor dat soort maatregelen. Het kabinet was toen gelukkig wel zo verstandig om de maatregelen te nemen die in de begroting stonden. Daarmee zorgden we ervoor dat Nederlanders, die eerst jarenlang koopkracht moesten inleveren, nu vooruitgaan. Arbeid is goedkoper gemaakt zodat de mensen die nog geen baan hebben weer aan het werk kunnen. Dat is heel verstandig van het kabinet. Verdergaande maatregelen bleken op onvoldoende politiek draagvlak te kunnen rekenen. Ik vind het onverstandig om dan aan een dood paard te gaan trekken. Ik besteed de energie van de VVD liever aan zaken waarin we echt oplossingen kunnen bieden. Het verschil tussen de VVD en bijvoorbeeld D66 is dat wij met oplossingen komen die we op papier zetten en vervolgens uitvoeren. Op heel veel onderwerpen moet ik de oplossing van D66 nog afwachten. U hebt namelijk wel commentaar, maar nooit een eigen visie.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Zijlstra maakt namens de VVD bekend wat de topprioriteiten van de VVD zijn: werkgelegenheid en vluchtelingenproblematiek. Waar staat in zijn rijtje veiligheid?  De heer Zijlstra (VVD): Veiligheid noemde ik net al in het rijtje van onzekerheden die voor ons liggen. Dat is een heel belangrijk onderwerp. Daarom vind ik het ook heel verstandig dat het kabinet twee maatregelen neemt op dat gebied. Op het punt van de grote veiligheid, dus Defensie, gaat er 345 miljoen naar het Defensieapparaat en 60 miljoen naar militaire missies. Er gaat meer dan 100 miljoen naar de veiligheidsdiensten en naar extra Koninklijke Marechaussee. Dat zijn belangrijke maatregelen. Het kabinet ziet dat goed en gaat daar verstandig mee om. Die dingen moeten we doen. Ik denk dat heel Nederland voelt dat veiligheid een zwaar issue is, dat de bedreigingen vanuit de wereld naar ons toekomen. Ik heb er vorig jaar tijdens de APB al veel aandacht aan besteed. Kijk naar de oostgrens. De laatste maanden heeft het wat minder aandacht, maar Rusland is nog steeds bezig in Oekraïne. Kijk naar IS. Gelukkig grijpen we daar nu in. Wat de VVD betreft doen we er nog een stapje bij. Wat ons betreft moeten we ook bekijken of we in Syrië iets kunnen doen. We krijgen nog een hele discussie in de Kamer over de vraag hoe we ervoor zorgen dat de veiligheidsdiensten niet alleen voldoende geldelijke middelen hebben, maar ook op een goede manier hun inlichtingen kunnen verwerven. De VVD zal op dit punt haar verantwoordelijkheid blijven nemen.  De heer Slob (ChristenUnie): Is het de heer Zijlstra opgevallen, toen hij de begroting van V en J las, dat de minister van V en J bij zijn eerste begrotingsonderhandelingen wel een verschrikkelijke ontgroening heeft doorgemaakt? Er zitten enorme gaten in zijn begroting. Neem de aanpak van de strafrechtketen, de politie, het OM, rechtbanken. Het is echt een verschrikking. Kunt u namens de VVD-fractie voor zo'n begroting en ook voor de waardering van onze strafrechtketen, die voor ons zo ongelooflijk belangrijk is, de verantwoordelijkheid nemen?  De heer Zijlstra (VVD): De ontgroening van de minister vond volgens mij een hele tijd geleden plaats, bij zijn studentenvereniging. Daarna is het volgens mij niet meer gebeurd. Ik zal er eerlijk over zijn, de Justitiebegroting is niet de meest geweldige begroting van Justitie die ik in de geschiedenis heb gezien. Ik constateer echter dat het kabinet de problemen die zich voordoen, voor het komende jaar heeft opgelost. Ik constateer ook dat er in de toekomst waarschijnlijk wel aanvullende zaken nodig zullen zijn op het departement. Dat hangt ook af van partijen hier aanwezig in deze Kamer. Een deel van de problemen heeft zich nog niet voorgedaan. Neem de griffierechten, de rechtsbijstand of de eigen bijdrage van gevangenen. Dat zijn zaken die wat de VVD betreft verstandig zijn om te doen. Na besprekingen met andere partijen liggen er nu ook verstandige voorstellen. Als partijen in de Eerste Kamer daarvoor geen meerderheid verschaffen, ontstaat er een probleem op de Justitiebegroting. Maar als u het niet erg vindt, ga ik ervan uit dat deze minister in staat is om het door de Eerste Kamer heen te krijgen. Partijen die dat doen, leggen de bal daarmee feitelijk bij de Nationale Politie neer. Er is immers geen andere post meer waar je nog iets kunt vinden. Wat de VVD betreft gaan we de Nationale Politie niet op die manier aanpakken.  De heer Slob (ChristenUnie): Een heel uitgebreid antwoord waaruit ik opmaak dat u de begroting, die volgens u niet echt de schoonheidsprijs verdient — u hebt weleens een betere gezien — in principe toch accepteert. Hoe is dat mogelijk? Neem de politie. Al maanden lang gebrouilleerde verhoudingen, ook nog eens in een situatie dat het met de Nationale Politie niet helemaal loopt zoals we zouden willen. Daar moeten we toch eens iets aan doen? Daar hoort gewoon geld bij. Kijk naar de rest van de strafrechtketen. Op het Openbaar Ministerie zal op termijn meer dan 150 miljoen worden bezuinigd. Slechts een kleine 7 miljoen wordt bijgeplust. Er komen bezuinigingen op de rechtbanken, met behoorlijke gevolgen op allerlei plekken in het land. Bent u bereid om daar iets aan te doen bij deze Algemene Beschouwingen, of blijft u deze houtje-touwtjebegroting accepteren?  De heer Zijlstra (VVD): Houtje-touwtjebegroting? Dat is ook wel weer twee bruggen verder. Het is duidelijk dat er bij V en J problemen voor de deur staan. Dat heeft sterk te maken met de vraag of voorstellen die in de begroting staan, een meerderheid zullen halen in de Eerste Kamer. Het zou toch van de gekke zijn als een kabinet en partijen die ervan overtuigd zijn dat het goede maatregelen zijn, zeggen, omdat ze niet zeker weten of er in de Eerste Kamer, dat non-politieke lichaam volgens sommigen, een meerderheid voor is: weet je wat, ik streep ze uit de begroting? Ik vind het juist heel goed dat het kabinet zegt: wij staan ervoor en wij gaan ervoor en als zich eventueel een probleem voordoet, kijken wij op dat moment verder. Ik vind dat de juiste houding. Je moet niet weglopen voor je verantwoordelijkheid. Volgens mij stelt de heer Slob feitelijk aan het kabinet voor: joh, het wordt zo moeilijk, begin er niet aan. Dat zou ik een beetje laf vinden van een kabinet.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik spreek niet tegen het kabinet, ik spreek via de voorzitter tegen u, de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij die — zie uw verkiezingsprogramma — altijd heel grote woorden heeft over veiligheid. Terecht, denk ik. U wilde daar ook altijd veel geld voor hebben, maar dat is niet allemaal gerealiseerd in deze periode. Wij maken ons grote zorgen, met name over de manier waarop de strafrechtketen zich nu ontwikkelt. Welke gaten vallen daarin? Wij maken ons zorgen over de hoeveelheid ruis op de lijn tussen de bestuurders en de mensen die op de werkvloer het werk moeten doen: de politiemensen, de mensen van het Openbaar Ministerie — een verschrikkelijk rapport gisteren! — en de mensen van de rechtbank. Daar moet iets aan gebeuren en daar spreek ik u op aan. Het gaat niet over de Eerste Kamer en niet over het kabinet. Laten we iets doen voor de veiligheid en laat de rechtsketen ons echt iets waard zijn.  De heer Zijlstra (VVD): Die rechtsketen is ons allen wat waard. Daar kunnen ook verbeteringen plaatsvinden. Waar zaken niet goed gaan — we hebben gisteren een duidelijk rapport gekregen — zullen we nooit weglopen voor verantwoordelijkheden. Dat zal het kabinet, schat ik in, ook niet doen. Maar nogmaals, we moeten geen dingen door elkaar halen. Ja, ik zie problemen die zich kunnen voordoen, maar ik steun het kabinet erin om die maatregelen wel te willen nemen, al was het alleen maar omdat een deel van die maatregelen in mijn eigen verkiezingsprogramma staat. Dan is het ook goed als het kabinet die maatregelen probeert waar te maken. Als dat leidt tot problemen in de strafrechtketen, verwacht ik dat het kabinet die verantwoordelijkheid oppakt. Als zich dat mocht voordoen — dat is nog niet het geval — dan zal het kabinet daarbij onze steun hebben en naar ik begrijp ook uw steun.  De heer Roemer (SP): Toen we gisteren in de Ridderzaal zaten, hebben we een vernietigend rapport gekregen. We zien nu 5.000 politieagenten buiten op straat die hun werk niet kunnen doen, die aangeven dat er niet eens meer geld is voor opleiding of om de Nationale Politie fatsoenlijk in te richten. Het Openbaar Ministerie zegt: wij kunnen het werk zo niet meer doen. Het Nederlands Forensisch Instituut zegt: wij kunnen de onderzoeken niet meer doen. Een halfjaar geleden heeft uw toenmalige woordvoerder, de heer Van der Steur, gezegd dat het onacceptabel was, dat het zo niet door kon en dat deze bezuinigingen toch echt uit de begroting moesten komen. Ik zeg het nu in mijn eigen woorden, maar daar kwam het wel op neer. Wat is er met de VVD gebeurd dat zij justitie en politie zo in de steek laat?  De heer Zijlstra (VVD): Wij laten justitie en politie niet in de steek. Laat het helder zijn: ik vind dat het kabinet gewoon een goed loonbod heeft gedaan aan de politie, net als aan andere rijksambtenaren. Het bod is 5,05%. Men gaat ook nog eens meeprofiteren van de lastenverlichting voor werkenden die in de plannen van het kabinet zit. Politiemensen gaan er met dit bod dus fors op vooruit. Het moge duidelijk zijn dat ze er nog niet uit zijn. Daarvan hebben de ministers vandaag ook nog wat meegekregen bij het verlaten van hun ministerie. Ik hoop dat ze elkaar gaan vinden. Het moet echter ook helder zijn dat je op een gegeven moment een maximumbod doet. Dan wordt het moeilijk om nog meer te gaan doen. Ik zou niet weten waar minister Van der Steur dat geld van zijn begroting af moet schrapen. Ik zeg ook tegen de politiebonden: wij hebben veel waardering voor het werk dat de politie doet, veel waardering voor hetgeen de afgelopen jaren is gebeurd waardoor de politie het niet altijd makkelijk heeft gehad, maar kijk ook even naar hetgeen voorligt, want dat is echt een goed bod; probeer dat ook op een gegeven moment reëel te pakken.  De heer Roemer (SP): Ik hoop dat alle agenten luisteren zodat ze horen dat ze het van de VVD niet meer hoeven te hebben en dat de VVD een sigaar uit eigen doos een mooi bod vindt. Het gaat de agenten om veel meer. Het gaat erom dat er forse bezuinigingen zijn bij de opleidingen en dat ze hun werk niet meer kunnen doen omdat er fors bezuinigd wordt. Het gaat erom dat het Openbaar Ministerie aangeeft dat het de criminelen niet meer kan pakken, laat staan plukken. We krijgen zo'n rapport niet voor niks. Uw eigen voormalig woordvoerder zei dat het onacceptabel was, en de VVD geeft niet thuis. Ik kan u alvast op een briefje geven dat zo'n begroting van Justitie niet door de Eerste Kamer zal gaan. Doe mee met de oppositie, doe mee met alle partijen die geld vrijmaken voor een betere politie en een beter justitieapparaat. Want dan bent u de man. Als u zich nu alleen maar gaat verschuilen achter het broddelwerk dat nu op tafel ligt, dan hebben politie en justitie er niks aan. Het was ooit iets van de VVD, maar nu dus niet meer.  De heer Zijlstra (VVD): Het is nog steeds van de VVD. Ik kan uit eigen ervaring zeggen — mijn vader is politieagent — dat dit nog steeds zo is. Dat heeft met dit soort zaken niks te maken. Wij staan voor de veiligheid en wij staan voor de politieagenten, maar wij gaan ook altijd met hen het gesprek aan over wat kan, wat niet kan, wat reëel is en wat niet reëel is. Minister Van der Steur maakt op zijn begroting 230 miljoen vrij — complimenten daarvoor — omdat hij heeft gezien dat er problemen zijn met de reorganisatie van de Nationale Politie. Dan is het goed dat er geld gezocht wordt om daar wat aan te doen. Prima. Maar ik kom terug op het kernpunt: ik vind ook dat het kabinet, dat maatregelen heeft afgesproken in een regeerakkoord, moet proberen om die maatregelen naar de eindstreep te brengen. Als dat niet lukt, dan zullen we op dat moment het gesprek moeten aangaan over de vraag hoe we daarmee omgaan. Wat de VVD betreft, kan het alternatief namelijk niet zijn dat we dan op de Nationale Politie moeten gaan korten. Dat is immers ongeveer de enige begrotingspost die overblijft. Wederom, dit doet zich pas voor als partijen in de Eerste Kamer een bepaalde stem hebben uitgebracht. Mijn oproep is: kijk naar die maatregelen — bijvoorbeeld het griffierecht is vergaand aangepast aan de wensen van een aantal partijen — bedrijf niet alleen politiek maar kijk ook naar de inhoud. Ik meen dat er verstandige voorstellen voorliggen die de steun van partijen verdienen, ook in de Eerste Kamer.  De heer Van der Staaij (SGP): De heer Zijlstra zegt dat er nog een aantal onzekerheden op de begroting van Justitie staat en dat er mogelijk een probleem kan ontstaan, maar ook dat hij daar nog niet op vooruit wil lopen. Blijkt echter niet uit alle reacties op de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie dat er nu al een probleem is en dat die begroting een te krappe jas is? Wij krijgen over zowel de politie als het Openbaar Ministerie als de rechterlijke macht signalen: let op, want dit is zo krap bemeten. Als wij dan zien dat aan de andere kant wordt gezegd: het kan weer, wij kunnen weer extra geld voor bepaalde belangrijke maatschappelijke prioriteiten uitgeven, waarom dan wel voor de peuteropvang en niet voor de veiligheid in Nederland?  De heer Zijlstra (VVD): Voor de veiligheid in Nederland geven wij zo'n 400 miljoen uit. Wij hebben in dit geval een keuze gemaakt voor Defensie waar de nood groot is en de internationale situatie dringend. Wij hebben ook gekeken naar Veiligheid en Justitie. Ik heb al gezegd dat als bepaalde ontwikkelingen zich blijven voordoen, er volgend jaar waarschijnlijk iets aanvullends op die begroting nodig zal zijn. Die boodschap geef ik nu aan het kabinet mee. Als er in de tussentijd iets gebeurt waardoor zaken tussen de wielen terechtkomen, kan de heer Van der Staaij bij ons aankloppen want die verantwoordelijkheid zullen wij altijd nemen. Maar alleen als het zich voordoet en niet erop vooruitlopend omdat bepaalde maatregelen misschien geen meerderheid halen.  De heer Van der Staaij (SGP): Daarmee schuift de heer Zijlstra het wat naar achteren. Hij zegt dat het nog wel komt als de problemen zich voordoen. Zou hij de handschoen niet nu moeten oppakken als van links tot rechts in de Kamer wordt gezegd dat er nog geld bij moet voor veiligheid? Zouden wij niet met elkaar moeten bekijken of er iets kan worden bijgeplust?  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben altijd bereid om te kijken of er extra geld naar veiligheid kan worden geschoven als dat nodig is, maar dan moeten wij wel vaststellen waar dat nodig is. Dat hoor ik graag van het kabinet. Het kabinet is met deze begroting gekomen. Daarin zie ik een teken dat het van mening is dat het daarmee uit kan. Ik heb al gezegd dat de heer Van der Staaij altijd bij ons kan aankloppen als zich problemen voordoen. Wij zijn van mening dat je nooit met veiligheid mag marchanderen, want veiligheid is de basis van onze welvaart en van onze samenleving. Zonder veiligheid geen welvaart. Dus hier kan de heer Van der Staaij altijd op ons rekenen.  De heer Van der Staaij (SGP): Wij komen nog verder te spreken over veiligheid als de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan de orde is. De heer Zijlstra noemde ook Defensie, en met ere. Het is goed dat er geld extra naar Defensie gaat, maar erkent hij ook dat wij er zelfs daarmee echt nog niet zijn? Ik verwijs naar de brief van gisteren over de inzetbaarheid.  De heer Zijlstra (VVD): Dat erken ik onmiddellijk. Volgens mij heb ik het al gezegd: ook daar zal in de toekomst nog meer nodig zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik waarschuw de heer Zijlstra om niet met al te veel dedain te spreken over hetgeen in de Eerste Kamer kan gebeuren. Hij zegt dat de leden niet met een politieke blik moeten kijken. Wat een oplossing is volgens de heer Zijlstra, is nu juist het probleem in beide Kamers. Ik noem de nog verdere verhoging van de griffierechten — die al flink zijn verhoogd — de nog verdere verlaging van de rechtsbijstand — die al flink is afgenomen — en het laten betalen voor het verblijf in de gevangenis — wat praktisch onmogelijk is. Dus waar de heer Zijlstra de bal weer teruggooit naar de Kamer, adviseer ik hem als de leider van de VVD hier, althans als fractievoorzitter, om veel harder te gaan zitten op de lijn dat dit nu moet worden opgelost. Hij kan niet hier beweren dat veiligheid prioriteit nummer één is en vervolgens het OM, de rechtelijke macht en de politie met zulke onmogelijke kortingen opzadelen. Of het probleem gaat je aan en dan hebben wij het aan het einde van deze twee dagen geregeld, of je komt met de jij-bak: dan moeten jullie maar niet allemaal leuke ideeën van ons afstemmen. Nu een antwoord.  De heer Zijlstra (VVD): Het is helemaal geen jij-bak. Het is toch normaal dat als een kabinet zegt dat het bepaalde maatregelen wil nemen, het dan ook probeert om die naar de eindstreep te brengen? Het zou toch van de gekke zijn als wij de handdoek nu al in de ring zouden gooien en zouden zeggen: wij verwachten dat dit het niet zal halen in de Eerste Kamer en daarom trekken wij het in. Dat is omgekeerd dedain, want dan zouden wij op de stoel van de Eerste Kamer gaan zitten. Ik zeg nu: kabinet ga ervoor, probeer dit door de Eerste Kamer te krijgen en mocht daar geen meerderheid blijken te zijn — de toekomst zal dat uitwijzen, want dat is aan hen — dan verwacht ik dat u terugkomt met een voorstel om dit op te lossen. Dan kan het CDA altijd bij ons aankloppen. De VVD zal het willen oplossen, want het mag niet ten koste gaan van de veiligheidsketen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het verschil van mening zit hem in het feit dat de heer Zijlstra het maken van een betere begroting ziet als het gooien van de handdoek in de ring. Nee, een betere begroting van Justitie betekent dat onmogelijke of onwenselijke bezuinigingen die later door de Eerste Kamer of de Tweede Kamer komen, niet plaatsvinden en dat wij beseffen dat veiligheid gewoon echt een probleem is in dit land en niet iets waar wij in de toekomst misschien naar moeten kijken. Op dit moment gaan de rechtbanken dicht. Op dit moment gaan er officieren van justitie uit. Op dit moment staat de politie onder druk. Die duidelijkheid moet er nu komen, deze dagen, en niet als later in de Eerste Kamer blijkt dat rare bezuinigingen eventueel niet doorgaan. Dat is de oproep die ik doe aan de heer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Veiligheid, zo zeg ik tegen de heer Buma, is prioriteit nummer één. Het is de kerntaak van de overheid. Wij zien echter ook dat deze kerntaak de afgelopen jaren heel goed is uitgevoerd. De misdaadcijfers dalen immers. Dan is het dus niet per definitie slecht dat hier en daar een officier van justitie verdwijnt, of dat hier en daar wordt bezuinigd. Minder misdaad betekent niet dat je overal hetzelfde apparaat overeind moet houden. Dat is dan het gevolg. Laten wij nu niet in zwart-witbeelden gaan denken. Veiligheid is één. Daar is volgens mij breed overeenstemming over in deze Kamer. Als zich problemen op dat dossier voordoen, kan het CDA bij de VVD aankloppen, maar wij gaan daar niet op vooruitlopen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Tot slot. Kan het misschien zo zijn dat de criminaliteit is gedaald doordat er de afgelopen jaren juist meer is geïnvesteerd in de veiligheidsketen?  De heer Zijlstra (VVD): Het is heel goed dat er geïnvesteerd is in de veiligheidsketen. Dat is misschien wel de reden waarom de criminaliteit is gedaald.  De heer Pechtold (D66): Ik snap werkelijk niet waarom de VVD haar eigen stokpaardje, veiligheid, weer aan de oppositie overlaat. Toen zwaar werd bezuinigd op de inlichtingendiensten, moest de oppositie met alternatieven komen. Toen het vorig jaar bij Defensie misging, hebben de oppositiepartijen ervoor gezorgd dat de desbetreffende begroting werd bijgeplust. Nu lijkt het erop dat de heer Zijlstra zijn kop in het zand steekt, het weer vooruitschuift en zegt "wacht maar op wat er in de Eerste Kamer gebeurt", terwijl je hier opgelijnd ziet wat daar gaat gebeuren. En dan is hij nog trots op het oplossingspercentage. Hoezo? Vijf jaar VVD-bewindslieden, en het is nog nooit zo'n puinhoop geweest. Het ophelderingspercentage loopt ieder jaar terug. 22% van de misdrijven in dit land wordt opgehelderd. Dat is minder dan toen de VVD daaraan begon.  De heer Zijlstra (VVD): Voor fietsendiefstallen en zo klopt dat. Bij de zware criminaliteit, waaraan het kabinet prioriteit heeft gegeven, is het precies omgekeerd en dat is heel goed. Dat is ook keuzes maken. Dat is ook een consequentie van beleid.  De heer Pechtold (D66): Ik som een aantal dingen op: een serie van fouten in de moordzaken; dat was de commissie-Oosting. Verder noem ik het rapport over Cees H., 230 miljoen extra reorganisatiekosten en een bedrag van 600 miljoen dat Justitie bij Dijsselbloem heeft geleend. Een onbekend bedrag moet er extra bij voor de aspiranten. Er zijn voor 16 miljoen tegenvallers in het vastgoed. Er zijn tegenvallers in de ICT; hoeveel is nog niet bekend. Verder noem ik de verhoging van de griffierechten, kansloos, en de bezuinigingen op de rechtsbijstand: boterzacht. Terwijl wij gisteren in de Ridderzaal zaten, kwam daar nog een vernietigend rapport van het OM overheen. Vijf jaar VVD op Justitie is vijf jaar puinhoop. En nu zegt de heer Zijlstra: weet je wat, wacht nog maar even op die senatoren, want zij zullen er wel heel anders naar kijken; die senatoren zijn mensen die niet zoveel met rechtstaat en met justitie hebben, dat zijn heel andere types. Als wij hier zo kritisch zijn, maak daar dan maar je borstje nat. Dus: krijgen wij boter bij de vis? Gaan wij nu onder druk van de oppositie ook wat aan de begroting voor Justitie doen of houden wij de kop in het zand?  De heer Zijlstra (VVD): Ik steek helemaal mijn kop niet in het zand. Ik kijk gewoon realistisch naar de verschillende rollen, en die houden in dat het kabinet een begroting indient en dat wij die begroting beoordelen. Als daar problemen in zitten, kunt u altijd bij de VVD aankloppen. Veiligheid is voor ons namelijk hét belangrijkste thema, want zonder veiligheid geen welvaart. Ik ga niet op de stoel van de Eerste Kamer zitten. Als u dat wilt doen, prima; u heeft dat vaker gedaan. Ik ga dat niet doen, ik laat die afweging aan de Eerste Kamer. We gaan zien wat daaruit komt. Ik vind dat het kabinet zijn verantwoordelijkheid moet nemen en moet proberen om zijn voorstellen, de zaken die het zich heeft voorgenomen, daardoorheen te brengen. Als dat niet blijkt te lukken, gaan we op dat moment verder kijken. U mag dan bij ons aankloppen.  De heer Pechtold (D66): Hieruit blijkt toch dat de VVD, en dus ook de PvdA, een beetje per week of per maand aan het regeren is. Er worden brieven geschreven waarin de problemen vooruit worden geschoven. Er worden begrotingen gepresenteerd die boterzacht zijn. En altijd is er de hoop dat de oppositie wel weer bij zal springen. Is dat regeren? U zult daarvoor wel wat moeten doen. U zult het kabinet opdrachten moeten geven. Dit zijn de Algemene Politieke Beschouwingen, en daarin moeten we keuzes maken. Nogmaals: het is een helpende hand. De oppositie heeft het geregeld bij de veiligheidsdiensten. De oppositie heeft het geregeld bij Defensie. Nu zeggen we: Justitie is een puinhoop. Mijn vraag is dus: gaan we het vandaag regelen, of moet dadelijk die hele begroting terug? En: ga ons niet chanteren. Ga niet zeggen dat de problemen bij de Nationale Politie door de oppositie een grote rol spelen. Nee, als u deze hand nu niet aanpakt, is dat uw probleem.  De heer Zijlstra (VVD): U hoeft niet te wijzen hoor, daar wordt het niet beter van. Maar laten de maatregelen helder zijn: extra geld voor Defensie, extra geld voor de inlichtingendiensten. Bij de bespreking daarvan heb ik geen oppositiepartijen aan tafel gezien. Daarvoor heeft het kabinet dus besloten. Ik vind het heel goed dat er op dat soort punten ook bij de oppositie brede steun is. Zo zullen ook wij steun verlenen aan alle zaken die helpen om de veiligheid in dit land te verbeteren. Maar dat moet wel in de verschillende rollen. Maar laten we niet gaan jij-bakken naar elkaar. We hebben hier met zijn allen een verantwoordelijkheid voor. De VVD en het kabinet nemen die verantwoordelijkheid. We zullen zien wat andere partijen, op andere podia, met hun verantwoordelijkheid doen. Dat wachten we af.  De heer Wilders (PVV): De tijden waarin de VVD stond voor de veiligheid en de werkenden van Nederland zijn duidelijk voorbij. Weet u wat de helden van Nederland zijn, meneer Zijlstra? Dat zijn de mensen die het echte werk doen. Dat zijn de verpleegkundigen, die na een paar jaar, met overwerk en diensten in het weekend, €1.500, €1.600 of €1.700 netto per maand verdienen. Dat zijn de agenten van Nederland, die als ze een aantal jaren hebben gewerkt, blij mogen zijn als ze met al hun overwerkdiensten €2.000 netto per maand verdienen. Kijk naar wat iemand met een minimumloon allemaal aan toeslagen krijgt. Als je dat er allemaal van afhaalt, verdienen zij een paar honderd euro meer dan iemand met het minimumloon. Dat is dus geen waardering. Dat is geen waardering voor die politieagenten en verpleegkundigen, die de helden zijn van Nederland. Ik vraag de VVD daarom: wat zijn dat nou voor keuzes die u maakt? We hebben in het zomerreces gehoord dat u opnieuw 5 miljard heeft overgemaakt naar Griekenland. U betaalt miljarden voor de opvang van vluchtelingen: volgens een heel voorzichtige raming volgend jaar 1 miljard. Zou het niet veel beter zijn als u, in plaats van dat geld te besteden aan de opvang van die vluchtelingen en aan de Grieken, dat geld gaf aan de verpleegkundigen in Nederland, de mensen die iedere ochtend opstaan om het werk te doen dat u niet wilt of kunt doen?  De heer Zijlstra (VVD): Politiek is inderdaad keuzes maken. Daarom vind ik het ook goed dat het kabinet de keuze heeft gemaakt om een goed loonbod neer te leggen. Daarin krijgen politieagenten en andere rijksambtenaren waardering voor de jaren die er zijn geweest en die gaan komen. Zij doen namelijk heel belangrijk werk; daar zijn we het onmiddellijk over eens. Wij moeten echter ook keuzes maken over andere zaken, bijvoorbeeld over hoe we wat kunnen gaan doen aan de asielinstroom en over het bieden van opvang in de regio. We hebben namelijk ook een verantwoordelijk aldaar, en ook die kost geld. We kunnen dezelfde euro niet twee keer uitgeven. Er ligt een goed loonbod. Ik hoop dat men eruit komt. Ik hoop dat de bonden en het kabinet weer aan tafel komen te zitten. Daarnaast hebben we ook andere problemen op te lossen. De VVD kijkt naar het totaal en niet naar één specifiek ding.  De heer Wilders (PVV): Het is precies zoals de heer Zijlstra zegt: je kunt die euro maar een keer uitgeven. Al die politieagenten in Nederland die vandaag demonstreren, maar ook de verpleegkundigen die in de ouderenzorg werken — werk dat u niet zou willen doen, geloof me — zijn de helden van Nederland. Het is onbegrijpelijk dat we niet voor hen kiezen. We zouden voor die mensen moeten kiezen, voor de agenten die iedere dag hun leven in de waagschaal stellen. Ik merk het zelf iedere dag, ik ben er iedere seconde dankbaar voor en dat zou iedere Nederlander moeten zijn. Dit geldt ook voor het werk van de verpleegkundigen. Juist omdat je elke euro maar een keer uit kunt geven, is het een betere keus om hun dat geld te geven dan dit geld te geven aan de Grieken of de asielzoekers of aan ontwikkelingshulp in Afrika. Ik zou zeggen: zorg eerst voor de helden van Nederland, mijnheer Zijlstra. Dat moet uw keuze zijn. Zo was de VVD ooit. Nu is zij verworden tot een soort luxe SP.  De heer Zijlstra (VVD): Die zag ik even niet aankomen. Wij maken die keuzes; dat is ook de reden waarom er een stevig loonbod ligt. Dat vind ik ook terecht, daar spreekt waardering uit voor al deze mensen. Daarnaast maken wij ook heel veel andere keuzes, omdat de wereld en de politiek iets complexer zijn dan eendimensionale vergelijkingen.  Er is reden tot optimisme: onze welvaart neemt sneller toe dan we verwachtten. De ene steeds optimistischere toekomstvoorspelling volgt op de andere. Het vertrouwen is toegenomen tot het hoogste punt sinds jaren. Onze ondernemers slijten hun waren en diensten steeds succesvoller in het buitenland. Zij durven steeds meer te investeren in nieuwe technologieën, nieuwe machines en nieuwe medewerkers. Wij zullen nu allemaal sneller profiteren van die toenemende welvaart, te beginnen met 5 miljard aan lastenverlichting. Die lastenverlichting zorgt ervoor dat werkenden erop vooruitgaan en dat arbeid goedkoper wordt. Dat is nodig, want er zijn nog te veel mensen die zonder baan thuiszitten. Mede door deze lastenverlichting krijgen zij een kans om aan de slag te gaan, want pas dan zal ook voor hen de crisis voorbij zijn.  De heer Krol (50PLUS): Ik hoor de woordvoerder van de VVD zeggen dat wij er allemaal op vooruitgaan. Dat is helaas niet waar. Ook de heer Zijlstra heeft in de cijfers gezien dat er een groep mensen in de samenleving is die al op achterstand stond en die nu nog verder op achterstand komt te staan doordat de kloof tussen wat zij erbij krijgen en wat werkenden erbij krijgen, echt onevenredig groot is geworden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zei dat iedereen zal profiteren van de toenemende welvaart. Dat is wat anders. De heer Krol doelt op de groep ouderen. Zij krijgen een klein plusje en daar hebben we ook ons best voor gedaan, want als het kabinet niet aan koopkrachtreparatie had gedaan, hadden zij een forse min gehad. Ik vind het dus goed dat het kabinet heeft bekeken hoe het dat kan repareren. Dat heeft het gedaan en de uitkomst is prima. De focus van de lastenverlichting gaat naar die mensen die aan het werk zijn of aan het werk kunnen gaan, omdat we die mensen die baan voor de toekomst gunnen. We laten de ouderen niet in de steek. Daarom staat er geen min en hebben we de negatieve koopkrachteffecten gerepareerd.  De heer Krol (50PLUS): Ik hoor u zeggen dat u de ouderen niet in de steek laat. Ik daag u uit om met mij mee te gaan, de markt en de straat op, en aan de ouderen uit te leggen dat die 0,2%, afgezet tegen datgene wat werkenden erbij krijgen, eerlijk delen is.  De heer Zijlstra (VVD): Dat uitleggen aan hen doe ik voortdurend en dat lukt best goed.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik wil met de heer Zijlstra even teruggaan naar de Algemene Beschouwingen van vorig jaar. Toen werd er gesproken over een stelselherziening. Mijn voorganger, de heer Van Ojik, vroeg de heer Zijlstra of hij het met hem eens was dat we het geld dat in het verschiet ligt, pas moeten uitgeven als we een eindbeeld voor ogen hebben, als we weten wat we met het belastingstelsel willen. Anders is het eigenlijk potverteren, verkwisting. De heer Zijlstra antwoordde toen: ja, dat klopt; we moeten pas beginnen als we dat eindbeeld in zicht hebben. Wat is er precies veranderd sinds vorig jaar? Waarom is het niet meer belangrijk om het doel van een bredere stelselherziening na te streven? Waarom gaat de VVD dit geld nu uitgeven?  De heer Zijlstra (VVD): Wat er veranderd is, is dat is gebleken dat er geen politieke meerderheid voor te vinden is. Dan moet je doorschakelen. Dat is regeren. Regeren is niet stil blijven staan omdat iets niet lukt, maar een nieuwe maatregel treffen, doorschakelen en besluiten nemen.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is niet gelukt. Eén partij stond meteen weer op. Volgens mij was het kabinet daar best blij mee. Ik had namelijk niet de indruk dat het kabinet hiermee verder wilde. Zegt de heer Zijlstra hiermee dat er wat hem betreft ook dit najaar nog valt te praten over verdergaande hervormingen van de belastingen en het zetten van verdere stappen? Zegt hij hiermee dat dit niet het pakket is dat het moet worden?  De heer Zijlstra (VVD): De heer Samsom moet nog komen, dus hij moet dat zelf maar zeggen, maar volgens mij is er bij de coalitiepartijen altijd de bereidheid geweest om te praten over een stelselherziening van de belastingen. Voor 2016 gaat dit niet meer lukken, laat dat helder zijn. Laat ik voor mezelf spreken: wij hebben altijd de bereidheid om over dat soort vergezichten te praten, maar ik heb moeten constateren dat er vergaande verschillen waren en dat het erg moeilijk is om een en ander tot een eindstreep te brengen. Ik loop echter nooit weg voor een uitdaging.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik blijf het opvallend vinden dat de VVD-fractie zegt: we komen er niet uit met zo'n stelselherziening, dus dan wordt het maar gewoon een platte lastenverlichting en dan bekijken we hoe we die zo goed mogelijk kunnen verdelen. Dat heeft weinig effect op de werkgelegenheid. Ik hoop inderdaad dat we dit najaar verder kunnen praten over vergroening van de belastingen, want dat is uiteindelijk de stelselwijziging die we nodig hebben. In de tegenbegrotingen van de collega's vanochtend zag ik prachtige vergroeningsmaatregelen staan. Ik hoop dat de VVD-fractie in ieder geval bereid is om daarover te praten.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben altijd bereid om over dat soort zaken te praten. Ik nodig de heer Klaver uit om te zorgen dat hij dan de steun van minimaal zeventien zetels in de Eerste Kamer meeneemt, die allemaal hetzelfde vinden met dezelfde dekking. Dan kunnen we eens gaan praten, maar ik zeg ook eerlijk: ik heb geen zin om weer een sessie te doen waarbij iedereen met heel verschillende denkbeelden binnenkomt en we eigenlijk met een papieren exercitie bezig zijn. Ik wil graag praten, maar dan ook over echte alternatieven, zaken die breed gedragen worden in de oppositie. Dan is er in de coalitie, in ieder geval bij deze partij, altijd de bereidheid om mee te praten.  De heer Klaver (GroenLinks): De heer Zijlstra zegt dus eigenlijk, als ik het goed begrijp: als er zeventien zetels zijn die met een mooi gedeeld pakket komen waar zij het over eens zijn, dan is de coalitie bereid tot praten?  De heer Zijlstra (VVD): Het lijkt me dat we dan grond hebben om te gaan praten. Of we het dan eens worden, dat is nog een tweede, maar dan is er in ieder geval grond om te praten. Ik moet echter constateren dat men het vaak uiteindelijk over bepaalde maatregelen nog wel eens kan worden, maar dat de standpunten uiteenlopen als de invulling daarvan wordt geleverd, als het over de dekking gaat en de vraag wat dit nu voor het belastingstelsel betekent. Die exercitie hebben we gehad, dat is niet gelukt. Maar bij ons is er altijd de bereidheid om een uitdaging aan te gaan en te bekijken of het op een andere manier op een ander moment wel lukt. Ik wacht het af.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog. Ik zie dat de heer Roemer uit zijn stoel opspringt. Ik geef hem het woord.  De heer Roemer (SP): Hiermee is eigenlijk de cirkel rond. We zijn terug bij waar deze hele interruptieronde mee begon, namelijk het feit dat de verschillen zo verschrikkelijk groot zijn, dat de coalitiepartijen in het kabinet op het gebied van grote fundamentele vraagstukken in de samenleving geen steek opschieten. Ze proberen wel een compromis te vinden, zodat ze er samen uitkomen en die uitkomst samen kunnen verdedigen, maar bij grote belastinghervormingen, grote klimaatvraagstukken, een onderwerp als ongelijkheid in de samenleving en vraagstukken in de zorg komt het kabinet geen steek verder. Is de heer Zijlstra het dan niet met mij eens dat het niet veel meer is dan pappen en nathouden en proberen met twee partijen wat compromissen te sluiten, in plaats van echte fundamentele oplossingen aan te dragen?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij is het precies andersom. Ik zie grote verdeeldheid in de politiek. Er is versnippering en er zijn veel partijen met verschillende meningen. Ik vind het eerlijk gezegd ontzettend knap van dit kabinet, dat het nu al drie jaar lang in deze politieke situatie in staat is om de meest vergaande hervormingen naar de eindstreep te brengen. Dat verdient een groot compliment en wat mij betreft houden we dat vol. Het kabinet heeft onlangs nog op het gebied van migratie — ik kom daar zo op — een vergaand plan gepresenteerd. Dat is aangenomen in Brussel. Ik bedoel maar te zeggen: wat verwacht u nog meer van het kabinet? Dat het grote problemen oplost, en dat doet het dus ook, heel goed zelfs.  De heer Roemer (SP): Het tegendeel is waar. Voor alle grote fundamentele vraagstukken ligt er niks op tafel. Als er al iets ligt, dan gaan de VVD en de PvdA het hier ieder op een andere manier uitleggen. Echte oplossingen voor die grote vraagstukken komen er ook niet. Het complimentje van de heer Zijlstra voor het kabinet is vooral een compliment dat het kabinet in staat is om te blijven zitten. Mensen hebben echter geen behoefte aan een kabinet dat alles op alles zet om te blijven zitten. Mensen willen dat het kabinet maatregelen neemt voor betere zorg, sociale zekerheid, baangaranties, minder werkloosheid, een beter klimaatbeleid en beheersing van de vluchtelingenstromen, een kabinet dat maatregelen neemt waar mensen morgen wat aan hebben en niet over 40 jaar. Dan blijft het kabinet dus ver achter. Dus u moet zich afvragen of u hiermee nog wel door wilt gaan.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben eerlijk gezegd toch wel een beetje verbaasd. Ik heb nu drie jaar ervaring met de Algemene Politieke Beschouwingen. Daarin is er voor mij één consistente, namelijk dat de heer Roemer altijd vindt dat alle maatregelen die het kabinet neemt vreselijk zijn, dat we die niet moeten nemen en dat er weer veel te veel bezuinigd en hervormd wordt. Dat was de boodschap de afgelopen drie jaar. En nu zegt de heer Roemer feitelijk dat we dat vooral moeten doen, begrijp ik.  De heer Roemer (SP): Uw constatering dat die belachelijke maatregelen zijn genomen, is terecht. Complimenten dat u dat nu ook vindt. Het gaat nu echter om het volgende. U signaleert een maatschappelijk probleem. Dat doen we eigenlijk met z'n allen. We pakken er een willekeurige uit en blijkbaar zijn de coalitiepartijen, het kabinet en de Kamer niet in staat om fundamentele keuzen te maken om dat probleem op te lossen. Als er dan al iets op tafel ligt, dan legt de VVD het zo uit en legt de PvdA het zo uit. Dus het kabinet is vooral bezig om op zijn eigen centen, zijn eigen tellen te passen, om te blijven zitten in plaats van bijvoorbeeld het vraagstuk van de werkgelegenheid — er komt nauwelijks een baan bij — aan te pakken. Hetzelfde geldt voor de zorg. De toegankelijkheid van de zorg is nu slechter dan ooit. Als het gaat om bed, bad en brood is het nog steeds niet geregeld. Wat betreft het morgen opvangen en het verbeteren van de opvang moeten we wachten tot oktober. Het is elke keer uitstellen en echte maatregelen blijven uit. Natuurlijk komen er dingen op tafel te liggen, maar dat zijn niet de oplossingen waar de samenleving om vraagt. En dan moet je toch eens gaan nadenken over waar je mee bezig bent.  De heer Zijlstra (VVD): Echt, het tegendeel is waar. Als er nou een ding gezegd kan worden van deze coalitie en dit kabinet is het, dat we juist in staat zijn — dat vindt de VVD ook goed — om voor elk probleem dat voorbijkomt een oplossing te verzinnen. Tot uw frustratie, zou ik bijna willen zeggen richting de heer Roemer. Dit kabinet heeft elk probleem van een oplossing voorzien en zal dat ook blijven doen. Dat hebben we de afgelopen tijd wederom bewezen. Dus het is helemaal geen kwestie van blijven zitten; het is een kwestie van verantwoordelijkheid nemen als zaken zich voordoen en erover nadenken en oplossingen verzinnen, waarbij twee partijen die inderdaad heel fundamenteel anders tegen zaken aankijken, elke keer weer in staat zijn om over de verschillen heen te stappen en een oplossing voor te leggen. Dat vind ik een groot compliment waard.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik wil ook een compliment maken richting de VVD waar het gaat om de lastenverlichting. Het zijn namelijk juist de hoogste inkomens die het meest profiteren van die lastenverlichting. Ik zou graag willen weten hoe de VVD erover denkt dat sociale minima er niet op vooruitgaan en dat die alleenstaande huisvrouw met een kind er €1 per maand op vooruitgaat. Ik vraag mij af of u dat eerlijk vindt en hoe u de heer Samsom zo ver heeft gekregen om dat te accepteren.  De heer Zijlstra (VVD): Ik dank de heer Kuzu voor het compliment, maar wat hij zegt, klopt niet. De middeninkomens gaan er namelijk het meeste op vooruit. De mensen die werken, maar ook de mensen die nog aan de onderkant zitten en een laagbetaalde baan hebben, gaan er het allermeest op vooruit. Dat komt doordat wij willen dat werken loont. Wij willen dat mensen die een uitkering hebben en aan het werk gaan, er ook echt op vooruitgaan. Daarom hebben we gekozen voor die groepen. Dat vind ik buitengewoon goed verdedigbaar, want we hebben alles ingezet op een verandering waardoor mensen die nu nog werkloos zijn, straks weer een baan hebben.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik heb het niet over percentages, koopkrachtplaatjes of puntwolkjes, maar over keiharde euro's. Ik constateer, wanneer we kijken naar keiharde euro's, naar absolute aantallen, dat de hoge inkomens er keihard op vooruitgaan. De VVD laat de sociale minima links liggen — dat snap ik wel — maar ik vraag mij oprecht af hoe de heer Zijlstra de heer Samson zover heeft gekregen. Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen.  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij heet de PvdA niet voor niets de Partij van de Arbeid; ook wij kiezen voor arbeid. Op dat punt vinden de VVD en de PvdA elkaar altijd. De heer Samson moet het zelf maar aangeven in zijn termijn, maar dit is mijn verklaring en dat lijkt mij een heel logische.  Nederland vroeg de politiek om het stuur in handen te nemen. Dat hebben we gedaan. Voor het eerst sinds Gerrit Zalm komt zelfs een sluitende begroting in zicht. We hebben de crisis achter ons gelaten. Het vertrouwen is terug. We kunnen vooruitkijken. Als we echter vooruitkijken, zien wij dat de positieve ontwikkelingen in ons land plaatsvinden tegen een achtergrond van instabiliteit, van internationale onzekerheid en van bedreigingen voor onze veiligheid.  De heer Wilders (PVV): Dat komt mooi uit, want precies daarover wilde ik het met de heer Zijlstra hebben. Ik heb hier een paspoort van de heer Mark Malek Ramadan Rutte. Ik houd even een kopietje omhoog, dan kunt u zien hoe hij eruitziet. Dus: of de heer Rutte blijkt een Syriër te zijn — hij heeft wel vaker over dingen gejokt — of het is een vervalsing. Ik ga ervan uit dat de heer Rutte hierover niet heeft gejokt en dat het een vals paspoort is. Een journalist — het is wel fair om zijn naam te noemen: Harald Doornbos, voor het blad Nieuwe Revu — heeft met de foto van onze minister-president een Syrisch paspoort aangevraagd. Binnen 40 uur had hij een echt paspoort en een echte identiteitskaart, alsof de heer Rutte, met een fakenaam, een Syriër zou zijn. Dit gebeurt duizenden keren per dag over de hele regio, lezen we in alle berichten. Zelfs op naam van de Nederlandse minister-president wordt er een afgegeven. Dat betekent dat terroristen, of zij zich nu onder de asielzoekers bevinden of niet, gewoon met een Syrisch paspoort toegang kunnen krijgen tot ons grondgebied. De grenzen staan immers wagenwijd open omdat de VVD onze grenzen niet wil sluiten. De VVD durft de grenzen niet te sluiten omdat zij met de heer Samsom de afspraak heeft dat we zo veel mogelijk asielzoekers Nederland binnen moeten laten. Is de dreiging van terreur dan niet op zijn minst een reden om nu, vandaag, aan de minister-president en de minister van Defensie te vragen om met de marechaussee onze grenzen te sluiten voor dit soort terroristen?  De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft maandag al besloten tot intensivering van de grenscontroles. Daar gaat het kabinet over; dat was een goed besluit. De heer Wilders maakt een koppeling met terrorisme. Om terrorisme te voorkomen en bestrijden geven we meer geld uit aan veiligheidsdiensten. Om die reden hebben de VVD en het kabinet over de migrantenstroom gezegd: wij moeten iets doen aan de kern van het probleem; wij moeten ervoor zorgen dat mensen in de regio blijven en dat het recht op asiel vervalt als er zo'n veilige regio is. Dat is de enige manier waarop je het probleem kunt oplossen. Dat kan niet door een hek te bouwen, want dan gaan de mensen om het hek heen. Je moet de oorzaak wegnemen. Die verantwoordelijkheid heeft het kabinet genomen en dat vind ik heel goed, juist om dit soort zaken te voorkomen.  De heer Wilders (PVV): Het kabinet doet helemaal niets. De grenzen van Europa staan wagenwijd open. Vorige week kwamen 3.100 mensen Nederland binnen. Toen wij hier vorige week stonden te debatteren, had ik het nog over 1.800 mensen. Het aantal is bijna verdubbeld in vijf dagen tijd. Wat heeft het kabinet maandag gedaan? Het heeft de mobiele grenscontroles aangescherpt. Dat betekent dat er steekproefsgewijs hier en daar wat meer wordt bekeken of er mensen ons land binnenkomen. Als men die tegenkomt, haalt het COA hen met bussen op om hen naar het asielzoekerscentrum te brengen. Het is een veredelde taxidienst in plaats van een controle. Dat moeten we dus niet doen. De terroristen komen ons land binnen, in de asielzoekerscentra en daarbuiten. De buitengrenzen van Europa zijn zo lek als een mandje. Er komen 3.000 asielzoekers per week binnen. Daar zitten misschien wel tientallen terroristen tussen, die morgen een aanslag kunnen plegen. Hou op met smoesjes als "we hebben een stevig pakket". U hebt niet het begin van een pakket. Als u er op zijn minst mee zou beginnen om de veiligheid van de Nederlanders te waarborgen, om de grenzen te sluiten, was u nog iets van een vent.  De heer Zijlstra (VVD): Het sluiten van de grenzen, zoals de heer Wilders wil, is een droombeeld. Die mensen gaan dan via een landweggetje naar binnen. We moeten er op een andere manier voor zorgen dat zij hier niet komen. We moeten zorgen voor veilige opvang in de regio, zodat de mensen daar in een procedure voor bescherming zitten. Daarmee hebben zij geen recht meer op asiel in Europa en kunnen zij hier dus niet meer terecht. Dan heeft dat vervalste paspoort geen zin meer. Dat is de fundamentele oplossing die je moet voorleggen. Een andere oplossing werkt niet, is een schijnoplossing. Wat de VVD betreft, is dit een groot probleem en moet daar iets aan gebeuren. Daarom heeft het kabinet ook goede maatregelen op dat punt genomen. Ik ben daar blij om. We zullen onze grenzen in de gaten moeten houden. Als bijvoorbeeld Duitsland de grens sluit, dan zullen wij daar ook op moeten reageren. Daarom was het ook terecht dat het kabinet dat deed. Maar schets hier geen verhaal alsof ze niet binnenkomen als je er een hek omheen zet! Als terroristen willen, komen ze hier binnen. Daarom moeten we ervoor zorgen dat we de bron wegnemen. Daarom moeten we ervoor zorgen dat onze veiligheidsdiensten effectief zijn. En op dat punt is de verantwoordelijkheid genomen.  De heer Wilders (PVV): Ik zou tegen de heer Zijlstra willen zeggen: maak u zich alstublieft niet nog belachelijker dan u al hebt gedaan. Mijnheer Zijlstra, u zegt net dat de opvang is gelegen in opvang in de regio. Alsof de terroristen opvang in de regio zoeken! Hoeveel belachelijker wilt u het maken! Een terrorist gaat niet voor opvang in de regio, een terrorist komt hiernaartoe om terreurdaden te plegen. Eurojust heeft het gezegd. Een minister uit libanon zei gisteren voor de Nederlandse televisie dat naar zijn mening 2% van de vluchtelingen een door ISIS getrainde terrorist is. Als de man gelijk heeft, dan zijn er van de 3.100 vluchtelingen die vorige week zijn binnengekomen, 60 terrorist. Vorige week zijn dan 60 terroristen Nederland binnengekomen. En dan kom je niet weg met opvang in de regio. Dan moet je weer aan de grenzen controleren, met grensposten, het leger en de marechaussee. Dan moet je controleren of paspoorten kloppen en of iemand een visum heeft. Als dat niet zo is, moet die persoon worden tegengehouden.  Als mensen thuis in een onveilige straat wonen, dan zorgen ze er toch ook voor dat hun eigen huis op slot is? Dat doet toch iedere Nederlander? Als er een boevenbende in je wijk opereert, ga je toch niet de deur openzetten? En dat gebeurt hier. Je moet dus de grenzen sluiten. Al het andere is onzin. Daarmee brengt u Nederland in gevaar.  De heer Zijlstra (VVD): Het gevaar waar de heer Wilders op wijst, is het feit dat terroristen meekomen op dezelfde bootjes als waarmee vluchtelingen hiernaartoe komen. Dat gevaar onderschrijf ik. Dat is ook zo. Daar is ook voor gewaarschuwd. Daarom moet je ervoor zorgen dat je die vluchtelingenstroom en die bootjes tegenhoudt. Daarom is de oplossing die ik aangaf, die de heer Wilders in het voorjaar nog omarmde, ook een goede. Dat hij nu misschien ongerust is geworden over het feit dat het gelukt is om deze maatregelen in Europa erdoor te krijgen, waarmee hij even geen verhaal meer heeft, dat snap ik. Maar laten we elkaar niet voor de gek houden. We willen het probleem aanpakken. Daar is een oplossing voor. Laten we dat beleid nu een keer gaan uitvoeren!  De heer Pechtold (D66): Ik snap het niet meer. Nu zegt de heer Zijlstra tegen de heer Wilders: het sluiten van grenzen is een illusie. En dat was toch dat hele VVD-standpunt? Er was een commitment om de grenzen te sluiten. Nu hijgt Wilders eventjes vijf minuten in de nek met een dubbel paspoort, en nu gaat opeens de grens weer open. Ik snap het niet meer.  De heer Zijlstra (VVD): De grenzen gaan niet dicht met een hek, alsof ze niet meer binnenkomen als je Nederland helemaal dichtgespijkerd hebt of grenscontroles hebt ingevoerd. De grenzen gaan op een andere manier dicht. Ze gaan dicht op de effectieve manier, namelijk door ervoor te zorgen dat mensen in de regio een veilige opvang hebben. Als die veilige opvang er is, hebben ze geen recht meer op asiel in bijvoorbeeld Nederland. Dan heeft het geen zin meer om deze kant op te komen, dan heeft het geen zin meer om in een bootje te stappen. Dan heeft het dus ook voor een terrorist geen zin meer om in het bootje te stappen, want dan valt hij ineens op. Dan heb je er feitelijk voor gezorgd dat de grenzen dicht zijn. Maar dan zijn ze niet dicht op de fysieke manier van de heer Wilders, want daar geloof ik niet in. Dat ga je niet voor elkaar krijgen. Dat bewijzen de Griekse en de Italiaanse grenzen elke dag opnieuw. Ze varen daar gewoon naar binnen terwijl de grens officieel gesloten is.  De heer Pechtold (D66): Niet alleen de heer Wilders zit in een illusie met zijn dichte grenzen, maar ook de heer Zijlstra zit nu in een illusie door te zeggen dat het asielrecht vervalt. Ik vind dat wel gevaarlijk, ook richting de coalitiepartij PvdA. Nee, mijnheer Zijlstra, wanneer de omliggende landen aan een aantal voorwaarden voldoen, is er binnen het asielrecht een mogelijkheid om asielprocedures zo te regelen. Of houdt de heer Zijlstra er hier echt onverkort aan vast dat dadelijk het asielrecht gaat vervallen?  De heer Zijlstra (VVD): Nee, ik zei: "het recht op asiel", dat is wat anders dan het asielrecht. Als iemand uit een veilige regio komt, als er een veilige haven is en als die persoon hier een aanvraag doet voor asiel — dat staat in het kabinetsplan, dat staat ook onder nummer 15 in de conclusies van de Europese Raad — dan is op dat moment dat verzoek niet ontvankelijk, dus dan heb je geen recht op asiel hier. Dat is iets anders dan dat het asielrecht wordt afgeschaft. Asielrecht zal er altijd zijn, en terecht, alleen gaan we de bescherming bieden in de regio. Daarmee gaan we zorgen dat mensen niet op die bootjes hoeven te stappen, dat ze niet deze kant op hoeven te komen, dat er niet duizenden mensen verdrinken in de Middellandse Zee. Daarmee zorgen we er ook voor dat de ongecontroleerde stroom die er nu is onder controle wordt gebracht, want wij doen het dan eventueel via uitnodigingsbeleid.  De heer Pechtold (D66): Maar vier op de vijf mensen zitten al in de regio. Het probleem is dat dat nu al twee, drie jaar aanhoudt en dat daardoor de omstandigheden daar niet meer te houden zijn. Maar het is toch een illusie — of je moet aan een beauty contest van fotomodellen meedoen; volgens mij roepen alleen zij dat, als grootste wens — om te zeggen: er is wereldvrede, en dan zal er geen asiel meer zijn? Als de VVD dat zegt, waar is dan de inzet in Europa om te zorgen dat wij niet dadelijk €6.000 als land krijgen voor de opvang maar dat er miljarden extra vanuit Europa naar die regio gaan? Het is van tweeën een. Dus pleit de VVD nu echt voor extra Europees geld voor die regio, ja of nee? Want anders is het een illusie.  De heer Zijlstra (VVD): Dit plan betekent dat we meer zullen moeten richten met ontwikkelingssamenwerkingsgeld. Op nationaal en Europees niveau betekent het dat we geld dat we nu bijvoorbeeld uitgeven aan de opvang van grote groepen hier in Nederland voor een deel gaan overzetten naar opvang in de regio door te betalen aan die landen. We hebben nu de UNHCR die de kampen in Libanon, Jordanië en Turkije beheert en die aangeeft dat er aan het eind van het jaar niet eens meer geld is voor voedsel. Als we dat soort zaken niet regelen, dan is het allemaal water under the bridge, zoals de Engelsen zeggen. Dat moet dus anders. Dat is ook waarom het goed is om deze beweging in te zetten. Dat is waarom het naar mijn mening ook gaat werken. Ik zeg terug tegen de heer Pechtold dat we hier elke keer kunnen denken in onmogelijkheden, in beren op de weg. Die zijn er ook. Er is geen makkelijke route, maar ik heb van D66 noch van andere partijen andere oplossingen gezien. Dit probleem is zo groot. Open grenzen werken niet, daar zijn wij het wel over eens, hier moeten we iets op verzinnen. Hier ligt een oplossing. Laten we nu met zijn allen eens kijken of we die oplossingsrichting kunnen pakken, of we die beren op de weg uit de weg kunnen krijgen en of we dit kunnen realiseren. Want daarmee voorkomen we dat duizenden en duizenden mensen onnodig verdrinken. Daarmee voorkomen we een ongecontroleerde asielstroom. Dat zijn twee zaken waar de VVD graag wat aan doet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het punt dat nu wordt aangesneden is het punt dat ik vorige week de grote leugen van de VVD noemde. We zijn nog steeds niet bij de grote waarheid terechtgekomen. Want de heer Zijlstra zegt aan de ene kant nog steeds: de grenzen van Europa gaan dicht. Dat is ook letterlijk wat er in de notitie van de VVD staat. Maar hij zegt in deze zelfde inbreng: nee, de grenzen gaan niet dicht, mensen komen gewoon nog binnen, we gaan volgens normale procedure alle asielzaken behandelen, alleen gaan wij ervan uit dat er heel veel veilige landen bij zijn gekomen en dan gaan we iedereen daar naartoe sturen. Ik wil niet te veel in clichés vervallen, want over dat rijtje hebben we het al vaak genoeg, maar het is van tweeën een. Of u zegt: de grenzen gaan dicht, of u zegt: nee, aanvragen worden hier in behandeling genomen, maar volgens de procedures maken we veilige landen en brengen we mensen daarheen terug. Welke van de twee is het?  De heer Zijlstra (VVD): Grenzen dicht met hekken — dat beeld dat geschapen wordt — werkt niet, ik zei het net al. Dat hebben wij ook nooit opgeschreven. Dat hebben wij niet zo gezegd. Wij hebben steeds gezegd dat als we het plan van de VVD uitvoeren — dat houdt in dat we veilige havens in de regio creëren, waardoor er veilige opvang aldaar is en waardoor mensen die hier naartoe komen geen recht op asiel krijgen en dus teruggaan — er dus geen noodzaak meer is voor die mensen, sterker nog, dat het heel onverstandig is om voor duizenden en duizenden euro's eerst een mensensmokkelaar in te huren en enorme risico's te nemen, bijvoorbeeld op verdrinking in de Middellandse zee terwijl je weer terug gaat als je dan hier aankomt. Dan ga je dat echt niet meer doen. Dat is de oplossing van het probleem. Daarmee zorg je er feitelijk voor dat de grenzen in die zin dicht zijn. Het is beeldspraak maar de uitwerking ervan is veel effectiever dan een feitelijk hek.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra blijft het doen. Hij zegt nu weer dat je er op die manier feitelijk voor hebt gezorgd dat de grenzen in beginsel dicht zijn. Of grenzen zijn dicht of grenzen zijn open, maar de mensen komen gewoon binnen. De aanvragen worden behandeld. In dit land bestaat de mogelijkheid van beroep, beroep en beroep tegen elke uitzetting. Het gebeurt allemaal, tenzij de VVD er al met de PvdA uit is dat al die beroepen niet meer door mogen gaan. Daar geloof ik echter niets van. De grenzen gaan niet dicht. Sterker nog, er verandert helemaal niets. Officieel zijn de Europese grenzen in de redenering van de heer Zijlstra nu al dicht. Om die Europese grenzen dicht te houden, zodat er niemand vanuit Turkije of een ander land binnenkomt, zouden we grenscontroles moeten hebben, maar het is daar een gatenkaas. Daar heb ik de VVD nog niet over gehoord. De VVD heeft plannen voor de toekomst, maar de gatenkaas aan de zuidgrens is een ontzettend probleem. Laat de VVD nu eens meewerken om dat probleem op te lossen. Dan zijn wij al een heel eind verder. Dan hebben wij het nog niet eens over de uiteindelijke "oplossing" van opvang in de regio. Stop met dat verhaal van de grenzen dicht, want het klopt niet.  De heer Zijlstra (VVD): Het lukt mij kennelijk niet om mijn verhaal over te brengen, maar de heer Buma probeert een tegenstelling te schetsen die er niet is. Op het moment dat je het op deze manier regelt, als er veilige havens in de regio zijn, dan kan het. Uiteraard kan men hier nog steeds komen, maar dan wordt men niet ontvankelijk verklaard en heeft men geen recht op asiel. Men gaat linea recta terug. Overigens is dit nu al mogelijk in onze wetgeving. Als zo'n situatie zich nu voordoet en als mensen beroep aantekenen, dan moeten zij dat beroep in de regio afwachten. Het is dus gewoon gezond boerenverstand. Je hebt de keus. Of je gaat rechtstreeks naar die veilige haven in de regio, omdat je bescherming zoekt. Je bent gevlucht uit een land in oorlog. Dat is terecht. Dan bieden wij bescherming. Je gaat dan naar die veilige haven. Je kunt ook eerst een mensensmokkelaar betalen. Heel veel mensen kunnen dat overigens niet, omdat die het geld er niet voor hebben. Degenen die wij hier zien, hadden dus het geld om dat wel te doen. Zij komen hier naar toe, maar nemen wel enorme risico's. Vele duizenden verdrinken in de Middellandse Zee. We hebben de verschrikkelijke beelden gezien. Als ze hier arriveren, worden ze echter niet ontvankelijk verklaard en moeten ze terug. Mensen zijn echter redelijk calculerend. Ik denk dus dat die mensen dat niet meer doen. Zij stappen dan niet meer in een bootje. Zij gaan die mensensmokkelaar niet meer inhuren. Ze blijven in de regio en dan werkt het. Het zou goed zijn als de heer Buma dat zou onderkennen en aan die oplossing meewerkt in plaats van elke keer te doen alsof er een soort tegenstelling is die er niet is. Wij proberen het probleem op te lossen. Werk nu gewoon eens een keer mee!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vraag me echt af hoeveel loze beloften de VVD zich nog wil permitteren, want de heer Zijlstra blijft maar terugkomen met zijn stelling dat het probleem op deze manier wel even kan worden opgelost. Volgens mij zijn 150 Kamerleden voor opvang in de regio. Dat moet goed gebeuren, maar van die 150 Kamerleden doen 41 de loze belofte dat, als wij voor die oplossing gaan, de grenzen dicht zijn. Dat doet de VVD. Ik vind dat niet kunnen. Er is sprake van een heel groot probleem. Wij zoeken allemaal naar een oplossing. Toch blijft de VVD volhouden dat, als wij kiezen voor de oplossing van de VVD, de grenzen dicht gaan en mensen daar blijven. Overigens is er geen sprake van een niet-ontvankelijkheidsvraag. Het gaat erom dat het verzoek wordt afgewezen, waarna men daartegen in beroep kan gaan, althans als de VVD die mogelijkheid niet ook wil afschaffen. Dat kost dan maanden, maar die mensen zijn allang in Nederland. De terugkeerproblematiek blijft dus gewoon overeind. Wat de heer Zijlstra zegt, is dus niet waar. Stop met die loze belofte.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma blijft het proberen. Gisteren ontkende hij op de radio dat Europa iets had besloten, terwijl dat gewoon in de notulen staat. Laat hij nu eens ophouden met het beeld alsof wij met iets bezig zijn dat niet kan. Een halfjaar geleden hebben wij een plan gepresenteerd. Het CDA reageerde toen dat dat onmogelijk was en dat het niet kon. Er werden ook nog andere kwalificaties gebruikt. Vorige week werd het echter regeringsbeleid. Afgelopen maandag heeft de Europese Raad zijn akkoord gegeven. Niets is onmogelijk. Als politici wat dit soort grote problemen betreft alleen maar in problemen blijven denken en alleen maar beren op de weg blijven zien, zoals de heer Buma, dan lossen wij de problemen niet op. Politici hebben de heilige plicht om dit soort grote problemen van een oplossing te voorzien. Dat is niet gemakkelijk. Maar als je dat niet kunt, als je dat niet wilt, dan kun je beter een andere baan zoeken. Als politici dat niet meer willen zien, laten ze er dan mee ophouden. Wij gaan het doen. Wij nemen de verantwoordelijkheid. Wij blijven ervoor gaan.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Slob (ChristenUnie): Over die heilige plicht zou ik het best wel even willen hebben met de heer Zijlstra, maar dan met de begroting erbij. Wij kregen vrijdag onder embargo de begroting. Wij hebben ons daar vol op gestort, vooral op de delen die nog niet waren uitgelekt. Het was deze keer dus redelijk overzichtelijk. Wat dit grote vraagstuk betreft: wij weten dat er in de regio's rond Syrië miljoenen en miljoenen vluchtelingen zijn. Wij weten ook wat de kabinetsplannen zijn, waarin opvang in de regio heel erg centraal staat. Wat wordt er nu in financiële zin gedaan aan die opvang in de regio? Zou de heer Zijlstra mij kunnen helpen? Gaat er volgend jaar, ook vanwege de groeiende problematiek en het duidelijke statement van het kabinet "opvang in de regio", meer geld naar opvang in de regio dan dit jaar?  De heer Zijlstra (VVD): Ja, 110 miljoen, zoals het kabinet in zijn brief van vorige week al aangaf. Toen is het kabinet met dit plan gekomen. De begroting lag toen al bij de drukker. Dit is een richting waar Europa fiat aan moet geven. Dat is nu gebeurd. Wij zullen met elkaar onze verantwoordelijkheid moeten nemen, zowel hier als in Europa, om ervoor te zorgen dat de veilige opvang in de regio substantie krijgt en dat deze op een goede manier wordt vormgegeven. Dat gaat ook geld kosten. Daar lopen wij niet voor weg. Die verantwoordelijkheid zullen wij nemen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik dacht dat ook: 110 miljoen. Inderdaad stond dat in de brief. In de begroting komen wij het niet tegen. Het bedrag van 110 miljoen is gevoegd bij de humanitaire hulp voor 2015. Als we dan kijken naar wat wij in 2015 deden aan humanitaire hulp en het noodhulpfonds — vanuit de oppositie is er destijds voor gezorgd dat dit er kwam — constateren wij dat er in 2015 voor 484 miljoen voor dit doel beschikbaar is. Als wij voor 2016 de bedragen voor humanitaire hulp en het noodhulpfonds bij elkaar optellen, komen wij op 354 miljoen. Dat is een bezuiniging. Zelfs als daar 110 miljoen bij komt, kom je nog niet aan het bedrag van vorig jaar. Mijnheer Zijlstra, u was betrokken bij deze begroting. Klopt dit? Als dit klopt — dit zijn de cijfers die wij eruit halen — zou je eigenlijk moeten zeggen: het klopt helemaal niet. Wij willen opvang in de regio en daar maken wij een statement van. Wij willen daar iets doen. Maar er wordt gewoon bezuinigd. Er wordt bezuinigd!  De heer Zijlstra (VVD): De heer Slob haalt een paar dingen door elkaar. De begroting ligt voor; dat is helder. Het kabinet heeft gezegd: wij gaan op dit gebied echt een fundamenteel andere koers varen. De brief daarover hebben wij vorige week gekregen. In die brief is terecht aangegeven dat dit ook betekent dat een deel van het geld dat nu wordt besteed aan opvang hier in Nederland, aan asielprocedures en alles eromheen, die kant op zal moeten gaan. Dat is terecht. Waar de UNHCR nu nog moet rondkomen van vrijwillige bijdragen, zullen wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen en veel meer met verplichte bijdragen moeten werken. Dat zijn de organisaties die wij moeten gaan gebruiken. Die verantwoordelijkheid gaan wij nemen en daar kunt u ons op aanspreken. Anders zou ons plan inderdaad een loze belofte zijn. Dat is het niet; wij gaan het namelijk gewoon regelen.  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter, volgens mij zult u het mij nazeggen als Voorzitter van deze Kamer: als parlement moeten wij het doen met de begrotingsstukken zoals wij die van het kabinet hebben gekregen. Daar halen wij deze cijfers uit. Natuurlijk ligt er een brief van het kabinet met allemaal intenties, maar ik wil het terugzien in de begroting. Dat is toch logisch? Als ik dan in die begroting kijk, dan zie ik dat wij niet aan het bedrag van het afgelopen jaar komen, zelfs als we het bedrag van 110 miljoen ook in 2016 zouden hebben. Ik zie ook wel dat het kabinet enorm aan het schuiven is met bedragen, die dan ook weer van plekken worden weggehaald — ik denk bijvoorbeeld aan ontwikkelingssamenwerking — waarvan je denkt: daar vallen dan nog grotere gaten. Het is echt een rommeltje. Als de woorden "opvang in de regio" echt iets waard zijn, zullen er ook in financiële zin bijdragen moeten komen voor deze grote, groeiende problematiek. Ik heb u goed gehoord: wij gaan het regelen. Daar zal ik u aan houden.  De heer Zijlstra (VVD): Heel goed.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Afgelopen jaar kwamen er 30.000 asielzoekers naar Nederland. Inmiddels staat de teller op 3.000. Dat leidt tot gigantische sociale onrust. Volgend jaar gaat het een miljard kosten. Ik vraag mij af of er voor de VVD een maximumaantal asielzoekers dat Nederland kan dragen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik ga niet in aantallen spreken. Wij hebben de plicht, daar waar er grote problemen in de wereld zijn, om mee te helpen die op te lossen en om mensen bescherming te bieden. Dat hoeft niet in Nederland. Dat is de kern van het plan dat het kabinet heeft opgesteld. Ik ga niet discussiëren over de vraag of het er zus of zo veel moeten zijn. Wij gaan helpen ter bescherming, vooral in de regio.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Het is natuurlijk super relevant om hoeveel mensen het gaat. We zien nu al dat het het absorptievermogen van Nederland ver te boven gaat. Er is sprake van verdringing op de huizenmarkt. Het gaat volgend jaar 1 miljard kosten. Het leidt tot sociale onrust in en om asielzoekerscentra. Ik vind het heel zorgelijk dat de VVD hier niet kan aangeven wat het eindstation is, wat Nederland maximaal kan verdragen.  De heer Zijlstra (VVD): Ik wil niet de discussie voeren wat Nederland kan verdragen. Ik wil de discussie voeren — en dat hebben wij ook gedaan — hoe wij ervoor kunnen zorgen dat we mensen in hun eigen regio opvangen, dat ze zo dicht mogelijk bij hun eigen huis en haard worden opgevangen en een veilige en beschermde plek hebben. Dát is de discussie die ik wil voeren, dan hoef ik helemaal geen discussie te voeren over het opvangvermogen van Nederland. Wij hebben onze maatschappij opgebouwd zoals die is, met heel mooie sociale voorzieningen. Ik ben er altijd helder over geweest dat open grenzen en uitgebreide sociale voorzieningen op termijn niet samengaan. Als de heer Van Klaveren dat bedoelt, dan zijn we het daarover eens. Daarom wil ik kijken hoe we dit oplossen in de regio en daarom ga ik niet een discussie voeren over quota en over hoeveel mensen er nu precies binnen mogen.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Ja, maar het punt is natuurlijk dat die mensen al binnen zijn en dat die mensen nog steeds binnen komen. Dus nogmaals de vraag: is er voor de VVD een maximum aantal asielzoekers dat Nederland kan herbergen of opvangen of wat de heer Zijlstra er ook mee wil doen?  De heer Zijlstra (VVD): Een antwoord op die vraag is niet te geven. Als morgen een grote oorlog in Europa uitbreekt, dan hebben we de regio Europa waarin er opgevangen moet worden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden we 1 miljoen Belgen in Nederland. Als er morgen weer zoiets zou gebeuren, dan zou de grens van Nederland voor hen gewoon openstaan en na verloop van tijd zullen ze ook gewoon teruggaan. Dat zijn grote verschillen, want het is binnen de regio. Daarom willen wij opvang in de eigen regio, om te voorkomen dat die mensen ver van huis en haard terechtkomen. Dat is waarom wij met dat plan zijn gekomen en ik zou tegen de heer Van Klaveren willen zeggen: steun het om die reden.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is mooi gevonden, opvang in de regio, maar het feit is dat het overgrote deel van de vluchtelingen op dit moment al in de regio wordt opgevangen. Al die mensen die hier naartoe komen, komen niet zozeer uit de brandhaard zelf, maar zijn eerst naar een vluchtelingenkamp vertrokken. Daar leven ze soms al twee, drie, vier jaar en zien dat de omstandigheden waarin ze daar moeten leven, zo slecht zijn dat ze zich gedwongen voelen en geen andere optie meer zien dan in een gammel bootje stappen en hier naartoe komen.  Wat de heer Zijlstra hier schetst, die opvang in de regio, is een vergezicht. Ik zie dat er in de begroting inderdaad geen geld voor wordt uitgetrokken. De vraag die we moeten beantwoorden, is: wat doen we in de tussentijd met de mensen die nu creperen in vluchtelingenkampen, met landen in de regio die de druk niet aankunnen? Wat doen we in de tussentijd? Hoeveel mensen zijn wij bereid om extra op te nemen, bijvoorbeeld via de UNHCR? Op dit moment zijn het er 500. 500, op die miljoenen die daar in de regio leven!  De heer Zijlstra (VVD): Ik zie geen noodzaak om waar we die veilige regio niet hebben gecreëerd, nog eens extra mensen uit te gaan nodigen, want we krijgen ze nu met heel veel stromen binnen. Ik vind het de verkeerde benadering om te zeggen: we hebben een probleem met de aantallen immigranten die hier naartoe komen, dus als oplossing gaan we nog meer gaan opnemen. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Onze verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat de opvang in de regio beter wordt. Er zijn kampen die best goed zijn, maar er zijn ook heel veel kampen waar het inderdaad niet prettig toeven is.  Nog even terug. Laten wij helder met elkaar vaststellen dat wij een verplichting hebben vanuit vluchtelingenverdragen om mensen bescherming te bieden, om ze een veilige plek te bieden. Als mensen vanuit een opvangkamp hier naartoe komen, omwille van het perspectief dat Europa biedt en de kansen die hier liggen, dan snap ik dat als de beste. Ik zou waarschijnlijk dezelfde keuze maken. Dat is echter iets anders dan bescherming bieden. Die bescherming hebben ze daar al. In hun geval is er geen noodzaak vanuit het vluchtelingenprobleem om hier naartoe te komen.  Daarom moeten we ervoor zorgen dat de opvang in de regio beter wordt, zodat ze hier ook niet naartoe hoeven te komen. We hebben wel een plicht om dat te verbeteren. Dat is wat er in de kabinetsbrief staat en dat vind ik ook terecht. We moeten ophouden die dingen door elkaar te halen en we moeten ophouden te denken dat de mensen die hier naartoe komen, dat doen omdat ze hier bescherming nodig hebben. Bescherming hadden ze namelijk vaak al in de regio gevonden.  De heer Klaver (GroenLinks): We moeten uit de illusie ontwaken dat mensen hier voor hun plezier naartoe komen. We moeten uit de illusie ontwaken dat we iedereen en alles kunnen opvangen in de regio. Het feit is dat mensen daar op dit moment creperen. De Wereldvoedselorganisatie heeft de voedselhulp — dat is wat mensen te eten krijgen — met een derde teruggebracht. 80% van de kinderen in die kampen kan niet naar school. Hoe kun je dan spreken over veiligheid? Hoe kun je dan zeggen: het is eigenlijk prima geregeld in de regio, ik snap er geen bal van dat ze doorstromen naar Europa? Het feit blijft het volgende. Zelfs als het je ideaal is om al die mensen in de regio op te vangen, dan is dat niet binnen nu en volgend jaar — niet eens binnen vijf of misschien wel tien jaar — geregeld. De vraag die we ons moeten stellen is dan ook: blijft het bij loze woorden en de opmerking dat we het allemaal heel erg zielig vinden voor die vluchtelingen? Of zijn wij bereid om extra mensen op te nemen hier in Europa? Het cynische is: als wij ze niet zelf opvangen, als wij ze niet zelf halen, dan komen ze hiernaartoe, op die gammele bootjes. Dan blijven er mensen verdrinken en de dood vinden op een vlucht naar de vrijheid. Dat is een keuze die wij hier met elkaar maken.  De heer Zijlstra (VVD): Precies om die reden hebben wij ons plan ingediend. Wij hebben dat gedaan om ervoor te zorgen dat zij dat niet hoeven te doen omdat zij in die regio worden opgevangen. Ik zeg het de heer Klaver na, want daarover zijn wij het eens, dat we die kampen wel moeten verbeteren. Daar zijn wij het over eens. Dan komen die mensen niet vanwege een gebrek aan voedsel deze kant op. De veiligheid en de bescherming van mensen die gevlucht zijn uit een land van oorlog waar zij vervolgd worden, is vaak wel aanwezig. De leefomstandigheden kunnen echter een stuk beter. Daarom is het goed dat we die richting opgaan. Dat is namelijk wat wij gaan doen. Daarmee voorkomen we dat ze in die boot gaan stappen en daarmee voorkomen we dat ze in de handen van mensensmokkelaars vallen. Daarmee voorkomen we al die ellendige beelden.  De voorzitter: Opnieuw, voor de vierde keer.  De heer Klaver (GroenLinks): Laat ik even meegaan met de heer Zijlstra. Stel je voor dat hij er gelijk in heeft dat we de omstandigheden daar kunnen verbeteren. Dan is dat niet volgend jaar gebeurd en zelfs niet binnen nu en een periode van vijf jaar. Dat is precies mijn vraag aan de heer Zijlstra: accepteren wij, en accepteert de VVD, dat de komende vijf jaar mensen hiernaartoe blijven komen met gevaar voor eigen leven? Accepteren wij beelden van kinderen die sterven aan de kust van de Middellandse Zee omdat wij ze niet zelf ophalen en wij hen geen veilige vluchtmogelijkheden bieden? Dat is de consequentie van het plan van de VVD.  De heer Zijlstra (VVD): Juist niet. De consequentie van dat plan is dat mensen niet meer op een boot hoeven te stappen. Dit is inderdaad niet van vandaag op morgen geregeld. Ik zou het graag willen, maar dat is een illusie. Dit gaat enige tijd kosten. De grootste economische macht ter wereld, Europa, heeft het echter omarmd en dan kunnen we veel bergen verzetten. Het gaat dus lukken. In de tussentijd heeft het kabinet in Europees verband gezegd: omdat het probleem nog niet is opgelost, gaan wij akkoord — ook de VVD — met de herverdeling van vluchtelingen die al hiernaartoe zijn gekomen. Die verantwoordelijkheid nemen wij ook voor de korte termijn. Daar lopen wij niet voor weg.  De heer Pechtold (D66): Het is zo zonde dat de VVD zich elke keer gijzelt in haar eigen illusie en dat de oplossing pas zoveel later beschikbaar komt. In alle stukken las ik wel een heel positief bericht: er komt nu gelukkig een humaan beleid voor de uitgeprocedeerde asielzoekers. De VVD stemt daarmee in. Dat klopt toch?  De heer Zijlstra (VVD): Wij zijn altijd voorstander geweest van een humaan beleid voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat is namelijk terugkeer.  De heer Pechtold (D66): Mij verbaast dan dat in de begroting een bedrag is opgenomen van ruim 10 miljoen eenmalig en voor de komende jaren 20 miljoen per jaar voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het gaat meen ik om zo'n 1.000 gevallen; het kabinet is er bijna op gévallen. Dat komt neer op €20.000 per uitgeprocedeerde asielzoeker. De steden krijgen weer de kans om ze op humane wijze op te vangen, zoals zij dat al doen, zolang het uitzetbeleid niet werkt. Het staat toch gereserveerd in de begroting? Het gaat om 10 miljoen eenmalig en 20 miljoen voor de komende jaren, ieder jaar.  De heer Zijlstra (VVD): Dat is toch geen verrassing? Dat stond ook in de brief die we dit voorjaar hebben gestuurd over de wijze waarop we het beleid voor terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers gaan verbeteren. Wij hebben afgesproken dat op een aantal plekken binnen de termijn van een beperkt aantal weken geproefd zal worden of mensen echt willen meewerken aan terugkeer. Als dat zo is, dan krijgen zij die opvang tot het moment van terugkeer gerealiseerd is. Dat is het beleid dat we gaan uitvoeren. Wij hebben toen gezegd: dat kost ook wat geld. Dat zet je dan ook in de begroting. Ik weet niet waar de verrassing vandaan komt, want deze zagen we volgens mij aankomen.  De heer Pechtold (D66): De verrassing zit hem erin dat de Justitiebegroting één grote gatenkaas is, maar het toch gelukt is — en ik ben daar alleen maar blij mee — om de kramp waar de VVD in zat en de gijzeling waar de PvdA in zat, te doorbreken. Als je geld ervoor uittrekt, zoals verschillende instanties verordonneerd hebben, en je dat in de begroting zet, met ook nog eens 20 miljoen per jaar voor de komende jaren, dan accepteer je dat die burgemeesters en steden de bed-bad-brood op een fatsoenlijke wijze regelen zolang het rijksbeleid tekortschiet. Een begroting vol gatenkaas, maar dit is goed geregeld. De VVD is door de pomp. Ik wil de concrete plannen dan ook graag snel zien.  De heer Zijlstra (VVD): Interessante conclusies, maar wederom niet juist. Volgens mij is de staatssecretaris — die vraag kunnen we stellen — nog samen met de VNG aan het bespreken hoe we dit gaan vormgeven. Hoe gaan we ervoor zorgen dat meer mensen zullen terugkeren op de manier zoals besproken in een uitgebreid debat in dit huis? Namelijk: vaststellen — niet op dag één — of men wil terugkeren, enige tijd geven, na een beperkt aantal weken, om die term toch nog maar eens te gebruiken, vaststellen of men echt wil meewerken en als men echt meewerken, krijgt men voorzieningen, tot het moment dat men daadwerkelijk is vertrokken. Als blijkt dat men niet meewerkt, wordt men alsnog uitgezet. Dat is heel iets anders dan de huidige bed-bad-broodregelingen en dat is ook de kern van de oplossing van het kabinet en van het voorstel dat het kabinet ongetwijfeld in het najaar zal doen. Dan moet het er wel eerst uit zijn met de VNG. Dat staat immers ook in de brief: op 1 november willen we een akkoord hebben met de VNG, anders stopt de financiering van de bed-bad-broodregelingen.  De voorzitter: Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.  De heer Zijlstra (VVD): Ik had het al over de bedreigingen in de wereld en de instabiliteit. Die bedreigingen komen soms akelig dichtbij. Iedereen die nu in een Thalys naar Brussel of Parijs stapt, zal toch even denken: hm, wat gebeurde er ook alweer in augustus? Dat gevaar laat niemand onberoerd, ook mij niet. Hoe hard onze veiligheidsmensen ook waken over onze veiligheid, dag en nacht, de kans op aanslagen blijft. Dat zorgt voor angst en onzekerheid. Iedereen weet dat je risico's nooit helemaal kunt uitsluiten. Veiligheid is een kerntaak van de overheid, dus mogen mensen van politici verwachten dat we maatregelen nemen. Het kabinet is zich daarvan goed bewust en handelt in de ogen van de VVD op een evenwichtige wijze. Onze veiligheidsdiensten, onze ogen en oren in de strijd voor veiligheid, krijgen er meer dan 100 miljoen bij. Na de extra 100 miljoen van vorig jaar, krijgt Defensie er structureel bijna 400 miljoen bij. Ik geef toe, er is nog meer nodig. Het tij van het veronachtzamen van onze veiligheid is nu echter voorgoed gekeerd.  Dat is nodig, want de wereld is in beweging, letterlijk. De wereldbevolking groeit explosief. De grootste groei doet zich voor in onze achtertuin, in Afrika en het Midden-Oosten. De komende decennia verdubbelt de bevolking daar. De grootste bevolkingsgroei ooit, met grote gevolgen. Die bevolkingsgroei vindt immers plaats in de context van toenemende instabiliteit, van toenemende onveiligheid en een gebrek aan mogelijkheden om in het eigen land een mooi leven op te bouwen. Dat zet miljoenen mensen in beweging. We zien het begin van een volksverhuizing, met Europa als bestemming. Wij als politici hebben de belangrijke opdracht om grip te krijgen op die beweging. Het is geen optie om te berusten en te zeggen dat er geen oplossing is. We moeten buiten de gebaande paden durven te treden. We moeten dat doen om dit probleem het hoofd te bieden. Dat mag Nederland van ons verwachten en dat mogen al die vluchtelingen van ons verwachten. Politieke partijen die dat niet aandurven, zijn hun bestaan niet waard.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb een vraag over veiligheid en Defensie. De heer Zijlstra zegt dat er structureel bijna 400 miljoen naartoe gaat. Dat is natuurlijk de mooie kant van het verhaal. Over wat er het komende jaar bijkomt, heeft de generaal van de Landmacht echter gezegd dat bijvoorbeeld de Nationale Reserve nog steeds zo'n beetje moet worden wegbezuinigd. Ik waardeer het dat er wat geld bijkomt, dat is goed. Maar is de opdracht niet meer het doel in plaats van die 100 miljoen meer of minder? Moeten we niet tegen Defensie en tegen al die reservisten zeggen: u doet goed werk, u blijft? Moeten we niet bereid zijn om daarvoor de middelen beschikbaar te stellen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik gaf niet voor niets al aan dat er nog meer nodig is. Dit was naar mijn mening het maximaal haalbare in deze begroting. Als VVD zullen we ook bij volgende begrotingen onze verantwoordelijkheid nemen. Welke invulling de minister daaraan geeft, laat ik aan het kabinet. Het kabinet regeert en de Kamer controleert. Het antwoord op de kernvraag van de heer Buma, namelijk of er niet meer nodig is, is: ja.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik denk terug aan de motie-Van der Staaij van vorig jaar waarin het kabinet de opdracht kreeg om ervoor te zorgen dat Defensie op orde kwam. Wat mij betreft is volgend jaar te laat. Het gaat er nu al om de nog bestaande gaten te vullen. Daarvoor zullen we zelf ook al voorstellen doen, maar ik hoop dat de VVD en straks het kabinet echt zullen meedenken over de vraag hoe we die problemen op de korte termijn kunnen oplossen. We moeten namelijk echt af van een Defensie die alleen nog maar bezig is met bezuinigingen op de korte termijn die slecht zijn.  De heer Zijlstra (VVD): Die veiligheid is belangrijk. Dat zeg ik niet alleen vandaag. Die tragische beelden van de migratiecrisis hebben we niet alleen de afgelopen weken gezien. Het was maanden geleden, eigenlijk jaren geleden, ook al duidelijk dat er iets moest gebeuren. De VVD stelde dit voorjaar voor om het probleem structureel op te lossen. De kern van het plan was dat we echte vluchtelingen in de regio bescherming bieden. Daar bieden we een veilige plek, met als consequentie dat er in Europa voor deze mensen geen recht op asiel meer is. Daarmee bieden we echte vluchtelingen veiligheid en dammen we de toenemende migratiestroom richting Europa en Nederland in. Cynisme en hoon vielen de VVD ten deel toen zij deze oplossing presenteerde. Het probleem was volgens sommigen onoplosbaar. Maar als ik als vader beelden zie van kinderen die verdronken zijn, wil ik niet accepteren dat zo'n probleem onoplosbaar is. We moeten hier als politiek een antwoord op hebben.  Ik begrijp namelijk heel goed dat mensen uit Afrika, het Midden-Oosten of andere onveilige delen van de wereld naar Europa willen komen. In hun positie zou ik waarschijnlijk hetzelfde willen doen. Dat is precies waar gewetenloze mensensmokkelaars gebruik van maken. Zij maken gebruik van het gegeven dat iedereen in Europa voor asiel in aanmerking komt. Als we daar niks aan doen, dan zullen de beelden van zinkende bootjes ons blijven achtervolgen. Dan zullen mensen uit Afrika en het Midden-Oosten hiernaartoe blijven komen. Veel mensen realiseren zich dat en verwachten van de politiek een antwoord. Daarom ben ik blij dat het kabinet vorige week heeft gekozen voor een heldere lijn. Het kabinet zegt klip-en-klaar dat er veilige opvang van asielzoekers in de eigen regio moet komen. Wanneer een veilige opvang wordt geboden is opvang in Europa niet meer nodig. Het kabinet is duidelijk: in dat geval is er in Europa dus geen recht meer op asiel. Zij die desondanks toch het grote risico nemen en een mensensmokkelaar inhuren, worden meteen teruggebracht naar de veilige haven in de eigen regio. Hiermee vernietigen we het cynische bedrijfsmodel van de mensensmokkelaars. Hiermee voorkomen we dat nog vele, vele duizenden mensen onnodig verdrinken en de migratiestroom oncontroleerbaar groot wordt.  Laten we onszelf alsjeblieft niet voor de gek houden. Het zijn ook de terroristen van IS en hun handlangers die grof geld verdienen aan mensensmokkel. Het zijn de terroristen van IS en hun handlangers die hun terreur mede financieren met de opbrengsten van de mensensmokkel. Daarmee zorgen ze voor meer ellende en voor meer vluchtelingen. Het zijn de terroristen van IS en hun handlangers — we hadden er net nog een debatje over — die ook nog tikkende tijdbommen tussen de vluchtelingen deze kant opsturen. Dan zullen wij als politici daadkracht moeten tonen, zowel hier in Den Haag als in Europees verband. We kunnen allerlei bezwaren blijven aandragen en allerlei beren op de weg blijven zien en daarover blijven praten, maar we kunnen als politiek ook de mogelijkheden proberen te zien. Laten we de handen nu eens ineenslaan. Niets is onmogelijk. Zes maanden geleden presenteerden wij een plan dat voor velen van ons onmogelijk was. Vorige week werd dat kabinetsbeleid en afgelopen maandag ging de Europese Raad akkoord. Niets is onmogelijk. Wij kunnen wel degelijk grip krijgen op dit probleem. Wij kunnen de mensensmokkelaars wel degelijk de wind uit de zeilen nemen en menselijke drama's voorkomen. Wij kunnen wel degelijk de controle herpakken over ons migratiebeleid en vluchtelingenstromen indammen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het blijft fascinerend wat ik hier hoor, want deze tekst had van a tot z nog kunnen worden uitgesproken door de heer Klaver. Hij zegt exact hetzelfde. Ik zie hem ook al naar voren komen. De heer Klaver zegt dat we de wereld zo mooi moeten maken dat vluchten niet meer nodig is. Dat is wat de heer Zijlstra hier ook zegt. Dat vinden we allemaal. De heer Pechtold gaf al aan dat de heer Zijlstra vervolgens niets doet om dat waar te maken, want de begroting laat dat helemaal niet toe. De heer Zijlstra is de enige Europeaan die meent dat er afgelopen maandag een besluit is genomen op de Europese top. De heer Zijlstra is de enige Europeaan die meent dat er afgelopen maandag tijdens de Europese Top een besluit is genomen.  Tot slot: ook in deze inbreng komt het toverwoord er weer niet uit: de grenzen gaan dicht. Ik help de heer Zijlstra herinneren aan die grote leugen in het stuk waaruit hij zojuist citeerde. "Alle Europese lidstaten zullen hetzelfde asielbeleid moeten hanteren." Daar zijn wij het allemaal wel mee eens. "Er zijn geen asielaanvragen meer mogelijk binnen Europa ..." Dit "niet meer mogelijk" heeft de heer Zijlstra net al genuanceerd tot: het kan wel maar de aanvraag wordt afgewezen. Maar nu komt het: "… en de Europese buitengrenzen gaan dan ook echt dicht." Dat heeft de heer Zijlstra nu niet gezegd en dat is heel slim, want ze gaan niet echt dicht.  Mijn enige vraag is: wees nu eens eerlijk en erken dat nu eens.  De heer Zijlstra (VVD): Wij kunnen het hele debat opnieuw gaan doen, maar ik geef een korte samenvatting. Op het moment dat het plan wordt uitgevoerd dat ik net heb toegelicht, en de veilige havens zijn gecreëerd, hoeven mensen deze kant niet meer op te komen. Als zij wel komen, is hun aanvraag niet ontvankelijk en gaan ze meteen terug. Dan heb je de grenzen niet fysiek afgesloten, maar je hebt die situatie wel feitelijk gecreëerd. De heer Buma wil het kennelijk niet begrijpen, prima, maar wij gaan voor die oplossing omdat het de enige manier is om ervoor te zorgen dat wij de vluchtelingenstroom onder controle krijgen en om te voorkomen dat mensen verdrinken in de Middellandse Zee. Als de heer Buma dat niet wil zien, prima, maar dan hoor ik graag hoe hij het wil oplossen, want hij heeft kennelijk nog een briljante gedachte.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Had ik die maar, want wij zoeken allemaal naar een oplossing. Zoals de heer Zijlstra het nu weergeeft, is het precies de tekst van Jesse Klaver: laat het ons lukken om niemand naar Europa te laten komen zodat hier geen aanvragen meer hoeven worden ingediend. Volgens mij delen wij dit doel allemaal. Volgens mij wordt breed gedeeld dat wij opvang in de regio mogelijk moeten maken — en de bron aanpakken, zeg ik daarbij — maar er is een verschil: die lariekoek van wij stoere VVD'ers gooien de Europese grenzen dicht, is niet waar. Graag dus erkennen.  De heer Zijlstra (VVD): Conclusie 15 van de Europese Raad van afgelopen maandag was heel helder. Daar staat dit precies is, namelijk dat Europa veilige havens zal creëren en dat daarmee asielverzoeken in Europa door de lidstaten niet ontvankelijk kunnen worden verklaard. Die keuze is er dan; je kunt dat dan dus doen. Dat is heel wat anders dan de heer Klaver zegt. De heer Klaver is van mening dat wij hier meer mensen naartoe moeten halen en in een asielprocedure brengen. De VVD zegt: nee, wij creëren veilige havens in de regio, daar bieden wij bescherming, dan heeft het geen enkele zin meer om hiernaartoe te komen en als u dat wel doet, gaat u terug. Dat is heel iets anders.  De voorzitter: Dank u wel.  De heer Zijlstra (VVD): Het CDA wil het kennelijk niet begrijpen en dat zegt veel over de oplossingsgerichtheid van het CDA. Het zou goed zijn als het CDA zou meewerken aan deze oplossing, als zij mee wil helpen om dit grote probleem aan te pakken. Dit is geen politiek gekissebis, dit is zo groot dat wij met zijn allen de handen ineen moeten slaan.  De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Zijlstra.  De heer Roemer (SP): Ik ga een poging doen. Ik was blij verrast met de opmerking van de heer Zijlstra aan het begin van zijn betoog dat wij vooral moeten kijken naar de oorzaken van het op de vlucht slaan van mensen. Dat is natuurlijk probleem nummer één. Als er redenen zijn om te vluchten, komt daar een heleboel achteraan. Ik heb ook met veel verrassing gelezen — voordat ik te enthousiast word, hoop ik dat de heer Zijlstra dat nog eens toelicht — dat hij heeft gezegd dat wij moeten nadenken over al dat militaire ingrijpen. Hij heeft zelfs gezegd dat het ingrijpen in Irak niet goed is gegaan en dat wij daar niet over hebben nagedacht. Wat bedoelde hij met die uitspraak?  De heer Zijlstra (VVD): Dat is aangetoond dat het omverwerpen van een regime — dat was ook de kern van een artikel dat ik dit voorjaar heb gepubliceerd — niet per definitie leidt tot veel feestvreugde. Wij hebben dat gezien in Libië en wij hebben dat gezien in Irak waar het tot instabiliteit heeft geleid. Dat is overigens iets anders — zeg ik tegen de heer Roemer, want je moet ook een beetje teleurstelling inbouwen — dan dat wij er niet voor zijn om af en toe militair in te grijpen. Militair ingrijpen helpt ook regelmatig aan de oplossing van grote problemen. De jezidi's op de berg zijn gered door militair ingrijpen. Kobani is van IS bevrijd door militair ingrijpen. Steden als Erbil en Tigris zijn bevrijd door militair ingrijpen. Ik hoop dat Mosul volgt. Militair ingrijpen heeft dus af en toe wel degelijk zin, maar wij moeten er soms beter over nadenken. Niet omdat wij denken dat het fijn is dat wij iemand die onze waarden niet deelt, omverwerpen, maar omdat wij daar soms iemand of groeperingen voor terugkrijgen die nog erger zijn. Dat was de kern van mijn artikel en daar blijf ik voor staan.  De heer Roemer (SP): Ik denk dat wij elkaar hierin voor een deel wel kunnen vinden. Bij Irak is inderdaad niet nagedacht. Er is niet nagedacht over de vraag wat het betekent voor de bevolkingsgroepen die overblijven als de een de ander gaat overbluffen en de ander geen kansen meer krijgt. Dan creëer je zoiets als een ISIS. Ik ben heel erg benieuwd wat dit zal betekenen in de toekomst, als wij weer gaan spreken over bombardementen of over een militair ingrijpen met geweld zonder dat er überhaupt een politieke oplossing voorhanden is. Die twee kunnen niet samen. Ook de SP-fractie heeft missies gesteund, als dat ging of als er een genocide aan zat te komen. Dan moet je kunnen ingrijpen. Is de VVD het met de SP eens dat militair ingrijpen zonder een fatsoenlijke politieke oplossing onmogelijk is?  De heer Zijlstra (VVD): Nee, daar ben ik het niet mee eens. De voorbeelden die ik net gaf, tonen juist aan dat je soms militair moet ingrijpen terwijl er nog geen politieke oplossing is voor het totaalprobleem. Het "totaalprobleem" Syrië, een vreselijk woord, is zo enorm complex dat wij dat niet zomaar even vanuit het Westen oplossen omdat wij daar een beeld bij hebben. Daar zijn de heer Roemer en ik het onmiddellijk over eens. Dat wil niet zeggen dat je in Syrië niks hoeft te doen of moet doen. Het kan zo zijn dat je wel wat moet doen. Kijk naar Kobani, kijk naar de jezidi's. Dan zal de VVD altijd haar verantwoordelijkheid nemen en instemmen met een dergelijke missie.  De heer Roemer (SP): Dan valt mij de zelfreflectie van de VVD op dit terrein toch een beetje tegen. Dat is erg jammer, want militair ingrijpen zonder politieke oplossingen zal altijd leiden tot nieuwe conflicten. Wie moet je steunen? Wie moet je bombarderen? 80% van de slachtoffers komt van het regime van Assad. Wie gaan wij nu ondersteunen? Waar gaan wij met ons leger en met onze wapens naartoe?  Ik heb nog een andere vraag. Sorry, maar ik ben heel erg getriggerd en gespitst op het wegnemen van de oorzaak. In zijn betoog, waar ik echt met belangstelling naar heb geluisterd, sprak de heer Zijlstra ook over mensen op de vlucht in Afrika. Hoe wil de heer Zijlstra dat voor elkaar krijgen? Wij weten immers dat mensen daar door armoede op de vlucht slaan en dat wij tien keer meer geld uit Afrika halen dan dat wij in de vorm van ondersteuning aan Afrika geven. Welke kansen krijgt Afrika als wij het alleen maar leeg blijven roven?  De heer Zijlstra (VVD): Gaat het om de oorzaken van de vluchtelingenstroom en het aanpakken bij de bron, dan spreek ik over het opvangen in de regio. Zorg dan ook voor een goede opvang in de regio. Ik denk aan de voorbeelden die de heer Klaver gaf, van mensen die een kamp zitten maar doorreizen omdat er geen voedsel is. Dat moeten wij weg gaan nemen. Dat is het bij de bron aanpakken van de vluchtelingenstromen. Ik zal eerlijk zeggen dat ik niet de illusie heb dat wij de wereldvrede weten te bewerkstelligen. Ik weet niet meer wie dat zei; naar ik meen, was het de heer Buma. Dat zou pas echt aanpakken bij de bron zijn. Conflicten zijn er en zullen er zijn. Armoede zal er, helaas, ook zijn. Er zal ongelijkheid blijven. Als mensen daarom op de vlucht slaan en de veiligheid is in het geding — dat is de reden waarom wij in de vluchtelingenverdragen mensen bescherming bieden — dan moeten wij die bescherming bieden, en ook goed. Dat is de kern. Wij moeten niet proberen alle problematieken in de wereld in dit kader mee te nemen, want dan weet ik één ding zeker en dat is dat het dan zo complex wordt dat wij helemaal niks meer oplossen.  De heer Roemer (SP): Het kleine beetje optimisme dat ik had, is al weggeslagen. Dat is jammer. Ik had echt gehoopt dat wij elkaar op dit punt zouden vinden. Als Nederland vooroploopt om bedrijven die in Afrika produceren, via constructies zo veel belastingvoordeel in Nederland te geven dat zij daar geen belasting betalen, dan houden wij die landen arm. Dan zullen mensen op de vlucht blijven. De VVD geeft dus niet thuis om die oorzaken aan te pakken. We zien na vijftien jaar ingrijpen en bombarderen in het Midden-Oosten dat dat alleen maar contraproductief heeft gewerkt en dat de stabiliteit verder weg is dan ooit. De VVD weigert dat te erkennen. Ik ben bang dat zo de vluchtelingenstroom in de komende jaren wel blijft aanhouden.  De heer Zijlstra (VVD): Even iets over dat laatste punt: ik en de VVD hebben helder aangegeven dat je altijd eerst goed moet nadenken voordat je de keuze maakt om, bijvoorbeeld, een regime te proberen te veranderen. Als je niet weet wat je daarvoor terugkrijgt, kun je namelijk een nog groter probleem creëren. Ik denk dat we het daarover eens zijn, dus enig optimisme mag de heer Roemer nog wel hebben. Maar over bepaalde zaken zijn we het niet eens. Ik vind dat Nederland de verantwoordelijkheid heeft om in te grijpen, ook als er nog geen politieke eindoplossing in zicht is, bijvoorbeeld in situaties van mensen in nood, zoals de jezidi's die echt met een genocide worden bedreigd of als IS op het punt staat om in een stad als Kobani grote gruweldaden te verrichten. Nederland zal, alles afwegende, dus de voor- én nadelen, zijn verantwoordelijkheid om in te grijpen dan ook nemen. Ik zeg niet: dat doen we dan sowieso niet. Ik zeg wel dat we altijd de bereidheid hebben om dat te doen, maar of we het doen, hangt af van de omstandigheden.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): De VVD heeft aangegeven dat ze de grens niet wil sluiten. De VVD heeft ook aangegeven dat ze geen permanente grenscontroles wil instellen. Is de VVD dan op zijn minst bereid om ontmoediging een onderdeel van het beleid te laten uitmaken, net zoals de Denen doen, door het halveren van de toelages voor asielzoekers, door recreatieve cursussen niet meer te betalen, door mensen geen voorrang meer te geven bij het vinden van een huis, maar ook door in de landen waar zij doorheen reizen, actief aan te geven dat Nederland geen plek is om naartoe te komen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik weet niet hoe dat laatste zou moeten worden vormgegeven: actief aangeven in de landen waar men doorheen reist, dat Nederland ... ?  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Ja, zoals de Denen doen, middels folders. Ze sturen mensen daarnaartoe en geven aan dat Denemarken geen plek is waar ze permanent naartoe moeten komen, en dat ze er überhaupt niet naartoe moeten komen. Bent u bereid om datzelfde beleid van ontmoediging dat de Denen voeren, onderdeel te laten worden van het Nederlandse beleid?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb niet de indruk dat dat erg succesvol is. Ik weet ook niet hoe we dat moeten gaan doen. Gaan we dan een vliegtuigje boven de mensen laten vliegen en daar folders uit gooien? Wat mij betreft gaan we échte oplossingen verzinnen: we gaan ervoor zorgen dat die mensen hier niet meer naartoe komen. Dát is een echte oplossing. En de mensen die hier al wel naartoe zijn gekomen en zijn binnengekomen, vangen we netjes op en gaan we toetsen. Als ze met een vals paspoort aankomen, het punt van de heer Wilders, dan worden ze afgewezen en gaan ze terug naar het land van herkomst. Dat hebben we altijd gedaan en dat blijven we doen.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Juist om te voorkomen dat die mensen hiernaartoe komen, is ontmoediging verstandig, zoals de Denen ook doen. Dat hoeft niet met vliegtuigjes. Je kunt gewoon mensen daarnaartoe sturen en hen laten aangeven dat men niet welkom is in Denemarken of, in ons geval, in Nederland. Je kunt in Nederland aangeven dat het wat minder florissant wordt, bijvoorbeeld door de toelages te halveren. Er zijn nu gezinnen die €800 per maand krijgen. Ik vind dat erg veel, zeker in vergelijking met Nederlandse mensen die aan de onderkant zitten. Die mensen krijgen hier nog steeds voorrang bij het vinden van huizen. Dat beleid kan ook worden gevoerd in Nederland. Het ontmoedigt mensen om hiernaartoe te komen. Is de VVD bereid om dat onderdeel te laten uitmaken van het Nederlandse beleid, in navolging van de Denen?  De heer Zijlstra (VVD): Als er zich problemen voordoen, is de VVD altijd bereid om daarvoor een oplossing te verzinnen. Toelages waren bijvoorbeeld in Duitsland een probleem. De president van Servië heeft de Duitse regering op een gegeven moment bijna gesmeekt om een halvering van die vergoedingen, omdat hij hele groepen mensen uit Kosovo in zijn land kreeg die alleen maar vanwege die vergoeding naar Duitsland kwamen. Als zich dat soort situaties voordoen, denk ik dat alle partijen in dit huis er de redelijkheid van zullen inzien dat we dat niet moeten uitlokken. In Nederland is dat niet aan de hand. Als het wel aan de hand is, zullen we daar ongetwijfeld met het kabinet uitkomen en het oplossen. En als grenscontroles nodig zijn, voeren we die in. Dus als dat nodig is.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik zie in dit debat bijna een overeenkomst tussen de heer Roemer en de heer Zijlstra: het verschil tussen woorden en werkelijkheid is ontzettend groot. We hadden een interruptiedebatje met de heer Roemer over wat er wel en niet in de tegenbegroting stond, en of dat aansloot bij de ambities. Nu debatteren we niet over de tegenbegroting, maar over de begroting van een kabinet dat wordt gesteund door de VVD; er zit hier immers een VVD-kabinet. Ik merk op dat er geen extra geld wordt uitgetrokken voor opvang in de regio, maar minder. Het budget dat nodig is om die opvang in de regio te realiseren, is in 2016 130 miljoen lager. In hoeverre correspondeert dat met de ambitie van de VVD om meer te doen aan opvang in de regio?  De heer Zijlstra (VVD): Ik gaf al eerder aan dat het kabinet vorige week een beleidswijziging heeft voorgesteld. Sorry voor dit technische verhaal, maar het is nu eenmaal zo. Toen was de begroting rond. Het kabinet heeft vorige week een majeure verandering doorgevoerd. Ik ga ervan uit dat die majeure verandering ook een vertaling krijgt in het beleid en in de financiële stromen die plaatsvinden. Ik hoor graag van het kabinet, evenals de heer Klaver, hoe het dit gaat vormgeven. Het lijkt me echter een beetje moeilijk voor een kabinet dat tot vorige week die lijn niet had, om in een week de hele begroting te herschrijven, want die was al klaar. Een en ander legt wel een verplichting op.  De heer Klaver (GroenLinks): De heer Zijlstra weet dat ik niet vraag om de begroting te herschrijven. Het kan heel goed dat er een supplement wordt toegevoegd of dat er een brief wordt geschreven, waarin heel simpel wordt aangegeven hoe we dit gaan verschuiven. Er worden namelijk keuzes gemaakt en daarom spreken we nu over het geheel, de Algemene Politieke Beschouwingen. Als de heer Zijlstra zegt dat dit uiteindelijk zijn beslag krijgt in het beleid en in de begroting, wil ik het kabinet vragen dat om morgen met een brief te komen waarin staat op welke wijze het in de begroting uitvoering geeft aan de ambities van de VVD en de ambities die het kabinet heeft omarmd. Ik hoop dat de heer Zijlstra dit met mij eens is. Hoe gaan we hier anders komend jaar echt werk van maken? Hoe kan deze ambitie die de VVD wil realiseren, anders ooit werkelijkheid worden?  De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft in zijn brief al aangegeven dat er extra geld naartoe gaat. We zien die beweging in de begroting. Daar zit spanning, dat geef ik onmiddellijk toe. Ik hoor ook graag van het kabinet hoe het dit gaat vormgeven, maar laten we niet het beeld scheppen alsof Nederland dit in zijn eentje gaat doen. Dit is waarom het zo belangrijk is dat wij in Europa die steun hebben gekregen. We moeten het Europees fonds voor ontwikkelingssamenwerking hiervoor gebruiken. Ik vind —en nu leg ik de bal wel een beetje terug — het heel belangrijk dat wij in staat zijn om landen als Libanon en Jordanië die nu vanwege de ODA-criteria (Official Development Assistance) niet in aanmerking komen om geld naartoe te sturen, wel te ondersteunen. Ik wil dat we die discussie beslechten. Ik proef bij de heer Klaver — en daar ben ik blij mee — de bereidheid om daarnaar te kijken om dit probleem ook daadwerkelijk te kunnen aanpakken.  De voorzitter: Mijnheer Klaver, uw vraag heeft betrekking op de begrotingscontrole van de Kamer. Ik ga ervan uit dat er een nota van wijziging komt als er een ingrijpende verandering in de begroting is. De vraag die u beiden eerder hebt gesteld, zie ik als een vraag aan het kabinet. Er komt dan een later moment waarop we alsnog daarover kunnen debatteren.  De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter, mijn verzoek via u is om die dan voor morgen te ontvangen, voordat het kabinet overgaat tot de beantwoording. Misschien neemt u dit verzoek niet serieus, maar we spreken hier over de totale begroting. Als je nu nog tussen begrotingsposten wilt schuiven, moet dit nu gebeuren. Straks zijn de Financiële Beschouwingen namelijk. We moeten er een debat over kunnen voeren. Daarom doe ik via u het verzoek om met een nota van wijziging te komen.  De heer Pechtold (D66): Ik heb er niet zo'n moeite mee als de fractievoorzitter van de VVD in zijn eigen maakbare wereld blijft hangen, maar ik vind het zo zonde dat in de tussentijd mensen op het verkeerde been worden gezet en kostbare momenten voorbijgaan waarin we de vluchtelingenproblemen kunnen oplossen. Zojuist zei de heer Zijlstra weer iets bijzonders. Hij zei dat we weer grenscontroles zullen invoeren als de maatregelen niet werken. Hij suggereerde daarmee dat je met grenscontroles mensen tegenhoudt. Maar dat kan toch niet?  De heer Zijlstra (VVD): De heer Pechtold refereert aan mijn debatje met de heer Van Klaveren. Daarin was mijn opmerking op zijn plaats. Als landen om ons heen, zoals Duitsland nu, dat soort maatregelen treffen, ontkom je er op een gegeven moment zelf ook niet aan om dit te doen. Ons streven, vanaf dag één, afgelopen voorjaar, is steeds geweest om een andere oplossing te verzinnen. Anders eindigen we met een Europa met gesloten landsgrenzen. Dan eindigen we feitelijk met het failliet van de Europese gedachte. Dat zou ik niet graag willen. Daarom zeg ik tegen de heer Pechtold: omarm die oplossingsrichting, want die voorkomt uw nachtmerrie. Het voorkomt dat we alle grenzen in Europa sluiten. Het voorkomen daarvan lijkt me een heel goed doel. We voorkomen grote vluchtelingenstromen naar Europa. We voorkomen de dramatische beelden op de Middellandse Zee en we voorkomen een implosie van Europa. Dit moet voor D66 toch alle reden zijn om het ermee eens te zijn?  De heer Pechtold (D66): Ik ben het er van harte mee eens om met de wereldvrede te beginnen in het Midden-Oosten. Dat is hartstikke goed. Balkenende IV heeft het nog als een van zijn doelen opgeschreven, naast 100.000 minder gestolen fietsen. Ik kan me die prachtige prospectus nog herinneren. Het is toen ook niet gelukt. Het gaat mij erom dat de heer Zijlstra in dit debat blijft beweren dat grenscontroles volgens het Verdrag van Schengen inhouden dat de grenzen dichtgaan. Dat gebeurt niet. Dat gebeurt niet in Duitsland; dat gebeurt niet in de andere Schengenlanden. Ik wil dat de heer Zijlstra erkent dat grenscontroles, als je die al tijdelijk zou invoeren, niet betekenen dat het recht op de aanvraag van asiel stopt. Dat kan niet. Dan moet Schengen opgezegd worden. Waar of niet?  De heer Zijlstra (VVD): Daarover verschillen we niet van mening. Dat is precies de discussie die ik met de heer Buma heb gehad. Je kunt er een hek omheen bouwen. Dan heb je de grens fysiek dichtgespijkerd, maar als iemand er een gat in knipt en er doorheen gaat, heb je nog steeds een probleem. Daarom is de oplossing van het kabinet een goede oplossing, omdat een en ander een dergelijk probleem oplevert. De heer Pechtold blijft maar praten over de beren op de weg. Dit probleem is zo groot, wat is dan zijn oplossing? Ik heb D66 vorige week horen zeggen dat het niet oplosbaar is en dat zij accepteert wat er gebeurt. Een VVD'er zal nooit accepteren dat je voor dit soort grote problemen geen oplossing probeert te verzinnen. Dat is misschien het verschil tussen D66 en de VVD.  De heer Pechtold (D66): Het grote verschil tussen de VVD en D66 is dat je voor, tijdens of na verkiezingen geen beloftes doet die je niet waar kunt maken. De VVD beloofde ooit dat er geen geld meer naar de Grieken zou gaan. De VVD beloofde iedere Nederlander €1.000. Een staatssecretaris die Volkert van der G. zou vrijlaten, zou ontslagen worden. Ook dat is beloofd door de VVD. Nu wordt er weer een belofte gedaan. Het interesseert me niet of er nu VVD-kiezers teleurgesteld zijn — ik vind het jammer voor ze — maar ze denken nu weer dat de VVD hier een belofte doet. Grenscontroles zullen de grenzen niet afsluiten. Sterker nog — en dan heeft eerder de heer Wilders nog gelijk — dan gaan ze in datzelfde busje naar het opvangcentrum om hun recht te doen gelden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik krijg zo langzamerhand de indruk dat de heer Pechtold überhaupt niet heeft gelezen wat er voorgesteld is. Laat het helder zijn: wij voorkomen hiermee juist dit soort problemen. We voorkomen dat mensen in zo'n bootje stappen. Dit is de oplossingsrichting die naar mijn mening gevolgd moet worden. Het is een moeilijke oplossing, dat geef ik onmiddellijk toe, maar het ik beloof daarmee niets waar ik me niet aan zou kunnen houden. Europa heeft afgelopen maandag ingestemd met het kabinetsvoorstel. Lees het maar na in conclusie 15. Dus ga nu niet die route op. Het kabinet heeft een voorstel gedaan. Het is een gewaagd voorstel, dat voor een deel nu door Europa is aanvaard. Het andere deel, namelijk dat we voor de korte termijn ook een oplossing moeten hebben, moet nog een meerderheid krijgen. Dat gaat ook lukken als ik het goed begrepen heb. Daarmee hebben we een oplossingsrichting waarmee we vooruit kunnen. Dat is niet gemakkelijk, maar gemakkelijke oplossingen voor dit soort problemen bestaan niet. De heer Pechtold mag dit voorstel niks vinden, maar laat hij dan eens aangeven wat zijn oplossing is. Dat zou hem sieren, maar op dat punt hoor ik tot op heden een oorverdovende stilte.  De voorzitter: Ik neem aan dat de laatste vraag straks beantwoord wordt in de eerste termijn van de heer Pechtold. Een korte vraag nog. Echt kort.  De heer Pechtold (D66): Dat zal ik doen. Als de heer Zijlstra mij niet volgt, dan zit hij te veel in zijn eigen maakbare wereld. Het lijkt verdorie wel de Justitiebegroting. De heer Zijlstra denkt: weet je wat, we halen alle stoplichten weg, we halen alle agenten weg, want we spreken af dat iedere verkeersgebruiker zich aan de regels gaat houden, en dan kun je dat allemaal weghalen.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Mijn vraag is dus: waarom speldt de heer Zijlstra mensen hier op de mouw dat de vluchtelingenstroom te stoppen is? Dat is niet zo. Je kunt het op een beschaafde manier proberen te regelen. Vier van de vijf vluchtelingen wordt daar al opgevangen. Dat moet nog beter. Als beschaafd, fatsoenlijk en rijk land faciliteer je het verblijf van dat deel van de vluchtelingen die hiernaartoe komen, totdat ze terug kunnen en je geeft ze wat te doen.  De heer Zijlstra (VVD): Als beschaafd land zorg je dat die 97% van de vluchtelingen, die nu nog in de regio zitten, goed wordt opgevangen. Dat is ook een uitwerking van dit plan. Dat leidt ertoe dat deze mensen niet op de boot hoeven te stappen omdat ze uit de kampen kunnen vertrekken. Veiligheid, bescherming bieden, dat is de kern van vluchtelingenverdragen. Die kern zullen we in de regio gaan opbouwen en daarmee helpen we die 97% van de vluchtelingen, namelijk het deel dat al in de regio zit. Hun omstandigheden worden verbeterd en dat is een enorme stap voorwaarts. Als je een beschaafde oplossing wilt, dan moet je dit dus doen.  De heer Wilders (PVV): Op afstand de meest opvallende uitspraak in deze Algemene Politieke Beschouwingen tot nu toe — ik denk dat ik geen VVD-fractieleider de afgelopen jaren zo'n uitspraak heb horen doen — is die welke de heer Zijlstra namens de VVD net deed, namelijk dat het sluiten van de grenzen een droombeeld is. Het sluiten van de grenzen is een droombeeld. Dat is waar de VVD op dit moment voor staat. Dat is precies de reden waarom de mensen altijd zullen blijven komen. Omdat er politici zijn, zoals mevrouw Merkel die zegt: kom maar, "wir schaffen es", het is allemaal mogelijk, kom allemaal maar hiernaartoe. En omdat er een leider van de Tweede Kamerfractie van de VVD, de heer Zijlstra, is die zegt: het sluiten van de grenzen is een droombeeld. De mensen zullen toch blijven komen want het is een verkapte uitnodiging om te komen. Als ze dan komen voor hun uitkeringen, hun Mieles en hun verblijfsvergunningen, dan kunnen ze gewoon een asielaanvraag doen. Als die dan zou worden afgewezen, gaan ze natuurlijk de illegaliteit in, want diezelfde vertegenwoordiger van de VVD zegt: illegaliteit maken we niet strafbaar. Sterker nog, die zegt: je krijgt bed, bad en brood en als je even wacht, krijg je van de VVD ook nog een generaal pardon. Dat laatste is vorig jaar nog gebeurd.  De voorzitter: En uw vraag?  De heer Wilders (PVV): Nee, ik heb geen vraag. Wat ik wil zeggen, is dat die mijnheer daar, de vertegenwoordiger van de VVD, gewoon de vertegenwoordiger is van een asielzoekend deel van deze wereld. Daar staat hij voor. Het is ongekend dat een VVD'er daar voor staat.  De heer Zijlstra (VVD): Ik blijf herhalen dat het droombeeld van de heer Wilders is dat als je een hek bouwt, mensen niet door dat hek heen kruipen. Welnu, ze knippen er een gat in en dan zijn ze hier alsnog. Daarom moet je ervoor zorgen dat als ze hier komen en die veilige haven er is, dat recht op asiel er niet meer is en dat mensen dan niet ontvankelijk verklaard worden en teruggaan naar die regio. Dat is de enige oplossing die werkt. Want dat hek van de heer Wilders werkt niet; daarover ben ik het met alle sprekers die dat hebben gezegd eens. Daarom moet je zorgen voor een effectief beleid waardoor mensen die hier komen, niet meer in procedure gaan en hun asielaanvraag wordt afgewezen en ze vervolgens teruggaan. Dat is de kern van het beleid en dat is goed.  De voorzitter: Heeft de heer Wilders nu wel een vraag?  De heer Wilders (PVV): Volgens mij ga ik over mijn eigen woorden.  De voorzitter: Een interruptie is een vraag. Vandaar dat ik die vraag stel.  De heer Wilders (PVV): In reactie op de heer Zijlstra nog het volgende. Kijk wat er in Hongarije gebeurt. Daar heeft men de grens met Servië gesloten. Daar komt niemand meer in. Ze kruipen ook niet onder het hek door, want als ze dat wel doen gaan ze drie jaar de gevangenis is. Dat is de wet die gisteren van kracht is geworden in Hongarije. Ze gaan nu naar Kroatië. Dat doen ze. Kijk naar het sluiten van de grenzen tussen Hongarije en Oostenrijk, of tussen Oostenrijk en Duitsland. Het werkt. Het zijn gedragseffecten en mensen zien dat. Hier in Nederland zegt een vertegenwoordiger van de grootste politieke partij, een regeringspartij, dat grenzen sluiten een droombeeld is. Ik zou het wel weten. Half Afrika komt hiernaartoe, dankzij de heer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Half Afrika, of wie u ook bedoelt, zal de afweging maken of men in Nederland of in welk Europees land dan ook asiel kan aanvragen, of men hier kan blijven in een langjarige procedure. Het gaat om de vraag of die bescherming hier gezocht moet worden. Dat is de boodschap die de VVD uitzendt. Zorg ervoor dat die mensen een goed alternatief hebben in de regio, zodat ze daar veilig opgevangen worden. Als ze dan toch hiernaartoe komen, hebben ze hier geen recht op asiel. Dat is een veel effectievere boodschap en een veel effectiever middel dan hetgeen de heer Wilders aangeeft. Voor de helderheid herhaal ik dat we moeten voorkomen dat we eindigen met een Europa waarin alle grenzen gesloten zijn. Toen wij dat hadden, kwamen er uiteindelijk ook mensen deze kant op. We moeten dat voorkomen, omdat daarmee de Europese gedachte eraan gaat. Ik wil daar niet eindigen; daarom is dit plan een goed alternatief. Sterker nog, voor zover ik kan overzien, is het van alle bijdragen de enige oplossing die kan werken.  Ook moet duidelijk zijn dat opvang in ons land tijdelijk is. Nu wordt er meteen een verblijfsvergunning voor vijf jaar afgegeven, maar veilige opvang in de regio zal wat ons betreft ruim binnen die vijf jaar gerealiseerd moeten zijn. Wij willen graag van het kabinet horen of het mogelijk is om de verblijfsvergunningen alleen voor een jaar te verstrekken, zodat de mensen hier niet langer blijven dan nodig is en zo snel mogelijk teruggaan naar hun eigen omgeving.  Dit alles is ook nodig om onze sociale voorzieningen overeind te houden. We moeten ons realiseren dat het toelaten van grote groepen asielzoekers gevolgen heeft voor de instroom in onze bijstand, voor het aantal beschikbare huurwoningen en voor de premies in de zorg, die nu al met moeite worden opgebracht. Het is volstrekt helder dat open grenzen en uitgebreide sociale voorzieningen niet samengaan. Als liberaal hecht ik enorm aan sociale voorzieningen; die stellen ons in staat om tegenslag op te vangen en om ons aan te passen aan een snel veranderende wereld. Liberalen hebben aan de wieg gestaan van vele sociale voorzieningen. Wij hebben altijd de verantwoordelijkheid genomen om ze tijdig aan te passen en te moderniseren. Dat mogen kiezers van de politiek verwachten. Dat heeft het kabinet de afgelopen jaren met al die hervormingen en bezuinigingen dan ook gedaan. Daardoor is ons land klaar voor de kansen die voor ons liggen. Ik zie bijvoorbeeld grote kansen in de technologische vooruitgang. Er zijn nieuwe ontwikkelingen, zoals de biogenetica, de 3D-printer of de kwantumcomputer. Wij zijn in Nederland in staat de vruchten te plukken van snelle technologische vooruitgang. Dat is ons in het verleden gelukt en dat zal ons weer lukken. Dankzij slimme uitvindingen en nog slimmere toepassingen kunnen we meer werk verzetten en creëren we ook nog eens meer banen. We zijn voortdurend in staat om ons welzijn, onze levensverwachting en de mogelijkheden om onszelf te ontplooien te vergroten Wij zijn zo ongeveer de meest productieve mensen op aarde. Wij zijn overigens ook de gelukkigste, al zijn Nederlanders ook wel geboren klagers.  Onze universiteiten en kennisinstellingen zijn van hoog niveau. De universiteit van Wageningen en onze boeren zijn in staat om de halve wereld te voeden, wat heet! We kunnen inmiddels gewassen laten groeien op grond waarop niemand anders dat nog gelukt is. We kunnen door de technologische vooruitgang de wereld beter maken. Er is gebrek aan zoet water; er is gebrek aan voedsel. Nederlandse kennisinstellingen en Nederlandse bedrijven zijn in staat om daar mooie oplossingen voor te bieden. We hebben in ons land de oplossing voor het water- en voedselgebrek in de wereld. Veel mensen zien en waarderen dat en verwachten dat de politiek dit stimuleert en dit niet in de weg gaat zitten.  Dat gebeurt echter niet. Zo hoor ik mevrouw Thieme voortdurend pleiten voor nog strengere eisen voor onze land- en tuinbouwers. Daarin is zij succesvol, want veel van haar voorstellen worden door een meerderheid van de Kamer gesteund. Daardoor wordt er echter ontzettend veel wet- en regelgeving over onze boeren en tuinders uitgestort. Dat zorgt ervoor dat onze land- en tuinbouw het erg moeilijk hebben, maar dat zorgt niet voor meer duurzaamheid, noch voor oplossingen voor het water- en voedselprobleem. Zo heb je op het door mevrouw Thieme gewenste biodynamische open veld in Spanje 60 liter water nodig om een kilo tomaten te kweken, terwijl je in het Westland voor een kilo tomaten, heerlijke Hollandse tomaten, 4 liter water nodig hebt. Wat is nu duurzamer: de Thiemetomaten uit Spanje, of de kastomaten uit ons eigen Westland? Dit soort innovatie lijkt klein, maar is heel symbolisch. Stelt u nu eens voor: de tomaat als symbool van vooruitgang en vooruitstrevendheid …  (Geroffel op de bankjes)  De heer Zijlstra (VVD): … in plaats van stilstand en protest.  (Hilariteit)  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Roemer is wel een beetje rood nu!  De heer Zijlstra dicht mij wel een grote macht toe, moet ik zeggen. Nota bene door de voorstellen van mijn kant hebben de boeren het nu moeilijk! Laten we de cijfers er even bij pakken. Elke dag moeten er zeven boeren stoppen met hun bedrijf. Dat is niet vanwege het feit dat de Partij voor de Dieren in de Kamer zit, maar dat is het resultaat van het beleid van het CDA en de VVD van de afgelopen decennia, waarmee de boeren zijn gedwongen om zo goedkoop mogelijk te produceren, zelfs onder de kostprijs. De heer Zijlstra wil heel graag een handelsverdrag afsluiten met de Verenigde Staten Dat is TTIP, waarvoor ik gisteren ook nog aandacht heb gevraagd. Dat betekent dus dat wij straks goedkope landbouwproducten uit Amerika op de Nederlandse markt en in Europa gaan krijgen. Hormoonvlees, chloorkippen, genetisch gemanipuleerde gewassen, noem maar op! Hoe kan het dat de heer Zijlstra hier pretendeert voor de boeren op te komen, terwijl hij tegelijkertijd de Amerikaanse boeren tegelijkertijd alle ruimte geeft om die rommel zo goedkoop mogelijk hier op de markt te dumpen, wat ten koste gaat van de boeren hier in Nederland?  De heer Zijlstra (VVD): Onze boeren behoren tot de boeren met het hoogste dierenwelzijn in de wereld, met de strengste milieueisen, met de best verzorgde stallen en de best verzorgde land- en tuinbouw. Dat is een gegeven. Maar als je dat op een gegeven moment te ver doorvoert, met voorstellen voor verplichte gps-apparatuur in veewagens, brandoefeningen in varkensstallen waarbij men eerst die varkens naar buiten moet jagen, waarna men ze vervolgens weer naar binnen moet zien te krijgen. Ik weet niet hoe! Dat soort voorstellen zorgt ervoor dat de boeren het moeilijk hebben. Dan zijn we doorgeschoten, dat is de kern van mijn betoog. Die macht heeft mevrouw Thieme niet alleen. Ik zei al: dat is een meerderheid in de Kamer. Maar het zou goed zijn als die meerderheid ook eens kijkt naar wat er bereikt is en op een gegeven moment durft te zeggen: onze boeren hebben zulke grote stappen gezet; als we ze nog een stap extra laten zetten, zijn ze straks verdwenen. Dan staat die goede stal niet in Nederland, waar het dierenwelzijn wel op een nette manier is geregeld, maar dan staat die straks in … Nou, wat zullen we eens nemen? Dan staat die straks ergens in Zuid-Amerika of in het Midden-Oosten.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik denk in Oekraïne, gesubsidieerd door Nederland met 30 miljoen.  De heer Zijlstra (VVD): En dan staat die daar. Dan is het dierenwelzijn slechter af en dan zijn we allemaal slechter af. Dat is dus waarom de VVD zegt: houd daar nu eens mee op!  Mevrouw Thieme (PvdD): Met het Nederlandse belastinggeld wordt er op dit moment inderdaad in Oekraïne voor 30 miljoen een bio-industriestal gebouwd, mede dankzij de VVD. Waarvan akte! Ik heb geen antwoord op mijn vraag gekregen. Ik vroeg de heer Zijlstra hoe hij nu kan zeggen dat hij voor de boeren opkomt, terwijl hij tegelijkertijd met zo'n vrijhandelsverdrag als TTIP ervoor zorgt dat de boeren in Nederland moeten stoppen met hun bedrijf, omdat hier vanuit Amerika goedkope landbouwproducten op de markt worden gedumpt? Daar zijn er veel minder goede eisen met betrekking tot voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn. Daar hoor ik graag een antwoord van de heer Zijlstra op.  De heer Zijlstra (VVD): Mevrouw Thieme stelt die vraag terecht nog een keer. Ik had die inderdaad niet beantwoord. Excuus daarvoor. De VVD is een groot voorstander van TTIP, juist omdat daarmee de kansen van onze boeren worden vergroot. Er komt een enorme markt bij, maar we moeten er wel voor oppassen dat we de eisen aan onze boeren niet zover opschroeven dat ze niet alleen in Europa maar straks ook in die grotere markt zo'n groot concurrentienadeel hebben dat ze het niet meer redden. Dus ik zeg: doe dat vrijhandelsverdrag, inclusief — en dat gebeurt ook —alle nette eisen rond voedselveiligheid en de voorwaarden die wij aan de landbouw en aan dierenwelzijn stellen. Open die grote markt voor de Nederlandse boeren, geef ze dat toekomstperspectief en houd ook hier de vooruitgang niet tegen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik wil de heer Zijlstra uitnodigen om met mij mee te gaan naar de boeren die zich duidelijk zorgen maken over het feit dat dit vrijhandelsverdrag er gaat komen. Wat de heer Zijlstra hier gedebiteerd heeft over hoe de stallen eruitzien en hoe de boeren aan het produceren zijn! Sorry, voorzitter, maar dat is een fractievoorzitter onwaardig.  De heer Roemer (SP): Mevrouw Thieme heeft natuurlijk volkomen gelijk. Wat er gaat gebeuren bij het opengooien van die markt is dat we de standaarden van Amerika binnenhalen. Dan hebben de boeren in Nederland geen schijn van kans meer en al helemaal niet die boeren die met een normale veestapel een normale boterham willen verdienen. Ik wil best met de heer Zijlstra gaan kijken naar een regeltje hier of een regeltje daar, maar daar ging de vraag helemaal niet over. De standaarden in Amerika betekenen dat wij allerlei normen voor dierenwelzijn, allerlei milieukwalificaties zo ver naar beneden gooien dat wij die rommel deze kant op halen. Als boeren hier dan daarmee willen gaan concurreren, kunnen ze maar een ding doen: ook een plofkip of een chloorvarken, of hoe ze allemaal heten, gaan produceren. Als wij het met elkaar van belang vinden, mijnheer Zijlstra, dat dierenwelzijn en milieueisen op een normale standaard liggen, dan moeten wij de markt niet opengooien voor landen die daar met hun petje naar gooien.  De heer Zijlstra (VVD): Ten eerste reageer ik op het beeld dat steeds geschapen wordt van Amerikaanse eisen die allemaal zo veel lager liggen. Die liggen op heel veel gebieden hoger dan in Europa. Dus laten we dat nu ook eens vaststellen. Ten tweede, de bezwaren die de heer Roemer noemt, waren dezelfde bezwaren die werden geuit toen het ging over de Europese Economische Gemeenschap, over samenwerking tussen landen binnen Europa om een grotere markt te creëren, om daarmee economische kansen en economische groei te creëren en om te zorgen dat de welvaart en de banen in een land als Nederland toenemen. Exact diezelfde argumenten gaan nu weer op. Dat is waarom wij dit moeten doen. De Europese economische samenwerking heeft ons enorm veel economische groei gebracht en ook TTIP gaat Europa en Nederland enorm veel brengen. Hou eens op met het doembeeld alsof Amerika een soort derdewereldland zou zijn waar ze geen eisen aan voedselveiligheid en noem maar op stellen. Daar hebben ze vaak nog strengere eisen dan hier.  De heer Roemer (SP): Dit komt helemaal terug op wat ik in mijn betoog zei. De markt heeft geen moraal, de markt is er om zo goedkoop mogelijk geld te verdienen en winst te maken. Zeker voor arbeidskwaliteit, voor milieueisen en voor dierenwelzijn probeer je in een beschaafd land een norm te stellen. Zoals we in het verleden ook kinderarbeid hebben afgeschaft omdat wij vonden dat dat beneden de norm is. Wanneer je de markt op zo'n schaal openstelt voor landen die die normen niet kennen of die normen hanteren die veel lager zijn, importeer je dat naar Nederland. Dat betekent dat onze sector dat dus ook moet gaan doen om te kunnen concurreren. Dat betekent dus dat wij die standaarden, die wij zo op prijs stellen en die wij normaal vinden in een beschaafd land als Nederland kwijt zijn. Ga dat nu niet vergelijken met andere dingen die er niet toe doen. Het is heel logisch dat dat gebeurt, dat is de race to the bottom.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, de markt zorgt ervoor dat we voedsel hebben. Het communistische systeem, waarbij de overheid dat moest doen heeft jammerlijk gefaald. Dus daar zorgt de markt voor. En ja, de overheid heeft als taak om daar fatsoenlijke normen aan te stellen rond voedselveiligheid en dierenwelzijn; dat gebeurt ook. Maar als er nu één land is dat op dit gebied twijfels heeft over TTIP, dan ligt dat land aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. De Amerikaanse eisen zijn op veel gebieden hoger dan de Europese. Dus voor dit pleidooi zou u eigenlijk in het vliegtuig moeten stappen en naar het Congres gaan om daar te pleiten voor het niet afsluiten van TTIP omdat de Europese eisen vaak lager zijn dan de Amerikaanse. Dus ik zeg: gooi die markt open, grijp die economische kans. Dat zal niet leiden tot een achteruitgang van onze kwaliteit van voedsel en dierenwelzijn.  De voorzitter: Mijnheer Roemer, tot slot.  De heer Roemer (SP): Datzelfde betoog heb ik gehoord toen de hele financiële sector moest worden opengegooid. Toen zeiden wij: minder regels bij de financiële sector, mondiaal, dat moeten wij met zijn allen doen. We hebben gezien wat voor puinzooi dat is geworden, wat voor crisis over de hele wereld. We gaan dit ook doen als wij onze normen, onze standaarden te grabbel gooien en alles hier maar binnenboord halen zodat het een race to the bottom wordt. Word wakker, niet alleen in Amerika maar vooral — zeg ik in deze Kamer tegen de VVD — word hier wakker en begin daar niet aan.  De heer Zijlstra (VVD): Het is geen race to the bottom. Dat is wat ik elke keer zeg. Kennelijk wil de heer Roemer het niet horen, maar dat is het niet. Ik herhaal: het verhaal is vergelijkbaar met de totstandkoming van de Europese Economische Gemeenschap, namelijk het samenwerken en het creëren van een grote gemeenschappelijke markt inclusief alle fatsoenlijke normen op het gebied van voedselveiligheid en noem het allemaal maar op. Het is goed om die beweging te maken. Daar heeft Nederland, daar heeft Europa, enorm van geprofiteerd. Wat mij betreft gaan wij die economische groei, het potentieel dat in TTIP zit, ook ontginnen. Het zou zonde zijn om het niet te doen.  De heer Klaver (GroenLinks): De vergelijking met Europa is mooi. Het is eerlijk dat de heer Zijlstra zegt dat TTIP eigenlijk het vergroten van de interne markt is. Wij zien in Europa dat wij er wel in zijn geslaagd om de interne markt te vergroten, maar eigenlijk niet om een politiek bestuur te creëren en daarmee ervoor te zorgen dat burgers nog zeggenschap houden over die interne markt. Op welke wijze gaat de heer Zijlstra garanderen dat wij zeggenschap houden over wat wij als burgers belangrijk vinden op het gebied van normen voor voedselveiligheid en de financiële sector? Als wij het in Europa al niet goed kunnen regelen, hoe garandeer je het dan als je je markt maar gelijk gaat opentrekken tot de Verenigde Staten?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij hebben wij het in Europa juist heel goed geregeld. Wat wij niet moeten doen, is het volgende. Er zijn Europese regels. In Nederland hebben wij de afgelopen jaren bovenop die Europese regels, die heel netjes en fatsoenlijk zijn, nationale Nederlandse koppen gezet. Ik heb daarvan zojuist een paar voorbeelden gegeven. Dat moet je niet doen, is mijn pleidooi. Ik pleit niet voor het afschaffen van de regels in Europa; die zijn heel goed. Die gelden voor ons allemaal. Als wij het straks met Amerika samen doen, gelden ze ook voor Amerika. Wat wij niet moeten doen, is zeggen: wij gaan hier nog wat extra doen en wij gaan daar nog wat extra doen. Dat doen wij te vaak in dit huis. Dan plaats je onze bedrijven en onze boeren in een achterstandspositie en daar moeten wij mee ophouden.  De heer Klaver (GroenLinks): Dat is nu precies het punt als het gaat over democratie. Natuurlijk, meerderheden kunnen hier veranderen in het parlement en dat is maar goed ook. Stel je voor dat er in het parlement een groene meerderheid zou komen. Dan kan ik mij zomaar voorstellen dat er heel andere eisen worden gesteld op het gebied van dierenwelzijn, voedselveiligheid, landbouw of de uitstoot van CO2. Dan moet je kunnen veranderen. Stel dat je het allemaal vastlegt, zoals de heer Zijlstra zegt: je moet er uiteindelijk niet meer van kunnen afwijken, daar moeten wij ons aan houden, want dat is goed voor ons bedrijfsleven en voor de economische groei. Dan stel je economische groei boven al die andere belangrijke waarden, zoals voedselveiligheid, het terugdringen van de uitstoot van CO2 en eerlijke handel. Dat is zonde. Daarmee schakel je democratie uit.  De heer Zijlstra (VVD): Nee, democratie zal er altijd zijn. Als de door u genoemde meerderheid zou besluiten om heel veel extra regels vast te stellen of de landbouw het leven in dit land onmogelijk te maken, dan kan dat. Dat is democratie en daar zal ik nooit tegen zijn. Mijn pleidooi is dit. Wil je die grote markt ontginnen, de fatsoenlijke eisen die wij in Europa hebben gesteld en die straks ook breder gelden, op een fatsoenlijke manier implementeren en onze boeren, tuinders en andere bedrijven gelijke kansen geven, geef ze dan ook die gelijke kansen. Dat u daar politiek anders over denkt, snap ik, maar aanvaard dan ook de consequentie. Dan gaan sommige bedrijven verdwijnen. Dan gaan sommige sectoren verdwijnen. Die gaan niet naar landen waar het beter geregeld is. Die gaan naar landen waar het slechter geregeld is. Dan gaat het milieu achteruit. Dan gaat de voedselveiligheid achteruit. Dan gaat de duurzaamheid achteruit.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik constateer dat de heer Zijlstra zich zorgen maakt over politieke meerderheden die in de Tweede Kamer ontstaan. Hebt u nu mevrouw Thieme gebruikt om een politieke boodschap te geven, bijvoorbeeld aan uw coalitiegenoot de Partij van de Arbeid, als het om dit onderwerp gaat?  De heer Zijlstra (VVD): Nee hoor, die politieke boodschap aan de PvdA kan ik elke week wel kwijt. Dat hoef ik niet via dit spreekgestoelte te doen.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan verbaas ik mij toch een beetje. U maakt zich zorgen over meerderheden die hier ontstaan, maar u bent regeringspartij. Met de Partij van de Arbeid kunt u afspraken maken. Als u dit dan echt zo belangrijk vindt en zich zorgen maakt, waarom hebt u dan geen afspraken gemaakt? Dat is soms toch wel de kortste weg, lijkt mij, als het om zorgen gaat.  De heer Zijlstra (VVD): Zeker, en wij verschillen ook nog weleens van mening. De PvdA doet niet altijd wat ik wil en omgekeerd, al zou de heer Samsom dat graag willen. Het lukt niet altijd en dus ben je met een politieke gedachtewisseling bezig. Ik geef aan wat ik namens de VVD-fractie vind. Ik vind dit een verkeerde ontwikkeling. Dat er een meerderheid voor is, heb ik al geconstateerd. Ik vind dat die meerderheid van al die partijen eens moet gaan nadenken over de vraag of het verstandig is met het oog op de toekomst. Dat is wat ik hier betoog. U hoort meestal ook bij die meerderheid. Dus zeg ik ook tegen u: Kom op voor de boeren, kom op de tuinders en kom op voor de goede normen, maar overdrijf het niet.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Zijlstra begint helemaal te glimmen, want inderdaad: dit vindt de VVD, maar de VVD heeft de mogelijkheid om afspraken te maken met de coalitiepartners, in regeerakkoorden en noem maar op. In dat opzicht heeft hij zo te horen af en toe het nakijken. Zijn er nog meer onderwerpen op zijn lijstje van zaken die hem zorgen baren, vanwege de ontstane meerderheden in de Kamer of misschien ook vanwege het feit dat de meerderheid van deze coalitie heel broos is in deze Kamer? Wij hebben het de afgelopen weken meegemaakt. Vorige week was er een debatje over vluchtelingen. Floep, was opeens een van de Kamerleden van de coalitie verdwenen. Een paar weken geleden ging het over Griekenland. Floep, was er opeens eentje van de VVD verdwenen. U was trouwens helemaal verdwenen tijdens dat debat.  De heer Zijlstra (VVD): Nou, ik zat achterin, maar dat maakt niet uit.  De voorzitter: Uw vraag, mijnheer Slob.  De heer Slob (ChristenUnie): Maakt u zich nog zorgen over andere onderwerpen? Het is altijd fijn om dat even met elkaar te delen. Dan kunnen wij een beetje meeleven. Misschien kunnen wij af en toe een bijdrage leveren om een onderwerp wat verder te helpen. Dus gaat uw gang, wat mij betreft!  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb er wel een paar, ja, maar die ga ik niet allemaal hier noemen, anders ben ik zo door mijn spreektijd heen en dat lijkt mij weinig zinvol. Het lijkt mij toch dat politieke partijen in dit huis staan voor de meningen die zij hebben en die ook uitdragen. Ik probeer om bij de meerderheden die kennelijk iets anders vinden, een denkproces op gang te krijgen. Is wat u naar mijn mening te vaak doet, verstandig? Dat u het doet, is democratie. Dat is aan u, maar ik geef tegenover u, mijnheer Slob, en tegenover andere partijen heel helder aan dat de VVD het heel onverstandig vindt dat we hiermee naar onze mening onze land- en tuinbouwers het leven heel moeilijk maken, met als consequentie dat we straks slechter af zijn qua dierenwelzijn, slechter af qua milieu en slechter af qua duurzaamheid.  De voorzitter: Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.  De heer Zijlstra (VVD): Dank u, voorzitter. Ik heb nog wel even.  De voorzitter: Ja, u hebt ook nog tijd hoor.  De heer Zijlstra (VVD): Mensen en bedrijven zijn tot veel in staat, zolang de politiek ze niet te veel in de weg zit. We zijn een klein land, maar wel een land met grote, bijna onbegrensde mogelijkheden. Dat wil ik graag zo houden. Ik hoor graag van het kabinet — de heer Slob wordt bediend — hoe het denkt de stroom aan regelgeving van de afgelopen jaren te kunnen beheersen en terug te snoeien.  Technologische ontwikkelingen en innovatie bieden veel kansen, maar ze brengen ook veel veranderingen en daarmee onzekerheden met zich. Dat leidt tot vele vragen en Nederlanders verwachten van de politiek dat we daar antwoorden op hebben. Is er straks nog wel werk voor mijn zoon of dochter? Mooi, die vooruitgang, maar betekent de komst van de robot, de 3D-printer of de quantumcomputer dat er straks heel veel banen gaan verdwijnen? Zijn die veranderingen alleen maar goed voor hoogopgeleiden of zijn er ook anderen die meeprofiteren? Dat zijn terechte vragen. Als politici moeten wij daar antwoorden op geven.  Als we naar de geschiedenis kijken, zien we dat er alle reden is om optimistisch te zijn over technologische vooruitgang, om optimistisch te zijn over de mooie kansen die de toekomst voor ons land in petto heeft. Neem de robot. Sommige politici zijn daar net zo bang voor als mensen eerder waren voor de stoommachine of voor de computer. Zij vrezen de vooruitgang. Zij zeggen dat de robot mensen overbodig maakt, maar er is geen enkele reden om de robot te vrezen, integendeel. Met de komst van nieuwe technologieën verdwijnen er altijd banen. Dat klopt, maar er komen ook altijd nieuwe banen bij, vaak leukere en beter betaalde banen.  Door de komst van de stoomtrein verloren koetsiers en paardenverzorgers hun baan, maar de afstanden werden kleiner en onze wereld werd groter. Er kwamen nieuwe en betere banen bij: de machinist, de conducteur, de treinenbouwer, de staalarbeider, de logistiek planner. Zo werkt het nog steeds. Tien jaar geleden bestond het beroep van app-bouwer nog niet. Op dit moment zijn er duizenden mensen in dit land die dat als baan hebben.  Desondanks zijn velen onrustig over dergelijke ontwikkelingen. Daarom moeten wij als politiek die onrust niet voeden, maar mensen juist het vertrouwen geven dat we allemaal zullen profiteren van de technologische vooruitgang. Alle Nederlanders zullen profiteren. Het is echt niet zo dat bij een hightechbedrijf als ASML alleen maar studiebollen werken. Er werken ook facilitair medewerkers, secretaresses, cateraars, schoonmakers, beveiligers. Ook zij hebben de microprocessor nodig om hun huur of hun hypotheek te betalen. Dankzij de welvaart en de banen waar bedrijven als ASML voor zorgen, kunnen we onze gezondheidszorg, onze veiligheid, onze sociale voorzieningen en onze wegen betalen. Wat voor ASML geldt, geldt ook voor bedrijven die bijvoorbeeld robots maken. Ook zij bieden werk aan laag-, midden- en hoogopgeleiden. Ook zij scheppen de welvaart waarmee we de sociale voorzieningen voor alle Nederlanders kunnen betalen. We hoeven de vooruitgang dus niet te vrezen. We moeten er juist voor zorgen dat onze kinderen zelf robots leren maken, zodat de bedrijven die ze straks gaan bouwen, in Nederland staan. Die taak hebben we als politiek. Niet bang zijn voor dit soort ontwikkelingen, maar erop inspelen en ervan profiteren.  Dat vereist wel aanpassingen van ons onderwijs en onze arbeidsmarkt. Onze arbeidsmarkt is nog steeds te star en onvoldoende ingericht op banen voor de toekomst. Ook de Wet werk en zekerheid heeft dit niet opgelost. Er zijn nog steeds fundamentele problemen op onze arbeidsmarkt. Neem een oudere leraar in het hoger onderwijs. Die krijgt hetzelfde salaris als een jongere collega, maar hoeft daar 20% minder voor te werken. Het klinkt leuk als je zo'n baan hebt, maar wat als je zo'n baan niet hebt en als 60-jarige graag als leraar in het hoger onderwijs aan de slag wilt? Geen weldenkend mens zal verwachten dat een werkgever je dan inhuurt als je zoveel duurder bent dan die jongere leraar. Dus sluit die mooie regeling, die bedoeld is om mensen te beschermen, diezelfde mensen juist keihard uit. Iedereen begrijpt dit en aan ons politici de verantwoordelijkheid om er wat aan te doen.  Er is steeds meer werk, maar er zijn steeds minder vaste banen. Werkgevers kijken wel uit om iemand een vast contract te bieden. Je tekent immers voor veel verplichtingen en veel risico's. Steeds meer Nederlanders besluiten daarom tot een bestaan als zzp'er. Inmiddels is een tiende van onze welvaart aan hen te danken. Dat moeten we koesteren. Als liberaal vind ik het geweldig als iemand voor eigen risico en rekening aan het werk gaat. Op zulke ondernemingszin is onze welvaart gebouwd. Maar ik vind ook dat de vaste baan weer aantrekkelijker moet worden. Immers, niet iedereen wil voor het ondernemerschap kiezen. Er zijn genoeg mensen die liever in loondienst werken. De VVD wil dat mensen hierin een vrije keuze kunnen maken. Die vrije keuze staat onder druk. Want waarom komen er minder vaste banen bij dan je zou verwachten en wensen? Dat komt omdat we zijn doorgeschoten in het afwentelen van alle mogelijke risico's en lasten op de werkgevers. De lasten en risico's die vastzitten aan het in vaste dienst nemen van iemand zijn zo groot geworden, dat werkgevers wel drie keer nadenken voordat ze iemand aannemen. De balans tussen de rechten van een werknemer en de kosten die dat meebrengt voor de werkgever, is zoek. Die balans zal moeten worden hersteld.  De heer Pechtold (D66): Interessant. Na "eigen tomaat eerst" en "robots zijn cool" — dat waren dingen waar ik wat minder mee kon — nu het idee om de starre arbeidsverhoudingen aan te pakken. Ik heb het gevoel dat we weer een beetje aan het terugonderhandelen zijn ten opzichte van wat het kabinet aan het doen was. We hebben de WW beperkt tot twee jaar en nu pleit de FNV ervoor dat het UWV het derde jaar weer gaat regelen. Dat is terugkomen op gemaakte wetgeving, plus een groot probleem dat precies dat gebeurt wat de heer Zijlstra analyseert: het in vaste dienst nemen van een werknemer wordt onaantrekkelijk en de loonruimte wordt alleen maar weer beperkt. Na deze mooie analyse: wat gaan we doen?  De heer Zijlstra (VVD): Wij willen die balans graag herstellen. Wij willen graag dat mensen de keuze van een vaste baan hebben. Dat moeten we niet doen door flexwerk of zzp'ers te gaan bestrijden. We moeten de balans herstellen door de rechten van de werknemers aan de ene kant en de plichten en risico's van werkgevers aan de andere kant meer in evenwicht te brengen. Dan kun je bijvoorbeeld kijken naar de vraag of je moet snijden in de werkgeversbijdrage. Moeten we langjarige doorbetaling bij ziekte niet beperken? Moeten we cao's waarin allerlei bovenwettelijke verplichtingen staan wel algemeen verbindend verklaren? Dat zijn de zaken waar we het dan over hebben. De VVD zou die route graag lopen. Ik begrijp dat de heer Pechtold dat ook wil.  De heer Pechtold (D66): Ik sta voor een snoepkast. Ik zou zeggen: welke gaan we pakken?  De heer Zijlstra (VVD): Ja, allemaal mag ook.  De heer Pechtold (D66): Allemaal mag ook, zegt de VVD. Dat is fantastisch! Dan gaan we nu als eerste zorgen dat we niet gaan terugonderhandelen wat we met het kabinet hebben afgesproken over het sociaal akkoord: we laten het derde WW-jaar gewoon aan de individuele onderhandelaars over. Dat is één. Dan zit er ruimte in het loon en maken we het werkgevers makkelijker om mensen in dienst te nemen. Die drempel halen we weg. Deal?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij hebben we afgesproken: twee jaar en geen publieke voorziening. Wat mij betreft blijft dat zo.  De heer Pechtold (D66): Prima. Hartstikke mooi. Nu de volgende. Ik hoor allemaal prachtige dingen voorbijkomen. Vroeger had je Willem Ruis. Dan vielen al die stokken en dacht je: welke zal ik eens pakken? Welke dingen gaan we nu samen in wetgeving gieten? Dat vind ik wel belangrijk. We hebben nog anderhalf jaar met dit kabinet. Ik zie ze bij de PvdA een beetje wit wegtrekken. De minister van Sociale Zaken heeft gelukkig nog een fleurige das om waardoor die nog wat afstraalt, maar bij uw betoog zag ik hem toch even wit worden. Welk wetsvoorstel gaan we indienen? Dat over de algemeen verbindend verklaarde cao? Gaan we dat deze kabinetsperiode nog doen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zou het niet weten. Dit is de route die de VVD wil gaan lopen en dit is haar mening over wat verstandig is. Het is de vraag of zij daar een meerderheid voor gaat krijgen. Het staat niet in het regeerakkoord en niet in het sociaal akkoord. Dit is de stap die hierna gezet moet worden naar de mening van de VVD, net als zij in het verleden ook weleens plannen heeft gehad waarbij het enige tijd duurde voordat die uiteindelijk van een meerderheid werden voorzien. Wij gaan hiervoor. Het is hartstikke goed dat D66 mee wil doen, maar daarmee hebben we nog geen meerderheid.  De heer Pechtold (D66): Alle gekheid op een stokje … Dat is trouwens weer zo'n cliché. Ik gebruikte er te veel. "Van tweeën één" moet ik ook niet meer zeggen. Klip-en-klaar!  (Hilariteit)  De heer Pechtold (D66): Boter bij de vis!  De heer Zijlstra (VVD): U kunt er meer verzinnen.  De heer Pechtold (D66): Nee.  De heer Zijlstra (VVD): Niet?  De heer Pechtold (D66): Dit is een bom onder het kabinet als dit een serieus plan is voor de komende anderhalf jaar. Dit is echt een bom onder het kabinet. Mijn vraag is heel concreet: is dit serieus, gaan we er echt over praten of is dit PvdA'tje pesten?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zie niet in waarom dit een bom onder het kabinet is. Een halfjaar geleden presenteerden wij een plan dat volgens velen ook een bom onder het kabinet was. Nu is dat kabinetsbeleid. Ik weet niet of dat hierbij ook lukt. Ik weet dat het bij de partij van de heer Pechtold niet zo is, maar de VVD heeft over heel veel zaken een mening.  (Hilariteit)  De heer Zijlstra (VVD): De VVD wil heel graag bepaalde zaken voor elkaar krijgen. Dat begint met het agenderen daarvan. Vervolgens zetten we de vervolgstappen. Wanneer dat is, in deze kabinetsperiode of in een volgende, zal moeten blijken. Het is denk ik helder waar wij voor staan en welke beweging wij zouden willen maken met betrekking tot de arbeidsmarkt.  De heer Pechtold (D66): Dan is het een afleidingsmanoeuvre voor de problemen bij justitie en al die andere zaken. De heer Zijlstra stelt demotie voor — het is goed als mensen dat even op zich laten inwerken — waarbij oudere werknemers minder gaan verdienen. Dat was het voorbeeld van de onderwijzers. De heer Zijlstra zegt de cao's te gaan aanpakken. Hij zegt dingen over de WW-duur. Hij heeft het over nogal wat zaken waarvan ik het prima vind om die in samenhang en verantwoord te bekijken in een moderne arbeidsmarkt. De PvdA is dit echter allemaal niet met u eens. Maar waarom doen we die zzp'ers dan nu niet? Dat wetsvoorstel zouden we al moeten hebben. Waarom doen we die pensioen niet? Dat voorstel zouden we al moeten hebben. De heer Zijlstra zegt zeer terecht dat de VVD een mening heeft. Maar je moet niet alleen een mening hebben als regeringspartij, je moet de zaken die je afspreekt, ook uitvoeren. Waar blijft dat wetsvoorstel van de zzp'ers? Waar blijft dat wetsvoorstel van de pensioenen? De heer Zijlstra moet niet alleen de coalitiepartner bang maken. Hij moet wat afgesproken is deze kabinetsperiode gewoon nog leveren.  De heer Zijlstra (VVD): Als je toetreedt tot een coalitie en je daarmee elke eigen ideeënvorming en meningsvorming zou moeten inleveren, dan zal nooit een partij daar meer aan beginnen. Dat is niet aan de orde. Over demotie heb ik iets anders gezegd. Het ging mij om de situatie waarin iemand 20% minder gaat werken en hetzelfde verdient. Overigens — die geef ik meteen terug, hoor — valt ook daarover te praten. Je moet kijken naar de blokkerende vraagstukken op de arbeidsmarkt. Ik heb daarvan een hele rij opgesomd. Je moet echter niet allerlei collectieve regelingen gaan organiseren voor zzp'ers en dat lijkt de heer Pechtold voor te stellen. Als je pensioenregelingen en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor zzp'ers gaat opstellen, zijn zij geen zzp'er meer. Je moet de balans op de arbeidsmarkt herstellen. Wij zien daar een probleem en wij hebben daar een mening over. Ik schat in dat het kabinet daarover misschien niet meteen tot overeenstemming kan komen, omdat daarover inderdaad verschillend wordt gedacht door de twee coalitiepartijen. Dat is geen verrassing, dat wist de heer Pechtold ook toen hij naar de microfoon liep, maar dat ontslaat noch de VVD noch andere partijen van de plicht om na te denken over de vraag wat wij aan die starre arbeidsmarkt kunnen doen om ervoor te zorgen dat onze economie klaar is voor de toekomst en dat de mensen die nu geen baan hebben, straks wel een baan hebben.  De heer Roemer (SP): Ik moet de heer Zijlstra nageven dat de VVD met veel voorstellen komt. Veel daarvan zijn een race to the bottom en daar word ik niet zo vrolijk van, maar de heer Zijlstra zei ook een paar interessante dingen. Dat gebeurt niet zo vaak en als wij nu een kans hebben, laten wij die dan grijpen. Als ik het goed heb begrepen, is de heer Zijlstra van mening dat meer mensen moeten kunnen profiteren van vast werk. Dit betekent bijvoorbeeld dat je flex duurder moet maken dan vast of vast goedkoper dan flex, want werkgevers zijn niet gek. Die kijken of zij werk hebben en als dat zo is, kiezen zij voor flex. Als je maar kunt blijven flexen en het is goedkoper, dan kan ik dat de werkgever niet kwalijk nemen. Is de VVD bereid om het zo met ons te regelen dat als er echt werk is — want flex is voor de flexibele schil, voor ziek en piek, en niets anders — vast goedkoper te maken dan flex?  De heer Zijlstra (VVD): Flex is niet alleen voor de flexibele schil. Er zijn ook veel mensen die de vrijheid willen hebben om als zzp'er aan de slag te gaan. Die keuze wil ik hun niet ontnemen. Ik wil echter ook dat mensen voor een vaste baan kunnen kiezen. Dat is precies wat ik heb gezegd. Daar zie ik problemen. Werkgevers beginnen er niet aan op dit moment. Op dit moment wordt vrijwel niemand in een vaste baan aangenomen. Dat heeft te maken met de grote verplichtingen en risico's die een vaste baan voor een werkgever met zich meebrengt. Aan dat probleem moet je iets doen. Ik heb al gezegd dat je dan niet een andere route moet kiezen. Je kunt flex en zzp'en wel zo onaantrekkelijk maken dat niemand dat uiteindelijk meer doet, maar dan heb je nog steeds een arbeidsmarkt die niet goed functioneert. Wij moeten iets doen aan die vaste contracten zodat het voor werkgevers aantrekkelijker wordt om mensen in vaste dienst te nemen. Ik proef bij veel werkgevers dat zij dit ook prima willen doen, zij nemen graag mensen in vaste dienst, maar ze zeggen dat zij er nu niet aan beginnen omdat de risico's te groot zijn. Dat is een probleem en als het aan de VVD ligt, gaan wij daar iets aan doen.  De heer Roemer (SP): Echte goede ondernemers doen het wel; zij nemen mensen direct in vaste dienst, omdat zij willen investeren in elkaar. Zij weten dat als je iets geeft, je iets terugkrijgt. Zij weten dat als je in mensen investeert, het weggegooid geld is als ze na anderhalf jaar al weer zijn vertrokken. De echte ondernemers weten dat je moet investeren in mensen en die willen naar vast werk. Ik sprak echter over managers die op korte termijn winst willen produceren. Dan heb je het niet over de vrije vogels bij die ondernemers, maar over de volgelvrijen die worden uitgebuit, die moeten concurreren op arbeidsvoorwaarden, die gemiddeld 15 of 16 uur per week werken tegen een loon waarvan zij nooit kunnen rondkomen.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Roemer (SP): Als de heer Zijlstra echt wil dat meer ondernemers mensen in vaste dienst nemen als zij daar werk voor hebben, dan is er maar één oplossing: vast goedkoper maken dan flex opdat de mensen niet worden uitgebuit en in bescherming kunnen worden genomen.  De heer Zijlstra (VVD): Dat is precies wat er moet gebeuren. Hoe doe je dat? Dat doe je door de risico's en verplichtingen van werkgevers in balans te brengen, want die zijn nu heel groot, en daarmee de kosten. Neem een kapper met twee personeelsleden. Als hij wordt getroffen door langdurige doorbetaling bij ziekte, is hij failliet. Einde oefening! En daarom neemt hij dat risico niet. Aan die zaken moeten wij iets doen en ik begrijp dat de heer Roemer dat ook wil. Dat is winst.  De heer Roemer (SP): Laat ik deze gelijk inkoppen. Dit stond vier of vijf jaar geleden al in ons plan Hart voor de zaak. Dit plan bevatte 40 concrete maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf. Ik heb de heer Zijlstra hier vier jaar op rij gehoord over het doorbetalen van ziek personeel van een kleine ondernemer, maar er is nooit een voorstel gekomen. Als de SP-fractie morgen met een voorstel komt om hier iets aan te doen, dan krijg ik dus eindelijk eens de steun van de VVD in plaats van vier jaar roeptoeteren zonder met een voorstel te komen. De VVD roept dit al vier jaar, maar ook dit jaar staat het niet in de begroting.  De heer Zijlstra (VVD): Nee, daar heb je een meerderheid voor nodig. Over de doorbetaling zijn wij het op sommige punten met de SP eens; ik meen mij te herinneren dat dit niet voor alle details uit het plan van de SP geldt. Met andere partijen zijn wij het weer op andere punten eens. Je moet voor de arbeidsmarkt echter niet ad hoc dingen doen: het ene ding wel, maar andere dingen niet. Er is een disbalans en die moeten wij breed aanpakken. Als wij dat doen, komen wij op dit soort maatregelen uit. Die moeten echter niet standalone genomen worden. Wij moeten vele dingen doen om dit probleem op te lossen. Alleen dit puntje oppakken helpt, maar daarmee lossen wij het niet op. Dat is het pleidooi dat ik hier houd.  De heer Roemer (SP): Het is niet het ene puntje. Het midden- en kleinbedrijf heeft de afgelopen jaren klap, na klap, na klap gekregen. Zij moesten nota bene van de SP-fractie komen: 40 concrete voorstellen voor het midden- en kleinbedrijf, te lanceren samen met MKB-Nederland.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Roemer (SP): Van al die voorstellen is er niet één teruggekomen in de begroting. Vier jaar op rij roept de VVD dit al. Het enige wat zij heeft gedaan, is roepen en niks doen, de btw verhogen en vooral de lasten voor het midden- en kleinbedrijf verhogen. Zij heeft niet alleen de politieagenten en het Openbaar Ministerie in de steek gelaten, de VVD heeft ook het midden- en kleinbedrijf in de steek gelaten.  De heer Zijlstra (VVD): Nee, want wij hebben ervoor gezorgd dat de economie is aangetrokken. Daardoor hebben die bedrijven weer omzet. Daardoor is er weer perspectief voor hen. Dat is wat het kabinetsbeleid met zich brengt.  Als de heer Roemer bereid is om wat te doen aan het complexe probleem van de vastzittende arbeidsmarkt en aan het feit dat mensen met een vast contract te duur zijn, dan vindt hij in ons een bondgenoot. Ik weet niet of de oplossingen dan precies dezelfde zijn, maar dat is precies het probleem waar wij iets aan moeten doen.  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Zijlstra (VVD): Vaste contracten zijn te duur voor de werkgever en daarom worden mensen niet aangenomen.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Zijlstra (VVD): Die balans moet hersteld worden, want daarmee wordt het vaste contract aantrekkelijk. Dan krijgen jongeren, herintreders, werkloze ouderen en alle anderen die nu nog achter het net vissen, weer kansen. Wij kunnen mensen daarmee de zekerheid bieden dat zij, als zij hun baan verliezen, gemakkelijk weer een nieuwe baan kunnen vinden. Mensen verwachten dat de politiek die nieuwe zekerheden geeft, zekerheden waar je meer aan hebt dan aan de huidige schijnzekerheid. Als je bedrijf in problemen komt, is ontslag helaas onvermijdelijk. Dan blijkt de zekerheid van een vaste baan inderdaad schijn te zijn geweest. Wat dan echter wel heel zeker is, is dat het heel erg moeilijk wordt om een nieuwe vaste baan te vinden. Als wij meer mensen een kans op een vast contract willen geven, dan zullen wij het vaste contract moeten aanpassen aan de eenentwintigste eeuw.  De veranderingen die nodig zijn op de arbeidsmarkt, vergen ook een verandering in ons onderwijs. Ons onderwijs is goed, maar het kan nog beter. Iedereen ziet dat en van de politiek wordt verwacht dat zij daar wat aan doet. In een snel veranderende wereld moeten wij erop kunnen rekenen dat de overheid het zo gemakkelijk mogelijk maakt om een leven lang te leren. Elke Nederlander moet de kans krijgen om zich sneller en vaker te laten bijscholen en omscholen en om nieuwe vaardigheden te leren. Dat klinkt nieuwer en elitairder dan het is, want feitelijk is dit van alle tijden en van alle rangen en standen. Een automonteur die 30 jaar geleden is begonnen met werken, moest toen bijvoorbeeld goed kunnen lassen. Later moest hij ook leren hoe om te gaan met ICT en kunnen programmeren. Vandaag de dag moet hij of zij kunnen omgaan met nieuwe materialen in een elektrische auto. Misschien heeft hij het zelf niet eens door, maar hij is een leven lang aan het leren. We hebben allemaal het vermogen om nieuwe dingen te leren, voor ons werk of puur voor ons plezier, of we nu kind zijn of gepensioneerd, of we nu hoog- of laagopgeleid zijn. Ons onderwijs moet nóg meer dan nu helpen om dat leren mogelijk te maken.  Het moet over de hele linie beter. Het onderwijs is een tough cookie, met veel gevestigde belangen, en groepen die bijna elke verandering afwijzen. Maar de wal keert het schip: als het onderwijs niet meebeweegt, gaat de samenleving andere kanalen zoeken. We zien nu al bedrijven die zelf interne opleidingen organiseren en financieren, omdat ze ontevreden zijn over de bestaande opleidingen. Dat is een duidelijk signaal, dat de politiek en het onderwijs moeten oppakken. Wat de VVD betreft, moeten we het onderwijs niet langer financieren op basis van het tamelijk willekeurige aanbod van opleidingen. Het wordt tijd om de vraag naar opleidingen centraal te stellen: de vraag van studenten en de vraag van hun toekomstige werkgevers. Het is toch van de zotte dat er grote hoeveelheden werkzoekenden zijn en er tegelijkertijd in vele sectoren een schreeuwend tekort is aan personeel? We hebben opleidingen nodig die onze jongeren opleiden tot een baan, niet tot een uitkering. Er zijn positieve signalen, zoals de TU Delft, die dit jaar meer aanmeldingen kreeg dan ze plekken heeft. Maar we zijn er nog lang niet. Volgens recente cijfers zit op het hbo bijna de helft van de eerstejaars in een studierichting waarvoor de baanverwachting ongunstig is. Studies als toegepaste psychologie en culturele en maatschappelijke vorming hebben volgens dat rapport te veel studenten, en techniekstudies te weinig. Dat kan zo niet doorgaan. Ons onderwijs moet beter aansluiten bij datgene wat de maatschappij vraagt en wat toekomstige werkgevers vragen. De politiek moet het vertrouwen geven dat we dat daadwerkelijk gaan regelen.  Beter onderwijs vraagt verder iets van de mensen die voor de klas staan. Ook dat is een zaak. Het is een open deur, maar alles staat of valt met de kwaliteit van de leraren. Die kwaliteit moet beter. We hebben behoefte aan leraren die het beste uit onze kinderen weten te halen, zodat dezen zich kunnen ontplooien en later een goede baan kunnen krijgen. Ouders en kinderen, maar ook lerarenorganisaties vragen hier allang om. Het is aan ons politici om dat eens eindelijk een keer te regelen. Dit brengt mij tot de volgende vraag aan het kabinet: hoe staat het met het beroepsregister, gaat dat eindelijk eens komen?  De politiek zal er meer aan moeten doen om ervoor te zorgen dat ouders het vertrouwen hebben dat kinderen zich inderdaad kunnen ontplooien. We moeten, naast de noodzakelijke kennis, ook de bildung versterken. Dat mooie Duitse woord staat voor persoonlijke vorming en algemene vaardigheden. We moeten ons vermogen versterken om buiten de gebaande paden te treden, zodat we elke verandering aankunnen en steeds weer nieuwe ontdekkingen kunnen doen. We moeten ook meer werk maken van het aanleren van ondernemersvaardigheden. Wat mij betreft is dat al op de basisschool, want jong geleerd is oud gedaan. We hebben namelijk nieuwe ondernemers en nieuwe start-ups nodig. Zij zijn de bron van onze welvaart. Kinderen, ouders, werkgevers, maar ook leraren zelf willen weten waar ze aan toe zijn. Ze willen weten of wij als politiek in staat zijn om dat te regelen. Wat de VVD betreft, pakken we die handschoen op.  De heer Klaver (GroenLinks): Dit is een heel herkenbaar pleidooi van de VVD, om onderwijs beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. Maar ik hoorde ook iets over bildung. Betekent bildung niet juist dat er ook kleine opleidingen moeten zijn op universiteiten, ook al studeren daar misschien niet zo heel veel mensen? Opleidingen als sterrenkunde, dat ene vak Portugees, Zweeds of Fins, of een oude taal. Kennis heeft namelijk een intrinsieke waarde, een waarde van zichzelf. We moeten die behouden voor onze samenleving. We kunnen het hele onderwijs toch niet zo efficiënt inrichten dat er altijd aansluiting is op de arbeidsmarkt? Bildung betekent toch ook gewoon dat we ons met kennis moeten verrijken, omdat dat de samenleving als geheel uiteindelijk verder helpt?  De heer Zijlstra (VVD): De heer Klaver maakt volgens mij een onjuiste verbinding. Bildung betekent dat je mensen niet alleen maar puur wat technieken leert, maar dat je ze ook leert omgaan met veranderingen en met algemene informatie. Dat is wat anders dan in Nederland een studie Portugees met een paar studenten overeind houden. Er is namelijk binnen Europa een prima plek waar je heel goed Portugees kunt studeren: Portugal. In deze globale wereld is er niet de noodzaak om al dat soort kleine opleidingen in Nederland aan te bieden. Je kunt beter efficiënt zijn en gaan voor onderwijs dat aansluit bij de behoeften van de samenleving en ook van de studenten. Dat soort zaken heeft niks met bildung te maken.  De heer Klaver (GroenLinks): Het heeft er alles mee te maken. Als we spreken over bildung, gaat het over de brede ontwikkeling van individuen, dat de techneut niet alleen iets weet over techniek, maar ook over filosofie en geschiedenis of andere vakken. Het gaat uiteindelijk ook over de vraag welk academisch klimaat je wilt. Welk klimaat wil je als land? Daarom moet je ook de ruimte laten voor vakken die misschien op dit moment helemaal niet zo populair zijn en waar maar een paar studenten voor zijn, omdat er op zo'n faculteit kennis beschikbaar is die van belang is voor onze samenleving. We kunnen deze misschien niet kwantificeren en deze draagt misschien niet bij aan economische groei. Je kunt zeggen: waarom ga je niet naar Portugal? Maar er zit kennis die we moeten behouden voor generaties die na ons komen. Dat is waar bildung uiteindelijk ook over gaat. Dat is niet iets individueels. Het zegt alles over de cultuur van je land. Het zegt alles over de waarde die wij hechten aan kennis, ook als die niet direct bijdraagt aan onze economie.  De heer Zijlstra (VVD): Je ziet dat kennis leidt tot versterking, tot synergie als je mensen, studenten, wetenschappers bij elkaar brengt en clustert op dat gebied, zodat de sterktes van iedereen daar uitkomen. Toen Albert Einstein in Leiden zat, was dat omdat daar de top van de wereld aanwezig was; die trok naar elkaar toe. Dat moet je proberen te organiseren op verschillende universiteiten. We proberen nog te vaak — gelukkig is er een tegenbeweging ingezet die we verder moeten stimuleren — overal hetzelfde aan te bieden. We moeten universiteiten, hogescholen en onderwijsinstellingen meer laten focussen op de dingen waar zij goed in zijn. Ze moeten dan niet proberen om nog allerlei dingen daarnaast te blijven doen. Dat heeft niets met het klimaat in het land te maken, want als de ene universiteit het niet doet, wil dat niet zeggen dat de andere universiteit het niet doet. Waarschijnlijk doet die het, maar dan een stukje beter. Als je echter alles half doet, doe je niets helemaal goed.  De heer Klaver (GroenLinks): Waar het juist over ging, en daar zijn ook alle protesten in het Maagdenhuis over geweest, is dat er studies in Nederland dreigen te verdwijnen die uniek zijn in hun soort, die niet nog op vier of vijf andere universiteiten worden gegeven. Dat zijn unieke studies, waar unieke kennis zit. Juist als je pleit voor bildung, zou je ervoor moeten pleiten dat we niet alles overefficiënt proberen te organiseren en te clusteren in het onderwijs. Daar zitten inderdaad voordelen aan. Het is ook goed dat er beweging in die richting is, maar je moet wel ruimte laten voor verschillen en voor diversiteit in de academische wereld.  De heer Zijlstra (VVD): Bildung heeft niets te maken met het feit dat het kleine opleidingen zijn. Bildung heeft ermee te maken dat je in bestaande opleidingen, welke dat ook zijn, algemene vaardigheden, algemene kennis en een algemene manier om met veranderingen om te gaan, inbouwt. Het overeind houden van bepaalde kleine opleidingen in een land heeft er niets mee te maken. GroenLinks presenteert zich altijd als een internationale partij. Als je het voorbeeld neemt dat de heer Klaver zelf gebruikt, van een studie Portugees, moet je je in een internationale wereld afvragen: is het efficiënt, is het verstandig, is het goed om zo'n opleiding koste wat het kost overeind te houden, terwijl er misschien vier, vijf studenten zitten? Of kun je beter zeggen dat de universiteit zich moet richten op die vakken, die gebieden waar ze heel goed in is en daarin moet excelleren, daarin bij de wereldtop moet horen. Moeten we die studenten die we altijd stimuleren in het buitenland te studeren, niet vragen dit in dit geval ook te doen? Dan krijgen ze waarschijnlijk nog een betere opleiding ook.  De heer Klaver (GroenLinks): Waarschijnlijk is het niet efficiënt. Waarschijnlijk is het helemaal niet efficiënt om hier een opleiding open te houden die misschien maar door drie mensen gevolgd wordt. Waarschijnlijk kun je er beter voor naar Portugal of naar welk land dan ook gaan, maar we houden zo'n opleiding open omdat we dat goed vinden, omdat we dat juist vinden en omdat we vinden dat diversiteit hoort bij de academische cultuur. Uiteindelijk zorgt dat namelijk ook weer voor overlap en kruisbestuiving op de universiteiten. Het is dus misschien niet efficiënt, maar wel goed.  De heer Zijlstra (VVD): Die kruisbestuiving is er en blijft er, want de hoeveelheid opleidingen en studies is en blijft enorm. We zijn echter doorgeslagen. We hebben er te veel. Mijn oude studie commerciële economie bestaat volgens mij nu uit zestien deelstudies. Dat is allemaal veel te smal. We moeten proberen te verbreden en ervoor zorgen dat een en ander beter aansluit. We moeten ervoor zorgen dat mensen zich breder neerzetten en dat een en ander aansluit bij wat werkgevers willen. Dat is goed voor het onderwijs en het is goed voor Nederland.  Nederland is een geweldig land. Als ik om me heen kijk, zie ik een veilig en welvarend land, een land met een traditie om er samen uit te komen als het moeilijk wordt. Ik zie een vrij land, waarin ik met plezier woon en waarin ik mezelf kan zijn. Dat Nederland hebben we niet cadeau gekregen. Ons land is gebouwd op nuchtere Nederlandse waarden. Denk aan op een eerlijke manier je steentje bijdragen, je mouwen opstropen en je schouders eronder zetten als het tegenzit, zorgen voor jezelf maar ook geven om een ander, een ander behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden en bij tegenwind niet mekkeren maar harder trappen.  Ik ben in de politiek gegaan om voor die waarden op te komen, om ervoor te zorgen dat dit Nederland er ook is als mijn zoontje straks volwassen is. Ik strijd voor een samenleving waarin de overheid een bondgenoot is van de Nederlanders die naar deze waarden leven. Dat is een grote meerderheid. Deze grote meerderheid van Nederlanders verwacht van ons politici dat we problemen die zich voordoen, oplossen, dat we hen niet in de weg zitten, dat we ontwikkelingen zien aankomen en ons daarop voorbereiden.  We zien veel op ons afkomen. Ik gaf het al aan: de toenemende onveiligheid in de wereld, de aanzwellende stroom migranten en de snelle technologische vooruitgang. Dat zijn uitdagingen die wij als politici gezamenlijk moeten oppakken. Hierbij moeten wij niet blijven denken in bestaande structuren. Wij moeten out of the box durven denken en handelen. Hierbij moeten wij realisme tonen en ons niet verliezen in versleten principes. Wij moeten niet opgeven, maar durven aanpakken, net zoals wij de afgelopen jaren hebben gedaan, toen wij zowel met de coalitie- als met de oppositiepartijen samenwerkten om de economische crisis het hoofd te bieden. Ik geloof dat we ook in staat zullen zijn om de grote uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden. Ik geloof dat we in staat zijn om de handen ineen te slaan, zodat Nederlanders weten waar ze aan toe zijn. De Nederlandse kiezer mag het vertrouwen hebben dat de politiek daartoe in staat is. Het is aan ons om te bewijzen dat dat vertrouwen terecht is.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb helemaal tot het einde gewacht. Ik dacht: nu gaat het komen, de heer Zijlstra gaat in op de klimaatverandering. Er is een klimaatuitspraak geweest. Wat wil de heer Zijlstra dat het kabinet extra gaat doen om ervoor te zorgen dat het kabinet zich houdt aan die uitspraak, en is hij het ermee eens dat we alles op alles moeten zetten om de CO2-uitstoot te beperken met 25% in 2020?  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het terecht dat het kabinet in hoger beroep is gegaan. Het is ook goed dat het kabinet onderzoekt welke maatregelen er eventueel mogelijk zijn, maar ik vind het vooral verstandig dat het kabinet in hoger beroep is gegaan.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is eigenlijk heel raar. De adviseur van het kabinet op het gebied van milieuzaken, het PBL, zegt dat je eigenlijk dit jaar moet starten, als je ervoor wilt zorgen dat je die CO2-uitstoot nog kunt terugdringen. Wat zegt het kabinet vervolgens? We willen een soort second opinion, we laten onze eigen ambtenaren er nog een keer naar kijken. Dat is alsof de minister van Financiën zou zeggen als het CPB stelt dat het begrotingstekort boven de 3% uitkomt: nou, ik weet het niet zeker, laat mij het nog een keer narekenen. Dat is vreemd. Ik vraag me af waarom het CPB wel zo serieus wordt genomen, maar een ander planbureau niet, namelijk het PBL dat laat zien dat dit keer misschien niet zozeer de economie ontspoort, als wel de opwarming van de aarde. Waarom meet de heer Zijlstra met twee maten?  De heer Zijlstra (VVD): Omdat de rechtszaak nog loopt wil ik er een beetje buiten blijven, maar ik ga toch een politieke duiding geven. De heer Klaver voerde zojuist een interruptiedebatje met de heer Roemer over steenkoolbelasting. Dat stelt GroenLinks voor in zijn tegenbegroting, maar dat soort voorstellen zijn geen oplossingen. De oplossing is dat we wel degelijk iets aan de CO2-uitstoot gaan doen, maar dan moeten we ons beleid ook fundamenteel durven herzien, in Europees verband en als het even kan op wereldniveau. Dan moeten we naar een CO2-stelsel dat de belasting neerlegt waar het werkt. Nu wordt het een beetje technisch, sorry.  De voorzitter: Dat is buiten de orde van de vraag.  De heer Zijlstra (VVD): Dat is niet buiten de orde van de vraag, want hier gaat het over. Dat werkt met best available technology voor bepaalde sectoren. Als je het beter doet, door innovatie, dan krijg je CO2-rechten. Doe je het slechter, dan moet je betalen. Dan stimuleer je innovatie, je beprijst CO2-uitstoot, maar dat betekent ook wat anders. Dan moet je namelijk ook ophouden met al die subsidiestromen die we op dit moment hebben. De subsidies die we nu hebben, zorgen ervoor dat CO2 goedkoper is geworden en dat we ondanks een energieakkoord nu worden geconfronteerd met meer CO2-uitstoot en meer steenkoolgebruik dan er was. Dat komt door beleid zoals de heer Klaver nu voorstelt.  De voorzitter: De vraag van de heer Klaver ging echter over het PBL en ik heb u in uw antwoord niet over het Planbureau voor de Leefomgeving gehoord.  De heer Zijlstra (VVD): Dat was het eerste stukje van mijn antwoord, namelijk dat het Planbureau een uitspraak doet over een rechtszaak en daar wil ik buiten blijven.  De heer Klaver (GroenLinks): Het planbureau doet geen uitspraak over de rechtszaak maar het laat zien hoe je die 25% zou moeten halen en dat wanneer je het een jaar uitstelt, er niets gebeurt. Maar nu even terug naar die zaak rond die 25%. De heer Zijlstra zegt terecht dat we dit internationaal moeten opknappen. Daarop zullen we elkaar dus snel vinden. Maar was het niet in 1992 dat we hierover al afspraken hebben gemaakt en dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan allerlei internationale verdragen om deze doelstelling voor de reductie van de CO2-uitstoot te halen? Is het niet daarom dat de rechter heeft geconcludeerd dat de overheid een extra inspanning moet leveren? Mijnheer Zijlstra, het punt is juist dat we internationaal hebben afgesproken dat we de CO2-uitstoot gaan terugdringen. Een oplossing om daar te komen is een kolenbelasting en is het sluiten van kolencentrales. Als we daar niet toe bereid zijn, dan zijn we dus niet bereid om onze bijdrage te leveren aan wat u zo graag wilt, namelijk zo'n internationale afspraak. Waarom wilt u die afspraak dan niet nakomen?  De voorzitter: Dit is een vraag die eigenlijk al zo-even beantwoord is.  De heer Zijlstra (VVD): Ik wil die afspraken prima nakomen. Alleen, ik geloof dat de richting die de heer Klaver voorstelt en die soms ook door anderen wordt genoemd, niet de juiste is. Als je in die richting door blijft gaan, dan ben je het paard achter de wagen aan het spannen. Dan ben je dus niet CO2 centraal aan het stellen, maar dan ben je met allerlei subsidiestromen met verboden en alles en nog wat een totaal ondoorzichtig systeem aan het creëren waardoor het niet werkt. Laten we nou eens een systeem creëren dat wel werkt, dat simpel is en dat het vertrouwen neerlegt bij de mensen die het moeten doen; dat zijn de mensen in het land en de bedrijven die moeten innoveren. Dit gaan wij als overheid niet oplossen, anders dan het stellen van een norm en die handhaven. Maar al die subsidiestromen of het sluiten van bepaalde zaken: houd er me op, het functioneert niet.  De heer Klaver (GroenLinks): Fantastisch, laten we inderdaad stoppen met die subsidiestromen. Zorg ervoor dat de energiebelasting gewoon gelijk wordt getrokken voor grootverbruikers en kleinverbruikers. Daar gaat 5 miljard in op. Dat is een subsidie aan de fossiele industrie. Daar zijn we het heel snel over eens, maar uiteindelijk komt het op de vraag aan: waar ben je als Nederland toe bereid om er actie op te ondernemen? Als je kolencentrales sluit …  De voorzitter: Dank u wel.  De heer Klaver (GroenLinks): … kunnen we daar 20 megaton CO2 mee besparen. Dat is de werkelijkheid.  De voorzitter: Dank u wel.  De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter, mijn hemel, we zitten in de Algemene Politieke Beschouwingen, u behoeft toch niet na iedere zin "dank u wel" te zeggen?  De heer Zijlstra (VVD): En dan sluit je die steenkolencentrales. Waar komt de elektriciteit dan vandaan? Die is er namelijk niet zomaar. Gaan we dan een kerncentrale neerzetten? Van de VVD mag dat. Sterker nog, dat die steenkolencentrales er staan op de Maasvlakte, is te wijten aan het feit dat er toen geen draagvlak was voor een CO2-neutrale kerncentrale. Dus je moet keuzes maken. Je kunt echter niet zeggen: we gaan een groot deel van de stroomvoorziening in dit land, zijnde kolencentrales, sluiten om je dan vervolgens af te vragen wat we dan moeten doen. Moet dan de koelkast of het licht uit?  De voorzitter: Ik geef u de gelegenheid om nog een slotvraag te stellen en ik vraag aan de heer Zijlstra om zich dan ook heel erg te beperken in zijn antwoord.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zal mijn best doen.  De heer Klaver (GroenLinks): Kolencentrales zijn voor 18% verantwoordelijk voor de levering van elektriciteit aan Nederland. We hebben een overproductie in Nederland. We kunnen gascentrales laten draaien; er zijn allerlei opties die voor de transitiefase nodig zijn. Uiteindelijk moeten we namelijk toe naar een duurzame energievoorziening op zonne-energie en op windenergie. Daar zit een fase tussen, maar laten we niet doen alsof wij daardoor nu plotseling allerlei andere stroomvoorzieningen zouden moeten gebruiken. In Nederland is sprake van overcapaciteit en die zouden we moeten benutten.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Klaver weet dondersgoed dat we, als we de steenkolencentrales in Nederland nu zouden sluiten, onvoldoende energievoorzieningen hebben. Dat is gewoon een gegeven. We moeten wat aan de CO2-uitstoot doen — daarover zijn we het snel eens — maar dit is niet de route. In China wordt elke week een kolencentrale geopend. Dat is hetzelfde milieu, ook al is het een ander land. We moeten iets doen aan het CO2-probleem, maar op een andere wijze. We lossen het probleem echt niet op door alleen in Nederland een steenkolencentrale te sluiten.  De beraadslaging wordt geschorst.  De voorzitter: Ik stel voor dat wij gaan lunchen. Daarna beginnen we met een regeling van werkzaamheden, waar de nodige verzoeken voor zijn aangemeld.  De vergadering wordt van 14.19 uur tot 15.15 uur geschorst.  Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2016.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Volgende maand is het 25 jaar geleden dat Oost- en West-Duitsland werden herenigd. Dat gebeurde op 3 oktober 1990, om precies te zijn. Het was een tijd van hoop. De Koude Oorlog behoorde tot het verleden. Een nieuwe wereldorde ontstond, zonder grootmachten die elkaar in een nucleaire wurggreep gevangen hielden en zonder dictatuur in Europa. Een kwart eeuw later woeden er barbaarse oorlogen aan de Europese buitengrenzen, in Syrië, Libië en Irak. Maar ook in Oost-Oekraïne. Rusland is van een vriend een gevaarlijke buur geworden.  Het is verleidelijk om al die bedreigingen vooral te zien als bedreigingen van buitenaf, door anderen, die onze westerse normen en waarden willen aanvallen. Maar er is meer aan de hand. Het CDA analyseert een dieperliggend probleem in onze samenleving. Onze samenleving is onderhevig aan erosie van binnen. De op de joods-christelijke traditie gebaseerde waarden en normen zijn niet meer vanzelfsprekend. Wat leren die waarden ons? Zij leren ons dat een sterke samenleving gebouwd is op wederzijdse plichten. De vrede, veiligheid en mensenrechten die tekenend zijn voor dit deel van de wereld, zijn geen toevallige samenloop van omstandigheden. Zij zijn iets om te koesteren. Cultuur en identiteit zijn een sociaal-historisch gegeven en geen uiting van toevallige individuele keuzevrijheid.  Toch is de moderne westerse samenleving vooral op individuele rechten gebouwd. Om aan alle individuele rechten te voldoen, is een grote bureaucratische overheid geschapen. In plaats van een grote overheid zal er weer een sterke samenleving moeten ontstaan, waarin iedereen een taak heeft en waarin niet vooropstaat wat je als individu van de overheid ontvangt, maar wat je aan de samenleving bijdraagt. Een samenleving waarin niet het recht om goed te doen voor jezelf vooropstaat, maar de plicht om goed te doen voor het collectief en waarin het belang van de toekomst van onze kinderen gaat boven ons eigen belang hier en nu.  Ons continent met zijn eeuwenoude cultuur en tradities wordt overrompeld door de gebeurtenissen om ons heen. Ondertussen zien de burgers Europese politici die niet bij machte zijn om de grote vragen van deze tijd te beantwoorden. Het vluchtelingenvraagstuk groeit Europa op dit moment boven het hoofd. Ik moet zeggen: niet alleen Europa, maar ook dit kabinet. Er is een deal, juichten de Franse en de Duitse ministers van Justitie afgelopen maandag. Er is geen deal, zei even later staatssecretaris Dijkhoff. Er is wel een deal, het hele VVD-plan wordt door Europa uitgevoerd, beweerde Halbe Zijlstra. Er is geen deal, er is een Eurotop nodig, constateerde Angela Merkel. Een Eurotop heeft geen zin, vond premier Rutte vervolgens. Gelukkig komt er volgende week een Europese top, zei vandaag onze minister van Financiën op aangeven van Merkel.  Uit al deze praat komt maar één ding naar voren: er gebeurt niets, omdat Europa verdeeld is en de kabinetspartijen in Nederland zich eigenlijk alleen maar druk maken over hun eigen profiel. Waar PvdA-leider Samsom vorige week in het debat concludeerde dat er minder opvang in de regio komt — we hebben het allemaal ook nog daarna kunnen zien — concludeerde collega Zijlstra triomfantelijk dat er juist meer opvang in de regio zou komen. Kan de premier aangeven wat volgens hem in Brussel wel en niet is afgesproken? Wat ziet hij nu als de rol van Nederland in dit Brusselse slagveld?  Voor het CDA staat voorop dat wij als rechtsstaat en als Europa een morele verantwoordelijkheid hebben om ons te bekommeren om ontheemden, maar de samenleving staat nu wel onverantwoord onder druk. Wij zullen toe moeten naar meer tijdelijke opvang van ontheemden en we ontkomen er niet aan om de grote problemen ook bij de bron aan te pakken. Daarom blijft het CDA aandringen op deelname aan de militaire coalitie die actie onderneemt in Syrië. En de westerse gemeenschap moet bereid zijn, desnoods ook op de grond op te treden, op zijn minst om veilige gebieden te creëren.  De opvang van al die vluchtelingen in Nederland is een uiterst kostbare aangelegenheid. Dat is onvermijdelijk. 650 miljoen euro wordt er extra uitgetrokken in 2015. Een vraag aan de regering bij de behandeling van deze begroting: wat is er nu exact gereserveerd voor 2016 en ten laste van welke begrotingen komt dat? Wat als toch weer meer financiële middelen nodig blijken, omdat de ramingen te laag zijn?  De heer Pechtold (D66): Ik waardeer dat het CDA net als andere partijen aan het zoeken is hoe je die humanitaire ramp in Syrië vanuit het Westen kunt proberen te controleren. Met het verkennen van bombardementen is de minister heel voorzichtig en zorgvuldig bezig; oké, misschien dan. Maar ik vind het CDA een beetje doorschieten in zijn ideeën over het creëren van veilige zones. Ik denk maar elke keer aan Kabul en aan Bagdad, waar geprobeerd wordt een groene wijk — dat is slechts een wijk! — veilig te houden voor diplomaten en ministeries. Ten eerste trekken die zones zelfmoordenaars aan. Je weet immers zeker dat daar westerlingen zitten, met alle kans op ontvoeringen en ander leed. Ten tweede heb je het, als je in een gebied serieus vluchtelingen wilt gaan beveiligen, over honderdduizenden. Ik kan mij dat niet voorstellen, of het CDA moet zeggen: dan moeten daar in ieder geval duizenden militairen naartoe. In Afghanistan zaten we, geloof ik, met 2.500 op het hoogtepunt. Dan zal Nederland zoiets voor zijn rekening moeten nemen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik vooropstellen dat het CDA zeer goed beseft dat het hoe dan ook grote inzet vereist, of het nu gaat om het creëren van veilige zones of het breder aanpakken van het probleem aan de bron. Dat is geen gemakkelijk verhaal, dat is een moeilijk verhaal. Als wij willen voorkomen dat deze vluchtelingen hierheen blijven komen, dan zullen we daar aan het werk moeten.  Voorbeelden van eerdere acties zijn er weinig. Noord-Irak is een voorbeeld. Het eerder genoemde voorbeeld Srebrenica noem ik niet, want het gaat mij om gebieden die veilig moeten worden, en echt goed beveiligd, met militaire middelen inderdaad. Dat is voor de lange termijn. Het is nodig. Ik vind het te makkelijk dat Europa en ook een groot deel van deze Kamer nu denkt dat we kunnen wegkijken van de bron van het probleem. Dat zal op termijn niet lukken. In België wordt die discussie inmiddels ook gevoerd en ik voel dat die in andere landen ook gaat komen. Frankrijk bijvoorbeeld doet al mee aan de luchtacties.  De heer Pechtold (D66): Ik denk niet dat het te makkelijk gedacht is door anderen. Ik denk dat we juist vanuit ongemak, vanuit onze wereld hier gezien, denken: dan regelen we het daar maar zo. Volgens mij waren wij samen in Kabul. Het is een wijkje van niks waar die ministeries en die ambassades vanuit het Westen zijn. De muren zijn gigantisch, de controleposten zijn enorm, en toch lopen er om de zoveel tijd ineens lui met kalasjnikovs door het hotel te schieten, en dat terwijl het gaat om slechts één wijk! Hoe kun je dat naar het Midden-Oosten verplaatsen — ik hoop dat het CDA daarover heeft doorgedacht — naar een hele provincie of naar een gebied waar je 500.000 mensen gaat opvangen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ten eerste vergt dat natuurlijk een militaire operatie. Dat heb ik ook eerder al gezegd. Ten tweede is er een voorbeeld waar het lukte, namelijk Noord-Irak. Ten derde is het CDA hiermee natuurlijk niet over één nacht ijs gegaan. Het heeft zich bijvoorbeeld aangesloten bij een resolutie van het Europees Parlement, die mede was ingediend door collega Van Balen, mevrouw Schaake en ik meen zelfs de vertegenwoordiger van GroenLinks. Die zeiden allemaal: desnoods veilige gebieden in Syrië. Het is dus niet zo dat ik iets nieuws verzin, ik heb me aangesloten bij eerdere oproepen uit de politiek. Ik blijf de oproep herhalen, want ik zeg u één ding: als we het probleem niet bij de bron aanpakken, blijft het vluchtelingenprobleem eeuwig bestaan.  De heer Zijlstra (VVD): Het is altijd lovenswaardig om te proberen veilige gebieden te creëren in een land. In Irak is dat ten tijde van Hussein gelukt voor de Koerden met de no-flyzone. Welk gebied ziet de heer Buma in Syrië voor zich? Waar is feitelijk een stabiele situatie? Waar is een bevolkingsgroep die controle heeft? Is dat het gebied van Assad? Wilt u het daar doen? Gaan we Assad daar uit een stukje verdrijven? Gaan we Al-Nusra uit een stukje gebied verdrijven, of doen we dat met ISIS? Gaan we het bij de Koerden doen? Waar wilt u dat doen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Gaan we IS ergens verdrijven? IS moet worden verdreven, en niet uit een stukje. Hoe meer, hoe beter. Voor Al-Nusra geldt hetzelfde. Ik besef en u beseft ook hoe ingewikkeld dat is. De vraag of ik ten diepste bereid ben om maatregelen goed te vinden om IS weg te krijgen, om hoeveel kilometers het ook gaat, beantwoord ik met "ja". Let ook op mijn inleiding, want die staat hier niet los van. Onze samenleving wordt bedreigd als we toelaten dat aan de grenzen van Europa die grote gordel van chaos blijft bestaan. Dat kan Europa in de toekomst niet accepteren. We praten echt over onze veilige samenleving voor de komende tientallen jaren. Ja, het CDA is bereid om die prijs mee te betalen als dat moet. Ik doe hier in het parlement de oproep: besef dat dit de werkelijkheid is waar we naartoe moeten.  De heer Zijlstra (VVD): Dat besef is er bij de VVD in ieder geval voldoende. Begin dit jaar heb ik ook al een heel artikel geschreven over de vraag wat je nu moet doen. Ik probeer te begrijpen wat het voorstel van het CDA is. Bij de VVD zullen we altijd bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen als we mensen veiligheid kunnen bieden. Ik heb nog steeds geen beeld bij betrokkenheid in een grondoorlog. U had het immers nadrukkelijk over grondtroepen. In welk deel van Syrië precies moet dat dan gebeuren? Het is een continu verschuivende lappendeken. Ik ben het zeer met u eens dat we ISIS moeten bestrijden en als het kan verdrijven. Maar wat komt ervoor terug, wat doen we met Assad, met Al-Nusra en andere groeperingen? Dat beeld wil ik graag van het CDA hebben om te kunnen beoordelen hoe realistisch uw oplossing is. Ik wil over elke oplossing nadenken, maar dan moet ik wel weten wat die is.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra begint aan de verkeerde kant. Hij maakt van mij de generaal die aangeeft waar de legers moeten aanvallen. Ik ben ervan overtuigd dat het onze taak is om de vraag te beantwoorden of wij als Europeanen — dus even groter dan deze zaal — ten diepste accepteren dat er aan onze poorten dit soort chaotische gebieden zijn. Mijn stelling is dat we dat op termijn niet kunnen accepteren. Amerika zou dat nooit accepteren. Hier wreekt zich ook dat Europa als gebied strategisch niet sterk genoeg is. Er moet samenwerking op defensie en dergelijke komen. Daar hoort ook bij dat we beseffen dat we niet kunnen accepteren dat dit soort chaos blijft bestaan, of het nu in Syrië is of in Libië, vanwege bedreigingen, terreur, uitreizigers en het feit dat we de vluchtelingenstromen niet aan kunnen. Welk deel van het land? Dat is niet iets waar de politicus hier in dit zaaltje over moet praten. Nadat we hebben besloten dat we het niet accepteren, moeten we bereid zijn om militairen de leiding te geven.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben blij te horen dat het CDA zich eigenlijk volledig aansluit bij wat de VVD eerder dit jaar heeft geschreven. Dat is goed. Het is geen onwil, ik probeer uit te vinden in hoeverre een dergelijke situatie kan worden gecreëerd, dus of het plan van het CDA op dit punt realiteitszin heeft. Als politiek zeggen we niet: gaat u daar aanvallen. We kunnen echter ook niet tegen militairen zeggen: u hebt hier een land, creëer ergens een veilige zone. Dat hoor ik u feitelijk wel zeggen. Even het voorbeeld van de Koerden in Noord-Irak. Dat was een stabiel gebied. De Koerden werden bedreigd door Hussein. Een no-flyzone zorgde ervoor dat de Koerden het gebied konden blijven beheersen. Dat doen we feitelijk nu weer. Wat doet u dan in Syrië? Daar is niet zo'n gebied, daar is geen bevolkingsgroep die een bepaalde provincie beheerst. Het verschuift continu. Waar gaan we het dan doen? Dat de generaals de details moeten invullen, dat ben ik met u eens, maar waar wil het CDA het doen? Dan kan ik beoordelen of het iets is waarvan we wat kunnen vinden of dat het een luchtballon is.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf zeggen dat ik dat een heel onverstandige vraag vind. We moeten beginnen bij de vraag of we ten diepste vinden dat het zo kan blijven. Als we vinden dat dat niet zo is, moeten we eerst bondgenoten zoeken om daar met andere Europese partners en het liefst ook de Amerikanen, te kunnen optreden. We kunnen allemaal wel zeggen "nee, die stappen willen we niet, want we willen eerst weten waar op de kaart …", maar dat antwoord mag een politicus niet geven. Een politicus moet antwoord geven op de vraag of dit deel van de wereld vindt dat er een omgeving kan blijven die zo onveilig is en die ons zo bedreigt. Mijn antwoord daarop is nee. Het antwoord daarop is een heel grote, moeilijke militaire operatie voor langere termijn. Volgens mij heeft de heer Zijlstra daar terecht een punt. Als we allemaal onze ogen sluiten en niets doen — het kabinet komt er niet eens aan toe om de vier F-16's die we daar hebben bommen te laten gooien op IS, dat ons bedreigt — dan moeten we ook niet gek staan te kijken dat IS groter en groter en groter wordt en ons meer en meer bedreigt. Het is een te groot probleem. Europa mag daar nooit zo makkelijk over denken. Ik blijf zeggen dat de Amerikanen het nooit hadden geaccepteerd. Dit gebeurt omdat Europa als geheel strategisch niet sterk is. We hebben hier echt een verantwoordelijkheid voor de langere termijn.  De heer Zijlstra (VVD): Toch een ding. De hele ellende in Syrië is mede te wijten aan het feit dat Obama een rode lijn trok en hem vervolgens niet handhaafde. De heer Buma moet nu dus niet de Amerikanen erbij halen, want die hebben op dit dossier niet zo'n heel fijne geschiedenis.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is weer een heel ander verhaal. Dat gaat over het feit dat de Amerikanen heel veel minder belang hebben bij ingrijpen in Syrië dan ze in andere landen hadden. Dat is een probleem voor ons. De bal wordt hierdoor bij ons Europeanen gelegd. Nogmaals, we kunnen wel praten over de vraag wie zich bij welk plan van wie aansluit, maar daar gaat het mij helemaal niet om. Het gaat mij erom dat het tussen onze Europese oren komt dat daar sprake is van een chaos die niet zo kan blijven. Als we hier allemaal zeggen "te ver", "te eng", "te moeilijk" en "die domme Amerikanen", dan blijft het zo. Dan blijft die vluchtelingenstroom groter worden, breidt de chaos zich van het Midden-Oosten naar Noord-Afrika uit en hebben wij daar tientallen jaren mee te maken.  De heer Samsom (PvdA): Ook ik vind dat het rond Europa niet zo kan blijven. Volgens mij is iedereen het daarover eens. Ik zal de heer Buma ook geen militaire vraag stellen over de precieze regio, want hij is inderdaad geen generaal, maar een politicus. Maar ik snap de vraagstelling wel. Dat komt doordat het CDA en de heer Buma het continu, in ieder geval de afgelopen weken, aanvliegen vanuit een militaire strategie, de militaire tak van deze oplossing. Dat snap ik. Je bent naïef als je denkt dat er geen militaire component is, maar het is wel een van de componenten. Zouden we in plaats van alleen de militaire strategie aan te halen, niet ook langer, diepgaander en misschien wel meer in Europees verband met elkaar moeten discussiëren over de politieke strategie en wellicht ook de economische en financiële strategie die nodig is om dat onrecht, die chaos in de gordel rond Europa, tegen te gaan?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Eigenlijk sta ik daar veel dichterbij dan u misschien zou denken, want ja, er moet ook politiek een en ander gebeuren. De minister van Buitenlandse Zaken zit het dichts bij mij. Ik zie hem aan de zijkant staan. Maar om IS met discussies te gaan bestrijden, dat zie ik niet zitten. Het is een kwaad, het bedreigt ons en het moet weg. Ik snap hoe moeilijk het is en hoe diepgaand de discussies zijn. Ik leg mij er echter niet bij neer dat we in Nederland denken dat we met zoiets als "grenzen dicht" — we hadden het daar voor de lunch over — niet meer verder hoeven te kijken en dat het probleem dan verdwijnt. Onze westerse samenleving en de waarden die we hebben opgebouwd, zijn niet vanzelfsprekend. Die moeten verdedigd worden. Ik stel dat het risico alleen maar groter wordt als wij dat niet gaan doen. Doen we het wel, dan kunnen we de wereld ook laten zien dat wij met onze diplomatie, onze mensenrechten en onze duurzame samenleving echt een sterke waardegemeenschap zijn. Doen we het niet, dan lachen ze ons uit en hebben we alleen maar meer terreur.  De heer Samsom (PvdA): Volgens mij zijn we het voor een groot deel met elkaar eens, maar daarmee hebben we helaas nog geen oplossing. We zouden dan toch met elkaar moeten afspreken dat we blijven kijken naar militaire opties. Ik geloof dat daarover ook een motie langskwam de vorige keer, maar eerlijk is eerlijk, de Partij van de Arbeid vond dat gewoon te smal. We moeten kijken naar de hele oplossing. Ik ben de laatste om te zeggen dat daar geen militairen bij betrokken zijn, maar volgens mij moeten we het met elkaar eens zijn dat het niet alleen militairen kunnen zijn. We moeten dus ook een politieke strategie ontwikkelen. Het gaat niet om een discussie met ISIS, maar om een discussie vanuit Europa met de grote blokken China, Rusland en Amerika, om gezamenlijk af te spreken op welke manier wij in Syrië een plan maken voor de toekomst. Daar moeten we het van hebben. Een militaire component zou daar onderdeel van kunnen zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wat de heer Samsom zegt, is zeer waar. Het is absoluut beide. Ik ga hier ook niet doen alsof ik totaal iets anders wil, maar daar zit één maar aan vast: gezien de chaos kunnen we niet eindeloos blijven praten met de hele wereld. Van Europa zal een kracht moeten uitgaan. Nogmaals, die is er nauwelijks. Dat kunnen we niemand verwijten, want die kracht is er gewoon niet. Maar we zullen als Europa de bereidheid moeten hebben om daar uiteindelijk op te treden. Als Europa dat zegt, dan gaat de wereld er ook anders uitzien, want dan weten ze dat ze ons niks kunnen maken en dan weet IS dat hij niet uiteindelijk daar de overwinnaar is. Want echt, IS kan niet de overwinnaar zijn in Syrië en het Midden-Oosten, want dat blijft ons anders de komende decennia bedreigen.  Voorzitter. Ik ga van de allesbeheersende crisis in het Midden-Oosten over naar de financiële crisis en de schuldencrisis, die de aandacht van ons hebben gevraagd. Eigenlijk heeft de acute crisis van het vluchtelingenprobleem de aandacht voor de schuldencrisis wat naar de achtergrond verdrongen. Ons land en ons deel van de wereld vertonen weer economische groei. Dat hebben we lang niet gezien. Maar we moeten erkennen dat de onzekerheid blijft. We zouden het bijna vergeten, maar over minder dan een week hebben we weer verkiezingen, in Griekenland. Weer houdt Europa de adem in, zoals zo vaak al het afgelopen jaar.  Nog een waarschuwing: de economische crisis in Europa is voor een heel belangrijk deel cosmetisch. Iedere maand pompt de Europese Centrale Bank 60 miljard euro in de Europese economie. Inmiddels gaat het om een bedrag van 360 miljard euro. Dat begon als een noodmaatregel en het zou gebeuren in ruil voor harde hervormingen, maar van die hervormingen is nooit meer wat vernomen. Het kabinet gaat niet over de Europese Centrale Bank, maar mijn vraag aan de premier is welke hervormingen hij heeft gezien in met name Italië en Frankrijk, de landen waar het over gaat? Hoe beoordeelt hij dat? Ondertussen is de euro namelijk heel veel van zijn waarde kwijtgeraakt. De zuidelijke landen lenen er dankzij een lage rente weer lustig op los. Voor de lange termijn gaat dat onze munt onherroepelijk verzwakken. De euro wordt een frank en als we niet opletten wordt de frank een lire. Gratis geld bestaat niet. Dit beleid van de ECB is goed voor zuidelijke, op prijs concurrerende devaluatie-economieën, maar slecht voor de Nederlandse innovatie-economie. Denk ook aan onze import. Vandaag zagen we ook weer dat de defensie-uitgaven met een half miljard moeten worden bijgesteld, alleen maar door dit valutaprobleem. De euro wordt uiteindelijk niet alleen verzwakt door premier Tsipras in Athene, maar net zo goed door president Draghi in Frankfurt. Nogmaals, dit is niet iets waarvan ik tegen het kabinet zeg dat het dit morgen moet veranderen, aangezien het de ECB betreft, maar ik vraag de premier wel hoe hij tegen deze ontwikkelingen aankijkt en hoe hij ertegen aankijkt dat mogelijk ook na september 2016 iedere maand die geldpers blijft draaien.  Tegen deze onzekere achtergronden presenteert het kabinet de begroting voor 2016. Het is een begroting met gelukkig ook goed nieuws. De export trekt aan. Voor een deel is dat cosmetisch, maar het gebeurt. De woningmarkt komt overeind. De economie groeit weer, iets wat we al lang niet meer hebben meegemaakt. Maar zoals Frits Wester al tijdens "zijn" persconferentie afgelopen vrijdag zei: we moeten wel nuchter blijven.  Rond de eeuwwisseling leidde economisch optimisme tot een snelle stijging van lonen en uitgaven. Nederland prijsde zich heel snel uit de markt. Paars II ging er indertijd het schip mee in, met als gevolg dat er vlak daarna weer drastisch moest worden bezuinigd. De economische groei leek ijzersterk, maar bleek toen een zeepbel te zijn. Die fout mag nu niet weer worden gemaakt, want de groei is te onzeker en vooral de werkloosheid is nog steeds te hoog. Daarom, wat het CDA betreft: werk boven inkomen en lastenverlichting boven uitgavenstijging.  Dat laatste, lastenverlichting boven uitgavenstijging, is de reden waarom het CDA de keuze van het kabinet voor een lastenverlichting van 5 miljard euro steunt. Voor een robuust herstel van de economie is het nodig dat belastingen voor gezinnen met een middeninkomen en voor het mkb omlaaggaan. In de afgelopen jaren zijn de belastingen voor juist die groepen immers keer op keer door het kabinet verhoogd. Het CDA bepleitte al die jaren juist belastingverlaging voor deze ruggengraat van de samenleving. Ik geef wel een waarschuwing: volgen er alsnog aanpassingen aan het plan die nadelig zijn voor middeninkomens en nadelig voor het mkb, dan loopt het kabinet het risico om die steun weer te verspelen. Ik zie dat er wellicht zo een vraag wordt gesteld. Ik zeg alvast dat er in het kader van dat pakket van 5 miljard nog een onderdeel is waarover ik nog een vraag heb.  De voorzitter: Eerst heeft de heer Van der Staaij nog een vraag voor u.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik hoor de heer Buma zeggen: we kunnen veel van het plan van 5 miljard steunen, maar als er veel aan verandert dan kan het onze steun niet meer krijgen. Ik heb namens de SGP-fractie nog wel een vraag, een wens, over de positie van alleenverdienersgezinnen. Wij vinden dat zij er toch nog bekaaid afkomen in vergelijking met tweeverdienersgezinnen. Mijn vraag is de volgende. Ik hoorde een tijdje geleden van de heer Heerma van het CDA dat ook hij in de loop van de tijd scheefgroei zag in die verhouding. Is dat zo'n punt waarvan het CDA best wil bekijken of de plannen daarop kunnen worden bijgesteld?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat vind ik op zichzelf een heel reëel punt van de heer Van der Staaij. Gezinsbeleid blijft een van de prioriteiten. Denk ook aan mensen met een middeninkomen. Op zichzelf kijkt het CDA een stuk anders aan tegen tweeverdieners dan tegen eenverdieners. Ik zou thuis een probleem hebben als ik hier nu te veel de tweeverdieners zou aanpakken. Het CDA vindt die prioriteit van de heer Van der Staaij dus belangrijk, maar het is er heel duidelijk niet één die in ons eigen wensenlijstje voor het kabinet stond.  De heer Van der Staaij (SGP): Als we het persoonlijk maken, dan zeg ik het volgende. Mijn vrouw is erg voor keuzevrijheid. Ze vindt het prettig als het beleid niet één kant op dwingt, maar je met elkaar, op gezinsniveau, kunt bepalen of je het ene of het andere doet.  (Hilariteit)  De heer Van der Staaij (SGP): Vindt het CDA ook niet dat, zoals ook de WRR aangaf, het op dit punt te veel op individuele leest geschoeid is en dat je meer moet kijken naar wat voor een huishoudinkomen redelijk is?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind de heer Van der Staaij teleurstellen moeilijk, maar de vrouw van de heer Van der Staaij teleurstellen vind ik zo mogelijk nog moeilijker. We gaan het open bekijken. Nogmaals, in grote lijnen komt het plan overeen met wat het CDA al jaren zei. Dan ga ik dus niet zeggen dat het nu toch weer anders gaat. Als de heer Van der Staaij echter verbeteringen wil voorstellen, dan zien we de amendementen wel komen en kunnen we op een ordentelijke manier bekijken of we die zullen steunen of niet.  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Van Haersma Buma (CDA): In de plannen die voor de zomer werden gepresenteerd, stond een maatregel die zorgt voor meer banen: het zogenoemde lage-inkomensvoordeel (liv). Bij de definitieve begroting is deze maatregel door het kabinet ingeruild voor een eenmalige koopkrachtmaatregel, namelijk de verhoging van de huur- en de zorgtoeslag. Mijn fractie heeft daar vragen bij. Kies je daarmee juist niet voor inkomens in plaats van voor banen? Waarom is dit gedaan? Is het niet verstandiger om terug te gaan naar het oorspronkelijke plan en die 500 miljoen rechtstreeks in te zetten om een belastingverlaging ten gunste van banen te creëren? Ik krijg hierop graag een reactie.  De voorzitter: De heer Pechtold maakt gebruik van de stilte die nu even valt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik was met name stil omdat hier "18.45" stond. Toen dacht ik even: is het al zo laat? Maar dit komt nog; het is mijn spreektijd die u, voorzitter, nog van mij tegoed hebt.  (Hilariteit)  De voorzitter: Met deze vooraankondiging geef ik nu het woord aan de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): De heer Buma zei zojuist in de pauze tegen mij: "Als ik mijn glas water pak, wil je me dan even interrumperen? Dan kan ik daarna de draad weer oppakken."  Ik was vlak voor het zomerreces een beetje verbaasd dat het CDA zei: met die 5 miljard zijn we het wel eens. Ik had toen nog niks van de plannen gezien. Inmiddels liggen de plannen er en vind ik het teleurstellend dat er zo weinig banen uit voortkomen. Zojuist maakte collega Buma daar ook een punt van. Maar op dit moment wil ik ook mijn verbazing uiten over het feit dat het CDA vorig jaar tegen kabinetsplannen voor ongeveer 4 miljard gestemd heeft en het nu geen poging doet om daar nog wat van te repareren. Ik laat nu even een woord vallen dat de heer Buma uit zijn campagne bekend in de oren gaat klinken, namelijk de "accijnzen". Ik kan dat woord bijna niet meer horen, maar het CDA zou voor een 300 miljoen gaan repareren. Gaat dat nog gebeuren of niet?  De heer Van Haersma Buma (CDA): De eerste vraag van de heer Pechtold is waarom het CDA er nu voor is, terwijl het er in het verleden tegen was. Ik kan dit ook omdraaien. De heer Pechtold heeft twee of drie keer een begroting met gigantische lastenverzwaringen gesteund. Hij wist niet hoe hij snel vooraan kon gaan staan in dat zaaltje bij Financiën. Die begrotingen waren slecht voor de economie en slecht voor banen. Toen zei het CDA: dat moet niet, je moet belastingen verlagen, met name voor de middeninkomens. Nu worden de belastingen verlaagd, met name gericht op de middeninkomens, en wie is er boos? De heer Pechtold. Nou, wie is er blij? De heer Buma!  (Geroffel op de bankjes)  De heer Pechtold (D66): Ja, en de heer Buma neemt dan eigenlijk de verantwoordelijkheid voor de afgelopen jaren in één keer over. Het is natuurlijk een keuze om te zeggen: wij waren tegen de Wmo, wij waren tegen de studiefinanciering en wij waren tegen de accijnzen. Het CDA was tegen een hele lijst onderwerpen: de chronisch zieken, de kinderbijslag en noem maar op. Ik heb een vraag waarop ik graag een antwoord wil krijgen. Het aantal banen valt tegen. Dat is voor mij een reden om te twijfelen over die 5 miljard. Ik zeg nog niet dat ik daartegen ben, maar ik twijfel erover. Verder merk ik dat het tamboereren over de accijnzen gebeurde in verband met de provinciale verkiezingen en dat wij daar nu niets meer over horen. De heer Buma neemt het woord "accijnzen" namelijk zelfs niet meer in de mond in zijn antwoord.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, voorzitter, de heer Pechtold had mij twee vragen gesteld en ik was pas bij de beantwoording van de eerste. Nu voegt de heer Pechtold een nieuwe vraag toe over de maatregelen die zijn ingevoerd. Ja, dat is uw lijstje, mijnheer Pechtold en daar waren wij tegen. Maar die maatregelen zijn toch door u ingevoerd. Het was beter geweest als dat niet was gebeurd. Wij willen nu repareren wat wij kunnen repareren, want wij snappen dat je dat niet allemaal een-twee-drie kunt terugdraaien. Wij zullen dus op een aantal terreinen bij begrotingen wijzigingen voorstellen. Dat zal nog komen. Wij hebben het al eerder gehad over het terugdraaien van al die maatregelen. De behandeling van de Wlz vond bijvoorbeeld na de behandeling van de Wmo plaats; na de Wet maatschappelijke ondersteuning werd de Wet langdurige zorg behandeld. Die tweede wet hebben wij gesteund, omdat wij toen ook al beseften dat de Wet maatschappelijke ondersteuning werd veranderd. Wij konden toen wel doen alsof de wereld hetzelfde bleef, maar dat was niet zo.  Nu kom ik terug op de accijnzen. Dat is wel degelijk een serieus punt. De heer Pechtold doet dat altijd af alsof dat niet zo speelt, maar in de grensstreek speelt dat zeer. Daarom zullen wij ook dit jaar weer voorstellen daarover doen, maar die zijn gewoon te regelen binnen de belastinginkomsten. Dit land heeft nog steeds honderden miljarden belastinginkomsten en wij zullen dat daarin schuiven. Als uw vraag is, waarom ik dat nu niet presenteer, zou ik bijna willen zeggen "wacht u maar op onze daden", ware het niet dat dit ooit door een liberaal is gezegd. Maar goed, wacht u maar op onze daden bij de belastingplannen, want dan zullen wij komen met alternatieven, ook voor de accijnzen. Ook uw accijns wordt lager.  De heer Pechtold (D66): Oh, fijn, ik zal er speciaal voor naar de grens gaan rijden. Hiermee is het beeld weer duidelijk. Want de heer Buma probeerde zojuist de lachers op zijn hand te krijgen, maar het CDA neemt al twee jaar lang afstand. In die tijd stemde het CDA tegen, dekte het niets en voerde het campagne met accijnzen et cetera. Nu er een plan komt, zegt het CDA: wij zullen wel reparatievoorstellen indienen, maar het maakt eigenlijk niet uit of die wel of niet worden aangenomen, want dit kwam ons even goed uit bij de provinciale verkiezingen, maar nu speelt dat niet meer zo. Dat mag. Ik had heel graag samen met het CDA ingezet op meer banen. De heer Buma noemt dat punt zelf ook. Vanwege het verleden had ik ook graag gezien dat het CDA had meegedaan en niet elke keer de suggestie had gewekt dat het tegen al die zorgplannen, tegen de studiefinanciering en al die andere zaken was die het nu accepteert. Maar goed, beter laat dan nooit.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, dit is net weer een slag te gemakkelijk. Makkelijk kan, maar het kan ook te gemakkelijk zijn op een gegeven moment. Wij hebben gestemd tegen zaken die wij onverantwoord vonden. Denk aan de Wmo en de grote problemen die er in de thuiszorg zijn. Ik kan u daarom zeggen dat wij nog steeds achter onze tegenstem staan. Feitelijk is het ingevoerd. Wat wij willen doen — daar hebben wij vorig jaar ook al voorstellen voor gedaan — is de pijn verzachten en in ieder geval iets te verbeteren. Wij hebben meer willen doen dan u, maar dat hebt u niet gesteund. Dat is uw keuze, maar dit zou onze keuze zijn. Wij zien ook wel in dat de Wmo niet per 1 januari 2016 wordt teruggedraaid. Dat is een feit. Ik kom straks in mijn inbreng terug op wat wij wel doen, want ik heb nog steeds 18 minuten en 36 seconden spreektijd.  De arbeidsmarkt functioneert onvoldoende, er zijn te weinig banen en daarom moet er meer ambitie komen. Dan nog steeds zeg ik dat ik een hoofdlijn van 5 miljard lastenverlichting alleen maar kan onderschrijven. En hoe meer de heer Pechtold "tegen" zegt, hoe grappiger ik dat vind, want hij heeft mij jarenlang verweten dat ik overal tegen ben. Wij zijn voor.  De heer Klaver (GroenLinks): Nu vooruit, zou je bijna zeggen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nou nee, dat zeg ik dan maar weer niet.  De heer Klaver (GroenLinks): De heer Buma deelt de lijn van de lastenverlichting van 5 miljard. Verschillende partijen hebben vanochtend een tegenbegroting gepresenteerd. Het valt mij op dat veel van die partijen voorstellen doen voor vergroening van de belastingen. Om op te tellen naar de beroemde zeventien zetels in de Eerste Kamer: is de heer Buma ook bereid om over te gaan tot vergroening van de belasting? Ik denk dan aan de kolenbelasting, de Maut voor vrachtwagens, de energiebelasting of de heffing op de lozing van restwarmte. Kies maar! Is hij daarvoor? Kunnen wij op dit vlak samenwerken?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er zijn twee dingen: duurzaamheid en de maatregelen die worden voorgesteld. Duurzaamheid is ontzettend belangrijk en het kabinet is daarmee bezig. Er mag dan een ongelooflijke onderlinge verdeeldheid zijn, er worden wel stappen gezet. Als de heer Klaver mij echter vraagt of ik ervoor ben dat op korte termijn de kolenbelasting wordt verhoogd, wijs ik erop dat wij een energieakkoord hebben gesloten. Dat bevat allemaal plussen en minnen voor verschillende sectoren. Daar staat in dat de kolenbelasting niet omhoog zal gaan, of liever gezegd dat die omlaag zal gaan. Dan houd je je toch aan die afspraak?  Waarom hebben wij al die kolencentrales? Waarom zijn die nog kortgeleden geopend? Ik herinner mij nog het kabinet met de Partij van de Arbeid en dat zij absoluut geen kerncentrale wilde. Dus krijg je een kolencentrale. De CDA'ers in het kabinet hadden toen echt wel voorzien dat die dingen dan ook zouden worden geopend. Dat is nu gebeurd. Was er toen gekozen voor een kerncentrale, dan was deze hele discussie niet gevoerd.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik laat het aan de heer Samsom over om hier op in te gaan. Het punt is natuurlijk dat er weliswaar een energieakkoord is, maar dat wij zien dat de doelstellingen niet worden gehaald. Als je de doelstellingen niet haalt, zul je toch extra stappen moeten zetten. Ik noemde de kolenbelasting, maar er zijn nog tal van andere vergroeningsmaatregelen. Het is belangrijk om te bekijken op welke manier wij tot een meerderheid kunnen komen om voorstellen van het kabinet te steunen. Is de heer Buma bereid om na te denken over vergroeningsmaatregelen, op de korte termijn, dus ook voor 2016?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Bij vergroening geloven wij veel meer in de kracht van innovatie zodat de markt in staat is die vergroening te verkrijgen. Duurzaamheid bij mensen thuis, zonnepanelen, al dat soort dingen vind ik heel mooi. In de tegenbegroting van GroenLinks en de andere tegenbegrotingen wordt nu een kolenbelasting voorgesteld, dat is ook de energiebelasting voor grootverbruikers. Gaat de heer Klaver dit uitleggen aan de mensen van Aldel die wij net hebben gered? Wat was het probleem in Oost-Groningen? De energieprijs was te hoog. Wat hebben wij met zijn allen gedaan, de heer Klaver niet het minst? Wij hebben die mensen geholpen, maar nu zegt hij: eigenlijk is het bedrijf slecht voor het milieu. Hetzelfde geldt voor de Hoogovens. Daar werken 10.000 mensen en die gaan wij niet werkloos maken. Wij willen Hoogovens wel stimuleren om duurzamer te opereren, maar niet met een belastingmaatregel. Dus nee, niet van die gekke maatregelen die iedereen alleen maar pijn doen, en ja, zinvolle gerichte milieumaatregelen.  De heer Klaver (GroenLinks): Tegen beter weten in doe ik nog één poging. Laten wij helder zijn: Aldel ging failliet als gevolg van de lage aluminiumprijs. Dat is een heel ander verhaal. Laat ik met iets positiefs komen. De heer Buma zegt dat hij in innovatie gelooft en in de samenleving — ik pink een traantje weg — en dat mensen zonnepanelen op hun daken moeten kunnen plaatsen. Als wij nu voorstellen dat het voor collectieven mogelijk moet worden dat zij geen energiebelastingbelasting betalen over de energie die zij opwekken, kan dit dan op steun rekenen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat vind ik heel interessant, maar dan moet ik zien hoe dit wordt uitgewerkt. Ik heb niet paraat hoe dit erin zit. Nogmaals, pas er alsjeblieft voor op dat je aan de ene kant iets goeds doet wat aan de andere kant slechte gevolgen heeft. Daar wil ik echt op letten. Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat je bij de aankoop van een zonnepaneel de btw terugkrijgt. Er zijn dus al gunstige regelingen, maar je moet bereid zijn om te investeren. Dingen als zonne-energie werken. Als ik kijk naar de getijdecentrales die wij willen, zie ik dat er echt mogelijkheden zijn. De heer Samsom, die nog veel meer van energie weet dan wij allen bij elkaar, heeft daar al eerder over gesproken. Ik waarschuw gewoon voor het denken dat het middel van belastingverhoging op korte termijn goed is voor het milieu. Het is namelijk slecht voor de banen. En als Hoogovens hier dichtgaat, gaat het in India weer open, en tien keer zo vuil.  De heer Klaver (GroenLinks): Wat u zojuist zei, vindt de heer Samsom heel leuk. Ik tel mijn zegeningen als het gaat om het salderen van collectieven. Laten we kijken of we kunnen samenwerken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom meteen te spreken over een volgend onderwerp, maar het gaat nog steeds over de belastingmaatregelen van het kabinet: de positie van ouderen. Is het kabinet zich bewust van de effecten van het afschaffen van de ouderentoeslag op de huurtoeslag? Daardoor ontstaan onbedoelde negatieve gevolgen voor een heel grote groep ouderen. En er is meer: midden in de zomer legde de Nederlandsche Bank de pensioenfondsen weer nog strengere regels op, en vreemd genoeg strengere dan die voor verzekeraars. Dat laatste snapt het CDA niet. Eisen stellen, ja, maar geen zwaardere eisen stellen aan pensioenfondsen dan aan verzekeraars. Het gevolg is namelijk dat die fondsen tientallen miljarden extra vermogen moeten gaan aanhouden en dat de pensioenen nog verder onder druk staan. Deze ontwikkeling is mede ontstaan door het vastgestelde financieel toetsingskader. Er is een hele trap ontstaan, en dat is ongunstig. Is het kabinet bereid om actie te ondernemen en dat verschil tussen verzekeraars en pensioenfondsen weg te nemen?  Nu de banen. Alleen lastenverlichting is niet genoeg voor structureel meer banen. Ik kom nu op een punt waarbij het kabinet het echt te veel laat afweten. Onze arbeidsmarkt is niet klaar voor te toekomst. De blijvend hoge werkloosheid is daarvan een symptoom. Het CDA vraagt het kabinet om een ambitieuze richting in te slaan en stelt het volgende voor. Allereerst het afschaffen van de loondoorbetaling bij ziekte in het tweede jaar in het mkb. Dat is dezer dagen eerder genoemd. Volgens mij is iedereen daarvoor, omdat iedereen beseft dat dit banen kost. Wanneer kunnen we eindelijk een initiatief van de regering hiervoor verwachten? Binnen de Participatiewet zou het mogelijk moeten worden dat gemeenten loondispensatie geven. Dat is een goedkoper instrument dan wat we nu hebben en het werkt ook nog eens beter dan de loonkostensubsidie. Kortom: verander dat.  Nu de banenplannen van minister Asscher. Er had 600 miljoen moeten worden uitgegeven, maar eigenlijk lijkt hierbij het adagium "geld zoekt plan" te gelden. Het geld is er, maar al die sectorplannen moeten nog worden gemaakt. Er ligt nog gewoon 182 miljoen euro op de plank. Het CDA vindt dat je dat geld verstandiger kunt gebruiken dan voor banenplannen.  Nu een heel belangrijk punt. Ik denk dat de hele Kamer had verwacht dat met de begrotingsstukken ook het IBO-onderzoek naar zzp'ers, het interdepartementale onderzoek, naar de Kamer zou komen. Hoe gaan we om met de werknemersverzekeringen, hoe gaan we om met hun pensioenen? Er is helemaal niks. Waarom is dat er niet? Is er iets fout gegaan? Wanneer komt het eindelijk wel? Wanneer kunnen we met dit kabinet de discussie aangaan over de toekomst van de arbeidsmarkt? AWVN, de arbeidsvoorwaardenorganisatie voor de werkgevers, spreekt bijvoorbeeld over een toekomst van "werkenden" in plaats van werkgevers, werknemers en zzp'ers. Er zijn echt wel toekomstgedachten, maar op een gegeven moment moet het kabinet wel iets aan de Kamer durven presenteren. Wanneer kunnen we dat zien?  Een volgend arbeidsmarktpunt: de Wet werk en zekerheid behoeft reparatie. De regel dat mensen nu nog maar twee in plaats van drie jaar een tijdelijk contract kunnen krijgen, zorgt uiteindelijk ook voor minder banen, en niet voor meer zekerheid. Bovendien is het tijd om meer mogelijkheden te geven voor meerjarencontracten. Ook daarvoor geldt: een paar jaar zekerheid is beter dan een paar jaar werkloosheid.  Tot slot kom ik op het wettelijk quotum voor arbeidsgehandicapten. Naarmate het dichterbij komt, blijkt steeds beter wat een bureaucratisch monstrum dat is. Het gaat het doel ook niet halen. Het is een ouderwetse vorm van staatsdenken die zal zinken in een bureaucratisch moeras. Het CDA zegt: stop met dat wettelijk quotum. Ik krijg graag op deze voorstellen een reactie van de minister-president. Het CDA doet deze bewust omdat de arbeidsmarkt van de toekomst niet alleen gaat over banenplannen en belastingen, maar ook heel sterk over de organisatie van een arbeidsmarkt waarin flex en vast veel beter gecoördineerd zijn. We praten er al heel lang over en de enige die met niets komt, is het kabinet.  Bij meer banen is ook een gematigde loonontwikkeling van groot belang. Het kabinet verdient een compliment. Dat geldt trouwens ook voor het CNV en de andere bonden. Ik geef een compliment voor de cao die in de overheidssector is afgesloten. Deze partijen hebben beseft dat een faire, maar gematigde loonontwikkeling bijdraagt aan rust, zekerheid en stabiliteit op de arbeidsmarkt. Ik vraag het kabinet of dit het dan ook is. De afspraken zijn gemaakt, de afspraken zijn fair en de afspraken zijn toekomstbestendig. Zoals gezegd, vraag ik het kabinet of dit het dan ook is. Meer geld erbij, nog meer geld erbij, zoals bijvoorbeeld de FNV luidkeels roept, is voor het CDA niet verantwoord.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb een vraag ter opheldering. Er is namelijk geen tegenbegroting waaruit ik kan opmaken wat het CDA wil verschuiven. Die komt, zo heb ik begrepen, bij de uitzonderlijke begrotingen pas aan de beurt. Ik haal de politie er even heel specifiek uit. Daar is ontzettend veel gaande. Vindt u dat het aanbod van het kabinet aan de politie voldoende is? Bent u daar tevreden mee?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er zijn heel grote problemen bij de politie, maar we moeten de arbeidsvoorwaarden en de financiële arbeidsvoorwaarden niet verwarren. Het CDA is inderdaad niet voor meer loonsverhoging. Vergeet niet dat de politiecapaciteit eronder lijdt als er meer geld naar lonen gaat. Wat het CDA betreft gaat het erom dat de politie eindelijk ondersteund wordt als het gaat om de grote onveiligheid. Denk aan de manier wordt omgegaan met politieagenten die het vuurwapen moeten gebruiken en die dan worden behandeld alsof ze misdadigers zijn. Er moet heel veel veranderen. Denk ook aan de reorganisatie die maar blijft zorgen voor onzekerheid. Ik zie dus allerlei factoren binnen de politie die bijdragen aan grote onzekerheid en niet bijdragen aan het respect dat we voor de politie moeten hebben. Daar moeten we wat aan doen. Ik ben er echt heel huiverig voor om één sector meer salaris te geven. Mensen in de zorg, leraren en brandweerlieden zijn me even lief en ook tegen hen zeg ik dat het erom gaat dat hun werk weer trots werk wordt en dat ze dat werk weer goed, veilig en met respect kunnen doen. Ik kan niets anders zeggen dan dat ik de arbeidsvoorwaarden die in de rijkssector zijn afgesloten, verantwoord vind. Meer loonstijging zou ik minder verantwoord vinden.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat is heldere taal in de richting van de politie. In feite zegt u: doe het met wat het kabinet u aanbiedt. De politie — je kunt ook met een schuin oog kijken naar de mensen die bij Defensie werken — staat al jarenlang op de nullijn. Dat weten we. Deze mensen hebben dus een enorme achterstand ten opzichte van de loonontwikkelingen in de markt, zoals we dat noemen. We weten ook dat het werk dat zij doen, niet eenvoudig is. Er zitten veel gevaren aan. Ook dat zou best een prijs mogen hebben. Dat zou je best terug mogen zien in de salarissen van deze mensen. U zegt dus, als ik u goed versta, dat het kabinet voldoende doet en dat het CDA er niets meer bij wil.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Slob afficheert zich nu een beetje als de "man van de lonen omhoog". Het is heel kostbaar om de lonen te verhogen. Het akkoord dat is gesloten voor het Rijk komt dit jaar volgens mij neer op ruim 400 miljoen. Dat loopt op naar meer dan 1 miljard. Dan heb ik het dus over meer dan 1 miljard voor arbeidsvoorwaarden in de rijkssector. En dan zouden wij moeten zeggen: tjonge, tjonge, wat is dat weinig? Natuurlijk, uitgesmeerd over iedereen is dat niet veel, maar zelfs 2 miljard is nog steeds weinig voor iedereen. Dus ik sta er echt voor in dat wij zorgen voor gematigde loonontwikkeling, ook om te voorkomen dat bij de overheid iedereen moet worden ontslagen omdat er geen geld meer is, zoals rond het jaar 2000 gebeurde en waar ik al eerder naar verwees. Het CDA wil banen, het CDA wil zekerheid en mijn fractie wil ook meer respect voor de agent, de verpleegkundige en de arts. Daar kunnen we veel meer aan doen, echt veel meer dan nu gebeurt. Op dat punt moeten we elkaar scherp houden.  De heer Slob (ChristenUnie): Loonsverhoging is geen doel in zichzelf. De ChristenUnie heeft op dat punt in de afgelopen jaren een heel bewuste keuze gemaakt. Mijn fractie was er ook voor om de nullijn te handhaven. We hebben wel gezegd: op een bepaald moment moet het afgelopen zijn en dan moet er ook ruimte komen. Dat moment is nu aangebroken. De politie speelt een belangrijke rol bij onze veiligheid. Daarom willen we de verhogingen die nu worden voorgesteld door het kabinet heel gericht bekijken. Zijn ze fair ten opzichte van wat de politie doet, of zitten er ook niet allerlei sigaren uit eigen doos in, bijvoorbeeld in de verwerking van de pensioenen? Onze conclusie is dat er nog wel iets bij kan en daar hebben we in onze tegenbegroting ook de dekking voor aangegeven. Uw conclusie is — en dat is uw goed recht hoor — dat het genoeg is. Het is me wel helder.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als je over de politie spreekt, moet je ook over de andere sectoren spreken. Als je een sector eruit pakt, moet je wel beseffen dat in andere sectoren ook heel zwaar werk wordt gedaan. Denk aan Defensie, waar het probleem van de Wet uniformering loonbegrip nog steeds niet is opgelost. Daar zit ook een heel groot gat. Er zijn echt nog genoeg arbeidsvoorwaardenkwesties waarin wij als Kamer ook een verantwoordelijkheid hebben. In grote lijnen vind ik daarom dat de bonden van de Kamer het signaal moeten krijgen dat een gematigde loonstijging bijdraagt aan zo veel mogelijk zekerheid en banen en aan een overheid die zijn werk goed kan doen. Met het oog daarop vind ik de gemaakte afspraken zeer fair.  Ik ga verder met de belastingen. Op het gebied van de vermogensbelasting heeft het kabinet ons verrast met een erg ingewikkeld voorstel. Fiscaal adviseurs zijn nu alweer bezig om het "boxhoppen" uit te denken. Dat kan niet de bedoeling zijn van een belastingstelsel. We voelen ook al aan dat het wegsluizen van grote vermogens naar het buitenland weer gaat gebeuren. In Frankrijk gebeurde dit al de afgelopen tijd. Reken maar dat we geen cent meer krijgen van de grote vermogens. De mensen van wie dat geld is, betalen straks nog minder belasting en dan ook nog in het buitenland. En dan heb ik het nog niet over de uitvoering, met de verschillende staffels die er komen. Die gaat natuurlijk tot grote problemen leiden en we hebben nu al een Belastingdienst die het nauwelijks aankan. Wij zijn daarom bang dat uiteindelijk deze hele operatie ook minder oplevert dan wat we nu hebben. Als de opbrengst lager wordt en het systeem ingewikkelder, dan roep ik het kabinet op om nog eens even heel goed na te denken voor je zoiets geks als dit introduceert. Daarbij vragen wij het kabinet in ieder geval deze voorstellen apart te presenteren en die niet te gaan combineren met de 5 miljard euro, want de 5 miljard euro is een op zichzelf staand pakket. Dit vergt een aparte discussie.  Dan kom ik toe aan een aantal veranderingsvoorstellen van de afgelopen jaren van het kabinet die nu hun onrustige gevolgen in de samenleving hebben. Het gaat om uitvoeringsproblemen en onrust in de samenleving die veroorzaakt zijn door bijvoorbeeld de veranderingen in de zorg. Deze Miljoenennota is de laatste voor een volledig begrotingsjaar van dit kabinet. De Haagse inkt van heel veel van de kabinetsplannen is inmiddels wel zo'n beetje droog, maar veel sectoren staat inmiddels het water aan de lippen. Veel Nederlanders ervaren dagelijks de gevolgen van de vele veranderingen die dit kabinet, vaak onder hoge druk, over Nederland heeft uitgestrooid. Die veranderingen geven niet alleen in zijn algemeenheid aanleiding tot onrust, bij individuele mensen, chronisch zieken, gehandicapten en ouderen leiden ze tot stress en onzekerheid. Ik noem bijvoorbeeld de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning. Die lijkt ingevoerd maar op 1 januari 2016 loopt het overgangsjaar af. Heel veel mensen, vele duizenden, zijn op dit moment nog onzeker over de vraag welke zorg en welke ondersteuning ze überhaupt na 1 januari weer krijgen na alle veranderingen van dit jaar. Zijn alle noodzakelijke herindicaties inmiddels al wel zorgvuldig uitgevoerd?  De heer Klaver (GroenLinks): Ik kom nog even terug op wat de heer Buma eerder zei. Het moest even tot mij doordringen. Hij had het erover dat de nieuwe vormgeving van de vermogensrendementsheffing uit het pakket van 5 miljard gehaald zou moeten worden en apart zou moeten worden behandeld. Wat bedoelt hij daar precies mee?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een terechte vraag, want het is natuurlijk een nogal procedurele opmerking die ik daarover maakte. Het CDA heeft de neiging om de 5 miljard grosso modo te accorderen. We hebben wel grote twijfels bij deze ingewikkelde, springerige nieuwe manier van vermogensrendementsheffing. Als het nou zo zou zijn dat er een pakket komt waar je uiteindelijk slechts ja of nee tegen kunt zeggen, wordt het heel erg moeilijk, terwijl het CDA de neiging heeft om het kabinet waar het kan, te steunen. Als je het apart naar de Kamer brengt, wil ik nog niet gaan zeggen "we stemmen tegen" of iets dergelijks, want ik vind dat we het ordentelijk moeten behandelen, maar ik geef wel aan dat onze aarzelingen over dat vermogensplan heel groot zijn en dat onze positieve gevoelens over dat pakket van 5 miljard ook heel groot zijn. Ik vraag het kabinet om daar op een verstandige manier mee om te gaan.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik dank de heer Buma voor deze wat meer politieke inkleuring. Als ik het goed hoor, zegt hij eigenlijk dat als het één pakket blijft en als ook de verandering van de vermogensbelasting in het pakket blijft, dat de kans verkleint dat het CDA zijn steun verleent aan het vijfmiljardpakket.  De heer Van Haersma Buma (CDA): In totaal gebeurt dat dan. Ik wil niet de indruk wekken dat ik wacht op tegenstemmen of iets dergelijks, want ik hoop dat dat niet nodig is, omdat er gewoon heel veel goede dingen in het pakket zitten. Ik waarschuw echter wel: als wij het vijfmiljardpakket steunen en daarmee gratis een systeem krijgen waar wij totaal niet in geloven, omdat wij denken dat het niet gaat werken, dan wordt het natuurlijk veel moeilijker.  Voorzitter. Ik ga verder waar ik gebleven was. Dat is natuurlijk altijd het meest logisch. Ik had het over de wijzigingen die het kabinet heeft doorgevoerd en de uitvoeringsproblemen die dat niet zelden geeft. Ik noemde de Wmo en ik kom op de pgb's; de uitbetaling daarvan is immers op niets minder dan een drama uitgelopen. De vraag die nu voorligt, is: wat is de meest realistische schatting van de totale schade die het halsoverkop invoeren uiteindelijk heeft opgeleverd, zowel voor de pgb-houders als voor de werkers in de zorg? Ik wil graag op deze punten een reactie van de premier.  Onzekerheid is er ook bij de Groningers. Het kabinet is voor 2015 teruggegaan naar het winnen van maximaal 30 miljard m3 gas op jaarbasis. Als men de begroting leest, lijkt het echter — het CDA kan dat nauwelijks geloven — of voor 2016 de gaswinning weer stijgt naar 33 miljard m3. De gaswinning zou toch naar beneden gaan, en niet weer omhoog? Hoe zit dit precies? Kan het kabinet dit motiveren, niet alleen tegenover de Kamer, maar ook tegenover de Groningers? Aan hen is gezegd dat de gaswinning minder zou worden.  Laten we ook oog hebben voor de problemen in de landbouw, niet alleen in Groningen, maar in heel Nederland. Er zijn problemen bij varkenshouders en er zijn problemen bij melkveehouders; zij hebben het op dit moment heel erg zwaar. Ook in andere sectoren van de land- en tuinbouw is de situatie op dit moment gewoon moeilijk. Het kabinet heeft volgens het CDA onvoldoende oog voor de strategische functie van de landbouwsector. De discussie gaat niet alleen over natuur en dierenwelzijn, maar ook over de strategische vraag of wij in dit deel van de wereld over tien of twintig jaar nog in staat zijn om onze eigen mensen te voeden. Om die strategische rol te kunnen uitoefenen, moet de sector door moeilijke tijden heen geholpen worden. Graag krijg ik hierop een reactie van het kabinet.  In oktober zal de Onderzoeksraad Voor Veiligheid zijn rapport over de ramp met de MH17 aanbieden. In die maand zullen wij buitenland weer binnenland zien worden. De crisis, de oorlog in Oost-Oekraïne, zal weer heel dichtbij komen. Kan het kabinet ons voor die tijd nader berichten over de vraag of er overeenstemming is over de vervolgingsstrategie die straks zal worden gevolgd, zodat we na het verschijnen van het rapport niet opnieuw hoeven te beginnen?  Ik kom op internationale veiligheid en defensie. Rusland bouwt een steeds groter wapenarsenaal op. Sinds de Russische inval in de Krim weten we dat het land een geduchte tegenstander is. Alleen al daarom — eerder hebben we gesproken over de crisis aan onze zuidgrens en zuidoostgrens — zal Defensie structureel op orde moeten worden gebracht. Het kabinet heeft voor het komende jaar de bezuinigingen op Defensie verzacht, maar nog steeds moet de krijgsmacht inkrimpen en nog steeds moet de landmacht de noodklok luiden, bijvoorbeeld voor de reservisten. Voor het ontstaan van deze situatie, met die grote kortingen, bestaat in de Kamer een brede verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor het CDA. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook die van het CDA, om ervoor te zorgen dat de krijgsmacht weer opgebouwd kan worden nu we zien dat de wereld om ons heen in hoog tempo onveiliger wordt. Het CDA vraagt dan ook om een extra verhoging van het Defensiebudget met 200 miljoen, zodat de bezuinigingen die nu alsnog moeten plaatsvinden, niet nodig zijn.  Dit kunnen wij niet in één begroting dekken. Daarom geef ik graag aan hoe het CDA voorstelt om dit te doen. Wij hebben nog altijd het Dutch Good Growth Fund. Het CDA heeft van het begin af aan gezegd dat dit budget op een andere manier kan worden besteed. Het CDA zou dit geld voor de krijgsmacht willen gebruiken. Volgens het CDA moet een bedrag van 50 miljoen kunnen worden gehaald uit een rijksbrede verkleining van de prijsbijstelling. Graag krijg ik hierop een reactie.  Eerder in dit debat hebben we al gesproken over de nationale veiligheid en Justitie. In de chaotische wereld waarin wij leven, zijn buitenland en binnenland meer en meer met elkaar verweven. De minister van Buitenlandse Zaken kijkt al op, want hij denkt nu dat hij ook minister van Binnenlandse Zaken kan gaan worden, maar dat blijven twee aparte ministers.  Jihadisten plegen aanslagen in Europa. Jongeren gaan van hier naar die gebieden toe om te strijden. Dit voorjaar heeft het gezamenlijke optreden van de fractievoorzitters ertoe geleid dat de AIVD meer op sterkte is gebracht. Ons justitie- en politieapparaat geraken echter in een steeds deplorabelere staat.  Mag ik nog verder, mevrouw de voorzitter?  De voorzitter: Als het nog een klein stukje is …  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan weet ik tenminste of ik dat nog moet voorlezen.  De voorzitter: Mijnheer Zijlstra, ga uw gang.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma gaf net een paar verschuivingen aan; die kwamen zo even voorbij. Mag ik daaruit afleiden dat de tegenbegroting van het CDA nog gaat volgen, zodat we die verschuivingen op een rij kunnen zien? Dan kunnen we beoordelen wat de heer Buma nu precies voorstelt. Zo noemde hij in een bijzin de 50 miljoen prijsbijstelling die wordt afgeroomd op defensie, onderwijs en wegen. Dat zijn allemaal zaken waarop ik als VVD'er niet zou willen bezuinigen. Die zaken wil ik graag helder hebben en daarom verwacht ik dat het CDA boter bij de vis levert en gewoon met een tegenbegroting komt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een terecht punt. Het woord "tegenbegroting" vind ik echter wel verrassend omdat ik heb aangegeven dat ik de grote lijnen, zoals die 5 miljard, steun. Wat de heer Zijlstra van mij kan verwachten — wat ik ook zal doen — is dat ik zal aangeven op welke specifieke punten het CDA veranderingen wil, alsook op welke wijze het CDA dat wil dekken. Dat zal ik doen voor die onderwerpen waarvoor we nu al, over de begrotingen heen, met veranderingen willen komen. Veranderingen binnen de begrotingen — dat zijn er niet zo veel — komen later aan de orde. Het CDA heeft veel minder veranderingen dan vorig jaar. Toen ging het om een lastenverhoging en nu hebben we te maken met een lastenverlaging. Voorts, als ik zeg dat we prudent moeten zijn met het uitgeven van geld — ik noemde net de lonen — voel ik mij niet vrij om veel extra geld uit te geven. De dekking is dus het Dutch Good Growth Fund. Vorig jaar hebben wij een prijsbijstelling in de tegenbegroting aangegeven. Maar met 50 miljoen kom je nog lang niet aan die hoeveelheid prijsbijstelling. Daaronder zouden twee sectoren vallen waarvoor we dat niet willen: defensie en justitie. En infrastructuur trouwens ook, want die valt altijd zeer onder prijsbijstellingen. Maar ik heb erop gelet: het zijn kleinere bedragen.  Ik heb nog één zin: het doel is voor ons het belangrijkste. Ik realiseer me heel goed dat als wij dit willen bereiken, we meer partijen nodig hebben. Wat een reële dekking is, is dan ook een reële vraag. Dat is het voorstel van het CDA.  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb opgemerkt dat er steun is voor lastenverlichting. Ik heb opgemerkt dat er steun is voor prudent begrotingsbeleid. Dat incasseer ik graag. Vorig jaar hadden we een hele discussie met de heer Roemer en hij heeft daarvan geleerd. Het zou mooi zijn als de heer Buma het nu aanlevert, zodat we helder hebben en precies weten wat het CDA voorstelt. We kunnen daartoe even schorsen of het in de dinerpauze krijgen. De heer Buma schiet bij de prijsbijstelling defensie en wegen eruit. Dat is heel goed en daar ben ik blij mee, maar op een gegeven moment blijft er niks meer over. Ik zou dan willen weten wat het dan wel is. Komt het dan allemaal bij onderwijs terecht?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Onder andere.  De heer Zijlstra (VVD): Het zou mooi zijn als het CDA dat soort keuzes op papier zet, zodat we die allemaal kunnen bekijken en narekenen. Dan weten we ook precies waar het CDA voor staat.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch is het niet zo ingewikkeld. Een tegenbegroting, zoals wij vorig jaar hebben ingediend, zou erop duiden dat wij grote veranderingen willen aanbrengen door de begroting heen. Wat het CDA hier wil doen, is een aantal sectoren aangeven — ik noem er straks nog één, te weten Justitie, maar daar blijft het dan ook bij — waarvan de fractie vindt dat er acuut geld naartoe moet, ondanks het feit dat we zuinig moeten zijn. De heer Zijlstra mag van de CDA-fractie verwachten dat zij aangeeft op welke wijze ze dat wil betalen. Neem ik de consequenties? Ja, die neem ik, en die noem ik hier. Ik kan de teksten zelfs aan de heer Zijlstra geven; daar staat het allemaal in.  De heer Zijlstra (VVD): Ik neem onmiddellijk het woord "tegenbegroting" terug na hetgeen de heer Buma heeft aangegeven. Ik begrijp dat het CDA vergaand, bijna in zijn compleetheid, het beleid van het kabinet onderschrijft en zal steunen, op een enkele uitzondering na die hij nog op papier zal aanleveren. Dat vind ik goed nieuws.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik weet niet wat er voor de heer Zijlstra zo verrassend is aan mijn opstelling. Ik opende mijn bijdrage met te zeggen dat wij de 5 miljard, grosso modo de grootste wijziging van dit jaar, steunen. Ik noemde al de wijzigingen die wij willen, bijvoorbeeld de accijnzen en de zorg, en daarbij gaf ik aan dat wij die binnen de begrotingen zullen dekken. Dat zullen we ook doen. Als de heer Zijlstra hoopte dat het CDA na alle lastenverzwaringen zou zeggen "meer lastenverzwaringen; we gaan een tegenbegroting maken", dan moet ik hem teleurstellen, want: nee, dat gaan wij niet doen. Ik zou zeggen: incasseer en begrijp dat dit een manier is waarop we in deze tijd van weinig geld verder kunnen. Waar zit wat het CDA betreft de grote verandering? Die zit in de hervormingen van de arbeidsmarkt. Ik hoop op dat punt echt op steun van de VVD-fractie, want die sprak de heer Zijlstra eerder al wel uit.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik snap de tevredenheid van de heer Zijlstra wel. Ik zie ook dat het kabinet achteroverleunt en denkt: appeltje-eitje dat CDA. Dat is uw goed recht natuurlijk, mijnheer Buma. Ik vind het zelf toch wel jammer dat u toch niet iets op papier hebt gezet, want het is nu best heel lastig om een beetje grip te krijgen op wat u precies wilt. Vandaar dat ik u vraag wat u precies gaat doen met het Dutch Good Growth Fund. U gaat daar geld uithalen, 50 miljoen als ik u goed begrepen heb, maar dat is natuurlijk wel geld met een specifieke bestemming. Het is immers bedoeld voor een van de grote vragen van dit moment, namelijk wat er allemaal gebeurt rond Syrië en de opvang van vluchtelingen. Het is wel duidelijk wat u in Syrië zelf wilt doen — er zijn vraagtekens bij gezet of dat heel realistisch is voor de korte termijn — maar wat wilt u nu in die regio gaan doen, ook in financiële zin? Het enige wat ik nu hoor, is: geld weghalen van de plek waar geld beschikbaar is, ook al is dat volgens mij nu al te weinig om daar iets te doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het Dutch Good Growth Fund is iets anders dan noodhulp aan vluchtelingen. Het Dutch Good Growth Fund bestaat uit bedrijven die subsidie of steun krijgen om in de derde wereld hun producten te verkopen. Dat heeft het CDA van het begin af aan, en dus ook vorig jaar, geen verstandige inzet van middelen gevonden. Het CDA zegt dus ook nu dat we dat niet doen. Als u vindt dat het geld wel op die manier moet worden besteed, bent u het niet met ons eens, maar ik wijs u er wel op dat ook u vindt dat Defensie meer geld moet krijgen. Dat zal ook overleg vergen over de vraag waar dat geld vandaan moet komen, maar zeg niet dat dit geen dekking is, want die dekking hadden wij vorig jaar ook. U mag het er niet mee eens zijn, maar zo is het wel. Dat geldt ook voor de prijsbijstelling. Wij zeiden toen ook al dat het niet vanzelfsprekend is dat de overheid ieder jaar die prijsbijstelling krijgt. Dat kun je best wel gericht doen, want de overheid groeit al ieder jaar. Aan het eind van deze kabinetsperiode is de overheid miljarden en miljarden groter dan aan het begin. Aan het begin van mijn betoog heb ik een heel verhaal gehouden over hoe wij de samenleving sterk willen maken en dat de overheid zo groot is. Daar hoort bij dat wij bereid zijn om keuzes te maken waardoor de overheid wat kleiner wordt.  De heer Slob (ChristenUnie): Natuurlijk moet er meer geld naar Defensie, meer ook dan waar het kabinet nu mee komt, ook al is dat veel meer dan wij ooit van dit kabinet verwacht hadden; vorig jaar voorzagen wij echt niet dat het zich zo zou ontwikkelen. Wij zijn nog de enorme krater aan het dichten die geslagen is onder Rutte I, een kabinet waarvoor u destijds zelf verantwoordelijkheid droeg. Het zal dus nog wel een tijdje gaan duren.  Mijn punt is dat ik moet constateren dat u geld weghaalt bij Ontwikkelingssamenwerking om dat geld naar Defensie te brengen. Dat geld is echter bedoeld om voor de langere termijn in die regio perspectief te bieden. Daardoor wordt het gat nog groter dan de 1 miljard bezuinigingen waar het nu naartoe gaat. Dit jaar gaat het al om 750 miljoen. Ik ondersteun daarom graag wat de heer Zijlstra heeft gezegd: zet het voor ons toch eens even op papier. We nemen u serieus. U merkt dat, want anders hadden we hierover geen vragen gesteld. Wij willen heel graag concreet kunnen zien wat u precies verschuift en welke gaten daardoor misschien op andere plekken vallen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het verhaald is dit. Meer is er niet! De rest komt bij de individuele begrotingen. Het enige voorbeeld dat ik verder nog zal noemen, is — ik zei het al — Justitie. Ik heb een vraag gesteld over de wijze waarop de 5 miljard is vormgegeven. Ik heb verder een pleidooi gehouden voor vergaande hervorming van de arbeidsmarkt. Wij zeiden vorig jaar dat er lastenverlichting moet komen en dan mag u van ons verwachten dat wij nu niet roepen om lastenverzwaring. Het aparte is dat u nu wilt dat het CDA tegen is, terwijl u vorig jaar zo boos was dat we niet voor waren. De wereld draait wel heel erg snel om in dit huis, mevrouw de voorzitter.  De heer Roemer (SP): Die laatste zin had mijn zin kunnen zijn. Ik ben nu toch aardig verbaasd. De heer Buma zegt: die 5 miljard, oké, dat geloof ik wel. Voor de rest komt hij niet met aanvullingen, niet met wijzigingen. Op één terrein hebben wij altijd met het CDA opgetrokken: de bezuinigingen op de gezondheidszorg, de bezuinigingen op de ouderenzorg en de thuiszorg, op alles wat naar de gemeentes ging. Het CDA stond hier bij de deur van de Tweede Kamer vooraan om heel boos te zijn op alle bezuinigingen. Maar nu: niets. Geen enkele tegenbegroting, geen euro erbij voor de zorg. Hoe wil de heer Buma dit in vredesnaam binnen de zorgbegroting opvangen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Vorig jaar was het ook binnen de zorgbegroting. Dat heeft het CDA toen ook weten te doen. Vergeet niet: als wij praten over de totale zorgbegroting, praten wij over iets van 74 miljard euro. Ook dit jaar stijgt die begroting, zij het minder dan in het verleden. Het CDA is dus echt heel terughoudend met het aanvullen van de zorgbegroting door het heffen van hogere belastingen, zoals de SP dat doet. De heer Roemer geeft namelijk meer geld aan heel veel dingen uit, maar verhoogt daarbij de belastingen met 1 miljard. Dat is niet de keuze van het CDA. Als CDA moeten wij dus erkennen dat wij zuiniger moeten zijn. Ik blijft echter zeggen: het CDA gaat nu geen totale tegenbegroting maken. Wij zullen onze wijzigingen, precies zoals het hoort, bij iedere begroting inbrengen. De grootste problemen heb ik benoemd. Ik heb gesproken over Defensie, en ik kom nog op het onderdeel Justitie.  De heer Roemer (SP): De heer Buma kan er wel van alles bij lopen halen, maar zijn partij stond met ons vooraan om te zeggen dat de bezuinigingen op de zorg onverantwoord waren. Toen er honderdduizend handtekeningen werden ingediend, stond het CDA vooraan. Op radio en televisie en in de kranten heeft het de afgelopen maanden niets anders gedaan, terecht overigens, dan zeggen dat de bezuinigingen op de gemeentelijke zorg onverantwoord zijn en dat er geld bij moet. Tijdens het enige debat waarin kan worden aangetoond waar het geld vandaan wordt gehaald, is het CDA afwezig. Was dat de reden waarom het CDA afgelopen zaterdag ineens afwezig was bij de demonstratie? Was het omdat de fractievoorzitter blijkbaar geen geld voor de zorg wil overmaken?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het CDA was afgelopen zaterdag niet bij de manifestatie omdat wat daar werd gezegd verder gaat dan wij verantwoord vinden. Ik ben dan heel eerlijk: wij gaan dan niet naar een demonstratie om te doen alsof wij ook zo boos zijn. Ik vind de vraag over de zorg overigens heel reëel. Natuurlijk mag de heer Roemer die stellen. Ik vind echter dat het CDA tegenbegrotingen moet maken als het grote veranderingen wil over alle posten heen. Vorig jaar hebben wij een aantal honderden miljoenen van het ene deel van de zorg naar de ouderenzorg overgebracht. Dat zullen wij weer doen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de nachtposten van de huisartsen, waarvoor een eigen bijdrage gevraagd kan worden. Dit plan hebben wij vorig jaar al gepresenteerd, en dat gaan wij weer doen. Waarom? Omdat anderen er niet aan wilden. Nogmaals, als het erom gaat belastingen verhogen om uitgaven te doen, weet de heer Roemer dat hij het CDA niet aan zijn zijde vindt.  De heer Roemer (SP): Ik weet nu ook dat voor het repareren van de bezuiniging op de zorg het CDA niet aan onze zijde staat, evenmin als aan de zijde van al die mensen in de thuiszorg die worden ontslagen en van de gemeenten die het zorg geven aan ouderen niet meer waar kunnen maken. Dat mag, dat is het goed recht van het CDA. Maar houd er dan voortaan in alle debatten, in alle interviews voor radio en televisie rekening mee dat het CDA het geld er niet voor over heeft om dat te repareren. Dat mag, maar wij kiezen daar niet voor.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zeg nogmaals tegen de heer Roemer: ook vorig jaar haalden wij het geld voor de veranderingen uit andere delen van de zorg, omdat wij vonden dat de stijging in de zorguitgaven die er al was, niet nog hoger kon worden. Wij kunnen daar wel voor kiezen, maar dan vraag ik de heer Roemer om ergens anders heel veel te bezuinigen. Dat doet hij niet. Hij verhoogt de belastingen met heel veel, en dat vindt het CDA totaal onverantwoord in deze tijd. Sterker nog, wij steunen de verlaging. Het CDA kiest er dus heel bewust voor om wanneer het, anders dan in het verleden, niet keihard nee zegt tegen belastingverhogingen, ook te erkennen dat het een aantal belastingverlagingen steunt. Ik geef vandaag precies aan waar ik het anders wil.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik herken de punten die de heer Buma noemt wanneer hij zegt dat voor Defensie en voor Veiligheid en Justitie extra geld nodig is. Ik vind het echter wel wat verrassend dat hij het daartoe beperkt, in aanmerking genomen hoe kritisch het CDA zich de afgelopen jaren heeft opgesteld. Is het niet zo dat de bezuinigingen op Defensie en op Veiligheid eigenlijk de doorwerking zijn van het vorige kabinet, waarin het CDA zelf zat? Is de heer Buma nu niet vooral bezig om zijn eigen fouten uit het verleden goed te maken?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Over Defensie heb ik net al gezegd dat daar een verantwoordelijkheid ligt voor bijna alle partijen, ook voor het CDA in Rutte I. Rutte I vond weer een grote post van de minister uit Balkenende IV. Dat is allemaal opgelopen naar de bezuinigingen die er zijn geweest. Ik heb zojuist gezegd: die verantwoordelijkheid dragen wij breed, ook het CDA, maar gezien de onveiligheid in de wereld hebben wij allemaal de verantwoordelijkheid om er nu iets aan te doen, want wij kunnen het zo niet laten. Het CDA heeft verantwoordelijkheid genomen voor wat er gebeurd is. Dat zeg ik ook nu. Ik vind echter dat dit ons niet ontslaat van de verantwoordelijkheid om, met de onveiligheid in de wereld, nu iets aan de gaten bij Defensie te doen.  De heer Van der Staaij (SGP): Daar heb ik waardering voor. Ik gaf net aan dat de verrassing niet zozeer zit in het feit dat het CDA nu voorstelt om de veranderingen van de afgelopen jaren terug te draaien, maar dat het juist gaten zijn die zijn ontstaan als gevolg van beleid in het verleden. Dat vind ik verrassend. Wil het CDA de manier van dekking nog openhouden? De heer Slob heeft zojuist al gezegd ook iets in Defensie te zien, maar net weer niet die post. Is de heer Buma bereid om op Defensie en Veiligheid een breed parlementair draagvlak te zoeken om daaraan nog iets te verbeteren?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, die bereidheid is er zeker. Het CDA beseft dat het in zijn eentje kan zeggen dat de begroting van Justitie niet voldoet, maar dat er heel veel partijen zijn die bezwaar hebben. Je moet samen kijken hoe je dat verandert. Ik doe niet anders dan zeggen wat het CDA een verantwoorde manier van dekken vindt. Ik realiseer mij heel goed — en dat moet wellicht nog door het kabinet becommentarieerd worden — wat haalbaar is. Dat geldt zowel voor Defensie als voor dit punt. Het geldt overigens ook voor andere punten uit de begroting. In een aantal gevallen hebben wij voorstellen die niet nieuw zijn — ik noemde al de zorg — maar ik hoop dat het kabinet daar in een ander jaar nog eens anders naar zal kijken.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is altijd handig om iets op papier te hebben, dus ik heb de tegenbegroting van het CDA van vorig jaar er even bij gepakt. Vorig jaar werd er nog geïnvesteerd in de zorg, een kleine 100 miljoen. Het geld werd wel uit andere posten van de begroting gehaald. Ik wil nog even terug naar het belastingstelsel, de 5 miljard en de steun die het CDA aan het kabinet zou willen geven. De heer Buma heeft gesproken over de belastingen in relatie tot de noodzakelijke hervormingen op de arbeidsmarkt. Was dat een voorwaarde die werd gesteld of vindt hij dat die zouden moeten gebeuren? Of verwacht de heer Buma van het kabinet een agenda voor de arbeidsmarkt alvorens over te gaan tot het steunen van de 5 miljard?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als ik echt voorwaarden had gesteld, had ik vanaf het begin moeten zeggen: wij gaan niet akkoord, tenzij. Wij vinden die 5 miljard verstandig. Anderen vinden dat misschien niet, maar het CDA heeft vorig jaar gezegd: die belastingverhogingen zijn slecht, dat moeten wij niet doen, zorg voor lastenverlichting ten gunste van middeninkomens. Nu komt er een lastenverlichting ten gunste van middeninkomens. Dan ga ik niet iets verzinnen om dat moeilijk te maken. De punten die ik noem op de arbeidsmarkt zijn echter wel belangrijk als wij straks spreken over de begroting Sociale Zaken. Is dit kabinet werkelijk bereid om meer banen te creëren of is het lippendienst? Is het kabinet werkelijk bereid om eindelijk te komen met een visie op zzp'ers of is men zo verdeeld dat men er niet uitkomt? Dat wil ik horen en dat zullen wij bij die begroting bespreken.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik zocht even naar de samenhang van de verschillende punten die worden genoemd. Veel gaat over de steun aan de 5 miljard lastenverlichting. Als je dan zo hard inzet op die arbeidsmarkthervormingen en dat samen ziet met de lastenverlichting om werk te kunnen creëren, denk ik een samenhang te zien tussen die twee. Zegt de heer Buma nu dat wij dat apart gaan behandelen en dat wel of geen hervormingen op de arbeidsmarkt niet relevant zijn voor de manier waarop hij naar de 5 miljard lastenverlichting kijkt?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind dat ik het dan wel heel moeilijk maak om te bereiken wat ik zelf wil, namelijk lastenverlichting. Het CDA wil lastenverlichting. Ik kan het wel honderd keer zeggen. Dat is verstandig. Lastenverlichting levert banen op. Het levert voor de middengroepen, die het hardst gepakt zijn, verlichting op. Ik ga dan niet zeggen: ik wil het eigenlijk wel, maar ik ga stiekem allerlei extra voorwaarden verzinnen om niet akkoord te gaan. Als het grosso modo blijft wat het is, gaan wij graag akkoord. Ik zeg wel dat het kabinet iets vergeet, zoals een hervorming van de arbeidsmarkt op het gebied van zzp'ers, loondoorbetaling bij ziekte en de quotumwet die meer banen kost dan hij oplevert. Noem maar op. Die agenda laat het kabinet liggen en dat wil het CDA niet.  De heer Klaver (GroenLinks): Dat begrijp ik. Ik was op zoek naar het "grosso modo". Dat is namelijk vrij cruciaal. U steunt het pakket als het grosso modo hetzelfde blijft, maar wat is dat dan? Ik probeer het iets concreter te krijgen. Vandaar dat ik iedere keer doorvraag. U was heel helder, mijnheer Buma: als de vermogensbelasting in het pakket van 5 miljard blijft zitten, doet dat voor het CDA pijn. Dat was een heldere boodschap. U had het ook over die arbeidsmarkthervormingen. Ik wil scherp krijgen of die ook bij dat "grosso modo" horen, of die ook bepalend zijn voor de vraag of u de 5 miljard wel of niet wilt steunen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toen ik sprak over de 5 miljard, heb ik aangegeven dat ik wel grote vragen heb bij de schuif van de regeling voor belastingverlaging voor lage inkomens, het zogenaamde lage-inkomensvoordeel (liv). Die regeling gaat eruit en in plaats daarvan komen een paar koopkrachtmaatregelen terug. Ik heb het kabinet gevraagd of dat wel verstandig is in een pakket dat bedoeld is voor meer banen. Dat zouden wij dus graag aangepast zien. Of ik voor of tegen iets stem, wordt op het eind pas duidelijk, altijd. Laten wij in elk geval blijven beseffen dat lastenverlichting in tijden waarin de economie weer een beetje gaat aanzetten maar de banen nog achterblijven, een beleid is dat onze ondernemers, onze gezinnen en ons mkb helpt.  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik was bij het laatste onderdeel van mijn betoog, dat gaat over justitie en veiligheid. Ik zei al dat buitenland en binnenland waren verweven en gaf aan dat de reorganisatie van de politie, die bedoeld was als een versterking, onder druk van gelijktijdige bezuinigingen in een uitzichtloos moeras terecht dreigt te komen. Daarnaast worden ook het OM, het NFI en de rechtspraak onverantwoord gekort. Het gevolg is de sluiting van rechtbanken in de regio. Almelo, Assen, Maastricht en Alkmaar gaan dicht, tegen de afspraken die nog heel onlangs met de Kamer zijn gemaakt in. Juist die rechtbanken zouden openblijven. Het kabinet verwaarloost hier een van zijn kerntaken. Dat is onverantwoord en onacceptabel. Het CDA wil dat er voor 2016 in ieder geval 200 miljoen euro wordt geïnvesteerd in veiligheid. Ik zal weer aangeven waar het CDA dat geld vandaan wil halen. Het grootste deel van dat geld kan gehaald worden uit het schrappen van de banenplannen van minister Asscher, waarvan ik al eerder zei dat die voor het CDA totaal zinloos zijn. Dat geld moet ergens anders vandaan komen, lastenverlichting. Dat is het ene. Er blijven dan nog enkele tientallen miljoenen over. Dat geld zit in de pot prijsbijstelling, die daarmee in totaal zo'n 50 à 100 miljoen kleiner wordt. Dat zijn de posten. De collega's kunnen mij daarop bevragen; is het duidelijk genoeg? Dit is het. Als de collega's een betere dekking hebben, dan hoor ik dat wel. Ik besef dat een heel groot aantal leden van deze Kamer vindt dat de Justitiebegroting niet kan, en ik moet zeggen dat mij geluiden bereiken dat dit ook in de Eerste Kamer heel erg moeilijk zal worden.  De heer Slob (ChristenUnie): De dekking is duidelijk. Wij hebben zelf ook naar het bedrag van die banenplannen van minister Asscher gekeken, omdat ook wij wisten dat er nog zoveel geld op de plank lag. Maar ik kan u ook melden dat het CPB, toch het instituut dat zowel de kabinetsplannen als onze plannen heeft beoordeeld, heeft gezegd dat dit niet meer kan omdat dat bedrag in zekere zin al belegd is. Daar kunnen wij als Kamer dus niet meer aan komen. Dat is dan een probleempje dat wij hebben met het CPB, maar daar heb je wel mee te maken als je het kabinet een alternatieve begroting wilt voorleggen, of dat nou een tegenbegroting of een voorbegroting is.  Maar goed, ik denk dat uw punt duidelijk is. Ik vind dat we met elkaar moeten zoeken — daarin vindt u ons aan uw zijde — naar een manier om de enorm zwakke plekken die in deze begroting zitten en onze strafrechtketen zo ontzettend aantasten, te herstellen. Daarvoor kijk ik ook naar de VVD en naar de Partij van de Arbeid. Ik vind dat zij vanuit de Kamer ook moeten leveren. We weten dat ze onderling wat geld verdeeld hebben voor wat leuke dingen. Daar zitten soms heel belangrijke leuke dingen bij, …  De voorzitter: Mijnheer Slob, bij een interruptie is het de bedoeling dat u een vraag stelt aan degene die hier staat, niet aan iemand die nog moet komen of hier zojuist al drie uur heeft gestaan.  De heer Slob (ChristenUnie): Ja, maar ik denk dat de heer Buma het met mij eens is dat de Partij van de Arbeid en de VVD in dat opzicht ook zullen moeten leveren. Ik ben zeer benieuwd of wij daar de komende dagen met elkaar uit gaan komen, maar het is wel duidelijk dat er iets moet gebeuren. Ik denk dat de minister dat ook met ons eens is.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter, de interruptie van de heer Slob was zo mooi dat u die als spreektijd van mij hebt meegenomen.  De voorzitter: Ik geef u de kans om uw tekst af te ronden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben bijna door mijn tekst heen. Dit signaal is heel belangrijk en ik geef het ook aan het kabinet, namelijk dat veiligheid in deze tijd van onveiligheid het belangrijkste criterium is. Ik zeg nogmaals tegen de collega's dat we hierop moeten focussen. Als we allemaal zeggen hoe onveilig en onzeker het is, moeten we ook bereid zijn om te focussen op de belangrijkste onderdelen.  Ik kom dan op het slot en dat wordt verzorgd door de heer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Ik wil het toch even helder hebben. Ik heb de heer Buma dus goed begrepen dat hij geen tegenbegroting heeft, omdat het woord "tegen" hem op dat punt tegenstaat. Hij steunt de lijnen van het kabinet en de begroting die voorligt. Hij heeft een aantal opmerkingen over Justitie en andere posten gemaakt en dat zijn de wijzigingsvoorstellen van het CDA op de begroting. Krijgen wij die nog op papier? Dat is mijn eerste vraag. Het zal overigens toch niet zo zijn dat die dekkingsvoorstellen van het CDA door het CPB zijn afgewezen? Dat is mijn tweede vraag. Het zal toch niet zo zijn dat het CDA geen tegenbegroting heeft omdat het geen akkoord kreeg van het CPB? Toch?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, ik heb geen tegenbegroting omdat de meeste dingen die het CDA wil binnen begrotingen veranderd worden en dus net als andere jaren en bij alle begrotingen als amendementen kunnen worden ingebracht. Omdat wij geen tegenbegroting hebben, dus geen groot systeem van veranderingen, moeten we er geen grote show van maken alsof wij wel een tegenbegroting zouden hebben. Nogmaals, vorig jaar was het anders omdat wij toen van mening waren dat die belastingverhogingen niet konden, maar ik sta open voor allerlei dekkingsvoorstellen. Het bedrag dat wij willen wijzigen, is niet supergroot. Als je het in miljarden doet, zeggen onze collega's aan de linkerzijde onmiddellijk weer dat de belastingen omhoog moeten. De grote wolk die erboven hangt, is natuurlijk dat wij met zijn allen praten over een begroting terwijl het kabinet niet eens weet hoe het uit die heel grote vluchtelingenproblematiek moet komen. Daar hebben we het eerder over gehad. Dat zijn de drama's van het moment. Uit de begroting voor het komende jaar, de zoveelste van dit kabinet waar weinig nieuw beleid in zit, halen wij twee majeure punten, namelijk Justitie en Defensie. Wat betreft accijnzen, zorg en een aantal andere dingen zullen wij amendementen op die begrotingen indienen. Ik kan het niet mooier maken.  De heer Zijlstra (VVD): Het antwoord van de heer Buma is helder. In grote lijnen steunt hij de begroting van dit kabinet. Op departementale begrotingen zal hij hier en daar nog een dingetje doen. De zaken die hij wil wijzigen en die hij heeft opgelezen, zal hij nog aanleveren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Maar er is niet meer aan te leveren dan dit.  De heer Zijlstra (VVD): Dan heb ik toch een vraag. Er was dus geen behoefte bij het CDA aan een alternatieve begroting. De heer Buma heeft dus ook niet met het CPB gesproken de afgelopen tijd, want er was geen behoefte.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Jawel, natuurlijk wel. Wij hebben in een heel vroeg stadium met het CPB gesproken om te kijken of wij een tegenbegroting zouden maken.  De heer Zijlstra (VVD): U hebt bijvoorbeeld niet ...  De voorzitter: De heer Buma is aan het woord!  De heer Van Haersma Buma (CDA): ... Dat hebben we dus niet gedaan. Zo gek is dat niet. Ik vind dat je altijd, zelfs voor de zomer al, met het CPB moet praten. Je moet een beslissing nemen over de vraag of je met een tegenbegroting moet komen als je het plaatje ziet, dan wel of je van mening bent dat er in deze begroting een aantal wijzigingen moeten komen maar de hoofdlijn overeind kan blijven. Dat laatste is onze keuze geweest.  De heer Zijlstra (VVD): Voor de zomer begrijp ik, maar u hebt dus niet nog afgelopen maandag nog een poging gedaan, terwijl bleek dat het CPB sommige posten niet honoreerde waardoor u een alternatieve begroting niet rond kreeg? Dat is dus absoluut niet waar, zo begrijp ik uit deze woorden?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zeg toch dat we wel overleg hebben gehad met het CPB, maar dat we zelf hebben besloten dat een tegenbegroting geen zin heeft als je het kabinet voor een groot deel volgt? In wezen was dat al veel eerder gebeurd, want ik heb over de periode van voor de zomer gesproken.  De heer Zijlstra (VVD): Het is ons allen duidelijk.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Mooi. Ik dank u.  De voorzitter: De heer Pechtold heeft toch nog een vraag.  De heer Pechtold (D66): Even kijken. Tegen het sociaal leenstelsel 1,2 miljard. Tegen de verhuurdersheffing 1,7 miljard. Tegen het doorzetten van de btw-verlaging in de bouw 250 miljoen. Accijnzen 300 miljoen. Zorg en Wmo 700 miljoen. Chronisch zieken 500 miljoen. Kindregelingen 400 miljoen. Pensioenplannen 1,1 miljard. Dat zijn inderdaad allemaal de rotklussen die de afgelopen twee jaar door een constructieve oppositie zijn gedaan en elke keer had ik die Buma in mijn kuiten hangen: waarom doe je het, waarom doe je het, waarom doe je het? Vorig jaar nog Defensie extra 0,3 miljard. Infrastructuur 0,2 miljard. Wmo 0,2 miljard. Chronisch zieken 0,1 miljard. Kinderbijslag 0,3 miljard. Pensioenopbouw ... Het was werkelijk een feest, maar dan had ik die Buma weer in mijn kuiten hangen: waarom doe je niet mee, waarom doe je niet mee? Nu wordt er even geld uitgedeeld met nauwelijks baneneffect, maar wie durft er tegen geld uitdelen te zijn als mensen erom vragen? En nu zegt Buma: ja hoor, ik kom meedoen. Maar al dat andere accepteert hij nu dus gewoon.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Langzamerhand begrijp ik de heer Pechtold steeds minder. Al die maatregelen zijn dankzij hem ingevoerd; ze staan in wetten.  De heer Pechtold (D66): Ja!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nou, dat is het hele verhaal. Het enige wat wij nog kunnen doen voor dit jaar, is de pijn verzachten. Dat doen wij bijvoorbeeld bij de begroting Zorg. Het is allemaal heel mooi dat de heer Pechtold dit zegt en ik snap ook wel dat hij dat doet. Maar nogmaals, het zijn allemaal uw plannen, niet die van het CDA, en ze liggen vast.  De heer Pechtold (D66): Het hele voorjaar hebben we daar staan ploegen, hebben we daar staan rooien, hebben we daar in die bomen alles staan doen, dit en dat. We hebben die hele tuin op orde. De tuinstoelen worden buiten gezet en Buma zegt dan: nou, ik ga wel zitten. Dat is het een beetje.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is echt ongekend dat de heer Pechtold hier werkelijk denkt dat alles wat hij ingevoerd heeft nu zo'n mooi plaatje in Nederland biedt. Dat heb ik verteld. Daarom heb ik gezegd dat we in de zorg nog reparaties moeten doen, natuurlijk. Daarom heb ik gezegd dat er op de arbeidsmarkt ontzettend veel ontbreekt. Maar als de heer Pechtold zo ontzettend trots is op al die belastingverhogingen, dan moet hij lekker in zijn zetel blijven zitten.  Nu echt tot slot. De economische groei die ons land doormaakt, is goed nieuws. Ons land profiteert van de aantrekkende handel, maar we moeten ons bewust zijn van de vele kwetsbaarheden. Bij begrotingen gaat de discussie vaak over geld, maar de belangrijkste uitdagingen die voor ons liggen, gaan niet over geld. Die gaan over veiligheid bieden in een onveilige wereld. Die gaan over zekerheid bieden in een onzekere wereld.  Zoals ik al aan het begin zei, komt die bedreiging niet alleen van buiten; die komt ook van binnen. Die bedreiging is er als we onze eigen waarden en normen, onze eigen joods-christelijke traditie niet meer overeind houden, niet meer weten waar we zelf voor staan en niet weten dat we ons samen moeten verdedigen tegen de bedreigingen van buiten. Ik dank u wel.  De voorzitter: Voordat u weer gaat zitten, geef ik eerst het woord aan de heer Wilders, die nog een vraag heeft.  De heer Wilders (PVV): Het zijn heel mooie woorden van de heer Buma op het laatst — onze waarden hooghouden en noem maar op — maar wat doet hij eigenlijk om dat te voorkomen? Wij hebben nu een enorm probleem met 3.000, 4.000 asielzoekers per week. We kunnen niet wachten op zijn verhaal over militair ingrijpen in Syrië, of dat wel of niet zal gebeuren. We hebben nú een probleem in Nederland: duizenden asielzoekers per week, waaronder helaas ook een aantal als asielzoeker vermomde terroristen. Vindt u dat die mensen nu Nederland niet in mogen komen, mijnheer Buma?  De heer Van Haersma Buma (CDA): De asielprocedure staat open voor mensen die vluchten, voor sommigen in Nederland en voor sommigen in andere landen. Ik heb eerder aangegeven dat het grote probleem aan de bron zit. Daar wilt u niet naartoe, maar daar moeten we wel naartoe om het op te lossen.  De heer Wilders (PVV): We hebben nu een probleem. Dat verhaal over de bron, het is allemaal prachtig, maar we hebben nú een probleem. Er kwamen vorige week 3.000 mensen. Ik denk dat van die 3.000 er ongeveer 2.990 moslim waren, die de cultuur waar u het net over had en de christelijk-joodse waarden waar u net over sprak niet delen, die daar niks mee hebben en die deze ook hier niet zoeken, sterker nog, door wie onze normen en waarden in het gedrang komen. Mooie verhalen over de toekomst zijn allemaal prachtig, maar wat vindt u daar nou van? Dan zegt u tenminste wat, dan doet u wat. Wilt u er morgen voor zorgen dat Nederland ervoor behoed wordt dat dit soort mensen ons land binnenkomt? Of zegt u: we moeten misschien een keer wat in Syrië doen, maar tot nu toe mogen ze allemaal binnenkomen? Zegt u: kom allemaal maar binnen en vraag maar allemaal asiel aan? Dan spreek ik over de 3.000 mensen die vorige week en waarschijnlijk ook weer deze week, gewoon aan de deur kloppen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als een asielzoeker een asielverzoek indient, heeft hij wat het CDA betreft recht om dat asielverzoek te doen. Want weet u: in die christelijke waarden en normen, waarvan u zegt dat u ze verdedigt, zit ook dat je eens aan een ander denkt en niet alleen aan jezelf. Dat zou ik ook wel overeind houden. Dan gaat het er niet om dat als je moslim bent, je maar elders je heil gaat zoeken, en dat als je christen bent, je mag blijven.  Wel een terechte vraag is — die moet u ook noemen — of we dit op termijn aankunnen. Nee, dit kunnen we op termijn niet aan. Daarom moet de asielaanvraag ook leiden tot tijdelijke bescherming. Daar hebben we al eerder voor gepleit, zodat men na het conflict terug kan. Daarom moeten we ervoor zorgen dat ook andere landen meedoen. U bent ontzettend tegen Europa, maar hier moet Europa ervoor zorgen dat ook Oost-Europese landen meedoen. Er kan dus meer aan gebeuren, maar ik laat me niet zeggen dat de christelijke traditie leert dat je moslims nooit asiel geeft.  De heer Wilders (PVV): Maar Europa doet niets. U kunt wel zeggen: je mag niet kijken of het moslims zijn of niet. Maar dat zijn het wel. En het zijn er 3.000 per week. En als het zo doorgaat, en Europa niet tot een oplossing komt, dan zijn het er 150.000 per jaar. En als die allemaal nog één persoon voor de gezinshereniging of -vorming meenemen, zijn het er 300.000 per jaar. Dat is en stad als Utrecht. Waar blijft u dan met uw christelijke waarden? Waar blijft u dan? Zegt u, omdat we barmhartig moeten zijn: kom maar binnen, vervang ons volk maar, vervang ons land maar? Als dat de christelijke waarden zijn, bent u geen knip voor de neus waard.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter, weet u wat zo apart is? De heer Wilders viert dit jaar zijn 25-jarig jubileum hier onder deze kaasstolp. Hij mag bij u langslopen en dan wordt hij gefeliciteerd. 25 jaar. Van die 25 jaar fulmineert hij zo ongeveer de afgelopen 10 jaar. Ruzie met iedereen, meningen over alles. Maar wat is het grote probleem? Hij doet niets om het te bereiken. Wat het CDA met andere partijen wil, is proberen die stappen te zetten die kunnen. We hebben zelfs een kabinet gehad dat door de heer Wilders gedoogd werd. Hij gedoogde dat er geld naar Griekenland ging; het kabinet mocht blijven zitten. Hij gedoogde de hele asielprocedure die we hadden. Dat was de werkelijkheid. Hij doet niets anders dan hier aan de interruptiemicrofoon zo veel mogelijk spreektijd vangen, en niets oplossen.  De heer Wilders (PVV): Nadat drie man bij het CDA mogen klappen, zeg ik: het zijn allemaal jij-bakken. "U zit al zo lang in de Kamer", "u hebt met ons geregeerd": dat zijn allemaal jij-bakken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Maar het is toch waar?  De heer Wilders (PVV): Meestal als iemand met jij-bakken komt, zeker u, mijnheer Buma, dan heeft diegene gewoon geen antwoord. Uw antwoord is dat u met grote visies komt over wat er in Syrië moet gebeuren, terwijl ondertussen die CDA-kiezer weet dat ze ook bij Buma gewoon met duizenden binnenkomen, inclusief terroristen. Buma van het CDA doet daar helemaal niets aan. U hebt mooie vergezichten, mooie verhalen, maar ze komen allemaal binnen. Uw woorden over onze waarden, onze christelijke waarden zijn gewoon holle retoriek. U vervangt gewoon onze christelijke cultuur door de islamitische cultuur door ze massaal binnen te halen. Dat kan toch niet? Dat willen de mensen toch niet?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik denk dat ik zelf beter weet wat de CDA-leden vinden van het sluiten van alle grenzen en de retoriek van de heer Wilders dan hijzelf. Als het gaat om het asielbeleid hebben we met zijn alleen een ontzettend groot probleem. De vraag is wanneer het kabinet met één antwoord komt. Ten aanzien van de top van maandag weten we bijvoorbeeld niet wat dat is. Ik blijf echter tegen de heer Wilders zeggen, ook hier weer vandaag: aan het begin van de dag begint hij al met zijn spelletje dat hij het debat vandaag gaat veranderen. Dat mag hij allemaal doen, maar langzamerhand, na 25 jaar, moet hij zich afvragen of zijn bijdrage misschien meer kapotmaakt dan dat het helpt. Ik ben bang dat er, wanneer hij de politiek verlaat, niets is veranderd. Dat moet hij ook zichzelf aanrekenen.  De heer Zijlstra (VVD): Ik kan het met dat laatste betoog van de heer Buma wel eens zijn, maar hoe gaan we die grote problemen dan oplossen? Ik heb voor hem ook een tijdje op het spreekgestoelte gestaan. Toen ging het de hele tijd om de oplossing zoals die in het kabinetsbeleid voorligt. De heer Buma heeft toen een halfuur lang, met allemaal mistflarden en rookwolken eromheen, een soort van woordelijke tegenstelling gecreëerd rond grenzen dicht en hoe dat precies zit. Ik verwachtte, eerlijk gezegd, dat ik in het betoog van het CDA een echt alternatieve oplossing zou horen. Begrijp ik het nu goed dat zijn oplossing is dat Nederland gaat deelnemen aan een grondoorlog in Syrië waarbij we nog niet een idee hebben hoe we daar dan een alternatieve regering moeten neerzetten? Is dat dan het alternatief waar het CDA voor gaat, terwijl het al dat commentaar had op het kabinetsbeleid? Is dat dan het alternatief? Dat is ronduit teleurstellend.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra blijft in de groef van zijn eigen voorstel: de grenzen dicht. Daar ging het mij om. De VVD zegt tegen de Nederlandse bevolking dat zij de grenzen van Europa dicht gaat doen. Er stond ook nog het woordje "echt" bij. Daarvan heb ik gezegd: dat is niet waar. Ik heb aangegeven wat er wel zou moeten gebeuren: tijdelijke statussen. En volgens mij vindt de hele Kamer — het is helemaal niet een exclusief CDA-dingetje — dat meer opvang in de regio nodig is. Ik verzet me er echter tegen dat de VVD zo'n beeld neerzet, het beeld van "wij lossen het op". Ook het CDA beseft dat de oplossing moeilijk is. Dat zeg ik iedere keer. Dat vergt veel antwoorden. Het kan uiteindelijk wel, maar we moeten dan wel onder ogen zien dat we dan ook naar de bron moeten. Dat is iets van de lange termijn. Op de korte termijn praten we over een verdeling over Europa. Daar hebben we het vorige week over gehad. Wat betreft het CDA gaat het dan om een tijdelijke status. Dat is niet "de oplossing". "De oplossing" bestaat namelijk niet. Als die er zou zijn, zou die er zijn gekomen. Ik vind wel dat we de verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen aan een zo goed mogelijke, eerlijke schets van wat de stappen zouden moeten zijn. Als dat de bijdrage van de Kamer zou kunnen zijn, dan doet de Kamer het maximaal haalbare.  De heer Zijlstra (VVD): De VVD is altijd bereid om mee te denken. Als militair optreden zou helpen, dan is de VVD bereid altijd bereid om daarover mee te denken. Maar dan moeten we niet in de val trappen waarin we in het verleden zijn getrapt, namelijk dat we nog geen idee hebben van wat er dan in het land gebeurt. Dan moeten we niet het idee hebben dat je een heel land kunt veiligstellen. Als de heer Buma van het CDA zijn eigen woorden — "wij willen dit grote probleem oplossen" — serieus neemt, waarom komt hij dan alleen maar met het alternatief van deelname aan een grondoorlog in Syrië en weigert hij om mee te denken in een ander alternatief, dat inmiddels in Europa is neergelegd? Dat hoeft het wat mij betreft niet te worden. Het mag ook nog iets anders worden, als het maar functioneel is. Maar het kan toch niet zo zijn dat het CDA serieus meent dat het enige alternatief voor dit probleem is: het deelnemen aan een grondoorlog in Syrië? Dat kan de heer Buma toch niet serieus menen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Daarom heb ik tegen de heer Samsom gezegd, toen hij mij interrumpeerde: wat u zegt over ook de politieke kant van de zaak, is zeer waar. U maakt er een hele karikatuur van, met die landkaart en de vraag waar de militairen dan morgen gaan beginnen. Dat mag u doen. Dat is echter niet de route die we moeten gaan. We moeten de route gaan met Europa. Eerst moeten we de basisvraag stellen: denken we dat het acceptabel is dat IS daar op langere termijn blijft? Ik zeg: nee. Moeten we meer opvang in de regio doen? Ik zeg: ja. Moeten we dat ook diplomatiek doen? Ik zeg: ja. Moeten het meer tijdelijke statussen zijn? Ik zeg: ja. Tegen één ding zeg ik echter nee, namelijk tegen het schijnverhaal van de VVD, dat aan Nederland suggereert dat dan de grenzen dichtgaan. Dat is namelijk niet waar. Als u nu ook zou zeggen — dat zou helpen — dat dat niet zo is, als u zou erkennen dat het helemaal niet waar ís en dat u gezamenlijk op zoek zou willen naar goede opvang in de regio … Ja, dat doet heel Europa. Dat willen we allemaal. Dat vergt echter wel wat meer. Dat vergt een enorme inzet, op militair gebied, op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en op diplomatiek gebied.  De heer Zijlstra (VVD): Als ik het zo hoor, gaan we ergens komen. Ik hoor de opsomming van de heer Buma. Hij noemt heel veel zaken die het kabinet ook in de brief van vorige week heeft gezet. Eén ding noemt hij niet. Ik ben benieuwd of het CDA dat steunt. Dat is namelijk een van de belangrijke punten. Als die veilige opvang in de regio er is, is het CDA het dan ook met het kabinet, met de VVD eens dat dan het recht op asiel in Europa kan vervallen en dat mensen die dan een aanvraag doen, niet-ontvankelijk worden verklaard? Is de heer Buma het daarmee eens? Of vindt hij dat die mensen hier dan wél in procedure moeten kunnen komen? Als dat zo is, dan blijven die bootjes komen, dan blijven die mensen komen en dan blijven we die verschrikkelijke beelden zien. Wat gaat de heer Buma op dat cruciale punt doen? Misschien zijn we het wel meer eens met elkaar dan we eerst dachten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Hier zit het belangrijke punt. In het debat van vorige week heb ik al gezegd dat alles wat de VVD voorstelt, over het algemeen gewoon staand beleid is. Mooie term, "staand beleid". Als een land namelijk een veilig derde land is, mogen we nu al mensen daarnaartoe terugsturen. De heer Zijlstra zegt dus niets heel specifieks of bijzonders. Het mag. Wat is het kleine probleempje? Dat die landen niet veilig zijn. Om veilig te zijn, moeten ze op zijn minst het Vluchtelingenverdrag hebben ondertekend; dat hebben we vorige week allemaal besproken. Het gebeurt niet. De heer Zijlstra doet één slag waarmee het een foute kant uit gaat, omdat die niet klopt. Hij zegt: als die mensen hier dan toch een aanvraag indienen, kunnen ze die niet indienen en sturen we ze terug. Iedereen heeft het recht om een asielaanvraag in te dienen, maar die zal worden afgewezen op het moment dat dat land veilig is. Ja, dat is een werkelijkheid, maar ik heb al eerder gezegd dat de heer Zijlstra daarmee heel dicht zit bij de heer Klaver. Het is namelijk de blije, mooie wereld waarin er geen problemen meer zijn. Maar die hebben we niet. Daarom moet de heer Zijlstra eerlijk zijn. Hoeveel opvang we ook in de regio doen, er zullen mensen blijven komen. En we zullen met het probleem blijven worstelen. Daarom zullen we meer naar tijdelijke opvang moeten en zullen we naar de bron moeten. Van de illusie dat er een sluitend systeem kan ontstaan — dat is de illusie die de VVD verkoopt — neem ik afstand.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. 15 september 2008, gisteren precies zeven jaar geleden, viel de bank Lehman Brothers. Een wereldwijde financiële crisis zonder weerga volgde. Nu, zeven jaar later, dreunt de klap nog altijd na. Europese landen keken te lang in het licht van de aanstormende koplampen, zochten vervolgens ieder voor zich naar een antwoord en zagen te laat in dat alleen met samenwerking de crisis het hoofd geboden kan worden. Het is nu 16 september 2015, zeven jaar later, en op dit moment staren we weer recht in het gezicht van een nieuwe crisis zonder weerga. Ditmaal is het geen financiële, maar een humanitaire crisis. En weer lijkt Europa de reflexen van zeven jaar geleden te vertonen: negeren, naar elkaar wijzen en wegduiken. Het zijn dezelfde fouten, met ernstiger gevolgen. Want toen vielen er banken om, maar nu verdrinken er mensen. Het dreigende falen van Europa is daarmee dus veel schrijnender; het vinden van een antwoord dus veel urgenter. Laat dat antwoord dan in hemelsnaam niet ook zeven jaar duren. Wie terugtelt naar het begin van de Syrische burgeroorlog kan wrang constateren dat er inmiddels al vijf jaar verstreken zijn.  Is er dan niets geleerd? We zien allemaal de beelden van zwemmende vaders en verdrinkende kinderen. We zien een man die zijn oude vader in een rolstoel over de Hongaarse spoorlijn zeult om maar snel bij het hek te komen, voordat het dicht is. Wat bezielt hen die hun leven wagen? En wat bezielt ons, dat we hen zo laten zwoegen of zelfs laten verdrinken?  Het Europa van "ieder voor zich" faalt hier weer, want zolang landen tot zichzelf veroordeeld zijn, blijft de aanpak gevangen in simplismen van de uitersten, in de schijndiscussie tussen aan de ene kant de zogenaamd hartelozen, die met muren en gesloten grenzen schermen en aan de andere kant de zogenaamd verstandslozen, die onbeperkte toegang en opvang willen. Terwijl in werkelijkheid in ieder van ons tegelijkertijd hart en hoofd spreken. We gunnen immers ieder de veiligheid en de welvaart die we zelf hebben, en we sturen niemand terug naar oorlogsgebied. Maar we maken ons tegelijkertijd zorgen over de aantallen en we vragen ons af of er genoeg woningen en banen zijn voor iedereen. Op nationaal niveau strandt zo'n dilemma in polarisatie en onmacht. Alleen Europees kunnen we de balans vinden tussen een humane en effectieve opvang en tegelijk werken aan het verminderen van de redenen waarom de aantallen toenemen.  Nederland zegde gelukkig al voor de zomer toe om te helpen bij het ledigen van de ergste nood in Griekenland en Italië door zijn deel van de vluchtelingen over te nemen.  (vervolg) De heer Samsom (PvdA):  Het kabinet ging daarin vorige week nog een stuk verder met de toezegging om ook een vier keer zo groot aantal te willen opnemen. Bovendien deed het kabinet voorstellen om de oorzaken van de vluchtelingenstroom naar Europa te verminderen, bijvoorbeeld door te investeren in de regio, door grote herinvesteringsprogramma's vanuit die regio naar Europa en door de vergaande ambitie om veiligheid, opvang en perspectief in die regio drastisch te verbeteren. Eergisteren kwam de deceptie uit Europa terug: een half akkoord, geen akkoord. Sommigen van ons waren hier vorige week al bang voor. Het urgente deel van het antwoord, namelijk een solidaire verdeling van de vluchtelingen over de EU-landen, liep stuk op Oost-Europese weerstand. Een heel dun afspraakje moet de hoop nu levend houden. Deze mislukking kent wat ons betreft maar één antwoord: een nieuwe poging, en snel. Europa zal alsnog moeten tonen dat het de onderlinge verschillen kan overbruggen om een gezamenlijke toekomst vorm te geven.  Voor Nederland en deze coalitie begon dat overbruggen van verschillen zo'n drie jaar geleden. In oktober 2012 troffen PvdA en VVD elkaar op de bodem van de recessie. Nederland stond er slecht voor. De economie kromp, de werkloosheid liep snel op en de huizenmarkt zat muurvast. De koopkracht van mensen liep kwartaal na kwartaal achteruit. Belangrijker nog dan al die cijfers: Nederland leek zijn zelfvertrouwen kwijt.  Onze opdracht was daarmee heel helder: Nederland uit de recessie laten klimmen. Daarvoor was het nodig dat wij elkaar zouden helpen om omhoog te komen, een beetje zoals je elkaar vroeger als kind hielp om omhoog te klimmen uit de te diepe greppel waarin je in je overmoed was gesprongen. Dit levert zere vingers op, pijnlijke schouders en vuile handen, maar je komt wel boven. We stonden er daarbij overigens niet alleen voor maar kregen hulp van veel constructieve partijen, zoals D66, de ChristenUnie, de SGP en in één geval van GroenLinks. Het is bemoedigend om te ervaren dat ook andere partijen in moeilijke tijden de handen uit de mouwen willen steken. Wij wisten dat het geen gemakkelijke opgave zou worden. Wij wisten dat er veel offers gevraagd zouden worden om het herstel mogelijk te maken.  En nu, drie jaar later, moeten we constateren dat er inderdaad veel van mensen is gevraagd. Maar gelukkig is dat niet voor niets geweest. We zien dat het gestaag beter gaat. Er is veel bereikt, maar we zijn nog lang niet tevreden. Want zolang er nog 600.000 mensen thuis zitten die graag willen werken en zolang de onzekerheid over alle veranderingen nog niet weg is, zijn we nog niet klaar.  Daarom is het verstandig dat het kabinet blijkbaar zelf ook heeft afgesproken terughoudend te reageren op de goede cijfers. Dat lijkt me heel verstandig. 15 september, gister precies 7 jaar geleden, viel de bank Lehman Brothers. Een wereldwijde financiële crisis zonder weerga volgde. Nu, 7 jaar later dreunt de klap nog altijd na. Europese landen keken te lang in het licht van de aanstormende koplampen, zochten vervolgens ieder voor zich naar een antwoord en zagen te laat in dat alleen met Europese samenwerking de crisis het hoofd geboden kon worden.  Het is nu 16 september 2015, 7 jaar later. En op dit moment staren we recht in het gezicht van een nieuwe crisis zonder weerga. Ditmaal geen financiële, maar een humanitaire crisis. En weer lijkt Europa de reflexen van 7 jaar geleden te vertonen. Negeren, naar elkaar wijzen, wegduiken. Dezelfde fouten. Met ernstiger gevolgen. Toen vielen er banken om, nu verdrinken er mensen. Het dreigend falen van Europa is daarmee veel schrijnender, het vinden van het antwoord veel urgenter. Laat dat antwoord in hemelsnaam niet ook 7 jaar duren. Wie terugtelt naar het begin van Syrische burgeroorlog kan wrang constateren dat er inmiddels al 5 jaar verstreken zijn. Is er dan niets geleerd?  We zien allemaal de beelden. Van zwemmende vaders. Van verdrinkende kinderen. Van een plein vol mannen die roepen dat ze naar Duitsland komen. Een man die zijn oude vader in een rolstoel haastig achter zich aansleept over een Hongaarse spoorlijn, om nog bij het hek te komen voordat het dichtgaat. Wat bezielt zij die hun leven wagen? En wat bezielt ons dat we hen laten zwoegen, of zelfs verdrinken?  Het Europa van het ieder voor zich faalt hier. Zolang landen tot zichzelf veroordeeld zijn, blijft de aanpak gevangen in de simplismes van de uitersten. In schijndiscussie tussen de zogenaamde 'hartelozen' die met muren en gesloten grenzen schermen, en de 'verstandslozen' die onbeperkte toegang en opvang willen. Terwijl in werkelijkheid in ieder van ons tegelijk hart en hoofd spreken.  We gunnen iedereen de veiligheid en welvaart die we zelf hebben en we sturen niemand terug naar oorlogsgebied. Maar we maken ons ook zorgen over de aantallen en vragen ons af of er genoeg woningen en banen zijn voor iedereen. Op nationaal niveau strandt dit dilemma in polarisatie en onmacht. Alleen Europees kunnen we de balans vinden tussen een humane en effectieve opvang en tegelijk werken aan het verminderen van de redenen waarom de aantallen toenemen.  Nederland zegde gelukkig al voor de zomer toe om te helpen bij het ledigen van de ergste nood in Griekenland en Italië door ons deel van de vluchtelingen over te nemen. En het Kabinet ging daar vorige week nog een flink stuk verder in met de toezegging om ook een vier keer zo groot aantal te willen opnemen. En het deed voorstellen om de oorzaken van vluchtelingenstroom naar Europa te verminderen. Met investeringen in de regio en grotere hervestigingsprogramma's vanuit de regio naar Europa. Met een vergaande ambitie om de veiligheid, opvang en perspectief in de regio drastisch te verbeteren.  Eergister kwam de deceptie uit Europa. Een half akkoord, geen akkoord. Waar sommigen van ons vorige week al bang voor waren: het urgente deel van het antwoord: een solidaire verdeling van vluchtelingen over de EU landen, liep stuk op OostEuropese weerstand. Een heel dun afspraakje moet nu de hoop levend houden.  Voorzitter, Deze mislukking kent maar één mogelijk antwoord. Een nieuwe poging. En snel. Europa zal alsnog moeten tonen dat ze de onderlinge verschillen kan overbruggen om een gezamenlijke toekomst vorm te geven.  Voorzitter,  Voor Nederland en deze coalitie begon dat overbruggen van verschillen drie jaar geleden. In oktober 2012 troffen PvdA en VVD elkaar op de bodem van de recessie. Nederland stond er slecht voor. De economie kromp, de werkloosheid liep snel op, de huizenmarkt zat muurvast, de organisatie van de zorg dreigde onhoudbaar te worden, en de koopkracht van mensen liep kwartaal op kwartaal achteruit. Belangrijker dan al die cijfers: Nederland leek zijn zelfvertrouwen kwijt.  Onze opdracht was daarmee helder. Nederland uit de recessie laten klimmen. Daarvoor was het nodig elkaar te helpen omhoog te komen. Zoals je elkaar als kind hielp omhoog te klimmen uit een te diepe greppel. Het levert zere vingers, pijnlijke schouders en vuile handen op, maar je komt wel boven. We stonden er daarbij overigens niet alleen voor maar kregen hulp van constructieve partijen D66, ChristenUnie en SGP. En in één geval van GroenLinks. Het is bemoedigend om te ervaren dat ook andere partijen in moeilijke tijden de handen uit de mouwen steken.  We wisten dat dat geen gemakkelijke opgave zou worden. We wisten dat er offers gevraagd zouden worden om het herstel mogelijk te maken.  Nu, drie jaar later, moeten we constateren dat we inderdaad veel van mensen gevraagd hebben. Maar gelukkig is dat niet voor niets geweest. We zien dat het gestaag beter gaat en dat Nederland, na een aantal jaren van verdeeldheid en vertwijfeling, langzaamaan weer zijn optimisme hervindt.  Er is dus veel bereikt, maar we zijn nog niet tevreden. Want zolang er nog 600.000 mensen thuis zitten die graag willen werken en zolang de onzekerheid van alle veranderingen nog niet weg is en de verbeteringen die we hebben doorgevoerd nog niet voor iedereen tastbaar zijn, zijn we nog niet klaar.  Daarom is het verstandig dat het kabinet blijkbaar zelf ook heeft afgesproken terughoudend te reageren op de goede cijfers. Dat lijkt me heel verstandig.  De heer Roemer (SP): Ik heb even een vraagje over de inleiding. Wat bedoelt de heer Samsom als hij zegt dat het voor zo veel mensen beter is geworden? Bedoelt hij dan dat het aantal miljonairs is toegenomen? Bedoelt hij de enorme koopkrachtdaling van de afgelopen jaren voor de mensen aan de onderkant van de samenleving? Is dat nu wat de heer Samsom bedoelt als hij zegt dat het voor zo veel mensen beter geworden is?  De heer Samsom (PvdA): Ik heb niet gezegd dat het met zo veel mensen beter gaat. Ik zal zo meteen zeggen dat heel veel mensen het nog niet merken. Dat staat in mijn spreektekst. Het gaat wat beter met Nederland, maar we zijn nog lang niet tevreden. Ik bedoel met die uitspraak bijvoorbeeld de koopkrachtstijging die dit jaar en volgend jaar wordt uitgedeeld. Na jaren van koopkrachtdaling, namelijk tussen 2009 en 2013, zien wij nu eindelijk weer koopkrachtstijgingen en ook nog eens op een manier die de Partij van de Arbeid aanspreekt. Mensen met een minimuminkomen krijgen het meest en mensen met een wat hoger inkomen krijgen er iets minder bij. Dat is een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten.  De heer Roemer (SP): Daar komen wij over te spreken bij de volgende interruptie. Dan sta ik nog wel een keer op. Ik wil het gewoon even over de inleiding hebben: het gaat beter met Nederland. Hoezo gaat het beter met Nederland? In welke wereld bent u gaan kijken?  De heer Samsom (PvdA): Ja, in de wereld …  De heer Roemer (SP): Ik was nog niet klaar mijnheer Samsom. Sorry dat ik even een adempauze nam, maar die was hard nodig. Want kijk eens hoeveel mensen de zorg niet meer kunnen betalen. 1 miljoen Nederlanders kunnen de zorgpremies niet betalen. Meer dan 350.000 mensen hebben daardoor betalingsproblemen. De publieke sector is afgebroken. Wij hebben dankzij deregulering net een financiële crisis gehad van heb ik jou daar. Hoezo gaat het beter met Nederland?  De heer Samsom (PvdA): Die financiële crisis, waar ik ook mee begon, was in 2008. U kunt dit kabinet niet verwijten dat het die heeft veroorzaakt. Wij hebben juist in het regeerakkoord afgesproken dat de banken deze keer flink aan banden worden gelegd — en daar ben ik trots op — zodat de kans op een herhaling kleiner wordt. U hebt het over de publieke sector. We geven dit jaar weer meer uit aan zorg, onderwijs en aan sociale zekerheid dan vorig jaar en volgend jaar weer meer aan zorg, sociale zekerheid en onderwijs dan dit jaar, want de publieke sector is ons dierbaar.  De heer Roemer (SP): Dus die 800.000 mensen die de petitie getekend hebben, al die mensen, ook uit uw achterban, die het vertrouwen in uw partij verloren hebben en u niet meer geloofwaardig vinden, die hebben het dus allemaal mis. Die hebben het dus allemaal mis dat partijen als die van u en van ons samen zouden hebben moeten optrekken en dat dat de afgelopen jaren zo is afgebroken. Die mensen hebben het dus allemaal mis. Het is maar even dat we het weten.  De heer Samsom (PvdA): Nee, die mensen hebben gelijk, maar die mensen willen de resultaten nog zien. Dat is precies de reden waarom ik hier sta en ook tegen het kabinet zeg: het is mooi dat het ietsje beter gaat; nu wordt het tijd om de rest van Nederland ook uit die kuil te halen. Nederland moet het gaan merken.  De heer Pechtold (D66): Als ik de eerste woorden van de heer Samsom zo hoor, lijkt het een beetje alsof hij staat te spreken op een afscheidsreceptie. Ik zal nog net niet zeggen "op een begrafenis". Het is zo van: nou, we troffen elkaar op de put van de economie en het was alsof VVD en PvdA elkaar opeens tegenkwamen. Zes weken daarvoor was het nog "rechts rotbeleid" tegenover "als je socialisten de Sahara toevertrouwt, raakt het zand op". Het is een soort vrolijkheid, waardoor het idee bij heel veel kiezers geweest zal zijn: nou, die twee gaan er dadelijk even lekker tegenaan. En nu kijkt de heer Samsom daarop terug op een moment dat ik denk: er is nog anderhalf jaar te gaan en werkgelegenheid is het allerbelangrijkste. Dat hoorde ik zojuist de PvdA ook zeggen. En die plannen stellen me nu zo teleur! Hoe komt dat?  De heer Samsom (PvdA): Gisteren zag ik de plannen van D66 langskomen en die heb ik uiteraard met interesse bestudeerd. Ik herkende er veel van. Het waren de plannen die voor de zomer op tafel lagen, toen we met een aantal partijen zochten naar gemeenschappelijk draagvlak voor die plannen. Ik weet nog wie er toen van tafel liep met de mededeling: dit gaat niet lukken. Ik ben blij dat u dat blaadje kennelijk toen van tafel hebt gegrist en dat u er nog een zomer over na heeft gedacht en dat u nu weer terugkomt met een ambitieuze versie van het Belastingplan. Ik wil er ook heel graag over nadenken, maar wij waren daar al voor. Dus ik hoef daar helemaal niet zo heel lang over na te denken. Dat gaat ook op voor de VVD. Maar daarmee ben je er nog niet. U wijst ons elke dag, of een paar keer per dag, op het feit dat we in de Eerste Kamer absoluut geen meerderheid hebben, dus die moeten we dan nog wel zoeken. En toen lukte dat niet. Misschien lukt het nu wel.  De heer Pechtold (D66): Laten we dat laatste als hoopvol neerzetten, maar ik vind het zo weinig van "staan voor je zaak" getuigen. Je kunt toch niet als kabinet in deze roerige electorale tijd elke keer blijven zeggen: er is geen meerderheid, we komen maar niet meer met plannen; dus slikken we onze ideeën maar in? Je gaat hier toch tot het uiterste proberen om dingen voor elkaar te krijgen? Je gaat toch als PvdA … Laat ik een concreet voorstel doen. In de tegenplannen van D66 zit 1,5 miljard meer aan vergroening die je kunt stoppen in lastenverlichting. Het mes snijdt aan twee kanten en het levert banen op. Gaan we daar samen zaken over doen en dan gewoon kijken of die Zijlstra niet afhaakt?  De heer Samsom (PvdA): Zo werkt het niet.  De heer Pechtold (D66): Hij moet wel, als u zegt …  De heer Samsom (PvdA): Zo werkt het niet. De heer Pechtold weet heel goed hoe dat werkt. Zo niet in ieder geval. Ja, die vergroening was mogelijk. Die is expliciet op tafel gelegd, ook in de bespreking die we toen voerden. Extra vergroening was een optie om verder over te spreken als we het met elkaar eens konden worden. We willen wel — en daar bent u ook in geïnteresseerd, mijnheer Pechtold — de hoofddoelstelling van meer werkgelegenheid overeind houden. Lukraak vergroenen — ik heb er in het verleden ook veel mee gesmeten — hoeft niet altijd goed uit te pakken. Dus het mag wel verstandig en het moet ook verstandig. Ik moet eerlijk zeggen dat uw voorstellen wel ongeveer aan die criteria van verstandig voldoen. Nu nog een meerderheid weten te vinden, want u en ik samen hebben in de Eerste Kamer weinig in de melk te brokkelen.  De heer Pechtold (D66): Ja, maar deze analyse klopt ook niet met het recente verleden. Vorig jaar kwam het kabinet zelf, uw kabinet, met die plannen voor 100.000 banen, met die plannen voor lastenverlichting, met die plannen voor administratieve lastenverlichting, vereenvoudiging en vergroening. We zouden echt een nieuw belastingstelsel krijgen. Ook toen al had de coalitie geen meerderheid in de Eerste Kamer. En wat mij nu tegenvalt, is dat de PvdA zowel op het punt van vergroening als op dat van banen genoegen neemt met eigenlijk de zwakste schakel van het geheel, met het minste wat haalbaar is. Ik had gehoopt dat er vandaag met wat meer enthousiasme gezegd zou zijn: nee, dit is het minimum, maar we gaan er nog flink wat op plussen. Wat dat betreft vond ik de geluiden van de minister van Financiën in de afgelopen 24 uur een stuk positiever. Gaat de heer Samsom als partijleider de minister daarin steunen, of blijft het bij 5 miljard uitdelen met nauwelijks effect?  De heer Samsom (PvdA): Dat laatste zou ik willen bestrijden, maar goed, de heer Pechtold heeft recht op zijn eigen waardering. Maar ja, ik echo de minister van Financiën op dat punt. Als er nieuwe voorstellen bij komen waar draagvlak voor te vinden is, is dat prima. Ik wijs er alleen op dat het kabinet inderdaad — de heer Pechtold heeft de geschiedenis goed beschreven — voor de zomer met een vrij breed, zeer groot voorstel kwam. Daar bleek niet een beetje geen draagvlak voor, want de heer Pechtold was al voor Nieuwsuur weg. We zaten daar dus zonder meerderheid. Deze coalitie heeft, misschien met schade en schande, geleerd om dan niet in de Eerste Kamer nog eens een blauwtje te lopen. Het was immers onder andere de partij van de heer Pechtold, maar die niet als enige, die dat een keer genadeloos heeft afgestraft. De heer Pechtold geniet waarschijnlijk nog na van die klap; het pensioenkader ging hopeloos ten onder in de Eerste Kamer omdat we geen meerderheid wisten te vinden. Dat doen we dus niet nog eens. Als we nu alsnog een meerderheid kunnen vinden — het is nog niet te laat, alhoewel het voor veel van de hervormingen wel erg laat is; misschien kan het dan later — lijkt me dat prima.  De heer Pechtold (D66): Voor de laatste keer. Het lijkt niet dat het kabinet ervan geleerd heeft. Met de begroting van Justitie gaat het net als met de pensioenplannen. We hebben net Zijlstra gehoord: het is gewoon doorzetten en bekijken hoe hard de muur is. Maar oké, dat zullen we zien. Ik vind het gevaarlijk voor progressieve partijen als de PvdA en D66 dat het deel vergroening dadelijk alleen wordt overgelaten aan tuinman Buma en dat het deel werkgelegenheid — met name het aanjagen ervan, niet alleen via gezinspolitiek, maar ook het stimuleren ervan via kinderopvang en heel goede zaken — alleen wordt overgelaten aan de rechterkant van het politieke spectrum. Ik kijk dus nog een keer naar de PvdA: hoe gaan we het aantal banen omhoog krijgen door samen deze plannen van meer energie te voorzien?  De heer Samsom (PvdA): En ik kijk terug. Of beter gezegd, dat deed ik voor de zomer. Want eerlijk is eerlijk: de heer Buma was er toen helemaal niet meer, omdat hij transparant had aangegeven dat hij er niet aan mee wilde doen. We hadden toen dus een kans met een aantal partijen, waarvan een aantal met vergroeningsideeën, om er met elkaar iets van te maken. Dat lukte niet. Ik zat er nog.  De heer Klaver (GroenLinks): En nu staat de heer Samsom hier en is de vraag: hoe gaan we verder? GroenLinks heeft vandaag een klimaatbegroting gepresenteerd. Daarin rekenen we niet in miljarden maar in CO2. Hoe gaan we voldoen aan de uitspraak van de rechter om die terug te dringen? Volgens mij is dat ook een wens van de heer Samsom. Eigenlijk heb ik een vraag: wanneer gaan we zitten, mijnheer Samsom? Wanneer gaan we zitten om eens te bekijken met welke vergroeningsmaatregelen we aan de slag willen, en gaan we het samen voor elkaar boksen dat we een meerderheid vinden in de Kamer? Want ik vind het te passief dat de leider van de Partij van de Arbeid zegt: je kunt wel allerlei vergroeningsmaatregelen hebben maar daarvoor moeten dan wel meerderheden zijn. Laten we daar samen naar zoeken. Wanneer gaan we zitten om te bekijken of we tot een gemeenschappelijk plan kunnen komen waarvoor we de steun vinden van de meerderheid?  De heer Samsom (PvdA): Wat mij betreft elke dag, maar ik wijs er even op dat we voor de zomer bij elkaar zaten. De heer Klaver zat daar. Hij had overigens op het journaal al gezegd dat het allemaal niet deugde, maar dat was zijn goed recht. We zaten daar dus binnen en nadat de sfeer was hersteld, gingen we aan de slag. Maar voordat we überhaupt konden beginnen, was een van de partijen weg. De heer Klaver heeft toen ook niet zoveel moeite gedaan om iedereen aan tafel te houden. Dat is dus mislukt. We zaten er, en dat lukte niet. Ik wil het graag nog een keer proberen. Ik zag voorstellen over het gemeentelijk belastinggebied. Dat gaat niet meer voor 2017 lukken, maar wie weet op de langere termijn. Ik zie andere voorstellen langskomen. Alles wat kan helpen om een beter plan te maken: prima. Maar de methode die de heer Klaver nu aan mij voorhoudt, is precies de methode die we voor de zomer probeerden en die met zijn betrokkenheid niet is gelukt.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is een keuze of je terugkijkt naar wat is mislukt of vooruitkijkt naar hoe we nu verdergaan. Ik hoor nu achter me dat ze plezier hebben bij de PvdA. Dat mag ook weleens.  (Hilariteit)  De heer Samsom (PvdA): Ik wilde het bijna zelf zeggen, maar dit is voor de verandering ook weleens leuk. Gaat u door.  De voorzitter: Ja, mijnheer Klaver, gaat u uw gang.  De heer Klaver (GroenLinks): Je kunt bekijken hoe het is gegaan, maar nu zeg ik tegen de heer Samsom: het is misschien niet gelukt toen we daar met zijn allen aan tafel zaten; ik zat er ook nog toen er werd opgestapt en uiteindelijk was het toen niet werkbaar. De vraag die ik stel, is een heel concrete: zullen we eens samen gaan zitten? Volgens mij heeft de heer Samsom ontzettend veel ideeën over hoe je de belastingen zou kunnen vergroenen en hoe je de CO2-uitstoot zou kunnen terugdringen. Laten we daar nu samen een begin mee maken en een tocht door het parlement maken om te kijken of we een meerderheid kunnen vinden. Is dat een heel rare gedachte?  De heer Samsom (PvdA): Daar is niks raars aan.  De heer Klaver (GroenLinks): Waarom neemt u die hand niet aan?  De heer Samsom (PvdA): Bij dezen. Maar het moet geen hobbyisme worden, alhoewel ik daar ook wel tijd voor heb. We zijn dan met twee partijen. Bij elkaar is dat een aantal zeteltjes, maar nog lang geen meerderheid. Aan de overkant is dat nog dramatischer. En wat dan? De heer Klaver probeerde het net bij een van de partijen die een meerderheid zou kunnen opleveren: het CDA. Ik waardeer die poging en ik had die ook verwacht, want de heer Klaver doet zijn professionele politieke werk. De heer Buma had zo zijn eigen inschatting van de meerwaarde van vergroening, maar hij wees die ook niet helemaal af. Dus wie weet …  De heer Klaver (GroenLinks): Ik was bij dat interruptiedebat, dus ik weet precies wat de heer Buma heeft gezegd. Het punt is dat ik ook de tegenbegrotingen van de ChristenUnie en D66 heb gelezen. Ik zie daarin allerlei voorstellen tot vergroening. Ik hoor de heer Buma die kritisch was, maar die de deur ook niet helemaal dichtgooit. Daar liggen dan toch kansen? En anders is de vraag: hoe gaan we erachter komen waar de meerderheden liggen? Waartoe zijn we bereid om tot samenwerking te komen? Laten we het dan eens niet bij Financiën proberen, maar bij jou op de kamer. Laten we dat eens proberen!  De heer Samsom (PvdA): Het is aanstekelijk en je zou er bijna op ingaan, ware het niet dat ik enige ervaring heb met het feit dat ik een keer heb geprobeerd de choreografie van dit soort zaken zelf ter hand te nemen. Dat beviel niet. Overigens beviel dat niemand in deze Kamer. Ook daar leer je van. De heer Klaver moet dat niet als een afwijzing opvatten. Mag ik op zijn vraag het volgende antwoord geven: als er een proces ontworpen moet worden waarin dit zou moeten slagen, zou ik dat proces willen neerleggen bij het kabinet en misschien wel in het bijzonder bij de minister van Financiën, die over anderhalve week begint aan de Algemene Financiële Beschouwingen. Misschien wil en kan hij tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen iets verder komen. Ik zeg dat niet om het af te wijzen, maar ik zeg dat puur omdat ik mijn eigen tekortkomingen inmiddels ongelofelijk goed ken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is toch een ongelofelijke tekortkoming als de heer Samsom zegt: als het gaat om vergroening wil ik graag met GroenLinks of met elke andere partij om de tafel zitten om daarover van gedachten te wisselen, maar ik doe nu niks, want we komen niet tot akkoord. Wat betekent dat nu feitelijk? De heer Samsom wil gewoon heel graag de VVD binnenboord houden. De heer Samsom wordt gegijzeld door de VVD, terwijl er in de Kamer, zonder de VVD, allang een meerderheid is om tot werkelijke vergroening te komen. Waarom vaart de heer Samsom niet gewoon een eigen koers? Waarom sluit hij geen deal met de groene partijen in de Kamer?  De heer Samsom (PvdA): Ik heb daarop twee antwoorden. Ten eerste is er geen meerderheid voor, zeker niet in de Eerste Kamer. Ten tweede zijn er betere ideeën. Ik zal die uit de doeken doen in de rest van mijn spreektekst.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het gaat erom dat het kabinet, ook naar aanleiding van de klimaatzaak, de opdracht heeft gekregen om meer te doen aan het tegengaan van klimaatverandering. We kunnen niet langer wachten. De heer Samsom kan dan wel wijzen op allerlei politieke spelletjes die gespeeld moeten worden, maar we kunnen in de Tweede Kamer ook de toon zetten en, samen met de partijen die werkelijk gaan voor het vergroenen van het belastingstelsel, met plannen naar de Eerste Kamer gaan. Ik verwacht dan van de heer Samsom dat er voldoende argumenten zijn en dat er voldoende stevigheid is om ook in de Eerste Kamer daarvoor een meerderheid te halen. Daar hebben we de VVD en ook het CDA niet voor nodig.  De heer Samsom (PvdA): Als mevrouw Thieme twee minuten van mijn spreektekst wacht, kan ik haar wellicht nog verrassen; met interrupties is dat echter anderhalf uur. Zullen we dat afspreken? Zij komt daar dan vast weer op terug.  De heer Kuzu/Öztürk): Nee, die twee minuten gaat u niet halen, mijnheer Samsom. "De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten" is een credo van de PvdA. We hebben inderdaad zeven jaar gehad waarin we flink hebben moeten bezuinigen. De PvdA heeft zich er altijd hard voor gemaakt dat in die bezuinigingen de laagste inkomens het meest werden gespaard. Nu zien we dat de economie aantrekt. Het principe van "eerlijk delen" zou voor de PvdA voorop moeten staan. Als we kijken naar de minimumlonen, zien we inderdaad een flinke stijging. Maar hoe kan het dat de PvdA de sociale minima links laat liggen?  De heer Samsom (PvdA): U wijst er zelf op. De minimumloner krijgt er 5,3% extra bij. Iemand die ongeveer vier keer zo veel verdient, krijgt er een procentje extra bij. Voor ouderen geldt dat mensen met alleen een AOW'tje en verder geen aanvullend pensioen — dat zijn er in dit land nog best veel — er bijna een heel procent koopkracht bij krijgen. We hebben erop gelet. Het is nooit voor iedereen altijd, elk jaar, op ieder gewenst moment te regelen. Vorig jaar kreeg een bijstandsgezin met twee kinderen er juist meer bij dan anderen. Dit jaar is het net effe anders. Wij blijven opletten als het gaat om de sociale minima. Wij blijven op de ouderen letten. Toen de plannen voor de zomer naar ons toe kwamen, was het duidelijk dat er veel moest gebeuren. Wij hebben dat ook aangegeven en vervolgens is er ook veel gebeurd. U kunt, ook dit jaar, dus op de Partij van de Arbeid rekenen als het gaat om de sterkste schouders, zwaarste lasten.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik hoef volgens mij mijnheer Samsom het verschil tussen sociale minima en het wettelijk minimumloon niet uit te leggen, maar ik heb hier ook de cijfers voor me. Ik zou die via een bode aan de heer Samsom willen overhandigen. Daarin staat namelijk precies in wat er gebeurt. Ik ga deze cijfers van het Nibud even voorlezen. Wat krijgt een alleenstaande in de bijstand erbij? Nul euro. Een alleenstaande ouder in de bijstand met één kind, een bijstandsmoeder? Die krijgt er een euro per maand bij. Een alleenstaande ouder in de bijstand met twee kinderen? Die gaat er een euro op achteruit. Ik vraag me dan echt af of het principe van sterk en sociaal nog wel overeind staat bij de PvdA.  De heer Samsom (PvdA): Ja, dat staat rechtovereind. Vorig jaar — die cijfers had u ook kunnen voorlezen — kregen deze groepen er juist weer wat meer bij. Ik weet niet hoe het volgend jaar uitpakt. We hebben al eens eerder gezegd: als we de puntenwolk op elke hoek van de keukentafel proberen bij te sturen, wordt het hier niks. We hebben ons echt maximaal ingespannen om ervoor te zorgen dat ouderen en mensen met een uitkering er wat meer bij zouden krijgen. Dat is ook maximaal gelukt in dit mooie jaar, waarin we iedereen wat meer kunnen geven. Dat is wel de kop van het Nibud-persbericht. U leest die toevallig niet voor, maar de eerste zin daarvan luidt: vrijwel iedereen, op enkele uitzonderingen na, gaat er volgend jaar op vooruit.  De voorzitter: Mijnheer Kuzu, tot slot.  De heer Kuzu/Öztürk): Wat de heer Samsom zegt, klopt, maar hij verliest wel uit het oog wat er op straat gebeurt. In zijn bijdrage zei hij dat iedereen in het land het nog moet gaan merken, maar we hebben het nu wel over de begroting voor 2016 en niet over de begroting voor 2015. De cijfers van de begroting voor 2016 liegen er niet om en dat maakt ook wel duidelijk waar de Partij van de Arbeid voor staat. De migrantengroepen waren ze al verloren, de sociale minima zijn ze nu ook verloren en de gepensioneerden met een klein pensioentje zijn ze nu ook verloren. Dat is een treurige constatering, want het is het failliet van de sociaaldemocratie in Nederland. Spijtig!  De heer Samsom (PvdA): We kunnen elkaar natuurlijk urenlang de maat gaan nemen over een kwart procent koopkracht. Ik doe dat graag hoor, maar iemand in de bijstand die dolgraag wil werken, zit niet te wachten op een kwart procent koopkracht. Die zit te wachten op een baan. Dat is de reden waarom wij, toen er 5 miljard beschikbaar kwam voor lastenverlaging, alles op alles hebben gezet om meer werk te generen, met name voor de mensen die een baan zouden kunnen krijgen die niet al te veel betaalt. Het gaat mij erom dat mensen in de schoonmaak en de catering een goed minimumloon krijgen. Die mensen kun je nu uit de bijstand halen. Volgend jaar komen er 100.000 nieuwe banen bij! Het gaat daarbij vooral om extra banen daar waar het zo hard nodig is. Dat is waar de Partij van de Árbeid voor staat. Mensen zitten niet te wachten op een kwart procent koopkracht, mensen willen een baan.  De heer Krol (50PLUS): Het blijft voor iedereen hetzelfde of men gaat erop vooruit. Dat is de stelling van de Partij van de Arbeid. Ik pak even pagina 150 van de begroting SZW erbij en daar staat het heel duidelijk: voor 39% van de gepensioneerden is de koopkrachtontwikkeling nul of negatief. Dat waren ook uw kiezers.  De heer Samsom (PvdA): Een groot deel van die mensen heeft een wat groter aanvullend pensioen. De reden voor deze ontwikkeling is dan ook dat de pensioenfondsen door de aanhoudende malaise en na de financiële crisis nog steeds in problemen verkeren, niet kunnen indexeren, te weinig kunnen indexeren en soms zelfs moeten afstempelen. Dat betekent dat een oudere met een aanvullend pensioen van €30.000 iets inlevert. U kunt dat zien in de Nibud-cijfers die uw collega Kuzu zo vriendelijk was voor te lezen. Maar dat konden we niet compenseren. Wij kunnen niet, hoe graag ik dat ook zou willen, de problemen van de pensioenfondsen opruimen. Wat wij wel kunnen, is ervoor zorgen dat wij bijna 1 miljard extra vrijmaken uit de 5 miljard, uit de begroting, om ervoor te zorgen dat ouderen er wat extra aan koopkracht bij krijgen. Voor de zomer was het nog -1,1, na de zomer is het +0,6. Volgens mij is dat een prestatie, waarvoor wij hard hebben gewerkt.  De heer Krol (50PLUS): Het is geen 0,6 maar het is minder, en het geldt niet voor alle ouderen. De verschillen tussen de mensen die werken en de mensen die niet kunnen werken en de mensen die hard gewerkt hebben, worden almaar groter. Ik neem aan dat uw achterban u dat niet in dank afneemt.  De heer Roemer (SP): Verbijsterend. Ronduit verbijsterend wat ik hoor. Het is net alsof de VVD staat te spreken. De partijleider van de Partij van de Arbeid loopt te verdedigen dat het verschil tussen de werkenden en de mensen met een uitkering maar fors vergroot moet worden, wetende dat in de onderste categorieën de mensen niet eens meer kunnen rondkomen. Als je de stukken doorleest en de doorrekening bekijkt, zie je dat er in die groepen volgend jaar helemaal geen banen bij komen, maar dat er in de onderste regionen zelfs nog duizenden mensen met een uitkering extra bij komen. Waar is toch het sociale hart van de Partij van de Arbeid gebleven? Mensen met de allerlaagste inkomens gaan niet meeprofiteren, terwijl zij 30 jaar lang hebben ingeleverd, ingeleverd, ingeleverd op koopkracht, ook met de PvdA aan de top.  De heer Samsom (PvdA): Ons hart ligt bij de 100.000 nieuwe banen, die vervuld gaan worden door mensen die nu nog thuiszitten. Volgend jaar komt er 100.000 keer weer iemand thuis die kan zeggen: ik heb een baan, ik kan ergens beginnen. Daar ligt ons hart. Daarom hebben wij gezegd: 500 miljoen extra voor mensen met een laag inkomen, de zogenaamde lage-inkomensvoorziening. Sommigen hadden daar kritiek op, maar ik sta ervoor. Daar is soms wat extra geld voor nodig. Met dit geld zorgen wij ervoor dat werkgevers ook hun weer een kans kunnen bieden. Daar is soms wat extra geld voor nodig. Wij zijn op dat punt niet vies van subsidies als dat nodig is. Ik ben er juist voor om ervoor te zorgen dat die mensen weer een kans krijgen. Maar u deed die voorstellen niet, en u breekt ze nu weer tot de grond toe af. Dat mag, dat is uw goed recht, maar ik sta voor de 100.000 mensen die volgend jaar weer aan het werk kunnen komen.  De heer Roemer (SP): Dat u geen indruk maakt op mij, is nog niet zo belangrijk. Dat u niet geloofwaardig bent voor uw eigen kiezers, zou u zich moeten aantrekken. Maar u kunt uw eigen partijvoorzitter niet eens overtuigen. Die maakt er gehakt van door te zeggen: bij het kabinet hoeven ze er niet mee te komen aanzetten dat ze ouderen met een klein pensioentje er 0,2 op vooruit laten gaan. Dit is de sociaaldemocratie onwaardig, zegt uw partijvoorzitter in de Volkskrant.  De heer Samsom (PvdA): Ik heb dat niet gelezen, hoor, sorry. Ik weet niet waar u dat hebt gelezen.  De heer Roemer (SP): Dan zou ik dat maar eens gaan doen, mijnheer Samsom. Want het is van het allergrootste belang dat wij in deze Kamer meer partijen vinden die voor het sociaal minimum opkomen, zodat mensen hun kinderen niet in armoede hoeven te laten opgroeien. Het beleid van dit kabinet, waarvoor u mede verantwoordelijk bent, doet dat wel. Het aantal miljonairs stijgt weer, stijgt fors, zoals ook het aantal kinderen dat onder de armoedegrens moet opgroeien. Die categorie laat u stelselmatig in de steek.  De heer Samsom (PvdA): Over kinderen in armoede: wij hebben in het regeerakkoord, en daarna nog extra bij begrotingen, meer dan 100 miljoen vrijgemaakt om voor hen het leven draaglijker te maken, bijvoorbeeld door ze ook te laten meedoen met sporten. Dat is voor die kinderen cruciaal. Daarvoor hebben wij gestreden, en dat is binnen. Als u verder wilt kijken naar de inkomensverschillen in dit land, kijkt u dan gewoon naar de beschikbare cijfers. U strooit er graag mee; dan wijs ik u er ook op. Eurostat laat zien dat de verschillen in inkomens, de zogenaamde gini-index, waarin dat wordt gemeten, in Nederland in de afgelopen jaren sterk zijn verkleind. Kijkt u gewoon naar die cijfers en u ziet dat die verschillen kleiner zijn geworden in de afgelopen periode. In heel veel andere landen om ons heen zijn ze veel groter geworden, Duitsland voorop. Maar wij hebben de inkomensverschillen verkleind in de afgelopen jaren.  De heer Roemer (SP): Integendeel. Kijk de stukken na, haal de doorrekeningen erbij die in de Macro Economische Verkenning staan. Daar staat dat de ginicoëfficiënt, oftewel het verschil tussen de rijksten en de armsten door het beleid komend jaar met 0,3% gaat stijgen.  De heer Samsom (PvdA): De ginicoëfficiënt wordt niet in ...  De heer Roemer (SP): Dat staat daar in. Dat betekent dus dat dankzij het kabinetsbeleid de verschillen tussen rijk en arm alleen maar verder groeien. Dat is de consequentie van het beleid.  De heer Samsom (PvdA): De ginicoëfficiënt wordt niet in procenten uitgedrukt. Ja, sorry, u kunt met cijfers gaan strooien ...  De heer Roemer (SP): Hartstikke mooi, u kunt het met een woordspelletje proberen, maar het beleid van de PvdA betekent dat de rijken rijker worden en de armen in de steek worden gelaten.  De heer Samsom (PvdA): Ik wijs u nog steeds op de grafieken die de Europese Commissie, Eurostat, maakt. Die laten zien dat in de afgelopen jaren de verschillen kleiner zijn geworden. Daarmee zijn wij een uitzondering in Europa. Het is meestal zo dat bij herstel uit een crisis de verschillen vrij snel weer groter worden, zelfs als je er heel veel beleid op zet. Wij kunnen de aandelenkoersen en de beurzen niet beheersen. In Nederland is het gelukt om die verschillen wat kleiner te maken en dat is mooi meegenomen.  De heer Klaver (GroenLinks): Bijdehand zijn tegen de heer Roemer kunnen wij allemaal, maar het punt dat u maakt, is te flauw voor woorden. Ik probeerde juist iets positiefs te zeggen.  De heer Samsom (PvdA): Doet u nog een poging.  De voorzitter: De heer Roemer kan er gelukkig zelf ook om lachen.  De heer Klaver (GroenLinks): Als wij kijken naar de ginicoëfficiënt, zien wij dat de verdeling vanaf de jaren negentig al jaren ongeveer gelijk is in Nederland. Daarin heeft de heer Samsom helemaal gelijk. Als wij echter kijken naar de ontwikkeling van de rijkste 10% en de armste 10%, zien wij dat de afgelopen jaren de verschillen alleen maar groter worden. Wat mij opvalt, is dat de PvdA iedere keer probeert te sturen op de ginicoëfficiënt, maar niet kijkt hoe wij het verschil tussen die toppen kleiner kunnen maken, terwijl dat zo belangrijk is voor de samenhang en de solidariteit in de samenleving. Mensen ergeren zich kapot, niet aan de kleine verschillen met de middenklasse, maar aan bankiers die enorme bonussen mee naar huis nemen of aan de mensen die zich verrijken in de publieke sector. Dat is waar de verschillen zitten en dat is waar de onrust in de samenleving vandaan komt. Er worden geen stappen genomen om die kloof te dichten, ook niet in deze begroting.  De heer Samsom (PvdA): Het inkomen en het vermogen van de bovenste 10% stijgt vooral omdat hun rendementen hoger zijn dan die van mensen met een klein vermogen, die het van spaargeld moeten hebben. Precies om die reden hebben wij ervoor gepleit om die vermogens rechtvaardiger te belasten en meer naar het daadwerkelijke rendement te kijken. Wij vinden dat je, als je een hoog rendement hebt, ook wat meer belasting moet betalen. Als je een laag rendement hebt, moet je minder belasting betalen. Ik zie tot mijn tevredenheid — en dat kunt u nog niet in de gini-index van vorig jaar zien of in welke index u maar opzoekt, want dat moet pas volgend jaar beginnen — dat wij de vermogens wat rechtvaardiger gaan belasten. Daar ben ik blij mee; ik neem aan u ook, want ik ken u als een groot fan van dit soort maatregelen.  De heer Klaver (GroenLinks): Dat is een stap in de goede richting, maar ik sprak ergens anders over. Ik sprak niet over de vermogensongelijkheid, maar over de inkomensongelijkheid. De heer Samsom roffelt op de trom en zegt dat de verdeling ontzettend gelijk is in Nederland. Ik wijs hem op een andere statistiek, namelijk dat het verschil tussen de rijkste 10% en de armste 10% alleen maar groter wordt de laatste jaren. Daar doet de heer Samsom niets aan. Voordat hij zegt dat we zo gelijk zijn: het is maar net naar welke cijfers wij kijken en welke duiding je daaraan geeft. Dat zou net iets eerlijker zijn om te vertellen.  De heer Samsom (PvdA): De hoogste 10% vermogenden haalt hun inkomen vooral uit hun vermogen. De mensen met een salaris van meer dan 2 miljoen kun je in dat vak neerzetten. De mensen met de hoogste vermogens halen hun inkomen uit dat vermogen. Het is rechtvaardig en verstandig en ook effectief beleid als wij de vermogens wat rechtvaardiger gaan belasten en meer kijken naar de daadwerkelijke rendementen. Wij hadden die platte heffing van 4%, waar een spaarder natuurlijk nooit aan komt en een aandelenspeculant ver boven komt.  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Samsom (PvdA): Het kwam net in de interrupties al min of meer terloops ter sprake: het wordt tijd dat iedereen gaat merken dat het beter gaat. Laten wij zeggen dat de rand van de kuil nu is bereikt. Wij hebben de bovenkant van de rand zo'n beetje te pakken en nu is het zaak om heel Nederland uit de kuil te hijsen. De verlaging van de lasten op werk, zodat mensen gemakkelijker aan een baan komen en meer overhouden in hun portemonnee, draagt daaraan bij. Een meer rechtvaardige vermogensbelasting, een lang gekoesterde wens van ons, doet dat eveneens.  Ik ben ook blij met andere plannen die gisteren zijn gepresenteerd. Ouders zien het herstel ook terug in hun portemonnee door minder kosten voor de kinderopvang. Wij zorgen dat alle peuters naar de opvang kunnen. Het vaderschapsverlof wordt uitgebreid van twee dagen naar een week. Zo werken wij verder aan die moderne, zorgzame samenleving. En nog iets: sinds gistermiddag, om 15.15 uur precies, sloot een grens, namelijk de belastingontwijkingsroute richting Brasschaat. In één keer dicht! Dat is een mooie eerste stap in de aanpak van belastingontwijking door bedrijven.  Maar goed, er liggen nog veel nieuwe taken voor het kabinet. Er moet nog veel gebeuren. De omslag in de zorg verloopt niet vlekkeloos en is zeker nog niet afgerond. De belofte van voldoende werk voor mensen met een arbeidshandicap, een harde belofte, moet echt worden waargemaakt. Daar is extra geld voor uitgetrokken. Wij willen zien wat de plannen die bij dat extra geld horen, daadwerkelijk teweegbrengen. Die belofte van ons staat.  En waar is de cao voor de politie? Die mensen staan dagelijks voor onze veiligheid klaar, in weer en in wind, vaak in gevaarlijke situaties. Zij verdienen onze volle steun en een goede cao. Ik hoor graag van de premier welke ideeën het kabinet nu heeft om dat snel voor elkaar te krijgen.  De heer Pechtold (D66): Het ging over beloftes. Een onderwerp dat vandaag nog niet ter sprake gekomen is, maar dat mij gisteren ook wel verbaasde, was dat plotselinge verhaal over wisselkoersen en een vliegtuig dat meer dan een half miljard duurder wordt. Ik kan mij beloftes van de PvdA herinneren dat het geen cent meer zou worden. Hoe zien we dat voor de komende tijd?  De heer Samsom (PvdA): Ik zie dus dat er geen cent extra is gebudgetteerd. Ik zie wel een bepaalde dollarkoers; ik ben blij dat we die dingen nu nog niet hoeven te betalen! Dan is al dat uitstel waarover we met zijn allen zo hard gediscussieerd hebben, nog ergens goed voor geweest. Er is nu dus nog niks aan de hand, maar ik zie dit ook en het kabinet ziet het ook. Het kabinet heeft echter besloten — dat is verstandig en ook in lijn met onze wens — om geen cent extra te budgetteren voor dat ding. Maar ja, daardoor ziet iedereen net als u dat er wel een spanning ontstaat tussen het aanschafbedrag en de gereserveerde budgetten. Laten wij hopen dat Europa ook economisch snel wat sterker wordt. Laten wij bekijken wat de FED — ik geloof dat het morgenmiddag is — gaat besluiten rondom de rente. Misschien daalt de dollar weer wat ten opzichte van de euro!  De heer Pechtold (D66): Ja, maar dat vind ik wel erg speculatief. Mijn fractie is tot dit moment heel terughoudend geweest met de vervanging. Wij zeiden: koop die dingen van de plank, want we weten niet wat ze precies kosten, we weten niet hoeveel het onderhoud kost, kortom, we hebben te veel vragen. Daarmee hebben wij hier en daar veel verbazing gewekt. De PvdA heeft zo'n beetje alle standpunten wel verkend de afgelopen jaren, maar was op het laatste moment toch voor.  Ik word vanuit vak-K toegewuifd, voorzitter.  De voorzitter: U hoeft zich daar niet door te laten afleiden, mijnheer Pechtold. Echt niet.  De heer Pechtold (D66): O, mijnheer Plasterk is er ook!  Voorzitter, "geen cent meer". Ik vind de begroting van Defensie wat dit betreft een beetje een politieke aankondiging dat hij weleens duurder zou kunnen worden, terwijl wij met zijn allen onder leiding van de PvdA juist hebben gezegd: dat zeker niet!  De heer Samsom (PvdA): Precies.  De heer Pechtold (D66): Dus dat gaat niet gebeuren?  De heer Samsom (PvdA): Precies.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is terecht dat de heer Samsom aandacht vraagt voor de cao voor de politie, die er nog steeds niet is, maar ik vind het een beetje makkelijk dat hij het weer teruglegt bij het kabinet. Het kabinet heeft gezegd: dit is het, klaar. Daar komen ze dus niet uit. In hoeverre is de Partij van de Arbeid bereid om te bekijken of wij vanuit de Kamer het verschil kunnen maken om ervoor te zorgen dat die cao er een keer komt? Dit is namelijk zo ongelofelijk slecht! De politie ligt al helemaal overhoop door de ontwikkeling van de Nationale Politie, die veel meer tijd vraagt dan wij gedacht hebben. Mensen hebben heel lang in onzekerheid verkeerd over de functie die zij zouden gaan krijgen. Nu hebben wij ook nog dit grote probleem. Kunnen wij dat niet een keer gaan oplossen? Wordt het misschien niet eens tijd om daar vanuit de Kamer ook een bijdrage aan te gaan leveren, ook vanuit de Partij van de Arbeid?  De heer Samsom (PvdA): Dat heb ik zojuist gedaan. Ik heb de premier gevraagd wat hij gaat doen om dit op te lossen en laat mij morgen niet met een kluitje in het riet sturen. Dit moet op een of andere manier worden opgelost. De patstelling moet vlot worden getrokken. Ik vind het wel ingewikkeld om nu vanuit de Kamer dingen klaar te gaan zetten; als u daarop aanstuurt, krijgt u dus een negatief antwoord. Ik kan wel zo'n beetje uit de kranten opmaken wat er aan de cao-tafel gebeurd is, maar ik heb daar niet onderhandeld en ga daar ook niet onderhandelen. Ik weet niet precies welke knoop er moet worden losgetrokken om ervoor te zorgen dat de politie-cao er komt. Dat die er moet komen, staat voor ons als een paal boven water en ik spreek het kabinet aan op zijn verantwoordelijkheid daarvoor. Voor de rest denk ik dat de Kamer enige terughoudendheid moet betrachten, omdat wij het onderhandelingsproces niet moeten verstoren. U weet uit ervaring — meer ervaring dan ik heb — hoe precair dat kan zijn. Ik wil gewoon dat het kabinet deze verantwoordelijkheid oppakt. Dat heeft het een tijdje geleden al beloofd. Daarna is er ook iets gebeurd: er is een loonruimteakkoord gekomen. Dat is niet voldoende. Daarom vraag ik de premier wat hij nog meer in petto heeft.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Samsom is helder: morgen moet er een duidelijk antwoord van de minister-president komen. Daar gaan wij gewoon op wachten. Ik ben ook zeer benieuwd waar de minister-president mee zal komen, want wij wachten er al heel lang op en het blijft maar hangen.  Wat ook nog hangt, is de hele discussie rond de rechtbanken. Het kabinet heeft een bezuiniging ingeboekt. We weten dat de Raad voor de rechtspraak plannen heeft om zeven rechtbanken te ontmantelen. Op 28 september, dus over twaalf dagen, zal daarover een besluit worden genomen. Wat is de positie van de PvdA in deze discussie?  De heer Samsom (PvdA): Om eerlijk te zijn, heb ik er een zeer hard hoofd in dat het besluit op die datum genomen kan worden. Ik begrijp de Raad voor de rechtspraak heel goed. Men is terecht geschrokken van het gebrek aan draagvlak voor deze voorstellen en probeert nu nieuwe te maken. Dat is een heel goed idee. Ik denk dat we het daarover allemaal eens zijn. Maar de problemen zijn echter van een andere orde. De ICT-vraagstukken poets je niet even in twee weken weg. De Raad voor de rechtspraak moet iets meer tijd nemen om een beter plan te maken, dat meer rekening houdt met de ervaring die we tot nu toe hebben opgebouwd in de herziening van de gerechtelijke kaart, de eerdere hervorming die is doorgevoerd. Ik denk nog steeds dat er een goed plan kan komen, maar er zal iets meer tijd voor nodig zijn dan er nu wordt gereserveerd.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben erg blij met dit antwoord. De heer Samsom komt ons in dat opzicht ook tegemoet, omdat wij grote zorgen hebben over wat daar gaande is en zeker over de snelheid waarmee het gaat gebeuren. Laten we de discussie op dit punt dan ook verder met het kabinet voeren, want ook morgen zullen we er uiteraard met het kabinet over spreken. Laat dat een inzet zijn. De Kamer kan daar een duidelijk statement afgeven, namelijk dat zij het niet acceptabel vindt dat er zo snel al een besluit wordt genomen en dat zij tijd nodig heeft om de aanstaande ontmanteling te voorkomen.  De heer Samsom (PvdA): Ik denk dat u daar een waar woord spreekt.  De heer Roemer (SP): Dan proberen we dat andere punt ook binnen te halen, want dit is pas een halve stap. De heer Samsom had het erover dat er een cao voor de politie moet komen. We hebben niets aan loze woorden, want die hebben we hier al meer dan genoeg gehoord. Heel veel mensen hebben heel veel loze woorden gehoord en uiteindelijk schieten ze er niets mee op. De politieagenten laten al maanden van zich horen. Is de PvdA met de SP bereid om extra geld vrij te maken om ervoor te zorgen dat er ook een fatsoenlijke cao kan komen? Of is de PvdA het op voorhand eens met wat het kabinet steeds zegt, namelijk dat het genoeg is en dat ze het daar maar mee moeten doen?  De heer Samsom (PvdA): Iedereen die iets weet van de politie — de heer Roemer is er daar een van — weet dat het probleem veel breder en veel dieper ligt dan alleen geld. Misschien ligt het zelfs wel heel anders dan geld. Het gaat over heel andere zaken. Het gaat over vertrouwen in elkaar en over die vermaledijde hervorming richting de Nationale Politie, die niet overal even goed is gevallen. Het gaat dus over veel meer dan geld. Het is te goedkoop, te makkelijk en te plat om te zeggen dat we het met een beetje geld kunnen oplossen. We hebben een loonruimteakkoord afgesloten, niet omdat de politie dat in zijn eentje nodig had, maar omdat wij na jaren nullijn vonden dat de publieke dienstverleners — ook de onderwijzers en alle anderen — recht hadden op loonsverhoging. Dat geldt dus ook voor de politie, maar de specifieke cao gaat ook over heel andere zaken. Ik zou willen dat morgen de premier — en turft u maar even mee — klip-en-klaar aangeeft dat dit kabinet zich dat realiseert en er ook een oplossing voor bedenkt. Ik formuleer het voorzichtig, omdat je eigenlijk zou willen dat de premier morgen met de cao zwaait, maar dat zal toch iets te vroeg zijn. Er moet wel iets gebeuren en ik hoop dat het kabinet zich dat realiseert. Ik verwacht daar morgen dan ook een antwoord op.  De heer Roemer (SP): Het blijven loze woorden en daar hebben we helemaal niets aan. Natuurlijk is het veel breder en speelt er veel meer bij de politie. Natuurlijk vragen ze daar aandacht voor, maar ze zijn ook heel duidelijk over een cao. Het bod dat op tafel ligt, het akkoord dat door het kabinet steeds verdedigd wordt, is loos en is in ieder geval een sigaar uit eigen doos. Als je dat wilt doorbreken, moeten de ministers op dit terrein de middelen krijgen, anders komen we er nergens mee. Is de PvdA met de SP bereid om extra middelen vrij te maken om een fatsoenlijke cao voor de politie af te dwingen?  De heer Samsom (PvdA): Er zijn heel veel middelen vrijgemaakt en ja, een deel daarvan is gewoon de pensioenruimte van de mensen zelf. Het loon komt niet later, maar het komt nu. Veel mensen zijn daar overigens blij mee, maar goed, daar kun je over discussiëren. Het was al van hen, het blijft van hen en het komt alleen eerder binnen. Een heel groot deel, meer dan de helft, is echter ook extra loonruimte. Er is extra geld vrijgemaakt in de begroting. Er is in alle hoeken en gaten gezocht naar een bedrag oplopend tot meer dan 1 miljard om ervoor te zorgen dat mensen die belangrijk werk doen voor ons allemaal, voor de collectieve belangen van dit land, ook weer de waardering krijgen de ze verdienen, letterlijk en figuurlijk. Daar is een grote stap gezet. Dat zijn geen loze woorden, dat is meer dan 1 miljard euro. Nu is het zaak om ervoor te zorgen dat daarmee een cao wordt afgesloten. Wat er dan precies bij moet, of dat toezeggingen zijn, geld of iets anders? Laten we dat van het kabinet vernemen en kijken waar het mee terugkomt. De opdracht is helder: maak die cao.  De heer Roemer (SP): Nu is de Partij van de Arbeid duidelijk. Het moet dus gewoon conform het plaatje van de regering, zoals ze steeds zegt, waar ze al maanden over aan het stoeien en bakkeleien is en waar ze geen akkoord over kan krijgen. De Partij van de Arbeid is niet bereid om er extra in te investeren, zodat er ook mogelijkheden zijn om tot een cao te komen. Het waren dus inderdaad allemaal loze woorden richting de politie. Er zal hooguit een cao komen zonder de grootste vakbeweging erbij. Dan heeft de Partij van de Arbeid dat mooi op haar eigen conto geschreven. Knap werk!  De heer Samsom (PvdA): Bij de politie ligt de weerstand iets hoger dan alleen de grootste vakbond, dus daar kunnen we gerust over zijn. Dat wordt nog een stevig robbertje, maar dat vertrouw ik het kabinet wel toe. Het kabinet moet die cao sluiten en het weet wat de een-na-grootste coalitiepartij daarvan vindt. Ik hoop dat het morgen met een goed antwoord komt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Samsom zegt net: we weten wat de een-na-grootste coalitiepartij vindt. Dat vraag ik mij toch een beetje af, want dat is niet zo duidelijk. De heer Samsom roept het kabinet op om heel snel duidelijkheid te geven en een cao te sluiten. Dat is nu net het probleem. Er is een groot tussen wat het kabinet wil bieden en wat de bonden vragen. Hoe staat de PvdA daar dan in? Het is toch een heel loze opmerking: kom met een cao? Dan moet je toch ook aan het kabinet meegeven wat je vindt dat het moet afspreken?  De heer Samsom (PvdA): Ja, een goede cao waar de politie baat bij heeft in de toekomst. Daar zit heel veel extra geld in, op dit moment al. Het is eerlijk gezegd iets erger dan de heer Buma nu net zegt: ze zitten aan tafel en ze weten van elkaar wat ze vinden. Nee, ze zitten helemaal niet aan tafel. Zet die stap nu eens een keer. Ik kan alleen het kabinet aanspreken, dat dan natuurlijk zegt: het ligt aan die ander. De ander zegt: het ligt aan die ene. Ik stap daar maar wijselijk tussenuit en zeg tegen het kabinet: los dat probleem nu even op. Als iemand in de Kamer volwassen moet zijn, dan graag het kabinet. Dan kunnen we gaan praten. Dan weten we ook wat er gebeurt. Ik heb genoeg ervaring met dit type processen. U zei snoeihard: geen cent erbij. Ik laat dat inderdaad open. Ik zeg niet dat er geld bij moet — nee, ben je mal — maar ik laat het aan het kabinet over om het probleem op te lossen. Ik denk dat het kabinet dat al heel goed kan. En ik denk dat als het kabinet zich dat nu nog niet realiseerde, het dat na deze bijdrage wel doet. Dat ding moet er gewoon komen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): We kunnen er heel erg omheen draaien, maar u bedoelt dan "meer geld". Het punt is juist dat de bonden voor dat geld niet aan tafel willen. Ik begrijp de onrust wel, maar tegelijkertijd vind ik het op zichzelf best fair wat er over de termijnen wordt afgesproken, rijksbreed. Daarmee is er geen cao. De oproep van de heer Samsom kun je niet anders horen dan als: alsjeblieft kabinet, doe er nog een tikkeltje, een beetje extra bij, want het doel is een cao. De bonden horen dat ook en weten dus dat ze bij de heer Samsom nog wel wat kunnen halen.  De heer Samsom (PvdA): Ik heb de bonden wat hoger zitten dan u. Die willen niet alleen geld. Die willen ook dat vertrouwen en die waardering terug. Die willen afspraken over ouderen, over weekenddiensten, over allerlei dingen waar u en ik niet eens de details van kennen. Ik laat dat graag aan die cao-tafel. Wij hebben al eens eerder in deze situatie gestaan. Vorig jaar rond de zorg was het hetzelfde verhaal: het zat muurvast, er kon niets gebeuren. Toen werd er iemand bij gehaald en werd het opgelost. Dat soort processen kunnen altijd. Het is nooit te laat om een goede cao af te sluiten, zeker niet als er heel veel loonruimte beschikbaar is, die ik de politie overigens van harte gun en waarvan ik graag zou willen dat ze er snel van kan profiteren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er spreekt zo ontzettend weinig vertrouwen in de onderhandelingscapaciteit van het kabinet in door, als u nu het kabinet oproept een cao te sluiten. U noemt een aantal heel specifieke dingen. U vindt dus dat daar wat ruimte voor moet komen, want anders zou u het niet noemen. Het zijn uiteindelijk zaken die ook weer financiële consequenties hebben. Het is weer van tweeën één; dat is het vaker dezer dagen. Of u zegt: kabinet, doe uw ding en we zien het terugkomen. Of u zegt: er moet een cao komen. Als dat het doel is, is de vraag ook wat u bereid bent in te leggen om het daartoe te brengen.  De heer Samsom (PvdA): Er is juist veel vertrouwen in de onderhandelingscapaciteit van dit kabinet. Ik zeg gewoon: maak die cao. Ik hoor wel wat daarvoor nodig is. Ik hoop eigenlijk dat we er nooit meer iets van horen, behalve in de vorm van een nieuwe cao, die de politie recht doet.  Voorzitter. Ik had het over de rand van de kuil. Het bereiken van de rand van die kuil was al een hele opgave. We hangen er nu aan. Aan het laatste stuk zal het kabinet echt de handen vol hebben. Maar voor ons in de Tweede Kamer begint het eigenlijk pas nu, hier. Want nu we over de rand kunnen kijken, is het tijd dat we ook weer eens om ons heen gaan kijken. Veel te lang zijn we daar niet aan toe gekomen. Kabinet en ook Kamer waren druk met het herstel. Talloze debatten hebben we hier gevoerd over vrijwel ieder afzonderlijke maatregel. Het is een beetje alsof je met de hele bemanning van een schip onderin de machinekamer aan de motor gaan sleutelen. Maar nu doet die motor het weer en varen we weer. De vraag is nu: waarheen? Waar willen we in pakweg 2030 staan? Hoe zorgen we voor voldoende en goed werk voor iedereen? Hoe zorgen we ervoor dat onze economie ook over twintig jaar nog van voldoende energie kan worden voorzien? Hoe zorgen we ervoor dat het welzijn en de welvaart van onze kinderen niet op het spel komen te staan door onomkeerbare klimaatverandering? Hoe versterken we Europa? Hoe brengen we stabiliteit in de regio's rond Europa?  Laten we de fout van de jaren negentig niet herhalen. Toen was de opluchting dat we na de moeizame jaren tachtig eindelijk weer groeiden, zo groot dat de missie louter nog leek te bestaan uit zo veel mogelijk groei. Dat was een te smalle missie, uitmondend in de apotheose van de financiële crash. Ditmaal moeten we verder en vooral breder kijken. Ja, economische groei is belangrijk. We hebben gezien wat krimp doet met een samenleving. Maar dat is misschien wel het minst ingewikkelde in de komende tijd. Een economie inrichten die niet lukraak ieder jaar groter wordt, maar aan iedereen een plaats biedt en robuust is tegen nieuwe, ook onvoorspelbare, schokken en een duurzame welvaart voor iedereen creëert, is al een heel stuk belangrijker en veel moeilijker. Die economie inpassen in een zorgzame samenleving waarin we ook de tijd vinden om naar elkaar om te kijken en waarin de kwaliteit van het bestaan voor eenieder de moeite waard is, is nog veel relevanter, en ook veel lastiger. Onze vooruitgang dan in dienst stellen en laten profiteren van een welvarender en eensgezinder Europa in een stabielere regio, is de allerbelangrijkste en tegelijkertijd hardnekkigste opdracht. Zo zien we dezer dagen weer, nu we amechtig een antwoord zoeken op de vluchtelingenstroom.  Het is een illusie om te denken dat we hier in één debat al die uitdagingen van een oplossing kunnen voorzien, laat staan dat we het erover eens kunnen worden. In het belangrijkste debat van het politieke seizoen, nu we voor het eerst echt om ons heen kunnen gaan kijken, wil ik een beeld schetsen van ons Nederland over een jaar of tien. Waar willen we naartoe? Waarop moeten we ons voorbereiden en welke keuzes moeten we daarvoor nu maken?  Ik begin met wat mij het meest na aan het hart gaat: klimaatverandering.  De voorzitter: Maar voordat we dat gaan doen, is het woord aan de heer Slob, die een vraag heeft.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik zou eerst tegen de heer Samsom willen zeggen: welkom boven de grond.  De heer Samsom (PvdA): Mede dankzij uw hulp.  De heer Slob (ChristenUnie): Als u daar rondkijkt, weet u dat er wel het een en ander is gebeurd in de afgelopen jaren. Voordat u naar de toekomst gaat kijken, wil ik toch nog even terugkijken op het verleden. Als u bijvoorbeeld in Groningen boven de grond uitkomt, ziet u geen randen maar scheuren. Scheuren in de muren. Het afgelopen jaar hebben we daarover vaak gedebatteerd hier. De Partij van de Arbeid is ook heel erg duidelijk geweest: die gaskraan moet verder dicht. U zei zelfs: dat is snoeihard, dat is een commitment aan Groningen. Anderen hebben het vandaag ook al gezegd: wij kijken naar de begroting en wij zien dat die gewoon weer op 33 miljard kuub staat. Wat is de ambitie van de Partij van de Arbeid voor 2016 ten aanzien van de gasboringen?  De heer Samsom (PvdA): Die is zoals zij altijd was. Die boringen moeten zo ver als mogelijk omlaag. Zo ver als mogelijk betekent: zo veel mogelijk winnen als nodig is om ons van gas te voorzien, maar niet meer dan dat. Die toezegging deden wij vanaf het begin. Vanaf het begin werd zij met veel scepsis ontvangen; die toezegging hebben wij waargemaakt en die blijven wij ook waarmaken. Dat betekent voor het komende jaar dus dat we, nu we op 30 miljard zitten, verder naar beneden moeten. Dat het kabinet dat nog niet inboekt, snap ik heel goed. Dat hoeft trouwens ook helemaal niet. Zo gaat het met gasbaten: die hoef je niet op die manier in te boeken. Het kabinet vaart gewoon op het lopende besluit, maar in december nemen we een nieuw besluit. Wat ons betreft gaan we nog iets verder naar beneden, als dat mogelijk is voor de energievoorziening van dit land.  De heer Slob (ChristenUnie): Iets verder naar beneden. Hij staat dus weer gewoon voor 33 miljard in de boeken. Inderdaad, in december zal minister Kamp daarover een besluit moeten nemen voor 2016. Maar ik denk dat het belangrijk is dat u gewoon helder bent over waar u naartoe wilt. Uw eigen woordvoerder heeft steeds "30" in de mond genomen voor dit kalenderjaar, maar we gaan nu naar 2016. We zullen verder moeten, die energietransitie zal moeten plaatsvinden. Die gaskraan zal dus verder dicht moeten. Waar wil de Partij van de Arbeid heen als het gaat om de gasboringen in 2016? Dat lijkt me toch niet zo'n heel moeilijke vraag. Ik ben benieuwd naar uw antwoord.  De heer Samsom (PvdA): Minder dan 30 miljard kuub. Als dat mogelijk is om onze samenleving van energie te blijven voorzien, willen we naar een gaswinning van minder dan 30 miljard kuub.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Samsom (PvdA): Zoals gezegd begin ik met datgene wat mij het meest aan het hart gaat: klimaatverandering. De energiehonger gaat eigenlijk ons voorstellingsvermogen te boven, maar laat ik het proberen te duiden in deze zaal. Als je deze zaal tot aan de nok, tot achter de publieke tribunes — sorry aan u allemaal daar — helemaal vult met zwarte olie, dan verbrandt deze wereldbeschaving per seconde één hele zaal. En nu weer één. En nu weer één. Zo groot is ons energieverbruik. Binnen 30 jaar moet dat verbruik van fossiele brandstoffen helemaal anders worden ingericht. Het moet duurzaam worden. 30 jaar, dat is één generatie, onze generatie. Die verantwoordelijkheid hebben we tot nu toe volstrekt niet waargemaakt, ook niet in Nederland of, zo zou ik haast willen zeggen, juist niet in Nederland. Jarenlang dobberde het Nederlandse energiebeleid doelloos rond. Wind? Nee, toch biomassa. Nee, toch wind. Belastingvoordeel? Nee, nee, toch subsidie. Oeps, subsidie op! Vind je het raar dat investeerders op een gegeven moment niets meer aandurfden?  Dit kabinet heeft met het veelgeprezen energieakkoord in ieder geval weer een vaste fundering gelegd onder het energiebeleid. Daar wordt heel veel geld voor uitgetrokken, maar er is meer nodig. Er kán ook veel meer. Wie in Nederland goed om zich heen kijkt, in de laboratoria achter op de industrieterreinen, op de campussen van diverse universiteiten, die ziet dat het in dit kleine landje werkelijk riegelt van de uitvinders en ondernemers die dit land en de wereld kunnen gaan veranderen. Als wij als politiek maar de ruimte geven en durven te investeren. Mag ik een voorbeeld geven? CarbonOrO, een bedrijf dat razend efficiënt CO2 uit rookgassen kan filteren. Nu wordt dat heel lomp gedaan en kost het veel te veel energie. Het is een technologie die ongebruikt op de plank bleef liggen bij een heel groot bedrijf, maar dankzij slimme ondernemers alsnog een betaalbare en haalbare optie kan worden. Dat is de eerste stap naar een toekomst waarin we CO2 afvangen en als grondstof voor nieuwe materialen kunnen gebruiken. Als ons dat lukt, dan is Rotterdam in 2030 nog steeds de grootste haven en het grootste koolstofknooppunt van de wereld, maar wel totaal anders. Nu is het olie en kolen, dan is het biomateriaal en afgevangen CO2, maar alleen als we nu investeren, als we nu die techniek tot wasdom willen brengen.  De heer Pechtold (D66): Hear, hear! Maar waar zijn de plannen?  De heer Samsom (PvdA): Hier.  De heer Pechtold (D66): Op het gebied van de werkgelegenheid stelt de PvdA me al teleur met haar ambities, maar op dit punt vind ik het werkelijk ook ongeloofwaardig. De PvdA zei: 18% schone energie in 2020. Vervolgens stond in het regeerakkoord: nee, we doen maar 16%. Vervolgens kregen we het energieakkoord, met 14%. We staan nu op 5% en in de beste berekeningen komen we op 12,5%. Waar liggen dan de plannen voor dit laatste volle jaar van het kabinet om er wat van te maken? Waar in het Belastingplan zit het onderdeel waardoor de resultaten naar boven worden bijgesteld?  De heer Samsom (PvdA): Daarvoor zijn andere onderdelen van de plannen nodig. Het Belastingplan gaat de ontwikkeling van zonnepanelen niet stimuleren. Het Belastingplan gaat CarbonOrO geen businesscase brengen. Daar zijn andere ideeën voor nodig, en die zal ik zo ook uit de doeken doen.  De heer Pechtold (D66): Via het Belastingplan kun je het nodige bereiken. Via innovatiefondsen kun je het nodige bereiken. Het kabinet doet dat allebei echter niet.  De heer Samsom (PvdA): Dat laatste is onjuist. Het kabinet voert juist de mogelijkheden om te investeren in innovatie op. Ik heb daar echter nog aanvullende ideeën bij.  De heer Pechtold (D66): Maar het zit niet in dat energieakkoord, waarvan de heer Samsom zojuist zo blij werd. Ik vind het nu rijkelijk laat. Net zei hij tegen oppositiepartijen: als je nog wat had willen veranderen, dan had dat voor de zomer gemoeten. En dan komt hij nu opeens met hemelbestormende ideeën, waarbij hij het ook had over deze zaal vol olie. Ik kreeg daar een rotgevoel bij: …  De heer Samsom (PvdA): Dat was precies de bedoeling!  De heer Pechtold (D66): … jeetje, dit, en dan nog één, en dan nog één. Maar het is uw kabinet, mijnheer Samsom, dat niet presteert. Iedereen is zo trots op dat rammelende energieakkoord, maar het kabinet presteert niet.  De heer Samsom (PvdA): Daarom wil ik ook dat er beter gepresteerd wordt. Overigens ben ik wel heel tevreden over het energieakkoord, en dat zou u ook kunnen zijn. Jarenlang was het probleem van het energiebeleid niet dat het te links was. Het was ook niet dat het te rechts was. Het probleem van het Nederlandse energiebeleid was dat het iedere keer anders was. Uw minister Brinkhorst — u zat zelf in dat kabinet — kan daarover meepraten. Elke keer weer werden veranderingen aangebracht. Daar hebben we nu een keer een halt aan toegeroepen, zodat er investeringszekerheid ontstaat. Ik hoef D66 niet uit te leggen waar de revolutie voor duurzame energie vandaan komt. Die komt van investeringen, zowel publieke als private. Die ondernemers moeten de ruimte krijgen, en de zekerheid dat ze in Nederland geld kunnen verdienen en op de goede plek zijn om hun dromen waar te maken. Dat zou ik graag willen voor dit bedrijf, en ik heb nog een paar voorbeelden.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben voor straks heel benieuwd naar de voorbeelden van de heer Samsom en naar die nieuwere, ambitieuze agenda. Maar voor nu wil ik echt even blijven bij het belastingstelsel. Ik geloof dat de heer Samsom het, net als mijn partij, belangrijk vindt dat we de CO2-uitstoot gaan reduceren en dat we nog een stapje bij gaan zetten bij het pad waarop we nu zitten. We willen in 2025 naar -25% CO2-uitstoot gaan. Daar komen we niet als we niet ook gaan sleutelen aan het belastingstelsel. Daar komen we niet als we niet gaan sleutelen aan een belasting op kolen. Daar komen we niet als we vrachtverkeer gaan belasten. Dan komen we er niet. Wat ik me dan afvraag, is: waarom komt de PvdA nu, tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen niet met voorstellen om ook het belastingstelsel een stuk groener te maken?  De heer Samsom (PvdA): Die voorstellen lagen er en die liggen er trouwens nog, maar nu komen we op de inhoudelijke discussie. Het sluiten van een kolencentrale is de meest lompe en minst duurzame manier om aan de duurzame-energiedoelstelling te voldoen. Het sluiten van een kolencentrale brengt geen windmolen dichterbij. Het sluiten van een kolencentrale ontwikkelt de geothermie niet, die we zo hard nodig hebben. Het sluiten van een kolencentrale legt ook geen zonnepanelen op daken. Daar moet al onze energie naartoe. Overigens hebben we afgesproken dat die kolencentrales dichtgaan. Dat is mooi. We zouden ook met elkaar kunnen afspreken, als dat nodig is, dat we de heel nieuwe, net gerealiseerde kolencentrales ook dichtdoen. Dat is ingewikkeld, maar het zou kunnen. Dat kan niet via het Belastingplan. Daar zijn echt drastischer maatregelen voor nodig, mijnheer Klaver, dat weet u best. Maar ik concentreer me zo graag op die vernieuwing die echt nodig is. Want het sluiten van een kolencentrale leidt er alleen maar toe dat ergens in Roemenië een kolencentrale harder gaat draaien als wij niet tegelijkertijd onze energievraag terugdringen.  De heer Klaver (GroenLinks): De heer Samsom heeft helemaal gelijk dat je met het sluiten van een kolencentrale nieuwe technologie niet dichterbij brengt. Het zou ook dom zijn om het daarbij te laten. Maar we kunnen het wel voor elkaar krijgen en we hebben dat ook echt nodig. En anders hoor ik graag van de heer Samsom op welke andere manieren hij ervoor wil zorgen dat we de doelstelling van 25% halen. Dan zul je ook de stap moeten zetten om die kolencentrales de komende vier jaar te sluiten. We moeten onze energiemix daarop aanpassen. Dat moet eigenlijk nog sneller dan het nu gebeurt. We weten allemaal dat er op dit moment een overcapaciteit zit in de elektriciteit die Nederland opwekt. Daar zit ruimte, omdat we leveren aan het buitenland. Dus de heer Samsom kan een prachtig verhaal hebben over innovatie, en dat deel ik ook, …  De heer Samsom (PvdA): Mooi.  De heer Klaver (GroenLinks): … maar de andere kant van het verhaal is dat je ook moet overgaan tot sluiting van de kolencentrales. Daarvoor zul je nu de eerste stap moeten zetten, juist ook in een belastingplan.  De heer Samsom (PvdA): Ik zei al, en de heer Klaver zal dat met mij eens zijn: een belastingplan zal geen kolencentrales sluiten. Daarvoor heb je echt drastischer maatregelen nodig. Misschien moet het wel in de komende tijd. Ik zal er geen fles wijn bij opentrekken, want ik word er helemaal niet vrolijk van, omdat je daarmee niets doet voor het energievraagstuk. Wat wij moeten doen voor onze volgende generatie, is ervoor zorgen dat er een andere energievoorziening ontstaat. En snel een beetje.  De heer Klaver (GroenLinks): De uitdaging waar we voor staan is tweeledig. We moeten aan de ene kant de omschakeling maken en onze energiemix veranderen, met meer zon, meer wind, geothermie en ga zo maar door. Aan de andere kant kunnen we echter niet wachten met het terugdringen van CO2-uitstoot. Wat de heer Samsom voorstelt, duurt te lang. Daarom moeten we twee sporen bewandelen: én het spoor van technologie en investeringen in duurzame energie, zodat we daarvan meer gaan opwekken, én tegelijkertijd ervoor zorgen dat we minder CO2 gaan uitstoten. We weten immers allemaal, en de heer Samsom veel beter dan ik, dat energie opwekken met een kolencentrale ondoelmatig is. Daarom is het ook ondoelmatig om daar eventueel de CO2 van af te vangen. Biomassa bijstoken is ook niet voldoende. Dus we moeten daartoe overgaan. Ik zou het zo fijn vinden als de heer Samsom gewoon zou zeggen: dat gaan we doen, tuurlijk! Dat moet de komende vier jaar gebeuren, naast al die andere mooie plannen die hij heeft.  De heer Samsom (PvdA): Nou had ik het zonet over CarbonOrO. Het was inderdaad inefficiënt om CO2 af te vangen. Waarom? Omdat je die amines weer tot 120 °C moet opwarmen. Dan heb je voor drie kolencentrales een nieuwe kolencentrale nodig om de CO2 af te vangen. Deze jongens — het zijn allemaal jongens, sorry — hebben iets bedacht waardoor het met restwarmte van die ene kolencentrale kan. Die hoeft maar tot 60°C. Dat is een doorbraak. Als wij dat kunnen waarmaken, kunnen wij niet alleen de CO2 van kolencentrales afvangen, maar misschien zelfs wel de CO2 van biomassacentrales; een negatieve CO2-uitstoot. Het is mogelijk dat de wereld dat nodig heeft ook om binnen de grenzen te kunnen blijven, zodat er geen onverantwoordelijke klimaatverandering zal plaatsvinden.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is duidelijk dat wat meer dames het woord moeten gaan voeren wat betreft het klimaatbeleid, want dit is allemaal erg beperkt.  De heer Samsom (PvdA): Dat was een bruggetje naar uw interruptie.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ja, dat dacht ik al. Als het alleen maar gaat om de energietransitie, zijn wij er niet. Dat is de heer Samsom vast met mij eens. Wij zullen ook iets moeten doen aan ons gedrag, aan ons consumptiepatroon. Wij hebben kennis kunnen nemen van de e-mails die de heer Samsom stuurt naar zijn kiezers naar aanleiding van de klimaatzaak. De heer Samsom schrijft: de uitspraak van de rechter gaat mij niet ver genoeg; wij moeten veel meer doen. Dat stemt mij natuurlijk zeer positief. De vraag is alleen of de heer Samsom ook gaat pleiten voor fiscale vergroening, bijvoorbeeld voor een vleestaks.  De heer Samsom (PvdA): Dan zou je ongeveer aan de gerechtelijke uitspraak voldoen en ik wil juist veel meer dan dat. Goed beschouwd verzet de rechter een stempelpost op weg naar hetzelfde doel. Het doel voor 2030 is niet ambitieus genoeg. Dat weten wij inmiddels allemaal. Dat doel moet verschoven worden en dat gebeurt in Parijs als wij erin slagen om als EU gezamenlijk op te treden tegenover, of in dit geval samen met, China en de Verenigde Staten. Ik ben optimistischer dan u, mevrouw Thieme, want China en de Verenigde Staten hebben de afgelopen weken baanbrekende voorstellen gedaan. Er kwamen voorstellen van beide continenten en Europa moet nog uitkijken dat het niet achteraan komt te lopen. In Parijs moet het doel worden verzet. Natuurlijk moeten wij de stempelpost tussendoor halen, maar wij moeten veel verder gaan dan dat. Ik wil alle maatregelen wel doornemen, maar wij gaan het niet redden per maatregel. Wat nodig is, is een revolutie in de energievoorziening. Ik zie dat die revolutie plaats kan vinden. Ik zie die nu al plaatsvinden in de laboratoria, achterop de industrieterreinen en in de garageboxen. Maar wij moeten ervoor zorgen dat dat soort uitvindingen volwassen wordt. Nederland kan daarin vooroplopen. Ik zou zo graag willen dat het kabinet daar al zijn energie in gaat steken.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Samsom weet met mij dat er door de vleesconsumptie meer broeikasgassen worden uitgestoten dan door al het verkeer samen. Er is 40% meer broeikasgas vanwege de methaanuitstoot. Als wij de kosten voor het klimaat willen verminderen, moeten wij ons juist richten op het verminderen van de dierlijke eiwitten. Mijnheer Samsom, vijf jaar geleden, in 2010, hebt u zelf in de MarieClaire — die wij natuurlijk allemaal lezen — gezegd: "Kijk, het is simpel. 9 miljard mensen die elke dag vlees willen eten, dat trekt spaceship earth gewoon niet. Wij moeten minder vlees eten en daarom is de PvdA voor een hogere belasting op vlees. Als wij het aan de markt overlaten, gebeurt dit niet." Dat zei u toen, mijnheer Samsom. Hoor ik u zojuist in antwoord op mijn eerste interruptie min of meer zeggen dat u daar inderdaad wel oor naar hebt?  De heer Samsom (PvdA): Ik zei dat inderdaad. Ik vind dat nog steeds. Ik heb alleen mijn eigen partij daar nog absoluut niet van kunnen overtuigen. Daarmee ligt de vleestaks er in ieder geval nog even buiten. Dat lijkt mij heel helder. Ik heb u misschien nodig, mevrouw Thieme, of mezelf en mijn overtuigingskracht. Ik vind wel dat de volgende uitspraak klopt: de vleesconsumptie op deze aardbol is een probleem. 9 miljard of misschien wel 12 miljard mensen kunnen in grote welvaart, op Europees welvaartsniveau, op deze aardbol bestaan, dus met het energiegebruik, het waterverbruik en de consumptiepatronen die daarbij horen, behalve de consumptie van dierlijke eiwitten. Want dan gaat het niet lukken. In dat geval hebben wij een nieuwe planeet nodig. Die hebben wij nog niet gevonden en dus moeten wij heel hard op zoek naar een alternatief. Hoe wij dit ook wenden of keren, mevrouw Thieme, de vleestaks gaat hierin niet het verschil maken. Ook daar geldt — volgens mij weet u daar veel meer van dan ik uit uw directe omgeving — dat alternatieven veel belangrijker zijn. Ik ben een zondig vegetariër, zal ik zeggen. Ik vind vlees ongelooflijk lekker, maar ik word geholpen door de fantastische uitvindingen van de vegetarische slager. Ik mag geen reclame maken, maar er zit er volgens mij een dichtbij, in de familie van mevrouw Thieme. Ik word geholpen omdat ik bij de vegetarische slager alternatieven vind die net zo lekker zijn en veel beter voor het milieu. Laten wij nu insteken op die technologie, ook weer Nederlandse technologie. Ik denk niet dat de gehaktbalbelasting ons gaat helpen, maar ik denk wel dat in uw huiskamer, mevrouw Thieme, nog harder gewerkt kan worden aan nieuwe uitvindingen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is wel een beetje vreemd dat de heer Samsom, die vijf jaar geleden nog heilig geloofde in het beprijzen van milieuonvriendelijke producten zoals vlees, nu zegt dat het niet gaat helpen. Dan is er toch iets in het denken veranderd bij de heer Samsom. En als hij zegt dat hij zijn eigen fractie nog niet heeft weten te overtuigen, dan hoop ik dat zijn vlammende betoog van zojuist daar in ieder geval meer aan bij gaat dragen. Ik hoop ook dat het taboe op de vleestaks — de heer Samsom sprak bij het afgelopen klimaatdebat nog over communistische maatregelen — in de komende periode alweer een beetje passé is. En dat zie ik als winst.  De heer Samsom (PvdA): Dat is mooi. U ziet, ik ben al veel milder geworden. U boekt vooruitgang.  Ik was nog niet klaar. Ik neem u mee naar de Eindhovense start-up Flowid, die letterlijk een revolutie aan het ontketenen is in de procesindustrie. Het zijn twee supersnel draaiende schijfjes — het klinkt zo simpel en het is zo mooi — waartussen iedere grondstof kan reageren tot een nieuw product, met name medicijnen, maar ook plastics; eigenlijk alles. De conventionele industrie van vandaag de dag maakt die producten nog op een fossiele wijze: lomp, in grote ketels met heel veel water, opkoken, stoffen bij elkaar gooien en hopen dat het goed gaat, destilleren en misschien heb je wat. Flowid kan dat nauwkeuriger, veiliger en schoner. Het kan de hele chemische industrie op z'n kop zetten. En die jongens zijn klaar voor de sprong. Ze willen een fabriek bouwen die die reactoren maakt, met nieuwe werkgelegenheid, van professor tot lasser. Wie investeert er nou? Straks leggen de Chinezen het geld op tafel en zijn we niet alleen de kennis, maar ook die banen kwijt.  Ik geef nog één voorbeeld: Delft Offshore Turbine. Dat is misschien wel de oplossing voor het kostenprobleem van offshore wind, wat ons zo dwars zit. Dat kostenprobleem zit 'm maar in één ding: de tonnen wegende elektriciteitscentrale die om onverklaarbare redenen helemaal bovenin moet. Daarom moet die paal zo ongelofelijk dik zijn, moet de fundering zo ongelofelijk diep zijn en daarom zijn de kosten zo ongelofelijke hoog. Delft Offshore Turbine heeft iets heel anders bedacht. Die maakt gebruik van datgene wat op zee ruim voorradig is, namelijk water. Geen elektriciteit meer, maar waterdruk die vervolgens ergens op zeeniveau in stroom wordt omgezet. Dag tonnen wegende dynamo! Dag kosten! Welkom, succesproduct uit Nederland! Wie durft het aan?  Dit zijn nog maar drie voorbeelden. Ik zou het liefst mijn hele spreektijd vullen met dit soort voorbeelden, zo enthousiast kan ik ervan worden. Maar Nederland kan, als wij de juiste keuzes maken, echt een energierevolutie ontketenen. Het gaat ongelofelijk snel. Tien jaar geleden — mevrouw Thieme ging vijf jaar terug; ik ga tien jaar terug — stond ik hier in de Kamer bij het debat over de invoering van de slimme meter te verhalen over een woonwijk waar zonnepanelen de auto's opladen als de zon schijnt en elektrische auto's de huizen van stroom voorzien als het donker is, waar de wasmachine of de warmtepomp aanspringt als het waait en windenergie in overmaat voorhanden is en er korting is voor de bewoners op de stroom als ze tegen die windmolens moeten aankijken, automatisch verrekend met de stroomrekening. De iPhone bestond toen nog niet. Niemand had nog gehoord van Toon, dat slimme thermostaatkastje dat zo veel mensen al hebben. Zonnepanelen waren meer dan 200% duurder dan ze nu zijn.  Het toekomstbeeld van toen, tien jaar geleden, ligt inmiddels gewoon voor het grijpen. De woonwijken die geen energie gebruiken, maar produceren, worden nu gebouwd. Zonnepanelen — u kunt het thuis allemaal uitproberen — leveren stroom voor een lagere prijs dan je betaalt aan het energiebedrijf. Ook hier kan Nederland weer met z'n meet- en regeltechniek, met z'n slimme bouwbedrijven, koploper zijn in de wereld. Wie deze bespiegelingen werkelijkheid wil laten worden, moet durven investeren. We zijn blij met de initiatieven voor durfkapitaal die nu zijn aangekondigd, maar er is meer nodig. We zien dat het gat tussen durfkapitaal en overheidsinvesteringen gewoon te groot is. Durfkapitaal is te ongeduldig; overheidsinvesteringen te traag. We hebben gerichte investeringen nodig voor de doorgroei van innovatie. Niet alleen voor die start-ups, maar verder dan dat, zoals heel succesvol op dit moment in Israël gebeurt en ik begrijp dat leden van het kabinet daar onlangs waren. Het gaat voor een bedrijf als Flowid om tientallen miljoenen. Voor offshore wind gaat het om meer dan het tienvoudige. Mijn fractie wil nadenken over de mogelijkheden van een Nederlandse innovatiebank. Dat is de volgende stap in ons consistente betoog van de afgelopen jaren voor meer investeringen.  De heer Pechtold (D66): Ja, laten we gaan nadenken ... En ondertussen is het in Nederland zover dat een rechter tegen de overheid zegt: en nu is het afgelopen, nu ga je je aan je eigen afspraken houden. Ik moet zeggen: ik vind dat als democraat best een moeilijk iets. Ons wordt in de gescheiden machten verdorie door een van de andere machten gezegd: jullie functioneren niet. Het is zover gekomen dat een rechter een uitspraak doet. Ik ga ook op werkbezoek en krijg ook hartstikke leuke ideeën, overigens niet alleen van jongens maar ook van meisjes. De heer Samsom komt elke keer met jongens, maar gelukkig zitten er in de techniek ook meer vrouwen tegenwoordig. Maar de geloofwaardigheid van alle mooie voorbeelden die hij noemt, valt toch helemaal weg op het moment dat de heer Samsom niet zorgt dat het gewoon nu in de Miljoennota staat en er nu beleid op wordt gevoerd?  De heer Samsom (PvdA): Als het snel kan met die Nederlandse investeringsbank, zetten we dat wat mij betreft nu in de geamendeerde Miljoenennota. Wat mij betreft kan dat. Dat is volgens mij het beste middel — ik meen het, mijnheer Pechtold — om ervoor te zorgen dat de start-ups van nu groter worden en ze het succes van de toekomst gaan bepalen. Als we dat nou eens zouden kunnen doen ... De heer Pechtold heeft ook voorstellen gedaan. Die waren gekoppeld aan gaswinning en die is een beetje tegengevallen in de afgelopen jaren. Die blijft ook nog wel tegenvallen; daar is hij zelf voor. Misschien moeten we dus iets nieuws verzinnen. Soms moet je met elkaar nadenken over de vraag: wat nu, hoe komen we verder? Dat is precies wat ik in dit debat probeer te doen. Voor het eerst in deze kabinetsperiode hoeven we niet over de losse maatregelen te bakkeleien — dat kunnen we wel doen, hoor — maar kunnen we ook over de rand en verder naar de toekomst kijken. Wij hebben over de toekomst nagedacht en zijn met een idee gekomen. Volgens mij is dat een idee dat D66 na aan het hart zou kunnen of moeten liggen. Daar kunnen we samen mee verder.  De heer Pechtold (D66): Maar ik heb het tegen collega Samsom, die van een van de twee partijen is die het kabinet steunen. Ik heb het ook over de geloofwaardigheid van hier zeggen wat er allemaal kan terwijl het kabinet ondertussen over de Urgenda-uitspraak van de rechter zegt dat het daar nog eens een jaartje op gaat studeren. We hebben geen tijd om een jaar te studeren, want we hangen achteraan. Zelfs in Europees verband zijn we door landen als Polen ingehaald, terwijl dat nog voor 100 jaar kolen heeft. Ik wijs de heer Samsom er dus op dat het nu niet de tijd is om na te denken of om met leuke ideeën te komen, maar om minister Kamp gewoon een beetje op te jagen. Die schroeft immers in zijn begroting de gasopbrengsten voor volgend jaar weer op, terwijl Kamermeerderheden debat na debat zeggen dat het wel genoeg is. Ik vraag dus heel concreet: wat gaan we vandaag en morgen als progressieve partijen als het gaat om het groen samen aan moties en amendementen indienen om te zorgen dat er een tandje bij komt? Wat gaan we doen?  De heer Samsom (PvdA): De heer Pechtold denkt altijd meteen in moties. Dat mag, maar ik kijk liever naar wat erachter ligt. Maar neem die Nederlandse investeringsbank. Daar kunnen we iets over opschrijven. Misschien moeten we dat maar doen. Over gas hadden we het al. Dat wordt niet geraamd door de heer Kamp; dat wordt gewoon geraamd in de algemene begroting. Als dat tegenvalt, valt dat tegen. Dat is jammer dan. We weten nu al dat we volgend jaar verder naar beneden gaan met de gaswinning in Groningen. Dat maakt het des te urgenter dat we snel met nieuwe innovaties komen die daadwerkelijk volwassen worden en die dit land van nieuwe energie kunnen voorzien. Dat zou zo mooi zijn.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik vind het een fantastisch idee; ontzettend goed, laten we er snel mee aan de slag gaan. Maar ik zou wel willen dat de heer Samsom ons een klein beetje meer meeneemt in hoe dat er dan uit ziet. Hoeveel kapitaal zou daarin moeten zitten? Gaat de overheid investeren in ruil voor aandelen? Worden het leningen? Ik werd net een klein beetje weggezet, en mijn collega Pechtold ook, zo van: die kolencentrales sluiten, dat is niet genoeg en het gaat om innovatie. Maar het moet wel snel. Kan het dus iets concreter worden, mijnheer Samsom?  De heer Samsom (PvdA): Ja, dat kan, alhoewel ik niet weet of ik dan de rest van het land vermoei. Als je denkt aan bedragen, moet je heel kort voor ogen houden wat het investeringstekort in de komende tien jaar in dit land eigenlijk is. Er wordt 60 miljard te weinig geïnvesteerd. Dat is per jaar 6 miljard. Dat hoeven wij natuurlijk niet in ons eentje te doen. Als je een slimme bank organiseert en je ook nog eens de Junckerfondsen die we er in Europa voor hebben vrijgemaakt, ervoor weet aan te wenden, heb je aan een paar honderd miljoen op een bank genoeg. Dan komt de uitdaging die de heer Klaver net schetste: op welke manier ga je innovaties bevorderen? Daar zijn overheidsvertegenwoordigers — daar reken ik ons maar even toe — niet zo goed in, hoezeer ze ook een bèta-achtergrond hebben en hoezeer ze ook denken dat ze heel veel van innovatie weten. Hoe je precies een start-up tot wasdom brengt, daarmee hebben ze bijvoorbeeld in Israël ongelofelijk goede ervaringen. Zonder hier nu een blauwdruk neer te willen leggen, kunnen we daarvan leren. Dat zou toch heel mooi zijn? Dan maken we echt stappen voorwaarts in de nieuwe economie, wat geld en banen oplevert en ook nog een duurzame energievoorziening voor onze kinderen.  De heer Klaver (GroenLinks): Soms heb ik het idee dat de heer Samsom het idee heeft dat hij de enige is die rapporten krijgt toegestuurd als hij college geeft over hoeveel miljard er eigenlijk tekort is aan investeringen in de komende jaren. Maar dat was niet de vraag die ik stelde. Dit is een algemeen college. Als je je collega's hier eigenlijk wegzet en als je over wat wij voorstellen over het sluiten van kolencentrales zegt dat het daar niet om gaat, maar dat het gaat om innovatie, verwacht ik wel iets concreters. We gingen het dit jaar toch regelen? Hoeveel geld moet er dan nog beschikbaar worden gesteld? Op welke manier gaan we het vormgeven? Dan kom je er niet mee weg door te zeggen: we laten het aan bankiers over of aan de mensen die er echt verstand van hebben. Uiteindelijk moeten we een politieke keuze maken. En dat begint met de vraag: hoeveel geld komt er dan in zo'n fonds?  De heer Samsom (PvdA): Dat zei ik al: dit gaat over een paar honderd miljoen. Vervolgens moet je ervoor zorgen dat je conform die systematiek start-ups tot wasdom weet te brengen. Ik noemde Israël als voorbeeld omdat ik het ook niet beter weet. We zijn echter ongelofelijk goed in start-ups in dit land. We zijn daar heel goed in, maar het wordt een beetje een — ik ga dan veel start-ups tekort doen — "sick puppy kennel", zoals dat in mooi Engels heet. Ze zitten daar, ze komen niet los en de succesvolle zijn ervandoor. Ik wil ervoor zorgen dat we ze bij ons houden, dat we de banen in Nederland houden en dat we de innovatie in Nederland houden. Dus zeg ik: laten we daarover nadenken. Ik heb hier echter niet een uitgeschreven plan. Volgens mij is dit debat ook bedoeld om met elkaar te verkennen welke kant we op zouden kunnen.  De heer Klaver (GroenLinks): Absoluut. Dat proberen we nu ook te doen, maar daarom moet ik het wel concreet krijgen. Als de uitkomst van dit debat is dat de heer Samsom zegt dat er een investeringsbank nodig is waar honderden miljoenen in zouden moeten zitten om een beetje een deuk in een pakje boter te kunnen slaan, en als het voorstel is dat we proberen om dat nog dit najaar te regelen, klinkt dat aardig.  De heer Samsom (PvdA): Dank.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik zei al dat Nederland in 2030 de innovatiedelta van Europa kan zijn. Wat mij betreft vinden we die spullen echter niet alleen hier uit, maar maken we ze hier ook. Dit is derhalve een pleidooi voor de opleving van onze maakindustrie. De maakindustrie draagt immers bij aan een genereuze economie die kansen geeft aan iedereen, van laag- tot hoogopgeleid. Voor een machinefabriek in Emmen bedenken en tekenen de universitaire en hbo-ingenieurs de concepten, verdelen de voormannen het werk en lassen en frezen de jongens en meisjes met een mbo 2-diploma de constructies. Ouderen leren de jongeren het vak en brengen ze naar een hoger niveau. De jongen met een arbeidshandicap vindt zijn plek in de logistieke afdeling. Het is geen romantiek van de jaren vijftig; het is de realiteit van de eenentwintigste eeuw. We hebben daar veel meer van nodig en dat kan dus ook. Duurzame energie, elektrisch transport, chemie op basis van biobrandstoffen, zonnepanelen, offshore energiewinning: we zijn er steengoed in. Als we onze inspanningen nauw opvoeren, kunnen we onze droom waarmaken. De generatie van onze ouders bereikte de maan. Wij moeten de zon grijpen!  Bij een duurzame maakindustrie hoort overigens ook het best denkbare onderwijs. Daarover maak ik me echter grote zorgen. Ik zie hoe goed we onze mbo'ers opleiden en hoe we ze klaarstomen voor de toekomst. Maar ik zie ook hoe snel die toekomst weer verandert. We zetten de jongeren trots met een mbo 2-diploma op de stoep, maar de werkgevers zijn alweer vertrokken, op naar de volgende halte: mbo 3 en mbo 4 en hbo. Bedrijven trekken de onderste sport van de ladder steeds hoger op. Het is allang onbereikbaar voor mbo 1 en straks ook voor mbo 2. En daar staan ze dan. Wie geeft ze een kans? Als we een economie willen waarin voor iedereen een plek is, moeten we iedereen ook toerusten om die plekken te kunnen innemen. Dat vraagt om het onderwijs van de toekomst. De afgelopen jaren was de politiek zeer terughoudend met onderwijshervormingen. Trauma's zijn opgelopen. Dit kabinet is eigenlijk het eerste dat in meer dan tien jaar weer een paar stappen heeft durven zetten.  Maar voor de toekomst is er dus meer nodig, veel meer. In de toekomst wordt ons onderwijs niet meer in kolossale gebouwen gegeven, maar in kleine vakcolleges of, zoals dat heet, megaspaces en fieldlabs. Veel onderwijs verplaatst zich dan uit de steriele lokalen met hun formica tafeltjes naar de werkplek. Als er in de toekomst niet meer zo veel gebouwen nodig zijn, kan er misschien ook wel minder vergaderd en minder bestuurd worden. Misschien kunnen we dan ook wel toe met minder managers en bestuurders en misschien ook wel met wat minder dienstauto's. Misschien kan er dan ook meer geld naar het opleiden van mensen. Dat zou wat ons betreft de beste invulling zijn van die ambitie van de menselijke maat, waar we zo naar streven. Denkt het kabinet daar ook zo over? Ik kijk met smart uit naar de aangekondigde voorstellen van de minister. Meer samenwerken, vakcolleges, kleinere eenheden, minder pretstudies, meer mogelijkheden voor doorstroming, leerrechten, meester-gezelstructuren, de scholen het bedrijf in, de bedrijven de school in: we kunnen geen dag wachten met het mbo van morgen.  De heer Pechtold (D66): Op het gebied van onderwijs zitten PvdA en D66 altijd dicht bij elkaar. Ik vind het prachtige toekomstideeën, maar ik heb een heel concrete zorg voor het komende jaar. Dat is het passend onderwijs. Als ik zie hoe het in elkaar wordt geschoven — we zijn er allemaal voor dat dat gebeurt — ben ik bang dat het een tweede pgb wordt. Ik ben bang dat we te lang wachten en dat de problemen zich daardoor opstapelen. Een van de oplossingen voor het passend onderwijs is meer klassenassistenten in het basisonderwijs. Dat betekent dat we in deze begroting een bedrag van zo'n 100 miljoen in de lumpsum moeten gooien; we moeten het de scholen natuurlijk ook niet weer allemaal gaan voorschrijven. Dat geld kunnen ze gebruiken om de integratie van het passend onderwijs goed vorm te geven. Ik kom met voorstellen. Heb ik de heer Samsom dan naast mij staan?  De heer Samsom (PvdA): Dat zeker. Ik ga die voorstellen ook heel goed lezen, want mij gaat het passend onderwijs ook aan het hart. Ik ga geen overtreffende trap gebruiken, maar het oorspronkelijke idee is volgens mij heel goed. Volgens mij zijn we dat ook met elkaar eens, want zo hoort het. Het moet dan wel goed georganiseerd kunnen worden. Ik weet niet waar het nu precies misgaat en hoe we het kunnen oplossen. U hebt daar verdergaande ideeën over. Ik sprak net over het mbo. Laten we elkaars ideeën met een positieve inslag beoordelen.  De heer Pechtold (D66): Ik zal in mijn eigen termijn, zo rond het ontbijt, melden waar ik ergens in de begroting daarvoor een dekking heb gevonden. Ik hoop dat de mensen dan weer wakker zijn, want ik denk echt dat ik ergens in de begroting nog wat centjes gevonden heb. Ik hoop dat ik dan niet gelijk de reactie krijg: hé …  De heer Samsom (PvdA): Dan moet u wel even vertellen waar u die centjes gevonden hebt.  De heer Pechtold (D66): Dat gaan we dadelijk bekijken. Ik wil eerst zeker weten dat we beiden het passend onderwijs willen regelen. Als ik dadelijk met een redelijke vondst kom, dan hoop ik niet te horen: nee, dat hadden we zelf al voor iets anders bestemd.  De heer Samsom (PvdA): U bent bijna schattig.  Het zou kunnen dat ik dat moet zeggen. Ik weet dat niet. U weet kennelijk meer dan ik over de centjes die u gevonden hebt.  De heer Pechtold (D66): Voor dit moment vind ik het genoeg dat we samen het passend onderwijs gaan helpen.  De heer Samsom (PvdA): Dat vind ik een mooie.  De heer Slob (ChristenUnie): Helaas is er niet alleen bij het passend onderwijs een probleem, maar ook bij het groene onderwijs. Het komende kalenderjaar wordt er zo'n 30 miljoen bezuinigd en die bezuiniging slaat neer bij de AOC's. Die zitten zwaar in de problemen, want die weten echt niet hoe ze daarna verder moeten. Bent u ook bereid om te bekijken of we nu net als vorig jaar een oplossing kunnen bedenken voor het groene onderwijs? Dat is een onderwijsvorm waar de door u genoemde innovaties heel veel ruimte krijgen. Heel veel mensen worden daar opgeleid om innovatief met groene onderwerpen aan de slag te gaan.  De heer Samsom (PvdA): Vorig jaar is het ook gelukt. Ik moet u zeggen dat we er dit jaar weer naar hebben gekeken. We hebben met dit probleem wat geworsteld, maar het is ons niet gelukt. Misschien hebt u ideeën waardoor het wel lukt. Ook daar kijk ik dan met interesse naar. Die ideeën gaan dan wel ten koste van iets anders en dat betekent dat we een pijnlijke keuze zullen moeten maken, maar daarvoor zitten we in de politiek.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb begrepen dat de coalitiepartijen ruimte hebben gevonden om geld te verdelen. Zo hebt u iets voor papadagen, peuteropvang en dergelijke gereserveerd. Dat is allemaal prima, maar er ligt het komende jaar een enorm urgent probleem op het bordje van het groene onderwijs. Op al die AOC's hebben nu zo'n 27.000 studenten onderdak gevonden, maar als die bezuiniging daar echt neerslaat, gaan volgend jaar de deuren dicht voor nieuwe studenten. Dat laten wij toch niet gebeuren met elkaar? Laten wij dus, als het gaat om onderwijs en wat er in de begroting gebeurt, alle creativiteit en energie die wij hebben bij elkaar voegen om te bekijken of wij dit probleem met elkaar kunnen oplossen.  De heer Samsom (PvdA): Laten wij dat doen.  De heer Roemer (SP): Ik zit me een beetje af te vragen hoe ik dit mooie verhaal allemaal moet duiden. De heer Samsom is eigenlijk zijn volgende verkiezingsprogramma aan het voorlezen. Dat vind ik een beetje raar. Het zou kunnen zijn dat hij aan het eind van zijn betoog zegt: wij gaan heel snel verkiezingen organiseren. Anders is het natuurlijk een heel raar verhaal, want de heer Samsom zit met zijn partij in het kabinet. Veel van dit soort voorstellen hadden natuurlijk allang in kabinetsbeleid omgezet kunnen worden. Laat ik er een of twee noemen. Wij hebben regelmatig gesproken en zelfs een heel rapport geschreven over een nationale investeringsbank. Toen wij het voorstelden, was de Partij van de Arbeid tegen. Ik heb dus niets aan dit soort mooie wollige verhalen en aan vergezichten als de Partij van de Arbeid in de praktijk blijft afhaken. Laten wij het concreet maken. Laten wij vandaag of morgen een plan maken om de nationale investeringsbank op te nemen. Ten tweede had de heer Samsom nog een heel mooi verhaal over het passend onderwijs en over het onderwijs. Zijn eigen voorzitter heeft in hetzelfde interview in de Volkskrant gezegd dat mevrouw Bussemaker met VVD-beleid bezig is en dat hij ervan uitgaat dat zijn fractie haar gaat corrigeren. Gaat de heer Samsom dat doen?  De heer Samsom (PvdA): Dat ging over het verleden. Ik was het overigens niet met mijn eigen voorzitter eens op dit punt. Wat het andere punt betreft moet de heer Roemer zich vervoegen bij de rest die zich al heeft gemeld voor de Nationale Innovatiebank. Er is een klein verschil, maar laten wij niet op alle slakken zout leggen. De Nationale Investeringsbank ging over investeringen, lukraak, waarvan de SP met recht en reden dacht dat die nu nodig zijn: wegen, huizen, bruggen, whatever. Wij vonden het verstandiger om als er geen geld was, dat ook niet uit te geven. Nu hebben wij een andere uitdaging. Die gaat over de toekomst en die gaat over een ander proces. Maar ik begrijp dat onze voorstellen al heel dicht bij elkaar liggen. Laten wij dus niet op alle slakken zout leggen en bekijken of wij samen tot iets moois kunnen komen.  De heer Roemer (SP): Altijd leuk. Waar het mij om gaat, is dat de Partij van de Arbeid nu prachtige vergezichten schildert, terwijl zij verantwoordelijk is voor het beleid. Ze wil mooi onderwijs voor de toekomst, waarin iedereen meetelt. Wij zien dat passend onderwijs nu knellend onderwijs is geworden, dat van democratisering van het onderwijs geen sprake kan zijn, dat leraren steen en been klagen over volle klassen, dat innovatie achterblijft en dat de Partij van de Arbeid in het verleden tegen een innovatie- en investeringsbank heeft gestemd. Kom op zeg, wij gaan geen verkiezingsprogramma voorlezen! Kom met voorstellen waarmee wij dit en volgend jaar iets kunnen.  De heer Samsom (PvdA): Ik schets de ambitie van de Partij van de Arbeid nu we uit de recessie komen en verder willen naar de toekomst. Zo gek is het dus al geworden dat als een politieke partij tijdens het belangrijkste debat van het jaar een toekomstvisie schetst, mensen zeggen: je moet eigenlijk even terug in de nitty-gritty details van vandaag de dag. Dat wil ik ook graag doen. U vindt mij altijd aan uw zijde; ik vind het heerlijk, dat instrumentenpaneel. Annuïteiten, referte-eis, och, we kunnen er dagelijks aan werken. Maar ik vind ook dat politici, zeker in deze Kamer, zeker tijdens dit debat, gewoon moeten schetsen waar ze naartoe willen. Dit is mijn schets, en ik heb nog geen enkel bezwaar gehoord tegen die schets. U zegt dat hij eigenlijk heel erg mooi is, maar u vindt het alleen raar dat ik er nu mee kom. Nou, ik vind dat niet raar, ik vind het hoognodig.  De heer Roemer (SP): Prachtig, vergezichten. Ik doe graag mee. Pilsje erbij, dan kunnen we er heel lang over doorpraten.  De heer Samsom (PvdA): Nee, gewoon in deze zaal.  De heer Roemer (SP): Maar wat ik raar vind, is dit. Omdat u van een coalitiepartij bent, bent u in de gelegenheid om die mooie vergezichten in praktijk om te zetten. Dat is het voordeel van een coalitiepartij. Al die mooie vergezichten, en al die kansen die u hebt, laat u blijkbaar liggen door nu een verhaal te houden voor over 30 jaar. Dat mag, ik gun het u. Ik ben het er op heel veel terreinen mee eens. Maar wij hebben ook nu problemen op te lossen. Al die mooie vergezichten kunnen wij vandaag de dag inzetten om het nu al te doen. Ik vind het jammer dat u met mooie plannen de kansen laat liggen en dat u ze over 30 jaar beschouwt in plaats van vandaag aan de gang te gaan. Ik daag u uit: doe mee. Over veel van die dingen zijn wij het met elkaar eens. Stel ze niet uit tot een volgend kabinet maar kom er nu mee.  De heer Samsom (PvdA): Veel van uw collega's renden naar voren om een beetje gebruik te maken van wat ik hier schets. Ik heb niet voor niets bij alles gevraagd: kunnen wij dat dan samen realiseren? Dat is omdat ik het wil waarmaken. Dat gaat niet morgen. Niet alle ideeën, sterker nog, geen van de ideeën die hier staan, zijn morgen gerealiseerd. De heer Buma had daar ook al last van toen hij een, naar mijn idee, respectabel voorstel deed dat wel ver weg in de toekomst ligt. Toen riep iedereen: morgen is het er niet. Nee, maar mag een politicus dat dan schetsen? De heer Zijlstra deed hetzelfde toen het ging over de aanpak van de vluchtelingen en de opvang in de regio. Iedereen zegt dat dat nu niet kan. Dat klopt: het kan nu niet. Maar mogen politici een keer schetsen waar ze naartoe willen en dan ook nog eens proberen de eerste stappen daarvoor te zetten? Daarom vraag ik de minister om nu een brief aan ons te sturen waarmee de toekomst van het mbo en de revolutie in het mbo wordt gestart. Zij deed dat eerder al bij het hbo en moet dat ook nog doen bij de Nationale Wetenschapsagenda. Deze minister is druk en goed bezig. Ik verwacht bij dat mbo een revolutie. Ik verwacht ook dat het kabinet welwillend reageert op de ideeën om innovatie te stimuleren en nog welwillender reageert op het idee om dat via een Nederlandse innovatiebank te doen, maar misschien heeft de minister een beter alternatief. Dat is waar ik heen wil. Gezamenlijk, want in je eentje kom je nergens.  Voorzitter. Ook in die nieuwe en duurzame economie, of misschien juist wel in die nieuwe economie, willen mensen de zekerheid van goed werk. Wanneer veranderingen nog sneller gaan, is er meer behoefte aan bescherming, is er meer behoefte aan sociale zekerheid. Met vereende krachten en hulp van de polder hebben wij daarvoor in het sociaal akkoord het belangrijkste reparatiewerk verricht. Ook hier geldt: nu wij uit de kuil gekomen zijn, wordt het tijd om de koers voor de komende jaren uit te zetten.  Laat ik dan schetsen welke koers de Partij van de Arbeid zou willen varen. Nederland moet het hebben van wat wij als werknemers aan waarde toevoegen, niet van goedkoper zijn dan de Chinezen, niet van flexibeler zijn dan de Amerikanen. Wie dus vaste contracten als probleem ziet, flexwerk als de norm bestempelt en sociale zekerheid en werknemersrechten vooral als ballast ziet, slaat de verkeerde weg in naar de toekomst. Dat druist in tegen onze kernwaarden van verbondenheid en solidariteit en is economisch kortzichtig. Dat zeg ik met name ook tegen mijn collega's van de VVD, uiteraard als welgemeend advies. Ik weet het: de vakbeweging, de cao, het vaste contract: het wordt door rechts graag weggezet als ouderwets. Ik luisterde geamuseerd naar de ronkende teksten van collega Zijlstra, bijvoorbeeld op zijn partijcongres. Maar is het ook waar? Gelooft iemand echt dat het banen vernietigt als door een cao wordt afgesproken dat werknemers niet op loon met elkaar hoeven te concurreren? Is de vakbeweging ouderwets of zijn het de werkgevers, die uit heimwee naar de negentiende eeuw het liefst werken met dagloners zonder zekerheden?  Maar let op: wie denkt dat alles bij het oude kan blijven, vergist zich eveneens. De wereld verandert steeds sneller. Een snel veranderende wereld vraagt aanpassingsvermogen van ons allemaal, van werkgevers, werknemers en overheid. Wij kunnen niet altijd de banen beschermen, maar wel de werknemers, door extra in hen te investeren en door per regio of per sector de uitwisseling van werknemers te verbeteren, zodat er bij baanverlies snel nieuw werk gevonden kan worden, zonder dat traumatische ontslag. Dat is de arbeidsmarkt van de toekomst. Dat vergroot het aanpassingsvermogen van het bedrijf, verhoogt de zekerheid van de werknemer en het wordt door sommige werkgevers gewoon begrepen. Vanochtend heeft VDL in één keer honderden mensen in vaste dienst genomen. Waarom? Omdat Wim van der Leegte weet dat loyale werknemers productief zijn, dat mensen met wie je een vaste verbinding aangaat ook in jou willen investeren, net als jij in hen. Dat is de toekomst van de arbeidsmarkt waar ik zo naar snak en waarvan ik denk dat wij die kunnen bereiken als wij de juiste dingen doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Gematigde loonontwikkeling is een van de belangrijke pijlers voor banengroei. Nu is er een cao afgesloten met het CNV en een aantal andere bonden. Vindt de heer Samsom dat die cao de toets der kritiek kan doorstaan of vindt hij, zoals andere bonden zeggen, dat er nog een andere cao moet komen met meer ruimte?  De heer Samsom (PvdA): Het is een loonruimteakkoord, geen cao. Het akkoord biedt ruimte aan de cao en kan de toets van mijn kritiek doorstaan.  De heer Pechtold (D66): Misschien zijn we het niet helemaal eens over de arbeidsmarkt, hoe die nu is en hoe die zich in de toekomst zal ontwikkelen. Dat lossen we nu ook niet even op. Ik maak mij zorgen over die zelfstandige zonder personeel. Ik schrok van het PvdA-verkiezingsprogramma, dat echt met een soort boete voor die zelfstandigen kwam, maar gisteren zou het kabinet de zzp'ers duidelijkheid gaan geven. Gaan ze meer belasting betalen? Moeten ze zich verplicht verzekeren? Over al die vragen hebben deze mensen, die in de crisis die vanaf 2008 duurt zelf voorzien hebben in een baan, onzekerheid. Waarom schuift het kabinet die plannen maar voor zich uit, waardoor die onzekerheid blijft bestaan?  De heer Samsom (PvdA): Dat moet u aan het kabinet vragen. Wat ons betreft, wij hebben een gebalanceerd idee over de manier waarop je zelfstandigen en werknemers weer op een eerlijke manier in de arbeidsmarkt inpast. Mede door uw felle verzet bleek elke aanraking van de zelfstandigenaftrek taboe te zijn. Dat snap ik overigens heel goed, dus geen kwaad woord daarover, maar dat betekent niet dat je op je handen kunt gaan zitten. Daarom hebben wij aan de andere kant gekeken, bij de werknemers, met name de werknemers in de lage loonschalen. Vandaar die liv, de … nou ja, investering in lage lonen. Wat een afkorting!  De heer Pechtold (D66): Geen love, maar liv!  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben gezocht naar iets wat love zou moeten lijken, maar dat is niet gelukt!  Afijn, wij hebben daarnaar gekeken. Op die manier kun je de oneerlijke concurrentie — die u ook ziet, maar waar u vanuit u moverende redenen niks aan wilt of kunt doen — wel aanpakken, door bij die werknemers te kijken en door het daar wat goedkoper te maken. Zo krijgt die cateringmedewerker gewoon weer een baan, en die schoonmaker overigens ook.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat het probleem ermee begon dat VVD en PvdA voor een half miljard op die zzp'er wilden gaan bezuinigen. De zzp'er kwam je in het regeerakkoord alleen bij de bezuinigingen tegen. In de rest van de tekst vond je "zzp" alleen bij "zorgzwaartepakket", maar dit zijn mensen die geen zorgzwaartepakket hebben, maar zelfstandig ondernemen. Het kabinet had beloofd dat er gisteren een visie zou liggen waarin die duidelijkheid werd gegeven. Ik vind dat wij die zzp'er in deze net aantrekkende economie die zekerheid moeten geven. Kan ik mede namens u — u zult zien dat dat helpt — aan het kabinet vragen dat die plannen uiterlijk voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken bij de Kamer liggen, opdat we ze ook daarbij kunnen beoordelen?  De heer Samsom (PvdA): Ja, over die datum kunnen wij het snel eens worden. Het lijkt mij heel verstandig om dat te vragen. Wat er in die plannen staat, dat is nou net het probleem. Daarover kunnen veel partijen het op dit moment slecht eens worden. U begon uw interruptie daar al mee. De Partij van de Arbeid en D66 zijn het op het punt van de arbeidsmarkt grotendeels oneens. Dat geeft helemaal niks, maar het betekent wel dat oplossingen minder snel dichterbij komen. Wij moeten uitkijken dat de arbeidsmarkt niet de hypotheekrente van de toekomst wordt en dat u deze keer met taboes in uw klauwen zit, waardoor het niet vooruitgaat. Daar moeten wij allemaal voor uitkijken, want wij moeten met zijn allen verder, naar een arbeidsmarkt die voor iedereen een plek biedt: voor zelfstandigen, maar ook voor mensen die gewoon een baan willen met de zekerheid dat ze die morgen nog steeds hebben en dat hun inkomen verzekerd is voor de nabije toekomst. Er zijn zo veel mensen die niet hip, hot and happening zijn, maar die gewoon goed werk willen doen voor een mooi salaris en daar heel tevreden mee verder willen! Die verdienen dat werk, die verdienen dat salaris en die verdienen zeker die zekerheid.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Zoals ik al zei, staan er wel aanknopingspunten voor deze oplossingen in de Wet werk en zekerheid, aanknopingspunten voor van-werk-naar-werkregelingen, maar ook voor een Leven Lang Leren en dergelijke. Ik zou echter willen dat het kabinet daar samen met sociale partners meer werk van ging maken. Ik zou willen dat het idee van leerrechten veel steviger wordt verankerd. Kan de premier dat toezeggen?  De belangrijkste opdracht voor de toekomst van werk gaat eigenlijk over al die andere dingen die naast werk zo belangrijk zijn in het leven: vrienden, familie, kinderen, liefde, rust, bezinning, zorg. Wij kennen allemaal de stress van de combinatie werken en zorgen. Het betekent altijd rennen, maar toch altijd het gevoel hebben dat je overal net te laat bent. Hoe belangrijk werk ook is, aandacht kunnen geven aan anderen is veel belangrijker. Het is heel mooi dat wij daarom nu naar een partnerverlof van vijf dagen gaan, maar is dat het eindpunt? De kindregelingen zijn door dit kabinet hervormd en er komt veel extra geld voor de kinderopvang. Verlofregelingen worden uitgebreid, het verlof is iets gemoderniseerd, maar op termijn is er wat onze partij betreft veel meer mogelijk, zoals het delen van verlof, het sparen voor verlof en het verzekeren van verlof. Ik zou het kabinet willen vragen om te onderzoeken welke onderdelen van het zogenaamde Zweedse model voor ons in Nederland een meerwaarde kunnen hebben, zodat de zorgzame samenleving weer een stapje dichterbij komt. Deze zorgzame samenleving wordt vooral door mensen zelf vormgegeven, maar de overheid moet daar wel een handje bij helpen. Dat begint nu al door meer aandacht in verpleeghuizen, door een andere benadering van zorg in de wijk en door verpleegkundigen hun beroep en ons vertrouwen terug te geven zodat zij hun werk kunnen doen. We zorgen ervoor dat de vraag welke zorg en ondersteuning iemand echt nodig heeft niet meer achter een bureau ver weg, maar in huis zelf wordt beantwoord zodat we de mensen in de ogen kunnen kijken en kunnen zien hoe zij wonen, hoe zij leven en waaraan zij behoefte hebben. Ja, daarbij hoort ook de vraag in hoeverre mensen zaken als het schoonmaken van hun huis samen met de omgeving kunnen organiseren.  Maar wie verder in de toekomst kijkt, ziet dat er meer nodig is. De behoefte aan zorg wordt namelijk snel groter en diverser. One size fits nobody, is hier het motto. In onze visie maakt de overheid het mogelijk dat mensen de zorg met elkaar vormgeven. Die snelgroeiende trend van zorgcorporaties, met name in de gebieden buiten de grote steden, verwelkomen we en willen we ook uitbreiden. Geen belemmerende regels meer, geen verstikkende marktwerking als mensen hun zorg zelf in coöperatief verband willen regelen. Woningbouwcorporaties moeten zich wat ons betreft veel meer dan nu toeleggen op mantelzorgwoningen waar mensen die ervoor kiezen om hun ouders in huis te nemen samen hun intrek in kunnen nemen. Een complex van deze woningen kan dan gebruik maken van de nieuwste domotica en ook van intensieve vormen van wijkverpleging, mochten die nodig zijn.  Ook zouden we eens moeten nadenken over het concept van het meergeneratiehuis. Dat is in Duitsland wijd verbreid en waait langzaam hier naartoe. Het is een concept waarin in wijkvoorzieningen door het hele land de zorg voor ouderen en kinderopvang meer gecombineerd wordt. Meer saamhorigheid, minder eenzaamheid, omdat generaties elkaar kunnen helpen. Dat is de richting die wij op willen met de economie, met de energievoorziening, met onderwijs, de arbeidsmarkt en de zorg.  In de afgelopen jaren waren velen van ons te vinden onder in de machinekamer, ikzelf niet in de laatste plaats. Alle hens aan dek, in Kamer en kabinet, om die motor weer aan de praat te krijgen. We schroefden wat af. Dat werk is nog niet af en het komende jaar zal het kabinet echt nog druk zijn met de laatste bouten en moeren om die machine weer soepel te laten lopen. Maar voor ons, vanuit de Kamer, begint nu echt ook het vooruitkijken. Ik heb in mijn termijn zojuist de grote lijnen van de ambities van de PvdA geschetst in het verlengde van wat de afgelopen tijd in gang is gezet, maar met meer ambitie en een stip links op de horizon. Iedereen die mee wil doen — ik hoorde er al een paar — is van harte welkom. Dan kunnen we samen vooruit.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch nog een vraag tot slot. Ik heb de heer Samsom weinig gehoord over de veiligheid, met name de binnenlandse veiligheid. Er is veel kritiek uit de Kamer op de Justitiebegroting. Wat is het oordeel daarover van de heer Samsom? Vindt ook hij dat de Justitiebegroting zoals die nu is gepresenteerd niet door de beugel kan en in ieder geval aanpassing behoeft om ervoor te zorgen dat OM, politie en de rechterlijke macht niet door de grond zakken?  De heer Samsom (PvdA): Nu, het is niet geweldig, om mijn collega Zijlstra te citeren. Dat komt omdat er een aantal risico's in staan, bijvoorbeeld over het aannemen van wetten aan de overkant. Daar moet het kabinet zich rekenschap van geven. Ik snap wel dat het kabinet een eventuele nederlaag, waarvan het nog niet weet of het die gaat lijden, niet kan inboeken of niet wil inboeken — een kabinet dat nu al de handdoek in de ring gooit op dit punt, lijkt me geen knip voor de neus waard — maar ik wil wel dat wij dat bij de behandeling van de Justitiebegroting van zekerheden gaan voorzien. Ik neem aan dat wij dit allemaal willen, want ik proef grote eensgezindheid. Wat doen we in de Najaarsnota en wat in de Voorjaarsnota als die risico's zich inderdaad onderweg manifesteren? We hadden het zojuist al even over de hervorming van de rechterlijke macht en de rechtbank in de regio. Ik heb al gezegd dat wij meer tijd moeten nemen om een goed plan te verzinnen met meer draagvlak, dat ook daadwerkelijk in de regio kan neerslaan. Dat is zo'n risico en daar kunnen we het met elkaar over hebben. Ik ben echter maar zeer deels een expert op dat gebied.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind het wel interessant dat de heer Samsom zijn eigen voorstel voor uitstel als een van de risico's beschouwt. Je kunt het ook als een van de kansen zien om die rechtbanken overeind te houden.  De heer Samsom (PvdA): Dat het er nu staat terwijl de hele regio tegen is en de Raad voor de rechtspraak zelf geschrokken is, vind ik een voorbeeld van een risico. Daar moeten we een beter einde aan weten te breien.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Samsom zegt: bij de Justitiebegroting. Dat is vaak al laat, want dan hebben we de Algemene Financiële Beschouwingen al gehad. Dan staat die krakkemikkige Justitiebegroting in z'n eentje. Is de heer Samsom niet met mij van mening dat we aan het eind van deze twee dagen duidelijkheid moeten hebben of het kabinet grosso modo vindt, en dus ook de coalitiepartijen vinden, dat deze Justitiebegroting door de beugel kan of dat er wat bij moet? Ik hoor eigenlijk van u beiden, als ik de coalitiepartners zo mag noemen, dat het op deze manier niet kan. Welnu, dan moeten wij dat ook echt met z'n allen gaan veranderen.  De heer Samsom (PvdA): Dat hoeft dan zeker niet nu, maar eventueel bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik heb het mijn altijd ontspannen financieel woordvoerder eens gevraagd. Die dacht dat het ook wel goed geregeld kon worden bij de Justitiebegroting. Misschien kunnen wij elkaar er nog van overtuigen dat het echt eerder moet, maar dat zien we dan wel. Daar hebben we nog tijd genoeg voor. Ik ben vooral benieuwd naar de beantwoording morgen, hoe het kabinet die risico's percipieert en daarmee wenst om te gaan. Als dat antwoord ons niet bevalt, zullen we andere alternatieven aandragen.  De heer Pechtold (D66): De heer Samsom begon en eindigde zijn bijdrage met de put waarin VVD en PvdA elkaar aantroffen na de laatste verkiezingen, drie jaar geleden. Op dat moment zei de heer Samsom dat de coalitie met de VVD bij voorkeur voor acht jaar was. Geldt dat nog steeds?  De heer Samsom (PvdA): Nee, ik zei dat het werk voor acht jaar was, maar ik vrees dat dat zelfs nog een onderschatting is. Het werk dat wij in gang hebben gezet, is voor misschien wel meer dan acht jaar. Kijk naar de grote hervormingen, bijvoorbeeld in de zorg. We moeten een heel systeem wijzigen. Ik heb het net al gehad over de energievoorziening. Het is zeker langer dan vier jaar en misschien wel langer dan acht jaar. Dat gaat echter over het werk en niet over de coalitie, want daar gaan kiezers over.  De heer Pechtold (D66): Ik vind dat toch wel interessant, ook in het licht van de afgelopen weken. Natuurlijk is er werk; ieder kabinet heeft werk. Als je stilstaat, val je om. De heer Samsom heeft zijn hele bijdrage gewijd aan die put waarin men elkaar aantrof en aan hoe ze daaruit krabbelen. Toen deze coalitie werd gevormd, werd door de VVD en de PvdA gesteld: deze coalitie zit idealiter acht jaar. Geldt dat nog steeds?  De heer Samsom (PvdA): Dat werd niet letterlijk zo gezegd en dat geldt dus ook niet zo.  De heer Pechtold (D66): Oké. In dat licht is het wel handig, ook voor ons, om te weten waarom de premier het al geen doel meer op zich noemt om deze coalitie de rit ...  De heer Samsom (PvdA): Dat ging over het afmaken van de rit.  De voorzitter: Mijnheer Pechtold, gaat uw gang.  De heer Pechtold (D66): Dank u wel. De premier zegt deze week al dat het afmaken van de rit geen doel op zich meer is. Ik lees ook weleens een interview met een PvdA'er over van alles, over profileren ten opzichte van elkaar. De premier zei gisteren weer: u zult zien, het gaat steeds meer uit elkaar. Mijn vraag is of dat inderdaad nog wel anderhalf jaar op die manier valt vol te houden, met een wankele meerderheid hier en een minderheid in de Eerste Kamer, om de slagkracht van het kabinet te beoordelen. Ik hoor nu ook iets nieuws, want dat is duidelijk anders dan drie jaar geleden: samenwerking met de VVD, het was leuk zo.  De heer Samsom (PvdA): Dat is het nog steeds, al weet ik niet of het bijvoeglijk naamwoord "leuk" altijd even treffend is. Het is belangrijk, het is nodig en we doen het met overtuiging, omdat wij denken dat Nederland er beter van wordt. Wij zien daar nu ook de resultaten van. Ik zei net al dat dit kabinet het komende jaar — ik had ook kunnen zeggen: de komende anderhalf jaar — waarin we het af en toe zullen moeten bijstaan of bijsturen, nog heel erg druk is in die machinekamer. Dat ontslaat ons niet van de plicht om ook vooruit, verder te kijken. Dan tekenen wij een andere stip op de horizon dan de VVD. Dat was ook voor de vorige verkiezingen het geval. U hebt er nog aan gememoreerd.  De heer Pechtold (D66): Ja.  De heer Samsom (PvdA): Schouder aan schouder gaan we door deze periode heen. Of in de analogie van die kuil: je helpt elkaar af en toe even ...  De heer Pechtold (D66): De put in.  De heer Samsom (PvdA): ... omhoog om eruit te komen. En nu zijn we eruit. U hebt overigens ook meegeholpen. U hebt er ook vieze handen en zere vingers van gekregen. Nu wordt het zaak om de rest van Nederland eruit te tillen. Dat duurt nog minimaal anderhalf jaar. Ondertussen kijken we verder wat we daarna zouden willen.  De heer Roemer (SP): Het is mooi om een vergezicht te krijgen. Daar staan veel interessante dingen in; daar ga ik graag met u over in gesprek. Op veel terreinen vinden we elkaar wellicht. Dat ontslaat u echter niet van wat u nu moet doen. We hebben het over de begroting van volgend jaar, en na drie jaar bent u eens boven de grond gekomen. Dan moet u toch ook gezien hebben wat voor puinhoop u hebt achtergelaten. Laten we de zorg eens nemen. 1 miljoen mensen kunnen op dit moment de zorgpremies niet betalen. Uit een enquête onder huisartsen blijkt vandaag dat 80% van de huisartsen de zorg voor thuiswonende ouderen niet kan waarborgen. We hebben gezien dat 65.000 mensen uit de zorg hun baan zijn kwijtgeraakt. Mensen uit verzorgingshuizen en verpleeghuizen schreeuwen moord en brand dat ze de veranderingen veel te snel vinden gaan en dat ze het niet waar kunnen maken. Dat kan u toch niet koud laten?  De heer Samsom (PvdA): Dat doet het ook.  De heer Roemer (SP): Doet u er dan niks aan?  De heer Samsom (PvdA): Volgens mij is dit de eerste interruptie, die nu aan het eind weer terugkomt. Dat geeft helemaal niks. U sprak over de huisartsen. Dat is inderdaad een belangrijk gegeven. Niet voor niets hebben we zo in de wijkverpleging geïnvesteerd. Die eerste lijn gaat ons aan het hart. Daar hoort de huisarts ook bij. De minister is daar wat ons betreft ook nog niet klaar mee. Er staan ideeën in het regeerakkoord over een andere manier van het bekostigen van de eerste lijn, over minder marktwerking, over meer samenwerking, en over minder betalen per verrichting en meer op basis van de populatie zelf. Het heet met een Haags woord dan ook "populatiebekostiging". Daar moeten we nog vorm aan kunnen geven. Ik hoop — sterker nog: ik verwacht — dat dat in de komende anderhalf jaar lukt. Het gaat voor de wijkverpleging nu ook gebeuren. Wat mij betreft gaat het voor de huisartsen precies eender en hebben wij straks een eerste lijn met wat minder marktwerking, minder betalen per verrichting en meer populatiebekostiging. Daarmee komt een ideaal van ons een stapje dichterbij, en ik hoop ook een ideaal van u. Dat doen we er dus nu aan.  De heer Roemer (SP): Was dat maar waar. Ik heb de premier horen zeggen: we hebben juist meer marktwerking in de zorg nodig. Dat was een letterlijk citaat van de premier. We zien wat de afgelopen drie jaar in de zorg is gebeurd. Het eigen risico voor mensen is onbetaalbaar, premies zijn omhooggegaan, ziekenhuiskosten zijn uit de klauwen gelopen, de overhead in de ziekenhuiszorg is veel groter dan in de ons omringende landen, verpleeghuizen hebben het moeilijk, verzorgingshuizen worden gesloten, 65.000 banen zijn weg in de zorg. En u komt niet verder dan dat we een paar stapjes in de goede richting hebben gezet. We gaan helemaal niet in de goede richting. U hebt een aantal idealen geprobeerd, en de uitwerking loopt dramatisch fout. U weigert dat te herstellen, u weigert dat bij te plussen en u weigert open tegen de 800.000 mensen die dat getekend hebben, te zeggen: sorry, maar we moeten hier gaan corrigeren.  De heer Samsom (PvdA): Daar waar dat nodig is, hebben we dat de afgelopen jaren gedaan. Niet voor niets is daar een aantal jaren geleden 400 miljoen extra naartoe gegaan en gaat er nu weer bijna 200 miljoen extra naartoe. Overigens, als u de premier citeert, moet u hem letterlijk citeren, maar dat kunt u morgen met hem uitvechten. Daar is hij mans genoeg voor. Veel belangrijker is dat ik helemaal niet wil terugdraaien wat wij in de wijkverpleging hebben gedaan. Ik wil niet terugdraaien wat wij bij de huisartsen nog gaan doen om ervoor te zorgen dat er inderdaad meer samenwerking is in de eerste lijn en wat mij betreft ook in de, zoals dat in beleidsjargon heet, nulde lijn, namelijk de preventie. Ik wil veel meer investeren in die preventie. Daarvoor heb je een ander bekostigingsmodel nodig, want dat betaalt zich niet vanzelf terug. Daar streven we naar. Daarin zetten we nu een eerste stap. Dat is nog lang niet af. Het regeerakkoord is niet ons verkiezingsprogramma en zal ook niet ons volgende verkiezingsprogramma zijn. Dat is meer de schets die ik hier net gaf.  De heer Roemer (SP): Het raakt echt toch wel de geloofwaardigheid: mooie verhalen houden maar de praktijk staat er haaks op. Het is heel leuk als u nu vijf keer lekt dat er 200 miljoen naar de verpleeghuizen gaat. Je zou bijna denken: hé, er gaat 1 miljard naar de verpleeghuizen. Maar het was vijf keer hetzelfde lek, dus dat is dan weer jammer. U zegt dit terwijl u weet dat er in 2017 structureel 250 miljoen bezuinigd wordt op de verpleeghuizen. Verpleeghuizen gaan dus niet structureel investeren met die extra 200 miljoen, wetende dat het jaar daarna 250 miljoen bezuinigd wordt. Dus word wakker, kom boven de grond uit, kijk rond en help ons mee bij het maken van een zorgzame zorg die echt dicht bij de mensen staat. Nu doet u dat namelijk niet.  De heer Samsom (PvdA): Die bezuiniging staat dus niet in deze begroting maar is voorzien in de begroting van 2017. Dan zullen we zoals altijd, ook dit jaar weer, bekijken wat er extra nodig is. Tot nu toe was het antwoord op die vraag tot twee keer toe "ja"; misschien is het wel drie keer.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb een heel korte vraag. De heer Buma had voor het kabinet de heel goede suggestie om het pakket van 5 miljard los te koppelen van het voorstel dat nu wordt gedaan om de vermogensrendementsheffing aan te pakken. Wilt ook u die suggestie aan het kabinet geven?  De heer Samsom (PvdA): Deze interruptie hadden we in een ander verband al eerder. Ik heb de ervaring dat we er niet komen als ík de choreografie van wetsvoorstellen ter hand neem. Ik laat dat echt liever aan het kabinet. Het is duidelijk dat u wilt weten wat ik ervan vind. Ik ben voor beide onderdelen, hartstochtelijk voor beide onderdelen.  De heer Klaver (GroenLinks): Dat is helder. Het was maar een heel korte vraag. Wat u betreft kan het dus best worden gesplitst.  De heer Samsom (PvdA): Wat ons betreft kan het ook best samen. Dat is echt aan het kabinet. Ik heb er ook weleens wat minder lol van, maar nu heb ik er een keer lol van dat ik niet daar, in vak-K, ben gaan zitten maar gewoon hier in de bankjes ben blijven zitten. Dan hoef ik me over dat soort zaken niet druk te maken.  De heer Klaver (GroenLinks): Die lol gunnen we u allemaal. Ik stelde een heel simpele vraag: wat vindt u er zelf van? Maar het maakt u eigenlijk helemaal niks uit. Ik dacht dat dit heel belangrijk was voor de PvdA. U hebt dit er met hart en ziel in onderhandeld.  De heer Samsom (PvdA): Precies.  De heer Klaver (GroenLinks): Maar het maakt niks uit?  De heer Samsom (PvdA): Ik wil de route die het meeste kans op succes heeft. Ik ben hartstochtelijk voor beide voorstellen. Maar we gaan hier toch geen discussie voeren over processen? Ik heb nu net geprobeerd om het op een andere manier te doen.  De voorzitter: Dank u wel. Dames en heren, ik kijk naar de klok. Het is 19.15 uur. Ik denk dat het tijd wordt voor een dinerpauze. Ik wil geen dinerpauze van anderhalf uur, want dan wordt het vannacht heel laat. We dineren één uur. Ik hoop dat u, anders dan bij de lunch het geval was, degenen die aan het debat deelnemen de gelegenheid geeft om als eersten hun diner te bestellen. Dan kunnen we namelijk over een uur ook echt beginnen.  Mijnheer Wilders, u hebt een punt van orde.  De heer Wilders (PVV): Het is niet omdat ik de volgende spreker ben — dan moet ik maar na de dinerpauze beginnen — maar ik wil wel even gezegd hebben dat een uitgebreid debat, met veel ruimte voor onderling debat, leuk is en dat iedereen dat ook geweldig vindt, maar ja, na vier sprekers om 19.15 uur eindigen is volgens mij ook niet de bedoeling van de eerste dag van de Algemene Politieke Beschouwingen. Wat mij betreft mag het wel iets strakker in het vervolg.  De voorzitter: Dank voor deze opbouwende opmerking.  De vergadering wordt van 19.16 uur tot 20.15 uur geschorst.  De voorzitter: Dames en heren, ik realiseer me, samen met u allen, dat dit een lang debat is en dat er nog veel sprekers komen, maar er komen belangrijke onderwerpen aan de orde. Het lijkt mij verstandig dat we op dezelfde, zorgvuldige manier als tot nu toe verder gaan met dit debat. Ik geef daarin het woord aan de heer Wilders van de PVV.  De heer Wilders (PVV): Mevrouw de voorzitter. Het is op een dramatisch en beslissend moment in onze geschiedenis dat ik het woord tot u richt. Nederland wordt geconfronteerd met een islamitische volksverhuizing. Honderdduizenden migranten stromen naar Europa. En dit is nog maar het begin. Iedere dag komen er meer. Volgens de Verenigde Naties gaat het om miljoenen en miljoenen. Een paar uur geleden werd aan de Hongaars-Servische grens de politie bestormd door "Allahoe akbar" schreeuwend tuig dat met flessen, staven en stokken twintig dienstdoende Hongaarse agenten verwondde, mishandelde. Dat is de praktijk. En tussen al die asielzoekers smokkelt Islamitische Staat duizenden terroristen naar Europa. Dat zeggen ze zelf. Dat zegt het hoofd van Eurojust. Dat zei deze week ook een Libanese minister. 2 van elke 100 Syrische migranten die naar Europa komen, zo zei die minister, zijn ISIS-strijders, terroristen.  En daar moeten wij het hier vandaag over hebben: over de tikkende tijdbom die ons hier in Nederland bedreigt. Het waren 3.100 asielzoekers vorige week. Laat die minister uit Libanon gelijk hebben, dan hebben we niet alleen 3.100 asielzoekers binnengehaald, maar dan zitten daar 60 terroristen tussen. In één week. We moeten Nederland weer veilig maken. Dat is toch onze taak? Daarom zijn wij gekozen door onze kiezers. Dat is onze verantwoordelijkheid. We moeten ons land behoeden voor een aanslag. We moeten ervoor zorgen dat mensen ook morgen veilig in de trein naar hun werk kunnen. Dat mensen hun dochters veilig over straat naar school kunnen sturen.  Deze tijd zal een cruciaal moment in ons bestaan blijken te zijn. En één ding is eigenlijk nu al duidelijk. De leiding van Nederland staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Door de asieltsunami niet te stoppen en de grenzen niet te sluiten, worden de belangen van Nederland verkwanseld. Onze vrijheid, onze veiligheid en onze identiteit worden in gevaar gebracht. Het voortbestaan van ons mooie land wordt op het spel gezet. Het vertrouwen in de democratie wordt ondermijnd, terwijl het toch glashelder is wat het volk wil. Nederland wil geen miljarden voor tienduizenden asielzoekers. Nederland wil geen verdere islamisering van Nederland. Nederland wil niet jaren op een huis hoeven wachten terwijl nieuwkomers voorrang krijgen. Nederland wil geen bezuinigingen op de ouderenzorg terwijl half Afrika ons geld wel krijgt. Nederland wil geen open grenzen. En Nederland wil ook niet dat dolgedraaide, agressieve en goed getrainde Syriëgangers terug mogen komen in Nederland.  En toch, toch gebeurt dat allemaal. Of wij het nu willen of niet, het gebeurt. De mensen die al deze besluiten nemen, vertegenwoordigen Nederland niet meer. Van de Nederlandse democratie wordt een lachertje gemaakt. Nog nooit was de kloof tussen de mensen thuis en de politieke elite hier in deze vergaderzaal zo groot. In het land heerst wanhoop, woede. En ik begrijp die wanhoop. Ik deel die woede. Want het is toch ook om gek van te worden? Asielzoekers krijgen gratis woningen en ook nog een keer met voorrang. Ze mogen gratis naar de tandarts. Ze mogen gratis naar de dokter. Ze krijgen gratis hoortoestellen en gratis brillen. Ze krijgen, als ze willen, zelfs gratis relatietherapie, gratis onderwijs, gratis rechtsbijstand en ook nog een keer leefgeld. En als dat nog niet genoeg is, mogen ze ook nog eens gratis naar het voetbal. En kijk eens hoe Nederlanders behandeld worden.  Nadat dit kabinet ons land eerst voor tientallen miljarden heeft kapot bezuinigd en de belasting heeft verhoogd, krijgen de burgers nu een schamele fooi van een paar miljard terug. Voor de ouderenzorg is er een habbekrats, nadat die de afgelopen jaren zo ongeveer is gesloopt. Mevrouw de voorzitter, waar asielzoekers alles gratis krijgen, gaat bijna 40% van onze gepensioneerden er volgend jaar op achteruit. Mijn hart bloedt als ik zie wat voor foute keuzes dit kabinet maakt. Mijn hart bloedt als ik zie hoe het gaat met die mensen, de ouderen van Nederland. Iedere dag krijgen wij e-mails van mensen die onze hulp nodig hebben, maar aan hun lot worden overgelaten. Zij snappen niet waarom het kabinet de asielzoekers wel wat gratis geeft, maar hun niet. Ik geef ze gelijk. Het kan niet, het mag niet, het is beschamend. De mensen vragen: hoe komt dat allemaal? Waarom worden die foute keuzes gemaakt? Dat komt, mevrouw de voorzitter, omdat dit kabinet, zoals het daar zit in vak-K, ons geld liever uitgeeft aan het buitenland en aan buitenlanders dan aan Nederland en de Nederlanders. Belastinggeld is tegenwoordig ons grootste exportproduct en iedereen wil het hebben.  Deze begroting is vooral een feestbegroting voor het buitenland. Miljarden, miljarden worden uitgegeven aan Brussel, aan ontwikkelingshulp, aan asielzoekers en aan Griekenland. Die miljarden hadden wij natuurlijk allemaal in Nederland moeten besteden aan de ouderenzorg, aan echt lagere belastingen en aan een serieuze koopkrachtverbetering. Het geld hier, in ons land, besteden is natuurlijk hartstikke goed. Dat zou meer geld betekenen voor onze winkeliers, onze agenten, onze verpleegkundigen en de vrachtwagenchauffeurs. Dat is pas goed voor onze economie. Dat is pas goed voor de banen. Dat is pas goed om minder werkloosheid te krijgen.  Het kabinet pronkt met allerlei cijfers, met procentjes hier en procentjes daar. Het zal allemaal wel, want wat is het eigenlijk allemaal waard? Wat zijn al die plussen en minnen waard, al die cijfers, al die nota's en al die rapporten, als wij Nederland dadelijk kwijt zijn door de invasie die nu aan de gang is? Er staan miljoenen, miljoenen Syriërs, Irakezen, Eritreeërs, Afghanen en Noord-Afrikanen klaar om hier hun geluk te komen beproeven. Wat is het allemaal waard, mevrouw de voorzitter? Wat is het allemaal waard als hier honderden terroristen ongestoord door de straten lopen, als onze scholen overstroomd raken met mensen die onze taal niet spreken, als Nederlandse vrouwen en meisjes zich onveilig voelen door de testosteronbommen die premier Rutte importeert? Twee van de drie, ja twee van de drie mensen die op dit moment in de Nederlandse asielzoekerscentra zitten, zijn mannen. De grootste groep — mevrouw de voorzitter, dit zijn de feiten — bestaat uit jongemannen tussen de 18 en 29 jaar oud. Wat is het allemaal waard als de criminaliteit en de straatterreur explodeert en als onze verzorgingsstaat ontwricht raakt door de miljarden euro's die dit extra zal gaan kosten?  De heer Pechtold (D66): Het ontgaat me waarom een man tussen de 18 en 29 jaar per definitie een verkrachter is, want dat is eigenlijk wat de heer Wilders suggereert. Ik heb een andere vraag aan hem. Sommige Europese politici maken onderscheid tussen vluchtelingen die moslim zijn en vluchtelingen die bijvoorbeeld christen zijn en mensen die vanwege hun geaardheid vluchten. Ik hoor de heer Wilders geen onderscheid maken. Klopt dat?  De heer Wilders (PVV): 99% zijn mensen uit islamitische landen, zijn moslims. De aantallen zijn dusdanig groot dat ik vind dat wij op dit moment niemand meer in Nederland kunnen toelaten.  De heer Pechtold (D66): Dat is helder. Sommige Europese politici van de signatuur van de heer Wilders maken dat onderscheid nog wel. Ik vind dat overigens zelf een onterecht onderscheid. De heer Wilders zegt: als je als christen op de vlucht bent of als je op de vlucht bent vanwege je homoseksualiteit, ook dan blijf je maar lekker in het kalifaat van ISIS en zoek je het maar uit.  De heer Wilders (PVV): Wij kunnen op dit moment in Nederland niet meer asielzoekers aan. Ik ben blij dat de heer Pechtold mij deze vraag stelt. Toen wij hier vorige week donderdag over spraken, hadden wij het over 1.800 asielzoekers per week. Ik herinner mij goed dat de heer Pechtold toen opstond en naar de interruptiemicrofoon liep. Hij zei: Wilders, wat doe je weer raar, er zijn ook weken in Nederland dat er maar 300 asielzoekers komen. Welnu, mijnheer de wijsneus, in plaats van die 1.800 zijn er nu 3.100 asielzoekers. De aantallen zijn in drie dagen tijd bijna verdubbeld. Dat betekent inderdaad dat wij hier geen enkele asielzoeker meer kunnen toelaten. Als er een christelijke asielzoeker is, dan zijn er gelukkig ook nog landen, zelfs in Oost-Europa die precies zeggen wat de heer Pechtold zegt en die diegene wel willen opnemen. Ik begrijp dat ook heel goed. Laat ze daar dan maar naartoe gaan.  De heer Pechtold (D66): Het doet mij in ieder geval deugd dat de heer Wilders na een jaar of acht, negen debatteren in feiten en getallen geïnteresseerd is.  De heer Wilders (PVV): Meer dan u.  De heer Pechtold (D66): Dat zal de kwaliteit van het debat in de toekomst in ieder geval verbeteren. Maar het is heel helder — en daarom stelde ik die vraag — dat de heer Wilders op dit moment zegt: zelfs al ben je christen, zelfs al ben je homoseksueel, als je in Syrië of Irak zit en ISIS zit achter je aan, dan hoef je hier in Nederland niet op ons te rekenen. Helder, maar ik denk er anders over.  De heer Wilders (PVV): Mijn antwoord was en is dat 99% van de asielzoekers die hier komt om te beginnen in heel veel gevallen geen asielzoeker is en voor de rest allemaal moslim is. Zij komen allemaal uit islamitische landen. Dat ene of dat halve procentje, misschien is het zelfs een promille, dat dit niet is, moet natuurlijk opgevangen worden, maar zij kunnen harstikke goed veilig opgevangen worden in de landen in Oost-Europa die de heer Pechtold zelf noemde. Ik vind het heel begrijpelijk dat die landen zeggen dat zij alleen christenen willen opnemen.  De heer Slob (ChristenUnie): Als wij terugkijken naar de Nederlandse geschiedenis zien wij dat er altijd momenten zijn geweest waarop veel vluchtelingen naar Nederland kwamen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen mensen naar ons toe. In de jaren dertig, toen het ging om de joodse vluchtelingen, had Nederland nog een houding van laat ze maar zo veel mogelijk in Duitsland blijven. Dat was geen heel fijne periode. Wij hebben in de jaren vijftig gezien dat bijvoorbeeld Hongaarse vluchtelingen naar Nederland kwamen. Er zijn altijd momenten in de geschiedenis dat mensen op de vlucht slaan en op een andere plek in de wereld een onderkomen proberen te vinden. Kan de heer Wilders zich situaties voorstellen waarin Nederland wel zegt: kom binnen, wij leveren een veilige plek omdat de plek waar u vandaan komt, niet veilig is?  De heer Wilders (PVV): Ik praat niet over situaties die niet bestaan. Dat moet u zelf maar doen. Ik reageer op de situatie die nu bestaat. Ik zeg u dat wij het niet aan kunnen. Ik zeg ook dat u, wanneer u het hebt over vluchtelingen, er de meeste tijd gewoon naast zit. Het zijn geen vluchtelingen. En als het al vluchtelingen zijn, dan waren ze al veilig toen ze van Syrië naar Turkije gingen. Wij hebben dat debat vorige week gevoerd. Als u Turkije niet veilig vindt, waren zij veilig op het moment dat zij naar Griekenland gingen. Dat zijn allemaal veilige landen. De zogenaamde vluchtelingen zijn vanuit Syrië ongeveer acht veilige landen gepasseerd om Nederland te bereiken. Dan ben je geen politieke vluchteling, dan gaat het je niet om je veiligheid, maar dan ben je een economische vluchteling, dan wil je hier gebruikmaken van onze verzorgingsstaat en van onze welvaart of wat dan ook. Uw uitgangspunt dat het allemaal vluchtelingen zijn, klopt niet.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik vroeg de heer Wilders of hij zich situaties kan voorstellen dat mensen wel worden toegelaten. Laat ik dan maar gewoon een voorbeeld geven. Op dit moment is er een situatie in Nederland van een meisje uit Oezbekistan dat terug moet en christen is. Zij zegt: dat land is ongelooflijk gevaarlijk voor christenen. Als we kijken naar de ranglijst van Open Doors, dat altijd bijhoudt waar christenvervolging plaatsvindt, staat het land inderdaad in de top van landen die christenen vervolgen. Is dat dan een situatie waarin u zegt: zo'n meisje mag blijven? Of zegt u dan ook: wegwezen, je bent geen vluchteling?  De heer Wilders (PVV): Al noemt de collega nog 100 voorbeelden: ik ga niet in op de casuïstiek. U kunt de truc gebruiken door er een of twee voorbeelden uit te halen die ontzettend zielig zijn en dan te vragen: wat vind je daarvan? Mijn punt is dat wij in Nederland niemand meer kunnen toelaten. Wij kunnen het cultureel niet aan. Wij kunnen het financieel niet aan. Nederland wil het niet. Wij moeten het niet doen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag me altijd af waar de heer Wilders de pretentie vandaan haalt dat hij namens heel Nederland spreekt. U vertolkt de gevoelens van een deel van Nederland, maar veel mensen staan er toch wel anders in. Het lijkt mij dus wel plezierig om ook in debatten dat onderscheid te maken. Maar u loopt weg voor de vraag wanneer u wel ruimte wilt geven aan mensen. U zegt: ik ga niet in op fictieve situaties.  De heer Wilders (PVV): Nee, dat ga ik niet doen.  De heer Slob (ChristenUnie): Het voorbeeld dat ik gaf was een concrete situatie van een meisje dat weggestuurd wordt als we niet oppassen, en van wie het leven gevaar loopt. U spreekt zulke harde woorden over mensen en generaliseert zo'n grote groep op zo'n afgrijselijke wijze, dat van u toch ook een keer gevraagd mag worden: wanneer dan wel?  De heer Wilders (PVV): Nu in ieder geval niet. Wij hebben in Nederland 3.100 asielzoekers per week. Als dat zo doorgaat, zijn het er 150.000 per jaar. Dat kost miljarden. Het is een islamitische invasie, die ons land overspoelt. Door er een voorbeeldje uit te halen en te zeggen "wat is het toch allemaal verschrikkelijk" bent u de demagoog en niet ik. Wij kunnen het niet aan en moeten het niet doen.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is de heer Wilders die altijd waarschuwt voor de verschrikkingen van de islam en voor shariawetgeving. Wat wil nou het geval? Miljoenen mensen zijn op de vlucht voor de verschrikkingen van de Islamitische Staat. Zij zijn eigenlijk op de vlucht voor de verschrikkingen van de islam waar de heer Wilders voor waarschuwt. Die mensen zoeken een veilig heenkomen. Als je daarvoor waarschuwt, hoe kun je er dan bij blijven dat niemand hier welkom is, iedereen generaliseren en eigenlijk zeggen — dat is wat de heer Wilders letterlijk zei — dat we alles voor de buitenlanders doen en het alleen voor onze mensen zouden moeten doen. Hij zei eigenlijk alles wat buitenlands is — dat begint volgens mij al net over de Belgische grens in Essen — buiten te sluiten en er geen oog voor te hebben. Ik snap het werkelijk niet. Geef me eens een inkijkje in uw geest, mijnheer Wilders.  De heer Wilders (PVV): Als u goed had geluisterd, had u het antwoord al honderd keer kunnen vinden, dus het is geen al te slimme vraag. Om te beginnen zijn dit niet allemaal vluchtelingen. Als het al vluchtelingen zijn die naar uw mening de Islamitische Staat ontvluchtten, dan waren ze veilig in Turkije, dan waren ze veilig in Griekenland, dan waren ze veilig in Servië, dan waren ze veilig in Hongarije, dan waren ze veilig in Oostenrijk en dan waren ze veilig in Duitsland. Land acht is Nederland. Dus ja, hier zijn ze niet welkom. Die zogenaamde zielige vluchtelingen van u, als ze dat al zijn, zijn door acht veilige landen gekomen. U kunt een beetje als een schaap staan lachen, maar dat is wel de waarheid.  De heer Klaver (GroenLinks): Die vluchtelingen die ik zo zielig vind ... Ja, het is inderdaad helemaal niet zielig als kinderen geen onderwijs krijgen of geen toegang hebben tot voedsel. Want dat is waar we het over hebben, mijnheer Wilders. Het zijn mensen die zijn opgevangen in vluchtelingenkampen in de regio. Zij hebben geen onderdak, geen voedsel en geen eten. Zij stromen door naar landen waar de vluchtelingenstromen niet meer te hanteren zijn en waar mensen geen toekomst kunnen opbouwen. Ik blijf erbij: dit zijn mensen die de Islamitische Staat ontvluchten. Zij ontvluchten alle verschrikkingen waar u voor waarschuwt. Als u categorisch iedereen blijft uitsluiten en niet de moeite wil nemen om te kijken wat de reden is waarom iemand vlucht, of iemand inderdaad een vluchteling is en of we diegene onderdak moeten bieden, als u dat weigert te doen, dan heb ik daar maar één woord voor over: xenofoob. Dan bent u bang voor alles wat van buiten komt en dat is jammer.  De heer Wilders (PVV): Het komt er niet heel lekker uit, maar ik zal toch even reageren op uw opmerking; laat ik een poging doen. Als wij in Nederland iedereen zouden opnemen die aan uw criteria voldoet, namelijk onvoldoende voedsel en onvoldoende onderwijs, dan kunnen we heel Afrika naar Nederland halen. Dan kunnen we hier miljoenen mensen naartoe halen. Als dat het criterium is voor een vluchteling, dan kunnen we Nederland opheffen en ons volk meteen vervangen door Arabieren en GroenLinksers. Dat willen wij niet. Wij willen niet dat ons land door Arabieren en Groenlinksmensen wordt bestookt. Dat willen wij niet. Bovendien zei ik al dat het geen vluchtelingen zijn. Als het vluchtelingen waren, hadden ze in het veilige Griekenland of in het veilige Oostenrijk kunnen blijven. Daar zijn ze veilig. Als je vanuit die veilige landen doortrekt naar Nederland, gaat het je niet om veiligheid, maar om onze uitkeringen. Daar gaat het ze om!  De heer Klaver (GroenLinks): Ik probeer echt beleefd te blijven, mijnheer Wilders. U maakt het me moeilijk, maar ik ga het proberen.  De heer Wilders (PVV): Zeker, "xenofoob" is zeer beleefd.  De heer Klaver (GroenLinks): Om heel eerlijk te zijn, vond ik dat een vrij feitelijke constatering. Als de heer Wilders alles wat van buiten komt categorisch uitsluit, en niet de moeite wil nemen om te kijken wat iemands beweegredenen zijn om hiernaartoe te komen, kan ik niet anders dan concluderen dat alles wat vreemd is door de heer Wilders wordt afgestoten en dat hij zegt: blijf maar weg. Dat zou de heer Wilders niet moeten doen. Hij is een van de leiders van dit land. We staan voor heel grote opgaven. Er komen steeds meer mensen hiernaartoe, of de heer Wilders dat nu wel of niet wil. We moeten ervoor zorgen dat de verhoudingen in het land goed blijven. De politie moet moed tonen en voor de troepen uitlopen om aan te geven dat we hier toch met elkaar moeten samenleven. We moeten niet iedereen wegzetten alsof het allemaal profiteurs en terroristen zijn. Ik had meer van de heer Wilders verwacht.  De heer Wilders (PVV): De grootste taak die de Nederlanders rest, is om mensen als de heer Klaver te weerstaan. Ik heb het dan over zijn lariekoek, zijn onzin en de onmogelijkheid om iedereen die honger heeft en die geen onderwijs heeft, naar Nederland te halen. Nogmaals, we zouden morgen tientallen miljoenen mensen naar Nederland moeten halen als dat het criterium voor vluchtelingen is. Het is totale lariekoek. Dan kunnen we ons land morgen opheffen. Ik durf te zeggen dat niemand in Nederland dat wil, op een paar GroenLinksers na. Op het moment dat we voor de mensen in Afrika een beter leven willen — iets wat iedereen wil — is er ook een verantwoordelijkheid voor de regio zelf. Ik heb dat al eerder gezegd. Het barst van de rijke landen in de regio: van Qatar tot de Emiraten tot Saudi-Arabië. Die landen doen nauwelijks iets of helemaal niets. Dat zijn de landen die deze mensen kunnen helpen, die het geld hebben, die het land hebben, die de cultuur hebben en die de taal spreken. Het is hun verantwoordelijkheid en niet de onze.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik breng de heer Wilders graag in herinnering dat in de regio al veel wordt gedaan. De buurlanden van Syrië, zoals Irak, Turkije, Libanon en Jordanië, vangen honderdduizenden tot miljoenen mensen op. Er is in diezelfde regio echter één land dat geen vluchtelingen opvangt. Weet de heer Wilders welk land dat is?  De heer Wilders (PVV): Aan quizjes doe ik niet mee, maar de heer Kuzu kennende, zal hij wel een grapje over Israël willen maken. Maar geeft u het antwoord eens?  De heer Kuzu/Öztürk): De heer Wilders heeft het bij het juiste eind. Het gaat inderdaad om het land Israël, een welvarend, rijk land. Het is een land in de regio. Het voldoet dus aan alle criteria die de heer Wilders hier de afgelopen periode heeft genoemd. Het is ons en heel Nederland bekend dat de heer Wilders goede contacten onderhoudt met Netanyahu en Lieberman. Is hij dan ook bereid om volgens zijn eigen criteria, zijn eigen consistentie, een telefoontje te plegen met Netanyahu en Lieberman en hun te vragen een bijdrage te leveren aan de vluchtelingenstroom van dit moment?  De heer Wilders (PVV): Nee, want mijn punt is nu juist dat de landen in de regio die de cultuur met de Syrische vluchtelingen delen, die de taal met de vluchtelingen delen en die de religie of de ideologie met de vluchtelingen delen, een steentje moeten bijdragen. Ik heb het niet over de joodse staat Israël. Ik heb het over de Arabische, islamitische landen daaromheen. Het is hun volk dat de Syriërs moet opvangen en ervoor moet betalen. Ik kan er niet bij dat steenrijke Golfstaten, waar de politie in Lamborghini's rondrijdt, 137 vluchtelingen opnemen. Het is een disgrace, het is een schande.  De heer Kuzu/Öztürk): Nu valt de heer Wilders door de mand. De heer Wilders heeft het erover dat de cultuur niet geïmporteerd moet worden. We hebben het over dezelfde regio waar veel dezelfde gebruiken en religie zijn. Dat klopt inderdaad. Maar volgens de heer Wilders zijn het eerst allemaal gelukzoekers, vervolgens zijn het mensen die willen profiteren van onze sociale voorzieningen en dan zijn het weer allemaal terroristen. Dat past gewoon niet in Nederland. De heer Wilders heeft het over volksvertegenwoordigers die iets zouden moeten doen. Wat de heer Wilders zou moeten doen, is stoppen met haat zaaien.  De heer Wilders (PVV): Goed, laten we eerlijk zijn. Nederland wordt onveiliger, armer en vooral minder Nederland door die islamitische asieltsunami die nu over ons land raast. En deze coalitie, deze coalitie van VVD en Partij van de Arbeid, heeft in de peilingen nog amper 30 zeteltjes over, maar neemt wel besluiten die over generaties nog voelbaar zullen zijn. Dat is ongehoord. Ze faciliteert een islamitische invasie. Ze importeert duizenden en duizenden moslims die allemaal weer hun familie kunnen en zullen laten overkomen, en daar weer de familie van.  40 jaar mislukte integratie en de elites hebben er nog steeds helemaal niets van geleerd. Pim Fortuyn sprak al van dweilen met de kraan open en dit kabinet draait alle brandslangen en sprinklerinstallaties tegelijkertijd wagenwijd open. Ik zei het al: elke asielzoeker kost ons €36.000 per jaar, allemaal geld uitgegeven aan mensen die nooit een cent hebben bijgedragen. Meer dan de helft, meer dan de helft van de mensen uit Syrië, Somalië en Irak in Nederland teert nu al op een bijstandsuitkering, net als trouwens een op de drie Marokkanen. Dus dat belooft wat. Nederland is niet uitgevonden om de moeder Teresa van de hele wereld te zijn. Ons land is niet gesticht als hangplek voor miljoenen importislamieten. We zijn er niet voor immigranten op zoek naar iPads en All Stars. We zijn er wel voor de Nederlanders die nu helaas een eeuwigheid moeten wachten op bijvoorbeeld een sociale huurwoning. En waarom? Omdat asielzoekers voorrang krijgen.  De open grenzen bedreigen ook onze identiteit, het voortbestaan van Nederland. En open grenzen brengen geen welvaart. De grenzen openzetten is even dom als je deur open laten staan in de Haagse Schilderswijk. Dan is 's morgens je huis leeg. Dat is de realiteit en open grenzen bedreigen ook onze veiligheid.Ik zei het al: elke dag opnieuw stuurt de Islamitische Staat terroristen onze kant op. Honderden! Honderden lopen er nu al hier rond. Hoe is het mogelijk dat we de grenzen niet sluiten? Hoe is het mogelijk dat de minister-president nog maar één seconde wacht om Nederland veilig te maken? Hoeveel, zo vraag ik de minister-president, potentiële terroristen zitten er nu al in de Nederlandse asielzoekerscentra, klaar om toe te slaan, klaar voor hun 72 maagden?  De roze droom van vrij verkeer van mensen en goederen blijkt in de praktijk de nachtmerrie van vrij verkeer van wapens, misdadigers en jihadisten. Terroristen met kalasjnikovs zitten in de trein op zoek naar ongelovigen om te doden. Ongecontroleerd. Ongehinderd. En de veiligheidsdiensten falen. De Europese regeringen falen, want er is geen groter taboe dan praten over het sluiten van de grenzen, terwijl dat het enige is wat nu op korte termijn keihard nodig is. Maar niemand wil het, behalve de PVV. Zelfs de liberalen van de VVD noemen het sluiten van de grenzen tegenwoordig een droombeeld. Daardoor blijven de grenzen wagenwijd openstaan en is een bloedige aanslag in ons land een kwestie van tijd. Het is niet de vraag of, het is de vraag wanneer en waar. Kostbare tijd wordt door de minister-president verspilt. Seconden tikken weg, mijnheer Rutte. Levens staan op het spel. En de wegkijkers hier in deze zaal zijn er dadelijk medeverantwoordelijk voor als er bloed vloeit in Nederland.  De heer Kuzu/Öztürk): Voorzitter, dit is beneden alle niveau, maar ik zou de heer Wilders toch even willen vragen of hij beseft wat zijn uitspraken hier in de Tweede Kamer doen met het land. Vindt hij niet dat hij aanzet tot haat? Vindt hij niet gewoon dat hij haat aan het zaaien is hier in dit land?  De heer Wilders (PVV): En wat denkt u dat u dat mijn antwoord is?  De heer Kuzu/Öztürk): En dat al elf jaar lang!  De heer Wilders (PVV): Wat denkt u dat mijn antwoord is?  De heer Kuzu/Öztürk): Ik vraag aan het aan u.  De heer Wilders (PVV): Goed, voorzitter.  Het enige waar het kabinet mee komt, zijn mobiele brigades die geen asielzoeker tegenhouden. Sterker nog, asielzoekers worden naar het aanmeldcentrum gebracht en soms zelfs met bussen opgehaald of ernaartoe gebracht. Het zijn dus geen mobiele welkomstcomités, het zijn asieltaxicentrales. Dat is wat dit kabinet doet.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik begrijp natuurlijk dat de heer Wilders daar geen antwoord op durft te geven, want dan valt hij keihard door de mand. Maar ik zal hem een handje helpen. Door de uitspraken van de heer Wilders is 40% van de moskeeën in Nederland aangevallen. Als de heer Wilders zegt dat hij daarvoor geen verantwoordelijkheid neemt ... Ik hoor ze al blèren in vak-X van xenofoben ...  De voorzitter: Mijnheer Kuzu ...  De heer Kuzu/Öztürk): Dan zeggen ze, voorzitter; ik lees even een mail voor ...  De voorzitter: Mijnheer Kuzu, ik zou het prettig vinden als u een vraag stelt en niet allerlei beschuldigingen uit over collega's die niet deelnemen aan het debat.  (Rumoer)  De heer Kuzu/Öztürk): Dat ga ik ook doen, voorzitter.  De voorzitter: Wilt u dus uw vraag stellen?  De heer Kuzu/Öztürk): Voorzitter, heb ik het over iemand anders gehad dan degene die nu achter het spreekgestoelte staat?  De voorzitter: Dat moet u maar even teruglezen zo meteen.  De heer Kuzu/Öztürk): Prima. Een mail van de PVV-achterban, wat ze zeggen over moslims: dat ze allemaal moeten oprotten, dat ze allemaal een kopje kleiner gemaakt moeten worden en dat de PVV zal overwinnen. Hier is een foto; ik laat hem even zien aan de mensen daar, want die zijn aan het loeien op dit moment. Een davidsster, een hakenkruis en "Geert Wilders" op een moskee in Veenendaal. Gaat de heer Wilders nu nog steeds beweren dat hij geen haat aan het zaaien is in dit land?  De heer Wilders (PVV): Voorzitter, u weet het antwoord. Ik ga echt niet op al die onzin in.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik kan maar één antwoord bedenken, en dat antwoord is ja. Mijnheer Wilders roept dit al elf jaar lang vanuit de PVV, en dat moet een keertje ophouden. De heer Wilders zegt ook: als er wat gebeurt in Nederland, dan heeft Rutte bloed aan zijn handen. Ik zeg tegen de heer Wilders: als er een aanslag wordt gepleegd op een asielzoekerscentrum, zoals ook in Duitsland is gebeurd in de afgelopen weken, dan hebt u bloed aan uw handen.  De heer Wilders (PVV): Goed, voorzitter. Onze grenzen zijn helemaal niet dicht met die mobiele nepteams, maar zijn een grote gatenkaas, waar iedereen zomaar doorheen kan. Ondertussen staan in Syrië, Irak en Libië miljoenen mensen klaar om naar Europa te komen. Ze trekken massaal ons land binnen. Maar de islamitische landen, ik zei het al in een interruptiedebatje, geven niet thuis. Qatar vangt welgeteld 133 mensen op. Ter vergelijking: in Drenthe ligt het kleine dorpje Oranje. Oranje vangt 700 mensen op. Ik heb een heel simpele vraag aan dit kabinet. Waarom moet een dorpje van 140 mensen in Nederland meer asielzoekers opvangen dan een extreem rijke Golfstaat als Qatar? Het is te gek voor woorden.  3.100 asielzoekers per week. Als dat zo een jaar doorgaat, hebben wij het over 150.000 mensen. Dat maal de €36.000 die iedere asielzoeker kost, brengt me op een bedrag van 5 miljard euro. Als iedereen via gezinsvorming en gezinshereniging nog een partner laat overkomen, hebben wij het over 10 miljard euro per jaar die wij in Nederland kwijt zijn aan de asieltsunami. Ik vraag me af: hoe moeten wij dat betalen? Wie gaat dat betalen? Gaat die Nederlander dat weer betalen? Waar wil het kabinet al die mensen gaan plaatsen? Nu al heeft het COA drie nieuwe asielzoekerscentra per week nodig. In elk dorp, in elke stad met een asielzoekerscentrum zien wij de gevolgen. Mag ik wat voorbeelden noemen? In Oranje, het dorpje dat ik net al noemde, wil het importvolk niet afrekenen bij een vrouw achter de toonbank. Dat mag niet van Allah, dus staat er nu een man achter de kassa. Er was in het azc in Oude Pekela een grote vechtpartij. Er was een steekpartij in het asielzoekerscentrum in Winterswijk, er waren bedreigde christenen in het asielzoekerscentrum in Gilze en Rijen. In het asielzoekerscentrum in Budel: gevechten van asielzoekers met ijzeren staven. Wij zagen kindermisbruik in het asielzoekerscentrum in Bellingwolde. En de staatssecretaris van Justitie, mijnheer Dijkhoff, zegt: er kunnen er nog veel meer bij. Hij zoekt stoere burgemeesters die elke stad, ieder dorp, iedere wijk nog verder willen beschadigen.  Nu al wordt Nederland volgeplempt met asielzoekerscentra. Nederlanders die hun huis willen verbouwen, moeten maanden wachten tot zij een vergunning krijgen van de gemeente, maar asielzoekerscentra kunnen dwars door alle bestemmingplannen heen binnen no time worden neergezet. Tientallen gemeenten in Nederland hebben al een asielzoekerscentrum en de situatie is onvoorstelbaar erger. Er is daadwerkelijk sprake van een massale invasie. Duizenden Nederlanders hebben niet alleen asielzoekers, maar naar alle waarschijnlijkheid ook terroristen in hun achtertuin. De burgers van al die gemeenten lopen gevaar. Wij moeten het hier voor die mensen opnemen. Het is een aanslag op de veiligheid van duizenden gezinnen.  Daarom ga ik nu één voor één alle plaatsen opnoemen waar al asielzoekerscentra zijn. Alkmaar, Almelo, Almere, Amersfoort, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Azelo, Baaksem, Bellingwolde, Bergen aan Zee, Breda, Budel, Budel-Dorplein, Burgum, Delfzijl, Den Helder, Doetinchem, Drachten, Dronten, Echt …  De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Bingo!  De heer Wilders (PVV): Eindhoven, Emmen, Gilze, Goes, Grave, Gulpen-Wittem, Heerhugowaard, Heerlen, Hoogeveen, Katwijk, Leersum, Luttelgeest, Maastricht, Middelburg, Musselkanaal, Naaldwijk, Nijmegen, Oirschot, Ommen, Ootmarsum, Oranje, Oss, Overberg, Overloon, Rosmalen, Schalkhaar, Sint Annaparochie, Sweikhuizen, Ter Apel, Utrecht, Veenhuizen, Velp, Venlo, Vledder, Wageningen, Weert, Winterswijk, Zaanstad, Zeist, Zweeloo en Zwolle.  De heer Pechtold (D66): En die danken we allemaal …  (Applaus)  De heer Wilders (PVV): Dat wordt nog een heel leuke avond, want ik heb nog een lijst. Dat is een lijst van gemeenten die een asielzoekerscentrum dreigen te krijgen. Die lijst is geheim. Het COA, het orgaan dat daarover gaat, hebben wij gevraagd met welke gemeenten zij in gesprek zijn. Het COA weigert die lijst te geven. Het COA wil die lijst onder de pet houden. Het COA wil niet dat de inwoners van Nederland, de mensen in de wijken, dorpen en steden, weten dat hun gemeente met het COA praat. Wij hebben als PVV de afgelopen dagen alle gemeenten in Nederland gebeld. Wij hebben laten uitzoeken met wie het COA aan het praten is, omdat wij vinden dat de mensen recht hebben om te weten wat er gebeurt en omdat wij vinden dat Nederland moet weten hoeveel erger het nog gaat worden. Ik hoop dat de minister-president de beleefdheid heeft om naar deze lijst te luisteren, in plaats van met zijn telefoon te spelen. Mensen mogen in de zaal "bingo" roepen. Dat mogen zij doen. Lacht u maar met de belangen van Nederland! Het kabinet brengt miljoenen Nederlanders in gevaar en ik ben er trots op dat ik voor die mensen opkom, welke grappen u ook maakt en welk applaus u ook geeft.  Hier is die lijst, voorzitter. Hier is die lijst van gemeenten die de opvang van asielzoekers aan het voorbereiden zijn, die met het COA in gesprek zijn over de opvang of die zelfstandig aan het inventariseren zijn waar een opvang gerealiseerd kan worden. Ik ga die gemeenten nu één voor één oplezen. Aalburg, Aalsmeer, Achtkarspelen, Amstelveen, Amsterdam, Baarn, Baarlo, Barneveld, Beemster, Bergen op Zoom, Beuningen, Blaricum, Borger-Odoorn, Borsele, Boxtel, Bunnik, Buren, Bussum, Castricum, Cuijk, Culemborg, Dalfsen, Den Haag, Diemen, Dokkum, Dordrecht, Druten, Duiven, Ede, Enschede, Ermelo, Franekeradeel, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Gennep, Gieten, Gorinchem, Gouda, Groningen, Haarlem, Hardenberg, Haren, Hattem, Heerenveen, Hellendoorn, Hengelo, Hengelo bij Bronckhorst, Hilversum, Hoogezand-Sappemeer, Huizen, Hulst, Kampen, Kapelle, Laren, Leek, Leerdam, Leeuwarden, Leidschendam-Voorburg, Lelystad, Leusden, Maasdriel, Maasgouw, Maassluis, Medemblik, Menterwolde, Montfoort, Muiden, Naarden, Nieuwkoop, Nissewaard, Noord-Beveland, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oldambt, Ommen, Onderbanken, Oost Gelre, Opsterland, Oude Pekela, Peel en Maas, Rekken, Rijsbergen, Rijssen-Holten, Rijswijk, Roermond, Rotterdam, 's-Gravendeel, Schouwen-Duiveland, Sliedrecht, Sluis, Sneek, Soest, Spijkenisse, Terneuzen, Tholen, Tiel, Twenterand, Tynaarlo, Uithuizen, Veendam, Veere, Venray, Vlaardingen, Vlissingen, Waalwijk, Weesp, Werkendam, Wezep, Wijchen, Woerden, Woudrichem, Zaltbommel, Zeevang, Zeewolde, Zevenaar, Zoetermeer, Zuidhorn, Zuidplas, Zutphen en Zwijndrecht.  Bijna de helft van de gemeenten in Nederland dreigt straks onderdak te bieden aan een asielzoekerscentrum. Het COA zegt dat het er alleen maar meer zullen worden. Zo wordt heel Nederland één groot asielzoekerscentrum.  De heer Samsom (PvdA): U hebt inderdaad bijna alle gemeenten genoemd: de gemeenten die al mensen opvangen en de gemeenten die dat overwegen. Dat toont aan hoe groot de gastvrijheid en de barmhartigheid in dit land zijn, hoe wijd verbreid de bereidwilligheid is om mensen op te vangen die hiernaartoe vluchten. Wat zegt dat u eigenlijk, dat die lijst zo groot is, ondanks uw geschreeuw en getier? Wat zegt het u dat er zo'n lange lijst is van gemeenten die overwegen om aan deze mensen onderdak te bieden? Zet dat u niet gewoon aan het denken?  (Geroffel op de bankjes)  De heer Wilders (PVV): Dit toont aan, mijnheer Samsom, dat het verschil tussen die bestuurlijke politieke elite en de bevolking groter is dan ooit!  (Geroffel op de bankjes)  De heer Wilders (PVV): Ik verzeker u dat we 90% van die asielzoekerscentra niet zouden hebben als we een gekozen burgemeester hadden gehad die zou worden afgerekend op wat hij hiermee zou doen. De bevolking wil het niet.  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het een beetje een beschamende vertoning worden. Dit is een enorm probleem: menselijke drama's op de Middellandse Zee en mensen in Nederland die zich grote zorgen maken over wat er op ons afkomt. Beide zaken moeten serieus genomen worden. Maar daar staat iemand belletje te trekken en alleen maar te zeggen dat het in de regio opgelost moet worden en dat we hier helemaal niets moeten doen, zonder de verantwoordelijkheid te nemen die andere partijen wel willen nemen, namelijk om te zorgen dat er goede opvang is. Achter mij zitten partijen die een beetje gaan applaudisseren als hier een terechte zorg — want dat is ook het geval — van Nederlanders wordt geadresseerd. Dat gebeurt op een totaal verkeerde manier, maar het is wel een zorg. Al die partijen moeten zich diep schamen en een keer aan een oplossing gaan werken. Houd er eens mee op!  (Geroffel op de bankjes)  De heer Wilders (PVV): Weet u, mijnheer Zijlstra, gelukkig is er nog een Partij voor de Vrijheid, want uw partij, de VVD, laat het totaal afweten! U noemt zelfs het sluiten van de grenzen een droombeeld. U doet helemaal niets! U komt met plannetjes die Europa weggooit, waar men in Europa helemaal niets mee doet. Het enige, mijnheer Zijlstra — via u, mevrouw de voorzitter — wat nu helpt, is doen wat de bevolking wil en is doen wat uit iedere peiling blijkt, namelijk ophouden en zeggen "genoeg is genoeg, stop die islamitische invasie, geen asielzoeker er meer bij en sluit de grenzen." Dat is wat de bevolking wil en u moet zich schamen dat u het tegenovergestelde doet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan mij aansluiten bij wat de heer Zijlstra zojuist zei, maar ik heb ook nog een vraag aan de heer Wilders. Hij noemt een hele lijst gemeenten op waar inderdaad asielzoekerscentra zijn en hij duwt dat weg, want daar gaat hij niet over. Hij doet daarbij alsof het een totaal nieuw fenomeen is, maar wij hebben er hier allang mee te maken. Ik zal niet de vraag alleen stellen, maar haar ook beantwoorden. In de tijd dat u zelf de gedoogpartner was en medeverantwoordelijkheid droeg voor het beleid van dat kabinet, heb ik u nooit gehoord — en daar ben ik blij om — over het feit dat we toen in Nederland een lijst met 65 gemeenten hadden waar asielzoekerscentra waren. Als je dat tegen elkaar afzet, is het misschien niet zo nieuw wat we doen. Ik roep u op om niet zo'n lijst te brengen om te laten zien hoe erg het is. Door de jaren heen hebben we asielzoekerscentra gehad en die zullen we ook houden. Inderdaad is het een grote verplichting om met het probleem voor de toekomst om te gaan. Ik zei het echter al eerder vandaag, dat u het probleem groter maakt door de manier waarop u optreedt, terwijl het de verantwoordelijkheid van de politiek is om het probleem met het optreden kleiner te maken.  De heer Wilders (PVV): De collega's zijn blijkbaar toch geschrokken van de lijst en ik kan me dat heel goed voorstellen. Wat de heer Buma zegt, namelijk 50 of 60 asielzoekerscentra, was inderdaad het geval. Mijn tweede lijst voegt daar nog eens 120 asielzoekerscentra aan toe. Dat is wat nieuw is. Dat betekent dat op dit moment een op de twee gemeenten in Nederland — de helft van Nederland — wordt volgestopt met asielzoekerscentra. Vandaag hoorden we dat er 3.000 asielzoekers in Nijmegen zijn gekomen. Ik krijg nu al mails van oudere mensen die daar in de buurt wonen en die de straat niet meer op durven. Dat is iets verschrikkelijks. De mensen worden ermee overvallen. Ze hebben geen enkele inspraak. Ze willen het niet en het COA — het orgaan dat erover gaat waar en hoeveel asielzoekerscentra er komen — zegt dat dit nog maar het begin is en dat er nog veel meer komen. Dadelijk zit heel Nederland vol met asielzoekerscentra. Dat is wat ik bedoel met die islamitische invasie. U was degene die eerder vandaag sprak over de christelijke waarden, maar vergeet het maar met die christelijke waarden. Nederland wordt overspoeld door allemaal moslims die niets hebben met onze waarden, die ruzie maken in de asielzoekerscentra en die niets liever willen dan ons de baas zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil toch nog één ding zeggen over de manier waarop Geert Wilders praat over de christelijke waarden. Als hij die woorden in de mond neemt, praat hij over datgene ...  De heer Wilders (PVV): U nam ze in de mond!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik hoor het u net zeggen!  De heer Wilders (PVV): Ik citeerde u!  De heer Van Haersma Buma (CDA): En aan het begrip "christelijke waarden" koppelt u het tegenhouden van anderen. "Christelijke waarden" gaan er ook om dat je respect hebt voor de ander, dat je misschien respect hebt voor gemeenten die met dit moeilijke probleem omgaan en dat je in ieder geval respect hebt voor het feit dat in deze Kamer gezocht wordt naar oplossingen. Ik vind het heel moeilijk dat u voortdurend het begrip "christelijke waarden" in de mond neemt alsof u daar iets van af weet. Het enige wat u doet, is wijzen hoe slecht de anderen zijn. Het spijt me, maar dat heeft niets met christelijke waarden te maken.  De heer Wilders (PVV): Wat hier gebeurt, is culturele zelfmoord. Het is gewoon culturele zelfmoord. De heer Buma van het CDA, die iets van "christelijk" in zijn naam zou moeten hebben, staat voor dat wij culturele zelfmoord plegen. Het CDA stond voor "christelijk" en staat nu voor "christenen dienen Allah". Dat is de conclusie van uw verhaal.  De heer Roemer (SP): De heer Wilders heeft natuurlijk het recht om zorgen te uiten, om voorstellen te doen en om zijn mening te geven. Ik ben ook niet geschrokken van de lijst. Ik ben geschrokken van de toon waarop de heer Wilders bijna heel Nederland schoffeert en bijna iedereen over één kam scheert. Alles en iedereen wat niet in Nederland is geboren, deugt niet en is een potentiële terrorist. Met het betoog dat u hier het laatste halfuur hebt gehouden, worden mensen in het land tegenover elkaar gezet: jij zit in mijn huis, jij doet dit, jij doet dat. U polariseert de zaak zo enorm dat mensen in hun waarde zijn aangetast. Het is levensgevaarlijk in een samenleving waarin wij samen naar oplossingen moeten zoeken, als je mensen over één kam scheert en bijna gaat discrimineren. U zou daar afstand van moeten nemen en met oplossingen moeten komen in plaats van heel Nederland op grove wijze te schofferen.  De heer Wilders (PVV): De heer Roemer schoffeert nu 50% van zijn eigen kiezers, want 50% van de SP-kiezers wil helemaal niet nog meer asielzoekerscentra. Dat blijkt uit alle peilingen. Zij willen dat er grenscontroles komen, dat de grenzen dichtgaan. Dat is wat uw kiezers willen. Nogmaals, we kunnen het allemaal niet aan. Ik ben er trots op dat er tenminste nog één partij is in dit huis die de taal van het volk spreekt, die zegt wat de mensen op straat vinden, wat u hier allemaal niet durft te zeggen. U vertegenwoordigt de Tweede Kamer; u vertegenwoordigt het volk allemaal niet meer. U bent politiek correcte lafaards.  De heer Roemer (SP): Ik wil over ieder voorstel van de heer Wilders discussiëren, elk voorstel dat kan leiden tot een oplossing voor welk probleem dan ook. Voor een heleboel is hij zelf verantwoordelijk en heeft hij in Rutte I voorgestemd. Te weinig betaalbare huurwoningen? Het was uw eigen beleid. Bezuinigen op integratie? Het was uw eigen beleid. Heel veel van die problemen hebt u zelf veroorzaakt. Ik maak mij er zorgen en boos over dat u iedereen over één kam scheert. Het maakt u niet uit of iemand hier al 25 jaar woont. Komt hij toevallig uit Afghanistan, dan deugt hij niet.  De heer Wilders (PVV): Hoe komt u nou bij die onzin?  De heer Roemer (SP): Het enige wat u doet, mijnheer Wilders, met dit betoog van het laatste halfuur, is mensen enorm tegen elkaar opzetten, dorpen tegen elkaar opzetten, wijken tegen elkaar opzetten, ver van een oplossing af voor een probleem waar u zelf schuldig aan bent.  De heer Wilders (PVV): Ik kan niet anders zeggen dan dat de heer Roemer een heel grote leugenaar is. Hij vat allemaal dingen samen die ik zou hebben gezegd. Ik zeg dat en ik neem er geen woord van terug, hoeveel u ook in de microfoon gaat praten. Hij zegt dingen tegen mij die ik nooit gezegd heb, over Afghanen die 25 jaar hier wonen en niet deugen. U bent een heel grote leugenaar. Laat ik het daarbij houden.  De voorzitter: Dit is precies de reden waarom wij graag via de voorzitter praten.  De heer Roemer (SP): Dit zegt genoeg over de heer Wilders. Het zegt genoeg dat hij niet alleen de mensen in het land schoffeert, maar hier ook iedereen schoffeert. Het is zijn enige punt, zijn unique selling point. Hij wil dit uitbuiten. Dat mag, maar kom dan met concrete voorstellen waar het land wat aan heeft en zet niet iedereen tegen elkaar op.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Wilders (PVV): Ik kom met concrete voorstellen. Ik zet niemand tegen elkaar op. Ik zeg wat miljoenen mensen in Nederland vinden. Dat wij geen 3.000 asielzoekers per week aankunnen. Dat wij geen 150.000 asielzoekers per jaar aankunnen. Dat wij de 10 miljard die dat kost liever aan de zorg besteden, mijnheer Roemer. Dat wij die liever besteden aan de verzorgingshuizen. Dat wij die liever besteden aan het midden- en kleinbedrijf. Dat wij die liever besteden aan Nederland. Daarom sta ik hier. Ik ben niet gekozen door de asielzoekers uit Eritrea of uit Afghanistan. Ik ben gekozen door de mensen uit Nederland. Voor die mensen neem ik het op. Denkt u dat ik mij daarvoor schaam? Ik ben er trots op!  (Geroffel op de bankjes)  De heer Van der Staaij (SGP): Misschien even voor de kijkers thuis: dit zijn nog steeds de Algemene Politieke Beschouwingen voor het jaar 2016. Eerst hoorden zij lijstjes en dan wat geschreeuw, maar het is echt het debat over de hoofdlijnen van het beleid.  Ik vond dat het debat wel aan niveau won toen het na die kale lijstjes ging over christelijke waarden. Ik zou graag eens positieve teksten van de heer Wilders horen. Wat zijn nou eigenlijk een paar christelijke waarden waarvan hij zegt: daar moeten wij voor staan en daar zijn wij trots op in ons land?  De heer Wilders (PVV): Een van die christelijke waarden is dat we opkomen voor ons eigen volk. Dat is wat we moeten doen. En een van de christelijke waarden …  (Hilariteit)  De voorzitter: Dames en heren, de heer Wilders wil graag zijn antwoord geven.  De heer Wilders (PVV): Het is echt tekenend dat iedereen hierover lacht. Opkomen voor je eigen volk is dat wij — iedere christen zou daarbij voorop moeten staan — ervoor moeten waken dat ons land islamiseert. Wat is er christelijker dan dat? Daarmee zorgen we ervoor dat Nederland die christelijke waarden houdt. Ik verzeker mijn collega van de SGP dat, als wij dat niet doen en niet opkomen voor ons eigen volk en niet zeggen "geen islam meer", de christenen de eersten zullen zijn die in Nederland geslachtofferd zullen worden door de islam. Het opkomen voor de christelijke waarden betekent dus nee zeggen tegen asielzoekers uit die landen, nee zeggen tegen nieuwe moskeeën en nee zeggen tegen nieuwe imams.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben bang dat het opkomen voor christelijke waarden heel hol gaat klinken als we zelf niet meer weten waar die christelijke waarden voor staan. Dan worden we eigenlijk bang voor de hele buitenwereld om ons heen. Is niet één belangrijk punt van de christelijke waarden ook — als je ziet op hoeveel plekken in de wereld er iets misgaat — dat ieder mens, wie hij ook is, ons medemens is en geen ongedierte?  De heer Wilders (PVV): Ongedierte is het zeker niet. Maar ik blijf herhalen: als u wilt dat uw partij of dat christenen in Nederland kunnen blijven functioneren, zult u ervoor moeten zorgen dat de islam niet dominanter wordt dan hij al is. Uw partij, uw mensen en de christelijke waarden in Nederland zullen als eersten geslachtofferd worden als de islam zijn zin krijgt.  De heer Van der Staaij (SGP): U hoeft de SGP niet te overtuigen van het belang van christelijke waarden. In het Europa en het Nederland van nu zie ik juist dat heel veel mensen in deze cultuur zich afzetten tegen het christelijke verleden. Ook in de PVV heb ik geen medestander gevonden toen het ging om typisch christelijke punten als bescherming van het leven of opkomen voor de zondagsrust. De gewetensbezwaarde ambtenaar moest al het land worden uitgestuurd. Hoezo christelijke waarden?  De heer Wilders (PVV): Je kunt de christelijke waarden delen, ook al ben je zelf geen christen. Dat kan. Dat doen miljoenen mensen in Nederland. Dat laat onverlet dat, als wij willen dat die waarden blijven en we niets met geweld gaan afdwingen als iemand het niet eens is met een ander, we de islam moeten keren. Het verbaast mij dat de SGP-fractie blijkbaar niet inziet dat, als de islam in Nederland dominant wordt, de SGP, de ChristenUnie, iedereen die het christendom of jodendom aanhangt, in een hoge boom zal hangen.  De heer Slob (ChristenUnie): Heeft de heer Wilders ook zicht op wat er op dit moment in Nederland, in onder meer al die plaatsen die hij genoemd heeft en op andere plekken in kerken, gebeurt?  De heer Wilders (PVV): En ik zeg hier wat er nog meer gebeurt. Ik weet dat er in al die gemeenten mensen zijn, in kerken en buiten kerken, die het wel goed vinden dat deze mensen komen en dat er asielzoekerscentra komen. Die mensen worden zo ongeveer vertegenwoordigd door iedereen in deze Kamer behalve door de Partij voor de Vrijheid. Wij vertegenwoordigen, wij komen hier op voor die miljoenen mensen die zeggen dat zij dat op dit moment niet aankunnen en niet willen. Wij moeten er eerst voor zorgen dat onze ouderen niet in een luier in een verzorgingshuis liggen. Daar moeten wij voor zorgen. Wij moeten er eerst voor zorgen dat het geld wordt besteed aan banen voor onze eigen mensen die werkloos zijn. Daar moeten wij voor zorgen, daar zijn wij voor gekozen. Dat moeten onze prioriteiten zijn. Ik vind het onvoorstelbaar dat hier in deze hele Tweede Kamer, op die taartpunt van de PVV na, niemand, maar dan ook helemaal niemand, dat geluid van die miljoenen Nederlanders verkondigt. Ik ben er trots op dat ik dat wel doe.  De heer Slob (ChristenUnie): Nog niet zo lang geleden, aan het begin van uw betoog, pretendeerde u dat u namens alle Nederlanders sprak.  De heer Wilders (PVV): Dat heb ik nooit gepretendeerd.  De heer Slob (ChristenUnie): Daarna hebt u een enorme lijst met plaatsnamen genoemd, waarmee dat statement al wat wordt ondergraven. Nu zijn het er miljoenen. Ik kan u echter melden dat in al die plaatsen die u hebt genoemd, christenen en niet-christenen proberen het maximale te doen van wat nodig is in een situatie waarin mensen in nood aankloppen en voor een bepaalde tijd hulp en onderdak nodig hebben. Ik ben enorm trots op die mensen.  De heer Wilders (PVV): Zeker. Dat moet u vooral ook zijn. Maar als het er te veel zijn, wordt dat de ondergang van Nederland.  Voorzitter. Bijna de helft van de gemeenten in Nederland dreigt straks een asielzoekerscentrum te krijgen. Ik zei het net al. Nederland wordt één groot asielzoekerscentrum, met helaas ook heel veel terroristen ertussen. En de Nederlanders mogen allemaal werken om die mensen te eten te geven en hen te voorzien van gratis gezondheidszorg, uitkeringen en ga zo maar door.  Het was een klein bergbeekje. Het is nu een snel kolkende rivier, die met een noodvaart over ons land dendert. Niets en niemand wordt ontzien. Ongeveer iedere gemeente in Nederland is de klos, behalve natuurlijk de grachtengordel en de villawijken. Zo zakt ons mooie Nederland verder het moeras in, onder leiding van de elites die de invasie begroeten met vlaggetjes en teddyberen, die erover juichen dat ons volk gewoon vervangen wordt. Het is nu nog Nederland. Dadelijk is het Hollandistan. Nu is het nog de thuisbasis van het Nederlandse volk. Straks, als we zo doorgaan, is het de islamitische heilstaat met de sharia en de Koran. Het is een culturele kamikaze, een culturele zelfmoord, een nationale zelfmoord, aangevoerd en toegejuicht door alle mensen hier in de Tweede Kamer behalve mijn eigen fractie en het kabinet.  Het is overduidelijk wat er moet gebeuren. In de eerste plaats, zoals ik al zei: geen asielzoeker er meer bij, niet één. De tweede oplossing is echt keihard nodig: onze grenzen helemaal dicht voor asielzoekers en terroristen, niet tijdelijk maar definitief. Nederland moet uit Schengen. Nederland moet uit de Europese Unie en weer baas worden over zijn eigen land. Ten derde, zoals ik al zo vaak heb gezegd: laat de jihadisten alsjeblieft vertrekken en laat ze nooit meer terug in Nederland komen. Ten vierde: voer administratieve detentie in voor mensen die een bedreiging vormen voor onze veiligheid en met het strafrecht niet van de straat kunnen worden gehaald. Maak Nederland veilig.  Het is tijd om kleur te bekennen. Wat mijn fractie betreft zijn dat de kleuren rood, wit en blauw. Wegkijken kan niet meer. Wegkijken mag niet meer. We moeten nu kiezen. De vraag is: kiezen we voor onze vrijheid of tekenen we de capitulatie van Nederland? We kunnen onze vrijheid alleen behouden als we ons opstellen als echte patriotten, als we ons richten op het behoud van onze identiteit, als we ons richten op het unieke, mooie karakter van ons eigen land, van dit land. Het is ook het enige land dat we hebben. Het Nederlandse belang moet weer vooropstaan. Onze vlag moet weer nummer één zijn. Niet langer moeten we luisteren naar Brussel. Niet langer de belangen van Griekenland, niet langer de belangen van Afrika, niet langer de belangen van Libanon en niet langer de belangen van de islam, maar één enkel belang telt: het Nederlandse belang.  Gelukkig zien we dat oplevend patriottisme op steeds meer plekken in Nederland. We zien het in de protesten tegen de asielzoekerscentra. We zien het in de steun voor bijvoorbeeld het referendum op de website van GeenStijl, een referendum over het verdrag met Oekraïne. Ik zou zeggen: tekenen, allemaal! We zien het in de opiniepeilingen. We kunnen hier door alle collega's worden weggelachten, maar in een aantal opiniepeilingen is de Partij voor de Vrijheid de grootste partij van Nederland.  De werkelijkheid is niet wat de NOS of RTL, wat Umberto Tan, Jeroen Pauw of al die andere kleffe bekende Nederlanders de mensen proberen wijs te maken. De werkelijkheid is dat miljoenen Nederlanders nee zeggen tegen nog meer asielzoekers, want Nederlanders zijn niet gek. En dat is nog maar het begin, want ik verzeker u: Nederland wordt wakker. Het patriottisme heeft de toekomst. Nederlanders snappen dat we te maken hebben met een islamitische invasie, dat we die invasie moeten keren en dat, als we dat niet doen, die invasie ons keert. Wij willen heel graag dat wij die invasie keren, dat Nederland er sterker uit komt, dat we overleven en dat we er sterker uit komen dan we ooit waren.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is de heer Wilders gelukt, ik denk in een klein halfuur, om de twee Nederlanden hier te verbeelden, om Nederland te splitsen. Want wat is nou de boodschap die hij heeft voor al die mensen die hij vertegenwoordigd? Ik denk namelijk niet dat ik gelijk ga krijgen. Ik zou veel meer mensen hier willen opvangen. Maar ik denk ook niet dat de heer Wilders gelijk krijgt en dat hier helemaal niemand meer wordt opgevangen. Het feit blijft dat er heel veel mensen hiernaartoe zullen komen die onderdak nodig hebben. Die komen in onze samenleving. Wat u nu doet, mijnheer Wilders, is twee Nederlanden creëren. Wat is dan de boodschap aan uw achterban? Wat moeten ze dan gaan doen? Wat betekent het patriottisme in de praktijk? Er zullen asielzoekerscentra ontstaan en het is de taak van ons als politici om ervoor te zorgen dat we hier in vrede met elkaar kunnen blijven samenleven. Wat is uw oproep aan uw achterban?  De heer Wilders (PVV): Pleeg verzet.  De heer Klaver (GroenLinks): Pleeg verzet? Wat bedoelen we …  De heer Wilders (PVV): Pleeg verzet.  De heer Klaver (GroenLinks): Wat bedoelt u daarmee?  De heer Wilders (PVV): Pleeg verzet! Accepteer het niet! Ga naar die asielzoekerscentra of die inspreekavonden bij de gemeente waarop daartoe wordt besloten. Ik heb net die hele lijst genoemd, …  De heer Klaver (GroenLinks): Ga naar uw …  De heer Wilders (PVV): Mag ik uitspreken? Ik heb net de hele lijst genoemd, die het COA onder de pet wilde houden, waarvan ze niet wilden dat de mensen het wisten, omdat ze bang waren dat ze in verzet kwamen! Natuurlijk, ik heb het over democratisch, geweldloos verzet, maar pik het niet! De PVV is niet voor niets de grootste partij in bijna alle peilingen. Niet voor niets zijn wij hier degenen die het geluid van miljoenen mensen vertegenwoordigen. Het is onbegrijpelijk dat de rest van de Kamer dat niet doet! U vertegenwoordigt Nederland niet meer. Dus ik zeg tegen iedereen: wij vertolken uw standpunt; pleeg op een democratische manier verzet tegen die asielzoekerscentra.  De heer Klaver (GroenLinks): Dat is een belangrijke toevoeging: op een democratische manier verzet plegen. En wat nou als de gemeenteraad democratisch beslist dat er toch een asielzoekerscentrum moet komen, wat op al die plekken is gebeurd waarvan u zonet een lijst oplas? Wat is dan uw boodschap aan uw achterban?  De heer Wilders (PVV): Stem nooit meer op GroenLinks. Ja, zo simpel is het.  De heer Klaver (GroenLinks): Is dat het?  De heer Wilders (PVV): Wij zijn democraten. Wij gebruiken democratische, geweldloze middelen. We zullen nooit anders doen, maar we zullen ons geluid laten horen. En ik hoop dat al die Nederlanders die vanavond zien dat een fractie van twaalf man eigenlijk representeert wat miljoenen zeggen, wat de helft plus één van deze Kamer eigenlijk zou moeten zeggen als je naar alle peilingen kijkt. Ik hoop dat al die mensen wakker worden. En ik zíé dat al die mensen wakker worden, en dat ze zullen afrekenen, op een democratische manier, met mensen als de heer Klaver en anderen die hen niet vertegenwoordigen.  De heer Klaver (GroenLinks): Inderdaad, dat het democratisch is. Maar ik denk dat het onze verantwoordelijkheid is, ook als politici, om ervoor te zorgen dat we hier in vrede met elkaar kunnen samenleven. Ook als mensen van buiten komen. Ook als mensen onze hulp nodig hebben. Dat vind ik misschien nog wel het ergste: dat ik vanavond geen greintje, maar dan ook geen greintje menselijkheid heb ontdekt. Geen greintje. Nog geen begin van medeleven met mensen die moeten vluchten voor geweld, onderdrukking en honger. Niks. Ik had gehoopt om daarvan, ondanks al die tirades, misschien een snippertje te zien, maar helaas.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter, tot slot richt ik mij direct tot u, en ook tot de leden van deze Kamer en het kabinet. Ik zeg u allen wat ik eigenlijk zonet al gezegd heb. Ik zeg het nog een keer. Jullie zijn Nederland niet. Het hart van Nederland klopt allang niet meer in deze zaal. Het echte hart van Nederland klopt daarbuiten, waar het Nederlandse volk is, waar ons volk woont. Dat is het echte Nederland. In naam van al deze miljoenen mensen, die u niet meer vertegenwoordigt, zeg ik: doe uw plicht. Hou op met wegkijken. Sta voor Nederland. Kies voor ons volk. Sta aan de goede kant van de geschiedenis. Vecht voor onze toekomst. Stop die islamitische invasie en laat Nederland alsjeblieft Nederland blijven.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter. "Houdt koers", die krachtige slogan op het prachtige affiche moet de premier bekend voorkomen. Ik zie hem instemmend knikken. Ook hij krijgt warme gevoelens bij een verkiezingsposter met de slogan "Houdt koers". Net als ik zal hij bij die slogan als goed historicus onmiddellijk denken aan bijna honderd jaar geleden. In 1922 prijkte deze oproep op de verkiezingsposter van de Vrijzinnig-Democratische Bond. Anno 2015 hangt het origineel op de burelen van D66. Wij zien het schip van staat dat vaart tussen de extreme klippen van revolutie en reactie. Een krachtig beeld: koers houden, trouw blijven aan principes en idealen, ongeacht het politieke klimaat. De soms gure winden van de politieke flanken trotseren, verantwoordelijkheid en vastberadenheid uitstralen en daarmee vertrouwen wekken. Die slogan "Houdt koers" kwam de premier misschien zo bekend voor dat hij er dit jaar zelf ook campagne mee ging voeren; een hoopvol signaal en een even gezonde als noodzakelijke politieke instelling voor de laatste anderhalf jaar van deze coalitie.  Na zeven jaren in crisisachtige sfeer gaat het eindelijk iets beter met Nederland, maar het herstel is broos. De 600.000 werklozen merken er nog weinig van. Het herstel is bovendien sterk afhankelijk van internationale ontwikkelingen. Slecht nieuws over de Chinese economie zorgde de afgelopen maand direct voor blinde paniek op beurzen wereldwijd. Economisch gezien zijn wij nog altijd een zijspan van de Duitse motor. Onze invloed is dus beperkt, maar wát we kunnen doen, moeten we doen. En liefst iets sneller dan anderen.  De afgelopen jaren moesten wij haakse bochten nemen: in hoog tempo hervormen en bezuinigen vanuit een breed gedeeld gevoel van urgentie. Maar er leefde ook een breed gevoel van: hadden wij dit maar eerder gedaan. Laten wij die fout dus niet nog een keer maken. Op terreinen waar de politiek leidend is, moet ze continu bezig zijn met aanpassen. De politiek moet evenwicht zoeken tussen generaties en mensen met meer en minder kansen om het draagvlak overeind te houden. Ook moet de politiek waakzaam zijn, zodat de noodzakelijke lange termijn het niet telkens aflegt tegen het electoraal gerief van de korte termijn. Als je je taak als politicus serieus neemt, weiger je te accepteren dat het schip van staat door polarisatie of profileringsdrang op een van die klippen dreigt te varen.  Er is in dit land veel om trots op te zijn. Nederlanders scoren steevast in de top vijf van de meest gelukkige mensen, maar toch knaagt er iets. Mensen hebben niet veel op met de politiek. De beloning voor politieke daadkracht is toch al zeldzaam, begrijpelijk zeldzaam, en daar komen dan ook nog eens de drama's rond de pgb's, het passend onderwijs of de Nationale Politie bovenop. En als de sfeer op voorhand al is verziekt door platte verkiezingsbeloftes, is dat een giftige cocktail die populisme in de hand werkt. Dan zijn er ook nog de gesloten instituties zoals banken, woningcorporaties en pensioenfondsen die te vaak zonder mensen beslissen over mensen. Laat ik als voorbeeld de pensioenfondsen geven, die mensen te weinig inzicht en te weinig keuze geven. 1.500 miljard aan maatschappelijk kapitaal, maar we hebben er nauwelijks invloed op. De solidariteit tussen generaties, tussen jong en oud staat onder druk. Wij willen mensen maximale, individuele invloed geven, gecombineerd met de voordelen van het collectief, want daar wringt de schoen. Mensen hebben het gevoel dat ze nergens grip op hebben, dat het ze overkomt en dat de politiek het laat gebeuren. En de politiek hoeft ook niet overal een antwoord op te hebben. We zijn niet altijd aan zet, maar te vaak wordt de indruk gewekt dat wij hier met z'n 150'en en zij daar in vak-K het allemaal wel zullen regelen. De macht van Den Haag is tanende. De macht gaat naar de steden en naar Europa. Want of we het nu leuk vinden of niet, de natiestaat is over z'n hoogtepunt heen. Dat is de realiteit waarvoor je je kop niet in het zand moet steken. En waarom zou je dat ook doen? Steden zijn de bron van economische groei en de Europese samenwerking maakt ons economisch en geopolitiek weerbaar.  Om het cynisme te bestrijden, om te voorkomen dat mensen teleurgesteld worden in hun verwachtingen, is mijn antwoord dan ook niet: nog meer overheid. Zo is de tomeloze Haagse controledrang veel professionals in zorg en onderwijs een doorn in het oog. Ook bij de politie zien we dat. Vraag hun niet hun werk te doen met een hand op de rug. Ik vraag me ook oprecht af of een zogenoemde feestbegroting dan het beste antwoord is op het cynisme van mensen, op hun terechte zorgen. Het is toch een veeg teken dat de helft van Nederland er niks van gelooft als het kabinet zegt dat ze het volgend jaar beter zullen krijgen. Het is een veeg teken dat het kabinet met een feestbegroting nog slechtere rapportcijfers scoort dan vorig jaar. Toon daarom leiderschap. Laten we ons richten op de grote vraagstukken van deze tijd, waar de politiek wel leidend moet zijn.  Een land als Estland, op een pistoolschot afstand van Poetin, is in 25 jaar getransformeerd van een Sovjetsatelliet tot een hypermodern land. Ik noem het leiderschap van Merkel als het gaat om vluchtelingen en het leiderschap van Obama de laatste tijd bij het klimaat. Politieke moed had dit kabinet zeker. De premier was goed bezig en we hebben hem in dat goede gesteund, maar de koers is flink verlegd. Van een gezamenlijke strijd voor herstel en vooruitgang naar te veel strijd binnen de coalitie; diametraal tegenover elkaar, in de woorden van de PvdA-partijvoorzitter. En dat wordt een hachelijk avontuur, onverantwoord ook met maar 21 zetels in de Eerste Kamer en één zetel meerderheid hier in de Tweede Kamer en iedere maand een nieuwe dissident. Een hachelijk avontuur dat uitloopt, ben ik bang, op anderhalf jaar nietsdoen, behalve dan gratis geld uitdelen.  Is dat niet illusiepolitiek? Daar prikken mensen zo doorheen. Zij mogen er toch van uitgaan dat een kabinet ook in het zicht van verkiezingen zich niet alleen bezighoudt met links en rechts cadeautjes uitdelen? Zij mogen er toch van uitgaan dat een kabinet niet blijft wegkijken van te hoge werkloosheid en dat het banen schept, ook voor mensen die extra aandacht nodig hebben, zoals 50-plussers en mensen met een arbeidshandicap? Zij mogen er toch van uitgaan dat het kabinet zzp'ers nu eindelijk laat weten waar ze aan toe zijn, dat het ze niet in de wielen gaat rijden met hogere belastingen en dat het daarom in zijn laatste anderhalf jaar een grondige belastinghervorming in de steigers zet? Zij mogen er toch van uitgaan dat het kabinet niet zal wegduiken voor grote vluchtelingenstromen, voor de dramatische gevolgen van klimaatverandering en voor uitholling van de rechtsstaat?  Tegenover de politiek van de illusie zet ik de politiek van het realisme. Niet dat doen wat in dromen verleidelijk lijkt, maar dat wat als je wakker bent noodzakelijk blijkt. Vanuit je idealen het reële realiseren. Er is alle reden om het vertrouwen te hebben dat dat lukt, in Nederland en daarbuiten.  Laat ik met daarbuiten beginnen. Europa is door een combinatie van pragmatisme en idealisme tot stand gekomen. De noodzakelijke verdieping van de samenwerking zal ook niet anders gaan vanuit datzelfde pragmatisme en idealisme. De pragmaticus in mij zegt: we ontkomen er niet aan, bevoegdheden bij Europa neer te leggen. Iedere politicus die iets anders belooft, zal vroeg of laat van een koude kermis thuiskomen. De vluchtelingencrisis heeft ons met de neus op dat feit gedrukt. Zonder een eensgezind en daadkrachtig Europa komen we nergens. Het verdeelde Europa afgelopen maandag bij de top was, gezien de urgentie, weer een gênante vertoning. Vluchtelingenstromen zijn niet van vandaag of gisteren en het is een illusie te denken dat ze morgen ophouden. Alleen migratieontkenners beweren anders. Het moet nog heel vaak lente worden in de Arabische wereld. Als dat ooit echt zou gebeuren, zou er weleens een stroom klimaatvluchtelingen aan onze grens kunnen staan. Al decennia lukt het noch een Republikein noch een Democraat in het Witte Huis om de Mexicaanse migrantenstroom te stoppen, maar opnieuw buitelen zestien Republikeinse kandidaten over elkaar om de kiezer die valse belofte te doen. Het is dus een illusie te denken dat we door muren op te trekken mensen kunnen tegenhouden. Maar het is ook onzin dat we dit probleem niet aan zouden kunnen. Als de politieke wil er is en de politiek werk maakt van maatschappelijk draagvlak, kunnen we alles. Het kabinet heeft een koppeling gelegd tussen de opvang van vluchtelingen en het sluiten van Europese grenzen. Over dat laatste wordt in Brussel overigens met geen woord gerept. Mijn vraag aan de premier is dan ook: gaan we nu wel of niet die 7.214 vluchtelingen snel opnemen?  Behalve een goede opvang gaat het mij ook om een geslaagde integratie van de mensen die hier blijven. Hen hebben we, hoog- en laaggeschoold, ook nodig om onze economie draaiende te houden. Is de premier dat met mij eens? Zo ja, mag dat dan wat meer worden uitgedragen? Veel Indonesiërs, Surinamers, Marokkanen en Turken leveren goed geïntegreerd al decennia een waardevolle bijdrage aan onze samenleving. Ook dat mag wat meer worden gezegd, want de problemen, die er natuurlijk ook zijn, worden wel voldoende benadrukt. Is het dan zo gek dat veel goed geïntegreerde mensen zich inmiddels tweederangs burgers voelen door een venijnig klimaat van "we zijn jullie liever kwijt dan rijk"?  Terecht gaan we nu meer vluchtelingen opnemen. Een aantal van hen zal blijven; dat staat vast. Dus vraag ik de premier: hoe zorgen we er samen met de steden voor dat de integratie van deze mensen geen fiasco maar een succes wordt? Hoe krijgen we hen zo snel mogelijk aan het werk? Wanneer mogen we de concrete, in de troonrede aangekondigde, voorstellen hiervoor verwachten?  Illusiepolitiek zagen we ook bij de Griekse impasse, maar de rekening voor "geen geld meer naar de Grieken" heeft de VVD nu wel betaald. Laat ik er nog het volgende over zeggen. Ik ben blij dat collega Zijlstra vandaag niet verscholen is op zijn kamer maar in zijn bankje zit en dat ik hem kan zeggen: geen sterke euro zonder Europese politieke aansturing.  Net zoals de ministers vandaag de dag iedere week naar Brussel reizen voor weer een vruchteloze poging tot een akkoord over de laatste crisis, zo reisden in de Bataafse Republiek afgevaardigden van hun provincie naar het Binnenhof, totdat vanuit Frankrijk het idee overwaaide om provinciale vertegenwoordigers verantwoording te laten afleggen aan het gehele volk. Weerstand alom. Nu hoor ik nog zelden iemand die denkt dat het beter is voor Nederland om het stadsbestuur weer vanuit de provincies te organiseren, een enkele zeer gewaardeerde Fries daargelaten.  In Berlijn en Parijs wordt nagedacht over de toekomst van de eurozone. Je kunt Cameron van alles verwijten en je kunt gruwelen van de Hongaarse premier Orbán, maar ze hebben in ieder geval een Europese agenda. Dat kan ik niet altijd van onze premier zeggen. Bewijs dat ik ongelijk heb! Laat maar eens zien dat tijdens het Nederlandse voorzitterschap een einde wordt gemaakt aan die draak van een Europese begroting; die 1.000 miljard die voor zeven jaar in beton wordt gegoten! Welk resultaat heeft de premier volgend jaar op dit terrein geboekt?  Ik kom bij de klimaatverandering. Dit kabinet heeft de illusie dat het allemaal wel meevalt. Hoe moet ik anders verklaren dat de premier nog eens rustig naar de rechter gaat, maar niet in actie hoeft te komen nu het energieakkoord zijn doelen niet haalt? Denkt hij dat de rechter met al die bezuinigingen niets beters te doen heeft? De realiteit is dat gletsjers verdwijnen met honderden meters per jaar. Het pakijs op de Noordpool is sinds 1980 voor bijna twee derde gesmolten. Er is dus geen tijd te verliezen voor Europa en voor Nederland. De bedreigingen vliegen op ons af, terwijl de kansen voor het oprapen liggen. Breng de CO2-uitstoot omlaag! Sluit de kolencentrales! Laat Groningen niet meer trillen! Haal de hand van Poetin van onze thermostaat! Isoleer ieder school- en overheidsgebouw! Leg voor mijn part de daken vol met panelen! In dit land van wind en water is er schone energie voor tien. Nederland hangt qua prestaties echter aan de achterste mem, naast Luxemburg en Malta. Maar wat is het antwoord van dit kabinet? Het antwoord is het afschaffen van de kolenbelasting en het amechtig vasthouden aan een slap energieakkoord. Wanneer lukt het ons eindelijk om klimaat en energie uit de gepolariseerde discussie te trekken, alsof het een keuze is, alsof het een luxe is? Urenlang debatteren over statiegeld, plastic tasjes en koolzuurhoudende frisdrank in te kleine flesjes, stuk voor stuk reuze belangrijk, daar gaan we het klimaat niet mee redden. Klimaat en energie, dat is ons verdienmodel. Dat levert innovatie en banen op. Daarmee kunnen we vooroplopen in de eenentwintigste eeuw. Hebben we groen-rechtse premier, ja of nee?  Nu ga ik naar ons eigen land, naar het Belastingplan, dat nog niet eens de suggestie wekt van een belastinghervorming. Vorig jaar lag hier een brief van 27 kantjes met de belofte van 100.000 banen. Waar is het misgegaan? Weet u, voorzitter, wat ik voor de zomer aan die onderhandelingstafel zag? Tegenover me zat een kabinet dat hooguit voor Sinterklaas wilde spelen en dat aan de oppositie vroeg: steken jullie je nek nu maar uit, zorgen jullie voor de ruggengraat, zeggen jullie maar hoe lang onze polsstok mag reiken. Deze keizer had geen kleren aan en dat was de naakte waarheid. Het uitdelen van 5 miljard is misschien goed voor de houdbaarheid van dit kabinet, maar niet voor de houdbaarheid van de schatkist. Wat zou het mooi zijn als het kabinet het geld toch gaat gebruiken voor een echte hervorming! Wat zou het mooi zijn als het kabinet echt werk gaat maken van meer banen, minder geld rondpompen en groenere belastingen! Het is onverantwoord om de werkloosheid zo hoog te laten. Met een beetje creativiteit kan het aantal extra banen meer dan verdubbeld worden. Kijk maar naar dit plan!  De heer Van Haersma Buma (CDA): "Kijk maar naar dit plan". Ik heb het eerder gezegd, maar ik herhaal het: wat mij verbaast, is dat de heer Pechtold er twee jaar als de kippen bij is om een deal te sluiten met een kabinet dat de belastingen verhoogt met miljarden. Hij doet mee. Maar in het jaar dat het kabinet tot het inzicht komt dat de lasten, vooral voor de middeninkomens, naar beneden moeten — wat ook banen oplevert — is D66 zo'n beetje de eerste partij die zegt: dat moet anders, nu doen we even niet mee. Ik kan dat niet plaatsen. Het is toch veel beter om te zorgen dat 5 miljard lastenverlichting wel kan doorgaan?  De heer Pechtold (D66): Fantastisch! En de eerste 12 miljard waren overigens samen met het CDA in het lenteakkoord opgenomen. Dat was niet zozeer bezuinigen, het was ervoor zorgen dat het achterstallige onderhoud in onze economie werd aangepakt. Ik heb over de woningmarkt bewust een akkoord gesloten met het kabinet en u niet. Ik heb dat ook gedaan voor de zorg, voor het onderwijs, voor de pensioenen, de AOW-leeftijd en de arbeidsmarkt. Op al deze terreinen heeft Nederland eigenlijk sinds de val van Balkenende II en III de problemen zich zien opstapelen. En ja, mijnheer Buma, natuurlijk is het makkelijk om, wanneer het kabinet zegt dat er geld over is, te zeggen: dat is het enige wat we nog doen anderhalf jaar voor de verkiezingen. Dat geld is er overigens niet, want het is een extra schuld. Maar het CDA en ook het kabinet hadden in het begin een hogere ambitie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als u zegt "het geld is er niet" en "het kan niet", dan moet u niet zelf een andere invulling voor de 5 miljard zoeken. Dat is een rare redenering. Of u zegt "5 miljard op een andere manier, dan ja" of u vindt het onverantwoord en dan moet u gewoon zeggen: eigenlijk hadden we vorig jaar al wel gelijk met die belastingverhoging; die hoeft niet zo veel meer naar beneden.  De heer Pechtold (D66): Ik hoef de heer Buma toch niet uit te leggen dat wij na jaren met een tekort boven de 3% nu eindelijk bezig zijn om richting begrotingsevenwicht te gaan. Dat we daar nog niet op zitten, is ook duidelijk. Dat we iets sneller gingen dan we met zijn allen hoopten, dat klopt en dus kun je, als je dat wilt, iets aan ruimte pakken. Dat doet het kabinet, maar nog steeds, en dus ook dit jaar, geven wij meer geld uit dan dat er binnenkomt. Ook dit jaar groeit onze staatsschuld. Ook dit jaar betalen wij de rente over de schuld die wij doorgeven aan volgende generaties. Maar de overheid is geen privéhuishouden en dus hoeven wij niet ieder jaar uit te komen. En ja, je kunt dus geld inzetten, geld dat je leent van de volgende generatie met de verantwoordelijkheid om er verstandige dingen mee te doen. In de plannen van D66 worden de lasten meer verlaagd dan in die van het kabinet. We vergroenen meer dan het kabinet. We hebben meer lef om het ook in de lokale democratie neer te leggen en we scoren ruim twee keer zoveel banen als het kabinet in zijn plannen. En ja, daarom ben ik hier trots op.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nog een keer, als u net zoveel lasten verlicht zonder dekking als het kabinet, is mijn analyse dat u niet kunt beweren dat u zuiniger bent dan het kabinet.  De heer Pechtold (D66): Dat doe ik ook niet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Oké, maar dan is het verwijt van geld verjubelen wat goedkoop. Ik vind het ook belangrijk en daarom let ik er zo op. Ik heb uw plan dan wel zwart-wit maar toch kunnen lezen. Er staat nergens in dat iemand heeft nagerekend of het klopt. U hebt anderen in interrupties een tuinstoel verweten, maar dan moet u — zo zeg ik even heel grappig en overdrachtelijk — niet zelf in de leunstoel gaan zitten, want dat maakt het wel heel makkelijk.  De heer Pechtold (D66): Ik vind het niet heel sterk, maar ik doe het ervoor op dit tijdstip.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Gelet op het tijdstip vind ik het nog wel meer dan men had kunnen verwachten.  De heer Pechtold (D66): Van u!  De heer Van Haersma Buma (CDA): En die laatste is weer precies wat we van u hadden kunnen verwachten.  De heer Pechtold (D66): Zekers.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het verbaast mij echt ontzettend dat u zegt dat er meer dan twee keer zoveel banen bij zullen komen. Dat verzint u zelf, want het is nergens op gebaseerd. U haalt een doorrekening van het Centraal Planbureau van vorig jaar aan, maar u vergeet daarbij bijvoorbeeld dat u in uw eigen plannen een Maut-heffing voor vrachtwagens invoert.  De heer Pechtold (D66): Klopt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil niet heel vervelend zijn, maar er werken ontzettend veel mensen in de transportsector en daar kost zoiets gewoon banen. Kortom, die hele banenredenering klopt niet en het CPB heeft er niet naar gekeken. Echt, op die manier mag je niet met zo'n plan komen en bovendien moet je dan echt wat voorzichtiger zijn met je kritiek op anderen.  De heer Pechtold (D66): Ik zou graag een halfuur antwoorden, maar dat gaat me niet lukken.  Je kunt geld uitgeven. Je kunt naar de boekhandel gaan om een romannetje te kopen of je kunt er een studieboek kopen. Het ene is hartstikke leuk en als het uit is, leen je het misschien nog een keer uit. Het andere zorgt ervoor dat je in de toekomst misschien wel twee boeken kunt kopen. Dat is het verantwoord uitgeven van geld.  Dan de plannen van D66. Ja, wij hebben die langs de lat van het CPB gelegd. Ik heb daar niemand in de tuin gezien. Ik ben er ook zelf niet geweest. We hebben het gewoon langs de modellen van het CPB gelegd en daaruit blijkt dat D66 met deze plannen meer dan het dubbele aantal banen creëert. En ja, daar zit — ik weet dat het CDA daar nooit zo'n voorstander van is — vergroening in. Mijnheer Buma zoomt nu in op de Maut, de vrachtwagenbelasting; mijnheer Buma die altijd Duitsland, mevrouw Merkel, aanhaalt als het grote voorbeeld. Deze Maut is exact hetzelfde als wat er in Duitsland al is. De opbrengst daarvan pompen wij terug, zodat werkgevers een werknemer goedkoper kunnen aannemen en zij allebei meer in de portemonnee overhouden. Mevrouw de voorzitter, u snapt het, mijnheer Buma inmiddels ook. In dat plan zit ook een extra verlaging van de lasten op arbeid door vergroening, twee vliegen in één klap. Het kabinet doet nul komma nul aan vergroening. Dat vind ik een gemiste kans. De lasten op arbeid kunnen nog verder omlaag door gemeenten meer ruimte te geven voor hun eigen belastinggebied.  Het D66-plan is vier velletjes: meer lef, meer banen, minder lasten, minder vervuiling en minder bureaucratie. Ik vraag aan de premier één goede reden om dat niet over te nemen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nog eenmaal, voorzitter, want ik begin het toch steeds minder te begrijpen. Het is een enorme lijst. Dat maakt het, als ik het voorzichtig zo mag uitdrukken, moeilijker om tot een lastenverlichting te komen waarover wij het samen eens zijn. Wat is nu de bedoeling van D66? Is het de bedoeling om allemaal stellingen te poneren waarvan wij langzamerhand allemaal wel moeten kunnen zien — ik noem de Maut-heffing voor vrachtauto's maar ook het tarief energiebelasting gas, dat gewoon een hogere energierekening betekent — dat het zo niet gaat vliegen? Tenzij de heer Pechtold denkt: met GroenLinks, PvdA en SP krijgen we het kabinet wel een heel andere kant op, en dan doen we het zo. Wat is de bedoeling, 5 miljard lastenverlichting mogelijk maken, of de boel zo onmogelijk maken dat er ofwel niets komt ofwel een totaal ander plan?  De heer Pechtold (D66): Voorzitter, voorzitter. De heer Buma heeft, voordat het kabinet überhaupt zijn invulling van de 5 miljard gaf, voor de zomer al gezegd: ik teken bij het kruisje, waar het kabinet ook mee komt. Vandaag hebben wij ook gezien dat het kabinet eigenlijk, zij het niet in de tuinstoel, achterover hangt omdat het denkt: Buma en die Eerste Kamerfractie van hem, die zijn wel binnen. Dat is een manier van politiek bedrijven, maar ik wil net iets meer, met eigenlijk niet eens zo heel veel radicale aanpassingen. Ik wil gewoon slimme aanpassingen bewerkstelligen. Ik geef maar wat voorbeelden. De ouders net wat meer ruimte geven in de kinderopvang. Zorgen voor net iets verfrissends als het volgende. Iemand heeft een vertaalbureau en doet dat nu in zijn eentje, als zzp'er. Hij denkt: weet je wat, ik heb eigenlijk werk voor twee, ik neem iemand in dienst. Dan zeggen wij: de eerste twee jaar doen we de werkgeverslasten weg. Dat scheelt bij een modaal inkomen €10.000 op jaarbasis. Dat is goed voor de economie, dat schept die banen, dat maakt dat de plannen beter zijn. Het stelt me teleur van het CDA — als de heer Buma nog geïnteresseerd is in het antwoord — dat het deze goede ideeën niet voor het grootste deel — het hoeft niet allemaal — zou willen overnemen, want dan zijn wij inderdaad samen heel sterk tegenover dit kabinet. Sterker nog, dan zullen ze het wel moeten.  Van de begrotingsakkoorden van de afgelopen jaren is gelukkig nog veel terug te zien in deze begroting. Ze hadden en houden dan ook onze steun. Maar bij de extra uitgaven dacht de coalitie: geen gedoe, gewoon ieder de helft voor de politieke stokpaardjes. Prima. Maar neem het ons dan niet kwalijk dat wij nog wat verder hebben gekeken. Ik noem drie zaken.  Ten eerste zijn er grote problemen in het passend onderwijs. In de kern een goed idee, maar in de uitvoering dreigt een drama, een soort pgb 2.0. Mijn antwoord zou zijn: meer klassenassistenten. Die moeten natuurlijk wel betaald worden. Als de premier vraagt waarvan we dat dan betalen, is mijn antwoord dit. Als ik de begroting goed lees, ligt er in 2017 nog een half miljard op de plank, want het geld voor het lage-inkomensvoordeel, het liv, wordt pas in 2018 uitgegeven. Klopt dat? Graag een reactie.  Ten tweede: met het kabinet wil ik terug naar de top-vijf van de meest concurrerende innovatieve economieën. Wij teren nog steeds op resultaten uit het verleden. Als wij meer investeren in onderzoek en innovatie en het beschikbare geld beter besteden, kan Nederland in 2030 het innovatiecentrum van de wereld zijn, zo zeg ik ook tegen collega Samsom. Laten wij sectoren waarin wij goed zijn, stimuleren, met resultaten zoals Blendle, Booking.com, of de Ocean Cleanup, die de plastic soep in de oceanen wil opruimen. Kortom: hoeveel geld hebben wij over voor de Wetenschapsagenda? Of verdwijnt die boven het WRR-rapport over de lerende economie in de la van het ministerie?  Tot slot Veiligheid en Justitie, vijf jaar lang in VVD-handen. Ik zei het al eerder: het is nog nooit zo'n puinhoop geweest. Een chaotische reorganisatie bij de Nationale Politie, onrust bij de vakbonden, geblunder bij een veertien jaar oude deal met Cees H., een vernietigend rapport van de commissie-Hoekstra, grote financiële tekorten op de begroting. Ik begrijp dat men zelfs leent bij Financiën. Al twee jaar op ramkoers in de senaat met griffierechten en de rechtsbijstand. En dan een kritisch rapport over het OM tijdens de troonrede naar de Kamer sturen, in de hoop dat wij zitten te pitten. Nou, niet dus. Ik ben dan ook helemaal niet verbaasd dat er fouten worden gemaakt bij politie en justitie. Die mensen kunnen niet harder werken dan ze al doen. Vijf jaar politiek gekluns! Het is een rechtsstaat onwaardig. Op deze manier heb ik geen enkel vertrouwen in die begroting.  Voorzitter. Toen ik het kabinet laatst in capuchontrui over het strand zag lopen, door wind en regen, dacht ik: oei, het schip van staat is vastgelopen en de bemanning heeft nog net op tijd het vege lijf kunnen redden. De vraag is nu of de premier de boel nog in beweging kan krijgen, met gevaarlijke klippen die opdoemen, krakkemikkig politiek draagvlak, profileringsdrang en ruzie en hang naar populisme in het zicht van verkiezingen. Ik zou zeggen: niet de publieke opinie regeert, maar het kabinet. Maar dan moet er wel wat te regeren zijn. Daarvoor heb ik vandaag ideeën aangedragen. Aan u dus de keus: houdt koers of houdt ermee op!  De heer Slob (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Ik vertel u misschien niets nieuws als ik zeg dat ik een fanatiek hardloper ben. Sommige mensen vragen mij wel eens: waarom doe je dat, wat vind je daar nu leuk aan? Dat is een goede vraag. Ik geniet ervan als ik doordeweeks in Den Haag ben om in de vroegte of 's avonds — want daartussenin moet gewerkt worden — tussen Scheveningen en Kijkduin even achter de konijnen aanren. Of als ik in mijn woonplaats Zwolle langs die schitterende uiterwaarden van de IJssel loop, misschien wel de mooiste plek van Nederland. De heer Koenders komt er vandaan, die kan het weten. Het is inspannend ontspannen, maar het helpt mij ook. Het helpt mij om even afstand te nemen van mijn werk en om gesprekken, debatten beelden en indrukken die ik in mijn werk opdoe, echt een plek te geven. Voor een debat als dit moet je een heel eind lopen om dat een plekje te geven.  Maar dat lukt niet altijd. Soms kan ik dingen, met name beelden, geen plek geven. Dan lukt het mij niet om dat los te laten. Dat heb ik vooral als ik zie dat kinderen vermalen worden door onrecht in de wereld. Dan zie ik bijvoorbeeld dat 16-jarige meisje voor me dat lange tijd in het nieuws is geweest in Nederland, dat van zichzelf ging geloven dat zij niet meer waard was dan het geld dat haar lichaam voor haar pooier opbracht. Of die jongen met het syndroom van Down, over wie vorige week in de krant de vraag werd opgeworpen of hij de 1 à 2 miljoen zorgkosten nog wel waard is. Of dat jongetje uit Syrië op de arm van zijn huilende vader, die uit de zee komt en het strand van Kos bereikt. Of Margarita, die al jaren in kampen woont en nu met haar moeder naar het voor hen als christenen niet veilige Oezbekistan teruggestuurd dreigt te worden. Dat raakt me.  Ik ben politiek actief geworden vanuit de overtuiging dat ieder mens ertoe doet, dat ieder mens van God leven heeft gekregen, geliefd is en tot zijn recht komt in relatie tot anderen. Ik ben politiek actief geworden vanuit de overtuiging dat ieder leven waardevol is en recht moet worden gedaan. Dat zijn mijn waarden, die voortkomen uit mijn christelijke levensovertuiging. Wij debatteren vandaag en ook morgen urenlang over de stand van het land en de stand van de wereld. We zien grote noden, stellen grote vragen, maken grote plannen en schetsen ook heel grote lijnen. We kennen ook de grote getallen: 60 miljoen vluchtelingen wereldwijd, circa 1 miljoen eenzame mensen in Nederland, 600.000 werkzoekenden in Nederland en ga zo maar door. Maar mij helpt het soms om die grote vragen van deze tijd ook even klein te maken. Wat kunnen we doen voor die ene, voor die ene vluchteling, die ene werkzoekende, die ene eenzame, dat ene kind met het syndroom van Down, die ene vrouw in de prostitutie? Hoe verantwoordelijk willen wij voor hen zijn? Waar het leven waardeloos lijkt te zijn geworden, kan het leven ook in waarde worden hersteld. Ook dit zijn momenten om daarover te spreken en onze rol daarin te bespreken. Juist bij het presenteren van een begroting en het vaststellen van begrotingen komt het erop aan. In een begroting maak je als kabinet ook duidelijk welke keuzes je maakt voor ieder mens op zich. Daarmee is een begroting ook een moreel document.  Wij hebben de begrotingen gekregen. Het is een heuse feestbegroting geworden, al wordt het niet meer zo genoemd. Het geld klotst over de drempels van de Trêveszaal en dat zullen we weten ook. Zo'n situatie is handig, ook om politieke meningsverschillen tussen coalitiepartners te overbruggen en te camoufleren; wheelen en dealen om politieke uitersten te verbinden om tot een politiek bevredigend resultaat te komen. Ik zeg erbij: soms moet dat. Er is ook niets mis met het doen van investeringen, maar de vraag is wel: waar klopt het kabinetshart?  Ik constateer met vreugde dat de minister-president inmiddels alle schroom om over waarden te spreken van zich af heeft gegooid. Ook gisteren in de troonrede kwam het onderwerp "waarden" weer terug. Dat doet mij deugd, maar nu wel verder! Mevrouw de voorzitter, mag ik via u de minister-president vragen om morgen eens in zijn politieke hart te laten kijken? Waar zit uw vuur? Welk onrecht zet u in beweging? Wat vindt u waardevol?  Ik heb nog een vraag aan de minister-president. Hoe wil hij het komende jaar werken? Het draagvlak voor zijn kabinet is in het afgelopen jaar een stuk kleiner geworden. Door afsplitsingen bij de coalitiepartijen is er een minimale meerderheid in de Tweede Kamer. Er hoeft maar één coalitie-Kamerlid op dinsdag door de wekker heen te slapen en er kan een probleem ontstaan. In de Eerste Kamer kunnen coalitie-Kamerleden zich dat inmiddels trouwens wel permitteren, want daar heeft de coalitie bij lange na geen meerderheid meer. Maar ook als ieder coalitielid er is, is er nog geen garantie dat het goed gaat. Wat betekent deze situatie voor de opstelling van de minister-president tegenover het parlement? Hoe zoekt hij naar draagvlak? Of wimpelt hij alle oplossingen van de oppositie aan de kant, zoals vorige week toch een beetje de indruk was bij het debat over het vluchtelingenvraagstuk? Welke ruimte is er voor aanpassingen van de kabinetsplannen die nu voorliggen? Doet het er überhaupt toe wat anderen dan de coalitiepartijen vinden van het door de minister-president geplande feest of blijft het een besloten feestje?  De ChristenUnie denkt graag hardop mee over de vraag hoe wij in ons land kunnen opkomen voor wat waardevol mag zijn. Wat de ChristenUnie-fractie betreft moet daarvoor het huidige lastenverlichtingenpakket van het kabinet van 5 miljard euro worden aangepast. De wijze waarop het geld nu wordt uitgegeven, is in onze ogen te eenzijdig. Wat ons betreft moet er niet alleen aandacht zijn voor de werkenden in Nederland. Zij verdienen die aandacht wel, maar alle aandacht zou niet exclusief naar hen moeten gaan. Er moet ook aandacht zijn voor chronisch zieken en gehandicapten, voor mantelzorgers en voor ouders met jonge kinderen die niet allebei fulltime op de arbeidsmarkt zijn terug te vinden.  In de begroting die wij voorstaan, gaan wij ook voor extra inspanningen bij de grote mondiale vraagstukken van dit moment: het vluchtelingenvraagstuk, maar ook de klimaatproblemen waarmee wij nu te maken hebben, die steeds groter worden. Daar moet in onze ogen meer gebeuren dan het kabinet nu voorstaat. Dat geldt ook voor veiligheid. Ik merkte het vandaag al op in een interruptie aan de heer Zijlstra: je zou echt haast denken dat minister Van der Steur bij zijn eerste begrotingsonderhandelingen met een heuse ontgroening te maken heeft gehad, want hij heeft de boot gemist. Dat kan echt niet zo. Aan die begroting moet wat gebeuren.  We stellen ook voor het komend jaar extra geld beschikbaar voor de transitie van de Wmo en de Wet langdurige zorg. Daar is, zo laat de praktijk zien, meer geld voor nodig en dan moet je ook handelen. We stellen ook geld beschikbaar voor een verdere afbouw van de gasproductie in Groningen, wat ons betreft volgend jaar naar 27 miljard kuub.  Wij hebben onze begroting laten doorberekenen door het CPB. Zoals het hoort, zeg ik met gepaste trots. We lopen goed rond, zoals we dat noemen. Ons saldo is vanwege de door ons gekozen teruggang in gasproductie slechts 0,1% slechter dan dat van het kabinet. Dat is acceptabel als je uitgaat van de leuze dat er niets boven Groningen gaat, zeker Brussel niet. Ik vraag het kabinet om morgen op onze begroting in te gaan.  Ik vroeg de minister-president om morgen een inkijkje te geven in zijn hart om te laten zien waar hij voor staat. Veel Nederlanders laten dat al van zichzelf zien. Ze laten hun hart spreken en komen in beweging bij heel veel onderwerpen, maar ook bij het onderwerp dat vandaag zo centraal staat, namelijk de opvang van vluchtelingen. Het is overweldigend hoeveel mensen zich pro deo inzetten voor de opvang van iemand, een mens die van huis en haard verdreven is. Daar spreekt grote betrokkenheid uit bij de nood van de wereld, maar ook een houding van je niet willen neerleggen bij die nood en doen wat binnen je mogelijkheden ligt. Al help je er maar één mee, dan laat je al zien dat ook hij waardevol is.  Ik vraag het kabinet dezelfde houding aan te nemen. Een coalitiecompromis is vaak een gemiddelde van twee politieke tegenpolen en dat past dan niet altijd. De een krijgt de ruimte van opvang van meer vluchtelingen op korte termijn en de ander zijn ideaalplaatje van een gesloten Europa op langere termijn, waarvan de realisatie zelfs nog zeer onzeker is. Iedereen tevreden? Ik hoop het eigenlijk niet. Het compromis vergeet namelijk dat de meeste vluchtelingen in de eigen regio vluchten, soms zelfs in eigen land en dan zelfs niet eens de benaming "vluchteling" krijgen en dat juist in die regio maar ook in eigen land goede opvang ontbreekt. Als het leven van de vluchteling daar voor ons net zo waardevol is als het leven hier, is slechts 110 miljoen euro extra voor opvang in de regio echt te mager, ook als uit een vergelijking van de cijfers van 2015 met die van 2016 blijkt dat er per saldo wordt bezuinigd. Er moet echt meer gebeuren. Naast eten, drinken en een tent boven het hoofd, zijn zorg en onderwijs voor de kinderen nodig. Er moet echt substantieel meer geld naar opvang in de regio. Daar trekken wij in onze tegenbegroting dan ook extra geld voor uit.  Dat geldt ook voor de opvang van vluchtelingen in eigen land. Ik kan u één ding verzekeren en dat is dat de reserveringen van het kabinet daarvoor echt tekortschieten. Er zal heel snel weer een probleem gaan ontstaan en dat kunnen we maar beter voor zijn. Wij koppelen onze inspanningen voor vluchtelingen ook aan extra investeringen in Defensie, juist nu meer dan ooit nodig in een wereld vol onrust.  Een voorwaarde voor een goed en waardevol leven is veiligheid. Wij zijn van mening dat het kabinet op dat punt echt tekortschiet. Er is vandaag al veel over gesproken, maar het is absoluut niet acceptabel dat de cao voor de politie nu zo lang uitblijft. Ik weet dat er twee partijen voor nodig zijn, maar het moet ons toch de eer te na zijn om het nog steeds niet op een fatsoenlijke manier te regelen.  Ook bij het OM dreigen grote tekorten. Er ligt een verwoestend rapport. Daar moet echt iets gebeuren. Wat ons betreft, komen er geen bezuinigingen op de rechtbank in Almelo, Assen, Maastricht, Lelystad, Zutphen, Dordrecht en Alkmaar. Ik ben blij met de houding van de PvdA, die aangeeft dat dit plan, zeker op korte termijn, niet op deze wijze moet doorgaan. Daar zullen we morgen verder over spreken met het kabinet. Eén ding is duidelijk en dat is dat er iets moet gebeuren aan de begroting van Veiligheid en Justitie. Dat kan niet alleen maar vanuit de oppositie komen. Daar zal ook de coalitie over mee moeten denken. Op deze manier kan het niet.  Wij verdelen in Nederland het land vaak in allerlei groepen. Daar zijn wij vaak heel goed in, maar eigenlijk is het heel simpel. Je hebt in dit land twee soorten mensen: mensen met een beperking en mensen die denken dat zij geen beperking hebben. Pauline en Amber rekenen zichzelf tot de eerste categorie. Ik had deze zomer een ontmoeting met hen, die mij diep raakte. Pauline en Amber zijn rolstoelgebruikers en oprichters van een beweging van jongvolwassenen met, zoals zij het noemen, "een levenslange en levensbrede lichamelijke en/of zintuigelijke handicap", ervaringsdeskundigen in het leven met beperkingen. Het doel van hun beweging is een verandering in het denken, doen en laten in de Nederlandse maatschappij teweeg te brengen. Deze twee jonge vrouwen streven naar een inclusieve, voor iedereen toegankelijke maatschappij. Zij willen gehoord worden. Ik kreeg van hen een polsbandje. Op dat bandje stond de tekst: wij staan op. Pauline en Amber vertelden mij over de obstakels waar zij in hun leven tegenaan liepen. Een buschauffeur die op het moment dat zij met hun rolstoel bij de bushalte stonden te wachten gewoon weigerde om hen mee te nemen. Het iedere keer maar moeten bewijzen dat je een beperking hebt, in de wetenschap dat die beperking nooit meer zal verdwijnen in dit aardse bestaan. De steeds terugkerende onzekerheid of zij een gebouw wel goed in kunnen. De bureaucratie die zoveel van hun tijd vraagt. Mensen die, misschien goedbedoeld, op een kinderlijke toon hun een compliment geven als zij zelf hun boodschappen aan het doen zijn, terwijl zij beiden aan een universiteit studeren, enzovoorts, enzovoorts. Het waren heel grote vragen en problemen waar zij tegenaan liepen. Desondanks is er gedrevenheid bij deze vrouwen, omdat zij weten dat zij waardevol. Gebonden aan hun rolstoel zeiden zij: wij staan op.  Ik vraag de minister-president wat het kabinet betekent voor vrouwen als Pauline en Amber. Hoe staat het met de naleving van het VN-verdrag voor mensen met een handicap? Ik weet dat het actieplan op dit moment ter behandeling in de Kamer ligt en dat de Kamer daar nog nadere vragen over heeft. Ik ben vooral ook benieuwd of dit bij alle bewindspersonen goed tussen de oren zit. Voor de zomer is de Omgevingswet behandeld, de wet die gaat over de ruimtelijke inrichting van Nederland en die daarom zeer relevant is voor hoe wij daarin omgaan met mensen met een beperking. Toen bleek nog niet tussen de oren van het kabinet te zitten dat ook deze mensen daarin een plek moeten hebben. Kabinet, hoever bent u nu?  Ik vraag van het kabinet ook aandacht voor ongeboren kinderen. Ook dit kwetsbare leven verdient bescherming. Ik herhaal onze zorg over de NIPT, de test om zwangere vrouwen te screenen op Down. Ik heb er ook vorig jaar over gesproken. Dat zit ons hoog. Mogen wij ervan uitgaan dat het kabinet niet overgaat tot het standaard laten aanbieden van deze test?  Hoe ziet het kabinet de waarde van het gezin als de plek waar jong waardevol leven opgroeit en toegerust wordt voor een plek in de samenleving? Wat mogen wij dankbaar zijn dat veel kinderen in ons land in stabiele gezinssituaties kunnen opgroeien, maar ik haal mij ook het kind voor ogen waar dat niet voor geldt. Mijn boodschap aan het kabinet — kijk ook naar onze tegenbegroting — is: steun ouders waar dat kan en nodig is. Dan denken wij in het bijzonder aan die ouders of ouder voor wie de opgave om een kind groot te brengen soms extra zwaar is vanwege lage inkomsten of andere moeiten die er zijn. Wij trekken daar extra geld voor uit. Ik zou daar ook graag steun vanuit de Kamer en het kabinet voor krijgen.  Ik vraag ook aandacht voor keuzevrijheid, want het lijkt wel of dat woordje een beetje wegvalt in het gezinsbeleid dat het kabinet voorstaat. Laat het aan ouders zelf hoe zij hun opvoeding vormgeven. Waarom krijgen alleen vaders en moeders die hun kinderen naar de georganiseerde kinderopvang sturen nu extra geld? Hoe staat het met de vorig jaar gedane toezegging, die zwart-op-wit in de begroting staat, dat het kabinet als er meer financiële middelen zijn ook extra aandacht zal geven aan gezinnen met eenverdieners? Waar kunnen wij die aandacht terugvinden in de begrotingen?  Een paar maanden geleden kwam paus Franciscus met zijn encycliek Laudato si. Ik zag vandaag een foto; ik geloof dat staatssecretaris Mansveld de paus vandaag of gisteren bij de hand heeft gehad. Ik hoop dat ze de encycliek ook heeft gelezen, want het is voor haar beleidsterrein uitermate relevant. Die encycliek raakte mij, ook door de enorme drive van de paus voor de medemens, schepsels, maar ook voor de omgeving van die mens, de schepping zelf, of zoals hij het noemt: ons gemeenschappelijk huis. Als we spreken over waardevol leven mogen we die context niet vergeten.  Mijn fractie vindt dat bij de aanpak van het klimaatvraagstuk scherpere keuzes nodig zijn. Wij hebben de indruk — als dat niet zo is, hoor ik dat graag — dat vanwege politieke meningsverschillen in de coalitie er nu toch een situatie van stilstand dreigt op dit punt. Op zijn zachtst gezegd vinden wij de houding van het kabinet dubbel. Met de mond wordt de ernst van de situatie verwoord. Kort geleden nog zou het, aldus minister Koenders, geen vijf voor twaalf, geen twee voor twaalf, maar twaalf uur zijn. Ik denk dat hij gelijk heeft, maar waaruit blijkt die urgentie voor dit vraagstuk in het kabinetsbeleid? Wij zien dat onvoldoende terug in de begrotingen die we nu hebben ontvangen. In plaats van met nog meer energie aan de slag te gaan na de zogenaamde Urgenda-uitspraak, gaat u, het kabinet, in beroep tegen deze uitspraak. Hoezo de rechter gaat op de stoel van de politiek zitten? Waarom vermorst u uw politieke en bestuurlijke energie daaraan? Steek uw energie in een aangescherpte aanpak van dit grote mondiale vraagstuk. Schrap om te beginnen het onzalige idee om vanaf 2016 geen kolenbelasting meer te heffen. Loop burgers niet voor de voeten die echt werk willen maken van duurzaamheid en daarin heel vaak de overheid als hindermacht op hun weg vinden. Stimuleer energiebewustzijn, probeer partijen zover te krijgen dat zij zich inzetten voor echt ambitieuze doelstellingen. En breek dan ook het energieakkoord open. Want als het ook op uw horloge twaalf uur is, kunt u daar niet langer mee wachten.  In onze tegenbegroting doen wij een aantal voorstellen en ik vraag het kabinet om daarop in te gaan. Dat zijn voorstellen die ook een goede aanloop zouden kunnen zijn naar die belangrijke klimaatconferentie die over enige tijd in Parijs zal worden gehouden. Wij vinden de huidige inzet van het kabinet volstrekt ongeloofwaardig als we kolencentrales volop laten stomen en tijd verknoeien met een hoger beroep in de Urgenda-zaak. Het kan echt anders en het moet ook echt anders.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb de tegenbegroting van de ChristenUnie gelezen. Ik was echt onder de indruk — zo ken ik de ChristenUnie ook — van alles wat zij voorstelt op het gebied van klimaatbeleid. Zo wil zij de belastingen vergroenen. Kan de heer Slob ingaan op de relatie tussen die vergroeningsmaatregelen en het al dan niet steunen van de 5 miljard aan lastenverlichtingen? Zit daar voor hem een relatie tussen?  De heer Slob (ChristenUnie): Alles moet natuurlijk in samenhang worden bezien. Wij willen inderdaad dat er op een aantal fronten wordt bewogen rond het pakket van 5 miljard, maar ook als het gaat om onderwerpen als het vluchtelingenbeleid en het klimaatbeleid.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben heel blij om dat te horen. Ik hoop dat wij daar de komende tijd op kunnen samenwerken.  De heer Slob (ChristenUnie): Eerlijk gezegd twijfel ik daar niet aan wat GroenLinks betreft. Ik hoop vooral dat het kabinet ook ruimte geeft om te bewegen. Ik herinner me de Algemene Politieke Beschouwingen van twee jaar geleden. Toen stond het kabinet er heel defensief in. Het was op zich wel knap hoe de minister-president het deed, maar urenlang hield hij alles af. Ik hoop nu echt een open houding te vinden, ook bij dit soort vraagstukken. Niet alleen vanwege het smalle draagvlak van het kabinet maar ook vanwege het feit dat we bij dit soort grote mondiale vragen juist moeten proberen om zo breed mogelijk met elkaar samen te werken en daarin verder te komen.  Ik noemde paus Franciscus. Dat doe ik nu zelfs voor de tweede keer, en dat als protestant. Nooit gedacht dat ik zo'n fan van een paus zou worden, maar bij deze is dat echt het geval. Ik noemde zijn encycliek. Die encycliek eindigt met twee gebeden. Ik wil afsluiten met een paar prachtige regels uit een van die gebeden, het gebed voor de aarde: "God van de armen, help ons te redden wat op deze aarde in de steek gelaten en vergeten is, maar wat in Uw ogen zo kostbaar is. Genees ons, zodat wij de wereld beschermen en niet uitbuiten, zodat wij schoonheid zaaien en niet vervuiling en vernietiging. Raak de harten aan van hen die enkel winst zoeken ten koste van de armen en de aarde. Leer ons de waarde van elk ding te zien (…) Bemoedig ons alstublieft in onze strijd voor recht, liefde en vrede." Mevrouw de voorzitter, ik bid ook u en uw staf toe dat u zich zo in uw werk bemoedigd mag voelen, evenals ik dat het kabinet, mijn collega's in de Kamer, al degenen die ons ondersteunen en de mensen die dit debat in de zaal of thuis volgen, toebid.  De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Slob.  De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Wat een pretje om na collega Wilders te mogen spreken. Mijnheer Wilders, u bent er fantastisch in geslaagd om alle energie uit in ieder geval mij en volgens mij ook uit de zaal te slaan. Ik heb geen greintje medemenselijkheid gezien. Ik voel ook woede bij mezelf. Als je zegt dat alle buitenlanders niet deugen, als je op geen enkele manier wilt kijken naar individuen of uitzonderingen of naar hoe we er voor mensen moeten zijn, dan maakt dat me boos. Vaak wordt gevraagd: waarom besteed je aandacht aan die man? Ik zal er altijd aandacht aan besteden en ik zal het altijd bestrijden, maar ik zal met een open blik en met open vizier naar uw kiezer blijven gaan. U zet die groepen tegenover elkaar: uw kiezer tegenover mijn kiezer. Maar een van de grootste opgaven waar we nu voor staan is dat we dit land verenigd moeten houden. We staan voor de enorme opgave om de eendracht te bewaren als veel vluchtelingen naar Nederland komen. Als u een vent was, zou u daaraan meehelpen.  Ik heb me de laatste tijd vaak afgevraagd wat ik zou doen als ik een vluchteling was. En wat zou u doen als u een vluchteling was? Dat doet misschien denken aan het gedachte-experiment van John Rawls. Stel je voor dat je niet weet waar je geboren bent en in welke omstandigheden, dat je niet weet of je als man of als vrouw geboren bent, in een islamitisch gezin of als atheïst, in Syrië of in Nederland, welke spelregels zouden we dan met elkaar afspreken en wat zouden we dan rechtvaardig vinden? Zouden we dan een ruimhartig vluchtelingenbeleid voeren of de poort dichthouden? Dus draai het eens om. Stel je voor dat we allemaal in Syrië waren geboren en na jaren van bombardementen van Assad nu opgejaagd werden door IS, dat we jaren onder erbarmelijke omstandigheden in een vluchtelingenkamp hadden gewoond, zouden we dan ook niet vluchten? Ik in ieder geval wel. Ik zou kloppen aan de poorten van Europa, en als ik dan in Griekenland zou aankomen, zou ik proberen verder te reizen, en als ik in Hongarije was, zou ik ook weer verder proberen te komen, omdat de omstandigheden waarin ik en mijn kinderen zouden moeten leven, daar erbarmelijk zijn. Ik zou wensen dat de mensen die aan de macht zijn in Nederland en in Europa, mij zouden toelaten om een nieuw leven op te bouwen. Dat is de keuze.  Wat we zien bij vluchtelingen, zien we volgens mij overal terugkomen. Want wat als je net zo goed een kind zou kunnen zijn in een rijk doktersgezin als een kind van een bijstandsmoeder, wat als je net zo goed geboren zou kunnen zijn met een beperking als met een gezond lichaam en wat als de kans om chronisch ziek te worden net zo groot zou zijn als de kans om gezond oud te worden? Welke keuzes zouden we dan maken? Welke keuzes zouden we maken als we 5 miljard te besteden zouden hebben? Het staat, vermoed ik, in schril contrast met de keuzes die nu worden gemaakt.  De Miljoenennota leest in mijn optiek als een aaneenschakeling van verkeerde of niet-gemaakte keuzes. Een lastenverlichting wordt weggestrooid over Nederland, maar niet iedereen zit in de goede hoek. 16% van de huishoudens gaat erop achteruit. Een alleenstaande in de bijstand gaat er per maand — ik reken het snel even uit — €1,30 op vooruit, maar iemand die tweeënhalf keer modaal verdient, mag maandelijks op €160 rekenen. Daar sta je dan met je "eerlijk delen"! Het is pure verkwisting, verkwisting die we ons niet kunnen veroorloven.  Na jaren bezuinigen is er ook ruimte om weer te investeren. Laten we eerlijk zijn: dat is mooi. Na de bezuinigingen van 1,8 miljard op participatie is er nu 100 miljoen voor beschutte werkplaatsen. Na ruim 1 miljard bezuinigen op de kinderbijslag kan er nu gelukkig weer 290 miljoen bij. En na miljardenbezuinigingen op de zorg gaat er weer 132 miljoen naar instellingen. Dat zijn mooie investeringen, die ook broodnodig zijn. Toch is het een beetje alsof je iemands racefiets afpakt en er een driewieler voor teruggeeft. Dat is ook precies wat onze premier volgens mij voor ogen had toen hij vijf jaar geleden aantrad: een kleinere overheid, meer markt en meer economische groei. We denken weleens met elkaar dat deze premier wars is van visie; ik heb dat zelf ook weleens gezegd. Niets is minder waar. Hij is nu vijf jaar premier. Met zijn liberale agenda, waar hij zelf ook dogmatisch in zegt te staan, ligt hij strak op koers. De overheid is fors kleiner geworden. En ondanks alle bezuinigingen in de afgelopen jaren werden de hoge inkomens keer op keer ontzien. Ook in deze Miljoenennota profiteren de allerrijksten volop mee. Je krijgt 6% meer kinderopvangtoeslag, ook al verdien je meer dan een ton. En je betaalt pas later een toptarief. Er is nog iets waar de premier tevreden over zal zijn. Sinds 1 januari hebben we de strengste bijstand ooit. Als je nu in een uitkering zit, ben je verdacht. Dan ben je vast zo'n dikke-ik die liever een uitkering trekt dan werkt. Dan heb je een uitkering aangevraagd in plaats van een baan gezocht, en heb je je niet hard genoeg ingevochten.  De sociale zekerheid, de woningmarkt, de zorg, de arbeidsmarkt: er is onder het kabinet veel hervormd, maar weinig veranderd. We hebben meer van hetzelfde gekregen: meer rechtse recepten gericht op economische groei, meer markt en minder overheid. Het is een illusie om te denken dat je met die rechtse recepten ook linkse doelen kunt bereiken. Collectieve uitgaven zijn niet per definitie een zegen. Een kleinere overheid, meer markt, meer economische groei: het leidt niet tot goed onderwijs, het leidt niet tot betere zorg en het leidt niet tot meer werk. En toch blijft het verder versterken van economische groei centraal staan, zo lees ik in de Miljoenennota. Dat is precies de focus waar we vanaf moeten. Economische groei an sich zegt niks over onze kwaliteit van leven als die ten koste gaat van de veiligheid in Groningen, om maar wat te noemen. Die groei zegt niets als die te danken is aan de bouw van drie nieuwe kolencentrales. Die zegt niets als die het resultaat is van het aanleggen van nog meer asfalt en van nog meer vervuiling.  Die centrale focus op groei leidt tot verkeerde keuzes, maar het is blijkbaar het enige wat de PvdA en de VVD bij elkaar houdt. Want zo gauw de focus op economische groei uit beeld verdwijnt ...  De voorzitter: U mag uw zin afmaken.  De heer Klaver (GroenLinks): Ja, verdwijnt.  De voorzitter: O, het klonk alsof er nog meer ging komen! Ik geef het woord aan mevrouw Thieme.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het zal de heer Klaver niet verbazen dat ik blij ben met zijn woorden over de beperkte focus op economische groei van dit kabinet, waarvoor economische groei het antwoord is op alle kwalen. Alleen noemde hij ook het feit dat de minister-president al vijf jaar premier is. Ik heb in de afgelopen vijf jaar wel gezien dat GroenLinks heeft geholpen om deze premier in het zadel te houden. Dat begrijp ik niet zo goed. De heer Klaver zegt dat het kabinet aanstuurt op economische groei en op een kleinere overheid en geen oog heeft voor de kwetsbaren, maar waarom heeft GroenLinks dan de afgelopen vijf jaar een kabinet met Rutte aan het stuur in het zadel gehouden?  De heer Klaver (GroenLinks): Allereerst dank voor de grote eer dat het aan GroenLinks te danken zou zijn dat het kabinet er nog zit, maar ik denk dat dat iets te veel eer is. Als mevrouw Thieme mij vraagt waarom wij op sommige momenten hebben geprobeerd om samen te werken met het kabinet om resultaten te bereiken, dan heb ik daar maar één antwoord op: ik heb haast. We hebben haast; we hebben geen tijd om te wachten. En als we er dan voor kunnen zorgen, zoals we dat in 2012 deden, dat er een kolenbelasting wordt geïntroduceerd — helaas is die inmiddels afgeschaft — of als we erin slagen om extra investeringen in onderwijs beschikbaar te maken, dan werken we daaraan mee. Dat heeft niks te maken met welk kabinet er zit. Het heeft ermee te maken dat we zo snel mogelijk resultaten willen boeken. Je zoekt naar de meerderheden die er op dat moment zijn. Ik hoop, mevrouw Thieme, dat we op dat punt ook wat vaker met u kunnen samenwerken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Als de heer Klaver pleit voor een systeemverandering, dan moet hij niet een kabinet in het zadel houden dat gewoon business as usual predikt, dat doorgaat op dezelfde weg van economische groei. Dan moet je op een gegeven moment zeggen: dit is niet goed voor het land en dit is niet goed voor het klimaat; ik ga niet als gedoogpartner optreden voor een dergelijk kabinet. Maar dat heeft GroenLinks in de afgelopen vijf jaar wel gedaan. Ik hoop dus dat wij met dit nieuwe geluid — dat moet ik toegeven en daar ben ik erg blij mee — van GroenLinks kunnen verwachten dat het niet zomaar meegaat met een kabinet dat niet de juiste visie heeft op de manier waarop wij een duurzame samenleving gaan vormgeven.  De heer Klaver (GroenLinks): Als je de samenleving echt wilt veranderen en het systeem wilt wijzigen, gaat dat niet met een big bang. Je moet dan zoeken naar wat ik noem "gamechangers". Hoe kun je uiteindelijk de loop van de geschiedenis veranderen? Voor duurzaamheid, iets wat wij allebei heel belangrijk vinden, zit hem dat voor een belangrijk deel in ons belastingstelsel. Het zit in de manier waarop wij energie belasten, ook duurzame energie. Het zit hem in de vraag of wij kolencentrales een prijs geven. Het zou goed zijn als wij dit najaar, als wij spreken over 5 miljard lastenverlichting, op dat punt resultaat kunnen boeken. Want ook al zou ik een motie van wantrouwen indienen, het kabinet is nog niet weg. Als wij op dat punt overeenstemming bereiken, kunnen wij uiteindelijk de loop van de geschiedenis veranderen. Dat duurt heel lang. Misschien duurt het nog tien jaar, maar wij kunnen dat pad inzetten. Mevrouw Thieme, ik zou hopen dat u dan met ons meedoet. Dit is niet ons kabinet. Ik deel de visie van dit kabinet niet. Maar als wij erin slagen om een meerderheid te vinden om een paar stappen te zetten in de goede richting om dat systeem te veranderen — dat willen wij allebei — waarom zou je dat dan niet doen?  Mevrouw Thieme (PvdD): Omdat wij de afgelopen jaren hebben gezien dat de PvdA, de enige partij in dit kabinet die nog een beetje om duurzaamheid geeft, gebukt gaat onder de VVD. De PvdA durft totaal geen eigenstandige koers uit te zetten voor duurzaamheid. Elk voorstel dat wij tot nu toe in de Kamer hebben gedaan, wordt niet gesteund door de PvdA, omdat zij zich laat gijzelen door de VVD. Het lijkt mij voor dit land veel beter als wij niet langer steun verlenen aan dit kabinet door als gedoogpartner op te treden, ook niet de komende anderhalf jaar. Het lijkt mij tijd voor nieuwe verkiezingen.  De heer Klaver (GroenLinks): Ook als er nieuwe verkiezingen komen, zul je uiteindelijk weer naar meerderheden moeten zoeken. De kans is groot dat er weer een rechts kabinet komt of dat u of ik niet nodig zijn voor zo'n meerderheid, dus dat onze partijen niet in het kabinet zitten. Wij verschillen daarin misschien, mevrouw Thieme, maar ik zal ieder moment van de dag, ieder jaar en iedere maand aangrijpen om te bekijken hoe je verandering tot stand kunt brengen. Ik vind namelijk dat je het niet alleen bij praten en mooie woorden moet houden. Ik zou heel graag willen dat de koerswijziging die u bij GroenLinks waarneemt of waarover u spreekt, de kritische manier waarop wij over ons economische systeem praten, niet bij woorden blijft, maar dat die echt in concrete daden kan worden omgezet. Pas dan is mijn missie, onze missie, geslaagd.  Voorzitter. Ik had het over de focus op economische groei. Zodra die uit beeld verdwijnt, staan de VVD en de PvdA lijnrecht tegenover elkaar. Daar zijn ze dan heel trots op, omdat ze er uiteindelijk toch uitkomen. Maar dat is wel een papieren werkelijkheid, want de brieven en akkoorden zijn zo vaag dat de PvdA en de VVD compleet tegengestelde geluiden kunnen laten horen. Als Zijlstra zegt dat flexibele dienstverbanden de norm moeten worden, ziet minister Asscher dat als een Amerikaanse samenleving zonder bescherming. Minister Kamp zet geen tandje bij om de uitspraak van de rechter in de klimaatzaak uit te voeren. Hij heeft alle tandjes al nodig om de huidige doelstellingen te halen, zegt hij dan, terwijl staatssecretaris Mansveld zegt dat zij er alles aan gaat doen om de uitspraak uit te voeren. Volgens mij is staatssecretaris Mansveld overigens de meest genoemde staatssecretaris tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen; ik weet niet of dat een vermelding verdient. Zijlstra zegt: we moeten meer vluchtelingen opvangen in de regio. Samsom zegt gelukkig: ik moet er niet aan denken. Ja maar, zeggen de heren Zijlstra en Samsom dan, wij zijn het fundamenteel oneens, maar wij kunnen elk probleem wel samen van een oplossing voorzien. De voorstellen waar het kabinet mee komt, overbruggen echter niet. Ze zijn maar voor één probleem een oplossing: het stutten van de wankele brug tussen de coalitiepartijen. Het kabinet vlucht in schijnoplossingen en depolitiseren lijkt wel het nieuwe regeren. Dat is machteloze politiek.  Aan het einde van het regeerakkoord heeft dit kabinet nog steeds een stuk kabinetsperiode over, alsof het een bijstandsmoeder is. Dat kunnen we ons niet veroorloven: nog meer studiegroepjes, nationale dialogen en onderzoeken om actie uit te stellen. Dat kunnen we ons niet veroorloven nu er wereldwijd 60 miljoen mensen op de vlucht zijn. Dat is het hoogste aantal sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat kunnen wij ons niet veroorloven nu de CO2-uitstoot weer toeneemt en wij dus nog meer afval in de lucht dumpen, terwijl wij de laatste generatie zijn die de opwarming van de aarde kan beteugelen. Dat kunnen wij ons niet veroorloven, omdat er nu nog altijd 600.000 mensen werkloos zijn, van wie overigens zo'n 65.000 dankzij de bezuinigingen op de zorg. Het kabinet moet regeren. Kunnen we dan niet beter iets anders afspreken? Het is een idee. Zet een krul door dat regeerakkoord. De premier krijgt een mooie sticker op zijn rapport, omdat het is uitgevoerd. De nieuwe uitdagingen die voor ons liggen, behandelt de coalitie alsof het een vrije kwestie is. Dan kunnen de heer Samsom en ik, zoals ik ook in een interruptie zei, de handschoen oppakken. Laten we met ideeën en plannen komen om de uitstoot van de CO2 uiteindelijk te beperken. Laten we komen tot een sluitende klimaatbegroting. Laten we komen tot een aanpak voor de omgang met de grote aantallen vluchtelingen.  Want wat is het beeld van Europa veranderd de afgelopen maanden! Er staan hekken van prikkeldraad langs de grens. Je ziet groepen vluchtelingen, wandelend over de snelweg, vluchtelingen op de stations schreeuwend om vrijheid en om respectering van hun mensenrechten; een beetje mensenrechten maar, zeggen ze. Er worden broodjes in groepen vluchtelingen gegooid, als waren ze te vies om aan te raken. En elke keer opnieuw zijn er berichten over mensen die zijn gestorven in de Middellandse Zee. Als je die berichten ziet, dan falen we als Europa en dan falen we als Nederland en als we er verdomme niet in slagen om er iets aan te doen, dan falen we als mensheid.  De Europese regeringsleiders staren een van de grootste menselijke tragedies uit de 21ste eeuw nu al maandenlang schaapachtig in de ogen. Maandag besloten de ministers van asiel tot opnieuw drie weken uitstel; drie weken! En via de troonrede meldt het kabinet dat de vluchtelingenstroom geen afwachtende houding duldt en vraagt om scherpe keuzes om die instroom te beperken. Maar nog meer hekken bouwen is niet de oplossing, niet voor vluchtelingen, niet voor landen in de regio die op omvallen staan, niet voor Europa. Laten we stoppen met deze machteloze politiek, laten we er niet voor weglopen. Er zullen veel vluchtelingen bij komen. Het kabinet gaat er echter van uit dat er volgend jaar en in de jaren daarop 14.000 minder asielzoekers naar Nederland komen. Waar baseert het kabinet zich daarbij op? Verwacht het soms dat brandhaarden in Syrië en Eritrea op magische wijze vanzelf zullen verdwijnen, dat het plan-Azmani volgend jaar gaat werken? Het kabinet verwacht minder vluchtelingen en bezuinigt dus bijna een half miljard euro op de opvang, waarbij de rekening wordt betaald door de allerarmste. Het geld komt volledig uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dat klopt toch, zo vraag ik de premier.  Ik doe vanuit het diepst van mijn hart een oproep aan onze minister-president: stop het afwachten; doe een stap vooruit; laat de angst om meer te doen dan anderen ons niet gijzelen; vorm een kopgroep met landen die wel een echte aanpak willen, zoals Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zweden. Is de minister-president daartoe bereid? Ik vraag de minister-president ook wanneer hij het land ingaat. Wanneer gaat hij spreken met de burgers die zich nu zorgen maken over de opvangcentra die in hun buurt komen? Dat is des te belangrijker na de vertoning die we vanavond hebben gezien. Wat gaat de minister-president daaraan doen?  We moeten de mensen die naar Nederland komen en die echt niet zo maar teruggaan, die waarschijnlijk hier blijven, de kans geven om te integreren in onze samenleving vanaf dag één. We moeten ze de kans geven om Nederlands te leren, om te werken. We moeten ervoor zorgen dat hun kinderen naar school kunnen gaan. Scholen geven op dit moment aan dat zij totaal niet voorbereid zijn op de komst van vluchtelingenkinderen. Ik wil van het kabinet helderheid over de procedure. Is er aandacht voor de soms traumatische ervaringen die de kinderen hebben? Ik wil dat er voldoende expertise en een adequate bekostiging zijn zowel voor basisscholen als voor middelbare scholen. In de begroting voor SZW lees ik dat er helaas in 2016 bezuinigd wordt op de voorbereiding en op de inburgering. In 2015 ging daar 32 miljoen naar toe en in 2016 is het 28 miljoen. Zou dat budget niet juist omhoog moeten? Daar vraagt in ieder geval ook de motie-Klaver (19637, nr. 2032) om die afgelopen donderdag is aangenomen, waarin wordt gevraagd om een betere cursus Nederlands en arbeidsmogelijkheden voor asielzoekers in de asielprocedure. Integratie vanaf dag één; hoe wil het kabinet dat uitvoeren?  Niet alleen als het gaat over de vluchtelingenopvang viert machteloze politieke hoogtij. President Obama durft in de Verenigde Staten eindelijk in beweging te komen. Hij durft de tegenstand te trotseren; nog niet genoeg, maar politiek is het een belangrijke beweging. Waarin loopt Nederland voorop? Niet in het aandeel schone energie, niet in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen; Nederland loopt voorop als het eerste land waar de rechter de overheid moest dwingen tot een ambitieus klimaatbeleid. Zelfs dat motiveert het kabinet niet tot actie. De staatssecretaris zegt wel dat ze uitvoering gaat geven aan de uitspraak, maar in haar briefje — want meer was het niet — staat geen enkele maatregel. Dat het nog dit jaar moet, vindt het kabinet onvoldoende onderbouwd. Dat is een zwaktebod. Alle onafhankelijke energiedeskundigen, waaronder het Planbureau voor de Leefomgeving zeggen dat we niet nog een jaar kunnen wachten, dat we nu actie moeten ondernemen. Maar dit kabinet wacht liever op het advies van ambtenaren van het eigen ministerie. Dat is in feite hetzelfde als zeggen: die berekeningen van het CPB over de 3%-norm zijn onvoldoende onderbouwd en we vragen even aan onze eigen minister van Financiën om het na te rekenen. Ik wil graag precies horen van de minister-president waarom het onvoldoende onderbouwd is. Met welk wetenschappelijk bewijs komt hij nu? Maar vooral wil ik dat we niet nog een jaar verspillen. GroenLinks is vandaag dan ook met een eigen klimaatbegroting gekomen. Er moet een plan komen om 25% minder broeikasgassen uit te stoten, een basis om mee te werken. Uiteraard kan dat worden geamendeerd. Kom maar op met alle voorstellen, zou ik zeggen, maar niet zonder dekking. Geen schuld doorschuiven naar toekomstige generaties, hoor ik deze premier nu al vijf jaar zeggen. Dat geldt toch ook voor het klimaat en de CO2-uitstoot?  Terwijl het kabinet niets doet om de opwarming van de aarde te stoppen en het veel te weinig doet om vluchtelingen menswaardig op te vangen, wordt er 5 miljard verkwist, ongericht, ondoordacht, onzinnig. We moeten meer gaan vergroenen. Nogmaals, over de precieze invulling valt met ons te praten. Wij hebben onze voorstellen bekendgemaakt maar staan altijd open voor een goed gesprek. Wij liepen niet weg bij de gesprekken voor de zomer, want we realiseren ons maar al te goed dat er een unieke kans ligt. Een belastingherziening komt maar eens in de tien jaar voor en die kans moeten we niet laten liggen. Dat vonden de heren Zijlstra en Samsom vorig jaar ook, tenminste, ze vonden dat de belastingen echt hervormd moesten worden. Het moest niet alleen bij een lastenverlichting blijven. Laat ik duidelijk zijn: een pakket zonder vergroening kan niet op de steun van de GroenLinks-fractie rekenen.  Een ander probleem met het strooigoed van het kabinet is dat het amper leidt tot nieuwe banen, 35.000 op lange termijn. Ooit, later, zullen die er komen. Verdwenen is de ambitie om die 100.000 banen te creëren, terwijl de werkloosheid nog altijd hoog is. Waarom is er dan überhaupt gekozen voor een lastenverlichting? Volgens het CPB is dat een van de minst efficiënte manieren om banen te creëren.  Kiezen voor een sterke samenleving en meer banen kan ook anders. Een sterke samenleving waarin de arbeidsgehandicapte wel de baan krijgt die hem beloofd was. Nu is de dagbesteding wegbezuinigd maar de baan nog niet in zicht. Een sterke samenleving waarin gemeenten eenzame ouderen wel voldoende thuiszorg kunnen bieden en wijkverpleegkundigen voldoende tijd hebben om die te bieden. Nu is de oudere zijn of haar vaste verzorger kwijt en is de wijkverpleegkundige vooral bezig met het invullen van formulieren. Een sterke samenleving waarin scholen de ruimte krijgen om alle talenten van hun leerlingen te ontplooien. Nu worden scholen afgerekend op de toetsscores van hun leerlingen en krijgen zij een onvoldoende als een leerling het vwo toch niet aan blijkt te kunnen. We kunnen en moeten scholen niet afrekenen op rendement. Wat een leraar kan betekenen voor een leerling is niet in geld uit te drukken. Laten we daarmee stoppen. Leraren, ouders, leerlingen: ze snakken ernaar. We kunnen vandaag iets voor hen betekenen. Ik wil weten of de premier het met mij eens is op dit punt.  Tot slot. Ik begon met een gedachte-experiment en wil eindigen met een gedachte-experiment van een andere grote filosoof: Halbe Zijlstra. Twee jaar geleden vroeg hij ons om ons voor te stellen dat wij — zoals we hier zitten in deze zaal, 150 Kamerleden — zouden aanspoelen op een onbewoond eiland. Iedere keer als ik eraan denk, krijg ik overigens dat liedje van Kinderen voor Kinderen in mijn hoofd. Hij vroeg ons erover na te denken wat we dan zouden doen. Het was een mooi betoog, moet ik zeggen. Ik ga het nu niet helemaal herhalen, maar de strekking van zijn verhaal was: als we aanspoelen op een onbewoond eiland richten we samen maar een kleine overheid in. Los van de vraag of dat klopt, is het punt het volgende. We wonen niet op een onbewoond eiland. Nederland maakt deel uit van een wereld waarmee we ons verbonden weten. Onze grenzen bestaan niet uit uitgestrekt water rondom ons. Vluchtelingen kloppen aan voor een beetje, een klein beetje maar, medemenselijkheid. Vieze lucht trekt ongevraagd de grenzen over. Nederland is geen eiland en laten wij ons daarom ook niet zo gedragen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb een vraag over de reikwijdte van het begrip waar de heer Klaver de laatste tijd zo vaak mee in de media is: economisme.  De heer Klaver (GroenLinks): Dat is heel goed uitgesproken.  De heer Slob (ChristenUnie): Ja, het is een prachtig woord voor Wordfeud; daar kun je een hoop punten mee verdienen. Ik ben benieuwd op welke wijze de heer Klaver dat woord toepast. Ik heb zijn boek nog niet gelezen — excuses daarvoor, misschien staat het erin — maar valt bijvoorbeeld de aanpak van gedwongen prostitutie ook onder het aanpakken van economisme?  De heer Klaver (GroenLinks): Dat is een heel goede vraag. Ik schrijf er niets over, maar het aanpakken van gedwongen prostitutie lijkt mij een uitstekend idee. Dat is heel belangrijk, omdat we ervoor moeten zorgen dat mensenhandelaren geen grip krijgen op jonge meisjes om hen te misbruiken.  De heer Slob (ChristenUnie): Het lijkt misschien een beetje raar om dat aan elkaar te verbinden, maar ik hoef alleen maar burgemeester Van der Laan uit Amsterdam te citeren. Hij zegt: iedere nacht worden er in Amsterdam 400 vrouwen verkracht voor geld. We weten ook uit de cijfers van het Openbaar Ministerie en van hulpverleners dat ongeveer 70% van de vrouwen, en soms ook mannen, gedwongen in de prostitutie is terechtgekomen. Soms zit daar ook mensenhandel achter en geld is daarbij de drijvende kracht. Ik zou het mooi vinden als GroenLinks zich wat meer zou scharen aan de kant van de partijen die dat willen aanpakken. Het antwoord van de Klaver stelt mij dan ook gerust. Eigenlijk hebben we dat in de afgelopen jaren een beetje gemist. Misschien kan de heer Klaver met economisme en een wat bredere toepassing daarvan zich nu ook in dat kamp scharen? Dat zouden we heel fijn vinden.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik kan me er niet helemaal in vinden dat de heer Slob ons in dat kamp heeft gemist. Ik kan me niet voorstellen dat welke voorganger van mij dan ook ooit een pleidooi voor gedwongen prostitutie heeft gehouden. Waar de heer Slob ons misschien wel heeft gemist, is in het kamp van de oplossingen die worden gezien en als het gaat om het verbieden van prostitutie en dat soort zaken. Wij zijn er eigenlijk meer voor om de sekswerkers een stevigere positie te geven en ze dus niet in de illegaliteit te duwen. Dat is misschien een andere oplossing, maar wel een oplossing met hetzelfde doel, namelijk het aanpakken van de mensenhandel.  De heer Slob (ChristenUnie): Er komt een initiatiefwetsvoorstel waaraan door een paar partijen wordt gewerkt, onder andere door de SP en … Help me even …  De heer Klaver (GroenLinks): Ik kan u daar niet bij helpen.  De heer Slob (ChristenUnie): De Partij van de Arbeid doet daar ook aan mee, samen met de heer Segers van mijn fractie. We willen het bezoeken van prostituees door cliënten of klanten, zoals ik die maar even netjes noem, maar daar zijn ook wel andere woorden voor te gebruiken, strafbaar stellen als er gerede aanleiding is om te vermoeden dat ze onderdeel uitmaken van mensenhandel. Zou GroenLinks zich daarachter kunnen scharen? Ik vraag dat heel voorzichtig, maar met de stille hoop dat de heer Klaver zijn begrip "economisme" ook eens op dat soort wetsvoorstellen wil loslaten.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik moet tot mijn spijt bekennen dat ik het wetsvoorstel niet ken. Ik vind het dus heel lastig om aan te geven of wij dat wel of niet zouden kunnen steunen. Ik ga het met veel interesse lezen en zal daar dan zo snel mogelijk op terugkomen.  De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Het is geen geheim dat de SGP-fractie geen bewonderaar is van de Amerikaanse president Obama. Onze sympathie gaat doorgaans meer uit naar de republikeinen. Toch moet ik zeggen dat Obama ons kort voor de zomer positief verraste. Het was geen speech, het was geen wet, het was geen plan, maar hij zong een lied: het wereldberoemde Amazing Grace. Het filmpje daarvan werd wereldwijd een hit. Tijdens de bijdrage van de heer Buma was om een uur of vier applaus te horen. In de Statenpassage was een spontane actie gaande waarbij dit lied gezongen werd. Dat filmpje is eveneens te volgen en inmiddels ook een hit. De tekst werd dan ook prachtig gezongen. Als u zich afvraagt of er in de Tweede Kamer ook weleens door parlementariërs wordt gezongen, wil ik daar aan het eind van mijn speech nog wel even op terugkomen.  Nu wil ik het eerst hebben over het zingen van Obama. Waarom deed hij dat? Wat was er gebeurd? Ik ben dat toch nog eens even nagegaan, omdat dit fascinerende beelden waren en omdat het filmpje veel mensen heeft geraakt. Wat was er gebeurd? In Charleston, in de staat South Carolina, richtte een 21-jarige schutter een bloedbad aan in een African Methodist Church. De zwarte predikant en acht andere leden van de kerk werden bruut doodgeschoten. Racisme was het motief. Verbijsterend! Tijdens een herdenkingsdienst na dit verbijsterende bloedbad zette de Amerikaanse president Amazing Grace in. Het is een oud lied. John Newton, een ex-slavenhandelaar, schreef het in 1773. "Verbazingwekkende genade, die een stakker als ik gered heeft. Ik was eerst verloren, maar nu ben ik gevonden. Ik was blind, maar nu zie ik." Die slavenhandelaar was tot bekering gekomen. Hij inspireerde de Engelse parlementariër William Wilberforce in zijn strijd voor de afschaffing van de slavernij en voor talloze andere hervormingen. Het werd zijn lust en het werd zijn leven om een kroongetuige te zijn van de onvoorstelbare genade van God. Daarom schreef hij dit lied over pure ontferming en onverdiende goedheid.  Die diepe genadetonen hoorde ik ook terug in het indrukwekkende verhaal van een Afrikaanse kindsoldaat van 14 jaar. Dat verhaal was net zo gruwelijk als wat er in Charleston was gebeurd: zijn oren, vingers en tenen waren afgesneden. In het ziekenhuis kwam zijn folteraar nota bene naast hem te liggen. De verpleegkundige hoorde dat en ze verwachtte dat die verminkte jongen vol van haat en wraak zou zijn. Maar tot haar verrassing was dat niet zo. Ze vroeg aan die jongen: "Waarom niet? Hoe kan het dat je niet vol van haat en wraak bent?" Die jongen zei: "Ik ben er de hele nacht mee bezig geweest, maar ik ben bang dat ik in zijn situatie hetzelfde zou hebben gedaan. Bovendien, wil ik vergeven, anders wordt de wereld nooit beter. Ik wil vergeven, anders wordt de wereld nooit beter." Ooit waren dat de eerste woorden van Nelson Mandela, als vrij man na jarenlange gevangenschap: forgiveness and peace! Haat bestrijden met verzoening en genade! Amazing Grace.  Wie maakt geen vuile handen? Wie kan er zonder genade? Elk mens voelt op zijn tijd aan dat het zonder genade, zonder vergeving, geen leven is. Niemand is daarvoor te goed en niemand is daarvoor te slecht. Die goede boodschap is er voor iedereen, wie je ook bent. Graag wil ik juist dit vandaag dik onderstrepen, juist omdat wij als christelijke politieke partij geregeld in allerlei debatten verwijzen naar Bijbelse leefregels die het goede voor mensen op het oog hebben. Wij doen dat met overtuiging, omdat wij geloven dat, net als in de muziek, alleen een pianist die de wetten van de muziek kent en toepast iets echt moois kan voortbrengen. Dat kun je niet als je maar wat rammelt op die toetsen. Die verwijzingen naar Bijbels leefregels kunnen natuurlijk wel misverstanden opleveren voor mensen die nooit een voet in de kerk zetten, en dat zijn er tegenwoordig heel wat. Ik denk dan aan het misverstand dat de kern van het christelijk geloof bestaat uit het naleven van regeltjes en het misverstand dat christenen zich beter wanen dan anderen. En ik zeg met nadruk: dat is dus niet zo. Een kerk is geen vergaderplaats voor halve heiligen, brave Hendriken of farizeïsche betweters. Het is een vrijplaats voor mensen aan wie het nodige mankeert en die om genade en ontferming verlegen zijn.  Mevrouw de voorzitter. Zo raakt Amazing Grace ons in het hart. Het raakt ook onze houding tegenover anderen. Juist het besef dat wij allemaal op genade zijn aangewezen, maakt ons ook mild tegenover medemensen, wie zij ook zijn. Het is prachtig als slachtoffers van onrecht als die Afrikaanse kindsoldaat niet voor eigenrichting kiezen en kunnen vergeven, maar het is tegelijkertijd wel een oproep aan overheden om gerechtigheid te oefenen. Kwaad moet ingedamd worden.  In januari werden er in Parijs vreselijke aanslagen gepleegd. Terecht stond Europa ervan op zijn kop. Op diezelfde dag stond ik met een delegatie van onze fractie bij een massagraf in Nigeria. Tien dagen daarvoor waren tientallen dorpelingen vermoord door Boko Haram, die in wreedheid niet onderdoet voor ISIS. De wereld wist er niet van. Er was geen diplomaat geweest. Er was geen journalist geweest. Er was geen politicus geweest, zo vertelden ze in dat dorp.  Na terugkomst in Nederland heb ik daar aandacht voor gevraagd. Tot mijn vreugde kan ik zeggen dat ik daar ook bij minister Koenders en breed in de Kamer steun voor heb gevoeld en een gewillig oor voor heb gevonden. Daarom ook vandaag nog het pleidooi: kabinet, blijf Nigeria aanspreken en ondersteunen om Boko Haram aan te pakken. Bevorder hulp aan meisjes die getraumatiseerd zijn door wat zij hebben meegemaakt. Gelukkig zijn er heel wat vrijgekomen van de ontvoeringen.  Veel is vandaag al over het wereldgebeuren gesproken, de vluchtelingenproblematiek, de oorlogen die er zijn. De wereld bloedt uit duizend wonden. Ongelooflijk hoeveel mensen wereldwijd op de vlucht zijn! De Vivalditonen van een Arabische lente zijn ruw afgebroken. Een treurmars kwam ervoor in de plaats. Met het oog op die vluchtelingenstromen is, in een notendop, dit waar de SGP voor staat: zo veel mogelijk mensen zo goed mogelijk opvangen zo dicht mogelijk bij hun plaats van herkomst. Makkelijke oplossingen zijn er niet. Aan de ene kant moeten we barmhartig herbergzaamheid bieden aan vluchtelingen die vrezen voor hun leven. Aan de andere kant moeten we duidelijk grenzen stellen aan migranten die hier niet mogen blijven. Dat is de inzet van de SGP.  Al die brandhaarden en conflicten laten ook zien dat in deze gebroken wereld tanks en vliegtuigen helaas nodig zijn om af te schrikken en terrorisme te bestrijden. Toen de minister van Veiligheid en Justitie afgelopen zaterdagmorgen Nederland deelgenoot maakte van zijn favoriete muziek — wij controleren hem zelfs op Radio 4 — begon hij met de Ouverture 1812 van Tsjaikovski. Als ik het goed begreep, sprak hem in dit stuk vooral het kanongebulder erg aan. Ik waardeer zijn muzikale smaak, maar ik zeg er wel bij: daar winnen we de oorlog natuurlijk niet mee. Als je alleen al kijkt naar wat er bij de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtelijke macht allemaal moet gebeuren, vraag ik me echt af of daarvoor voldoende geld beschikbaar is. Ik krijg sterk de indruk — wij hebben het er vandaag al uitvoerig over gehad — dat de begroting van Veiligheid en Justitie niet op orde is. Waarom investeert het kabinet niet meer in onze veiligheid?  Ook de Defensiebegroting laat tekorten zien. Jarenlang zijn de Defensiekassen geplunderd. Kogels en reserveonderdelen zijn op. Tanks en vliegtuigen zijn verdwenen. Gelukkig is eindelijk een kentering gekomen. Vorig jaar steunde het parlement ook de motie die vroeg om een goed plan en meer geld. Inderdaad, het is vandaag al een aantal keren met trots genoemd, onder anderen door de heer Zijlstra: er komt nu heel wat extra geld bij. Dat is waar. Het begin is er. Maar er blijft nog steeds veel meer geld nodig. Wij stellen voor om het komend jaar al meer te doen en die inzet vast te houden in de jaren erna.  Toen Obama Amazing Grace aanhief en zong: "Ik was blind, maar nu zie ik", was dat ook een oproep aan de Amerikaanse bevolking als geheel. Zijn er blinde vlekken? Hebben wij wel door wat er mis is in ons land? Ik denk dat dat een goede vraag is, ook voor ons land. Zien wij wat er misgaat? Als je bij alle partijen hier naar blinde vlekken zou vragen, zou je heel verschillende antwoorden krijgen. Als men de SGP zou vragen om eens drie misstanden te noemen waarvoor volgens haar te weinig oog is, pak ik die handschoen graag op.  Ik zou allereerst noemen: schending van het recht om geboren te worden. Het massaal doden van ongeboren leven is afschuwelijk normaal geworden. De abortuswet is destijds met de krapst mogelijke meerderheid aangenomen. Veel voorstemmers zeiden: wij zijn ook niet voor abortus, maar zien het als een uiterste mogelijkheid in onontkoombare noodsituaties. Als dat de lijn geworden is, hoe kan het dan dat dit meer dan 30.000 keer per jaar het geval zou zijn? Waarom dan in ieder geval niet meer gedaan om noodsituaties waarop de voorstemmers van toen doelden, te voorkomen? Wil het kabinet daarop inzetten?  De tweede blinde vlek zijn de problemen van kinderen als gevolg van ruzie en ontrouw tussen vaders en moeders. Het maakt veel liefs en moois kapot.  De voorzitter: Mijnheer Pechtold, een interruptie op het vorige punt.  De heer Pechtold (D66): Het mag bekend zijn dat er tussen SGP en D66 een wereld van verschil zit. Ik vind dat wij elkaar daarin moeten respecteren. Ik vind echter dat de SGP te vaak met dat getal van 30.000 komt, als zou dat een soort gemakzucht zijn, als zou het een eenvoudige keuze voor een soort verlate anticonceptie zijn. Weet de heer Van der Staaij hoe partners met zo'n abortus omgaan, dat dit een heel bewuste, overwogen stap is, die vaak tot veel pijn leidt? Je moet niet te gemakkelijk zeggen dat het door mensen gebruikt wordt als een gemakzuchtige stap en dat niet over de gevolgen wordt nagedacht.  De heer Van der Staaij (SGP): Het is absoluut niet mijn bedoeling om gemakkelijk voorbij te gaan aan de worsteling die mensen daarmee hebben of om te zeggen dat het allemaal maar lichtvaardig gebeurt. Onderzoeken laten echter zien dat bijvoorbeeld financiële motieven een belangrijke reden vormen voor abortus. Bovendien zie je ook dat er abortus plaatsvindt bij twaalf, dertien of veertien weken. Ik merk dat er in het land een kentering is, omdat wij steeds beter weten dat het bij twaalf, dertien weken al een kindje is met alles erop en eraan, met vingertjes en een kloppend hart. Daar zijn ook foto's van, die door sommigen ook als iconische foto's worden gezien. Hoe kan het dat wij dat normaal zijn gaan vinden? Ik ben bij een abortuskliniek geweest en heb daar gesproken met een abortusarts. Ik zei: "Hoe kan dat nou, een verloskundige spreekt hierover als over een baby'tje en jullie spreken over een klompje vlees? Doet dat wel recht aan de werkelijkheid?" Haar antwoord was: "Maar de Tweede Kamer vindt het toch goed? Jullie zeggen in Den Haag toch dat er geen probleem is als je, ook als er een verder ontwikkelde zwangerschap is, abortus toepast?" Dat vond ik confronterend. Wij kunnen zeggen: de mensen weten wel wat zij doen. Zij zeggen: maar de politiek heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid door te zeggen dat het onder bijzondere omstandigheden kan.  De heer Pechtold (D66): Ja, het kan onder bijzondere omstandigheden. Het is een recht van vrouwen en een recht van de partners die het aangaat om daarover in hun eigen individuele geval te oordelen. Daar mag de heer Van der Staaij anders over denken, maar de suggestie die hij met de getallen wekt dat het met twaalf of dertien weken nog steeds gebeurt omdat het even niet uitkomt, werp ik verre van mij. Ik vind dat het debat — en het is goed dat het bij de Algemene Beschouwingen weer aangehaald wordt door de heer Van der Staaij — in dat perspectief moet blijven. Hij mag met zijn geloof er niet voor kiezen, maar ik sta voor het recht dat mensen die er zelf over nagedacht hebben als volwassenen een bewuste keuze maken. Ik sta ervoor dat zij dat recht hebben en, sterker nog, houden.  De heer Van der Staaij (SGP): Dan staan wij inderdaad tegenover elkaar, maar het zou wel goed zijn als die discussie een verdieping zou krijgen. Ik mis die in Nederland in vergelijking met bijvoorbeeld een discussie die aan de Harvard University wordt gevolgd. Een voorstander van abortus, iemand als de rechtsfilosoof Michael Sandel, zegt dat het in feite gaat over de morele status van het ongeboren leven. Hij zegt het zelfs scherper dan ik: als het inderdaad beschermwaardig leven is, vindt er in feite een moord plaats. Dat zegt deze Amerikaanse hoogleraar, die zelf voorstander is van abortus.  De heer Pechtold (D66): Ik vind dat de heer Van der Staaij, die ik zeer respecteer, zich niet hoeft te verschuilen achter een Amerikaanse hoogleraar om het woord "moord" in de mond te nemen. Zeg het dan zelf! Als hij dat vindt, moet hij dat zeggen. Dan staan wij lijnrecht tegenover elkaar. Ik vind dat je niet moet zeggen dat een hoogleraar dat vindt. Nee, u hebt de materie bestudeerd, net als ik dat heb gedaan, u draagt verantwoordelijkheid voor een standpunt, net als ik dat doe. Ik vind dat je te ver gaat als je dat vervolgens als moord neerzet. Ga eens praten met die ouders. Uw partij is juist de partij die vindt dat partners bij elkaar moeten blijven, wat er ook gebeurt. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor partners in een situatie terecht zijn gekomen waarin zij die keuze moeten maken. Ik vind dat de overheid daar uit moet blijven, omdat wij gelukkig in onze vrije democratie het recht hebben gegeven, in de eerste plaats aan de vrouw en in de tweede plaats in overleg met haar partner, hoe daarmee om te gaan. Daar zijn controles op, het gebeurt niet zomaar en het is zeker geen moord.  De heer Van der Staaij (SGP): Mijn punt is en blijft dat wij tekortschieten in de bescherming van ongeboren leven. Als je het een heel belangrijk punt vindt dat ook ongeboren leven beschermwaardig is, dat dat ook een recht heeft om geboren te worden, dan zitten er ook emoties aan de andere kant. Ik probeer wel om het gesprek en het debat met mijn uitlatingen niet te blokkeren. Daarom heb ik niet de behoefte om mij zo sterk mogelijk uit te drukken. Ik probeer oprecht een discussie te krijgen die uitstijgt boven het idee dat je als SGP'er automatisch tegen abortus bent en dat de anderen automatisch voor zijn. Dat was in de discussie in de jaren tachtig echt anders. Toen waren er ook nog velen vanuit andere kampen, ook vanuit D66, die daar de grootst mogelijke moeite mee hadden. Dat is wel helemaal verdwenen door het alleen als recht te benoemen.  Dat was de eerste blinde vlek. Een tweede blinde vlek is er voor de problemen van kinderen als gevolg van ruzie en ontrouw tussen vaders en moeders. Dat maakt veel liefs en moois kapot. Wij waren blij verrast dat er uit allerlei hoeken van de Nederlandse samenleving steun kwam voor de campagne ikgavoortrouw.nl. Wanneer gaat het kabinet zeggen: wij gaan voor trouw? Wat doet het kabinet om te voorkomen dat kinderen in de knel raken? Wat is het antwoord op het onrustbarende aantal vechtscheidingen?  Als derde blinde vlek zou ik de waarde van rust willen noemen, speciaal die van zondagsrust. Steeds meer gemeentes offeren de zondagsrust helaas op aan weer een extra winkeldag. Ik weet dat die verantwoordelijkheid nu bij gemeenten ligt, maar landelijk ligt er ook nog steeds een taak, namelijk het beschermen van burgers tegen gedwongen zondagsarbeid. Controleert de Arbeidsinspectie hierop?  De SGP fractie waardeert het dat in de financiële plaatjes invulling is gegeven aan de toezegging, ook richting de SGP, dat iets wordt gedaan voor eenverdieners. Dat zien wij nu gebeuren. Voor het eerst sinds jaren hoeven de meeste eenverdieners niet in te leveren. Het is goed dat er extra geld naar de gezinnen gaat via het kindgebonden budget, maar ook hier moet er meer gebeuren. Waarom gaat het kabinet door met het afstraffen van eenverdienersgezinnen via de belastingregels? Erkent het kabinet dat hierdoor de kloof tussen een- en tweeverdieners groter wordt? Als dit probleem nu eens echt wordt aangepakt, is dat niet alleen eerlijker, maar bovendien goed voor mantelzorgers. De veranderingen in de zorg vragen namelijk steeds meer van mantelzorgers. Zij verdienen extra steun. Wil het kabinet onderzoeken of het mogelijk is om aantoonbare kosten die mantelzorgers maken, aftrekbaar van de belasting te maken? En wil het kabinet gemeenten motiveren om meer werk te maken van goede ondersteuning en toerusting van mantelzorgers?  Meer geld helpt soms om problemen op te lossen. Het kan een zetje geven om bijvoorbeeld de kwaliteit van verpleeghuizen omhoog te krijgen. Er moet niettemin meer gebeuren dan het trekken van de portemonnee. De zorg heeft goede bestuurders, waardering voor de werkvloer en liefde voor de mensen die zorg ontvangen nodig. Het onderwijs heeft bezielde docenten met een warm hart voor de leerling nodig. Wil het kabinet dit goede bestuur actief bevorderen, zonder gelijk met nieuwe wetjes en regels te komen? Wordt er nu echt meer vertrouwen gegeven aan vakmensen?  Het is mooi dat de economie aantrekt, maar het is ook opletten geblazen. Uit de begroting blijkt dat het structurele begrotingstekort weer toeneemt. Dat lijkt weer aardig op potverteren. Straks moeten we in magere jaren weer fors bezuinigen. Het is beter om nu voorzichtiger te zijn!  Compromissen tussen de PvdA en de VVD hoeven niet altijd slecht te zijn. Soms is het zelfs verstandig om het goede van links en rechts te combineren. Dan is iedereen tevreden, zoals strijkers, blazers en slagwerkers in een orkest een harmonieus geheel vormen. Maar dat gaat niet altijd goed. Soms sluipt er ineens een valse noot in. Die kom ik in de Prinsjesdagstukken helaas ook tegen. Dan heb ik het over de belasting op sparen. De boodschap van het kabinet was eerder: we snappen het, het is niet eerlijk dat mensen belasting moeten betalen op basis van een verondersteld rendement dat met geen mogelijkheid te behalen is. Wat nu gebeurt is echter koehandel. Het is toch raar dat ouderen die net hun huis hebben verkocht, straks ineens meer belasting gaan betalen? Het is alsof je een snelheidsboete krijgt, niet omdat je te hard rijdt, maar omdat je met jouw auto hard zou kunnen rijden. Kabinet, doe wat aan die oneerlijkheid.  Dit jaar staan we stil bij 200 jaar Koninkrijk en 200 jaar parlement. Omdat ik mijn betoog begon met de zingende Obama, heb ik nagegaan of Kamerleden wel eens hebben gezongen tijdens debatten. Het antwoord is ja, in ieder geval in de late middag van 11 juli 1919. De sociaaldemocraten waren apetrots toen de achturige werkdag werd verankerd in de Arbeidswet. Na de stemming stonden zij als één man op en eenstemmig hieven zij een rood strijdlied aan. De rechtse afgevaardigden waren kort verbijsterd, maar al snel rechtte de militante generaal Duymaer van Twist de rug en zette als tegenzang stevig het Wilhelmus in. De Nieuwe Rotterdamsche Courant weet daarbij nog te melden dat hij luide zingend tevens de maat sloeg. Misschien voor het eerst weergalmde het Wilhelmus door de vergaderzaal. De voorzitter haastte zich met hamergeklap de vergadering te sluiten. Nergens is bepaald dat zingen tijdens de vergadering verboden is. Kennelijk laat muziek in de politiek zich niettemin moeilijk harmoniëren met een goede vergaderorde.  De muziek heeft één ding voor op de politiek: als je verschillende stemmen laat horen, heet dat in de muziek een fraai koor. In de politiek heten die verschillende stemmen door elkaar een lelijke kakofonie. Toch geloof ik dat het luisteren naar die heel verschillende stemmen meerwaarde heeft. Het kan behoeden voor blinde vlekken. Daarom is het een slecht idee een kiesdrempel in te voeren, wat ik van tijd tot tijd hoor. Nee, voor de SGP maak ik me, gelet op de gestage groei, geen zorgen, maar je moet ook om anderen denken. Het zou sneu zijn als we de PvdA of de VVD niet terug zouden zien in de Kamer!  (Hilariteit)  De heer Van der Staaij (SGP): Daarom hoor ik graag van de minister-president dat hij geen muziek ziet in een kiesdrempel.  Tot slot wens ik de leden van het kabinet, maar ook onze medeparlementariërs van harte kracht, wijsheid en Gods zegen toe voor het nieuwe parlementaire jaar en bovenal Amazing Grace!  Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Dit debat gaat over de grootste en duurste verkiezingscampagne uit de geschiedenis. De duurste verkiezingscampagne tot nu toe was die voor de herverkiezing van Obama. Die kostte maar liefst 1 miljard dollar. In Nederland wordt er 5 miljard aan belastinggeld geïnvesteerd in de herverkiezingscampagne van de PvdA en de VVD. Ze moeten wel. Ze kunnen zich geen verkiezingen veroorloven en dus moet de onvrede over het huidige kabinet weggemasseerd worden. Een noodplan dus, een begroting met heel veel cadeautjes.  De VVD speelt zichzelf in dit strategospel meer budget toe voor Defensie. De PvdA geeft wat cadeautjes aan jonge ouders, aan mensen die langer ouderschapsverlof willen en aan verzorgingshuizen, maar wel nadat ze eerst tot op het bot waren uitgekleed en vervolgens met de kaasschaaf te lijf zijn gegaan. En dan nu een pleistertje op een schrijnende wond, zonder uitzicht op echte genezing.  Natuurlijk willen burgers graag geloven dat het beter gaat met de economie, dat hypotheken die nu onder water staan binnenkort weer op het droge gehaald kunnen worden, dat je een baan hebt die nu misschien wel op de tocht staat maar straks toch wel weer zekerheid kan bieden, dat je ouders of je grootouders die in een verzorgingstehuis of thuis verzorgd worden het straks weer beter zullen krijgen.  De economie lijkt weer te groeien, zo krijgen we van het CPB te horen, maar is er wel sprake van economisch herstel? Veel burgers die ziek zijn of die hun baan verliezen, merken daar weinig van. Zeker, de Europese Centrale Bank heeft de geldpers aangezet. 60 miljard euro per maand wordt erbij gedrukt. Maar om daar nu uit af te leiden dat er sprake is van een gezonde economische ontwikkeling, is denken dat je jezelf aan je haren uit het moeras zou kunnen trekken. Er is nog steeds sprake van een groei- en een schuldverslaving. Van dit gratis geld uit Brussel gaat met name de financiële sector profiteren en niet de reële economie. Blijvende extra banen worden er niet mee gecreëerd. Dat is een soort herstel dat je niemand zou toewensen.  Meer dan 1 miljoen Nederlanders zijn koortsachtig op zoek naar werk: mensen die na een lang en trouw dienstverband op straat worden gezet omdat zij te duur zijn geworden. Zij moeten zich binnen vijf dagen bij het UWV aanmelden, want anders krijgen zij geen uitkering. Als zij te snel bij het UWV aankloppen, worden zij door de minister-president als graaiers weggezet of labbekakken in de woorden van de voorzitter van de werkgeversvereniging.  De structurele belastinghervorming die was aangekondigd, is er niet gekomen. De staatssecretaris heeft deze ontwikkeling maanden geleden omschreven als "een gemiste kans". Dat is een understatement. Het is niet zomaar een gemiste kans. Dit is dé gemiste kans waardoor het draagvlak onder dit kabinet definitief is weggevallen. Loonheffingen blijven structureel te hoog, waardoor arbeid te duur blijft. Structurele verlaging van de loonheffingen en een verschuiving naar het meer belasten van vervuilers zou een uitstekende oplossing kunnen zijn. Die oplossing is echter aan de VVD niet besteed, waardoor de PvdA het niet aandurft.  Met zo'n belastinghervorming zouden wij niet alleen honderdduizenden mensen aan een baan kunnen helpen, maar dragen wij ook in belangrijke mate bij aan een duurzame en toekomstbestendige samenleving. Zo kunnen wij arbeid goedkoop maken en verdwijnen er geen banen naar lagelonenlanden. Zo kunnen wij elkaar weer inhuren om diensten te verlenen en daarmee werkgelegenheid te bevorderen. Zo krijgen wij weer een eigen maakeconomie. Wij zouden meer leraren kunnen aanstellen, zodat er meer begeleiding komt voor die leerlingen die meer maatwerk nodig hebben of meer mensen om voor de ouderen en de zieken te zorgen. Nu worden echter mensen in de zorg massaal ontslagen terwijl de zorgvraag in Nederland sterk toeneemt.  Het is opvallend hoe weinig innovatief het kabinet kijkt naar de grote uitdagingen rondom zorg en inkomen en een leefbare planeet. Het kabinet blijft vasthouden aan fossiel denken; denken dat we simpelweg moeten inzetten op economische groei als middel tegen elke kwaal. Steeds meer mensen realiseren zich dat zulk denken in de afgelopen decennia niet gezorgd heeft voor meer zekerheid, meer geluk en meer rechtvaardigheid. Integendeel, de mensen zijn bozer en onzekerder dan ooit.  De financiële crisis, de bankencrisis, de klimaatcrisis; ze maken zo duidelijk dat het systeem volledig is vastgelopen. Mensen zeggen dat zij snakken naar een samenleving waarbij de dingen van echte waarde centraal komen te staan, niet het geld. Zij hebben liever de zekerheid van een baan en een pensioen dan dat er gespeculeerd wordt met de pensioenen om onrealistisch hoge rendementen te halen met grote risico's van verliezen. Zij verwachten dat de overheid namens ons allen ervoor waakt dat ons voedsel eerlijk, duurzaam en veilig is, omdat je daar als individu zo weinig invloed op hebt. Zij verwachten dat vervuilers worden aangepakt, zoals bedrijven die gevaarlijk gif gebruiken in speelgoed, in snoepgoed en/of op akkers. Waarom, zo hoor ik om mij heen, doet de overheid dat niet? Hoe kan het dat als de overheid wordt veroordeeld door de rechter omdat zij te weinig tegen klimaatverandering doet, diezelfde overheid in hoger beroep gaat? Voor welke belangen staat zo'n overheid eigenlijk? Hoe kan een burger geloven dat de overheid zich inspant om kinderen gezond te laten opgroeien, als diezelfde overheid toestaat dat natuur verdwijnt en de groene leefruimte zienderogen inkrimpt of dat het zoveelste bedrijventerrein of de zoveelste megastal wordt gebouwd?  We zien om ons heen een toename van welvaartsziektes als obesitas, diabetes en hart- en vaatziekte. Hoe kun je 1,5 miljard euro bezuinigen op de zorg ten koste van banen en kwetsbare mensen, terwijl we 4 tot 8 miljard euro aan zorgkosten kunnen besparen als we veel meer investeren in preventieve gezondheidszorg, zoals gezonde voeding, beweging en psychologische hulp?  Het kabinet pakt de rol niet op om die kwetsbare waarden te beschermen. Het kiest voor vrijhandel en laat geld bijdrukken om het eigen falen en het eigen begrotingstekort te verdoezelen. Het bouwt de komende jaren de investeringen in het klimaatbeleid af, terwijl we onder de zeespiegel leven en zeer veel belang hebben bij een deugdelijk klimaatbeleid. Het kabinet draait mensen een rad voor ogen met juichende verhalen over economische groei. Dit terwijl we ons moeten realiseren dat economische groei niet de oplossing is maar het probleem, en nooit langdurig ten goede komt aan mensen en dieren in een kwetsbare positie.  Het kabinet lijkt geen enkel besef te hebben van het feit dat het systeem van oneindige economische groei een illusie is op een planeet die niet meegroeit. Nederland is een grootverbruiker in de wereld van grondstoffen en hulpbronnen afkomstig uit andere landen. Op 13 augustus van dit jaar was het Earth Overshoot Day voor de wereld. Dat is niet een soort moederdag, maar een balansdag die markeert dat we door de natuurlijke voorraden die de aarde voor dit jaar kan bieden heen zijn, zoals zoet water, hout en voedsel. In 1981 viel de Earth Overshoot Day op 14 december. In de jaren daarna viel die dag steeds eerder; dit jaar dus op 13 augustus. Voor Nederland als grootverbruiker van grondstoffen viel de dag al op 1 april, en dat is geen grap. Alles wat we nu dus consumeren en produceren doen we met het natuurlijk kapitaal dat bestemd is voor toekomstige generaties. Zo putten we de aarde uit.  Dat hoeft helemaal niet, want de aarde biedt genoeg voor ieders behoefte maar niet voor ieders hebzucht. Het najagen van economische groei op een planeet die niet meegroeit, is onverantwoord. Dat systeem kunnen en moeten we veranderen, maar schadelijk gedrag door overconsumptie wordt niet zichtbaar in de Miljoenennota en in de cijfers van het CPB. Als het komende winter kouder wordt dan normaal en we meer gas gaan gebruiken, dan stijgt het bruto binnenlands product. Vervolgens zeggen we dat het goed gaat met de economie en dus met ons land. Is dat wat het kabinet verstaat onder groei van de economie en stijging van de welvaart? Vraag het aan de Groningers of het gasgebruik een beetje bijdraagt aan hun welvaart, dan krijg je een heel ander beeld. Meer dan ooit is er behoefte aan een Miljoenennota die de plannen uiteenzet van hoe we tot een werkelijke verbetering en verduurzaming van onze samenleving kunnen komen. De belangrijkste keuze van dit moment is: je geld of je leven.  De regeringspartijen streven een samenleving na waarin meer consumeren het hoogste doel is. De regering is onmachtig om te komen tot stelselherzieningen die tot echte verbeteringen zouden kunnen leiden. De coalitie van water en vuur is zozeer in zichzelf verdeeld dat de onmacht ervan afspat. Zolang we accepteren dat alle zorgen en verlangens in geld worden uitgedrukt, in de groei van het bruto binnenlands product en in koopkrachtplaatjes, zitten we gevangen in een eenzijdige economische logica. Het belang van natuur en biodiversiteit wordt door het kabinet vooral gezien in de economische waarde die het heeft. Mijn fractie heeft volmondig nee gezegd tegen de Natuurwet van het kabinet, omdat het kabinet hiermee de bescherming van dieren en natuur definitief aan de markt overlaat net als dat de bescherming van mensen die van zorg afhankelijk zijn, aan de markt wordt overgelaten. Alles wat het leven de moeite waard maakt en betekenis geeft, wordt letterlijk vermarkt. De markt heeft zich in politiek Den Haag ontwikkeld tot een nieuwe religie, die geen tegenspraak duldt en die zich bedient van slogans die bedacht zouden kunnen zijn door Jacobse en Van Es: geen gezeik, iedereen rijk; samen voor ons eigen.  Dat denken in Nederland vormt ook de voedingsbodem voor de aanzwellende vluchtelingenstromen. De sterk toenemende stroom vluchtelingen laat niet alleen de grote zorgen zien van mensen uit verre landen die in grote problemen verkeren, maar brengt ook zorgen met zich mee voor de mensen hier. Veel mensen vragen zich af of Europa, of Nederland de vluchtelingen kan blijven opnemen. Immers, in de komende jaren zullen naar verwachting tientallen miljoenen mensen vluchten voor honger, droogte en oorlog en naar Europa komen. Gaat dat niet ten koste van onze eigen mogelijkheden? Dat is een veelgestelde vraag. Nemen de spanningen nog verder toe, bijvoorbeeld als de Europese herverdeling niet blijkt te werken vanwege de open grenzen? We hebben deze week de schrijnende situaties in Oost-Europese vluchtelingenkampen gezien. Europa heeft duidelijk geen antwoord op de aanzwellende stroom.  Barmhartigheid en medemenselijkheid moeten leidend zijn. Mijn fractie verwacht van het kabinet dat het maatregelen neemt om te voorkomen dat mensen vluchten, of in ieder geval een poging daartoe doet. Nederland kan het niet alleen. Dat realiseren we ons. Maar we hebben wel de mogelijkheid om in ieder geval ons eigen gedrag, dat voor conflicten en vluchtelingenstromen zorgt, onder de loep te nemen en te veranderen. Daarmee heeft het kabinet nog geen begin gemaakt. Wat bedoel ik dan? Ik wijs naar de handelspolitiek van dit kabinet, de Nederlandse wapenleveranties en het gebrekkige klimaatbeleid, waardoor de vluchtelingenstromen eerder groter zullen worden. We moeten maar grondtroepen naar Syrië sturen, zo klinkt het steeds luider, en dan zal de vluchtelingenstroom wel opdrogen. Dat is een naïeve en zeer gevaarlijke vergissing.  De nogal beperkte analyse dat oorlog en geweld de voornaamste oorzaken zouden zijn van een vluchtelingenstroom, geeft aan hoezeer het kabinet onmachtig is om de voedingsbodem voor oorlog en geweld te benoemen en om zich in te zetten voor het wegnemen van die voedingsbodem. We moeten durven erkennen dat onze overconsumptie grote invloed heeft op de bestaansmogelijkheden van mensen in kwetsbare gebieden. Religieuze verschillen tussen mensen zijn relatief gezien voor maar een klein deel de oorzaak van de problemen. Het is een belangrijk probleem, maar het is relatief gezien klein in vergelijking met waar het werkelijk om draait. Het is namelijk het gebrek aan de meest elementaire behoeften als water en voedsel, vaak als gevolg van klimaatverandering, dat mensen drijft tot het uiterste. Wanneer komt het kabinet met een analyse van de problemen die verder gaat dan het aanwijzen van burgeroorlogen als ultieme oorzaak van de vluchtelingenstromen, een analyse waarin de effecten van de klimaatverandering, onze handelspolitiek en wapenleveranties op de stabiliteit in kwetsbare landen en regio's worden benoemd? Dat die effecten groot zijn, staat als een paal boven water volgens de NAVO en de Verenigde Naties. Welke effect hebben onze landbouw en ons handelsbeleid op de voedselzekerheid in de wereld? Nederland faciliteert als belastingparadijs het wegsluizen van de rechtmatige inkomsten van mensen in ontwikkelingslanden. Die inkomsten komen nu terecht in de zakken van grote multinationals met spookkantoren op de Amsterdamse Zuidas.  Dat brengt me bij TTIP, het op stapel staande vrijhandelsverdrag tussen Europa en Amerika, waarover in het geheim wordt onderhandeld in Brussel. TTIP is geen grap van Arjen Lubach maar een reële dreiging voor onze democratie, onze privacy, de voedselveiligheid, het dierenwelzijn, de bestaanszekerheid van boeren en familiebedrijven en de ontwikkelingslanden. Onze minister van "hulp is handel" zet hardnekkig in op nieuwe vrijhandelsakkoorden. Heeft het kabinet wel oog voor de destabiliserende werking van vrijhandelsakkoorden voor agrarische gezinsbedrijven en inwoners van arme landen? Ik krijg op dit punt graag een inhoudelijke reactie.  Het mantra van de troonrede was: herstel, economisch herstel. Herstel moet echter breder worden gezien in een samenleving die gebukt gaat onder ernstige kwalen. Groei en herstel zullen moeten gaan over meer medemenselijkheid, meer schone lucht, meer natuur, meer biodiversiteit, meer zorg, meer dierenwelzijn, meer onderwijs, meer gezondheid en meer vertrouwen krijgen in de toekomst. Mededogen en duurzaamheid zullen de kernthema's moeten vormen in een respectvolle samenleving. We kunnen de belangen van mensen, dieren, natuur en milieu niet blijven offeren op het altaar van de economie. Mede daarom ben ik voorts van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.  De heer Krol (50PLUS): Mevrouw de voorzitter. Het staat er echt. Ik citeer uit het voorwoord van de minister van Financiën: we houden vast aan het beleid dat het kabinet sinds 2012 heeft ingezet, van eerlijk delen. Hoezo eerlijk delen? Als je 5 miljard alleen gebruikt in het voordeel van de werkenden en dat ook in dikke letters schrijft in de Miljoenennota, hoe durf je dan te spreken over eerlijk delen? Hoe zit het met de mensen die 40 jaar of meer gewerkt hebben? Het is pas echt eerlijk als de meevaller zou worden verdeeld over mensen die werken, mensen die gewerkt hebben en mensen die echt niet kunnen werken. Het zijn immers ook al deze groepen die in de afgelopen tientallen jaren miljarden aan bezuinigingen over zich uitgestort kregen. Het waren tientallen miljarden aan bezuinigingen, die diepe wonden hebben geslagen in de levens van velen. Ouderen hebben gedeeld in het zuur; laat hen nu evenredig delen in het zoet.  Het kabinet stelt dat er zicht zou zijn op een voorzichtige economische lente, vandaar de 5 miljard lastenverlichting. Daarmee wil het kabinet nieuwe banen scheppen. Dat is een mooi streven, maar ook in 2016 verwachten we nog een werkloosheid van 6,7%. Het ING Economisch Bureau stelde vorige week in een onderzoek dat de werkloosheid onder ouderen een grote uitdaging voor de Nederlandse economie vormt. Waarom pakt het kabinet deze handschoen zo aarzelend op? Zou het een goed idee zijn om mensen bijvoorbeeld door een, al dan niet eenmalige, verlaging van de AOW-leeftijd in staat te stellen om vervroegd met pensioen te gaan, zodat mensen die nu thuis zitten zonder werk eindelijk kans maken op een baan? Doordat we de ene groep vrijwillig de mogelijkheid bieden om eerder te stoppen met werken, krijgt de andere groep een beter perspectief.  Naast het creëren van meer banen en vacatures vindt 50PLUS dat er extra geïnvesteerd moet worden in het oplossen van de ouderenwerkloosheid, een groot maatschappelijk probleem. Dat kan echt efficiënter dan de enorme sommen geld die nu besteed worden aan inspiratiedagen, subsidies voor intermediairs en netwerkborrels. Je zult op je 45ste of 50ste maar werkloos worden. Hoeveel uitzicht heb je dan ooit nog om aan een baan te komen? Naast de financiële gevolgen moeten we de sociale consequenties van werkloosheid, en zeker van langdurige werkloosheid, niet onderschatten. Het heeft een enorme impact op het leven. Op dit moment zijn er 270.000 mensen die al een jaar lang elke week brief na brief schrijven zonder enige reactie. Die groep verdient extra aandacht.  Mag ik het kabinet twee vragen stellen? Waarom is de leeftijd voor de premiekorting voor het in dienst nemen van een oudere werkloze verhoogd van 50 jaar naar 56 jaar? En hoe staat het met de projectgroep die de voortgang rond het thema moet monitoren? Dat is de projectgroep die is afgesproken bij de beleidsagenda 2020.  En dan nu de portemonnee. De koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden is ronduit belabberd, zeker in vergelijking met de koopkrachtontwikkeling van werkenden. Gemiddeld mogen werkenden 2,5% bijboeken, en gepensioneerden gemiddeld 0,2%. Maar er zijn ook honderdduizenden ouderen die fors moeten inleveren, zoals ouderen met veel zorgkosten of mensen met een AOW-gat. Dat was de laatste jaren bepaald niet veel beter. De kloof die er al was tussen werkenden en gepensioneerden, wordt dus verder vergroot. 50PLUS wil een structurele koopkrachtverbetering voor alle ouderen. Wij vragen het kabinet om voorafgaand aan de tweede termijn alle maatregelen die gepensioneerden raken, uit te splitsen in structureel en eenmalig en ook aan te geven welke van deze maatregelen ook effect hebben op andere groepen.  Het is goed om nog eens ferm te benadrukken dat niet iedere oudere het even breed heeft. Er zijn ouderen met alleen AOW. Veel ouderen hebben AOW met een redelijk aanvullend pensioen. Er is ook een groep met AOW en een ruim pensioen. Ik loop ze even met u langs.  De groep met alleen AOW moet rondkomen van een zeer gering inkomen. Soms gaat het zo ver dat mensen zorg mijden, financieel in de problemen raken en hun woonlasten niet meer kunnen betalen. Het Nibud laat zien dat deze groep met zorgkosten €140 per maand erop achteruitgaat. Dat is toch onacceptabel?  De groep met AOW en een redelijk pensioen heeft daar ook mee te maken, maar bij deze mensen speelt ook de stapeling van diverse maatregelen waardoor ze nauwelijks rondkomen en interen op een vaak beperkt vermogen. Ook zij gaan er volgens het Nibud tot wel €200 per maand op achteruit; ongelooflijk. En dat terwijl in de troonrede staat dat de koopkracht op peil blijft.  Nu kom ik op de groep met AOW en een ruim pensioen. Het kabinet noemt deze groep "comfortabel gepensioneerd". Deze mensen hebben het op zichzelf goed, maar waarom moeten zij elke keer weer meer bijdragen dan mensen die werken en hetzelfde inkomen hebben? Waarom moeten zij al jarenlang meer koopkracht inleveren dan werkenden? Waarom moeten deze senioren zich bovendien telkens verdedigen als het om hun zorgvuldig opgebouwde pensioen gaat? Waarom worden zij weggezet als profiteurs? Profiteurs! Ze hebben het allemaal zelf opgebouwd.  Dan kom ik op de gezondheidszorg. Het afgelopen jaar heb ik de zorg van dichtbij meegemaakt, zowel de mooie als de minder mooie kanten. Aan de ene kant is er de liefdevolle verzorging. Aan de andere kant is er de enorme hoeveelheid papierwerk. Medewerkers zetten zich zelfs buiten hun werktijden enorm in, maar voelen zich beperkt door regels en richtlijnen. Volgens 50PLUS voldoet het huidige zorgstelsel niet. Zo simpel is het. Iedereen heeft recht op dezelfde kwaliteit en kwantiteit van zorg en dat lukt met dit stelsel van geen kanten. Je moet maar afwachten welke voorzieningen er zijn in de gemeente waar je woont. Zorgverzekeraars hebben te veel invloed; kijk maar in de krant van gisteren. Voorwaarden en kwaliteitseisen verschillen en bureaucratie is nog steeds onacceptabel hoog. Veel meer aandacht is er bijvoorbeeld nodig voor preventie, niet alleen gericht op jongeren, maar ook en misschien wel juist, gericht op ouderen. Ik denk hierbij aan de bestrijding van overgewicht, de medicijncheck en vaccinaties. Dat alles zal op den duur enorm bijdragen aan het verminderen van de kosten. Steeds vaker en intensiever doet men een beroep op mantelzorgers, en dat terwijl de ondersteuning van deze mantelzorgers onduidelijk is en onvoldoende geregeld. Kunnen wij zoiets belangrijks wel aan de afzonderlijke gemeentes overlaten? Ik houd mijn hart vast. Kunnen wij ervan uitgaan dat de mantelzorgboete nu definitief van tafel gaat? Wij gaan ervan uit dat de Partij van de Arbeid nu wel kan instemmen met een motie van soortgelijke strekking.  50PLUS was, is en blijft geen voorstander van het overhevelen van belangrijke zorgtaken naar gemeentes. Daardoor ontstaat ongelijkheid. Er zijn voorbeelden te over. Denk maar aan woningaanpassing, inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten en het klakkeloos schrappen van huishoudelijke hulp. Daarom zal 50PLUS door middel van landelijke regelgeving deze gemeentelijke rechtsongelijkheid proberen weg te nemen.  Mevrouw de voorzitter. Er is op dit moment al een tekort van bijna 100.000 geschikte woningen en dat terwijl ouderen langer thuis moeten blijven wonen. Gezien de huidige instroom van vluchtelingen zal dat tekort niet snel afnemen. Er zijn simpelweg veel te weinig woningen beschikbaar in de sociale huursector. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Het moet snel. Er is geen tijd meer over. Mag ik er dan op aandringen dat onze ouderen in ieder geval niet worden achtergesteld?  En nu een opmerking over de begroting van Veiligheid en Justitie. Die baart 50PLUS grote zorgen. Met deze begroting en gezien de instabiliteit in de wereld en de dreiging van terrorisme staat het hele justitieapparaat onder enorme druk. We begrijpen daarom ook de opmerkingen van diverse collega's heel goed.  Voordat ik afrond wil ik even stilstaan bij de vluchtelingenproblematiek; een voortdurende strijd tussen het hart en het hoofd. Het hart zegt dat we iedereen een goede toekomst gunnen; het hoofd zegt echter dat niet iedereen die toekomst in Nederland kan opbouwen. Dat kan gewoon niet. 50PLUS steunt plannen voor opvang en toekomstmogelijkheden in de regio, steunt ook het tegengaan van de mensenhandel en zal ook steun geven aan een eerlijke verdeling van de opvang binnen het werelddeel Europa en dat kan niet onbegrensd.  Ik ga afronden met een opsomming. Er wordt te fors bezuinigd op de ouderenzorg. De bestrijding van ouderenwerkloosheid is onvoldoende. Het preventiebeleid voor ouderen schiet tekort. De koopkrachtontwikkeling blijft voor ouderen slecht en de aangekondigde maatregelen zijn niet toereikend. Al met al, van eerlijk delen is nog volstrekt geen sprake.  Als we het kabinet mogen geloven, lijkt het erop dat we economisch gezien weer opschuiven naar een iets meer zomers plaatje. Maar wanneer zal het eindelijk ook voor alle ouderen weer een beetje lente zijn?  De heer Pechtold (D66): Dan moet u in ieder geval nog twee seizoenen wachten.  De heer Krol en de heer Nagel zijn gesignaleerd in het torentje. Zijn de wensen al meegenomen of mogen we amendementen verwachten?  De heer Krol (50PLUS): Ik kan u melden dat er zeer aandachtig naar ons geluisterd is, maar wij vroegen 1 miljard structureel en dat heb ik in de begroting nog niet teruggezien. We kunnen wel vaststellen dat in vergelijking met de plannen van een halfjaar geleden er een klein stapje in de goede richting is gezet, maar dat is in onze ogen volstrekt onvoldoende.  De heer Pechtold (D66): En wat betekent dat voor het oordeel over het Belastingplan? Ik vraag dit omdat u zich in nogal duidelijke woorden uit.  De heer Krol (50PLUS): Wij zijn niet tevreden.  De heer Kuzu/Öztürk): Voorzitter. 2013 was een jaar van pijn. 2014 was wederom een jaar van pijn. 2015 was wederom een jaar van pijn en nu gaat het kabinet, een jaar voor de verkiezingen, opeens voor sinterklaas spelen. Dat is onderdeel van het Haagse spel, maar burgers trappen daar niet meer in. Burgers zijn die politieke spelletjes zat. Het kabinet lijkt daarmee op een uitgetelde smartphone. De accu is leeg en moet voortdurend aan de voeding.  Deze begroting laat zich het beste typeren als een fopspeenbegroting. Het kabinet zet in op koopkrachtherstel: iedereen een plusje; iedereen een fopspeen; een plus voor de hoge inkomens van de VVD en een plus voor de middeninkomens van de PvdA. Maar nemen kiezers wel genoegen met die fopspeen? Zetten ze voor een plusje hun jarenlange onvrede aan de kant? Gaat die fopspeen er misschien direct na de verkiezingen weer uit? Waarom krijgen minima er niets bij? De PvdA voert een rechtse koers en laat de minima links liggen. De mensen die het het moeilijkst hebben en die ook in de afgelopen jaren flink de pijn hebben gevoeld van de economische crisis krijgen er niets bij.  Politici zijn in de eerste plaats volksvertegenwoordigers, maar de kloof tussen de burger en de politiek wordt steeds groter. Daardoor daalt het vertrouwen in de politiek en slinkt het vertrouwen in de democratische rechtsstaat. En dat is treurig.  Nederland verhardt, verrechtst en verruwt. Van het tienpuntenplan van Geert Wilders uit 2004 zijn bijna alle punten door andere politieke partijen overgenomen. Ik zeg het gewoon: Geert Wilders is een xenofobe herder en een aantal partijen loopt er als makke schaapjes achteraan. Maar waar gaat die kudde naartoe, zo vragen wij ons af. Naar een weide waarin alleen witte schaapjes welkom zijn? Naar een weide waarin zwarte schaapjes worden buitengesloten? Daar zitten ze, in vak-X, het vak van de xenofoben van de PVV. Het is echt treurig om te zien hoe zij de politiek met hun praatjes besmetten.  In politiek Den Haag lopen we achter op de werkelijkheid van de samenleving. Politiek Den Haag blijft bijvoorbeeld krampachtig spreken over "integratie", maar integratie zou helemaal geen issue meer moeten zijn. Mensen die hier zijn opgegroeid, hoeven helemaal niet te integreren. Zij zijn gewoon Nederlander. Niemand is meer Nederlander dan een ander. Wij zijn allemaal Nederlanders en Nederland is van ons allemaal. Wen daar maar aan, zou ik zeggen.  Van vak-X ga ik naar de rest van de Kamer: kijk ons hier eens met zijn allen zitten. Zijn wij een goede afspiegeling van de samenleving? Zitten hier niet te veel academici, mensen die niet vanuit de praktijk denken maar vanuit de theorie? Mensen die de wereld kennen van onderzoeksrapporten in plaats van rechtstreeks vanuit de straat? Zitten hier niet te weinig vrouwen? Nederland heeft nog nooit een vrouw als premier, als minister van Financiën of als minister van Buitenlandse Zaken gehad. Het moge duidelijk zijn: Mark Rutte kiest vooral voor mannen.  Kijk ze daar eens zitten in vak-K: totaal kleurloos. De enige kleur die ik nog zie bij een aantal is die van de laatste resten van de zomerzon. En dan zeggen ze dat er in de Kamer genoeg kleur zit. Maar kijk ik rechts van mij, dan zie ik helemaal geen kleur; helemaal niets. Aan de linkerkant zitten ze wel, maar die laten zich door de gevestigde politieke partijen te vaak gebruiken als lokaas om kiezers te trekken. Als ze na de verkiezingen moeten opkomen voor de mensen die hen hebben gekozen, geven ze vaak niet thuis. Wij van DENK roepen alle politieke partijen en het kabinet op om een goede afspiegeling van de samenleving te zijn. Weg met de hoge heren uit Den Haag. Ook de gewone mannen en vrouwen moeten in de politiek, geen grauwe technocratische bestuurders maar mensen van vlees en bloed.  Mensen van vlees en bloed zouden heel anders met het vluchtelingendrama zijn omgegaan. Dat drama is de grootste uitdaging waar we in Europa op dit moment voor staan. Wat ons bij het vluchtelingenvraagstuk het meest stoort, zijn het egoïsme en de dubbele moraal. Het kabinet speelt kiekeboe met vluchtelingen. Vlucht niet weg voor het vluchtelingenprobleem, zouden wij zeggen. Terwijl het volk in grote meerderheid roept om actie en barmhartigheid wijst de regering naar de Europese Unie en naar de regio. Terwijl het volk asielzoekers in huis wil nemen en massaal spullen aan het COA geeft, zegt het kabinet: minder, minder, minder. Wij van DENK roepen onvoorwaardelijk: meer, meer, meer. En de realiteit roept daar ook om. Stuitend aan het vluchtelingenvraagstuk is ook de dubbele moraal. De grenzen zijn open voor de vrije markt maar moeten dicht voor vluchtelingen. Wel onze politieke spelletjes die arme landen instabiel maken maar niet de mensen die ontheemd raken. Wel de bommen op Irak en Syrië maar niet de mensen die hun leven niet veilig zijn. Wel onze slurpmultinationals die de grondstoffen roven en de lokale bevolking arm houden maar niet de mensen die onvoldoende te eten hebben.  Eigenlijk zijn dat egoïsme en die dubbele moraal ook typerend voor het kabinetsbeleid. Dat is ook logisch als je de VVD en de PvdA samen laat regeren, nadat ze eerst keihard campagne tegen elkaar voerden. Het egoïsme van de VVD en de machteloosheid van de PvdA van Samsom leiden misschien wel tot een sluitende begroting, maar ook tot kil en harteloos beleid. Daarom willen wij van DENK het kabinet graag afrekenen met een rapportcijfer. Wij vinden het kabinet-Rutte/Asscher een klasje zonder uitblinkers. Wij willen hun ook verbeterpunten meegeven, zodat ze hun cijfer kunnen ophalen.  Ik begin met minister Dijsselbloem, de man die gisteren zo trots was op zijn koffertje. Je vraagt je weleens af of hij nog wel een sociaaldemocraat is. Dijsselbloem lijkt op een technocraat die het contact met het volk verloren lijkt te zijn. Wij geven minister Dijsselbloem een vijfje. Wat verwacht DENK van minister Dijsselbloem? Wij verwachten dat hij de banken aanpakt, dat burgers hypotheken krijgen en dat kleine bedrijven kredieten krijgen. Nu wordt bijna de helft van de kredietaanvragen afgewezen, omdat banken kleine kredieten niet interessant vinden. En doe ook meer aan die belachelijk hoge salarissen en de bonussen, kameraad Dijsselbloem, behalve bij de voedselbank. In onze ogen is de voedselbank de enige bank die een bonus verdient.  Staatssecretaris Dijkhoff willen wij prijzen voor zijn voortschrijdend inzicht over vluchtelingen. In Breda hield hij enige tijd geleden nog een harteloze toespraak, maar de afgelopen tijd vond hij in het vluchtelingendebat zijn hart terug. Nu wil hij gemeenten openstellen voor vluchtelingen en dat is goed. Nu de rest van het kabinet en de rest van de Europese Unie nog. Wij geven staatssecretaris Dijkhoff een 6. Hij is een "high potential" in dit kabinet en DENK verwacht van hem meer om dit groeipotentieel waar te maken. Het gaat om concrete actie, staatssecretaris. Laten we eindelijk regelen dat vluchtelingen tijdens hun asielprocedure kunnen studeren en werken! Dan leveren ze een bijdrage en dat is ook wat ze het liefste zouden doen. In tekortberoepen kunnen ze na een korte inwerkperiode direct aan de slag. In Nederland hebben we een tekort aan monteurs en een groot tekort aan hoveniers.  Premier Rutte krijgt van ons helaas een 3. Hij komt zijn beloftes niet na, hij staat ver van het land af, hij geeft les op een school in een volksbuurt, maar op die volksschool steekt hij veel te weinig op. De premier is iemand die vastzit in zijn liberaal-kapitalistische wereldbeeld. Met een vlotte babbel naait hij Nederland een oor aan. Wat verwacht DENK van onze premier? DENK verwacht dat hij premier is van alle Nederlanders en dat hij de verharding in de politiek bestrijdt in plaats van dat hij zelf keiharde uitspraken doet.  Tot slot kom ik bij onze favoriet, minister Asscher. DENK vindt deze PvdA-minister echt de meest rechtse minister van dit kabinet. De minister van Integratie blijkt vooral een minister van monitoren en wantrouwen van minderheden. De minister van Werkgelegenheid is de minister van werkloosheid: ruim 600.000 werklozen. Hoe kan de begroting op orde zijn als we ruim 600.000 werklozen hebben? De minister van Sociale Zaken die voor de onderkant van de samenleving zou moeten opkomen, blijkt de minister van onderzoek, die eindeloos onderzoeken doet in plaats van in actie te komen. En dan komt hij eindelijk in actie en dan geeft hij een paar dagen extra vaderschapsverlof: een fopspeen voor de vaders! Dat is typisch Asscher: mooie linkse praatjes op PvdA-congressen, keihard rechts rotbeleid in politiek Den Haag. Minister Asscher krijgt van ons geen cijfer, maar hij krijgt een bindend studieadvies. Deze man moet wat ons betreft direct van school af. Misschien kan hij dan directeur worden van het onderzoeksbureau Motivaction.  Ik rond af. Zoals ik in het begin al zei, is het kabinet een soort uitgetelde smartphone. De accu is op en de telefoon moet voortdurend aan de voeding. Wat ons betreft mag de telefoon worden ingeruild voor een nieuw model.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik zal me beheersen en niet vragen om alle bewindspersonen een cijfer te geven. In het hedendaagse onderwijs komt het echter ook weleens voor dat je jezelf een cijfer mag geven. Ik ben dus eigenlijk wel benieuwd. De heer Kuzu is samen met zijn collega vorig jaar november uit de Partij van de Arbeid gestapt, uit de fractie gezet of iets daartussenin. Hij is in de Kamer gaan zitten en we zien hem af en toe een keer opduiken bij debatten. Wat voor cijfer zou hij zichzelf geven? Wellicht kan hij daar ook een motivatie bij geven.  De heer Kuzu/Öztürk): Ik laat dat vooral graag over aan de heer Slob. Als hij die vraag stelt, zou hij dat best kunnen doen. Ik ben daar eigenlijk ook wel benieuwd naar. De heer Slob doet ook enkele vooronderstellingen die niet kloppen. Hij weet echter hoe het is om als kleine fractie hier in de Tweede Kamer te functioneren. Collega Öztürk en ik hebben een aantal prioriteiten en die prioriteiten ben ik via de bewindspersonen langsgelopen. Wij proberen op die prioriteiten een inbreng te leveren waarvan niet alleen wij, maar heel veel mensen in het land vinden dat die meerwaarde heeft voor de politiek. Heel veel mensen voelen zich niet vertegenwoordigd door mensen met technocratische praatjes. Heel veel mensen willen ook de emotie die zij in de samenleving voelen en de stem die zij niet gehoord weten in de Tweede Kamer, horen. En daar geven wij ruimte voor, mijnheer Slob.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. De overheid is niet de oplossing van het probleem, de overheid ís het probleem. Dat zei Ronald Reagan tijdens zijn inauguratie als 40ste president van de Verenigde Staten. Nu, bijna 35 jaar later, gelden die woorden als meer dan ooit tevoren. Inmiddels geeft de overheid meer dan 60% van ons nationaal inkomen uit en alle partijen in dit huis, van de SP tot de PVV en van de PvdA tot de VVD, vinden dat prima. Allemaal houden ze van de staat. Allemaal geloven ze in de maakbare samenleving. In economisch opzicht zijn het niet meer dan accentverschillen die hen onderscheidt. Dit huis telt 148 socialisten!  De enorme belastingdruk in ons land is een kwaadaardig gezwel dat onze welvaart langzaam maar zeker vernietigt. Dat de Staat mensen tot 52% van hun inkomen afpakt, is een boete op werken, een straf op succes. Het is gelegaliseerde diefstal. Progressieve inkomstenbelasting is de meest demotiverende factor in onze economie, maar dat kan de 148 socialisten in dit huis niets schelen, want het gaat hen om welvaartscreatie. Het gaat hen om welvaartsverdeling, binnen en zelfs buiten ons land: alsjeblieft luie bijstandstrekker, alsjeblieft zielige asielzoeker, alsjeblieft Griekse regering, alsjeblieft Afrikaanse dictator, hier hebt u het geld van hardwerkend Nederland. De 148 socialisten beroven de middenklasse van hun inkomen en vermogen. Zij pakken zzp'ers en familiebedrijven, de ruggengraat van onze economie, de motor van onze werkgelegenheid ongenadig hard aan. De 148 socialisten maakten van de overheid de roverheid, Ali Baba en de 40 rovers van de VVD.  De wereldberoemde econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman zei het al: krab aan een Europese liberaal en je vindt een socialist. Dat geldt zeker voor de VVD. Naar Friedman, Von Mieses en Hayek luisteren ze niet, want Keynes is hun grote held.  Wat Nederland meer dan ooit nodig heeft, zijn lage belastingen. Ik heb het dan niet over het gerommel in de marge van een procentje hier of een procentje daar. Onze fractie toont wat belastingverlaging werkelijk inhoudt. Wij willen een lage vlaktaks, een uniform belastingtarief voor iedereen van 23%, en geen 21% maar 15% btw. Die veel lagere inkomstenbelasting en veel lagere btw betekenen veel meer koopkracht, veel meer economische groei en veel meer werkgelegenheid. Op termijn gaat het dan zelfs om honderdduizenden banen extra. Het leidt, kortom, tot veel meer welvaart.  Het is geen luchtfietserij. Een lage vlaktaks en een lage btw zijn echt mogelijk, zelfs zonder dat de staatsschuld oploopt. Er staat een keurig CPB-stempeltje op onze fiscale plannen. Hoe betalen we dat dan? We gooien het fraudegevoelige en nodeloos geld rondpompende toeslagensysteem op de vuilnisbelt van het socialisme. Willen wij ons land klaarstomen voor de uitdagingen van deze economie, economische voorspoed blijven kennen en onze welvaart voor toekomstige generaties veilig stellen, dan dient Nederland zichzelf opnieuw uit te vinden. Het vraagt om een drastische verandering van onze manier van denken: niet in beperkingen maar in kansen, niet in behoud maar in groei, niet vastklampen aan de vorige eeuw maar het benutten van de kansen van deze eeuw.  Wij kiezen voor meer vrijheid en voor meer welvaart. Wij kiezen voor het individu en niet voor het collectivisme. Wij kiezen voor de vrije markt en niet voor de Staat. Wij kiezen voor het klassieke liberalisme en niet voor het socialisme. Dat doen wij consequent, ook als het gaat om het hoger onderwijs, om de zorg en om het aanvullend pensioen.  Wij staan voor de privatisering van het hoger onderwijs, met behoud van toegankelijkheid voor iedereen via een beurzen- of leenstelsel. Echte topuniversiteiten vind je nu alleen in de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. De ideeën van Ronald Reagan en Margaret Thatcher zijn daar gelukkig nooit helemaal verdwenen. Maar wij zitten opgezadeld met middelmatige universiteiten, middelmatige docenten, middelmatige studenten, en dat kost ons welvaart.  Wij willen de beste zorg voor iedereen. Dat vereist echte marktwerking. Nu is er sprake van corporatisme, waarbij een handjevol verzekeraars de dienst uitmaakt. Dat is geen vrije markt. Niet de verzekeraar maar de patiënt moet centraal staan. Wij pleiten voor individualisering, meer keuzevrijheid en daardoor lagere zorgpremies. Alleen echte vrije markt leidt tot betaalbare en kwalitatief betere zorg.  Wij pleiten voor een liberaal pensioenstelsel. Weg met de verplichte opbouw van het aanvullend pensioen bij een fonds dat je niet eens mag kiezen. Dat is betuttelend en niet meer van deze tijd. Ons huidige pensioenstelsel is een relikwie uit de vorige eeuw. Laat mensen zelf beslissen hoe zij hun aanvullend pensioen willen vormgeven.  De overheid moet veel en veel kleiner en dus terug naar haar kerntaken. Dé kerntaak van de overheid is het zo veel mogelijk garanderen van onze veiligheid, zowel intern als extern. Maar zelfs hier laat de overheid het compleet afweten. De politie lost veel te weinig misdrijven op. Als er dan eens een crimineel wordt veroordeeld, zijn de straffen vaak veel te laag. Het toppunt: duizenden tot gevangenisstraf veroordeelde criminelen lopen vrij rond. Wij zeggen: 1 miljard erbij voor politie, justitie en onze veiligheidsdiensten.  Defensie loopt op haar laatste benen. Nederland moet weer voldoen aan de NAVO-norm. Wij moeten minstens 2% van ons nationaal inkomen besteden aan onze krijgsmacht. Wij zeggen daarom: 5 miljard erbij. Zeker in tijden van jihadisme en de herrijzenis van het evil empire is een sterk leger van existentieel belang.  De onrust in de wereld vraagt om krachtige antwoorden. Dat beperkt zich niet tot veel meer investeren in Defensie maar dat betekent ook een streng immigratie- en asielbeleid. Twee derde van de Nederlanders wil weer grenscontroles invoeren. Twee derde wil uit Schengen. Vandaag was bij Nieuwsuur te horen dat er volgens de asielcommissie van de VNG inmiddels 700 asielzoekers per dag binnenkomen. Dat is dus niet meer de 3.000 per week die vandaag genoemd zijn, dat zijn er bijna 5.000 per week. Dat gaat ons absorptievermogen ver te boven. Deze volksverhuizing moet stoppen. Nederland moet weer permanente grenscontroles invoeren. Wij moeten de grenzen sluiten.  Ik gebruik bewust het woord "asielzoeker", want het gaat niet of nauwelijks om echte vluchtelingen. Veel asielzoekers in Noord-Europa komen uit de Balkan. Voor welke oorlog vluchten zij? Syriërs die in Turkije verblijven, zijn veilig. Zij komen niet naar Nederland of Duitsland voor hun veiligheid maar voor een woning en een uitkering, om vervolgens het gezin over te laten komen.  Een deel komt zelfs voor onze vernietiging. Islamitische Staat claimt nu al 4.000 jihadisten in Europa te hebben binnengesmokkeld. Als dit kabinet blijft weigeren om permanente grenscontroles in te voeren, als dit kabinet weigert om de grenzen te sluiten, is Rutte II een gevaar voor Nederland. Wij pleiten voor enkel opvang in de regio. Daar trekken wij 200 miljoen euro per jaar voor uit. Opvang in de regio betekent geen verdrinkingen in de Middellandse Zee. Hoe erg het ook is — ik heb het vorige week ook gezegd — het is zoals Bart De Wever al stelde: die dode kleuter is niet onze schuld. Saudi-Arabië, Koeweit en Qatar doen vrijwel niets, steenrijke islamitische staten. In de islamitische wereld bestaat nauwelijks solidariteit.  Nederland heeft geen behoefte aan stoere gemeentebestuurders maar aan een stoere staatssecretaris. Ooit zei de heer Dijkhoff dat asielzoekerscentra leiden tot overlast en tot criminaliteit. Nu is hij de trekpop van de Partij van de Arbeid. Het is exemplarisch voor de VVD. De VVD heeft geen ruggengraat, de VVD heeft een Ruttegraat.  Ronald Reagan zei ooit: een land dat zijn grenzen niet kan verdedigen, is eigenlijk geen land meer. Ook hierin had hij volkomen gelijk. Wij moeten weer baas worden over onze eigen grenzen. Wij moeten weer soeverein zijn. Daarom moet Nederland het Schengenverdrag opzeggen en moet de EU terug naar de kern: alleen economische samenwerking. Niet Brussel maar wijzelf moeten bepalen wie wij wel of niet toelaten tot ons land.  Ik rond af. Nederland verlangt naar meer vrijheid, naar meer welvaart en naar meer veiligheid. Met dit kabinet zijn wij verder weg dan ooit. Wij kiezen voor individuele economische en politieke vrijheid. Alleen dat leidt tot meer welvaart en meer veiligheid. Wij kiezen voor de agenda van hoop en optimisme. Wij kiezen voor een nieuwe Gouden Eeuw. Wij schenken klare wijn. Weg met de 148 socialisten! Het is tijd voor verandering, wat ons betreft tijd voor verkiezingen.  De heer Klein (Klein): Voorzitter. "Hooggeëerd publiek", zo begint de circusdirecteur zijn voorstelling. Het begrotingscircus is gisteren — het kalenderblaadje is zojuist omgeslagen — begonnen. Inmiddels is het bijna tijd voor de grote pauze. Daar zitten wij allemaal al lang op te wachten, maar nog even een moment voor een vrijzinnig moment van de dag. Daar kunnen wij deze dag dan ook mee beginnen.  Wij hebben een circus gezien met als hoofdrolspelers de VVD en de PvdA. Zij zijn de aangeschoten wilde dieren, slechts getemd door beroerde peilingen. Zouden zij ook verboden moeten worden? Ze worden getergd door vier paljassen, zogenaamd de grote oppositiepartijen. Wie kent de beelden nog van Pipo de Clown? Dan moet je toch toegeven dat de vergelijking met Pipo de Clown treffend is? Ze buitelen met veel te grote schoenen constant over elkaar heen. Kunnen wij dit nog serieus nemen? Vak-K grijnst niet voor niets, althans op andere momenten.  In armlastige circussen vervullen de hoofdrolspelers verschillende rollen. Zo ook in dit nationale circus. VVD en PvdA blijken ook goede goochelaars te zijn. Het gaat bijvoorbeeld over het verdwijnen van rijkstaken die dan bij gemeenten terechtkomen. Hokus pokus! Het gemeentefonds wordt bijgevuld maar met veel minder dan deze taken in het verleden kostten. Dan is er nog een vreemde opschalingskorting van 975 miljoen zonder de gemeenten op te schalen. Rara, hoe kan dat? Dankzij deze goocheltruc heeft de regering een nog mooiere begroting en kan het overheidstekort schijnbaar worden teruggedrongen. Helaas zijn vooral de mensen met een eigen woning van deze goocheltruc de dupe doordat zij met hogere gemeentelijke belastingen worden geconfronteerd. Zo gaat de onroerendzaakbelasting in veel gemeenten omhoog om de gaten te dichten die door toedoen van deze regering zijn ontstaan. Heeft de regering al rekening gehouden met meer artikel 12-gemeenten? Ik vraag de regering om een overzicht te maken van de totale belastingdruk voor de burger van alle overheden tezamen en dat te betrekken bij de koopkrachtberekeningen. Wanneer zou ik dat overzicht tegemoet kunnen zien?  Dan is het tijd voor de waarzeggers. En daar komen de afgeschminkte goochelaars weer op. Ik zie dat de crisis voorbij is, laten wij gaan uitdelen! 50 miljard hebben de bezuinigingen gekost de afgelopen jaren en wij zien nu ongeveer 10% daarvan terugkomen in lastenverlaging. Met welk visioen? Om 600.000 werklozen gemakkelijker aan een baan te helpen? Dan heb ik het nog niet eens over de duizenden verborgen werklozen die nu verdoezelend "nugger" heten, niet-uitkeringsgerechtigden. Zal de 50-plusser ook gemakkelijker aan een baan komen? Uit de cijfers blijkt dit niet. Kan de regering zeggen waarom zij niet heeft gekozen voor een echt structurele aanpak? Wij zien alleen maar kortetermijnwaarzeggers met een mistige glazen bol.  Het is niet alleen een armlastig circus, het is ook een armzalig circus. De oude acts, behorende bij oude politieke partijen, blijven opgevoerd worden. Zelfs het koffertje met de attributen komt uit 1946. Het behoudende beleid past prima bij dit oude koffertje. Een financieel gezonde onderneming krijg je echter door innovaties. Maar dit circus weet van niets. Wat zou volgens mij de vrijzinnige innovatieagenda moeten zijn? Innoveer het krakende en piepende belastingstelsel met bijvoorbeeld een systeem zonder oneerlijke erfbelasting. Zorg voor een ministerie van Veiligheid en Justitie dat de zaken op orde heeft. Ga werken aan een echt sociaal stelsel, zonder schijnzekerheden, dus met een basisinkomen. Ontwerp een goede structurele visie op flexibilisering van arbeid in onze informatiemaatschappij. Ontwikkel een toekomstgerichte aanpak voor het asielbeleid, voor de 160.000 mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld en voor draagvlak in onze samenleving. Streef naar een innovatief klimaatbeleid in plaats van een donquichotbeleid. En renoveer niet alleen snel onze oude gebouwen rond het Binnenhof, maar ook ons vermolmde politieke systeem. Vrijzinnige politiek met een vrijzinnig, verbindend perspectief!  Ik heb hier als lid van de Vrijzinnige Partij niets over teruggelezen. Het publiek mag nu natuurlijk voorlopig wel even met 5 miljard lastenverlichting geamuseerd worden door dit circus. Of is deze vorm van amusement eigenlijk ook niet toegestaan en wordt die gesandwicht tussen allerlei droeve zaken? De fractie-Klein staat nu als eenpitter in de piste, als slotact of juist als nieuw begin om samen ons land vrijzinniger te maken. Een echte zelfstandige ondernemer zet door, houdt koers. Dank u.  De algemene beraadslaging wordt geschorst.  De voorzitter: Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Morgen zullen wij dit debat voortzetten.  De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister-president zodat hij verder kan gaan met zijn beantwoording in eerste termijn.  Minister Rutte: Voorzitter. Ik kom nu bij het onderwerp financiën, economie en koopkracht. Ik wil eerst stilstaan bij het onderwerp koopkracht. Daarbij wil ik ook diverse vragen beantwoorden over de koopkracht van ouderen. Laat ik ter inleiding het volgende zeggen. Wat betreft het altijd gevoelige onderwerp van de koopkracht van ouderen doen we er denk ik goed aan met elkaar vast te stellen dat dit een genuanceerd beeld vraagt. Soms hoor je dat ouderen er alleen maar geld bij hebben gekregen. Sommigen zeggen juist dat de ouderen er alleen op achteruit gaan. Als je naar de feiten kijkt, springen er een paar dingen uit.  In de eerste plaats blijkt uit het interdepartementaal beleidsonderzoek (ibo) over ouderen dat de inkomenspositie van ouderen in de afgelopen twee decennia is verbeterd ten opzichte van huishoudens onder de 65. Dat komt vooral doordat nieuwe generaties ouderen, meer dan eerdere generaties ouderen, beschikken over een aanvullend pensioen. Als je daarnaast kijkt naar de jaren 2013-2015, dan moeten we met elkaar vaststellen dat ouderen te maken hebben gehad met een negatief koopkrachteffect ten opzichte van werkenden. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de indexatiegraad van de pensioenfondsen achterbleef bij de loon- en prijsontwikkeling. Overigens is het dan wel goed om vast te stellen dat het achterblijven van de indexatie ook de werkenden raakt. Dat zien de werkenden niet in hun koopkracht, want dat merken ze natuurlijk pas als ze met pensioen zijn. Ook de pensioenopbouw van werkenden wordt natuurlijk aangepast met die verminderde indexatiemogelijkheden.  Een ander teer en gevoelig vraagstuk is de kans op armoede onder ouderen. De kans op armoede onder ouderen is het laagst van alle leeftijdsgroepen. 4,5% van de ouderen had in 2013 een inkomen onder de lage inkomensgrens. Dat ligt ongeveer twee keer zo laag als bij de bevolking als geheel, want daar is het cijfer 9,7%. Ook in internationale vergelijkingen is dat laag. Wat ik hiermee wil zeggen, is dat iedereen eigenlijk in die feiten kan shoppen. Je kunt met de heer Krol en anderen zeggen dat in de afgelopen jaren de koopkracht van ouderen is achtergebleven. Dan hebben zij gelijk. Anderen kunnen zeggen dat je, als je over een wat langere periode kijkt, ziet dat ouderen net wat meer geprofiteerd hebben dan het gemiddelde van Nederland. De onderliggende oorzaken daarvan liggen vooral in het feit dat de pensioenfondsen de afgelopen paar jaar uiteindelijk niet in staat waren om te komen tot een indexatiegraad die ervoor zorgde dat de koopkracht van ouderen gelijk bleef met die van werkenden. Ik dacht dat het goed was om die feiten nog even goed en genuanceerd op een rijtje te zetten. Nogmaals, daar kun je inderdaad allerlei conclusies uit trekken. Ze weerspreken ook niet de conclusies die gisteren door verschillende sprekers getrokken zijn, maar ze helpen ons wel om even het beeld neer te zetten.  De heer Roemer (SP): Op koopkrachtplaatjes in het algemeen kom ik straks nog even terug. Ik neem namelijk aan dat de premier daar nog lang niet klaar mee is. Ik ga nu even in op dit punt. Ik wil refereren aan wat de premier de koning heeft laten uitspreken. De koning heeft in de troonrede letterlijk gezegd: "Voor gepensioneerden en mensen met een uitkering blijft de koopkracht op peil." Dat is het verhaal waarnaar miljoenen mensen thuis gekeken hebben. Iedereen in die situatie dacht: aha, voor gepensioneerden en mensen met een uitkering blijft de koopkracht op peil, want dat heeft de koning gezegd. Dat blijkt dus niet te kloppen. 700.000 gepensioneerden en 130.000 mensen met een uitkering staan op nul of gaan erop achteruit. Op nul staan is trouwens ook erop achteruitgaan. U hebt de koning dus iets laten zeggen wat niet klopt. Hoe gaat u dat rechtzetten?  Minister Rutte: Ik denk dat het anders ligt. Ik heb weleens eerder gezegd dat er geen ander land in de wereld is dat koopkrachtplaatjes kent. Mijn partijgenoot Halbe Zijlstra is er ook een soort heilige oorlog tegen begonnen, maar tot nu toe is hij niet succesvol, want we zitten er nog ieder jaar aan vast. Bij die koopkrachtplaatjes kijk je onder andere naar de koopkrachtontwikkeling van inkomensgroepen. De ouderen in Nederland gaan er als groep 0,2% op vooruit en uitkeringsgerechtigden ongeveer hetzelfde. Dit betekent dat de koopkracht niet daalt, maar 0,2% is niet meteen een forse koopkrachtstijging, dat geef ik toe. Als wij echter niet 900 miljoen euro hadden geïnvesteerd in koopkrachtherstel voor ouderen en uitkeringsgerechtigden, dan waren forse minnen zichtbaar geworden. De coalitie heeft ervoor gekozen om de lastenverlichting te laten landen bij werkenden, maar zij wilde er tegelijkertijd voor zorgen dat ouderen en uitkeringsgerechtigden niet onder de nul in koopkracht zouden komen.  De heer Roemer (SP): Ik kom straks nog terug op de koopkracht. Het gaat er nu om dat aan deze premier blijft kleven dat hij beelden de wereld in slingert die niet waar zijn. Hij doet dit niet alleen zelf; hij doet het nu zelfs via de koning en de troonrede. In gewoon Nederlands: dit komt bij de mensen thuis over als een leugen. Wij hebben dat eerder gehad met de €1.000 en er zijn nog andere voorbeelden, maar nu gebeurt het weer. Nu het beeld waarin de koning in de troonrede letterlijk zegt dat gepensioneerden en mensen met een uitkering er niet op achteruit gaan, dat hun inkomen op peil blijft, maar het is niet waar. Het is niet een klein beetje niet waar, nee, het is voor bijna 830.000 mensen niet waar. Die mensen voelen dit en zij denken: de koning zei heel wat anders. Hoe maakt de premier dit goed? Dit kan echt niet. Het blijft echt aan hem kleven dat hij beelden de wereld in slingert die niet deugen.  Minister Rutte: De heer Roemer weet hoe het werkt. Het is onmogelijk om voor iedere individuele uitkeringsgerechtigde of gepensioneerde precies in kaart te brengen wat de optelsom van plussen en minnen oplevert; dat doen wij voor groepen. Als je naar de groep ouderen kijkt, dan zie je dat die er meer op vooruit gaat dan op achteruit. Er is gemiddeld meer koopkrachtstijging dan koopkrachtdaling. De groep als geheel gaat er ongeveer twee tiende op vooruit. Dat is overigens weinig, maar als wij de koopkracht niet hadden gerepareerd, zou daar een forse min staan. Ook voor uitkeringsgerechtigden is er een klein plusje. Zo werkt het systeem.  De heer Roemer (SP): Het is niet klein. De premier kan proberen dit te marginaliseren, maar hij heeft hiermee via de koning in de troonrede bijna 1 miljoen mensen geschoffeerd. Mensen praten niet in medianen en gemiddelden, zij kijken gewoon: wat betekent dit voor mij? De premier wist voor de troonrede al heel goed dat het voor bijna 1 miljoen mensen minder zou worden. Toch laat hij de koning zeggen dat het voor iedereen op peil blijft. Dat kan echt niet. Ik ben van mening dat de minister-president de mensen daarvoor zijn excuus moet aanbieden.  Minister Rutte: Ik zie het echt anders. Het systeem dat wij hebben gekozen voor het werken met koopkracht, gaat uit van groepen. De groep ouderen en de groep uitkeringsgerechtigden gaan erop vooruit. Je kunt wel een debat voeren over het feit dat zij er ten opzichte van de werkenden beperkt op vooruitgaan, dat is een keuze, maar zij gaan erop vooruit. Als wij niet fors hadden geïnvesteerd in koopkrachtherstel, dan was dat niet gebeurd.  De heer Krol (50PLUS): Ik hoor graag welk onderdeel van de vooruitgang die er niet is, structureel is en welk onderdeel incidenteel. Om het voorbeeld nog duidelijker te maken. Het Nibud heeft becijferd dat iemand met alleen AOW en zorgkosten er per maand €140 op achteruitgaat en alleen AOW is al helemaal niks. Als er sprake is van AOW met een iets ruimer pensioen, dan ga je er volgens het Nibud door de stapeling van kosten €200 per maand op achteruit. Het spijt me, maar dan gaan de woorden van de koning toch aan allerlei mensen voorbij. Ik begrijp niet waarom de minister-president hem die heeft laten uitspreken.  Minister Rutte: Koopkrachtreparatie doe je jaarlijks. Je kijkt ieder jaar wat de situatie van de verschillende inkomensgroepen is. De coalitie moest de vraag beantwoorden hoe zij zou omgaan met de forse minnen die zich voor 2016 aftekenden voor gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Je doet dit altijd voor een jaar. Dat betekent dat daar volgend jaar zomer opnieuw naar wordt gekeken. Wij hebben dit opgelost door in totaal 877 miljoen euro uit te trekken voor een koopkrachtpakket gericht op ouderen en uitkeringsgerechtigden. Dit bestaat uit het niet laten doorgaan van de bezuiniging op de huurtoeslag, een eenmalige verlenging van de tijdelijke verhoging van de zorgtoeslag, een verhoging van het kindgebonden budget voor het tweede kind en een verhoging van de ouderenkorting.  De heer Krol (50PLUS): Ik stel nogmaals mijn vraag: wat is structureel en wat is eenmalig? Wat zegt u tegen de mensen die er €120 of zelfs een veelvoud daarvan op achteruit gaan en die de koning hebben horen zeggen dat hun koopkracht gelijk blijft? Dat is gewoon niet waar.  Minister Rutte: Op de tweede vraag geef ik hetzelfde antwoord als ik drie keer met groot plezier aan de heer Roemer heb gegeven. Op de eerste vraag heb ik net het antwoord gegeven. We houden ons jaar op jaar bezig met koopkrachtreparatie. We bekijken steeds in augustus hoe de situatie is en waar koopkrachtreparatie nodig is.  De heer Klaver (GroenLinks): Het kabinet, deze premier, kijkt naar de mediane koopkrachtontwikkeling. Dan is de koopkrachtontwikkeling voor iedereen positief. De bewering in de troonrede was echter heel anders, namelijk dat iedereen erop vooruitgaat. Als je dan moet constateren dat dit niet voor alle groepen geldt — 16% van de mensen gaat er niet op vooruit — kun je toch niet anders dan concluderen dat de bewering in de troonrede niet klopt? Het is toch helemaal niet erg om te zeggen dat je je daarover misschien iets genuanceerder had moeten uitdrukken of dat je probeert om het alsnog te repareren?  Minister Rutte: Als het niet goed is gegaan, zou ik het hier graag toegeven, maar ik meen dat de tekst klopt. We gaan namelijk uit van groepen. Een groep ouderen en een groep uitkeringsgerechtigden gaan erop vooruit. De groep werkenden gaat er het meest op vooruit. Die keuze heeft de coalitie gemaakt. We wilden echter niet dat, terwijl de werkenden er fors op vooruitgaan, er aanzienlijke minnen zouden staan voor uitkeringsgerechtigden en ouderen. We zijn erin geslaagd om ook die groepen er, zij het bescheiden, op vooruit te laten gaan. Dat kost veel geld, maar we doen het met een heel goede reden.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik probeer het nog te volgen. In de Miljoenennota staat dat 16% van de mensen erop achteruitgaat of er niet op vooruitgaat. Zij profiteren er niet van. Toch zegt de premier dat hetgeen in de troonrede staat, klopt. Iedereen in Nederland gaat erop vooruit. Dat kun je toch niet staande houden? Dat klopt toch niet? Iedereen zegt of schrijft weleens iets verkeerds. Dan kun je toch gewoon zeggen dat je je misschien iets genuanceerder had moeten uitdrukken, dat dit nog iets te uitbundig was en dat je misschien iets nuchterder had moeten zijn in de troonrede?  Minister Rutte: Het lijkt alsof we de heer Klaver al gehoord hadden voor het schrijven van de troonrede. We hebben namelijk met die gedachte in het achterhoofd de troonrede geschreven.  De heer Klaver (GroenLinks): Het is fijn dat de minister-president met dat in gedachten de troonrede heeft geschreven, maar ik vraag of hij niet veel te positief is geweest. Als je beweert dat iedereen erop vooruitgaat en dit niet gestaafd wordt door de cijfers, moet je nu toch concluderen dat het niet klopt? Dan kun je er nu toch op terugkomen en zeggen dat je je genuanceerder had moeten uitdrukken? Je kunt toch zeggen dat mediaan gezien iedereen erop vooruitgaat, maar dat dit niet geldt voor ieder individu? Dat is één extra zin. Dat was toch veel duidelijker geweest voor mensen in Nederland? Nu lijkt het net alsof het kabinet heeft beloofd dat iedereen erop vooruitgaat, terwijl dat helemaal niet aan de orde is. Wees daar eerlijk over, minister-president.  Minister Rutte: In de troonrede wordt gemeld dat de koopkracht op peil blijft voor ouderen en uitkeringsgerechtigden en dat er voor werkenden een forse plus is, en dat klopt ook.  De heer Pechtold (D66): Ik vind toch dat het kabinet zich verschuilt achter een heel korte termijn. Die systematiek geldt voor één jaar. Ik denk dat heel veel ouderen dat niet doorhebben. Die reparatie bij met name de ouderen en de uitkeringsgerechtigden betreft 850 miljoen en geldt voor één jaar. Daarna vallen we gewoon terug naar de tegenvallende cijfers die u voor de zomer hebt gepresenteerd. Dat klopt toch?  Minister Rutte: Zo werkt het systeem. Je bekijkt in de zomer welke gevolgen alle maatregelen van het kabinet hebben voor de koopkracht van grote groepen Nederlanders en die repareer je. Daarbij moet je voorzichtig zijn dat je niet repareert voor het niet-indexeren van pensioenen, want dat is een zaak buiten de overheid. Je kijkt dus heel precies naar de koopkrachteffecten, vooral naar die voor ouderen, en bekijkt wat wel en niet gerelateerd is aan indexatie van de pensioenen, om te voorkomen dat je, wat in de tweede pensioenpijler gebeurt, dit allemaal tot de verantwoordelijkheid van de overheid maakt. Dat is niet wenselijk. Nadat we dit alles afgewogen hebben en goed hebben bestudeerd, zijn we gekomen tot dit koopkrachtpakket. Dit moet je altijd in augustus doen bij de koopkrachtbesluitvorming in aanloop naar dit debat en uiteraard naar Prinsjesdag. Dat moeten we volgend jaar opnieuw doen. Dan kijken we opnieuw naar de hele situatie.  De heer Pechtold (D66): De premier verweet mij zojuist dat D66 niet voor de ouderen kiest. Het is nu toch duidelijk dat het kabinet dat ook niet doet? Het is eenmalig. De troonrede komt op mij over als zo'n financieel product. De koning mag dingen zeggen namens het kabinet, maar eigenlijk moet daarachter worden uitgezonden: houd er rekening mee dat dit product heel gevaarlijk is. Er komt dan altijd zo'n mooie tekst. Ik zou bijna zeggen: de minister-president moet het de koning niet aandoen dat hij het idee wekt dat ouderen er structureel op vooruitgaan. Nee, het is een reparatie van één jaar. Misschien hield de minister-president er rekening mee dat hij er volgend jaar niet meer de verantwoordelijkheid voor draagt, maar hij legt een heel zware rekening van 850 miljoen bij volgend jaar neer. Klopt dat?  Minister Rutte: Nee, dat moet je opnieuw bezien bij de koopkrachtbesluitvorming van volgend jaar. Je kunt nu geen voorspellingen doen over in welke mate er dan koopkrachtreparatie nodig is. Waar dit kabinet de koopkracht repareert, zorgt D66 er in zijn tegenbegroting voor dat die structureel heel erg verslechtert voor ouderen en uitkeringsgerechtigden. Dat is een keuze die je kunt maken, maar een andere keuze dan wij maken. Het valt mij op, als ik dat als lichtere noot ter afsluiting van mijn reactie mag geven, en ik ben blij dat de heer Pechtold zich zo druk maakt over de positie van de koning. Dat doe ik ook. Vandaar dat we heel scherp opletten dat wat hij zegt ook klopt.  De heer Pechtold (D66): Daar komen we dadelijk nog wel aan toe. Ik zeg tegen de minister-president: bereid u alvast maar voor, want er zijn inderdaad nog wel wat problemen rond het koningshuis en de financiën.  Het kabinet had dus gewoon een financiële bijsluiter moeten leveren bij deze begroting. Het heeft geen enkele zin om te gaan jij-bakken en te zeggen: D66 maakt het veel erger. Dat is niet waar. Wij zorgen — ik denk dat heel veel ouderen daarop zitten te wachten — dat generaties kansen krijgen op de arbeidsmarkt, waardoor de economie gaat aantrekken en we verantwoord mensen in hun koopkracht kunnen steunen, en niet uit de schulden van de volgende generatie gauw een douceurtje, een cadeautje geven dat volgend jaar al niets meer waard blijkt te zijn. Want dat is de werkelijkheid. De premier dacht ermee weg te komen, maar we hebben het hier toch mooi blootgelegd.  Minister Rutte: Ik begrijp dat de heer Pechtold trots is op die vondst, maar ze klopt niet. In de zomer, in augustus, kijken wij altijd hoe alle kabinetsmaatregelen uitpakken voor verschillende groepen in Nederland, zoals werkenden in allerlei bijzondere situaties, ouderen, uitkeringsgerechtigden. Als je vindt dat in dat beeld onevenwichtigheden ontstaan — nu was het niet evenwichtig ten aanzien van gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden — is het gebruikelijk om te proberen dat te repareren. Dat is dit keer ook weer gelukt. Dat gaan we uiteraard volgend jaar opnieuw proberen als het dan nodig zou zijn.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp uit de laatste woorden van de minister-president dat het kabinet altijd heel goed kijkt of er onevenwichtigheden weggewerkt moeten worden. Ik heb gisteren aandacht gevraagd voor de eenverdieners. Vindt hij de belastingdruk op eenverdienersgezinnen evenwichtig ten opzichte van tweeverdienersgezinnen?  Minister Rutte: De koopkracht van tweeverdieners en van eenverdieners neemt volgend jaar toe. Beide groepen hebben dus baat bij de lastenverlichting. Het klopt ook dat in het koopkrachtplaatje tweeverdieners er meer op vooruitgaan dan eenverdieners. Ze gaan er dus beide op vooruit, maar de tweeverdieners gaan er inderdaad meer op vooruit. Dat heeft vooral te maken met de intensivering van de kinderopvangtoeslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dat is onderdeel van het belastingpakket. We hebben gekozen voor een intensivering van die regelingen omdat het simpelweg een direct positief effect heeft op de werkgelegenheid. Dat past ook bij de focus van het kabinet om vooral de werkgelegenheid te versterken. Dat neemt niet weg dat wij, ook vanwege eerdere gesprekken met de heer Slob en de heer Van der Staaij, in het bijzonder gekeken hebben naar de positie van alleenverdieners. Dat heeft ertoe geleid dan het kindgebonden budget vanaf het tweede kind wordt verhoogd. Dat heeft vooral voor grote gezinnen, waaronder veel van alleenverdieners, een voordeel. Daarom ook gaan alle groepen erop vooruit. Afijn, dat was even de korte weergave.  De heer Slob (ChristenUnie): Deze cijfers ken ik. Het is goed om ze nog weer even op een rijtje krijgen, maar mijn vraag was of de minister-president de belastingdruk voor gezinnen met een eenverdiener evenwichtig vindt ten opzichte van gezinnen in dezelfde samenstelling met tweeverdieners. Dat was mijn vraag. Daar zou ik toch nog wel graag een antwoord op willen hebben. Ik heb er zelf wel een opvatting over, maar ben benieuwd wat de minister-president ervan vindt.  Minister Rutte: Het is natuurlijk maatvoering. Als kabinet hebben we ervoor gekozen om het geld zo in te zetten dat het maximaal effect heeft op de groei van de werkgelegenheid. Dan zie je dat maatregelen vooral ook waar het betreft de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag belangrijke effecten hebben, meer dan het kindgebonden budget. Je kunt verschuivingen aanbrengen van die keuzes naar het kindgebonden budget. Dat is een keuze die je kunt maken. Dat is helemaal niet onethisch. Het is alleen een verschil ten opzichte van de taxatie die wij hebben gemaakt gelet op onze voorstellen. Vanuit de gedachte van de arbeidsparticipatie hebben wij deze keuze gemaakt. Daarbij hebben we bekeken of de gezinnen met een kostwinner erop vooruitgingen en dat was het geval.  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter, u luistert mee; ik krijg dus weer geen antwoord op mijn vraag. Ik vraag of de minister-president de belastingdruk op gezinnen met een eenverdiener evenwichtig vindt ten opzichte van wat er bij tweeverdieners gebeurt. Ik zal hem het antwoord geven. Als je een gezin hebt waar beide partners werken en ze elk zo'n €20.000 verdienen, opgeteld €40.000, en je een gezin hebt waar een partner werkt die ook €40.000 verdient, dan betaalt dat laatste gezin vijf keer meer belasting dan het gezin met de tweeverdieners waar hetzelfde bedrag wordt verdiend; dat is ongeveer €2.000 ten opzichte van €10.000. Ik zie de minister van Financiën nu met gefronste wenkbrauwen kijken, maar ik kan melden dat dit door deskundigen is uitgerekend. En als het anders is, hoor ik dat ook graag nog vandaag. Ik vind het in ieder geval niet evenwichtig. Ik snap dat er een verschil is en ik snap dat het kabinet ook opvattingen heeft over het bevorderen van arbeidsparticipatie, al weten we allemaal dat je dat ook niet moet overdrijven, want er liggen rapporten van het CPB die aangeven dat het verhogen van de kinderopvangtoeslag echt niet direct een run op de arbeidsmarkt betekent; dat effect is zelfs heel bescheiden. Dat is dus een keuze maar het is ook een keuze om het verschil zo groot te laten zijn. Mevrouw de voorzitter, ik vraag via u aan de minister-president: wilt u daar wat aan doen want dit is toch niet uit te leggen aan de mensen?  Minister Rutte: Hier ligt nu het voorstel van het kabinet en we praten daar nu met elkaar over. Ik stel mij zomaar voor dat bij de Algemene Financiële Beschouwingen dat debat wordt voortgezet. Ik hoor natuurlijk ook wat er vanuit andere kringen over wordt opgemerkt, maar dit zijn de keuzen die we nu gemaakt hebben. Die verdedig ik hier ook vanzelfsprekend omdat die maximaal tegemoetkomen aan de doelstelling van de coalitie om te komen tot arbeidsparticipatie. Overigens heeft de heer Slob gelijk dat je aan die kinderopvangtoeslag niet eindeloos kunt blijven draaien. Het is niet zo dat naarmate je die maar verhoogt, lineair het aantal banen toeneemt, maar vanwege ook eerdere kortingen heeft deze extra investering in de kinderopvangtoeslag wel degelijk een arbeidsmarkteffect. Ik ken natuurlijk ook heel erg goed de politieke positie van de ChristenUnie en de SGP op dit dossier, dus snap ik ook heel goed deze vraag van de heer Slob. Alleen, wij hebben er een andere keuze in gemaakt.  De heer Van der Staaij (SGP): Voortbordurend hierop: de minister-president zegt dat dit punt bij de ChristenUnie en de SGP nogal leeft, maar ik zou hem willen zeggen dat het eigenlijk een veel breder punt is. Als je leerkracht bent op een school, je een paar kinderen thuis hebt en je als eenverdiener €40.000 verdient, moet je over die €40.000 €10.000 belasting betalen, terwijl je buren die met hun tweeën diezelfde baan hebben en hetzelfde gezinsinkomen hebben vijf keer zo weinig belasting betalen. Vindt de minister-president dit dan zelf niet een onevenwichtigheid waarvan eigenlijk iedereen zou moeten zeggen dat die de keuzevrijheid van mensen ondermijnt?  Minister Rutte: Ja, dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat we geleidelijk aan komen tot een afbouw van de dubbele heffingskorting. Dat is een keuze die we gemaakt hebben die ook een positief effect heeft op de arbeidsmarkt. Nogmaals, ik snap natuurlijk heel goed wat de heer Van der Staaij zegt. Het lastige is dat we al die koopkrachtplaatjes hebben. Daarbinnen probeer je zo veel mogelijk te komen tot een evenwichtige verdeling over alle groepen, tegelijkertijd in het oog houdend dat het primaire doel is een maximale bijdrage aan de groei van de werkgelegenheid via de groei van de economie. Dit is een debat dat we vaker voeren. We hebben door het extra ophogen van het kindgebonden budget tegelijkertijd iets gedaan voor de alleenverdieners, maar ik snap natuurlijk goed vanuit de positie van de heer Van der Staaij dat hij dat niet voldoende vindt. Dat debat moeten we, denk ik, met elkaar voortzetten, ook in het kader van de Algemene Financiële Beschouwingen.  De heer Van der Staaij (SGP): Het lijkt mij inderdaad goed om daarover door te spreken, maar ik hoor het ook graag als deze cijfers, die ook vandaag weer naar buiten zijn gekomen, niet zouden kloppen. Ik ga er ook van uit dat zij inderdaad wel kloppen in deze verhouding. Betekent dit dat de minister-president ruimte ziet dat er, ook in het kader van het Belastingplan, aanpassingen zouden kunnen komen die ook eenverdienersgezinnen ten goede kunnen komen?  Minister Rutte: Daarin heb ik een wat meer algemene positie. Wij leggen hier ons stuk neer, onze visie. Dat is een opvatting, waarbij wij proberen groepen te ontzien en tegelijk de arbeidsmarkteffecten maximaal te houden. Dan komt natuurlijk meteen de vraag of dat in beton gegoten is. Nee, ik heb al gezegd dat wij misschien bij de Algemene Financiële Beschouwingen op dit thema wat verder moeten doorpraten. Meer kan ik er niet over zeggen, want dit is wel wat wij vinden en ook wat wij verdedigen.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik begrijp het als je louter kijkt naar de koopkracht. Dan is het ook helemaal niet zo raar dat je zegt dat ook die alleenverdienersgezinnen er jarenlang op achteruit zijn gegaan en dat nu de meesten er een beetje op vooruitgaan. Dus dat is zeker op zichzelf positief nieuws. Ook de ophoging van het kindgebonden budget helpt. Dus dat erken ik allemaal, maar begrijpt de minister-president dat die kloof en het gevoel van rechtvaardigheid over hoe je met eenzelfde huishoudinkomen belasting afdraagt, een punt apart is en dat die verschillen in belastingdruk als oneerlijk worden ervaren?  Minister Rutte: Het lastige is dat je dan ook weer moet kijken naar allerlei omstandigheden in gezinnen en dat hier natuurlijk in het bijzonder de overdraagbaarheid speelt van de dubbele heffingskorting en de doorwerking daarvan in het referentieminimumloon. Dat heeft natuurlijk allerlei effecten, maar die wilden wij wel met elkaar. Het doel was om werken aantrekkelijker maken en te zorgen voor positieve arbeidsmarkteffecten. Die zie je ook. Waar we nu naar kijken, is niet naar het versneld afbouwen van de dubbele heffingskorting maar naar instrumenten als de kinderopvangtoeslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Daarin kun je natuurlijk ook andere keuzes maken, maar dan moet je je realiseren dat je die dan ook onmiddellijk terugziet in de arbeidsmarkteffecten. Ik wil waken voor draaien aan de knoppen van de overdraagbare heffingskorting, want daarvoor hebben we nu een pad afgesproken dat ook wat trager en geleidelijker gaat dan we ons vijf of zes jaar geleden hadden voorgenomen. Volgens mij is dat een verstandige lijn, maar nogmaals, het lijkt mij goed om over dit soort thema's ook door te praten in het kader van de Financiële Beschouwingen.  De voorzitter: Open staat dan nog de vraag van de heren Slob en Van der Staaij of u in tweede termijn nog even wilt terugkomen op dit specifieke rekenvoorbeeld en of dat klopt.  Minister Rutte: Ik ken dat voorbeeld niet, ik moet even bekijken of de minister van Financiën het kent. Als u het even aanreikt bij de ambtenaren zal ik proberen er in tweede termijn antwoord op te geven. Het is mij niet bekend.  De voorzitter: Dat snap ik. Mijnheer Roemer.  De heer Roemer (SP): Voorzitter, ik had u er gisteren in mijn eerste termijn al voor gewaarschuwd dat de premier dit verhaal vooral "evenwichtige koopkrachtplaatjes" zou noemen. De dag was nog niet begonnen of daar kwam hij al. Het was evenwichtig.  Minister Rutte: Ik ben begonnen met de migratie.  De heer Roemer (SP): Laten wij eens even kijken wat er nu evenwichtig aan is, want in de Macro Economische Verkenning, die door het Centraal Planbureau wordt doorgerekend, concludeert het CPB heel duidelijk dat er een behoorlijke toename is van de inkomensongelijkheid. Een logische vraag is dan wat daar evenwichtig aan is, zeker als ik in de cijfers van het ministerie van Sociale Zaken lees dat de mensen met de laagste inkomens gewoon op nul staan. Laat dat nu net de groep zijn waar 400.000 kinderen moeten opgroeien onder de armoedegrens. Laat dat nu net de groep zijn die massaal moeite heeft met het betalen van de zorgpremies. Die groep staat op nul, terwijl dit kabinet met dit beleid de ongelijkheid laat toenemen. Dus de mensen met de hoogste inkomens gaan er het hardst op vooruit. Wat is hier evenwichtig aan?  Minister Rutte: Het klopt niet, dat is punt één.  De heer Roemer (SP): Wat niet? Cijfers, kom maar!  Minister Rutte: Ja, ik ga een poging doen. Laat ik eerst zeggen dat wat de inkomensverhoudingen betreft, dit kabinet vaart op het kompas van de motie-Zijlstra/Samsom uit 2012. Daar zijn later wel aanpassingen op geweest in 2014, maar die motie voeren wij consequent uit. Verder heeft het kabinet ook gekeken naar de bijzondere positie van mensen met een uitkering en ervoor gekozen om juist werkenden met een laag inkomen er fors op vooruit te laten gaan. Dat hebben we heel bewust gedaan, omdat werken een stuk aantrekkelijker wordt als de uitkeringen een klein beetje en de inkomens van mensen met een laag inkomen fors stijgen. Dat verkleint de zogenoemde wig. De heer Roemer kent het probleem dat er in het verleden mensen waren die zeiden: ik kan die baan niet betalen, want dan ga ik erop achteruit. Wij proberen dus zo veel mogelijk naar de situatie te gaan dat werken loont. Je kunt dat doen door de uitkeringen te verlagen, maar dat wil volgens mij niemand hier, of je probeert de uitkeringen op peil te houden terwijl je tegelijkertijd de salarissen van de laagstbetaalden probeert te verhogen. Die gaan er dus ook echt meer op vooruit dan de hogere inkomens. Als je zegt dat 1% op een miljoen meer is dan 5% op €30.000, dan: duh! Natuurlijk! Het gaat natuurlijk om percentages.  De heer Roemer (SP): De minister-president zei dat mijn verhaal niet deugde, maar geeft vervolgens geen antwoord. Mijn verhaal deugt dus! Dankjewel. Het Centraal Planbureau schrijft dat de inkomensongelijkheid flink groeit. Dat is een feit. Ik zeg dat niet, maar het Centraal Planbureau. Op pagina 148 van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken staat dat de sociale minima, een paar met kinderen, alleenstaanden en alleenstaande ouderen er nul bij krijgen. Ik zie dat de minister-president wordt ingefluisterd, maar er staat echt nul in de begroting van de minister van Sociale Zaken.  Minister Rutte: Het is een coproductie.  De heer Roemer (SP): Je zult hier in het land twee ton verdienen. De minister zegt over die mensen "het is maar 1,4%" maar het betekent wel dat mensen die eigenlijk al heel goed in de slappe was zitten er €2.800 bij krijgen. Zit je op €20.000, dan krijg je er €140 bij. Dat is twintig keer minder dan de hoogste inkomens. De mensen met de laagste inkomens, de mensen die de rekeningen toch al niet kunnen betalen, krijgen bovendien te maken hogere premies en een hoger eigen risico. De gezinnen met kinderen die onder de armoedegrens leven, krijgen er dus niks bij. Nogmaals, wat is hier evenwichtig aan?  Minister Rutte: Als we kijken naar absolute inkomensniveaus en naar wat een procent doet op een miljoen of een procent op €20.000, ja dan, dan … Dan wordt het ingewikkeld. Volgens mij kijken we hier altijd naar hoe de koopkracht …  De heer Van Raak (SP): Het gaat wel om de centen!  Minister Rutte: Kunt u zich beheersen? Oké.  De voorzitter: Gaat u verder.  Minister Rutte: Volgens mij kijken we altijd hoe de koopkracht zich ontwikkelt in termen van percentages. Zo gaat dat. De koopkracht van werkenden met een laag inkomen stijgt straks fors en ik vind dat zeer verdedigbaar, want het zorgt ervoor dat werken lonend wordt. We hebben in Nederland de hoogste uitkeringen van de wereld en die gaan we ook niet verlagen. Maar we hebben in Nederland echt een heel fatsoenlijke sociale zekerheid. Je moet, geloof ik, naar Zweden of Denemarken om het nog beter te hebben. Daar gaan we ook niks aan veranderen. Sterker nog, ook daar hebben we de koopkracht overeind gehouden. Die stijgt zelfs nog een beetje en wat we doen, gaat dus zeker niet ten koste van mensen met een uitkering. We willen wel dat werken meer loont. Dat doen we nu. Daar is ook wat ruimte voor.  Het is goed voor de economie en de economische groei. Als je dan begint over wat een percentage betekent voor een hoger inkomen, dan … Ik vind het zeer evenwichtig dat werkenden met een hoog inkomen een lagere groei hebben dan werkenden met een laag inkomen. Het werkt ook niet nivellerend, want je haalt geen geld van de hogere inkomens naar de lagere inkomens. Je zorgt er wel voor dat het voor de lagere inkomens aantrekkelijk wordt om vanuit een uitkering aan de slag te gaan. Ik vind dat goed beleid en ik begrijp niet wat de heer Roemer daar op tegen kan hebben, temeer omdat hij zelf voorstelt om de btw te verlagen. Dat is per definitie natuurlijk denivellerend en daarom begrijp ik hem ook niet.  De heer Roemer (SP): De minister-president beschuldigt mij ervan dat mijn verhaal niet deugt of niet zou kloppen en vervolgens bevestigt hij dat het wel klopt.  Laten we helder zijn en er eens naar kijken vanuit het perspectief van de mensen thuis. Mensen zitten niet te kijken op procenten, mensen zitten te kijken op centen. Het betekent dat je als je op het sociaal minimum zit, mag inleveren en als je tot de allerhoogste inkomensgroepen behoort, je er duizenden euro's op vooruitgaat. De minister president zorgt er dus voor dat ons salaris, en zeker dat van de mensen in vak-K, fors omhoog gaat en dat het inkomen van mensen met kinderen die in armoede opgroeien, op nul blijft staan. En dan heeft hij het lef om hier in de Kamer te zeggen: dat is evenwichtig; je moet niet in centen denken, je moet in procenten denken.  Laat ik nog één ding tegen de minister-president zeggen. Als ik geen geld heb om een brood te kopen, dan hoef ik echt niet met procenten aan te komen, want ik moet toch echt met centen betalen. Als je die niet hebt, dan hebben je kinderen 's morgens geen ontbijt. En 400.000 kinderen gaan zonder ontbijt naar school! Ik vind het te schandalig voor woorden dat het kabinet het woord "evenwichtig" in de mond neemt en al deze mensen die niet rondkomen, gewoon laat stikken.  Minister Rutte: Ik vind dit echt een absurde redenering. Ik kan het niet mooier maken. Ik vind de redenering ook echt onterecht. Gelukkig kan er in Nederland weer eens een belastingmeevaller verdeeld worden. Als het al mogelijk is om de belastingen te verlagen, dan kijk je natuurlijk of je dat op een nette manier kunt doen. Als je het helemaal neutraal zou doen, zorg je ervoor dat alle werkenden er ongeveer hetzelfde op vooruit gaan. Dat doen wij niet. Wij kiezen ervoor om de mensen met de laagste inkomens er wat meer op vooruit te laten gaan. Daarmee willen wij het verschil tussen de uitkering, die niet omlaag gaat, maar zelfs nog een klein beetje stijgt, en de werkenden vergroten, zodat werken aantrekkelijker wordt.  De heer Roemer kan toch niet weglopen voor het feit dat we in Nederland een heel fatsoenlijke sociale zekerheid hebben met een hoog uitkeringsniveau? Als je niets zou doen aan de positie van werkenden met een laag inkomen, zou het uitkeringsniveau in de weg kunnen staan van het aan de slag gaan. Dan heb je twee opties. Je kunt de uitkeringen verlagen, maar dat doen we niet. Of je zorgt ervoor dat werkenden erop vooruitgaan, als daar ruimte voor is. Nogmaals, ik begrijp echt de bijna VVD-achtige keuze niet die de heer Roemer maakt om de btw te verlagen. Hij zou heel andere keuzes moeten maken. Wat hij daarmee wil, is echt VVD light.  De heer Roemer (SP): De minister-president kan weglopen wat hij wil. Ik heb het liefst dat hij dat echt deed, maar dat is wat anders.  Minister Rutte: Nee, dat wilt u niet!  De heer Roemer (SP): De minister-president zegt dat het evenwichtig is, terwijl het kabinet met een minister van Sociale Zaken van PvdA-huize dus geen oog heeft voor 400.000 kinderen onder de armoedegrens. Die blijven namelijk op nul. Het kabinet heeft er geen oog voor dat 1 miljoen mensen de zorgpremies moeilijk kunnen betalen en dat er meer dan 350.000 mensen met een betalingsregeling zijn. Hij zegt dat het evenwichtig is, terwijl 139.000 mensen met het sociale minimum erop achteruit gaan. Dan praat het goed dat de mensen met de allerhoogste inkomens er het meest op vooruit gaan, en dan neemt hij mij de maat! Ik heb oog voor mensen die niet rond kunnen komen. Ik wil dat het sociale minimum omhoog gaat. Deed dit kabinet dat ook maar, want dan kunnen we die kinderen tenminste echt een toekomst geven en hoeven niet te kijken naar de minister-president die in het Jeugdjournaal zegt: je mag gaan zeuren voor een cadeautje, behalve als je vader of moeder in een uitkering zit.  Minister Rutte: Het vraagstuk van kinderen in armoede los ik niet op met het verhogen van het minimumloon of van het sociaal minimum. Daarmee los ik dat niet op. Er zullen altijd groepen zijn die door een samenloop van omstandigheden in armoede terechtkomen. Dat is vreselijk. Daarop zal altijd maatwerk van toepassing moeten zijn. Dat los je niet op met generieke uitkeringsniveaus of met de koppeling van minimumloon en sociaal minimum. Dat los je op met goed gevulde potten voor bijzondere bijstand, voor maatwerk, en dat hebben we in Nederland.  Voor mensen die door een samenloop van omstandigheden — dat kunnen werkenden zijn met een kleine baan of uitkeringsgerechtigden met schulden — in de problemen komen, hebben wij allemaal regelingen. Ik realiseer mij dat die niet altijd alle mensen bereiken. Er zullen altijd mensen zijn, en dat vind ik ook verschrikkelijk, die daardoor in armoede zitten. We hoeven elkaar echt niet de maat te nemen. Ik vind dat net zo erg als u, mijnheer Roemer, maar ik los het niet op met de instrumenten die u hier aandraagt. U draagt generieke instrumenten aan die daar geen oplossing voor bieden en die bovendien ook nog het herstel van werkgelegenheid in de weg staan.  De heer Slob (ChristenUnie): Heeft het kabinet de positie van mensen met een beperking meegenomen in de afwegingen die het heeft gemaakt toen het is overgegaan naar een in zijn ogen evenwichtige verdeling? Heeft hun positie meegespeeld bij de keuzes die het kabinet gemaakt heeft?  Minister Rutte: Als je naar de koopkracht kijkt, doe je dat zo dat je kijkt naar de grotere groepen. Ik neem aan dat de heer Slob doelt op mensen in een WIA- of een WAO-uitkering? Ik probeer de vraag te begrijpen.  De heer Slob (ChristenUnie): Mensen met een beperking zijn ook chronisch zieken en gehandicapten, bijvoorbeeld. Dat is een behoorlijk grote categorie in Nederland.  Minister Rutte: Je kijkt naar het geheel, ook van de maatregelen op het terrein van de langdurige zorg, inkomensondersteuning voor bijzondere groepen. Die zitten overigens niet altijd in het koopkrachtbeeld, moet ik erbij zeggen. Dat zijn vaak aparte regelingen, maar ook daar heeft het kabinet oog voor en ook dat proberen wij steeds in samenhang te bezien.  De heer Slob (ChristenUnie): Heeft het kabinet kennis genomen van de berekeningen van het Nibud met betrekking tot mensen met een beperking en wat de gevolgen zijn van het kabinetsbeleid voor hun koopkracht, ten opzichte van de andere groepen, de werkenden, mensen zonder beperking of zoals wij gisteren zeiden: van mensen die denken geen beperking te hebben en die geen extra kosten maken? Hoe verhouden de gevolgen voor hen zich ten opzichte van die voor de groep die wel duidelijk met een beperking door het leven gaat?  Minister Rutte: Wij hebben hier ieder jaar een discussie over het koopkrachtbeeld, het Centraal Planbureau, de MEV en natuurlijk ook het Nibud. Het Nibud is geen overheidsinstelling, maar berekent en draagt allerlei zaken aan die ook voor het debat hier relevant zijn. Deze coalitie — daar heeft de PvdA de VVD niet voor nodig en heeft de VVD de PvdA niet voor nodig — probeert om mensen die zwak staan, die te maken hebben met een optelsom van problemen waar zij zelf niets aan kunnen doen, op een fatsoenlijke manier te bedienen. Dat doen wij bij de reorganisaties in de langdurige zorg. Dat doen wij bij de inkomensvoorzieningen. Dat doen wij op alle vlakken.  De heer Slob (ChristenUnie): Als de minister-president echt kennis heeft genomen van de Nibud-cijfers over deze groepen, dan moet hij geschrokken zijn. Er zijn grote verschillen. Die verschillen zijn in onze ogen echt te groot. Ik vraag de minister-president om in tweede termijn hierop terug te komen, als hij de exacte cijfers voor ogen heeft. Ik denk dat er gerede aanleiding is om te kijken of wij die verschillen kleiner kunnen maken, want ik kan dit niet helemaal uitleggen aan mensen.  Minister Rutte: Ik heb de laatste Nibud-cijfers niet gezien. Als u ze aanreikt aan ons of als wij ze zelf kunnen vinden, zal ik proberen om er in tweede termijn nog op in te gaan.  De heer Krol (50PLUS): In aanvulling daarop vraag ik of de minister-president ook wil kijken naar de mensen die al op het minimum zitten en die er echt op achteruitgaan. De minister-president moet zich realiseren dat zij niet de tijd hebben om tot augustus volgend jaar te wachten totdat het wordt gerepareerd. Zij hebben elke maand opnieuw die €100 heel hard nodig.  De heer Klaver (GroenLinks): De minister-president deed het net voorkomen alsof mensen door een samenloop van omstandigheden in de problemen en in armoede komen — het kan gebeuren, soms heb je pech — en dat je dat dan via de bijzondere bijstand moet oplossen. Zo werkt het natuurlijk niet. Uiteindelijk maakt dit kabinet de politieke keuze waar het het geld aan uitgeeft. Dit kabinet kiest er bijvoorbeeld voor om 900 miljoen euro in de vierde schijf te stoppen. Wij hadden dat geld ook kunnen gebruiken om de lagere inkomens wat meer vooruit te helpen. Die keuze wordt niet gemaakt. Waarom niet? Waarom wordt er nu geïnvesteerd in die vierde schijf? Welk effect denkt het kabinet daarmee te bereiken?  Minister Rutte: Bedoelt u de verlenging van de derde schijf?  De heer Klaver (GroenLinks): Het gaat inderdaad over de verlenging. Op die manier komen mensen pas later in de vierde schijf. Dit gaat over de hoogste inkomens.  Minister Rutte: Dit hoort ook bij een evenwichtig koopkrachtbeeld. Je moet dit even los zien van de ideologie van coalitiepartijen. Ik heb al gezegd dat wij varen op het kompas van de motie van de twee fractievoorzitters uit 2012. Je probeert de welvaart op een fatsoenlijke manier te verdelen voor zover het kabinet daarover gaat. Mensen maken individuele keuzes, starten een bedrijf en worden misschien heel rijk of eindigen heel arm. Mensen kunnen werkloos worden. Er kan van alles gebeuren. De overheid probeert op een fatsoenlijke manier te kijken naar de generieke inkomensverhoudingen in Nederland. Dan kijk je naar alle inkomens in Nederland. Dat is toch logisch? Je kunt dan toch niet alleen kijken naar de laagste inkomens? Dan moet je toch naar alle inkomens kijken en vervolgens zorgen voor een fatsoenlijke verhouding tussen die inkomens?  De heer Klaver (GroenLinks): Volgens mij moet je kijken waar de nood het hoogst is en waar ingrijpen door de overheid en koopkrachtreparatie het belangrijkst is en het meeste effect heeft. Dit kabinet heeft de mond vol van het creëren van werkgelegenheid. Wat is het werkgelegenheidseffect van die aanpassing aan de derde schijf waardoor mensen pas later in het hoogste belastingtarief komen? Dat is tamelijk nihil. Op het gebied van werkgelegenheid doet het bijna niets. Op het gebied van herverdeling, het verkleinen van verschillen, doet het bijna niets. Het is dus niet rechtvaardig en niet effectief. Wie van de coalitiepartijen bedient u hier?  Minister Rutte: U moet wel het hele verhaal vertellen. Wij nemen ook andere maatregelen die gericht zijn op de hogere inkomens. Je kijkt ook naar de marginale druk. Je bekijkt bij alle inkomensgroepen hoe aantrekkelijk het is om überhaupt te gaan werken en om eventueel meer te gaan werken, om het beste uit jezelf te halen op alle niveaus. Je probeert de welvaart op een fatsoenlijke manier te verdelen. Ik vind dat wij dat doen. Dit is een heel keurig koopkrachtbeeld. Er zitten helemaal geen rare uitschieters in. Er wordt een keuze gemaakt: nu er weer ruimte is voor lastenverlichting, steken wij die vooral in werkenden zonder dat het ten koste gaat van de uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik bestrijd die keuze.  Minister Rutte: Dat begrijp ik.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik geef aan dat je juist moet kijken waar de nood het hoogst is op dit moment. Welke mensen hebben nu het meest behoefte aan koopkrachtverbetering? Dat moet je doen in plaats van het geld ongericht overal uit te geven. Ik blijf bij mijn vraag. De minister-president zegt dat je wel het hele verhaal moet vertellen en naar het hele verhaal moet kijken. Beantwoord dan eens de vraag wat het effect van de verlenging van de derde schijf is op de werkgelegenheid of op de arbeidsparticipatie. Wat is het precieze effect dan?  Minister Rutte: In alle belastingschijven, bij alle effecten van belastingmaatregelen, moet je kijken wat een extra verdiende euro betekent voor het stimuleren van mensen om meer te gaan werken, voor het accepteren van die volgende baan of voor het nastreven van die promotie. Dat probeer je te doen. Dat geldt op alle niveaus. Dat is de postbode die de kans heeft hoofd van de postkamer te worden. Dat is de adjunct-directeur die de kans heeft directeur te worden. Op al die niveaus doe je dat. Je probeert dat gevoel van ambitie, van verbeteren, op alle niveaus te stimuleren. Dat stond ook in de troonrede. Dat probeer je verstandig te doen in een progressief belastingstelsel, dat wij in Nederland hebben; wij hebben geen flat tax. Dat doet deze coalitie volgens mij verstandig. Er zitten geen gekke uitschieters in. Dat heeft ook een positief werkgelegenheidseffect.  De heer Klaver (GroenLinks): Hoeveel dan?  Minister Rutte: In het totaal hebben wij die cijfers gezien. Als je het hele plaatje bekijkt, kom je op 35.000 op langere termijn. Maar de heer Klaver zegt eigenlijk: ik wil alleen maar kijken naar de groepen die het zwaar hebben. Als je dat doet, heb je dus een heel ander doel met die belastingverlaging. Dat kan ook. Dat heeft ook de heer Roemer gezegd. Die zegt: ik wil eigenlijk veel meer geven aan ouderen en uitkeringsgerechtigden. Bij ouderen denk ik dan: pas ervoor op dat je als overheid niet het probleem van de indexatie gaat compenseren, want dan maken wij ons langzamerhand eigenaar van de tweede pensioenpijler. Bij uitkeringsgerechtigden zeg ik: wij hebben al een keurig uitkeringsniveau in Nederland, kijk er nou voor uit dat je dat niet zo verhoogt dat werken niet aantrekkelijk wordt, en als er problemen zijn, zorg dan voor mogelijkheden voor maatwerk. Wij steken veel geld in bijzondere bijstand. Zo moet je dat doen. Dit is ook geen kwestie waar wij in de coalitie over strijden. Dit is iets waar VVD en PvdA precies hetzelfde over denken.  De voorzitter: Laatste vraag.  De heer Klaver (GroenLinks): Dit is mijn laatste vraag, maar ik laat nog even op mij inwerken dat de PvdA en de VVD op precies dezelfde wijze hiernaar kijken en dat het dus blijkbaar prima is dat de laagste inkomens er veel minder op vooruitgaan als je kijkt naar wat ze in hun portemonnee overhouden. Volgens mij moet je daarnaar kijken. Maar ik snap het volgende niet en dat probeer ik te begrijpen. Dit kabinet zegt: wij zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat wij meer werkgelegenheid creëren. Het baseert zich daarbij op een studie van het CPB. Wat je daar ook van vindt, maar daarvan wordt gezegd dat de maatregelen die het kabinet neemt om de hoogste inkomens te spekken, geen extra effect hebben op arbeidsparticipatie of op werkgelegenheid, en dat die alleen maar zijn bedoeld om de koopkracht te repareren van groepen in de samenleving die het veel minder hard nodig hebben dan kinderen die in armoede leven. Dat is een keuze. Dat mag, maar kom dan niet aan met mooie praatjes over evenwichtige koopkrachtverdeling en zeg dan niet dat het zo goed zou zijn voor de economie, de arbeidsparticipatie en de werkgelegenheid, want dat is gewoon niet waar. En als het wel waar is, moet de minister-president één keer proberen om niet te vervallen in allerlei vaagheden en algemeenheden en om ons niet het moeras in te trekken. Dan moet hij één keer een cijfer noemen waar hij zich op baseert.  Minister Rutte: Dan zou ik de heer Klaver willen uitdagen om het hele beeld te geven van alle inkomens in Nederland, ook van de hogere inkomens. Daar gebeuren andere dingen. Ook hij weet dat. Hij kijkt nu alleen naar het toplijntarief van 52%, waar veel mensen veel later in terechtkomen. Je moet ook onder water kijken naar wat er gebeurt met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Dat zijn allemaal effecten. In al die inkomensgroepen heeft dat effecten. Dat leidt uiteindelijk tot het heel evenwichtige beeld dat er nu ligt en dat ook een positief werkgelegenheidseffect heeft. Volgens mij is dat prima. Het is voor mij een first — ik heb dat niet eerder meegemaakt — dat wij van percentages overgaan op absolute bedragen. Ik moet echt even voor het volgende debat nadenken over wat ik daarvan vind.  De heer Samsom (PvdA): Daar zat ik ook even over na te denken, maar dan in relatie met het SP-voorstel om de btw met 2% te verlagen. Is de premier het met mij eens dat het voorstel van de SP ertoe leidt dat de prijs van een Porsche Panamera met €2.000 wordt verlaagd en de prijs van een brood met €0,03? Is de premier het dan met mij eens dat de SP hiermee een voorstel doet dat de VVD rechts inhaalt?  Minister Rutte: Ik zei al "VVD light". Alleen, ik zal voor de prijs van een Porsche Panamera mijn voorganger eerst moeten bellen om te bekijken wat de aanschafprijs is.  De heer Samsom (PvdA): Ik heb het even opgezocht. De prijs van een Porsche Panamera is een ton ongeveer.  Minister Rutte: Zo. Ik rijd in een oude Saab.  De heer Samsom (PvdA): Ja, je kunt diverse uitvoeringen kiezen, maar hij schijnt ongeveer een ton te kosten. Die is alleen maar beschikbaar voor mensen met ontzettend veel geld. Die mensen worden door het voorstel van de Socialistische Partij om de btw met 2% te verlagen enorm geholpen, want een Porsche Panamera wordt €2.000 goedkoper in dat voorstel. En brood, dat toch echt iedereen nodig heeft, wordt €0,03 goedkoper. Dus als wij het nou hebben over procenten en centen, dan ben ik benieuwd of de premier daar even op kan reflecteren.  Minister Rutte: Ik geloof dat de heer Samsom hier wel een terecht punt heeft. Vanavond gaan we bij de uitgang van de parkeergarage kijken waar de heer Roemer mee naar buiten komt.  (Hilariteit)  De heer Roemer (SP): Ik stel voor dat u, mijnheer Samsom, even wat bijlessen gaat halen bij uw collega Corbyn in Engeland, die wel snapt wat je moet doen in Nederland en wat je moet doen om mensen met de allerlaagste inkomens echt te helpen. De Partij van de Arbeid, die er gewoon verantwoordelijk voor is dat het sociaal minimum de komende jaren gewoon omlaaggaat. De Partij van de Arbeid, die hier gewoon blijft zitten, terwijl Nederland schreeuwt om iets aan armoede onder kinderen te doen. De Partij van de Arbeid, die hier gewoon blijft zitten, terwijl een miljoen mensen de zorgpremies niet kunnen betalen. En dan mij de maten nemen over een Porsche, die u eigenlijk zelf graag wilt hebben, want uw salaris gaat wel omhoog.  De voorzitter: Ik stel voor dat de minister-president verdergaat met zijn betoog.  Minister Rutte: Volgens mij is het het beste — ik geloof dat de heer Roemer het daarmee eens is — dat we doorschakelen binnen het thema economie naar een volgend onderwerp, namelijk de kwestie van de cao's. Ik kom bij de heer Buma. Ik heb nog geen antwoord kunnen geven, maar hij vindt er al iets van.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, daar vind ik nu nog niets van, want ik dacht dat dit het thema koopkracht was. Zit de 5 miljard verder in het thema economie? Want daar heb ik een vraag over.  Minister Rutte: Ja, ik kom nog op het specifieke punt van de vermogensrendementsheffing.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik had nog een andere vraag over die 5 miljard.  De voorzitter: Mijnheer Buma, stelt u uw vraag maar.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De overige vragenstellers zetten heel sterk in op koopkrachtmaatregelen. Ik realiseer me dat dat in de tiende procenten altijd moeilijk blijft. De insteek van het CDA en van het kabinet voor die 5 miljard is banen. Daarom verbaasde het ons juist dat het LIV, lagere belastingen voor kleine banen, is omgeruild voor een koopkrachtmaatregel. Dat vindt het CDA jammer, omdat wij het oorspronkelijke voorstel beter vonden. Kan de premier nog eens aangeven waarom specifiek de keuze is gemaakt om lastenverlichting op kleine banen over te hevelen naar huursubsidie en zorgtoeslag?  Minister Rutte: De vraag die de heer Buma daar gisteren over stelde, was waarom dat half miljard van die lage inkomensvoorziening niet al in 2016 hiervoor wordt ingezet. Dat heeft te maken met de invoeringsdatum. Het is niet mogelijk om dat al in 2016 te doen. We hebben ernaar gekeken. Het gaat gewoon niet. Dat betekent dus dat het pas vanaf 2017 kan. Vervolgens stelde de heer Buma de vraag: als je het pas vanaf 2017 doet en het pas eind 2017 tot uitkering komt, zal het geld dan beschikbaar zijn voor misschien een andere manier van lastenverlichting? Helaas ook niet. De Belastingdienst heeft gemeld dat invoering inderdaad pas kan in 2017; dat heb ik net gezegd. Daarbij werkt het zo dat al in 2016 dat geld gereserveerd kan worden gebruikt voor andere dingen, maar dat het pas in 2017 ook daadwerkelijk in de boeken wordt opgenomen. Helaas is dat geld dus niet beschikbaar voor dekking in 2017. Het is dus een uitvoeringsprobleem, maar eigenlijk willen we hetzelfde zo snel mogelijk. We hebben het voor 2016 dus wel kunnen gebruiken voor koopkrachtreparatie.  Ik check even voor de zekerheid of ik geen koopkrachtvragen vergeet. Nee. Dan kom ik bij het thema vermogensrendementsheffing. We hebben daarbij gezocht naar een nieuwe vormgeving van het forfaitaire rendement die meer aansluit bij de gemiddeld in de markt gerealiseerde rendementen. Ik hoor veel mensen vragen of we niet kunnen uitgaan van het werkelijke rendement. Dat zou ik dolgraag willen. Het liefst zou ik uitgaan van het werkelijke rendement, zodat ik van de heer Klaver weet: dit had u op 1 januari en dit had u op 31 december en dit is het rendement dat voor 30% wordt belast. Dat blijkt in ieder geval op dit moment tot enorm hoge uitvoeringslasten, hoge administratieve lasten en veel juridische procedures, te leiden. Het zou vooral goed zijn voor de werkgelegenheid van de Belastingdienst. Hoezeer we die hoog professionele organisatie ook respecteren, is het geen doel op zichzelf om daar de werkgelegenheid uit te breiden. Dat gaat dus simpelweg niet. Wat wij wel willen doen is periodiek — dat doen wij voor het eerst in 2020 — opnieuw bezien in welke mate en op welke termijn het mogelijk is om alsnog over te gaan op een systeem waarbij je het werkelijke rendement belast. Op dit moment is dat technisch niet mogelijk.  Vervolgens komt natuurlijk de vraag aan de orde hoe de vormgeving eruitziet. Het gerealiseerde rendement zullen we jaarlijks actualiseren. We zullen ieder jaar bekijken hoe aandelen zich ontwikkelen, hoe spaargeld zich ontwikkelt et cetera. Als in de toekomst het rendement op spaargeld of op aandelen verandert, werkt dat ook door, weliswaar met enige vertraging — dat is onvermijdelijk — in het forfaitaire rendement. Het is dus geen statisch bedrag, het zal steeds worden aangepast aan de hand van de reële rendementen. We denken dat het daarmee eerlijker is en ook beter aansluit bij wat je zou wensen dan in de huidige situatie, simpelweg omdat het aansluit bij het gemiddelde in de markt gerealiseerde rendement. Ik denk dat dat door mensen ook als fatsoenlijker wordt gezien dan het huidige systeem waarin iedereen across-the-board 30% wordt aangeslagen op een fictief rendement van 4%.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Twee dingen. In de uitvoering wordt het buitengewoon ingewikkeld. In wezen is het immers een staffel die in de vermogensbelasting komt. Ik heb inmiddels vernomen dat fiscaal juristen al constructies maken om hier onderuit te komen, het boxhoppen, of adviseren om naar andere landen te gaan. We krijgen absoluut weer te maken met vermogen dat naar het buitenland gaat. Het belangrijkste vind ik de vraag hoe de minister-president dit ideologisch voor zijn kap kan nemen. Dit is wat de Franse econoom Piketty graag wil, dus vermogen op deze manier belasten. Iemand die zijn leven lang een winkel of een boerderij heeft gehad, zijn zaak verkoopt of een goed vermogen heeft opgebouwd, wordt daarvoor nu gestraft. Ik vraag de minister-president om een systeem te verzinnen dat eerlijker is en dat mensen die zuinig zijn geweest, niet harder pakt in de veronderstelling dat ze wel even een hoger rendement gaan halen.  Minister Rutte: Je sluit aan bij het gemiddeld gerealiseerde rendement en dat lijkt me fair. Dat doet het systeem. Je past dat ook aan. Als aandelen ineens dalen, kan het rendement voor de hogere bezitsklasse afnemen. Dat heeft dan ook effect op de belastinginning. Het kan ook gebeuren dat de rentes stijgen. Als dat gebeurt, heeft dat ook effect op vermogens tot een ton. In de huidige verhouding lijkt het progressief, maar dat komt doordat op dit moment de verschillende vermogenstitels deze onderliggende opbrengsten hebben, en dat is forfaitair. We passen het dus steeds aan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De uitleg die tot nu toe tot ons kwam, was dat de kleine spaarder moet worden geholpen. Maar als de kleine spaarder straks meer rente krijgt, vliegt zijn belasting omhoog. Dan moet hij, hup, naar aandelen toe. Dat is toch geen systeem? We hebben nu een systeem dat natuurlijk vraagtekens oproept, maar dat in ieder geval eenvoudig is en dat ook maakt dat het hoppen van het ene naar het andere systeem voor beleggen of sparen, niet zo sterk is. Minister Zalm heeft dat indertijd verzonnen. Je kunt praten over een hogere vrijstelling, zeker. Maar op deze manier wordt het alleen maar ingewikkelder. Dat weet de minister-president toch? Dit is toch veel meer een politiek speeltje dan de oplossing voor welk probleem dan ook?  Minister Rutte: Ik weet — ik zag dat in de media — dat de heer Buma zich op dit punt een tikje heeft ingegraven. Ik ga proberen om hem een beetje uit te graven. Ik ben het oprecht met hem oneens dat dit ons doel zou zijn. Als het doel zou zijn om het rendement op spaargeld minder te belasten, zou de heer Buma gelijk hebben. Maar dat is het doel niet. Het doel is om te belasten naar wat mensen op dit moment ervaren. Als je op dit moment spaargeld hebt, moet je het heel knap doen, wil je daar een rendement op maken van 1,2%. Dat lukt vaak niet. Gaat de rente omhoog, dan zal ook de heffing omhooggaan. Je betaalt 30% over een x-percentage. Dit ontwikkelt zich in de tijd, omhoog of omlaag. Hetzelfde geldt voor aandelen die omhoog- of omlaaggaan. Ik denk dat dit een eerlijker systeem is dan het huidige. Het doel is niet om de kleine spaarder te ontzien, maar om meer aan te sluiten bij het reëel ervaren rendement. Dat passen we dus ook aan. Ik zou, net als wij allemaal aan deze kant van de zaal, ook liever gaan naar een systeem waarmee je direct kunt overschakelen op het echt ervaren rendement, dus het rendement dat je echt hebt gerealiseerd. Ik zei daarover dat het uitvoeringstechnisch niet mogelijk is. We hebben ook nog gekeken naar een tegenbewijsregeling. Stel dat je heel veel geld hebt en denkt veel minder rendement gemaakt te hebben dan het forfaitaire rendement. Ook dat is uitvoeringstechnisch een draak. Beide zouden leiden tot grote werkgelegenheidsprojecten voor de Belastingdienst en dat was niet een onderliggend doel van deze plannen. Als de rente op spaargeld stijgt en dit tot een hogere aanslag leidt of als de aandelen dalen en dit tot een lagere aanslag leidt, zullen mensen zeggen: dat is reëel, want ik heb daadwerkelijk meer of minder rendement.  Ik zie de heer Buma nog wat doordenken over de uitvoering. Als je eerst één niveau voor alles hebt en dan naar drie staffels gaat, leidt dat inderdaad tot iets meer uitvoeringsproblemen, maar dat zijn er nog altijd aanzienlijk minder dan wanneer je naar het reële rendement zou gaan, wat we het liefst zouden willen. De minister van Financiën vult nog aan dat die staffel te automatiseren is; dat gaan we ook doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Hier zal nog op teruggekomen worden. Gelukkig beschikt mijn fractie over de heer Omtzigt, en het kabinet niet.  Minister Rutte: Ja, ik ben blij dat ik deze discussie met u voer.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Om de discussie goed te kunnen voeren en omdat wij nog zeer aarzelen over dit systeem, vraag ik de minister-president of hij bereid is dit voorstel losgekoppeld van de rest van de belastingvoorstellen naar de Kamer te brengen. Dat kan omdat het pas in 2017 ingaat. Dan wordt de discussie over de 5 miljard en de overige belastingmaatregelen niet belast met dit systeem. Ik weet op dit moment gewoon niet of dit alle Kamers gaat passeren.  Minister Rutte: Dat snap ik, maar ik zou toch willen zeggen: laten we eerst de inhoudelijke discussie voeren. We zitten nog vroeg in het jaar. Laten we kijken of we elkaar in een inhoudelijke discussie kunnen overtuigen. Ik wil eerst de inhoudelijke discussie goed voeren voordat ik die vraag ga beantwoorden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Maar dan is op een gegeven moment die inhoudelijke discussie gevoerd …  Minister Rutte: En heb ik u overtuigd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is mogelijkheid één. Mogelijkheid twee is dat dat niet is gebeurd.  Minister Rutte: Ja, dat kan ook.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan is dat toch het minste wat het kabinet kan doen? Ik snap niet eens waarom het niet losgekoppeld zou kunnen worden. Nogmaals, het maakt de discussie makkelijker omdat het een totaal andere discussie is dan die over de 5 miljard. Het vervuilt die discussie. Het zijn twee verschillende systemen die het CDA los van elkaar wil kunnen beoordelen. Zo niet, dan belast het het hele pakket. Dat is doodzonde.  Minister Rutte: Dat snap ik, maar ik zou echt de uitdaging willen aangaan om die vraag nu niet te beantwoorden. Laten we eerst eens over de inhoud discussiëren en dan zien hoever we komen. Dat is mijn suggestie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat vind ik goed, maar dan wil ik wel weten dat het tijdig gesplitst gaat worden als we niet uit die discussie komen, want anders heeft het geen zin.  Minister Rutte: Dat is een als-danvraag. Laten we eerst de discussie voeren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, dat vind ik niet voldoende; dat zeg ik heel eerlijk.  Minister Rutte: Het CDA kan ook een amendement indienen om het te splitsen. Er is van alles mogelijk.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan wil het kabinet het dus niet?  Minister Rutte: Dat zeg ik niet. Ik zeg: laten we nou eerst die discussie inhoudelijk voeren en bekijken of we elkaar kunnen overtuigen, in plaats van meteen denken dat dit niet lukt.  De voorzitter: Ik ga de heer Klaver het woord geven.  De heer Klaver (GroenLinks): Nederland is een van de weinige landen waarin het niet mogelijk is om een vermogenswinstbelasting in te voeren omdat we het blijkbaar technisch niet voor elkaar krijgen. De minister-president zegt nu dat de prijs te hoog is omdat het te veel ambtenaren vergt. Dat kan echter de prijs van rechtvaardigheid zijn. Je kunt een heel duur systeem inrichten als je vindt dat het belasten van reëel rendement de meest rechtvaardige manier is om vermogen te belasten. Is de minister-president bereid om de inzichten die blijkbaar achter zijn argumenten liggen, met de Kamer te delen voordat we het Belastingplan behandelen? Dan kan de Kamer zelf een inschatting maken of zij bereid is de prijs te betalen van een echte vermogenswinstbelasting gebaseerd op reëel rendement, ook als dat betekent dat er meer mensen bij de Belastingdienst aan het werk moeten.  Minister Rutte: Ja.  De heer Klaver (GroenLinks): Dank u wel.  Minister Rutte: Dan kom ik bij de kwestie van de cao's. Zoals bekend heeft het kabinet met een drietal vakcentrales een loonakkoord gesloten. Daarbij wordt onder meer ingezet op een hoger nettoloon. Het kabinet heeft zo'n 1,3 miljard gereserveerd voor de nieuwe cao's. Ik vind dat overigens ook zeer reëel na vier jaar nullijn. Omdat er veel over bericht is in de media is het misschien goed om iets te zeggen over de manier waarop zich dit in de praktijk ontwikkelt. Als we met het oog op de pensioenopbouw kijken naar de ontwikkelingen in lonen en prijzen gedurende de afgelopen tientallen jaren, dan zien we dat het verschil minimaal is. Ik zeg ook maar even tegen alle critici dat het onmogelijk is om 50 jaar vooruit te kijken, zoals hier en daar wordt gedaan. Bij de berekening is rekening gehouden met een volledige jaarlijkse loonindexatie. Dat is dus die berekening die zegt dat we een enorm percentage pensioenopbouw zouden verliezen. Dat is met de huidige dekkingsgraad van het ABP voor de komende jaren simpelweg zeer onwaarschijnlijk. Ook wordt in die berekeningen geen rekening gehouden met het feit dat ruim 5% extra salaris door de middelloonregeling voor 42 jaar direct meetelt bij de pensioenopbouw. Tot slot staat tegenover de lagere pensioenopbouw wel 42 jaar lang ruim 5% extra salaris. Met andere woorden, wij vinden dit een fatsoenlijk en reëel loonakkoord. Het heeft inmiddels ook geleid tot eerste voorlopige afspraken.  Het is waar dat de FNV op dit moment niet aan tafel zit. Dat betreur ik. Wij willen ook weer met de Federatie Nederlandse Vakbeweging in gesprek. Laten wij niet vergeten dat wij dankzij de goede opstelling van en de goede relaties tussen werkgevers en werknemers — daarbij speelde de FNV een belangrijke rol — in staat zijn geweest om in 2013 een belangrijk sociaal akkoord te sluiten dat richtinggevend is geweest voor een deel van het kabinetsbeleid.  De FNV en het kabinet trekken in Europees verband samen op om schijnconstructies met buitenlandse werknemers te voorkomen. Het doel is te voorkomen dat de nationale regels voor de bescherming van werknemers worden ontweken. Dat is decent work. Ik noemde dit de Asscheragenda, maar het is natuurlijk een kabinetsagenda en een prioriteit voor het Nederlandse voorzitterschap van de EU.  In alle regio's zijn afspraken over het regionaal werkbedrijf waarin werkgevers, bonden en UWV afspraken maken over de bemiddeling en plaatsing van mensen.  Dan de SER. Ik las laatst weer in de media pleidooien om de SER op te heffen. Ik zou daar zeer op tegen zijn. Ik meen dat de SER een belangrijke rol heeft in het Nederlandse overlegmodel. De SER heeft ook een belangrijke bijdrage geleverd aan de pensioendialoog. Wij hechten veel waarde aan samenwerking en draagvlak in het verdere traject.  Tot slot — een ook daarbij is de FNV van belang — signaleert de AWVN dat er in steeds meer cao's afspraken worden gemaakt over de modernisering van ouderenregelingen. Seniorenregelingen worden omgezet in generiek beleid gericht op duurzame inzetbaarheid. Ook die ontwikkeling onderschrijf ik.  Ik heb het dan nog niet over de bijdrage die sociale partners leveren aan de verschillende plannen voor de arbeidsmarkt. Maar de FNV zit op dit moment inderdaad niet aan tafel. Ik hoop van harte dat hierin verandering komt en dat de FNV weer mee doet. Ik realiseer mij dat het kort geding dat vandaag dient en misschien al tot uitspraak is gekomen ... Ik hoor nu dat de uitspraak 1 oktober komt. Ik hoop dat de relatie met de FNV weer normaliseert als dit allemaal achter de rug is. Wij hebben de FNV nodig.  De heer Roemer (SP): Ik wil het niet hebben over de breuk tussen de Partij van de Arbeid en de FNV. Zij moeten dit zelf maar oplossen, maar die breuk is een feit. Ik kom terug op het cao-verhaal en in het bijzonder op de cao voor de politie. Gisteren liepen hier 8.000 politieagenten rond. Zij stoeien al maanden met het kabinet over een fatsoenlijke cao en wat krijgen zij: extra werk, alleen maar extra werk. Gisteren heeft een Kamermeerderheid — althans daar leek het op — in de eerste termijn het kabinet opgeroepen om tot een cao te komen. Als de premier niet verder komt dan uitleggen waarom hij het bod — dat grotendeels een sigaar uit eigen doos is — niet wil openbreken, komt er geen oplossing voor deze cao. Hoe denkt de premier dit op te lossen als hij iedere keer de hakken in het zand zet en tegen de politie zegt: jullie krijgen wel meer werk, maar geen fatsoenlijke cao?  Minister Rutte: Dat doen wij dan ook niet. Er wordt natuurlijk met de bonden gesproken, maar het is waar dat de gesprekken op dit moment moeizaam verlopen. Daarbij ligt het loonakkoord op tafel. Daarnaast is een aantal meer politiespecifieke zaken aan de orde zoals trainingsuren en weekenden. Daarom denken wij dat het mogelijk moet zijn om tot een cao te komen. De heer Samsom vroeg gisteren hoe wij dit zullen los trekken. Ik snap die vraag. Ik zeg toe dat de minister van Veiligheid en Justitie de Kamer na de uitspraak in kort geding een brief zal sturen waarin hij schetst hoe hij het vervolg van de cao voor zich ziet. Dit kan pas na die uitspraak, maar als het eerder zou kunnen, zou dat mooi zijn.  De heer Roemer (SP): Om tot een akkoord en een cao te komen, en dan een breed gedragen akkoord en cao die de hele publieke sector onderhand ook wel een keer verdient, dan moet het kabinet de hakken uit het zand halen. Het moet dan verder kijken dan het loonakkoord dat het zelf heeft opgesteld. Het moet dan ook het verhaal over de sigaar uit eigen doos willen openbreken, dat wil zeggen het pensioenverhaal. Is de premier bereid om dat inderdaad open te breken, met een open vizier de gehele cao van de overheid te bekijken en de pensioenen te herzien om zo een fatsoenlijke cao te realiseren, in de publieke sector, maar zeker voor de politieagenten?  Minister Rutte: Het feit is dat met relevante vakcentrales een loonakkoord is gesloten. Dat heeft bij het ABP inmiddels geleid tot de noodzakelijke gevolgacties. Verder is de onderliggende wetgeving in voorbereiding. Feit is ook dat de FNV daartegen procedeert. Dat is ook relevant, want dat is een grote vakbond. In sommige sectoren lukt dat beter dan in andere, maar bij de politie blokkeert dit simpelweg de verdere afsluiting van een cao. Dat is lastig. De vraag van de heer Samsom van gisteren was: hoe zie je het vervolg voor je? Mijn antwoord op die vraag is dat wij eerst …  De heer Roemer (SP): Voorzitter, ik wil een antwoord op mijn vraag, niet op die van Samsom. Dat antwoord moet de minister maar aan mijnheer Samsom geven.  De voorzitter: De premier kiest zijn eigen woorden en hij probeert antwoord te geven op uw vraag.  De heer Roemer (SP): Hij gaf antwoord op de vraag van Samsom.  De voorzitter: U krijgt daarna weer het woord.  Minister Rutte: Door het antwoord op de vraag van Samsom in te vlechten in mijn reactie op de vraag van de heer Roemer, meende ik twee vliegen in één klap te slaan, maar ik ben ze nu allebei kwijt. Nee, de heer Samsom nog niet, de heer Roemer wel.  Het kabinet moet nu even bezien hoe de rechtszaak, het kort geding, zich ontwikkelt. Binnenkort wordt hierin een uitspraak gedaan. Direct aansluitend komt er een brief. Daar kan ik nu niks over zeggen.  Ik wil hier één ding bij zeggen. Het parlement moet voorzichtig zijn met hier openlijk te discussiëren over cao's. Dat vind ik niet verstandig. Verder moeten wij erkennen dat drie centrales zo'n loonakkoord hebben gesloten. Dat heeft in de achterban draagvlak. Dat is ook relevant. Laten wij dat nu even allemaal goed in ogenschouw nemen en hier niet proberen om elkaar de maat te nemen. Volgens mij willen wij allemaal dat er een fatsoenlijke politie-cao komt. Wij zijn ook allemaal zeer onder de indruk — dat weet ik ook van deze Kamer — van het werk van de politie. De politie is een organisatie die voor Nederland vitaal werk doet. De heer Roemer is het er niet mee eens zie ik …  De heer Roemer (SP): Pfff!  Minister Rutte: … maar ik vind dat wel. De politie doet vitaal werk voor de Nederlandse samenleving dat echt heel relevant is. Daarom moet er een goede cao komen, maar er ligt een goed loonakkoord. Nogmaals, zodra dat kan, maar uiterlijk na de uitspraak van de rechter in het kort geding, komt er een brief van de minister van Veiligheid en Justitie waaruit blijkt hoe wij het vervolg voor ons zien.  De heer Roemer (SP): Geen woorden, maar daden. Dat hebben wij nodig, en niet hier een beetje mooie woorden spreken en er niks bij leveren. Daar hebben politieagenten niks aan. Als wij een loonakkoord hebben dat niet wordt gedragen door de grootste vakbond, is er eigenlijk geen loonakkoord.  Op het moment dat je samen echt een fatsoenlijke cao wilt sluiten, onder andere voor de politie, zul je dat loonakkoord los moeten laten en met open vizier verder moeten gaan. De politiek heeft zich hier jaren mee bemoeid, maar het kabinet heeft hen jaren op de nullijn gehouden. Nu moet er een fatsoenlijke cao komen voor een groep die jarenlang is achtergebleven en die nu terecht protesteert tegen een sigaar uit eigen doos. Een Kamermeerderheid wil dat er een fatsoenlijke cao komt. In mijn optiek kan dat alleen als dat loonakkoord wordt opengebroken. Het kabinet krijgt daarvoor van mij de ruimte. Ga daarvoor, want dat is de enige manier om de politieagenten eindelijk te geven waar zij recht op hebben. Ik hoop dat de premier zegt dat hij daar toch eens naar gaat kijken.  Minister Rutte: Dat loonakkoord is er. Ik ben blij dat dat er is. Drie vakcentrales hebben daar de nek voor uitgestoken. Ik stel tegelijkertijd vast dat wij graag de FNV weer aan boord hebben, maar het loonakkoord is het loonakkoord. Wat wij nu moeten bereiken, is dat wij in alle rust de verhoudingen herstellen. Dat doen wij stap voor stap. Wij moeten nu eerst even wachten op de uitspraak van de rechter in het kort geding. Uiterlijk direct daarna komt de genoemde brief. Laten wij nu echt voorkomen dat wij hier met elkaar gaan onderhandelen over een cao.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik moet zeggen dat mijn geduld al heel lang op de proef wordt gesteld. Het duurt maar en het duurt maar. We hebben in Nederland 62.500 politiemannen en -vrouwen. Wat zien zij als zij de kabinetsplannen, die wij deze week hebben gekregen, onder ogen krijgen? Zij zien allereerst dat er meer werkzaamheden van hen wordt gevraagd. De politie wordt nu bijvoorbeeld ook ingeschakeld bij de registratie van vluchtelingen en bij het assisteren van de marechaussee. Zij zien dat 6 miljoen overuren uit de begroting zijn geschrapt om de boel een beetje op orde te krijgen. Zij zien dat het opleidingsbudget is gehalveerd. Zij zien dat 230 miljoen uit de reserves van de Nationale Politie is gehaald om nog een beetje de gaten te vullen. Er is echter nog steeds geen cao. Ik heb de heer Samsom gisteren volgens mij heel duidelijk gehoord en ik steun hem daarin. Er moet vandaag een klip-en-klaar signaal van het kabinet komen in de richting van deze politiemensen dat er bereidheid is om tot een cao te komen. Het is echt niet acceptabel om een en ander nu weer door te schuiven naar oktober.  Minister Rutte: Ik vind twee dingen onverstandig. Ten eerste is er een loonakkoord. Daar hebben andere vakcentrales hun nek voor uitgestoken. We hoeven elkaar er echter niet van te overtuigen dat het belangrijk is dat de relatie met de FNV weer normaliseert. Dat zal echt niet zomaar gebeuren als er nog een uitspraak hangende is van de rechter in het kort geding. Daar vraag ik begrip voor. Ten tweede moeten we ervoor waken dat we hier aan werkgeverszijde openbaar discussiëren over een cao. Ik probeer het goede gebruik overeind te houden om dit niet te doen. Dat is namelijk niet passend.  De heer Slob (ChristenUnie): Hier gaan we inderdaad geen cao-onderhandelingen voeren. Als volksvertegenwoordiger, als Kamerlid maak ik me echter grote zorgen over de verhouding tussen het kabinet en onze politiemensen op straat, die 62.500 mannen en vrouwen. Die situatie is al maanden lang behoorlijk — laat ik het woord maar gewoon gebruiken — verziekt. Het is niet alleen een probleem tussen de FNV en het kabinet. Het zit veel en veel dieper. Er zit ook enorme frustratie bij over de ontwikkelingen bij de Nationale Politie. Er zit nu dus ook de frustratie bij over de wijze waarop de begroting zogenaamd op orde wordt gemaakt door even 6 miljoen overuren te schrappen en daarmee te denken dat het probleem is opgelost. 6 miljoen overuren: dat is de politie-eenheid in Amsterdam! Dat is onvoorstelbaar. Er moet dus weer gewerkt worden aan het herstel van het vertrouwen. Eén ding kan daarbij helpen. Ik weet dat de bonden bereid zijn om met het kabinet te praten. Die boodschap is mij wel duidelijk geworden uit de gesprekken die ik met hen heb gevoerd. Draai niet meer dezelfde rondjes, maar geef gewoon aan dat je bereid bent om vervolgstappen te zetten en afspraken te maken. Doe dat gewoon. Wacht niet op de rechter, maar ga vanavond om de tafel zitten.  Minister Rutte: De heer Slob kan niet ontkennen dat drie andere vakcentrales een loonakkoord hebben gesloten met de overheid. Dat is het lastige dilemma hierbij. Dit loonakkoord gaat uit van een zeer forse loonstijging vanaf 1 januari. Mede tegen die achtergrond zijn voor de sectoren Rijk, Defensie en de rechterlijke macht onderhandelaars- en uitvoeringsakkoorden gesloten. Het is nog niet helemaal rond, maar ze liggen er. Dat is één. We hoeven elkaar er echter niet van te overtuigen dat we de FNV graag weer aan boord hebben. Dat is een belangrijke speler in de Nederlandse polder. Mijn inschatting is dat dit niet mogelijk is zolang er nog geen uitspraak is gedaan in het kort geding. Ik ga niet over de timing van het kort geding, maar ik hoor net van mijn collega Dijsselbloem dat de media blijkbaar hebben bericht dat op 1 oktober uitspraak zal worden gedaan in het kort geding dat vandaag speelde. Ik zeg de Kamer toe dat zij, zodra die uitspraak er is, een brief krijgt over onze vervolgstappen rond de politie-cao. Als het eerder kan, doen we het eerder. Dat is het antwoord op de vraag van de heer Samsom. Verder vind ik, zoals ik al eerder zei, dat we ervoor moeten waken dat we hier aan werkgeverszijde heel openlijk discussiëren over cao's.  De heer Slob (ChristenUnie): De minister-president, en met hem het kabinet, onderschat echt wat hier aan de hand is. Er kunnen nu stappen gezet worden. Ik vraag hem zich niet te verschuilen achter de juridische procedure die nu speelt. Ga gewoon met een open houding dat gesprek aan en probeer zo snel mogelijk eruit te komen. Die kans is er. Pak hem.  Minister Rutte: Natuurlijk gaan we met een open houding het gesprek aan. Daar hoeft de heer Slob niet bezorgd over te zijn. Mijn taxatie is echter dat het heel ingewikkeld is om nu met de FNV in gesprek te komen zolang die uitspraak over dat akkoord er nog niet ligt. Als het wel lukt, zullen we het niet nalaten. Daarom zei ik net ook dat we die brief zullen verzenden uiterlijk na de uitspraak van de rechter. Als het eerder kan, omdat het wel eerder gelukt is om met de FNV in contact te treden, doen we het eerder. Op dit moment ben ik daar echter nog even somber over. Misschien lukt het.  De heer Krol (50PLUS): Op heel kleine schaal heb ik daar in het verleden mee te maken gehad. Vandaar dat ik een waarschuwing aan de minister-president wil geven. Door de voorstellen die er nu liggen, worden de pensioenen in de toekomst uitgehold. Dat moet je niet doen. Ik weet nog heel goed ze dat vroeger bij de VVD noemden: potverteren.  Minister Rutte: De heer Krol is hierin natuurlijk deskundig. Ik heb net geschetst hoe de situatie volgens mij in elkaar steekt en dat hier geen sprake van is. De berekeningen over de achteruitloop van de pensioenopbouw heb ik op inhoudelijke gronden bestreden. Misschien mag ik naar dat deel van het stenografisch verslag wijzen in reactie op de heer Krol.  De heer Samsom (PvdA): Ook ik constateer met leedwezen dat de verwijdering tussen de FNV en de werkgevers, in dit geval vertegenwoordigd door het kabinet, steeds groter wordt. Dat is een onwenselijke situatie, voor de polder, voor Nederland en voor de toekomst. We weten allemaal welke grote bijdrage het sociaal akkoord heeft geleverd aan de stabiliteit en het herstel uit de crisis. Ook ik vernam zojuist pas dat de uitspraak in kortgeding pas op 1 oktober is. Eerlijk gezegd zijn dat twee cruciale weken, waarin de verwijdering alleen mar toe kan nemen. Het risico daarop is mij te groot. Ik voel me hier nu een beetje een bemiddelaar, maar mag ik het kabinet verzoeken om zo snel als mogelijk, misschien al wel tijdens deze discussie, in gesprek te gaan met de FNV en te vragen of het mogelijk is om al eerder met verdere stappen te komen? Als de FNV zegt "dat kan niet, we willen die uitspraak afwachten", dan sta ook ik machteloos. Maar ik vermoed zomaar dat alle partijen nu wel een beetje genoeg hebben van al het ruziemaken onderling en dat zij de hakken uit het zand willen halen. Ik moedig het kabinet aan om dat te doen. Ik vermoed dan zomaar dat we eerder met volgende stappen zouden kunnen komen. Ik vraag de premier dus om zo snel als mogelijk uit te zoeken of daar mogelijkheden voor zijn of dat we inderdaad in de situatie terechtkomen dat we tot 1 oktober moeten wachten op een gerechtelijke uitspraak. Dat zal de onderlinge sfeer nooit verbeteren.  Minister Rutte: Ik zei al dat we steeds proberen om de normale verhoudingen te herstellen. Ikzelf heb regelmatig contact met de voorzitter van de federatie, en anderen. Als het lukt, zetten we de gesprekken voort, ook hangende de uitspraak van de rechter. Daarom zei ik: die brief komt uiterlijk zodra die uitspraak er is. Maar zeker omdat het nog twee weken duurt tot die uitspraak er is, zeg ik: als het eerder kan, dan eerder. Dat is bij dezen toegezegd.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb hier nog één aanvullende vraag over. Die bereidheid is er volgens mij als maar duidelijk is dat het kabinet niet met nog meer van hetzelfde komt en dat er echt ruimte is voor een vervolgstap. Dan is er de ruimte om te spreken. Dat is mij uit alle gesprekken die ik gevoerd heb wel duidelijk geworden. Als u aangeeft dat we niet nog een keer de plaat van de afgelopen weken herhalen maar er ruimte is voor een vervolgstap, zit u volgens mij misschien zelfs wel binnen een uur aan tafel.  Minister Rutte: Maar nou zijn we echt aan het onderhandelen in de Kamer. De heer Slob is iemand die de goede verhoudingen altijd heel scherp bewaakt. Ik zou hem echt in overweging willen geven om dit deel van het stenografisch verslag nog even terug te lezen, want ik kan me niet voorstellen dat het aan zijn eigen hoge normen voldoet. Laten we nou niet hier de onderhandelingen met de politiebonden voeren. Dat is echt onverstandig.  De heer Slob (ChristenUnie): We voeren hier geen onderhandelingen maar, zoals ook collega Samsom doet, proberen om de partijen een keer aan tafel te krijgen. We zitten al wekenlang in een impasse en die moet een keer doorbroken worden. Daarvoor bent u ook aan zet. Als u het niet doet, is dat natuurlijk uw keuze, maar volgens mij hebt u kansen.  Minister Rutte: Ik zeg niet dat we niet praten. We proberen te praten, maar ik leg het complexe uit van wat er ligt en het belang dat er ligt. Het complexe is dat drie vakcentrales hun nek hebben uitgestoken en een loonakkoord hebben gesloten. Dat hebben zij verdedigd in hun achterban en het is aangenomen. Dat leidt inmiddels tot concept-cao's voor een aantal rijkssectoren. Bij de politie en in een aantal andere sectoren is dat nog niet gelukt. We willen bij zowel de conceptakkoorden als zeker ook bij de akkoorden die er nog niet zijn, graag de FNV weer aan boord hebben. Maar daarin zit wel het dilemma. De sleutel ligt nu even bij die uitspraak van de rechter. Die duurt helaas nog twee weken. Ik zei al toe aan de heer Samsom: als het eerder lukt om met de FNV in contact te komen, doen we dat en krijgt de Kamer onze brief ook absoluut eerder.  Voorzitter. Ten aanzien van het blok economie en koopkracht heb ik alleen nog een korte reactie te geven op de verschillende tegenbegrotingen, tenzij — ik zie de heer Wilders boos kijken maar ik merk dat dit niet hierover is — er nog andere kwesties op tafel liggen.  Ik begin met de tegenbegroting van de ChristenUnie. Ik zal die niet helemaal in detail doorlopen, want we hebben er al uitgebreide analyses van gemaakt. In de kern zit er een andere keuze in die begroting ten opzichte van die van het kabinet. Dat heeft te maken met de discussie die we net voerden over de kinderopvangtoeslag, de IACK en meer geld naar het kindgebonden budget. Dat heeft natuurlijk ook bepaalde effecten. Ik denk dat die discussie wordt voortgezet bij de Algemene Financiële Beschouwingen.  De tegenbegroting van D66 komt in de kern samengevat hierop neer: meer banen maar dan accepteren we als D66 wel dat de koopkracht voor gepensioneerden en mensen met een uitkering lager uitkomt. Dat is een keuze. Dat is een andere keuze dan die welke het kabinet maakt. Ook hierbij kan ik mij voorstellen dat de discussie daarover met de D66-woordvoeder financiën verder wordt voortgezet bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Los van allerlei andere maatregelen die D66 voorstelt, denk ik in ieder geval dat op hoofdlijnen hierin het belangrijkste verschil zit, dit nog even afgezien van het vergroeningspakket.  De heer Pechtold (D66): En dus?  Minister Rutte: En dus? Nou, en dus ligt er ook nog een vergroeningspakket.  De heer Pechtold (D66): Kijk, dat valt mij nou tegen. Nou doet een partij haar huiswerk en komt ze met een aantrekkelijk plan waaruit ruim twee keer zo veel banen voortkomen en waarin hogere pensioenen er misschien iets slechter afkomen maar dan overigens niet conform het angstbeeld dat de minister-president neerzet: 75.000 banen ten opzichte van de 35.000 van het kabinet en 1,5 miljard vergroening op een verantwoorde wijze die extra teruggaat naar de koopkracht door het verlagen van de inkomstenbelasting. Dus ik zou zeggen: het reclamespotje van de premier had nog wel iets groter kunnen zijn. Mijn vraag is nu wat het kabinet gaat doen met deze voorstellen. Ik hoorde de minister van Financiën er de afgelopen 48 uur namelijk geïnteresseerd op reageren.  Minister Rutte: Ik denk dat dit echt een gesprek is dat we moeten voortzetten bij de Algemene Financiële Beschouwingen, waarbij vanuit het kabinet natuurlijk ook gekeken zal worden naar het draagvlak in de Eerste Kamer. Ik heb gisteren de vertegenwoordiger van het CDA, de heer Buma, horen zeggen — dat moeten we ook reëel in dit debat betrekken — dat voor zijn steun voor het pakket lastenverlichting hij het van groot belang acht dat de werkgelegenheidseffecten overeind blijven en dat hij op het terrein van vergroening een aantal kanttekeningen plaatst bij de te verwachten werkgelegenheidseffecten als zodanig. Dat is dus een gesprek dat bij die Algemene Financiële Beschouwingen moet worden voortgezet. Mijn bedoeling was niet om hiermee de begroting van D66 af te serveren; ik ben het geheel met de heer Pechtold eens dat er een heel fatsoenlijk voorstel ligt. Vanuit mijn eigen politieke kleur zou ik er misschien hier en daar nog iets van vinden, maar ik begrijp heel goed vanuit het perspectief van D66 waarom dit voorstel hier zo ligt en welke effecten ze beoogt. Ik zeg er wel bij dat het in termen van koopkracht andere effecten heeft dan hetgeen het kabinet beoogt. Op één punt wil ik nog wel de discussie voeren en dat betreft de intensiveringen in het LIV, de KOT en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Ik zei eerder al in een reactie op opmerkingen van de heren Slob en Van der Staaij dat je aan die knoppen ook niet eindeloos kunt draaien. We moeten dus oppassen dat het CPB-model niet doldraait. Maar goed, ik zie inderdaad wat D66 voorstelt. Ik ben het eens met de samenvatting van de heer Pechtold. Daarmee doet hij nog meer recht aan de tegenbegroting dan ik deed, waarvoor excuses. En laten we het verder oppakken bij de Algemene Financiële Beschouwingen. We zullen uiteindelijk toch moeten zoeken naar steun van voldoende partijen in de Kamer.  De heer Pechtold (D66): Maar ik hoop dan toch dat hier een premier staat en niet een gespreksleider. D66 laat onderbouwd met effecten, plus en min, zien andere keuzes te maken die niet radicaal zijn — ik weet dat ik anders namelijk weer wordt weggestuurd — waarbij echt gekeken is naar het kabinetsbeleid en naar de onderhandelingen die we eerder hebben getracht te voeren. Het effect daarbij ligt meer op het thema banen; ik heb vanochtend ook aangekondigd dat dit mijn thema voor vandaag en voor deze begroting is. Laat ik dan aan de minister-president vragen om één maatregel te noemen uit de voorstellen van D66 waarvan hij zegt dat hij daar bij de Algemene Financiële Beschouwingen geïnteresseerd met D66 verder naar wil kijken omdat hij het idee heeft dat die ook wel eens zou kunnen leiden tot een nog interessanter voorstel dan het kabinet zelf al van plan was.  Minister Rutte: Dat is eigenlijk wat ik al eerder zei. Wat mij natuurlijk interesseert aan de voorstellen van D66 zijn de werkgelegenheidseffecten, maar ik schets tegelijkertijd dat wij dan twee dilemma's hebben. Het ene dilemma is hoe je zorgt voor breed draagvlak in de Kamer, dat er toch zal moeten zijn. Als ik nu deze plannen vanuit de coalitie zou omarmen, eindigen wij met een te beperkt aantal zetels. Bovendien plaats ik kanttekeningen bij een aantal werkgelegenheidseffecten die direct voortkomen uit de vergroening. Ik denk dat je er ook een serieus debat over moet voeren als je het zo heftig doet, inclusief de invoering van een Maut voor vrachtauto's, die overigens niet mogelijk is in 2016 waarvoor die nu is opgenomen, want dat kost iets meer tijd. Bij Nederland als eindland, waar je niet doorheen rijdt maar wat echt het land is waar de auto's starten of terugkomen, moet je echt bekijken wat dat oplevert. De kolenbelasting afschaffen is natuurlijk in strijd met de afspraken uit het energieakkoord. Dus hier zit ook echt een aantal kanttekeningen aan. Ik kan de heer Pechtold niet alleen maar een pluim geven. Ik kan alleen maar zeggen dat wat mij aanspreekt, zijn ambitie is om de werkgelegenheidseffecten te vergroten. Dat vind ik ook onze gezamenlijke zoektocht. Ik heb daadwerkelijk zorgen, inhoudelijk en qua draagvlak, over het feit dat de vergroeningsvoorstellen veel verder gaan dan voor een meerderheid in de Kamer nodig is.  De heer Pechtold (D66): Ik ken de voordelen en de nadelen en ik sta ervoor.  Minister Rutte: Vanuit de coalitie is dat onze opvatting.  De heer Pechtold (D66): Ik vraag alleen dit aan de premier. We hebben voor de zomer met elkaar gesproken, toen wilde de coalitie geen keuzes maken. Dat leidde er bij mij toe dat ik er geen vertrouwen in had. Nu zie ik dat mijnheer Buma interessant is, dat mijnheer Pechtold interessant is, dat mijnheer Slob interessant is, dat mijnheer Krol al op het Torentje is geweest maar het te weinig vond. Ik wil hier gewoon open horen en transparant horen: hebben jullie ideeën van ons die worden overgenomen, ja of nee, en waar moet ik dan rekening mee houden? Ik mag dan toch wel vragen om er nu eens een te noemen waarbij ik dan in ieder geval het kabinet aan mijn zijde kan krijgen, mits anderen dat ook vinden? Dan heb ik tenminste het idee of het zin heeft.  Minister Rutte: Ik vind de voorstellen die D66 doet op het terrein van intensivering die positieve werkgelegenheidseffecten hebben zeer aantrekkelijk. Ik weet niet of de verregaande vergroeningseffecten — daarover maken wij ons vanuit de coalitie wel zorgen — ook die werkgelegenheidseffecten zullen opleveren. We moeten oppassen dat we het CPB-model niet doldraaien, zoals ik net al zei. Toen de gesprekken in de Guldenzaal op het ministerie van Financiën afbraken, lagen er ook verschillende oriëntaties op tafel waarvan het mijn inschatting was dat eruit te komen zou zijn, maar dan zou de dimensionering van vergroening wel aanzienlijk minder zijn dan hierin zit, vanuit de visie van het kabinet.  De heer Pechtold (D66): Een laatste poging. Stel nu dat de SGP en D66 — dan heb je toch wel twee uitersten — samen zeggen: laten we het lokale belastinggebied nu eens bekijken. Dan heb je toch wel een spectrum te pakken. Gaan we daar dan met het kabinet over praten, ja of nee?  Minister Rutte: We hebben meerderheden nodig. Het lokale belastinggebied zat ook in het kabinetsplan, dat weten we. In het kabinetsplan zat ook vergroening en ook het lokale belastinggebied, Als ik naar de vergroening kijk die D66 voorstelt, dan is dat maal vijf, heel heftig, dat kan ook negatieve effecten hebben, en bovendien is het in strijd met het energieakkoord waar het om de kolenbelasting gaat. Ik zie de heer Pechtold steeds blij kijken als ik zeg dat het goed is, maar teleurgesteld kijken als ik zeg dat het minder goed is. Dat is ook logisch, want ik geef ook een faire assessment van zijn begroting; ik denk dat wij het gesprek moeten voortzetten.  De heer Slob (ChristenUnie): Over de tegenbegroting van de ChristenUnie, die wij ook door het CPB hebben laten doorrekenen, zegt de minister-president dat hij daar wel verder over wil praten. Van mijn kant stel ik hem dan ook de vraag over welke onderdelen hij verder wil praten en waar dat gesprek dan toe zal leiden.  Minister Rutte: Als je verder praat, ben je dus bereid met elkaar verder te praten. Ik begrijp van de heer Slob dat de ChristenUnie geïnteresseerd is in de vraag hoe de eenverdieners beter kunnen worden gepositioneerd. Ik heb al eerder geschetst dat dat natuurlijk ook effecten heeft op de werkgelegenheid. Dat is niet een gesprek dat wij een met elkaar voeren, we moeten zoeken naar de uiteindelijke meerderheid. Ik heb ook de heer Buma gehoord, die heeft gezegd dat voor hem maar een ding belangrijk is, dat zijn de werkgelegenheidseffecten. Dus als wij kijken naar meerderheden hier en in de Eerste Kamer, dan heeft het niet zoveel zin dat de heer Slob en ik het eens worden.  De heer Slob (ChristenUnie): Als je met elkaar verder praat, dan moet er ruimte zijn bij het kabinet voor aanpassingen, en die proef ik in de woorden van de minister-president. Het punt van de eenverdieners is één onderdeel van onze tegenbegroting. Wij hebben het ook over chronisch zieken en gehandicapten. Wij hebben het over gezinnen met een gehandicapt kind. Dat zit in onze aanpassing van het pakket van 5 miljard. Daarnaast zijn er de twee grote, mondiale problemen van deze tijd: de vluchtelingenproblematiek en het klimaatprobleem. Ook daar doen wij voorstellen voor. Ik begrijp dat er ruimte is om over deze onderwerpen breed te praten en te bekijken of wij bij de Algemene Financiële Beschouwingen tot conclusies kunnen komen.  Minister Rutte: Ja, daar is ruimte voor, maar ik moet er een "maar" aan toevoegen. Dat is flauw, maar wel fair. Van de heer Buma heb ik gehoord — en dat is ook de visie van het kabinet — dat hij best accepteert dat er aanpassingen komen, maar dat hij dat wel wil beoordelen op het totale werkgelegenheidseffect. Dat is voor hem bepalend. Wij zullen met elkaar moeten bekijken hoe wij richting de Algemene Financiële Beschouwingen tot een draagvlak komen. Dat lijkt mij prima. Vroeger zouden wij dat in een zaaltje hebben gedaan, maar ik krijg de heer Buma met geen stok zo'n zaal in, dus het zal gewoon in het openbaar moeten.  De heer Slob (ChristenUnie): Begrijp ik dat de heer Buma nu een soort ijkpunt voor het kabinet is geworden? Als de minister-president een voorstel hoort, gaat hij langs mijnheer Buma met de vraag: mijnheer Buma, wat vindt u ervan? Ik vraag het hem zelf maar: mijnheer Buma, vindt u dat wij iets moeten doen voor chronisch zieken en gehandicapten?  De voorzitter: Dat kunt u in tweede termijn aan mijnheer Buma vragen. U kunt nu vragen stellen aan de premier.  De heer Slob (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter, u staat ook toe dat de minister-president zijn beantwoording koppelt aan een Kamerlid dat in mijn rug zit. Dan moet ik toch een beetje bijdraaien, zij het uitsluitend letterlijk. Ik sta in feite precies goed: precies tussen mijnheer Buma en de minister-president in. Dan kunnen wij mooi zaken gaan doen.  De voorzitter: Als wij dat zo zouden organiseren, zou u precies goed staan, maar u staat ook precies goed ten opzichte van de minister-president. Als u met uw neus in zijn richting staat, kunt u een vraag tot hem richten. Als de heer Buma hier straks staat, kunt u een vraag tot hem richten.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag de minister-president: is het nu een kwestie van startpunt-Buma en dan de rest? Of gaan wij gewoon naar de inhoud kijken en bekijken of wij daar een breed draagvlak voor kunnen vinden?  Minister Rutte: Startpunt is het kabinetsplan. Daar staan wij voor.  De heer Pechtold (D66): En dan Buma!  Minister Rutte: Dat kabinetsplan leidt tot goede werkgelegenheidseffecten etc. Wij willen de hoofdlijnen overeind houden. Verder zijn wij bereid om met iedereen in gesprek te gaan bij de Algemene Financiële Beschouwingen, maar wij hebben wel een opvatting. En die opvatting ligt hier. Waar plannen te veel van die opvatting afwijken, gaan wij het niet eens worden. Waar plannen inpasbaar zijn, worden wij het wel eens. Zo simpel is het.  De heer Klaver (GroenLinks): De minister-president heeft toch wel een idee hoe hij aan een meerderheid gaat komen voor zijn plannen voor lastenverlichting? Of zegt hij alleen maar: de oppositie heeft geen meerderheid in de Eerste Kamer en moet alles op alles zetten om die meerderheid te vinden? Het probleem wordt bij de oppositie gelegd. Ik hoor D66 en ChristenUnie spreken over hun common grond: vergroening van de belastingen. Als ik dat optel, zie ik dat daarmee een meerderheid kan ontstaan in de Eerste Kamer. Waarom wordt dat niet aangegrepen? Welke richting wil het kabinet op? De minister-president gaat toch niet afwachten hoe de bal in deze Kamer precies rolt? Welke richting kiest de premier?  Minister Rutte: Volgens mij zei ik het daarnet al. De richting die het kabinet op wil, is die van het eigen plan. Daar staan wij achter; dat vinden wij een goed plan. Voor dat plan willen wij ook een meerderheid krijgen. Andere partijen kunnen voorstellen doen die ons plan niet ten principale raken. De bijdragen beluisterend denk ik dat dat kan. Normaal gesproken zou je dan een zaaltje opzoeken. Maar omdat de heer Buma daar niet naar binnen wil, gaan wij het in het openbaar doen.  De heer Klaver (GroenLinks): Prima, daar kijken wij naar uit. Ik neem aan dat de minister-president nog op onze tegenbegrotingen, zowel de klimaatbegroting als de gewone tegenbegroting, zal ingaan. Het betekent dus dat overal over gesproken kan worden en dat alle klimaat- en vergroeningsmaatregelen aan de orde kunnen komen. Ik hoorde de minister-president zojuist allerlei hekjes plaatsen. Een kolenbelasting zou eigenlijk niet kunnen, een Maut is onmogelijk, een energiebelasting is moeilijk. Dan zijn zo ongeveer de hele tegenbegroting van D66 en de helft van onze tegenbegroting opzij geschoven.  Minister Rutte: Er blijft nog veel over voor D66.  De heer Klaver (GroenLinks): Valt over vergroening in den brede te spreken? Ligt er nergens een taboe op?  Minister Rutte: Op vergroening als zodanig ligt geen taboe. Het hoofddoel van het kabinetsvoorstel is om de werkgelegenheid te bevorderen en dan moet je oppassen met vergroeningsmaatregelen die daaraan contrair gaan. Nog los van het feit dat ik daardoor mijn draagvlak in de Kamer kwijt zou raken, ik raak daarmee ook het draagvlak in mijn eigen coalitie kwijt en dat wil ik niet. Wij hebben dus geen taboes, absoluut niet, maar we willen wel dat die 5 miljard wordt besteed. Wij zijn erg enthousiast over ons eigen voorstel daarvoor. De heer Buma is dat in grote lijnen ook, maar anderen willen er meer aan wijzigen. We gaan kijken of het lukt om dat allemaal in te passen en ik denk dat we daaruit moeten kunnen komen.  De heer Krol (50PLUS): Ik word nu toch nieuwsgierig, want de minister-president is allerlei afspraken aan het plannen. Ik denk dat mijn beide collega's aan de overzijde daarin ook geïnteresseerd zijn. Wij hebben dan weliswaar geen tegenbegroting ingediend, maar dat hij zal mij als eenmansfractie niet kwalijk nemen. Valt er wellicht toch met hem te praten over wat hij in het voorwoord schrijft, namelijk dat er eerlijk gedeeld moet worden? Valt er toch te praten over koopkrachtverbetering voor de ouderen? Hij gaf zelf toe dat die achterblijft.  Minister Rutte: Ik kan alleen maar herhalen wat ik net zei: het is onmogelijk om dat nu hier op te lossen. Het kabinet heeft een opvatting en die ligt nu voor. Tegelijkertijd willen wij natuurlijk voor die opvattingen de steun van een zo brede Kamermeerderheid dat die voorstellen ook door de Eerste Kamer kunnen zeilen. Als ik door mijn oogharen naar de voorstellen kijk, denk ik dat dat moet lukken en dat we eruit moeten kunnen komen. Misschien ook niet, maar ik denk dat het wel kan en dat we het moeten proberen.  Voorzitter. Over een aantal onderdelen van de tegenbegroting van de Socialistische Partij hebben we al met elkaar gediscussieerd. Je ziet in die begroting een behoorlijke verschuiving van de uitgaven, namelijk een verhoging van de uitgaven met zo'n 3 miljard, een lastenverzwaring van 1,6 miljard en een verslechtering van het EMU-saldo. Verder zie je een behoorlijke herverdeling van het inkomen van werkenden naar inactieven. Daar hebben we het net al over gehad. Dat is een keuze die duidelijk in de begroting zit en in die zin is het ook een heel herkenbare begroting. Er staat onder andere een verhoging in van de bijstand met 1%. Dat zorgt er in combinatie met een aantal andere maatregelen wel voor dat de werkgelegenheidseffecten minder positief zijn dan die van de kabinetsvoorstellen. Daarnaast zie je een aantal aanpassingen in de schijven. Het tarief van de vierde schijf wordt verhoogd. Nou goed, ik kan er nog veel meer over zeggen, maar ik licht er nu even een paar dingen uit. Ik denk dat het een heel herkenbare SP-begroting is. Die btw-verlaging begrijp ik nog steeds niet, maar de rest is best herkenbaar.  De heer Roemer (SP): Bredero zei ooit "het kan verkeren". De btw laag houden stond jarenlang in VVD-verkiezingsprogramma's.  Minister Rutte: Ja. Daarom verbaast u mij zo.  De heer Roemer (SP): Diederik Samsom hing in 2012 in alle bushokjes van Nederland met de boodschap dat hij de btw laag wilde houden. Zet ze samen in een hok en ze doen het tegenovergestelde! Het kan verkeren.  Het is leuk dat u een aantal dingetjes uit onze tegenbegroting haalt, maar het zou wel zo eerlijk zijn als u die begroting in zijn geheel had beoordeeld. U zegt dat er een maatregel in zit die banen zou kosten, maar voor het geheel is het tegendeel waar, want het verlagen van de btw levert weer heel veel banen op. Als je de verhuurderheffing nu al voor een deel omzet in een investeringsplicht, levert dat 20.000 banen op. Als je de thuiszorgbezuinigingen terugdraait, levert dat 20.000 banen op. Onze investeringen in zorg, justitie en onderwijs leveren duizenden banen op. Een beetje eerlijkheid, premier, alsjeblieft. Wees een keer een beetje eerlijk.  Minister Rutte: Maar het is niet gratis. Daar hoeft de heer Roemer toch niet voor weg te lopen.  De heer Roemer (SP): Niks is gratis! Daarom hebben we het door laten rekenen.  De voorzitter: Mijnheer Roemer!  De heer Roemer (SP): Ja, voorzitter.  De voorzitter: De premier is nu aan het woord. U hebt net het woord gehad. Nu is de premier aan het woord.  Minister Rutte: Ik vind het, gezien zijn politieke positie, volkomen begrijpelijk dat de heer Roemer het zo doet, maar ik zou wel tegen hem willen zeggen dat hij moet erkennen dat het ten koste gaat van meer belastingen en een verslechterend saldo. Hij investeert extra in de publieke sector en dat moet ergens van betaald worden. Dat doet hij door de lasten te verhogen en door het financieringstekort te verslechteren. Dat is een keuze die het kabinet niet maakt, omdat wij het voor een verder herstel van de economie juist belangrijk vinden dat de lasten laag zijn en dat ook de overheidsfinanciën gezond blijven. Ook het kabinet verhoogt echter — daarover zijn de SP en het kabinet het eens — de uitgaven voor de zorg, voor de sociale zekerheid en voor het onderwijs, zij het in mindere mate dan de SP dat doet. Als wij dat zouden doen in de mate waar de SP voor kiest, dan zou dat in onze ogen te veel ten koste gaan van de belastingdruk en het saldo.  De heer Roemer (SP): Het saldo is minimaal, ik geloof net zoveel als in andere tegenbegrotingen. Dus leuk dat de premier ons eruit haalt, maar hij moet het vooral zelf doen. Als je het hebt over een eerlijke verdeling: dat klopt. Bepaalde partijen die nu in het kabinet zitten, hebben ook altijd geroepen dat ze voor een eerlijke verdeling waren. Wij houden woord. Wij laten het doorrekenen. We hebben er plannen bij. Mensen die fors verdienen, mogen nu eindelijk ook eens een serieuze bijdrage leveren om onze voorzieningen in stand te houden. Banken die voor miljarden gered zijn en die nu forse winsten maken, mogen nu ook een bijdrage leveren aan de samenleving. Die hebben ze ook altijd van ons gevraagd. Wees nu toch eens eerlijk en zeg waar het vandaan komt! De premier mag het met ons oneens zijn. Dat beschouw ik eerder als een compliment, want wij kiezen inderdaad voor eerlijke lasten, voor een eerlijke verdeling; wij zorgen ervoor dat de mensen die onder de streep niks krijgen, er bij ons op vooruit gaan, want als het zuur daar jarenlang het hardst heeft neergeslagen, wordt het tijd dat het zoet daar ook een keer terechtkomt.  Minister Rutte: Behalve dat het niet beter wordt puur omdat je steeds het woord "eerlijk" toevoegt. Het is namelijk maar een relatief begrip of je iets eerlijk vindt. De SP maakt hier allemaal heel herkenbare keuzes die ik vanuit de traditie van de partij herken. Ik weet niet waarom de heer Roemer zo geagiteerd doet. Ik meen oprecht dat hij hier een tegenbegroting neerlegt die ik herken, nogmaals, op de btw-maatregel na.  Dan kom ik bij GroenLinks. Ook daarvan hebben we geleidelijk aan een aantal aspecten besproken. Daar zie je een forse verhoging van de uitgaven en een verzwaring van de lasten. Dat heeft op zich op het saldo zelf maar een marginaal effect, omdat tegenover de hogere uitgaven ook hogere lasten staan.  Daarnaast is er ook een klimaatbegroting ingediend, waarvoor complimenten. Niet voor alle maatregelen die erin staan, maar wel voor het feit dat die er ligt. Er staan veel maatregelen in om de CO2-uitstoot verder te reduceren, waaronder ook de verhoging van de energiebelasting waar wij het net even over hadden en vooral ook het niet-afschaffen van de kolenbelasting. Ik maak het misschien weer ingewikkeld, maar dat zou in strijd zijn met het energieakkoord. Ook deze begroting vind ik zeer herkenbaar en ik zie uit naar de verdere gesprekken daarover, ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Dan kunnen we bezien of GroenLinks mee kan doen en zich kan invoegen in een bredere afspraak over die 5 miljard.  De heer Klaver (GroenLinks): Ook wij zien uit naar de Algemene Financiële Beschouwingen, maar de klimaatbegroting hebben wij niet ingediend om 5 miljard lasten te kunnen verlichten of om de begroting op orde te krijgen. Het gaat om de vraag of we erin slagen tussen 2016 en 2020 de CO2-uitstoot terug te dringen met 25%. Met andere woorden: kunnen wij voldoen aan de klimaatuitspraak? Nu is de vraag aan de premier of hij tussen alle maatregelen die erin staan en die gelukkig herkenbaar GroenLinks zijn, nog iets heeft gezien waarover hij nog niet eerder had nagedacht en waarvan hij nu denkt: daar kunnen we best in 2016 mee starten.  Minister Rutte: Het zijn niet ineens heel nieuwe voorstellen. Dat verwijt ik GroenLinks niet. We doen het met zijn allen al zoveel jaren dat we ongeveer wel alle knoppen kennen. Ik zie ook GroenLinks aan de bekende knoppen draaien, wat ik vanuit GroenLinks gezien ook volkomen begrijp. Er zitten niet ineens heel nieuwe dingen bij — dat zou me ook verbazen — behalve misschien dat er ten opzichte van de periode-Halsema iets minder inzet is op arbeid en iets meer op groen.  De heer Klaver (GroenLinks): Bedankt voor deze duiding, maar ik vroeg iets anders. Ik vroeg of de minister-president wellicht nog op andere gedachten is gebracht. Het kabinet onderneemt geen extra actie in 2016 om de CO2-uitstoot extra terug te dringen en om recht te doen aan de uitspraak van de rechter. Mijn vraag is of wij misschien nog een suggestie hebben gedaan waarvan de premier zegt: naar die maatregel gaan we in ieder geval nog even beter kijken; misschien wat we daar toch mee zouden kunnen starten in 2016. We moeten immers die klimaatuitspraak uiteindelijk wel halen. We moeten de CO2-uitstoot met 25% terugdringen in 2020. Zat er nu helemaal niets tussen wat de premier op zijn minst aan het denken heeft gezet?  Minister Rutte: Ik wil niet flauw doen en het is ook helemaal geen verwijt aan GroenLinks, maar er zitten niet ineens heel nieuwe dingen in. Er zitten allemaal zaken in die wij kennen uit de kring van GroenLinks, wat ook volkomen logisch is. Die partij is in ieder geval de afgelopen jaren heel consistent. Er zit een eerste schijf in met 20% van het gasverbruik van 1.500 m3. Volgens mij komt dat rechtstreeks uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks; ik heb dat eerder gezien. Verder noem ik het niet afschaffen van de kolenbelasting en de fiscale investeringsaftrek voor particulieren die investeren in het verduurzamen van hun woning. Er zitten allemaal zaken in die zeer herkenbaar zijn, maar ik wil voorkomen dat ik hier nu ga zeggen dat we dat en dat gaan doen. Wij moeten met elkaar proberen de komende tijd tot iets te komen. Het kabinet heeft daar een opvatting over en heeft een voorstel neergelegd. Voor ons zijn de werkgelegenheidseffecten leidend. Wij zullen zien of we de verschillende ambities kunnen invoegen richting de AMvB.  De heer Klaver (GroenLinks): De premier gaat in op onze tegenbegroting. Wij hebben niet voor niets twee producten gemaakt, namelijk ook een klimaatbegroting. Daarin rekenen wij niet in miljarden, maar in megatonnen CO2 om ervoor te zorgen dat wij de CO2-uitstoot terugdringen. Dit kabinet heeft aangegeven in 2016 niets extra's te gaan doen, terwijl dat eigenlijk wel nodig is om de ambitie te halen dat in 2020 de CO2-uitstoot met 25% is verminderd. Mijn vraag is dus niet gerelateerd aan het belastingstelsel of aan 5 miljard lastenverlichting. Is de minister-president bereid om door ons voorgestelde maatregelen te bekijken of verder te onderzoeken om de CO2-uitstoot terug te dringen? Of zijn er maatregelen waarvan hij zegt: ik weet het nog niet zeker, maar ik wil het gesprek hierover verder aangaan? Dat hij het waardeert en dat het allemaal herkenbaar GroenLinks is, hoef ik niet van de minister-president te horen. Is hij bereid om zaken te doen, om stappen te zetten om klimaatverandering tegen te gaan?  Minister Rutte: Op de klimaatverandering kom ik terug als ik over Urgenda spreek. Ik heb natuurlijk kennisgenomen van de voorstellen van GroenLinks die leiden tot 19 megaton extra reductie in 2020. Ze hebben vanzelfsprekend ook allerlei andere effecten, maar ik heb die voorstellen gezien. Ik zal er graag nader op ingaan als ik bij Urgenda kom.  Ik wil ook nog iets zeggen tegen de heer Van Vliet. Deze eenmansfractie heeft een tegenbegroting ingediend. De uitgaven worden met bijna 3 miljard verlaagd, de lasten worden verlicht en het EMU-saldo verbetert in belangrijke mate. Zijn partij is de enige die het EMU-saldo verbetert ten opzichte van het kabinetsbeleid. Ik begrijp dat hij niet meer bij de PVV zit. Hij doet een heel aantal voorstellen. Sympathiek vond ik het verlaagde btw-tarief voor sportwedstrijden, kermissen en attractieparken. O nee, dat is niet aardig, want die wil hij juist afschaffen. Ik dacht dat hij het btw-tarief wilde verlagen, maar hij wil het verlaagde btw-tarief afschaffen. Neem mij niet kwalijk. Maar goed, hij heeft een heel aantal voorstellen. Hij schaft de fiscale voordelen voor milieuvriendelijke investeringen van bedrijven af: de EIA, de MIA en de Vamil. Ik weet niet of dat heel verstandig is, als je de klimaatdoelstellingen op een zodanige manier wilt bereiken dat het bedrijfsleven er nog een beetje van profiteert. Op zichzelf is de begroting herkenbaar vanuit een wat rechtsere invalshoek. Dank en complimenten, niet voor alle inhoud, maar wel voor het feit dat de begroting er ligt.  Het volgende onderwerp is arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Er is gevraagd waarom de grens voor de premiekorting voor het in dienst nemen van oudere werklozen is verhoogd van 50 naar 56. Dat is gebeurd in het kader van het pensioenakkoord uit 2013. Het past ook bij de gestegen arbeidsparticipatie onder deze leeftijdscategorie. Het was onderdeel van de dekking om de pensioenopbouw minder te versoberen dan in het regeerakkoord was voorzien.  Gevraagd is hoe wij omgaan met oudere werklozen. Iedere werkloze is er volgens het kabinet één te veel. Dat geldt zeker voor ouderen. Alles wat het kabinet doet, is gericht op herstel van werkgelegenheid en meer banen. Nogmaals, gelukkig zijn er in de afgelopen vijf kwartalen 100.000 banen bij gekomen. Wij zitten weer op het niveau in arbeidsuren van voor de crisis. Het beleid om de AOW-leeftijd te verhogen is goed voor zowel de structurele werkgelegenheid als de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Daarom ligt het in onze ogen niet voor de hand om de pensioenleeftijd, al is het eenmalig, te verlagen zoals de heer Krol voorstelde. Dat is slecht voor de arbeidsparticipatie en het kost veel geld.  De heer Krol (50PLUS): Ik heb nog niet echt helder voor de geest staan waarom het nou verstandig is om bij de oudere werklozen een en ander te verhogen van 50 naar 56, juist als het daar heel hard nodig is. En ik had ook nog gevraagd hoe het staat met de projectgroep die de voortgang rond dit thema moet monitoren, die is afgesproken bij de Beleidsagenda 2020.  Minister Rutte: Wij hebben geprobeerd de projectgroep terug te vinden. Het lijkt te slaan op een afspraak tussen partners in de Stichting van de Arbeid uit 2010. Daar is het zoeken gestopt. Wij kunnen er verder niks meer over vinden.  De heer Krol (50PLUS): Ik ben zo bang dat de premier kan stoppen met zoeken. Ik ben zo bang dat het wel beloofd is maar dat het niet gebeurd is.  Minister Rutte: De afspraak die wij kunnen terugvinden, is er een van sociale partners uit 2010. Dat zijn sociale partners. Wij konden verder niks terugvinden, bij Sociale Zaken niet en bij AZ niet.  De heer Pechtold (D66): Ik zou willen kijken of wij nog wat kunnen doen aan de ouderen die op zoek zijn naar een baan. Dat vind ik een kwetsbare groep in de arbeidsmarkt. D66 is een van de partijen geweest die de sectorplannen tot het laatst gesteund heeft, als een van de weinigen. Ik ga niet zo ver als wat anderen zeiden, namelijk: geld zoekt naar plannen. Zo zie ik het niet, maar er is nu, nu de crisis bijna over is, toch nog zo'n 150 miljoen over. In mei, toen de laatste tranche werd ingezet, was er maar één aanvraag. Ik zou willen kijken of het kabinet bereid is om dat resterende deel in te zetten om de 50-, 55-plusser wat makkelijker aan een baan te gaan helpen. Wij zouden dat verder kunnen oppakken bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken, maar ik zou daar hier op z'n minst een beetje groen licht voor willen krijgen.  Minister Rutte: Eerst moet ik iets opmerken. De heer Buma heeft gisteren ook gekeken naar die banenplannen. Dat is eenmalig geld. De heer Buma had dat gisteren in gedachte als dekking voor problemen bij Veiligheid en Justitie. Dat is lastig met eenmalig geld. Bij de heer Pechtold zou het misschien wel kunnen met eenmalig geld, maar het is niet zo dat de bedragen die genoemd worden kloppen. Er is op dit moment een derde tranche van 32 plannen. Die zijn ingediend en worden nu beoordeeld. In november weten wij wat er nog over is. Dan zal de minister van Sociale Zaken dan aan de Tweede Kamer melden. Dat gaat dus wel om incidentele middelen. Dat is misschien het moment om de suggestie van de heer Pechtold erbij te betrekken en te bezien wat wij kunnen doen speciaal gericht op de ouderen. Dat is eigenlijk ook in de traditie van die plannen. Maar wij hebben echt zicht op die besteedbare ruimte in november.  De heer Pechtold (D66): Inderdaad, het gaat om eenmalig geld. November klinkt een beetje ver. Ik zou willen kijken of wij iets eerder het overzicht kunnen krijgen van welke plannen die nu zijn aangevraagd, na een goede beoordeling opgaan voor de derde tranche. Als er geld over is, dan zou ik van het kabinet op z'n minst groen licht willen om zoiets als het actieplan 50-plus met dat geld te stimuleren. Nogmaals, wij hebben dat gesteund, maar dat geld liep een beetje achter de crisis aan. Ik vind dat dat zo snel mogelijk moet worden uitgegeven voor het doel werkgelegenheid en zeker voor de kwetsbare groep 50-plussers die werkloos zijn. Kunnen wij iets sneller dat overzicht krijgen en met name zicht krijgen op de ruimte? Kunnen wij min of meer de toezegging krijgen dat er dan prioritair wordt gekeken naar deze doelgroep?  Minister Rutte: Laten wij het als volgt doen. Wij kunnen die 32 plannen niet overnight beoordelen, maar misschien kunnen wij een beetje gezamenlijk oplopen. Dat moet gebeuren. Tegelijkertijd wordt zichtbaar wat er nog voor ruimte is. De ambitie die bij D66 leeft, hebben wij heel goed verstaan. Dat past op zichzelf ook bij de aanpak van de sectorplannen, die gericht zijn op het behoud en het herstel van werkgelegenheid. Dus laten wij de komende weken even kijken hoever wij komen, maar ik ga hier niet toezeggen dat wij al voor november precies weten hoeveel geld er over is, want de beoordeling van die 32 plannen heeft echt even tijd nodig.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Een van de hinderpalen op de arbeidsmarkt is het tweede jaar loondoorbetaling bij ziekte, met name bij kleine ondernemers. Er is inmiddels een breed beeld dat dat anders moet, dat dat tweede jaar niet langer kan, maar het kabinet wekt de indruk nog steeds aan het denken te zijn. Is de minister-president bereid toe te zeggen dat er voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken een voorstel van het kabinet ligt over de wijze waarop hier verder mee moet worden omgegaan?  Minister Rutte: Feit is dat het ook haken en ogen heeft als je de periode van loondoorbetaling bij ziekte verkort. Het is natuurlijk niet zo dat de kosten van het tweede ziektejaar daarmee weg zijn. Die blijven. Daar komt natuurlijk bij dat ook in het huidige stelsel prikkels zitten die werken. Je moet het dus in zijn totaliteit bekijken. Ook moet je bekijken wie er dan voor opdraait. Het heeft ook gevolgen voor de verzekeringsmarkt. Waar we nu naar kijken, is of we oplossingen kunnen vinden om de knelpunten die kleinere werkgevers ervaren bij een loondoorbetalingsverplichting, te verminderen op een wijze die verantwoord is en draagvlak heeft. Er zijn moties ingediend door VVD en Partij van de Arbeid over re-integratie tweede spoor. Werkgevers moeten nu bij ziekte eerst proberen om aangepast werk in het eigen bedrijf te bieden en dan — dat is het tweede spoor — daarbuiten. Zeker voor het kleine mkb is dat lastig. We kijken of dat effectiever kan. Met al dat soort zaken zijn wij bezig. Ik begrijp dat de heer Buma vraagt om snel een update te sturen hoe dat zit. Dat gaan we doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Maar dan ook een voorstel, heb ik gezegd. Het kan immers niet zo zijn dat deze hele kabinetsperiode de minister van Sociale Zaken niet eens met een begin van een oplossing voor dit probleem komt. Dat het lastig is, is niet het enige probleem. Dat hebben we vandaag meer gehad. Maar een kabinet is er juist om lastige problemen op te lossen en niet om ze naar een volgend kabinet door te schuiven. Ik vraag dus om ook met oplossingen te komen voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken.  Minister Rutte: Of ten minste een analyse. Ik schetste net dat het afschaffen van de loondoorbetalingsverplichting in het tweede jaar ook een aantal praktische consequenties heeft die we ook hebben te bezien. Ik denk dat het goed is om in ieder geval het laaghangend fruit van die VVD/PvdA-motie ten aanzien van het tweede spoor uit te voeren. Dat kunnen we snel doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): En krijgen wij dan ook voor de behandeling van de begroting van SZW eindelijk dat interdepartementale beleidsonderzoek over zzp'ers? Daar wachten wij al heel lang op. Iedereen in deze Kamer dacht dat dit met Prinsjesdag zou komen, maar het is weer niet gekomen. Dus graag ook dat voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken met een oordeel van het kabinet daarbij.  Minister Rutte: Toegezegd!  De heer Krol (50PLUS): Ik hoorde de minister-president net zeggen dat ons voorstel voor die eenmalige verlaging van de AOW-leeftijd te duur zou zijn. Ik zou het toch zeer op prijs stellen als de minister-president dat eens zou willen laten doorrekenen, want het heeft ook heel veel voordelen. Zolang de werkloosheid zo hoog blijft, is toch elke arbeidsplaats die erbij komt, erg meegenomen? Misschien wil de minister-president niet alleen zeggen dat het te duur is maar het ook laten doorrekenen.  Minister Rutte: Dan kom ik toch terug bij een antwoord dat ik eerder vandaag gaf. Om een doorrekening te maken, moeten we het begin van een aanknopingspunt zien. Anders worden we toch meer een wetenschappelijk bureau; we zijn een regering. Ik zie hier echt geen aanknopingspunten. Ik zou de heer Krol dus willen vragen om te kijken of hij een andere plek kan vinden voor zo'n doorrekening. Als we daar werkelijk op geen enkele manier een aanknopingspunt in vinden, vind ik dat te veel bezigheidstherapie voor de coalitie.  De heer Krol (50PLUS): Misschien dat dat een agendapunt is voor die ontmoeting die we binnenkort gaan plannen.  Minister Rutte: Het punt was nu juist dat die er niet komt, omdat de heer Buma dat niet wil. We gaan het allemaal in het openbaar doen. Nu wordt de heer Buma weer wakker. Het ging om de vraag of er een ontmoeting is gepland rond het Belastingplan, zo zeg ik tegen de heer Buma. Die is gepland, en die heet de Algemene Financiële Beschouwingen.  Dan kom ik bij het feit dat gisteren ook uit de hoek van de coalitiepartijen beschouwingen zijn gegeven over de arbeidsmarkt en maatregelen zijn gesuggereerd op het terrein van die arbeidsmarkt. Dat zijn deels voorstellen waarvan ik toch wel taxeer dat die wat verder weggeplaatst waren en misschien zelfs over 2017 heen. Wat mij beviel is dat ik, hoewel in de commentaren in de media het beeld werd geschetst dat partijen zeer uit elkaar liepen, toch ook heel veel zaken hoorde die convergeerden. Het is natuurlijk waar dat deze twee partijen over heel veel zaken verschillend denken.  Laat ik nou eens kijken naar de doelstellingen die ik heb gehoord. We moeten bewerkstelligen dat sectoren, bedrijven en mensen zich aanpassen aan de arbeidsmarkt van de toekomst. Dat is namelijk voor iedereen goed. We moeten ervoor zorgen dat mensen vaker van werk naar werk gaan en van sector naar sector kunnen overstappen. Dat hoorde ik ook in beide betogen. Dat leidt tot minder onzekerheid en minder verlies aan vaardigheden. Er werd ook betoogd dat het belangrijk is dat het onderwijs daarop aanhaakt en dat de arbeidsmarkt daarop aanhaakt. De baan voor het leven is steeds minder gangbaar. Dat is een feitelijke constatering. Ik denk overigens dat de sectorplannen daar nog steeds een bijdrage aan kunnen leveren. Laten we eens kijken naar wat het kabinet nu gedaan heeft en nog gaat doen. Hervormingen op bijvoorbeeld het terrein van de WW. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een reële kans op die arbeidsmarkt bieden. Voorkomen dat werkzekerheid de vorm van een schijnconstructie aanneemt; ook iets waarover we het eens zijn. Daar nemen we ook maatregelen tegen door er tegelijkertijd voor te zorgen dat arbeidscontracten goedkoper worden, want dat is ook van belang. Denk aan de lastenverlichting op arbeid waarover we net uitvoerig spraken. Denk aan het lage-inkomensvoordeel, het LIV, dat de heer Samsom het LAV had willen noemen, de tegemoetkoming van €2.000 om iemand met een laag inkomen in dienst te nemen.  Dat zijn allemaal hervormingen die het kabinet de komende periode met de sociale partners gaat implementeren. Dat moet ook zorgvuldig gebeuren. We zijn er nog niet. Er wordt 300 miljoen euro geïnvesteerd in de verhoging van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast houden werkende ouders meer geld over dankzij de IACK. Ook daarover hebben we vandaag al gesproken. Dan is er het wetsvoorstel in de Eerste Kamer, thans aan de orde, over doorwerken na de AOW-leeftijd. Dat draagt ook bij aan deze door beide partijen uitgedragen langeretermijndoelstellingen. Ik wijs op de werkagenda voor de toekomst van het pensioenstelsel waarover dit kabinet nog verstrekkende voorstellen wil doen. Ik wijs ook op het advies dat binnenkort verschijnt ten aanzien van het TAW, het hele stelsel van werknemersverzekeringen en het belang dat de werknemersverzekeringen ook draagvlak houden bij de middengroepen. Dat is van grote betekenis. Dat zijn allemaal zaken waarvan ik, als ik luister naar de betogen van de heren Zijlstra en Samson, ook wel vaststel dat er divergerende elementen in zitten die wat verder in de toekomst staan, maar ik hoorde ook veel convergerends, wat ook aansluit op de agenda van dit kabinet en de manier waarop wij een aantal doelstellingen op de arbeidsmarkt willen bereiken.  Nog een paar zaken op dit punt, te beginnen bij het quotum. Het CDA is daar duidelijk geen groot liefhebber van. Het wil eigenlijk geen quotum voor arbeidsgehandicapten. Maar goed, we hebben afspraken gemaakt over het creëren van banen voor deze doelgroep. De eerste meting van Sociale Zaken op dit vlak is optimistisch. Het is ook een stok achter de deur en is onderdeel van de afspraken met werkgevers en werknemers.  De heer Buma had een gedachte over de inzet van loonkostensubsidies in plaats van loondispensaties. Op dat punt zijn zoals bekend afspraken gemaakt in het sociaal akkoord die ook in wetgeving zijn verankerd. Er ligt ook een motie-Van Weyenberg/Heerma. Naar aanleiding daarvan wordt onderzoek verricht naar de effectiviteit van loonkostensubsidie en loondispensatie. Dat debat zullen we zeker nog voortzetten.  Op het terrein van de ketenbepaling is al het nodige debat gevoerd. Er wordt nu bekeken of de aanscherping van de ketenbepaling snel kan worden geëvalueerd. Daarover zijn toezeggingen gedaan. Over loondoorbetaling bij ziekte hebben we net gesproken en over het IBO-zzp hebben we net afgesproken dat de reactie zo snel mogelijk komt, in ieder geval ruim voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken.  Ik meen daarmee alle vragen aangaande de arbeidsmarkt te hebben beantwoord.  De heer Samsom (PvdA): Niet alle voorstellen gingen over na 2017. Er is nog heel veel werk te doen. Ik haal er twee punten uit waarvan ik niet helemaal zeker weet of de minister-president daarover een toezegging heeft gedaan, want hij ging er snel doorheen. Ik heb gevraagd of het kabinet — ik denk dat dit de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreft — onderzoek kan doen naar de voordelen die het zogenaamde Zweedse model ons kan bieden, namelijk de mogelijkheden om het verlof nog iets beter te combineren met werk. Werk is belangrijk, maar daarnaast zijn er soms nog veel belangrijker zaken.  Een andere vraag is of de mogelijkheden die zijn gecreëerd in het sociaal akkoord voor de "van werk naar werk"-constructies, wat meer handen en voeten kunnen krijgen. Ook die vraag ligt op het terrein van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.  Minister Rutte: Dat laatste wordt meegenomen in de reactie op het TAW-advies. Op de eerste vraag kan ik antwoorden dat wij dat al doen. Er is in de aanloop van de in 2016 te houden bijeenkomst over arbeid en zorg door het kabinet aan de SER om advies gevraagd op het punt van werken en leven in de toekomst. Dan gaat het ook om de combinatie van arbeid en zorg. Dat onderzoek is daarmee in gang gezet. Wij verwachten het SER-advies eind 2015. Dat zal dan in het eerste kwartaal van 2016, na die bijeenkomst over arbeid en zorg, voorzien van een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Daarbij zal ook worden ingegaan op mogelijkheden van het delen van verlof, het sparen van verlof, het verzekeren van verlof et cetera. Kortom, alle elementen uit het Zweedse model.  De heer Samsom (PvdA): Dat is mooi, want de laatste tijd verschijnen er namelijk weleens adviezen waar het kabinet wat langer op kauwt dan gemiddeld. Dit gaat in het eerste kwartaal van 2016 dus gewoon soepel naar de Kamer.  Minister Rutte: We gaan ons best doen.  De heer Roemer (SP): We hebben het hele blok inmiddels gehad. Aan het einde ervan vroeg ik me af waar de zelfreflectie van de premier is wat betreft zijn banenmotor. Hij is nu vijf jaar premier. Intussen is de werkloosheid met honderdduizenden opgelopen. Hij houdt nu een mooi praatje over het verlagen van kosten voor arbeid, waar de hele Kamer voor is, volgens mij. Dat zou dan banen opleveren. Maar als we naar 2016 kijken, zien we dat de werkloosheid nauwelijks terugloopt. Hij maakt mooie sier met voortdurend "werk, werk, werk" voorop te stellen. Hij is nu vijf jaar premier, waarvan drie jaar van dit kabinet, maar we schieten geen ene moer op. Hoe duidt hij dat zelf?  Minister Rutte: In de afgelopen vijf kwartalen zijn er 100.000 banen bij gekomen. Tegelijkertijd zie je dat daardoor meer mensen, die daar eerder van afzagen, zich melden op de arbeidsmarkt. Dat hebben we vandaag al vaker geconstateerd. Daardoor daalt de werkloosheid netto met minder dan 100.000. Overigens is de piek van de werkloosheid wel teruggelopen van 700.000 naar 600.000. Dat zijn vanzelfsprekend niet die 100.000 van de laatste vijf kwartalen. Het loopt nog verder terug. Het kabinet neemt een hele reeks maatregelen om de daling van de werkloosheid verder te stimuleren. We kijken in het bijzonder naar de langdurige werkloosheid. We weten dat langdurige werkloosheid altijd trager herstelt dan andere werkloosheid. Dat gaat altijd iets trager dan het herstel van de economie. Dat verwachten we ook dit keer. Dat is bij eerdere crises ook steeds zo geweest. Wij vinden de langdurige werkloosheid te hoog, ook al behoort die tot een van de laagste van Europa, evenals onze algemene werkloosheid en jeugdwerkloosheid tot de laagste van Europa behoren. Onze ambities gaan echter verder dan tot de laagste van Europa behoren. We willen gewoon dat de werkloosheid in absolute termen omlaaggaat.  Wat doen we dan? Ik wijs op de nieuwe WW waarin geregeld is dat je niet meteen gekort wordt als je bijverdient. Ik wijs op de maatregel die ik net met de heer Krol besprak, over subsidie voor bedrijven die iemand van boven de 56 in dienst nemen die uit een uitkering komt. Dat zijn allemaal maatregelen om extra accenten te geven in de bestrijding van de werkloosheid onder ouderen en de langdurige werkloosheid. Het belangrijkste zal het herstel van de werkgelegenheid zijn als gevolg van het herstel van de economie. Met een economische groei van 2,4% — als ik de Rabo mag geloven is dat nog conservatief geschat — liggen we op koers.  De heer Roemer (SP): Ik zei zonet al dat het erg aan deze premier blijft kleven dat hij beelden naar voren gooit die hij totaal niet kan waarmaken. We hadden net al dat leugentje van de koning. We hebben het nu over de banenmotor en over maatregelen die de werkgelegenheid fors zouden verbeteren. Het aantal mensen dat werk zoekt, daalt echter nauwelijks. Het aantal banen dat de afgelopen tijd in diverse sectoren geschrapt is, is dramatisch. Alleen al in de zorg zijn 65.000 banen geschrapt. U kunt Nederland met een heel lang, wollig betoog wel voorhouden dat "werk, werk, werk" het thema van het kabinet is, maar heel Nederland ziet dat "werkloosheid, werkloosheid, werkloosheid" de uitwerking van dat beleid is.  Minister Rutte: Nogmaals, we zien dat de economie op dit moment evenveel arbeidsuren heeft als voor de crisis. We zitten weer op het niveau van 2008. We zien dat we er in de laatste vijf kwartalen 100.000 banen bij hebben gekregen. We zien dat de overall werkloosheid is teruggelopen van 700.000 naar 600.000. We realiseren ons dat onze werkloosheid behoort tot de laagste van Europa, zowel de jeugdwerkloosheid als de langdurige werkloosheid en de algemene werkloosheid. Waarom is het kabinet dan ontevreden en zegt het dat het goed is dat de economie herstelt, maar dat het meer wil op het terrein van de arbeidsmarkt? Wij zeggen dat omdat we uiteindelijk terug willen naar de niveaus van voor de crisis. Daar zijn we nog niet en we werken daar verschrikkelijk hard aan. De heer Roemer maakt nu een beetje een karikatuur van de cijfers. Dat is hem toegestaan, want in het debat mogen we dingen uitvergroten, maar ik wil graag bij de feiten blijven.  De heer Roemer (SP): Als je geen argumenten meer hebt, zeg je gewoon dat de ander ergens een karikatuur van maakt. Dat mag de premier doen. Toen hij echter aan het prachtige vak van premier begon, heeft hij Nederland ervan overtuigd dat hij en de VVD met een banenmachine zouden komen. Ik constateer dat die banenmachine de afgelopen vijf jaar alleen maar in de achteruit heeft gestaan.  Minister Rutte: Wij leven niet op een eiland. Wij hebben een van de grootste crises wereldwijd gehad. Die brak uit in 2008/2009 en was misschien wel de grootste economische crisis na de oorlog. Die crisis heeft enorme gevolgen gehad voor de overheidsfinanciën, maar vooral ook voor de werkgelegenheid. Het is verschrikkelijk als mensen hun baan verliezen. Een kabinet in een open economie die op export is gericht, zoals Nederland, moet dan maatregelen nemen die ervoor zorgen dat het bedrijfsleven zich kan herstellen en dat ondernemerschap weer loont. Dat hebben wij allemaal gedaan. Wij hebben de overheidsfinanciën op orde gebracht en wij hebben onze belangrijke voorzieningen voor de lange termijn houdbaar gemaakt. Ik geef een voorbeeld: het houdbaarheidstekort. Wij kunnen op de langere termijn onze sociale zekerheid en gezondheidszorg betalen. Toen wij met dit kabinet begonnen, stonden wij op min 4,5%, nu staan wij op plus 0,5%. Onze voorzieningen voor pensioenen, AOW, sociale zekerheid en gezondheidszorg zijn dus houdbaar. De werkloosheid daalt. Maar wij willen meer, wij zijn niet tevreden. Dat wij zeggen dat wij meer willen en dat wij niet tevreden zijn, betekent echter niet dat er niet al heel veel gebeurt en dat wij niet meer zouden willen bereiken met extra maatregelen.  Ik kom bij de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Misschien is het goed als ik die even uit elkaar pluk. Ik zal ingaan op de reorganisatie bij de politie, het OM en de rechtspraak. Daarna zal ik ingaan op de verschillende wetstrajecten en dan op de intensiveringen. Dit lijkt mij verstandig. Zo kan ik proberen om de verschillende bijdragen te ontrafelen die gisteren zijn geleverd.  De voorzitter: Mijnheer Pechtold en mijnheer Roemer, het is misschien handig als de premier begint met het antwoord op de vragen die gisteren zijn gesteld.  De heer Pechtold (D66): Ik heb een punt dat ik apart aan de orde wil stellen en dat gaat van het blokje internationaal naar de begroting van dit ministerie.  De voorzitter: Zullen wij dit aan het einde doen, want misschien komt het wel aan de orde?  De heer Pechtold (D66): Ik weet zeker dat dit niet het geval zal zijn. Ik vind het van belang om dit punt misschien wel als eerste aan de orde te stellen als wij spreken over de rechtsstaat.  De voorzitter: Wie ben ik dan om daar iets tegen in te brengen?  De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Mij zit nog steeds die verlengde verkiezingsuitspraak van de minister-president dwars dat jihadgangers beter kunnen sterven dan hier voor de rechter komen. Dat is de vraag die wordt gesteld. Zolang zo'n opmerking in verkiezingstijd wordt gemaakt, is het nog daar aan toe, maar uiteindelijk heeft de minister-president die uitspraak nog eens herhaald op een persconferentie en heeft de minister van Defensie dat gedaan in deze zaal. Daarmee is het geen theorie meer, maar beleid van de totale regering.  Ik heb het eens laten uitzoeken en ik heb daar ook vragen over gesteld, maar ik vind het van groot belang om het bij deze algemene politieke beschouwingen aan de orde te stellen, omdat het onze rechtsstaat aangaat. Heeft het Openbaar Ministerie een opsporingsbevel uitgezet voor deze sergeant? Is de minister-president ook van mening dat jihadgangers, en zeker diegenen die deserteren uit ons leger, vervolgd dienen te worden door de speciale rechtbank die wij daarvoor in Arnhem hebben ingericht?  Minister Rutte: Eerst over die uitpraak, want daar sta ik nog steeds totaal achter. Dat is namelijk mijn opvatting. Als je gaat strijden voor deze verschrikkelijke organisatie die mensen onthoofdt, een complete regio destabiliseert — wij zien het regelmatig op de televisie — en de islam misbruikt voor zijn doelstellingen, dan neem je het risico dat je daar omkomt. Ik denk dat het beter is dat je daar omkomt dan dat je terugkeert. Dat vind ik, dat is een opvatting. Dat geldt dus ook voor die sergeant, want hij heeft zelf het risico genomen en uiteraard is dat subsidiair ook voor hem van toepassing.  Is het daarmee kabinetsbeleid? Nee. Het is geen beleid, maar een opvatting. Wij bombarderen niet specifiek Nederlanders in die regio, maar dit is mijn opvatting. Het kabinet hoeft deze opvatting niet met mij te delen, want het is een persoonlijke opvatting. Het hoeft geen kabinetsbeleid te zijn, want dan zouden wij daar beleid op zetten. Daar gaat het hier niet om. Het gaat erom wat ik ervan vind; daar ging de uitspraak bij RTL over. Dit vind ik en ik houd dit echt staande. Hier zal niemand mij vanaf brengen.  De heer Pechtold (D66): Dat denk ik wel, want ik vind het een minister-president onwaardig en ik vind het al helemaal niet kunnen dat de minister van Defensie dit vervolgens in de Kamer herhaalt. Een minister-president vindt misschien iets over het weer, hij vindt misschien iets over het eten, maar hij maakt beleid als het gaat om wetten. Als iemand uit ons leger deserteert, dan vindt de premier niet alleen iets, maar alles wat hij daarover zegt, is op dat moment ook van belang voor zijn kabinet. Daarom vraag ik aan de minister-president of het kabinet aan het Openbaar Ministerie opdracht heeft gegeven om deze sergeant op te sporen. Heeft het kabinet aan het Openbaar Ministerie opdracht gegeven om überhaupt alle jihadgangers op te sporen, voor de rechtbank te brengen en hier te berechten, omdat wij, minister-president — en dat vind ik — in een rechtsstaat leven?  Minister Rutte: Over het strafrechtelijk onderzoek naar de sergeant kan ik alleen melden dat het onderzoek onder leiding van het OM gaande is. Verder kan ik daar in het openbaar echt niets over melden. Dat is echt een zaak van het OM en daar is niks over te melden.  Ten principale merk ik op dat, als wij weten dat mensen zich daar melden, het OM daar onderzoek naar doet. Is het noodzakelijk om over te gaan tot strafrechtelijke vervolging, dan gebeurt dat.  De heer Pechtold (D66): De minister-president is wel zo stevig — of zo stoer, als ik dat mag zeggen — om te zeggen wat hij vindt en dat nog eventjes te herhalen, met alle gevolgen van dien. Indien weken daarna en weken nadat de sergeant al gedeserteerd is, wordt gevraagd hoe het ermee staat, dan is er niets nieuws te melden.  Minister Rutte: Dan is er niets in het openbaar te melden.  De heer Pechtold (D66): Ik vermoed dat de minister-president hiermee in zijn maag zit. Ik wil graag per omgaande weten wat nu de stand van zaken is. Is het kabinetsbeleid om iedere deserteur zo snel mogelijk volgens de wetten die wij daarvoor hebben, naar de speciale rechtbank in Arnhem te brengen? Streeft het kabinet ernaar dat deserteurs voor de rechter komen, ja of nee? Die vraag wil ik in ieder geval beantwoord hebben.  Minister Rutte: Ik heb die vraag net beantwoord. De vraag over de sergeant heb ik ook beantwoord. Ik heb gezegd dat ik daar in het belang van de zaak in het openbaar verder geen mededelingen over kan doen. De heer Pechtold heeft mij verder gevraagd naar mijn opvatting, en die heb ik hier herhaald. Ik had die opvatting, ik houd die opvatting en ik zal die opvatting blijven houden. Onze mensen, onze veiligheid en onze F-16's die daar aan het bombarderen zijn, lopen risico. Mensen die zo achterlijk zijn om zich aan te sluiten bij die griezels, onze soldaten die dat doen, zijn totaal mataklap. Als je dat doet, neem je dat risico en dan kun je beter daar omkomen dan terugkeren.  De heer Pechtold (D66): Ik zie een zekere geprikkeldheid. Dat doet mij goed, want dan zit de minister-president meestal in het nauw.  Minister Rutte: Nee, dat is echt niet zo. Ik vind dit.  De heer Pechtold (D66): Ik vraag de minister niet naar wat hij vindt, ik vraag hem naar het beleid van dit kabinet. Het is een vraag die in het openbaar valt te beantwoorden: is het beleid van dit kabinet dat deserteurs worden vervolgd, ja of nee?  Minister Rutte: Het OM, zei ik net, vervolgt in principe. Er is nu een deserteur. Ik heb net gemeld dat het OM hem vervolgt en dat ik verder niks over de zaak kan zeggen.  Nu ga ik in het algemeen in op de zaak dat Nederlanders daar gaan strijden: het is de lijn van het OM dat in principe wordt vervolgd. Dat wordt per geval bekeken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat laatste is trouwens wel een verrassing, want dan is de mening van de heer Rutte "val dood" en het doen van de heer Rutte: berecht ze en zet ze in Nederland in de cel. En daar zit het grote probleem bij deze premier. Dit is toch Mark Rutte de gemakzuchtige. Hij roept "o, je kunt beter daar doodvallen en niet terugkomen", maar in werkelijkheid doet hij iets totaal anders, namelijk gewoon vervolgen. Hij is namelijk premier van een rechtsstaat. Hij vindt dat hij dat niet moet zijn, want hij vindt dat mensen dood moeten vallen, maar hij is het wel. Wat hij moet doen om tegen die mensen op te treden, doet hij niet. Nederland doet helemaal niet mee met die F-16's in Syrië. Hij zou een vent zijn als hij de daad bij het woord zou voegen en zou zeggen: dit kabinet, waar ik voor sta, gaat nu eindelijk in Syrië meedoen. De minister doet echter niet wat hij zegt, want hij vervolgt deze mensen hier en wat hij zou moeten doen, namelijk aanvallen met militaire middelen en onze F-16's, doet hij niet.  Minister Rutte: Mijn opvatting heb ik gegeven. Als je besluit om daar te gaan strijden en als je daarmee inderdaad een risico bent voor onze soldaten, voor onze mannen en vrouwen die daar in F-16's aan het bombarderen zijn, dan is het inderdaad je eigen risico. Dan is het beter dat je daar omkomt, dan dat je terugkeert. Dat vind ik en ik blijf bij dat standpunt. Dat is mijn opvatting. Verder heb ik in mijn reactie op de vraag van de Pechtold gesproken over het OM.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan constateer ik dat de premier beleid voert dat in strijd is met zijn eigen opvatting.  Minister Rutte: Dat is echt onzin en dat weet de heer Buma ook. Ik vind dit. Wat het OM doet in bijvoorbeeld de vervolging van deze sergeant, is ook precies zijn taak. Maar ik vind wel dat de sergeant een risico heeft genomen. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd. Hij heeft zijn eigen mensen in de steek gelaten. Hij heeft mensen voorgelogen dat hij bij hen hoorde, dat ze samen een team vormden. Vervolgens is hij gedeserteerd en een verkeerde strijd gaan voeren. Dan is het toch zonneklaar dat hij zelf dat risico heeft genomen? Dan is dit gevolg toch een feitelijke uitkomst?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Hierbij moet de premier gewoon preciezer zijn. Dit is voor de Nederlanders niet te volgen. De premier, de minister-president, staat daar en zegt dat we die mensen vervolgen, maar hij zegt ook: wees niet bang, ik, Mark Rutte, vind eigenlijk dat ze helemaal niet vervolgd moeten worden; ze kunnen daar beter doodgaan, maar ik doe vervolgens niks om dat voor elkaar te krijgen. Dat klopt van geen kanten bij zo'n serieuze zaak als deze, met de oorlog in Syrië, de uitreizigers die we hebben en de mensen die daar meevechten aan de verkeerde kant. De premier ventileert wat meningen, maar doet niks.  Minister Rutte: Deze dingen hebben echt niks met elkaar te maken. Als je dat doet, neem je wat mij betreft een risico. Dan breng je onze mensen daar in gevaar en is het maar beter dat het daar fout loopt dan dat je terugkeert. Dat is mijn opvatting. Daarnaast hebben we gewoon een Openbaar Ministerie dat terecht mensen die daarnaartoe gaan, strafrechtelijk vervolgt. Ik heb toch ook gezegd dat het geen beleid is van het kabinet om speciaal Nederlanders daar te bombarderen? Dat doen we niet. Dan zou het beleid zijn. Als je het gaat doen, is het beter als het daar fout loopt dan dat je terugkeert. Dat is mijn opvatting.  De heer Samsom (PvdA): De rechtsstaat is niet iets om nonchalant over te doen, zeker niet als die in deze zaal wordt besproken. Dan geeft het dus ook geen pas als de premier zich tot vijf keer toe laat provoceren om te zeggen wat hij vindt. Dat doet niet ter zake. Wat ter zake doet, is wat dit kabinet doet. Dit kabinet respecteert en bevordert de rechtsstaat, ook in het buitenland, wat er ook gebeurt. Ik vraag de premier om niet vijf keer maar één keer aan mij te bevestigen dat datgene wat hij vindt, niet ter zake doet voor het beleid en dat het beleid niet anders is dan het handhaven en bevorderen van de rechtsstaat, waar ook ter wereld.  Minister Rutte: Ik heb al gezegd dat het geen beleid is van het kabinet. Dat zeg ik de heer Samsom na. Ik zeg nu voor de zesde keer wat ik vind, namelijk dat het, als je zo achterlijk bent om daar te strijden, beter is dat je daar omkomt dan dat je terugkeert. Dat is mijn opvatting.  De heer Wilders (PVV): Ik ben het geheel met de premier eens dat Syriëgangers beter in Syrië kunnen sterven dan terugkomen. Ik begrijp echter niet dat de minister-president hen gewoon het land in laat als ze wel terug willen komen. Hij wil liever dat ze daar omkomen dan dat ze terugkomen. Als je dan consistent bent, moet je hen, als ze niet omkomen, niet meer Nederland in laten. Als we dat wel doen en we hen niet arresteren, maken ze niet de straten in Syrië maar die in Nederland onveilig. Waarom laat de premier de Syriëgangers die daar niet omkomen, wel gewoon terugkomen in Nederland?  Minister Rutte: Nou, niet "gewoon". Er wordt gewoon vervolgd. Er worden maatregelen genomen. Mensen worden niet zomaar teruggehaald in deze samenleving. We bekijken heel goed welk gevaar ze vormen. We zorgen ervoor dat onze veiligheid er niet door in gevaar komt. Onze veiligheidsdiensten, ons Openbaar Ministerie, ons hele justitieapparaat ziet daarop toe. Zo hoort het ook.  De heer Wilders (PVV): Dat is niet waar. De meeste Syriëgangers die teruggekomen zijn naar Nederland, lopen vrij rond. Er is een handvol gearresteerd. De rest loopt gewoon vrij rond. Wat hebben we aan een minister-president die zegt dat je als Syriëganger beter kunt omkomen in Syrië, als van degenen die niet omkomen en willen terugkomen, 90% vrij rondloopt? Die maken de straten, de stations en de winkelcentra van Nederland onveilig. Tegen de mensen die daar niet omkomen, moet de premier zeggen: je komt nooit meer terug. We moeten Syriëgangers laten gaan en nooit meer terug laten komen.  Minister Rutte: Om te voorkomen dat ze uitreizen, pakken wij paspoorten af. Als het vanwege de nationale veiligheid noodzakelijk is, kunnen wij ingrijpen op het punt van de nationaliteit. Als mensen terugkeren, staan al onze veiligheidsdiensten klaar om ervoor te zorgen dat het land beveiligd is tegen deze idioten. Als het OM aanleiding heeft om te vervolgen en vervolgens tot berechting over te gaan, gebeurt dat. En zo hoort dat.  De heer Wilders (PVV): Het zijn gewoon onzinverhalen. Volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding is bijna 80% van de Nederlandse Syriëgangers Marokkaan. Ik verzin het niet; het zijn de feiten. Die mensen hebben allemaal een dubbele nationaliteit. Het afpakken van hun Nederlandse paspoort laat dus onverlet dat ze gewoon met hun Marokkaanse paspoort, naar Syrië kunnen gaan, wat ze ook doen. Ze kunnen daar dus gewoon naartoe gaan. Ze kunnen met dat paspoort ook gewoon terugkomen in Nederland. Wat nou ontzettend dubbelhartig is, is dat deze minister-president stoer doet door te zeggen: laat ze maar sterven in Syrië. Maar ondertussen houdt hij hen, als ze niet sterven, niet tegen om naar Nederland te komen. Als ze terugkomen naar Nederland pakt hij ze ook niet op, maar laat hij ze gewoon door de straten van Nederland lopen. En dat moet hij niet doen. Hij moet Nederland beschermen tegen de terugkerende jihadisten door te zeggen: als je eenmaal gaat, kom je nooit meer terug; je hebt je kans verspeeld, want als je jihad gaat voeren in Syrië ben je je Nederlanderschap en je welkom in Nederland voor eeuwig kwijt.  Minister Rutte: Wij beschermen het land tegen terugkerende jihadstrijders langs de lijnen die ik net schetste, via de veiligheidsdiensten en, als dat kan, via vervolging. We pakken paspoorten af om te voorkomen dat ze uitreizen. In bijzondere gevallen kunnen we ook de nationaliteit afpakken. We bespelen het hele orgel, om ervoor te zorgen dat deze samenleving veilig is.  Ik kom bij de begroting van Veiligheid en Justitie. Daar was gisteren veel over te doen. Ik begin door in algemene zin op te merken dat deze begroting volgens het gevoel van het kabinet natuurlijk deugdelijk is. Niettemin erkennen wij ook dat, bijvoorbeeld als het gaat om de Nationale Politie, de begroting zich moet houden in de praktijk. Ik ga laten zien hoe we dat doen.  Ik begin bij de reorganisatie van de politie. Uit de begroting van de Nationale Politie blijkt dat de extra kosten gedekt worden binnen de begroting van diezelfde Nationale Politie. In het debat dat Van der Steur op 10 september heeft gevoerd naar aanleiding van de motie van de heer Segers van de ChristenUnie heeft hij toegezegd dat er na Prinsjesdag een brief komt over de financiering van het binnen de begroting van de Nationale Politie vrijgemaakte budget voor de extra reorganisatiekosten. Dat is één. Twee: de minister heeft toegezegd de Algemene Rekenkamer te vragen om specifiek naar het reorganisatiebudget te kijken. Drie: de minister heeft toegezegd dat er een onderzoek zal worden uitgevoerd naar de meerjarige benodigde omvang van het budget in relatie tot de beoogde ambities van de politie. Dat zal in het voorjaar van 2016 gereed zijn.  Dan kom ik bij het Openbaar Ministerie. Daarvoor geldt het volgende, wat de minister ook heeft aangegeven in een brief aan de Kamer. De combinatie van een dalende instroom van zaken, budgetverruiming en kwaliteitsverbetering geeft het Openbaar Ministerie meer mogelijkheden dan in 2013 om het prestatieniveau passend te houden zonder gedwongen ontslagen. Vanaf 2015 zijn voor het Openbaar Ministerie extra middelen beschikbaar gesteld, onder meer voor criminaliteit met een internationale dimensie, oplopend tot 20 miljoen vanaf 2017, en voor contraterrorisme, oplopend tot 2,1 miljoen vanaf 2018.  Tot slot zeg ik het volgende ten aanzien van een van de grote thema's die gisteren naar voren kwamen: de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak heeft op 31 augustus een meerjarenplan naar buiten gebracht om de efficiencytaakstelling uit het regeerakkoord in te vullen. Dit plan betreft een bezuiniging op huisvestiging. Er staat op dit moment 100.000 m2 leeg. Dat leidt tot een verschuiving van zaakspakketten binnen de arrondissementen. De Raad voor de rechtspraak is nog in gesprek met het lokaal bestuur en heeft extra tijd genomen voor het definitieve besluit. Daarna volgt overleg met de minister van V en J. De minister toetst op toegang tot de rechter en de gevolgen voor de betreffende steden, in overleg met de minister voor Wonen en Rijksdienst. Mag ik in algemene zin zeggen dat het kabinet goed notie heeft genomen van zorgen van de Kamer en het debat over het definitieve plan van de rechtspraak? Wij zullen ervoor zorgen dat wij die zorgen er zo goed mogelijk bij betrekken.  Ik zie dat men klaarstaat voor interrupties, maar misschien is het verstandig dat ik het hele blokje over V en J eerst afmaak. Er is namelijk ook gesproken over de wetstrajecten die op dit moment spelen in de Eerste Kamer voor de ombuiging van de rechtsbijstand, de griffierechten en de eigen betalingen door gedetineerden. De minister van V en J geeft in zijn beleidsagenda aan dat er risico's bestaan voor de begroting van V en J vanwege het feit dat de Eerste Kamer nog niet akkoord is met de wetsvoorstellen over de verhoging van griffierechten, het instellen van eigen betaling en verlaging van de rechtsbijstand. Tegelijkertijd is ook gisteren hier met elkaar besproken dat het van belang is om nu eerst dat gesprek met de Kamer in vertrouwen aan te gaan en om, indien nodig, in samenspraak alternatieve dekkingsopties te verkennen. Het kabinet is van mening dat de wetsvoorstellen die in de begroting van V en J zijn verwerkt goed verdedigd kunnen worden. Uiteraard staat het altijd open voor alternatieven, maar dan moeten ze wel deugdelijk gedekt zijn. De stand van zaken is dat in de begroting wat betreft de rechtsbijstand wordt uitgegaan van invoering per 1 juli aanstaande. De commissie-Wolfsen is om advies gevraagd. Na ommekomst van dat advies zal het kabinet bezien hoe verder te gaan met het rechtsbijstanddossier. Daar kan ik nu dus verder niets over zeggen, want wij verwachten op uiterlijk 1 december dat advies. Wij gaan uit van invoering van de wetgeving inzake griffierechten en eigen bijdrage op 1 januari 2016.  Dan tot slot waar het betreft de intensiveringen. Ter bestrijding van terroristische dreigingen zijn extra middelen toegevoegd aan de begroting van V en J. Dan praat je over 24 miljoen in 2016, oplopend tot 32 miljoen structureel. Het Openbaar Ministerie heeft extra middelen gekregen voor de aanpak van jihadisme en mensensmokkel van 5 miljoen in 2015, oplopend tot 20 miljoen structureel vanaf 2017. Voor de uitwerking van de aanbeveling van de commissie-Hoekstra is 7 miljoen vrijgespeeld op de begroting van V en J. Daarnaast is 3 miljoen gereserveerd voor aanpak van ondermijnende criminaliteit, in het bijzonder in het zuiden van ons land.  Met andere woorden: iedere begroting kent risico's, ook de begroting van V en J. Bij V en J in het bijzonder — ik heb gisteren goed geluisterd naar de discussie in deze Kamer en ook naar de interrupties op de heer Zijlstra — is er natuurlijk sprake van risico's bij de genoemde wetstrajecten. Het is wel van belang dat die wetsvoorstellen het ook halen in de Eerste Kamer. Daar kunnen we met z'n allen aan meehelpen. Het kabinet is ervan overtuigd dat politie, OM en rechtbanken met deze begroting uit de voeten kunnen, maar tegelijkertijd staat de veiligheid vandaag, mogelijk morgen onder druk. Dat vraagt om een continue monitoring van capaciteit en mogelijkheden van alle organisaties in de justitieketen. Ik doe dan ook hier de toezegging dat het kabinet de verhouding tussen taken en budget voortdurend en nauwlettend monitort en zo nodig maatregelen neemt.  De heer Roemer (SP): Dank voor de inleiding van de premier, maar we hebben eigenlijk weinig nieuws gehoord want hij heeft een opsomming gegeven van wat gewoon in de stukken staat. Op basis van die stukken zijn er Kamerbreed vele zorgen geuit en nog meer dan dat. De politie heeft gewoon onvoldoende middelen om uit te voeren waar ze mee bezig moet zijn. De Raad voor de rechtspraak kwam vandaag nog met de mededeling dat minimaal 50 miljoen nodig is om ervoor te zorgen dat deze zijn werk fatsoenlijk kan doen. Met al die budgetten die de premier heeft aangegeven, zal men het niet redden, gelet op al die bezuinigingen in eerdere jaren. Het is breed in de Kamer geconstateerd dat de begroting van Justitie het in de Eerste Kamer niet gaat halen. Is de premier het met mij eens dat die discussie niet in de Eerste Kamer thuishoort maar in de Tweede Kamer? Is hij het met de SP-fractie eens dat hij dan nu moet komen met maatregelen, desnoods vlak voor de behandeling van de begroting van Justitie, om ervoor te zorgen dat er wel een ruime meerderheid in Tweede en Eerste Kamer is, zodat justitie, politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak wel hun werk kunnen doen?  Minister Rutte: Ten aanzien van OM, rechtspraak en politie ben ik het eens met de heer Roemer dat de discussie daarover hier gevoerd moet worden. Ten aanzien van de wetsvoorstellen die in de Eerste Kamer liggen, vind ik dat de discussie daarover in de Eerste Kamer gevoerd moet worden. Die wetsvoorstellen hebben de Tweede Kamer gepasseerd.  De heer Roemer is bezorgd — ik heb ook anderen daarover gehoord — over de budgetten voor de politie. Ik stel vast dat de vorige week in het debat over de Nationale Politie is toegezegd dat over de financiering van het binnen de begroting van de Nationale Politie vrij te maken budget voor de extra reorganisatiekosten een brief wordt verstuurd, dat de Rekenkamer ernaar kijkt en dat er een onderzoek wordt gedaan naar de meerjarige benodigde omvang van het budget in relatie tot de beoogde ambities. Als we dan de feiten op tafel hebben, kunnen we bezien of het waar is dat er al dan niet geld bij moet. Wij staan op dit moment voor deze begroting, maar zoals ik al eerder zei: als het op basis van objectieve feiten nodig is dat er geld bij moet, dan moeten we daarnaar kunnen kijken. Maar we willen dus eerst die feiten op tafel hebben.  Ten aanzien van het OM heb ik net geschetst wat daar op dit moment speelt en ten aanzien van de rechtspraak heb ik erop gewezen dat het nu van belang is om bij de huisvesting en de verschuiving van zaakpakketten binnen de arrondissementen nu de volgende stappen te zetten. Dus op al die zaken lopen er acties en zorgen wij dat wij de feiten precies in kaart brengen. Een begroting is altijd in beweging en is nooit statisch, zoals ik al vaker heb gezegd, maar wij menen op dit moment dat er een begroting ligt waar wij achter kunnen staan. Op al deze punten waarover zorg bestaan, worden op dit moment de feiten precies in kaart gebracht.  De heer Roemer (SP): Dit is een herhaling van zetten, waarvoor wederom dank. De minister-president neemt natuurlijk wel een enorm risico. Het was gisteren al duidelijk dat de begroting voor Justitie in deze vorm in de Eerste Kamer geen meerderheid zal gaan halen. Ik kan niet voor de Eerste Kamer spreken, maar ik acht die kans heel groot. Dan kunnen wij dat beter voor zijn, omdat hier Kamerbreed, ook vanuit de VVD en de PvdA, is aangegeven dat men zich zorgen maakt. Hoe zei de heer Zijlstra het ook alweer zo mooi? Het was niet de beste begroting, of iets in die trant. Dus dat wordt breed gedragen. Mijn vraag aan de premier is dan ook concreet of hij bereid is om met aanvullende middelen te komen voor de begroting voor Justitie, zodat ze er daar verder inhoudelijk over kunnen spreken.  Minister Rutte: Niet op dit moment, als ik kijk naar de feiten. Wij brengen nu, voor het OM, voor de rechtspraak en voor de politie, precies de feiten in kaart. Wij menen op basis van de feiten zoals we die kennen dat hier een fatsoenlijke begroting ligt, maar wij willen precies bezien hoe het daarmee staat. Ten aanzien van de wetsvoorstellen in de Eerste Kamer geldt dat wij ons best gaan doen om die er doorheen te tillen. Daar kunnen anderen bij helpen.  De heer Roemer (SP): Dat is wegkijken en de kop in het zand steken door de premier. Wij zullen dit dan middels een motie in de tweede termijn aan de Kamer voorleggen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik begin te begrijpen waar het probleem zit, want wat de minister-president als oplossing ziet, is juist onderdeel van het probleem. De politie wordt zelf gekort om haar eigen problemen op te lossen, maar de politie kan dat niet meer. De demonstratie van gisteren ging niet alleen maar over looneisen maar ging vooral — daarvoor heeft het CDA heel veel respect — over dienders die gewoon hun werk willen kunnen doen. Dat kunnen zij op deze manier niet. Deze periode gaan er 3.000 mensen uit en tegelijk moet er gereorganiseerd worden. Van de rechtspraak zegt de minister-president dat de oplossing ligt in huisvestingsvereenvoudigingen. Ja, dat is het sluiten van de rechtbanken in Assen, Almelo, Alkmaar, Maastricht en ga maar door. Dat is nu juist waarvan de Kamer zegt dat dat niet kan in een rechtsstaat en dat daar afspraken over zijn gemaakt. Als de minister-president als laatste zegt: ja, maar de Eerste Kamer moet ook een aantal wetten van mij aannemen, dan zit het probleem misschien wel in die wetten. Misschien is dan wel het probleem dat de Eerste Kamer, dan wel de Tweede, maar straks ook de Eerste Kamer, nu eenmaal om haar moverende redenen de rechtsstaat voor laat gaan. Dan kan de minister-president wel zeggen: "als jullie dat allemaal regelen, is het geld opgelost en hoeven we niks meer te doen", maar daar zit het probleem. Het gevolg is dat het OM zijn werk niet kan doen, dat de rechtspraak haar werk niet kan doen en dat de politie haar werk niet kan doen. Daarvoor is deze Kamer verantwoordelijk. Die roept de minister-president op voor de Justitiebegroting met meer geld te komen om deze knelpunten op te lossen. Als dat niet gebeurt, dan heeft hij een politiek probleem waarvan ik mij afvraag of hij op dit moment de omvang wel snapt.  Minister Rutte: Ik zou zeggen: laten we daar eerst het gesprek over voeren en kijken of we elkaar kunnen overtuigen. Maar even naar de inhoud van de discussie waar het de politie betreft. Er is een Nationale Politie ingevoerd. Die leidt tot minder uitgaven voor heel veel overheadkosten. Dat is ook een van de doelstellingen van het invoeren van die Nationale Politie. We hebben op dit moment — ik heb de drie lijnen geschetst — te bezien hoe zich dat in de praktijk ontwikkelt. Ten aanzien van de rechtspraak heb ik geschetst dat het kabinet zeer goed notie neemt van de zorgen die in de Kamer leven en dat het debat daarover aan de orde is als het definitieve plan van de rechtspraak voor de Kamer beschikbaar is. Ten aanzien van de wetsvoorstellen die in de Eerste Kamer liggen zou het toch gek zijn om nu te zeggen dat we die wetsvoorstellen intrekken, simpelweg omdat het mogelijk lastig zou zijn om ze door de Eerste Kamer te tillen? Wij staan voor die wetsvoorstellen. Wij gaan ons best doen om die daar te realiseren. Ik heb ook gezegd dat wij ten aanzien van de algemene situatie natuurlijk altijd kijken naar de verhouding tussen taken en budget en dat wij die voortdurend monitoren, ook in het licht van de ontwikkelingen op de politie, de rechtspraak, op het Openbaar Ministerie en op de wetsvoorstellen in de Eerste Kamer.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De antwoorden van de premier lijken een beetje op de manier waarop hij in januari antwoordde op vragen over de veiligheidsdiensten. Dat was toen naar aanleiding van de aanslag in Parijs. Toen zei hij: de diensten kunnen het aan. Nog geen maand later waren het de fractievoorzitters die erop moesten staan dat de diensten groter zouden worden. Inmiddels zegt de minister-president in zijn praatje over de Miljoenennota: kijk eens hoe goed wij de veiligheidsdiensten versterkt hebben. U mag straks zeker met de eer gaan strijken, maar doe het wel! De justitiediensten moeten sterker worden. Als het kabinet het niet doet, zal de Kamer u daartoe dwingen.  De heer Slob (ChristenUnie): Veiligheid is een kerntaak voor de overheid. Het verbaast mij dat wij bij deze Algemene Politieke Beschouwingen, nadat wij allereerst al een behoorlijke discussie hebben gehad over de vraag of de begroting van Defensie wel voldoende is om de taken te kunnen uitvoeren, nu over de begroting voor Veiligheid en Justitie eenzelfde discussie voeren. Wat zegt het de minister-president dat het op deze manier gaat en dat er vragen over zijn? Er zijn grote zorgen, niet zomaar bij één of twee fracties, maar redelijk breed in de Kamer.  Minister Rutte: Dit is een belangrijke begroting. Bij elke begroting zijn er risico's. Ik merk dat er breed in de Kamer zorgen leven over een aantal aspecten van die begroting, zoals de politie, het OM en de rechtspraak. Het is overigens niet zo dat er rechtbanken worden gesloten. Er wordt bezien hoe je in die sectoren op een verstandige manier met de vierkante meters kunt omgaan. Maar goed, dat is even een detail. Op het terrein van ieder van die zaken lopen er acties en zijn er nadere afspraken met de Kamer gemaakt. Ik pleit ervoor dat wij al die feiten precies in beeld brengen. Mijn inschatting is dat hier een begroting ligt die fatsoenlijk is, met de feiten zoals wij die op dit moment kennen. Zoals ik al zei: wij zullen altijd kijken naar de ambitie, cijfers en feiten, en als het nodig is tot bijstellingen komen. Dat is altijd de taak van de regering.  De heer Slob (ChristenUnie): Laten wij dan de politiebegroting even eruit halen. Het is natuurlijk al veelzeggend dat de Kamer aan het kabinet aangeeft dat zij de Rekenkamer erop wil zetten om de begroting eens heel goed binnenstebuiten te keren en alles te bezien wat gebeurt, omdat men gewoon grote twijfels heeft of het allemaal wel goed gaat. Als ik zelf naar de begroting kijk zoals die aan ons is voorgelegd, zie ik dat wordt geprobeerd om de begroting wat op orde te brengen door die zes miljoen verlofuren weg te schrappen. De opleidingsbudgetten worden gehalveerd. Er wordt een greep gedaan in de reserves van de Nationale Politie om de begroting maar een beetje op orde te brengen. Dan kunnen wij toch niet volhouden dat wij een zo belangrijke kerntaak van de overheid, te weten veiligheid, waar de politie zorg voor moet dragen, op een fatsoenlijke manier op orde hebben? De Kamer geeft aan dat zij het niet voldoende vindt. Waarom gaan wij dan niet met elkaar proberen om dat nu tijdig op orde te brengen? Dat is ook een duidelijk signaal naar de 62.500 mensen — als het om de politie gaat — die zich ook in de dagelijkse praktijk grote zorgen maken over wat zij om zich heen en in hun eigen werk zien gebeuren.  Minister Rutte: Daarom is het ook goed dat hierover vorige week door de minister van V en J en de Kamer is gedebatteerd en dat er afspraken zijn gemaakt, namelijk om de Rekenkamer ernaar te laten kijken, overigens niet naar alles, maar specifiek naar het reorganisatiebudget. Ook is afgesproken om een onderzoek te doen naar de benodigde meerjarige omvang van de politiebegroting in relatie tot de ambitie en de wensen. Ook wordt gekeken naar de financiering van het budget voor de extra reorganisatiekosten, die binnen het budget van de Nationale Politie moet worden gevonden. Dat lijkt mij een verstandige lijn. Dat gaat allemaal de komende tijd gebeuren en op basis daarvan moeten wij met elkaar vaststellen of dit een begroting is met voldoende financiële onderbouwing. Wij zijn van mening dat dit zo is. Bij de Kamer leven zorgen. Ik zou zeggen: laten wij het nu op basis van de feiten doen. Dat lijkt mij het verstandigste.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik verbaas mij toch echt wel over de wat gemakkelijke manier waarop de minister-president nu zegt "wij geloven wel dat het goed is", terwijl op allerlei wijzen, niet alleen vanuit de Kamer, maar ook door de mensen die in de praktijk op dat terrein werkzaam zijn, grote zorgen worden geuit over de vraag of dit wel voldoende is. Wij leven niet zomaar in een tijd. Wij leven juist in een tijd waarin de dreigingen op het gebied van veiligheid ongelooflijk groot zijn. Wij kunnen ons dit dan gewoon niet permitteren. Ik denk dat het inderdaad goed is dat de Kamer dan zelf maar een uitspraak doet en u op het pad zet dat u volgens mij op moet gaan, namelijk ervoor zorgen dat deze begroting wordt aangepast.  Minister Rutte: Nogmaals, volgens mij zijn wij het volkomen met elkaar eens over het belang van veiligheid en justitie. Laten wij elkaar daar niet van overtuigen, want dat is niet nodig. Ik weet dat dit onderwerp de heer Slob zeer na aan het hart ligt. Ik heb een aantal intensiveringen geschetst die wij de komende tijd gaan doorvoeren. Wat deze begroting betreft richt de discussie zich op drie elementen. Op ieder van die elementen loopt een aantal acties om te bezien hoe wij omgaan met de invulling van taakstellingen dan wel om te bezien of er waarheid is in de zorgen die leven over de budgetten. Ik denk dat dit een goede manier is; dan breng je de feiten in kaart. Ik heb ook gezegd: het kabinet kijkt altijd, en zeker ook bij deze belangrijke begroting, naar het budget en de capaciteiten in verhouding tot de ambities.  De heer Pechtold (D66): De Kamer vraagt: kunnen wij kijken naar het creëren van meer banen? "Nee", zegt de minister-president, "want ik moet rekening houden met de meerderheid in de Eerste Kamer." De Kamer vraagt: kunnen wij verder lasten verlichten? "Nee", zegt de minister-president, "want ik moet rekening houden met de meerderheid in de Eerste Kamer." De Kamer vraagt: kunnen wij ervoor zorgen dat de plannen worden bijgesteld met meer vergroening en dergelijke ideeën? "Nee", zegt de minister-president, "want ik moet rekening houden met de verhoudingen in de Eerste Kamer." Nu vraagt deze Kamer: kunnen wij wat aan de Justitiebegroting doen, want wij voorzien een probleem in de Eerste Kamer? "Nee", zegt de minister-president, "ik ga daar gewoon tegen die betonnen muur op." Kan de minister-president dat eens uitleggen?  Minister Rutte: Ja, ik ga een poging doen. Ten aanzien van de eerste vier voorbeelden heb ik juist net gezegd dat het kabinet daarover graag het gesprek aangaat bij de gelegenheid van de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik heb alleen wel aandacht gevraagd voor het feit dat die gesprekken natuurlijk in een zeker kader moeten plaatsvinden. We moeten wel proberen om elkaar te vinden. De hoofdambitie van het kabinet staat: werkgelegenheid, herstel van werkgelegenheid en banengroei.  Ten aanzien van de wetsvoorstellen die in de Eerste Kamer liggen en die hier zijn gepasseerd, vind ik het logisch dat het kabinet die wetsvoorstellen probeert te verdedigen en door de Eerste Kamer te loodsen. Dat is het normale parlementaire werk. Daar kunnen wij allemaal bij helpen.  De heer Pechtold (D66): Daar kunnen wij allemaal bij helpen, maar niet als de problemen bij justitie en de politie zich opstapelen en als zich daar geen meerderheid gaat aftekenen. Je hoeft echt geen trendwatcher te zijn en je hoeft hier niet jarenlang te hebben rondgelopen om te zien dat de signalen die de politieke leiders hier heel zorgvuldig afgeven er uiteindelijk toe zullen leiden dat het in de Eerste Kamer voor minister Van der Steur een heel vervelende gebeurtenis gaat worden. Nu zegt de minister-president: ik stuur die braverik gewoon die kant op, om hem daar eens eventjes flink een politiek pak op zijn donder te laten geven. Dat is toch niet verstandig? Nu vind ik het voor de minister zelf niet zo erg, maar in de tussentijd zijn de problemen bij de rechtbanken, bij het Openbaar Ministerie, bij de politie, bij de oplossingspercentages en ga zo maar door, niet in goede handen bij dit kabinet en ook niet bij de VVD, waarvan veiligheid zo'n kenmerk is! Dat is alsof ik mij als D66'er helemaal van het veld laat spelen op het onderwijsveld.  Minister Rutte: Dat is al een keer gebeurd!  De heer Pechtold (D66): Mijn vraag is: waarom delegeert de minister-president dit aan de minister van Financiën volgende week in een ander overleg, of aan de Eerste Kamer over enkele maanden, terwijl hij hier gewoon de toezegging kan doen: ja, inderdaad, die begroting van Justitie, daar moeten we op terugkomen.  Minister Rutte: Toch eerst even over die wetsvoorstellen die in de Eerste Kamer liggen. Ten aanzien van de rechtsbijstand is niet voor niets, mede op suggestie van de Eerste Kamer, advies gevraagd. Dat hebben we gedaan bij de commissie-Wolfsen. Dat advies krijgen wij en dan zullen we bezien wat dat advies betekent in relatie tot het wetsvoorstel.  Ten aanzien van het wetsvoorstel over de griffierechten en de eigen bijdrage geldt dat het voorstel griffierechten reeds structureel verzacht is met 13 miljoen, eveneens rekening houdend met de situatie in de Eerste Kamer. Bij het wetsvoorstel instelling eigen bijdrage resteert een taakstelling van 60 miljoen. Het is dus niet zo dat wij blind de Eerste Kamer ingaan, ongevoelig voor de geluiden die daar te horen zijn. We hebben wel degelijk op al deze voorstellen aanpassingen gedaan.  De heer Pechtold (D66): Ergens in mijn eerste politieke carrière in Leiden — er was daar een beetje stevig sfeertje in de gemeenteraad ...  Minister Rutte: Ik merk het.  De heer Pechtold (D66): Als daar in het college een van de collega's zo halsstarrig was, dan zeiden we meestal in koor: veel succes. Veel succes dus.  Minister Rutte: Ik probeer juist om tegen de Kamer te zeggen dat wij dadelijk kijken wat er uit de verschillende onderzoeken komt. Ik heb ook al letterlijk gezegd dat wij de toezegging doen dat wij de verhouding tussen taken en budget, tegen de achtergrond van alle feiten die de komende tijd verder zichtbaar worden, hebben te bezien, ook in relatie tot hoe het gaat in de Eerste Kamer. Wat komt er uit die onderzoeken betreffende de Nationale Politie? Hoe gaat het met het OM? Hoe staat het met de rechtspraak? Dat is ook logisch. Het is verstandig beleid. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van het blokje over Veiligheid en Justitie.  De voorzitter: Dan heb ik een voorstel. Ik wil even heel kort schorsen.  Minister Rutte: Wat een goed idee.  De voorzitter: Dan doen wij dat nu. Over vijf minuten gaat de bel en dan kunnen wij over een minuut of tien weer beginnen.  De vergadering wordt van 16.38 uur tot 16.51 uur geschorst.  De voorzitter: Het woord is wederom aan de minister-president voor de voortzetting van zijn beantwoording in eerste termijn.  Minister Rutte: Voorzitter. Ik kom nog te spreken over de volgende onderwerpen: energie, klimaat, milieu, infra en over een aantal overige thema's. Die laatste zijn niet minder belangrijk, maar er zijn minder vragen over gesteld.  Ik begin met klimaat en milieu. Ik heb al even over de klimaatbegroting van GroenLinks gesproken. Misschien moet ik eerst iets zeggen over de uitspraak in de Urgenda-kwestie, over de uitvoering van het vonnis. De fracties van ChristenUnie, GroenLinks en D66 hebben vragen gesteld naar aanleiding van de rechtszaak. Waarom gaat het kabinet in beroep en wat gaat het kabinet doen met de uitspraak? Ons standpunt is dat het vonnis de nodige belangrijke juridische vragen heeft opgeroepen, die het kabinet door een hogere rechter wil laten toetsen. Het gaat dan onder meer om de vraag of internationale verdragen en afspraken zoals het Kyotoprotocol die zich niet rechtstreeks tot burgers richten en open normen bevatten op deze manier door kunnen werken in het Nederlands recht. Wij zetten daar vraagtekens bij. Wij willen, mede met het oog op mogelijke gevolgen voor andere beleidsterreinen, dit aan een hogere rechter voorleggen. De rechter heeft tegelijkertijd bepaald dat het vonnis bij voorbaat uitvoerbaar is en daarom voeren wij het ook uit. Dat staat dus los van het besluit om in hoger beroep te gaan. De Kamer heeft een brief van het kabinet gehad waarin staat hoe het dat doet.  In het verlengde hiervan zeg ik iets in de richting van de heer Samsom, die gisteren een pleidooi hield voor een voortrekkersrol van Nederland in energie-innovatieve kwesties. Dat steun ik van harte. Wij hebben een breed gedragen energieakkoord afgesloten waarvan innovatie en het creëren van werkgelegenheid belangrijke onderdelen zijn. Voor het realiseren van klimaatdoelstellingen in ons toekomstige verdienmodel zijn investeringen in innovatie natuurlijk van zeer groot belang. Het kabinet zet daarom breed hierop in. Daar is ook een breed instrumentarium voor beschikbaar. Ik denk aan de investeringen uit het toekomstfonds, de recent gelanceerde Nederlandse investeringsinstelling en het Europees Fonds voor Strategische Investeringen. De doelstellingen hiervan sluiten goed aan bij het pleidooi van de PvdA voor een nationale innovatiebank. Het lijkt mij nu voor de hand te liggen om met de minister van Economische Zaken verder in gesprek te gaan over dit voorstel. Dan kan ook worden bezien bij welke bestaande initiatieven kan worden aangesloten om deze waar mogelijk verder te versterken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Om juridische vragen te bespreken met een rechter hoef je niet in hoger beroep te gaan maar kun je rechtstreeks naar de Hoge Raad. Een behoorlijk aantal experts heeft dit gezegd tijdens het rondetafelgesprek dat de Kamer heeft gevoerd naar aanleiding van de klimaatzaak. Ik krijg hier graag een reactie op. Vindt de minister-president niet ook dat het een heel slecht signaal is, ook aan de samenleving, als het kabinet in hoger beroep gaat in een klimaatzaak? Wat zegt dat over de manier waarop het kabinet tegen klimaatverandering aankijkt? Je hebt de schijn tegen dat je de klimaatverandering en de strijd daartegen niet serieus neemt als je naar de rechter gaat om beroep aan te tekenen tegen een historische uitspraak die zegt dat dit kabinet niet voldoet aan de klimaatdoelstellingen die het internationaal heeft afgesproken.  Minister Rutte: Bij sprongcassatie is de aanname dat je je inhoudelijk in de uitspraak kunt vinden, maar dat je bezwaar hebt tegen de precieze juridische vorm. Wij willen echter inhoudelijk kunnen reageren. Wij menen dat Nederland een solide klimaatbeleid voert. Die vraagtekens regarderen ook dat onderdeel. Tegelijkertijd realiseren wij ons dat het vonnis bij voorbaat uitvoerbaar is. Dat is de reden dat we niet naar de Hoge Raad gaan.  Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president zegt nu duidelijk dat hij het dus ook niet eens is met de inhoud van de uitspraak. Het kabinet meent voldoende te doen tegen klimaatverandering. Ik heb gisteren echter van coalitiepartner Partij van de Arbeid gehoord dat er een tandje bij moet. Het is helemaal niet voldoende wat er op dit moment gebeurt en de uitspraak van de rechter is nog maar het begin geweest. Er moet nog veel meer bij. Hoe staat de minister-president tegenover die uitspraken van zijn coalitiepartner?  Minister Rutte: Laat ik eerst even bij de rechtszaak zelf blijven. Nederland neemt een aantal initiatieven om de klimaatdoelstellingen die de coalitie heeft gesteld, te realiseren. Dat is de 14% in 2020, 16% in 2023: u kent de cijfers. We nemen hier een flink aantal maatregelen voor. Wij zien inhoudelijk een aantal bezwaren tegen de uitspraak die is gedaan. Tegelijkertijd hebben we ook bezwaren tegen de vorm. Dat is de reden dat we niet naar de Hoge Raad gaan, maar in hoger beroep.  Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president geeft geen antwoord op mijn vraag. Ik wilde weten wat hij vindt van de uitspraken van zijn coalitiepartner, de Partij van de Arbeid. Die zei gisteren dat de uitspraak van de rechter één is, dat we inderdaad meer moeten doen om de doelstellingen te behalen en de klimaatafspraken na te komen, maar dat er bovendien nog veel meer moet gebeuren. We moeten ambitieuzer zijn. Ik wil van de minister-president een appreciatie over deze uitspraak.  Minister Rutte: Ik hou mij vast aan de afspraken die de coalitie heeft gemaakt. Dat is een behoorlijk aantal afspraken. Het doel is om op 14% duurzame energie te komen in 2020 en op 16% in 2023. Om dit te bereiken nemen we een aantal maatregelen. We zien de percentages verbeteren. Er worden oude kolencentrales gesloten: drie per 1 januari 2016 en twee per 1 juli 2017. Dat zijn verstrekkende maatregelen. Wij bekijken regelmatig of het behalen van de doelstelling op schema ligt. De coalitie hanteert op dit moment deze doelstellingen en neemt daarbinnen maatregelen. Ik heb de woorden van Diederik Samsom zo verstaan dat zijn ambities verder gaan. Dat realiseer ik mij. De Partij van de Arbeid en de VVD denken daar wel of niet verschillend over, maar dat gaat in ieder geval voorbij de afspraken die tot nu toe zijn gemaakt. Ik vind het ook logisch dat je dat in zo'n debat neerzet.  De voorzitter: Mevrouw Thieme, de laatste vraag.  Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president zegt dus dat de heer Samsom het wel kan willen, maar dat het kabinet het niet gaat doen.  Minister Rutte: De heer Samsom heeft volgens mij niet gezegd dat het kabinet het beleid moet aanpassen. Hij heeft gezegd dat hij voorbij de ambities die er nu liggen, nog andere ziet voor de periode daarna. Hij zei volgens mij letterlijk dat de Urgenda-uitspraak maar een deel van het probleem is; er moet misschien nog veel meer gebeuren. Zo heb ik hem verstaan. Ik heb gereageerd op de bijdrage die de komende tijd al gerealiseerd kan worden, door de energietransitie in Nederland te stimuleren op een manier dat het bedrijfsleven en de kennisinstellingen goed met elkaar kunnen samenwerken.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat hoger beroep is echt zonde van de energie. We betreuren het dat het kabinet daar bestuurlijke energie insteekt. We hebben de minister-president zojuist horen zeggen dat het kabinet wel aan de slag gaat met de uitvoering. Dat heeft de staatssecretaris ook tegen de Kamer gezegd. Waar blijkt dat uit?  Minister Rutte: Aan die uitvoering zullen wij vormgeven door de komende tijd precies in kaart te brengen welke gevolgen de uitspraak heeft en welke maatregelen genomen zouden moeten worden. Wij doen daarvoor een gedegen onderzoek, dat de komende tijd vorm zal krijgen. Het uitvoeren van de uitspraak vraagt natuurlijk ook om onderzoek naar wat je precies moet doen om de reductiedoelstellingen die in de uitspraak zijn neergelegd, te behalen.  De heer Slob (ChristenUnie): We gaan er dus mee aan de slag. Maar wat gaan we doen? De staatssecretaris zei het iets anders, maar het komt op hetzelfde neer: we wachten op de evaluaties. Die komen ergens in 2016. Hoezo "urgent probleem"? Hoezo proberen om alle energie bij elkaar te voegen om met een gerichte agenda te komen voor dit onderwerp en zo snel mogelijk aan de slag te gaan? Het terugdringen van de CO2-uitstoot is immers een waanzinnig groot probleem! Ik zie een enorme discrepantie tussen enerzijds het omarmen van de doelstellingen en de bereidheid om daarmee aan te slag te gaan, en anderzijds de manier waarop het kabinet daar nu mee omgaat. Herkent de minister-president dat?  Minister Rutte: Die appreciatie laat ik even aan de heer Slob. Ik stel vast wat de feiten zijn. Er ligt een uitspraak die moet worden uitgevoerd. Tegelijkertijd gaan we in hoger beroep. Verder lijkt het mij verstandig om in de komende periode te bezien wat juridisch mogelijk is, wat efficiënt is, wat we in Nederland kunnen implementeren en hoe we dat ook op een maatschappelijk verantwoorde manier kunnen doen. Daarbij kunnen we overigens aanhaken bij een aantal voorgenomen onderzoeken, zoals het interdepartementaal beleidsonderzoek CO2-reductie. Het is dus niet zo dat we allemaal nieuwe dingen moeten doen. Daarover zullen we in de loop van 2016 nadere besluiten nemen.  De heer Slob (ChristenUnie): Inderdaad, er ligt al zo veel. Dit is een vraagstuk waarover al zo lang wordt gesproken. Het kabinet kan gewoon aan de slag gaan. Het heeft echter wel één probleem, want het zit opgesloten in een energieakkoord dat belemmerend werkt bij het halen van die doelstellingen. Dat geldt met name voor de afspraak die in 2016 in werking zal treden over het niet mogen heffen van kolenbelasting. Juist die kolen zorgen voor een hoop ellende. Dit tast ook de geloofwaardigheid van het milieubeleid van het kabinet aan. Ik vraag de minister-president dringend om echt te proberen om zo snel als mogelijk maatregelen te treffen, daarvoor ruimte te bieden, maar er ook zelf mee aan de slag te gaan. Dat kan via belastingplannen, via fiscaal beleid en op andere manieren. Kabinet, sla nu niet de juridische weg in en duik nu niet de papiermassa in, maar ga concreet aan de slag.  Minister Rutte: Nou ja, we doen beide zaken. We gaan dus in hoger beroep én we zullen het vonnis uitvoeren.  De heer Klaver (GroenLinks): Als je het vonnis wilt uitvoeren, moet je gewoon nu aan de bak. Dan moet je ervoor zorgen dat je in 2016 kunt beginnen met het nemen van maatregelen. Sommige dingen kun je in 2016 besluiten, maar met andere zaken zullen we dan nu al moeten beginnen, eigenlijk al bij het Belastingplan. De minister-president zegt nu dat we eerst een gedegen onderzoek moeten doen en de resultaten van nog een evaluatie moeten afwachten. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft een rapport opgesteld. Daarin staan eigenlijk alle beleidsopties die er zijn en die optellen tot een reductie van de CO2-uitstoot die we eigenlijk nodig hebben. Waarom moet er dan nog een extra appreciatie komen van het kabinet zelf? Waarom moet de staatssecretaris hier dan zelf nog naar kijken? De opties zijn al bekend. We hebben niet nog meer opties nodig, maar politieke keuzes. Die moeten worden gemaakt.  Minister Rutte: Wat het PBL op 2 september heeft gepubliceerd, is een quickscan over het halen van die CO2-reductie. Het gaat daarbij om een overzicht op basis van bestaand onderzoek. Er worden allerlei maatregelen geïnventariseerd waarmee dat reductiedoel kan worden gerealiseerd. Het PBL schrijft echter ook dat in zo'n quickscan natuurlijk maar in beperkte mate rekening wordt gehouden met factoren zoals de economische ontwikkelingen, het maatschappelijk draagvlak en de juridische haalbaarheid. Met andere woorden, je kunt niet op basis van zo'n quickscan al die besluiten nemen. Je zult echt meer gegevens moeten hebben.  De heer Klaver (GroenLinks): Daarvoor is niet zozeer meer onderzoek nodig. Bij al deze maatregelen weten we namelijk waar de beperkingen liggen en wat de invoeringsproblemen zijn. Als de minister-president dat niet weet, dan praten we hem graag bij over het klimaatbeleid. Ik nodig hem daar graag voor uit. Het gaat daarbij namelijk om allerlei maatregelen die eigenlijk al ongeveer 25 jaar worden voorgesteld. Iedere keer komt de politiek echter niet in actie. Er is dus geen nieuw onderzoek nodig, maar het is nodig dat de minister-president naar een meerderheid zoekt in de Kamer en in zijn eigen coalitie die bereid is om maatregelen te nemen en om in actie te komen. Het is gewoon een kwestie van kiezen. Het hoeft niet allemaal volgend jaar ingevoerd te worden, want het gaat over de periode van 2016 tot 2020. Je moet echter wel eigenlijk al dit jaar beginnen met het maken van de eerste keuzes, waardoor je hiermee volgend jaar al aan de slag kunt gaan. Dat wil de premier echter niet doen.  Minister Rutte: De heer Klaver heeft het over wat ik wil doen. Het gaat hierbij natuurlijk om heel grote maatschappelijke belangen en het gaat om geld. We hebben beleid uitgezet. Wij bekijken nu hoe deze uitspraak zich daarmee verhoudt en hoe je op een verstandige manier de volgende stappen kunt zetten. Dat is niet iets waarover je zomaar even in een paar weken besluiten kunt nemen. Dat kost tijd. Zo is het nu eenmaal.  De heer Klaver (GroenLinks): Deze reactie staat in schril contrast met de manier waarop de minister-president met sociaal-economische onderwerpen aan de slag is gegaan. Ik denk daarbij aan bezuinigingen in de zorg, aan veranderingen van systemen zoals bij het persoonsgebonden budget, aan de decentralisaties. Die zaken moesten met stoom en kokend water worden doorgevoerd. Daarbij gold: we moeten onze overheidsfinanciën op orde houden, we moeten nu druk op de ketel houden, we moeten snel veranderen omdat dat in het belang van toekomstige generaties is. Op die vlakken kon het dus wel. Het heeft enorme consequenties gehad voor de gebruikers van zorg, maar de minister-president zette door. Hij zei steeds: dit is van groot belang voor onze toekomst. Nu het over het klimaat gaat, zegt hij: ja, het is lastig, we weten niet wie er straks last van krijgen en we kunnen wel even wachten. Dat kan niet! De opwarming van de aarde wacht niet even totdat het kabinet eruit is of totdat de resultaten van weer een onderzoek zijn verschenen. Kom tot politieke keuzes.  Minister Rutte: Nu wordt de indruk gewekt dat we niets doen. Dit kabinet heeft een zeer ambitieuze doelstelling ten aanzien van bijvoorbeeld duurzame energie. We hebben ook in Europa gewerkt aan een ambitieuze gemeenschappelijke positie in het kader van een te bereiken wereldwijd klimaatakkoord, later dit jaar. Hopelijk gaat dat lukken. Onderdeel is de sluiting van vijf oude kolencentrales. Dat zijn nogal besluiten. We zijn er dus volop mee bezig. Hier ligt de uitdaging van de rechter om meer te doen. Het lijkt me heel verstandig — het gaat om veel geld en veel belangen — om dat heel zorgvuldig te bekijken. Dat geldt ook voor alle maatregelen die de heer Klaver noemt op het terrein van de zorg en van de sociale zekerheid. Die zijn ook steeds goed en zorgvuldig voorbereid, niet overnight.  De heer Samsom (PvdA): Allereerst over die welwillende toezegging over de nationale innovatiebank. Een instrument binnen het scala van instrumenten is het Junckerfonds. U gaf het een andere naam, maar zo is het in de volksmond gaan heten. Het Junckerfonds kan inderdaad worden ingezet, mits daar door nationale overheden eigen kapitaal naast wordt gezet. Dat is natuurlijk een ander instrument dan het instrument dat we tot nu vaak gebruikten. Klopt het dat het kabinet dit onderkent en daarom ook wil meewerken aan zo'n nieuwe bankconstructie?  Minister Rutte: Ja, maar daarvoor moeten we wel het geld hebben. Daarom is mijn voorstel om te kijken naar wat er op dit moment gebeurt bij de Nederlandse Investeringsinstelling en bij het Junckerfonds en hoe die op elkaar kunnen inwerken om de gedachte van zo'n bank in het kader van de begroting van Economische Zaken verder uit te werken. Daar zit nog wel wat werk aan.  De heer Samsom (PvdA): Ja, dat weet ik. Hoe meer de minister van Economische Zaken in de tussentijd bij elkaar kan rapen, hoe makkelijker het wordt. Daar ben ik natuurlijk mee akkoord, maar ik wilde even checken of de onderliggende gedachte wordt gedeeld. Ik vroeg niet naar de bestaande fondsen, ik vroeg om een nieuw vehikel dat ervoor zorgt dat er geld uit Europa bijkomt en dat die start-ups tot grotere wasdom kan brengen.  Minister Rutte: Aantrekkelijk vind ik de gedachte van ondernemerschap en de bedrijfsactiviteit die erachter steekt. Die past ook heel erg bij deze coalitie: groen en groei, alles bij elkaar. Ik kan alleen zo gauw niet helemaal overzien — dat moeten we echt even goed uitzoeken — of vanuit de zaken die ik noemde, zoals de investeringsinstelling en andere bronnen, voldoende matchingskapitaal voortkomt. Dat zullen we moeten bekijken. We hebben in de begroting niet ineens een pot zitten. Die is er niet.  De heer Samsom (PvdA): Nee, en daarom geef ik u ook de tijd om dat te bekijken. Dat zien we dan bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken.  Minister Rutte: Dat is het voorstel, absoluut.  Er is een vraag gesteld over de regeldruk, ook in de land- en tuinbouw, waar Halbe Zijlstra van de VVD-fractie aandacht voor vroeg. Mag ik daarop reageren door te zeggen dat die sector ons zeer aan het hart gaat en dat het kabinet ook stimuleert dat er een gezond ondernemingsklimaat is door het verminderen van regeldruk en door in Europese context te streven naar een level playing field? Het is van belang dat de ambities van Nederland op bijvoorbeeld het vlak van dierenwelzijn hun weerslag krijgen in Europese regels. Daar werkt de staatssecretaris van Economische Zaken aan, samen met landen als Duitsland, Denemarken en Zweden. In de agrosector wordt in toenemende mate samen met de sector gewerkt aan een maatwerkaanpak, juist om die regeldruk te verminderen. Dat is ook een eerste stap ter uitvoering van de motie-Lodders van de VVD. "Regels wieden" heet die motie volgens mij.  Dit en volgend jaar worden besteed aan de uitvoering van de knelpunten die al zijn geïnventariseerd. De eerste knelpunten zijn opgelost, bijvoorbeeld de administratieve lasten bij antibioticagebruik voor dieren. Er is nu ook meer samenwerking tussen de instanties bij de controles van stallen op bijvoorbeeld brandveiligheid. Voor 2016 wordt samen met het bedrijfsleven verkend of een nieuwe inventarisatieronde voor knelpunten nodig is. Met de halfjaarlijkse rapportages regeldruk — de eerstvolgende is in november voorzien — wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Ik kan u melden dat onze Europese Commissaris, de eerste vicepresident, Frans Timmermans, ook werkt aan verbetering van de Europese regelgeving in het kader van het REFIT-programma met betrekking tot vermindering van de Europese regeldruk. Bekeken wordt wat dit programma specifiek kan bijdragen aan het verminderen van de regeldruk in de agrosector.  Ik meen daarmee de vragen te hebben beantwoord die zijn gesteld over het onderwerp klimaat, milieu en landbouw. Als dat niet wordt bestreden van de zijde van de Kamer, kom ik bij het laatste postje, te weten een aantal restonderwerpen. Die zijn niet onbelangrijk — daar zitten grote thema's bij zoals onderwijs — maar er zijn weinig vragen over gesteld.  Ik kom op het thema mantelzorg. De heer Van der Staaij heeft gevraagd of er gedachten bestaan om de kosten voor de mantelzorgers fiscaal aftrekbaar te maken. Het kabinet heeft geen voornemens daartoe. Er is in 2012 onderzoek gedaan door de commissie inkomstenbelasting en toeslagen, de commissie-Van Dijkhuizen. Die commissie heeft gezegd dat de inkomstenbelasting geen geschikt instrument is voor financiële steun aan mantelzorgers of vrijwilligers. Dit leidt juist tot grote uitvoeringskosten en staat haaks op de doelstelling om het belastingstelsel te vereenvoudigen. De doelgroep is immers niet bekend bij de Belastingdienst, want er bestaat geen centrale registratie van mantelzorgers.  Dat neemt niet weg dat het kabinet volop bezig is met het motiveren van gemeenten om meer werk te maken van een goede ondersteuning en toerusting van mantelzorgers. Zo is de toekomstagenda Informele zorg en ondersteuning opgesteld met verschillende formele en informele zorgpartijen en wordt er door zorgprofessionals en mantelzorgers gewerkt aan het versterken van hun samenwerking. Ook gemeenten zijn daarbij betrokken. Dat is overigens mede mogelijk gemaakt door de middelen die de heer Van der Staaij daar zelf beschikbaar voor heeft gemaakt bij de begrotingsbehandeling 2013. Het kabinet wijst wethouders op het belang van een goede communicatie hierover aan mantelzorgers, zodat zij weten waar zij terechtkunnen. Een voorbeeld daarvan is de brief die staatssecretaris Van Rijn eind deze week zal sturen aan wethouders.  Er is jaarlijks via het Wmo-budget 100 miljoen euro beschikbaar voor mantelzorgers. Gemeenten hebben daarnaast zelf een prikkel om werk te maken van een goede ondersteuning en toerusting van mantelzorgers. Door goed samen te werken met mantelzorgers en de mensen in de omgeving kunnen zij een betere ondersteuning bieden die — dat is belangrijk — ook betaalbaar blijft. Op 24 juni jongstleden heeft de Tweede Kamer opnieuw een voortgangsrapportage informele zorg ontvangen. Daarbij is een uitvraag onder gemeenten meegestuurd. Die uitvraag laat zien dat gemeenten het onderwerp serieus nemen, maar dat er nog meer moet gebeuren om van het plannen maken over te gaan naar de praktijk.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb deze vraag gesteld, omdat ik van Mezzo — dat is een organisatie die de belangen van veel mantelzorgers behartigt — het signaal kreeg dat er heel veel knelpunten zijn en dat gemeenten het tot nu toe onvoldoende oppakken. Herkent de minister-president dat signaal?  Minister Rutte: Ik herken inderdaad dat gemeenten wel bezig zijn met de planfase, de planning, maar dat de uitvoering in de praktijk, na het plannen maken, het schrijven van een goede nota en het voeren van een discussie met de gemeenteraad, echt nog aan kracht kan winnen. Je ziet dat ook terug in de rapportage van 24 juni.  De heer Van der Staaij (SGP): Wil de minister-president toezeggen dat hij dit signaal nadrukkelijk onder de aandacht zal brengen bij de gemeenten? Juist zij kunnen daar immers een cruciale rol bij vervullen.  Minister Rutte: Zeker weten. Dat zal staatssecretaris Van Rijn onder andere doen in de brief aan de wethouders die eind deze week wordt verstuurd.  De heer Krol (50PLUS): Ik heb een schriftelijk antwoord gekregen op mijn vraag of de mantelzorgboete nu definitief van tafel is. Begrijp ik het goed dat hij op 1 januari 2018 toch weer wordt ingevoerd?  Minister Rutte: Hij is twee jaar uitgesteld. Zo staat het ook in het antwoord. Ik pak het er even bij. Daarin staat: er zijn natuurlijk een behoorlijk aantal beleidswijzigingen waar ouderen mee te maken hebben gekregen, ook in het kader van gedecentraliseerde overheidstaken. En verder: omdat er nog weinig bekend is over de relatie tussen mantelzorg, de vorming van nieuwe huishoudsamenstellingen en inkomensvoorzieningen, is nader onderzoek opportuun. Dat is de reden waarom het kabinet heeft besloten om de invoering van de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen van 1 juli 2016 naar 1 januari 2018.  De heer Krol (50PLUS): Daarmee is het dus nog niet gezegd dat hij op die datum ingaat?  Minister Rutte: Het is een voornemen dat hij op die datum ingaat.  Ik kom op een volgend punt met betrekking tot de zorg. Wat doet het kabinet om te voorkomen dat kinderen in de knel raken? Het gaat dan vooral om het aantal vechtscheidingen. Het is echt verschrikkelijk als kinderen daarmee geconfronteerd worden. Het is natuurlijk al erg voor kinderen als hun ouders gaan scheiden, maar het is nog erger als het dan ook nog een vechtscheiding is, waarbij de ouders rollebollend over straat gaan. Ik vind dat een verschrikkelijk voorbeeld van dikke-ikgedrag. Het is vreselijk voor kinderen. Het is een grote verantwoordelijkheid voor ouders om ervoor te zorgen dat zij op een fatsoenlijke manier uit elkaar gaan. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en die van VWS hebben het uitvoeringsplan Verbeteren situatie kinderen in een "vechtscheiding" geïntroduceerd. Dat richt zich op het voorkomen en beperken van vechtscheidingen en vooral op het beperken van de schade daarvan. Er wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van ervaringen van kinderen die dit hebben meegemaakt. In juli is hierover gesproken in de Kamer. Het uitvoeringsplan willen we ten minste tot 2016 laten doorlopen. Nogmaals maak ik hier van de gelegenheid gebruik om het volgende te zeggen. Het is altijd aan mensen zelf om te besluiten te scheiden, maar doe dat fatsoenlijk en maak kinderen er niet het slachtoffer van, meer dan door de scheiding sowieso al gebeurt.  De heer Wilders (PVV): Ik heb een vraag over de zorg aan de minister-president. Is hij het met mij eens dat de beschaving van een land heel goed kan worden afgemeten aan de behandeling van de ouderen in dat land? Het Nederlandse kabinet heeft de ouderenzorg bijna kapotbezuinigd, de dagbesteding zo ongeveer helemaal gekortwiekt en de thuiszorg zo ongeveer gehalveerd. Is dat niet een beschaafd land onwaardig? De minister-president gebruikte eerder het woord "debattruc" toen ik zei dat we het geld voor de asielzoekers aan de ouderen moeten besteden, maar dat is geen debattruc. Het zijn gewoon keuzes die je kunt maken. Op de begroting voor volgend jaar staat voor de opvang van asielzoekers 1,5 miljard gereserveerd. Dat is veel te weinig, maar het staat in de begroting. Als ik de minister-president voorstel dat we die 1,5 miljard niet aan die asielzoekers besteden, maar aan de mensen die ons land hebben grootgemaakt, door opnieuw de verzorgingshuizen in het leven te roepen, door de mensen weer een fatsoenlijke dagbesteding te geven, door ervoor te zorgen dat er genoeg personeel is in de verpleeg- en verzorgingshuizen om die ouderen bij te staan, dan is dat geen demagogisch voorstel, maar iets wat we kunnen doen. Ik zou zo graag willen dat we elkaar op dit punt een keer zouden kunnen vinden.  Minister Rutte: De keuze tussen het onderwerp waarover we vanmorgen spraken en de ouderenzorg vind ik inderdaad puur demagogie en dat houd ik staande. Laten we dat even parkeren. Laten we eens even gaan kijken naar de ouderenzorg zelf, want anders krijgen we een hele herhaling van vanochtend. In Nederland besteden we heel veel geld aan gezondheidszorg. Uit onderzoeken blijkt dat Nederland het beste gezondheidszorgstelsel in Europa heeft. Daarmee behoort ons land waarschijnlijk tot de top drie van de wereld. Dat geldt voor de hele gezondheidszorg. De ziekenhuizen, de huisartsen en de ouderenzorg zijn echt van zeer hoog niveau. Er werken ontzettend goede mensen. Zijn er problemen? Ja, die zijn er. Er zijn problemen met de uitvoering van het pgb. Die zijn we aan het repareren. Er zijn natuurlijk ook problemen in de verpleeg- en verzorgingshuizen. We steken daar extra geld in, bijvoorbeeld door te zorgen voor een hoger opleidingsniveau van onze zeer gemotiveerde verpleegkundigen en andere medewerkers in die huizen.  Ik noem één voorbeeld. Ik was een tijdje geleden op werkbezoek bij een geriatrische instelling voor ouderen met dementie. Dat was ook vanwege het debat dat hier gisteren in de Kamer plaatsvond: kun je met de bestaande budgetten niet meer doen? Na afloop van het werkbezoek zei ik: als het mij overkomt, wil ik hier wonen. Het betreft een instelling die volstrekt maatwerk biedt, heel kleinschalig. Al die kleinschaligheid wordt bij elkaar gebracht in een instelling waar toch weer behoorlijk wat mensen zitten, maar het is op een manier georganiseerd waardoor je het gevoel hebt dat je niet in een heel grote instelling bent. Men zit niet opgesloten, men kan echt uit de voeten, men kan zelf naar de winkel. Als mensen de weg niet meer terug weten, is er wel iemand die ze daarin begeleidt. Dat doet die instelling allemaal met de bestaande budgetten. Als ik praat met de leidinggevenden over wat zij doen om ervoor te zorgen dat tussenlagen worden weggehaald en hoor dat die leidinggevenden compleet dienstbaar zijn aan de mensen op de werkvloer, dan ben ik daar ontzettend van onder de indruk. Deze instelling is gevestigd in Wezep. Ik heb meer van dit soort instellingen bezocht. Ik heb helaas ook instellingen gezien waarbij ik weleens het gevoel had dat de leiding het doel was in plaats van de ouderen. Die noem ik hier dan maar even niet. Daar gebruik ik maar andere gelegenheden voor. Ik ben erg onder de indruk van wat er gebeurt in de gezondheidszorg. Er zijn problemen en daarom steken we er extra geld in, maar het beeld dat de heer Wilders schetst, herken ik niet.  De heer Wilders (PVV): Hulde voor iedereen in de zorg die het goed doet. Die goede voorbeelden zijn er natuurlijk. Maar voor ieder voorbeeld waar het goed gaat, zijn er minstens tien waar het niet goed gaat. Voordat we in algemene termen spreken, zou ik graag kort melding willen maken van een e-mail die alle collega's volgens mij hebben gekregen. Iemand zegt daarin: onze dochter is 24 jaar en ze werkt al 17 jaar in de ouderenzorg. Ze had laatst nachtdienst. Eén collega van haar was ziek. Ze was dus in haar eentje. Toen had ze alleen de verantwoording over 72 ouderen. De vader schrijft: als brand was uitgebroken bij die ouderen, die helaas ook vaak de weg kwijt zijn, was mijn dochter als enige aanwezig geweest in een instelling voor 72 ouderen. Als haar collega niet ziek was geweest, waren er twee mensen geweest. Zo zijn er heel veel voorbeelden. Dit kan niet. Dit is gewoon onverantwoord omgaan met mensenlevens. Je moeder of je vader zal er maar zitten. Dat wil de minister-president ook niet. Dat weet ik.  Politiek is het maken van keuzes, en geen demagogie. Ik zeg: kom eerst op voor je eigen volk. Zeg nee tegen die asielzoekers zolang er nog steeds een situatie in Nederland is waarin ouderen 's nachts met 72 man afhankelijk zijn van 1 verpleegkundige. Dat kan niet. Als we dat met elkaar eens zijn, moeten we andere keuzes gaan maken.  Minister Rutte: Nogmaals, ik heb vanochtend scherp positie gekozen in de discussie over kosten voor asiel versus kosten voor de ouderenzorg. Daar verwijs ik naar. De heer Wilders snijdt een relevant punt aan: de ouderenzorg. Laten we dat nou niet betrekken bij de discussie over migratie, maar laten we echt even naar de ouderenzorg kijken. Gelukkig zijn daar aanzienlijke budgetten voor beschikbaar. Dit een beschaafd land. Er is veel gekeken naar manieren om de kostenstijgingen in te dammen. In het geheel van de gezondheidszorg lopen de kosten ook in deze kabinetsperiode met miljarden op, overigens om goede redenen. Gelukkig slagen we erin om die kostenstijging beter onder controle te krijgen.  Laten we even puur op macroniveau kijken. Ik kom daarna met een microvoorbeeld. Ik ben het helemaal met de heer Wilders eens dat het uiteindelijk gaat om het voorbeeld zoals hij dat noemt, en om wat er in de praktijk gebeurt. Eerst wil ik even kijken naar de totale cijfers en naar hoeveel de gezondheidszorg in Nederland kost. Nog maar een jaar of vijftien à twintig geleden was dat zo'n 6% van het nationaal inkomen. Inmiddels geven we er meer dan 10% aan uit. De kosten zijn dus gigantisch gestegen. De portefeuille sociale zekerheid, van Lodewijk Asscher, is als percentage van ons totale nationaal inkomen nauwelijks gestegen. Als je de kostenstijging in de gezondheidszorg niet onder controle houdt, wordt de zorg onbetaalbaar. Je kunt dan niet meer die goede huisartsen, die goede verpleeghuizen en die goede ziekenhuizen voor iedereen beschikbaar hebben.  Wetend dat we zo veel geld beschikbaar hebben, is de opgave om dat op een verstandige manier in te zetten. Ik weet de heer Wilders aan mijn zijde in het bestrijden van bureaucratie en in het streven om de macht bij de mensen op de werkvloer te leggen. Dat heb ik gemerkt in de periode waarin we samenwerkten. Ik heb in de afgelopen jaren veel voorbeelden gezien van instellingen waar de baas compleet dienstbaar is aan het personeel en vooral ook aan de mensen die er wonen, en niet aan zichzelf, zijn eigen ego en zijn eigen dikke-ik. Als dat gebeurt, leidt dat tot prachtige voorbeelden. Ik ken ook voorbeelden waarin dat niet het geval is. De heer Wilders heeft net ook zo'n voorbeeld genoemd. Wat hij net schetste, is een verschrikkelijk verhaal. Ik vind het een gezamenlijke opgave voor ons om ervoor te zorgen dat wij tot op de werkvloer in verzorgingshuizen en ziekenhuizen de best denkbare zorg brengen, zonder in bureaucratie en heel veel regeltjes te vervallen, en zonder in de verleiding te komen om heel veel extra geld uit te geven. We geven hier al heel, heel, heel veel geld aan uit. Ik ben bang dat dat vaak eerder leidt tot meer dan tot minder bureaucratie.  De heer Roemer (SP): Ondanks de mooie woorden en de terechte complimenten aan degenen die daar werken: het gaat er inderdaad om hoe we het organiseren. Er is geen onderwerp waarin het kabinet een grotere hindermacht is dan het organiseren van goede zorg.  Ik laat een paar punten de revue passeren. Het kabinet zegt: er zijn inderdaad te weinig handen aan het bed in verpleeghuizen, dus er moet geld bij. Er komt in 2016 210 miljoen bij voor verpleeghuizen. Hoe denkt de minister-president dat zorginstellingen mensen kunnen gaan aannemen als zij weten dat in 2017 250 miljoen op diezelfde verpleeghuizen bezuinigd wordt?  Minister Rutte: We trekken nu inderdaad extra geld uit voor de zorg, en dan in het bijzonder voor deze zorg. Daarmee kunnen we de bezuiniging die op lange termijn helaas ook hier noodzakelijk is gelukkig in belangrijke mate verlagen. Er stond een veel grotere bezuiniging. Die zullen we invullen op een manier waarbij we zo min mogelijk raken aan de primaire processen die zo belangrijk zijn voor het personeel en de mensen die in deze huizen wonen. Ik denk dat we met deze extra investering de ambitie van staatssecretaris Van Rijn en van het hele kabinet kunnen realiseren om te investeren zowel in de kwaliteit die de oudere rechtstreeks ervaart, simpelweg ook door het contact dat er met hem of haar is, als in het opleidingsniveau van het personeel in die huizen. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Ik denk ook dat de heer Roemer het daarmee eens is.  De heer Roemer (SP): Alles behalve dat! Als je nu 210 miljoen gaat investeren en tegen verpleeghuizen zegt dat ze maar personeel moeten aannemen, dan is duidelijk dat geen hond dat gaat doen als hij weet dat hij eventjes later 250 miljoen moet inleveren. Je gaat geen langdurige verplichtingen aan als je in het jaar daarop nog meer moet bezuinigen dan je krijgt. Dit is de mensen maar iets voorhouden. Het is nog niet eens een doekje voor het bloeden. De minister-president houdt wederom mensen iets voor wat hij niet kan waarmaken. Maar laat ik een ander voorbeeld nemen. Hoe kijkt de minister-president naar de praktijk van "zorg dicht in de buurt"? Volgens mij is dat een principe waar velen in de Kamer achter staan. De praktijk is dat een kwart van de gemeentes zegt: dat betekent dat we helemaal niks doen. Andere gemeentes zeggen: we gaan er zelfs nog extra budget voor uittrekken. Vindt de minister-president het normaal dat het dus blijkbaar afhangt van de plaats waar je woont, of je verantwoorde ouderenzorg krijgt?  Minister Rutte: Ik ga eerst nog even in op het eerste punt van de heer Roemer. Hij doelt op de taakstelling in 2017. Het gaat daarbij om 2,8% — ik loop er niet voor weg: 2,8% is 2,8% — van het totale bedrag van 18 miljard voor de langdurige zorg in 2017. We slagen erin om de taakstelling in 2016 te verlagen met 45 miljoen. We zoeken het, zoals ik al zei, nu niet in maatregelen die de relatie tussen de bewoners en de zorgverleners raken, maar in zaken als inkoopkracht, vermindering van overhead en vermindering van de administratieve lasten. Eigenlijk ligt dit in het verlengde van de discussie die ik had met de heer Wilders. Ik denk dat er voor die zaken nog heel veel ruimte is. Ik heb daarvan net een paar voorbeelden gegeven.  Ik kom op de tweede vraag van de heer Roemer. Het is onderdeel van de hervormingen dat er meer bevoegdheden liggen bij de gemeenten om de zorg vorm te geven, waarbij zij veel meer maatwerk kan bieden, geïntegreerd met een aantal andere zaken, zoals de jeugdzorg en de Participatiewet. Daar zitten verschillen in. Dat is waar. Er zijn verschillen tussen gemeenten. Daar gaat de gemeentelijke democratie over. Het is onderdeel van de hervormingen dat gemeenten daaraan uitvoering geven.  De heer Roemer (SP): De minister-president vindt het dus normaal dat een oudere in de ene plaats niks krijgt en een oudere met dezelfde kwaal, van dezelfde leeftijd en met dezelfde zorgbehoefte in een andere plaats wel fatsoenlijke hulp krijgt. Dat is onbegrijpelijk. Ik wil de minister-president daarom iets voorhouden. We kennen het gemeentelijke basispakket voor baby's. Iedere baby krijgt een hielprik, maar we laten het aan de gemeentes over hoe ze dat organiseren: bij iemand thuis, in het consultatiebureau, in een zorginstelling, in een bepaald centrum of waar ook. Iedereen weet echter: mijn baby heeft recht op een hielprik. Is de minister-president bereid om met ons na te denken over het maken van een gemeentelijk zorgpakket voor ouderen? Daarbij geven we dan in ieder geval aan waarop ouderen recht hebben, zodat het dan geen verschil maakt of ze in Baarn of in Boxmeer wonen, en maken we afspraken over een minimale tariefstelling, zodat daarop niet vals geconcurreerd kan worden. Wat gemeentes dan vervolgens zelf méér willen doen, is aan de gemeentes. En hoe de gemeentes het dan willen uitvoeren, is ook aan de gemeentes. We maken dan dus geen verschil tussen ouderen in Baarn en ouderen in Boxmeer.  Minister Rutte: Ik zou ervoor willen waken om dat te doen. Met de hervormingen is juist beoogd om veel meer maatwerk mogelijk te laten zijn op gemeentelijk niveau, waarbij de wet overigens wel degelijk een aantal waarborgen biedt. Het is niet zo dat de wet is afgeschaft, het budget is overgedragen en het adagium "zoekt u het maar uit" geldt. Natuurlijk biedt de wet ook een aantal waarborgen. Hij biedt gemeenten echter veel beleidsvrijheid om zelf uitvoering te geven aan dit beleid. Ik zou die verworvenheid niet kapot willen maken. Zoals we het vroeger deden, namelijk "one size fits all", wat betekent dat het niemand past, werkte het niet. De gemeente kan, of het nu gaat over de jeugdzorg, over de ouderenzorg of over mensen op afstand tot de arbeidsmarkt, tegenwoordig veel integraler kijken en kent de mensen ook veel beter. Het is aan de gemeentelijke democratie, aan de gemeenteraad en aan de wethouders, om daaraan op een goede manier invulling te geven. Ik zie daar ontzettend goede voorbeelden van. Ik denk dat die decentralisaties van grote waarde zijn.  De heer Roemer (SP): Nu vertelt de minister-president wederom niet de waarheid. Hij zegt dat het gewaarborgd is. Dat is het dus niet. Feit is namelijk dat, nu het gedecentraliseerd is, oftewel naar de gemeentes is gegaan, het recht op zorg weg is. Gemeenten hebben alleen de verplichting om een individuele toetsing te doen, maar zijn niet verplicht om de zorg te geven. Feit is dat al in 25% van de gemeentes de thuiszorg is afgeschaft, terwijl men er in andere gemeentes een schepje bovenop doet. Het is fijn dat in andere gemeenten de zorg mooi is, maar 25% van de gemeenten heeft de thuiszorg afgeschaft. Je zult maar net in die plaats wonen, die zorg hard nodig hebben en aan jr lot worden overgelaten door het kabinet-Rutte. Dat zegt: u hebt er geen recht meer op, zoek het maar uit. De oplossing is simpel: voor baby's regelen wij het, doe dat ook voor de ouders.  Minister Rutte: Ik herinner mij nog dat, toen ik zelf staatssecretaris Sociale Zaken was en de bijstand en de decentralisatie aan de orde waren, discussies werden gevoerd over een eerste stuk decentralisatie. Er werd gediscussieerd over de vraag of het daarbij ging om een aanspraak of een recht, hoe je bepaalt waar iemand behoefte aan heeft en hoe je omgaat met verzoeken. Ik denk dat wij de goede keuzes hebben gemaakt. De wet schetst wat uiteindelijk gewenst is in termen van doelstellingen en kwaliteit en geeft de gemeenten heel veel ruimte om daar op maat invulling aan te geven. Mijn zorg is dat je de ruimte voor de gemeenten om dat maatwerk ook echt in te vullen heel erg beperkt als je doet wat de heer Roemer hier voorstelt. Ik zou daar echt tegen zijn.  De voorzitter: Gaat u verder.  Minister Rutte: Ja, voorzitter. Ik dacht dat de heer Pechtold naar de microfoon liep, maar het is een schijnbeweging. Nee, hij gaat toch iets zeggen.  De voorzitter: Dat is bijna uitlokking.  De heer Pechtold (D66): Ik vroeg mij af of wij al aan het onderwijs waren toegekomen.  Minister Rutte: Nee. Dat is overigens een heel karig onderdeel van dit blokje, maar dat komt niet door mij. Ik probeer de vraag te beantwoorden. Wij hebben inmiddels heel veel vragen over de zorg behandeld, mede door de vele interrupties. Ik kom nu bij een paar vragen van de Partij van de Arbeid over het onderwijs. De heer Pechtold heeft een vraag gesteld over de Wetenschapsagenda. Dat is de enige vraag die ik van hem heb.  De heer Pechtold (D66): Dan ga ik de premier verrassen met het passend onderwijs. Daarover is een schriftelijke vraag gesteld.  Minister Rutte: Ja, precies! Die hebben wij schriftelijk beantwoord.  De heer Pechtold (D66): Ja, maar dat was een teleurstellend antwoord.  Minister Rutte: Ach.  De heer Pechtold (D66): Bij de invoering van het passend onderwijs waren velen kritisch, maar nu is meer dan de helft van de docenten in het basisonderwijs en zelfs 60% van de docenten in het voortgezet onderwijs daar negatief over. 70% van de docenten zegt dat passend onderwijs invloed zal hebben op de reguliere leerlingen. Ik heb daarom in eerste termijn gevraagd of wij daar wat aan kunnen doen. Is het kabinet bereid om het basisonderwijs daarin te faciliteren? Ik vermoed dat anders een soort tweede pgb ontstaat. Ik dacht hierbij met name aan klassenassistenten.  Minister Rutte: Ik probeer even om die vraag uit de set schriftelijke vragen te pakken. Ik zie nu dat hij bij de vragen over de liv zit. De heer Pechthold heeft hierbij de liv als dekking gebruikt.  Toen ik gisteren de discussie over het passend onderwijs volgde, had ik de indruk dat er een gezamenlijke lijn in zat. Er zijn grote stappen gezet. Er zijn natuurlijk knelpunten. Ook de heer Pechtold heeft daar gisteren aandacht voor gevraagd. Die neemt het kabinet serieus. Dat staat ook in de schriftelijke beantwoording. De staatssecretaris van Onderwijs, Sander Dekker, is voornemens om de Kamer binnenkort naar aanleiding van de signalen nader te berichten. Is dat niet het beste moment, zo wil ik de heer Pechtold vragen, om daarop terug te komen? Ik meen dat de heer Pechtold van plan was om de liv in te zetten als dekking voor zijn plan. Ik heb al uitgelegd aan de heer Buma dat de liv helaas niet beschikbaar is. De liv moet in 2017 al tot uitbetaling komen omdat wij deze voorziening 2017 invoeren. Dat geld is er dus niet. Maar los van die financiële dekking zou het mijn voorstel zijn om nog even af te wachten wat die rapportage oplevert en het daarna verder te bespreken.  De heer Pechtold (D66): Ik wacht dat liever niet af, want ook de Kinderombudsman heeft nogal stevig geoordeeld over hoe het passend onderwijs nu gaat landen. Ik denk gewoon dat we daar niet op kunnen wachten. Ik heb zojuist enkele percentages gegeven van hoe dit op dit moment in het onderwijs wordt gevoeld. En als het niet die liv kan zijn — de mensen zullen wel denken: waar hebben ze het allemaal over? Maar dat zijn allemaal begrotingsposten — wil ik het volgende voorstellen: is het niet mogelijk om 5% te halen uit het miljard dat wij als rijksoverheid jaarlijks aan consultants uitgeven, een bedrag van 50 miljoen dus, om daarmee het onderwijs te plezieren en te zorgen voor extra handjes in de klas om dat "passend" ook echt passend te maken?  Minister Rutte: De staatssecretaris is bezig met het inventariseren van de signalen. Hij komt eind deze maand, september, met een rapport daarover naar de Kamer. Zou het niet beter zijn om er dan naar te kijken? De heer Pechtold kan zijn signalen, de zaken die hem volgens mij ook rechtstreeks bereiken, dan daarnaast leggen. We kunnen dan bezien of we dit allemaal kunnen inpassen in de bestaande kaders, of concluderen dat er meer nodig is. Ik kan dat nu niet overzien. Dat is beter dan nu al geld gaan zoeken in een post waar vooral de aanhang van D66 boos over wordt.  De heer Pechtold (D66): Het zou heel verrassend zijn als de premier dit soort voorstellen in deze fase van het debat nu opeens wel gewoon zou afdealen en zou zeggen: leuk idee, dat doen we. Ik denk dat de mensen dan van hun stoel zouden vallen. We gaan dit doorschuiven naar september.  Minister Rutte: Deze maand dus.  De heer Pechtold (D66): Maar ik hoorde geen nee, en in de sfeer van de toezeggingen in dit debat is dat al een enorme winst. Ik houd de premier en dit kabinet voor dat wij vanuit het passend onderwijs de wedstrijd tussen die dure consultants, aan wie we een miljard per jaar uitgeven, en die handen in de klas, die klassenassistenten daartegenover, natuurlijk gaan winnen. Ik voel dat de premier mijn kant op gaat bewegen.  De heer Slob (ChristenUnie): In dat geval ga ik ook een kansje wagen, want het houdt vandaag niet over met de minister-president. Dus als hij nu in deze bui is ...  Het gaat ook over onderwijs. Gisteren had ik een interruptiedebatje met de heer Samsom, gelijk nadat de heer Pechtold over passend onderwijs begon, over nog een ander probleem in het onderwijs: het groen onderwijs. Het gaat met name over de AOC's. Dit probleem speelt al langer. Het groen onderwijs is hier vorig jaar ook aan de orde geweest: dat zit bij EZ, EZ heeft geen geld en noem maar op; problemen dus. Nu ontstaat hoogstwaarschijnlijk de situatie dat de AOC's per student €1.000 minder krijgen dan de roc's, die weer uit de Onderwijsbegroting worden bekostigd. Hoe gaan we dit probleem oplossen?  Minister Rutte: Zoals bekend viel het groen onderwijs inderdaad onder het oude ministerie van Landbouw en is het thans ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken, bij staatssecretaris Dijksma. Ik denk wel dat we moeten vaststellen dat de staatssecretaris van Economische Zaken het budget voor het gehele groen onderwijs in de voorjaarsnota structureel heeft verhoogd, met 31 miljoen in 2016, aflopend tot 21 miljoen in 2019 en 12 miljoen in 2020. Dat is nodig vanwege de stijgende leerlingenaantallen. In de Kamerbrief over het sectoronderwijs stelt het kabinet dat er met structuurverbeteringen besparingen mogelijk zijn en dat daardoor ook het groen onderwijs binnen de nu bestaande budgettaire kaders kan blijven. Ik denk dat mijn liefde voor het groen onderwijs even groot is als de liefde die de heer Slob voelt voor het groen onderwijs, dus wij kunnen elkaar daar vinden. Maar er moet de uitdaging zijn om ook daar te bezien of er inpassingen kunnen worden gedaan binnen de bestaande financiële kaders. Dat kan bijvoorbeeld door een verdergaande samenwerking binnen de groene onderwijskolom. Daarnaast is het natuurlijk mogelijk om te bekijken hoe er meer kan worden samengewerkt met vakinstellingen.  Een en ander leidt er ook toe dat de aansluiting van het groen onderwijs op de arbeidsmarkt en in de regio wordt versterkt. Dat is onderdeel van de strategische ontwikkelagenda, waarin het groen onderwijs met het bedrijfsleven werkt. Ik begrijp dat de heer Slob refereert aan het Berenschotrapport over de doorwerking van de bezuinigingen op de exploitatie, dat in opdracht van de AOC's is opgesteld. Op 16 september is hierover overlegd met Economische Zaken. Het ministerie gaat nader met de sector over dat rapport in gesprek. Dit zijn echter de financiële gegevens. Ik denk dat uit de cijfers ook blijkt dat we dit, binnen de bestaande kaders, zo ruimhartig mogelijk proberen te financieren.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat was een heel uitgebreid en goed voorbereid antwoord. De samenvatting is dat de premier er niets aan gaat doen.  Minister Rutte: Nou, we doen er heel veel aan. Het gaat om 31 miljoen, aflopend via 21 miljoen naar 12 miljoen. Dat is extra geld. Dat is nodig vanwege de stijgende leerlingenaantallen. We gaan het groen onderwijs zo veel mogelijk inpassen in het bredere onderwijs. Het blijft onder Economische Zaken vallen, maar de financiering ervan wordt zo veel mogelijk ingepast in het bredere onderwijs, zo hebben we met elkaar afgesproken. Binnen de budgettaire mogelijkheden van Economische Zaken wordt maximaal bekeken hoe het groen onderwijs verder financieel gesteund kan worden. Dat gebeurt ook op deze manier. Men is al meer dan twee jaar op de hoogte van deze situatie en bereidt zich daar ook op voor. Ik begrijp heel goed dat men lobbyt omdat men dit vervelend vindt — dat snap ik — maar het is geen onmogelijke opgave.  De heer Slob (ChristenUnie): Mijn indruk is dat er toch een verschil zal ontstaan tussen de financiering van studenten op AOC's en die van studenten op roc's. Daar zullen wij nu waarschijnlijk niet uitkomen. Ik weet niet of wij alle informatie gekregen hebben, want ik hoor nu ook een paar nieuwe dingen. Kan het kabinet zijn standpunt over dit onderwerp op papier zetten en kan de minister-president ons dit doen toekomen? Dan kunnen wij hierover op een ander moment verder spreken, want wat mij betreft is het laatste woord hier nog niet over gesproken. Dit is echt een reëel probleem waar we met elkaar naar moeten kijken.  Minister Rutte: Dat zeg ik toe.  De PvdA heeft gevraagd of de leerrechten voor de toekomst steviger kunnen worden ingevuld. In de experimenten met vraagfinanciering wordt gewerkt met een ander bekostigingssysteem. Daarbij komen studenten in aanmerking voor vouchers die zij bij bekostigde of niet-bekostigde instellingen …  De heer Samsom (PvdA): Excuus, ik ga de premier onderbreken. De terminologie loopt een beetje door elkaar. De premier beantwoordt een prachtige vraag over leerrechten en vouchers voor studenten, maar ik doelde op het recht van werknemers om altijd te mogen leren tijdens hun baan in het kader van een leven lang leren.  Minister Rutte: Ja, daar kom ik op: het levenlanglerenkrediet.  De heer Samsom (PvdA): Dan kunt u het stuk over leerrechten overslaan, want daar was ik buitengewoon niet in geïnteresseerd.  Minister Rutte: Ik dacht dat het goed voor de rest zou zijn. Het is fantastisch voor de rest van de Kamer om de context te begrijpen, maar ik begrijp dat iedereen zo goed op de hoogte is dat dit niet nodig is.  De heer Samsom (PvdA): U mag de vraag voor de heer Zijlstra beantwoorden, maar voor mij hoeft u dat niet te doen.  Minister Rutte: Dan zal ik de heer Zijlstra in kleine kring bijlichten.  Het levenlanglerenkrediet wordt ingevoerd. Dat biedt nieuwe groepen studenten, onder wie ook deeltijdstudenten en studenten boven de 30, de mogelijkheid om het collegegeld of het lesgeld te lenen en kan zo een financiële barrière om onderwijs te volgen, wegnemen. Dat is van grote waarde. Daarmee zetten we belangrijke stappen om de leercultuur in Nederland te bevorderen. Dat begint overigens bij mensen zelf — ik denk aan de mindset — maar dit helpt. De afgelopen jaren zijn er natuurlijk wel meer stappen gezet. De transitievergoeding is sterker gericht op onderwijs. Er is het een en ander gedaan met de sectorplannen en de brug-WW. In het mbo en het hoger onderwijs hebben we stappen gezet om het onderwijs beter te laten aansluiten op de behoeften van het bedrijfsleven. Als je echt wilt komen tot een sterke bewustwording van het belang van een leven lang leren, is het belangrijk dat werknemers, bedrijfsleven, zelfstandige onderwijsinstellingen en de regio's zelf meer gaan doen. Dat stimuleren we. Daarvoor gebruiken we ook de sectorplannen en de middelen uit het ESF, het Europees Sociaal Fonds. Daarnaast is er nog een andere interessante bron, die hier vaak te weinig voor wordt gebruikt, namelijk de O&O-fondsen, de opleidings- en ontwikkelingsfondsen. Ook die kunnen een rol spelen in de intersectorale scholing en in het mogelijk maken van persoonlijke scholingsbudgetten.  In het verlengde hiervan beantwoord ik de vraag over het middelbaar beroepsonderwijs. Er was een roep om meer samenwerking, vakcolleges en kleinere eenheden. Het is van groot belang dat het mbo beter en sneller kan inspelen op trends en veranderingen in de arbeidsmarkt. Daarom nemen we maatregelen om het onderwijs op het mbo flexibeler te maken, zodat scholen beter kunnen inspelen op de wensen van het bedrijfsleven en bijvoorbeeld de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Mbo-scholen krijgen meer ruimte om met regionale bedrijven en instellingen sneller een opleiding of leertraject samen te stellen. We willen dat de komende tijd vooral op het regioniveau de vraag centraal komt te staan wat jongeren eigenlijk moeten leren, wat bedrijven en instellingen nodig hebben en welk onderwijsconcept daar het best bij past.  Op 14 september, dus deze week, is er over dit onderwerp een brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin is ook opgenomen dat het ons doel is om het mbo uiteindelijk kleinschaliger te organiseren. Dat is de menselijke maat. Dat willen we realiseren door een gemeenschap van mbo-colleges te introduceren. Dat betekent dat het onderwijs in kleinere leeromgevingen wordt vormgegeven. Dat betekent dat die ook herkenbaarder zijn voor studenten, maar ook voor het bedrijfsleven. Dit is van groot belang en dat zal ook bij de roc's, zeker bij de grote regionale opleidingscolleges, een behoorlijke cultuuromslag vergen. Ik weet dat ze daar zeer gemotiveerd voor zijn. De Kamer zal daarover in het najaar van 2015 nader worden geïnformeerd.  Ik probeer nu even achter de vraag te kijken die de heer Samsom hierover stelde. Wij hebben al een leerling-gezel-meestersysteem in ons mbo, en een heel sterke betrokkenheid van het bedrijfsleven. Het zou mijn hoop zijn dat we hier ook kunnen leren van de verankering die in Duitsland geldt. Daar bestaat eigenlijk hetzelfde systeem. Het grote verschil is echter gelegen in het enorme aanzien dat je hebt als je leermeester bent of als je als leerling bij een bedrijf ondergebracht bent. Het oude leerlingstelsel heet tegenwoordig de beroepsbegeleidende leerweg. Iemand die vier dagen werkt en een dag naar school gaat, heeft minstens zo veel aanzien en in Duitsland zelfs meer aanzien dan iemand die vier dagen naar school gaat en één dag werkt. Ik wil daar geen keuzes in maken — ik denk dat ze allebei heel waardevol zijn — maar zij hebben maatschappelijk aanzien. Het is van grote waarde als je een vak geleerd hebt en je ook echt een vakman of -vrouw bent. Het is ook van grote waarde dat je daarmee een goede boterham kunt verdienen en je jezelf via een leven lang leren ook flexibel en scherp kunt houden. Ik zie dus mogelijkheden op dat vlak. Minister Bussemaker is daar volop mee bezig.  De heer Klein (Klein): Ik wil een groot compliment geven voor een leven lang leren. Dat is heel belangrijk. Waarom stopt het leven lang leren dan bij je 55ste? Na je 55ste word je geacht niet meer een leven lang te leren.  Minister Rutte: Het heeft uiteindelijk natuurlijk altijd met geld te maken, ook hier. Dat is nu eenmaal een geldkwestie. Laat ik maar eerlijk zijn.  De heer Klein (Klein): Ik concludeer dat een leven lang leren geen leven lang leren is. Een leven lang leren kun je tot je 55ste en daarna word je geacht niet meer te leren, ook al word je geacht om bijvoorbeeld tot je 67ste door te werken.  Minister Rutte: Nee, ook daarna blijf je leren. Natuurlijk.  De heer Klein (Klein): Ja, maar dus niet met het levenlanglerenkrediet. Dat is dan wel even belangrijk.  Minister Rutte: Dat stopt inderdaad bij 55 jaar. Dat klopt. Maar daarmee wordt niet gezegd dat je niet mag leren.  De heer Klein (Klein): Daarmee is dus wel duidelijk dat het kabinet dat niet meer stimuleert.  Minister Rutte: Het thema van deze dag is: politiek is keuzes maken in schaarste. Het was heel mooi om dat uit de mond van de heer Wilders terug te horen. Dat geldt ook hier. Het is onvermijdelijk. Je zou het liefst alles voor iedereen willen doen, maar dat gaat niet. En je wilt ook geen overheid die alles bij mensen uit handen neemt. Hier zijn dus keuzes gemaakt. Dat neemt niet weg dat ik mensen van ver in de 80 ken die nog volop aan het leren zijn.  Voorzitter. Ik meen daarmee, om kwart voor zes … Nee, toch niet!  De heer Pechtold (D66): Nee, nog niet. En ik heb er daarna nog wel één. Ik heb zojuist bij de regeling al aangekondigd dat ik mij zorgen maak over de kosten voor het Koninklijk Huis. De vragen over Huis ten Bosch zijn nog niet beantwoord, maar dat zal de minister voor Wonen en Rijksdienst zeker gaan doen nadat ik daarop gerappelleerd heb. Waar het gedoe ooit allemaal mee begon, was een cadeau voor de achttiende verjaardag van toen nog prinses — en nu inmiddels weer — Beatrix. Dat was De Groene Draeck. Daar hebben we een paar jaar geleden nogal wat onderhoud aan gehad. Dat liep in de drieënhalf, vier ton. Inmiddels hebben we de begrotingssystematiek veranderd. Die boot stond qua onderhoud bij Defensie. Daar werd het onderhoud ook gedaan. Nu wordt die ook op de begroting van Defensie gezet. Dat lijkt me op zich logisch, maar in hetzelfde gebaar gaat het onderhoud opeens van €51.000 naar €95.000 per jaar. Hoe kan het zijn dat het onderhoud van een boot die, naar ik mij heb laten vertellen, ongeveer drie tot vier ton kost als je die nieuw zou kopen, per jaar een ton kost?  Minister Rutte: Ik zou het antwoord nu zo kunnen geven, maar omdat het de heer Pechtold betreft, ga ik het extra grondig doen en krijgt hij het antwoord in tweede termijn.  De heer Pechtold (D66): Prima.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Mijn vraag gaat over een antwoord dat schriftelijk is gegeven, maar waarop ik wellicht nog enige verheldering kan krijgen. Het gaat over de winning van gas in Groningen. Het lijkt erop dat de winning dit jaar 30 miljard kuub is, maar dat in de huidige raming voor volgend jaar de winning weer omhoog gaat naar 33 miljard kuub. Dat snapt het CDA niet goed, omdat nu juist sinds 1 juli de afspraak was dat de winning niet verder omhoog zou gaan. Terug naar 30 miljard kuub, dus en dat waardeert het CDA. Maar wij begrijpen niet de beweging om vanaf 1 januari weer rekening te houden met 33 miljard kuub.  Minister Rutte: Dit jaar is het 30 miljard kuub uit de grond en 3 miljard kuub uit de gasvoorraad. Dat is samen 33 miljard kuub. Dat trekken wij plat door naar volgend jaar. In december komt er, conform de beantwoording, langs twee sporen een besluit over de winning in 2016. Het is dit jaar 33 miljard kuub; 30 miljard kuub plus 3 miljard kuub uit de voorraad.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nog even voor de zekerheid — ik respecteer dat het besluit nog moet komen — en voor de helderheid: dit betekent toch dat de winning van 30 naar 33 miljard kuub gaat? Wat de premier "plat" noemt, betreft de gaslevering, maar de winning is voor dit jaar 30 miljard kuub, met 3 miljard kuub uit de reserve. Volgend jaar gaat de winning dus weer omhoog naar 33 miljard kuub. Ik vraag mij af of de Groningers dat hebben bedoeld toen zij akkoord gingen met wat er nu gebeurt.  Minister Rutte: Voor volgend jaar is er eigenlijk nog niets besloten. Wij moeten in december een besluit nemen. Voor de begroting ga je uit, ceterus paribus, van het niveau van dit jaar. Maar nogmaals, in december nemen wij het besluit. Dit zegt dus eigenlijk heel weinig over wat wij echt gaan doen in 2016.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Politiek gezien is dat nogal wat. Toen de afspraak per 1 juli werd gemaakt, was het met name de Partij van de Arbeid die zei dat de winning niet meer mag uitkomen boven de 30 miljard kuub. Ik denk niet dat die partij heeft bedoeld dat de winning per 1 januari 2016 wel weer boven de 30 miljard kuub mag uitkomen. Het is dus nogal een politiek besluit om in de begroting 33 miljard kuub op te nemen. Dat is niet zomaar iets. Ik respecteer dat wij er nog over komen te praten, maar dit wordt wel een heel pittige discussie, ook met de Groningers, zeg ik er maar meteen bij. Zij hebben dit natuurlijk nooit voorzien.  Minister Rutte: Toch nog een keer, voordat er een misverstand over ontstaat: in december nemen wij dat besluit. Dit jaar is het totale winningsniveau 33 miljard kuub. Dat komt uit twee bronnen, daar heeft de heer Buma gelijk in, maar het totaal is 33 miljard kuub. In de begroting wordt verondersteld dat dit volgend jaar doorloopt, maar wij weten — het staat trouwens ook in de stukken — dat wij in december op basis van de sporen die ik in de schriftelijke set heb laten opnemen, besluiten gaan nemen. Daarbij kijken wij naar wat een verantwoord niveau van gaswinning is. Ook bezien wij hoe de omkering van het systeem van gaslevering werkt.  De heer Klaver (GroenLinks): In de schriftelijke beantwoording van een vraag van collega Buma las ik dat het niveau van gaswinning mede afhankelijk is van de vraag in hoeverre wij erin slagen om de huizen te versterken. Als wij erin slagen om de huizen in Groningen te versterken, gaat het veiligheidsrisico omlaag. Daardoor zou de noodzaak om verder terug te gaan in de gaswinning er niet meer kunnen zijn. Heb ik dat goed begrepen?  Minister Rutte: Het belangrijkste is dat hier niets nieuws staat. Wat hier staat, is wat wij eerder hebben afgesproken, namelijk dat de minister van Economische Zaken, Henk Kamp, in december naar het kabinet en naar de Kamer komt met een besluit over 2016. Alle dingen die hierin staan, hebben wij eerder al met elkaar afgesproken. Wij gaan naar alle dingen kijken. Dat geldt ook voor de organisaties die genoemd staan. Er staan geen nieuwe dingen in het schriftelijke antwoord; het is allemaal bekend.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik vind het toch wel raar dat je zegt: het is vervelend dat er aardbevingen zijn in Groningen, maar zolang je huis niet instort of er geen scheuren in komen, is het acceptabel. Dan is het gewoon vervelend dat de grond daar wat trilt. Wij moeten toch juist terug in de hoeveelheid gas die wij winnen? Anders blijven die bevingen ontstaan. Of er nu wel of geen scheuren in huizen komen, aardbevingen in Groningen zijn toch niet acceptabel?  Minister Rutte: Wij zijn toch behoorlijk teruggegaan? Wij zijn van meer dan 50 miljard kuub nu naar 30 miljard kuub plus 3 miljard kuub. Dat is een behoorlijke terugloop.  De heer Klaver (GroenLinks): Het punt is dat er wordt aangegeven: misschien kunnen we het hierbij laten; misschien hoeven we helemaal niet verder terug, als we huizen weten te versterken. Er wordt een voorwaardelijkheid geschapen. Als we huizen weten te versterken, als er geen gevaar meer is op scheurvorming en geen instortingsrisico, dan maakt het eigenlijk niet zo heel veel uit dat de grond blijft trillen in Groningen. Dan kunnen we best op het huidige niveau blijven zitten. Dat vind ik apart. Dan zeg je eigenlijk: het maakt niet zo veel uit of er aardbevingen zijn, zolang huizen maar niet instorten. Dat is dan de norm.  Minister Rutte: Nee, echt niet, en dat weet de heer Klaver ook. We hebben hier al eerder een aantal keren over gesproken, althans niet ikzelf met de Kamer, maar de minister van Economische Zaken. Alle gronden op basis waarvan dat besluit genomen wordt, zijn bekend. De heer Klaver licht er nu eentje uit, zo van: oh, dus als zus en zo, dan kunnen we terug naar 50. Dat is helemaal niet het voornemen. We gaan dit najaar heel serieus met elkaar kijken hoe de kaart erbij ligt en wat de feiten zijn. Wat is een verantwoord niveau van gaswinning? Daar gaan we met elkaar over spreken en zo hoort het ook. Ik denk dat daarbij het tegengaan van aardbevingen een heel belangrijk punt is.  De voorzitter: Mijnheer Pechtold, u hebt nog een openstaande vraag?  De heer Pechtold (D66): De minister-president zal het mij niet euvel duiden ...  Minister Rutte: De schriftelijke set vragen, of niet?  De heer Pechtold (D66): Nee, nee, u kunt gewoon spontaan antwoorden.  Minister Rutte: Die vragen zijn gevaarlijk!  De heer Pechtold (D66): Hij zal het mij niet euvel duiden dat ik tegen het eind van deze begrotingsbehandeling een onderdeel waar ik toch altijd naar kijk nog aan de orde wil stellen, namelijk het Caribisch deel van Nederland. In de troonrede werden warme woorden gesproken over 200 jaar Koninkrijk en ook over het deel van Nederland dat tot onze voormalige koloniën behoorde en nu een onderdeel is van ons Koninkrijk. Natuurlijk zijn daar problemen, maar ik vond de zin in de troonrede over boven- en onderwereld die vermengd raken, in het licht van de wat gespannen verhoudingen niet zo zorgvuldig gekozen. Een eiland als Sint-Maarten heeft zelf een aantal keren aan de bel getrokken. Mijn vraag is of de minister-president zich ervan bewust is dat met name in dat deel van het Koninkrijk dit soort zaken nog secuurder wordt gelezen. Is hij het met mij eens dat we niet alle bestuurders op de eilanden over één kam moeten scheren?  Minister Rutte: Het laatste ben ik natuurlijk eens, niettemin vind ik de situatie wel zorgelijk, zeker op Sint-Maarten. Dat is ook de reden waarom daar fors extra wordt geïnvesteerd, ook in de politiecapaciteit. Ik kan daar in het openbaar niet te veel over zeggen, maar laten we de problemen niet onderschatten. Ze zijn ernstig.  De heer Pechtold (D66): Dat weet ik.  Minister Rutte: I know.  De heer Pechtold (D66): Toch is de troonrede weer iets anders dan een begroting en weer iets anders dan een overleg hier. Naar de troonrede wordt zeker in dat deel van het Koninkrijk heel nauw geluisterd. Het is meer een oproep — en daar sluit ik dan ook mee af — dat het, als we over dat deel van ons Koninkrijk spreken, wat mij betreft ook eens wat vaker positief, stimulerend mag zijn. Ik wil graag dat we de krachten die zich daar ontwikkelen en die het goede voorhebben met het openbaar bestuur, de rechtshandhaving en de integriteit, eerder stimuleren dan altijd maar over de andere kant te spreken.  Minister Rutte: Ik ben het eens dat er heel veel mensen van goede wil op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten zijn. Als de heer Pechtold zegt: besteed daar ook aandacht aan, ben ik dat zeer met hem eens. Niettemin hebben wij grote zorgen gehad over de begroting op Aruba. Daar zijn nu goede stappen gezet. We moeten dat heel zorgvuldig monitoren, maar daar zijn we mee bezig. Curaçao blijft ook altijd kwetsbaar, maar ik ben het zeer met de heer Pechtold eens: we moeten ook de positieve krachten noemen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb even geaarzeld of ik het onderwerp nog zou noemen, omdat ik het in mijn eerste termijn niet heb genoemd. Als ik de minister-president ermee overval, kan hij er in tweede termijn op terugkomen. Dit is de enige gelegenheid om er met hem over te kunnen spreken, of we moeten er een apart overleg over gaan beleggen.  De minister-president heeft 15 augustus een toespraak gehouden bij de zeventigste herdenking van de capitulatie van Japan. Toen heeft hij het gevoel van ontkenning betreurd dat leeft bij een bepaalde groep mensen die in die tijd of in Nederlands-Indië woonde, of door de Japanners op een andere plek was neergezet. Hij betreurde dat mensen zich daar zo lang heel vervelend over hebben gevoeld. Die hele discussie of hij nu wel of niet excuses had moeten aanbieden, laat ik even zitten, maar er is nog steeds wat ze dan noemen "de Indische kwestie", de onduidelijkheid over achterstallige salarissen en geleden oorlogsschade. Dat is nog steeds niet naar tevredenheid opgelost en afgesloten. Deze mensen worden steeds ouder en ouder. Eigenlijk zouden wij dat nu gewoon een keer moeten doen. Mijn vraag aan de minister-president is: wanneer kunnen we van u of van staatssecretaris Van Rijn, die er ook bij betrokken is, horen dat het eindelijk is opgelost?  Minister Rutte: Dit vraagt om een heel zorgvuldig antwoord. Ik wil op dit punt niet improviseren. Ik kom er in tweede termijn op terug.  De voorzitter: Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn. Wij gaan nu dineren. In die tijd kunnen ook de tweede termijn en eventuele moties worden voorbereid. Wij gaan om 19.30 uur verder.  De vergadering wordt van 17.57 uur tot 19.30 uur geschorst.  De voorzitter: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn van de Algemene Politieke Beschouwingen.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Twee dagen Algemene Politieke Beschouwingen. We kunnen de conclusie trekken: de cadeautjes zijn vergeven en de fut is eruit. Mensen willen vooruit, maar het kabinet is op heel veel terreinen een hindermacht geworden. De VVD en PvdA zijn nog niet officieel gescheiden, maar delen al lang niet meer tafel en bed. Dat hoorden we gisteren ook toen de heren Zijlstra en Samsom mooie lijnen voor de toekomst schetsten die elkaar nauwelijks ergens raakten. De fractievoorzitters hadden het over van alles, behalve over de begroting van volgend jaar. Over anderhalf jaar zijn er verkiezingen, maar ons land kan zich geen verkiezingscampagne van anderhalf jaar veroorloven. 2016 mag geen verloren jaar zijn. De problemen waarvoor we staan, zoals de groeiende ongelijkheid en de opvang van vluchtelingen in de eigen regio of in Nederland als dat nodig is, zijn daar veel te groot voor.  Eén ding is zeker: met grotere tegenstellingen is niemand geholpen. Onverschilligheid kunnen we ons in deze tijd niet veroorloven. We kunnen niet wegkijken van de grote problemen van mensen die vluchten voor oorlog en geweld. Tegelijkertijd kunnen wij de onrust in ons land niet negeren. Ook daarvan kunnen we niet wegkijken, omdat de tegenstellingen alleen maar groter worden als we geen goed antwoord hebben op de zorgen van deze mensen. Ik heb daarom vandaag aan de premier gevraagd om op te staan voor alle Nederlanders: voor de mensen die vluchten voor oorlog en die we onderdak willen bieden, maar ook voor de mensen die zorgen hebben over de wijze waarop we deze mensen moeten opvangen en die zich afvragen hoeveel mensen we kunnen opvangen. Het verhaal over meer opvang in de regio, waar de premier mee komt, is niet genoeg. Ik roep de minister-president nogmaals op om zich in Nederland te laten zien bij mensen die de handen uit de mouwen steken om anderen te helpen, maar vooral ook in wijken die nu grote zorgen hebben over de wijze waarop de opvang wordt georganiseerd.  De zorgen over de rammelende justitiebegroting worden in de Kamer breed gedeeld. De politie, het Openbaar Ministerie, het Nederlands Forensisch Instituut en de rechterlijke macht komen geld tekort. Daar gaat de veiligheid onder lijden. 8.000 politieagenten hadden gisteren in Den Haag een heel duidelijke boodschap aan het kabinet: koop ons niet af met een sigaar uit eigen doos; geef ons het respect, de waardering en de beloning die we verdienen. Ik roep het kabinet op om tot een open en reëel overleg te komen, om het juk van het loonakkoord dat nu op de politieagenten ligt, te vervangen. Het kabinet geeft aan het protest van de politieagenten geen gehoor. Integendeel: ze moeten nog meer gaan doen. De politie wordt gevraagd om meer te doen voor de bestrijding van terrorisme en voor de opvang van vluchtelingen. Ondertussen moeten ze ook nog overeind blijven in de steeds verder vastlopende Nationale Politie.  Als agenten hun werk wel kunnen afmaken, loopt het vast bij het Openbaar Ministerie. Dat kan het werk niet aan. Zaken blijven liggen en hetzelfde zien we gebeuren bij de rechterlijke macht. Vandaar dat ik de volgende motie indien.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de financiële problematiek bij het ministerie van Veiligheid en Justitie groot is en dat onder andere de politie, het Openbaar Ministerie, het Nederlands Forensisch Instituut en de rechterlijke macht extra financiële middelen nodig hebben om de wenselijke prestaties op het gebied van opsporing en vervolging te kunnen blijven leveren;  verzoekt de regering, de noodzakelijke financiële middelen vrij te maken voor de begroting van Veiligheid en Justitie en de Kamer hierover vóór de Algemene Financiële Beschouwingen te informeren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Van Haersma Buma, Pechtold, Slob, Klaver, Van der Staaij, Thieme en Krol.  Zij krijgt nr. 6 (34300).  De heer Zijlstra (VVD): Het is een heldere motie waarin gevraagd wordt om extra financiële middelen voor de AFB. Er staat niet in hoeveel. Er staat alleen dat men vrees heeft voor gaten. De VVD zal deze motie niet steunen vanwege het feit dat we niet eens weten om hoeveel geld het gaat. Ik zie echter ook een signaal in de motie. Via deze interruptie geef ik graag de boodschap aan het kabinet mee dat het misschien verstandig is om eens te verkennen hoe de zaken ervoor staan, zodat we een beetje meer duidelijkheid krijgen over de betekenis van deze motie en over de vraag of we wel of geen probleem hebben.  De heer Roemer (SP): Dank voor deze interruptie van de heer Zijlstra. Hij heeft goed begrepen wat de strekking en de bedoeling van deze motie zijn. Zij wordt door bijna de hele oppositie gesteund. Ik deel de visie van de heer Zijlstra dat het kabinet dit erg serieus moet nemen als het niet in de problemen wil komen. De heer Zijlstra stemt weliswaar tegen de motie, maar zijn toelichting zie ik als eigenlijk een stiekem ja voor de motie. Laat het kabinet dat vooral tussen de oren knopen.  De premier sprak deze ochtend ook woorden waar ik erg blij van werd. Hij zei namelijk: wat niet goed gaat, moet worden verbeterd. Dat is een beetje merkwaardig en ik dacht: dit is eigenlijk een beetje een breuk met het kabinetsbeleid. Daarna ontstond er echter een debat over en, nou ja … Het is echter een optimistische boodschap waar we wel wat mee kunnen. Er gaat namelijk veel niet goed en dus kan er veel worden verbeterd, om te beginnen in de zorg. Het kabinet komt met een aandachtsuurtje voor mensen in verpleeghuizen. Dat is wel een heel schrale en eenmalige troost, want het extra geld dat verpleeghuizen hiervoor krijgen, raken ze een jaar later alweer kwijt. Sterker nog, een jaar later gaat er nog meer af dan er nu bij komt. Ouderen en het zorgpersoneel verdienen beter dan dit. Een uurtje aandacht voor mensen in een verpleeghuis is toch echt niet genoeg. Deze mensen hebben 24 uur per dag zorg en aandacht nodig. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de regering geld vrijmaakt voor extra aandacht voor bewoners in verpleeghuizen en dat er gesproken wordt over één "aandachtsuurtje" per dag;  van mening dat zorg en aandacht niet 1 uur per dag, maar 24 uur per dag nodig is;  voorts van mening dat de investering geen effect zal hebben omdat er voor 2017 een voorgenomen bezuiniging van 250 miljoen boven de ouderenzorgsector hangt;  verzoekt de regering, de investering zo vorm te geven dat er geen uurtje-factuurtjeaandacht ontstaat en om de voorgenomen bezuiniging in 2017 te schrappen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 7 (34300).  De heer Roemer (SP): Een punt dat we al enkele jaren op rij hebben besproken, is de loondoorbetaling bij ziekte van werknemers en de moeilijkheden die dat oplevert voor kleine zelfstandigen, vooral die met een paar man personeel. De SP vindt dat werknemers een goede bescherming verdienen. Tegelijkertijd willen we dat kleine zelfstandigen niet gebukt gaan onder een te zware last. We hebben al eens eerder voorstellen gedaan om te komen tot een andere systematiek om de lasten van doorbetaling bij ziekte te dragen. Omdat we graag willen dat het kabinet nu eindelijk eens een start maakt met het oplossen van de problemen daarmee, dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de regeling loondoorbetaling bij ziekte onevenredig zwaar en nadelig kan uitpakken voor ondernemers met een klein bedrijf;  verzoekt de regering, na overleg met ondernemersorganisaties, onderzoek te doen naar mogelijkheden om het midden- en kleinbedrijf minder zwaar te belasten met de regeling loondoorbetaling bij ziekte en de Kamer hierover voor de kerst te informeren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Zijlstra, Pechtold, Van Haersma Buma en Samsom.  Zij krijgt nr. 8 (34300).  De heer Roemer (SP): Het huidige belastingsysteem vergroot de ongelijkheid in het land. Meer dan 66% van alle rijkdom in Nederland is in het bezit van slechts 10% van de bevolking. Daardoor wordt de rekening verkeerd verdeeld. De hoogste inkomens en de grootste vermogens worden uit de wind gehouden. Als we tegenstellingen willen verkleinen, dan moeten we beginnen met het aanpakken van de groeiende kloof tussen arm en rijk in ons land. Dat kan als we de belasting op vermogen eerlijker maken. Dat kan als we de mensen met een middeninkomen of een lager inkomen minder belasting laten betalen en de mensen met de hoogste inkomens meer laten betalen. De SP wil daarom een miljonairsbelasting invoeren. Daarmee verkleinen we de kloof tussen de megarijken en de rest van de mensen in Nederland. Zo zorgen we ervoor dat de allerrijkste Nederlanders een eerlijker deel gaan meebetalen aan het opbouwen van onze zorg, onze infrastructuur en ons onderwijs. Er is namelijk genoeg voor iedereen. Vandaar de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het aantal miljonairs blijft stijgen, net als het aantal kinderen dat opgroeit onder de armoedegrens;  van mening dat miljonairs meer dienen bij te dragen aan het op orde houden van sociale voorzieningen en het terugdringen van armoede;  verzoekt de regering, een miljonairsbelasting in te voeren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 9 (34300).  De heer Roemer (SP): We hebben nog maximaal anderhalf jaar te gaan tot de volgende verkiezingen. Ik kan begrijpen dat de beide coalitiepartijen verder kijken dan deze kabinetsperiode. Ze hebben het met elkaar gehad, dat heeft iedereen de afgelopen dagen wel kunnen zien. Er worden fantastische beelden geschetst voor de lange termijn, maar echte oplossingen voor de problemen van nu worden niet geleverd. De tijd is echter te kostbaar om te wachten op deze twee coalitiepartijen die enkel nog bezig zijn met elkaar en niet met de belangen van de mensen.  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Dank aan het kabinet voor de beantwoording van alle gestelde vragen. We hebben hier vele uren gedebatteerd over de begroting voor 2016, maar het meest prangende onderwerp was toch wel de vluchtelingencrisis. Ik moet zeggen dat ik een dubbel gevoel heb overgehouden aan het debat. Aan de ene kant waardeert de VVD het zeer dat het kabinet serieus werk maakt van het oplossen van dit probleem, bijvoorbeeld met het wegnemen van het recht op asiel als er veilige havens in de regio zijn gecreëerd, maar ook met de pogingen om Europa op één lijn te krijgen, om landen die geen verantwoordelijkheid willen nemen, daarop aan te spreken. Die zitten niet alleen in Oost-Europa, maar ook elders in Europa. Al die duizenden asielzoekers die hier aankloppen, komen immers echt niet alleen via Schiphol en de Rotterdamse haven. Die zijn vrijelijk doorgelaten door verschillende Europese lidstaten en dat is in strijd met de afspraken die we daarover hebben gemaakt. Europa moet eensgezind zijn, maar dat kan alleen als we ons allemaal aan de afspraken houden.  Aan de andere kant vraag ik me in dit kader af wat Nederlanders denken die de afgelopen dagen naar dit debat in de Tweede Kamer hebben zitten kijken. Nederlanders die zich oprecht zorgen maken over de grote stroom asielzoekers. Aan de ene kant zien ze de heer Wilders, die iedere asielzoeker over dezelfde kam scheert en het sluiten van de grens als de enige echte oplossing ziet. Aan de andere kant zien ze partijen die de lijn van Angela Merkel volgen: iedereen is hier welkom, hoe meer asielzoekers er komen, hoe beschaafder we zijn. Zij dichten iemand als Angela Merkel groot leiderschap toe, maar negeren het gegeven dat haar uitspraken hebben geleid tot een grote toename van het aantal asielzoekers en daarmee tot een toename van het aantal mensen dat de gevaarlijke oversteek naar Europa maakt, met alle gevolgen van dien. Het toont aan dat wij als politici ons zeer bewust moeten zijn van de effecten die onze uitspraken kunnen hebben. Een echte discussie over dit onderwerp lijkt in dit huis niet plaats te kunnen vinden. Je bent of beschaafd, of racistisch.  We moeten uit deze tegenstelling, want die is vals. Ze doet geen recht aan de vele Nederlanders die zich oprecht zorgen maken. Nederland zit niet te wachten op de provocerende teksten van de heer Wilders en ook niet op de politieke correctheid van andere partijen. Nederland zit te wachten op politici die serieuze problemen zoals dit van een oplossing proberen te voorzien. Dat is niet gemakkelijk, want er is geen simpele oplossing. We moeten echter uit deze kramp komen. We moeten doen wat Nederland van ons verwacht en waarvoor we gekozen zijn. We moeten Nederlanders het vertrouwen geven dat we de zorgen die er leven herkennen, begrijpen en van oplossingen voorzien.  De heer Pechtold (D66): Ik had het idee dat de heer Zijlstra gisteravond na zijn faux pas — hij ging na een jaar weer twitteren en gaf D66 en GroenLinks de schuld van het applaudisseren — snel doorhad dat het ook zijn eigen bewindslieden, van beide kleuren, waren die applaudisseerden en dat het dus breder in de Kamer leefde dan alleen bij die twee partijen. Vandaag doet hij er nog een schepje bovenop. Ik vind dat je politici die spreken van "als mensen hiernaar kijken" altijd een beetje moet wantrouwen, want dat zijn politici die zich buiten het geheel plaatsen en doen alsof ze er zelf geen onderdeel van zijn. Je kunt er ook op een andere manier naar kijken. De heer Zijlstra zegt dat de mensen vandaag de verdeeldheid tussen die twee kanten zien. De andere 364 dagen zien ze echter een kabinet dat op dezelfde thema's verschillende kanten op kijkt. Bed-bad-brood gaat over duizend mensen. Een overzichtelijk probleem leidde bijna tot een crisis in het Torentje, hield ons nachten bezig en wordt vandaag eigenlijk netjes opgelost in de begroting met 20 miljoen. Ik zou de heer Zijlstra dus een spiegel willen voorhouden. Ik nodig hem vooral uit om niet te doen alsof hij buiten deze zaal treedt, want hij is er een onderdeel van en zelfs een belangrijk onderdeel.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ontloop mijn verantwoordelijkheid hier niet. Ik heb ook niet gezegd: deze partij of die partij. Ik heb duidelijk aangegeven dat het om de heer Wilders ging. Ik beschouw mijzelf wel degelijk als onderdeel van de Kamer en van de oplossing die gevonden moet worden. Ik zie echter wel een tegenstelling. Als er door een partij, die door andere partijen als niet al te fijn wordt gezien, melding wordt gemaakt van oprechte zorgen, weliswaar op een manier die totaal niet de mijne is, dan moeten we daarover praten. We moeten daar dan niet voor weglopen. Het heeft dan geen zin om daar met z'n allen, of het nu de partij van de heer Pechtold, van de heer Klaver, van de mensen in vak-K of van mijzelf is, voor te applaudisseren. We geven dan echt een verkeerd signaal af aan de Nederlanders. Zij kijken naar ons in dit huis en denken: dit is een groot probleem; houd op met dat Haagse gedoe en los het op! Ik vind het goed wat het kabinet heeft gedaan. Er ligt van alles. Je kunt het erover eens zijn of niet, maar ik heb verschillende oplossingen en oplossingsrichtingen gehoord. Laten we nu eens iets gaan doen. Laten we op basis daarvan de discussie met elkaar voeren. Laten we uit die klem komen dat Nederlanders, ook in dit huis, het idee hebben dat ze, als ze aan de ene kant kritiek leveren op wat er gebeurt, racistisch zijn en dat ze, als ze aan de andere kant kritiek leveren, beschaafd zijn. Dat is niet het geval en zo moet het ook niet gaan. We moeten deze discussie oprecht met alle argumenten voeren. Dat verdient Nederland.  De heer Pechtold (D66): Dat hebben we vorige week gedaan en deze week weer. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat je niet moet komen met oplossingen die zwart-wit zijn en waarmee je zegt: de vluchtelingenproblematiek kunnen we aanpakken; we kunnen de grenzen sluiten. Gisteravond stonden hier geen Nederlanders met zorgen; de heer Wilders stond hier. De heer Wilders is al tien jaar bezig om ons te provoceren en te ontregelen en probeert vaak aan het begin van het debat al om het naar zijn hand te zetten. Wat gebeurde er? Hij ging de plaatsen in Nederland opnoemen waar azc's gevestigd zijn. Hij deed dat als een soort beschuldiging. Een deel van de Kamer wilde de mensen daar bedanken en tegen hen zeggen: jullie snappen met dezelfde afwegingen dat dit nodig is. En u, mijnheer Zijlstra, ging de heer Wilders helpen. En wat gebeurde er? U kreeg een klap terug van hem. Zelfs uw helpende hand werd — bang! — afgetikt. We zetten dus niet de kiezers van Wilders weg. We zullen met hen blijven praten, allemaal. We moeten echter Wilders aanpakken. U hebt gisteren gezien dat als je hem helpt, je nog een knal toe krijgt, mijnheer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Ik hielp de heer Wilders niet. Hij kreeg namelijk van mij de eerste tik en vervolgens de andere omdat we die tegenstelling niet moeten hebben in dit huis. De manier van werken van de heer Wilders is niet de mijne, maar hij adresseert ook een aantal zaken waar Nederlanders zich oprecht zorgen over maken. We moeten oppassen, zeg ik tegen de heer Pechtold, dat we met ons eigen gedrag veroorzaken dat mensen te maken krijgen met een soort tweedeling, een keuze van: kennelijk is er geen andere route dan óf helemaal aan de ene kant zitten óf helemaal aan de andere kant. Ik ben van mening dat er een route door het midden is. Ik zie genoeg partijen die deze willen volgen. Laten we dat ook een keer gaan doen en laten we uit dit gekissebis komen.  De heer Klaver (GroenLinks): Als er vanavond weer een lijst wordt voorgelezen met gemeenten waar azc's zitten of zouden komen — ik wil overigens niemand uitdagen — dan zou ik wederom klappen. U en ik, mijnheer Zijlstra, hebben de luxe hier om te praten over de langetermijnoplossing en over herverdeling in Europa, die best ver weg is. Maar vandaag was er gewoon een concreet probleem. Vanwege het aantal vluchtelingen dat naar Nederland komt, waren er nog vanavond 750 plekken nodig. Ik vind het heel knap dat er gemeentebestuurders zijn die iedere dag met die bewoners moeten praten, die zien wat er nodig is, die het gesprek aangaan met de bewoners en die toch de verantwoordelijkheid nemen om plekken te creëren. Ik zag zojuist het bericht dat er 2.000 slaapplaatsen zijn geregeld. Ik denk dat onze collega-politici en de mensen in al die buurten en wijken waar zo'n asielzoekerscentrum komt, dat applaus juist verwachten. Wij hebben makkelijk praten. Wij kunnen het hebben over wat er in Europa of op de langere termijn moet gebeuren, maar zij moeten hier dagelijks mee dealen. Dat verdient een applaus. Ik ben heel blij dat de premier dat ook vindt.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zeg niet dat die mensen geen waardering verdienen. Natuurlijk, ik heb een staatssecretaris gehoord die zei dit soort mensen ook nodig te hebben. Zo is het. Maar ik zei het zonet al: wij moeten ons als politici goed ervan bewust zijn welke signalen we afgeven. Het signaal dat gisteren afgegeven werd, was verkeerd. Het was het negeren van een oprechte zorg die bij veel Nederlanders leeft. Die hebben wij ook in de gaten te houden. Dat is mijn gevoel erbij. U mag er een ander gevoel bij hebben, mijnheer Klaver, maar ik denk dat het verstandig is dat we proberen die tegenstelling weg te nemen. Ik weet niet of de heer Wilders eraan meedoet. Als u zegt dat u daar uw twijfels over hebt, kan ik zeggen dat ik die ook heb. Maar die hand gaat voor mij zowel die kant op als die kant. Hoewel, de heer Roemer moet ik niet aankijken, want hij doet er niet aan mee, en terecht. Maar laten we dit nu eens bij elkaar proberen te brengen. Dat is een mooie uitdaging. Laten we die nu eens aangaan.  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb er gisteren over gesproken en ik zal dat vanavond weer doen. We staan voor een grote uitdaging om onze samenleving bij elkaar te houden. Maar als ik nu zie wat lokale bestuurders presteren om in korte tijd huisvesting te realiseren, tegen welke weerstand ze oplopen en op welke wijze ze daarmee omgaan, vind ik dat dit niets meer en niets minder dan onze waardering vraagt en dat het ook een applaus in die zin waard is. Daarom snap ik ook echt niet waarom de heer Zijlstra naar aanleiding van dat applaus dit punt maakt. Hij heeft helemaal gelijk: we staan op een cruciaal moment. We moeten ervoor zorgen dat we niet in twee Nederlanden komen te leven. De minister-president spreekt zijn waardering uit voor al die lokale bestuurders. Dat zou de heer Zijlstra ook moeten doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik word een beetje gallisch van het aanklagen van drie kwart van de Kamer omdat het niet tot het redelijke denken van de heer Zijlstra behoort. Als iemand wil klappen voor stoere bestuurders, dan mag hij dat.  De heer Zijlstra (VVD): Zeker.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als een staatssecretaris bestuurders wil oproepen om stoer te zijn, is dat niet polariserend, maar dan is klappen dat ook niet. Echt, houd hiermee op.  De heer Zijlstra (VVD): Dank u, voorzitter.  De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Zijlstra.  Het woord is aan de heer Buma van de CDA-fractie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Klappen mag, hoor, tijdens mijn speech.  Twee volle dagen hebben wij gedebatteerd over de begroting voor 2016. Twee dagen waarin wij om ons heen de vluchtelingencrisis zagen verergeren. Toen eind jaren negentig asielzoekers in ons land voor het eerst in tenten moesten worden opgevangen, zei de toenmalige staatssecretaris Cohen: het asielbeleid is ontploft. De situatie is nu ernstiger dan toen. Onze rechtsstaat heeft de morele plicht om zich te ontfermen over ontheemden, maar de samenleving staat nu onverantwoord onder druk. Als de solidariteit in andere Europese landen ontbreekt, kan Nederland zelf hier op deze manier uiteindelijk nooit mee doorgaan, want ook onze capaciteit heeft een grens. Het CDA steunt de verscherpte controles aan de grens die het kabinet laat doen. Het CDA bepleit aanvullend om aan wie hier komt niet de zware vluchtelingenstatus te geven die recht geeft op blijvende immigratie naar Nederland, maar een lichtere ontheemdenstatus. Je krijgt veiligheid, maar als het weer veilig is in je eigen land, moet je terug. Het CDA bepleit dus tijdelijke opvang in plaats van een permanente status. Ik blijf bovendien herhalen: hoe groter het vluchtelingenprobleem, hoe noodzakelijker en onvermijdelijker het zal blijken om het probleem ook bij de bron in Syrië aan te pakken.  Inmiddels is er al een week verstreken sinds het aannemen van mijn motie die vraagt om een optreden in Syrië vanuit de lucht; een week waarin het kabinet nog steeds aan het denken is. De premier zei dat vandaag al. De tijd staat echter niet stil en het probleem wordt met de dag groter. Het enige wat de premier en de VVD maar blijven herhalen, is dat ongeloofwaardige praatje over een toekomst met dichte Europese grenzen. Ik reken dat de premier aan, want het is volksverlakkerij. Niet dat er niet veel meer gedaan zou moeten worden aan opvang in de regio. Dat vindt de hele Kamer. Er zou dan echter ook moeten worden gehandeld. Het kabinet kan bijvoorbeeld veel meer doen om de golfstaten eens onder druk te zetten om vluchtelingen op te nemen. Daar hoor ik de premier echter niet over. Nee, de premier spiegelt Nederland voor dat hij er uiteindelijk voor kan zorgen dat in dit land geen asielverzoeken meer in behandeling zullen worden genomen. Dat is niet waar. Hij houdt Nederland voor de gek.  Tijdens dit debat werd duidelijk dat volgende week woensdag een Europese top van regeringsleiders zal worden gehouden. U weet wel: die top die de premier niet zo nodig vond. Nu die top toch doorgaat, vraag ik de premier of hij daarnaartoe gaat en, als hij ernaartoe gaat, of hij bereid is om van tevoren de inzet aan de Kamer duidelijk te maken.  De chaos aan de grenzen van Europa raakt ook aan onze buitenlandse en binnenlandse veiligheid. Het CDA roept het kabinet op om ook defensie vanuit die bril te bekijken. Er is een acuut probleem, en dat moet niet in 2017 of 2018 worden opgelost, maar in 2016. Er wordt zo dadelijk wellicht een motie ingediend, en die zal het CDA dan ook steunen.  De binnenlandse veiligheid staat misschien nog wel meer onder druk. Zojuist heeft de heer Roemer een motie ingediend die door zo'n beetje alle fracties is ondertekend. Ik geloof dat er maar twee ontbraken. Dat zegt wel genoeg. De Justitiebegroting wordt als veel te knellend en onverantwoord gezien. De premier deed daar in zijn beantwoording luchtig over: financiële problemen lossen we op. Dat is echter niet terecht. Wat de premier bijvoorbeeld ziet als "efficiënt omgaan met vastgoed" is in werkelijkheid het sluiten van heel veel rechtbanken. Het CDA wil dat niet. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de rechtspraak in de voorgestelde begroting onder onverantwoorde druk komt te staan, wat onder andere tot uiting komt in een kaalslag bij zeven rechtbanken;  van oordeel dat bij de herziening van de Gerechtelijke Kaart in 2013 is afgesproken met de Kamer dat er 32 volwaardige zittingslocaties zouden blijven bestaan;  verzoekt de regering, zich te houden aan de afspraken met de Kamer uit 2013 en de rechtbanken in Almelo, Assen, Maastricht, Alkmaar, Dordrecht, Zutphen en Lelystad volwaardig te behouden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma, Roemer, Klaver, Van der Staaij en Krol.  Zij krijgt nr. 10 (34300).  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom bij de belastingvoorstellen van het kabinet, ofwel het pakket van 5 miljard. De premier gaf in antwoord op een vraag van mij aan dat de belastingmaatregel voor lagere inkomens, de liv, niet al per 2016 kan worden ingevoerd. Dat was een van de dingen die het CDA juist gevraagd had. Het is heel jammer dat dit niet kan. Ik kan niet anders zeggen. Ik moet er natuurlijk begrip voor hebben als het nou eenmaal niet werkt. Daarmee steunt het CDA dus de kern, en nog meer dan de kern, van het pakket. Het steunt grosso modo het pakket van 5 miljard zoals dat nu voorligt. Ik zeg dan wel: dit is een pakket zoals wij dat ook zelf voor ons gezien zouden hebben. Ik hoor collega's die nu weer allemaal grote veranderingen willen hebben. Dat mag, maar voor het CDA geldt wel: hoe meer er nu weer van wordt afgeweken, hoe kleiner de kans dat het CDA het kan steunen. Ik zag een aantal collega's vertwijfeld van de interruptiemicrofoon achterom kijken: had het CDA de sleutel van het achterkamertje overgenomen van collega Pechtold? Tot mijn spijt heb ik die sleutel niet. Ik kan u ook zeggen: het is een zegen voor de democratie dat ik die sleutel niet heb. Ik wil die sleutel ook niet. Het CDA heeft aangegeven wat het wil: het is bereid om het 5 miljardplan te steunen en als collega's andere voorstellen hebben, dan moeten ze daar maar mee komen en dan zullen we bekijken hoe dat in de Kamer loopt.  Ik kom op de vermogensbelasting. De premier was, zo moet ik eerlijk zeggen, niet echt heel toeschietelijk toen ik vroeg om het 5 miljardplan los te maken van het voorstel over de vermogensbelasting. Ik herhaal: ik vraag de minister dringend om dat wel te doen, want het is doodzonde om de discussie over de 5 miljard te belasten met een discussie over een ingewikkelder en ongelukkiger vermogensbelastingvoorstel. Ik dien daarover de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de lastenverlichting op arbeid en de wijzigingen in box 3 nu gezamenlijk in één wetsvoorstel worden behandeld;  overwegende dat de rechtvaardiging ontbreekt om deze losstaande veranderingen in onderlinge samenhang te bespreken, ook gezien het feit dat de veranderingen binnen box 3 budgettair neutraal zijn vormgegeven;  verzoekt de regering, vóór de Algemene Financiële Beschouwingen (AFB) de aanpassingen binnen box 3 van het belastingstelsel uit het Belastingplan 2016 te halen, en vervolgens na de AFB als apart wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 11 (34300).  De heer Pechtold (D66): En als dat niet gebeurt?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb in mijn tekst gezegd dat het veel ongelukkiger wordt om het 5 miljardplan te behandelen als daarin een groot onderdeel zit dat wij niet goed vinden. Hoe dat zal aflopen, weet ik niet. Immers, ik heb die sleutel niet, zoals de heer Pechtold weet. Wellicht kan het plan over de vermogensbelasting nog drastisch worden aangepast, maar ik zeg hier wel tegen het kabinet: wees wijs en laat het er niet op aankomen, want je hóéft het niet in één voorstel te doen. Sterker nog, ik zeg: zet de discussie nu niet onder druk door dat wel te doen. Ik verzoek de heer Pechtold om die motie te steunen, zodat we die twee dingen ook gescheiden kunnen behandelen. Dat zal ook in de Eerste Kamer een aanzienlijk andere bespreking van het plan betekenen, zo vermoed ik.  De heer Pechtold (D66): Dat vermoed ik ook. Het is wel interessant om eens door de oogharen te bekijken wat het CDA rond die eerst nog blanco cheque allemaal wil. Eerst, voor de zomer, wilde de heer Buma zijn handtekening zetten zonder dat de plannen voor die 5 miljard duidelijk waren. Het maakte niet uit of het in een achterkamer of waar ook gebeurde, die handtekening werd gezet. Nu wil het CDA dat het vermogensdeel eruit wordt gehaald. Het heeft ook al aangekondigd dat er eigenlijk geen wijzigingen meer in de samenhang van die 5 miljard mogen komen. Als er extra vergroening in zou komen, dan haakt het CDA af. Dat geldt ook als er andere wijzigingen in komen. Dat is toch zo?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het gekke is dit: sinds gisteren zit ik in een tuinstoel en u blijft maar snoeien. Maar er zijn helemaal geen takken meer over.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf gewoon in die tuinstoel zitten, want ik vind het geen slecht plan. U mag snoeien wat u wilt, maar de tuin wordt er daardoor niet mooier op.  De heer Pechtold (D66): Daarna ga ik het allemaal nog in stukjes hakken en zit ik er in de winter warmpjes bij.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Precies. De grote overeenkomst tussen Alexander Pechtold en de Duitse keizer is hun liefde voor houthakken op de Utrechtse Heuvelrug.  (Hilariteit)  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was de vermogensbelasting. In mijn herinnering heb ik de motie daarover reeds ingediend.  Ik kom op het volgende punt. Waarschijnlijk zal de heer Pechtold dan toch weer uit zijn boomgaard naar mij toe komen, want met dat punt is hij het wellicht eens. Het is nodig dat de arbeidsmarkt verder wordt hervormd. Het is doodzonde dat dit niet gebeurt. Ik heb — dat is heel interessant — net een motie gezien van de collega's Roemer en Zijlstra, die het kabinet oproepen om te werken aan het afschaffen van loondoorbetaling bij ziekte in het tweede jaar. Dat is verstandig, want kleine ondernemingen kunnen het niet meer aan. Het CDA zal dat zeker steunen, maar het is niet voldoende. Daarom dien ik samen met collega Pechtold de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de Nederlandse arbeidsmarkt niet klaar is voor de toekomst;  van mening dat verdere tweedeling op de arbeidsmarkt alleen voorkomen kan worden als de arbeidsmarkt verder hervormd wordt;  verzoekt de regering, daarom voor het einde van het jaar voorstellen voor de verdere hervorming van de arbeidsmarkt te ontwikkelen, die in ieder geval de volgende elementen bevatten:  -het binnen de Participatiewet mogelijk maken van werken met loondispensatie via gemeenten;  -het aanpassen van de Wet werk en zekerheid zodat het mogelijk wordt om meerjarige tweede arbeidscontracten af te sluiten;  inzetten op meer investeringen in scholing van werknemers via persoonlijke scholingsbudgetten,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 12 (34300).  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb de toezegging van de premier goed genoteerd dat er voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een visie op de toekomst van zzp'ers komt, op basis van het ibo-rapport dat hierover is verschenen.  Ik rond af. Onze samenleving ziet veel bedreigingen op zich af komen. Er zijn barbaarse, middeleeuwse oorlogen aan de randen van Europa. Maar we moeten ons realiseren dat we in ons eigen land ook een diepere crisis hebben, als het gaat om het bewaren van onze waarden. Het is onze grote opdracht om onze samenleving te beschermen tegen de erosie van die waarden, door de waarden en normen die gebaseerd zijn op onze joods-christelijke traditie te koesteren. We moeten ons ook weer realiseren dat een sterke samenleving niet is gebaseerd op ieders rechten, maar op plichten jegens elkaar. Niet alleen wat je van de samenleving kunt krijgen, maar vooral wat je aan de samenleving kunt bijdragen telt.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Boven dit debat hing de afgelopen twee dagen inderdaad de donkere wolk van het vluchtelingenvraagstuk. We hadden het al heel vaak over de beelden die daarbij horen. Gisteren en vandaag kwamen daar weer nieuwe beelden bij, onder andere van confrontaties aan de Hongaarse grens en van grote groepen mensen die onderdak zoeken. Vandaag was er de oproep van het kabinet aan gemeenten om voldoende onderdak te bieden. Deze is overigens met succes beantwoord.  We worstelen allemaal met dit onderwerp. Er is al veel over gezegd. Ik vind eerlijk gezegd dat het grootste deel van het debat hier waardig is gevoerd. Bijna alle partijen probeerden mee te denken over een oplossing. Af en toe schmierden zij wat over de oplossing die een ander aandroeg, maar alla, dat hoort bij het debat.  En toch klonken de onmacht en de polarisatie waar ik het gisteren ook over had, af en toe wel door in het debat; zojuist weer door de fractievoorzitter van de VVD. Iedereen heeft hierbij een ongemakkelijk gevoel. Ik denk dat er een misverstand in het debat sluipt, namelijk dat er één groep mensen is die vindt dat zij allemaal maar moeten verdwijnen en een andere groep die vindt dat je ze allemaal maar moet opvangen, terwijl in werkelijkheid ieder van ons met beide gevoelens worstelt.  Het was nota bene zelfs de heer Wilders die anderhalve week geleden zei: ja, die dode jongen op dat strand, dat doet mij pijn, dat raakt mij ook. Zelfs de heer Wilders, die we niet van dat soort teksten kennen, zei dat ook. Ook de heer Wilders, en zeker alle anderen in deze Kamer, worstelt met beide emoties.  Aan de ene kant de roep om barmhartigheid, om echte vluchtelingen een onderdak te bieden, en aan de andere kant de zorg die hoort bij een heel grote stroom vluchtelingen, waarvan iedereen die ernaar kijkt, zich afvraagt of dat wel goed gaat. Hebben we wel onderdak? Hebben we straks een huis en een baan voor de mensen die hier misschien wel permanent gaan verblijven? Als daar zorgen bijhoren en worden geuit, is dat prima. Als er barmhartigheid wordt uitgesproken en gastvrijheid wordt betoond, is het dat net zo goed. Als er haat en verdeeldheid wordt gezaaid, is dat af te keuren.  Meestal ging het in het debat van gisteren heel goed; op een aantal momenten faalden we jammerlijk. Dat is eigenlijk om nog een andere reden onnodig en teleurstellend. Wie goed in deze Kamer rondkijkt, moet namelijk concluderen dat wij hier op dit moment niet over de eindoplossing van dit vraagstuk gaan. Het zal straks in Europa moeten gebeuren; de heer Buma zei het al. Volgende week hebben we eerst een JBZ-Raad met de "Klazen Dijkhoff" zoals ik tegenwoordig mag zeggen, net zoals de premier vandaag. Daarna is er de Europese top. Net zoals vorige week doe ik een oproep aan iedereen in deze Kamer, uiteraard aan het kabinet maar ook aan de partijen hier die in politieke families verkeren waarin een oplossing kan worden geforceerd of in ieder geval kan worden geholpen, om dat laatste ook daadwerkelijk te doen. Op dit moment zijn landen als Polen en andere Oost-Europese landen nog steeds wars van een herverdeling van de vluchtelingen die zich al in Europa bevinden. Op dit moment vechten Italië en Frankrijk over de manier waarop de opvang in Zuid-Italië moet worden geregeld, wie daarover gaat en op welke manier de herverdeling moet plaatsvinden. Beide landen bevinden zich in mijn politieke familie, dus ik heb woensdag ook nog wel wat werk te verrichten. Maar nu deze Kamer zich heeft geschaard achter het voorstel van het kabinet om een gebalanceerde oplossing voor het vluchtelingenprobleem voor zowel de korte als de lange termijn aan te dragen, hoop ik dat we ons zullen kunnen richten op de andere landen die nog één stap moeten zetten, om uiteindelijk tot een oplossing te kunnen komen.  Dit debat ging natuurlijk ook over de begroting van volgend jaar en alles wat daarbij hoort. Er zijn veel voorstellen gedaan en besproken. Er is veel gezegd over de begroting van Veiligheid en Justitie. Daarover is ook een breedgedragen motie ingediend. Ik sluit me aan bij de opmerkingen die collega Zijlstra daarover maakte. Zoals deze motie er nu ligt, is het überhaupt ingewikkeld om er een verdere vorm aan te geven. Er staat namelijk dat de noodzakelijke financiële middelen moeten worden vrijgemaakt. Ik denk dat daar precies de crux zit: we weten op dit moment niet wat "de noodzakelijke financiële middelen" zijn. Ik sluit me dus aan bij de oproep, en speel deze meteen door naar het kabinet, om — laat ik het zo maar zeggen — even door de staatsrechtelijke barrière heen te breken en het spookdebat te beëindigen over welke voorstellen straks in de Eerste Kamer nog op een meerderheid zouden kunnen rekenen. Hoe sneller we dat weten, hoe beter het is. Ik weet niet of het kan en ik weet niet hoe het moet, maar dat is nou precies waar je de uitvoerende macht voor hebt. Ik ben het eens met de ondertekenaars van deze motie dat het ongemak met die begroting groot is, en dat dat eigenlijk niet groter moet worden maar kleiner. Laten we daarna proberen om zo snel mogelijk meer duidelijkheid te krijgen over waar de financiële risico's in die begroting zitten en hoe we die kunnen oplossen. Men heeft mijn partij aan zijn zijde om aan die oplossing mee te werken.  Ik zei het al in mijn eerste termijn: het gaat nu beter met Nederland, maar we zijn nog lang niet tevreden. De cijfers van vanochtend toonden eigenlijk wel aan waar het probleem precies zit. Aan de ene kant zijn er in de afgelopen maand 8.000 nieuwe banen bij gekomen. Dus elke werkdag konden 400 mensen een nieuwe baan vinden. Tegelijkertijd meldden zich, misschien wel aangemoedigd door die economische groei, 8.000 mensen voor een nieuwe baan, met als gevolg dat de werkloosheid niet is gedaald. Dat zijn twee kanten van dezelfde medaille van een groeiende werkgelegenheid, maar ook een heel goede reden om hard door te werken en ervoor te zorgen dat er meer banen bij komen. Vandaar dat wij de ingediende belastingplannen van harte steunen, omdat deze zich richten op nieuwe banen, dus op meer werk, vooral voor mensen met lage inkomens. Zonder nu al te veel te willen concluderen, ben ik blij dat we, als we door onze oogharen kijken, misschien wel de mogelijkheid van een meerderheid voor onderdelen van dat belastingplan kunnen zien.  Ik heb het gisteren gehad over de mogelijkheid en noodzaak van het aanjagen van meer innovaties in Nederland. Ik geloof ten diepste dat daar de essentie van de oplossing zit voor onze toekomstige economie, voor ons werk, voor ons verdienvermogen en vooral voor onze duurzaamheid, waarmee we ervoor zorgen dat ook onze kinderen nog van de welvaart zullen kunnen genieten die wij nu hebben. Ik dien een motie in om het idee van een Nederlandse innovatiebank nog iets meer vorm te geven en dit mee te geven aan het kabinet.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat Nederland streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050;  constaterende dat innovatieve start-ups in Nederland moeilijk doorgroeien door gebrek aan kapitaal;  overwegende dat de overheid hierin een voortrekkersrol kan vervullen door investeerders over de brug te trekken om grootschalig in de ontwikkeling van duurzame energie te investeren;  verzoekt de regering, voorstellen te doen voor de oprichting van een Nederlandse innovatiebank om innovaties een impuls te geven en die te voorzien van voldoende startkapitaal,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Van Haersma Buma en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 13 (34300).  De heer Samsom (PvdA): We hebben het ook gehad over het vervolg van de herziening van de gerechtelijke kaart: de plannen van de Raad voor de rechtspraak om de locaties van een aantal rechtbanken op te heffen. Dat is niet het juiste plan. Dat is de heldere conclusie van de fractie van de Partij van de Arbeid. Wij willen dat de Raad voor de rechtspraak opnieuw en beter gaat nadenken, meer gegevens en ervaringen betrekt bij de evaluatie en dan een beter plan voorstelt dat meer draagvlak in de regio heeft, want ook in de regio verdient men een fatsoenlijke rechtspraak en alle faciliteiten daarvoor. De heer Slob zal hiertoe straks een motie indienen, die ik van harte heb medeondertekend.  We hebben ook gesproken over de noodzaak om, nu er veel meer vluchtelingen naar Nederland komen, het budget voor eerstejaarsopvang daaraan aan te passen. In grote lijnen stond die toezegging al wel in de brief van het kabinet van vorige week, maar toch menen wij dat het verstandig is om hieraan iets meer richting te geven. Om die reden hebben wij ook die motie van de heer Slob medeondertekend.  Tot slot. Het is in dit debat ook gegaan over de toekomst. Dan wordt al snel geconcludeerd, niet alleen in de buitenwereld maar ook in deze zaal, dat de VVD en de PvdA een andere stip op de horizon zetten. En dat klopt. Daar hoef je niet voor te hebben doorgestudeerd; dat verschil is groot genoeg. Als beide partijen met passie vertellen over hun toekomstideaal, komen er heel verschillende verhalen naar buiten. Dat was vier jaar geleden zo en dat is nu nog steeds zo, maar onderweg waren we het wel aan elkaar en vooral aan Nederland verplicht om het eens te worden over wat we in de tussentijd doen. Dat moet je dan gezamenlijk doen. Ik ben blij dat heel veel andere partijen zich daar onderweg af en toe bij hebben aangesloten; af en toe zijn ze — dat mag natuurlijk ook — ook weer afgehaakt, om hun moverende redenen. De essentie van de politiek in Nederland is echter nog steeds — daar ben ik blij om — dat wij elkaar ondanks onze grote verschillen altijd wel weer weten te vinden voor oplossingen die nodig zijn om Nederland een stap verder te helpen. Dat lukte de PvdA en de VVD en dat zal de PvdA en de VVD ook de komende anderhalf jaar lukken; dat weet ik zeker. Ik hoop zelf dat er nog meer partijen bij komen in de komende anderhalf jaar, want we zijn nog lang niet klaar. Zo hebben we gesproken over de werkgelegenheid en het vluchtelingenvraagstuk. Het vraagt het uiterste van ons allemaal om de onderlinge verschillen telkens weer te willen en te kunnen overbruggen. Daar is Nederland bij gebaat en dan kunnen wij samen vooruit.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Ik zei het gisteren al: als er iets is duidelijk geworden bij deze Algemene Politieke Beschouwingen, dan is het wel dat dit kabinet en deze Kamer het Nederlandse volk niet meer vertegenwoordigen. Er komt een gigantische catastrofe op ons af. Heel Nederland voelt het. Heel Nederland ziet het. Heel Nederland schreeuwt om actie. Maar de Kamer en het kabinet doen helemaal niets. De afgelopen twee dagen staken 1.400 asielzoekers onze grenzen over. Wat deed het kabinet? Het kabinet deed helemaal niets. Er kwam een enorme woordenvloed om niets te zeggen en te verdoezelen dat er helemaal niets gebeurt. Er wordt hier in de Tweede Kamer geapplaudisseerd; er wordt geapplaudisseerd voor het opnemen van asielzoekers door gemeenten tegen de wil van miljoenen Nederlanders in. Hoeveel gekker kan het worden? Er is applaus in deze zaal voor iets wat gebeurt tegen de wens van miljoenen Nederlanders in. En er wordt hier in deze Tweede Kamer gelachen; er wordt gelachen als gezegd wordt dat we eerst aan onze eigen mensen, aan ons eigen volk moeten denken. Ik denk dat we het enige parlement in de wereld zijn waar een parlementariër wordt uitgelachen als hij zegt dat we eerst aan ons eigen volk moeten denken. Dat is veelzeggend.  De heer Pechtold (D66): Waar haalt de heer Wilders het lef vandaan om tegen 138 volksvertegenwoordigers die hier gekozen zijn, te zeggen: jullie vertegenwoordigen de bevolking niet meer? Waar haalt mijnheer Wilders het lef vandaan om te zeggen: ik ben het volk? Want dat zegt hij. Waar haalt hij die grootheidswaan vandaan?  De heer Wilders (PVV): U komt moeilijk uit uw woorden, maar dat zeg ik niet. Dat zeg ik niet. Wat ik zeg, is dat een fractie in de Kamer met twaalf zetels in deze Kamer — nog geen 10% van de Kamer — iets zegt wat miljoenen Nederlands denken. Uit de peilingen blijkt dat 50%, 60%, 70% van de Nederlanders vindt dat er niet meer asielzoekers naar Nederland moeten komen en dat een meerderheid van het Nederlandse volk vindt dat we de grenzen moeten sluiten. Dat is 50%, dat is 60%. Dat betekent dat het verschil tussen deze Kamer, dit nepparlement — want dat is het: een nepparlement! — en de mensen thuis levensgroot is. En u bent daar misschien wel het levende bewijs van.  De heer Pechtold (D66): Je moet maar het lef hebben om hier in een land met zo'n democratische traditie te zeggen dat het parlement waar je zelf deel van uitmaakt, een nepparlement is! U zit zelf op twaalf zetels. U leidt zelf een partij waar u de democratie niet in toelaat, waarvan u het enige lid bent. U leidt een partij waarbij zich inmiddels twee afsplitsingen hebben voorgedaan. U leidt een partij waarvan vandaag weer iemand is aangeklaagd omdat hij gewoon de kas gelicht heeft.  De heer Wilders (PVV): Kom nou toch op, zeg! Schei toch alstublieft uit!  De heer Pechtold (D66): U leidt een partij die verre van democratisch is. Ik vind het leuk dat u naar peilingen kijkt. Ik vind het fantastisch. Dat doe ik ook weleens. Maar laat het u niet hoog in uw bol stijgen. En ga zeker niet in dit parlement tegen anderen zeggen dat ze niet meer vertegenwoordigen waar ze democratisch op gekozen zijn. Dat, mijnheer Wilders, hebben we in de geschiedenis te vaak meegemaakt.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Wilders (PVV): Zegt de man wiens partij zo ongeveer is opgericht om het referendum te verdedigen, en die nu tegen het referendum van GeenPeil is. Die nu tegen het referendum van GeenPeil is om het verdrag met Oekraïne ter discussie te stellen. Als er iemand ongeloofwaardig is in dit huis, mijnheer Pechtold, dan bent u dat wel.  De heer Pechtold (D66): Als er iemand is die het mogelijk heeft gemaakt dat er referenda in dit land gehouden worden, is het mijn partij. En dat hebben we de afgelopen 50 jaar gedaan.  De heer Wilders (PVV): Zeker.  De heer Pechtold (D66): En ja, mijnheer Wilders, ik gun het iedereen om binnen de democratische regels referenda aan te vragen als ze dat willen. Ja, mijnheer Wilders. En daarmee zet ik niet de bijl aan de wortel van de democratie, zoals u dat wel doet door uw medevertegenwoordigers, die u dat zelf nooit zullen flikken, te verwijten dat zij hier ondemocratisch zitten. Dat is in de geschiedenis te vaak gebeurd. En keer op keer, als u dat hier denkt te kunnen doen, zal ik u adresseren, want dat is democratie. En daar hebt u de ballen van begrepen.  De heer Wilders (PVV): Zeker. En over democratie gesproken, de eerste keer dat dat wetsvoorstel van de heer Pechtold in de praktijk kan worden gebracht, de eerste keer dat er een referendum kan komen over een verdrag met Oekraïne, zegt de heer Pechtold: even niet, het komt me niet uit, doe maar niet. Als er iemand a-democratisch is, mijnheer Pechtold, als er iemand het woord "democratie" nog niet eens kan spellen, dan zijn het de domoren van D66 wel.  Ik heb al gezegd dat er in deze Kamer wordt geapplaudisseerd, de heer Pechtold voorop. Hij applaudisseert voor iets wat miljoenen mensen niet vinden. Het is een nepparlement, een nepparlement dat niemand vertegenwoordigt.  Buiten deze Kamer zijn de mensen radeloos, zijn de mensen bang, want Nederland wordt kapotgemaakt. Ons volk wordt vervangen door islamitische nieuwkomers, die onze welvaart, onze veiligheid en onze identiteit bedreigen. Ons land wordt één groot asielzoekerscentrum. Regering en parlement — dit parlement dat de meerderheid van de bevolking niet meer vertegenwoordigt — laten het gewoon gebeuren. Zij schamen zich er niet eens voor. Dit kabinet, dat nauwelijks nog 20% van de Nederlanders vertegenwoordigt, neemt beslissingen die Nederland decennialang fundamenteel zullen veranderen. We worden beroofd van onze identiteit. Ons volk wordt vervangen, als wij zo doorgaan, terwijl het glashelder is wat wij moeten doen. Wij moeten natuurlijk onszelf beschermen. We moeten ons land beschermen. We moeten ons volk beschermen. We moeten ons land veiligstellen. Dat kan ook, want de grenzen moeten dicht. Iedere dag dat wij onze grenzen niet sluiten, is een verloren dag. Gisteren was wat dat betreft een verloren dag. Vandaag is een verloren dag. Ik vraag de minister-president: hoeveel verloren dagen denkt u dat Nederland zich nog kan veroorloven?  Nederland moet in verzet komen. Er is geen alternatief. Wij moeten in verzet komen. Wij hebben leiderschap nodig in plaats van politieke lafheid. Geweldloos verzet. Democratisch verzet. Verzet tegen een kabinet en een Kamer die Nederland in de steek laten. Verzet tegen een premier van de open grenzen. Ik roep alle Nederlanders op, allemaal: kom in verzet! Sta op, ga naar die inspreekavonden. Eis gemeentelijke referenda. Ga de straat op. Demonstreer. Het is jullie recht, doe het dan ook. Wij moeten geen asielzoekerscentra meer hebben. De grenzen moeten dicht. Ze moeten dicht, mevrouw de voorzitter, en daarover gaat ten slotte mijn enige motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  verzoekt de regering, geen enkele asielzoeker meer in Nederland toe te laten en daartoe de Nederlandse grenzen onmiddellijk te sluiten,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 14 (34300).  De heer Pechtold (D66): voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording vandaag, maar ook de rest van zijn kabinet. Zij waren niet alleen aanwezig, maar mochten zo nu en dan ook als hulplijn dienen. Daardoor kwamen er zo nu en dan net iets meer toezeggingen dan vooraf in de spreektekst stonden. Dank daarvoor.  Wat ik gisteren een beetje vaststelde, is vandaag toch ook wel weer gebleken: de glans is eraf. Het kabinet is niet meer op koers. Dat merk je aan veel dingen. Ik zie steeds minder gezamenlijke doelen en het kabinet geeft ook toe dat het politieke lef is verdwenen. Ik refereerde er gisteren nog aan dat ik mij een uitzending van, toen nog, Pauw en Witteman — dat was toen ook nog een duo — kan herinneren, waarin de beide heren trots vertelden: we willen dit eigenlijk wel acht jaar gaan doen. Nu is de vraag of ze de rit wel willen uitzitten. Het is in ieder geval geen doel meer op zich. De haarscheuren worden zelfs niet meer toegedekt.  Er is verdeeldheid op belangrijke thema's. Wij hebben hier de afgelopen twee dagen inderdaad belangrijke thema's besproken. Wij hebben het gehad over de vluchtelingen. Ik ben het eens met al degenen die zeggen dat er geen strijd over moet worden gevoerd of je voor fatsoenlijke opvang en verdeling hier bent, met een rechtvaardig verdelingssysteem in Europa, of dat je vooral inzet op veilige regio's daar en veilige opvang daar. Het moet allebei. Maar ik houd vol dat het op de een of andere manier politiek krampachtig aan elkaar verbinden al veel te lang vertraging oplevert. Dat is de reden waarom ik zeg: als het één nu kan, pak het dan volgende week op en laten wij het ander vooral ook gaan regelen.  Er is ook verdeeldheid over de vraag hoe wij de werkloosheid oplossen. Er ligt een wat mij betreft veel te weinig ambitieus plan voor de werkgelegenheid. Verder noem ik klimaat en energie. Het is natuurlijk fantastisch als partijen samenwerken, maar als je vasthoudt aan een energieakkoord waaruit de energie zelf is weggelekt, koop je daar weinig voor.  De omgang met jihadisten. Ik blijf tegenover de premier staan wanneer hij zegt dat hij als minister-president in deze Kamer een mening kan hebben en vervolgens kan zeggen: dat is iets wat niet voor mijn kabinetsbeleid geldt. Dat doen we niet met het staatshoofd en dat doen we evenmin met bewindslieden, al zeker niet in dit parlement.  De premier wuift problemen weg. Hij had het over illusiepolitiek, maar zit daar, wat mij betreft, zelf middenin. Er zijn grote onduidelijkheden. De twee belangrijkste die we hier de afgelopen dagen hebben vastgesteld, zijn het Belastingplan en de begroting van Justitie. Daarom moet veel van het initiatief van de oppositie komen en dat initiatief nemen wij ook. Ik vind het jammer dat de premier vandaag en gisteren er niet voor zorgde dat we concreet tot oplossingen zouden kunnen komen. Jammer dat hij veel uitstelt tot de Algemene Financiële Beschouwingen en het daarmee aan de niet minder gewaardeerde minister van Financiën overlaat. Die voert daarmee eigenlijk de regie.  Mijn partij heeft alternatieven laten zien. Ik ben blij met de warme woorden, al moest ik er een beetje aan trekken, die de premier daarover sprak. Onze alternatieven kwamen in de kern neer op: meer banen en minder vervuiling.  Ik ben ook blij met de toezegging die ik heb gekregen over de sectorplannen van minister Asscher. Als er geld overblijft uit de derde tranche, gaan we niet amechtig zoeken in de vierde tranche, maar kijken we vooral of het overgebleven geld gericht kan worden ingezet om oudere werkzoekenden aan een baan te helpen. Ik denk dat dat ons allemaal verenigt en ik ben blij met die toezegging.  Ik heb namens mijn partij een aantal moties van anderen mede mogen indienen. Van collega Roemer een motie over de begroting van Veiligheid en Justitie; met collega Buma een motie over de modernisering van de arbeidsmarkt; met collega Slob een motie over zowel de fiscale vergroening als over de opvang van eerstejaarsvluchtelingen en de financiering van ODA; met collega Klaver een motie over het onderwijs aan kinderen van vluchtelingen; met collega Samsom een motie over de oprichting van de Nederlandse innovatiebank; met collega Klaver ook nog een motie over de uitvoering van het vonnis in de klimaatzaak en tot slot met collega Thieme een motie over het in kaart brengen van de geopolitieke effecten van de klimaatverandering.  Daarnaast heb ik vijf eigen moties, die ik nu graag voorlees.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het voor de vele statushouders in Nederland van belang is dat zij een volwaardige plaats in de Nederlandse samenleving krijgen;  overwegende dat de integratie door deelname aan de arbeidsmarkt kan worden bevorderd;  verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze diploma's uit landen van herkomst erkend kunnen worden, zodat statushouders zo snel mogelijk op hun eigen niveau aansluiting kunnen vinden op de arbeidsmarkt;  verzoekt de regering voorts, een plan van aanpak op te stellen waarin het voor statushouders inzichtelijk gemaakt wordt aan welke eisen zij moeten voldoen om hun diploma erkend te krijgen in het geval dat deze behaalde diploma's niet voldoen aan de Nederlandse standaarden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 15 (34300).  De heer Pechtold (D66): Mijn tweede motie betreft het lokale belastinggebied.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat Nederlandse gemeenten voor hun financiën bijna volledig afhankelijk zijn van het Rijk, terwijl gemeenten in landen om ons heen een grotere eigen financiële verantwoordelijkheid hebben;  overwegende dat een ruimer lokaal belastinggebied de lokale democratie bevordert, door een grotere invloed van de kiezer en van de gemeenteraad op de lokale financiën;  overwegende dat een verlaging van de inkomstenbelasting door een verschuiving van belastingen van het Rijk naar gemeenten tot meer banen leidt;  verzoekt de regering om uiterlijk op Prinsjesdag 2016 met concrete voorstellen te komen voor de verlaging van de inkomstenbelasting, met gelijktijdige verruiming van het lokaal belastinggebied met 4 miljard, zodat dit met ingang van 2019 gerealiseerd kan worden;  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 16 (34300).  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het doel van passend onderwijs is om ervoor te zorgen dat alle kinderen met een zorgbehoefte een passende onderwijsplek krijgen;  constaterende dat er duizenden kinderen thuis zitten omdat er geen passende onderwijsplek gevonden is;  overwegende dat het vinden van een goede, passende plek voor kinderen in veel gevallen niet lukt vanwege een gebrek aan middelen bij met name basisscholen om de juiste mensen en expertise in huis te halen;  verzoekt de regering, het budget voor passend onderwijs in het basisonderwijs met 100 miljoen euro te verhogen en dit te bekostigen uit de fors gestegen budgetten voor externe inhuur door departementen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 17 (34300).  De heer Pechtold (D66): Aangezien de premier heeft gezegd dat hij nog even naar de motie zou kijken, hangt het van de beantwoording af of ik haar straks zal aanhouden. Dat hij het maar weet.  De voorzitter: We merken het vanzelf.  De heer Pechtold (D66): De volgende motie luidt als volgt.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat grootschalige inzet op isolatie werkgelegenheid in de bouw en industrie zal aanjagen en bijdraagt aan een vermindering van de CO2-uitstoot;  overwegende dat investeringen achterblijven omdat bewoners zich afvragen of ze lang genoeg in hun huis wonen om die terug te verdienen;  verzoekt de regering, te zorgen voor meer banen door het isoleren van koopwoningen en daarbij ook te onderzoeken welke rol voorfinanciering uit het energiebesparingsfonds daarbij kan spelen;  verzoekt de regering tevens, de netwerkbedrijven daarbij te betrekken,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 18 (34300).  De heer Pechtold (D66): Tot slot.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de twee jaar loondoorbetaling bij ziekte voor veel ondernemers een barrière opwerpt voor het aannemen van personeel;  verzoekt de regering om voor de behandeling van de begroting SZW met een oplossing te komen voor het tweede jaar loondoorbetaling bij ziekte in het midden- en kleinbedrijf,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 19 (34300).  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb in eerste termijn de minister-president uitgenodigd om in zijn politieke hart te laten kijken. Gisteravond vroeg ik hem: waar zit uw vuur, welk onrecht zet u in beweging, wat vindt u waardevol? We hebben vandaag de termijn van de minister-president gehoord en ik reken het mijzelf maar aan dat mijn uitnodiging niet uitnodigend was. De minister-president is hier niet op ingegaan. Vervolgens heb ik hem de aanvullende vraag gesteld: hoe wilt u in het komende jaar gaan werken mede met het oog op wat er in de afgelopen maanden is gebeurd, waardoor het draagvlak voor deze coalitie wel heel erg smal is geworden? In de Tweede Kamer heeft de coalitie nog een meerderheid van één zetel en in de Eerste Kamer is er een tekort van zeventien zetels voor een meerderheid. Dit is historisch laag. Volgens mij is dit nog nooit op die manier gebeurd. We hebben de eerste termijn van de minister-president vandaag gehoord: hij is hier niet op ingegaan.  Wat hij wel heeft gedaan, is ingaan op concrete vragen rond allerlei dossiers. Daar dank ik hem voor. Al moet ik wel zeggen dat ik de beantwoording over een aantal onderwerpen behoorlijk flets vond en soms zelfs ook aardig ontwijkend. Ik hoop niet dat hiermee de toon is gezet voor de komende maanden. De vraagstukken waar wij op dit moment mee te maken hebben, zijn groot. Het vluchtelingenvraagstuk heeft de Algemene Politieke Beschouwingen behoorlijk gedomineerd. Het komt er nu wel op aan. De minister-president heeft de belangrijke rol om in deze discussie, in deze aanpak te verbinden en leiderschap te tonen. Ik wens hem daar heel veel wijsheid bij. Die zal hij nodig hebben.  Een ander groot vraagstuk, namelijk het klimaatvraagstuk vraagt ook om leiderschap. Ik constateer met teleurstelling dat dit kabinet zijn tijd en energie gaat verdoen aan een hoger beroep en allerlei studies, terwijl een zeer concrete extra gerichte aanpak uitblijft. Dat is jammer.  Het is belangrijk dat het kabinet in de zoektocht naar noodzakelijk draagvlak niet alleen vanwege zetels, maar ook vanwege de ernst en de omvang van onderwerpen, straks goed zal kijken naar de ingediende moties en waar mogelijk ruimte zal bieden voor het aanpassen van het eigen beleid aan de inzichten van andere partijen dan alleen de coalitiepartijen.  Mevrouw de voorzitter, ik heb vier moties die ik om die reden indien en ik heb een groot aantal moties gesteund. Die laatste zal ik niet allemaal nog apart noemen. Mijn naam staat er immers onder.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat veel huishoudens er in 2016 op vooruitgaan;  constaterende dat volgens het Nibud de inkomenspositie van chronisch zieken en gehandicapten hierbij achterblijft;  verzoekt de regering, met voorstellen te komen om chronisch zieken en gehandicapten alsmede ouders met thuiswonende gehandicapte kinderen financieel tegemoet te komen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Haersma Buma en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 20 (34300).  De heer Slob (ChristenUnie): Dit was, zeg maar, een zeventienzetelmotie en daar heb ik er nog een van.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat er een grote opgave ligt ten aanzien van de realisatie van milieu- en energiedoelstellingen;  van mening dat in het huidige lastenpakket daaraan onvoldoende invulling wordt gegeven;  verzoekt de regering, fiscale vergroeningsmaatregelen onderdeel uit te laten maken van het lastenpakket,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Pechtold en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 21 (34300).  De heer Slob (ChristenUnie): We hebben gesproken over de begroting van Veiligheid en Justitie. We hebben ook gesproken over de enorm zwakke plekken die in deze begroting zitten. Afgelopen dinsdag heeft het kabinet ons de begroting gestuurd en afgelopen vrijdag al onder embargo. Ik begrijp wel dat het kabinet twee dagen later niet zegt dat het allemaal niet klopt. Ik denk echter dat de leden van het kabinet diep in hun hart beseffen dat er enorme zwakheden in zitten en dat er iets moet gebeuren. Dat is de reden dat wij de motie van collega Roemer hebben gesteund. Ik dien zelf een motie in over de rechtbank.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de Wet herziening gerechtelijke kaart op 1 januari 2013 in werking is getreden;  overwegende dat op 28 september aanstaande het Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020 vastgesteld zal worden;  van mening dat een goed onderbouwd besluit over de inkrimping en locatie van rechtbanken pas mogelijk is als:  -er meer inzicht is in de gevolgen van de eerdere reorganisatie na de herziening van de gerechtelijke kaart en in de voortgang van het grote automatiseringstraject;  -de gevolgen voor de zeven regio's duidelijk zijn;  -lokale overheden tijd en ruimte hebben gekregen voor het ontwikkelen van alternatieve plannen;  verzoekt de regering, in overleg te treden met de Raad voor de Rechtspraak over de besluitvorming en de Raad te verzoeken om, met inachtneming van het voorgaande, geen onomkeerbare stappen te zetten en de Kamer voorafgaande aan de begrotingsbehandeling van het ministerie van V & J te rapporteren over de uitvoering van deze motie,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 22 (34300).  De heer Slob (ChristenUnie): Tot slot heb ik een motie over het vluchtelingenvraagstuk, de opvang van vluchtelingen in Nederland en onze bijdrage aan opvang in de regio waar, zoals u weet, de meeste vluchtelingen uiteindelijk worden opgevangen. Dat gebeurt soms in heel armzalige omstandigheden.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR een recordaantal van bijna 60 miljoen mensen wereldwijd op de vlucht is voor terrorisme, oorlog en wrede regimes;  overwegende dat mogelijk de toestroom van vluchtelingen in Europa en Nederland toeneemt en dat daardoor meer geld nodig is voor opvang van vluchtelingen dan nu is begroot voor 2016;  overwegende dat het kabinet haar voorstellen nader wil uitwerken en daartoe waar nodig extra middelen zal reserveren voor opvang in Nederland en in de regio;  verzoekt de regering, daartoe bij de najaarsnota met voorstellen te komen om in 2016 structureel extra middelen te reserveren voor eerstejaarsopvang in Nederland en opvang in de regio en hierbij de lopende OS-programmalijnen te ontzien,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Samsom, Roemer, Pechtold, Van der Staaij, Klaver, Klein, Krol, Thieme en Kuzu.  Zij krijgt nr. 23 (34300).  De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de premier voor de antwoorden op de vragen die zijn gesteld. Ik wil hem ook complimenteren. Hij heeft het weer uitstekend gedaan, op de hem kenmerkende wijze. Ook al spreken de feiten hem tegen, hij blijft gewoon glashard ontkennen. Ik vind dat knap. Van ons kunnen er volgens mij maar weinigen dat zo goed. Toen hij pas premier was, is hij er ook vaak om geprezen. Men noemde hem de "teflonpremier". Alles glijdt van hem af. Maar ik zie toch ook wel een paar krasjes ontstaan. Het heeft een tijd geduurd, maar het wordt niet altijd meer gepikt. De premier staat hier in de zaal en er worden hem vragen gesteld over de ramingen voor de instroom van vluchtelingen. Er zou volgend jaar worden gerekend op 16.000 minder vluchtelingen. De premier weet het dan fantastisch te zoeken in de structuren en de systemen die we kiezen. En hij lijkt er uiteindelijk nog mee weg te komen, maar volgens mij duurt dat niet lang meer. Het teflon is echt aan het slijten. Ik zie dat de premier op dit moment in vak-K overlegt met de minister van Financiën. Het zal over dat slijten van het teflon gaan. Wat zullen we daaraan doen, zal hij vragen. Ik kan me niet voorstellen dat er volgend jaar minder vluchtelingen zullen komen. Ik vind het dan ook onverstandig dat het kabinet zegt: nou, we zien wel hoe het loopt en we passen het dan aan. Daarom staat mijn naam onder de motie van de heer Slob. Met die motie willen we ervoor zorgen dat we nu gewoon extra geld gaan regelen voor de opvang van deze vluchtelingen.  De premier zei vanavond nog een keer wat hij eerder al in een interview had gezegd. Hij zei: het uitzitten van de rit is een doel zolang je daarmee ook belangrijke resultaten boekt; dat is iets waartoe wij geroepen zijn in het openbaar bestuur. Daarin heeft hij helemaal gelijk. Er zijn nog zo veel belangrijke resultaten te boeken. Ik vraag mij echter af of de premier er nog zin in heeft. Kijkt hij er nog naar uit? Uiteindelijk ging het namelijk best aardig met hem. Ik zei al: hij weet het allemaal wel in systemen te stoppen, hij heeft het over wat ramingen en hij strooit nog wat clicheetjes hier en daar. Maar uiteindelijk staat hij hier vandaag toch wel met lege handen. Zijn mooie pakket van 5 miljard kan namelijk nog steeds niet op een meerderheid rekenen. Volgens mij heeft de heer Slob de sleutel in handen. Twee van zijn moties noemde hij geloof ik "zeventienzetelmoties". Het is aan het kabinet om te kiezen. Op welke manier denkt het aan een meerderheid te komen voor de plannen die het nu presenteert?  Laat ik helder zijn. Wat mij betreft kiest het kabinet voor vergroening van die belastingen en voor het aanpakken van het klimaatprobleem. Mijn partij heeft daarvoor ook voorstellen gedaan. Die staan in onze tegenbegroting en in onze klimaatbegroting. Het is ook hoog tijd daarvoor. Ik vind het namelijk echt onverantwoord dat de premier, als het gaat over het uitvoeren van het vonnis in de klimaatzaak, het heeft over nog een onderzoekje hier en nog een onderzoekje daar en over nog even wachten. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de rechtbank heeft gevonnist dat Nederland de broeikasgassenuitstoot in 2020 met 25% dient te reduceren ten opzichte van 1990;  constaterende dat ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving aangeven dat 25% reductie in 2020 onhaalbaar is als het nemen van maatregelen een jaar wordt uitgesteld;  verzoekt de regering, in het jaar 2016 te starten met de uitvoering van aanvullende maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren en de Kamer hierover te informeren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Slob, Pechtold en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 24 (34300).  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb ook nog een motie over de vluchtelingenkinderen die naar Nederland komen en die onderwijs moeten volgen. We hebben daarover gedebatteerd. Ik heb daarover ook nog een antwoord van de minister-president tegoed. Ik weet nog niet wat dat antwoord is, maar ik wil hierover de volgende motie indienen. We moeten er immers voor zorgen dat de kinderen die hier komen in ieder geval goed onderwijs kunnen volgen.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat elk kind recht heeft op goed onderwijs en dat de opvang en scholing van vluchtelingenkinderen extra aandacht behoeven;  overwegende dat het aantal vluchtelingenkinderen sterk stijgt en daarmee de druk op scholen;  overwegende dat het kabinet aanvullende maatregelen heeft getroffen, maar dat deze maatregelen niet meer voldoende zijn in het licht van de nu sterk stijgende aantallen;  verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met voorstellen te komen zodat scholen adequaat in het onderwijs aan deze kinderen kunnen voorzien, en om daarvoor ook het benodigde budget vrij te maken,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Slob en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 25 (34300).  De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb nog één motie. Ik ben heel blij dat de motie van de heer Slob over het budget dat we voor dit jaar moeten regelen, volgens mij op een meerderheid kan rekenen. Die motie is ook door mij ondertekend. Ik heb in dit verband nog een andere motie. De huidige systematiek is namelijk volgens mij onrechtvaardig. Als er in Nederland meer vluchtelingen binnenkomen, moet dat volgens de huidige systematiek volledig worden betaald uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking, dus het budget voor de allerarmsten in de wereld. De minister-president houdt van systematieken. Ik doe een voorstel om die systematiek om het uit het ontwikkelingssamenwerkingsbudget te betalen, aan te pakken.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de kosten voor eerstejaarsopvang asielzoekers worden gefinancierd uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking;  overwegende dat die kosten, en dus het beslag op het budget voor Ontwikkelingssamenwerking, de afgelopen jaren fors zijn gestegen;  van mening dat dat ongewenst is;  verzoekt de regering, de systematiek aan te passen en een plafond in te stellen voor het budgettaire beslag dat de eerstejaarsopvang asielzoekers mag leggen op het budget voor Ontwikkelingssamenwerking en voor de overige kosten een andere dekking te zoeken,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Slob, Van der Staaij, Roemer en Pechtold.  Zij krijgt nr. 26 (34300).  De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik de minister-president danken voor de beantwoording. Ik wil ook alle andere bewindslieden danken voor hun geduld om hier aanwezig te zijn bij deze Algemene Politieke Beschouwingen; een lange zit.  De vluchtelingencrisis was natuurlijk een prominent onderwerp in het debat van gisteren en vandaag. Als mensen van begin tot eind het debat hebben gezien, zullen ze zeggen: het lijkt Nederland wel! Alle opvattingen rond dit vraagstuk zijn ook in deze Kamer verwoord. Ik denk dat dit bij zo'n onderwerp ook geboden is. Als SGP hechten we aan een evenwichtige koers. Als we simpelweg de deuren op slot gooien voor alle mensen die op de vlucht zijn, schieten we tekort in herbergzaamheid. Het vraagt onze inzet voor deze mensen, allereerst in de regio zelf maar ook tegenover diegenen die nu in ons land komen. Echter, als we de deur wagenwijd openzetten voor iedereen die op zoek is naar een betere toekomst, handelen we evengoed onverstandig. Ook de zorgen over dreigende integratieproblemen moeten niet alleen serieus worden genomen, ze zijn ook serieus.  In het verleden is bijvoorbeeld de invloed van moslimradicalisme zwaar onderschat, daar heeft de heer Wilders gewoon een punt. Dat moet eerlijk onder ogen worden gezien. Hierop is alertheid geboden. We komen hier ongetwijfeld nog over door te spreken.  Ik ga naar de begrotingen en het Belastingplan. De SGP heeft een aantal moties meeondertekend die ik hier verder niet zal toelichten, onder andere op het punt van de begroting voor Veiligheid en Justitie. Zelf wil ik drie moties indienen over onderwerpen waarvan wij denken dat ze de aandacht verdienen omdat er op die vlakken echt nog wat moet gebeuren, te beginnen bij Defensie. Er komt geld bij, maar dat is niet genoeg, en niet alleen voor toekomstige ambities, zoals de minister-president beklemtoonde. Het is bedroevend welke gaten er nu al zijn geslagen door de bezuinigingen. Elementaire zaken moeten op orde komen: munitie, reserveonderdelen, communicatieapparatuur, landrovers die moeten worden vervangen en ga zo maar door. Daar wordt nu iets aan gedaan, maar er moet nog meer gebeuren. De urgentie is groot, vandaar de volgende, breed gesteunde druk-op-de-ketelmotie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat vrijwel alle internationale veiligheidsanalyses nog steeds uitwijzen dat de ambities, het voortzettingsvermogen en het bijbehorende budget van de Nederlandse krijgsmacht nopen tot een structurele herijking;  overwegende dat de regering heeft aangegeven te willen inzetten op een positieve trendbreuk ten aanzien van het Defensiebudget voor de middellange termijn;  overwegende dat de regering een stap heeft gezet door in 2016 extra geld uit te trekken en hierbij prioriteit te geven aan de versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht;  verzoekt de regering, werk te maken van de eerder geschetste vervolgstappen in het kader van het meerjarig perspectief, te weten:  -het verder versterken van de basisgereedheid;  -de versterking van de ondersteunende operationele eenheden;  -een gerichte kwantitatieve en kwalitatieve versterking van gevechtseenheden;  -de vervanging van wapensystemen;  verzoekt de regering, met andere woorden, om de uitvoering van de motie-Van der Staaij (34000, nr. 23) met kracht voort te zetten, zodat het niveau van Defensiebestedingen in overeenstemming wordt gebracht met het ambitieniveau van Defensie,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Zijlstra, Van Haersma Buma, Slob, Wilders, Van Vliet, Van Klaveren, Klein, Krol en Houwers.  Zij krijgt nr. 27 (34300).  De heer Van der Staaij (SGP): Dan heb ik nog een motie die betrekking heeft op het punt van de kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners. Deze motie is medeondertekend door collega Slob van de ChristenUnie en door collega Van Haersma Buma van het CDA.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat bij een gelijk huishoudinkomen, eenverdieners tot wel vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners;  overwegende dat dit de keuzevrijheid en het verlenen van mantelzorg kan belemmeren;  verzoekt de regering, met voorstellen te komen om deze kloof te verkleinen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Slob en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 28 (34300).  De heer Van der Staaij (SGP): Tot slot dien ik nog een motie in over mantelzorg.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat blijkens onderzoek van Mezzo meer dan de helft van de mantelzorgers volgens het Nationaal Mantelzorgpanel in financieel zwaar weer verkeert of zelfs geld tekortkomt als gevolg van hun mantelzorgtaken;  verzoekt de regering, de Kamer voor de behandeling van de VWS-begroting te informeren over de mogelijkheden om mantelzorgers financieel beter tegemoet te komen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Slob en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 29 (34300).  Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden. Hij heeft veel gesproken en weinig gezegd. Het is duidelijk geworden dat het kabinet geen draagvlak heeft gevonden voor de zo noodzakelijke belastinghervormingen. Het heeft zichzelf daarmee een brevet van onvermogen verschaft. Het kabinet maakt een uitgeregeerde indruk. Het budget dat gereserveerd was voor structurele belastinghervormingen wordt nu op hoop van zegen in de menigte gegooid.  Het antwoord van dit kabinet op de grote problemen van dit moment, de vluchtelingencrisis en de klimaatcrisis, is niets anders dan dweilen met de kraan open, waarbij de coalitiepartners het niet eens kunnen worden over de kleur van de dweil. In de Troonrede staat dat de vluchtelingenstroom geen afwachtende houding duldt en dat een integrale aanpak nodig is die rekening houdt met alle relevante factoren.  De VN, de NAVO, het IPCC, de G7 en de Global Military Advisory Council on Climate Change wijzen erop dat klimaatverandering het risico op internationale instabiliteit, conflicten en onveiligheid vergroot door het veroorzaken van droogte en hongersnoden en het versterken van de cirkel van armoede en economische malaise. Ik dien daarom de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat er steeds meer mensen vluchten voor conflicten en geweld waar diepere oorzaken aan ten grondslag liggen;  constaterende dat er voor de vluchtelingenstroom een integrale aanpak nodig is die rekening houdt met alle relevante factoren;  overwegende dat experts en internationale gremia erop wijzen dat niet alleen religieus geweld maar ook klimaatverandering, grondstofwinning, handels- en belastingpolitiek en wapenleveranties bijdragen aan de toenemende instabiliteit in kwetsbare regio's;  constaterende dat de Verenigde Naties rond 2020 tientallen miljoenen klimaatvluchtelingen verwachten;  verzoekt de regering, de effecten van klimaatverandering, handels- en belastingpolitiek en wapenleveranties op de stabiliteit in kwetsbare landen en regio's in kaart te brengen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Roemer, Klaver, Pechtold, Kuzu en Krol.  Zij krijgt nr. 30 (34300).  Mevrouw Thieme (PvdD): Het kabinet gaat de vluchtelingenopvang betalen uit de ontwikkelingsgelden. Hierdoor komen de budgetten van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties nog ernstiger onder druk te staan. Dat is ongelofelijk kortzichtig. Hierdoor ontstaat het levensgrote risico van aanzwellende vluchtelingenstromen van mensen die niet langer geholpen kunnen worden. Hoe verhoudt een dergelijk beleidsvoornemen zich tot de bewering dat het kabinet wil streven naar meer opvang in de regio? Dat is mijn vraag aan de minister-president. In de troonrede staat dat een afwachtende houding onduldbaar is. Hoe voorkomt het kabinet dat er afgewacht wordt? Hoe verhoudt zich dat tot de fundamentele tegenstellingen tussen de PvdA en de VVD op dit punt?  Ik kom op het klimaat. De historische uitspraak van de rechter omtrent het klimaatbeleid van het kabinet noopt de overheid tot maatregelen. Al sinds 2008 wordt met enige regelmaat gesproken over de toegevoegde waarde van een klimaatwet. Maart dit jaar heeft Finland, na het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, als derde land in de EU een klimaatwet vastgesteld. Noorwegen, Ierland en Frankrijk werken er al aan. In Mexico is er sinds 2012 een. Zo'n klimaatwet is een kaderwet. Daarin worden de doelstellingen rondom reductie van broeikasgassen geregeld en vastgelegd, en niet zozeer welke maatregelen of beleidsinstrumenten moeten worden ingezet. Dat wordt overgelaten aan de regering. Een klimaatwet versterkt een klimaatakkoord of een energieakkoord omdat de overheid commitment laat zien, waardoor bijvoorbeeld ook het bedrijfsleven risicovolle investeringen en innovaties zal durven doen. De Tweede Kamer krijgt een effectief controle-instrument om de voortgang in de gaten te houden. Zo kunnen we ook klimaatrechtszaken voorkomen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het tegengaan van klimaatverandering een van de grootste uitdagingen van onze generatie is;  constaterende dat de rechter heeft geoordeeld dat Nederland meer moet doen om de internationale klimaatafspraken na te komen;  overwegende dat een klimaatwet ondersteunend kan zijn om de doelstellingen voor de lange termijn te behalen;  verzoekt de regering, met een voorstel voor een klimaatwet te komen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 31 (34300).  De heer Krol (50PLUS): Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording van onze vragen in eerste termijn. Het is duidelijk dat dit kabinet na vele zure jaren het zoet niet eerlijk uitdeelt. Honderdduizenden gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden leveren koopkracht in. We gaan knokken om dat alsnog bij te stellen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de lastenverlichting van 5 miljard euro leidt tot een koopkrachtstijging van structureel 2,5% voor werkenden en slechts 0,2% voor gepensioneerden in 2016, waarmee gepensioneerden niet evenredig delen in de lastenverlichting van 5 miljard euro;  overwegende dat hiermee géén sprake is van de "gelijkmatige koopkrachtontwikkeling" waar het kabinet voor zegt te staan;  voorts overwegende dat ouderen gedeeld hebben in "het zuur" van lastenverzwaring en nu recht hebben op een evenredig deel van "het zoet";  roept de regering op, gepensioneerden in gelijke mate én fiscaal rechtvaardig te laten delen in de structurele belastingverlaging van 5 miljard euro,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 32 (34300).  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  roept de regering op, het uitgangspunt van "gelijkmatige koopkrachtontwikkeling" waar te maken voor alle bevolkingsgroepen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 33 (34300).  De heer Krol (50PLUS): Vandaag stond er een ingezonden brief in de Volkskrant van de heer Van Marle. De titel van deze indringende brief is Als oudere werkloze ben ik de vernedering zat. Je wordt er stil van. De brief illustreert dat het bestrijden van ouderenwerkloosheid de hoogste prioriteit moet krijgen. Ik overhandig straks de brief aan de minister-president. Ouderenwerkloosheid is een enorm probleem. Daarom dien ik er twee moties over in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat ouderenwerkloosheid een groot maatschappelijk probleem is waarvoor ook de regering geen pasklare oplossing heeft;  overwegende dat ruim 150.000 mensen vanaf 45 jaar tot hun AOW-gerechtigde leeftijd nu al langer werkloos zijn dan één jaar;  verzoekt de regering, voor het eind van 2015 een nationale conferentie te organiseren met werkgevers, werknemers, UWV, ouderenorganisaties, deskundigen en andere relevante betrokkenen om alle ideeën en initiatieven die maar enigszins bij kunnen dragen aan het oplossen van dit probleem te bundelen en te bespreken om tot een gerichte aanpak te komen, en daarbij ook alle Tweede Kamerfracties te betrekken,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 34 (34300).  De heer Krol (50PLUS): De volgende motie luidt als volgt.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de hardnekkige werkloosheid, waaronder die van ouderen, een krachtiger aanpak verdient;  overwegende dat de leeftijdsgrens voor de premiekortingsregeling voor werkgevers die een oudere werknemer met een WW-, bijstands-, of arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienst nemen sinds 1 januari 2015 is verhoogd van 50 naar 56 jaar;  roept de regering op, de leeftijdsgrens voor genoemde regeling weer terug te brengen naar 50 jaar,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 35 (34300).  De heer Krol (50PLUS): Verder willen we de mantelzorgboete definitief van tafel hebben. We hopen dat de PvdA dat voorstel dit keer zal steunen.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet voornemens is om per 1 januari 2018 de mantelzorgboete voor AOW-gerechtigden alsnog in te voeren;  verzoekt de regering, de mantelzorgboete voor AOW-gerechtigden definitief van tafel te halen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 36 (34300).  De heer Krol (50PLUS): Tot slot maak ik me zorgen over het tekort aan woningen, met name voor ouderen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het tekort aan woningen, met name voor ouderen en mensen met een zorgbehoefte, nijpend is;  overwegende dat de transitieagenda Langer zelfstandig wonen tot dusver onvoldoende effect heeft gehad;  overwegende dat er meer coördinatie en actie nodig is om tot resultaat te komen;  verzoekt de regering om het voortouw te nemen voor overleg met alle betrokken partijen zodat op korte termijn gekomen kan worden tot goede en structurele resultaten, hierin sturend op te treden en onorthodoxe maatregelen niet te schuwen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 37 (34300).  De heer Kuzu/Öztürk): Voorzitter. Dit debat maakt één ding duidelijk: in politiek Den Haag lopen we achter op de werkelijkheid van de samenleving. Dat zien we bijvoorbeeld bij de vluchtelingenstroom. De samenleving toont haar hart. De hulpacties voor vluchtelingen schieten als paddenstoelen uit de grond. De meerderheid vindt helemaal niet dat de grenzen dicht moeten. Nederlanders zingen welkomstliederen. Nederlanders willen vluchtelingen in huis nemen. Nederlanders tonen hun barmhartigheid, hun solidariteit. Dat maakt mij trots dat ik Nederlander ben.  Ik ben niet trots op de manier waarop het kabinet de sociale minima behandelt. Wars van de werkelijkheid klopt het zichzelf op de borst, omdat het die 5 miljard aan lastenverlichting zo goed heeft verdeeld. De enigen die een pluim verdienen, zijn echter de minima. Immers, de sociale minima zijn degenen die de crisis echt hebben moeten trotseren en doorstaan. Juist nu is het van groot belang om solidair met elkaar te zijn. Waar de samenleving haar hart toont, mag de Kamer niet achterblijven. Alle Nederlanders moeten profiteren van het economische herstel, zeker diegenen die er het meest onder hebben geleden. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de Koning in de troonrede stelde dat voor gepensioneerden en mensen met een uitkering de koopkracht op peil blijft;  constaterende dat uit cijfers van het Nibud en uit pagina 69 van de Macro Economische Verkenning blijkt dat dit niet het geval is;  overwegende dat de regering met de verhoging van het aangrijpingspunt van de hoogste belastingschijf mede heeft gekozen voor de tegemoetkoming aan de hogere inkomens;  draagt de regering op om voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een voorstel voor koopkrachttegemoetkoming te komen voor mensen met een uitkering en gepensioneerden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 38 (34300).  De heer Kuzu/Öztürk): We moeten elkaar helpen waar nodig, en niemand uitsluiten. We moeten staan voor onze grondwaarden: rechtvaardigheid, solidariteit, barmhartigheid, gelijkwaardigheid voor eenieder, ook voor diegenen die nog geen Nederlander zijn, zonder dubbele maat. Nederland is van ons allemaal. Wen daar maar aan.  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Dit kabinet is niet de oplossing van het probleem. Dit kabinet ís het probleem. Onze vrijheid, welvaart en veiligheid nemen dit jaar met dit kabinet niet toe maar af. Ook volgend jaar zal het niet goed gaan met ons land: meer dan 600.000 werklozen, een staatsschuld van 466 miljard en een aanhoudende toestroom van asielzoekers. Ook volgend jaar blijft Nederland, met een inkomstenbelasting van 52% en binnen afzienbare tijd zelfs een progressieve vermogensbelasting, een van socialisme doordrenkt land. Nederland heeft meer dan ooit lage belastingen nodig. De inkomstenbelasting, de box 2-belasting en de accijnzen moeten fors omlaag. Dat betekent veel meer koopkracht, veel meer economische groei en veel meer banen. Kortom, lage belastingen leiden tot veel meer welvaart.  Daarnaast willen we 1 miljard extra investeren in politie en veiligheidsdiensten en 5 miljard extra uittrekken voor onze defensie.  Nederland snakt naar een streng immigratie- en asielbeleid. Asielzoekers moeten we in de eigen regio opvangen, niet hier, niet in ons land, niet in Nederland. 5.000 asielzoekers per week gaat ons absorptievermogen ver te boven. Het asielbeleid van dit kabinet is totaal onverantwoord. De gevolgen voor zowel de korte als de lange termijn zijn niet te overzien. Dit kabinet brengt, bij ongewijzigd beleid, Nederland in gevaar. Ik dien daarom de volgende drie moties in. De eerste luidt als volgt.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat er momenteel duizenden asielzoekers per week Nederland binnenkomen;  overwegende dat dit grote sociale en economische gevolgen heeft en zal hebben voor de samenleving;  overwegende dat het Nederlandse absorptievermogen niet oneindig is;  verzoekt de regering, uit te spreken wat het maximumaantal asielzoekers is dat Nederland volgens haar aankan,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 39 (34300).  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): De tweede motie luidt als volgt.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de huidige instroom van asielzoekers het absorptievermogen van ons land te boven gaat;  overwegende dat het kabinet heeft aangegeven geen permanente grenscontroles in te stellen;  overwegende dat de komst van asielzoekers naar ons land daarom op een andere wijze ontmoedigd moet worden;  constaterende dat Denemarken ontmoediging een plaats heeft gegeven in zijn asielbeleid;  constaterende dat Nederland de komst van asielzoekers naar ons land kan ontmoedigen door te korten op de toelages voor asielzoekers en de voorrangsregelingen voor asielzoekers bij huisvesting en de vergoeding voor recreatieve cursussen te schrappen;  verzoekt de regering, in navolging van Denemarken, ontmoediging een plek te geven in het Nederlandse asielbeleid,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 40 (34300).  De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik kom op de laatste motie. Daarbij verwacht ik in ieder geval steun van de fractie van de VVD.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  verzoekt de regering, de Duitse bondskanselier bij de extra Europese top op te roepen om te stoppen met haar uitnodigende woorden over vluchtelingen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 41 (34300).  De heer Klein (Klein): Voorzitter. Vrijzinnige politiek is kiezen voor medezeggenschap door en zo dicht mogelijk bij mensen. Geen centralisme, maar vertrouwen in gemeente en provincie. Niet voor niets zijn daar ook de meeste lokale partijen. Deze vormen tezamen ook de eerste partij van Nederland. Ik zeg dus ja tegen zorgdecentralisatie met maatwerk, maar gemeenten moet wel financiële ruimte worden geboden. Ik dien daarom de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet eerder al een opschalingskorting heeft ingeboekt met het idee dat gemeenten verplicht zouden moeten fuseren en dat dit 975 miljoen zou opleveren;  overwegende dat het kabinet twee jaar geleden heeft afgezien van het streven naar opschaling van gemeenten naar 100.000+, zonder deze structurele korting echter te schrappen;  verzoekt de regering, af te zien van de opschalingskorting voor gemeenten,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 42 (34300).  De heer Klein (Klein): Als de gemeenten gekort worden, zullen zij extra ruimte creëren voor belastingen. De heer Pechtold heeft daarover een heel goede motie ingediend. Dat leidt ook tot een aantasting van de koopkracht van mensen, want de lastenverlichting die wij hier geven, wordt dan door de gemeenten weer afgepakt. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat gemeentelijke heffingen omhoog gaan als gevolg van extra kortingen op het budget "sociaal domein";  overwegende dat de verhogingen van de gemeentelijke heffingen een negatief effect hebben op de koopkracht, maar dat dit niet verwerkt is in de koopkrachtplaatjes;  verzoekt de regering, een koopkrachtoverzicht te maken waarin de gemeentelijke heffingen zijn meegenomen en dit naar de Tweede Kamer te sturen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 43 (34300).  De heer Klein (Klein): Meer tijd heb ik niet nodig, voorzitter, het zij zo.  De voorzitter: Veel meer had u ook niet meer. Dank u wel, mijnheer Klein.  Voordat ik de vergadering ga schorsen zijn er drie wijzigingen. Bij de motie-Roemer/Zijlstra op stuk nr. 8 worden enkele namen toegevoegd, namelijk Pechtold, Van Haersma Buma en Samsom. In verband daarmee wordt de motie-Pechtold/Van Haersma Buma op stuk nr. 19 ingetrokken.  Aangezien de motie-Pechtold/Van Haersma Buma (34300, nr. 19) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.  Bij de motie-Klaver c.s. op stuk nr. 24 komt mevrouw Thieme bij de ondertekenaars.  Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De regering heeft even tijd nodig om zich voor te bereiden op haar reactie op deze meer dan 35 moties, dus we gaan twintig minuten schorsen.  De vergadering wordt van 21.17 uur tot 21.46 uur geschorst.  De voorzitter: De minister-president zal nu beginnen aan zijn tweede termijn, waarin hij de vragen die nog openstaan beantwoordt, ingaat op een aantal toezeggingen en reageert op de ingediende moties.  Minister Rutte: Voorzitter. Om te beginnen heb ik u het volgende mee te delen, dit naar aanleiding van mijn discussie met de heer Samsom over de cao voor de politie. De minister van Veiligheid en Justitie zal morgen alle politiebonden uitnodigen voor een gesprek om te komen tot een doorbraak van de impasse over de politie-cao. Die uitnodiging vindt dus morgen plaats.  De heer Roemer (SP): Dat zou mooi nieuws kunnen zijn, al moeten we dat altijd nog afwachten. In mijn tweede termijn vroeg ik al of dat een open overleg is, of dat er door het kabinet vooraf blokkades worden opgeworpen of uitgangspunten worden gehanteerd, zoals het loonakkoord dat al is afgesproken. Misschien kan de minister-president daar nu op ingaan. Is er een blokkade vooraf of gaat het kabinet dat gesprek daadwerkelijk open in?  Minister Rutte: Eerlijk gezegd heb ik niets toe te voegen aan wat we daarover in eerste termijn hebben besproken. Ik wil vooral onderstrepen dat het niet gaat helpen als wij van werkgeverszijde — want dat zijn wij hier eigenlijk allemaal; het kabinet is daarbij werkgever en het parlement is de controleur van het kabinet — nu in het openbaar gaan onderhandelen. Ik stel vast dat dit morgen plaatsvindt. Ik zou zeggen: laten we daar positieve verwachtingen van hebben. Wat ik daar nu over zeg, draagt daar niets aan bij. Of misschien wel, maar ik denk niet dat dat verstandig is.  De heer Roemer (SP): Ik denk het wel, want de Kamerleden hebben in groten getale gezegd dat er een oplossing moet komen. Er kan alleen een oplossing komen als degene die gaat onderhandelen, dat gesprek gewoon open ingaat. Ik zeg niet dat er dit of dat moet komen, maar ik zeg wel dat we open dat gesprek in moeten gaan, zonder blokkades. Meer hoeft u ook niet te zeggen. Als dat namelijk niet zo is, is het enthousiasme over dat gesprek rap weg, want we weten allemaal hoe de vork in de steel zit. Ik hoor dus graag een bevestiging van de premier van die open houding, omdat de wens daartoe bijna Kamerbreed wordt gesteund. Gaat het kabinet er open in?  Minister Rutte: Ik ga herhalen wat ik net zei. Ik vind dit echt onverstandig. Ik dacht dat de heer Roemer ook daadwerkelijk naar een oplossing wilde streven. Ik houd nog steeds de gedachte overeind dat hij dat wil. Woorden als "open", "blokkades" zijn woorden met een betekenis. Ik heb die dingen ook meegemaakt bij cao-onderhandelingen in het bedrijfsleven, en nu zien we dit aan overheidszijde. Al die woorden hebben dus een betekenis. Wil je zo'n vastgelopen onderhandeling echt lostrekken, dan heeft het niet zo veel zin als ik reflecteer op alle termen die de heer Roemer gebruikte. Ik stel vast dat de minister die uitnodiging morgen doet uitgaan naar alle bonden. Laten we er met elkaar van uitgaan dat dit succes heeft.  De heer Slob (ChristenUnie): Er is dus een uitnodiging uitgegaan. Weten we ook of de bonden aan die uitnodiging gehoor zullen geven?  Minister Rutte: Dat gaan we afwachten, maar ik had u beloofd dat ik u zo snel mogelijk zou bijpraten als er nieuwe ontwikkelingen waren. Ik dacht dat dat schriftelijk zou zijn, maar dit gaat sneller.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik hoop oprecht dat dat zal gebeuren, want ik denk dat het ongelooflijk belangrijk is dat de partijen elkaar weer gaan ontmoeten. Ik denk ook dat het kabinet niet zomaar een uitnodiging laat uitgaan. En ik denk dat ook u geen ander verlangen hebt dan te proberen om eruit te komen. Daarom zeg ik tegen de minister van Veiligheid en Justitie: nu doorpakken!  Minister Rutte: Nu de paar andere zaken die zijn blijven liggen, deels uit de eerste termijn van de Kamer en deels uit de vorige termijn van de Kamer. Ik begin met de scholing aan vluchtelingen: hoe wordt die geregeld? Vluchtelingenkinderen hebben recht op onderwijs. Dat vraagt veel van scholen, zeker met de toename van asielzoekers die we nu zien. Zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs zijn er, naast de reguliere bekostiging, speciale regelingen om scholen van extra financiële middelen te voorzien. Op 2 juni 2015 heeft de staatssecretaris van OCW een brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin gaat hij in op de bestaande regelingen en geeft hij aan dat hij bestaande regelingen zal aanpassen, zodat deze voldoende flexibel zijn om de stroom vluchtelingen te kunnen opvangen en de scholen ook gedurende het schooljaar voldoende middelen ontvangen voor nieuwe instromers. Deze regelingen voldoen voor het overgrote deel van de scholen. In sommige gevallen is sprake van een bijzondere situatie door een zeer grote toestroom van vluchtelingen, bijvoorbeeld als er een nieuw asielzoekerscentrum in de directe omgeving van een school komt te staan. In dat soort gevallen werkt het ministerie van OCW aan maatwerk om deze scholen te ondersteunen, ook financieel.  Naar aanleiding van recente zorgen werken het ministerie van OCW, het COA, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de sectorraden samen aan aanvullende maatregelen om kinderen zo goed mogelijk te laten integreren op school en om scholen voor te bereiden op de nieuwe instroom. De hele opgave die daarmee samenhangt, is lang niet altijd financieel, maar vooral praktisch. Hoe kun je zo spoedig mogelijk inspelen op de komst van nieuwe kinderen in de klas? Waar haal je goede leraren en experts vandaan? Hoe zorgen we voor een zodanige communicatie tussen de gemeenten, het COA en de scholen dat beter kan worden geanticipeerd op deze ontwikkelingen? Kortom: het vergt het nodige, vooral praktisch gezien, maar we helpen scholen bij de opvang van vluchtelingenkinderen.  De woordvoerder van de ChristenUnie heeft gevraagd of de belastingdruk voor alleenverdieners evenwichtig is ten opzichte van die voor tweeverdieners. In het algemeen is het logisch dat in een progressief belastingstelsel iemand met een inkomen van €40.000 relatief meer belasting betaalt dan iemand met een inkomen van €20.000; anders zou het geen progressief belastingstelsel zijn. Het voorbeeld waarin alleenverdieners vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners is een extreem voorbeeld, dat in de praktijk niet veel voorkomt. De feiten zijn dat de gemiddelde belastingdruk voor de alleenverdiener dit jaar 24,7% is, dus bijna 25%, en voor de tweeverdiener 21,6%, dus bijna 22%. Alleenverdieners betalen dus inderdaad iets meer belasting, maar niet vijf keer zoveel. Volgend jaar daalt de belastingdruk voor beide groepen, waarbij de belastingdruk voor alleenverdieners inderdaad minder daalt dan die voor tweeverdieners. Wij beschouwen dit, binnen alle bandbreedtes, als een verantwoorde ontwikkeling.  De heer Slob van de ChristenUnie heeft ook gevraagd of er een evenwichtige verhouding is tussen de koopkrachtontwikkeling van chronisch zieken en die van niet-chronisch zieken. In eerste termijn vroeg hij naar het Nibud. We hebben gezocht en gevonden en ontdekten dat het Nibud heeft gekeken naar de koopkrachtontwikkeling van chronisch zieken. Daar refereerde de heer Slob ook aan. Daarbij heeft het Nibud onderscheid gemaakt tussen chronisch zieken die geen beroep doen op de Wmo en chronisch zieken die dat wel doen. Hieruit blijkt dat de koopkrachtontwikkeling van chronisch zieken die geen beroep doen op de Wmo vergelijkbaar is met die van niet-chronisch zieken. Dat lijkt mij evenwichtig. De koopkracht van chronisch zieken die wel een beroep doen op de Wmo gaat er volgens het Nibud op achteruit. We weten natuurlijk dat het beleid rond de Wmo is overgeheveld van het Rijk naar de gemeenten omdat gemeenten beter in staat zijn om maatwerk te leveren via de Wmo en de bijzondere bijstand. Daar is ook budget voor vrijgemaakt. Feit is dat het Nibud geen rekening heeft gehouden met het maatwerk dat gemeenten kunnen leveren. Gemeenten hebben hierin natuurlijk een belangrijke verantwoordelijkheid. Afhankelijk van het maatwerk kan de koopkrachtontwikkeling van chronisch zieken negatiever maar ook positiever uitpakken dan die van andere groepen. Het lijkt mij goed om die nuance aan te brengen.  Ik kom bij de Groene Draeck. Dat is een hele stap, van zieken naar een jacht en van de ChristenUnie naar D66. Defensie heeft in samenwerking met een externe expert geconstateerd dat het reguliere onderhoudsbudget van €51.000, dat voorheen ten laste van de begroting van Defensie op de begroting van de Koning stond, ontoereikend is voor het uitvoeren van het noodzakelijke onderhoud. Meerjarig wordt daarom een totaalbedrag geraamd van €95.000. De dekking hiervoor is gevonden binnen de Defensiebegroting. De rijksbegroting als geheel gaat dus niet omhoog. Ik zie dat de heer Pechtold bij de interruptiemicrofoon staat om een aanvullende vraag te stellen, maar wellicht kan ik hem daarvan afhouden als ik eerst nog wat achtergrondinformatie geef; dat is misschien goed. Uit het rapport van de externe expert blijkt dat jaarlijks minimaal bijna €60.000 exclusief btw nodig is voor het standaardonderhoud. Ik zie de heer Pechtold lachen. We worden natuurlijk allemaal wat moe aan het einde van de dag, maar ik ga hier toch gewoon het hele verhaal oplezen. Inclusief btw gaat het om €71.000. Daarnaast wordt voor groot onderhoud in totaal over meerdere jaren een bedrag van €110.000 geraamd. Uit ervaringen van het Marinebedrijf blijkt dat jaarlijks niet slechts uitgaven aan standaardonderhoud worden gedaan, maar dat ook elk jaar correctief en aanvullend onderhoud nodig is.  De heer Pechtold (D66): Ik ben wel eens in Friesland en dan zie ik daar van die bootjes. Ik heb ook wel eens beelden van De Groene Draeck gezien. Ik heb geen boot, maar er zijn Nederlanders die zo'n bootje hebben. Ik kan me niet voorstellen dat die mensen een ton per jaar uitgeven om zo'n boot te onderhouden. En dan is er ook nog in 2005 €416.000 uitgegeven voor groot onderhoud. €416.000!  Minister Rutte: Het is een heel mooi schip!  De heer Pechtold (D66): Daar kun je een hele vloot van varen. Dat zijn de bedragen die we op de hele Defensiebegroting zo ongeveer … Het komt nu in de buurt van de JSF!  Minister Rutte: Cultureel erfgoed.  De heer Pechtold (D66): We moeten een begroting van het koningshuis ook serieus behandelen. Nu is De Groene Draeck volgens mij de afgelopen tien jaar aanleiding geweest voor een hoop gedoe. Paleizen die te duur waren, elke keer overschrijdingen, bedragen waar we met z'n allen van zeiden: dit kan toch niet! Ik vind het leuk dat we de vorige majesteit op haar achttiende die boot hebben gegeven, maar als we er nou tot in de eeuwigheid aan vastzitten voor dit soort bedragen, dan vind ik het zo langzamerhand een cadeau waarvan ik denk: geef het dan helemaal cadeau!  Minister Rutte: Ik geloof niet dat dat een gedachte is die aan de andere kant veel enthousiasme oproept.  De heer Pechtold (D66): Ik wil graag toch wat meer toelichting hoe het kan zijn dat …  Minister Rutte: Ja, ik ga nog meer zeggen.  De heer Pechtold (D66): O, u hebt nog meer toelichting. Dan luister ik.  Minister Rutte: Ik ben tot op de tanden bewapend.  Voorzitter. Ik heb even een korte pauze nodig.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Voorzitter. Is het denkbaar dat we deze kwestie schriftelijk afdoen?  (Hilariteit)  De voorzitter: Graag.  Minister Rutte: Heel goed, dank voor het begrip! Ik had even behoefte aan een korte pauze. Ik vond de overgang van de chronisch zieken van de ChristenUnie naar De Groene Draeck wat al te heftig.  In alle ernst, de heer Buma heeft een vraag gesteld over de Europese Raad. Ik kan hem melden dat ik daar natuurlijk naartoe ga. Ik heb ook gezegd dat ik vanmorgen met mijn Duitse collega contact heb gehad om te bekijken hoe we die Europese Raad, los van de vraag van de quota en de herverdeling, kunnen gebruiken om allerlei andere kwesties met elkaar te regelen. Dat zou ook in de opbouw, met de JBZ-Raad op dinsdag en de Europese Raad op woensdag, heel goed kunnen passen. De vraag is dan vervolgens natuurlijk: wat is de Nederlandse inzet? De Nederlandse inzet is de brief van 8 september, waarover wij vorige week een debat hebben gevoerd en ook deze dagen uitvoerig hebben gesproken.  De heer Krol heeft gevraagd of de mantelzorgboete nu definitief van tafel is. Het is waar dat sinds 2015 ouderen te maken hebben gekregen met meerdere beleidswijzigingen, ook in het kader van gedecentraliseerde overheidstaken. Omdat er nog weinig bekend is over de relatie tussen mantelzorg, de vorming van nieuwe huishoudsamenstellingen en inkomensvoorzieningen is nader onderzoek opportuun. Daarom heeft het kabinet besloten, de invoering uit te stellen tot 1 januari 2018.  De heer Slob heeft een vraag gesteld over mijn toespraak ter gelegenheid van de herdenking van de Japanse capitulatie op 15 augustus. De toespraak die ik op 15 augustus jongstleden hield ter gelegenheid van de herdenking van de Japanse capitulatie 70 jaar geleden, is ook voor de commissie van VWS van deze Kamer aanleiding geweest om het kabinet te vragen om nader overleg. Ik heb in die toespraak betreurd dat er bij de Indische gemeenschap een gevoel van miskenning is gebleven over het gebrek aan begrip bij anderen over de oorlogsverschrikkingen in Azië. Daarbij heb ik gevraagd om blijvende aandacht voor en een actieve herinnering aan dit deel van onze geschiedenis. Juist met het oog op al deze gevoelens lijkt het me belangrijk om het overleg hierover zorgvuldig en goed voorbereid te voeren, overigens in de wetenschap dat dé oplossing niet bestaat. Het verleden kan niet ongedaan worden gemaakt en de gevoelens in de Indische gemeenschap zijn divers. Laten we dat ook vaststellen. Ik denk dat het overleg met de commissie daarvoor de logische en geschikte plaats is. Ik zou vooral ook naar dat overleg willen verwijzen.  Als ook de heer Slob dat met me eens is, kom ik toe aan de verschillende moties.  De motie op stuk nr. 6 van de heer Roemer en anderen gaat over de Justitiebegroting. We hebben goed geluisterd naar de zorgen in de Kamer. Ik heb ook goed geluisterd naar de reacties van de fractievoorzitters van de twee coalitiepartijen, Zijlstra en Samsom. Ik stel tegelijkertijd vast dat deze motie geen dekking heeft. Ik ontraad deze motie, omdat wij achter de begroting staan. Ik zeg erbij dat ik goed heb geluisterd naar de opmerkingen die gemaakt zijn door de fractievoorzitters van de coalitiepartijen.  De motie-Roemer op stuk nr. 7 gaat over uurtje-factuurtje-aandacht. De regering wordt verzocht, de investering zo vorm te geven dat er geen uurtje-factuurtje-aandacht ontstaat en om de voorgenomen bezuiniging in 2017 te schrappen. Die motie ontraad ik. Er is geen dekking om de bezuiniging te schrappen. Ik zeg wel toe aan de heer Roemer dat wij er alles aan zullen doen om te komen tot een niet-bureaucratische invulling van de zorg, met aandacht voor de mensen. Ik heb dat in het debat met een aantal woordvoerders over de zorg besproken.  De motie-Roemer c.s. op stuk nr. 8 gaat over het overleg met de ondernemersorganisaties over het tweede jaar loon doorbetalen bij ziekte. Dat komt aan de orde in het kabinetsstandpunt over IBO-zzp, dat ruim voor de behandeling van de SZW-begroting zal verschijnen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.  De motie-Roemer op stuk nr. 9 ontraad ik, met een verwijzing naar het debat dat wij daarover met elkaar hebben gevoerd.  De motie-Van Haersma Buma c.s. op stuk nr. 10 gaat over de verschillende rechtbanken. Dit kost 30 miljoen structureel. Er staat geen dekking in deze motie. Ik denk ook niet dat wij leegstand moeten financieren. Ik kom overigens terug op deze thematiek bij de motie op stuk nr. 22. Die raakt aan hetzelfde thema. Zoals de motie nu is gesteld, wil ik haar ontraden.  Ik vraag de heer Buma, zijn motie op stuk nr. 11 aan te houden tot de Algemene Financiële Beschouwingen. Dat geeft ons de kans om ons in de tussentijd met zijn talent Omtzigt te verstaan over de precieze vormgeving van deze vermogensrendementsheffing. Anders moet ik de motie ontraden. Ik vind haar nu ontijdig, maar misschien is het het beste om de motie aan te houden tot de Algemene Financiële Beschouwingen, die over twee weken plaatsvinden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb even met ons fiscaal geweten overlegd. Ik heb dat niet zelf; daarvoor moet ik overleg hebben. Het is akkoord; wij zullen deze motie aanhouden tot de Algemene Financiële Beschouwingen.  De voorzitter: Op verzoek van de heer Van Haersma Buma stel ik voor, zijn motie (34300, nr. 11) aan te houden.  Daartoe wordt besloten.  Minister Rutte: Ik moet echt genuanceerd reageren op de motie-Van Haersma Buma/Pechtold op stuk nr. 12. Naar het derde punt, inzetten op meer investeringen in scholing van werknemers via persoonlijke scholingsbudgetten, wordt gekeken. Het tweede punt, de aanpassing van de Wwz voor meerjarige tweede arbeidscontracten, is strikt genomen in strijd met het sociaal akkoord. De heer Asscher is wel aan het kijken, in overleg met sociale partners, of er toch iets mogelijk is. Het eerste punt is echt in strijd met het sociaal akkoord. Omdat het eerste punt echt in strijd is met het sociaal akkoord, het tweede punt nog onzeker is en wij aan het derde punt nog werken — daarom zeg ik: het is een genuanceerd antwoord — kan ik de motie per saldo alleen maar ontraden. Vanwege het eerste punt zou deze namelijk zonder meer in strijd zijn met het sociaal akkoord. Maar nogmaals, ik geef de toelichting dat wij het gestelde bij het tweede en derde gedachtestreepje in bespreking hebben.  Dan kom ik op de kwestie van de Nederlandse innovatie bank. De motie-Samsom c.s. op stuk nr. 13 heeft daarop betrekking. Ik zou de indiener willen vragen, de motie aan te houden tot de behandeling van de begroting voor Economische Zaken. Wij steunen de doelstelling van de motie. Ik denk dat het goed is om deze bij de begrotingsbehandeling nader te bespreken, ook omdat op dit moment dekking voor deze motie ontbreekt. Ik heb dat in mijn eerste termijn al besproken in het interruptiedebat met de heer Samsom.  De heer Samsom (PvdA): De motie zal onbeholpen verwoord zijn, maar ik had deze juist bedoeld als aanloop naar de EZ-begroting, als een opdracht nu om straks iets beter beslagen ten ijs te komen bij de bespreking daarvan. Daarom hoeft er ook nog helemaal geen dekking in te staan. Ik ben gewoon heel benieuwd naar de creativiteit van het gehele kabinet om straks met iets moois te komen. Als daar nog iets voor nodig is, zien wij dat dan wel weer. ik zou nu in ieder geval het proces in gang willen zetten. Er is geen dag te verliezen.  Minister Rutte: Dan zou ik willen zeggen: breng de motie niet in stemming, want dan moet ik nu de aanneming ervan ontraden. De heer Kamp zegt dat hij nu weet dat dit een groot thema zal zijn bij de behandeling van de EZ-begroting en hij zegt toe dat hij zal gaan nadenken. Hij zal echter niet zomaar dekking kunnen vinden hiervoor.  De heer Samsom (PvdA): Graag iets preciezer. Als ik een motie intrek, moet daar wel iets voor terugkomen.  Minister Rutte: Windkracht van de heer Kamp.  De heer Samsom (PvdA): Dat is mooi, die windkracht, maar dan omgezet op papier, in een brief die ons tegen die tijd bereikt, zodat wij hem goed kunnen bespreken bij de begrotingsbehandeling.  Minister Rutte: Akkoord. Voorzitter. Ik begrijp dat de motie is ingetrokken, maar dat mag ik natuurlijk niet zeggen.  De heer Samsom (PvdA): Natuurlijk, dan moet ik nu iets zeggen over die motie. Ik houd de motie aan tot sint-juttemis, want daar komt natuurlijk een brief voor in de plaats.  De voorzitter: Op verzoek van de heer Samsom stel ik voor, zijn motie (34300, nr. 13) aan te houden.  Daartoe wordt besloten.  Minister Rutte: Klopt, en als die brief er is, is die motie niet meer nodig.  De motie-Wilders op stuk nr. 14 ontraad ik.  De motie-Pechtold/Roemer op stuk nr. 15 laat ik over aan het oordeel van de Kamer. Het is goed om dit te onderzoeken. Als de motie het haalt, kan het antwoord worden betrokken bij de brief die de minister van Sociale Zaken breder over dit thema al had toegezegd.  Ook voor de motie-Pechtold/Van der Staaij op stuk nr. 16 geldt oordeel Kamer.  De motie-Pechtold/Samsom op stuk nr. 17 betreft het passend onderwijs. Over die motie wil ik het volgende zeggen. Ik zei al in mijn eerste termijn in antwoord op verschillende vragen dat de staatssecretaris van OCW deze signalen buitengewoon serieus neemt en dat hij de Kamer eind deze maand zal informeren over de extra acties die hij in gang zet. Overigens moet ik daarbij vermelden dat het nog maar de vraag is of dit direct een geldkwestie is. Dat lijkt hier niet het probleem. Wat de dekking betreft, denken wij bij externe inhuur natuurlijk allemaal aan D66-kiezers in een grote leaseauto, maar het gaat hier gewoon om uitzendkrachten. Pas dus op om hier zo in te gaan snijden. Die dekking is kwetsbaar. Ik zie de heer Pechtold opstaan. Dat was uitlokking, sorry, voorzitter.  De heer Pechtold (D66): Mijn medeondertekenaar Samsom zei: we brengen de motie gewoon in stemming en we gaan eens even kijken hoe dat gaat. Maar ik vond dat toch net iets te ruig. Ik doe het vooralsnog met de toezeggingen en houd de motie aan.  De voorzitter: Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn motie (34300, nr. 17) aan te houden.  Daartoe wordt besloten.  Minister Rutte: De motie op stuk nr. 18, ook van dit duo, haalt veel overhoop. Ik zeg het maar eerlijk: het kabinet kan dat op dit moment niet overzien. Ik zal er maar één element uit lichten: netwerkbedrijven moeten zich aan hun taak houden en niet met particuliere bedrijven gaan concurreren. Bovendien is de motie niet gedekt. Ik wil dus suggereren om de motie op stuk nr. 18 aan te houden tot de behandeling van de EZ-begroting, anders moet ik haar ontraden.  De heer Pechtold (D66): Ik houd de motie aan.  De voorzitter: Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn motie (34300, nr. 18) aan te houden.  Daartoe wordt besloten.  Minister Rutte: Ik kom op de motie-Slob c.s. op stuk nr. 20. Ik heb net naar aanleiding van de eerste termijn van de heer Slob uitvoerig gereageerd op de kwestie chronisch zieken en gehandicapten. Tegen die achtergrond wil ik deze motie ontraden, nog los van het dekkingsvraagstuk.  De motie-Slob c.s. op stuk nr. 21 vraagt om fiscale vergroeningsmaatregelen. Het zou mijn suggestie zijn om die aan te houden tot de Algemene Financiële Beschouwingen en haar te betrekken bij de discussie daar. Wij hebben het daarover vandaag al vaker gehad. Mijn suggestie is dus om die motie daarin mee te nemen en daar te behandelen. Anders is ze echt ontijdig en moet ik haar ontraden. Het lijkt mij verreweg het beste om die kwestie te behandelen bij de Algemene Financiële Beschouwingen.  Ik kom bij de motie-Slob/Samsom op stuk nr. 22. Als ik de motie zo mag interpreteren dat er wordt gekeken naar de stand van zaken per heden en niet te wachten tot de lopende trajecten in 2018 zijn afgerond, zodat de taakstelling dus blijft staan, dan is de motie oordeel Kamer. Anders kost het 30 miljoen per jaar. Als ik die motie zo mag lezen, laat ik haar oordeel Kamer. Dat is dan in ieder geval mijn interpretatie van die motie.  De motie-Slob c.s. op stuk nr. 23 verzoekt erom, met voorstellen te komen voor structureel extra middelen. Die motie is niet gedekt en ze is in strijd met de huidige systematiek. Wij hebben die discussie vanmorgen, dacht ik, voor de lunch zeer uitgebreid gevoerd. Ik zeg nog een keer dat als het nodig is om bij voorjaars- of najaarsnota voor aanvullende middelen te zorgen — we laten immers mensen uiteindelijk niet op straat staan — dan zal dat moeten gebeuren. Zoals de motie nu voorligt, kan ik echter niet anders dan haar ontraden.  De motie-Klaver op stuk nr. 24 over de uitvoer van het vonnis in de klimaatzaak ontraad ik, ook met verwijzing naar het debat dat we daarover gevoerd hebben. Dat zal de heer Klaver niet verbazen. Het kabinet is van mening dat dit zeer weloverwogen moet gebeuren en dat we moeten kijken op welke termijn het technisch mogelijk is, wat juridisch in Nederland kan worden vormgegeven et cetera. Wij sluiten daarvoor onder andere aan bij het IBO-CO2. Ik ontraad de motie.  De motie op stuk nr. 25 gaat over de scholing voor kinderen van vluchtelingen. Ik heb al eerder op dit onderwerp gereageerd bij de behandeling van een andere motie. De staatssecretaris van OCW heeft op 2 juni de Kamer geïnformeerd over een verruiming van de bestaande regelingen, zodat deze voldoende flexibel zijn voor de grotere stroom vluchtelingen. In bijzondere situaties zorgt OCW voor maatwerk. Dat heb ik allemaal al verteld. De motie is dus overbodig en ontraad ik derhalve.  De motie op stuk nr. 26 raakt aan dezelfde systematiek als de motie op stuk nr. 23 die ik net behandelde. Om dezelfde redenen ontraad ik de motie op stuk nr. 26.  De motie op stuk nr. 27 is ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.  De heer Roemer (SP): Ik merk een beleidswijziging bij de minister-president. Meestal ontraadt hij moties als ze ondersteuning van beleid zijn. Nu laat hij het oordeel aan de Kamer. Dat is handig om te weten voor een volgende keer.  Minister Rutte: De motie op stuk nr. 28 gaat over de keuzevrijheid en het verlenen van mantelzorg. We hebben hierover een uitgebreid debat gevoerd. De discussie zal ongetwijfeld terugkeren bij debatten over het belastingplan. Zoals de motie nu is geformuleerd, ontraad ik haar. Dat zal de heer Van der Staaij begrijpen tegen de achtergrond van wat ik erover heb gezegd in eerste termijn.  De motie op stuk nr. 29 ontbeert financiële dekking. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers. Er is per jaar 100 miljoen beschikbaar via het Wmo-budget. We zijn op dit moment volop bezig met het motiveren van gemeenten om werk te maken van een goede ondersteuning van mantelzorgers. Ik ontraad de motie, ook in het licht van de discussie van vanmiddag.  De heer Van der Staaij (SGP): Deze motie gaat over het informeren over de mogelijkheden die er zouden zijn voor een tegemoetkoming. Om te zeggen dat er geen dekking in zit, lijkt me wat prematuur. Misschien kan dat in die brief juist naar voren komen.  Minister Rutte: In dat geval zijn we het erover eens dat het binnen het bestaande budget moet gebeuren. Als de heer Van der Staaij het zo formuleert dat het binnen de bestaande budgetten is, kunnen we er een brief aan wijden.  De voorzitter: Dan is het oordeel dus aan de Kamer?  Minister Rutte: Ja. We zullen in de brief uitleggen hoe het zit. Het kost dus geen extra geld.  De voorzitter: Of is het een toezegging en kan de motie daarmee worden ingetrokken?  Minister Rutte: Ik denk dat de motie kan worden ingetrokken. Dat scheelt weer bij de stemmingen.  De heer Van der Staaij (SGP): Als het moeilijk wordt, kun je het ook gemakkelijk maken. Lees gewoon wat er in de motie staat en laten we daarover stemmen.  De voorzitter: Oké.  Minister Rutte: Dan weten we dat wij een brief eraan zullen wijden als de motie wordt aangenomen. We zullen hem ook sturen als de motie niet wordt aangenomen. Wij voeren haar gewoon uit door middel van een brief waarin we uitleggen hoe de systematiek werkt.  De voorzitter: Maar we stemmen er wel over!  Minister Rutte: We stemmen er toch over.  Ik kom op de motie op stuk nr. 30. Deze gaat over de klimaatverandering. Mevrouw Thieme en ik hebben daar al even over gesproken. Als er bij dit soort kwesties geen aanknopingspunten zijn bij het beleid, vind ik het gewikkeld voor het kabinet om dit soort toezeggingen te doen. Het lijkt mij echt een taak van deskundige denktanks. De regering moet niet op die stoel willen zitten. Ik wijs er trouwens op dat planbureaus en het CBS regelmatig duurzaamheidsverkenningen maken en dat deze vraagstukken daar deel van uitmaken. Ik ontraad de motie.  Mevrouw Thieme (PvdD): De motie gaat niet over duurzaamheidsverkenningen of over denktanks. Ze gaat over de geopolitieke gevolgen die klimaatveranderingen hebben. Daarnaast gaat het over de handelspolitiek die destabiliserend kan werken in kwetsbare regio's. Daarover hebben we een interruptiedebatje gevoerd. De minister-president zag die effecten niet aankomen, zei hij mij. Daarom hebben we deze motie ingediend. We willen namelijk heel graag dat de vluchtelingenproblematiek een integrale aanpak kent. Dat betekent dat er dus ook moet worden gekeken naar de dieperliggende oorzaken van vluchtelingenstromen. Hoe komt het dat er oorlog en honger zijn? Dat heeft gewoon ook te maken met klimaatverandering en handelspolitiek. Daarom vraag ik de minister-president nogmaals om een appreciatie van deze motie, want ik vermoed dat hij haar niet helemaal goed heeft geïnterpreteerd.  Minister Rutte: Ik heb sinds de discussie die wij vanochtend tijdens het interruptiedebatje voerden aan niets anders meer gedacht. Ik kom daarom echt goed geïnformeerd tot het oordeel dat er hiervoor voor het kabinet te weinig aanknopingspunten zijn. Ik vind echt dat als wij onderzoeken laten doen, dat ook echt onderzoeken moeten zijn waarvan wij denken dat ze uiteindelijk ook van nut kunnen zijn voor het regeringsbeleid. Het kabinet ziet op dit moment hierbij die aanknopingspunten niet. Volgens mij zijn er bovendien voldoende andere plekken waar dat onderzoek kan plaatsvinden. Ik handhaaf dus het oordeel en ontraad deze motie. Daarmee is zij echter nog niet van tafel, want ik neem aan dat mevrouw Thieme haar in stemming gaat brengen.  Mevrouw Thieme (PvdD): In de motie wordt het kabinet niet gevraagd om een onderzoek te laten doen. Er zijn namelijk al heel veel resultaten van onderzoek beschikbaar. Het gaat daarbij om internationale onderzoeken. Ik heb ze genoemd in de tweede termijn. In de motie wordt gevraagd om juist gebruik te maken van die onderzoeksresultaten en die toe te passen op het Nederlandse vluchtelingenbeleid. Daarom vraag ik de minister-president nogmaals om even goed te kijken wat er nu precies in deze motie aan de regering wordt gevraagd. Er wordt niet in gevraagd om een denktank op te zetten of om onderzoeken te laten doen. Er wordt in gevraagd om de vluchtelingenproblematiek integraal aan te pakken, dus er wordt in gevraagd om precies dat wat ook in de troonrede staat.  Minister Rutte: Ik snap het, maar ik zeg nogmaals dat ik het ook niet eerlijk zou vinden als ik hier nu zo'n motie of zo'n onderzoek zou aanbevelen terwijl ik niet zie hoe de coalitie uiteindelijk in zo'n "onderzoek naar onderzoeken" aanknopingspunten zou kunnen vinden voor het beleid. Dat is mij ook niet duidelijk geworden in de discussie die mevrouw Thieme en ik hadden. Bovendien denk ik dat mevrouw Thieme alternatieven heeft. Misschien zijn haar bronnen wel nóg deskundiger dan de bronnen die wij kunnen raadplegen. Ik handhaaf dus mijn advies.  In de motie op stuk nr. 31 wordt de regering gevraagd om met een voorstel voor een klimaatwet te komen. Dat voornemen heeft de regering niet. Derhalve ontraad ik de motie.  Over de inhoud van de motie op stuk nr. 32 hebben we deze middag natuurlijk uitvoerig met elkaar gediscussieerd. Ik ontraad de motie en verwijs daarvoor naar dat debat.  Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 33. Ook daarbij verwijs ik naar het debat van vanmiddag. Ik begrijp dat de heer Krol zegt: ik wil die dingen toch nog eens even in stemming brengen hier in de Kamer. Maar daarvoor is er volgens mij nu niet een heel lange toelichting van mij nodig. We hebben daarover vanmiddag immers uitvoering gediscussieerd.  Ik kan tegen de heer Krol zeggen dat de kwestie waarover de motie op stuk nr. 34 gaat, onze aandacht in belangrijke mate heeft. Dat hebben we ook vanmiddag besproken. De heer Krol kiest in zijn motie voor een conferentie. Dat is een beetje een vormkwestie. Wij zijn niet zo voor dat middel. Wij zijn niet zo voor het organiseren van allerlei conferentie als het niet echt hoeft. We willen namelijk graag dingen doen. Ik ontraad de motie dus vanwege die vorm waarvoor wordt gekozen, maar ik zeg de heer Krol nogmaals dat het gedachtegoed dat erachter zit en de drive die eruit spreekt, ook ons gedachtegoed en ook onze drive is.  De motie op stuk nr. 35 gaat over de leeftijdsgrens. Ook daarover hebben we vanmiddag gesproken. Ik heb toen beargumenteerd waarom we die leeftijdsgrens hebben verhoogd van 50 jaar naar 56 jaar. De heer Krol zegt: ik wil dit toch ook nog eens even aan de Kamer voorleggen. Dat respecteer ik natuurlijk volledig. Hij zal echter begrijpen dat ik deze motie ontraad. Daarbij verwijs ik naar het goede debat dat wij daarover vanmiddag hebben gevoerd.  Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 36. Ik heb net, in mijn reactie op enkele zaken die er nog lagen over de mantelzorgboete, ook al gereageerd op die kwestie. Daarom ontraad ik ook de motie op stuk nr. 36.  De motie op stuk nr. 37 gaat over langer zelfstandig wonen. Wij hebben daarbij een aantal lijnen uitgezet en ingezet. Wij handhaven die lijnen en denken dat die goed zijn. Daarom ontraad ik ook deze motie.  De motie op stuk nr. 38, van de heer Kuzu, gaat over de koopkrachttegemoetkoming voor mensen met een uitkering en gepensioneerden. Ook daarover hebben we na de lunch vanmiddag uitvoerig gesproken. Ook op dat vlak hebben we verschillende keuzes gemaakt. Ik verwijs hierbij naar het debat dat we hierover vanmiddag hebben gevoerd. Laten we dat debat nu niet overdoen. Ik snap echter dat de heer Kuzu ook nog eens even van de Kamer wil weten of zij de regering daarin wel of niet volgt. Ik hoop natuurlijk op een goede afloop. Dat doet de heer Kuzu ook. Maar de afloop waarop hij hoopt en de afloop waarop ik hoop, zijn verschillend.  De motie op stuk nr. 39 gaat over het benoemen van een maximumaantal asielzoekers. Ook daarover hebben we vanmiddag gesproken. En ook hiervoor geldt dat we het op dit punt niet eens zijn, maar ik begrijp dat ook de heer Van Klaveren dit nog eens even aan de Kamer wil voorleggen.  Over de motie op stuk nr. 40 zeg ik het volgende. De toelages zijn al zeer beperkt. Asielzoekers krijgen geen voorrang. Voor statushouders is integratie belangrijk, dus bij hen ligt het natuurlijk anders. Asielzoekers krijgen geen voorrang, dus ik ontraad de motie.  De motie op stuk nr. 41 ontraad ik ook. Ik heb vanmiddag al gereageerd op de interruptie van de heer Zijlstra. Mag ik daarnaar verwijzen?  De motie op stuk nr. 42 gaat over de opschalingskorting voor gemeenten die past bij het beleid van decentralisaties in het sociaal domein. Het initiatief voor deze typen opschaling moet ook van onderaf komen. Het is een stimulans om opschaling en fusies te bevorderen. Het is zogezegd een prikkel en daarom ontraad ik de motie.  De heer Klein (Klein): Volgens mij haalt de minister-president nu twee dingen door elkaar. Het ene is de korting in het sociaal domein en het andere is de opschalingskorting die haar basis heeft in het regeerakkoord. Een deel van het regeerakkoord is niet doorgegaan. Voor het overige moet ik u verwijzen naar de VNG. Misschien is het goed als de minister-president een gesprek heeft met de VNG. De voorzitter daarvan kent hij geloof ik ook goed. Die is een warm voorstander en geeft hiertoe ook ruimte. Ik denk dat het verstandig is om eens met de VNG te gaan overleggen over die rare, nog steeds bestaande opschalingskorting.  Minister Rutte: Die is er omdat wij denken dat het voor de uitvoering van de decentralisaties goed is als de gemeentelijke schaal op een wat groter canvas is getekend dan thans. Tegelijkertijd zeggen wij dat dit initiatief wel van onderaf moet komen. Via deze opschalingskorting bevorderen wij de fusies.  De heer Klein (Klein): Die opschalingskorting is de omgekeerde weg. U gaat gemeenten korten en vervolgens hoopt u dat ze gaan fuseren, terwijl we hebben afgesproken dat we de fusies van onderaf laten plaatsvinden, niet door een strafmaatregel, maar door echte intenties. Dat is ook het pleidooi van de VNG. Het enige wat u moet doen, is in goed overleg treden met de VNG, met haar voorzitter de heer Van Zanen, om ervoor te zorgen dat er ruimte is voor gemeenten in plaats van een rare opschalingskorting waarvoor geen grond is. Betalingen in het sociaal domein betreffen een heel ander budget. Die vallen buiten de opschalingskorting. Ik denk dat u geen sprookjes moet verkopen, want dan doet u geen recht aan de inzet van vele gemeenten in dit land.  Minister Rutte: Ik geloof dat we het niet eens zijn. Ik denk niet dat de heer Klein sprookjes verkoopt of dat ik dat doe. Ik denk dat we het niet eens zijn. Het kabinet meent dat de opschalingskorting kan helpen om te bevorderen dat fusies plaatsvinden. We vinden ook beleidsmatig dat dat verstandig zou zijn in het kader van het succesvol uitvoeren van de decentralisaties. Ik merk dat de heer Klein daar anders over denkt. Dat is een verschil van opvatting. Laten we kijken hoe de Kamer de motie dadelijk beoordeelt. Ik ben gehouden om een advies te geven, dus ik ontraad de motie.  De motie op stuk nr. 43 is voor ons niet uitvoerbaar, omdat gemeenten de ruimte hebben om bepaalde zaken zelf in te vullen. Daardoor loopt het ook uiteen tussen gemeenten. Dat valt dus ook niet te vangen in koopkrachtplaatjes voor personen. Wij kunnen dat dus niet doen. Gemeenten kunnen dat wellicht doen op basis van landelijke koopkrachtplaatjes. Ze kijken dan naar het gemeentelijk beleid en bezien dan wat dat betekent. Waar we de departementen in Den Haag efficiënt inrichten en vanwege die efficiency hier en daar ook kleiner hebben moeten maken, zou ik willen voorkomen dat we hiervoor weer veel capaciteit inhuren. Ik ontraad de motie dus, maar eigenlijk heeft dat niet te maken met de onwenselijkheid ervan, maar puur met de onuitvoerbaarheid. Ik denk dat dit echt een zaak voor gemeenten zou kunnen zijn.  De heer Klein (Klein): Volgens mij is het gewoon een intentie. We hebben niet eens 400 gemeenten, dus lijkt het me heel verstandig om het wel te doen. Daarmee geef je duidelijkheid over de koopkrachtpositie van mensen. We doen het ook bij alle groepen, met puntenwolken en noem maar op. Dit is heel eenvoudig te realiseren. Het lijkt me heel goed als de regering hierin het voortouw neemt en een en ander niet laat afhangen van de verschillende gemeenten. Mijn dringende oproep is om dit nog eens te bekijken. Het hoeft niet via het ministerie te gaan. Wellicht kan het CPB heel goed helpen.  Minister Rutte: Dan moet je bij 393 gemeenten gaan uitvragen. Vervolgens moet je een en ander inkloppen in een model. Ik zie daar niet meteen de meerwaarde van. Ik ben ook heel nieuwsgierig naar die gegevens, maar je kunt ook tegen gemeenten zeggen: doe het zelf op basis van landelijke koopkrachtplaatjes. Je kunt het dus omdraaien.  Voorzitter. Tot slot wil ik nog enkele opmerkingen maken. We hebben vandaag en gisteren lang met elkaar gedebatteerd. Ik neem zelfs aan dat u voornemens bent om ook nog vanavond te gaan stemmen over de moties, dus het feest is zeker nog niet afgelopen. Maar we hebben lang gedebatteerd. Er is heel veel behandeld. Heel verschillende onderwerpen zijn besproken, die allemaal ook direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de mensen in ons land. De mensen die gisteren en vandaag gekeken hebben, zullen dat ook herkennen, denk ik. Dat is waardevol en essentieel in onze vrije samenleving met een parlementaire democratie, met een sterk parlement waarin niemand het alleen voor het zeggen heeft. Het kabinet hecht dan ook aan een zo breed mogelijk draagvlak en aan het overleg met de Tweede Kamer.  Gisteren en vandaag is ook weer duidelijk geworden dat zich in de politiek zelden een probleem aandient dat met één druk op de knop, met één simpele ingreep, opgelost kan worden. Het beste voorbeeld daarvan vandaag was natuurlijk het vluchtelingenvraagstuk, waarover we terecht lang hebben gesproken. Het is zonder meer het meest nijpende en het meest complexe vraagstuk dat ons ook de komende tijd ongetwijfeld nog flink bezig zal houden. Maar ook voor de sociaal-economische thema's die in dit debat voorbij zijn gekomen, bestaan over het algemeen geen eendimensionale oplossingen. Dat ligt besloten in het karakter van het politieke bedrijf, van ons zoals we hier als Tweede Kamer en regering bij elkaar zijn. Tegelijkertijd kan Nederland de toekomst met vertrouwen tegemoetzien, omdat de basis waarop we staan breed en sterk is. Die is breder en sterker dan een paar jaar geleden. Dat geldt niet alleen voor de economie, maar ook voor ons sociale stelsel, ons onderwijs en onze zorg. Dat is een collectieve prestatie en een collectief succes van de hele samenleving. Daarop kunnen we de komende jaren verder bouwen.  70 jaar na de bevrijding van ons land bewijst de Tweede Kamer hiermee op de drempel van de derde eeuw van haar bestaan als volksvertegenwoordiging — we zitten precies op die drempel — opnieuw haar wezenlijke rol in ons democratisch proces van overleg en besluitvorming. Ik zie zeer uit naar de verdere discussies. Ik dank u zeer.  De voorzitter: Dank u wel. Het doet mij deugd dat de 200ste verjaardag van de Tweede Kamer toch nog even gememoreerd is in dit debat.  De beraadslaging wordt gesloten.  De voorzitter: Ik nodig het kabinet van harte uit om aanwezig te zijn bij de stemming.  Minister Rutte: Dat is ook verplicht, dacht ik.  De voorzitter: Ik nodig u van harte uit! Die verplichting maakt u er zelf van, maar ik vind het heel erg plezierig dat u dat doet.  Voordat we gaan stemmen, schors ik de vergadering voor een halfuur, zodat de diverse fracties nog de gelegenheid hebben om te beraadslagen.  De vergadering wordt van 22.25 uur tot 23.00 uur geschorst.  De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de minister-president en de overige leden van het kabinet. Ik deel aan de Kamer mede dat de minister van Buitenlandse Zaken vandaag en morgen en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport alleen vandaag, met toestemming afwezig zijn in verband met de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is ook bij deze vergadering geweest, maar zij zal in de loop van de middag hier aanwezig zijn. Ik wil de vicepremier in de gelegenheid stellen om tussen 12.45 uur en 14.15 uur de paralympische sporters toe te spreken in de Grote Kerk. Voor de mensen op de publieke tribune en voor hen die op andere wijze dit debat volgen, geef ik kort aan wat de bedoeling is van vandaag. Vandaag vindt de eerste termijn van de kant van de Kamer plaats. De spreektijden zijn vastgesteld; zij variëren tussen 40 minuten voor de grootste fracties en 5 minuten voor de kleinste groep. Voor de sprekerslijst geldt de zogenoemde begrotingsvolgorde. Dit betekent dat de fractievoorzitters van de oppositiepartijen afwisselend met die van de coalitiepartijen het woord voeren, te beginnen met de grootste oppositiepartij. Ik geef nu het woord aan de heer Roemer namens de SP-fractie. Mijnheer Wilders? De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Een klein punt van orde. Het is misschien niet gebruikelijk voor een lid van een oppositiepartij, maar ik wil namens iedereen de minister van Binnenlandse Zaken weer welkom in ons midden heten na zijn spoedige herstel. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Dank u wel voor deze opmerking. Dan geef ik nu het woord aan de heer Roemer namens de SP-fractie. De heer Roemer (SP): Voorzitter. Zweren, steekvliegen, water met bloed, kikkers, veepest, de dood van eerstgeborenen, luizen, hagel en vuur, sprinkhanen, duisternis — ik zie de heer Van der Staaij al kijken — zijn de tien Bijbelse plagen van Egypte. Wij krijgen ze allemaal voor de kiezen. Als wij oud-minister Donner mogen geloven, vallen de kikkers als wij het eigen risico afschaffen. De heer Van der Staaij (SGP): Het is goed dat de heer Roemer de plagen van Egypte in herinnering roept, maar het zou misschien beter zijn als hij dat nog een keer doet en dan in de goede volgorde. De heer Roemer (SP): Ik had mij daarop voorbereid, mijnheer Van der Staaij, maar ik vond het verschrikkelijk om met de dood van eerstgeborenen te eindigen. Dus ik dacht: de heer Van der Staaij wijst er vast op dat de volgorde niet klopt en dan ben ik het met hem eens. Dit was voorzien. Laat ik de heer Donner geruststellen: wij gaan het eigen risico afschaffen, dat is waar, en op dat punt geen sussende woorden, maar van de tien Bijbelse plagen krijgen wij geen last, al is het maar omdat wij de behandeling van zweren en steekvliegen met een nieuw nationaal zorgfonds uitstekend hebben geregeld. Ter zake. Tijdens dit debat bespreken wij de komende begroting van dit kabinet. Dat is een goed moment om de balans op te maken na zes jaar VVD-beleid onder deze premier. Bij het aantreden van de regering in 2012 noemde de premier de samenwerking tussen de VVD en de Partij van de Arbeid de logische uitkomst van de verkiezingsuitslag. Ik ben benieuwd of hij daar nog steeds zo over denkt. Voor heel veel mensen was en is het namelijk helemaal niet zo logisch. Zij stemden op de VVD om de PvdA buiten de deur te houden, of zij stemden juist op de PvdA om Rutte uit het Torentje te krijgen. Ze kregen ze allebei, tot ongenoegen van zo'n beetje de hele Nederlandse bevolking. Al zes jaar lang wordt Nederland met steun van verschillende partijen geregeerd door deze VVD-premier en dat heeft gevolgen. Dit heeft grote gevolgen voor de manier waarop we in dit land met elkaar omgaan: we gaan steeds meer langs elkaar heen leven, mensen zijn meer op zichzelf gericht omdat zij simpelweg het hoofd boven water proberen te houden. De zorg wordt voor velen onbetaalbaar, de economie bleef meer dan nodig achter, studeren werd flink duurder en de tweedeling in de samenleving is groter geworden. Deze premier begon in de periode waarin we midden in diverse crises zaten, wat natuurlijk niet eenvoudig is. Maar het is nooit eenvoudig om een land te regeren. Ik geloof dat omstandigheden de mens maken en dat de politiek essentieel is in het vormen van die omstandigheden. Politieke keuzes creëren voor heel Nederland de omstandigheden die de mens maken. Er is in zes jaar tijd veel veranderd. Voor een jongere die vandaag 18 jaar wordt, ziet de wereld er anders uit dan voor een jongere die in 2010 18 jaar oud werd. Voor de eerstgenoemde jongere zijn er minder vaste banen. Er zijn steeds meer flexbaantjes en slechts een kwart van de jongeren kan rondkomen. In 2010 kon je nog rekenen op studiefinanciering en hadden alle jongeren nog redelijk gelijke kansen om door te leren. Nu haken steeds meer jongeren af omdat de premier met zijn team de studiefinanciering heeft afgeschaft. Dit heeft de emancipatie voor veel van deze jongeren op slot gezet; leren is lenen geworden. Een schuld van meer dan €30.000 is het vooruitzicht voor een jongvolwassene van nu. Nog maar een kwart van de twintigers kan voor zichzelf zorgen en is financieel onafhankelijk. Het is dan ook geen wonder dat ze steeds vaker thuis blijven wonen. Onze jeugd verdient beter: leren in plaats van lenen, vast werk in plaats van flutcontracten en onafhankelijkheid in plaats van afhankelijkheid van ouders. Als oud-onderwijzer weet ik hoe belangrijk goede scholen voor onze kinderen zijn. De school moet een veilige plek zijn met genoeg leraren om ieder kind de aandacht te geven die het verdient, maar helaas zitten duizenden kinderen op dit moment in een klas met meer dan dertig leerlingen. Daarom heeft de SP met D66 een initiatiefwet ingediend die tot doel heeft de klassen kleiner te maken: een direct maximum van 29 leerlingen per klas en op termijn een gemiddelde groepsgrootte van 23 leerlingen. Voor kinderen en docenten zijn kleinere klassen erg belangrijk, zeker nu er in steeds meer klassen kinderen zitten die extra zorg en begeleiding nodig hebben. We willen dat ieder kind genoeg aandacht krijgt, dat leraren les kunnen geven zonder bang te hoeven zijn dat de helft niet mee kan en dat aandacht voor de ene leerling betekent dat een ander tekortschiet. De echte klassenstrijd halen we tegen de verkiezingen wel weer uit de kast, maar voor nu reken ik ten minste op de steun van de Kamer voor onze kleine klassenstrijd. De crisis komt in het bijzonder hard aan voor de ouderen wier pensioenen gekort gaan worden. Zij voelen zich bekocht door deze premier, die wel de portemonnee trekt als banken gered moeten worden maar die dat niet doet als duizenden ouderen door een pensioenkorting in de knel komen. De regering doet alsof zo'n pensioenroof uit de lucht komt vallen, alsof het afpakken van een stuk van je pensioen zomaar gebeurt, maar dat is natuurlijk niet zo. Dat is politiek. Het gaat over het maken van politieke keuzes. Het gaat over foute regels waar dit kabinet aan vasthoudt, terwijl pensioenfondsen zichzelf arm moeten rekenen. Terwijl pensioenfondsen hogere rendementen behalen, worden ouderen mogelijk gekort en bouwen jongeren minder pensioen op. Dat is te gek voor woorden. Ook ouderen die zorg nodig hebben, weten ondertussen wat ze aan het kabinet hebben. Volgens Actz (Organisatie van zorgondernemers) zijn er reeds 180 verzorgingshuizen gesloten. De regering presenteert een mythe van keuzevrijheid die inhoudt dat je kunt kiezen om langer thuis te wonen. De praktijk is dat je net zo lang gedwongen thuis woont tot je ziek genoeg bent voor een verpleeghuis. Met zogenaamde keukentafelgesprekken wordt de suggestie van maatwerk gewekt, terwijl deze gesprekken er voor de meeste ouderen vooral op neerkomen dat zij te horen krijgen hoeveel zorg zij in de toekomst gaan mislopen. Dat maakt mensen razend. Er zijn mooie praatjes over zorg, maar in de praktijk raken mensen gewoon hun zorg kwijt. Is het gek dat de mensen hun vertrouwen in de regering verliezen? Ouderen willen gewoon weten wie er nog naar hen omkijkt als zij goede zorg nodig hebben: wie zorgt er voor ons als wij geen thuiszorg meer krijgen en de familie zich een slag in de rondte werkt om rond te komen? Is het zo moeilijk om in een van de rijkste landen ter wereld ervoor te zorgen dat iedereen goede zorg krijgt? Natuurlijk niet. Dit gaat over politieke keuzes. Tien jaar geleden werd de marktwerking in de zorg geïntroduceerd met daarin een centrale rol voor de zorgverzekeraars. Verspilling van premiegeld is het gevolg. Ondertussen hebben de verzekeraars miljarden aan premiegeld op de plank. Dat is geld van ons allemaal, dat op deze manier niet naar de zorg gaat. Het is niet normaal dat artsen en instellingen eindeloos met verzekeraars onderhandelen over tarieven en polissen. Het is ook niet normaal dat wij in december weer dol worden van alle reclamespotjes van zorgverzekeraars. En het is zeker niet normaal dat de zorgverzekeraar voor ons bepaalt welke medicijnen wij mogen slikken en waar wij onze zorg wel of niet kunnen krijgen. Bij de invoering van de marktwerking was ons beloofd dat de zorg goedkoper zou worden. Tien jaar geleden was de zorg goedkoper dan het Europees gemiddelde. Inmiddels is de zorg duurder dan het Europees gemiddelde. Hij zou efficiënter worden. Nee, dus. Praat eens met een willekeurige arts of een fysiotherapeut, als die tenminste tijd voor je kan maken, want 30% van de tijd van zorgverleners gaat op aan formulieren, verantwoording, bureaucratie en nog meer georganiseerd wantrouwen. De zorg zou toegankelijker worden. Ook al niet waar. Een op de vijf patiënten zegt volgens de OESO weleens zorg te hebben gemeden omdat hij bang is voor de rekening. Wie niet bang zijn voor de rekening zijn de bazen van Plushome. Dat bedrijf maakte 32,5% winst en de directie keerde tonnen aan winst uit. Deze commerciële roof van zorggeld mag van het kabinet, terwijl dat ingaat tegen het hart van de zorg: mensen helpen omdat die dat nodig hebben en niet omdat je er rijk van wordt. De SP heeft samen met het CDA en de PvdA een initiatiefwetsvoorstel ingediend om winstuitkeringen door zorgverzekeraars ook na 2017 te verbieden. De SP kiest voor samenwerking in de zorg, voor eenheid en voor eerlijkheid, voor zorggeld dat weer naar de zorg gaat en voor een patiënt die niet langer een melkkoe is, maar een persoon die zo snel en zo goed mogelijk geholpen moet worden. Met één nationaal zorgfonds bepalen straks artsen en patiënten welke zorg noodzakelijk is. Vele artsen, verpleegkundigen en andere werkers uit de zorg hebben zich al uitgesproken voor een nationaal zorgfonds. Zij willen zelf kunnen beslissen hoe zij hun werk doen. Zij zitten niet te wachten op de bemoeizucht van de verzekeraars, en al helemaal niet op de bureaucratie die daarbij komt kijken. Inmiddels hebben al 150.000 mensen hun steun voor het Nationaal ZorgFonds uitgesproken. Wie dat nog niet heeft gedaan: ga naar nationaalzorgfonds.nl en schrijf je in. Ik zei het al: wij willen het eigen risico afschaffen. Want waarom moeten mensen die toch al de pech hebben dat zij ziek worden, een boete van minimaal €385 betalen? Alsof mensen ervoor kiezen om ziek te worden. Terwijl staatssecretaris Van Rijn zegt dat hij best wil kijken naar het afschaffen van het eigen risico, noemt zijn baas, minister Schippers, dit systeem hartstikke sociaal. Wie spreekt er nu namens het kabinet? Ruim driekwart van de mensen in Nederland steunt onze strijd voor het afschaffen van het eigen risico. Gelukkig hoor ik nu steeds meer partijen onze kant op komen. Sommige willen ervanaf, nog meer partijen willen het fors verlagen. Vandaar dat ik morgen met een motie zal komen waarin ik voorstel om niet langer te wachten en al volgend jaar, in 2017, tot een substantiële verlaging van het eigen risico te komen. De heer Pechtold (D66): Ik ben blij met een motie, maar als je dit soort keuzes maakt kom je in het algemeen met een amendement; daarmee laat je namelijk zien waar je het geld vandaan haalt. Ik ben blij dat de heer Roemer praat over de kwaliteit van de zorg, want ik denk dat die ons allemaal aan het hart gaat. In de afgelopen weken heb ik hem echter vooral horen spreken over de zorg als een middel om aan inkomensherverdeling te doen. Mijn vraag is heel concreet: hoe gaat de heer Roemer het gat van 4,3 miljard dekken dat samenhangt met het eigen risico, en dan niet per motie maar per amendement? De heer Roemer (SP): Voor dat hele bedrag zorgen wij bij de invoering van het nationaal zorgfonds. Mijn motie zal dan over het volgende gaan: als heel veel partijen zeggen dat ze het eigen risico willen verlagen, dan stel ik voor om daarmee al in 2017 te beginnen. Ik ben blij dat u zich daar ook zorgen over maakt, dus doet u dan gewoon met ons mee. Laten we dan beginnen met €100 ervanaf, prima. En daarna meer dan een miljard. Dan halen we een deel van dat bedrag bijvoorbeeld bij de zorgverzekeraars, waar 11 miljard op de schappen ligt. Het kabinet doet dat ook, dus laten we daar een gedeelte vragen. Verder kunnen we bezuinigen op de bureaucratie in de zorg. Dat is meer dan genoeg; vraag iedere willekeurige verpleegkundige maar hoeveel daar te halen is. Er is meer dan geld genoeg om dat samen te kunnen regelen, meneer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Geld dat op de schappen ligt, is incidenteel geld. Als je het eigen risico niet als een soort jojo op en neer wilt laten gaan, zul je dit over alle jaren moeten dekken. Alle zorgen zijn volgens mij terecht. Het is ook verkiezingspunt nummer 1; als mensen wordt gevraagd waarnaar de aandacht van de overheid volgens hen moet uitgaan, is dat de zorg. Maar is de heer Roemer het niet met mij eens dat die mensen dan ook het verhaal moet worden verteld van waar die kosten dan terechtkomen? Op dit moment betaalt ieder gezin zo'n €5.000 aan zorg. Wat mensen daarvan zien, zijn het eigen risico en de premies. Maar in het voorstel van de heer Roemer zouden alleen de premies al met €285 omhoog moeten gaan. Ik wil gewoon weten waar hij de kaboutertjes vindt die dit gaan betalen. Ik wil dus graag met de heer Roemer praten over de terechte zorgen van mensen over de kwaliteit van de zorg, maar dan mag dat niet worden verward met de financiering van de zorg, die alleen maar duurder wordt. Willen we kwaliteit bieden, dan zullen we mensen bewust van de kosten moeten houden. En laat meneer Roemer ook het volgende bedenken. Op dit moment betaalt volgens mij 60% van de Nederlanders minder dan €200 eigen risico. Ze gaan dus zorgvuldig om met de zorg. Met zijn plan gaan die mensen meer belasting betalen. Wat is zijn antwoord aan die mensen? De heer Roemer (SP): Die gaan zorgvuldig om met het eigen risico? Alsof ziek worden een keuze is, meneer Pechtold. Ik noem maar wat: als je je hand breekt, ga je naar een arts, omdat je zorg nodig hebt. Die huisarts stuurt je weer door naar een specialist of geeft je medicijnen. En dan begint de teller te lopen. Alle chronisch zieken en gehandicapten zijn eind januari hun €385 al kwijt. Eigen risico is een boete op ziek zijn. Mensen hebben daar niet voor gekozen. Nu het antwoord op uw vraag. We weten allemaal dat zorgverzekeraars jaarlijks een half miljard aan acquisitiegelden besteden. Ga anders begin december alle reclamespots maar langs. Dat is allemaal geld dat naar reclamespotjes en sponsoring gaat, zogenaamd om mensen over te laten stappen tussen de vier grote zorgverzekeraars. Dat is verkwisting van premiegelden, meneer Pechtold. Al dat geld gaat niet naar de zorg, maar naar de zorgverzekeraars. De voorzitter: Het woord is aan meneer Pechtold. De heer Roemer (SP): Ik ben nog lang niet klaar, voorzitter. Hij wilde een lang lijstje. Doorgerekend en wel levert het schrappen van die bureaucratie en al dat georganiseerde wantrouwen ons 1,3 miljard op. En dat is nog een lage schatting, die eigenlijk alleen is gebaseerd op cijfers over de bureaucratie in de thuiszorg op het niveau van de buurtzorg. We hebben nog niet eens de woekerwinsten van de farmaceutische industrie genoemd. Daar kan zo 750 miljoen worden weggehaald. Dat is allemaal geld voor de zorg, dat daar niet terechtkomt. Met de marktwerking hebben we gezien dat het aantal managementlagen bij ziekenhuizen fors omhoog is gegaan. Deze week hebben we een rapport gekregen waarin staat dat dat fors gestegen is. Dat zijn niet de mensen aan het bed, mijnheer Pechtold. Dat is zorggeld dat niet bij de zorg terechtkomt. Ik wil nog graag even doorgaan. Hoeveel consultancybureaus vullen hun zakken niet met enorme bedragen voor foldertjes, declaraties en advies? Dat is allemaal geld dat niet naar de zorg gaat. Dat is een waslijst, mijnheer Pechtold. We kunnen het zo betalen: de bureaucratie afschaffen, de macht van de zorgverzekeraars afschaffen en het eigen risico afschaffen. De heer Pechtold (D66): Ik maak er bezwaar tegen dat de heer Roemer met een zo vergaand plan komt. Met dat plan kijkt hij terug de geschiedenis in, toen we wachtlijsten, een tweedeling en een scheiding tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden hadden. In dat geval ga je je zorg ergens anders inkopen als je het kunt betalen. De heer Roemer (SP): Flauwekul! De heer Pechtold (D66): Voorzitter, nu mag ik even spreken, hoop ik. U hebt de kaboutertjes nu benoemd: dat zijn weer de managers en de bureaucratie. Dat zei u ook bij de vorige begroting. U wilde toen ook een miljard op onderwijs bezuinigen, want dat kon wel betaald worden uit het verminderen van de bureaucratie. Als je met zo'n vergaand plan komt, dan kom je hier vandaag toch ook met een doorberekening? Je laat mensen toch zien waar je het geld vandaan haalt, als je miljarden naar de kabouters verplaatst? Ik wil u graag tegemoetkomen, mijnheer Roemer. De minister noemt het sociaal; u noemt het asociaal. Staatssecretaris Van Rijn gaf heel duidelijk aan dat hij zich best wil gaan richten op de groep waar wij het samen over hebben: de langdurig zieken. Dat is een kleine groep waar gericht beleid voor nodig is, zonder dat we hier miljarden het raam uitgooien voor mensen die het wel kunnen betalen en die het misschien wel gebruiken om zorgvuldig met de zorgkosten om te gaan. 70% van de inwoners van Nederland geeft in de peilingen die daarover gehouden worden aan dat zij dit snappen, want zij zeggen: nee, mijnheer Roemer, u gaat te ver. Moet je nagaan! U geeft gratis bier en 70% van Nederland zegt: nee nee, mijnheer Roemer, niet doen, want dat gaat verkeerd. De heer Roemer (SP): Mijnheer Pechtold, het is heel … De heer Pechtold (D66): Ik vraag u: zullen wij nou eens gewoon niet zeggen dat het sociaal of asociaal is, maar zullen wij ons richten op het probleem, namelijk de situatie van de langdurig zieken? Zullen wij voor deze groep gericht beleid ontwikkelen? Dan wil ik met u meegaan: het mag dan ook wat kosten en ik wil u helpen om daarvoor een dekking te zoeken. Ik hoop dan wel dat u dat laat doorberekenen, net als ik. Wij hebben dat namelijk wel gedaan, maar u niet. U komt hier vandaag zonder tegenvoorstellen en kondigt moties aan. Nee, dit zijn twee dagen waarin je niet alleen moet aankondigen dat je financiële veranderingen wilt, maar ook moet laten zien waar je het geld daarvoor vandaan haalt. Zullen wij ons richten … Voorzitter, ik moet het kort houden. De voorzitter: Zelfinzicht is heel belangrijk. De heer Pechtold (D66): Ja, dat zeiden ze vanochtend: houd het nou kort! Maar ja, gedreven over de zorg praten met de heer Roemer is een uitdaging. Zullen wij ons richten op de groep waar wij het voor doen: de langdurig zieken? Zullen wij niet heel Nederland lastigvallen met een stelselwijziging en belastingverhoging? De heer Roemer (SP): Als je geen antwoord hebt, kom je met een heel lang verhaal. Dat bewijst de heer Pechtold wel weer. Ik heb u net voor miljarden aan bedragen genoemd, mijnheer Pechtold, die laten zien waar het in de zorg de verkeerde kant op gaat. Miljarden. Dat geld kunnen wij beter benutten. Ik snap het wel, in uw geval. Een deel van uw achterban verdient er ook goed aan. Laat ik dat gewoon gezegd hebben. Consultancybureaus verdienen er goed aan. Wij willen dat het geld voor de zorg ook aan zorg wordt besteed. De voorzitter: Ik kijk even of de heer Roemer klaar is met zijn antwoord. De heer Roemer (SP): Nee, nog lang niet. Ik begin pas. De voorzitter: Maakt u dan uw antwoord af. Dan geef ik daarna de heer Pechtold het woord. De heer Roemer (SP): Het huidige systeem van marktwerking in de zorg kennen we nu tien jaar, mijnheer Pechtold. In tien jaar is de zorg duurder geworden dan noodzakelijk. Het is niet efficiënter geworden, zoals was beloofd, en het is ook niet beter geworden. Het is alleen maar gebaseerd op meer wantrouwen. Artsen hebben, samen met de patiënten, niets meer te zeggen in hun eigen spreekkamer, omdat de zorgverzekeraar over hun schouder meekijkt. Dat zijn allemaal zaken waar niemand op zit te wachten. Daar willen wij inderdaad een einde aan maken. Zorggeld moet naar de zorg en de zorg is geen markt. Een arts is geen producent en een patiënt is geen consument, mijnheer Pechtold. Dat hebt u er met dit systeem echter wel van gemaakt. Als je betaalt per verrichting, moet je het niet gek vinden dat er steeds meer verrichtingen zijn. Dan moet je het ook niet gek vinden dat de zorg daardoor onnodig duurder wordt. Daar zetten wij een streep doorheen. Dat levert voldoende op om het eigen risico af te schaffen en het levert voldoende op om een nationaal zorgfonds in te richten. De voorzitter: Tot slot op dit punt. De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Over lange antwoorden gesproken! Er wordt gezegd dat het vroeger goedkoper was. Weet u nog: de tijd van Els Borst, de wachtlijsten? Wat is nu erger: dat we met z'n allen goed moeten kijken naar het geld of dat je dadelijk weer wachtlijsten en tweedeling hebt? Maar waar ik bezwaar tegen maak, is elkaars achterban neerzetten als "de ene bestaat uit consultants". Want dan hebt u als achterban de rode puntmutsjes, dus de kaboutertjes. Ik vind het jammer dat de heer Roemer niet ingaat op mijn voorstel om de handreiking van staatssecretaris Van Rijn op te pakken en vraag hem afrondend gewoon op de man af om voor morgen met een tegenbegroting te komen. Laat al die ideeën die u hebt eens doorrekenen en bekijk dan wat dat betekent voor de werkgelegenheid en voor de hoogte van de belastingen en de premies. U laat heel Nederland opdraaien voor een probleem dat we samen kunnen oplossen als we het terugbrengen tot de langdurig zieken. De heer Roemer (SP): Het is jammer dat u gewoon niet wilt luisteren naar de antwoorden. De miljarden die we noemen, zijn een-op-een allemaal in het verleden doorgerekend. Een-op-een! Dan uw verhaal over de wachtlijsten. We hadden vroeger wachtlijsten doordat de budgetten niet voldoende waren. Het was nota bene uw eigen minister mevrouw Borst die dat zag en oploste door ervoor te zorgen dat ziekenhuizen voldoende budget kregen. Dat is het bewijs dat het niet aan het stelsel lag, maar aan het budget. Er zijn nu ook wachtlijsten. Ga naar een willekeurige psychiater of psycholoog. Van de week was er weer een ziekenhuis dat zei: wij mogen de patiënten niet behandelen, want wij krijgen geen geld van de zorgverzekeraar. Er zijn mensen die half Nederland moeten doorreizen omdat ze bij hun eigen arts niet terechtkunnen. Dat is wat wij dus nu zien en dat is waar wij graag een streep doorheen zetten. De heer Van der Staaij (SGP): Het is mooi om te horen hoe iedereen zijn eigen woorden kiest. Oud-minister Donner kwam met de plagen van Egypte en ik hoor de heer Pechtold heel veel over kabouters en puntmutsjes. Zo heeft iedereen zijn eigen kader om dit te duiden. Ik wil het hebben over een kleiner punt. De vraag hoe het verdergaat met het eigen risico, is natuurlijk een heel belangrijk punt. Ook voor de SGP is een lager eigen risico zeker bespreekbaar als dat tot zorgmijding leidt. Ik heb nu echter een kleiner maar wel heel belangrijk punt. Komt de heer Roemer ook die mensen tegen die denken: ik durf eigenlijk niet met mijn kinderen naar de huisarts te gaan, want ik heb gehoord dat dat me gigantische bedragen zal kosten? Of ze denken: ik heb maar een laag inkomen en het gaat me een enorm bedrag aan eigen risico kosten; ik durf eigenlijk niet naar de huisarts. Hoort de heer Roemer die verhalen ook en wat is zijn antwoord daarop? De heer Roemer (SP): Ik hoor zo ongeveer alle verhalen, dus ook deze. Sommige mensen denken helaas dat het eigen risico ook voor een bezoek aan de huisarts geldt. We kunnen niet vaak genoeg zeggen dat dat gelukkig niet het geval is. Het gaat om mensen die bij de huisarts zijn geweest en te horen hebben gekregen dat de huisarts twijfelt en het hem of haar heel verstandig lijkt om door te verwijzen naar een specialist of medicijnen voor te schrijven. Dan denken mensen: maar wacht even. Ik geef een voorbeeld. Ik kwam een vriendin tegen met haar pols in het verband. Ik vroeg wat er aan de hand was, wat er gebeurd was. Ze was gevallen met de fiets. Ik vroeg: en nu? Ze zei: ik moet er eigenlijk een foto van laten maken, maar ik heb dat maar niet gedaan want ik kan dat niet betalen. Ik weet niet hoe dat u vergaat, maar dat gaat bij mij door merg en been. De zorg in Nederland moet voor iedereen haalbaar, betaalbaar en toegankelijk zijn. En als het eigen risico daarbij een drempel is, los van het feit dat ik het principieel niet in orde vind, dan wil ik daar wat aan doen. De heer Van der Staaij (SGP): We zijn het gewoon eens over het concrete voorbeeld dat de heer Roemer nu geeft. Er zijn zelfs met een eigen risico nog allerlei mogelijkheden voor een betalingsregeling met zorgverzekeraars en dergelijke. De zorg die nodig is, moet gegeven kunnen worden. Uit hetzelfde onderzoek dat de heer Roemer net noemde, bleek dat 68% van de Nederlanders vorig jaar nog wel wist dat een bezoek aan de huisarts niet onder het eigen risico valt, maar dat dit percentage is gezakt naar 53. Er is heel veel mist over het eigen risico. Zo weten veel mensen niet dat het eigen risico niet geldt voor zorg voor minderjarigen en dat er voor lage inkomens, ook voor de verhoging, een compensatie mogelijk is. Is de heer Roemer bereid om dat veel meer te benoemen en de regering op dit punt uit te dagen, opdat er geen spookbeelden ontstaan rond het eigen risico. Is dat niet ons gemeenschappelijke belang? De heer Roemer (SP): Spookbeelden wegnemen is altijd in ieders belang, maar dat staat los van het principiële aspect van het eigen risico. Het eigen risico houdt niet in dat het goedkoper wordt. Je verlegt de rekening naar een ander. Ik vind het principieel onjuist dat mensen een boete krijgen voor ziek zijn, alsof dat een keuze is. Ik vind het dus principieel onjuist, los van de voorbeelden die ik net al heb genoemd. De heer Van der Staaij (SGP): Dat punt heeft de heer Roemer helder gemaakt, maar ik ga, zoals ik al zei, op een ander punt in. De heer Roemer (SP): Op dat punt gaf ik de heer Van der Staaij al gelijk. De heer Van der Staaij (SGP): Maakt de heer Roemer zich daar ook zorgen over? Hoe komt het dat er steeds meer onduidelijkheid is over wat terecht niet onder het eigen risico valt? Wat kunnen we aan dat probleem doen? De heer Roemer (SP): Totdat wij het eigen risico hebben afgeschaft, ben ik het er erg mee eens dat we mensen zo goed mogelijk informeren over de feiten. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben een beetje in verwarring. Als het over zorg gaat, heeft de heer Roemer terecht een punt als hij zegt dat mensen zich zorgen maken over de vraag of hun ouders goed worden verzorgd, of ze wel zelf een huisarts kunnen kiezen en of ze goede zorg hebben in Nederland. Iedereen kan die zorgen begrijpen, zeker als je zieke vrienden of familieleden hebt. Maar is een stelseldiscussie daar de oplossing voor? Ik hoor de heer Roemer alleen maar praten over stelsels, grote wijzigingen en dat soort dingen, maar het gaat hier toch gewoon om de zorg voor mensen? Als we naar de feiten kijken, dan zien we dat het Nederlandse zorgstelsel behoort tot de allerbeste ter wereld en dat de kosten van het Nederlandse zorgstelsel internationaal als efficiënt worden beoordeeld. Uit de feiten blijkt dat de huidige kosten van het Nederlandse zorgstelsel, met al die kwaliteit, voor mensen met een minimuminkomen lager zijn dan in 2005, toen er een ziekenfonds was dat erg leek op het door de heer Roemer genoemde nationale zorgfonds. Op dit moment zijn de kosten voor iemand met een minimumloon €100 lager dan destijds in het ziekenfonds. Hoe kan de SP dan, terwijl zij praat over zorg voor mensen, met deze opmerkingen komen? De SP is de zorg duurder aan het maken voor mensen met een lager inkomen. Dat heeft niets te maken met solidariteit. Dat heeft te maken met stelseldiscussies en stokpaardjes van een partij die niet weet wat er op dit moment precies in het stelsel gebeurt en welke inspanningen al die mensen aan het bed, al die verpleegsters en al die dokters, elke dag opnieuw leveren om ervoor te zorgen dat er heel goede zorg wordt geboden aan alle Nederlanders. De heer Roemer (SP): Ik denk dat de heer Zijlstra een terechte vraag stelt. De principiële vraag is of een stelselwijziging noodzakelijk is om de zorg te verbeteren. Ik weet dat de VVD daarop nee zegt, maar wij zeggen ja. We hebben nu tien jaar marktwerking in de zorg. Als we het terugbrengen naar het grote issue, dan gaat het om de vraag of marktwerking in de zorg de boel beter, efficiënter, goedkoper en eerlijker heeft gemaakt of niet. We hebben tien jaar lang een hele analyse gemaakt van wat er is gebeurd. We zien nu dat er zo verschrikkelijk veel effecten in de zorg zijn die de zorg er niet beter op maken. Er is één punt waar wij het beide over eens zijn. Ik heb het niet over de mensen in de zorg die met hart en ziel werken om de zorg elke dag beter te maken. Ik heb het ook niet over de innovatie in de zorg, die goed is. Daardoor kunnen we gelukkig elke keer meer doen om mensen te helpen. Dat is iets wat wij samen willen en wat de mensen in de zorg met hart en ziel elke dag bewijzen. Ik en andere mensen, ook mensen die in de zorg werken, haken echter af als het systeem belemmerend gaat werken. Het systeem werkt belemmerend omdat zorgverzekeraars veel te veel macht hebben. Zij hebben een heel systeem opgetuigd op basis van wantrouwen. De bureaucratie is enorm gestegen. De kosten van het management in ziekenhuizen zijn enorm gestegen. De heer Zijlstra en ik zouden niet blij moeten zijn dat de kosten daar naar toe zijn verhuisd. Vervolgens kun je constateren dat de mensen zorgmijdend gedrag gaan vertonen, vanwege het systeem van het eigen risico. Van de tijd die mensen in de zorg werken, gaat 30% op aan het invullen van formulieren. Consultancybureaus gaan daar goud geld aan verdienen. We hebben nu discussies in de Kamer of we winstuitkeringen wel of niet mogen toestaan. Het gaat niet aan dat wij dit laten lopen. Als we dit daadwerkelijk willen verbeteren, dan ontkomen wij niet aan een nationaal zorgfonds. Dan kunnen wij de macht van zorgverzekeraars afbreken. De heer Zijlstra (VVD): Ik beluister de heer Roemer goed, maar het gaat volgens mij toch weer over het stelsel. Volgens mij hebben wij in dit land heel goede zorg. Probeert de heer Roemer dat nu weg te moffelen? Probeert hij het werk van al die hardwerkende mensen, verplegers en artsen, weg te zetten, in die zin dat het niet goed genoeg gaat? Als je namelijk vindt dat de zorg niet goed is georganiseerd, dan is dat wat je feitelijk zegt. De heer Roemer gaat niet in op de kosten. We hebben zoiets als een zorgfonds gehad. Dat heette toen het ziekenfonds. Dat zorgde voor tweedeling in de zorg. Mensen met een laag inkomen moesten toen overigens meer betalen dan nu. Zij hadden het ziekenfonds en niet meer dan dat. Daarnaast had je mensen die particulier waren verzekerd. In Engeland heb je ook zo'n zorgfonds dat de heer Roemer graag wil. Wat is daarvan het gevolg?: tweedeling. Je hebt mensen die het zich niet kunnen veroorloven om bijvoorbeeld naar het buitenland te gaan voor een andere behandeling en mensen die zich dat wel kunnen veroorloven. Een ander gevolg dat wij in Nederland zien: wachtlijsten, lange wachtlijsten. Al die zaken hebben wij in het huidige zorgstelsel niet. Dat vind ik een verworvenheid. Wil de heer Roemer een heel zorgstelsel, met alle onzekerheid van dien, ondersteboven gooien om alleen het eigen risico af te schaffen? Ik wil die discussie best aangaan met de heer Roemer, maar dat kan ook aan de hand van het huidige stelsel. Gaat de heer Roemer nog in op de kosten van dit alles? Als de heer Roemer dit overigens serieus meent — ik heb de indruk, gelet op zijn bijdrage en alles wat ik op websites zie, dat dit het geval is — dan gaat het toch niet aan dat hij hier met eigenlijk niets in zijn handen staat? Het gaat dan toch niet aan dat hij hier met alleen zijn spreektekst staat en alleen nog met een motie komt, zonder een doorgerekend plan? Als de SP hier serieus mee aan de slag wil, dan moeten alle cijfers op tafel komen. Dan gaan wij ernaar kijken. Als de SP een briljant plan heeft verzonnen, dan kijk ik daar altijd opbouwend naar, want ik ben altijd voor briljante plannen. Maar dan moeten alle cijfers op tafel, ook de cijfers die de heer Roemer kent en die hij nu verzwijgt. Het omschakelen naar het systeem van de SP kost namelijk 23 miljard. Al die zaken moffelt hij nu onder het tapijt. Wat deze discussie betreft moet de heer Roemer dus of leveren, met alle cijfers op tafel — wanneer komt hij daarmee? — … De heer Roemer (SP): Nu! De heer Zijlstra (VVD): … of hij moet ophouden. De heer Roemer (SP): Ik ga de opmerkingen van de heer Zijlstra een voor een langs. We gaan niet terug naar het ziekenfonds. Dat zorgde voor een tweedeling, want een deel van de mensen was via dat ziekenfonds verzekerd en een deel was particulier verzekerd. Die tweedeling willen wij niet. Daarom gaan wij niet terug naar het ziekenfonds. Er is nu sprake van één basisverzekering voor iedereen. De heer Zijlstra koketteert steeds met terug naar toen, maar dat is niet aan de orde. Dat hoeft hij ook niet meer te zeggen. Wij stellen dat niet voor. Wat dat betreft is er niets aan de hand. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De voorzitter: De heer Zijlstra mag een toelichting geven, maar anders heeft de heer Roemer het woord. De heer Zijlstra (VVD): Een basisverzekering betekent voor iedereen hetzelfde en niemand mag zich nog aanvullend verzekeren. Dat is wat de heer Roemer zegt. De heer Roemer (SP): Als de heer Zijlstra zich wil bijverzekeren voor iets dat niet in het basispakket thuishoort, dan moet hij dat zelf weten. De heer Zijlstra (VVD): Tweedeling. De heer Roemer (SP): Neen, dat is geen tweedeling. We hebben nu een uitgebreid basispakket voor iedereen. Elke zorg die men nodig heeft, hoort in het basispakket thuis. Dat gaan wij samen organiseren. Dan de opmerking van de heer Zijlstra over de wachtlijsten. Ik heb daarover al een opmerking in de richting van de heer Pechtold gemaakt, maar die heeft de heer Zijlstra jammer genoeg niet gehoord. De wachtlijsten van destijds werden veroorzaakt door een gebrek aan budget. Els Borst heeft dat destijds netjes opgelost. Zij erkende dat er op dat moment te weinig budget was voor de zorg die moest worden geleverd. Het huidige stelsel kent volop wachtlijsten. Elke dag opnieuw horen wij zorgverleners klagen over wachtlijsten omdat ze niet meer de middelen van de zorgverzekeraars krijgen. Die hebben er namelijk een rem op gezet. Dus die wachtlijsten zijn nu, bij dit systeem, een extra reden om ervan af te willen. Als u nu, mijnheer Zijlstra, naar nationaalzorgfonds.nl gaat, dan ziet u alle doorrekeningen. Alle vragen die u hier stelt, ziet u daar staan, berekend, doorgerekend en voorzien van antwoorden. Heel veel mensen die ons kritisch benaderen en vragen hoe we dit kunnen doen, gaan naar die pagina. Ze zien de antwoorden en zijn overtuigd. Ja, dit zijn politieke keuzes. Met hetzelfde budget kunnen wij een heel mooi zorgsysteem hanteren, met fors minder bureaucratie en vertrouwen in de artsen en de verpleegkundigen, vertrouwen erin dat zij hun werk kunnen doen en dat zij de specialisten zijn. Dat kán, mijnheer Zijlstra. De voorzitter: Tot slot op dit punt. De heer Zijlstra (VVD): Ik heb er nog steeds geen reactie op gehoord dat het huidige stelsel goedkoper is dan het stelsel dat de heer Roemer voorstelt. Dat blijkt als je kijkt naar de geschiedenis en naar de feiten, maar kennelijk vindt hij dat zo moeilijk dat hij er niet uitkomt. De heer Roemer (SP): Mevrouw de voorzitter, ik maak hier bezwaar tegen! Ik heb het nu al drie keer gezegd: voor de invoering van de marktwerking zaten wij onder het Europees gemiddelde; nu zitten wij erboven. Pak de rapporten van de OESO erbij. De uitvoeringskosten van dit stelsel zijn 0,7 miljard hoger dan die van een ander stelsel. Dat zijn cijfers die wij niet verzinnen, maar die worden bevestigd door gerespecteerde bureaus of de OESO en het CPB, maakt me niet uit. Dus lees gewoon de stukken, mijnheer Zijlstra, in plaats van mij hier iets te verwijten wat niet klopt. De heer Zijlstra (VVD): Het blijft een herhaling van zetten, maar ik blijf maar herhalen dat in het oude ziekenfonds iemand met een minimuminkomen €100 goedkoper uit was dan in het voorstel dat de heer Roemer neerzet. De heer Roemer (SP): U hebt een inkomensafhankelijke zorgpremie getorpedeerd! De heer Zijlstra (VVD): Ik ben nu aan de beurt, mijnheer Roemer. Ook dat zijn volgens mij gewoon harde cijfers. Als de heer Roemer uit deze discussie weg wil komen ... Ik ken de website waar de heer Roemer naar verwijst. Daar staan inderdaad ook cijfers. Het is keurig plak- en knipwerk van een rapportje hier en een rapportje daar. Als de heer Roemer en de SP dit plan echt serieus menen en het niet slechts holle retoriek is, dan zou het de SP sieren om het te laten doorrekenen door het bureau dat we daarvoor hebben, het Centraal Planbureau. Dan ligt het hier op tafel, als het even kan vandaag nog, maar het mag ook morgen. Dat zijn wij gewend van de SP. Dat hebben we vaker meegemaakt bij de Algemene Beschouwingen. Dan ligt het op tafel en kunnen we kijken wat waar is en wat niet waar is. Ik ga graag de discussie aan ... De heer Roemer (SP): Nou, blijkbaar niet! De heer Zijlstra (VVD): ... maar niet op basis van holle cijfers, maar op basis van harde cijfers. De heer Roemer (SP): Alles wat daar staat is nu of in het verleden een-op-een doorgerekend. Ik gaf al het voorbeeld van de 1,3 miljard dat te bezuinigen valt op de bureaucratie. Sterker nog, ik weet zeker dat het nog veel meer is, omdat het Centraal Planbureau alleen heeft doorgerekend wat er op bureaucratie bezuinigd wordt indien we de thuiszorg op een andere manier organiseren. Alleen dat blok levert al 1,3 miljard op, en dan heb ik het nog niet eens over de bureaucratie in ziekenhuizen. Loop daar eens een dag mee en vraag aan iedere willekeurige arts, specialist of verpleegkundige wat zij daar hebben aan bureaucratie. Dan bent u het met mij eens dat daar genoeg te halen valt. Dat is allemaal doorgerekend, dus ga hier niet zomaar een praatje houden als u nog niet eens op die site geweest bent. Ga hier geen valse beschuldigingen maken. De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil op dit punt doorgaan, want ik deel de zorg over de zorg. Ik ben het met de heer Roemer eens dat bijvoorbeeld winstuitkering in de zorg geen pas geeft en dat de zorg echt voor mensen is. Dat er zorgen zijn over de beschikbaarheid van zorg voor specifieke groepen, delen we. Als de SP zo massief inzet op een nationaal zorgfonds, als dat een breekpunt is voor een volgend kabinet, als dat het springende punt is in de campagne, dan moet het toch naar het CPB? Dan moet je toch kijken naar die 1,3 miljard waarvan de heer Roemer nu zegt dat het zelfs nog meer zou kunnen zijn, want als je rondloopt, zie je dat nog meer te halen valt? Dat moet toch doorgerekend worden? Het eigen risico gaan we verlagen via een motie. Terecht vraagt collega-Pechtold om te komen met een amendement. Als dat te veel gevraagd is, kunnen we tussen nu en 15 maart een doorrekening van het CPB verwachten van het plan dat de SP heeft ingediend, op werkgelegenheid, op wachtlijsten, op budgetten, op premies? De heer Roemer (SP): Dat zal allemaal onderdeel uitmaken van het verkiezingsprogramma en dat gaat naar het Centraal Planbureau. Het antwoord of dat kan voor 15 maart is dus ja. Wij gaan daar inderdaad ook heen, wat ik daarvan ook vind. Dan nog even over de 1,3 miljard waar de heer Segers over sprak. Dat is doorgerekend. We hebben diverse keren gevraagd om dat in een breder kader door te rekenen. We hebben die cijfers niet gekregen, ook niet van het kabinet. Het loopt er steeds voor weg, omdat het weet dat dat een gevoelig punt is en dat het een achilleshiel in de zorg is. U en ik weten heel goed dat voor iedereen die in de zorg werkt ergernis nummer één de bureaucratie is. Dat komt niet uit de lucht vallen, dat bedenk ik niet, dat verzin ik niet, want als je heel veel in de zorg op werkbezoek bent, dan hoor je dat elke dag opnieuw. Dat wat we hebben liggen, is dus doorgerekend. Daar komt echter nog veel meer bij en dan weet ik zeker dat die bedragen nog omhoog gaan. De heer Segers (ChristenUnie): Het is waar dat de bureaucratie een doorn in het oog is. We hebben allemaal de open brief van Hugo Borst in het Algemeen Dagblad gelezen, waarin wordt gesproken over de hesjes die om moeten als er een simpele handeling moet worden verricht. Er is veel bureaucratie, maar er zal moeten worden geleverd. Die 1,3 miljard moet hard worden gemaakt. De heer Roemer suggereert nu losjes dat er nog veel meer te halen is. Dan zullen we toch een doorgerekend plan moeten hebben. Gaat het nationaal zorgfonds als het gaat om werkgelegenheid, om de premieontwikkeling en om wachtlijsten, tot in detail doorgerekend worden, ook voor de lange termijn? De heer Roemer (SP): Zeker. Wij maken daar een belangrijk onderdeel van ons verkiezingsprogramma van. We moeten het hele verkiezingsprogramma nog maken en daarna gaat het naar alle leden. Er moet dus nog over beslist worden, maar een ding hebben de leden op de partijraad al gezegd: het nationaal zorgfonds komt erin te staan. Dat durf ik hier dan ook te zeggen. En ja, ons verkiezingsprogramma gaat naar het CPB en zal dus worden doorgerekend voor de verkiezingen. We doen dit omdat we het van belang vinden dat we nu eens met oplossingen komen en niet alleen — wat we al zo vaak constateren — aangeven wat we in de zorg zien. We zien dat er grote problemen zijn met wachtlijsten in de ziekenhuizen, dat regionale ziekenhuizen moeten sluiten, dat specialisten torenhoge vergoedingen krijgen, dat er bureaus zijn die ermee weglopen en dat er geld op de schappen ligt. Wij komen hier regelmatig aan met wat de verpleegkundige, de arts, de fysiotherapeut zeggen. Waarom? Om de geluiden van de straat en van de werkvloer hier in de Kamer binnen te brengen. Het is een taak van een politicus als ik om, nu er zo veel problemen zijn en er zo veel kanttekeningen te maken zijn bij het stelsel dat we hebben, aan te geven dat niet meer kan worden volstaan met een amendementje hier of een voorstelletje daar, maar dat we zullen moeten komen met een echte oplossing om die problemen aan te pakken. Dat hebben wij gedaan. Daar zijn mijn collega's Leijten en Van Gerven twee, drie jaar mee bezig geweest, samen met mensen uit het veld. Er zijn onderdelen doorgerekend door het Centraal Planbureau. We zijn gekomen met voorstellen voor een nationaal zorgfonds. Valt er in de uitwerking straks nog het een en ander te schuiven, te bekijken en te bediscussiëren? Uiteraard, want het is iets groots. Maar wij komen ermee en wij hebben de voorstellen om het eerlijker te maken en het vertrouwen te geven aan de mensen die in de zorg werken. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Segers. De heer Segers (ChristenUnie): Een plan hebben is één ding, dat heel graag willen invoeren is een tweede, maar een derde is heel goed kijken naar feiten. Tussen nu en 15 maart zullen we een gedetailleerde doorrekening krijgen. Ik zie daar zeer naar uit. Maar als daaruit blijkt dat de wachtlijsten toenemen, dat budgettering nodig is, dat de werkgelegenheid een slechte ontwikkeling kent, dat het leidt tot hogere premies, als die feiten het plan tegenspreken, dan kan het denken toch niet stil staan? Dan kan toch niet de uitspraak van de SP het laatste woord zijn? Dan zullen toch de feiten die worden aangeleverd de doorslag moeten geven? De heer Roemer (SP): Ik snap dat u dat vraagt en natuurlijk staat het denken bij geen enkele willekeurige politieke partij ooit stil, maar dit is niet een plannetje van gisteren op vandaag. Dit zijn dingen die we de afgelopen jaren voortdurend hebben gezien en wij zijn erover na gaan denken hoe we deze grote problemen in de zorg kunnen oplossen. Hoe zorgen we dat een arts weer met een patiënt in de zorgkamer kan bepalen wat er moet gebeuren zonder dat er iemand over de schouders meekijkt? Waarom zien wij managementlagen overal groeien, terwijl handen aan het bed een schaarste is geworden? Waarom zien wij dat in verzorgings- en verpleeghuizen voedingsassistentes zijn wegbezuinigd, dat de activiteitenbegeleiding is wegbezuinigd? Als wij in de praktijk zien dat de thuiszorg voor heel veel mensen is afgebroken, dan gaan we nadenken hoe we dat beter kunnen doen. En dan gaan we dat ook doen. We hebben die plannen dus in de afgelopen jaren opgebouwd en nu ligt er een goed uitgewerkt plan. Kan die straks misschien nog beter worden? Ongetwijfeld en ik ga daar graag samen met u aan werken. Wat die werkgelegenheid betreft het volgende. Mag ik u in herinnering roepen dat de afgelopen jaren 80.000 banen uit de zorg zijn verdwenen? Vraag de mensen op de werkvloer die aan de bedden staan eens naar de werkoverbelasting. Wij komen met antwoorden, met een toekomstbestendig antwoord, omdat het anders moet. Wij zien dat het geld belandt in de zakken van de verkeerde mensen, dat de bureaucratie toeneemt en dat de mensen niet meer de zorg krijgen of kunnen betalen die ze nodig hebben. Daar pas ik voor, vandaag, morgen, op 15 maart en die hele periode daarna. De heer Van Haersma Buma (CDA): Bij het verhaal van de heer Roemer strijden twee gedachtes om voorrang in mijn hoofd: is dit nu een reclameplaatje van de politicus die het beste systeem ter wereld heeft bedacht en zegt "de rest is gek", of is hier iemand bezig een echt goed systeem voor de zorg te maken? Laten we van het tweede uitgaan. Ik hoor de heer Roemer zeggen: het is mogelijk om een systeem te maken waarin geen verzekeraars meer zijn — dat is dus overheid — waarin geen 80.000 ontslagen spelen, waarin de wachtlijsten weg zijn, waarin de premie eerlijk is, waarin mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt, deze weer terugkrijgen en waarin mensen betere en eerlijkere zorg krijgen. Stel dat dat systeem bestaat, dan voeren niet alleen u en ik, maar de hele Kamer dat morgen in. Het gaat helemaal niet om de vraag of de SP het beste stelsel heeft. De vraag is wat het beste is voor de Nederlander, voor de patiënt, voor de toekomst van de zorg en als het even kan ook nog voor de burger. Macro, voor het land, gaat het om het beheersbaar houden van de kosten. Ik sluit me daarbij aan. Als zo'n systeem mogelijk is, laat dat dan zien en kom niet met vage praatjes over de OESO! Er is helemaal geen door de OESO doorgerekend SP-voorstel. Het moet kloppen. Als dat systeem er is, gaan we ernaar kijken en dan gaan we het ook invoeren, bij de verkiezingen. Ik zal u zeggen, de hele Kamer, het hele land, juicht. Met wat u nu zegt, kan ik niets en dat vind ik doodzonde. Bij het woord "nationaal zorgfonds" denk ik maar aan één ding: de Engelse NHS. Daarover wil ik nog wel met u doorpraten. De heer Roemer (SP): De heer Buma valt in herhaling. Ga kijken bij dat nationaal zorgfonds en help ons mee om het systeem verder te ontwikkelen. Ik daag u uit, mijnheer Buma. Een groot deel van uw achterban wil het ook, laat dat helder zijn. Veel mensen maken zich zorgen over dezelfde dingen die ik nu al vier of vijf keer heb genoemd. De afgelopen jaren hebben we op al die onderdelen … In onze kasten hebben we over geen onderwerp zo veel doorgerekende plannen als over de zorg. Dat begon al toen Marijnissen met zijn tweemansfractie in de Kamer zat. Agnes Kant nam het over, net als Renske Leijten en Henk van Gerven. Allemaal doorgerekende plannen die ook allemaal zijn aangeboden. We hebben ze samengevoegd en op basis daarvan een nieuwe visie gepresenteerd die erg goed valt bij de zorgsector, bij de Unie KBO, bij een deel van de ouderen van de Partij van de Arbeid, bij FNV Zorg en Welzijn. De steun voor het fonds wordt steeds breder. Is het al helemaal dichtgekaderd? Nee. We gaan graag samen met u en alle andere 148 leden gezamenlijk aan de slag om dat voor elkaar te krijgen. We moeten nagaan waar nog scherpe randjes of valkuilen zitten. Daarmee gaan we graag samen met u aan de slag, maar laten we samen eindelijk erkennen dat een systeem dat gebaseerd is op marktwerking en winstbejag, niet meer van deze tijd is en dat zo'n systeem niet garandeert dat mensen betaalbare zorg krijgen en dat het zeker ook niet garandeert dat we de bureaucratie verminderen. Als we dat met elkaar constateren, is dat de grote winst van vandaag. Ik ga graag met u aan de slag om dat nieuwe systeem de komende jaren uit te werken. Ik ben het met u eens, we gaan dat echt niet in één jaar redden. De heer Van Haersma Buma (CDA): Hier zit het probleem, denk ik. De heer Roemer begint met de opmerking dat we het erover eens moeten zijn dat het systeem niet werkt. Ik kan u zeggen, mijnheer Roemer, dat niets zo bureaucratisch is als beginnen met het veranderen van systemen. Dat is dus niet verstandig. Nogmaals, als het werkt, gaan we ernaar kijken, maar dat doet het niet. Eerder deze week zag ik in het kader van de zorg een foto van u in hemdsmouwen, een cirkelzaag in de hand. In Engeland heb je de National Health Service, de NHS. Dat systeem is niet te betalen. De ziekenhuizen zijn daar ouder en slechter dan hier, de kosten zijn hoger en er zijn heel veel privéklinieken voor de rijken. Ik kan het niet mooier maken. Ik wil niet dat dat zo is, maar zo is het. Als wij willen dat de zorg goed werkt — misschien verrast het de heer Roemer, maar mijn achterban wil dat ook — dan moeten wij als politici eerlijk zeggen wat er kan en wat er niet kan. Er bestaat geen systeem dat goedkoper en eerlijker is, waarmee meer zorg kan worden geboden en dat voor meer banen en kortere wachtlijsten zorgt. Als het bestond, hadden we er gebruik van gemaakt. Als het volgens de heer Roemer wel bestaat, moet hij niet met praatjes komen in de trant van "het staat op een website". De enige die eerlijk was, was volgens mij Marijnissen, die begin deze maand bij Pauw zei: er is nog geen plan. Ik ben heel erg bang dat dat plan er niet is en dat u niet eens weet wat de gevolgen van uw plan zijn voor de premie van de gemiddelde Nederlander, voor de belastingen die de gemiddelde Nederlander betaalt en voor die zorg die hij krijgt. Er is geen plan. Zolang dat er niet is, kunt u beter over een ander onderwerp praten. De heer Roemer (SP): Mooi hè! De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is die cirkelzaag, maar het werkt niet. De heer Roemer (SP): Je kunt makkelijk wegkijken van de zorgen die in de zorg leven, zoals de heer Buma doet, als je na tien jaar niet wilt overgaan tot een evaluatie en als je niet wilt zien dat er zo verschrikkelijk veel misgaat. Denk aan de bureaucratie, de verspilling van geld en de macht van de farmaceutische industrie en de zorgverzekeraars. Als je dat niet wilt zien, prima, dan wil je dat niet zien, maar de mensen die daar elke dag mee te maken hebben, of het nu de zorgverleners zijn of de mensen die zorg moeten krijgen, lopen daar steeds meer tegen aan. Als je dat niet wilt zien, jammer dan. Wij zien het wel. Wij hebben die handschoen opgepakt. Wij hebben de conclusie getrokken: als het niet deugt zoals het nu is georganiseerd, dan moeten we dat op een andere manier gaan doen. Daar zijn we mee aan de slag gedaan, met heel veel mensen van buiten de partij, mensen die daar op de werkvloer mee te maken hebben en met iedereen die wil meedoen om er een veel breder front van te maken. Ook mensen uit uw achterban en uit die van zo ongeveer alle partijen hier denken mee. En waarom? Omdat zij allemaal zien dat het anders en beter moet. De zorg is te bureaucratisch, het geld gaat naar de verkeerde mensen toe en de mensen die zorg nodig hebben, krijgen die niet. Ik accepteer dat niet. Als u dat wel doet voor de komende twintig jaar, dan is dat uw goed recht, mijnheer Buma, maar ik doe dat niet. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb er zo'n hekel aan als wordt gezegd: ik accepteer het niet, maar u blijkbaar wel. Dat is toch gewoon kinderachtig? De heer Roemer (SP): Doe dan mee. De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is toch bizar. Het enige systeem wat u kent — daar moet u voorzichtig mee zijn — is: of je doet met mij mee of … In Amerika werd ooit gezegd: you're with us or you're against us. Luister nu naar wat ik zeg. Ik meen het serieus. De heer Roemer (SP): Ja, ik ook. De heer Van Haersma Buma (CDA): Het wordt een drama als je het systeem op deze manier verandert. Neem de bureaucratie. Ook in dat nieuwe systeem zal een premie moeten worden bedacht en zal iedere arts de handelingen die hij heeft verricht, moeten verantwoorden en zal de farmaceut of de staat iets moeten ontwikkelen. Dat verdwijnt allemaal niet. Begin dus niet met een zorgfonds — volgens mij hebt u daar al een breekpunt van gemaakt — waarvan de rest hier zich afvraagt of het werkt. Ga gezamenlijk op zoek naar de fouten in het huidige systeem en ook de verbeterpunten, want die zijn er, zodat we als politiek tegen de burger kunnen zeggen: dit is wat we kunnen leveren en, laten we er heel eerlijk over zijn, er zijn ook dingen die we niet kunnen leveren. Wat u beweert, kunt en zult u nooit leveren. De heer Roemer (SP): Aan het eind zei u iets heel interessants. Dat is eigenlijk wel de crux: het is inderdaad een politieke keuze of je alleen wilt nadenken over voorstellen binnen het huidige systeem of dat je de conclusie trekt dat niet de zorg maar het zorgstelsel te duur is. Wij hebben die conclusie getrokken. Wij hebben dat ongetwijfeld net iets eerder gedaan dan u, want ik geloof echt dat u in de toekomst met ons meegaat. Ik weet zeker dat u dan ook zal zeggen dat een paar amendementen binnen het huidige systeem nooit voldoende zullen zijn om de marktwerking uit de zorg te halen. Daarom moet je met elkaar gaan nadenken over de vraag hoe je dat gaat organiseren met iets nieuws. Ik ben het met u eens dat je altijd te maken krijgt met valkuilen, drempels en dingen die je van tevoren niet kunt overzien als je iets nieuws invoert. Dat is waar, maar het gaat hier wel om een principieel verschil van inzicht over de vraag: gaan we in het huidige systeem nog een paar dingen aanpassen of zijn we tot de conclusie gekomen dat dit systeem niet meer van deze tijd is en moeten we werken aan iets nieuws? De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb oprecht alle waardering voor de SP. De SP heeft een trackrecord op het gebied van de zorg. Kijk hoelang zij er al aan werkt en met welke goede voorstellen zij komt. Ik vind het ook heel goed dat de SP met een alternatief komt voor ons zorgstelsel. Ik heb met heel veel interesse kennisgenomen van het zorgfonds. De heer Roemer (SP): Dank u wel. De heer Klaver (GroenLinks): Als ik de collega's hoor in de Kamer, maar ook in uitlatingen in de media voorafgaand aan de APB, hoor ik dat er heel veel steun is voor het afschaffen of terugdringen van het eigen risico, voor het aanpakken van de farmaceutische industrie, voor minder marktwerking als het gaat om de huisartsen, de ggz en de fysiotherapeuten en voor het terugdringen van de marktwerking bij zorgverzekeraars. Zo mogen er geen winstuitkeringen komen bij zorgverzekeraars en moeten er minder polissen komen. Tel het maar op. De enige kritiek is, ook van mij, dat als je die hele stelselwijziging wilt en al die zorgverzekeraars afschaft, dit weliswaar heel stoer klinkt, maar de kosten daarvan kunnen oplopen tot 30 miljard. Dat is het enige puntje in het plan waarover ik de heer Roemer vraag of hij bereid is om na te denken over de vraag hoe al die idealen, die ik met hem deel, realiseerbaar worden en hoe we die daadwerkelijk kunnen realiseren. De heer Roemer (SP): Het is heel simpel, mijnheer Klaver. Ik ben blij dat u die vraag stelt. Wij gaan niks nationaliseren of opkopen, maar wij maken van de basisverzekering een publieke taak. Die komt dus bij de overheid te liggen. We maken iets anders overbodig. Dat is geen opkopen of nationaliseren. De bedragen die u noemt, zijn niet aan de orde. Naar aanleiding van wat ik buiten de microfoon hoor: het is een wetswijziging, ja. De heer Klaver (GroenLinks): Retoriek hoort erbij, maar als we een plan bespreken, gaat het over de inhoud. Je kunt wel zeggen dat er een nationaal zorgfonds komt, dus dat de overheid iets gaat doen wat nu bij private verzekeraars ligt, maar je neemt daar dan iets weg. De heer Roemer (SP): Nee. De heer Klaver (GroenLinks): Je zult dan de zorgverzekeraars moeten uitkopen. Het precieze bedrag weten we niet, maar het kost ontzettend veel geld. De heer Roemer (SP): Dat is een denkfout. Dat is niet zo. De heer Klaver (GroenLinks): Bij een stelselwijziging horen transitiekosten, maar daar werd eerder geen rekening mee gehouden. We hebben daar samen kritiek op gehad bij dit kabinet. Tegenwoordig wordt daar wel rekening mee gehouden. Het duurt acht jaar voordat gerealiseerd is wat u voorstelt. Alles wat ik net voorstelde, kan binnen drie jaar geregeld zijn, maar alles wat u voorstelt, duurt acht jaar om te realiseren en kost 6 miljard. Het enige wat ik u vraag — ik reik u de hand — is of u op dit punt bewegingsruimte ziet. Als ik om mij heen kijk, zie ik dat er meerderheden te vinden zijn om de zorg beter te maken. In plaats van in een patstelling terecht te komen, waar mensen die zorg gebruiken of mensen die in de zorg werken helemaal niks aan hebben, vraag ik u of u bereid bent om zaken te doen. De heer Roemer (SP): Ik ben tot alles bereid om u mee te krijgen, maar u maakt één denkfout: wij kopen niks op. Dat frame, dat nu genoemd wordt, is niet aan de orde. Op het moment dat we de uitvoering van een breed basispakket bij de overheid neerleggen, dan maken we misschien iets overbodig wat nu bij private, commerciële ondernemingen zit. We maken dat overbodig, en dat is wat anders dan dat wij gaan opkopen of nationaliseren. Als dat zo zou zijn, dan zou u gelijk hebben gehad. Dat is echter niet aan de orde en is geen onderdeel van mijn plan. De heer Klaver (GroenLinks): Dat geef ik u cadeau. Stel dat dit gaat werken, dan nog spreken we over een heel grote stelselwijziging. Alles wat de zorg van mensen direct beter kan maken, kunnen we binnen een paar jaar regelen. Maar alles wat u voorstelt, gaat bijna tien jaar duren. Alleen die overgang kost al 6 miljard euro. Daar maak ik mij zorgen over, want dat geld zouden we moeten geven aan de wijkverpleegkundige en aan al die ouderen die nu niet de goede zorg en te weinig zorg krijgen. U zei dat u bereid bent — ik ben daar blij om en pak dat op — om overal over te praten, ook als het gaat over de transitie en over de vraag of we al die zorgverzekeraars moeten opkopen, waarmee we acht jaar in een stelselwijziging zitten. We moeten het gelijk gaan doen, mijnheer Roemer. Mensen hebben geen tijd om acht jaar te wachten op verbetering. Het moet in de volgende kabinetsperiode binnen twee jaar geregeld zijn. Ik hoop dat ik op u kan rekenen. De heer Roemer (SP): Nou, ik hoop dat ik op u kan rekenen, mijnheer Klaver, want het is precies andersom. Wij komen met het voorstel om het inderdaad nu bij de overheid neer te leggen en om het op een fatsoenlijke manier met elkaar te gaan regelen. We gaan niets uitkopen of nationaliseren. Dat staat niet in de plannen. Ik ben blij dat u zegt: oké, laat dat maar. Dat is ook niet aan de orde. We gaan er samen, hopelijk samen met u, voor zorgen dat we dat op een zo snel en zo efficiënt mogelijke manier doen. Ik ben erg benieuwd naar uw voorstel, want als we het nog beter kunnen doen, graag. Zet uw handtekening eronder en doe mee, want uw achterban smult van dit soort plannen! De heer Klein (Klein): Ik deel uw analyse van de zorg en de problemen in de zorg op het punt van het eigen risico en de vraag hoe je mensen een betere zorg kunt geven in plaats van al die bureaucratie. Ik vind het heel verstandig dat u aangeeft dat er gewoon een goede basiszorgverzekering moet zijn. Toen kwam er een uitstapje dat ik niet meer kon volgen. Dat ging over de organisatie. U wilt nationaliseren, niet door de verzekeringsmaatschappijen te nationaliseren maar door dit als overheid zelf te gaan doen. Heel concreet betekent dit dat u zegt dat 25.000 à 30.000 werknemers bij de zorgverzekeraars allemaal hun baan verliezen, want in uw systeem zijn zij op dat moment overbodig. Vervolgens zullen zij wellicht ergens binnen de een of andere overheidsdienst terechtkomen. Kortom: we lossen daarmee helemaal niets op qua bureaucratie. Is het niet veel verstandiger om gewoon goede wetgeving te maken waarmee ervoor wordt gezorgd dat de zorgverzekeraars niet die winsten kunnen maken en niet een pakket kunnen leveren dat u niet wilt? De heer Roemer (SP): Graag. We hebben met z'n drieën, samen met de Partij van de Arbeid en het CDA, nota bene een initiatiefwetsvoorstel ingediend over winstuitkeringen. Het antwoord daarop is dus al ja, maar het fundamentele verschil zit vooral in de macht die zorgverzekeraars hebben. Als je daar echt iets aan wilt doen — daar komt immers heel veel bureaucratie en wantrouwen vandaan — zul je dat echt aan moeten pakken. Volgens mij doen wij dat met ons voorstel en kan dat niet op een andere manier. De heer Klein (Klein): De taak van het Nederlandse parlement en van onze regering is om ervoor te zorgen dat er sprake is van een goede machtenscheiding en een goede machtsverdeling via checks-and-balances. Als de machten niet in evenwicht zijn, bijvoorbeeld omdat de zorgverzekeraars te veel macht hebben, moet u die macht aanpakken. Dan hoeft u die organisatie niet aan te pakken; dan moet u die macht aanpakken. Daarvoor maken wij wetgeving, zodat we dat op een gegeven moment kunnen realiseren. Dan is er helemaal geen sprake van al die rare invoeringskosten en al die onzekerheid van 25.000 mensen die bij verzekeringsmaatschappijen hun baan zouden verliezen. Dan zorgen we er gewoon voor dat er een goede zorgverzekering is en niet een heel nieuw systeem. De heer Roemer (SP): Eigenlijk is dit precies wat wij willen en wat wij gaan doen. Wat u schetst, is eigenlijk precies wat wij willen gaan doen. Dat is het fundamentele punt. Als je echt marktwerking in de zorg wilt blijven introduceren en uitbreiden, leg je dat inderdaad bij private partijen neer, zoals zorgverzekeraars. Dan ben je af van die hele bureaucratie, van dat wantrouwen, van die formulieren en van die inkoop, van dat hele circus. Wat moeten ziekenhuizen en zorgverleners allemaal niet doen om al die polissen in te kopen, omdat zij met zo veel zorgverzekeraars contracten moeten sluiten? Daar worden mensen knettergek van. Daar willen wij een antwoord op hebben. Dat is wat wij willen en dat is wat wij doen. De voorzitter: Tot slot. De heer Klein (Klein): Ik constateer dat de heer Roemer de basisverzekering zou willen overhevelen naar een soort rijksoverheidsdienst. Dat lost qua bureaucratie helemaal niets op. De heer Roemer (SP): Dat dacht ik wel. De heer Klein (Klein): Ja, op het punt van de basisverzekering, maar u gaf terecht aan dat mensen ook extra dingen willen bijverzekeren, bijvoorbeeld cosmetische zorg. Dat is dan wél marktwerking. In dat opzicht is het dus een hybride systeem. De heer Roemer (SP): Dat geldt ook voor een autoverzekering. De heer Klein (Klein): Precies. Daarom is het veel beter om goede regelgeving te maken. De door u genoemde initiatiefwet is een eerste stap. Helaas heeft de Kamer het voorstel van mevrouw Leijten van de SP verworpen om patiëntendossiers beter veilig te stellen. Daar moeten we aan werken en niet aan het een of andere nieuwe bureaucratische systeempje. De heer Roemer (SP): Wij willen juist af van het bureaucratisch systeem. Ik zou zeggen: doe met ons mee. Dan kunnen we voor veel mensen een heleboel doen. De heer Wilders (PVV): Ik denk dat datgene wat de heer Roemer zegt, in brede delen van Nederland veel sympathie heeft, maar de vraag is of we het grootste probleem daarmee het snelst aanpakken. Ik denk niet dat dat per se gebeurt met de invoering van een heel nieuw stelsel, die jaren gaat duren. Ik denk dat de winst van verzekeraars eigenlijk naar een lagere premie zou moeten en ik denk ook aan het eigen risico. Terwijl u stond te debatteren, kreeg ik toevallig een mail van een man, die aangeeft dat zijn vrouw een echo moet hebben van haar lever. Naar aanleiding van de discussie over het eigen risico heeft hij gevraagd wat die echo kost. Die kost €650. Dat valt onder het eigen risico en dat kunnen zij niet betalen. Hij vraagt wat hij nu moet doen. Natuurlijk, wie wil er geen echo laten maken van de lever van zijn vrouw als dat nodig is, maar mensen hebben dat geld niet. Ik zeg niet dat uw plan niet deugt, maar ik vraag of het wel verstandig is als wij op korte termijn de problemen moeten oplossen van bijvoorbeeld deze vrouw of iemand met pijn op de borst die niet naar de dokter durft te gaan. Dat probleem van het eigen risico kunnen wij volgens mij heel snel oplossen. Misschien al een beetje volgend jaar, maar wij kunnen zonder stelselwijziging een bedrag vinden dat hetzelfde is als wij nu aan het eigen risico besteden, namelijk bij de ontwikkelingshulp. Ik weet dat u dat niet sympathiek vindt. Toch geef ik u in overweging om daarover eens na te denken. Je hebt dan geen hele stelselwijziging nodig, althans niet op korte termijn, en je hebt dan precies hetzelfde bedrag. Wij besteden al heel veel aan het buitenland. Dan zeggen wij: die 4 miljard doen wij nu niet, wij geven dat geld aan het eigen risico opdat die vrouw die geen echo van haar lever kan laten maken of die man met pijn op de borst, zo snel mogelijk kunnen worden geholpen. Zou u daarover ook willen nadenken? De heer Roemer (SP): Niet over de dekking, maar dat weten u en ik van elkaar. U hebt op één punt gelijk: wij kunnen, als er een politieke meerderheid is, heel snel het eigen risico afschaffen. Ik wil een misverstand wegnemen: het invoeren van een nieuw zorgstelsel, een nieuw zorgfonds, en het afschaffen van het eigen risico kun je los van elkaar zien. Het een hoeft niet op het ander te wachten. Alles wat wij kunnen doen om vandaag de zorg voor heel veel mensen toegankelijk te maken, daar ben ik het direct mee eens. Wij zullen het misschien niet over de dekking eens zijn, want u haalt het bij ontwikkelingssamenwerking vandaan en daar ga ik het absoluut niet weghalen, maar het feit dat wij samen — en dadelijk hopelijk een meerderheid van de Kamer — zeggen dat wij volgend jaar in ieder geval beginnen met het verlagen van het eigen risico, leidt er hopelijk toe dat dit het eerste is wat wij voor elkaar krijgen. Daarvoor hoeven wij echt niet te wachten op het systeem dat wij graag zouden zien in een nieuw kabinet. De heer Wilders (PVV): Ik wil op dit belangrijke onderwerp de verschillen tussen de partij van de heer Roemer en de PVV niet groter maken dan zij zijn, maar je kunt dit niet loskoppelen. Zijn structurele dekking voor het afschaffen van het eigen risico zit hem juist in de winst die hij denkt te halen bij de stelselwijziging. Dat heb ik toch goed begrepen? Hij spreekt over bijvoorbeeld reclame en andere punten waar het best wel anders kan, maar hij gebruikt die dekking niet voor een beginnetje volgend jaar, maar voor het structureel weghalen van het eigen risico. De mogelijkheid om het eigen risico op nul te zetten — en dat deel ik met hem — haalt hij uit de stelselwijziging. Het is maar de vraag of dat lukt en als het al lukt, moet je eerst de stelselwijziging doorlopen, want anders heb je die winst niet. Ik heb daar een alternatief voor. Voor volgend jaar is het budget voor ontwikkelingshulp waarschijnlijk al voor een groot deel juridisch belegd, zoals dat heet, maar wij kunnen dit in het verkiezingsprogramma voor de komende jaren helemaal weghalen. Ik hoop dat de heer Roemer ook een beetje van zijn principes wil afstappen, want de hulp gaat vaak naar corrupte landen. Het is niet zo dat ontwikkelingshulp altijd goed en heilig is. Ik heb het gezien toen de Kamercommissie een tijdje geleden Mozambique bezocht. Op het ministerie waar dat geld aankomt, liepen de ambtenaren rond in Armanipakken. Daar gaat ons geld naartoe en het is corrupt geld! Als wij dat nu eens een keer, en dat bedoel ik als ik zeg dat hij van zijn principes moet afstappen … Het gaat vaak naar corrupte landen en het wordt niet besteed aan de mensen die het nodig hebben. Als wij het daar nu eens weghalen en het besteden aan de mensen in Nederland, dan kunnen wij dat zonder stelselwijziging doen, althans, daar hoeven wij niet op te wachten. Wij kunnen dat doen en wij kunnen die mensen morgen helpen. De heer Roemer (SP): Ik weet dat u inderdaad niet verder kijkt dan de Nederlandse grens als het gaat om het helpen van mensen. Dat doen wij wel. Een socialist is een internationalist. Het raakt mij inderdaad als ik zie wat elders in de wereld gebeurt. Ik voel mij medeverantwoordelijk om naar oplossingen te zoeken als mensen in nood zijn of systemen hebben die niet deugen. Ik deel met u dat als geld op verkeerde plekken terechtkomt, je dat als eerste meteen moet aanpakken. Ik ga echter niet aan ontwikkelingssamenwerking tornen. Ik wil het daar waar het mogelijk is, verbeteren. Zonder te discussiëren over de vraag of het geld nu wel of niet uit ontwikkelingssamenwerking moet komen, kunnen wij dit jaar al met elkaar beginnen met een substantiële verlaging van de eigen bijdrage volgend jaar. De heer Samsom (PvdA): Ik sta hier met enige aarzeling, want de zorg is een serieus vraagstuk waar mensen serieuze vragen over hebben. Ik ken de heer Roemer als een serieus politicus. Ik wil dan ook graag een echte discussie voeren over zijn voorstellen. Ik heb even afgewacht omdat ik hoopte dat de collega's meer duidelijkheid zouden scheppen over de precieze aard van de voorstellen, maar die duidelijkheid is er niet gekomen. De heer Roemer wijst telkens op het feit dat zijn plan is doorgerekend. Er is maar één plan van de heer Roemer, van de SP, doorgerekend en dat had betrekking op de premie en het eigenrisico. Weet u nog hoeveel belasting mensen vanaf het minimuminkomen volgens uw voorstel, doorgerekend door het CPB, zouden moeten betalen? De heer Roemer (SP): De heer Samsom probeert er weer met allerlei detailtjes, dingetjes en cijfertjes een verhaal van te maken. De heer Samsom (PvdA): U begon over het eigenrisico en de belasting van mensen is geen detail. Daar hebt u het elke dag over. De heer Roemer (SP): Ja, maar wij hebben samen, nog voor de verkiezingen, tal van voorstellen gedaan om er een inkomensafhankelijke zorgpremie van te maken. U hebt het zelf laten lopen. Gaat u mij nu niet verwijten dat ik geen oplossing heb voor de problemen die uw kabinet mede heeft veroorzaakt. Mijnheer Samsom, kom op zeg! De heer Samsom (PvdA): Ik verwijt u helemaal niets. De voorzitter: Niet door elkaar praten. De heer Roemer (SP): Een deel van de ouderen binnen de Partij van de Arbeid is inmiddels overtuigd en doet met ons mee. De enige naam die ik nog mis, is die van u. Kom helpen. Daar waar het beter kan, gaan we het beter doen, maar ga er geen spelletje van maken in de zin van een dubbeltje hier en een dubbeltje daar. De heer Samsom (PvdA): Het gaat niet over dubbeltjes. U zegt de hele tijd dat het over grote dingen gaat en ik ben dat met u eens. De heer Roemer (SP): Nou, kom dan. De heer Samsom (PvdA): Laten we niet jij-bakken. Ik stelde u een vraag. U hebt één voorstel doorgerekend. Ik probeer er amechtig achter te komen wat de consequenties van uw serieuze voorstellen zijn voor Nederland, want ik denk dat mensen daar gewoon recht op hebben. De heer Roemer (SP): Zeker. De heer Samsom (PvdA): Ik stel u dus gewoon een vraag. Daar is dit debat ook voor. Een onderdeel van uw plan gaat over de financiering, het eigenrisico. We hebben het daar al twee dagen over, dus dat lijkt me geen detail. U hebt zoiets laten doorrekenen en mijn vraag is of het nog steeds hetzelfde is. Hoeveel belasting gaan mensen volgens uw voorstel vanaf dat moment betalen vanaf het minimumloon, te weten €20.000? De heer Roemer (SP): Dat kun je op dit moment totaal niet zeggen omdat het voor iedereen een ander verhaal is. Er zijn meerdere dingen die we samen hebben doorgerekend, mijnheer Samsom. Ja, als je van die heel leuke ditjes en datjes eruit gaat halen … Daar trappen we niet meer in, mijnheer Samsom. Wij hebben samen met u geconstateerd dat het niet deugt. Wij hebben met u geconstateerd dat de inkomensafhankelijke zorgpremie een oplossing zou kunnen zijn. U bent afgehaakt. De voorzitter: De heer Roemer heeft het woord. De heer Roemer (SP): Dank u wel, voorzitter. We hebben meerdere onderdelen laten doorrekenen — u zegt dat wij één onderdeel lieten doorrekenen — namelijk ook het onderdeel van de bureaucratie op het gebied van de thuiszorg: doorgerekend en al. U kunt proberen om er spelletjes van te maken, maar ik zou zeggen: doe mee. De heer Samsom (PvdA): Ik maak er geen spelletjes van. ik probeer erachter te komen wat dit betekent voor Nederland. Ik zucht een beetje, want daar gaan we weer. U hebt een voorstel en strooit met bedragen waarvan u zegt dat ze zijn doorgerekend. Tegenwoordig hebben wij een iPad — voor het publiek is het overigens bloed irritant dat iedereen daarop zit, maar nu is het even handig — en ik kon daarop niets vinden. Op uw website nationaalzorgfonds.nl — ik maak graag reclame als het een goed voorstel is — kon ik niets aan doorrekeningen vinden. Ja, ik kon er maar ééntje vinden. Ik stel u daar een simpele vraag over omdat dit een relatie heeft met het voorstel dat u morgen schijnt te gaan doen. Ik heb ook daarvan nog geen enkele onderbouwing gezien. Laten we dus geen spelletjes spelen. Ik vraag u gewoon wat de consequenties zijn van uw voorstel. De vorige keer dat u het doorrekende, ging het niet over een ditje of een datje. Vanaf het minimumloon, vanaf €20.000, betaal je bij de SP over elke extra euro 50% belasting. Dat is veel. Dat bent u vast met mij eens. Ik zoek naar een betere oplossing. Het plan is van 20 augustus 2015. Het is door u ook doorgerekend. Ah, ik moet het even met mevrouw Leijten doen. Zij zegt dat het een ander plan is. Dan is mijn vraag volgens mij dubbelrelevant. Ik wil namelijk graag met u meedenken. Wat is dan de onderbouwing van dat andere plan volgens welk mensen geen 50% belasting gaan betalen? Waar is uw voorstel? De heer Roemer (SP): Ik heb net een complete lijst gegeven met een lage schatting om onze plannen … De heer Samsom (PvdA): Ik zou bijna een ordevoorstel willen doen. U hebt een hele lijst opgenoemd. Dat klopt en ik heb met u meegeschreven. Geen van die bedragen is doorgerekend door het CPB als plan van de SP of als ander losstaand voorstel, mijnheer Roemer. De enige voorstellen die zijn doorgerekend, zijn de voorstellen die uw partij en onze partij een paar maanden geleden hebben ingediend. Daaruit blijkt onder andere dat de overgang naar een zorgfonds 6 miljard euro kost. Dat bedrag hoorde ik u niet noemen. Ik heb u bedragen horen noemen. Zet ze dan op een rijtje met de CPB-doorrekening daarbij. Dan weten we waar we het over hebben. Mijnheer Roemer, dit zijn serieuze voorstellen en wij zijn serieuze politici. Dan moeten we daar ook op een serieuze manier over kunnen praten. Anders wordt het weer gratis bier. De heer Roemer (SP): Als je naar de zorg kijkt, en dat doet de heer Samsom met mij heel vaak, dan zie je dat de bureaucratie voor heel veel zorgverleners met 30% is toegenomen. Als je dan vervolgens in de doorrekening van het Centraal Planbureau kijkt naar wat de afschaffing van een soort bureaucratische thuiszorg en de ombouw naar een buurtzorg aan minder bureaucratie met zich brengt, dan zie je dat dit, doorgerekend en wel, 1,3 miljard euro oplevert. Als ik dat over de hele zorg zou doen en zou zeggen dat het dan meer zou zijn, dan speculeer ik; daarover ben ik het met de heer Samsom eens. Ik speculeer nu niet. Ik hou het dus op 1,3 miljard in de onderbouwing, terwijl de heer Samsom en ik exact weten dat dit bedrag hoger is. Dat is doorgerekend en al. Als wij hier met afspraken komen om de zorg fors beter te maken, dan zeg je allereerst waar het stelsel aan zou moeten voldoen om de negatieve effecten van het huidige stelsel aan te pakken. Je kunt met z'n allen zeggen dat het nog niet 100% klaar is en dat het nog niet 100% is doorgerekend. Dat is helemaal waar. Wij geven de aanzet voor een nieuw systeem dat deugdelijker is dan het huidige, omdat wij, en de heer Samsom, zien wat er gebeurt in de zorg, wat er gebeurt met de salarissen, wat er gebeurt met de consultancy en met de macht van zorgverzekeraars. Wij willen daar wat aan doen en hebben daartoe vandaag de aanzet gegeven. Dat gaan wij de komende jaren verder uitwerken en ik hoop dat wij dat samen met de Partij van de Arbeid gaan doen. Zij praat altijd mooi, zo van "het moet inderdaad efficiënter" en "het moet met minder bureaucratie". Doe dan mee in plaats van politici proberen te vangen op een paar dingetjes. De heer Samsom (PvdA): Een paar dingetjes? De heer Roemer geeft hier geen aanzet, hij breekt hier al twee dagen de tent af over het eigen risico. De heer Roemer (SP): Ja, terecht! De heer Samsom (PvdA): De heer Roemer heeft een voorstel, een idee, een aanzet om het eigen risico te verminderen. Ik wijs hem erop dat, toen hij dat de vorige keer deed, de belastingen voor mensen met een minimumloon of meer sterk omhooggingen. Ik vraag hem nu om het andere voorstel. Komt u dan niet met een halve dekking, mijnheer Roemer, of met een zelf gespeculeerde dekking, of met een buurtzorgvoorstel dat ook van een ander karakter was. Doet u nou gewoon zoals dat hier inmiddels gebruikelijk is en zoals het ook werkt. Als u een serieus voorstel heeft, dan onderbouwt u dat op een serieuze manier en dan gaan wij erover praten. Anders blijft het inderdaad een schimmenspel en dan blijft u zeggen dat het over dingetjes gaat. U onderschat het probleem zelf. Dit gaat over iets belangrijks, en dan wil ik daar dus ook op een belangrijke manier over kunnen praten. De vorige keer kwam het ook halverwege uw termijn, of misschien halverwege de dag, dus dat kan allemaal best. Ik vraag u nogmaals: bent u bereid om gewoon de cijfers die u zegt te hebben, voor ons op papier te zetten en daar een onderbouwing door het CPB bij te leveren zodat wij op een serieuze manier kunnen praten? De heer Roemer (SP): Wij kunnen op een serieuze manier praten als u het met mij eens bent dat wij nu al kunnen gaan werken aan het verlagen van het eigen risico. Het is hartstikke mooi dat u in de media zegt dat het eigenlijk verlaagd moet worden, maar hier haakt u af. Het is hartstikke leuk als de staatssecretaris zegt dat het eigen risico naar beneden moet. Laten wij daar samen voor zorgen. Het kabinet houdt er zelf rekening mee dat het 2 miljard bij de zorgverzekeraars kan halen, want het schrijft dat de premies niet omhooggaan. Het gaat daar zelf van uit. Is het dan zo raar dat wij zeggen "laten wij bij diezelfde zorgverzekeraars, die ook vinden dat het eigen risico te hoog is, minimaal een half miljard halen om ervoor te zorgen dat wij al dit jaar het eigen risico substantieel kunnen verlagen", als u het niet eens bent met het wat harder aanpakken van de farmaceutische industrie volgend jaar of met het wat harder aanpakken van de bureaucratie? Daar ligt de dekking. Daar kunnen wij morgen samen voor zorgen. De voorzitter: Mijnheer Pechtold, een korte interruptie graag. De heer Pechtold (D66): Na deze hele ronde vraag ik mij echt oprecht af waarom de SP zich zo buitenspel zet. Mensen denken "dit is zo'n beetje het eerste verkiezingsdebat", maar wat zij zeker na de afgelopen jaren van ons verwachten, is dat wij in de aanloop naar de verkiezingen laten zien waar wij samen kunnen werken. Werkelijk iedereen, van links tot rechts, zegt tegen u: ga nou niet met een idioot dure stelselwijziging aan de slag. De een zegt dat die acht jaar duurt en de ander zegt dat die onbetaalbaar is. Als u terecht zorg heeft over langdurig zieken, mijnheer Roemer, en de kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg wilt verbeteren en daarvoor iets aan het eigen risico wilt doen van de genoemde doelgroep, waarom koppelt u dan, maakt u daar een breekpunt van zet u uw eigen partij buitenspel? Zelfs de staatssecretaris zegt: dat is interessant, daar wil ik zelfs op korte termijn naar kijken. Dan heeft de SP gelijk, dan heeft ze het over dingetjes en datjes, dan heeft ze een financiering gevonden die "dingetjes en datjes" heet, maar de SP bereikt dan niks. Laten we nou samenwerken; dat vragen de mensen van ons. De heer Roemer (SP): Wij doen niets anders. Zelfs uw eigen partijgenoot, de heer Terlouw, is enthousiast over ons voorstel. Ik ken dit wel uit de geschiedenis. Toen wij hier voorstelden om iets te gaan doen aan die topsalarissen in de publieke sector, stonden wij alleen. Wij waren zogenaamd jaloers, en het kon allemaal niet. Inmiddels is de hele Kamer ervan overtuigd dat de graaiers in de publieke sector moesten worden aangepakt en hebben we daar afspraken over gemaakt. Ja, wij lopen vaak voorop. Dan zien wij dat dingen in de samenleving niet gaan zoals het hoort. Dat geldt ook voor de zorg, meneer Pechtold. Wij zien dat het niet deugdelijk is als de macht van zorgverzekeraars zo immens groot is dat zij in de spreekkamer over de schouders meekijken, als mensen daardoor niet de medicijnen kunnen krijgen die zij eigenlijk nodig hebben, als de bureaucratie daardoor zo intens is dat een psychiater 30% van zijn tijd bezig is met het invullen van formulieren. Wij zien dat dat allemaal niet deugt en het grootste deel van uw eigen achterban vindt dat ook. Wij staan dan op en geven een aanzet tot een beter systeem om al die dingen te kunnen ondervangen. U kunt honderd dingetjes noemen waarvan de uitwerking nog helemaal moet worden onderzocht en die beter moeten worden, maar ik geef ze u er gratis en voor niks bij. Laten we met een nieuw kabinet die stap gaan zetten. En inderdaad is dit voor ons een heel belangrijk speerpunt. De heer Pechtold (D66): Dan is het belangrijk om samen te werken. De mensen vragen daar ook om. Maar als u, bij wijze van aftrap van de verkiezingen, dagenlang zegt dat u met niemand zult samenwerken die niet voor uw zorgfonds is — waar Terlouw overigens ook niet voor is; hij is tegen marktwerking, maar dat is wat anders — en als u dat ook nog koppelt aan het eigen risico, dan gaat geen van die verbeteringen door. Het is terecht dat u die verbeteringen wilt, want die zie ik ook. Het in loondienst nemen van artsen vind ik bijvoorbeeld prima. Ik wil daar best met u over praten, maar dan moet u wel samenwerken. Als het geld bij anderen zit, zegt u: dat zijn graaiers. Nu doet u dat ook weer. Maar als wij u daarover vragen, zegt u: niet vragen naar dingetjes en datjes. Kom zeg, het gaat dan over hetzelfde geld, maar ook u moet leveren. Wij hebben voor vandaag weer een tegenbegroting gemaakt waarmee wij de speerpunten willen verleggen. U tamboereert op wat u allemaal wilt, maar u levert nergens de feiten die daarbij horen. De heer Roemer (SP): Het wordt zo inderdaad een kwestie van herhalen. Wij constateren dat de zorg niet deugdelijk is. Wij komen met een aanzet om de problemen daadwerkelijk op te lossen. Ik had liever gehad dat u zei: inderdaad, wij gaan meedenken, want zoals het nu is, deugt het niet. Dan zeg ik: zet uw naam eronder en doe met ons mee. Het is niet alleen van ons. Een groot deel van de samenleving doet al mee met het nationaal zorgfonds en wil al die kant opgaan. De heer Pechtold (D66): De mensen weten niet eens wat dat is. De heer Roemer (SP): Ze weten heel goed wat dat is, meneer Pechtold. U weigert te luisteren. De heer Pechtold (D66): Is dat het Engelse model? Is dat het oude Nederlandse model, dat met het ziekenfonds, waarin je die tweedeling had? Iemand zei het net nog. Weet u wat er toen in de spreekkamer hing? Een bordje met: "5 minuten voor ziekenfonds, 10 minuten voor particulieren". De heer Roemer (SP): Als u het drie keer niet wilt horen, kan ik het wel vijf keer gaan vertellen, maar het houdt echt een keer op. De heer Pechtold (D66): Weet u nog dat er toen door dat systeem vluchten naar Londen waren, vanwege de wachtlijsten hier voor eenvoudige operaties? Als we aan bangmakerij willen doen, kunnen we dus ook gaan terugkijken. Ik vraag u: werk samen. Als links tot rechts u nu vraagt hoe u dit berekent, hoe u het doet, maar u niets levert... De heer Roemer (SP): Wij leveren wat u vraagt... De heer Pechtold (D66): ... dan moet u niet zeggen dat anderen tekortschieten... De voorzitter: Wilt u niet door elkaar praten? Het is anders niet te volgen. De heer Pechtold (D66): Mijn laatste vraag, voorzitter. Het heet nu al niet meer een "breekpunt", maar een "speerpunt"; ik moet zeggen dat dat al beter klinkt. Maar laten we gaan samenwerken. Laten we met zijn allen doen wat we kunnen en moeten doen voor de langdurig zieken. Maar gooi dan geen stelselwijziging door deze discussie heen. De heer Roemer (SP): De grootste winst van dit debat is dat ik inmiddels van ongeveer alle partijen heb gehoord dat er toch wel heel erg veel schort aan het huidige systeem. Dat is grote winst. Wij geven een aanzet om iets te kunnen doen aan de macht van zorgverzekeraars, om dat georganiseerde wantrouwen weg te nemen, om de verspilling van geld tegen te gaan, om de macht van de farmaceutische industrie aan te pakken. Als anderen dat vervolgens ook zeggen, is dat de grootste winst. Ja, onze aanzet is naar mijn idee en overtuiging de oplossing om in de komende jaren tot een zorg te komen die voor iedereen haalbaar, betaalbaar en goed georganiseerd is. En dan kan men wel voor de derde keer zeggen dat we zo terugkeren naar het ziekenfonds, maar we gaan zo niet naar een ziekenfonds of particuliere verzekeringen. We gaan naar één breed basispakket, dat door de overheid wordt georganiseerd. De voorzitter: Mijnheer Zijlstra, heel kort graag. De heer Zijlstra (VVD): Je zult maar ziek thuiszitten en hiernaar kijken. Het gaat hier nu over stelsels en techniek, maar het gaat gewoon om de zorg voor die mensen. Wij hebben het hier alleen maar over stelsels. Dat is toch … Nou ja, laat maar. Ik doe nog één poging. Ik wil altijd discussiëren met de SP over de vraag wat er goed is in het stelsel en wat er beter kan. Als de heer Roemer een beter stelsel weet te verzinnen, wil ik daarnaar kijken, maar dan moet ik wel weten wat dat is. Ik ben nu totaal in verwarring. Mevrouw Leijten roept uit de banken dat op de website een ander plan staat dan waar de heer Roemer het over heeft. Hierover is maar op één manier duidelijkheid te krijgen. Iedereen heeft het inmiddels geprobeerd; ik doe nog een verwoede poging. De heer Roemer zegt dat hij alles heeft laten doorrekenen. Ik zie dat niet op de website, maar ik neem het van hem aan. Als hij alles heeft doorgerekend, is hij in staat om alles met een druk op de knop vandaag nog te leveren. Mijn vraag aan de heer Roemer is: gaat u vandaag alles aanleveren, of gaat u dat niet lukken omdat het misschien niet waar is? De heer Roemer (SP): Dit is de vijfde poging van u om iets te vragen waar ik al vijf keer een goed antwoord op gegeven heb. De heer Zijlstra (VVD): Nee. De heer Roemer (SP): Ja, toch wel, mijnheer Zijlstra. U wilt het niet horen omdat u niet van dit stelsel af wilt. Dat mag. Het mag dat wij daar een fundamenteel andere keuze in maken. Wij geven een aanzet om de uitvoering van een breed basispakket niet bij commerciële zorgverleners neer te leggen, maar bij de overheid. Dat is de kern van ons voorstel. Wij geven aan waar de verspilling in de zorg zit op basis van tal van rapporten uit het binnenland, uit het buitenland, van hier, van het Centraal Plabureau. Die rapporten hebt u ook allemaal, of uw fractie heeft die in ieder geval allemaal. In die rapporten is aangegeven hoeveel het zou kunnen opleveren. Als ik u een voorbeeld van bureaucratie geef, is het inderdaad een beperkt voorbeeld. Door het CPB is doorgerekend wat het aan kosten van bureaucratie zou schelen als we de thuiszorg zouden ombouwen naar een systeem van buurtzorg, waarin niet het wantrouwen overheerst en waarmee we de verantwoordelijkheid van de zorg bij de wijkverpleegkundige neerleggen. Dat levert al een bedrag van 1,3 miljard op. U kunt zeggen dat u meer wilt. Graag! Als straks het hele verkiezingsprogramma bij het Centraal Planbureau ligt, wordt alles doorgerekend. Denk met mij mee. U wilt elke keer weer wegbagatelliseren dat er geld te halen is bij al die bureautjes die nu ineens allemaal kansen zien om zogenaamd te adviseren over de wijze waarop je zo slim mogelijk kunt declareren om de zorg in ziekenhuizen duurder te maken. U hebt het programma van Lubach ook vast wel gezien. Ik werd daar niet vrolijk van, niet van wie met wie getrouwd is, maar vooral niet van het feit dat bureaus in staat zijn om zo te adviseren, dat de declaratiekosten omhooggaan. Ik vind dat moreel erg over de grens. U vraagt aan mij wat het precies oplevert. Geen flauw idee, maar ik ben ervan overtuigd dat het geld oplevert. Als we dat soort kenmerken van de zorg, zoals die nu georganiseerd is, niet willen, moeten we de zorg anders organiseren. Ik zeg niet alleen wat er niet deugt — anders krijg ik daar weer verwijten over, dat ik alleen zeg wat er niet deugt — maar ook wat ik wèl wil. Wij komen dus met een aanzet om dat gedeelte bij de overheid neer te leggen en weg te halen bij commerciële zorgverzekeraars, want daar hoort het in de toekomst wat mij betreft niet thuis. De heer Zijlstra (VVD): Tot slot dan, want ik ga het antwoord niet krijgen. Het helpt de discussie om de zaken op tafel te leggen zodat iedereen kan zien hoe het precies zit, maar dat gaat kennelijk niet gebeuren. De heer Roemer (SP): Op nationaalzorgfonds.nl staat hoever we zijn. De heer Zijlstra (VVD): Ik geef een paar kenschetsen. De heer Roemer geeft aan dat er veel geld bespaard kan worden door de bureaucratie te verminderen. Ik denk dat iedere Nederlander die hoort dat we bureaucratie gaan bestrijden met meer overheid, wel weet dat dit niet heel geloofwaardig is. Meer overheid leidt meestal niet tot minder bureaucratie. Ik wil nog een tweede zaak onderstrepen. De eerste keer dat ik de heer Roemer interrumpeerde, was hij heel duidelijk. Hij zei duidelijk dat er een basisverzekering zou komen voor alle Nederlanders en dat je er zelf voor moest betalen als je meer wilde. Dat betekent dat we teruggaan naar de situatie dat mensen met een kleine beurs basiszorg krijgen en dat mensen met een grote beurs naar het buitenland vliegen om daar betere zorg te halen. Dat is niet de zorg die de VVD wil. De heer Roemer (SP): Dat heeft te maken met het feit dat u de afgelopen jaren niets anders gedaan hebt dan het basispakket uitkleden. Er is steeds meer uit gegaan. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb met grote ergernis geluisterd naar al die onwillige boekhouders hier aan de interruptiemicrofoon. Als samenwerken en politieke visie inhouden dat we met z'n allen naar het CPB lopen en alles laten doorrekenen, dan vind ik dat een grote armoede. Daarnaast was de marktwerking in de zorg tien jaar geleden ook allemaal netjes doorgerekend door het CPB. Kijk eens waar we nu staan! Wat belangrijk is in deze gezondheidscrisis, is dat wij voor een ander systeem zorgen waardoor er eerlijke en sociale zorg komt. Dat moeten we gaan veranderen. Ik ben het op dat punt heel erg eens met de heer Roemer. Daarom vind ik het ook zo jammer dat de heer Roemer zich laat vastzetten in die boekhoudkundige discussie waar de zogenaamd serieuze politiek over zou moeten gaan. Ik zou het heel graag over andere dingen willen hebben. Ik zou inderdaad heel graag willen spreken over de vraag hoe we de zorg goedkoper en beter kunnen maken. En dan hebben we het vooral over preventie. Ik zou de inhoud hier voorop willen stellen. Preventie! Als wij de zorg echt beter willen krijgen, zullen wij als overheid moeten inzetten op een gezondere levensstijl. We moeten inzetten op gezondere voeding en gezondere kantines op scholen. Is de heer Roemer met mij van mening dat we daar vooral op zouden moeten inzetten en dat daar hier in dit huis te weinig over wordt gesproken? De heer Roemer (SP): Laat ik allereerst zeggen dat ik het zeer eens ben met de inleiding van mevrouw Thieme. Het is niet een kwestie van vastzetten. Als je dingen in de samenleving constateert, dan vraagt dat om veranderingen. Wij hebben die handschoen opgepakt, wij komen met voorstellen om dat inderdaad fundamenteel te veranderen, zodat wij de zorg voor iedereen toegankelijk kunnen maken zonder een bult aan bureaucratie. Dan het tweede punt. Het allerbelangrijkste in de zorg is het voorkomen dat mensen ziek worden. Preventie is een heel wezenlijk onderdeel. want gezonde voeding en meer sporten doen een mens wonderen. Ik praat sinds kort uit eigen ervaring. Mevrouw Thieme (PvdD): Zeker, maar het blijft vanuit de overheid erg stil op dat vlak. De heer Roemer (SP): Dat ben ik met u eens. Mevrouw Thieme (PvdD): Is het niet van groot belang dat wij ervoor zorgen dat er een verbod komt op reclames voor ongezond voedsel voor kinderen? Moeten wij er niet voor zorgen dat de kindermarketing wordt aangepakt, omdat we daarmee ook obesitas bij kinderen kunnen aanpakken? Is de heer Roemer met mij van mening dat wij dit kabinet daarom moeten vragen? De heer Roemer (SP): Ik denk dat wij het op dat terrein op heel veel fronten erg met elkaar eens zijn. De voorzitter: Mijnheer Roemer, gaat u verder. De heer Roemer (SP): Er is iets vreselijk misgegaan met de manier waarop deze premier de afgelopen zes jaar de crisis heeft aangepakt. Juist toen de machine dreigde stil te vallen, draaide het kabinet de brandstofkraan dicht, met dramatische gevolgen. De 50 miljard aan bezuinigingen hebben op vele fronten een slagveld achtergelaten. De crisis was dieper dan nodig en duurde langer dan noodzakelijk. Ik waarschuwde de premier er al in 2010 voor dat een broos groeiende economie als een plantje is. Dat moet je water geven. Maar de premier kwam met een enorme snoeischaar. Inmiddels lees je ongeveer dagelijks in de krant dat die bezuinigingspolitiek desastreus heeft uitgewerkt. Die heeft de groei van de economie geremd, er gingen meer dan 350.000 voltijdsbanen verloren en de lonen bleven onnodig ver achter. Zelfs nu er een voorzichtig herstel intreedt, kiest het kabinet ervoor om de hoogste inkomens het meeste te laten profiteren. Daarom stellen wij samen met GroenLinks voor om de bonus voor de hoogste inkomens van het afgelopen jaar nu in te zetten voor wat extra geld voor de middeninkomens en de lage inkomens. In twintig jaar tijd hebben VVD-kabinetten een economie opgetuigd die ideaal is voor mijn vrienden van de Quote en hun top 500, maar die voor werknemers steeds minder werd. Een fors kleiner deel van ons gezamenlijk inkomen komt nu toe aan de werkende mensen. Werk is onzeker geworden en het aantal flexcontracten is enorm gegroeid. Daar wordt niemand beter van, ook de bedrijven niet. Het besteedbaar inkomen is voor alle Nederlanders sinds 2005 omlaag gegaan, behalve voor de 20% rijkste Nederlanders, de vrienden van de premier. De premier zegt dat mensen die hard werken, goed mogen verdienen, maar de mensen die hard werkten bij de politie of in het onderwijs, kregen aan het begin van de periode allemaal de nullijn. Werken die mensen volgens hem dan niet hard genoeg? De crisis heeft ook haar sporen achtergelaten bij het midden- en kleinbedrijf. Veel bedrijven zijn onnodig failliet gegaan. Nog steeds hebben veel kleine bedrijven last van de gevolgen van de crisis, maar ook van het beleid van dit kabinet. Dat terwijl het midden- en kleinbedrijf de grootste werkgever van Nederland is. Vorig jaar hebben de heer Zijlstra en ik al een motie aangenomen gekregen over doorbetaling van ziek personeel voor kleine bedrijven. Op 1 juli jongstleden is onze initiatiefwet ingegaan. We hadden namelijk samen een initiatiefwetsvoorstel ingediend om acquisitiefraude aan te pakken. Maar er moet nog meer gebeuren. Denk aan het op tijd betalen van rekeningen door de overheid, het oprichten van een nationale investeringsbank, betere aanbestedingsvoorwaarden zodat midden- en kleinbedrijven sneller in aanmerking komen voor opdrachten, en ga zo maar door. Dit jaar heeft de SP 50 concrete voorstellen over het mkb uitgewerkt en gebundeld in 100% Hart voor de Zaak. Ik neem aan dat de premier dat rapport inmiddels kent. Ik vraag hem om een reactie daarop. Samenleven doe je niet alleen. Het kabinet heeft het over normen en waarden, maar wiens normen en wiens waarden verdedigt het kabinet eigenlijk? Als je vanwege je achternaam geen baan kunt vinden, moet je je volgens de premier maar invechten. Als je op latere leeftijd je baan verliest, krijg je een kortere WW, terwijl er niet aan leeftijdsdiscriminatie wordt gedaan. Heb je een arbeidsbeperking, dan word je door mevrouw Klijnsma voor de zoveelste keer herkeurd en beland je met een beetje pech daarna alsnog in de bijstand. Als je een multinational bent, staat de Zuidas voor je open. Dan huur je een brievenbusje en ontwijk je de belastingen. Maar als je een hardwerkende zzp'er bent, kun je niet eens je pensioenpremie of belangrijke verzekeringen betalen. Zelfverrijking voor een elite van multinationals en het afstraffen van mensen die wat minder geluk hebben gehad; dat zijn in ieder geval niet de normen en de waarden van de SP. De minister van Financiën zegt dat hij zich zorgen maakt over het gegraai aan de top van grote bedrijven. Het is mooi dat hij dat zegt, maar ik lees in de stukken die we vandaag bespreken, niet wat zijn concrete voorstellen zijn. Ik hoor ze graag. Terwijl het aantal miljonairs flink is toegenomen, groeide een op de acht kinderen in 2014 op in armoede. Ook onder werkenden komt armoede steeds vaker voor. Het aantal mensen met schulden groeit explosief, niet omdat die mensen niet met geld kunnen omgaan, maar simpelweg omdat het leven voor hen te duur is. Er is sprake van hogere huren, meer zorgkosten en een groei van het aantal mensen met een laag inkomen. Jongeren die nu opgroeien met een arbeidshandicap, zullen nooit meer aan de slag kunnen op een sociale werkplaats. Mensen in de bijstand moeten van dit kabinet door steeds hogere hoepels heen springen, alsof zij de crisis hebben veroorzaakt, alsof er genoeg werk voor hen is. Werken zonder loon, kortingen, zinloze sollicitaties of vernederende klusjes; er wordt gesold met deze mensen. Het beleid van het kabinet-Rutte/Asscher is een drama voor de mensen die het het moeilijkst hebben. Onder leiding van de minister van huurstijging en wachtlijsten werd de aanval op de huurder geopend. Sociale huren en huren in de vrije sector zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Meer dan 1,3 miljoen mensen zijn afhankelijk van een huurtoeslag. Dit aantal groeit nog steeds. In tien jaar tijd is het met 32% gestegen, zowel door huurstijgingen als door inkomensdalingen. Wat gaat de premier voor deze huurders doen? Het kabinet heeft ervoor gezorgd dat de bouw van betaalbare huurwoningen fors is achtergebleven. Dat is geen wonder als je 1,7 miljard van het geld om sociale huurwoningen te bouwen bij corporaties weghaalt of als huurwoningen worden verkocht, zoals in 2014 23.000 keer gebeurde. Steeds meer huurders komen in de financiële problemen. Dat geldt niet alleen voor de lage inkomens maar tegenwoordig ook voor de middeninkomens. Waar moeten de mensen heen die te veel verdienen om volgens de minister in een sociale huurwoning te mogen wonen, maar die te weinig verdienen om in aanmerking te komen voor een hypotheek? Hoeveel van deze mensen vallen tussen wal en schip? Wanneer wordt de verhuurderheffing eindelijk omgezet in een investeringsplicht, zodat wachtlijsten kunnen worden verminderd en woningen kunnen worden gerenoveerd en energiezuinig kunnen worden gemaakt? We zullen grote stappen moeten zetten naar een duurzame economie. Dat is niet altijd gemakkelijk in een land met veel mensen, veel dieren, veel auto's en veel energieslurpende industrie. De klimaatwet van GroenLinks en de PvdA is een mooi initiatief op weg naar een duurzame samenleving. Het Energieakkoord kan daarbij helpen, maar wordt het geld wat dat betreft wel goed besteed? Als we 1,5 miljard steken in het met Amerikaanse en Canadese houtsnippers bijstoken van kolencentrales zetten wij daar vraagtekens bij. Wij steunen wind op zee en op land daar waar sprake is van voldoende draagvlak. Stel dus niet alleen technische, maar ook sociale doelen. Zorg voor die omslag, maar ook voor draagvlak. De meeste mensen willen echt wel. In Groningen wacht men al jaren op een duidelijke boodschap uit Den Haag. De ellende van de slachtoffers van de aardbevingen in Groningen is groot. Gezinnen slapen met een gevulde koffer onder de trap om snel weg te kunnen als het moet. De schade in het gebied is enorm. De afhandeling is vaak een drama. Stel de belangen van de Groningers daarom voorop, niet die van de energiereuzen die vooral willen blijven pompen. Mensen en huizen eerst en niet de winsten van de NAM. In de begroting komt er alsnog extra geld vrij voor Veiligheid en Justitie. Dat is prima nieuws. Nu hopen dat de bonnetjes niet kwijtraken, maar het prestigeproject van de VVD, één ministerie van Veiligheid en Justitie, heeft gefaald, terwijl de VVD dit ministerie zo belangrijk vond dat er vier bewindspersonen op moesten worden gezet. Het ministerie is te groot, er wordt slecht samengewerkt en informatie bereikt de Kamer vaak te laat en niet volledig. Niet alleen bonnetjes, maar ook bewindslieden verdwijnen er nogal eens. De bezuinigingen van de afgelopen jaren hebben een krater geslagen. Er zijn 2500 minder agenten op straat in 2021 in vergelijking met nu. De helft van alle politiebureaus gaat dicht en een agent werkt tegenwoordig op een computer, zo ongeveer uit het tijdperk van de Flintstones. Als een agent buitenkomt, moet hij op meldingen van verwarde personen af omdat dit kabinet het mes in de geestelijke gezondheidszorg heeft gezet. Na jaren van bezuinigingen op de toegang tot het recht stoppen sociale advocaten ermee. Voor veel mensen met lage en middeninkomens en voor het mkb is het te duur om naar de rechter te gaan. Als je alleen naar de rechter kunt met een dikke portemonnee, dan heet dat klassejustitie. Ook buiten de rechter om kunnen mensen hun recht halen, bijvoorbeeld bij geschillencommissies. Een ezel stoot zich meestal geen twee keer aan dezelfde steen zou je zeggen, maar de minister van Veiligheid en Justitie doet dat wel. Vorig jaar probeerde hij de subsidie voor de geschillencommissie consumentenzaken te schrappen. De Kamer stak daar zo ongeveer unaniem een stokje voor. Het amendement van de SP werd aangenomen. Dat de minister dit jaar opnieuw probeert om de geschillencommissies de nek om te draaien, lijkt mij een vergissing. Ik vraag de premier of dat klopt. Wij willen graag dat dit wordt gerepareerd. Een laagdrempelige manier om je recht buiten de rechter om te halen, moet je koesteren en niet schrappen. We kunnen de problemen in Nederland niet los zien van conflicten over de grens heen. In Syrië woedt al jaren een verwoestende oorlog, met als gevolg honderdduizenden doden en miljoenen vluchtelingen. Er zijn nog steeds militaire interventies die de oplossing niet dichterbij brengen. De mensen in Syrië hebben brood nodig, geen bommen. De oorlog in Syrië is ingewikkeld genoeg. Iedereen vecht zo ongeveer tegen iedereen. Het baart de SP dan ook grote zorgen dat het staakt-het-vuren nu al weer lijkt te zijn mislukt. We kunnen niet accepteren dat Turkije ook nog eens een dubbele agenda voert in de strijd tegen de Koerden. Deelt de premier onze opvatting dat het Turkse optreden in het noorden van Syrië moet worden veroordeeld en dat de Turkse tanks terug moeten naar Turkije? Mensen in Nederland maken zich zorgen. Veel mensen zijn begaan met het lot van vluchtelingen en maken zich zorgen over de gevaarlijke omstandigheden waarin deze mensen moeten zien te overleven. De eerste stap is natuurlijk een eind maken aan de slepende conflicten, hoe moeilijk dat ook is. Daar ligt een belangrijke taak voor Nederland. Daarnaast zullen we ook de regio moeten ondersteunen, om vluchtelingen zo goed mogelijk op te vangen in kampen waar ze ook aan hun toekomst kunnen werken. Voldoende eten, voldoende drinken, onderwijs voor de kinderen: het is er nog lang niet. En al was het er wel, dan zijn we er nog niet. We zullen onze verantwoordelijkheid moeten nemen waar mensen vluchten voor oorlog en geweld, zeker wanneer het kwetsbare kinderen betreft. Dan nemen wij onze verantwoordelijkheid, en ik had gehoopt dat het kabinet dat ook zou doen. Aan de andere kant maken veel mensen zich zorgen over wat de komst van vluchtelingen betekent voor ons land, of we mensen goed kunnen opvangen, of er voldoende huizen zijn voor iedereen, en of nieuwkomers in onze samenleving goed kunnen integreren. Daarvoor zijn kleinschalige opvang, draagvlak, voldoende huisvesting, taallessen en goede begeleiding bij de integratie noodzakelijk. Daar moet harder aan gewerkt worden. In maart spreken de kiezers zich uit over de toekomst van ons land. De heer Wilders (PVV): Denkt de heer Roemer niet dat een hele hoop Nederlanders, waaronder ook heel veel SP-kiezers, vinden dat het wel een keer genoeg is met die steun van de SP voor die eeuwige opvang van steeds meer asielzoekers, volwassenen, kinderen, illegalen en extra zorg? Maakt u zich daar geen zorgen over, mijnheer Roemer? Maakt u zich geen zorgen dat mensen, en ook uw kiezers, denken: vorig jaar 60.000, poehpoeh, dat mag wel even wat minder? En u doet er nog tien schepjes bovenop! De heer Roemer (SP): Mijn partij en ik maken ons grote zorgen over iedereen die in de omstandigheid zit dat die moet vluchten. Daar zit men niet op te wachten, mijnheer Wilders. Ik wil het niet in herinnering roepen, maar u stond ook vooraan in de rij toen het ging over meer bommen op het Midden-Oosten. U stond zelfs vooraan in de rij om landen als Iran extra te bombarderen. Dan waren het nog meer vluchtelingen geweest. Ik kijk dan inderdaad niet weg. Niemand verlaat zijn huis en haard zomaar omdat die dat leuk vindt. En ja, dan is het een gezamenlijke internationale verantwoordelijkheid, dus ook van Nederland, om mensen in nood te helpen. Dat zal ik vandaag doen, en ook morgen. De heer Wilders (PVV): Maar het zijn geen vluchtelingen! Het zijn migranten, die — en die discussie hebben we hier al zo vaak gevoerd — voordat ze in Nederland kwamen, door zeven veilige landen zijn gegaan. Ze zijn in een regio waar landen als Saudi-Arabië en de Golfstaten nul mensen hebben opgevangen! Daar hebben ze geen Emile Roemers. Daar zijn ze wat dat betreft nog iets slimmer dan wij zijn. Wat u doet, is de grens alleen nog maar meer openzetten. Ik heb eens opgezocht wat de trackrecord is van de SP de afgelopen tijd. Niet alleen zegt uw collega, en u nu ook, dat we meer kinderen uit Calais moeten opnemen. U hebt in moties gepleit voor hervestiging van meer vluchtelingen uit Turkije in Nederland. U hebt zelfs moties ingediend om oorlogsmisdadigers, zogenaamde 1F'ers, in Nederland toe te laten. U vindt dat er extra zorg naar die mensen moet gaan. U gaat waarschijnlijk tegen de wet stemmen die de voorrang van asielzoekers, van statushouders op huurwoningen afschaft. Daar bent u tegen. U vindt dat die mensen bevoordeeld moeten worden. U bent voor illegalenopvang. U bent de vluchtelingenpartij van Nederland! Waarom doet u dat nou? Nederland heeft daar genoeg van, nog los van alle financiële gevolgen ervan. Allemaal geld, mijnheer Roemer, dat we hadden kunnen besteden aan zorg voor Nederlanders, uw mooie favoriete thema. Waarom doen we dat niet? De heer Roemer (SP): Mijnheer Wilders, ik vind het heel opmerkelijk en eigenlijk ook wel stuitend dat u zegt: laat ze het daarginds allemaal maar oplossen, laat ze het maar lekker uitzoeken. Daar en daar is nog een land, en wij doen niks. Dat vind ik stuitend. De heer Wilders (PVV): "Doen niks"? 60.000! De heer Roemer (SP): Het is uw recht om die mening te hebben. De heer Wilders (PVV): 60.000 in één jaar! De voorzitter: De heer Roemer heeft het woord. De heer Roemer (SP): Het is uw goede recht dat u die mening hebt. Ik ben er trots op dat mijn fractie die niet heeft. Dan een tweede punt. Ja, als wij hier mensen opvangen, heeft ook iedereen recht op voldoende huisvesting. Als wij u hadden gevolgd, mijnheer Wilders, dan waren 75% van alle huurwoningen verkocht. Die schaarste ligt niet aan degene die hierheen komt als vluchteling of degene die hier al tien jaar op een wachtlijst staat. Die schaarste is het gevolg van jarenlang fout beleid op het huurterrein. Daar hebt u aan bijgedragen, mijnheer Wilders, zowel wat uw verkiezingsprogramma betreft, als in uw periode in Rutte I. We hebben in die periode alleen maar huurhuizen verkocht. Ik verdeel ook liever geen schaarste, maar mijn oplossing is om dan te zorgen voor voldoende betaalbare huurwoningen, want dan hoeven we die twee groepen mensen niet tegen elkaar op te laten zetten, alsof zij of een van die twee groepen de schuldige zijn. De heer Wilders (PVV): Ik begrijp het, de PVV heeft het gedaan. Wij hebben de huurwoningen opgedoekt, wij hebben Irak gebombardeerd en wat nog meer zij. Maar de feiten zijn, mijnheer Roemer, dat u de Nederlanders en uw eigen kiezers grandioos in de steek laat, dat u tienduizenden mensen binnenlaat en dat u het lef heeft om hier vandaag te zeggen dat wij als Nederland niets doen, terwijl we record na record aan asielstroom hebben doorbroken. Vorig jaar zijn 60.000 mensen Nederland binnengekomen. Als die de komende jaren nog twee of drie gezinsleden over laten komen, hebben we het over een paar honderdduizend mensen, die niet geïntegreerd zijn, die we later terug zullen zien bij Opsporing Verzocht en die ons bakken met geld gaan kosten. Er wordt nu in Enschede zelfs een extra ziekenhuis voor ze opgericht. Over kosten gesproken! En u zegt alleen maar: meer, meer, meer. Wat is het een vrijblijvend geklets om te praten over meer geld voor de zorg, terwijl u ons land uitverkoopt aan asielzoekers en gelukzoekers. De heer Roemer (SP): Ik noemde het net al stuitend. Als je zelf mede verantwoordelijk bent, er een voorstander van bent dat op delen van het Midden-Oosten tienduizenden bommen worden losgelaten en vervolgens wegkijkt als hele groepen mensen op de vlucht zijn, dan vind ik dat stuitend. Onze oplossing is inderdaad niet om bommen te gooien, maar om te werken. Nederland heeft altijd een record gehad als het gaat om diplomatie. Laten we die veel meer inzetten om te zorgen dat we die brandhaarden gaan dimmen. Dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat de mensen geen behoefte krijgen om te vluchten. Op het moment dat ik kinderen zie, verwaarloosd, misbruikt en al, dan ben ik trots op mijn mensen die zeggen: wij kijken niet weg, wij gaan er iets aan doen. Ik ben ook de eerste die, met een aantal andere partijen, zegt dat dit zo'n onderwerp is dat je echt met andere landen in Europa gezamenlijk zou moeten oppakken. Ik zie ook dat een aantal landen achterblijft en het niet doet en daar erger ik mij ook aan, maar dat is voor mij geen reden om dan vervolgens te zeggen: ik laat ze maar allemaal in de steek. De voorzitter: Tot slot op dit punt, de heer Wilders. De heer Wilders (PVV): Er is er maar één die bommen gooit en dat is de heer Roemer en hij gooit een megabom op Nederland. Dat is wat u doet, mijnheer Roemer. U laat de grenzen open staan. U zegt dat de asielzoekers, de statushouders gewoon voorrang mogen houden als het gaat om de sociale huurwoningen. Dat is wat u zegt. U accepteert dat die asielzoeker in Nederland geen eigen risico heeft, geen eigen bijdrage hoeft te betalen en zich niet aanvullend hoeft te verzekeren voor de tandarts. Die krijgt alles gratis, terwijl de SP-kiezer een eigen risico heeft, een eigen bijdrage moet betalen en zich bij moet verzekeren. Die kiezer ziet dat de heer Roemer ze allemaal binnenlaat, de gelukzoekers uit Afrika, uit veilige landen en dat ze alles gratis krijgen. Ik denk dat uw kiezer dit niet zal waarderen. De heer Roemer (SP): We zullen het afwachten. Voorzitter. In maart spreekt de kiezer zich uit over de toekomst van ons land en over de vraag in wat voor land we willen leven. Is dat inderdaad dat land van premier Rutte waar tweedeling en tegenstellingen blijven toenemen of is dat een land voor alle Nederlanders? Is dat een land waar een bevoorrechte elite de dienst uitmaakt of is dat een land waar we allemaal invloed hebben? We moeten weg van het land dat de rode loper uitlegt voor de Apples en de Starbucks van deze wereld, maar het niet durft om van deze bedrijven een eerlijke bijdrage te vragen. Ik wil weg van het land waar we voortdurend met elkaar moeten concurreren en op weg naar een land waar we samen leven en samen werken, een sociaal land met een schonere en duurzame economie en een gedeelde toekomst met gelijke kansen, een land waar werknemers een vast contract kunnen krijgen en zich beloond weten voor hun inzet, een land waar huurders wat te zeggen krijgen over wat er bij hun corporatie gebeurt — tenslotte betalen zij de huren — een land waar jonge mensen als ze willen een huis kunnen kopen en een toekomst kunnen opbouwen, een land waar studenten en docenten die nu nog machteloos staan tegenover de zonnekoning in de bestuurskamer, medezeggenschap krijgen, een land waar ouderen niet bang hoeven te zijn om hun laatste jaren te moeten slijten zonder zorg en ondersteuning. Nederland kan een land worden waarin iedereen meedoet en zich thuis kan voelen. Een land waarin we opstaan als we zien dat gettovorming, discriminatie en racisme mensen uit elkaar speelt. De strijd tegen racisme en discriminatie gaat hand in hand met de strijd tegen sociale uitbuiting. Daartegen moeten we samen een vuist maken. Nederland kan een land worden waarin je niet wordt beoordeeld op je afkomst maar op je inzet. Een land waarin we discussiëren en ruziën over elke mening, maar elkaars overtuiging respecteren. Een land waarin de zekerheid bestaat dat als je hard werkt, je daar ook beter van wordt. Een land waarin je erop kunt vertrouwen dat de politiek er ook voor jou is. De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Roemer. De Segers heeft nog een vraag. Heel kort, mijnheer Segers. De heer Segers (ChristenUnie): Dat hangt van het antwoord van de heer Roemer af, mevrouw de voorzitter. De voorzitter: Het hangt ook van uw vraag af. De heer Segers (ChristenUnie): Tegen segregatie. Tegen tweedeling. Eén land. Dat zijn heel mooie woorden om mee af te sluiten. Tegelijkertijd heeft de SP-fractie in de afgelopen weken de link gelegd tussen segregatie en bijzonder onderwijs. Kan de heer Roemer mij onderzoeken aantonen waarin deze link tussen segregatie en bijzonder onderwijs wordt aangetoond? De heer Roemer (SP): Vast en zeker. Ik zal vragen of die persoonlijk aan u kunnen worden gemaild. Het is niet zo moeilijk om te zien dat een aantal scholen met de rug naar de samenleving staat. Dat moeten we niet willen met elkaar. Als kinderen op school in contact komen met anderen, dan bevordert dat de integratie. Je hoeft geen geleerde te zijn om dat te veronderstellen. Daar waar dat niet gebeurt, moet je samen met schoolbesturen, gemeenten en woningcorporaties met voorstellen komen om segregatie te voorkomen en meer gemengde wijken te krijgen. Scholen moeten een echte afspiegeling zijn van de wijk waarin ze staan. Ik vind dat een fantastisch streven. Ik heb zelf op scholen gewerkt waar dat uitstekend werd gedaan. Dat is echt de moeite waard, mijnheer Segers. De heer Segers (ChristenUnie): Er is onderzoek gedaan. De Raad van State en de Onderwijsraad hebben ernaar gekeken. Zij zeggen: er is geen relatie tussen segregatie en de vrijheid van onderwijs. Tegelijkertijd plaatst de SP-fractie 4.500 scholen in de verdachtenbank omdat ze medeschuldig zouden zijn aan segregatie. Dat is niet waar! Neem de school waar ik een speciale band mee heb: de Beatrixschool in de Schilderswijk, een lastige wijk. Het is een protestants-christelijke school, uitgesproken christelijk. Alle kleuren, alle nationaliteiten, alle achtergronden zijn aanwezig. De SP-fractie zegt daarvan: de vrijheid om die school op te richten, om je daarvoor in te zetten, willen we afschaffen. De heer Roemer (SP): Volgens mij heeft geen enkele partij het gehad over het aantasten van de vrijheid om scholen op te richten. Wij maken ons voortdurend hard tegen het feit dat op sommige scholen inderdaad geen sprake is van een afspiegeling van de samenleving. Die staan in wijken waar dat niet gewenst is. Zelf ben ik met de hele fractie in de Schilderswijk geweest. Als je de mensen in de Schilderswijk zelf vraagt hoe ze erover denken, zijn ze over het algemeen heel trots op hun wijk. Ze zeggen echter ook: de samenstelling in onze wijk deugt niet; wij hadden graag gezien dat er meer Nederlanders in onze wijk hadden gewoond, om maar wat te noemen. Als deze mensen dat zelf zeggen, doet mij dat wat. Niet omdat ze ongelooflijk goed bezig zijn om er in hun wijk het beste van te maken — want dat doen ze — en trots zijn op hun wijk. Ik vraag de scholen en de gemeenten om te zorgen voor meer gemengde wijken, zodat het de komende jaren meer in evenwicht komt. Immers, hoe meer je van kleins af aan met elkaar omgaat, hoe meer respect en begrip er voor elkaar is en hoe minder angst voor het vreemde. Dat wil ik graag. De voorzitter: Tot slot de heer Segers. De heer Segers (ChristenUnie): Ik ben voor gemengde wijken, ik ben voor diversiteit, ik ben voor scholen die een afspiegeling van de wijk zijn. Maar die zijn er en die bereik je niet door de onderwijsvrijheid, de keuzevrijheid van ouders, af te schaffen. Die pleidooien zijn wel degelijk vanuit uw fractie gehouden. In de Schilderswijk staan het openbaar onderwijs en het christelijk onderwijs pal naast elkaar. Het is aan ouders om die keuzevrijheid te houden, daarvan gebruik te maken en te kiezen voor de school die hen past. U plaatst 4.500 scholen, inclusief de Beatrixschool, in de verdachtenbank als u consequent de link legt tussen segregatie en bijzonder onderwijs. Die link is er niet. De heer Roemer (SP): Ik maak daar bezwaar tegen: wij zetten niemand in een verdachtenbankje; wij pleiten voor een eerlijkere verdeling over de wijken, zodat er in onze samenleving meer sprake kan zijn van samensmelting. U en ik kennen echt wel voorbeelden van waar dat beter kan en beter moet. Wij dwingen niemand. Wij pakken niemand bij de kraag met de mededeling "u moet daar weg; u moet daarheen". Je kunt met scholen, schoolbesturen en gemeenten in de komende jaren echter wel beleid ontwikkelen om dat te bevorderen. Daar pleiten wij voor. De beraadslaging wordt geschorst. De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Roemer. Eigenlijk zou ik het woord nu moeten geven aan de heer Zijlstra, maar ik stel voor om eerst een lunchpauze te houden tot 13.05 uur, om daarna verder te gaan met de regeling van werkzaamheden, en om rond 13.15 uur verder te gaan met de Algemene Politieke Beschouwingen. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De spreektijd loopt op. Dat gaat heel goed, dus ik wacht nog even. Dit is een speciaal moment, want dit zijn de laatste algemene politieke beschouwingen voor de verkiezingen. Dat merkten we net bij de heer Roemer al overduidelijk. Nu het eind van deze regeerperiode in zicht komt, is het tijd om de rekening op te maken: heeft het kabinet geleverd? Ik ga even terug naar de eerste volwaardige algemene politieke beschouwingen van deze regeerperiode. Ik schetste toen een beeld van hoe Nederland er, naar ik hoopte, uit zou zien, dus hoe de algemene politieke beschouwingen dan zouden zijn. Ik schetste een Nederland waar bedrijven weer mensen durven aannemen, waar de werkgelegenheid toeneemt en de werkloosheid dus daalt en er weer meer huizen worden verkocht. Ik schetste het beeld van een land waar de belastingen voor burgers eindelijk weer dalen, een land waar meer mensen uit de bijstand zijn gekomen omdat ze er honderden euro's op vooruitgaan als ze gaan werken. Ik schetste een land waar de hele wereld wederom met grote bewondering naar kijkt omdat ze het weer hebben geflikt, die Nederlanders. Ik herinner mij ook nog de scepsis waarmee mijn voorspelling destijds werd ontvangen. De zwartkijkers in dit huis vonden dat wij de boel juist kapot bezuinigden; wij zouden de crisis alleen maar erger maken. Niets is minder waar gebleken, want het is nog niet eens 2020 en de dingen die ik net beschreef, zijn op dit moment werkelijkheid. De heer Wilders (PVV): Ik herinner mij heel andere dingen. Ik herinner mij een streng immigratiebeleid, €1.000 euro voor iedere Nederlander, meer gezag voor de politie, law and order en handen af van de hypotheekrenteaftrek. Dat zijn allemaal dingen die ik mij herinner en die volgens mij heel Nederland zich herinnert. Op veel onderdelen is er echter niets, maar dan ook helemaal niets gebeurd, als het al niet het tegenovergestelde is. Zou ik de heer Zijlstra aan het begin van zijn termijn het volgende mogen vragen? Niemand had erom gevraagd, maar de premier heeft uit eigen beweging daarvoor excuses aangeboden. Hij heeft gezegd: dat had ik niet moeten doen, dat was een fout van mij als politiek leider van de VVD. Vindt de heer Zijlstra dat hij daar ook excuses voor zou moeten aanbieden? De heer Zijlstra (VVD): Op de eerste vraag, of de heer Wilders dat mag vragen, is het antwoord ja. Hij mag dat vragen. Op de vraag of er zaken zijn die niet door de VVD zijn waargemaakt, is het antwoord inderdaad ja. Tot mijn diepe leedwezen hebben wij geen 76 zetels behaald. Daardoor hebben wij niet alle beloftes kunnen waarmaken die in ons verkiezingsprogramma stonden. Als de heer Wilders wil dat ik daarvoor mijn excuses aanbied, dan doe ik dat graag. Ik zou de volgende keer graag 76 zetels halen, zodat ik ze wel kan waarmaken. De heer Wilders (PVV): Ik lees dat dan toch maar als excuses. Het siert u, mijnheer Zijlstra, dat u dat net als de premier heeft gezegd. Heel Nederland weet immers dat u asielrecord na asielrecord hebt verbroken. Ik noem ook de law and order van de minister van Justitie van de VVD. De werkelijkheid is dat mensen op politieauto's staan te dansen en dat het strenge immigratiebeleid betekent dat wij alleen al vorig jaar 60.000 gelukzoekers hebben binnengehaald. Het siert u dat u zegt: dat hebben wij als VVD slecht gedaan … De heer Zijlstra (VVD): Dat zei ik niet. De heer Wilders (PVV): … en ik snap dat de kiezer hard van ons wegloopt. Ik begrijp dat en het siert u dat u dat eigenlijk suggereert. Wat voor de mensen thuis eigenlijk nog belangrijker is om te weten, is het volgende. Vier jaar geleden zei u het ook — dat gaan wij wel doen: een streng beleid, €1.000, geen asielzoekers — maar het gebeurde toch anders. Dat kwam omdat u tegen alle beloftes in met de aartsvijand ging regeren. Lijsttrekker Rutte noemde de Partij van de Arbeid toen een gevaar voor Nederland. Sluit u dat nu uit? Want dan weten de kiezers dat het niet weer gebeurt en dat u de volgende keer niet weer met de Partij van de Arbeid gaat regeren. De heer Zijlstra (VVD): Ik probeer even deze kronkeling te volgen. Laat ik haar even afpellen. De heer Wilders (PVV): De mensen thuis snappen die heel goed. De heer Zijlstra (VVD): Ik pel haar even af. Ik ga eerst in op de suggestie van de heer Wilders dat wij er niet voor hebben gezorgd dat er gewoon law and order, handhaving, kan zijn. Vorige week hebben wij hier een debat gevoerd waarin ik een opsomming heb gegeven van alle mogelijkheden die de wet nu biedt aan politie en OM en vooral aan het lokaal gezag om raddraaiers die op een politieauto staan te dansen, aan te pakken. En wat mij betreft, worden ze aangepakt. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Dat hebben wij gezien in bijvoorbeeld Zaanstad. Ik kan dat niet verkopen. Als ik op die auto zou gaan staan dansen, dan weet ik één ding zeker: dan word ik heel snel van die auto afgetrokken. Hoe kan het dat die personen daarmee wegkomen en daar een filmpje van maken? Dat heeft ermee te maken dat de instrumenten die er zijn, gewoon niet gebruikt worden. Regels en wetten gelden voor iedereen in dit land. Die hebben wij gemaakt en die moeten gehandhaafd worden, ook door het lokaal gezag. Kom bij mij dus niet aan met het verhaal dat wij daar de boel hebben laten waaien en dat niet hebben waargemaakt. Dat is niet bij alle beloftes gelukt, dat klopt. Dan over samenwerking met partijen. Wij werken altijd samen met partijen die bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen, met partijen die, als het land er slecht voor staat, niet weglopen en zeggen "o, het wordt nu moeilijk; ik ga even naar de nooduitgang; ik kan deze maatregelen niet meer aan". Dat siert een partij zoals de Partij van de Arbeid. Wij hebben grote meningsverschillen. De heer Samsom en ik worden het uiteindelijk wel eens, maar ik kan u vertellen dat dat niet altijd vanzelf gaat. Maar wat de heer Samsom siert, is dat hij is blijven zitten, ook toen het moeilijk werd. De heer Wilders deed dat niet, en dat siert hem niet. Bij de eerste tegenwind was hij ervantussen, als een kat in het donker. Hij wist toen niet hoe snel hij moest weglopen. En met weglopers werk ik niet samen. (Geroffel op de bankjes) De heer Wilders (PVV): Dan is het antwoord van de heer Zijlstra glashelder. Het is goed dat hij het eerlijk zegt. Vier jaar geleden zei de premier: daar zitten ze, de Partij van de Arbeid, het grootste gevaar voor Nederland. Toen beloofde hij Nederland dat hij een streng asielbeleid zou invoeren. Hij zei toen: geen geld meer naar de Grieken. Hij gaf toen toe dat het met law and order in Nederland beter en strenger moest, maar deed vervolgens het tegenovergestelde. Nu zegt de leider van de VVD in de Tweede Kamer, onder luid applaus van zijn eigen fractie, dat hij niet uitsluit dat hij na de verkiezingen opnieuw met de Partij van de Arbeid gaat regeren. En dat doet hij dan via een bochtje, namelijk dat wij zouden zijn weggelopen. Inderdaad. Wij wilden toen niet ... De heer Zijlstra (VVD): U bent toen inderdaad weggelopen, ja. De heer Wilders (PVV): Ja, inderdaad wilden wij toen niet dat er opnieuw op de pensioenen, op de zorg en op de btw zou worden gekort. Dat zouden wij niet gaan meemaken en dat zullen wij ook niet gaan meemaken. U bent toen met de Partij van de Arbeid in zee gegaan. En eigenlijk zegt u nu: dat doen we dadelijk misschien weer. Als de Nederlanders in de komende maanden de heer Zijlstra of de heer Rutte horen spreken over law and order, over streng zijn, over grenzen dicht, over lagere belastingen, weten zij dus dat dat allemaal ketelmuziek is. We hebben nu namelijk kunnen horen dat de kans levensgroot is dat de VVD opnieuw met de Partij van de Arbeid in zee gaat. Dank voor die helderheid. De heer Zijlstra (VVD): Laat ik het zo zeggen: ik wil best beloven dat wij niet met de PvdA gaan samenwerken, als de kiezer ons 76 zetels geeft. Ik beloof u dat we dat dan niet gaan doen. Maar Nederland is een coalitieland. Als we minder zetels halen, zullen we dit land toch moeten regeren. Er zijn partijen, en niet alleen de coalitiepartijen, die hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Maar er zijn ook partijen die onmiddellijk zijn weggelopen toen er verantwoordelijkheid moest worden genomen. Dat was de partij van de heer Wilders. Kom dus niet aan met de bewering dat wij met de PvdA gaan samenwerken, of met D66, of met welke partij ook. Wij zullen geen enkele partij uitsluiten die constructief wil proberen om Nederland beter te maken. Dat geldt voor alle partijen die dat willen. Dat hebben wij de vorige keer gezegd en dat zeggen wij nu weer. De heer Pechtold (D66): Dit was toch weer een interessant rondje, voorzitter. En sorry voor mijn belofte. De keus van de heer Zijlstra is begrijpelijk. Maar wat als het 74 zetels zijn? In het VVD-vak blijft er een beetje onduidelijkheid over bestaan of samenwerking met de PVV dan wel bespreekbaar is of niet. De heer Zijlstra (VVD): Ik zei het net al: alle partijen die er verantwoordelijkheid voor willen nemen om Nederland beter te maken. De partij waarover u het heeft, de PVV, neemt die verantwoordelijkheid niet. Ik zie dat dus niet gebeuren. De heer Pechtold (D66): "Ik zie dat niet gebeuren". Tja. Minister Schippers sloot het al niet uit. We hebben allemaal vol verwachting drie uur naar de premier in Zomergasten zitten kijken: zou het komen? Nee, het kwam niet. Gelukkig kwam er na afloop wel een mooie film. De heer Zijlstra (VVD): Dan hebt u het in ieder geval drie uur volgehouden, merk ik. De heer Pechtold (D66): U dus niet? (Hilariteit) De heer Pechtold (D66): Nou, dat is dan weer nieuws, meneer Roemer! Nu even verder over die formulering, dat "ik zie dat niet gebeuren". Ik hoor liever gewoon: dat gaat niet gebeuren. Maar in alle ernst. U krijgt nu weer zo'n schrobbering van de PVV. Vanwege Rutte I hebben mensen het idee dat, als ze daarop stemmen, partijen daar wel mee zouden willen samenwerken. Ik zou het verstandig van de VVD vinden als ook zij zei: luister naar wat u vandaag weer hoorde, kijk gewoon naar de feiten; het zijn weglopers, ze leveren niet. En niet "ik zie het niet gebeuren", maar: dat gaat niet gebeuren. De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat de heer Pechtold naar iets op zoek is wat — hoe zal ik het zeggen — verder gaat dan wat wij altijd doen. Wij gaan nooit principieel een partij uitsluiten die wil meewerken aan de toekomst van Nederland. Volgens mij heeft D66 dat ook altijd gedaan. Vervolgens kijk ik naar de feiten. De PVV is gewoon een stelletje weglopers; als het moeilijk wordt, zijn ze weg en heb je niks aan ze. Dus op het moment dat ze moeten opkomen voor hun kiezers, gaan ze gewoon de deur uit. Met zo'n partij gaan wij niet samenwerken, want dat heeft geen enkele zin. Als ze wel hun verantwoordelijkheid zouden nemen, zouden we altijd het gesprek kunnen aangaan. Maar, zo zeg ik ook tegen de heer Pechtold, als ik kijk naar waar die partij voor staat... Dat "Minder, minder!" en dat voor bepaalde groepen in Nederland beperken van de godsdienstvrijheid staat ook inhoudelijk erg ver van de VVD vandaan. Het sociaal-economisch beleid van de PVV is linkser dan dat van de SP. Dat staat zo ver af van een liberale partij, dat ik het bijna onmogelijk acht. Maar ja, wonderen bestaan. Ik heb de heer Wilders ooit voor de verkiezingen horen zeggen: de AOW-leeftijd blijft op 65. De verkiezingen waren geloof ik één uur voorbij toen hij daarop terugkwam. Misschien is het mijn godsdienstige inslag dat ik af en toe nog in wonderen geloof, maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik daar niet in geloof bij de PVV. Ik zie het dus gewoon niet gebeuren. Ik ga principieel geen partij uitsluiten, maar ik zie niet gebeuren dat in een volgend kabinet VVD en PVV zitten, al was het alleen rekenkundig. In de Eerste Kamer hebben we ook een meerderheid nodig en die wordt niet opnieuw gekozen. Je hebt dus minimaal vier partijen nodig. Nou, dan hebben we de PVV; wie zullen we er eens bij doen? D66? GroenLinks? De PvdA? De SP? Het CDA? Die fractie heeft ook enorm goede ervaringen met samenwerking met de PVV. Het is dus een zuiver theoretische discussie. Het gaat niet gebeuren. De heer Pechtold (D66): Van het CDA weet ik het, want dat heeft die bijna-doodervaring overleefd. Men heeft daar echter wel de hoop dat er daarna weer een komt. Ik vraag het u omdat u het woord "principe" gebruikt. De AOW vind ik een belangrijk thema. Ik ben blij dat we de AOW-maatregel hebben ingevoerd, want dat scheelt miljarden en het past bij de levensverwachting. Het gaat mij er echter om — dat is precies waar wij allebei op aanslaan — dat er mensen worden weggezet en dat er "minder, minder" wordt geroepen. Een goede motie over dierenwelzijn van de heer Graus steunen we ook weleens. We hebben geen cordon sanitaire om de PVV getrokken, maar we hebben wel een overduidelijk verschillend maatschappij- en mensbeeld. Mijn partij zegt voor de verkiezingen het volgende. Een motie over dierenwelzijn steunen of bakkeleien over de AOW, dat zullen we doen. We voeren altijd het gesprek, zeker met de mensen die denken dat daar de oplossing zit. We gaan daar echter geen coalitie voor vier jaar voor vormen met de PVV. Dat feest hebben we nu één keer gehad en dat heeft de crisis vertraagd en de problemen vergroot. Dat doen we niet meer. Dat zou ik nu ook eens uit het VVD-vak willen horen. De heer Zijlstra (VVD): Dat is ongeveer wat ik zeg! Als u het niet erg vindt, gebruik ik mijn eigen woorden. Wij vinden dat je altijd moet kijken naar wat een partij doet, zoals je ook kijkt naar wat Nederlanders doen. Het gaat er niet om wat men denkt, maar om wat men doet. Laten we echter helder zijn. Kijk naar de PVV. Ikzelf en de premier hebben heldere woorden gesproken over het "minder, minder" en het wegnemen van godsdienstvrijheid voor bepaalde groepen. De VVD gaat dat niet meemaken: zij gaat niet samenwerken met een partij die dat vindt. En dat is wat zij nu vindt! Maar ja, als de PVV een dag na de verkiezingen het hele programma in een keer, hup, in de prullenbak gooit omdat ze zo graag wil, zoals bij de AOW gebeurde, ga ik misschien toch nog wel even kijken of ze dat echt meent. Het zou voor de heer Pechtold ook wel verstandig zijn om even langs te komen, al was het alleen maar om de lol te hebben van dat gesprek. De voorzitter: Gaat u verder, mijnheer Zijlstra. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik had het over de voorspelling. Die is grotendeels uitgekomen. Dat ging — laten we eerlijk zijn — niet vanzelf, want we hebben echt zware jaren achter de rug. De financieel-economische crisis heeft er zwaar in gehakt. Mensen hebben dat ook echt in hun portemonnee gevoeld, zij zijn hun baan kwijtgeraakt of hun huis is onder water komen te staan. Wat de negatievelingen aan het begin van deze regeerperiode echter ook beweerden, we hebben wel orde op zaken gesteld: onze economie groeit weer; hier in Nederland wel. Dat gebeurt niet in al die landen waar niet of nauwelijks is ingegrepen. De minister van Financiën maakte daar gisteren nog een mooie opmerking over de Franse slag over. Die landen zitten nog steeds in grote problemen. Dankzij dit kabinet is er ingegrepen en orde op zaken gesteld. De belangrijkste bijdrage — laat dat ook helder zijn — is echter geleverd door al die ondernemende en hardwerkende Nederlanders, die het persoonlijk voelden. Dankzij hen komen er weer banen bij. Dankzij hen neemt de welvaart weer toe. Dankzij al die stille krachten was er dit jaar ruimte voor een lastenverlichting van 5 miljard. Dankzij hen kunnen we nu ook weer investeren in onze veiligheid, in defensie, in de zorg en goede voorzieningen voor onze ouderen. Maar de economie mag dan op orde zijn gebracht, mensen voelen dat nog onvoldoende. Zij voelen dat nog onvoldoende, doordat zij dat bijvoorbeeld nog niet echt in hun portemonnee voelen, doordat zij nog geen nieuwe baan hebben gekregen of doordat zij ervaren dat in sommige verpleeghuizen de zorg voor ouderen echt niet aan de maat is. Het is dus de hoogste tijd dat Nederlanders het herstel echt gaan voelen. Daarom moeten we doorgaan met Nederland stap voor stap sterker te maken. Daarom moeten we doorgaan met het verlagen van de lasten, zodat die hardwerkende Nederlanders ook weer zekerheid hebben. Ik heb het over de zekerheid van een baan, de zekerheid van een betaalbaar huis en de zekerheid van een goed pensioen. Maar daarmee — en dat is het slechte nieuws — nemen we helaas niet alle onzekerheden weg. We hebben de economie dan misschien op orde gekregen, maar er zijn ondertussen in de wereld heel veel dingen gebeurd. De wereld is een stuk gevaarlijker geworden. Daarom hebben we nu nieuwe zorgen. We hebben zorgen over migratie, over veiligheid, over de vrijheid waarin we leven. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra gebruikt de begroting voor volgend jaar voor een terugblik. Dat mag. Iedereen zijn keuze! Hij blikt terug op de economie. Ik dacht dat hij bij zijn terugblik dan wel zou beginnen met datgene wat voor de verkiezingen nog zo'n beetje het belangrijkste thema voor de VVD was: het integratiebeleid. Hoe gaan we om met nieuwe Nederlanders? Als hij nu terugkijkt naar de afgelopen vier jaar, wat is dan voor hem de beleidsmaatregel die het verschil maakt? Wat is de beleidsmaatregel waardoor dit kabinet echt herinnerd zal worden als een kabinet dat het veranderd heeft? De heer Zijlstra (VVD): Ik moet de heer Van Haersma Buma helaas teleurstellen, want er is niet één maatregel die ervoor kan zorgen dat de integratie lukt. Dat moet een optelsom van maatregelen zijn. Een maatregel die daarbij heel belangrijk is, is bijvoorbeeld: geen Nederlands, geen bijstand. Je kunt hier niet aan de zijlijn parkeren, in je eigen wereld leven en niet deelnemen aan de maatschappij. Als je aan het werk bent, integreer je, krijg je een sociaal leven en word je onderdeel van de maatschappij. Dat is een belangrijke maatregel. Ik noem voorts de inburgeringseisen en de plannen van minister Asscher inzake een participatieverklaring met gevolgen. Je moet weten waar Nederland voor staat en je moet je daaraan verbinden. En als je je daar niet aan houdt, heeft dat ook effect. Maar los van dit soort maatregelen is het het belangrijkste dat wij allen, in dit huis en daarbuiten, ook een keer durven om trots te zijn op de waarden en vrijheden waar Nederland voor staat. Ik ga ervan uit dat het CDA daar ook voor staat. We moeten die durven verdedigen, we moeten die niet wegmoffelen en zeggen: ach, we laten het een beetje lopen. Dat is misschien nog wel het belangrijkste wat we moeten doen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is toch niet zo'n overtuigend antwoord, moet ik zeggen. De heer Zijlstra (VVD): Ik vond het zelf, eerlijk gezegd, best goed. De heer Van Haersma Buma (CDA): Daar was ik al bang voor. Voor de verkiezingen in 2012 vormden integratie en de problemen daaromheen één van de hoofdpunten. Het was een heel belangrijk thema, ook in Nederland. Ik kan me niet herinneren dat men in de periode daarvoor de vrijheid, de eigen waarden van Nederland, niet wilde verdedigen. Het zou wat moois zijn als we dat in 2012 zijn begonnen. Die participatieverklaring — leuk ding hoor! — verandert de wereld niet. Kijk naar wat er in Rotterdam en Zaandam gebeurt. Wat ik het ergste vind, en daar spreek ik u ook op aan, is het volgende. Een van de dingen die we wel hadden, was dat iemand verplicht zijn of haar inburgeringsexamen moest halen. Anders zou die persoon geen verblijfsvergunning krijgen. Dat was er. De heer Zijlstra (VVD): Dat is er zelfs. De heer Van Haersma Buma (CDA): En wat gebeurt er? Het wordt niet gehandhaafd. Het wordt nergens gehandhaafd. En wie is daar verantwoordelijk voor? Dat is dit kabinet, dat is Mark Rutte. De premier zegt: we kunnen in vier jaar niet herstellen wat er dertig jaar daarvoor door anderen fout is gedaan. Als u terugkijkt op de afgelopen vier jaar, dan kunt u niet trots zijn. En met die participatieverklaring komt u er niet mee! De kloven zijn groter geworden, ook op dit terrein. Het had u gesierd als u dat zou erkennen. De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nog wat meer dingen genoemd. Ik heb gezegd: geen Nederlands, geen bijstand. Ik heb de inburgeringseisen genoemd. Ik heb een middeleneis genoemd. Als je mensen hiernaartoe wilt halen in het kader van gezinshereniging, moet je een bepaald inkomen hebben, zodat we zeker weten dat je je gezinsleden kunt onderhouden en dat je terugkomt als ze hiernaartoe komen. Dat zijn allemaal zaken die van belang zijn. Ik noem de wet waarin staat dat het consequenties heeft als iemand met gezichtsbedekkende kleding gaat solliciteren. Dan wil iemand niet echt werk. Het zit 'm allemaal in dat soort zaken. Maar één ding wil ik wel tegen de heer Van Haersma Buma zeggen: ik zal hier niet beweren dat we in dit huis geloven dat er één maatregel is waarmee we de integratie in één keer tot een klein wondertje kunnen brengen en waarmee het allemaal goed komt. Er is immers niet één maatregel. Het betreft een samenspel van maatregelen. We moeten staan voor wat we belangrijk vinden. Het gaat om maatregelen die mensen aanzetten tot werken en tot het deelnemen aan de maatschappij. Het gaat om maatregelen waarmee duidelijk wordt gemaakt waar dit land voor staat. Dat hebben we gedaan en daar zullen we mee moeten doorgaan, maar er is helaas geen ei van Columbus waarmee je, tik, alles in één keer hebt geregeld. Ik zou willen dat het er was. De heer Van Haersma Buma (CDA): Blijft staan dat de maatregel die we hebben en die belangrijk is, niet wordt gehandhaafd. Ik wil weten waarom die niet wordt gehandhaafd en waarom de VVD dat accepteert. Heel veel van de dingen die de heer Zijlstra noemt, zijn afkomstig van eerdere kabinetten, bijvoorbeeld van het vorige kabinet. Ik noem de inkomenseis en de eis om mensen mee te nemen. Die dingen zijn allemaal ouder. De heer Zijlstra mag ze noemen, maar hij kan niet zeggen: met dank aan dit kabinet. Een en ander is ook gedaan in de 30 jaar daarvoor. De heer Zijlstra (VVD): Ik kijk gewoon naar wat mijn partij heeft bijgedragen. De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra probeert datgene wat de VVD op het terrein van integratie heeft gedaan, heel groot te maken, en dat mag. Maar let op het grote verschil tussen de periode voor de verkiezingen en de periode daarna. Eén maatregel is belangrijk: wanneer je niet aan je inburgeringsplicht voldoet, krijg je ook geen verblijfsvergunning. Waarom is die maatregel niet gehandhaafd? Waarom accepteert de VVD dat? De heer Zijlstra (VVD): Als het gaat over het implementeren van zaken, zeg ik dat die wet er nu is gekomen. Die wet wordt gehandhaafd, maar wel binnen de huidige mogelijkheden. Ik kom er overigens later in mijn betoog nog op terug. We hebben een rechtsstaat. Daarbij hoort onder andere een aantal verdragen waardoor we mensen soms niet terug kunnen sturen. Die stappen moeten we ook durven zetten. Ik kom daar zo meteen op terug. Maar die wet is er en die wordt gewoon gehandhaafd. Ik zou willen dat hij nog wat vaker gebruikt zou kunnen worden, want er zijn gevallen waarvan ik denk: die mensen zijn gekomen vanwege gezinshereniging, maar waarom kunnen ze niet terug als ze niet inburgeren? Soms staan internationale verdragen in de weg. Ik ben niet van de afdeling "we gaan de wet overtreden". Dan moeten we die verdragen gaan aanpassen. Daar kom ik zo nog op. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De heer Zijlstra heeft het in zijn betoog een paar keer gehad over veiligheid. De VVD heeft nu zes jaar aan de knoppen gezeten op het ministerie van Veiligheid en Justitie, maar wat is het resultaat? De helft van de politiebureaus is gesloten. Het oplossingspercentage is lager. De aangiftebereidheid is lager. Duizenden veroordeelde criminelen zitten niet in de gevangenis, maar lopen vrij rond op straat. En tuig staat te dansen op politieauto's. Hoe kan de heer Zijlstra dat uitleggen? Hij ziet het beleid omtrent veiligheid als een succes. Hij noemt allerlei maatregelen. Maar hoe krijgt de VVD het voor elkaar om Nederland onveiliger te maken in plaats van veiliger? De heer Zijlstra (VVD): We kunnen met cijfers gaan goochelen. Het aantal geregistreerde aangiften is van 1,2 miljoen gedaald naar 900.000, maar volgens mij gaat de discussie daar niet over. Als de heer Bontes wil aangeven dat op het ministerie van V en J — laat ik het politiek eufemistisch zeggen — niet alles gesmeerd is gegaan, ben ik de eerste om dat te erkennen. De heer Roemer maakte er daarnet al een grapje over, maar het is waar dat het niet allemaal even goed is gegaan. Is dat een partij aan te rekenen? Ik denk het niet, maar als de heer Bontes daar blij van wordt, wens ik hem succes ermee. Het gaat om de vraag of mensen zich veilig voelen op straat en of er op straat wordt gehandhaafd. Dan ben ik het onmiddellijk met de heer Bontes eens. Als ik naar de beelden op televisie kijk van iemand die op een politieauto staat te dansen, denk ik ook: dat kan niet. Dat heeft echter niets te maken met maatregelen en regels die hier zouden ontbreken. Die maatregelen en regels zijn er allemaal. Ik ben een van de initiatiefnemers van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. Het initiatiefwetsvoorstel heb ik samen met de heer Spekman, destijds Kamerlid voor de PvdA, ingediend. Die wet biedt een scala aan mogelijkheden om dit soort raddraaiers aan te pakken, maar dan moet je ze wel gebruiken. Als Haagse politiek scheppen wij de kaders en de mogelijkheden, zodat politie maar vooral ook lokaal gezag ze kan inzetten. Als zij dat niet doen, ga ik ervan uit dat een gemeenteraad in een dergelijke plaats de burgemeester of de driehoek aanspreekt, want daar hoort het dan thuis. Maar hier hebben we het gewoon in gang gezet. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik bestrijd de gedachte dat het in gang is gezet, want er gebeurt wat dat betreft nog veel te veel. Alleen in de sprookjeswereld van de VVD is het veiliger geworden. Ik zal de heer Zijlstra nog een voorbeeld geven. Een VVD-staatssecretaris komt met een voorstel om levenslang gestraften eerder vrij te laten. Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, komt zo waarschijnlijk eerder op vrije voeten. Hoe kan de heer Zijlstra dat uitleggen aan de slachtoffers, aan de nabestaanden? Hoe kan hij dat uitleggen aan zijn achterban? De heer Zijlstra (VVD): Dat is een heel terecht punt van de heer Bontes. Op het gebied van het strafrecht vond ik het altijd één van de mooie dingen aan Nederland dat levenslang ook echt levenslang was, dat de moordenaar van Theo van Gogh levenslang opgeborgen zou worden. Wat mij betreft was de moordenaar van Pim Fortuyn hetzelfde overkomen. Een rechtstaat heeft echter ook te maken met onafhankelijke rechters en dat vind ik nóg belangrijker. Nu hebben rechters heel helder aangegeven dat wij, gezien internationale verdragen, een toetsingsmoment moeten inbouwen. Daarbij wordt er gekeken of Mohammed B. — laten we hem als voorbeeld nemen — nog steeds een tikkie kierewiet is, want zo noem ik het. Zo ja, dan komt hij niet vrij. Dan blijft hij gewoon zitten. Maar er moet een toetsingsmoment ingebouwd worden, omdat rechters anders geen levenslang meer mogen opleggen. Ik wíl dat rechters levenslang blijven opleggen aan de Mohammed B.'s van deze wereld. Als dat betekent dat we zo'n toetsingsmoment moeten inbouwen, dan doen we dat, al had het van mij niet gehoeven. Ik wil juist dat rechters het wel blijven opleggen. Als ik zou doen wat de heer Bontes suggereert, dan zou het resultaat zijn dat niemand meer levenslang krijgt in dit land en dat vind ik voor dit soort types verkeerd. De voorzitter: Tot slot de heer Bontes. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Een ontzettend zwak verhaal van de heer Zijlstra. Aan niemand uit te leggen. Niemand zal dit begrijpen. De verkiezingsbelofte was meer straf en minder begrip voor criminelen. Het omgekeerde gebeurt nu. De kiezer zal daar keihard doorheen prikken, dat garandeer ik u. Kijk naar het vertrouwen in de minister van Veiligheid en Justitie. Dat is 8%, het laagste cijfer ooit. De VVD op veiligheid is dus geen goede zaak. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben het daarmee oneens, maar dat zal de heer Bontes niet verbazen. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Voordat er een mistdeken opgeworpen gaat worden over de toekomstige zorgen van de VVD, wil ik teruggaan naar het eerste deel van wat de heer Zijlstra zei. Hij noemde in zijn bijdrage de ondernemende en de hardwerkende Nederlanders. Terecht gaf hij aan dat niet iedereen daar nog van profiteert. Ongeveer 60% van de Nederlanders profiteert daar niet van. Ik zou weleens willen weten wie de heer Zijlstra bedoelt met "de ondernemende en de hardwerkende Nederlanders". De heer Zijlstra (VVD): Dat is iedereen die hard werkt of hard wil werken. Misschien is dat te kort. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Het is hartstikke goed dat daar duidelijkheid over wordt gegeven. De heer Zijlstra (VVD): Mag ik er nog één aan toevoegen? Ook iedereen die hard gewerkt heeft, want ik wil de ouderen niet vergeten. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik zou daaraan willen toevoegen de ondernemende Nederlander die in het mkb zit. De heer Zijlstra weet ook dat 25% van de mkb'ers aangeeft, volgens onderzoek van de Europese Centrale Bank, dat ze heel moeilijk aan een krediet komen. Als we de koopkrachtontwikkeling bekijken van 175% van het wettelijk minimumloon, vergeleken met 500% van het wettelijk minimumloon, dan zien we dat de topinkomens er zes keer harder op vooruitgaan dan die hardwerkende en ondernemende Nederlanders waar de heer Zijlstra op doelt. Kan hij de hand in eigen boezem steken en hier zeggen dat hij echt staat voor al die hardwerkende Nederlanders en voor al die ondernemende Nederlanders? De heer Zijlstra (VVD): Ik moet dit even proberen te plaatsen. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Dan zal ik het nog een keer uitleggen. 25% van de ondernemers in het mkb geeft aan dat ze moeilijk aan een krediet kunnen komen. Staat de VVD ook voor de ondernemende Nederlanders die moeilijk aan krediet kunnen komen? En zo ja, waarom zijn die ondernemers dan de afgelopen vier jaar te weinig geholpen? Verder heb ik het over de hardwerkende Nederlander, die op ongeveer 175% van het wettelijk minimumloon zit. Dat is ongeveer een modaal inkomen. De topinkomens gaan er zes keer harder op vooruit dan die modale inkomens. Dat zijn ook hardwerkende Nederlanders. Dat zijn de loodgieters, de politieagenten. Dat zijn mensen die ook heel hard werken, maar zij gaan er in de visie van de VVD minder hard op vooruit dan al die mensen die in de top zitten. De heer Zijlstra (VVD): Ik lok kennelijk een tweede vraag uit of eigenlijk is het dezelfde vraag. Ik kon die vraag niet plaatsen, omdat de heer Kuzu een beeld schetst dat niet klopt. Wat betreft die hardwerkende Nederlander hoef ik toch niet uit te leggen dat ondernemers daar ook onder vallen? En ondernemers moeten kunnen ondernemen. Er liggen inderdaad wat problemen op het gebied van kredietverstrekking. Gelukkig zijn er ook nieuwe initiatieven met crowdfunding en dergelijke, maar als je kijkt naar banken en de wijze waarop zij nu kredieten verlenen, dan kan dat echt een stuk beter. Dat veroorzaken wij overigens ook mede in dit huis, omdat wij via de AFM en DNB zo veel toezichteisen hebben gesteld aan de banken, dat ze ook werkelijk niets meer durven. We moeten dus ook een beetje naar onszelf kijken. Maar dat die ondernemers ruimte moeten hebben, ook financieel, om te kunnen ondernemen, daar ben ik het onmiddellijk mee eens. Ik moest wat het tweede punt betreft, heel diep graven. De hoogste inkomens zouden er zes keer zo veel op vooruit zijn gegaan als de laagste inkomens. Ik zal eerlijk bekennen — ik heb de heer Roemer net ook met stijgende verbazing aangehoord — dat als er een ding is dat mij pijn heeft gedaan deze kabinetsperiode in de samenwerking met de PvdA, dat is dat de invulling van eerlijk delen bij de PvdA wat anders is dan die van ons. Wat mij betreft is eerlijk delen dat mensen die hard werken ook meer mogen verdienen en dat niet alles naar de onderkant hoeft. We hebben niet alles naar de onderkant gedaan, maar je kunt de heer Samsom veel verwijten, maar niet dat hij niet voor elkaar heeft gekregen dat aan de onderkant alles keurig is gecompenseerd en dat mensen daar keurig in hun inkomen zijn neergezet. Laten we in dit huis nu eens ophouden met die onzindiscussie. Het heeft ons pijn gedaan, maar we hebben dat met recht en reden gedaan, omdat het nodig was om dit land uit de crisis te helpen en om mensen aan de onderkant meer te laten verdienen, waardoor het uit kan om te gaan werken en er geen sprake is van een armoedeval en dat je dan achteruitgaat in inkomen. Dat hebben we allemaal gedaan. De mensen met een minimumloon hebben in dit land de grootste inkomensstijging gehad van alle groepen, als je naar de percentages kijkt. Dat is gewoon een feit. De voorzitter: Tot slot op dit punt. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Daar zit precies de crux van het hele verhaal. De VVD redeneert in percentages. Als we de percentages gaan omrekenen in absolute getallen — daarvoor kunt u pagina 58 van de Macro Economische Verkenning erbij pakken, want daar staan de percentages — dan komen we op heel andere cijfers uit. Als we het hebben over 175% van het wettelijke minimumloon hebben we het over bruto €2.700, als we het hebben over 500% van het wettelijke minimumloon hebben we het over €7.700. Als je het verschil in koopkracht en die percentages omrekent naar absolute getallen, krijg je er toch heel andere cijfers uit. Voorts wees de heer Zijlstra mij op het feit dat wij daar met zijn allen verantwoordelijkheid voor moeten nemen, waar het gaat om de mkb-aanvragen. De heer Zijlstra is coalitiepartner. Ik stel hem voor de laatste keer de vraag: bedoelen we met ondernemend en hardwerkend Nederland alle hardwerkende en ondernemende Nederlanders of slechts een bepaald deel aan de top van die inkomensladder? De heer Zijlstra (VVD): Als ik zeg "iedereen die hard werkt, hard wil werken of hard gewerkt heeft" dan maakt het mij helemaal niet uit wat iemand verdient. Voor mij is iemand met een minimumloon net zo waardevol als iemand die directeur is van een grote bank. Dat maakt mij echt helemaal niets uit. Ik vind het, met alle respect, ook een idiote tegenstelling. Dan die vergelijking met absolute getallen. Die vind ik leuk. Vroeger bij rekenen op de, toen nog, lagere school leerden ze mij al dat als je een percentage neemt van een laag bedrag je minder overhoudt, dan wanneer je een percentage neemt van een hoog bedrag. Dat geldt ook voor de stijging van inkomen. Als je een ton verdient en je krijgt 1% erbij, dan is dat €1.000 en als je €10.000 verdient en je krijgt 1% erbij, dan krijg je maar €100. Als het pleidooi van de heer Kuzu is om dat gelijk te trekken, dan wil ik daar best in meegaan, maar dan gaan we dat ook doen voor de belastingen. Dan gaan we ook zorgen dat iedereen absoluut dezelfde belastingen betaalt en dan hanteren we geen progressieve tarieven meer, want dan gaan we echt eerlijk zijn op dat punt. Ik sta ervoor dat wij in een solidair land leven, waar inderdaad de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. En ja, dat wordt door links vaak overdreven. Daarom stapt de VVD regelmatig op de rem. Ik wil niet toe naar een land waarin we op basis van dit soort simplistische berekeningen net doen alsof hier onrecht wordt aangedaan. Hier is door het kabinet een buitengewoon zorgvuldig inkomensbeleid neergezet. Hou eens op met dat gezeur! De voorzitter: Afrondend en heel kort de heer Kuzu. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Het is wel duidelijk waar de VVD voor staat als het gaat om belastingen, maar een en ander wordt meegenomen in de koopkrachtontwikkeling. Wat de stijging in percentages of absolute getallen betreft: dat wordt meegenomen. Het zijn de cijfers van uw eigen kabinet! Het zijn niet mijn cijfers, het zijn de Macro Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau. Als u dat probeert te negeren, weten we ook waar de VVD voor staat, duidelijk. De heer Zijlstra (VVD): Ja, de VVD staat voor al die hardwerkende Nederlanders die willen werken, die aan het werk zijn of graag aan het werk willen gaan of die hard gewerkt hebben. Allemaal, van lage tot hoge inkomens. De heer Krol (50PLUS): Ik was net even bang dat mijn gehoorapparaat kapot was of dat de ringleiding hier niet goed werkte, maar ik hoorde het toch echt. Gelukkig heeft de heer Zijlstra het nog een keer herhaald: de VVD staat voor de mensen die hard werken, mensen die hard willen werken maar dat niet kunnen en ook voor mensen die gewerkt hebben. Toch is de koopkrachtontwikkeling van ouderen de afgelopen jaren schrikbarend op achterstand geraakt ten opzichte van de werkenden. Is dat eerlijk delen? De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat je altijd moet kijken naar de mensen die dit land mede hebben opgebouwd. Dat hebben wij op een heel zorgvuldige wijze gedaan. Die mensen hebben veel inspanningen verricht. Zij kunnen niet langer doorwerken om hun pensioen te verhogen, dat is voor hen voorbij. Juist daarom hebben we gekeken naar de koopkrachtplaatjes. In het voorjaar bij de zogeheten koninginne-MEV — ik gebruik helaas een vakterm — die net voor de zomervakantie uitkomt, bleken deze mensen op min 1,7 te zitten, zeg ik uit mijn hoofd; achteruitgang dus. Het kabinet, de coalitie, heeft er echt honderden miljoenen, bijna 800 miljoen, ingestoken om ervoor te zorgen dat deze mensen van een min naar een plus gingen. Dat kunnen wij doen. Daarnaast zijn er nog de werkgevers en de werknemers, die de pensioenfondsen beheren. Daar gaat dit kabinet niet over. Werkgevers en werknemers moeten dat doen. De gevolgen daarvan moeten we afwachten. Met sommige pensioenfondsen zal het goed komen, terwijl andere misschien slecht nieuws hebben. Maar daar kan de regering niets aan doen. Wat wij konden doen, hebben we gedaan. Daar is het meeste geld naartoe gegaan en dat vind ik inderdaad recht doen aan de mensen die het land hebben opgebouwd. De heer Krol (50PLUS): Twee dingen. Allereerst is er een te grote groep ouderen die er niet op vooruit is gegaan en zelfs op een min zit, ook in de cijfers die gisteren werden gepresenteerd. De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn daarover klip-en-klaar. Twee. Wij gaan wel over de regels die de pensioenfondsen moeten hanteren. Vindt uw partij het niet onredelijk dat over bezittingen volgens de Belastingdienst, wat is het, 2,5% tot ruim 5% winst gemaakt kan worden, terwijl de pensioenfondsen, die de afgelopen jaren veel meer winst maakten — dat weten we allemaal — zich arm moeten rekenen? Dat is geen afspraak tussen werkgevers en werknemers, dat is een afspraak die men moet maken omdat wij als politici dat opleggen aan de pensioenfondsen. Dat moet u dan ook oneerlijk vinden. De heer Zijlstra (VVD): Wij hebben hier met 150 de taak om ervoor te zorgen dat we de hele Nederlandse bevolking bedienen. Pensioenen zijn een groot goed. Nu hebben we pensioenen en nergens in de wereld is het zo goed geregeld. We moeten ervoor zorgen dat de jonge generaties, zeg in de leeftijd van de heer Klaver, straks ook nog een pensioen hebben. Daarom kijken we naar rekenrente en dat soort zaken. Het zou toch onterecht zijn dat als de heer Krol op een gegeven moment het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt, de heer Klaver de rekening zou moeten betalen en geen pensioen meer heeft? (Hilariteit) De heer Zijlstra (VVD): Daar gaat het over de rekenrente. Dan de vraag of er mensen op achteruit zijn gegaan. Ongetwijfeld, dat geef ik onmiddellijk toe. Koopkrachtcijfers zijn een wereld op zich. We proberen allemaal in dit huis om het zo te finetunen dat mensen er zo goed mogelijk uitkomen, zo evenwichtig mogelijk. Geen situatie is echter gelijk, dus zullen er ongetwijfeld mensen zijn die er op achteruitgaan. Dat is niet te voorkomen. De voorzitter: Tot slot. De heer Zijlstra (VVD): De derde vraag ging over het rendement. De VVD is een voorstander van het belasten van reëel rendement. Zij vindt het onrechtvaardig om met fictief rendement te werken. Dat doen we nog steeds. Het is iets meer reëel geworden, maar het is nog steeds fictief. Het is hartstikke onrechtvaardig dat bijvoorbeeld een oudere die een eigen bedrijf heeft gehad en die moet leven van de rente die hij op de rekening krijgt waarop het geld daarvan staat, geacht wordt om een fictief rendement te hebben dat er misschien niet is. Daarom wil ik naar een reëel rendement toe. Heel veel mensen willen dat nu ook. Ik wijs er wel op dat de mensen die een veel hoger reëel rendement hebben, op dit moment vrij stil zijn, maar dat die dan waarschijnlijk wel naar voren zullen komen. Het is echter het enige eerlijke systeem, als je tenminste aan vermogensbelasting wilt doen. De VVD zou het liefste zeggen: over dat vermogen is al eens belasting betaald; je hebt eerst gewerkt en daar vervolgens belasting over betaald; waarom moet je dan nog een keer betalen als je gespaard hebt? Dat is onze uitgangspositie, maar ik geloof dat wij de enige partij zijn die er zo over denkt. Aangezien wij in hopeloze eenzaamheid verkeren op dat punt, richten wij ons op de rendementsheffing en zeggen wij daarvan: baseer die op het reële rendement, want dat is het meest rechtvaardige. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Krol. De heer Krol (50PLUS): Het zou heel fijn zijn als de VVD ervoor zou willen pleiten dat pensioenfondsen dat reële rendement ook mogen inzetten. Nog één opmerking: mensen tot 35 jaar hebben slechts 5% bijgedragen aan datgene wat er nu in die enorme pensioenpotten zit. De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het niet erg om qua rekenrente naar een reëel rendement te gaan, maar dat betekent dan wel dat we naar een ander stelsel moeten. Dan moet je van een stelsel met een collectieve pot waar je gewoon geld uit krijgt, naar een stelsel met individuele potjes. Dat kan wel collectief beheerst worden, maar dan kun je naar een reëel rendement, want dan is het jouw specifieke potje. Sorry dat ik weer de heer Klaver erbij haal, maar op dit moment betaalt de heer Klaver — de generatie van de heer Klaver — pensioenpremie voor de generatie van de heer Krol. Dat is de werkelijkheid. Daarom moeten we met een lage rekenrente rekenen, want we willen voorkomen dat jonge generaties later geen pensioen hebben. Die verantwoordelijkheid hebben we. We proberen de ouderen van nu te compenseren voor te negatieve effecten, maar ik kijk ook naar jongere generaties. Die verantwoordelijkheid heb ik immers. De heer Klaver (GroenLinks): Allereerst dank dat de heer Zijlstra het opneemt voor mijn generatie en dat hij laat zien dat er geen sprake moet zijn van een generatieconflict. Ik vind ook dat mijn generatie het moet opnemen voor de 45-plussers die de heer Zijlstra vertegenwoordigt en dat mensen die bijvoorbeeld na vijftien jaar werkloos worden, zo snel mogelijk weer aan de bak moeten komen. Dat is ook onze verantwoordelijkheid. Er moet geen sprake zijn van een generatiestrijd; we moeten samenwerken. Ik heb een vraag over de ongelijkheid. Volgens mij heeft de heer Zijlstra gewoon een punt als hij zegt dat de werkende mensen in Nederland met het laagste inkomen, er het meest op vooruit zijn gegaan. Ik zou iets meer willen uitzoomen. Ik zou willen kijken naar iedereen in Nederland, niet alleen de mensen die werken, maar ook de mensen die een uitkering hebben, bijvoorbeeld mensen die arbeidsongeschikt zijn of mensen met een AOW-uitkering. Die groepen zijn er in de afgelopen jaren verreweg het minste op vooruit gegaan. Waarom noemt de heer Zijlstra dat "eerlijk delen"? De heer Zijlstra (VVD): Hoe noem ik het? De heer Klaver (GroenLinks): "Eerlijk delen". Ik begrijp dat dit een heel raar woord voor u is, maar het stond ergens in het regeerakkoord. De heer Zijlstra (VVD): Ik was alleen verbaasd dat de heer Klaver daarover begon, want eerlijk delen is bij GroenLinks meestal dat je geld van mensen die hard werken, afneemt en dat je dat vervolgens geeft aan mensen die niet werken. Over de vraag wat eerlijk delen is, denken wij dus verschillend. De VVD wil dat werken gaat lonen. Wij willen dat het voor iemand die in een uitkering zit en die kan werken, echt loont om te gaan werken en niet dat zo iemand er netto op achteruitgaat als die gaat werken. Dat hebben wij ook voor elkaar gekregen. Je kunt dit alleen maar doen door het gat tussen mensen met een uitkering — zij zijn er niet op achteruitgegaan, want de uitkeringen zijn zelfs licht gestegen in de afgelopen kabinetsperiode — en mensen die werken te vergroten. Dat kun je op twee manieren doen. Je kunt de uitkeringen verlagen. Daar hebben we niet voor gekozen. We hebben de uitkeringen keurig in balans gehouden, want ten tijde van een crisis moet je dat mensen niet aandoen. Dan is er immers niet altijd werk. Nu de economie zich wat herstelt, zorgen wij ervoor dat mensen die wel kunnen gaan werken, die wel die stap maken, er juist extra op vooruitgaan. Als je de uitkeringen dan laat meegroeien, heb je nul effect. Dat kost alleen heel veel geld, maar daarmee krijg je niet meer mensen aan het werk. Ik vind het belangrijk dat mensen de kans krijgen om aan het werk te gaan en dat werken daadwerkelijk loont. Dat is gelukt met dit kabinetsbeleid. De heer Klaver (GroenLinks): De werkgelegenheidscijfers behoren tot de cijfers van het kabinet die nog heel erg tegenvallen. De aanvliegroute om te kijken naar ongelijkheid gaat in de eerste plaats via de werkgelegenheid. De echte reden waarom er te weinig werkgelegenheid is, heeft niet zo heel veel te maken met het belastingstelsel, maar wel heel veel met teruggelopen overheidsinvesteringen. Ook ING wees daar afgelopen week nog op. Waarom vindt de VVD het gerechtvaardigd dat de verschillen tussen werkenden en niet-werkenden enorm oplopen? Waarom laat de VVD de ongelijkheid groeien in een wereld waarin mensen zich onzeker voelen, waarin mensen in Groot-Brittannië voor een brexit stemmen, waarin in de Verenigde Staten misschien wel Trump aan de macht komt en waarin steeds meer mensen zich bedreigd voelen in hun bestaan? Als de VVD zegt eerlijk delen belangrijk te vinden, waarom heeft de VVD dan niet ook de keuze gemaakt om iedereen er evenveel op vooruit te laten gaan, in ieder geval in procenten? Dat kon, want er was voldoende geld. Afgelopen jaar was er 5 miljard beschikbaar. Toen is de keuze gemaakt om dat vooral te geven aan de mensen met meer dan twee keer modaal, en niet aan de mensen die al het minste hebben in de samenleving. De heer Zijlstra (VVD): De belastingverlaging die dit jaar is doorgevoerd, is inderdaad gegaan naar mensen die werken en met name naar degenen die wat lagere salarissen hebben: van laag tot modaal, anderhalf keer modaal. Dat zijn precies de mensen die de prijs van de crisis in de voorgaande jaren hebben betaald. Je kunt immers niet heel veel van de uitkeringen af halen in de huidige stelsels. Dus deze mensen hebben de rekening betaald. Mag het dan ook zo zijn dat als er tekenen van herstel zijn en we eindelijk de belastingen weer kunnen verlagen, degenen die de rekening hebben betaald, daarvan de voordelen zien? Dat hebben we gedaan. Ik vind dat eerlijk gezegd heel rechtvaardig. De heer Klaver (GroenLinks): De rekening is door iedereen betaald. Ik vind het heel goed wat er gebeurt voor de werkenden met de laagste inkomens. Daar ben ik het volledig mee eens. Het kabinet mag zich wat dat betreft een pluim geven, want het heeft dat heel goed gedaan. Ik heb het alleen juist over de mensen die ook de rekening van de crisis hebben betaald. Soms kan ik mij daar een klein beetje aan storen, alsof je alleen een burger bent en hebt meebetaald aan deze crisis en eraan hebt meegeholpen om daaruit te komen als je hebt gewerkt. Heel veel mensen stonden onvrijwillig aan de kant. Het was een keuze. We hadden deze mensen er iets meer op vooruit kunnen laten gaan, zodat er eerlijker was gedeeld. Die keuze is niet gemaakt, en dat is prima. Maar ook mensen die even niet bij machte waren om te werken, hebben het verdiend om er gewoon meer op vooruit te gaan. De heer Zijlstra (VVD): Ik blijf dat niet begrijpen, maar dat zal aan mij liggen. Die mensen hebben we keurig behandeld. We hebben niet gekort op de uitkeringen. De premier heeft bij de regeringsverklaring al gezegd dat we ervoor zorgen dat die mensen voldoende ijs onder de voeten hebben. Dat is ook gebeurd. Maar we hebben inderdaad wel een keuze gemaakt — die hebben wij gemaakt, hoewel de heer Klaver kennelijk een andere maakt — dat de groepen die erop vooruitgaan, de groepen zijn die de sprong kunnen maken van een uitkering naar een baan. Zij zijn er honderden euro's per maand — daar hebben we het over! — op vooruitgegaan. Daardoor loont het om te gaan werken, juist nu. Er was een tijd dat mensen die in een uitkering zaten, graag wilden werken, maar er geen baan was. Daarom hebben we de uitkeringen niet gekort. Dat kreeg ik trouwens sowieso niet voor elkaar bij de PvdA, maar dat terzijde. Daarnaast is de economie hersteld. Nu zijn er weer banen bij gekomen. De werkgelegenheidscijfers zijn top. Er zijn namelijk voor het eerst sinds jaren meer dan 10 miljoen banen. Het werkt alleen nog niet bij de werkloosheidscijfers omdat steeds meer mensen die zich hadden teruggetrokken van de arbeidsmarkt, zich nu weer aanmelden. Daar zie je dus nog onvoldoende herstel. Daarmee moet het kabinet in het laatste halfjaar door blijven gaan, net als een volgend kabinet. Iedereen in het land moet het herstel zelf gaan voelen en moet zelf voelen dat je erop vooruitgaat als je aan het werk gaat. Dat vind ik eerlijk delen: als je er hard voor werkt, moet je eraan overhouden. De heer Segers (ChristenUnie): Het gaat over eerlijk delen en over een rechtvaardige behandeling van verschillende groepen, oud en jong, rijk en arm. Ik wil de heer Zijlstra een andere groep voorhouden, namelijk gezinnen. Met eenzelfde gezinsinkomen worden gezinnen verschillend belast. Gezinnen die van één inkomen rondkomen, hebben een veel hogere belastingdruk dan gezinnen die van twee inkomens rondkomen, met per saldo hetzelfde inkomen. Is dat rechtvaardig? Mijn antwoord zou "nee" zijn. Zou het niet rechtvaardig zijn om, als we in de toekomst inzetten op een ander belastingstelsel, dat te repareren? De heer Zijlstra (VVD): De discussie over een toekomstig belastingstelsel lijkt mij een heel mooi onderwerp voor de verkiezingen en de daaropvolgende formatie. De heer Segers heeft het over de alleenverdieners. Die groep stond in de min; ook die groep stond fors in de min. Ook daarvoor is door het kabinet en in coalitieverband bekeken hoe we die groep omhoog konden krijgen en uit die min konden halen. Als je probeert om het evenwichtig te doen, moet immers ook die groep mee kunnen komen. Dat is gelukt: die groep is van een duidelijke min naar een —helaas klein — plusje gegaan. Ik snap dat de heer Segers had willen hebben dat dat meer was, maar dan kom je aan fundamentele zaken waarover de ChristenUnie en naar mijn inschatting ook de SGP anders denken dan de VVD. Dat zijn zaken zoals de dubbele heffingskorting of, zoals wij die noemen, de aanrechtsubsidie. Hoe zorgen we ervoor dat vrouwen niet thuis worden gehouden, maar echt de kans krijgen om aan het werk te gaan? Die stap van de dubbele heffingskorting zetten emanciperende partijen zoals de VVD en de PvdA niet. Wij zijn bereid tot compensatie via kindregelingen en dergelijke. Dat is gelukt, waardoor die min weg is, maar wij zijn niet bereid om emanciperende maatregelen ten faveure van de positie van de vrouw aan de kant te schuiven om daarmee de inkomenspositie van dergelijke gezinnen nog verder te verbeteren. Die keuze hebben wij niet gemaakt. Dat mag u mij verwijten, maar dat is mijn politieke keuze. Ik snap dat u daar misschien anders in zit. De heer Segers (ChristenUnie): Het gaat niet over emancipatie, maar over bevoogding en over denken voor gezinnen hoe zij werk en zorg moeten combineren. Daar kunnen zij in vrijheid een keuze in maken. Het kan zijn dat de man thuisblijft. Het kan zijn dat iemand mantelzorger wil zijn voor een ouder. Het kan zijn dat een van de partners chronisch ziek of gehandicapt is. Voor die groep heeft het kabinet inderdaad extra geld gereserveerd. Dat was een toezegging, onder andere aan onze fractie, waarvoor dank. Dat is echter slechts een klein deel van de groep. Mensen die samenleven, denken en leven in gezinnen en niet in individuen. Het gaat om een onrechtvaardige behandeling en om een ongelijke behandeling van hetzelfde gezinsinkomen. Dat is toch niet rechtvaardig? De heer Zijlstra (VVD): Eerlijk gezegd is juist datgene wat wij doen rechtvaardig. Als twee partners één inkomen hadden, mochten zij immers twee keer een aftrek gebruiken. Dat was, in vaktermen, de dubbele heffingskorting. Dat gebeurde elk jaar. Wij hebben gezegd: als je één inkomen hebt, mag je maar één keer aftrekken; als je twee inkomens hebt, mag je inderdaad twee keer aftrekken. Dat vind ik rechtvaardig. Dat heeft inderdaad inkomenseffecten. De heer Segers heeft een punt als hij zeer terecht zegt dat er gezinnen zijn waarbij helemaal geen sprake is van een keuze, want je hebt geen keuze als je een zieke vrouw, een zieke man, een heel ziek kind of zieke ouders hebt voor wie je zorgt. Dan kun je niet zeggen: ik ga ook nog aan het werk. Alle tijd en alle zorgen zitten daar immers al in. Wij zijn altijd bereid om te bekijken hoe we voor die groep een oplossing kunnen verzinnen, want die mensen moeten niet de dupe zijn van het feit dat zij geen keuze kunnen maken. Bij de groep die er wel voor kan kiezen dat zij allebei aan het werk gaan — dan hebben zij allebei een aftrek — of dat slechts één van beiden aan het werk gaat, is echter sprake van een eigen keuze. Dan blijf ik staan waar ik sta. Dat is de keuze van dat gezin. Als een gezin die keuze maakt, is dat prima, maar dan krijgt dat gezin geen dubbele aftrek. De voorzitter: Tot slot. De heer Segers (ChristenUnie): Uiteindelijk leidt dit tot bevoogding. Als iemand ervoor kiest om meer tijd met de kinderen door te brengen of om mantelzorger voor een ouder te zijn, is dat een keuze die in vrijheid wordt gemaakt. Die keuzevrijheid zou toch een aspect en een waarde moeten zijn die de VVD aanspreekt? De heer Zijlstra (VVD): Zeker. De heer Segers (ChristenUnie): De bekende fiscalist Leo Stevens zegt dat het huidige belastingstelsel in dit opzicht niet verbindt maar verdeelt en mensen tegenover elkaar plaatst. Als je nadenkt over een nieuw rechtvaardig belastingstelsel, zou de inzet toch moeten zijn om hiernaar te kijken, zodat er sprake is van een gelijke belasting van een gelijk loon? De heer Zijlstra (VVD): Ik ben voor een rechtvaardig belastingstelsel. Ik weet niet of de heer Segers en ik precies hetzelfde bedoelen met "rechtvaardig". Voor mij is het rechtvaardig dat iemand die werkt, dezelfde rechten en plichten heeft als ieder ander die werkt. Ik vond het onrechtvaardig dat een gezin dat er zelf voor had gekozen dat slechts één lid van het gezin zou gaan werken, in tegenstelling tot gezinnen die ervoor kozen om allebei te gaan werken, twee keer een aftrek kreeg. Dat is heel gek. Dit is te veel techniek, maar de regel is dat de heffingskorting geldt voor één persoon. We hadden in de wet een heel gekke uitzondering: als je alleenverdiener was, kreeg je die aftrek twee keer, terwijl de ander niet werkte. Dat vind ik onrechtvaardig. Nu hebben wij juist keuzevrijheid, want nu is het voor iedereen gelijk en is het gewoon je eigen keuze om als man en vrouw, of als man en man of als vrouw en vrouw te zeggen dat je allebei gaat werken of dat een van de twee gaat werken, en dan kies je ook voor de gevolgen daarvan. Dat vind ik rechtvaardig en ik zal proberen om dit in een belastingstelsel, als dat wordt gewijzigd, overeind te houden. De heer Van der Staaij (SGP): Wij spreken over een bekend strijdpunt. In de discussies vorig jaar is mij opgevallen dat veel mensen zeiden dat zij het principe snappen, ook wat de heer Zijlstra nu benoemt, maar zij het een beetje van de zotte vinden dat van de mensen met een gezinsinkomen rond de €40.000, de alleenverdieners vijf keer zo veel belasting betalen als tweeverdieners. Is er in de maatvoering niet iets heel geks gebeurd? Ziet de heer Zijlstra dit pijnpunt en wil hij daar iets aan doen? De heer Zijlstra (VVD): Ik heb zojuist gezegd wat ik rechtvaardig vind, dat wil zeggen dat de situatie voor gezinnen in die zin gelijk is, maar dat je wel wordt afgerekend op de keuze: gaan wij allebei werken of gaat een van ons werken. Dat is voor mij het leidende principe. Als daar oneffenheden in blijken te zitten waardoor het onrechtvaardig is omdat een groep met precies hetzelfde meer wordt belast dan een tweeverdienersgezin, ben ik bereid daarnaar te kijken en zeker in een nieuw belastingstelsel. Dus als de heer Van der Staaij dat bedoelt, kan ik zeggen dat ik daar zeker naar zal kijken in een volgend belastingstelsel, maar wel op basis van het leidende principe dat het een eigen keuze is om allebei te gaan werken of dat er maar een gaat werken. Het een mag geen voordeel opleveren ten opzichte van het andere; het moet gelijk zijn. De heer Van der Staaij (SGP): Dit lijkt mij een uitstekend punt om over door te spreken bij een nieuw belastingstelsel. Is die keuzevrijheid echt keuzevrijheid? Ik neem aan dat dit ook geldt voor het punt dat werk moet lonen, waarvoor de VVD nog steeds gevoelig is. Het klopt toch ergens niet dat een alleenverdiener die nu €27.000 verdient, moet inleveren in plaats van meer over te houden als hij €5.000 meer gaat verdienen? De heer Zijlstra (VVD): Situaties waarin je aan het einde van de rit minder overhoudt als je gaat werken, lijken mij een heel slechte stimulans om mensen aan het werk te krijgen. Ik heb daarover net ook gediscussieerd met de heer Klaver. Als dat soort situaties zich voordoen, lijkt mij ontegenzeggelijk dat wij die moeten aanpakken. De heer Van der Staaij (SGP): Het is goed om te bekijken of wij op dat punt nog zaken kunnen doen. De heer Zijlstra (VVD): Ik sprak over nieuwe zorgen. Wij hebben de economie op orde gekregen, maar de wereld is een stuk gevaarlijker geworden. Wij hebben nu zorgen over migratie, veiligheid en de vrijheid waarin wij leven. Ik merkte het deze zomer. Ik ging op vakantie vanaf Schiphol en op de weg daarnaartoe rijd je langs al die zwaar bewapende militairen. Als je langs die mannen en vrouwen met die grote geweren rijdt, weet je op dat moment heel goed dat er alles aan wordt gedaan om aanslagen hier te voorkomen. Tegelijkertijd weet ik ook dat wij nooit kunnen garanderen dat het echt niet gebeurt. Dat is best beklemmend. Dat beklemmende gevoel had ik ook toen ik naar de televisie keek en de aanslag in Nice zag. Ik was twee jaar geleden op vakantie in Nice en ik liep ook over die boulevard; het was volgens mij net niet de veertiende. Als je dan die beelden ziet, denk je … Ik zal maar niet zeggen wat ik toen dacht, maar dan vallen veel zekerheden weg. Ik kan me voorstellen dat heel veel mensen dit hebben. Ik betrapte me erop dat ik dit jaar een beetje opgelucht was toen de gaypride was afgelopen. Ik dacht: hè, niks gebeurt. Ik wil niet in een land leven waar je opgelucht bent als er geen aanslag is gepleegd tijdens de gaypride of de Nijmeegse avondvierdaagse, excuus, de vierdaagse, want die is overdag. Ik zou willen dat die angst niet nodig zou zijn, maar de realiteit is helaas anders. Daarom ben ik blij dat het kabinet in deze begroting zo veel extra geld uittrekt voor veiligheid, want het is onze plicht als politici om zorgen te herkennen, ze serieus te nemen en ze van oplossingen te voorzien. En eenvoudige oplossingen bestaan helaas niet, want een probleem lost zichzelf niet op door hard te schreeuwen. De heer Wilders komt meteen overeind. En problemen worden evenmin opgelost met schonehandenpolitiek. Nee, oplossingen zijn zelden simpel en ze zijn zelden zonder vlekjes. De heer Wilders (PVV): Het gaat er niet om dat wij alleen extra geld uitgeven aan veiligheid, hoe belangrijk dat ook is. Het gaat erom dat we de problemen van al die ellende onderkennen. Het mag dan niet politiek correct zijn en iedereen kan er hier grapjes over maken of boos over worden, maar het probleem is de islamisering van Nederland, de islam, de ideologie van haat en geweld. Alle aanslagen die u noemt — ik heb ook een lijstje voor in mijn termijn — zijn namelijk geïnspireerd door en het gevolg van de islamisering van Europa. Ze zijn allemaal het gevolg van de open grenzen. Ze zijn allemaal het gevolg van het in ons continent laten van honderdduizenden, miljoenen mensen, zonder te zeggen: het is van ons en hier gelden onze regels en onze waarden. Dit is van ons en niet van jullie! Door dat te laten gebeuren en daar niet op te hameren, zien we dat mensen in heel Europa over de hele wereld onschuldige mensen vermoorden, ook moslims, terwijl ze "Allahoe akbar" roepen. Ze vermoorden ook moslims in Istanbul, maar ze vermoorden ook moslims bij ons in het vrije Westen. Het kan niet zo zijn — ik kan hierover echt heel boos worden en zelfs emotioneel — dat we de oplossing alleen maar zoeken in extra geld voor de AIVD of de politie. Daar ben ik overigens ook voor, hoor. Maar we zullen Nederland moeten bevrijden van de islam. Als we dat niet doen, bestaan we dadelijk niet meer. Dan hebben we geen democratie meer en is er geen vrijheid meer. Alstublieft, begin daar ook aan. Alleen geld is namelijk niet genoeg. De heer Zijlstra (VVD): Als het gaat over de islam en radicale elementen daarin en wat dat betekent voor onze veiligheid, heeft de heer Wilders gewoon gelijk. Heel veel van de aanslagen hebben een radicaal islamitische achtergrond. Daar loopt volgens mij niemand in dit huis voor weg en daar moeten we ook niet voor weglopen, want dat is een gegeven. Maar ik geloof juist in de waarde van dit land. Dit land is gebouwd op het fundament vrijheid. Daar hoort ook het fundament vrijheid van godsdienst bij. Als wij in dit land onze vrijheden voor groepen buiten werking stellen, zal dat het einde van dit land zijn. Om die reden ga ik niet met de heer Wilders mee op dat punt. Ik wil een heel eind meegaan als het gaat om het bestrijden van de radicale islam. Ik wil een heel eind meegaan als ik kijk welke problemen daaruit voortkomen, maar ik haak af als we onze vrijheden, waarvoor we honderden jaren hebben gevochten, aan de kant gaan schuiven voor bepaalde groepen en het zou de heer Wilders sieren als hij ook eens ophield om die stap te zetten. Als je dat namelijk gaat doen, zal dat het einde van ons land zijn. Dan hebben we namelijk alle fundamentele dingen waar wij voor staan eigenlijk in de prullenbak gegooid. De heer Wilders (PVV): Met alle respect zeg ik dat het juist precies andersom is. Men misbruikt onze vrijheden om onze vrijheden af te pakken. De islam is misschien verkleed als een religie, maar het is geen religie. De islam is een ideologie die, in tegenstelling tot alle andere religies, wil domineren. Als je lid van de islam bent en je die wilt verlaten, leidt dit tot de doodstraf. Het is geen religie En men gebruikt onze Grondwet en onze grondrechten om die van ons af te pakken. Men heeft mij verweten dat onze voorstellen in strijd zijn met de Grondwet. Welnu, als er iets is wat in strijd is met de Grondwet — ik kan direct tien artikelen uit de Grondwet noemen — is het de islam. Wij hebben geen weerloze democratie nodig, maar wij hebben een weerbare democratie nodig. Ik pleit ervoor dat we de islam tegenhouden om te groeien, dat we die zien voor wat het is. Ik zeg nogmaals dat ik het niet heb over alle moslims maar dat ik het heb over de ideologie. Ik heb het erover dat het een staatsgevaarlijke gewelddadige ideologie is. Als we de uitingen daarvan en de groei daarvan niet tegenhouden en niet onderdelen daarvan verbieden, is er voor onze kinderen en kleinkinderen dadelijk geen toekomst meer. Dan hebben we de sharia in Nederland waarvoor vrouwen, homoseksuelen en afvalligen een dure prijs betalen. De islam wil domineren. Die wil niet integreren. Daarom dansen die jonge jongens op die auto's en hebben ze lak aan het gezag. Dat doen ze niet met de koran in de hand, maar dat doen ze vanuit hun cultuur. Daarom zijn de aanslagen in Nice, Marseille, Parijs en Brussel gepleegd in naam van de islam. Ziet u dat alstublieft. De heer Zijlstra kan mij politieke incorrectheid verwijten, maar geloof mij, wij raken onze vrijheid kwijt als wij mensen en hun ideologie toestaan om onze vrijheden te misbruiken om die van ons af te pakken. Dan zeg ik: dan pak ik ze liever van jullie af dan dat jullie ze van ons afpakken. Want daar maak ik Nederland alleen maar sterker mee. De heer Zijlstra (VVD): Het grappige is — het is helemaal niet grappig, eerlijk gezegd — dat ik een heel eind met de heer Wilders kan meegaan als het gaat om het misbruiken van onze vrijheden. Ik keek naar een uitzending op de Deense televisie; er was gefilmd in een moskee en men liet zien wat daarbinnen werd gezegd en wat naar buiten toe werd aangehangen. In de NRC stonden teksten die in een moskee werden uitgesproken die veel radicaler waren dan de woorden die naar buiten toe werden gebezigd. Ja, er wordt regelmatig op het randje geacteerd, en soms erover. Die gevallen moet je ook aanpakken. Dat soort lui moet je hard aanpakken. Daar ben ik het mee eens. Daarvoor moeten wij alle middelen inzetten: opjagen, veiligheidsdiensten, bestuurlijke ophouding. Verzin het: allemaal doen. Waarover ik echt met de heer Wilders hard van mening verschil en waar ik afhaak, is dat wij zeggen "zij gaan onze vrijheid wegnemen, daar zijn ze op uit". Sommigen zijn daar op uit. Dat is zo. Sommigen zijn daarop uit. Dat is echter niet dé islam. Daar moeten wij van af dat dat zo is. Voor veel mensen is het een religie. Je kunt niet zeggen: moslims aan de ene kant en de islam aan de andere kant. Ja, moslims, dat is de islam. In Nederland hebben wij de godsdienstvrijheid echt met bloed moeten bevechten. In dat land gaan we die vrijheden toch niet nu al inperken om te voorkomen dat wij onze vrijheden in de toekomst kwijtraken? Dat is wat de heer Wilders doet. Ik ben het ermee eens: het gaat de VVD nooit gebeuren dat de sharia hier wordt ingevoerd. Nooit. Dat is een antidemocratisch systeem waarin de gelijke positie van mannen en vrouwen en van homo's en hetero's er niet meer is. Dat is een aantasting van elke vrijheid in dit land. Nooit! Maar ik ga niet de vrijheden die wij hier hebben, inperken omdat de heer Wilders bang is. Ik ben ook bang. Ik ben ook weleens bang als ik kijk naar die beelden. Dan denk ik: verdorie, wat zit daarachter? Maar ik ga mij daar niet door laten leiden. Ik ga staan voor onze vrijheden waar al onze voorouders zo hard voor hebben gevochten. Ik ga niet onze vrijheden nu afschaffen voor bepaalde groepen, omdat dat juist het einde is van het Nederland waar ik voor sta. (Geroffel op de bankjes) De heer Zijlstra (VVD): Ik heb niet eens wat gezegd, en ze … De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is ongelofelijk. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het debat dat hier wordt gevoerd, in wezen nog meer dan alle financiële dingen die wij bespraken, de kern treft van de zorgen van mensen. De heer Zijlstra noemde dat ook eerder. Dit is een groot probleem in een land dat een democratie wil zijn. Die democratie is niet zonder gevaren. Daar moeten wij ons bewust van zijn. Tegen de heer Zijlstra zeg ik dat het benadrukken van vrijheden maar de helft is. Was het maar zo makkelijk. Tegenover vrijheden staan immers plichten. Ik wijs erop dat wij weleens te makkelijk zijn in het benoemen van vrijheden en rechten, terwijl wij de plichten die er zijn te weinig benadrukken. Daar gaat mijn eerste vraag over, want daar zou ik de VVD graag in mee willen krijgen. Organisaties die zich in Nederland vrij willen bewegen, moeten op z'n minst voor die democratie zijn. In Duitsland kunnen organisaties die de democratie willen gebruiken om die omver te werpen, worden verboden. Dat moet hier toch ook gebeuren? De heer Zijlstra zei zelf dat je geen schone handen kunt houden. Dat is waar ik van overtuigd ben als je de democratie overeind wilt houden. De tweede vraag betreft het verheerlijken van geweld. De VVD zegt: dat is vrijheid van meningsuiting. Ik zeg dat dit niet zo is. Het maakt onze democratie, onze waarden juist kapot. Daar kunnen wij niet naïef over zijn. Dat moet toch, net als in Frankrijk, eindelijk strafbaar zijn? De heer Zijlstra (VVD): Ik pel ze even alle twee af. Ik ga eerst in op organisaties die onze democratie ondermijnen. Om het goed te doen, moet een heel scherp onderscheid worden gemaakt tussen wat mensen denken en wat mensen doen. Iedereen die iets doet om onze democratie of onze rechtsstaat te ondermijnen of om onze vrijheden weg te nemen, moet van de VVD worden aangepakt. Wij zeggen dat daarvoor alle middelen moeten kunnen worden ingezet. Maar die mensen dóén iets. In de woorden van de heer Buma proef ik dat we dat ook met denken moeten doen, maar daar moeten we niet in trappen. Iemand mag van mij denken dat de democratie het belachelijkste systeem op aarde is. Ik vind dat een idiote gedachte, maar van mij mag iemand dat wel denken. Ik ga geen verdere voorbeelden verzinnen. Iedereen mag van mij denken wat hij of zij wil; dat is namelijk een grote vrijheid. Maar daar komt ook verantwoordelijkheid bij, en daarin ga ik mee met de heer Buma. Je mag een gedachte maar beperkt in actie omzetten. Je mag zo'n gedachte niet inzetten om de rechtsstaat of de democratie te ondermijnen, om deze omver te willen werpen, om aanslagen te plegen, noem maar op. Daar moet volgens mij een heel harde streep worden getrokken. En die streep wordt ook getrokken. Vrijheid komt namelijk met verantwoordelijkheid. Maar wij moeten wel scherp zijn. Wij moeten die grenzen goed en scherp bewaken. Ik had het hier net over met de heer Wilders. Als je die zelf niet bewaakt, kun je er aan het eind van de rit achter komen dat je al je vrijheden bent kwijtgeraakt. Denken mag, maar we treden op bij doen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Er zit iets tussen denken en doen, en daar gaat het om. Als het gaat om denken, komt u natuurlijk weer met uw teksten over een gedachtepolitie et cetera, maar dat is prima. Het gaat echter ook om spreken: ook je woord willen verspreiden kan namelijk heel gevaarlijk zijn. Dat is wat die club doet die in Duitsland is verboden: Hizb ut-Tahrir. Ik kan die naam nauwelijks uitspreken, maar ik doe het wel zodat we weten waarover we het hebben. Die club is in Nederland ook op tv geweest. Dat vind ik niet normaal. Ik vind het niet normaal dat wij in onze democratie zeggen: natuurlijk, zeg het allemaal maar, zolang je het maar niet doet. Zeggen is namelijk niet alleen maar denken; zeggen doe je in de hoop dat iedereen dat gaat doen. En dáár zit het gevaar. Ik wijs ook op het risico dat wij als politici mee gaan schelden en mee gaan doen. U zei: je moet niet schreeuwen. Laten we dat dan ook niet gaan doen, maar laten we het wel aanpakken. Het is te naïef en te gemakkelijk om te zeggen dat spreken pas gevaarlijk wordt als het gaat om rechtstreekse oproepen tot geweld. Ik wil in dit land geen oproepen tot of pleidooien voor het omverwerpen van onze democratie. De VVD zou die ook niet moeten willen. De heer Zijlstra (VVD): Ik heb het liever dat iemand zoiets uitspreekt, zodat we dan de discussie met die persoon kunnen gaan voeren en we de vrijheid van meningsuiting ultiem gebruiken. Je hoort dan dat iemand zoiets vindt, want hij spreekt dat uit. Je kunt hem of haar dan bestrijden met argumenten. Je kunt dan artikelen schrijven en debatten met hem of haar voeren, om de rest van Nederland te laten zien wat voor idioot standpunt het is en dat we die kant niet op moeten. Als we dat zouden verbieden, zou die persoon echt geen andere dingen gaan vinden. Het enige wat hij dan zou doen, is onder de radar gaan zitten. Hij zou dan dat gif gaan verspreiden, zonder dat wij daar zicht op hebben. In een sterke democratie wordt deze discussie in de openbaarheid gevoerd. De vrijheid van meningsuiting is de tegenkracht tegen alle onvrije geluiden en gedachten. Als die vrijheid van meningsuiting niet wordt beschermd, gaat de balans in de democratie eraan, en uiteindelijk ook de democratie. Daarom vind ik dat mensen zaken mogen denken. Daar geloof ik hartstochtelijk in. Mensen mogen de meest idiote dingen denken. Wij moeten altijd verdedigen dat zij dat mogen, maar wij moeten nooit verdedigen dat zij dergelijke gedachten kunnen omzetten in ondermijnende acties. Ik geef een voorbeeld. Ik heb daar vorig jaar nog een artikel over geschreven, met genoeg onderbouwing om precies duidelijk te maken waar voor ons de lijnen liggen. Ondermijnende acties zijn voor ons zo'n lijn. Weet u wat ik gek vind? Wij hebben de vrijheid van godsdienst. Dat is een groot recht. Waarom kunnen we een stichting of vereniging die staatsondermijnende acties onderneemt verbieden, terwijl we een organisatie die staatsondermijnende acties onderneemt maar een bord met "Kerkgenootschap" op haar deur heeft gespijkerd, niet mogen verbieden? Dat heeft niets met de vrijheid van godsdienst te maken. Dat is een uitzonderingsbepaling waardoor in zo'n geval staatsondermijnende acties worden gefaciliteerd. Wij vinden dat daartegen wel moet worden opgetreden, want inderdaad worden onze vrijheden dan misbruikt om iets verkeerds te doen. Maar gedachten, ik blijf het herhalen. Iedereen in dit land mag gelukkig denken wat hij of zij wil. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik denk dat heel veel van de onzekerheid in Nederland voortkomt uit het feit dat mensen dit allemaal horen en misschien anders dan de heer Zijlstra niet denken: hé, leuk dat hij dat zegt, dat mag hier. Die mensen denken dan dat zo'n persoon het echt wil en dat die persoon onze democratie omver wil werpen. En dat kunnen we niet toelaten. De heer Zijlstra heeft het over een wetsartikel dat specifiek over kerkgenootschappen gaat. Als hij zegt dat we de katholieke of de protestante kerk moeten kunnen verbieden. Best, dat mag hij zeggen. De heer Zijlstra (VVD): Dat zeg ik helemaal niet De heer Van Haersma Buma (CDA): Maar als het gaat om religieuze organisaties die staatsondermijnende activiteiten verrichten, dan komt de politie ook langs. Echt waar! Dat is niet anders. Het gaat om de vrijheid van godsdienst. Daar denken we niet anders over. Ik vind ook dat we moeten optreden tegen bijvoorbeeld de radicale islam en tegen het salafisme in het leger. De minister vindt dat niet. Die zegt: salafisme in het leger, dat mag. Dat mag niet. Mijn stelling blijft dat als wij de democratie willen beschermen, we één stapje meer lef moeten hebben. We zijn het daarover oneens. Dat is dat we van datgene wat we niet kunnen horen, wat de democratie echt ondermijnt en kapot maakt, ook zeggen: dat doen we hier niet. Als ze het in Duitsland verbieden, als ze het in Frankrijk verbieden, dan kan het hier ook. De heer Zijlstra (VVD): Als deze organisatie in Nederland ondermijnende activiteiten verricht, moeten we die ook hier verbieden. Ik hoor graag van het kabinet of het daar anders over denkt, maar ik heb niet de indruk dat dat zo is. Als een organisatie staatsondermijnende activiteiten ontwikkelt waarmee zij onze democratie en onze vrijheden probeert omver te werpen, dan moet je inderdaad optreden en dat soort clubs verbieden. Maar dan moet dat wel aan de hand zijn. Dat hoort immers ook bij een rechtsstaat. Als ze het alleen denken — ik blijf die cesuur maken — dan is dat niet genoeg. Hoe verwerpelijk ik die gedachte overigens over vind. Laat daar geen misverstand over bestaan! De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik ben het eens met de heer Zijlstra als het gaat om de vrijheid van meningsuiting. Wij hebben ook een wetsvoorstel ingediend. Als ik het zo hoor, dan zit het wel goed met de steun van de VVD. De heer Zijlstra had het echter ook over het trekken van een harde streep. Is hij van mening dat moskeeën waarin opgeroepen wordt tot geweld, gesloten moeten worden? De heer Zijlstra (VVD): Dat moet gebeuren op het moment dat in moskeeën staatsondermijnende activiteiten plaatsvinden. Dat is precies de reden voor het voorstel dat de heer Azmani heeft ingediend. Ik noem het feit dat je een bordje op de deur spijkert waarop staat "ik ben een moskee", waarmee je dan onschendbaar zou worden. Zover gaat de vrijheid van godsdienst niet. De vrijheid van godsdienst is geloven in vrijheid. Dan mag je alles geloven. Maar je mag die vrijheid niet misbruiken om de democratie omver te werpen. Daar ligt dus precies de grens. Er is op dat punt inderdaad nog onduidelijkheid in de wetgeving. Daarom hebben we er met een initiatiefwetsvoorstel ook voor gezorgd dat die duidelijkheid er komt. Dat heeft niets met de vrijheid van godsdienst te maken. Dat is wat de heer Wilders voorstelt. Hij zegt: sluit maar gewoon moskeeën, omdat het moskeeën zijn. Nee, mensen mogen gewoon geloven. Maar als in die moskee staatsondermijnende activiteiten plaatsvinden en men bezig is met het ondermijnen van de democratie, dan mag je wel ingrijpen. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dat is juist het probleem. Er wordt niet ingegrepen. De El-Tawheed moskee in Amsterdam is bijvoorbeeld nog gewoon open. Daar zit ook mijn probleem met de heer Zijlstra. Hij gebruikt wel veel woorden, hij wil alles aanpakken en zegt dat het ook allemaal gebeurt, maar er is in Nederland nog nooit een moskee gesloten, terwijl er wel geweld wordt gepredikt. De heer Zijlstra (VVD): Als je zover wilt gaan, is dat een heel ingrijpende maatregel. Het mooie van een rechtsstaat als Nederland is dat je de zaak dan wel moet kunnen bewijzen. Het OM kijkt buitengewoon zorgvuldig en correct naar dit soort zaken. Dat zal zich niet laten tegenhouden door allerlei politieke correctheid. Maar het moet het wel hard kunnen maken bij een rechter. Dat vind ik heel goed in een rechtsstaat als Nederland. Uiteindelijk moet zoiets standhouden bij een rechter. We gooien niet een moskee dicht, omdat het woordje "moskee" op de gevel staat. Dat moet omdat er bewijsbaar zaken gebeuren die zich niet verhouden met een democratie en de vrijheden die we hier hebben, en ze de zaak omver proberen te werpen. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Natuurlijk heeft de rechter het laatste woord. Maar er is ook nooit een zaak voorgedragen op dat gebied. Als er aantoonbaar wordt opgeroepen tot geweld en de moskee vervolgens niet gesloten wordt, dan zijn dat toch loze woorden die de heer Zijlstra hier predikt? Er is immers nog nooit een moskee gesloten. De heer Zijlstra (VVD): Het feit dat er nog geen moskee gesloten is, kun je natuurlijk net zo goed andersom uitleggen. Kennelijk was de situatie nog nooit dusdanig dat het OM er genoeg in zag om tot vervolging over te gaan. Ik ben heel helder in wat ik aangeef. De vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting zijn absoluut. Je mag geloven wat je wilt, en je mag denken en vinden wat je wilt. Maar als de grens overschreden wordt door staatsondermijnende activiteiten en het omverwerpen van onze democratie en onze vrijheden, moet er worden ingegrepen. Die grens is er en die wordt gehandhaafd. De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra en ik hebben ons nog niet zo lang geleden samen zorgen gemaakt over het aantal salafistische organisaties in Nederland. Sterker nog, we hebben samen een motie ingediend waarin wij aangeven dat er een lijst moet komen en dat die lijst openbaar gemaakt moet worden. Wat vindt de heer Zijlstra ervan dat het kabinet deze motie na al die tijd — want het is al lang geleden — nog steeds weigert uit te voeren? De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij heeft het kabinet die motie wel uitgevoerd. Ik heb daarover een brief voorbij zien komen. Ik moet zeggen dat het kabinet in deze kabinetsperiode betere brieven heeft gestuurd, maar de data zijn er niet en daarin zit hem de moeilijkheid. Het is heel moeilijk om data te geven als die er niet zijn. Ik vind het een goede interruptie van de heer Roemer, want ik had het zelf eerlijk gezegd niet meer helemaal scherp voor ogen. Ik stel die vraag daarom nu direct aan het kabinet. Wat is de laatste stand van zaken? Hoe staat het met deze organisaties? De heer Roemer en ik spraken onze zorg uit. Wanneer gaan salafistische organisaties over van het denken in het ondermijnende doen? Wanneer zijn zij bezig om onze vrijheden daadwerkelijk te ondermijnen? We moeten dat continu in de gaten houden, omdat niet alleen individuen maar ook organisaties in heel snel tempo kunnen radicaliseren. We moeten erbovenop zitten. De heer Roemer (SP): Ik wil de heer Zijlstra best een beetje helpen. Met mooie praatjes komen we nergens. Het kabinet heeft al in april aangegeven dit te willen onderzoeken, maar zegt tegelijkertijd dat het allemaal lastig is. Dat onderzoek moet nog steeds starten. Laat ik voorzichtig zijn: het lijkt alsof er sprake is van ongelofelijk veel onwil, terwijl er Kamerbreed is gezegd dat die lijst er moet komen omdat er in Nederland clubs zijn die de integratie ondermijnen. Ik ga nog even door, want dit is niet het enige punt waaruit dat blijkt. Het kabinet is ook nog steeds in gesprek met organisaties die aantoonbaar met de rug naar de samenleving staan en de integratie op zijn zachtst gezegd totaal niet willen bevorderen. Ik kan er met het kabinet over kletsen wat ze willen, maar ze gaan er gewoon mee door. Het gebeurde afgelopen week weer. Wat vindt de heer Zijlstra daarvan? Moeten we daar niet eindelijk een keer een streep doorheen zetten? Als we in dit land mensen daadwerkelijk eerlijke kansen willen geven en de integratie daadwerkelijk willen bevorderen, moeten we stoppen met dat soort praatjes. We moeten gezamenlijk de integratie gaan bevorderen, zodat iedereen in dit land mee kan doen. Kan ik op u rekenen? De heer Zijlstra (VVD): Zeker. Als organisaties de integratie tegenwerken, dan moeten ze geen subsidie krijgen en dan moeten ze niet de gesprekspartner zijn die als enige voor een bepaalde groep spreekt. Maar je moet wel met ze in gesprek blijven. Ik vind dat heel wat anders. Het heeft nooit zin om niet met organisaties te praten. Een gesprek helpt immers altijd om een ander te begrijpen. Maar we gaan ze niet als hét orgaan van een bepaalde bevolkingsgroep gebruiken. We gaan ze niet subsidiëren. Als je de integratie tegenwerkt, moet je niet bij ons zijn. Onze taak is om ervoor te zorgen dat dat soort groepen wél gaan integreren. Ik herken echter wel wat de heer Roemer zegt. De SP en de VVD hebben vorig jaar — volgens mij ook in september — samen een motie ingediend over de banden tussen de Turkse overheid en de organisaties hier en over de vraag wat er op dat vlak precies gebeurt. Ik zag onlangs een brief voorbijkomen waarin stond dat dat onderzoek nu gestart is. Ik zou van het kabinet graag willen weten waarom het verzoek tot dat onderzoek tot juni op een plank heeft gelegen. Het onderzoek is pas in juni opgestart. Hoe kan het dat — met alle ontwikkelingen die we in Turkije zien, want dat ben ik zeer eens met de heer Roemer — een door de Kamer aangenomen motie van de VVD en de SP gewoon driekwart jaar ergens in een la is beland, terwijl de problemen in Turkije heel groot zijn? De voorzitter: Tot slot, mijnheer Roemer. De heer Roemer (SP): We pakken nu samen in twee minuten drie verschillende dingen op uit het kabinetsbeleid die de integratie in dit land in de afgelopen tijd eerder gefrustreerd hebben dan dat ze hebben bijgedragen tot de verbetering ervan. Toch hoor ik nauwelijks, ook vanuit de VVD niet, dat we harder moeten ingrijpen en dat we ervoor moeten zorgen dat mensen daadwerkelijk de kans krijgen om fatsoenlijk te integreren. Het integratiebeleid van de afgelopen jaren is op zijn zachtst gezegd enorm achtergebleven. We moeten daar nu eindelijk een keer een speerpunt van maken en we moeten het hebben over samenleven. We pakken nu drie voorbeelden erbij en drie keer constateren we hetzelfde, namelijk dat vanuit vak-K de integratie alleen maar wordt tegengewerkt. Ik hoop dat we die samenwerking kunnen doorzetten en dat het kabinet morgen met een fatsoenlijk antwoord komt. De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dit een beetje teleurstellend. Ik dacht dat het de goede kant opging en dat we het eens waren. Er mag inderdaad een puntje van kritiek zijn op het kabinet. De heer Roemer spreekt van tegenwerken, maar dat herken ik totaal niet. We waren het eens, maar nu probeert de heer Roemer er een tegenstelling van te maken. We hebben in het verleden goed samengewerkt op dit punt. Laten we dat blijven doen, maar probeer er geen tegenstelling van te maken. De hele discussie over integratie valt en staat met tegenstellingen. Er zijn veel te veel tegenstellingen. Laten we er op dit punt geen tegenstelling van maken. We zijn het op dit punt eens: het kabinet moet steviger acteren. Het kan niet zo zijn dat onderzoeken niet worden gedaan of drie kwart jaar worden uitgesteld. Ik hoor daar graag een reactie op. Maar als dingen goed gaan — dat is ook gebeurd — moeten we dat niet onder het tapijt vegen. Dat mag ook gezegd worden in dit huis. De heer Segers (ChristenUnie): Als het gaat over onderwijsvrijheid en godsdienstvrijheid, veer ik altijd overeind. Nu gaat het over godsdienstvrijheid. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat godsdienstvrijheid nooit onbeperkt of onbegrensd is. Godsdienstvrijheid is nooit bedoeld om een vrijbrief te zijn voor wat dan ook. Ik houd wel mijn hart vast bij een wetsvoorstel dat de heer Zijlstra heeft ingediend. Dat lijkt namelijk heel erg op een wetsvoorstel dat de heer Wilders in een eerder leven heeft ingediend. De kritiek was toen dat je kerkgenootschappen het leven zuur maakt terwijl je iets anders beoogt, maar daarover zullen we later spreken. Ik ben begonnen met het verschil van mening, maar ik hoop dat we toegroeien naar een punt van overeenstemming. Dat zou de buitenlandse financiering vanuit onvrije landen kunnen zijn. Op dat punt trekken de VVD en de ChristenUnie al een tijdje samen op. Ook andere fracties hebben op dat punt moties ingediend. Wij moedigen het kabinet iedere keer aan om hiernaar te kijken, want het is een graat in de keel. Hoe kan het dat geld uit landen waar totaal geen vrijheid is — ik noem een land als Saudi-Arabië, waar je geen bijbel mag hebben en waar je geen kerk kunt bouwen — deze kant opkomt. Kunnen we niet het principe van wederkerigheid introduceren en zeggen: als er geen vrijheid is in het land van herkomst, zouden we de vrijheid andersom ook moeten inperken, maar als daar wel vrijheid is, heb je ook alle vrijheid hier? Zou dat niet een goed principe zijn? Zou dat niet een punt zijn waarop wij elkaar kunnen vinden? De heer Zijlstra (VVD): De bedoeling van het wetsvoorstel is niet om kerken te gaan pesten, maar je moet organisaties die de titel van religieus genootschap misbruiken om heel andere dingen te doen, kunnen aanpakken. Dan hebben we het echt niet over een kerk in Nunspeet, want daar gebeurt dat natuurlijk niet. De financiering is voor mij ook een graat in de keel, zoals de heer Segers dat zegt. Dat is een terecht punt. Er zijn landen waar geen enkele vrijheid van godsdienst is, laat staan andere vrijheden, die hier stichtingen en genootschappen financieren waarvan je je kunt afvragen wat daarachter zit. Dat geeft mij een unheimisch gevoel. Ik heb zelf in het Midden-Oosten gewerkt. Het grappige is dat er één kerk is die in elk land staat, de Noorse Kerk. Ik weet niet hoe ze het doen, maar ze zijn overal. Voor de rest hoef je het daar als christen, als jood of als lid van welk ander religieus genootschap dan ook, niet te proberen. Hoe verhoudt het zich tot onze vrijheden dat men hier financiering naartoe mag sturen, terwijl men omgekeerd daar niets toelaat? Ik wil dat best bezien, maar dan moet het gaan over de financieringsstromen. Die wederkerigheid in de financieringsstroom zie ik. Het moet niet ten koste gaan van onze fundamentele vrijheden. Ik ben best bereid dat te laten bezien en vraag dat ook graag aan het kabinet. Ik heb de indruk dat de heer Segers dat zo dadelijk in zijn bijdrage ook zal doen. Kunnen we via dat instrument de financieringsstromen aanpakken? Ik ben er eerlijk gezegd inmiddels zo klaar mee dat ik op dat punt elk haakje aangrijp, zolang het binnen de wet valt. De heer Segers (ChristenUnie): Waar die Noorse Kerk ook gestaan moge hebben, het zal niet in Saudi-Arabië geweest zijn, want daar mag geen enkele kerk staan. De heer Zijlstra (VVD): Hij staat er, dat kan ik u vertellen. De heer Segers (ChristenUnie): Dat is bijzonder. Dat is nieuws. Op dat laatste punt zullen wij kijken of we verder kunnen komen. Ik zal daar zeker iets over zeggen in mijn bijdrage. Het wetsvoorstel ligt al bij de Kamer, maar er bestaan wel degelijk zorgen over het voorstel van de heer Wilders. Die zorgen zijn ook al eerder geuit en betreffen ook het voorstel van de VVD-fractie, maar daar zullen we het later over hebben. De heer Zijlstra (VVD): Heel goed. Ik had het net over het feit dat oplossingen zelden simpel en zelden zonder vlekjes zijn. Dat bleek bijvoorbeeld toen er een oplossing moest komen voor de grote stroom asielzoekers en migranten uit het Midden-Oosten en Afrika. Vorig najaar, op Prinsjesdag, leek die stroom onbeheersbaar. Dag in, dag uit, maakten duizenden mensen vanuit Turkije de oversteek in gammele bootjes. Het leek of er geen oplossing mogelijk was. Het leek onmogelijk. Het plan van de VVD om meer opvang in de regio te doen, werd weggehoond. Toch vonden de VVD en de PvdA elkaar en het kabinet kwam met een plan om afspraken te gaan maken met Turkije om de stroom te stoppen. We wisten dat de enige oplossing is dat we voorkomen dat die mensen überhaupt in een bootje gaan stappen. We wisten dat we ervoor moesten zorgen dat die mensen niet hun leven zouden wagen en niet naar Europa zouden komen. Het kon allemaal niet en het zou niks worden, zeiden de zwartkijkers in dit huis, maar we zien nu dat de toestroom sterk is verminderd. De laatste zes maanden voor de migratieafspraken met Turkije waren er 30.322 eerste asielaanvragen in Nederland. De eerste zes maanden na de afspraken met Turkije waren er 7.216 eerste asielaanvragen. Dat is een daling van 76% en daar zitten nog allerlei Albanezen tussen, die niet beïnvloed zijn door die afspraken. Kijk eens naar de eerste asielaanvragen van Syriërs. De laatste zes maanden voor de afspraken met Turkije waren er 13.632 eerste asielaanvragen van Syriërs. De eerste zes maanden na de afspraken waren er 649 eerste asielaanvragen van Syriërs. Dat is een daling van 95%. Dat is een enorme daling en dat is een geweldig resultaat, omdat het laat zien dat een probleem dat onoplosbaar leek, wel degelijk hanteerbaar lijkt te zijn geworden. Het kabinet en in het bijzonder de premier verdient een groot compliment voor dit diplomatieke waagstuk. Daar is de heer Klaver het kennelijk niet mee eens, want ik zie hem bij de interruptiemicrofoon staan. De heer Klaver (GroenLinks): Ik kan me nog voorstellen dat de heer Zijlstra trots is als het kabinet het aantal economische vluchtelingen heeft weten terug te dringen, maar de heer Zijlstra is er heel erg trots op dat we veel minder eerste aanmeldingen hebben gekregen van Syrische vluchtelingen. Ik kan me nog voorstellen dat de heer Zijlstra het fijn vindt dat deze mensen niet meer in bootjes stappen, maar we hebben ook afgesproken dat we ervoor zorgen dat die vluchtelingen dan op een veilige manier naar Nederland, naar Europa zouden komen. Dat was de andere kant van de medaille. We waren het er vorig jaar allemaal over eens dat Syriërs echt mensen zijn die vluchten voor oorloog en geweld. Waarom is de heer Zijlstra er nu zo trots op dat er van hen zo veel minder hiernaartoe komen? Dat is toch een probleem? Deze mensen creperen nu misschien niet meer op de Middellandse Zee, maar op andere plekken waar ze vastzitten. Waarom ben je daar trots op? De heer Zijlstra (VVD): Ik heb vorig jaar in het debat al aangegeven dat er voor echte vluchtelingen altijd een plek moet zijn. Die plek hoeft echter niet altijd in Europa te zijn. Dat is waar GroenLinks en de VVD van mening verschillen. De VVD gelooft niet dat we alle problemen van de wereld hier in Nederland en in Europa kunnen oplossen. Waar het gaat om de Syriërs, moeten we echt even kijken waar ze vandaan komen. Mensen die rechtstreeks uit Syrië komen, komen uit een oorlogsgebied. Dat zijn echt vluchtelingen die veiligheid zoeken, die huis en haard kwijt zijn geraakt. Voor die mensen zullen we altijd een plek hebben. Het grootste deel van de groep die hiernaartoe kwam, zat echter al een, twee en soms drie jaar veilig in Turkije. Die hadden daar al een leven opgebouwd en kwamen hier uiteindelijk primair naartoe omdat ze, hoe begrijpelijk ook, hier betere economische kansen zagen, voor zichzelf en voor hun kinderen. Ik snap dat. Als ik in hun positie zou hebben gezeten, zou ik denk ik dezelfde keuze maken. Ze waren echter uiteindelijk op dat moment niet meer op de vlucht, op zoek naar veiligheid. Ze waren op dat moment op de vlucht vanwege een beter economisch perspectief. Ik zeg dat we dat niet moeten faciliteren, want dat kunnen we in Europa allemaal niet aan. Ik gun het elke individuele persoon die die oversteek maakt, omdat het voor die persoon, voor dat kind, voor iedereen daarin zit, individueel beter is om hier te zijn. We zijn namelijk een soort paradijs op aarde met heel grote mogelijkheden. Maar al die individuen opgeteld, leveren uiteindelijk een onbeheersbaar integratieprobleem op. Dat is waar je paal en perk aan moet stellen en dat is waarom ik blij ben met de afspraken die het kabinet heeft gemaakt. Al hebben die ook vlekjes, dat geef ik toe. De heer Klaver (GroenLinks): Juist waar het gaat om de Syriërs, vind ik het heel vreemd dat de heer Zijlstra er zo blij mee is dat er minder komen. Kijk naar de opvang in de regio, hoeveel mensen er opgepropt zitten in vluchtelingenkampen waar de kansen voor de kinderen die daar opgroeien veel minder zijn. Ik vind nog steeds dat bedreigd worden niet alleen te maken heeft met oorlog, maar dat dat ook het geval is als je honger hebt of als je kinderen zich niet kunnen ontwikkelen. Ik zeg niet dat we al die mensen uit Syrië hier moeten opnemen. Dat is onmogelijk. We kunnen wel onze verantwoordelijkheid nemen door een deel te doen. Er is iets wat ik graag van de heer Zijlstra zou horen. Er komen nu minder vluchtelingen. Dat betekent dat we meer zouden kunnen doen voor de mensen die zijn gevlucht voor oorlog en geweld en dat er meer werk kan worden gemaakt van de afspraken om Syriërs naar Nederland te halen, die we ook hebben gemaakt. We zien dat die afspraken stokken en dat er niet voldoende Syriërs hiernaartoe komen. U en ik, we zijn allemaal gelukzoekers. We zoeken allemaal geluk. Mensen die zijn gevlucht voor oorlog en geweld en die niet in hun eigen land kunnen leven, moeten we ook een plek geven hier in Nederland. Ik hoop dat de heer Zijlstra bereid is om ook dat deel van de afspraken verder vorm te geven. De voorzitter: Een korte reactie, mijnheer Zijlstra. De heer Zijlstra (VVD): De heer Klaver zegt het zo algemeen, dat mijn antwoord nee is. Ik ga niet al die mensen hier die kans geven, hoe begrijpelijk het ook is dat zij die willen. Dat is namelijk onmogelijk. Dat we internationaal een verantwoordelijkheid hebben, daar ga echter ik wel in mee. We hebben ook afspraken gemaakt, dat mensen hier op uitnodiging naartoe kunnen komen. We hebben daar overigens een probleem, omdat de Turkse overheid op dit moment iedereen die eventueel in aanmerking komt om hier op uitnodiging naartoe te komen selecteert. Mensen — ik zeg het maar even oneerbiedig — met een hogere opleiding en met goede kansen in onze maatschappij, mogen niet meer weg. Mensen waar ze graag vanaf willen, worden op dit moment in de wachtrij gezet voor zo'n programma. Aan dat soort zaken moeten we natuurlijk niet gaan meewerken, want dan hebben we een soort selectief beleid en dat zou ik als liberaal niet voor mijn kap willen nemen. Dat we een verantwoordelijkheid hebben in brede zin: altijd, maar met mate. De heer Klaver (GroenLinks): We focussen nu op Turkije. We hebben echter ook nog Griekenland, waar 50.000 vluchtelingen vastzitten op het vasteland die ook een plek moeten krijgen in Europa. We hebben het ook over de mensen in kampen in Libanon en in Jordanië. Ik hoop dat de heer Zijlstra daar ook naar wil kijken. Wat ik bijna cynisch vind, is dat er een strijd ontstaat over wie de hoogopgeleide vluchteling krijgt. Een vluchteling is een vluchteling. Ik zou willen zeggen dat de meest kwetsbare mensen, gezinnen, kinderen en gehandicapten, mensen die niet zelfstandig kunnen overleven in die opvangkampen, de eersten moeten zijn die we hiernaartoe halen. De heer Zijlstra (VVD): Over Griekenland hebben we gewoon afspraken gemaakt in Europa en daar staat Nederland voor. Dat dat nog beter kan, kan ik onmiddellijk beamen. Ze moeten overigens wel eerst door de asielprocedure in Griekenland heen voor ze voor reallocatie in aanmerking komen. Dat is nu een beetje een probleem. Als je geen asiel aanvraagt in Griekenland omdat je bang bent dat je daar moet blijven, kom je dus ook niet voor die reallocatie in aanmerking. Waar het gaat om … Als u vindt dat ik klaar ben, is dat ook goed, voorzitter. De voorzitter: Dit debat is al heel vaak gevoerd. Dus ik hoop dat het echt kort wordt gehouden. De heer Pechtold (D66): Wat de houdbaarheid op de lange termijn van die deal met Erdogan is, zullen we moeten zien. Lesbos zit vol en de situatie is daar bijna onmenselijk. De Turken hebben de grens met Syrië gesloten, waardoor je, zelfs als je door IS wordt opgejaagd, gewoon vastzit. Maar er zijn inmiddels — we zullen als Nederlandse maatschappij de feiten onder ogen moeten zien — mensen hier naartoe gekomen. Gisteren hoorde ik de Koning in de Troonrede namens het kabinet zeggen dat de mensen zo snel mogelijk mee moeten doen en dat ze wel vrijwilligerswerk kunnen doen. Waarom mogen ze niet vanaf dag één Nederlands leren? Waarom regelen we dat niet goed? De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij hebben we al geregeld dat mensen op de dag dat ze hun status krijgen — dat is voor bijvoorbeeld Syriërs ongeveer letterlijk dag één, maar laat het dag twee of drie zijn — in aanmerking komen voor taallessen en inburgeringscursussen. Dat is al zo. De heer Pechtold (D66): Minister Schippers zei: we moeten daar sneller mee zijn. De afgelopen jaren zijn we de hele tijd bezig geweest om mensen sneller niet alleen de taal te leren, maar ook aan het werk te krijgen. Maar het kabinet, en de VVD voorop, trapt dan op de rem. Kijk maar naar Amsterdam, waar het lukt om één op de vijf Syriërs heel snel zelfs aan het werk te krijgen. Ik vraag mij af waarom het Nederlandse kabinet het afgelopen jaar vooral heeft ingezet — even zwart-wit — op tegenhouden in plaats van de mensen die hier komen op een goede manier te faciliteren en snel mee te laten doen, en dan niet alleen vrijwilligerswerk te laten doen, maar de taal te leren, mee te laten doen in deze maatschappij en werk te vinden. Kortom, datgene wat we van iedereen hier verwachten. De heer Zijlstra (VVD): Dit is een tegenstelling die er in de praktijk van alle dag niet is. Als een Syriër hier komt en het duidelijk is dat het een Syriër is, krijgt hij of zij meteen een vijfjaarstatus. Als hij of zij die status heeft, komt hij of zij op dat moment onmiddellijk in aanmerking voor het hele pallet aan voorzieningen. Er is echter ook nog een groep, bijvoorbeeld Albanezen, waarvan we als ze binnenkomen al weten dat ze feitelijk kansloos zijn. Dat zijn geen vluchtelingen in de zin van het woord "vluchteling", dat zijn mensen die hier naartoe zijn gekomen en asiel hebben aangevraagd, maar waarvan we zeker weten dat ze hier niet mogen blijven. Zij moeten terug. Daarover zegt het kabinet, volgens mij terecht, dat het niet zo verstandig is om die eerst een inburgeringscursus te geven, aangezien alles erop is gericht om ze zo snel mogelijk te laten terugkeren. Maar als het gaat om de mensen die hier een status krijgen, dan ben ik het onmiddellijk met u eens: aan de slag ermee. De heer Pechtold (D66): Dat punt is duidelijk. De Albanezen zijn ons allemaal een doorn in het oog en we moeten nu eens goed regelen dat die mensen hier niet naartoe komen en we ze weer geld moeten geven om weer terug te gaan. Dat is onnodig en alleen maar rondpompen. Maar het verschil tussen een Syriër en een Albanees is op dag één wel te onderscheiden. De heer Zijlstra zegt dat de periode waarin besloten wordt acht maanden duurt, maar de staatssecretaris heeft al aangekondigd dat het weer op gaat lopen. Waarom kunnen we de mensen waarvan we op de klompen kunnen aanvoelen dat ze Nederlands moeten leren, niet meteen taalles aanbieden? Daar gaat het me om. Dat je als je je status hebt, voor allerlei voorzieningen in aanmerking komt, is prima, maar het gaat om die kostbare tijd daarvoor, waarin mensen duimen zitten te draaien en waar we ook als samenleving naar kijken en denken: wat doen ze hier. Het is toch ook voor het draagvlak van groot belang om dat vanaf dag één te doen? De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, de heer Asscher, de minister van Integratie, heeft heel helder aangegeven: vanaf dag één dat ze een status hebben, gaan we dit doen, versterkt doen. We doen het dus al. De heer Pechtold (D66): Maar het duurt heel lang voor ze een status krijgen. Het is geen acht maanden, was het maar zo, het duurt heel lang. Ik ben er geweest en de heer Zijlstra zal er ook geweest zijn. Men zit daar maar. Als je tegen de Nederlandse maatschappij zegt: daar zijn die mensen en we willen dat ze meedoen, dan is toch stap één, ook voor het draagvlak onder de Nederlanders, ze de taal te leren? De situatie met de Albanezen is helder, maar voor Syriërs geldt toch: leer ze de taal. De heer Zijlstra (VVD): En bij Syriërs gebeurt het ook. Ten aanzien van groepen waarvan het niet duidelijk is of het gaat om vluchtelingen of groepen waarvan duidelijk is dat ze dat helemaal niet zijn, zegt de VVD dat investeren onverstandig is. Investeer in die mensen van wie je denkt: die mogen hier de komende jaren blijven. Dat is wel een groot verschil. Voor heel veel groepen geldt het niet, bijvoorbeeld voor de groepen die uit Noord-Afrika komen oversteken. Er zijn er heel veel die hier niet mogen blijven. Dan moet je inzetten op terugkeer. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik wil het graag hebben over de dieperliggende oorzaken waarom steeds meer mensen vluchten en dan met name naar westerse landen. Vorig jaar heeft de Kamer een motie aangenomen waarin wij het kabinet hebben opgeroepen om te kijken naar deze dieperliggende oorzaken. Het lijkt een religieuze oorzaak te hebben, maar de dieperliggende oorzaak is vaak een tekort aan grondstoffen. De oorlog in Syrië is volgens internationale organisaties feitelijk een wateroorlog: er zijn tekorten aan water en voedsel. Zo zien wij dat ook elders in de wereld. Het kabinet heeft dat inmiddels erkend en het heeft ook gezegd dat we daar wat aan zouden moeten doen. De VVD heeft destijds niet voor die motie gestemd. Is de VVD na een jaar lang kennisgenomen te hebben van de dieperliggende oorzaken van de vluchtelingencrisis, met ons van mening dat het kabinet hieraan veel meer aandacht zou moeten besteden en dat dit een omissie is in de troonrede als het gaat om conflictbeheersing? De heer Zijlstra (VVD): Het spijt me erg, mijn excuus aan mevrouw Thieme, maar ik heb echt geen idee over welke motie zij het heeft. We dienen er hier per week een paar honderd in en ik heb het inmiddels opgegeven om ze allemaal te volgen. Deze zal ongetwijfeld heel belangrijk zijn, maar mijn buitenlandwoordvoerder zit ook met de handen omhoog. Je moet altijd kijken naar de oorzaken waarom mensen op drift raken. We gaan het immers niet redden met alleen mensen tegenhouden. Je moet proberen te voorkomen dat mensen gaan reizen. Als mevrouw Thieme dat bedoelt — ik ken de motie niet — dan zijn we het daarover snel eens. Ik weet echter niet wat de tekst van de motie is. Mevrouw Thieme (PvdD): Dat was een motie die vorig jaar tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is ingediend. De heer Zijlstra (VVD): Dat waren er ook een paar honderd. Mevrouw Thieme (PvdD): Dat is kenmerkend voor waar het hier tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, met al die mannen hier, over gaat: over dit soort kortzichtige zaken als de vraag hoe we, als de vluchtelingencrisis al eenmaal is ontstaan, de vluchtelingen hier kunnen opvangen. De focus zou moeten liggen op de vraag hoe we kunnen voorkomen dat die vluchtelingen hier komen. Het is ontzettend beschamend dat de voorzitter van de VVD-fractie zich niet eens kan herinneren dat wij hier een debat hebben gehad over de vraag hoe wij de dieperliggende oorzaken van de vluchtelingencrisis kunnen aanpakken. De heer Zijlstra (VVD): Ik beken, ik ben een man, dat kan ik niet ontkennen. Volgens mij probeerde ik mevrouw Thieme net te vinden door te zeggen: ik ken de motie niet, maar als de strekking is dat we continu in de gaten moeten houden wat de onderliggende oorzaken zijn van het feit dat mensen op drift raken — soms is het duidelijk omdat ze elkaar de hersenpan inslaan, maar soms zijn er diepere oorzaken, zoals grondstoffen of het klimaatprobleem — dan ben ik het ermee eens. Daar moeten we naar blijven kijken, zeker. Als mevrouw Thieme dat bedoelt, staan wij daar positief in. Het is een schande, maar ik ken de motie niet. Mevrouw Thieme (PvdD): Dan laten we dat even voor wat het is. De motie is niet bekend bij de fractievoorzitter van de VVD, laten we het dan hebben over de inhoud. Als de heer Zijlstra met mij en met de Kamer, die in meerderheid deze motie heeft gesteund, van mening is dat we moeten kijken naar de dieperliggende oorzaken, vindt de fractievoorzitter dan dat er voldoende is gedaan om bijvoorbeeld die agressieve exportpolitiek aan te pakken, of de wapenhandel en de grondstoffenroof in ontwikkelingslanden? Vindt de fractievoorzitter van de VVD dat het kabinet voldoende heeft gedaan? De heer Zijlstra (VVD): Neem de grondstoffenroof. Ik heb zelf in een aantal van deze landen mogen werken. Ik herken wel een aantal dingen die mevrouw Thieme aangeeft. Met name de Chinezen zijn hier erg goed in. Kijk naar de wijze waarop zij op dit moment in de wereld acteren en landen naar hun hand zetten, alleen maar om grondstoffen uit landen — met name in Afrika speelt dat — naar zich toe te trekken. Dat is een heel terechte zorg van mevrouw Thieme. Dat moeten we goed in de gaten houden. Daar moeten we scherp op zijn. We moeten een land als China niet zomaar op zijn blauwe ogen vertrouwen. Ik hoop dat mevrouw Thieme dat bedoelt. Als zij wat anders bedoelt, dan hoor ik het graag, maar dan is iets meer uitleg nodig. De voorzitter: Afrondend, mevrouw Thieme. Mevrouw Thieme (PvdD): Wie zich spiegelt aan een ander, spiegelt zich zacht natuurlijk. Het is toch wel kenmerkend voor de VVD dat er wordt gewezen naar een ander die daar schuldig aan is en dat er niet wordt gekeken naar de medeverantwoordelijkheid van Nederland voor het feit dat er een grote ongelijkheid in de wereld is. Een concreet voorbeeld daarvan zijn TTIP en CETA, de vrijhandelsverdragen die op dit moment op stapel staan. Daardoor wordt een grote vrijhandelsmacht gecreëerd tussen de Verenigde Staten en Europa. Ontwikkelingslanden profiteren daar totaal niet van. Sterker nog: ze zullen er grote nadelen van ondervinden. Vindt de VVD niet dat wij er juist voor moeten zorgen dat ontwikkelingslanden geen last hebben van onze vrijhandelspolitiek? Dat is ook omwille van ons eigen belang, want anders komen die vluchtelingen naar Nederland. De heer Zijlstra (VVD): Laat ik eerst een feitelijke onjuistheid wegnemen. Er wordt veel geroepen dat ontwikkelingslanden het slachtoffer zouden zijn van verdragen als CETA en TTIP. Er wordt sowieso heel veel geroepen over dit soort vrijhandelsverdragen. Het grappig is dat we ooit in Europa een project zijn begonnen dat ging over veiligheid, stabiliteit en welvaart, namelijk: de Europese Unie. Dat ging over vrijhandel, over de gedachte om samen de koek groter te maken. Deze verdragen gaan daar ook over. Ik zie dat daar weerstand tegen is en ik hoor allerlei onzin daarover, maar die discussie ga ik nu niet voeren. Het gaat om de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat ontwikkelingslanden geholpen worden. Ik ben er voorstander van — ik hoop dat mevrouw Thieme dat ook is — om veel minder te doen aan allerlei ontwikkelingssamenwerkingsprojecten in de marge. Er zitten ook heel goede tussen; laat dat ook helder zijn. Maar daarvoor in de plaats zou je kunnen bekijken of je bijvoorbeeld belemmeringen op het gebied van landbouw kunt wegnemen. Vaak hebben landen daar veel meer aan. Daar kunnen we elkaar dus prima op vinden, maar je moet dan ook die andere stap durven zetten. Het is een beetje gelijk oversteken. Wie weet worden mevrouw Thieme en ik het dan eens, hoewel ik daar, gezien de wijze waarop het tot nu toe ging, niet heel hoopvol over ben. Ik ga verder met mijn betoog. Ik gaf het kabinet dus een pluim. Alle partijen die zeiden dat je die migratiedeal eigenlijk in de prullenbak moet gooien, en dat zijn er nogal wat in dit huis, moeten ook eerlijk zijn over de consequenties daarvan. Die migratiedeal is niet zonder vlekjes. Op het regime in Turkije valt veel aan te merken. Als je zegt dat die deal weg moet — ik heb net gesproken over de enorme impact daarvan; ik heb de aantallen ook genoemd — moet je ook eerlijk zijn en tegen heel Nederland zeggen dat het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt dan weer enorm zal stijgen en dat de azc's dan inderdaad weer als paddenstoelen uit de grond zullen schieten. Dat is de consequentie daarvan. Ik ben blij dat het kabinet op dit punt zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. We moeten door met deze aanpak, omdat de bevolking in Afrika en het Midden-Oosten in de komende decennia explosief zal toenemen. We zullen dus ook na Turkije met andere landen afspraken moeten maken over het tegenhouden en terugnemen van migranten. Anderhalve week geleden sprak Eurocommissaris Frans Timmermans hier heel wijze woorden over. Hij pleitte er tijdens een lezing in Leiden voor om landen die niet willen meewerken aan dergelijke afspraken, uit te sluiten van ontwikkelingssamenwerking. Hij gaf daarbij aan dat als dat nog niet voldoende is, dergelijke landen met sancties moeten worden gestraft door het economische blok van de Europese Unie. Dat vond ik wijze woorden uit de sociaaldemocratische hoek. Dit is ook iets wat de VVD al jaren bepleit. Nu de Europese Commissie deze brug kennelijk heeft genomen, hoor ik graag van het kabinet hoe het dit in het Nederlandse beleid wil inpassen. We zullen nog meer moeten doen om het migratieprobleem het hoofd te kunnen bieden. We zullen voor asielzoekers van buiten Europa het recht moeten afschaffen om hier in Europa asiel aan te vragen. Je kunt uitgenodigd worden, maar het recht op asiel moet eruit. Iedere vluchteling heeft recht op opvang — ik herhaal: iedere vluchteling — maar ze hebben niet allemaal recht op opvang in Europa. Als verdragen in de weg staan, moeten we die aanpakken en, als het echt niet anders kan, zelfs opzeggen. We passen hier continu wetten aan en passen zelfs continu de Grondwet aan, dus waarom zouden we verdragen niet kunnen aanpassen? Er zijn natuurlijk partijen die meteen het hoofd in de schoot leggen en als excuus een vergelijking maken met de internationale rechtsorde. Dit heeft echter niets te maken met de internationale rechtsorde, maar heeft alles te maken met het voorkomen van de verdere ondermijning van onze samenleving, van onze welvaart en van onze vrijheid. Want onze vrije verzorgingsstaat kan niet voortbestaan als we iedereen hier toelaten. Daarom is niks doen geen optie. Ik besef heel goed dat het aanpassen van internationale verdragen ongelofelijk moeilijk is. Dat hoeft mij niet verteld te worden. Zeker als je met 27 of meer landen eruit moet komen, is dat heel moeilijk. En ja, er zijn talloze redenen te bedenken waarom dat niet gaat lukken. Maar we zitten klem, klem in verdragen die zijn afgesloten in een andere tijd en in een andere wereld. Wat in de jaren zestig en zeventig heel goed leek, werkt nu regelmatig tegen ons. We moeten ons uit die klem bevrijden. Daarvoor komt het uiteindelijk maar op één ding aan, namelijk politieke wil. Het komt aan op onze bereidheid om hier tegen de klippen op verantwoordelijkheid te nemen voor ons land. Van die verantwoordelijkheid kan niemand weglopen door zich te verschuilen achter de internationale rechtsorde, want daar gaat dit helemaal niet over. We moeten deze stap durven zetten, want we zullen meer grip moeten krijgen op wie hier binnenkomt en in welke aantallen. We kunnen niet ieder jaar grote aantallen migranten aan, want grote groepen integreren niet, maar segregeren. Dit blijkt uit de kille cijfers. 70% van de Somaliërs zit in de bijstand, ruim 60% van de Irakezen zit in de bijstand en bijna 60% van de Syriërs zit in de bijstand. Beelden zeggen vaak nog meer dan kille cijfers. Deze zomer zag ik beelden van Turkse vlaggen op de Erasmusbrug. Er stonden duizenden Nederlanders van Turkse komaf, van wie velen hier geboren en getogen zijn. Zij maakten gebruik van hun recht op demonstratie. Gelukkig mag dat in dit land. We zagen echter ook dat zij trouw zworen aan de autoritaire president van een ander land. Zij noemden Turkije hun land en Erdogan hun leider. Ik vind dat onbegrijpelijk, onbegríjpelijk! Immers, hoe slecht geïntegreerd ben je als je een autoritaire leider toejuicht en een onvrij land verkiest boven het onze? En dat op de brug die vernoemd is naar Desiderius Erasmus, de schrijver van Lof der zotheid. Dat boek was een aanklacht tegen een te grote macht voor wereldlijke en vooral kerkelijke leiders. Het stamt uit 1511. Nu, meer dan 500 jaar later, staan er op de brug die naar deze man is vernoemd mensen te demonstreren die trouw zweren aan een autoritaire leider met strengreligieuze trekjes. Dat is echt idioot. Tegen al die demonstranten zeg ik het volgende. Nederland is zeker niet perfect, maar je bent een Nederlander. Je bent híér, in dit prachtige, vrije land. Houd op met je vast te klampen aan je verleden. Richt je op je toekomst. Maak wat moois van je leven en houd eens op met dat idiote gedoe. Laat helder zijn dat ik heel goed begrijp dat mensen meeleven met het land van hun voorouders, maar ik snap niet dat je als Nederlander een Turkse stammenstrijd hier gaat voortzetten. Ik begrijp ook niet dat kinderen op Nederlandse scholen voor "landverrader" worden uitgemaakt. En ik vind het al helemaal niet normaal dat kinderen onder politiebegeleiding naar school moeten omdat hun ouders zich niet weten te gedragen. Door dit gedrag verbruid je het voor al die Turkse Nederlanders die wél geïntegreerd zijn, die wél begrijpen dat hun toekomst hier is en die wél begrijpen dat vrijheden voor iedereen moeten gelden. Het is duidelijk dat we meer dan ooit voor deze vrijheden moeten durven strijden. Ik heb veel landen gezien, maar ik ken geen land dat zo vrij is als het onze. Dat wil ik graag zo houden. Ik zeg het minister Schippers na, want zij heeft gewoon gelijk, ook al durven we het vaak niet te zeggen: onze cultuur is inderdaad beter, beter voor homo's, voor vrouwen en zeker voor moslima's die zelf willen uitmaken met wie ze trouwen of van wie ze willen scheiden. Onze cultuur is beter voor mensen die in een andere god geloven of die niet meer willen geloven en ook voor mensen die echt iets van hun eigen leven willen maken en zichzelf willen zijn. We moeten ons veel bewuster zijn van het feit dat mensen die in de eeuwen na Erasmus naar Nederland zijn gekomen, juist vanwege die vrijheid hierheen kwamen. Zij kwamen voor onze vrijheden en daardoor vonden zij automatisch aansluiting bij de rest van de samenleving. De vrijheid waarvoor zij kwamen, gaf hun de kans om hun geloof en hun leven te leiden zonder vervolgd te worden. De welvaart die wij hier binnen de context van die vrijheid hebben opgebouwd, maakt dat wij inmiddels ook aantrekkelijk zijn voor mensen die niet van onze vrijheden houden. Zij komen voor de welvaart, voor een beter leven voor zichzelf en voor hun kinderen. Dat begrijp ik heel goed, maar de welvaart waarvoor zij komen, kan alleen bestaan dankzij die vrijheid. Die vrijheid kan ook alleen overleven als we haar allemaal verdedigen in plaats van haar te ondermijnen. Het is hopeloos naïef om te denken dat de integratie van grote groepen met heel andere waarden vanzelf goed zal lopen en dat zij onze vrijheden als vanzelfsprekend zullen omarmen en waarderen. Wij zullen iedereen die hier komt of hier al is, dus duidelijk moeten maken dat als je de welvaart wilt, je ook de vrijheid moet omarmen. De heer Wilders (PVV): De heer Zijlstra zegt tegen die mensen die op die brug stonden in Rotterdam: houd daar eens mee op; jullie zijn Nederlanders. Dat heb ik hem zojuist horen zeggen, maar is het probleem juist niet dat dat beeld op die brug liet zien dat zij, ondanks hun Nederlandse paspoorten, geen Nederlanders zijn? Zij gedragen zich niet als Nederlander. Zij zijn niet loyaal aan Nederland. Zij zijn inderdaad loyaal aan die — zoals de heer Zijlstra hem noemde — dictator of autocraat in Turkije. Het probleem is dat wat er op die brug stond, Turken zijn. Het probleem is dat we na al die jaren van mislukte integratie een vijfde colonne Nederland binnen hebben gehaald, zoals Pim Fortuyn het noemde. Het zijn geen Nederlanders. Zij hebben een Nederlands paspoort, maar we hebben hun nooit geleerd dat het óns land is en dat het ónze cultuur is. Is de heer Zijlstra het met mij eens dat wat daar stond, Turken waren en geen Nederlanders, op dat papiertje na? De heer Zijlstra (VVD): De mensen die daar stonden, stonden daar met Turkse vlaggen en met een Nederlands paspoort. Voor mij is iedereen met een Nederlands paspoort een Nederlander. Maar laat helder zijn dat de strekking van mijn pleidooi juist is: als je blijft hangen in het verleden, je Turkse identiteit voorop blijft stellen, uitstraalt dat je juist meer met Turkije en Erdogan hebt en nota bene trouw zweert aan een leider van een ander land, heb je het totaal niet begrepen. Dat zeg ik de premier na: als dat je houding is, ga dan naar Turkije, maar je kunt eerst een andere stap zetten, je hebt een Nederlands paspoort. Ik kan me niet voorstellen dat als je in een land als Nederland woont met al zijn vrijheden en alles wat je hier kunt bereiken, je dan zou kiezen voor een land als Turkije. Als je dat wilt, this is a free country, dan moet je ook die kant opgaan, maar als je niet gaat, omarm dan onze vrijheden en gedraag je niet zo idioot. De heer Wilders (PVV): Met alle respect, dat is toch een heel naïef wereldbeeld. Die Turken zijn niet gisteren hier gekomen. Volgens mij zijn er al drie, vier generaties Turken in Nederland en die stonden ook op die brug, van oudere mensen tot de laatste generatie. Drie, vier generaties die al drie, vier generaties lang ook een Nederlands paspoort hebben. Dat is juist het wrange hiervan, dat zij na al die generaties geen Nederlander zijn. Het zijn gewoon Turken. Dit is mijn pleidooi. Als wij ze maar binnenlaten … En wij laten honderdduizenden moslims binnen, wij hebben een miljoen moslims in Nederland binnengelaten, weet u wel, die cultuur die u nu gelukkig ook minder succesvol vindt dan onze eigen cultuur, in ieder geval niet zo goed als onze eigen cultuur. U laat ze wel binnen en de enige conclusie kan zijn, als wij ervan overtuigd zijn dat het Turken zijn en geen Nederlanders, dat wij ze niet meer moeten binnenlaten. U hebt ze binnengelaten, de Partij van de Arbeid, de meeste partijen hier hebben ze de afgelopen decennia binnengelaten en na drie generaties zijn het nog steeds Turken. Ze gaan niet weg, mijnheer Zijlstra. Ze gaan niet weg, mijnheer Rutte, al roept u honderd keer: pleur op. Ze blijven, dus laat ze niet meer binnen. Dicht die grenzen, geen Turk er meer in! De heer Zijlstra (VVD): Deze mensen zijn binnen. De heer Wilders (PVV): Ik heb ze niet binnengelaten. De heer Zijlstra (VVD): Ik ook niet en niemand van degenen die hier zitten. De heer Wilders kan het wel zo simplistisch voorstellen, maar deze mensen zijn binnen en zij hebben een Nederlands paspoort. Daarom ben ik het eens met wat de premier zei over een aantal mensen daar en wat zij uitstraalden — maar ook maar een aantal en niet allemaal, wij moeten ze niet allemaal over een kam scheren — de mensen die zeiden: Erdogan is mijn leider en Turkije is mijn land. Tegen de mensen die dat vinden, zeg ik: gelukkig is dit een vrij land, ga gerust terug, prima. Maar tegen al die mensen die zich wel gedragen, die misschien twee paspoorten hebben, maar die hier zijn en iets van hun leven willen maken, zeg ik: ga niet mee in dat soort bewegingen, maak iets van je leven hier want je toekomst ligt hier. Blijf niet in het verleden hangen. Maar ik blijf erop terugkomen: ze zijn hier, mijnheer Wilders. Ik heb geen toverstokje en ik kan ze niet wegtoveren. Dus moeten wij ervoor zorgen dat deze mensen gaan inzien dat hun toekomst hier ligt en dat zij niet blijven hangen in het verleden. De voorzitter: Tot slot. De heer Wilders (PVV): Ja, tot slot, voorzitter. Dat zijn vrijblijvende praatjes: pleur op, rot op, doe het niet, ga weg. Dat doen ze allemaal niet. Ze zijn hier en na vier generaties zijn het gewoon Turken. Er is niets Nederlands aan die mensen. Gewoon Turken! U kunt twee dingen doen. Ten eerste kunt u ervoor zorgen dat er nul meer binnenkomen, niemand. Geen visumvrij reizen, geen nationaliteit, geen Turk meer naar Nederland. Mijn eerste vraag: wilt u dat doen? Het tweede wat u kunt doen — en zelfs dat wilt u niet doen en dan heb ik het nog niet eens over die mensen op de brug — is, pak een Turk of wie dan ook met een dubbele nationaliteit die een misdrijf pleegt in Nederland, zijn paspoort af. Pak hem ook zijn Turkse paspoort af en stuur hem terug naar Turkije. Dat geldt misschien niet voor al die mensen op de brug, maar wel voor die Turk die op die politieauto stond te dansen. U kunt dus twee dingen doen: 1. grenzen dicht en geen Turk er meer in en 2. als ze hier al zijn en ze plegen een misdrijf, pak ze het Nederlandse paspoort af en zet ze eruit. Die beide dingen wilt u ook niet doen, dus u bent een vrijblijvende praatjesmaker. De voorzitter: Een korte reactie, mijnheer Zijlstra. Ik merk op dat dit debat vorige week uitgebreid is gevoerd. De heer Zijlstra (VVD): Sinds wanneer houdt dat ons tegen in dit huis? De voorzitter: Nee, maar vorige week is uitgebreid gesproken over Turkije en over hoe het is gegaan. Dus kort graag in verband met de tijd. De heer Zijlstra (VVD): De heer Wilders wrijft mij wat dingen aan en die wil ik wegnemen. De voorzitter: Dat mag. De heer Zijlstra (VVD): Iedereen die naar die beelden op de televisie keek en die zee van Turkse vlaggen zag — misschien met uitzondering van de heer Kuzu, maar hij komt zo — keek daar met een zekere weerzin naar. Ik wel, in ieder geval, omdat ik precies de vraag had die de heer Wilders stelt, namelijk: wat willen deze mensen nou? Hun toekomst ligt toch in dit land? Waarom zweer je trouw aan Erdogan? Waarom verkies je Turkije boven Nederland? Daarom trek ik wel een streep: als mensen dat echt vinden, ben ik blij dat we een vrij land zijn. Ga dan terug. Dat is prima: ga dan terug. Maar ze hebben een Nederlands paspoort en dat kunnen we niet zomaar afnemen. Als mensen in dit land een zwaar misdrijf plegen — dit geldt overigens niet alleen voor Turken, maar dit geldt voor alle mensen met een dubbele nationaliteit en zo hoort het ook: regels in dit land gelden voor iedereen — wordt de nationaliteit afgenomen en worden zij uitgezet. Dat doen we dus al, niet alleen bij Turken. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Laat duidelijk zijn dat iedere ingezetene van Nederland zich dient te houden aan de Nederlandse wet. Dat betekent dat bedreiging, intimidatie et cetera niet zijn toegestaan. Ik wil daar dan ook geen discussie over hebben. Laat ik daar duidelijk over zijn. Ik wil het er wel over hebben dat de heer Zijlstra aangeeft dat hij niet begrijpt dat een aantal dingen gebeurt. Ik zou hem dit graag uitleggen en dit vanuit een ander perspectief willen laten zien. Zou een reden misschien kunnen zijn dat mensen zich ontheemd voelen, dat ze sociaal verweeft zijn geraakt, dat er jarenlang niet naar ze is omgekeken, dat ze te maken hebben met discriminatie op de arbeidsmarkt en dat er allerlei problemen zijn op dit moment? U kunt mij ervan betichten dat ik in de slachtofferrol kruip — dat soort verwijten krijg ik namelijk altijd als ik dit soort statements maak — maar zit de VVD niet in de ontkenningsrol nu zij aangeeft dat zij het niet begrijpt? De heer Zijlstra (VVD): Nee, dat is niet zo. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Dit is wel heel erg gemakkelijk en toont precies aan waar het aan schort. Geen begrip hebben en vervolgens stoere prietpraat uitslaan in die zin dat ze dan maar weg moeten gaan, terwijl er al drie generaties zijn die in Nederland wonen. Deze mensen willen hier hun toekomst opbouwen, maar zij hebben ook constant te maken met uitspraken van de meneer die links van mij staat, de heer Wilders. De heer Zijlstra (VVD): Mij werd gevraagd of ik dat ontkende. Mijn antwoord was: nee, dat deed ik niet. Dat was het antwoord op de gestelde vraag, dus de heer Kuzu moet niet doen alsof ik een gek antwoord geef. Tegen alle mensen die in dit land wonen, die onze vrijheden waarderen en omarmen en die iets van hun leven willen maken, zeg ik: doe het. En tegen mensen die dat uitspraken op televisie zeg ik: blijf dan niet in je verleden hangen. Als je dat namelijk doet, ben je niet met je toekomst bezig. En dat is wat ik daar zag. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Dat is een kwestie van verleden of heden. Het is een kwestie van identiteit. Mensen hebben verschillende identiteiten. Ik constateer — dat is misschien heel hard —- dat, als er mensen met een Turkse vlag op de Erasmusbrug staan, dit weerzinwekkend is voor de heer Zijlstra. Maar toen er honderden mensen voor het Tweede Kamergebouw stonden te demonstreren met Israëlische vlaggen, was dit geen enkel probleem. Ik hoorde dit soort krachttaal niet. Dit is dus weer een teken van het hanteren van de dubbele maat. Dat is het fundament van het probleem van de VVD. De heer Zijlstra (VVD): Ik snap heel goed dat, als er zoiets gebeurt in het land van je voorouders, dit gevoelens bij mensen oproept. Dat is logisch en daar is niets mis mee. We hebben vrijheid van demonstratie in dit land. In dit land hebben we dat gelukkig wel. Maar dat betekent niet dat je Erdogan als jouw leider gaat neerzetten. Dan heb je het echt niet begrepen. De heer Kuzu kan proberen om dat weg te moffelen, maar dat is er aan de hand. Ik vroeg de heer Kuzu vorige week over dat punt en dat ga ik nog een keer proberen. Er gebeurden meer dingen op die brug. Daar liepen mensen met grijze wolventekens. Daar waren mensen van Hamas en van Hezbollah en van het Moslimbroederschap. Durft de heer Kuzu een week later wel de grootheid te hebben om te zeggen dat dit soort organisaties daar niet thuishoort omdat dat totaal verkeerde signalen afgeeft? Hebt u die grootheid nu wel, na een week bedenktijd? De voorzitter: Een korte reactie. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Laat ik daar duidelijk over zijn. Wij hebben onze eigen ideeën over wanneer wij bepaalde dingen wel of niet zeggen. Wat ik weerzinwekkend vind is dat, als ik hier een fundamenteel probleem aankaart en eigenlijk de leegte van de VVD laat zien, dit wordt aangegrepen om allerlei voorbeelden te geven van dingen die er helemaal niet toe doen. Waar het hier om gaat, is dat wij te maken hebben met een fundamenteel ander maatschappijbeeld en wereldbeeld dan het kortzichtige dat de VVD op dit moment heeft. Nederland is niet meer het Nederland van de jaren zestig en zeventig, zo zeg ik tegen de heer Zijlstra. Nederland is een heel ander land. Kijk naar de grote steden. Kijk naar de manier waarop mensen dag in, dag uit een bijdrage leveren aan deze samenleving. De voorzitter: Wat is uw vraag? De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Het was geen vraag maar een opmerking, voorzitter. De heer Zijlstra (VVD): Alle mensen in dit land die een bijdrage leveren aan deze samenleving, van welke afkomst dan ook — ras, geloof: het maakt mij niet uit — horen bij dit land. Dat is wat wij zijn. Maar dat is niet waar wij het hier over hebben als wij spreken over dit kleine groepje mensen. Er zijn heel veel mensen die goed geïntegreerd zijn, die het prima doen in dit land en die hun toekomst hier hebben opgebouwd. De heer Kuzu zegt dat dit land is veranderd. Daarom sla ik er ook zo op aan. Dit land is helemaal niet veranderd. Als je op straat loopt en kijkt naar de kleur van mensen of de uitstraling van mensen, dan zie je dat het land misschien wel in die zin is veranderd. Maar dat interesseert mij niet, want het interesseert mij oprecht niet wat de achtergrond van iemand is, van welk ras hij is of wat zijn geloof is. Ik wil echter niet dat in dit land de vrijheden waarvoor wij hier staan en alle waarden waarvoor wij gevochten hebben, veranderen. De heer Kuzu lijkt hier te suggereren dat dat zou moeten veranderen. Ik hoop dat hij daar afstand van neemt, want van die vrijheden van een democratisch vrij Nederland gaan wij nooit afstand nemen. (Geroffel op de bankjes) De heer Wilders (PVV): Ik vroeg net aan de heer Zijlstra of hij bereid was om twee dingen te doen, omdat zijn uitspraken anders heel vrijblijvend waren. Wat heeft het voor zin om te zeggen "pleur op" of "rot op" als degenen tegen wie dat wordt gezegd, dat toch niet doen? De eerste vraag die ik stelde, was: bent u bereid om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe Turken naar Nederland komen, zodat Nederland Nederland blijft? Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Mijn tweede vraag was: bent u op zijn minst bereid om mensen met een dubbele nationaliteit die een misdrijf plegen, de Nederlandse nationaliteit af te nemen? De heer Zijlstra zei toen: dat doen wij al. Dat is een leugen, want wij doen dat alleen op grond van de Wet terroristische misdrijven, als het gaat om terroristen. Bij normale misdrijven, die al erg genoeg zijn, zoals het gebruik van geweld, diefstal of bedreiging doen wij dat niet. Ik denk aan de man over wie premier Rutte "pleur op" riep en die de journalist bedreigde. Bedreiging is een misdrijf. Dat is geen terroristisch misdrijf, maar een misdrijf. Die man zou ik graag zijn Nederlandse paspoort af willen pakken en uit willen zetten. Ik snap niet dat de heer Zijlstra dat niet wil doen. Ik vraag de heer Zijlstra als fractievoorzitter van de VVD opnieuw of hij bereid is om mensen die normale misdrijven plegen, die op auto's dansen, die journalisten bedreigen, hun Nederlandse paspoort af te pakken en uit te zetten naar Turkije. Anders is het echt heel vrijblijvend. De heer Zijlstra (VVD): Ik zei net dat dit geldt voor zware misdrijven. Ik heb niet gesuggereerd dat dit voor alle misdrijven geldt. Dat is ook precies waar de grens wat mij betreft ligt. Laat dat helder zijn, want daar begint het. De Rijkswet op het Nederlanderschap zegt dat degene die Nederlander wil worden, zijn oude nationaliteit moet afstaan. Dat uitgangspunt zullen wij veel strikter moeten hanteren. In het verleden kon dat niet bij Turkije. Dat had onder andere met familierecht en erfrecht te maken. Het kan tegenwoordig wel. Ik vraag aan de regering om die eisen te handhaven. Dat hebben wij weleens eerder gedaan. Marokkanen kunnen dat bijvoorbeeld ook niet. Zij kunnen hun nationaliteit niet kwijtraken, al zouden zij dat dolgraag willen. Daar hebben wij soms rekening mee te houden, maar die grens trekken wij wel degelijk. De heer Wilders (PVV): Voorzitter, even om af te ronden; ik word er ook moe van. Het antwoord is dus nee. Bedreiging en vernieling zijn allebei misdrijven. De heer Zijlstra zegt dat de VVD van iemand die een dubbele nationaliteit heeft en die een journalist bedreigt of die een politieauto vernielt, niet het Nederlandse paspoort wil afpakken en dat de VVD zo iemand niet wil uitzetten. Dat is wat de heer Zijlstra zegt. Ga er dan niet hele verhalen omheen houden. Als hij dat wel wil, komen wij hopelijk bij elkaar, maar hij zegt dat hij dat niet wil. En als u niet eens de criminelen aan wilt pakken en uit wilt zetten, moet u niet verbaasd zijn als we ons land kwijtraken. U verkoopt dan goedkope, lege praatjes. De heer Zijlstra (VVD): De heer Wilders moet kijken naar de problemen waar het echt om gaat. Mensen die op een brug trouw zweren aan een buitenlandse, autoritaire, streng religieuze leider, zijn van een heel andere orde dan een stel raddraaiers in Zaanstad. Dat soort raddraaiers hadden we volgens mij ook in Lelystad, maar die hadden een andere nationaliteit. Je gaat raddraaiers in Zaanstad toch niet anders behandelen dan in andere steden, omdat ze toevallig Turks zijn? Ik weet dat eigenlijk niet eens. Waren ze wel allemaal Turks? Volgens mij helemaal niet. Of wel? Wel dus. Maar dat maakt me niet uit. Het waren namelijk jongens die niet zijn aangepakt door het lokale gezag en totaal zijn ontspoord. Je stuurt de politie op die jongens af. Je geeft hun een gebiedsverbod, soms sluit je ze preventief op. Je hebt daar dus allerlei middelen voor en die moet je gewoon inzetten. Dit heeft niets te maken met het feit dat ze Turks zijn. Zoiets gebeurt ook in andere steden, en daar zijn ze dan van Nederlandse, Friese of Marokkaanse afkomst. Het zijn dan raddraaiers, en niet meer dan dat. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): De heer Zijlstra suggereerde net dat iedereen in dit land de vrijheden moet onderkennen. Laat ik daar ook duidelijk over zijn: ik onderschrijf elke waarde en elke verworvenheid die in onze Grondwet staat opgeschreven. De heer Zijlstra (VVD): Gelukkig! De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Daar kunt u hilarisch over doen, maar dit is nou precies het probleem. Als wij hier namelijk een fundamenteel probleem aankaarten, namelijk het probleem van de dubbele maat waardoor bepaalde groepen zich in ieder geval anders behandeld voelen dan andere groepen, dan zie ik altijd een lacherige, een beetje ridiculiserende houding. Dan hoor ik teksten als: hier ligt het anders, hier in Nederland kan het wel. Ik ben blij dat u ingaat op het voorbeeld van Zaanstad. Ik heb u namelijk niet dezelfde krachttermen horen gebruiken toen het ging om Amersfoort; het was niet in Lelystad. Daar waren toen honderden feestende jongeren die stenen gooiden naar de politie. Toen heb ik van de VVD geen krachtige taal gehoord. Dat is nou die dubbele maat; hypocriet als de neten. De heer Zijlstra (VVD): Waarmee we ook weer krachtig taalgebruik hebben... Wij hebben daar ook vragen over ingediend, dus spreek me niet van een dubbele maat. Het maakt mij niet uit welke achtergrond of afkomst die raddraaiers hebben. Raddraaiers zijn raddraaiers, en die moeten we overal aanpakken, met alle middelen die we hebben. Maar je moet ze wel aanpakken. Als je bij dit soort jongens — en soms meiden, maar vaker jongens — elke keer maar weer wilt de-escaleren, of elke keer weer een beetje met ze wilt gaan praten, is het probleem dat ze gaan denken dat ze overal mee weg kunnen komen. Op een gegeven moment werkt dat niet meer. Op een gegeven moment moet je gewoon zeggen: hier ligt de grens. En als ze daaroverheen gaan, moet je ze meteen aanpakken en regels stellen. Als ik mijn zoon zou opvoeden op de manier waarop sommige burgemeesters met lokale raddraaiers omgaan, zou er weinig van hem terechtkomen. De voorzitter: Een korte interruptie, meneer Klaver. De heer Klaver (GroenLinks): Ik zal het net zo beknopt houden als de collega's, voorzitter. De heer Zijlstra (VVD): Net als de collega's? De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben het eens met de heer Zijlstra: iedereen die probeert goed te praten wat er nu in Turkije gebeurt, is totaal wappie. Dat kan niet. Net zoals de heer Zijlstra vind ik dat mensen daar afstand van moeten nemen. Ik was het ook eens met alle collega's die vielen over de heer Kuzu, die dat niet wilde doen. Wat ik vorige week ook opvallend vond, was dat de commotie eigenlijk wel meeviel toen de premier in bijna dezelfde bewoordingen niet wilde veroordelen wat Erdoğan doet. De heer Zijlstra liep toen ook niet naar de interruptiemicrofoon. De premier zei namelijk: ik weet het niet precies, ik vind het moeilijk om dit nu te beoordelen, de Raad van Europa moet eerst onderzoek doen naar al die ontslagen mensen. De voorzitter: Wat is uw vraag? De heer Klaver (GroenLinks): Dat is een beetje met twee maten meten. Als je namelijk van de mensen in je samenleving vraagt — en terecht — om afstand te nemen van wat er nu in Turkije gebeurt en om dat te veroordelen, dan moet de premier het voorbeeld geven en dat ook doen. Maar dat deed hij niet. De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij deed hij dat wel. Maar laat ik helder zijn: ik veroordeel dat. Mocht daar enige twijfel over bestaan: ik veroordeel dat. De heer Klaver (GroenLinks): Ik stelde deze vraag eigenlijk niet aan de heer Zijlstra. Ik weet dat hij dat veroordeelt, en daar ben ik blij mee. Allemaal stelden wij die vraag aan de premier: veroordeelt u wat er nu gebeurt in Turkije, met Erdoğan? Hij zei toen: dat ligt wat lastig, dat ligt gecompliceerd, ik kan niet precies aanwijzen wat er verkeerd is; ik ben er niet blij mee, maar de Raad van Europa moet het eerst onderzoeken. Toen de heer Kuzu zei dat het om 100.000 zaken ging en hij niet in iedere individuele zaak kon kijken, was dit huis te klein. Toen de premier zoiets zei, bleven we bijna allemaal zitten. Wil de heer Zijlstra nu aan de premier vragen of deze ook wil veroordelen wat er in Turkije gebeurt, in plaats van daarmee te wachten tot de Raad van Europa met een oordeel komt? De heer Zijlstra (VVD): Ik heb de premier vorige week niet horen zeggen dat hij iets anders vond. Er wordt nu een tegenstelling geschetst die er volgens mij niet is. Ik veroordeel het. U moet het de premier nog meer een keer vragen, maar hij was vorige week buitengewoon helder. Volgens mij heeft hij letterlijk gezegd: wat er in Turkije gebeurt, kan van geen kant. Hoeveel duidelijker wil je het hebben? Wij hadden het over de vrijheid die wij moeten omarmen. Laten wij eerlijk zijn: het is die vrijheid die ons een land ons land maakt. Dat land waar je gewoon lekker gek jezelf kunt zijn. Laten wij dat ook gewoon zeggen. Een land waar mannen gearmd over straat kunnen lopen. Een land waar niets en niemand heilig is, zelfs de heer Pechtold niet. Dat land waar we kroketten uit de muur halen; dat kunnen ze zich nergens anders voorstellen. Dat land waar we veel te lang op terrasjes zitten. Dat land waar we onze hamburgers laten aanbakken op de buurtbarbecue, althans zolang die buurtbarbecue nog niet door GroenLinks is verboden, want het zou zomaar eens gezellig kunnen worden in dit land. Die 17 miljoen Nederlanders laten zich niet uit elkaar spelen. De voorzitter: U mag niet uitlokken, mijnheer Zijlstra. De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat iedereen in deze zaal zich ook dit kan voorstellen: Nederland is ook dat land waar je je af en toe helemaal klem aan kunt ergeren. Ik noem al die regeltjes, waarvan je denkt: oh, oh, waarom moet dat zo? Maar als je dan een tijdje op vakantie bent geweest in het buitenland en daarna terugkomt in dit land, heb je ook het gevoel: het is hier toch wel goed geregeld. Dat heerlijke, aangeharkte, geordende landje van 17 miljoen koppige, trotse harde werkers. Die 17 miljoen Nederlanders laten zich niet uit elkaar spelen. Niet door partijen die lagere inkomens willen opzetten tegen middeninkomens. Niet door partijen die jong tegen oud willen opzetten of groene mensen tegen mensen die iets minder van windmolens houden. Of moslims tegen niet-moslims en hoogopgeleiden tegen laagopgeleiden. Het feit dat wij verschillend zijn wil niet zeggen dat er sprake is van een tweedeling, zoals velen ons willen doen geloven. Er zijn geen twee soorten mensen. Er zijn alleen maar Nederlanders. We zijn heel verschillend — gelukkig maar — maar we laten ons niet in valse tegenstellingen vangen. Iedereen die bereid is onze vrijheden te steunen, te verdedigen en te omarmen, hoort er wat mij betreft gewoon bij — bij ons, bij "wij", bij Nederland — ongeacht je ras, je geloof of je afkomst en ongeacht of je Fatima, Jan, Sarah of Mohammed heet. Die vrijheid staat wel onder druk. We hebben die vrijheid in honderden jaren bevochten, op buitenlandse overheersers, op binnenlandse alleenheersers en op kerkelijke dwang. Maar als we niet oppassen, kunnen we haar wel degelijk kwijtraken. Ik zie op dit moment dat cartoonisten, cabaretiers, columnisten, hoogleraren, kunstenaars, schrijvers en zelfs de paus uit angst voor geweld uit islamitisch-extremistische hoek aan zelfcensuur zijn gaan doen. De voorbeelden zijn legio. Cabaretiers die zich vrij voelen om God van de christenen te beledigen, te bespotten, durven geen grappen te maken over Allah of Mohammed. Islam-kritische films of documentaires worden ineens niet meer gemaakt, net als toneelstukken en opera's. Er zijn opiniemakers die hun woorden op een goudschaaltje wegen en bepaalde onderwerpen als de pest mijden. Zij allen doen aan zelfcensuur. En dat geven ze ook toe, omdat ze weten dat een grap over Allah of Mohammed hun doodvonnis kan betekenen. Dat is gevaarlijk, want in een vrije democratie is de vrijheid van meningsuiting de tegenkracht tegen iedereen die onze vrijheid wil inperken. Op dit moment wordt onze vrijheid van meningsuiting sluipenderwijs ingeperkt door de angst voor geweld. Zij wordt echter niet alleen uit die hoek bedreigd. Zij wordt ook bedreigd door cultuurrelativisten die proberen zaken te ontkennen. Ik noem politici en opiniemakers die ervoor pleiten om de toon te matigen. Maar dat is precies de verkeerde reactie. Dat is in feite vragen om zelfcensuur. Het probleem verdwijnt dan niet vanzelf, want de enige juiste reactie is pal te staan voor die vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid om te zeggen wat je vindt, is de kern van onze democratie en van onze open samenleving. De voorzitter: De heer Buma wil interrumperen. De heer Zijlstra (VVD): U was bijna aan de beurt, mijnheer Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom nog. Dan pak ik mijn stuk en begin ik überhaupt meteen. Dat is nog veel gemakkelijker. De heer Zijlstra (VVD): Nou, ik kan het ook eerst even doen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Akkoord. Laat ik dan wel mijn vraag stellen. De mening van de heer Zijlstra is dat de vrijheid van meningsuiting absoluut is. Wat mij zo frappeert, is dat hij in dezelfde inbreng over Turken die Erdogan op de Erasmusbrug in Rotterdam toejuichen, zegt dat het een schande is en dat ze terug moeten naar hun eigen land. Mijnheer Zijlstra, er zijn twee mogelijkheden. Of de vrijheid van meningsuiting is absoluut, met alle leuke en minder leuke kanten. Of u erkent dat u in uw hart eigenlijk ook wel vindt dat er grenzen aan zijn. Sterker nog, u erkent dat u roept "ga weg" als men dingen zegt waarvan u zegt dat ze mogen. Die twee dingen kloppen dus niet. Of het is vrijheid van meningsuiting, en dan mag je hier ook blijven. Dan kun je niet zeggen: ga maar weg. Of de vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. Dan kunt u zeggen: ga weg. De heer Zijlstra (VVD): De heer Van Haersma Buma maakt hier een beetje een rare vergelijking. Ik ga even terug naar die mensen op de brug. Ik geef aan dat als zij vinden dat Erdogan hun leider is en Turkije hun land is, ik zeg: ga dan terug. Als ik zou zeggen dat we hen dwingen om terug te gaan omdat zij dat vinden, dan zou ik inderdaad fout zitten. Onmiddellijk! Maar dat doen we niet, dat heb ik ook niet gezegd. Zij mogen dat van mij vinden. Het enige wat ik tegen hen zeg, is: als je dat dan vindt, trek daar dan je eigen conclusies uit. Ik snap gewoon niet waarom die combinatie gemaakt wordt. Zij mogen dat vinden. Ik heb gezegd: vrijheid van demonstratie, je mag dat vinden. Maar als je dat vindt, ga dan ergens anders je toekomst zoeken. De heer Van Haersma Buma (CDA): U zegt het hier ook niet alleen gericht op die Turken maar ook om alle andere Nederlanders even te laten zien dat u echt wel heel stoer dingen zegt tegen die Turken. U zegt niet alleen "als je dat wilt, ga dan terug", maar ook — ik gebruik nu even de woorden van de premier — pleur op naar je eigen land, lazer op. Dat zijn de dingen waarin u denkt. Het zijn allemaal niet mijn woorden. U vindt dat de dingen die op die brug gezegd werden, niet gezegd kunnen worden en dat als mensen dat wel doen, ze terug moeten naar hun eigen land. Nee! Deze mensen maken gebruik van de vrijheid die u nog geen vijf minuten geleden bezong voor iedereen. Daarom zit uw verhaal in de klem. De heer Zijlstra (VVD): Ik zei niet dat ze dat niet mochten zeggen. Het enige wat ik heb gezegd, is dat als je dat vindt — en dat mag je van mij vinden, want it's a free country — je daaruit ook je conclusies moet trekken. Dat is een groot verschil, maar daar heeft het CDA vaker moeite mee. Ik vind het onbegrijpelijk dat partijen als het CDA en de PVV de vrijheid van meningsuiting feitelijk willen inperken. Ik zeg tegen de heer Wilders: dat is wat er gebeurt als je de vrijheid van godsdienst van bepaalde groepen beperkt of zelfs verbiedt. Dat is het inperken van de vrijheid van meningsuiting. Ik zeg tegen de heer Van Haersma Buma: als je een gedachtepolitie wilt invoeren, perk je de vrijheid van meningsuiting in. Ik zeg tegen de heer Van Haersma Buma: deze premier laat geen cabaretiers vervolgen omdat ze het Koninklijk Huis op de hak nemen, en deze minister van Justitie laat geen cartoonist door een arrestatieteam van zijn bed lichten. Mijn partij zal nooit de sharia invoeren als een meerderheid dat zou willen. Mijn partij zal nooit een gedachtepolitie invoeren. Dat zijn allemaal voorstellen die komen van het CDA. Houd op met praten over de vrijheid van meningsuiting. Uw partij staat daar niet pal voor. Het kan niet zo zijn dat de lange tenen van mensen die zich beledigd voelen, gaan bepalen wat in dit land wel of niet mag. Als de normen hier bepaald gaan worden door mensen die zich beledigd voelen, valt alles stil en is er geen open debat meer. We moeten de bestaande wetgeving op dit gebied niet oprekken, want dan verbieden we op een gegeven moment ook het korte rokje omdat mensen dat beledigend vinden, of we verbieden het drinken van alcohol omdat sommigen dat beledigend vinden, of we verbieden het dragen van een bikini op het strand, dat net zo onzinnig is als het verbieden van de boerkini. Onze vrijheden zijn geen keuzemenu. Ze zijn niet à la carte beschikbaar. De vrijheid van de homo, de jood, de moslim, de vrouw, de vrijheid voor iedereen, is één en ondeelbaar. Je kunt die vrijheid niet claimen zonder haar ook een ander te gunnen. Je hebt de vrijheid om te geloven, maar je mag die vrijheid niet misbruiken om haar een ander te ontzeggen, om afvalligen te bedreigen, om op kritiek met geweld te reageren of om vrouwen eronder te houden. Zulk gedrag past misschien in Saudi-Arabië, maar niet in het vrije en liberale Nederland. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Kan de heer Zijlstra reageren op het bericht van 14 juli 2016, waarin stond dat een man een celstraf van 30 dagen krijgt voor het beledigen van de koning? Let wel, we hebben het hier over Nederland. De heer Zijlstra (VVD): Ja, daar kan ik op reageren. Dat hebben wij overigens ook al gedaan, omdat wij vinden dat dit niet meer van deze tijd is. D66 heeft een initiatiefvoorstel ingediend en dat zullen wij steunen. Het is niet meer van deze tijd. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik constateer dat er een wetsvoorstel in de maak is waar de VVD hoogstwaarschijnlijk voor gaat stemmen. Terwijl iets in Nederland nog strafbaar is en mensen daar 30 dagen lang de gevangenis voor in gaan, hebben wij een opgeheven vingertje naar een ander land dat het op een andere manier doet. Iedereen is volgens mij vrij om te doen en laten wat hij wil. Ik constateer het volgende. Ik hoor krachttermen van de VVD. Ik hoor de minister-president roepen "pleur op". Hij roept ook: vecht je maar in in deze samenleving. Ik hoor de heer Zijlstra roepen: ga maar weg als het je hier niet zint. Dat zijn allemaal tekenen van de verrechtsing, de verruwing en de verharding van het debat. De VVD gaat helaas te vaak mee in de stroom van Wilders en dat is schadelijk voor het land. De heer Zijlstra (VVD): Dat kan ik echt niet volgen. De heer Segers (ChristenUnie): Ik hoor een lofzang op de vrijheid en een lofzang op de ruimte voor onderlinge verschillen. Ik kan daar voor een groot deel in meegaan. Een belangrijke vrijheid die ik graag wil onderstrepen, is de vrijheid van onderwijs. Ik benieuwd hoe de VVD daartegenover staat. Ik heb daar ook een vraag over gesteld aan de heer Roemer. Vanuit de SP-fractie worden immers initiatieven ondernomen om die vrijheid in te perken. Waar staat de VVD? Staat zij in het kamp-Roemer, het kamp-SP, of in het kamp van de vrijheid? De heer Zijlstra (VVD): Ik sta in het kamp van de VVD. Zij is van mening dat de vrijheid om zelf een school te mogen oprichten een groot goed is. Wij blijven daarvoor staan. De heer Segers (ChristenUnie): Dat is een helder antwoord. Daar ben ik blij mee. De heer Zijlstra (VVD): Tot slot. Bij het aantreden van dit kabinet zat Nederland in een diepe economische crisis. Ik zie de heer Van der Staaij bij de interruptiemicrofoon staan. Was ik onduidelijk? De voorzitter: Nee, de heer Van der Staaij liep een beetje te traag. De heer Van der Staaij (SGP): Nee, voorzitter, ik reageerde op de woorden "tot slot". Ik was een beetje bang dat er een heel mooie uitsmijter kwam en dat ik daar inbreuk op moest doen met nog een vraag over een veiligheidsonderwerp. Ik dacht dat de heer Zijlstra daar misschien nog op zou terugkomen. Om onze mooie vrijheden te verdedigen, hebben we namelijk ook een goede krijgsmacht nodig. De heer Zijlstra (VVD): Zeker. De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb eerder gehoord dat de heer Zijlstra ook in wonderen gelooft, maar hij rekent toch niet op een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de Defensie-uitgaven? Hoe gaat het in de toekomst daarmee? De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft wederom een paar honderd miljoen euro extra vrijgemaakt voor de krijgsmacht. Daar is de VVD voor dit jaar tevreden over, maar laat het helder zijn dat er in de toekomst meer investeringen in Defensie nodig zijn. Het verkiezingsprogramma van de VVD is nog niet helemaal af, maar neemt u van mij aan dat daarin helder zal staan dat we extra geld vrijmaken voor Defensie. Dat plan zal financieel onderbouwd zijn, in tegenstelling tot het zorgplan van de SP. Onze veiligheid is de randvoorwaarde voor onze vrijheid. Zonder veiligheid is er geen vrijheid. De heer Van der Staaij (SGP): Zeker. We hebben alleen eerder gehoord dat de VVD zei: we gaan investeren of we gaan capituleren. We moeten inderdaad heel veel doen om onze afspraken in NAVO-verband na te komen. Het gaat om 2% van het bruto binnenlands product, van wat we met elkaar verdienen. In welk tempo willen de heer Zijlstra en de VVD, los van de afspraken in het kabinet, bij die norm van 2% uitkomen? Beseft de heer Zijlstra dat we, als we in dit tempo doorgaan, er over honderd jaar nog niet zijn? De heer Zijlstra (VVD): Nou, over honderd jaar redden we het wel hoor, maar dat gaat voor mij veel te langzaam. Wat de VVD betreft zal het in stappen gaan die groter zijn dan een paar honderd miljoen. De voorzitter: Tot slot de heer Van der Staaij. De heer Van der Staaij (SGP): We hebben het doorgerekend. Je komt zelfs na 100 jaar maar op 0,7% uit, als je de groei meerekent. Dat terzijde, maar het betekent wel dat inderdaad veel grotere sprongen nodig zijn. De heer Zijlstra heeft terecht de SP erop aangesproken dat er helderheid verschaft moet worden. Kan de VVD helderheid verschaffen over het bedrag dat in de volgende kabinetsperiode nodig is om echt een flinke sprong te maken? Of kan de heer Zijlstra aangeven — ik bied hem vriendelijk een keuzemenuutje — hoeveel jaar we erover doen om bij die 2% uit te komen? De heer Zijlstra (VVD): Ik moet altijd een beetje oppassen bij dit soort vragen, want ons verkiezingsprogramma is nog niet klaar en het moet nog langs de leden. Dat moet in een democratische partij. Daar heeft de heer Wilders geen last van, maar bij ons gaat het echt langs de leden. Laat ik een tipje van de sluier oplichten: wat ons betreft gaat het niet langer in stappen van honderden miljoenen, zoals we nu hebben kunnen doen, maar in stappen met een nul extra erachter, dus miljarden. De voorzitter: U was bezig met afronden. De heer Zijlstra (VVD): Ik ga gewoon opnieuw afronden, want de heer Van der Staaij kwam er inderdaad even doorheen. Bij het aantreden van dit kabinet zaten we in een diepe economische crisis en in een politiek ... Mevrouw Thieme (PvdD): Dat miljard voor die krijgsmacht, waar ga je dat van betalen? Ik dacht ik doe even mee met dat boekhouden. Waar ga je dat dan van betalen? De heer Zijlstra (VVD): Dat zult u keurig door het CPB doorgerekend zien in ons verkiezingsprogramma. Ik kan mevrouw Thieme geruststellen: als dat voorligt, zal zij er van ganser harte mee kunnen instemmen. Ik presenteer hier echter geen grootse plannen, maar antwoord slechts op de vraag van de heer Van der Staaij. Als ik hier groots nieuw geld had willen aankondigen, dan had ik het ook onderbouwd. Het had andere partijen gesierd als ze dat ook hadden gedaan. De voorzitter: Gaat u verder. De heer Zijlstra (VVD): Bij het aantreden van dit kabinet — ik probeer voor de derde keer om af te ronden, wie weet lukt het dit keer — zat Nederland in een diepe crisis. In een politiek zeer moeilijke situatie hebben de VVD en de PvdA, samen met andere constructieve partijen — D66, ChristenUnie, SGP — de verantwoordelijkheid genomen voor het besturen van ons land. Dat gebeurde op vele terreinen. Ik noem het woonakkoord, het zorgakkoord, het herfstakkoord. Je kunt beter vragen waarover we niet een akkoord hebben gesloten. Met GroenLinks kwam er een over het studievoorschot. Mijn dank en waardering daarvoor, want net als de VVD en de PvdA begrepen deze partijen dat Nederlanders van politici verantwoordelijkheidsgevoel verwachten. Ondanks grote onderlinge verschillen namen deze partijen hun verantwoordelijkheid. Andere partijen kenden we al als weglopers, of leren we als weglopers kennen. Nu, vier jaar later, hebben we orde op zaken gesteld. Onze economie groeit weer. Er is reden om optimistisch naar de toekomst te kijken. Er is reden om erop te vertrouwen dat steeds meer mensen het herstel zelf gaan voelen in hun portemonnee, door een nieuwe baan, door nog betere zorg. Ook voor de nieuwe problemen en de nieuwe zorgen zullen we met oplossingen blijven komen. Dat hebben we de afgelopen jaren gedaan en dat zullen we blijven doen in de tijd die ons rest tot aan de verkiezingen. We willen het ook daarna blijven doen, want al die nuchtere, trotse en zelfbewuste Nederlanders verdienen het dat we doorpakken, dat we het pessimisme achter ons laten en dat we aan iedereen laten zien dat dit land het mooiste en het vrijste land ter wereld is. Daarmee kan de heer Pechtold het toch niet oneens zijn. De heer Pechtold (D66): Nee, daar heb ik ook geen interruptie op. Ik dacht dat u rustig even moest kunnen afronden, zeker de complimenten. Waar de heer Zijlstra nogal lang op de Erasmusbrug stond, had ik toch ook gehoopt dat we vandaag in deze Algemene Politieke Beschouwingen ook zouden praten over iets heel actueels, namelijk de bijna 1 miljoen zzp'ers. Ik vind dat het kabinet wat dat betreft niet op zijn handen kan gaan zitten. We hebben nu die wet, de nieuwe wet. De oude werkte niet helemaal, met de VAR (verklaring arbeidsrelatie). We hebben nu de DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties). We hebben hierover een paar keer gesproken, onder andere in het vragenuur. Ik heb zomaar het gevoel dat de heer Zijlstra en ik het hierover eens zijn. Er liggen modelcontracten op de plank, er wordt gedreigd met met boetes en op dit moment geven opdrachtgevers gewoon geen werk aan zzp'ers omdat ze als de dood zijn dat die dadelijk als werknemers worden gezien. Het werkt niet. Daarover zijn we het eens. We kunnen heel erg tegenover elkaar blijven staan als oppositie en coalitie, maar volgens mij moeten we samenwerken en tegen de staatssecretaris zeggen: schort dat op. Schort dat vandaag nog op: geen boetes, haal die angst bij de ondernemers weg en geen gedoe met op de plank laten liggen totdat we iets anders verzonnen hebben. Dan maar even — ik citeer de heer Zijlstra zelf — terug naar de VAR, dan maar wat anders. Niet op dit moment de economie remmen voor die bijna één miljoen mensen die hun eigen broek ophouden. De heer Zijlstra (VVD): Hier zijn we het inderdaad niet over oneens. Er gaat het nodige niet goed. Ik had vorige week nog de directeur van de HEMA op bezoek, die uitlegde dat zij inmiddels op het punt staan om voor hun kleine zelfstandigen naar een payrollbedrijf te gaan omdat ze het maar niet geregeld krijgen met de Belastingdienst. Dat is gewoon niet goed. Ik ben niet van de afdeling van laten we dan nu meteen die wet maar zo in de prullenbak gooien. Dan zijn we namelijk terug bij af. Het moet wel helder zijn dat zolang dit niet op een goede manier loopt, die ondernemers niet de klem moeten hebben dat ze een boete kunnen krijgen. Ik heb al eerder gezegd op een ondernemersactiviteit — de staatssecretaris heeft daar volgens mij keurig op gereageerd in een brief — dat er nu geen boetes moeten worden opgelegd aan degenen voor wie er onduidelijkheid en onzekerheid is. Er moet echt in de komende maanden duidelijkheid komen over de vraag of dat DBA-voorstel vlotgetrokken gaat worden en goed gaat werken. Als we dat ding niet op gang krijgen — dat ben ik met de heer Pechtold eens — en die wet niet doet waar hij voor bedoeld is, moet je die gewoon intrekken. Dan gaan we maar terug naar de VAR. Ik zou echter net even één stapje minder hard willen lopen. Geen boetes, eens. Als het niet werkt terug naar de VAR, ook eens. Om het per vandaag te doen, is mij echter net te ruig. Dan krijg je weer grote onzekerheid. Ik geef de staatssecretaris nog even om het vlot te trekken. Volgens mij heeft hij dat precies zo aangegeven in de brief en dat vond ik heel goed. De heer Pechtold (D66): We zijn het eens. Niet langs het ene wetje of het andere wetje, want dat is voor hoe wij het hier organiseren. Die ondernemers en die zzp'ers willen gewoon op dit moment — ik vind dat de brief daarover te onduidelijk is — heel duidelijk horen dat ze geen boete boven het hoofd hangt als er op dit moment onduidelijkheid is. Dus vragen wij als Kamer aan het kabinet om ondernemers met goede intenties geen boetes boven het hoofd te laten hangen. Ik zie een duim omhoog van de staatssecretaris. Twee weken geleden was het nog een andere vinger. Ik ben heel blij. De heer Zijlstra (VVD): Dat gaan we gewoon doen. De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Zijlstra. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Haersma Buma, die zal spreken namens het CDA. De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Een kleine 200 jaar geleden, in 1831, trok de jonge Fransman Alexis de Tocqueville door het land van de toekomst: de Verenigde Staten van Amerika. Teruggekomen schreef hij op wat hij had gezien. Zijn boek Over de democratie in Amerika werd bij golven bejubeld, maar ook bij tijd en wijle vergeten en verguisd. Hij voorzag doorgeschoten individualisering, waarbij, zo zei hij dat, mensen als vreemden tegenover het lot van anderen staan. Hij vervolgde, ik citeer: Zijn kinderen en zijn vrienden vormen voor hem de hele mensheid; wat de rest van zijn medeburgers betreft, hij staat naast hen, maar ziet hen niet; hij raakt hen aan, maar voelt hen niet; hij bestaat slechts in en voor zichzelf en zo hij al familie heeft, kan men in ieder geval zeggen dat hij geen vaderland meer heeft. Dat was 200 jaar geleden. Hij voorspelde toen al, nadat hij in Amerika was geweest, de komst van een knellende overheidsbureaucratie. Ik citeer weer: Boven hen — die burgers dus — torent een immense beschermende macht die zich als enige belast met de zorg voor hun genietingen en toezicht op hun lot; hij bedekt haar met een netwerk van kleine, ingewikkelde, minutieuze en eenvormige regels, waar de meest originele geesten en de sterkste zielen niet doorheen kunnen komen om de massa te overstijgen; hij verbreekt de wil niet, maar verdraait en leidt die; hij dwingt mensen zelden om iets te doen, maar verzet zich er onophoudelijk tegen dat ze handelen. De wereld die wij vandaag om ons heen zien, komt beangstigend dicht bij het doembeeld dat De Tocqueville 200 jaar geleden schetste: een versplinterend individualisme aan de ene kant en een grote verstikkende overheidsbureaucratie aan de andere kant. De Tocqueville vreesde het ontbreken van een verbindende morele ordening. Hij zag die in de eerste plaats in de christelijke traditie. De joods-christelijke fundamenten van onze waarden zijn nog steeds dezelfde. Een samenleving zonder waarden, zonder normen, zonder tradities wordt onzeker en verzwakt, zeker als de bedreigingen groot zijn en de politiek geen antwoord lijkt te hebben. De heer Wilders (PVV): Het is prachtig dat de heer Buma begint met het citeren van De Tocqueville. Heeft hij ook meegekregen wat De Tocqueville over de islam en de Koran zei? De heer Van Haersma Buma (CDA): Natuurlijk, want ik ken dat boek. Maar als we heel eerlijk zijn, is dat niet de kern van wat daarin is neergezet. De kern zit in twee grote constateringen van hem voor de toekomst van de democratie. Maar natuurlijk heb ik dat deel ook gelezen. Het is overigens goed dat de heer Wilders dat ook gedaan heeft, want dan heeft hij de rest ook gezien. De heer Wilders (PVV): Zeker. De Tocqueville bezocht na zijn bezoek aan de Verenigde Staten, ook Algerije. Dat wordt ook beschreven. Hij beschrijft zelfs uitvoerig soera's 8 en 9 uit de Koran. Hij zegt, in mijn eigen woorden, dat wat hij daar heeft gezien — de intolerantie, de onderdanigheid aan Mohammed en het feit dat de Quranic verses, zoals hij dat noemde, toen al nooit maar dan ook nooit in een vrij land thuishoorden — daarmee strijden. Hij was in die tijd eigenlijk de grootste pleitbezorger voor het tegengaan van de islamisering. Heeft de heer Buma dat ook meegekregen en wil hij daar ook zijn lessen uit trekken? Dat waren namelijk heel harde woorden, waar je nu bijna voor voor de rechter zou komen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat laatste bruggetje gaat even te snel, omdat dat woord "islamisering", zoals de heer Wilders dat noemt, toen niet een realiteit was. Maar dit soort gedachten zitten ook later in het werk van bijvoorbeeld Kuyper. Er is een heel mooie televisieserie geweest, Kuyper langs de Middellandse Zee. Daarom zeg ik ook: iedere godsdienst is vrij, maar het land dat wij hebben, met zijn vrijheden, zijn rechten en zijn plichten, is gebaseerd op joods-christelijke waarden. Laten we daar trots op zijn en laten we die vooral behouden. De heer Wilders (PVV): We hoeven hier de verschillen niet groter te maken dan ze zijn. Dat ben ik met de heer Buma eens. Het enige dat ik zeg, is dat De Tocqueville toen al waarschuwde en zei: pas op, als je in een vrij land de islam laat groeien, gaat dat ten koste van je vrijheid. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat laatste is wel weer een kleine verdraaiing, maar feit is dat de vrijheden zoals we die in het Westen hebben opgebouwd, en de vrijheid — ik blijf dat erbij zeggen — in verantwoordelijkheden in combinatie met plichten, in een rechte lijn uit een heel lang verleden komen. Daarin is ook de godsdienst vrij, maar op basis van de waarden die wij hebben. Dat is het grote verschil met diegenen die zeggen dat vrijheid het enige is. Nee, vrijheid gebaseerd op de waarden die wij hebben. Dat leert De Tocqueville ons. Ik nuanceer dus wat de heer Wilders zegt. De heer Klaver (GroenLinks): Ik vind het altijd zo wonderlijk als de collega's spreken over de joods-christelijke traditie waarop ons prachtige land is gebouwd. Wat bedoelt de heer Zijlstra daarmee? Over welke waarden heeft hij het? De heer Van Haersma Buma (CDA): Of de heer Zijlstra dat kan zeggen, weet ik niet, maar ik hoop het wel. Het is een heel terechte vraag. Mij verbaast het altijd als het woord "joods-christelijke traditie" zonder uitleg wordt gebruikt. Ik vind het wezenlijk om dat wel te doen. Ik kom daar nog op terug. Het is niet één zinnetje, het zijn een aantal begrippen die voor mijn gevoel onlosmakelijk verbonden zijn met de traditie die we hebben. Heel belangrijk daarin is, om maar eens wat te noemen, het respect, de zorg voor elkaar: je leeft niet alleen voor jezelf, je doet het voor een gemeenschap, een samenleving. Daar kom ik nog iets uitgebreider op terug. De heer Klaver (GroenLinks): Sorry dat ik u de heer Zijlstra noemde, maar de heer Zijlstra bezigt weleens dezelfde teksten. Met "joods-christelijke traditie" wordt gedaan alsof er een directe lijn is tussen Erasmus en de vrijheden die we nu in dit land kennen. In 1995 stemde Bolkestein tegen een motie waarin werd opgeroepen om het homohuwelijk mogelijk te maken. In 2002 was 't het CDA dat tegen het homohuwelijk stemde. Nu zegt een partij als het CDA, maar ook de VVD, dat het homohuwelijk bij Nederland hoort. Daar ben ik het mee eens. Dat is geen rechte lijn sinds Erasmus. Dat hebben we moeten bevechten, in 2002 nog, toen het CDA tegenstemde. Vandaar mijn vraag: wat betekent de joods-christelijke traditie? De heer Van Haersma Buma (CDA): In de loop der tijden worden vrijheden anders beleefd in de samenleving. Dat is altijd zo, in deze tijd ook. Die verandering, die het CDA steunt, net als een groot deel van de samenleving, is een verandering in de tijd. Iemand die daarin voorop heeft gelopen is Boris Dittrich van D66. Ik moet er bij zeggen — dat vergeten mensen weleens — dat we daarvoor minister Hirsch Ballin hadden, die als eerste in de hele wereld, het geregistreerde partnerschap heeft ingevoerd. Dus wat nou "het CDA liep niet voorop"? De volgende stap naar het burgerlijk huwelijk voor homo's is dankzij Boris Dittrich gezet, maar laten we niet vergeten dat minister Hirsch Ballin — het CDA kwam eerder met een eigen rapport — daarvoor al zei: paren van gelijk geslacht verdienen het om met elkaar te trouwen. Dat is een verandering. Ik denk dat geen enkele partij hier dat 80 jaar geleden had gedaan. De voorzitter: Tot slot. De heer Klaver (GroenLinks): Dit is precies het punt dat ik wil maken: vrijheid is voortdurend in beweging en vrijheid moet worden bevochten, niet alleen toen maar ook nu. Die strijd zetten we voort. Laten we niet doen alsof het één rechte lijn in de geschiedenis is. Uiteindelijk komen dit soort fundamentele vrijheden die wij vandaag vieren, helemaal niet uit een joods-christelijke traditie. We hebben ze te danken aan een emancipatiebeweging in de jaren zestig die zich juist verzette tegen deze traditie. De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik hierop terugkomen. Het is helemaal niet nodig om hiertegen in te gaan. Er is in de jaren zestig heel veel veranderd, heel veel ook niet ten goede, zeg ik erbij. Denk aan het extreme individualisme dat we hebben gekregen. Dat is ook in de jaren zestig ontstaan. Zo heeft iedere ontwikkeling haar goede en haar slechte kanten. Ik kom hier nog op terug en dan mag u daarop weer reflecteren. Wie ben ik overigens om u dat toe te zeggen? Dat kan alleen de voorzitter. De voorzitter: Dank u wel. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik gaf aan dat de bedreigingen in onze samenleving groot zijn en dat dit zeker een probleem is als de politiek hierop geen antwoord lijkt te hebben. We zien om ons heen, niet alleen in Nederland maar in de hele westerse wereld, dat het democratische stelsel aan het vastlopen is. De afgelopen jaren hebben we het om ons heen ook zien gebeuren: de bankencrisis, de schuldencrisis, de eurocrisis, de Griekse crisis, de vluchtelingencrisis. We worden beheerst door de dreiging van terreur. Er heerst chaos aan de grenzen van Europa. De internationale agenda wordt op dit moment bepaald door landen als Rusland en Turkije, niet door de vrije westerse wereld. Die wordt beheerst door leiders die de democratie gebruiken als een façade waarachter het recht van de sterkste geldt. De westerse wereld, de wereld waarin wij leven, heeft daar geen antwoord op. De EU is vooral bezig met zichzelf, de Britten zijn bezig met de brexit, en in Amerika, het land waar De Tocqueville 200 jaar geleden naartoe ging, zijn er verkiezingen, waarbij de hoofdvraag wordt: wie van de twee is de minst gehate presidentskandidaat? En Nederland dan? Onttrekt Nederland zich aan deze ontreddering? Het antwoord is nee. 70% van de Nederlanders is pessimistisch over de toekomst. Het vertrouwen in de politiek is laag. We voelen dat de generatie na ons het weleens minder zouden kunnen krijgen dan de huidige generatie. Ouderen zien hun pensioenen verdampen. Jongeren kunnen alleen nog studeren met een torenhoge schuld. Steeds meer werkenden komen gedwongen in flexbanen. Ooit bezong Nederland de multiculturele samenleving, maar de derde generatie immigranten lijkt vaak meer gericht op het land van hun grootouders dan op dat van hunzelf en hun kinderen. President Erdogan heeft onder Turkse Nederlanders meer te zeggen dan wij. Er worden kliklijnen opgezet in Ankara. Turkse Nederlanders doen in Turkije aangifte tegen andere Turkse Nederlanders. Integratie gaat nooit lukken als mensen die hier wonen, met hun hoofd en hart in Turkije zijn. Het waardenprobleem in onze democratie kent meer gezichten. Denk aan de bestuurders in de zorg en andere sectoren die vooral zichzelf willen verrijken, die niet aan hun verantwoordelijkheden denken en die schimmige financiële constructies verzinnen om er zelf beter van te worden. Denk aan de treitervloggers in Zaandam, die de politie treiteren en andere bewoners bewust het leven onmogelijk maken. Nederland heeft een identiteitscrisis en is bang; dat constateerden ook de collega's Samsom en Pechtold aan het begin van dit parlementaire jaar bij de Stichting Machiavelli. Zij hebben daar gelijk in, maar zij voegden er iets aan toe. Zij zeiden dat daar geen politieke oplossingen voor zijn. Het eerste is waar, maar het tweede is de grootste politieke misvatting van deze tijd. Politiek gaat immers juist over de vraag wat goed is en wat kwaad, en over de manier waarop je weer verbinding kunt laten ontstaan in een gespleten samenleving. Ons land is het verband kwijtgeraakt en dat moet weer hersteld worden. 200 jaren geleden zag Alexis de Tocqueville dit doorschietend individualisme al aankomen. Het antwoord van toen is het antwoord van nu. Het gaat om het herontdekken van de waarden die onze samenleving dragen. Die waarden zijn duizenden jaren oud en komen voort uit de joods-christelijke traditie. Niet het "ik" moet centraal staan, maar een leidend beginsel in de samenleving moet zijn dat je oog hebt voor een ander. Er moet sprake zijn van een intrinsieke gelijkwaardigheid van mensen. Dat betekent respect voor elkaar als uitgangspunt, ook als het gaat om onderlinge verschillen. Het betekent geen rechten zonder plichten en geen vrijheden zonder verantwoordelijkheden. Zoiets terugbrengen in deze moderne samenleving gaat niet vanzelf. We zullen daarvoor aan de slag moeten, en dat kan. Dat kan bijvoorbeeld door goede voorbeelden te geven, maar er is meer. We zouden in Nederland bijvoorbeeld weer een dienstplicht kunnen instellen voor alle jongeren, zodat zij beseffen dat Nederland niet alleen een land is van rechten, maar ook van plichten. Leven in dit land is niet alleen nemen; het is ook teruggeven. Je mag aan mensen vragen om iets terug te doen voor de vrijheden die zij hebben. Ik zeg daar ook bij dat sommige jongeren best wel wat heropvoeding kunnen gebruiken. Denk aan het beledigen en het treiteren dat we om heen zien. Het is ook heel reëel als mensen met een bijstandsuitkering een tegenprestatie leveren. Ik zag zelf in Rotterdam Crooswijk hoe mooi dat kan zijn. Gemeenten mogen dat doen, maar hoeveel gemeenten doen het inmiddels? Dat wil ik graag van de minister-president weten. We moeten ook beseffen dat de vrijheid van meningsuiting een grens heeft in een wereld met rechten én plichten. Sterker nog: het wordt tijd dat we die grens weer eens wat preciezer gaan trekken. Er is geen recht op treiteren. Er is geen recht op beledigen. Een middelvinger naar een agent hoort bestraft te worden. Verheerlijken van geweld zou net als in Frankrijk strafbaar moeten zijn. Organisaties die de democratie misbruiken om haar omver te werpen zouden net als in Duitsland verboden moeten worden, want dat is niet normaal en bedreigt onze democratie. Waarom is het kabinet nog steeds niet bereid om dit te doen? De democratie vergt verdediging. Vrijheden kunnen niet zonder verantwoordelijkheden. Rechten bestaan niet zonder plichten. De heer Pechtold (D66): Ik vind het toch moeilijk dat de leider van het CDA, de grootste christelijke partij in het parlement, de vrijheid van godsdienst in dit land niet alleen vraagt, maar ook krijgt — in het onderwijs, op de zondag, op alle mogelijke manieren in het leven is die vrijheid er immers — maar die tegelijk ook zo makkelijk koppelt aan een andere vrijheid, namelijk de vrijheid van meningsuiting. In een interview zei hij onlangs: het zijn VVD en D66 die de vrijheid van meningsuiting zo onbeperkt uitleggen dat je krijgt wat er nu in Zaanstad gebeurt. Dat moet de heer Buma toch eens uitleggen. Waar komt dat nou vandaan? De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra was er net nog trots op toen hij zei dat de vrijheid van meningsuiting absoluut is, maar die is niet absoluut. De vrijheid van godsdienst is ook niet absoluut. Het moet binnen de wet. Ook kerkgenootschappen moeten binnen de wet opereren. Daar ben ik ook van, want een kerkgenootschap mag niet zomaar allemaal dingen doen die onze democratie omverwerpen. Nooit. Kortom, alle rechten gaan gepaard met verantwoordelijkheden. Ongeacht of je nu vrijheid van godsdienst of vrijheid van meningsuiting wilt, zit daar een verantwoordelijkheid aan vast. Als we de mensen wijzen op de Grondwet, wijzen we hen op de vrijheden daarin. Die zitten erin, maar het gaat er wel om met welke verantwoordelijkheden je die gebruikt. Dat is vergeten, en dat moet anders. De heer Pechtold (D66): Natuurlijk zijn er grondrechten die schuren en soms zelfs botsen. Daarom hebben we ook zo'n veelzijdig land. Kijk naar het eerste beste praatprogramma. Het gaat er de hele dag over. Ik vind dat een waarde van dit land. Immers, dat betekent ook dat we de grondrechten met z'n allen blijven slijpen, dat we blijven kijken wat die betekenen en welke plichten die met zich brengen. Maar hoe kun je zeggen dat partijen die juist die vrijheden geven, vervolgens in relatie moeten worden gebracht met het treiteren door een stel ontspoorde idioten die op een auto gaan staan dansen? Dat heeft toch niets te maken met de vrijheid van meningsuiting? Dat heeft toch ook niets te maken met grondrechten? Dat is gewoon het Wetboek van Strafrecht! De heer Van Haersma Buma (CDA): Kijk naar wat de minister-president onlangs zei. Hij zei: als een ander "rot op" zegt, dan zeg ik "pleurt op". Dat is natuurlijk helemaal niks. Sterker nog, dat is formeel vrijheid van meningsuiting, maar heel Nederland denkt in dit geval: zit er nog een verantwoordelijkheid bij die man voor zijn woorden? De heer Pechtold roept: vrijheid van meningsuiting houdt in dat we mogen zeggen wat we willen omdat we de democratie willen bevorderen. Maar we zien dat onze democratie werkelijk onder druk staat en dat die niet meer zo vanzelfsprekend is als we soms dachten. In het hele concept dat we hebben van de vrijheden die we allemaal overeind houden, zijn twee dingen van belang. In de eerste plaats gaat het erom waar die vrijheden vandaan komen en wat die inhouden. In de tweede plaats gaat het erom hoe we die persoonlijk invullen. Ze komen uit een wereld die in de loop der tijd is ontstaan met verantwoordelijkheden voor de samenleving als geheel, dus niet alleen het ik, en moeten worden gebruikt op een manier waarmee een ander niet wordt geschaad. Als een premier "pleurt op", "lazer op", "tuig van de richel" of weet ik wat zegt, is dat niet zomaar vrijheid van meningsuiting. Dan denkt men: de premier zegt dit. Ik wil dan dat er óf daden komen óf dat je het niet zegt. Dat is mijn grootste opdracht. De heer Pechtold (D66): Als de premier dat zegt, is het of slecht taalgebruik of een slechte opvoeding of wat dan ook. De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, het is veel meer! De heer Pechtold (D66): Ik heb het over het volgende. De vertegenwoordiger van het CDA hecht nog wel aan het verbod op godslastering — nou, een beetje God staat boven beledigingen, hoor — en aan een volstrekt achterhaald artikel als majesteitsschennis, waar 30 dagen voor gegeven wordt. Gelukkig gaan we dat artikel nu ook aanpakken. Tegelijk verbindt hij een misstand als treiterende jongeren — het is een misstand; daar zijn we het over eens — aan de vrijheid van meningsuiting. Ik kan die gedachtekronkel gewoon niet volgen. Ik vraag nu voor de derde keer waarom u partijen die u juist die vrijheden geven en die vrijheden beschermen, terwijl zij daar zelf misschien niets mee hebben, verwijt dat zij aanzetten tot treiteren door te zeggen dat er vrijheid van meningsuiting is. Dat wil ik gewoon van u weten. Dat gaat niet om dat grondwettelijke. Dat gaat toch gewoon om het Wetboek van Strafrecht, om aanpakken, opsluiten en opvoeden? De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, dat is het niet. Die treiterende jongens ... Een paar jaar geleden is er een uitspraak gedaan over iemand die een middelvinger had opgestoken naar een politieagent. Wat was zijn claim? Vrijheid van meningsuiting. Weet u wat de rechter zei? Gelijk heb je! Dat is in hoger beroep omgekeerd. Gelukkig maar! U lacht erom, maar blijkbaar is die grens zover verschoven dat we bij die vrijheid van meningsuiting al gaan denken: politieagent, je kunt mij niets maken, want ik mag dat zeggen. Dat zeggen die Turkse jongens ook. Weet u wat ik dan zeg? Dan zeg ik: dat mag je niet zeggen. Dan zeg ik niet: ik ben het wel niet met jou eens, maar ik geef jou het recht om dat te doen. Nee, je mag een politieman niet beledigen, niet treiteren en niet zwartmaken, want hij staat voor het gezag van onze democratie. Ik vind dus dat er opgetreden moet kunnen worden. Als dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting is, so be it. De heer Pechtold (D66): De heer Buma legt hier zelf bloot dat zijn eigen redenering niet klopt, want hij geeft aan dat de rechter, nadat de rechter in lagere instantie heeft gewezen op de vrijheid van meningsuiting, vervolgens iets anders heeft gezegd. Ons eigen systeem corrigeert zichzelf. Ons eigen systeem, dat wij nu zo waardevol achten, grijpt al in. Ik vraag de heer Buma dus nogmaals wat hij partijen verwijt die juist zijn partij en de mensen die dit aanhangen, alle ruimte geeft. En waarom slaat hij in hemelsnaam door om vervolgens te zeggen: iedereen weer in de dienstplicht? Daar weet hij vervolgens zelf niet bij te melden hoelang die duurt, voor wie die is en wat die ons als samenleving allemaal kost. Daar ben ik ook benieuwd naar: heeft de heer Buma dat plan nou al eens uitgewerkt? De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit waren veel vragen tegelijk. Ik begin met de eerste vraag, want daar kan ik een antwoord op geven. De heer Pechtold begon zelf over godslastering, maar had het daarna ook over majesteitsschennis. Van dat delict moeten wij af, maar welk signaal geven wij als politiek als we zeggen dat het beledigen van onze koning, dat in alle landen een strafbaar feit is, in dit land mag? Wat een feest! Nee, dat is geen feest, want het gaat om waarden die ons dierbaar zijn. Daar blijf je van af. Ik denk dat tegen de eerste moslim die dat gaat gebruiken, door iedereen hier wordt gezegd: hoe durf je, ga terug naar je eigen land. Ik zeg dat voor iedereen geldt: majesteitschennis doen we niet. Dat is altijd strafbaar geweest. Waarom? Niet omdat koning Willem-Alexander dat niet verdient als mens, maar omdat wij symbolen hebben waar we in dit land aan hechten. Ik zeg dat sommige symbolen net iets waardevoller zijn dan andere dingen. Daarom vind ik het belachelijk, bizar en dom dat de heer Pechtold dat artikel wil afschaffen, net zoals "bij de gratie Gods" en weet ik allemaal wat volgens hem weg moet. Als je een beetje respect, fatsoen en waarden in dit land wilt hebben, houd je echt een aantal dingen overeind die we in de afgelopen eeuwen zo gemaakt hebben. Die donder je dan niet allemaal omver. De heer Pechtold (D66): Dan waren ook heel veel zaken over kinderrechten en de verhouding tussen man en vrouw nooit veranderd. De voorzitter: U moet echt afronden. De heer Pechtold (D66): Ik ben heel blij dat onze democratie evolueert en kennelijk zo weerbaar is dat we niet meer in een wet hoeven te zetten dat een symbool als de majesteit op een andere manier behandeld wordt als een ambulancebroeder of een politieagent. Als wij die beledigen, is dat net zo erg als het beledigen van de majesteit of je buurman. Zover zijn wij geëvolueerd. Wat u wilt, mijnheer Buma, is terug in de tijd. U wilt een maakbaarheid. U wilt iets afdwingen. U wilt rechten juist beperken in plaats van mensen, burgers en jongeren opvoeden in die waarden en hen juist door die discussie en door dat botsen van grondrechten laten beseffen wat zij waard zijn. Dat doe je niet door repressie. Dat doe je door opvoeding en dat doe je door onderwijs. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik moet eerlijk zeggen dat ik het onderwijs nog moet tegenkomen waarbij eerst bij het onderdeel staatsinrichting wordt verteld dat het beledigen van de koning niet meer strafbaar is, om vervolgens te zeggen: dat bedoelen we niet, het mag toch niet. Laten we een beetje een voorbeeld geven. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik hoor de heer Van Haersma Buma zeggen dat de vrijheid van godsdienst niet absoluut is. Dat heb ik goed begrepen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, absoluut. Mevrouw Thieme (PvdD): De wet kan daaraan namelijk beperkingen stellen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja. Mevrouw Thieme (PvdD): Nou hebben wij een wet waarin staat dat het verboden is om dieren onverdoofd te slachten. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja. Mevrouw Thieme (PvdD): Waarom zou omwille van religieuze tradities het onverdoofd slachten dan wel door mogen gaan? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan mevrouw Thieme zeggen dat dat alleen maar mag, want dat is enorm veranderd, als er protocollen gevolgd worden, als er dierenartsen bij zijn en als er voldaan is aan weet ik wat voor voorwaarden. Daarmee hebben we een aantal godsdiensten, bijvoorbeeld de joodse godsdienst, al enorm onder druk gezet. We hebben dat gedaan, en het CDA heeft dat gesteund, maar ik vind het nogal wat dat we met de traditie die we hier hebben, wetende wat het jodendom in de hele wereld met zich mee heeft gedragen, hebben gezegd: als je dat wilt, doe je het heel anders dan je het altijd hebt gedaan. Met vrijheid van godsdienst zijn er altijd gebruiken die een ander niet snapt. Dat begrijp ik. Die gebruiken zijn er: de doop, de besnijdenis, de rituele slacht. Die gaan we dan zo veranderen dat ze op die manier in stand kunnen blijven. Ik vind het ontzettend belangrijk dat dit land niet zegt: dat wat de joden in 5.000 jaar altijd hebben gehad, gaan wij in 2016 afschaffen, terwijl wij een mogelijkheid hebben om dat netjes te laten doen. Mevrouw Thieme (PvdD): De dieren, en dat zijn er ongeveer 2 miljoen per jaar, worden nog steeds onverdoofd geslacht, met een lijdensweg van soms wel meer dan een paar minuten. Dat verandert niet met wat voor protocol dan ook over de scherpte van een mes of met de aanwezigheid van een dierenarts. Mijn vraag gaat fundamenteel over de vrijheid van godsdienst, die dus beperkt mag worden vanwege wettelijke voorschriften die wij kennen. Waarom wil de heer Van Haersma Buma wel coûte que coûte vasthouden aan symbolen zoals het strafbaar houden van majesteitsschennis? Waarom zijn symbolen voor de heer Van Haersma Buma belangrijker dan het flagrante dierenleed dat gepaard gaat met onverdoofd slachten? Ik vind het een heel vreemde manier van redeneren. Het is meten met dubbele maten. Vrijheid van godsdienst houdt op waar mensenleed of dierenleed begint. Het kan niet anders dan dat de heer Van Haersma Buma dat met mij eens is, of het nou gaat om koosjer slachten of om halal slachten. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind werkelijk dat we in Nederland de vrijheid van godsdienst door deze regels, en terecht, al hebben ingeperkt. Het is niet zo dat we dat niet doen. We hebben dat gedaan. Het verschil met mevrouw Thieme is dat zij zegt: ritueel slachten mag per definitie niet. Als je dat zegt, vind ik dat je er eerlijk over moet zijn dat je dan het bestaan van die mensen in Nederland bijna onmogelijk maakt. Bijna geen land ter wereld doet dit. Wij hebben een wereldgemeenschap van geloven. Ik zeg hier dus dat ik echt vind dat je godsdienstvrijheid kunt beperken, net zoals alle vrijheden. Dat geldt ook voor de rituele slacht. Maar als het op een nette manier kan, en dat kan, dan vindt mevrouw Thieme dat het nog steeds niet kan. Ik vind dat we in Nederland voor een heel moeilijke ethische discussie een heel goede oplossing, of in ieder geval een heel goede richting hebben gevonden. Ik kan het niet mooier maken voor mevrouw Thieme. De voorzitter: Tot slot. Mevrouw Thieme (PvdD): Wij hebben al honderd jaar een wet waarmee wij verbieden om een dier onverdoofd te slachten omdat dat aantoonbaar gepaard gaat met extra dierenleed. Daar is niets aan veranderd, ook niet heden ten dage. Als de heer Van Haersma Buma consistent is met zijn verhaal over de vrijheden die wij hier kennen en de grondrechten die wij moeten respecteren, dan moet hij ook zeggen dat het geloof van een slachter niet zou moeten uitmaken voor het dier en dat alle dieren op dezelfde manier moeten worden geslacht, namelijk volgens de wet: verdoofd, en niet onverdoofd. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat zeg ik dus niet. Mevrouw Thieme is niet voor niets van de Partij voor de Dieren. Ik ben van een partij die ook nog kijkt naar bepaalde consequenties voor het samenleven. Mijn stelling is dat wat wij in Nederland doen verder gaat dan wat in bijna enig ander land wordt gedaan. Nogmaals: dat steun ik ook, ondanks dat men bijvoorbeeld in de joodse gemeenschap daar al heel ongelukkig mee is. Toch zeg ik als fractievoorzitter van een partij die voor de godsdienstvrijheid is: dat kan. Maar we moeten het wel doen op zo'n manier dat we een beetje met elkaar kunnen samenleven. De oplossing die we nu hebben gekozen is wat dat betreft een heel nette. De voorzitter: Gaat u verder. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom op het volgende. Ik had aan het kabinet een vraag gesteld over het verbieden van organisaties die de democratie misbruiken. Vervolgens zeg ik dat het meer dan ooit nodig is om bruggen te slaan. "Bruggen slaan" was ooit de belofte van dit kabinet. Vier jaar verder moeten we ons afvragen of dat gelukt is. Is geheeld wat kapot was? Is wat we nu hebben het land dat we willen doorgeven? Het eerlijke antwoord is: nee. We zien namelijk boven alles toenemende kloven: tussen hoger en lager opgeleiden, tussen ouderen en jongeren, tussen kansrijk en kansarm, tussen allochtoon en autochtoon, tussen flex en vast. De samenleving verbrokkelt en de toekomst is onzeker. In 2013, na dat "Bruggen slaan" dus, lanceerde het kabinet de participatiesamenleving. Dat was het antwoord van dit kabinet op een overheid die haar grenzen had bereikt en op individualisme, dat voor heel veel mensen eenzaamheid was geworden. Het was het jaar van de grote lastenverhogingen en de bezuinigingen. We zijn nu drie jaar verder en dat hele woord "participatiesamenleving" komt, afgezien van ergens in een voetnoot, nauwelijks nog terug in de begrotingsstukken. Kortom: dat hele begrip is dus nooit meer geweest dan wat de critici toen al zeiden, namelijk een schaamlap voor bezuinigingen. Het kabinet bouwde geen bruggen. Het wilde helemaal geen participatiesamenleving. Het runde Nederland als een bv met Den Haag als hoofdkantoor. De begroting van vandaag leest vooral als één lange excuusbrief. Excuses voor datgene wat het kabinet in de afgelopen vier jaar nog als "noodzakelijk" betitelde; het wordt nu als onwenselijke bezuinigingen weer teruggedraaid. Sorry voor de bezuinigingen op de zorg. Sorry voor de bezuinigingen op de politie. Sorry voor de bezuinigingen op defensie. Er is in de zorg te snel en te hard ingegrepen. Dat heeft tot grote onzekerheid geleid. Mantelzorgers zijn overbelast geraakt en de thuiszorg is in een heel korte tijd heel drastisch beperkt. Door de chaotisch snelle invoering van de decentralisaties zijn ouderen en chronisch zieken onder grote druk gekomen. Ik heb een vraag aan het kabinet. Blijkbaar ziet het dat er extra geld nodig is, wat het CDA vorig jaar al zei. Zo vreemd is het dus niet dat we dat zeiden. Ziet het kabinet ook dat het blijkbaar te veel en te snel is geweest? Want waarom draai je het anders terug? En wat gebeurt er nu met het geld dat er dit jaar komt? De heer Wilders (PVV): Ik heb twee vragen aan de heer Buma. Mijn eerste vraag is: is het niet zo dat ook het CDA, volgens mij met het Kunduzakkoord, 300 of 400 miljoen, bijna 0,5 miljard, heeft bezuinigd op de ouderenzorg? Mijn tweede vraag gaat over de ombuiging in de thuiszorg, de halvering daarvan. Is de heer Buma van plan om die terug te draaien of houdt hij die voor wat ze is? De heer Van Haersma Buma (CDA): Hier wil ik twee dingen over zeggen. De bezuinigingen die het kabinet heeft doorgevoerd in de ouderenthuiszorg zijn veel hoger dan daarvoor. Het lenteakkoord hadden wij aanvankelijk gesloten in het Catshuis. U herinnert zich dat nog, mijnheer Wilders. Anderen hebben al gezegd dat u ineens wegliep, terwijl ik dacht dat we langzamerhand richting een deal gingen. Dat blijft voor mij een grote verrassing. Dat bedrag kan voor u dus geen verrassing zijn. De vraag over het terugdraaien van de bezuinigingen in de thuiszorg is een heel terechte, omdat er nu 500 miljoen bij komt. Wij willen goed kijken of dat voldoende is. Wij vragen ons dat af en wij moeten dat goed bekijken. Dat zou betekenen dat wij amendementen leveren of dat bij ons verkiezingsprogramma laten veranderen. Ik ben echter wel eerlijk. Ik zei dat net al. Als ik tegen het kabinet zeg dat er honderden miljoenen bij moeten, dan kan ik wel zeggen dat het een jaar te laat is, maar het is wel gebeurd. Dat incasseer ik. De heer Wilders (PVV): Ik wil even iets zeggen over het eerste punt. We hoeven niet de hele discussie over te doen. De heer Van Haersma Buma (CDA): U voelt dat het nog steeds hoog zit. De heer Wilders (PVV): Dat voel ik zeker. Ik moet zeggen dat het CDA, in tegenstelling tot eerdere beloften, niet op ontwikkelingshulp wilde bezuinigen. Laten we daar maar niet weer over beginnen, want ik denk niet dat we daar nu uitkomen. De bezuiniging op de thuiszorg is een van de meest asociale bezuinigingen van dit kabinet. Er zijn mensen die wegens een gebrek aan thuiszorg aan hun lot worden overgelaten. Daar komt nog een bezuiniging op de verzorgingshuizen bij. Er zijn mensen in rolstoelen die zelf de vloer moeten dweilen. Er zijn de meest schrijnende situaties. Volgens mij delen wij die kritiek op het kabinet. Ik zou toch hopen dat ook het CDA die bezuiniging van tafel wil halen en die gedane halvering helemaal wil terugdraaien. Anders zijn ook dit loze woorden. We kunnen op onderdelen met elkaar van mening verschillen. Maar de verzorgingshuizen van mensen afpakken en de thuiszorg halveren betekent dat mensen aan hun lot worden overgelaten. De heer Buma had het net over normen en waarden. Dit hoort daar toch niet bij? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik stel voor dat we daar bij de behandeling van de begrotingen op terugkomen, omdat ik, nogmaals, wel zie dat het kabinet hier veranderingen in gang zet. Dat waardeer ik ook. Ik wil weten of dat voldoende is of niet. Het debat zal het antwoord moeten opleveren. Dan komen we daar zeker op terug. Ouderen voelen zich in de steek gelaten, omdat zij steeds moeilijker rond kunnen komen. Pensioenen worden jaar in, jaar uit gekort. Je kunt allerlei redenen bedenken waardoor dat is gebeurd, maar we moeten samen erkennen dat er een heel grote verantwoordelijkheid ligt bij de Europese Centrale Bank. Die houdt de rente rond nul en daarmee het rendement van pensioenfondsen laag. Er is door die bank al voor meer dan 1600 miljard euro aan obligaties opgekocht. Dat is, kortom, een zeepbel. Die bank neemt daarmee meer en meer politieke beslissingen. Dat zijn beslissingen met een heel groot politiek gevolg. Die pakken politiek gezien goed uit voor Zuid-Europese landen die grote schulden hebben en veel lenen, maar slecht voor onze pensioengerechtigden. Bij mij komt steeds meer de vraag hoe lang dit kabinet dat nog accepteert. Het gaat namelijk toch echt ver voorbij het mandaat dat die bank bij het Verdrag van Maastricht kreeg. Ik zie altijd de kwetsbaarheid van politiek en bank, maar er is wel een grens. Ik zeg dan ook tegen Mark Rutte: hier kun je niet doof of blind voor blijven. Niets doen tegen die politisering van de Europese Centrale Bank maakt u en uw kabinet medeverantwoordelijk. De vraag is dus: wat gaat u doen? Wat gaat u doen tegen een bank die politiek is gaan spelen? Wij kunnen dat namelijk niet accepteren. Als wij onze waarden willen verdedigen, zullen we onze defensie, onze justitie en onze politie op orde moeten hebben. De beperking van de bezuinigingen die het kabinet dit jaar voorstelt, is een begin. Ook daar zeg ik: dat is belangrijk genoeg. Het zal op termijn echter niet genoeg zijn. Er is meer nodig. Wij zullen — ik sluit dat niet uit — bij het behandelen van de begroting ook met voorstellen komen. Ik heb nog twee vragen aan het kabinet over de bevoegdheden. De politiebonden hebben gezegd dat zij in de strijd tegen de treiteraars meer bevoegdheden willen voor de politie. Het CDA vindt dat logisch. Hoe kijkt de premier daar tegenaan? Hetzelfde geldt voor de AIVD. De directeur van de AIVD heeft gevraagd om meer bevoegdheden. Hoe kijkt de premier daar tegenaan? De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb de heer Buma heel veel terechte woorden horen uitspreken over onze vrijheden en onze waarden, en hoe daarmee om te gaan. Ik heb daar met veel instemming naar geluisterd, maar hij ging ook nog even in op het "sorry" dat van verschillende kanten heeft weerklonken. Ik wil me niet als de biechtvader van de heer Buma opstellen, maar heeft hij ook nog een "sorry" te melden vandaag? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind dat een erg katholieke vraag … (gelach) De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik probeer het te visualiseren: de heer Van der Staaij als mijn biechtvader. Dat alleen al is voor mij een reden om er terughoudend mee om te gaan. Nee, ik had geen plannen om "sorry" te gaan zeggen. De heer Van der Staaij (SGP): Ik vind dat een erg katholiek antwoord. Dat kan ik van de heer Buma ook wel verwachten. Ik bedoelde het niet voor Defensie, want daar hebben we het vorig jaar al over gehad. Je moet niet bezig blijven om in te wrijven dat het CDA het daar eerst heeft laten afweten en dat nu weer … (gelach) De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat vind ik ook nogal katholiek, om dat te doen! De heer Van der Staaij (SGP): Even een ander onderwerp ... O, de heer Pechtold begint nu over jezuïeten, hoor ik. Dan moet je oppassen. Maar nu even over het onderwerp Europa. Ik heb het CDA gehoord over het belang van nationaal kunnen doen wat hier van belang is, en over voorzichtig zijn met het neerleggen van zaken op Europees niveau. Het is echter een lange traditie van het CDA om steeds meer bevoegdheden wél aan Europa prijs te geven. Nou was er een mooi moment, namelijk de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van de SGP dat nu bij de Eerste Kamer ligt. Daarin wordt voorgesteld om bij nieuwe gevallen van het afdragen van bevoegdheden niet met een gewone meerderheid te volstaan, maar om een tweederdemeerderheid te vragen. Waarom heeft het CDA daar toch tegen gestemd? Zou dat niet iets voor een "sorry" zijn? De heer Van Haersma Buma (CDA): Het "sorry" wordt nu wel heel persoonlijk gemaakt, over een wetsvoorstel van de heer Van der Staaij. Ik moet heel eerlijk zeggen dat we daar heel bewust tegen hebben gestemd, na discussie in de fractie. De bevoegdhedenoverdracht die plaatsvindt, is namelijk een keuze voor het parlement, waarbij iedere fractie moet kiezen. Voor ons kan dat met een gewone meerderheid. We hebben grondwettelijke momenten waarop we anders stemmen, maar wij vinden het heel risicovol om op meer vlakken een tweederdemeerderheid in te stellen. Dat was dus heel bewust. Het ligt nu in de Eerste Kamer en we zullen zien hoe het daar gaat, maar dit heb ik heel bewust met mijn fractie zo gedaan. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Van der Staaij. De heer Van der Staaij (SGP): Maar wat is nu het argument? Ik hoorde toen zeggen dat Europa niet op slot mag gaan. Maar bijvoorbeeld bij ingrijpende beslissingen als de invoering van de euro of de toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie, is het toch niet raar om, volgens de systematiek van onze Grondwet, op zijn minst een tweederdemeerderheid in plaats van een gewone meerderheid te vragen? De heer Van Haersma Buma (CDA): De vraag daarbij is wanneer je de huidige tweederdemeerderheid of twee-keer-tweederdemeerderheid, zoals bij een grondwetswijziging, gaat vervangen door iets nieuws, wat we niet kennen. We kennen in Nederland immers geen gewone tweederdemeerderheid. Die kennen we hoogstens bij een aantal specifieke wetten. Dat vinden wij niet verstandig. Dan zou je ook kunnen bedenken om het bij ethische vragen te doen. Er zijn meer vragen die heel groot zijn en waarbij je eigenlijk een breed draagvlak wilt. Wij vonden het echter heel apart om op dit specifieke punt in deze democratische context de eis te gaan stellen dat "meer dan de helft" niet voldoende is. Ik kan daar nog een tweede punt aan toevoegen. Soms is het ook niet echt duidelijk of iets een bevoegdhedenoverdracht is of niet. We hebben immers legio voorstellen gehad waarbij de helft zei dat het een bevoegdhedenoverdracht was, terwijl de andere helft zei: nee, dit is geen bevoegdhedenoverdracht; dit deden we al langer. Dat kun je je bij ieder onderwerp voorstellen. Er is dus wel heel serieus naar dit initiatiefwetsvoorstel gekeken. Dus als ik al "sorry" moet zeggen, is dat: sorry, maar ik kom er niet op terug. De heer Zijlstra (VVD): Het is uit deze discussie in ieder geval duidelijk geworden dat katholieken beter naar de VVD kunnen gaan, maar dat is niet wat ik hier wil zeggen. De heer Buma zei iets over zorg. Hij zei dat hij misschien nog met voorstellen daarover komt bij de begroting. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja. De heer Zijlstra (VVD): En toen dacht ik bij mezelf: het gáát toch vandaag over de begroting? Het kan zijn dat hij binnen de zorg van de ene post naar de andere wil schuiven. Dat is prima; dat doen we inderdaad bij begrotingsbehandelingen. Maar wat hij zei, had een lading alsof hij meer geld naar de zorg wil sturen. En dan zeg ik: is het binnen de zorg, prima, dan wachten we het af, maar als hij extra geld naar de zorg wil sturen, dan moet hij nu ook de plannen aanleveren. De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij zullen dat doen zoals wij dat vorig jaar ook hebben gedaan. Overigens hebben wij toen inderdaad binnen de zorg geschoven. Dus bij de zorg klopt dat. Ik kan niet helemaal voorzien of dat dit jaar ook gebeurt, maar dat zal uiterlijk bij de Algemene Financiële Beschouwingen moeten, omdat daar het schuiven door de begrotingen heen zal plaatsvinden. Mijnheer Zijlstra, u hebt ook gezien dat wij bijvoorbeeld geen tegenbegroting hebben ingediend. Ik voelde dit al een beetje aankomen, dus ik dacht: voordat we dat hele circus weer krijgen, begin ik er zelf maar even over. Ik zei net al dat een aantal wijzigingen die wij vorig jaar van het kabinet wilden, er nu komen. Soms zeggen wij dat het iets meer of minder zou moeten zijn, maar wij hebben de indruk dat je dat beter goed onderbouwd bij het verkiezingsprogramma kunt doen. Wij hebben dus heel bewust geen tegenbegroting ingediend, maar wel een aantal amendementen die, als het zal schuiven tussen begrotingen, net als vorig jaar gewoon ordentelijk bij de AMvB komen en zo niet, bij de begrotingen. De heer Zijlstra (VVD): Prima, want daarmee geeft het CDA aan dat het de rest van de begroting feitelijk onderschrijft. Dat is heel opbouwend. Het CDA wil een paar kleine wijzigingen en voor de rest is het akkoord met de begroting. We hebben weleens wat anders gehoord de afgelopen jaren. Ik wil op dat punt toch nog even doorgaan. Wij hebben een hele discussie gehad met de heer Roemer. Ik was er niet zo blij mee dat hij in zijn bijdrage groots een plan voorstelde zonder een CPB-doorrekening. Maar hij zei ook — en dat vond ik wel goed — dat we de doorrekening met alles erop en eraan voor de verkiezingen zouden krijgen. Het CDA heeft de afgelopen jaren een verantwoordelijkheidsvakantie genomen; laat ik het zo maar zeggen. Het CDA heeft tegen heel veel dingen gestemd. Ik ben dus heel nieuwsgierig wat het CDA straks in het verkiezingsprogramma doet. Gaat het CDA dat ook laten doorrekenen? Kan de Nederlandse kiezer straks zien of de plussen en de minnen van het CDA kloppen en of de keuzes die in het verleden gemaakt zijn, nog steeds gemaakt worden? Of was dat holle retoriek en alleen een tegenstem, een stem tegen iets wat nu wordt geaccepteerd? De heer Van Haersma Buma (CDA): Op zichzelf vind ik het fascinerend dat bij een debat over de grote vragen die in dit land leven, de eerste echte, diepe interruptie van de VVD gaat over de vraag of je een verkiezingsprogramma laat doorrekenen. De heer Zijlstra moet zichzelf ook afvragen of dat hetgeen is waarmee we de problemen oplossen die er in het land bestaan. Ik kom hier nog op terug, mijnheer Zijlstra, dus u mag gaan staan. Ik zie ook de minister van Financiën dreigend kijken, dus ik ga nog even door. Mijnheer Zijlstra, u weet dat het doorrekenen van verkiezingsprogramma's iets is waar ik zeer over aarzel. Het lijkt soms wel — dat heb ik in 2012 aan den lijve meegemaakt — dat we meer een verkiezingsprogramma maken op een model dan dat we naar de werkelijkheid kijken en die vervolgens vertalen naar een verkiezingsprogramma. Daar staat tegenover dat ik ook zie — dit is geen politieke, maar veel meer een praktische afweging — dat je wel een scheidsrechter nodig hebt. Dat zullen de minister van Financiën en de heer Zijlstra ook vinden. Het is immers moeilijk om verkiezingsprogramma's te wegen zonder scheidsrechter. Wij hebben hierover gesprekken gevoerd met het Centraal Planbureau en anderen denk ik ook. Het Centraal Planbureau wekt de indruk een aantal aanpassingen te willen doen. Conclusie: op dit moment kan ik dus niet ja of nee zeggen, maar bij het CDA is zeker het besef dat doorrekenen een heel belangrijk iets is. Dat zit zeker in ons systeem, maar ik houd de grote nadelen die daaraan vastzitten overeind. Ik hoop dus dat de vraag "heb je het wel doorgerekend?" niet de kern is, maar dat de inhoud van alles wat wij doen wel de kern is. Dus het is nog niet ja of nee, maar het is zeer te overwegen. De heer Zijlstra (VVD): De gemiddelde kijker denkt nu: nee. De heer Van Haersma Buma (CDA): Nou best, dat mag hij denken. Maar ik denk dat de kijker echt totaal ongeïnteresseerd is in deze vraag. De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma maakt een verwijt in de trant van: er zijn grote problemen en u stelt deze vraag. Die grote problemen heb ik net al in mijn eigen bijdrage aan de orde gesteld. Dus kom niet met dat verwijt. Het gaat om betrouwbaarheid, de betrouwbaarheid van de politiek. Kloppen de keuzes die wij maken? De heer Roemer heeft in de discussie gewoon aangegeven dat hij de doorrekening gaat leveren, zodat we kunnen zien of het klopt en we goed kunnen debatteren. De partij die zich altijd beroept op betrouwbaarheid en zegt dat alles degelijk moet zijn, het CDA van deze man, de heer Sybrand van Haersma Buma, zegt hier dus: we gaan misschien met keuzes komen en als het over de kern gaat … Nou ja, er kwamen heel veel woorden uit, maar het kwam op het volgende neer: ik vind niet dat ik per definitie zo betrouwbaar moet zijn dat ik aan de kiezer ga bewijzen dat de keuzes die ik maak, ook echt kunnen. Voor een partij die zegt betrouwbaarheid belangrijk te vinden, is dat eigenlijk een buitengewoon teleurstellende opmerking. De heer Van Haersma Buma (CDA): Volgens mij zitten de heer Zijlstra en ik op een totaal ander spoor. Ik snap zijn blijdschap niet zo goed over dat het CDA dat misschien wel of niet doet. De afweging om door te rekenen, is er een waarvan ik de twee varianten heb gegeven. Tegen pleit dat alles — en dat kunt u niet ontkennen, want reken maar dat uw rekenaars het op dit moment ook weer zo doen — niet naar de werkelijkheid wordt berekend maar in modellen. En dat vind ik niet goed. Ik zal zo een voorbeeld noemen. Daar staat tegenover, zegt de heer Zijlstra terecht, dat mensen van ons duidelijkheid willen over die cijfers. Dus dat pleit er gewoon voor. Wat wij uiteindelijk gaan doen — het verkiezingsprogramma wordt door meer mensen gemaakt — zullen we binnenkort beslissen. Het kan heel goed zijn dat we dat laten doorrekenen; niet van harte, maar dan doen we het wel. Waarom zeg ik "pas op met doorrekenen"? In deze begroting gaat 570 miljoen euro in één jaar naar de huurtoeslag. Dat is een enorm bedrag in de woningmarkt. Dat is niet per se per definitie de meest rendementvolle investering in de woningmarkt. Je kunt ook zeggen: we geven het aan de woningcorporaties om huizen te bouwen; dan hoeven de huren niet omhoog en dan krijg je wat betere huizen. Maar waarom gebeurt het? Omdat dit in de modellen voor de koopkracht altijd heel goed scoort bij die groepen waar je de koopkrachtplusjes wilt hebben. Daar moeten we wel heel goed op letten. Wij weten dat deze keuze gedragen is door koopkracht. Daarom zeg ik niet: we gaan niet doorrekenen. Maar daarom zeg ik wel: we moeten heel erg opletten dat Nederland niet beter wordt van politici die beginnen met het model en eindigen met de opmerking "o, dat pakt in de werkelijkheid toch weer iets anders uit dan we dachten". Dat is iets waar ik gaarne hier op wil wijzen. De heer Zijlstra (VVD): Dit zegt heel veel. Dit is tamelijk schokkend. Het is een feit dat er mensen zijn met een huurwoning van wie wij constateren dat zij bij een ongewijzigd beleid een flinke tik in de koopkracht zouden krijgen. Dat is een probleem en daar heeft dit kabinet iets aan gedaan. Dat zijn echte mensen met echte huizen en echt geld. Daar is niks modelmatigs aan. Het is toch idioot als de heer Buma dat soort dingen dan zo wegzet? Het is gewoon een goede maatregel. Dus is het een ontzettend slecht voorbeeld. Maar waar het om gaat — en daar loopt de heer Buma voor weg — is dat hij de keuzes die het CDA maakt helemaal niet durft te verdedigen met een onderbouwing. Hij weet namelijk heel goed dat hij helemaal niet overeind kan houden wat hij de afgelopen jaren heeft gedaan, bij al die voorstellen. Als hij dat in een verkiezingsprogramma bij elkaar zet of in een tegenbegroting, zal blijken dat hij dat helemaal niet overeind kan houden. Dat is de werkelijkheid. De betrouwbaarheid van het CDA zou erbij gebaat zijn als de heer Buma gewoon eerlijk aan de kiezers laat zien waar hij voor kiest en als hij dat ook onderbouwt. Dat is namelijk wat wij doen; dat doet de SP en dat doen alle serieuze partijen in dit huis. Als hij dat in het midden laat, is dat echt een zwaktebod. De heer Van Haersma Buma (CDA): Wat de heer Zijlstra zegt, is allemaal waar. Dat is ook, als je dit afweegt, de reden om het wel te doen. Maar waarom ik niet hier die beslissing ter plekke op dit spreekgestoelte neem, is omdat wij dat via het verkiezingsprogramma doen en er ook bezwaren zijn. Ik vind het alleen maar goed dat deze discussie de afgelopen tijd tot stand is gekomen, want niemand kan blij zijn met de modellen. Nogmaals, het CDA ziet heel goed het belang in van een scheidsrechter bij verkiezingsprogramma's. Ik zou zeggen: hoor naar mijn woorden. Weet ook dat ik niet het gevoel heb dat de modellen de werkelijkheid echt altijd benaderen. Het Belastingplan is er ook een voorbeeld van. Echt, wij zien de verantwoordelijkheid van iedere partij, ook die van ons, om als wij komen met voorstellen daar een goede scheidsrechter bij te hebben. Als de heer Zijlstra dat nog niet voldoende vindt, zou ik zeggen: blijf nog even wachten. De heer Pechtold (D66): Mensen zullen denken: modellen en zo; natuurlijk, daar valt van alles op aan te merken. Daarom hebben we het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving. Dus we kijken niet alleen naar euro's maar ook naar wat het voor de rest van ons leven doet. Daar is kritiek op te geven, maar ik sla hierop aan omdat ik denk: het zal toch niet zo zijn dat het CDA het niet zou willen doorrekenen omdat misschien ook keuzes van de afgelopen jaren niet gedekt worden? De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra zei dat ook; ik zie hier weer die blijdschap in. Even voor alle precisie: dat is toch juist een reden om het wel te doen? Ik zou het juist willen doorrekenen om te weten of het kan. Dit zijn dus niet, zoals de heer Pechtold misschien denkt, argumenten tegen, dus dat het CDA het niet durft of weet ik het wat. Het is een argument voor. Natuurlijk moet je met je water naar de dokter. Maar ik wijs er maar op — meer is het ook niet — dat die modellen echt keerzijdes hebben. Eén keerzijde noemde de heer Van der Staaij. Een eenverdiener krijgt als hij meer verdient, minder geld. Waardoor? Omdat er gedreven door modellen een belastingplan is gemaakt. Dat is toch niet goed? Die mensen wonen echt in Nederland en denken niet: het is het model maar. Het is hun echte inkomen. Daar gaat het me om. De heer Pechtold (D66): Maar op dat zijpaadje met die puntenwolken en al die dingen moeten we niet terechtkomen. Het ging mij meer om iets anders. Op dinsdagen hebben wij een fractievergadering, net als het CDA. Wij zitten op de kamer boven die van het CDA. Als wij weer een akkoord hadden gesloten, omdat we dachten dat het kabinet laten vallen ook zo wat was en omdat we wilden proberen iets te verbeteren, dan hoorden wij van het CDA: nee, 1 miljard op de Wmo doen wij niet. En we hoorden weer: accijnzen in de regio voor 100 miljoen, dat doen we niet. Of we hoorden weer: het studievoorschot van een miljard, dat doen we niet. Ik zei dan: jongens, rustig, het CDA weet wat het doet; het gaat die keuzes dadelijk allemaal dekken. De teller van het CDA staat inmiddels sky-high; alsof de Staatsloterij al zes maanden niet gevallen is, zo'n bedrag. Ik zeg dan elke keer op dinsdag: jongens, jullie horen dat het hier beneden rustig is; ze zitten na te denken en ze gaan het allemaal netjes dekken. Een miljard voor het onderwijs, een miljard voor de Wmo, die 100 miljoen voor de pompen in de grensregio waar we hier ongelooflijk mee zijn lastiggevallen: ze gaan het allemaal terugdraaien en dat doorgerekend laten zien. Ga me nou niet terugsturen naar mijn fractie door te zeggen dat u dat niet doet, mijnheer Buma! (Hilariteit) De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik moet zeggen: ik vind het een ontzettend mooi voorbeeld door te gaan praten over de fractievergadering op dinsdag, maar deze vraag geeft toch weer aan waarom ik ook zie dat het belangrijk is om door te rekenen? Dat is toch niet zo gek? Alleen, ik ben de fractievoorzitter van het CDA en het verkiezingsprogramma wordt los van dit debat gepresenteerd. Dat wil ik wel ordentelijk doen, zoals ik net heb aangegeven. Ik zie dat de heer Pechtold graag nog een keer komt ... De voorzitter: Ja, tot slot, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Het gaat om kleine aanpassingen, maar feit is dat vandaag GroenLinks, de ChristenUnie en D66 wel met een tegenbegroting laten zien waar ze net andere keuzes maken. Het CDA doet dat niet. Dat is dus geen voorbode van mijn angsten van zojuist? Absoluut niet? Het CDA was het dus eigenlijk helemaal eens met de begroting die vandaag voorligt? De heer Van Haersma Buma (CDA): De veranderingen die D66 wil, zijn nou niet zo groot dat ik zeg: die maken de wereld anders. De heer Pechtold (D66): Maar het CDA heeft dus helemaal geen veranderingen? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zeg net dat ik de komende weken een aantal veranderingen laat zien. Nogmaals, ik loop daar niet voor weg. Sterker nog, ik heb al drie keer gezegd dat er een aantal wijzigingen in de begroting zijn die ik vorig jaar al wilde. Ik kan dan boos zijn omdat dat een jaar te laat is, maar dat ben ik niet. Ik heb ook aangegeven — dat is volgens mij het wezenlijke van de discussie — dat we het probleem van vandaag niet in de smiezen hebben als we alleen maar praten over cijfers en daar het grootste geluk in vinden. Dat probleem is veel groter dan alleen maar praten over 100 miljoen erbij en de vraag of er een tegenbegroting is met een CPB-stempel erop. Dat gaat ten diepste over de vraag of mensen in Nederland nog zien dat wat wij hier als politici doen überhaupt nog over hen gaat. Wordt dat überhaupt nog gezien als iets wat de kern raakt van waar mensen mee bezig zijn? Ik geef toe — dat is wat ik beoog te zeggen — dat ik denk dat doorrekenen door het CPB niet de kern is waarom het gaat. Doen we het? Ja, dat is heel goed mogelijk. Waarom? Omdat ik denk dat het handiger is om het wel te laten zien. Maar doe niet alsof het de wereld verandert. Voorzitter, dan ga ik weer verder. De voorzitter: Dank u wel. U moet ook gaan afronden, denk ik. De heer Van Haersma Buma (CDA): Zij begonnen! (Hilariteit) De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom op het onderwijs en daarmee op het leenstelsel, dat al even werd genoemd. Voor heel veel studenten wordt het steeds moeilijker en onbereikbaarder om te studeren, met als gevolg een megaschuld na afloop. Daar moeten we allemaal oog en oor voor hebben. Ziet het kabinet wel dat dit probleem ontstaat? Ik begrijp heel goed dat de tijd kort is en ik heb de begroting gelezen, maar wat doet het kabinet in het komende studiejaar om te voorkomen dat die kloof weer wordt vergroot? Wat wordt er gedaan om ervoor te zorgen dat al die studenten die niet meer beginnen met studeren daadwerkelijk tot studeren kunnen komen? Ik kom op de arbeidsmarkt. Gelukkig komt er weer werk, maar we moeten wel eerlijk zijn, want het werk dat komt is geen vast werk. Het is heel veel flexwerk wat de klok slaat. De arbeidsmarkt is kapot. De heer Zijlstra (VVD): Zo, die laatste moest ik even laten bezinken. Het ging mij echter nog even om dat studievoorschot, want dat is nu precies een punt waarbij het erom gaat of je wel of niet levert. De heer Buma vraagt hier aan het kabinet hoe het met de instroom gaat, en dat is een terechte vraag. De minister heeft ook in het verleden aangegeven hier streng op te monitoren. Maar het CDA was tegen. Mijnheer Buma, hoe kan het nu dat u dit soort vragen stelt aan het kabinet en dat u niet een keuze voorlegt waarbij u dat studievoorschot gewoon terugdraait? Dan bent u consistent, maar waarom maakt u die keuze niet? Waarom zegt u niet dat de student voor uw partij zo belangrijk is dat u dat gaat terugdraaien? Ik voor mij denk dat het voorschot heel goed is, maar ik kan het respecteren als u dat zou denken. Maar u doet het niet. Waarom doet u dat niet? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind het altijd zo fascinerend bij de heer Zijlstra dat hij, afhankelijk van de stand van de zon, het CDA verwijt dat het ergens tegen is of dat het 90% van zijn plannen steunt. Ik kan er bij hem nooit precies achter komen wat de werkelijkheid is. Dat is punt één. Ik heb het bovendien net letterlijk gezegd — lees de Handelingen er maar op na — maar dit is iets waar je in een verkiezingsprogramma veranderingen mee kunt maken. Natuurlijk zie ik dat je in dit jaar, dat tot maart loopt, niet een heel stelsel terugdraait. Maar inderdaad, wij waren tegen en ik zeg daar geen sorry voor, want het was terecht. De heer Zijlstra (VVD): Dan is dus de constatering dat het CDA ondanks die mooie woorden niet in staat is om te leveren en een alternatief voorstel in te dienen. Die partij gaat dus gewoon akkoord met het kabinetsbeleid waar het studievoorschot onderdeel van uitmaakt. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is zo klein en kinderachtig dat ik er bijna met mijn oren van sta te klapperen. Ik weet toch ook wel dat als ik dat ga voorstellen, dat het in dit halve jaar helemaal niet meer gaat gebeuren. Bovendien vind ik het een verplichting van het CDA om een alternatief voorstel te doen als wij zeggen dat we een systeem niet goed vinden en dat het anders moet. Maar dat is toch precies waar een verkiezingsprogramma over gaat, en dit is ergens nog de begrotingsbehandeling, dacht ik. Natuurlijk spelen er heel veel zaken bij de verkiezingen, en de heer Zijlstra mag ervan uitgaan dat wij bij de verkiezingen met onze voorstellen komen. Hij mag er ook van uitgaan dat ik datgene wat gezegd is over de doorrekeningen goed in mijn oren knoop. Vandaag behandelen we echter de begroting van het kabinet en daar heb ik een aantal wijzigingen voor, vergelijkbaar met vorig jaar, maar ik redeneer niet zo kort door de bocht dat ik denk dat we nu even een systeem kunnen wijzigen. De voorzitter: Gaat u verder. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dank u wel. Ik was bezig met de arbeidsmarkt. Ik zei dat de arbeidsmarkt kapot gaat en dat zei ik met een reden. Want wat er aan de hand is, is helemaal niet meer op te lossen met een pleistertje hier of daar. Er is een fundamentele herijking nodig en ik doe een oproep aan het kabinet, maar ook aan de sociale partners, om, als zij een eerlijker arbeidsmarkt willen, dat dan nu ook te realiseren. Ik weet dat er op dit moment bijvoorbeeld in de SER gesprekken worden gevoerd tussen werkgevers en werknemers, maar ik weet ook dat als dat te lang duurt de verkiezingscampagne losbarst, de polarisatie groter wordt en er voor je het weet niets meer verandert, of er gebeurt iets wat die polder helemaal niet wil. Daarom doe ik mijn oproep. Pak loondoorbetaling bij ziekte aan. Pak doorgeschoten flexwerk aan. Is het kabinet bereid om alles op alles te zetten om nog deze maanden te komen tot een akkoord dat dit probleem oplost? Voorzitter. Het is al eerder genoemd: voor zzp'ers is de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties, de DBA, een bureaucratisch monstrum geworden, terwijl de afschaffing van de VAR-verklaring een administratieve lastenverlichting had moeten worden. Is het kabinet bereid die wet snel te herzien? Ook de Wet werk en zekerheid functioneert niet, want de tweedeling op de arbeidsmarkt is alleen maar groter geworden. Premier Rutte erkende dat vorige week ook. Hij zei — ik vond dat een heel rare zin en hij moet dat nog maar eens even wegen — namelijk: als ik hier eerlijk over ben, dan dreigt een kabinetscrisis. Kortom, ik moet wel niet eerlijk zijn want anders heb ik een kabinetscrisis. Dat is zo raar. Natuurlijk kwam er daarna ook weer een sorrybrief: sorry, we gaan helemaal niks veranderen; het blijft allemaal zoals het is. Kortom, wat gaat het kabinet nu doen? De premier laat eigenlijk aan Nederland weten dat het anders moet, maar zegt een week later: we doen het toch niet anders. De problemen zijn echter wel groot. Stoere uitspraken doen, sorry zeggen en vervolgens niets doen: dat is de verwording van de politiek. Schelden en verruwing in het debat: dat moet de politiek toch juist bestrijden? De politiek moet daaraan niet meedoen, maar waarom dan toch: "idioten", "doorgeslagen tokkies" en "tuig van de richel"? En dan: "Heb ik dat echt gezegd? Excuus aan de familie Tokkie." "Heb ik dat echt gezegd: duizend euro erbij, geen cent meer naar Griekenland, Turkije niet naar de EU, handen af van de hypotheekrente? Sorry, sorry, sorry, niet zo bedoeld!" Verwording van de politiek. Wat ooit "geen woorden maar daden" was, is in de politiek verworden tot "geen daden maar woorden". Turkse Nederlanders die zich misdragen krijgen te horen: pleur op, lazer op naar Turkije. Veelverdieners in het bedrijfsleven: toedeledokie, ga dan naar Londen. Maar ze gaan niet. Ze blijven allemaal hier. Dat is vandaag de dag blijkbaar politiek. Ik kijk naar de premier en zeg hem: dit is niet de manier waarop we dit moeten doen, want wij hebben wat wij zeggen ook waar te maken. Politiek zou wel over daden moeten gaan. Hoe kunnen we verbaasd zijn dat mensen het vertrouwen in de politiek verliezen als zelfs voor de premier effectbejag het hoogste doel is geworden? Politici hoeven niet te schelden, hoeven geen stoere taal uit te slaan. Politici hoeven geen onmogelijke beloftes te doen, want dat maakt het vertrouwen in de democratie alleen maar verder kapot. Dat is erg, want onze democratie is niet vanzelfsprekend. Internationale rust en vrede zijn niet vanzelfsprekend. Het behoud van onze waarden en onze tradities is niet vanzelfsprekend. We zullen ze moeten verdedigen, want ze zijn het waard om door te geven. Mevrouw de voorzitter. 2017 is een verkiezingsjaar en deze begroting is de laatste van dit kabinet. Na maart worden nieuwe plannen gemaakt. Deze begroting zal dus nog binnen een jaar verouderd zijn. Dat vindt het CDA niet erg, want andere keuzes zijn nodig. Maken we die, dan kunnen we ons land beter maken. Dan kunnen we helen wat is gebroken. Dan kunnen we het individualisme bestrijden en de overheidsbureaucratie aanpakken, die Tocqueville 200 jaar geleden al voorspeld had. Dan kunnen we onze waarden en onze tradities beschermen en onze samenleving versterken, zodat ons land weer het mooie land wordt dat we door willen geven aan onze kinderen. De heer Segers (ChristenUnie): Het nadeel van geen tegenbegroting hebben is dat het lastig is om het CDA aan te spreken op keuzes die niet worden aangeroerd in de bijdrage van de heer Buma. Ik heb er toch één en wel over het vluchtelingenbeleid. Daarover verschillen onze fracties nog wel eens van mening, terwijl onze beide achterbannen in de kerken zeer betrokken zijn bij de opvang van vluchtelingen. We zouden elkaar kunnen vinden in opvang in de regio. Ik denk dat we dat allebei belangrijk vinden. Is dat een prioriteit? Is dat iets waar het CDA inderdaad de waarde van inziet en geld voor wil uittrekken? De heer Van Haersma Buma (CDA): Opvang in de regio is een van de heel grote dingen. Het is overigens de reden waarom het CDA zo kritisch is over een pot van 6 miljard euro van de Europese Unie die naar Turkije gaat en niet naar landen als Libanon of Jordanië. Als wij alleen al een miljard daarvan af zouden kunnen halen, zouden wij een groot probleem hebben opgelost. De heer Segers (ChristenUnie): Dan moeten wij toch inzicht krijgen in de keuzes die worden gemaakt? Wij zouden elkaar kunnen vinden in de prioriteit, en zeggen: inderdaad, in de landen rondom Syrië komt het er nu op aan. Libanon vangt ongelofelijk veel vluchtelingen op. Jordanië vangt heel veel vluchtelingen op, een veelvoud van de draagkracht, en Turkije idem dito. Als wij de mond vol hebben van opvang in de regio en de mond vol hebben van humanitaire opvang, en als wij weten dat die daar rond Syrië begint, moeten wij toch een stap zetten? Dan moeten wij elkaar nu toch kunnen vinden en zeggen: dan moet er ook geld bij? De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is dit toch ook? Nederland betaalt eraan mee, fors. Nederland betaalt ook zelf, minder dan in het verleden maar relatief fors, aan ontwikkelingshulp. Ik ben het ermee eens om het te verschuiven, maar ook daarin is het kabinet met stappen bezig. Een aantal landen doen dit jaar niet meer mee, terecht overigens. Wij moeten dat dus verschuiven. Wat betreft het Europese geld vind ik het vreemd dat de grote geldpot — Nederland is in dat opzicht relatief altijd een kleintje — niet enigszins verschoven kan worden. Maar ik denk dat de heer Segers met zijn vraag dit bedoelt: komt er dit jaar geld bij voor Ontwikkelingssamenwerking? Nee, niet extra. Ik vind namelijk dat er veel grotere prioriteiten zijn, zoals Defensie, dat ongeveer piepend en krakend stilstaat. Het kabinet maakt daarvoor een start, maar er moet meer bij. Ik denk ook aan Veiligheid en Justitie. Nee, dit moet binnen de begroting van Ontwikkelingssamenwerking voor dit jaar worden gedaan. Daarna komt er een verkiezing, en wat mij betreft moeten wij dan kijken of het voldoende is of dat het op dit specifieke punt meer moet zijn. De heer Segers (ChristenUnie): Allereerst: het kan allebei. Dat laat de tegenbegroting van de ChristenUnie zien. Je kunt meegaan op het investeringspad voor Defensie. In ons verkiezingsprogramma zullen wij daarop opnieuw inzetten, want dat is inderdaad een belangrijk speerpunt. Tegelijkertijd: als wij willen werken aan een veilige wereld, zullen wij ook in de regio rond Syrië moeten bijdragen aan de eerste opvang van vluchtelingen. Dat kan niet alleen in Turkije; het moet ook in Libanon en het moet ook in Jordanië. Als wij allemaal de mond vol hebben van opvang in de regio en van humanitaire opvang daar, vind ik het teleurstellend dat er geen geld komt. De voorzitter: Een korte reactie, mijnheer Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind dat dit weer te klein gaat worden, richting: doe er 100 miljoen bij van de Nederlandse OS-begroting. Dat vraagt de heer Segers in wezen. Als wij dat niet doen, zou het te weinig zijn. Er gaat vanuit Nederland nog steeds een fors bedrag naar ontwikkelingssamenwerking. Daarin kun je andere keuzes maken. Nogmaals, ik vind niet dat het totale budget nu verhoogd moet worden. Dat kan eventueel bij de verkiezingen een rol spelen, voor de langere termijn. Mijn hoofdpunt zou het volgende zijn. Wij hebben nu zo veel geld dat naar Turkije gaat. Daarvan is overigens nog maar ruim 100 miljoen betaald, geloof ik; de vraag is of het ooit komt. Stuur dat geld naar die landen. Dan hoeven wij niet eens te praten over onze begroting. De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Buma. Dan geef ik nu het woord aan de heer Samsom namens de PvdA-fractie. De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De docent elektro leidde me vol trots rond in zijn klaslokaal, waar hij zijn jongens en meisjes opleidde. Je voelde zijn drive, zijn liefde voor het vak. Maar toen ik hem complimenteerde, stokte hij. "Weet u", zei hij, "deze jongeren staan straks zo trots met hun mbo-2-diploma buiten. Zij hebben het maximale uit hun talenten gehaald. Maar de werkgevers zijn er alweer vandoor, op weg naar mbo-3, mbo-4. Dan kan ik wel janken." Deze docent vatte met die ene verzuchting de belangrijkste opdracht samen waar wij voor staan: een antwoord geven op de groeiende zorg van steeds meer mensen dat de vooruitgang er niet meer voor hen is, dat anderen wel en zij er niet van kunnen profiteren. Het is alsof je de onderste sport van de maatschappelijke ladder steeds hoger optrekt, zo hoog dat velen zich afvragen: kan ik daar straks nog wel bij? Kunnen mijn kinderen daar straks nog wel bij? Dat grijpt ons bij de keel, ook mij, want het is de kern van sociaaldemocratische politiek: zorgen dat die ladder er staat, zodat iedereen de kans krijgt om hogerop te klimmen. Een belangrijke doorbraak in de afgelopen periode legde daarvoor wel een basis, zoals meer werk voor mensen met een arbeidshandicap tussen collega's bij gewone bedrijven, het extra inkomensvoordeel voor mensen met lage inkomens of de investeringen in vakonderwijs. Maar er is meer nodig, veel meer. Anders grijpen te veel mensen straks alsnog mis. Wij mogen niet rusten voordat we die genereuze economie hebben gebouwd waarin er voor iedereen, met welke opleiding dan ook, een plek is. Het is het verhaal van deze regeerperiode, die nu zijn laatste halfjaar ingaat. Na vier jaar van hard werken en soms lastige maatregelen gaat het beter met Nederland, maar we zijn er nog niet, nog lang niet. Maar kijk ook eens waar we vandaan komen. Tussen 2002 en 2012 had de politiek de kiezer vijf keer naar de stembus gestuurd en in de tussenliggende periode bleef er te veel liggen. Polarisatie blokkeerde de vooruitgang met als dieptepunt het gedoogkabinet-Rutte I, waarin de VVD en het CDA zich uitleverden aan de weglopers van de PVV. In 2012 stond Nederland er beroerd voor, economisch, maatschappelijk en politiek. In 2012 voerde de Partij van de Arbeid campagne met de boodschap "het is geen tijd voor mooie beloften", omdat Nederland een coalitieland is en we juist in zware tijden moeten willen samenwerken met anderen en omdat niemand nog kon voorspellen wat ons te wachten zou staan, welke wending toen de eurocrisis nog zou nemen, of Griekenland nog een nieuwe lening nodig zou hebben. Wij deden slechts één toezegging: de Partij van de Arbeid zal, hoe moeilijk het ook wordt, altijd vasthouden aan haar kompas van eerlijk delen en vooruitgang mogelijk maken. En het werd moeilijk, want het eerste jaar bleef de werkloosheid maar stijgen. De economie kromp en de overheidsfinanciën sloegen verder uit het lood. Daar stond je dan, tegenover al die mensen die je vertelden hoeveel vergeefse pogingen zij al hadden gedaan om werk te vinden. Waar was nou die vooruitgang? Waar was nou de rechtvaardigheid? Zou het ons ooit gaan lukken? Ja, na vier jaar hard werken lukt het. Het herstel van Nederland bereikt inmiddels huiskamers. De werkloosheid is lager dan toen dit kabinet begon en daalt ook snel. De koopkracht stijgt weer, de economie groeit en er is meer dan economie alleen. Vooruitgang gaat ook over onze natuur, over onze cultuur, over onze energievoorziening. Tien jaar stagnatie in het eerste decennium van deze eeuw had niet alleen de economie lamgeslagen. Het had ons ook een welhaast onoverbrugbare achterstand op het gebied van duurzame energie opgeleverd. In het regeerakkoord spraken we een verviervoudiging in tien jaar tijd af. Er kwam dus een energieakkoord, maar wat ging het tergend langzaam allemaal. En weer was er de vertwijfeling: blijven we dan toch weer vastzitten in de modder? Nee, vorige maand kwam de doorbraak. Nederland bouwt de komende jaren het grootste windmolenpark ter wereld op zee voor de helft van de geschatte kosten. Ik zeg u: dit is nog maar het begin van de verduurzaming van onze economie. Wij en vooral onze kinderen gaan nog ontzettend veel plezier beleven aan wat er deze jaren in gang is gezet. De heer Roemer (SP): Ik wil graag terugkomen op het punt waarmee u begon: hoe te beginnen als kabinet als we in zo'n crisis zitten? Bent u het zelfs met uw eigen economen oneens, als zij constateren dat er in het begin veel te weinig in de economie is geïnvesteerd en veel te hard is bezuinigd? Wij hadden heel veel banen kunnen bewaren, bewaken en herstellen, als we in het begin veel meer hadden geïnvesteerd in het midden- en kleinbedrijf, in binnenlandse besteding en in koopkracht van mensen. Wij verzinnen het niet alleen zelf. Ik zei het toen en u zei het toen ook: geen sprintje naar de 3%. Maar u deed het toch. De heer Samsom (PvdA): Ik had het over het begin van 2013. Het kabinet stond op 5 november 2012 op het bordes en zelfs de heer Roemer kan niet beweren dat je dan in de eerste maanden een snel krimpende economie en een snel stijgende werkloosheid ombuigt. Dat is een. Ten tweede noemde hij onze econoom. Wij hebben economen in de fractie en daar ben ik trots op. Ik weet niet wie hij verder bedoelt als "onze" econoom. Ik weet wel dat iemand als Bas Jacobs in 2012, vlak na het verschijnen van het reageerakkoord, een interview gaf waarin hij zei: het zijn de juiste maatregelen die nu worden genomen. Achteraf zegt hij wat anders. Er zijn wel meer mensen die dat weleens doen. Toen waren veel economen het daar echter over eens. Ik begrijp wel dat de heer Roemer is aangeslagen op een rapport van vorige week, waarin stond dat we beter met de Franse slag hadden kunnen omgaan met begrotingen. Ik zou dat alles behalve met de Franse slag willen doen en dat zou u ook niet moeten willen, mijnheer Roemer. Kijk eens naar Frankrijk: 25% jeugdwerkloosheid, 25% van de jongeren is daar werkloos. De economie groeit niet of nauwelijks, de staatsschuld is 90% en nu komen er grote problemen bij. Is dat nu het advies dat de heer Roemer zou willen opvolgen? Ik in elk geval niet. De heer Roemer (SP): Nee. Het advies dat ik had willen geven — daar waren we het voor de verkiezingen samen over eens — is geen sprintje trekken naar die belachelijke 3% die werd opgelegd. Op het moment dat de economie in zulk zwaar weer verkeert — dat zeiden we toen samen, maar dat was voor de verkiezingen — moet je willen investeren in de economie. Als de bedrijven het op dat moment niet kunnen, moet de overheid een handje helpen om dat te doen. Dat spaart namelijk banen, dat geeft mensen koopkracht en lucht en dat voorkomt dat zo veel bedrijven in het midden- en kleinbedrijf failliet gaan. Alleen was daags na de verkiezingen het verhaal bij u weg, mijnheer Samsom. U volgde de harde lijn van de VVD en het harde bezuinigen is doorgegaan. Ook wij hadden in ons verkiezingsprogramma behoorlijke ombuigingen staan, maar wij begonnen wel met een enorme investering in de economie om blijvende schade te voorkomen. U haakte helaas af, met blijvende schade tot gevolg. De heer Samsom (PvdA): Sterker nog, dat verhaal was voor de verkiezingen al weg. Als je kijkt naar de doorrekening van de verkiezingsprogramma's toen — u deed dat toen in elk geval wel — zie je dat ook de SP in de eerste jaren en de jaren daarna fors bezuinigde en zelfs een begrotingstekort van onder de 3% al snel bereikte. Als je kijkt naar de realiteit van dit kabinet, zie je dat wij in 2013 de begrotingsregels maximaal hebben opgerekt. Dat is precies volgens het pleidooi van de Partij van de Arbeid van voor de verkiezingen. Wij respecteren namelijk de regels van Europa, maar zeggen wel dat de maximale ruimte gebruikt moet worden. We hebben ze zo maximaal opgerekt dat we niet alle bezuinigingen hebben hoeven doorvoeren die nodig waren geweest als we de regels precies hadden toegepast. Ik probeer een beetje weg te blijven uit een welles-nietesspelletje. Zeker nu, vier jaar later, want volgens mij heeft echt helemaal niemand daar wat aan. Volgens mij zochten we toen allebei — u ook in uw verkiezingsprogramma en ik prees u daar toen ook voor — naar een mooie balans tussen het op orde houden van overheidsfinanciën, omdat er niet zo veel links is aan het achterlaten van een enorm begrotingstekort voor onze kinderen, en tegelijkertijd de juiste investeringen doen. U legde daar net een ander accent in dan wij, dat klopt. Toen wij gingen regeren met de VVD — ik zei al dat je dan compromissen met elkaar moet sluiten — werd het accent weer net even anders. Maar doet u nu niet alsof daar fundamentele verschillen waren. Kijk naar de totale bezuinigingsopdracht van Nederland sinds 2009, sinds de crisis. De SP bezuinigde in die hele periode 40 miljard euro. Dat is niet zo veel minder dan bijna alle andere partijen hier deden. Dus maakt u het verschil nu niet groter dan het is — dat doen we al zo vaak op een dag als deze — maar laten we eens kijken waar die balans te vinden is. De heer Roemer (SP): Het grote verschil zat hem erin dat wij met name in het eerste deel van deze regeerperiode de investeringen in de economie en in de banen hebben gedaan. Je zag ook in de doorrekeningen dat wij op dat moment op de korte termijn de meeste banen wisten te bewaren. Je zag ook dat wij ons begrotingstekort binnen de 3% hielden. Dat was voor mij nog niet eens een noodzaak, maar we deden het wel. Daarmee hadden we op dat moment de binnenlandse bestedingen een forse impuls gegeven. Nu blijkt inderdaad dat we, als u dat gevolgd had, honderdduizenden banen minder verloren hadden en dat we inderdaad meer economische groei hadden gehad, want we blijven nu gewoon achter bij de ons omringende landen. Het jammer dat u toen uw oren hebt laten hangen naar de VVD en uw eigen principes in de steek hebt gelaten, want de schade is enorm geweest en daar hebben we tot de dag van vandaag enorm last van. De heer Samsom (PvdA): U zegt dat we achterblijven bij de ons omringende landen. Ik noemde net al Frankrijk, maar we kunnen ook wel naar landen iets verderop kijken, aan de overkant van de Noordzee. Engeland liet het begrotingstekort enorm oplopen. Daar zijn ook de inkomensverschillen enorm vergroot in die tijd. Dat zou u ook niet willen. In België is de jeugdwerkloosheid ook boven de 20%. Ik neem aan dat de SP dat niet voor zijn rekening wil nemen. Het gaat om de juiste balans tussen fatsoenlijk begrotingsbeleid op de korte en op de lange termijn en fatsoenlijk economisch beleid op de korte en op de lange termijn. U zegt: wij kregen er meer banen bij. Ja, in de eerste paar jaar. Maar weet u wat op termijn de banenmachine van de SP ons had gekost? Dat is ook een balans. Ik neem u niet kwalijk dat u die keuze hebt gemaakt. Maar ik maak een andere keuze. Maar laten we niet proberen elkaar de maat te nemen op een principe. We hebben allemaal toen, en ik was daar toen heel gelukkig mee, gezocht naar de juiste balans in een moeilijke tijd, in een moeilijke crisis. Wij hebben die op deze manier gevonden en ik constateer dat de economie nu harder groeit dan in de ons omringende landen, dat onze werkloosheid sneller daalt, dat de koopkracht sneller stijgt en dat de inkomensverschillen kleiner worden. Dat vind ik toch ook iets om op te letten. De heer Roemer (SP): Zeker. Maar die maat moeten we elkaar wel nemen, omdat het toen een bewuste keuze was van uw partij om mee te gaan met harde bezuinigingen, wetende — en dat wist u — dat die de crisis zouden verlengen en verdiepen. Dat wist u toen, want u zei ook voor de verkiezingen dat dat de consequenties waren als de lijn van de VVD zou worden gevolgd. Wij hebben die consequenties geaccepteerd. Wij hebben gezegd dat we moeten beginnen met die investeringen. U bent afgehaakt, waardoor we die honderdduizenden banen verloren zijn. En ja, je kunt heel makkelijk praten over banen in 2040, met rekenmodelletjes die er totaal niet toe doen. Want als ik morgen de bijstand halveer en iedereen tot 90 jaar laat werken, heb ik er volgens diezelfde modellen een miljoen banen bij. Mensen in 2013 en 2014, midden in de crisis, wilden die dag een baan hebben en niet in 2060. De heer Samsom (PvdA): U kunt wel modelletjes of ditjes en datjes proberen weg te zetten, maar Frankrijk is een echt land. Frankrijk heeft gedaan wat de SP als receptuur had voorgeschreven: de begrotingsregels zo veel mogelijk laten lopen en in de eerste jaren proberen te investeren. En weinig hervormen, ook dat was de SP-receptuur voor bijvoorbeeld de arbeidsmarkt en de zorg. En kijk wat er in Frankrijk op dit moment aan de hand is. Ik gun mijn collega François Hollande alles, maar niet het economisch beleid dat hij daar voert. De heer Klaver (GroenLinks): Allereerst, ik vind het echt een compliment waard wat dit kabinet heeft gedaan voor de werkenden in Nederland. Die zijn er allemaal, zeker in het laatste kwartaal, veel op vooruit gegaan. Maar de heer Samsom zei net dat de ongelijkheid in dit land kleiner is geworden. Volgens mij kan hij dat niet beweren. De ongelijkheid in Nederland is niet kleiner geworden, omdat het kabinet zich heeft gefocust op de werkenden. De heer Zijlstra bevestigde dat ook. Die vormen zo'n 60% van de huishoudens in Nederland. De andere 40% is er het afgelopen jaar niet op achteruitgegaan — dat wil ik niet beweren — maar is er wel minder op vooruit gegaan. Daarmee is het verschil groter geworden. Daaruit kun je toch concluderen dat de ongelijkheid is gegroeid? De heer Samsom (PvdA): Ik heb hier een tabelletje. Dat hebt u gemaakt, toch, om dat te bewijzen wat u nu zegt? Eerlijk gezegd, ik ken u als een financieel meesterbrein. De voorzitter: Ik zie dat de meningen verdeeld zijn! De heer Samsom (PvdA): Probeer ik een compliment uit te delen, mag het niet van de rest van de Kamer! Ik heb grote achting voor uw financiële kwaliteiten, mijnheer Klaver, maar hier werd ik toch een beetje iebel van. U gaat toch niet proberen om medianen over jaren op te tellen en anderszins goochelen met cijfers? Er is één scheidsrechter die voor ons uitrekent of de inkomensverschillen in dit land toenemen of afnemen. Dat is het Centraal Planbureau, vandaag al vaker genoemd. Dat is al moeilijk genoeg. Zij constateren gewoon dat de inkomensverschillen zijn afgenomen tussen 2014 en 2016. Zeg maar vanaf het eerste jaar dat wij impact hadden op een begroting, want de begroting daarvoor was nog voor een groot deel ingegeven door het lenteakkoord, waarin een paar partijen allerlei maatregelen namen. U hebt gelijk dat het verschil tussen werkenden en niet-werkenden maar nauwelijks bijgehouden is. Dat klopt. Dit jaar overigens wel. Daar ben ik trots op. Maar het is de afgelopen vier jaar niet elk jaar precies gelukt. Want het is heel erg lastig. Op het moment dat bijvoorbeeld de contractlonen snel stijgen — ik neem aan dat de heer Klaver dat ook heel erg goed vindt en dat niet zal willen proberen te voorkomen — zie je dat werkenden er altijd meer bij krijgen. Dat krijg je bijna niet bijgeplust bij de niet-werkenden. Dat krijgt GroenLinks ook niet bijgeplust. In 2012 begon GroenLinks met een fantastisch verkiezingsprogramma. Dat programma loopt tot 2017. De heer Klaver moet zelf maar even nakijken wat de inkomensverschillen tussen werkenden en niet-werkenden zijn in zijn beleid: drie keer zoveel koopkrachtstijging voor de werkenden als voor de niet-werkenden. Dan hebben wij het echt een stuk beter gedaan, mijnheer Klaver! De heer Klaver (GroenLinks): Ik vind wat de heer Samsom zegt interessant. Het enige wat wij hebben gedaan als het gaat over de cijfers die wij vorige week hebben gepresenteerd, is dat wij de koopkracht van de afgelopen jaren, de stijging per jaar, hebben opgeteld en vermenigvuldigd met de mediaan uit 2017. Dat is niet de methode die het CPB hanteert, maar ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken dat als het CPB dit checkt — ik heb het CPB evenals het ministerie van Financiën gevraagd om het te checken — deze cijfers overeind blijven en dat de heer Samsom wat hij zei over het meesterbrein — wat heel aardig was — straks weer kan herhalen. Check het! Ik sta daar helemaal voor open! Je ziet dan dat de niet-werkenden er veel minder op vooruit zijn gegaan. Maar dat is een keuze. Daarom hebben collega Roemer en ik een voorstel ingediend om bijvoorbeeld de algemene heffingskorting te verhogen. Daarmee zorgen we ervoor dat het verschil tussen een uitkering en werken blijft bestaan en werken blijft lonen, maar gaan we in ieder geval een grotere plus zien, juist ook bij de laagste inkomens. Waarom is dat zo belangrijk? Dat is zo belangrijk omdat we de ongelijkheid in Nederland willen bestrijden. We moeten er niet alleen voor zorgen dat werkenden erop vooruitgaan, maar iedereen. Ik heb nog één ding. Het is leuk om te verwijzen naar de ginicoëfficiënt. Vorig jaar had ik daarover ook een interessant debat met de heer Roemer. Maar met mij kan de heer Samsom die truc niet uithalen, want de ginicoëfficiënt zegt niets over het kortetermijnbeleid van dit kabinet. De ginicoëfficiënt zegt iets over de lange termijn. Het CPB concludeert in de Macro Economische Verkenning, de MEV, dat de ginicoëfficiënt juist gaat stijgen in 2021 als gevolg van het gevoerde beleid van dit kabinet. De heer Samsom (PvdA): De ginicoëfficiënt kun je gewoon voor elk jaar uitrekenen, maar daar ga ik de heer Klaver niet mee lastigvallen, want het is allemaal al moeilijk genoeg. De inkomensongelijkheid neemt gewoon af in deze jaren … De heer Klaver (GroenLinks): Daar mag u mij best mee lastigvallen. De heer Samsom (PvdA): De inkomensongelijkheid neemt gewoon af in deze jaren en die blijft ook afnemen. Als de VVD inderdaad 76 zetels haalt — ik hoorde de voorspelling eerder al en ik gruw daarvan, maar misschien gebeurt het ooit nog een keer — wordt het beleid zodanig doorgezet dat de inkomensongelijkheid toeneemt. Maar dat is echt heel anders. Als u het anders optelt, is het misschien ongeveer hetzelfde, maar ik zei al: ook u lukt het niet om in uw eigen verkiezingsprogramma een normale verhouding te krijgen. Sterker nog, bij u waren de verschillen vele malen groter, zelfs groter dan bij het CDA. Over uw sociale profiel valt dan ook nog wel wat te zeggen. Dan wil ik nog ingaan op het voorstel dat u doet met de heer Roemer. Natuurlijk kunnen we altijd nog iets toevoegen aan de enorme hoeveelheid inkomensrechtvaardiging waar we op dit moment al aan hebben gedaan. Maar wat ik u wel een beetje kwalijk neem — nu wordt het iets minder aardig — is dat u vorige week in een filmpje op internet zei dat dit kabinet ervoor heeft gekozen om de hoge inkomens meer te geven dan de lage. Dat is een flagrante leugen; dat is gewoon niet waar. Dat weet u ook. Het zou u sieren als u dat toegaf. Als u bedoelde dat door de contractloonstijging of de lage rente hoge inkomens er iets meer koopkracht bij hebben gekregen dan volgens dit kabinet de bedoeling was, sprak u de waarheid. Maar u zei het anders, veel vileiner. En ik ken u als een slim mens, dus u hebt uw woorden bewust gekozen. U zei dat dit kabinet, deze coalitie, ervoor heeft gekozen om hoge inkomens meer te geven dan de lage inkomens. U kunt dat gewoon bij het kabinet neerleggen, want dat zal morgen beamen dat de werkelijke cijfers als volgt zijn: de hoge inkomens hebben €3.500 ingeleverd. Daar hebben we extra belasting van gevraagd. De heer Zijlstra zei net al dat dit niet zijn keuze was. Dat klopt. Maar we hebben dus €3.500 van hen gevraagd en we hebben de lage inkomens er €1.700 bij gegeven. Dat is de werkelijkheid. Het zou de heer Klaver sieren, en het zou deze discussie helpen, als hij het bij de feiten en de waarheid houdt. De heer Klaver (GroenLinks): Zo vilein vind ik het niet. Ik houd het bij de feiten. We hebben het ook laten zien met de cijfers. De koopkrachtontwikkeling van de laagste inkomens in Nederland blijft ver achter. De keuzes die zijn gemaakt in het vijfmiljardpakket vorig jaar, bijvoorbeeld de keuze om de vierde schijf op te rekken, is niet onze keuze. Dat is een van de redenen waarom wij zijn afgehaakt bij het Belastingplan. Dat geld hadden we veel beter kunnen uitgeven aan de laagste inkomens, met name aan de mensen die niet aan het werk zijn. Dat is onze keuze; dat is een politiek meningsverschil. Maar doe niet alsof de feiten niet kloppen, mijnheer Samsom. De heer Samsom (PvdA): Nu zegt u het anders. Nu zegt u het ook niet helemaal goed, maar het is in ieder geval geen flagrante leugen. U zegt niet: dit kabinet heeft mensen er wat bij gegeven. U zegt: de koopkrachtstijging was voor hoge inkomens anders dan voor lage. Mag ik u een paar voorbeelden geven die niet met medianen en andere voodoo economics te maken hebben, maar gewoon met gezinnen? Alleenstaande ouders die werken, een kwetsbare categorie, en op het minimumloon zitten, kregen er 19% koopkracht bij in de afgelopen periode. Als je op modaal zat, kreeg je ongeveer de helft. Dat is nog steeds een mooi bedrag. Voor alle categorieën met een uitkering geldt het volgende. Mensen op het sociale minimum kregen er meer bij dan bijvoorbeeld gezinnen met één werkende partner, dan werkende gezinnen. U kunt dus met medianen stunten tot u een ons weegt, maar wij hebben gekeken naar gewone gezinnen met kinderen. Dat hebben wij elk jaar gedaan. In augustus zaten wij elk jaar weer bij elkaar om dat op de juiste manier vorm te geven. Voor werkende mensen en mensen met een uitkering hebben wij gezorgd voor een heel fatsoenlijk en rechtvaardig inkomensbeeld, waardoor de inkomensverschillen in dit land kleiner zijn geworden. De heer Klaver (GroenLinks): Alle groepen die de heer Samsom noemt, heb ik zojuist zelf ook genoemd. Daar heb ik het kabinet voor gecomplimenteerd. Maar als ik naar het totale beeld kijk, dan zie ik dat de koopkracht van uitkeringsgerechtigden er ongeveer de helft minder op vooruit is gegaan dan die van de hoogste inkomens. Ik had graag gezien dat er andere keuzes waren gemaakt. Wij doen daar ook voorstellen voor. That's it. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik vond de metafoor van de maatschappelijke ladder en de onderste trede daarvan een heel mooie. Die vond ik heel treffend. Om voort te borduren op wat de heer Klaver inbracht, heb ik hier de cijfers. Het zijn inderdaad medianen. Als wij het hebben over een alleenstaande moeder met kinderen en een alleenstaande met een inkomen rond modaal, €35.000, en wij de periode 2014-2017 pakken, dan zien wij een daling van €13 bij de alleenstaande moeder en een stijging van €63 bij de alleenstaande met een modaal inkomen. Hoe verhoudt zich dat tot de maatschappelijke ladder waar de heer Samsom het over had? De heer Samsom (PvdA): Sorry, maar de koopkrachtstijging van de alleenstaande moeder op het minimumloon is 20%. Dat kan dus geen daling zijn. En voor modaal is het 10%. Dat is dus ook geen daling. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): In 2017 klopt dat, maar als wij gaan kijken naar 2016, dan hebben wij het over -1, in 2015 -26, in 2014 -6. De heer Samsom (PvdA): Daarom tel ik die hele periode even voor u op. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik heb het over de periode 2014-2017. Ik zou graag via de bode dit tabelletje aan u willen geven. Mijn tweede punt is de langetermijneffecten van de inkomensongelijkheid. Dit beleid heeft invloed op de lange termijn. U had het net over het Centraal Planbureau. Nou, dit zijn de cijfers van het Centraal Planbureau: 2,9% met dit beleid, waar de PvdA medeverantwoordelijk voor is. Wat is uw reactie daarop? De heer Samsom (PvdA): De bode geeft mij nu een briefje over de koopkracht. Zullen wij het kabinet vragen om morgen te vertellen hoe het daadwerkelijk zit? U pikt er één jaar uit. Ik dacht: wij zitten aan het end van de kabinetsperiode; laten wij het bij elkaar optellen. Dan zie je een enorme koopkrachtstijging voor de alleenstaande moeder met een minimumloon. Het is merkwaardig dat u die eruit pakt, want die heeft de grootste koopkrachtstijging in deze hele kabinetsperiode. Over het langetermijnbeleid zei ik al: als je tot 2040 doorrekent, kan er van alles gebeuren. In 2017 zijn er verkiezingen. Wij hebben er de afgelopen kabinetsperiode meer dan andere partijen, zeker meer dan GroenLinks — u had nog geen verkiezingsprogramma om redenen waar ik niet op terug ga komen — voor gezorgd dat de inkomensverdeling gelijkmatig en rechtvaardig bleef. Dat zullen wij de komende keer weer doen. Daar kunt u de Partij van de Arbeid aan houden. Dat kompas staat nog steeds zuiver afgesteld. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Het is het effect van dit beleid op 2021. Daar is de PvdA verantwoordelijk voor. Ik kom op mijn laatste punt. In augustus 2012 twitterde u: "Triest dieptepunt vandaag. Werkloosheid bereikt 510.000." Wij zitten nog steeds in die buurt. Vindt u nog steeds dat wij op een triest dieptepunt zitten? En wat is dan uw ingezet geweest in de afgelopen vier jaar? De heer Samsom (PvdA): In de afgelopen vier jaar hebben we ervoor gezorgd dat we de in 2012 sterkst stijgende werkloosheid — die stijging gaat altijd nog even door na op het bordes te hebben gestaan, want dat heeft de realiteit verder niet aangepast — hebben omgebogen naar de snelst dalende werkloosheid van de afgelopen vier jaar. Dat lijkt me een fundamenteel verschil waar ik best wel trots op ben. We hebben met hard werken deze economie weer aan de praat gekregen. Er zijn meer banen dan ooit en de werkloosheid daalt snel. Over de soort banen kom ik dadelijk nog te spreken. Dat is het verschil en dat is wat er in de afgelopen vier jaar is gebeurd. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik constateer dat we netto op hetzelfde uitkomen: het beleid van de afgelopen vier jaar is stilstand geweest. De heer Samsom (PvdA): Van de snelst stijgende naar de snelst dalende werkloosheid: is dat stilstand? Het wiskundige midden is inderdaad nul, maar voor de wereld is het echt een groot verschil. Ons doel was meer dan herstel alleen. Wij wilden herstel ook koppelen aan rechtvaardigheid. Worstelend met een economische crisis is dat allerminst vanzelfsprekend, zo laten de landen om ons heen elke dag zien. Maar hier lukte het dus wel. Inkomensverschillen worden kleiner. Bonussen worden beperkt met de strengste wetgeving van Europa. Publieke investeringen, zoals in het onderwijs, zijn toegenomen. De strijd tegen de doorgeslagen flexibiliteit op de arbeidsmarkt is opgevoerd. Belastingontwijking wordt steviger aangepakt, grote vermogens worden zwaarder belast en schoonmakers krijgen weer een vast contract bij de overheid. Stap voor stap voor stap richting een rechtvaardiger samenleving. Deze begroting zet deze lijn ook door. We vragen opnieuw om een bijdrage van de hogere inkomens om ouderen en mensen op het minimum wat meer koopkracht te geven. De Partij van de Arbeid is vooral erg verheugd met de 100 miljoen om armoede onder kinderen te bestrijden. We sporen het kabinet hierbij aan om alles op alles te zetten om de ambitie dat het ook ieder kind bereikt waar te maken, om ieder kind de kans te geven om mee te doen. Dat geldt ook voor de investeringen in het onderwijs. Wat ons betreft worden die vooral ingezet voor het bestrijden van ongelijkheid. De extra investeringen in veiligheid zijn verstandig gekozen. Juist de versterking van de wijkagent is in onze ogen cruciaal voor onze strijd tegen overlast en radicalisering. De heer Pechtold (D66): Onderwijs. Volgens mij zijn de achterbannen via social media al flink met elkaar in gevecht. De heer Samsom (PvdA): Is dat zo? Ik leg mijn telefoon nu weg; dat helpt enorm. Dat zou u ook kunnen doen. De heer Pechtold (D66): Er werd aangekondigd — of beter: gelekt — dat er 200 miljoen extra voor het onderwijs beschikbaar zou worden gesteld. Dat is fantastisch, want we begonnen de kabinetsperiode met een probleem. Met het herfstakkoord hebben we het flink opgeplust, en nu krijgen we er nog 200 miljoen bij. Dat is hartstikke goed, net als die 100 miljoen voor armoedebestrijding. Laat ik daar ook maar gelijk mijn complimenten voor uitspreken. Uit de cijfers echter blijkt dat de begroting weliswaar groter wordt, maar dat heeft te maken met andere ontwikkelingen. Het geld in de klas neemt af omdat er 400 miljoen af gaat, waarvan een deel nog nader in te vullen na de verkiezingen. Mijnheer Samsom, verklaar u nader. De heer Samsom (PvdA): We hebben ook lessen geleerd van uw financieel specialist. Ik onderschat de heer Pechtold zeker niet, maar achter hem zit de heer Koolmees, die altijd hamert op begrotingsdiscipline en bijvoorbeeld het aanpakken van de ruilvoetproblematiek. Hij zegt altijd: als het ergens misgaat, moet je bijsturen. Zo gaat het altijd bij elke begroting. Dat weet de heer Pechtold als geen ander. Dit kabinet ziet zich dus gesteld voor de opgave om de ruilvoetproblematiek aan te pakken. Het kabinet vult dat ook gewoon in, zoals we dat bijvoorbeeld ook bij de begroting van SWZ hebben gedaan. De heer Pechtold zei net dat hij heel blij is met die 100 miljoen bij SZW, maar daar kijkt hij niet naar de hele verdere begroting. Het geld voor de lumpsum neemt inderdaad af. Dat klopt. Dat is niet alleen omdat er minder geld beschikbaar was, maar ook omdat er minder geld beschikbaar gesteld hoeft te worden, doordat het aantal leerlingen afneemt. In deze kabinetsperiode neemt de hoeveelheid geld per leerling in elke categorie van het onderwijs toe. In de begroting voor 2017 was vorig jaar — de begroting wordt altijd een jaartje van tevoren aangekondigd — ongeveer 36 miljard euro opgenomen. De heer Pechtold vond het prima. Nu staat er 37 miljard euro en klaagt hij over te weinig geld. Mijnheer Pechtold, verklaar u nader. De heer Pechtold (D66): Inderdaad, deze periode neemt het toe. Dat is omdat D66 de poot stijf hield en ervoor zorgde dat er extra geld kwam. Dat is dat geld. Maar nu kijken we naar de begroting voor dit jaar en dan moet ik de kinderen in groep acht vertellen dat de heer Samsom zegt dat de ruilvoet en de lumpsum ertoe leiden dat ze na 15 maart te horen krijgen dat er minder geld de klas in komt. De heer Samsom heeft er gelijk in dat de begroting groter wordt, maar dat komt door de cao-afspraken. Iedere euro daarvan gaat niet het klaslokaal in, maar die vliegt via de penningmeester in de cao-afspraken, of … De heer Samsom (PvdA): Dat is het salaris van de docent, het salaris van de leraar. De heer Pechtold (D66): Ja, dat is hartstikke fantastisch. De heer Samsom (PvdA): Dank. De heer Pechtold (D66): Maar ik heb het over het geld in de klas. De heer Samsom (PvdA): Die docent staat in de klas, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Ja, maar zijn salaris krijgt hij thuis. Ik heb het over het geld. De heer Samsom moet er niet omheen draaien, want het staat gewoon eerlijk in de begroting: om de begroting van OCW sluitend te maken, is onder meer een taakstelling opgenomen voor — daar heb je hem weer — de lumpsum, de subsidies en de ramingsbijstelling. Er gaat dus 200 bij en er gaat 400 af. Dat snappen ze in groep acht nou net wel: dat is min 200. Mijn vraag is: waarom staat die taakstelling in de begroting? En waarom wordt de invulling ervan — de gevolgen dus; wat dat betekent voor die klas — pas na de verkiezingen gepresenteerd? Ik zou zeggen: laten we samenwerken en die taakstelling er eventjes per amendement uit halen. Dan is er namelijk echt geld voor die school. De heer Samsom (PvdA): Allereerst: ik ken D66 echt als de onderwijspartij. Onderwijs wordt gegeven door docenten. Iedereen weet dat de docent het verschil maakt in een kinderleven. We weten ook allemaal — de partij van de heer Pechtold wijst daar namelijk elke dag op — dat docenten beter betaald zouden kunnen worden dan ze op dit moment worden. Vandaar dat wij hebben geknokt voor die cao met een loonstijging, na jaren van stilstand. We hebben daarvoor geknokt. Ik ben er trots op dat het geld daarnaartoe gaat. En dan zegt de heer Pechtold dat hij het geld ook nog eens, want ik neem aan dat hij het niet van de leraar wil afpakken … De heer Pechtold (D66): Nee. De heer Samsom (PvdA): Die dekking valt weg; gelukkig maar. De heer Pechtold wil het geld ook nog eens naar leerlingen in de klas laten gaan. Laten we kijken wat we kunnen doen. Ik wil graag met de heer Pechtold samenwerken, maar hij moet er niet van maken dat wij hebben bezuinigd op onderwijs. We hebben meer geld uitgegeven aan onderwijs. Het gaat alleen net niet precies naar degenen aan wie de heer Pechtold het ook zo graag wil geven. De heer Pechtold (D66): De heer Samsom ving collega Klaver direct op woorden. Ik zeg dat er bezuinigd is op scholen. Ik zeg niet dat er bezuinigd is op onderwijs. Ik houd dus staande wat ik zei. De cao is niet geregeld door de heer Samsom. Die is geregeld door de partners. Wij gunnen na vijf jaar stilstand … De heer Samsom (PvdA): Ik herinner me een paar telefoontjes, maar daar zal ik de heer Pechtold verder niet mee lastigvallen. De heer Pechtold (D66): Knap als de heer Samsom dat ook al doet! We hebben het hier over het geld dat in de klas terechtkomt. De heer Samsom (PvdA): Ja. De heer Pechtold (D66): In de begroting staat dat er nog bezuinigd moet worden in het voorjaar, na de verkiezingen. Maar laten we het dimdammen achter ons laten nu de heer Samsom een handreiking doet. Om het geld ook echt in de klas en op school te krijgen, wil ik dus graag samen die taakstelling die er nu nog staat — dat zinnetje komt alleen in de begroting van I en M nog voor, verder niet — eruit halen. Dan sluit de heer Samsom ook, met D66, een periode af. Mag ik de heer Samsom namelijk nog even herinneren aan 13 februari? Op 13 februari zei de heer Samsom: we gaan 10 miljard investeren in het onderwijs. De heer Samsom (PvdA): Ja. De heer Pechtold (D66): Dan accepteer ik geen bezuiniging van 200 miljoen op scholen. De heer Samsom (PvdA): We hadden het al even over de vraag of dat nou een bezuiniging is of dat het geld gewoon niet helemaal de richting uitgaat die de heer Pechtold wil. Als er een andere richting gekozen moet worden, zijn daar de begrotingsbehandelingen voor, en misschien zelfs wel de Financiële Beschouwingen, als de heer Pechtold het nog ruiger wil aanpakken. Laten we kijken waar we daar dan op uitkomen, maar we zijn in deze periode tot het uiterste gegaan. Zo veel ruimte is er dus niet, maar ik ken de heer Pechtold als een creatief mens, en zo ken ik zeker zijn financiële woordvoerder, en ook die van mij. Dat gaat dus helemaal lukken. Tot slot noem ik nog één begrotingspost voor volgend jaar waar wij buitengewoon gelukkig mee zijn: de 50 miljoen voor chronisch zieken. Ook andere partijen — ik noem vooral ChristenUnie en SGP in dit verband — hebben daar lang op aangedrongen. Dit past in de lijn van extra steun geven aan mensen die het het hardst nodig hebben. Niet alles ging goed in de afgelopen tijd. Er werden ook fouten gemaakt. Grote veranderingen, zoals die in de zorg of in de sociale werkvoorziening, veroorzaakten onzekerheden die we lang niet altijd snel genoeg of volledig konden wegnemen. Natuurlijk zouden in een andere coalitie een aantal maatregelen anders zijn vormgegeven. Compromissen met de VVD vertragen het tempo naar ons ideaal aanzienlijk. De premier roept nu "oh!". Maar de richting zou niet heel anders zijn geweest. Gezamenlijk hebben de PvdA en de VVD zich gezet aan het rechtvaardige herstel van een land dat was vastgelopen. Het is alsof je een auto die diep in de modder is gezakt, samen op het droge trekt. Hoe groot de verschillen tussen onze partijen ook zijn, we voelden de gezamenlijke opdracht: de stilstand opheffen en ons land weer vooruit helpen. Nu de auto weer op het droge staat en het weer doet, kunnen we richting gaan kiezen. Nu wordt het belangrijk wie de sleutel krijgt. Naar welk type samenleving willen we toe? Voor ons is die richting duidelijk. We willen naar die genereuze economie waarin er voor iedereen een plek is. We willen naar die zorgzame samenleving waarin we meer naar elkaar omkijken. En we willen naar een verbonden Nederland, waarin iedereen zichzelf kan zijn, vrij kan zijn en zich veilig voelt, in minirok, met hoofddoek, met keppel of hand in hand met je geliefde, ook als het om twee mannen gaat. Mevrouw Thieme (PvdD): Nu kunnen we wel te horen krijgen wat de Partij van de Arbeid na de verkiezingen wil, maar ik wil toch nog even terugkijken naar de afgelopen periode met dit kabinet van de PvdA en de VVD. In de verkiezingscampagne van 2012 zei de heer Samsom: ik doe de belofte dat ik geen beloftes kan doen. Hij dacht namelijk: straks moet ik compromissen sluiten binnen de coalitie, misschien wel met de VVD. Dat bleek ook zo te zijn. In het regeerakkoord staat bijvoorbeeld helemaal niets in ijzer en beton over landbouw of natuur. De Partij van de Arbeid had wel groene ambities en die sprak ze ook uit in 2012. Daarvan is niets waargemaakt, terwijl er wel ruimte voor was omdat er een diervriendelijke meerderheid was. Ik noem een paar voorbeelden en krijg daar dan graag een reactie op. De voorzitter: Kort. Mevrouw Thieme (PvdD): Nou, voorzitter, zo vaak ben ik niet aan de beurt geweest. Dit moet kunnen. Ik noem bijvoorbeeld het feit dat de Partij van de Arbeid zei dat er een verbod op de plezierjacht moest komen. Daarover stond niets in het regeerakkoord met de VVD. Het kon gewoon, want er was een meerderheid voor. Het is niet gebeurd. De bouw van megastallen zou tegengegaan worden. Daarover stond niets in het regeerakkoord. Toch gaat de Partij van de Arbeid mee met de VVD. Zo kan ik nog wel meer dingen opsommen, beloftes die gewoon waargemaakt hadden kunnen worden. Hoe voelt de heer Samsom zich bij dit feit, namelijk dat hij die beloftes niet heeft waargemaakt terwijl hij dat wel had gekund omdat er in het regeerakkoord daarover niets in ijzer en beton was vastgelegd? De heer Samsom (PvdA): Als u denkt dat het regeerakkoord de gehele werkelijkheid beschrijft, dan moet ik u teleurstellen. Tijdens een regeerperiode — deze is daar een goed voorbeeld van — gebeuren er altijd weer dingen waardoor je opnieuw met elkaar moet samenwerken. Dat gebeurt overigens niet alleen met de VVD. We hebben in deze periode ook met veel andere partijen in deze Kamer samengewerkt. Ik ben de andere partijen er ook dankbaar voor dat dat kon. Dat is niet zo vaak met u gebeurd, mevrouw Thieme, maar misschien komt dat nog. U hebt het over het verbod op jagen. We hebben daar een andere oplossing voor gevonden. Het klopt dat die u niet zint, maar hij kon hier wel op een heel breed draagvlak rekenen. Daardoor kon het ook ingevoerd en doorgezet worden. Uiteindelijk gaat het er in de politiek ook om dat je niet altijd alles met de kleinst mogelijke meerderheid voor even probeert te regelen, maar dat je duurzame veranderingen in gang weet te zetten. Dat geldt voor natuur. U noemde de megastallen. Op dat onderwerp hebben we wel degelijk stappen gezet. Dat zijn nog niet de stappen die u zou willen. Dat zou ook raar zijn. Als wij opeens precies het partijprogramma van de Partij voor de Dieren gaan uitvoeren, dan zou u zichzelf echt achter de oren moeten krabben. U kiest ervoor om helemaal aan één kant van het spectrum te gaan staan. Dat is uw goed recht. Neemt u van deze voormalig actievoerder aan dat u dan niet altijd uw zin krijgt. Zo werkt het nou eenmaal. Mevrouw Thieme (PvdD): Het is een feit dat er in het verkiezingsprogramma duidelijk staat dat er een verbod moet komen op de plezierjacht en dat er een einde moet komen aan de megastallen. Er was een meerderheid in de Tweede Kamer om dat te realiseren, maar de Partij van de Arbeid heeft toch haar oren laten hangen naar de VVD door daar compromissen in te zoeken. Dat was niet nodig geweest. Hoe kan de heer Samsom dat uitleggen aan zijn kiezers? De heer Samsom (PvdA): Als u denkt dat u samen wilt regeren en op het moment dat u even een meerderheid hebt denkt dat u geen enkel compromis met een andere partij hoeft te sluiten, dan gaat u het nog heel lastig krijgen in een coalitieperiode. Wij hebben hier zeker niet de VVD haar zin gegeven. Als we de VVD haar zin hadden gegeven bij de jacht, dan was er echt iets heel anders uit gekomen. Datzelfde geldt voor de megastallen. We hebben hier met elkaar, overigens niet alleen met de VVD, maar ook met andere partijen, een compromis — zo u wilt — gevonden. Wij vinden dat de plezierjacht daarmee genoeg is teruggedrongen om tevreden te zijn. De VVD zal het net van de andere kant bekijken. De voorzitter: Tot slot, mevrouw Thieme. Mevrouw Thieme (PvdD): Het is totaal onduidelijk waarom er een compromis moest komen. Er was gewoon een meerderheid in de Tweede Kamer die een verbod op de plezierjacht wilde. Ik wil heel graag weten waarom u de VVD een beetje haar zin heeft gegeven. Waarom hebt u niet vastgehouden aan uw idealen? Wat was dan het wisselgeld dat kennelijk moest worden ingelost? De heer Samsom (PvdA): U mag praten in termen van wisselgeld, maar uiteindelijk regeer je hier met elkaar en voer je met elkaar politiek. Je probeert met elkaar tot iets te komen. Het verbod op ritueel slachten is ook een goed voorbeeld. Daar kwam u net al mee. Ja, mijn partij zou het ritueel slachten misschien wel helemaal willen verbieden, hoewel daar ook binnen mijn partij veel felle discussies over gevoerd zijn. Bij het CDA denk ik dat het net naar de andere kant had geneigd. Heel veel andere partijen worstelden hier ook mee. Dan zoek je gewoon naar een oplossing die voor iedereen een bevredigend resultaat oplevert. Dat is politiek in Nederland. Dat is samenwerking. Dat is vooruitgang creëren. Daarvoor moet je soms met elkaar tot een vergelijk komen, een stukje van elkaars gelijk accepteren. Dat kan best. Het werkt ook nog. Mevrouw Thieme (PvdD): Probeert u dat maar eens uit te leggen aan de 70% van uw kiezers die hun rug naar u toe keren. De heer Samsom (PvdA): Ik doe niet anders. (Hilariteit) De heer Samsom (PvdA): U hebt gelijk: dat is volkomen vergeefs tot op heden. De richting die ik net schetste, is helaas niet vanzelfsprekend. Zonder bijsturen gaat Nederland gewoon de andere kant op. Als we niks doen, wordt de onderste sport van de ladder steeds hoger opgetrokken. Ook dat verbonden Nederland waar we het over hebben lijkt soms verder weg dan ooit. Er zijn terroristische aanslagen en er zijn spanningen in Turkije of elders in het Midden-Oosten die ook hier hun effect hebben. Zijn we nog wel veilig? Belangrijker: zijn we straks nog wel één samenleving, of staan we met verhitte koppen tegenover elkaar? Steeds meer mensen vragen zich steeds indringender af wat voor land we werkelijk zijn, wie we zijn in Nederland. Gemoedelijke gesprekken aan de deur worden opeens fel als Zwarte Piet ter sprake komt of de boerkini. Op het eerste gezicht is dat merkwaardig. Waarom zo'n opwinding over een kinderfeest of een kledingstuk dat vrijwel niemand ooit in het echt heeft gezien? Dat is omdat, zo blijkt telkens, er een grote angst achter schuilgaat. Veel autochtone Nederlanders hebben de angst dat Nederland straks Nederland niet meer is. Veel allochtone Nederlanders hebben de angst dat ze er, ondanks alle inspanningen die ze leveren, uiteindelijk toch niet echt bij mogen horen. Zo wordt een kledingstuk dat bijna niemand wil dragen en bijna niemand wil verbieden toch opeens een splijtzwam. Wij moeten daarop een antwoord geven, met andere regels en andere ingrediënten dan de politiek gewend is. Want wetten voldoen hier niet. We hebben meer zelfvertrouwen nodig en meer trots; trots op onze Nederlandse manier van leven. Dat is het Nederland van vrijheid, gelijkwaardigheid en verbinding. Dat zijn waarden waar iedereen voor kan kiezen, welk geloof, welke geaardheid of welke kleur je ook hebt. Wie daarvoor kiest, hoort erbij, helemaal. Discriminatie en uitsluiting bestrijden we fel, maar net zo fel en compromisloos moeten we hen bestrijden die onze manier van leven afwijzen. In onze samenleving is er geen plaats voor haat, intolerantie en extremisme. Pas als wij het zelfvertrouwen herwinnen dat onze zachte waarden van tolerantie en verbinding uiteindelijk veel sterker zijn dan discriminatie en uitsluiting, pas als we het geloof in onze waarden van gelijkwaardigheid en vrijheid actiever kunnen uitdragen, kunnen we de discussie over de boerkini op de juiste manier voeren. Dan gaat die niet over het kledingstuk zelf, maar over de onvrijheid die erachter schuilgaat. Dat zelfvertrouwen helpt ook bij het effectiever optreden tegen normoverschrijdend gedrag, zoals dat van die treitervlogger in Zaandam. Want ook dat gaat over meer dan wetten en regels. Als je slechts de wet handhaaft, schiet je tekort en ben je te laat. Met kennis van de straatcultuur assertief en vroegtijdig ingrijpen, voorkomt ontsporingen. We moeten ouders indringend aanspreken en waar nodig bijstaan bij het nemen van hun verantwoordelijkheid, en er geen misverstand over laten ontstaan dat strafbaar gedrag niet zonder gevolgen blijft, ook niet een klein beetje. Zo laat je het fatsoen winnen van overlast en intimidatie. Een effectieve aanpak daarvan begint waar de Hoekse en Kabeljauwse twisten tussen hardliners en theedrinkers verdwijnen, want we hebben beide heel hard nodig. De wijkagent die alles weet van de buurt en de bewoners, is net zo belangrijk voor onze veiligheid als hard optredende arrestatieteams. Laten we die Nederlandse aanpak nou koesteren en versterken. De Nederlander bestaat niet. We zijn 17 miljoen verschillende mensen. Maar de Nederlandse manier van leven bestaat wel en die is het waard om voor te strijden. De vrijheid vieren, de tolerantie koesteren, gelijkwaardigheid doorleven en de rechtsstaat liefhebben: dat is Nederlanderschap. Met al onze verschillen kunnen we dan samen één zijn. Maar helaas staan de verdelende krachten ook allang klaar. Aan de ene kant staan de bange haatzaaiers, die de grens tussen wij en zij trekken langs lijnen van religie en afkomst, die ons ervan proberen te overtuigen dat zíj niet bij de Nederlandse manier van leven kúnnen horen. Nooit. Die zelfs de Grondwet willen wijzigen om hen daarvan uit te sluiten. Aan de andere kant zijn er de onverzoenlijken, die de Marokkaanse of Turkse Nederlanders elke dag inpeperen dat ze er niet bij zúllen horen of er eigenlijk niet eens bij moeten wíllen horen. Zoals mijn collega Mohammed Mohandis onlangs verzuchtte: tien jaar lang heeft Wilders mij, trotse Nederlander, geprobeerd te marokkaniseren; het is hem niet gelukt, en nou probeert DENK het weer. De treitervlogger in Zaandam heeft in onze Kamer met treiter-PVV en treiter-DENK twee bondgenoten in normoverschrijdend en polariserend gedrag gekregen. We moeten juist de verbindende krachten versterken en met trots en zelfvertrouwen de Nederlandse manier van leven openstellen voor iedereen. Maar, zo zeg ik ook tegen de premier, we komen er dan niet met een premier die de afgelopen is gegroeid van "doe eens normaal, joh" en "doe zelf normaal" naar, vijf jaar later, "pleur op" en "nee, pleur zelf op". Het is armoedig en het draagt niet bij aan de verbinding als je de PVV-plannen om de rechtsstaat te ondermijnen afwijst — mooi — maar dezelfde ondermijning via wijzigingen van internationale verdragen zelf ambieert. En je schept onduidelijkheid over de toekomst als je de deur naar de PVV toch gewoon op een kier laat staan. Weten wij zeker dat de PVV niet in de auto belandt als de premier opnieuw de sleutel krijgt? En waar rijden ze dan naartoe? Het is ons duidelijk waar we naartoe moeten. We moeten naar het Nederland waarin een elektrodocent niet hoeft te wanhopen over de toekomst van zijn mbo-2-jongeren. Dat begint bij het onderwijs zelf. Het onderwijs is traditioneel onze rechtvaardige verheffingsmachine waarmee we gelijke kansen voor iedereen realiseren, zodat iedereen de ladder op kan, ongeacht je afkomst of de dikte van je portemonnee. Kunnen wij die belofte in de toekomst blijven waarmaken? Kinderen van hoogopgeleide ouders komen met twee IQ-punten hoger terug van vakantie, terwijl kinderen van laagopgeleide ouders met twee IQ-punten lager terugkomen van vakantie. Kinderen van ouders met een hoge opleiding krijgen hoge schooladviezen, terwijl kinderen van ouders met een lage opleiding bij dezelfde score lagere schooladviezen krijgen. Dat zijn feiten waar je stil van wordt. Een ongelijkheid als deze is simpelweg onacceptabel. De voorzitter: Ik onderbreek u even, want het is een beetje rumoerig in de zaal. De heer Samsom vervolgt zijn betoog. De heer Samsom (PvdA): Onze opdracht is duidelijk. Ons onderwijs moet nog beter en daar moeten we komend jaar al mee beginnen. Er wordt extra geld vrijgemaakt voor onderwijs. Ik had het daar net al over in een interruptiedebatje met de heer Pechtold. Ik wil van de regering graag weten hoe zij dat geld precies gaat inzetten. Wat ons betreft komt het terecht bij alle middelen om kinderen gelijke kansen te geven. Maar onderwijs alleen is niet voldoende. Een overheid moet ook actief mede vorm willen geven aan een samenleving waarin er genoeg banen zijn voor elk opleidingsniveau en waarin werkgevers bereid zijn om ruimte te geven aan iedereen. Dat kun je niet alleen aan de markt overlaten. Met de Nederlandse Investeringsinstelling zette de overheid in deze periode de eerste stappen naar zo'n actieve rol. In deze Miljoenennota kondigt het kabinet de komst van een nieuwe financieringsinstelling aan. Dat is mooi, maar het maakt ook nieuwsgierig, want wat heeft de regering daarbij precies voor ogen? Wat de Partij van de Arbeid betreft wordt het tijd om alle schroom voor een duurzame investeringspolitiek af te schudden en om een echte investeringsbank op te richten. Na het economisch herstel kan de omslag worden gemaakt naar investeringen met een tweede energieakkoord als vervolg op het succesvolle eerste akkoord. Aan de hand van de klimaatwet gaan we langjarig en grootschalig investeren in een duurzame toekomst. Dat is goed voor het milieu, goed voor onze economie en goed voor de toekomst. In het Nederland van de toekomst is wat ons betreft goed vast werk de norm. We moeten de strijd aanbinden met de almaar oprukkende flexibilisering. Flexcontractjes lijken soms wel het nieuwe normaal, maar het is geen natuurverschijnsel. Je kunt er iets tegen doen. Overal waar dat lukt, zie je de voordelen, niet alleen voor de werknemers, maar ook voor de werkgevers. Stabiliteit, loyaliteit en zekerheid zijn zo veel belangrijker voor de arbeidsmarkt dan flexibiliteit. De heer Pechtold (D66): Eens. Wat gaan we daar in de komende maanden nog aan doen? De heer Samsom (PvdA): Ik zal een van de dingen die ik de komende maanden zou willen doen, toelichten. Het hangt er echter wel een beetje van af of de sociale partners willen doorwerken. Ik weet dat u daar niet zo'n fan van bent, maar ze horen er toch echt bij. We wachten nog steeds op een advies van de Sociaal-Economische Raad over bijvoorbeeld een betere bescherming van zelfstandigen en een loondoorbetaling bij ziekte. Op dat punt moet iets te doen zijn. U voelt ook wel aan dat er op dat gebied iets zou kunnen komen, bijvoorbeeld een betere bescherming van zelfstandigen tegen arbeidsongeschiktheid en een ander type loondoorbetaling bij ziekte. Dat laatste hindert momenteel kleine werkgevers en maakt hen angstig om nieuwe mensen aan te nemen. De heer Buma en ik riepen de sociale partners voor het zomerreces op om daar uit te komen en daar snel aan te werken. Wij riepen uiteraard ook indirect het kabinet op om daar meteen mee aan de slag te gaan. Als dat lukt, kunnen we daar wat mij betreft in deze periode nog werk van maken. Ik erken meteen dat sommige dingen langzaam gaan en ingewikkeld zijn, maar laten we hopen dat de SER een advies produceert waarmee we aan de slag kunnen. De heer Pechtold (D66): Ik ben net als de heer Samsom een groot fan van de polder. Daar sta ik ook om bekend. Maar ik wil daar niet altijd op wachten. Ik zie hier toch ook wel een kans voor de politiek. Wij kunnen zeggen: jongens kom op! Ik ben het met de heer Samsom eens, met name over doorbetalen bij ziekte, de mkb'ers en het tweede jaar. Los van de SER weten wij ook wel wat daar ongeveer kan gebeuren. Ik ben met de heer Samsom ook op zoek naar de hele wet. De wet geldt nu een jaar. De minister zegt elke keer: wacht nog even. Maar die wet werkt gewoon niet. Die remt. Ik zou zo graag willen dat wij wat wij hebben afgesproken, namelijk ervoor zorgen dat er meer vaste banen komen, deze kabinetsperiode nog doen. We moeten dat niet tot iets maken wat je dadelijk in het museum kunt bewonderen, maar wat niemand meer heeft. Vind ik de heer Samsom daarbij aan mijn zijde? De heer Samsom (PvdA): Ik weet niet precies wat u met uzelf hebt afgesproken. Wij hebben in de Kamer in het kader van de Wet werk en zekerheid afgesproken dat het financieel iets minder duur wordt om afscheid te nemen van werknemers, maar daar moet dan wel een goede reden voor zijn. Ja, daar sta ik voor. Als je zomaar ontslag kunt verlenen aan mensen op basis van willekeur, is dat geen sociale arbeidsmarkt. Wij staan voor de sociale arbeidsmarkt, dus ja, die voorwaarden staan in de wet en blijven in de wet staan. Ik neem daar geen letter van terug. Dat stukje staat volgens mij als een huis. Als werkgevers hun best doen, kunnen ze prima afscheid nemen van een werknemer en dan kost het ook nog eens iets minder geld. Dat was de doorbraak die wij wilden bereiken. De andere doorbraak — ik voelde die al een beetje aan bij de presentatie van het verkiezingsprogramma van D66 — was meer vaste banen. Maar dat zijn dan wel vaste banen waar je zomaar afscheid van kunt nemen. Dat is voor mij een ingewikkelde definitiekwestie. De heer Pechtold (D66): Nee, geen bangmakerij. Ik probeer dat ook te voorkomen. Wij proberen terug te gaan naar de feiten. Kijk naar de landen om ons heen. Dan zie je dat in andere landen het aandeel vaste banen groeit. Maar Nederland heeft een star systeem. Wij hebben de nieuwe wet best een kans willen geven. Wij hebben erover meegedacht. Maar nu blijkt dat die niet werkt. U zult dadelijk wel zeggen: er zijn vaste banen bijgekomen. Ja, ik geloof dat dat ongeveer 15.000 banen zijn. Maar het aantal flexbanen was iets van vijf of zes keer zo veel. U loopt nu zelf ook te hoop tegen dat systeem. De tegenstelling die nu op de arbeidsmarkt ontstaat, tussen jong en oud, tussen laag- en hoogopgeleid, wordt door deze wet niet doorbroken. Dat pleidooi houdt u zelf ook. Die tegenstelling kunnen we wel aanpakken als we hier de handen ineenslaan en minister Asscher aan het werk zetten. Dat is de eerste baan! De heer Samsom (PvdA): Ja, die heeft hij. Misschien was ik iets te achterdochtig door de aankondiging van uw verkiezingsprogramma. Als u wilt dat we samen kijken naar manieren om de arbeidsmarkt te verbeteren en om meer vast werk, echt vast werk, en minder flexwerk te realiseren, ben ik uw man; of u de mijne of hoe dat ook werkt. Laten wij dan even alle taboes aan de kant schuiven en bekijken of we verder komen. Met de heer Buma lukte het voor de zomer ook. We moeten nog zien of het resultaat krijgt, maar we zijn het eens over de intentie daarachter. Misschien lukt het hier ook. Alles om ervoor te zorgen dat deze arbeidsmarkt fatsoenlijker wordt, dat goed werk de norm wordt en vast werk weer gaat tellen. Ik hoop inderdaad dat we daar samen verder mee kunnen komen. De heer Pechtold (D66): Maar dan dus niet via de bangmakerij van de werkgever die bij willekeur mensen eruit gooit, want je kunt altijd, ook in de plannen die D66 heeft gepresenteerd, naar de rechter toe. Valt er voor de heer Samsom ook te praten over het idee — daar komt dat woord dat bijna als een hete aardappel door die arbeidsmarkt wordt geduwd — van het ontslagrecht? Dat geeft dadelijk namelijk de ruimte om contracten voor onbepaalde tijd ook daadwerkelijk voor een nieuwe generatie te creëren. Het moet voor de mensen, met name degenen die vastzitten en als de dood zijn zo'n baan te verliezen, geen museumstuk worden dat steeds minder bereikbaar is. Dat is mijn vraag aan de leider van de PvdA. Niet chargeren en zeggen: bij willekeur word je ontslagen. Nee, dan is er altijd de rechter. Laten we er alsjeblieft voor zorgen dat het aantal vaste banen, het aantal contracten voor onbetaalde tijd toeneemt. De heer Samsom (PvdA): Ik spring niet zo heel makkelijk heen over het verschil tussen een preventieve toets en een oordeel van de rechter achteraf. U moet mij maar niet euvel duiden dat dit diep in de Partij van de Arbeid zit en daar ben ik nog trots op ook. Maar ik vind ook dat u misschien even moet kijken naar een wet die in 70 jaar niet is veranderd. Uw collega Bert Bakker heeft er altijd de staf over gebroken dat er in 70 jaar niets was veranderd aan het ontslagrecht. We hebben nu iets veranderd aan het ontslagrecht en binnen een jaar zegt D66: nou, dat gaat niet werken. Misschien moeten we het een kans geven. En het tweede wat ik de heer Pechtold wil vragen als we verder gaan samenwerken, is om iets breder te kijken naar de Wwz, dus niet alleen naar het ontslagrecht maar ook bijvoorbeeld naar de manier waarop de transitievergoeding of de ketenbepaling is vormgegeven. Zie je, dan komen we al een heel eind. Als je iets breder kijkt, dan kan alles. Maar geef die wet ook een beetje een kans. Geef die wet ook een kans om te laten zien wat de heer Asscher al een tijdje voorspelt, namelijk dat het aantal vaste banen toeneemt. Het neemt overigens ook toe inmiddels. De voorzitter: Mijnheer Pechtold, heel kort. De heer Pechtold (D66): Heel kort. Ja, dus de transitievergoeding vanaf dag één opbouwen en niet na twee jaar, waardoor je al die flexwegschop- en payrolldingen krijgt. Dat gaan we doen. Maar dan ook — en ik hoor het — geen taboes meer. Dus ook aan de kant van de PvdA, met die toets, geen taboes. Eerlijk oversteken. De heer Samsom (PvdA): Ik herinner me dat we zo ook het sociaal akkoord in gingen. U gaf uiteindelijk steun aan dat herfstpakket. Dat ging op dezelfde manier: geen taboes. Ik geloof dat er wel wat telefoons heen en weer zijn gegooid, maar die hebben geen doel getroffen in ieder geval. Althans bij mij was-ie mis. Maar voor de rest is dat heel goed gegaan. Laten we maar kijken hoe ver we komen. Ik ben ook een realist en ik voorzie dat als je dat wilt doen en je betrekt er de sociale partners bij, je wel richting begin volgend jaar gaat met een definitieve keuze. Eigenlijk is dat ook niet zo gek. Verkiezingen gaan namelijk over dingen, bijvoorbeeld hierover. Mevrouw Thieme (PvdD): De afgelopen kabinetsperiode hebben wij regelmatig moties ingediend met het verzoek aan de regering om met een klimaatwet te komen. De Partij van de Arbeid heeft daar stelselmatig tegen gestemd. Nu de Partij van de Arbeid bijna uitgeregeerd is, komt zij samen met GroenLinks met een klimaatwetsvoorstel. Hulde daarvoor! Alleen vraag ik me af: waarom zo helemaal aan het eind, als je niet meer aan de knoppen zit? Er was namelijk een meerderheid voor. Ook dit punt hadden we vier jaar geleden in een klimaatwet kunnen regelen. Waarom heeft de heer Samsom dat niet gedaan? Hij weet toch ook dat het klimaat zo'n urgent probleem is dat we geen tijd meer te verliezen hebben? De heer Samsom (PvdA): We hebben het wetsvoorstel ingediend. Ik constateer dat wij eerst een meningsverschil hadden over iets wat we niet deden en nu doen we het te laat. Dus we maken vorderingen in dit geval. We hebben het wetsvoorstel ingediend en we proberen het snel door te voeren als u een beetje meewerkt. Maar ik ken uw medewerkers. Die leveren een nogal flinke bijdrage als het gaat om de schriftelijke behandeling. Maar stel dat u dat een beetje matigt, dan kunnen we nog sneller door en dan kunnen we het nog redden ook! Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Samsom geeft een mooie samenvatting. Hij doet het niet of hij doet het te laat. Dat klopt inderdaad. En dat is nu juist het grote probleem. We hadden namelijk met een meerderheid in deze Kamer een heel groen beleid kunnen realiseren in de afgelopen vier jaar. De heer Samsom heeft het met zijn fractie af laten weten. Als voormalig activist moet hij toch weten dat klimaatverandering niet op zich laat wachten. Moeder Aarde laat niet op zich wachten, om met de woorden van de heer Samsom te spreken. Wij moeten iets doen aan klimaatverandering. Dus ik vraag aan de heer Samsom: heeft hij wel slapeloze nachten over het feit dat hij het deze afgelopen vier jaar als het gaat om groen volledig verprutst heeft? De heer Samsom (PvdA): Nee, omdat ze niet volledig verprutst zijn. De klimaatwet bereidt Nederland voor op de periode na het energieakkoord, dat eindelijk de eerste stap was op weg naar een stabiel energiebeleid om een duurzame toekomst te realiseren. De klimaatwet moet op tijd klaar zijn om die tweede periode van het energieakkoord vorm te kunnen geven. Ik verzeker u dat ik in uw ogen altijd te laat ben: het is niet goed of het deugt niet. In dit geval gaan we die wet er gewoon op tijd doorheen krijgen. U telt altijd alleen in de Tweede Kamer, maar ik heb uit ervaring, door schade en schande wijs geworden, ontdekt dat je ook nog op een andere Kamer heel goed moet letten. Het zal nog even onze aandacht vergen om het wetsvoorstel er daar doorheen te krijgen. Dat gebeurt na de verkiezingen. Ik zou zeggen: zet u schrap en helpt u mee. Voorzitter. De hervormingen in de zorg waren in de afgelopen jaren veruit onze moeilijkste opdracht. Verandering van de zorg zorgt voor onzekerheid. Krappere budgetten versterken die nog meer, terwijl de zorg om kwetsbare mensen gaat. Maar wie nu, nog maar iets meer dan een jaar na het begin, goed kijkt, ziet dat zich langzaam een kleine revolutie in de zorg voltrekt. De afvinklijsten, de protocollen van het Centrum indicatiestelling zorg verdwijnen. De wijkverpleegkundige bepaalt zelf wat er nodig is. Er wordt niet langer naar nummers gekeken, maar naar mensen, naar de man die na een beroerte zijn insulinepen niet meer kan hanteren. In het oude systeem had hij rücksichtslos tien minuten verpleging per dag gekregen, zonder enig perspectief. In het nieuwe systeem krijgt hij in de eerste weken een halfuur extra voor ergotherapie om die pen weer te leren vasthouden zodat hij dat op een gegeven moment weer zelf kan. Dat lijkt zo eenvoudig maar blijkt heel bijzonder. Gewoon kijken naar wat iemand heeft en kan en dan samen bepalen wat de beste zorg is, dat is ons ideaal. Die omwenteling verloopt niet foutloos. Ik zag ook de frustratie van de wijkverpleegkundigen en de patiënten als het niet goed ging. De onzekerheid, de budgettaire krapte, de ontslagen die vielen in de huishoudelijke hulp. Het werk is nog lang niet af. De afgelopen jaren heb ik ook momenten gehad dat ik me afvroeg of we wel op de goede weg waren, maar tussen al die twijfel galmde in mijn achterhoofd de verzuchting van Violieke, de wijkverpleegkundige die ik een jaar lang iedere vrijdag mocht helpen. Zij zei: ik krijg eindelijk mijn vak terug. Met de wijkverpleegkundige als spil in de zorg zijn we op de goede weg. Er is alleen nog heel veel nodig. Bekostiging zonder marktprincipes, minder bureaucratie, nog meer ruimte om eigen beslissingen te nemen: daar willen we naartoe. Wie de hoofdonderwerpen van deze Algemene Politieke Beschouwingen aan zich voorbij ziet trekken: identiteit, koopkracht ... Ik denk dat de heer Roemer nog iets over de zorg wil vragen. De heer Roemer (SP): Als de heer Samsom die laatste drie zinnen uit zijn zorgblokje daadwerkelijk meent, schrijft hij zich als hij dadelijk weer zit in voor het nationaal zorgfonds, zoals grote delen van zijn achterban ook hebben gedaan. Ik wil één onderwerp terughalen, namelijk zorgmijdend gedrag. Heb ik het goed begrepen dat de Partij van de Arbeid zich daar ook zorgen over maakt? De heer Samsom (PvdA): Jazeker, dat doen we de hele tijd al. Ik ken Lea Bouwmeester als iemand die elke keer zoekt naar oplossingen daarvoor en ze nog deels vindt ook, in de vorm van gemeentelijke verzekeringen voor het eigen risico, een hogere zorgtoeslag, betalingsregelingen, allemaal om ervoor te zorgen dat we zo min mogelijk zorgmijders hebben. De heer Roemer (SP): Ik kreeg een beetje die indruk, dus verwacht dat de Partij van de Arbeid dan ook met ons meegaat bij het zo snel mogelijk gezamenlijk zorgen dat die eigen bijdrage al volgend jaar naar beneden gaat. Ik heb de volgende vraag over dat zorgmijdend gedrag. Ik hoorde staatssecretaris Van Rijn op televisie zeggen dat hij wil weten waardoor mensen zorg moeten mijden vanwege de kosten. Wat vindt de heer Samsom dan van de brief die we vandaag gekregen hebben van de minister, waarin wordt gezegd dat zij daar totaal geen behoefte aan heeft en daar geen onderzoek naar gaat doen? De heer Samsom (PvdA): Ik geloof ook niet dat hij het had over een formeel onderzoek. Dat heeft de heer Roemer vaak ook niet nodig om zijn conclusies te trekken en wij ook niet altijd. We kunnen ook gewoon zien dat het eigen risico in de laatste jaren te hoog is geworden en dat het verder is toegenomen. Het is 60% gegroeid tussen 2012 en 2013 door de afspraken in het lenteakkoord van GroenLinks, D66, ChristenUnie en een paar andere partijen. Daarna is het nog verder toegenomen, maar gelukkig is het dit jaar gestagneerd en hebben wij ieder jaar de zorgtoeslag verhoogd om ervoor te zorgen dat het betaalbaar bleef voor de laagste inkomens. Het zou best kunnen dat wij in het verkiezingsprogramma voorstellen gaan doen om het eigen risico te verlagen, of zelfs fors te verlagen. De heer Roemer (SP): Mooie praatjes voor de sier, maar daar kopen mensen niks voor. Eerst zegt een staatssecretaris op televisie dat er wat aan gedaan moet worden als mensen zorg mijden door de kosten ervan. Vervolgens zegt het kabinet: nee hoor, dit is hartstikke solidair en we houden het gewoon zo; we hoeven zelfs geen onderzoek te gaan doen. De Partij van de Arbeid zegt echter dat het eigenlijk te hoog is en de hele achterban van die partij zegt dat ook, maar als de SP met voorstellen komt om er gezamenlijk uit te komen, zegt de PvdA: nee hoor, het is allemaal te moeilijk, we doen het niet; we laten het aan het volgende kabinet en we kijken wel. En dat terwijl ik graag met de specialisten van de PvdA de hele week aan de slag ga om te bekijken of we hiervoor een dekking kunnen vinden waar we allebei mee kunnen instemmen. Mijnheer Samsom, hier kopen de mensen helemaal niks voor. Doe nou eens eindelijk mee met wat u eigenlijk diep in uw hart ook vindt! De heer Samsom (PvdA): Ik heb hier enige moeite mee. De heer Roemer zegt dat dit praatjes voor de vaak zijn. Over praatjes voor de vaak gesproken: we hebben hier vanochtend een debatje gehad over het zorgfonds van de heer Roemer. Hij zei: het is doorgerekend; 1,3 miljard kunnen we bezuinigen op de bureaucratie als we het doen zoals Buurtzorg het organiseert; kijk maar naar de CPB-doorrekening. De heer Roemer gaf die niet, maar we hebben de hele dag naarstig gezocht en we hebben zijn dekking van die 1,3 miljard gevonden. Dat is namelijk de decentralisatie van de zorg door het recht af te schaffen en er een voorziening voor in te bouwen. Dat is precies wat de heer Roemer voorstelt en dat levert 1,3 miljard euro op. Niet alleen heeft de SP zich daar de afgelopen jaren tegen verzet, we hebben het ook al gerealiseerd. Die 1,3 miljard is al gerealiseerd en Buurtzorg is inmiddels de grootste thuiszorgorganisatie van Nederland aan het worden. De 1,3 miljard van de heer Roemer daarentegen is een fata morgana en de 2,5 miljard die de SP afhaalt van de winsten van de zorgverzekeraars die tegelijkertijd opgeheven worden, is net zo goed een fata morgana. We hebben dus al een fata morgana van 3,8 miljard, en dan gaat de SP ook nog 700 miljoen afpakken van de farmaceuten. Ik zou wel willen, maar dat vergt Europese samenwerking waar de SP nogal moeilijk voor te vinden is. Daar komt bij dat je nu eenmaal niet in één regel kunt opschrijven dat je de farmaceuten zal aanpakken. Ik schrijf ook niet in één regel op dat ik tegenwind op alle fietspaden afschaf, want zo simpel werkt het soms niet. Je zult echt een paar dingen moeten doen, moeten realiseren. Nu hebben we hier dus vijf minuten gestaan en is van de 4,3 miljard van de heer Roemer niets meer over. Over praatjes voor de vaak gesproken en over het misleiden van mensen in Nederland gesproken. De heer Roemer zegt dat er een zorgfonds kan komen en dat dat gewoon betaald kan worden uit a, b en c, terwijl a nul is, en b en c ook. Waar gaat de SP dat van betalen? De heer Roemer (SP): In Keuzes in Kaart staat het exact aangegeven. De heer Samsom komt met verkeerde dingen. Als hij bovendien de medicijnwet al eerder met ons samen had aangescherpt, hadden we dat gemakkelijk kunnen halen. Als hij zelf in de zorg was wezen kijken, had hij gezien wat de enorme bureaucratie in de zorg teweegbrengt. Dan hadden we dat al lang en breed kunnen aanpakken, en dan hadden we zat kunnen doen aan het stijgende aantal managers in ziekenhuizen, waar de afgelopen jaren 290 miljoen meer aan is uitgegeven, een verhoging van 50%. De heer Samsom kan dat wel niet willen zien of niet willen lezen, maar dat is dan zijn probleem. Zijn eigen achterban is het erg met mij eens en de cijfers kloppen. De heer Samsom had mee kunnen doen, maar al die jaren heeft hij ervoor gekozen om het over de schutting te gooien, om er fors op te bezuinigen, om 80.000 banen te schrappen in de thuiszorg en vervolgens geeft hij nu niet thuis, nu we samen hadden kunnen optrekken bij de verlaging van het eigen risico. De heer Samsom (PvdA): Ik wil het heel graag voorlezen. U verwees naar Keuzes in Kaart en uw eigen plannen daarvoor, en ik lees die nu aan u voor: De SP wil dat de langdurige zorg wordt ingericht volgens het principe van Buurtzorg of regelarme zorg. Dat klopt toch, mijnheer Roemer? Dat wilt u heel graag. Ik ga verder: Dat wil zeggen dat het recht op zorg vervalt. Het wordt weer een voorziening en dat levert 1,3 miljard euro op. Dat is precies wat dit kabinet de afgelopen drie jaar heeft gedaan en waar u debat na debat de staf over heeft gebroken. Niet alleen dat, maar u voert het nu gewoon nog een keer op, terwijl het al gedaan is! Dat is best ingewikkeld. U kunt nu nee schudden, maar het staat hier gewoon: 1,3 miljard. Ik vroeg u vanochtend om een doorrekening. U gaf die niet en ik ben zelf gaan zoeken. Dit is het of hebt u een alternatief, mijnheer Roemer? Hebt u een alternatief voor die 1,3 miljard? Hebt u een alternatief voor die 2,5 miljard? Hebt u een alternatief voor die 700 miljoen? Als u die niet hebt, zou ik inderdaad gewoon blijven zitten, zoals u nu doet. U moet dan wel ook op website het hele verhaal vertellen over het zorgfonds. De heer Roemer (SP): De alternatieven liggen er, ook op nationaalzorgfonds.nl. Sinds het debat hebben al weer meer dan 6.000 mensen zich aangemeld omdat ze zich herkennen in waar de zorg de afgelopen jaren aan kapot is gegaan. Dat is de marktwerking in de zorg waardoor de zorgverzekeraar het in de spreekkamer voor het zeggen heeft gekregen. De farmaceutische industrie heeft miljardenwinsten op jaarbasis en het kabinet weigert keer op keer om daarnaar te kijken. De doorgeslagen bureaucratie is voor iedereen in de zorg herkenbaar. U verwijst nu naar rapportjes en vertelt niet het ware verhaal! Iedereen die in de zorg werkt of van de zorg afhankelijk is, herkent dit verhaal. Het gaat om het principe dat de marktwerking in de zorg eindelijk moet worden afgeschaft. Daar hebben wij een start en een begin mee gemaakt door inderdaad de macht bij de zorgverzekeraars weg te halen en het weer zelf bij de overheid te gaan doen. Dat levert inderdaad miljarden op. Als u het niet wilt zien, dan is dat eerder uw probleem. Je wilt dan niet van de marktwerking af en dan zijn wat u zegt inderdaad verhalen voor de bühne. De heer Samsom (PvdA): U doet nou precies datgene wat op die website ook zo slim wordt gedaan. Iedereen herkent dit. Ik herken het ook. Ja, elke vrijdag in de zorg werken en je kunt het zien. Ik herken de frustratie over bureaucratie, over te hoge eigen bijdrages en over te dure medicijnen. Uiteindelijk gaat het in de politiek over de vraag hoe je dat dan oplost. U hebt het inmiddels uitgekleed tot een aanzet van een begin van een aanzet voor een zorgfonds, maar goed: u komt met een zorgfonds. Dat staat vol ornaat op een website en u vraagt mensen daarvoor te tekenen. Op de eerste pagina daarvan zegt u: we schaffen het eigen risico af. Dat gaat erin als koek; dat snap ik heel goed. En: dat kunnen we gewoon betalen, want 2,5 miljard halen we weg bij de winsten van de zorgverzekeraars, die we vervolgens ook nog opheffen, waardoor dat in ieder geval niet meer mogelijk is. 1,3 miljard halen we weg bij een voorstel, waar we overigens tegen waren maar dat al wel is ingevoerd. En 700 miljoen halen we weg bij farmaceuten, maar we steunen niet de manier waarop dat zou moeten gebeuren. Ik maak er bezwaar tegen dat een partij op deze manier gratis bier uitdeelt en op deze manier mensen voorlicht. Als u een goed plan hebt om de marktwerking in de zorg aan te pakken, laten we dan samenwerken, want ik heb daar ook ideeën over. Ook onze partij wil minder marktwerking in de zorg en we zijn op weg. Steun dan die goede voorstellen en ga niet met praatjes voor de vaak buiten dit huis kiezers misleiden. Dat zou u niet moeten doen. Dat siert de SP niet. De voorzitter: Gaat u afronden? De heer Samsom (PvdA): Voorzitter, ik heb nog 19,5 minuut. Schrik niet, want die ga ik niet opmaken. We hebben honger! Ik zei het al: je zou bijna vergeten dat wij hier vorig jaar stonden toen de beelden van de chaos en de ellende op de Griekse eilanden en de Balkan ons iedere dag bezighielden. Honderdduizenden mensen in gammele bootjes, lopend op de spoorrails, op zoek naar een goed heenkomen. Dat was een jaar geleden de realiteit, zonder dat er ook maar iemand enige controle had. Het leek wel of er geen oplossing te bedenken viel. Het riep ook heel veel onzekerheid op en heel veel goedkope politiek over gesloten grenzen of over onbeperkte opvang. Een echt antwoord was alleen mogelijk met samenwerken van Europese landen onderling en van Europa met een buurland als Turkije; lastig, onvolmaakt. In Griekenland is het asielsysteem verre van volmaakt op dit moment, en in Turkije is er nog veel meer mis. Maar een alternatief ontbreekt, want alleen op de manier waarop wij het nu doen, kunnen wij de verdrinkingen stoppen en tegelijkertijd barmhartig zijn voor vluchtelingen en weer controle krijgen over onze Europese buitengrenzen. Europa roept daarbij helaas steeds meer het beeld op van een vermoeide oude man, die zich van crisis naar crisis sleept. Ook dat moet veranderen. Het gaat over meer dan simpele regelgeving of het nakomen van afspraken. Dat zijn de mantra's die deze premier elke keer herhaalt, maar ik zeg hem: het gaat over meer. Het gaat ook over een gezamenlijk Europees project, een Europa dat meer wil zijn dan markt of begrotingsdiscipline, een Europa dat het accent verlegt naar investeringen, naar eerlijke arbeidsvoorwaarden, naar een assertieve houding ten opzichte van vrijhandel. Landen moeten elkaar niet alleen afrekenen op begrotingstekorten, maar elkaar ook bijstaan bij de noodzakelijke veranderingen en bij investeringen. Niet toestaan dat werknemers tegen elkaar worden uitgespeeld, maar pal staan voor eerlijke en gelijke arbeidsvoorwaarden. Gezamenlijk de gaten dichten waardoor multinationals kunnen ontsnappen aan belastingbetaling. Langzaam groeit het draagvlak voor die aanpak: een nieuw gezamenlijk Europa dat wél dienstbaar is aan haar inwoners. De PvdA steunt die koers van harte, en ik ga ervan uit dat het kabinet dat ook doet. Mevrouw Thieme (PvdD): Over Europa en over vrijhandel gesproken ... De heer Samsom (PvdA): Weer een motie? Mevrouw Thieme (PvdD): Waarom steunt de Partij van de Arbeid de vrijhandelsakkoorden TTIP en CETA? Waarin uit die assertiviteit zich eigenlijk waarover de heer Samsom het net in zijn bijdrage had? CETA wordt gewoon klakkeloos ondertekend. Er wordt klakkeloos doorgegaan met de onderhandelingen voor TTIP, terwijl er massaal wordt gedemonstreerd, niet alleen in Nederland maar ook in de rest van Europa. De heer Samsom (PvdA): Ik weet niet wat uw definitie van "klakken" is, maar klakkeloos is het in ieder geval niet. Nee, me dunkt, wij zijn degenen geweest die onder andere in dit parlement — maar er gaan nog wel meer parlementen over — hebben gezegd: op deze manier gaan wij het niet doen. Wij gaan niet een vrijhandelsakkoord afsluiten met een privaat arbitragehof, waar allerlei schimmige advocaten schimmige deals kunnen maken voor multinationals. Nee, wij gaan dat op een publieke manier organiseren. Wij hadden nog meer noten op onze zang, en die hebben wij nog steeds op onze zang. Wij gaan er dus ook voor zorgen dat die handelsverdragen eerlijk worden. Als ze dat niet zijn, stemmen wij er niet mee in. Wij hebben onszelf namelijk ook de mogelijkheid bezorgd om er niet mee in te stemmen, wat ik overigens een nederlaag zou vinden voor de wereld als geheel. Maar als het een slecht verdrag is, steunen wij het niet. Als het een goed verdrag is, steunen wij het wel. Mevrouw Thieme (PvdD): Hier is de heer Samsom weer te laat, want CETA is al rond. De onderhandelingen kunnen niet meer geopend worden. Dat betekent straks dat wij hier via Canada genetisch gemanipuleerde gewassen op de markt krijgen, ook nog eens via voorlopige inwerkingtreding, waar de Partij van de Arbeid gewoon ja tegen zegt. Het is dus te laat en het is klakkeloos. Dus ik vraag nogmaals aan de heer Samsom: waar is nu precies die assertiviteit? De heer Samsom (PvdA): Nu bent u gewoon te vroeg, het spijt me. De vorige keer was ik veel te laat, mea culpa, maar nu bent u gewoon te vroeg. Wij zijn nog bezig, en de laatste keer dat er werd gezegd dat er niet meer onderhandeld kon worden, riep de Partij van de Arbeid: dat zullen wij nog weleens zien. En toen werd er opnieuw onderhandeld, onder anderen door onze minister Ploumen, die ervoor gezorgd heeft dat inderdaad belangrijke wijzigingen zijn en nog worden aangebracht. Laten wij nou even kijken wat er straks gaat liggen. Ik heb er geen enkele illusie over dat de Partij voor de Dieren haar mening al klaar heeft, althans, ik heb zomaar het vermoeden dat zij haar mening al klaar heeft. Wij hebben dat nog niet, want wij zijn uiteindelijk wel voorstander van een wereld die met elkaar samenwerkt, en een van de manieren van samenwerken is dat je met elkaar dingen verkoopt en aankoopt, handelt. Dat moet je dan wel fatsoenlijk doen. Een nieuwe assertieve houding op het gebied van wereldhandel is hard nodig, want anders zijn de mensen die de onderste sport van de ladder nooit kunnen bereiken, altijd de klos. Maar ik denk dat wij daar kunnen komen. Ik geef het in ieder geval nog niet op. Ik heb de indruk dat u dat al wel hebt gedaan. Dat mag ook. U mag er ook gewoon tegen stemmen, straks, u krijgt de kans daarvoor. Maar wij kijken er nog naar en beoordelen dan of het goed is. Mevrouw Thieme (PvdD): Die eigen minister, PvdA-minister Ploumen, heeft gezegd dat er geen onderhandelingen over CETA meer mogelijk zijn. We gaan proberen om misschien nog iets over dat privaat gerechtshof tegen te houden, zodat het in ieder geval niet voorlopig in werking treedt. Maar verder heeft Nederland en hebben de boeren in Nederland het nakijken, want CETA treedt straks voorlopig in werking en alle landbouwproducten kunnen hier op de markt komen, dus ook de chloorkippen en ook de genetisch gemanipuleerde gewassen. De heer Samsom is te laat! De heer Samsom (PvdA): En u bent in de war, want u haalt nu een paar dingen van TTIP en CETA door elkaar. Dat mag best, want u gooit het allemaal op één hoop, maar zo willen wij er niet naar kijken. De onderhandelingsstatus van TTIP is totaal anders. Amerika is ook een totaal ander land dan Canada. Er worden in die verdragen ook andere voorwaarden gesteld. Maar dit duurt nu best lang en ik zie de voorzitter bijna vermoeid naar mij kijken. Ik probeer u tegemoet te komen … Mevrouw Thieme (PvdD): Nee hoor, dit is een heel leuk debat. Ik vind het helemaal niet te lang duren. Ik begrijp dat het wat ongemakkelijk wordt. Het grootste probleem met CETA is dat heel veel Amerikaanse bedrijven dochterondernemingen in Canada hebben. Het CETA-verdrag is voor Canada een route om in Europa op de markt te komen. De heer Samsom beseft dat niet en is te laat om nog op de rem te trappen, maar hij moet mij niet verwijten dat ik te vroeg ben of te lang met dit debat wil doorgaan. Dit gaat over heel ernstige zaken. Ik vind het jammer dat de heer Samsom hierover gaat lachen, maar goed, dat is zijn recht. De heer Samsom (PvdA): Nee, nee. Ik bewonder uw vasthoudendheid — laat ik het zo formuleren — met een glimlach. Ik probeerde daar zo neutraal mogelijk bij te blijven kijken. Canada is inderdaad een buurland van Amerika. Zij handelen veel met elkaar, maar Canada is ook een rechtsstaat met eigen regels. Die zien er heel anders uit dan die van Amerika op het gebied van arbeidsvoorwaarden en milieu. Er is dan ook aanleiding om op een andere manier naar dat verdrag te kijken. Dat wil nog niet zeggen dat wij het goedkeuren. Dat zullen we later nog zien. Wij hebben dat samenwerkende Europa heel hard nodig in een wereld vol spanningen en conflicten, zoals de oorlog in Syrië, die al zo veel slachtoffers eiste, waar het laatste sprankje hoop op een staakt-het-vuren de afgelopen dagen opnieuw de grond in geboord werd en waar de troepen van Assad en Poetin nu zelfs de hulpverleners op weg naar de ingesloten burgerbevolking van Aleppo vanuit de lucht bombarderen. Dat is schaamteloos, dat is een oorlogsmisdaad. Het lijkt daar alleen maar slechter te worden. Daar moeten we wat aan doen. Ook daar is samenwerking in Europa heel hard nodig, want de Europese stem wordt node gemist in dat conflict. Bij het nieuws over conflicten elders en de dreiging hier denk ik ook altijd aan de duizenden mensen die werken aan onze veiligheid: hier in Den Haag voor onze deur, elke dag opnieuw, tot ver weg in Mali, Irak, Afghanistan, Somalië, Zuid-Sudan en vele andere gevaarlijke plekken, in gevaarlijke omstandigheden. Zij zijn onze helden en ik wil hen hier heel graag bedanken voor hun inzet. (Geroffel op de bankjes) De heer Samsom (PvdA): Ik rond af. Vier jaar kabinet-Rutte/Asscher was vier jaar werken aan het herstel van Nederland: twee partijen die weinig met elkaar gemeen hebben, maar elkaar vonden op de wil om samen te werken in het belang van dit land en zijn inwoners. De afgelopen jaren hebben laten zien dat Nederland gedijt bij een politiek van overleg, van compromissen sluiten. Juist in een tijd van groeiende verharding en wederzijds wantrouwen is er behoefte aan partijen die bereid zijn om naar elkaar te luisteren en een stuk van elkaars gelijk te accepteren. Ik zie de neiging om het eigen gelijk steeds harder uit te dragen. Maar als iedereen gaat schreeuwen, hoort niemand elkaar nog. Er is geen tekort aan megafoons van het ongenoegen; er is een tekort aan nuance. De Partij van de Arbeid zal altijd vasthouden aan de stijl waarin je elkaar de hand wilt reiken om verder te komen, omdat het alternatief, polarisatie en stagnatie, juist die mensen zal treffen voor wie wij in de politiek gingen. Ik hoop van harte dat het kabinet in die spirit nog zes maanden hard wil doorwerken in het belang van al die mensen die die ladder op willen, op naar een betere toekomst. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wilders. Of had de heer Pechtold nog een vraag aan de heer Samsom? De heer Pechtold (D66): Nou, voorzitter, de heer Samsom zei een halfuur geleden: ik heb honger. Nu komt de een uit een traditie van vijf uur de aardappelen, maar zelfs in andere tradities is half zeven toch al behoorlijk laat. We hadden een heel vroege lunchpauze. Ik zou willen vragen of we nu kunnen dineren. Misschien iets korter, maar wel nu, graag. De heer Zijlstra (VVD): Ik ben het daar wel mee eens. Laten we het personeel ook gunnen dat we normale tijden aanhouden. De voorzitter: We gaan straks een uur schorsen. Dus ik stel voor om de heer Wilders het woord te geven. Daarna gaan we schorsen. De heer Samsom (PvdA): Niet omdat ik net zelf geweest ben, maar ik zie en voel om mij heen de behoefte om nu te schorsen. Maar ik wil niet debatteren over een schorsing. Mijn fractie zou het appreciëren als het personeel gewoon de werktijden kan aanhouden die het heeft en dat u nu schorst. Maar het is uiteindelijk aan u. De heer Klaver (GroenLinks): Het is aan u, voorzitter. Het betekent alleen dat ik een uur later, ergens in de nacht, spreek. Het maakt mij niet uit. Ik vind het een goed idee om nu te schorsen. De voorzitter: Ik geef de heer Wilders toch het woord. De heer Wilders (PVV): Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mevrouw de voorzitter. We raken ons land kwijt. Voorgoed, als we niet heel snel wakker worden. De open grenzen en de onwil om de identiteit van ons land te verdedigen, hebben Nederland ziek gemaakt. Doodziek. De heer Zijlstra (VVD): Niet om flauw te doen, maar kan de volumeknop iets naar beneden? (Hilariteit) De voorzitter: De heer Wilders. De heer Wilders (PVV): Om dat te belonen, begin ik graag opnieuw, mevrouw de voorzitter. Mevrouw de voorzitter. We raken ons land kwijt. Voorgoed, als we niet heel snel wakker worden. De open grenzen en de onwil om de identiteit van ons land te verdedigen, hebben Nederland een ziek land gemaakt. Doodziek. De terreurdreiging is groter dan ooit. Nederland is geen veilig land meer. We hebben honderdduizenden mensen ons land binnengehaald, zonder ze te vertellen dat het ons land is. Daar betalen we nu de prijs voor. Maar Nederland is toch echt van ons. Veel mensen hebben naast hun Turkse of Marokkaanse paspoort ook nog een Nederlands paspoort. Maar een deel van hen gedraagt zich niet als Nederlander. We kunnen het elke dag zien. Ze respecteren ons land niet. Ze hebben lak aan onze waarden, aan onze identiteit, aan wie we zijn. Ze gedragen zich steeds vaker als overheersers, criminelen, profiteurs. Ze halen het bloed onder onze nagels vandaan. Ze tarten het gezag. Ze dansen op politieauto's. Ze schelden ons uit. Ze kijken op ons neer. Ze spugen op ons. Ze trekken zich nergens wat van aan. Ze hebben ons paspoort, maar ze horen niet bij ons. Ze zijn geen Nederlander. Ik zeg tegen al die mensen die zich misdragen: Nederland is ons land. Het is van ons en niet van jullie! Als je je niet gedragen wilt, als je ons terroriseren wilt, als je er hier een klein-Turkije of klein-Marokko van wilt maken, dan zal je dat niet lukken, want dit is ons land. Waar we tolerant zijn, maar niet tegen diegenen die ons land kapotmaken. Waar we respect hebben voor ieder individu, maar niet voor mensen die geweld gebruiken en ons terroriseren. Wij zijn Nederland en dit is ons land. Dat gaan we terugveroveren. Vanaf vandaag. Wij gaan niet meer toestaan dat onze vrouwen, onze dochters door jullie worden lastiggevallen, dat onze wijken worden geterroriseerd, dat onze winkels worden bestolen, dat ouderen 's avonds geen ommetje meer durven te maken, dat van balkons eieren en glazen naar ons toe worden gegooid, dat onze uitkeringen worden misbruikt door gasten in dikke BMW's, dat Nederland wordt kapotgemaakt. Wij pikken dat niet meer. Genoeg is genoeg! Vanaf vandaag vechten we terug. Keihard. Geen buurthuizen meer. Geen onterechte uitkeringen meer. Geen slachtofferrol meer. En zeker geen begrip meer. Wat mij betreft pakken we van iedereen die twee paspoorten heeft en een misdrijf pleegt, het Nederlandse paspoort af en zetten wij diegenen ons land uit, als het kan met hun hele familie. Waar nodig zetten we, als de politie het niet meer aankan, het leger in om de straten van Nederland weer veilig te maken en jullie daaruit te verjagen. Want wij gaan winnen. Niet jullie gaan winnen, maar wij gaan winnen, 100%. Waarom? Omdat dit land van ons is. Al twaalf jaar lang verkondig ik bij de Algemene Beschouwingen, en in vrijwel elk debat buiten dit parlement en eigenlijk over de hele wereld, dat het geïmporteerde probleem "islam" heet. De islam is door de massa-immigratie binnen onze poorten gebracht. De westerse regeringen, waaronder ook de onze, zijn daar de afgelopen decennia medeplichtig aan geweest, met hun weerzinwekkende ideologie van open grenzen. De heer Klaver (GroenLinks): De vorige keer dat de heer Wilders opriep tot verzet, bestormden mensen raadszalen en werden azc's aangevallen. Nu zegt hij weer dat we in verzet moeten komen, dat we het niet meer pikken en dat we moeten gaan terugvechten. Even voor de goede orde: hij bedoelt toch dat dit geweldloos moet gebeuren? De heer Wilders (PVV): Zeker. Wat ik zeg, en waar ik hier de hele dag voor pleit, is dat we eindelijk eens moeten leren om niet te accepteren dat die mensen ons land verzieken. Dat, als je een misdrijf pleegt, een geweldsmisdrijf of ieder ander misdrijf, en je een dubbele nationaliteit hebt, we die afpakken en je het land uitzetten. Dat hadden we tien jaar geleden al moeten doen. Als tuig niet eens wordt gearresteerd of als ze worden meegenomen naar het politiebureau en degene die aangifte doet nog langer op het bureau zit dan degene die het delict heeft gepleegd, zijn ze daar trots op. Men praat daarover met vriendjes: dat hij is vastgenomen en vastgezet en binnen drie uur weer is vrijgelaten. Dát moeten we veranderen. Als je je niet gedraagt in Nederland, ga je eruit! Dat moeten we doen! De heer Klaver (GroenLinks): Wat doen wij dan met die koekwouzen die naar de heer Wilders hebben geluisterd en azc's hebben aangevallen en raadsvergaderingen hebben verstoord? Wat doen we daar dan mee? Gaan we die ook het land uit gooien? Kom op, mijnheer Wilders, mensen die hier zijn geboren, zijn Nederlanders. We pakken die mensen aan volgens het strafrecht, of je nu een Nederlander, een Turk of een Marokkaan bent. Het interesseert me niet wat je afkomst is: als je iets verkeerd doet, pakken we dat aan. Dat zou u moeten doen, mijnheer Wilders, maar dat doet u wederom niet. U blaaskaakt, maar u lost geen enkel probleem op. De heer Wilders (PVV): Nee, dit is ons land. Dit land is niet van hen. Dit land is niet van die vijfde colonne die hier al generaties lang woont en nog steeds met duizenden vlaggen in Rotterdam op de brug staat, of in Zaandam op de auto's danst. Dit is niet hun land. Dit is ons land. En als je je hier misdraagt en je hebt nog een ander paspoort, pakken we je Nederlandse paspoort af en zetten we je uit. Dat is een kwestie van gezond verstand; dat hadden we allang moeten doen. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Is dit volgens de heer Wilders ook het land van honderden jongeren in Amersfoort die stenen naar de politie gooien? De heer Wilders (PVV): Stenen naar de politie gooien, is altijd verkeerd, wie het ook doet. Ik zeg ook niet dat er geen Nederlanders zijn die geweld gebruiken. Natuurlijk is dat zo. Ik zeg ook niet dat alleen maar de mensen met een dubbele nationaliteit geweld gebruiken. Natuurlijk is dat niet zo. Maar ze zijn wel oververtegenwoordigd in de criminaliteitsstatistieken. Als het gaat om geweldsmisdrijven en straatterreur, zijn Marokkanen 22 keer vaker verdacht van een misdrijf dan Nederlanders. Dat geldt voor Turken, voor Somaliërs, voor allemaal. We zullen ze dus harder moeten aanpakken als het gaat om het veilig houden van ons mooie land. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Mijn vraag was: zijn mensen die stenen naar politieagenten gooien, mensen met een oer-Hollandse achtergrond, ook Nederlanders volgens de heer Wilders? De heer Wilders (PVV): Dat zijn Nederlanders. Dat zijn criminelen. Die moeten hard worden aangepakt. Maar mensen die oververtegenwoordigd zijn in onze criminaliteitsstatistieken, zoals Turken en Marokkanen die een dubbele nationaliteit hebben, moeten we aangeven dat ze hier niet langer welkom zijn. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): In het verleden gaf de heer Wilders vaak aan dat het hem niet ging om de mensen, om moslims, maar om de islam. Hier geeft hij heel duidelijk aan dat het hem gaat om mensen met een dubbele nationaliteit. Ik zie dat er onderscheid wordt gemaakt tussen mensen met een enkelvoudige en mensen met een dubbele nationaliteit. Dit is de meest openlijke vorm van discriminatie die ik hier in de Kamer zie, maar wij staan het met z'n allen toe. Wij zeggen: wij moeten het negeren, er niks van zeggen; laat hem maar uitrazen. Maar wij staan het al jarenlang met elkaar toe. Dit maakt ons land slechter. Dit maakt ons land lelijker, want Nederland is ook mijn land. Nederland is ook het land van al die Turkse Nederlanders, van al die Marokkaanse Nederlanders, van al die mensen met een andere achtergrond. Ik zou zeggen: wen daar eens een keertje aan. De heer Wilders (PVV): Nederland is niet uw land. Dat heb ik u twee weken geleden al gezegd. U verdedigt de heer Erdogan. U verdedigt die mensen op die brug, die Grijze Wolven, die Hamasmensen. Althans, u neemt daar geen afstand van. Dat is u door collega's en door mij 100 keer gevraagd. Dus het is niet uw land. Het zou u sieren als u uw paspoort in zou leveren en in Turkije bij de heer Erdogan het parlement in zou gaan. Dan kunt u daar gaan klappen. Dat is wat u zou moeten doen. En bij de dubbele nationaliteit is dat onderscheid er al. Dit kabinet van VVD en Partij van de Arbeid heeft een wetsvoorstel waarin staat dat je het paspoort van terroristen met een dubbele nationaliteit af kunt pakken en dat je ze uit kunt zetten. Welnu, dat onderscheid, dat dit kabinet al maakt — ik heb u niet horen zeggen dat dit kabinet discrimineert — wil ik ook gebruiken voor de mensen die zich bezighouden met straatterreur en criminaliteit. Ik vind het ongelooflijk dat ik dat nog steeds moet vragen. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik heb dat wel gedaan tijdens de behandeling van die wetsvoorstellen, maar het gaat hier om het volgende. Wij zien dat keer op keer gebeuren: Nederland is wél het land van al die mensen met een andere achtergrond die ook Nederlander zijn. Gelukkig is het in Nederland zo dat niet de heer Wilders bepaalt wie Nederlander is maar de wet. Dat is artikel 2 lid 1 van onze Grondwet. Als wij het hier hebben over het onderschrijven van onze grondwettelijke waarden, zou ik zeggen: daar zou de heer Wilders nog een lesje van kunnen leren. De heer Wilders (PVV): Al twaalf jaar lang … De voorzitter: Maak uw zin af, zou ik zeggen. De heer Wilders (PVV): Ik begin aan een nieuw blokje. De heer Klaver (GroenLinks): Ik doe het niet graag, want ik vind dat de heer Kuzu er heel rare ideeën op nahoudt, maar ik wil hem verdedigen. Hier zegt een parlementariër dat een andere parlementariër geen Nederlander is, dat dit niet zijn Nederland is, dat hij het parlement onwaardig is en dat hij zijn paspoort moet inleveren. Dat is een grove schande, mijnheer Wilders. Dat zou u niet moeten doen. De heer Kuzu, hoe gek zijn ideeën ook zijn, is een Nederlander en dat blijft hij. Wij zullen hem bestrijden op al die rare dingen die hij zegt, maar feit is: hij is en blijft een Nederlander. Dat zou u moeten respecteren, zoals wij, die allemaal vinden dat u heel rare ideeën hebt, allemaal het recht verdedigen om die hier, in deze Kamer te verkondigen. De heer Wilders (PVV): Nee, ik denk daar een slagje anders over, zoals ik net heb gezegd. Al twaalf jaar lang plaats ik hoop en optimisme tegenover die naargeestige capitulatiecultuur van de machthebbers, die maar niet willen luisteren of die in verkiezingstijd ineens gouden bergen beloven, maar na de verkiezingen weer met hun aartsvijanden gaan regeren en weer voor nieuwe ellende, terreur en asielrecords zorgen, die altijd kiezen voor hun eigen macht in plaats van voor Nederland, die geen principes lijken te hebben, dronken van hun eigen gelijk, overtuigd van hun eigen superioriteit. En wie kritiek heeft en de islamisering als probleem durft te benoemen, noemen ze "extreemrechts", "tokkies", "populisten" of "nazi's". De criticasters worden ook bedreigd, verketterd en, als het even kan, voor de rechter gebracht, ook ik. Overmorgen, vrijdag, als de rest van de collega's in hun bed ligt na te genieten van dit debat, sta ik weer voor de rechter in Amsterdam. Half Europa staat in brand. Onze premier roept "pleur op!" naar de Turken. Europese regeringsleiders, zoals de Slowaakse premier Fico, zeggen gewoon hardop dat ze geen moslims meer in hun land willen. Het mag allemaal. Premier Rutte zit naast de man tijdens de Europese top. Maar ik moet me vrijdag weer voor de strafrechter verantwoorden voor iets wat miljoenen mensen denken en vinden, terwijl de terreurdreiging in Nederland nog nooit zo hoog was als nu. Terwijl bijna 80% van de Nederlandse Syriëgangers Marokkaan is. Terwijl dat allemaal gebeurt, wordt een gekozen volksvertegenwoordiger vervolgd vanwege zijn uitspraken. Grote woorden hier over de vrijheid van meningsuiting, maar dat is de realiteit. Het is de wereld op zijn kop. De heer Segers (ChristenUnie): Voorlopig gaat het debat nog over de ideeën van de heer Wilders in de Kamer en verantwoordt hij zich hier en heb ik hem een vraag te stellen over godsdienstvrijheid. Het is duidelijk dat de heer Wilders voor een bevolkingsgroep, namelijk moslims, de godsdienstvrijheid wil inperken. Dat is een helder statement. We kennen het standpunt van de heer Wilders daarover. Maar nu heeft mevrouw Thieme aangekondigd dat zij opnieuw met een initiatiefwetsvoorstel voor een verbod op de rituele slacht komt. Onlangs heb ik daar met opperrabbijn Jacobs van de joodse gemeenschap over gesproken. Hij zei in dat gesprek: voor ons is dat "to be or not to be". Voor orthodoxe joden is de vrijheid om de rituele slacht te mogen toepassen, er zijn of er niet zijn. Wat wordt het stemgedrag van de PVV bij die wet? De heer Wilders (PVV): Dat zullen wij als fractie nog moeten bespreken, maar de heer Segers weet dat wij de vorige keer met overtuiging voor die wet hebben gestemd. Of het dierenleed nou door de joodse gemeenschap of door de islamitische gemeenschap wordt toegevoegd, wij zullen het verzet tegen het leed van het dier laten prevaleren. Die keuze hebben wij de vorige keer gemaakt en die zullen we, wat mij betreft, de volgende keer weer maken. Maar dat zullen wij, als het wetsvoorstel er ligt, opnieuw in onze fractie bespreken. Ik kan er dus nog geen definitief oordeel over geven, maar de heer Segers kan ervan uitgaan dat de kans groot is dat we het steunen. De heer Segers (ChristenUnie): Rabbijn Jacobs vestigt zijn hoop op partijen die hier en in de Eerste Kamer hebben gezegd dat in dit geval de godsdienstvrijheid belangrijker is dan de bescherming van dieren en dat de godsdienstvrijheid dus prevaleert. De afweging van de belangen hierbij is inderdaad ingewikkeld, maar het is helder dat de PVV-fractie, ook ten aanzien van de joodse gemeenschap, zegt dat zij die wet opnieuw zal steunen. Dan weet de joodse gemeenschap waaraan zij toe is. De heer Wilders (PVV): U kunt daar inderdaad iets van "joodse gemeenschap" van proberen te maken, maar het gaat hierbij om het belang van het dier. Het leed van het dier is voor ons een reden om dat te laten prevaleren. Het onverdoofd slachten, het ritueel slachten — ik weet niet of u hebt gezien hoe dat gaat — was voor onze fractie bij het vorige wetsvoorstel van mevrouw Thieme een brug te ver en wat mij betreft is dat nu weer zo. De heer Segers (ChristenUnie): Het gaat om een vrijheid van 400 jaar oud die de joodse gemeenschap altijd heeft gehad en die wordt ingeperkt. De heer Wilders (PVV): Zeker. De heer Segers (ChristenUnie): Maar ik ga nog één stap verder: de ChristenUnie-fractie en sommige andere fracties maken zich zorgen over initiatieven die vaak van D66 komen. Daarbij gaat het om de christelijke minderheid, bijvoorbeeld om de positie van de christelijke kerk. Daarbij gaat het om adresgegevens die worden doorgegeven, om de Zondagswet en zondagsrust. Ik ben die lijst eens nagegaan. Iedere keer stemt u daarmee in. Als het gaat om die spanning tussen vrijheden, waarbij godsdienstvrijheid in het geding is — christenen maken zich daar zorgen over — bent u een van de beste vrienden van de heer Pechtold. Is de godsdienstvrijheid in veilige handen bij de PVV? De heer Wilders (PVV): Sterker nog: godsdienstvrijheid is in betere handen bij de PVV dan bij de ChristenUnie, vooral als het gaat om de vrijheid van christenen. Wij verdedigen het voortbestaan en het belang van de christen namelijk beter dan de ChristenUnie. Ik heb u op twitter weleens een "nepchristen" genoemd; het zou laf zijn om dat hier niet te herhalen. Daarmee wil ik niets afdoen aan uw geloofsbeleving, dus in die zin was dat niet te beledigend bedoeld, maar ik heb dat gezegd omdat u een islamvriend bent. U bent iemand die de islam ruimte wil geven. U geeft de godsdienstvrijheid als christen zo'n brede invulling dat juist u degene bent die ervoor zal zorgen dat de christenen, als de islam het voor het zeggen heeft, het het moeilijkst in Nederland hebben. Want ik zeg u: de mensen op vrijdag, de joden, zijn misschien als eerste groep het slachtoffer als de islam het voor het zeggen heeft, maar de christenen zijn dat als tweede. U zult als tweede of als eerste de klos zijn als de islam het voor het zeggen heeft. De PVV is een bondgenoot van de christenen in Nederland. Wij verzetten ons tegen de islamisering van het land, omdat niet alleen de afvalligen, de joden, de homoseksuelen en de vrouwen maar zeker ook de christenen hier als eersten de prijs voor zullen betalen. Je ziet het in het Midden-Oosten. Het zal ook in Nederland gebeuren. Het gebeurt al in Nederland. Ik begrijp niet dat wij u niet aan onze kant hebben. De christenen in Nederland kunnen dus beter op ons stemmen dan op de ChristenUnie. De voorzitter: Korte reactie van de heer Segers. De heer Segers (ChristenUnie): Ik weet niet of de heer Wilders in God gelooft, maar Hij is degene die oordeelt of ik een christen ben of niet. Hij gaat daarover, niet de heer Wilders. Het punt is: wie komt er voor christenen op? Wij willen erkenning voor wat er nu gebeurt met christenen in het Midden-Oosten. Wij noemen wat ISIS aan het doen is genocide. Ik heb nog altijd niet de steun van de PVV op dat punt. Wij willen christelijke vluchtelingen uit het Midden-Oosten hier opvangen. Zij vluchten voor de terreur van een jihadistische islam. De PVV zegt: deur dicht, wij zijn geen gastvrij land voor mensen die daarvoor vluchten. Zij kunnen wel op de steun van de ChristenUnie en van veel andere partijen rekenen, maar niet op de steun van de PVV. Ik vind het bizar dat ik de Partij voor de Vrijheid moet aanspreken op het concept "vrijheid". Vrijheid geef je niet alleen aan vrienden, maar ook aan mensen met wie je het niet eens bent. Dat is vrijheid. Dat is de vrijheid waar ik voor sta. Het zou mooi zijn als ook de heer Wilders eens voor die vrijheid zou gaan staan. De heer Wilders (PVV): Het gaat niet om mensen met wie je het niet eens bent, het gaat om een ideologie die gehakt van u gaat maken. Daar hebben we het over. Het is niet een meningsverschil tussen GroenLinks en het CDA. De islam is een ideologie die christenen niet duldt en die vanuit het verleden christenen belastingen laat betalen, die hen verjaagt of vermoordt. Dat is wat de islam doet. Dat importeert u. Als het om het asielbeleid gaat, is uw partij net zo links als de SP of GroenLinks. Er is geen enkel onderscheid. U laat de christenen in de steek, mijnheer Segers. Ik knok voor hen, want ik vind dat ik voor hen moet opkomen. Ik ben hun bondgenoot. De voorzitter: Laatste opmerking. De heer Segers (ChristenUnie): Ik word hier aangesproken, dus ik wil nog één keer reageren. De voorzitter: Ja, daarom. De heer Segers (ChristenUnie): De christen die hier aanklopt, die slachtoffer is van ISIS, die met gevaar voor eigen leven moet vluchten, die vanwege het kruis dat hij draagt gevaar loopt, wat geeft u die als antwoord? U zegt: deur dicht, u bent hier niet welkom. En dat noemt zich een vriend van christenen. De heer Wilders (PVV): De islam — islam betekent "onderwerpen" — klopt hier aan en zegt: wij willen hier gaan domineren en wij hebben in het Midden-Oosten laten zien dat wij jullie het hoofd afhakken als jullie niet doen wat wij willen. Die islamieten, dat geloof laat u hier binnen. En u durft mij de les te lezen? U durft mij de maat te nemen? Ik ben beter voor de christenen dan u als ChristenUnie. De voorzitter: Gaat u verder. De heer Wilders (PVV): We zitten aan het einde van de zwarte zomer van de jihad. Voor het geval men vergeten was waar de aanhangers van Allah en Mohammed allemaal toe in staat zijn en waar onze open grenzen toe leiden, zet ik de gebeurtenissen van afgelopen zomer nog even op een rijtje. Ik vind dat de slachtoffers dat verdienen. Ik vind ook dat de Kamer en Nederland ieder incident moeten horen, want het is onze realiteit. Ik zei zojuist al op de interrupties van mijn collega Segers dat het een schokkende realiteit is. De waarheid van deze zomer is dat iedere week, soms iedere dag, soms twee keer op een dag, de jihad in Europa, de jihad in het Westen werd gevoerd. Wat gebeurde er allemaal? Ik begin op 12 juni. Op 12 juni vermoordt een 30-jarige moslim 49 mensen in een homobar in Orlando, Florida. Een dag later, op 13 juni, worden een politiecommissaris en zijn vrouw doodgestoken in Magnanville bij Parijs door een "Allahoe akbar" roepende 25-jarige Fransman van Marokkaanse afkomst. Een paar dagen later, op 29 juni, doden drie ISIS-terroristen 45 onschuldige mensen bij een aanslag op de luchthaven Atatürk in Istanboel; ook moslims zijn het slachtoffer van de islam. Op 14 juli gebruikt een Tunesiër met een verblijfsgunning een vrachtwagen als moordwapen op de boulevard in Nice met 86 doden tot gevolg. 86 doden! En ISIS viert deze aanslag meteen met het onthoofden van twee Franssprekende gevangenen in Mosul, Irak. Vier dagen later, op 18 juli, hakt een 17-jarige Afghaanse asielzoeker, terwijl ook hij "Allahoe akbar" roept, in Heidingsfeld in Duitsland met een bijl in op treinpassagiers en verwondt vijf mensen, van wie drie ernstig. Een paar dagen later is het 19 juli. Een Marokkaan, genaamd Mohammed B., steekt een moeder met drie dochters, onder wie een meisje van 8 jaar, neer in een Frans vakantiepark. Drie dagen later, op 22 juli, schiet een 18-jarige Duitse Iraniër, met een dubbele nationaliteit, in een winkelcentrum in München negen mensen dood en verwondt 36 anderen. Twee dagen later, op 24 juli, doodt in de Duitse stad Reutlingen een 21-jarige Syrische asielzoeker een zwangere vrouw met een kapmes en verwondt twee anderen. Op diezelfde dag, 24 juli, blaast een 27-jarige Syrische vluchteling, Mohammed D., zichzelf op op een muziekfestival in de Duitse plaats Ansbach. Op 26 juli snijden twee Syriëgangers tijdens een kerkdienst een 85-jarige pastoor — ik herhaal: een 85-jarige pastoor — de keel door, terwijl ze "Allahoe akbar" roepen. Dat was in een kerk in Saint-Étienne-du-Rouvray in Frankrijk. Dat gebeurde dus tijdens de dienst. Eén dag later, op 27 juli, valt in Troisdorf in Duitsland een — opnieuw! — "Allahoe akbar" roepende Palestijn een chirurg aan met een mes en wil hem onthoofden. Op 4 augustus steekt een 19-jarige Somaliër die naar Noorwegen was geëmigreerd, een vrouw dood en verwondt vijf anderen op Russell Square in Londen. Twee dagen later, op 6 augustus, valt in Charleroi in België een 33-jarige Algerijn politie aan met een kapmes, terwijl hij "Allahoe akbar" roept. Op 19 augustus is er weer een "Allahoe akbar" schreeuwende man en die steekt in Straatsburg een rabbijn neer. Dat is allemaal gebeurd. Op 30 augustus steekt een in Bosnië geboren Deense moslim in Christiania in Denemarken twee politieagenten en een burger neer. Een dag erna, op 31 augustus, steekt in de Franse stad Toulouse een 31-jarige Algerijn een politieagente neer met een mes, in de nek. Op 7 september steekt een Marokkaanse illegaal twee agenten neer in Molenbeek, hier vlak over de grens bij Brussel, in België: één agent krijgt zeven messteken in de buik en de andere één. Op 8 september worden drie door ISIS aangestuurde vrouwen gearresteerd in verband met een geplande terreurdaad en de vondst van een auto met zeven gasflessen en meerdere jerrycans vlak bij de Notre Dame in Parijs. Op 9 september valt een "Allahoe akbar" roepende salafistische man politieagenten aan in de Servische stad Raška. Een week later, op 17 september, valt een Somaliër negen mensen aan met een mes in het winkelcentrum van St. Cloud in de Amerikaanse staat Minnesota. Dezelfde dag — we hebben het allemaal gezien — zijn er 29 gewonden bij een aanslag in New York gepleegd door een Afghaan. Ik heb nog een selectie moeten maken. Dit is niet eens de hele werkelijkheid. Ik had mijn hele spreektijd kunnen besteden aan wat er in het Westen is gebeurd uit naam van de islam in de afgelopen weken, in de afgelopen maanden. De daders zijn iedere keer dezelfde: islamieten, islamitische barbaren, koppensnellers van Allah. De slachtoffers zijn ook iedere keer dezelfde: onschuldige mensen, moslim en niet-moslim, die hier niet om hebben gevraagd en wij, die ook zeker niet om die geïmporteerde ellende hebben gevraagd. Ook in ons eigen land zien we toenemend geweld, van Poelenburg tot Spijkenisse. Rondom de ramadan zagen we hoe er stenen gingen door de ruiten van bussen, hoe Nederlanders in hun eigen land, vaak voor het drinken van water overdag, werden lastiggevallen, hoe auto's in de brand werden gestoken, hoe vrouwen werden lastiggevallen. Een paar weken geleden nog werd een meisje van 17 jaar uit Kampen in de berm verkracht door een asielzoeker. Waarom heeft niemand het daarover? In Deventer probeerde een asielzoeker een meisje van 6 jaar te verkrachten. Waarom heeft niemand het daarover? Vakantiegangers stonden urenlang in de rij bij Schiphol vanwege de jihad. Zelfs de Efteling was mogelijk een doelwit. Het grote bloedbad, dat vreselijke bloedbad op de luchthaven en in de metro bij Brussel, bleek, zo begrepen we later, eigenlijk gepland voor ons land. Het had een slachtpartij van Nederlanders moeten worden. Toekomstige generaties zullen terugkijken. Ze zullen terugkijken op wat wij gedaan hebben, op wat dit kabinet gedaan heeft. Hun oordeel zal bikkel-, bikkelhard zijn. We hebben het verstand op nul gehad. We hebben niet geluisterd naar de werkelijkheid. We hebben politiek correct de andere kant op gekeken, want anders zouden we weleens kritiek kunnen krijgen. Wat heeft dit kabinet gedaan? Het heeft niets gedaan! Het heeft de strafbaarheid van illegaliteit geschrapt. Het heeft de vreemdelingenbewaring afgebouwd. Er is een nieuw generaal pardon ingevoerd, een bed-bad-broodregeling. Er zijn asielrecords verbroken. Ik weet nog goed dat ik hier vorig jaar stond en zei dat er in die asielstroom een groot gevaar was, dat er terroristen meekwamen. Ik werd weggehoond! Dat gebeurde zelfs door een D66-Europarlementariër. Ik werd voor een soort idioot uitgemaakt. Ze twitterde dat die Wilders gek was, dat er geen enkel bewijs voor was en hoe dat nou kon. En wat blijkt? Het gebeurt! Het gebeurt vaker dan we denken. Er zijn aanslagen in Parijs en Brussel gepleegd door mensen waarvan we nu weten dat ze mee zijn gelift op de asielinstroom. Ik heb het gezegd en ze hebben niet willen luisteren. Er zijn onschuldige mensen vermoord! Dat is de realiteit. Waarom heeft niemand het daarover? In dit verkiezingsjaar waren de verschillen nog nooit zo groot en de tegenstellingen en de teleurstellingen nog nooit zo helder. Ik weet wel wat er gebeuren moet. Ik zie wat er demografisch gebeurt. Kijkt u naar Afrika. Afrika staat demografisch op ontploffen. Tegen het eind van deze eeuw wonen daar 4 miljard mensen. Zelfs de Europese Unie verwacht dat er vanaf nu 1 miljoen migranten per jaar komen. Ik neem het die mensen niet eens kwalijk. Ik snap dat ze naar ons toe willen komen. Maar we kunnen dat niet aan! We hebben het geld er niet voor en ze brengen vaak ook nog een cultuur mee die niet de onze is. Velen daarvan willen ons domineren en daar geweld voor gebruiken. Dat kunnen wij niet toelaten. Het gaat niet alleen om identiteit of om normen en waarden. Het gaat ook om de aantallen. Als wij honderdduizenden, miljoenen mensen van een andere cultuur ons land binnenlaten, mensen die ons haten, mensen die onze levensstijl haten, mensen die het vreselijk vinden als een vrouw in een kort rokje loopt, mensen die niet willen dat homo's hand in hand lopen, dan verdwijnt Nederland. Als we daar niets aan doen, dan zijn we ons land kwijt. Waarom heeft niemand het daarover? Waarom hebben we het daar niet over? Dat is het probleem. We hebben een existentieel probleem. Als we niets doen, overleven we het niet. Dan worden gekoloniseerd. Dan worden we geïslamiseerd. Dan zeggen mensen later: hadden we maar wat gedaan, hadden we maar geluisterd, we hadden wat moeten doen! Waarom heeft niemand het daarover? Wij willen dat niet. Wij willen niet meer jihadisten. We willen die lange arm van Erdogan niet. We willen niet overheerst worden door een cultuur die niet de onze is. 1 Miljoen mensen per jaar! Het is niet te bevatten wat er gebeurt als wij dat niet doen. Ik zei het al: we moeten ons land beschermen. We moeten ervoor zorgen dat mensen onze regels respecteren. We moeten ervoor zorgen dat die ideologie van haat en geweld, juist die ideologie, die in strijd is met de Grondwet, hier niet meer voet aan de grond krijgt. En er is geen tussenweg. Door het dralen, door het politiek correct nietsdoen, is het eigenlijk al vijf óver twaalf. Ik zeg u: als wij nu niet optreden, als wij nu onze grenzen niet sluiten, als wij nu het cultuurrelativisme niet verre van ons werpen, als we er nu niet voor zorgen dat we weer trots zijn op wie we zijn, en dat we wie dat niet is, ons land uit zetten, als we dát niet doen, als we accepteren dat mensen de draak met ons steken, ons terroriseren, onze vrouwen verkrachten en doen wat wij niet willen, dan is het afgelopen met ons! Of wij rekenen af met de islam, of de islam rekent af met ons. Daarom hebben wij onze voorstellen gedaan van grenzen dicht, stoppen met moskeeën en de andere voorstellen die u van ons kent. Maak illegaliteit strafbaar. Stuur asielzoekers terug. Ik heb ze hier al zo vaak genoemd dat ik ze niet hoef te herhalen, maar ze hebben één ding gemeenschappelijk. Onze voorstellen hebben één ding gemeenschappelijk, en dat is dat alleen de PVV-voorstellen onze rechtsstaat beschermen. Alleen onze PVV-voorstellen garanderen dat het Nederlandse volk over een tijdje nog bestaat. Want als we falen, is het over en uit met Nederland. Onze beschaving is dan weg. Onze vrijheden zijn foetsie. Onze veiligheid is weg. Onze levens zijn waardeloos. Onze rechtsstaat is in de prullenbak gegooid. Onze vrijheid is weg en Nederland is weg. Dat moeten we zien te voorkomen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Als u, zoals gebruikelijk, fulmineert, is altijd de vraag: hoe vertrouw je iemand die dat doet? Dat is door te bekijken hoe hij handelt als hij zelf aan de knoppen zit, als hij zelf iets moet doen. Hoe kun je roepen dat de hele wereld anders moet en anders gaat worden als je überhaupt je eigen fractie als zo'n puinhoop regeert? U beledigt uw eigen mensen en maakt een verkiezingsprogramma dat een vod van een A4 is en dat niet kan, en waar u uw eigen mensen niet eens inspraak in geeft. Ik doe een oproep aan u. Als wij als politici willen dat Nederland ons vertrouwt, moeten we beginnen met zelf het goede voorbeeld te geven. Dan moet je geen slachting aanrichten onder je eigen mensen. De heer Wilders (PVV): Met mijn voorstellen voorkom ik een slachting onder mijn eigen mensen. Het is heel goedkoop om, als ik hier een visie neerleg over de islam, te beginnen over wat er in mijn fractie wel of niet gebeurt. Ik ga daar ook niet op in, wat u ook vraagt. Ik zal daar niet op ingaan. Wat er in mijn fractie gebeurt, gaat u helemaal niets aan. Maar het zou u echt sieren als u met mij mee zou gaan, want ook u hebt politiek correcte opmerkingen en probeert mij de les te lezen. U probeert nou mijn fractie erbij te betrekken en een verkiezingsprogramma dat mensen wel of niet zouden hebben gezien. Dit gaat om het voortbestaan van Nederland! Wees niet zo'n klein mannetje om met dit soort interrupties te komen! De heer Van Haersma Buma (CDA): Als je als politicus de wereld op een bepaalde manier wilt veranderen, begin je bij jezelf, bij je eigen omgeving. U bent niet eens in staat om uw eigen club op een normale manier te regeren, en u maakt een verkiezingsprogramma dat echt een minachting is voor de Nederlanders. U kunt dit verhaal dus beter tegen uw eigen fractie houden dan voor publiek. De heer Wilders (PVV): Ik heb daar werkelijk niets op te zeggen. De heer Klaver (GroenLinks): De heer Wilders had het zonet over het beschermen van de rechtsstaat, waarvoor de PVV allemaal plannen heeft. Maar om heel eerlijk te zijn, verschillen die plannen van de PVV niet zo heel veel van die van Erdogan. Waarin verschilt u eigenlijk van Erdogan in al uw plannen om de rechtsstaat te verdedigen, mijnheer Wilders? De heer Wilders (PVV): In alles. In alles. De islam breekt onze rechtsstaat af. Laat ik u een aantal grondwetsartikelen noemen waarmee de islamitische ideologie flagrant in strijd is. Die worden … De heer Klaver (GroenLinks): Maar ik vroeg wat het verschil is tussen u en Erdogan. De heer Wilders (PVV): Ik ga over mijn eigen antwoord. Dank voor uw vraag, laat u mij een paar artikelen noemen. Neem artikel 1 van de Grondwet, het verbod op discriminatie. De islam is discriminatie. Als je geen moslim bent of als je een vrouw bent, ben je de helft waard van erfenissen of anderszins. Datzelfde geldt als je homo bent of christen, zo zeg ik tegen de ChristenUnie. Het is pure discriminatie. We hebben het over godsdienstvrijheid. Ik zie de islam niet als een godsdienst. Ik zie het als een ideologie verpakt als een godsdienst. Maar stel dat ik met u mee zou gaan en de islam als een godsdienst zou zien. De islam kent geen godsdienstvrijheid. Er is niets boven de islam. We hadden hier net een discussie waarin collega's vroegen waar de kerk, de sjoel of synagoge is in Saudi-Arabië. Ze zijn er niet. Misschien is er eentje. Maar ze zijn er niet! Ze zijn er niet! De islam is in strijd met artikel 6 van de Grondwet, de godsdienstvrijheid. Ik noem artikel 7 van de Grondwet, de vrijheid van meningsuiting. Op kritiek op de islam of op het enkel afbeelden van de zogenaamde profeet Mohammed staat de doodstraf. Je kop gaat eraf! De islam is in strijd met artikel 7 van de Grondwet, de vrijheidsuiting. Datzelfde geldt voor artikel 10 van de Grondwet, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; voor artikel 11 van de Grondwet, het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam; voor artikel 15 van de Grondwet, buiten wettelijke gevallen niemand de vrijheid ontnemen; voor artikel 16 van de Grondwet, geen feit is strafbaar … Ik kan u een exposé geven van voorbeelden waar alleen de islam flagrant mee in strijd is. Als u erkent dat de islam in strijd is met de Grondwet, en u kunt niet anders dan dat erkennen, zullen we juist moeten de-islamiseren om de Grondwet te beschermen en onze vrijheden te behouden. Ik voorspel u dat als wij dat niet doen, onze volgende generaties niet meer vrij zijn. De heer Klaver (GroenLinks): In die partij van u doet u alles in uw eentje. Dat zal vast de reden zijn waarom u zo kwaakt. Maar ik moet heel eerlijk zijn: veel indruk maakt het nog niet op mij. Ik vroeg u namelijk wat het verschil is tussen u en Erdogan. De heer Wilders (PVV): Het antwoord daarop heb ik u net gegeven. De heer Klaver (GroenLinks): Ik kan het verschil niet zien. Laten we bekijken wat Erdogan op dit moment doet. Hij ontslaat rechters. De heer Wilders zegt dat hij rechters wil kunnen ontslaan, omdat ze lid zijn van D66. Erdogan ontslaat docenten. Zodra een schooldirecteur of een hoogleraar iets onaardigs zegt over grote smurf, wordt de heer Wilders gelijk boos en roept hij dat ze moeten worden ontslagen. Volgens de heer Wilders mogen moslims niet in het leger zitten, omdat hij ze niet vertrouwt. Dat is precies hetzelfde als Erdogan doet. Mijnheer Wilders, u bent de Erdogan van de lage landen. Het ergste is dat u iets probeert te bestrijden wat u hier zelf invoert. U probeert de vrijheid kapot te maken. De heer Wilders (PVV): Zonder de PVV en zonder ons beleid, worden we dadelijk geleid door een Erdogan. Dat is de realiteit. De voorzitter: Mijnheer Klaver, tot slot. De heer Klaver (GroenLinks): Ik laat u zien wat Erdogan doet. De heer Wilders (PVV): U laat mij helemaal niets zien. De heer Klaver (GroenLinks): En ik laat u zien wat u hier in Nederland voorstelt. Dat is een-op-een hetzelfde. Dat is het aantasten van de rechtsstaat. Kwaakt u maar lekker verder mijnheer Wilders, het zal wel. Het enige wat u bij problemen doet, is niet het zoeken naar oplossingen, maar het zoeken naar een zondebok. De heer Wilders (PVV): Het enige waarvoor wij zorgen, het enige waarvoor ik de politiek in ben gegaan, het enige waarvoor ik iedere dag opsta, het enige waarvoor ik al —over een maand — twaalf jaar mijn eigen vrijheid kwijt ben, is dat Nederland een vrij land blijft en zich verzet tegen de islamisering. Als je dat doet, betaal je daar een hoge prijs voor. Ik heb het niet over alle moslims, maar over de ideologie islam. Ik ben ervan overtuigd dat als we die voet aan de grond laten krijgen, we onze vrijheid kwijt zijn. Het kabinet denkt mensen nu ook te kunnen paaien met een feestbegroting. Maar niemand trapt daarin. Er komt een procentje koopkracht bij, terwijl de zorg is afgebroken, het eigen risico op €385 staat, de huren zijn verhoogd en de pensioenen zijn gekort. Nederland trapt daar niet in. We hebben gezien wat het kabinet in de afgelopen maanden en jaren heeft gedaan met de pensioenen, de huren, de thuiszorg en noem het maar op. De mensen geloven dit kabinet niet. De mensen geloven niet dat dit kabinet het goede met Nederland voor heeft. Laat ik de zorg als voorbeeld nemen. Wat hebben deze minister-president en zijn kabinet nou voor de zorg gedaan? Ze hebben verzorgingshuizen gesloten. Ze hebben de huishoudelijke hulp gehalveerd. Ze hebben het eigen risico op €385 gezet. In het Nederland van premier Rutte mijden steeds meer Nederlanders de zorg, omdat ze het eigen risico niet kunnen betalen, en leuren ambulances met doodzieke patiënten omdat eerstehulpposten overvol zitten. Mevrouw de voorzitter, het is toch niet te geloven, maar nota bene kankerpatiënten krijgen niet altijd de juiste behandeling, omdat het ziekenhuis geen geld meer heeft. In het Nederland van premier Rutte liggen ouderen in verpleeghuizen soms gedrogeerd te verhongeren, te verdrogen en vooral ook te vereenzamen, omdat er te weinig verpleegkundigen zijn. In het Nederland van premier Rutte lopen mannen en vrouwen van 70, 80, ja zelfs 90 jaar oud verward en soms zelfs halfnaakt op straat, omdat de hulp is wegbezuinigd. Dat wij zo met onze ouderen omgaan, is toch om je voor te schamen. Kortom, in het Nederland van premier Rutte is de zorg eigenlijk afgebroken. Het was dan ook gênant om gisteren zo'n mooiweerverhaal te horen. We moeten de goede keuzes maken. We moeten betere keuzes maken. We moeten naar de toekomst kijken. Wij moeten daarvoor niet alleen maar de goede keuzes maken, maar ook de politieke lafheid en het "de andere kant opkijken", zoals we nu doen, opzijzetten! Laat ik vertellen hoe de toekomst er volgens mij kan uitzien. Het is helaas nog vaak een droom, omdat niemand wil luisteren. Maar ik hoop dat mensen gaan luisteren. Ik droom van een Nederland waar schoolkinderen niet de islam door de strot wordt geduwd. Ik droom van een Nederland waar vrouwen zelf hun kleding kunnen uitkiezen zonder zich te moeten afvragen wat intolerante moslims daarvan vinden. Ik droom van een Nederland waar homo's hand in hand kunnen lopen door de Schilderswijk en waar joden met een keppeltje op door Kanaleneiland kunnen lopen. Ik droom van een Nederland waar Poelenburg, Tarwewijk, Oisterwijk en noem maar op weer veilig zijn. Ik droom van een Nederland waar Zwarte Piet nog gewoon gevierd mag worden. Ik droom van een Nederland waar Ebru Umar niet wordt achtervolgd en verraden door klik-Turken. Wat is die vrouw een held! Maar waarom heeft niemand het daarover? Waarom heeft niemand het erover? Ik droom van een Nederland waar de islam niets meer is dan een nachtmerrie die voorbijging. Ik droom van dat Nederland en ik zal u zeggen, mevrouw de voorzitter, miljoenen Nederlanders dromen met mij mee! Die droom wordt weer gedeeld door miljoenen mensen in heel Europa. Ik ben ervan overtuigd dat dat Nederland er kan komen. Mijn collega's en ik komen hier iedere dag opnieuw, omdat wij ervan overtuigd zijn dat dat Nederland er kan komen, een Nederland zoals het altijd is geweest. Dat is een Nederland waarin de Nederlanders centraal staan en waar we het geld dat we nu besteden aan immigratie, asiel, Europa en ontwikkelingshulp besteden aan de Nederlanders. Het is toch te gek voor woorden dat ik bijna voor racist word uitgemaakt als ik zeg dat ik vind dat we ons geld in Nederland aan onze mensen moeten besteden! Dat is toch niet te geloven! Dat is wat wij willen. Hoe is het mogelijk dat asielzoekers in het Brabantse Oisterwijk een cheque van €10.000 krijgen om hun huis in te richten, terwijl 600.000 Nederlanders in armoede leven? Ben ik nou gek of zijn zij gek? Hoe kan dat nou? Wat is dat voor een waanzin? In mijn Nederland gebeurt dat niet. En ja, in mijn Nederland zetten we de mensen met een dubbele nationaliteit, als ze een misdrijf plegen ons land uit, want wij kiezen voor beschaving. Wij kiezen voor de oudere. Wij kiezen niet voor de afbraak van de zorg. Wij kiezen voor de Nederlanders. Zo ziet mijn Nederland er uit. Het is een fatsoenlijk Nederland, maar het is vooral een vrij en een trots Nederland. Het is een Nederland dat kiest voor zijn eigen mensen. Voorzitter. Dat is de toekomst en daar staan wij voor. De heer Pechtold (D66): Mijnheer Wilders, waarom denkt u na al die jaren — en we hebben elkaar hier vaak getroffen — dat niemand met u wil samenwerken? De heer Wilders (PVV): Dat zullen we nog moeten zien. We hebben verkiezingen. Ik denk dat niet u, mijnheer Pechtold, maar dat de kiezer uiteindelijk de baas is. Een aantal jaren geleden, toen wij een kabinet gedoogden, waren er daarvoor ook mensen — volgens mij u zelfs — die zeiden: het gaat nooit gebeuren; vergeet het maar. We wonnen 24 zetels en we deden mee. Alles wat politici daarvoor zeiden, bleek in één keer niets waard te zijn. Dus, zeker, ik hoor wat mensen nu zeggen. Daar hebt u gelijk in. Maar vertrouw ze niet; geloof ze niet. De heer Pechtold (D66): Ik vraag de heer Wilders: zou het ermee te maken kunnen hebben dat je jarenlang voor jezelf onbegrensde vrijheid opeist als het gaat om de meningsuiting maar dat anderen niet gunt? Zou het ermee te maken kunnen hebben dat je zelf alles wilt opschrijven, maar dat je een oud boek wilt verbieden? Zou het ermee te maken kunnen hebben dat je alle gebruik wilt maken van de Nederlandse democratie maar je collega's wegzet als een nepparlement? Zou het te maken kunnen hebben met het feit dat je zelf naar de rechter wilt kunnen stappen, maar dat je zodra je zelf een keer wordt uitgedaagd zegt dat de rechters politiek gekleurd zijn? Zou het ermee te maken kunnen hebben, mijnheer Wilders, dat u alleen maar bezig bent met het scoren van het eigen gelijk ten koste van anderen? Mijnheer Wilders, dat zou wel eens een reden kunnen zijn waarom u een roepende bent. Zou dat het kunnen zijn, vraag ik u. De heer Wilders (PVV): Nee, dat zou het niet kunnen zijn. Als het gaat om vrijheid weet niemand beter dan ik wat het is om die kwijt te raken. Ik hoop dat uzelf en alle anderen nooit in zo'n situatie komen. Ik vecht voor mijn vrijheid en ik doe dat zonder compromis. Ik weet wat het is om je vrijheid kwijt te raken en ik gun dat niemand in Nederland. Ik wil dat Nederland een vrij land blijft. Ik zie twee grote gevaren. Het ene grote gevaar is de islamisering van Nederland en de onvrijheid. Het tweede grote gevaar zijn de Pechtolden en alle anderen hier in deze Kamer — ik zal het woord dat ik heb gebruikt, niet herhalen — met wat wij hier negeren. U kijkt de andere kant op. U verkoopt Nederland aan de islam en de volgende generaties, mijnheer Pechtold, zullen vooral naar u kijken als zij zien dat we de vrijheid die ons dierbaar is hebben verloren. De heer Pechtold (D66): Iedereen in dit parlement vindt het afschuwelijk dat collega Wilders bedreigd wordt. Iedereen in de Nederlandse samenleving spreekt daar zijn afschuw over uit. Iedereen zorgt ervoor, met z'n allen, dat u inderdaad die bewaking kunt krijgen. Er is nog nooit iemand geweest die daaraan getwijfeld heeft, er een vraagteken bij heeft geplaatst of wat dan ook, omdat wij u gunnen dat u alles kunt zeggen, binnen de wet. Mijnheer Wilders, wat u voor uzelf vraagt, moet u ook aan anderen gunnen. En dan kun je samenwerken en dan loop je niet weg als je de verantwoordelijkheid ook een keer krijgt. De heer Wilders (PVV): Juist omdat ik iedereen die vrijheid gun die ik zelf niet heb; juist omdat ik voor iedereen, de huidige en de toekomstige generaties, een vrij Nederland wil behouden, zal ik tegen iedere prijs, persoonlijk of niet, knokken tegen de verdere islamisering van Nederland. Dat is het doel waarvoor ik in de politiek zit; dat is inmiddels het doel van mijn leven. De heer Pechtold (D66): Begin er dan eens mee om anderen niet weg te zetten of belachelijk te maken. Vorige keer zei hij geloof ik over de premier: hij heeft bloed aan zijn handen. Nu weer zet hij een collega met een geloof weg als een nepchristen en maakt hij daar een grapje over. Het komt er gewoon op neer, mijnheer Wilders, dat waar u anderen van beschuldigt en wat u van anderen eist, niet voor u geldt. Dat is de reden waarom heel veel mensen moeite hebben met uw vorm van politiek en waarom heel veel politici zeggen: daar kan ik niet mee samenwerken. De heer Wilders (PVV): U zult toch met mij moeten samenwerken. U zult hier allemaal met mij moeten samenwerken, wat u ook van mijn ideeën vindt. Als u dat niet doet en u het hebt over de kleine politiek van "jij doet dit en jij doet dat", zeg ik u: ik sta hier voor mijn kiezers. Ik sta hier voor Nederland. Ik sta hier voor 17 miljoen mensen, die ik een vrij en democratisch land gun, wier Grondwet niet om zeep wordt geholpen. Dat doe ik om dat vrije Nederland te behouden, mijnheer Pechtold, juist omdat u met zijn allen politiek correct bezig bent en niet wil dat iemand de waarheid vertelt, dat iemand gewoon erkent waar de islam voor staat en hoe die ons land en ieder land waar de islam dominant wordt, de vrijheid afneemt. U bent toch niet blind? Als je de vrijheid van ons land wilt behouden, zal je dat moeten aanpakken. Kom niet, net als de heer Buma, met kleine politiek. Het gaat om de vrijheid van Nederland. Het gaat niet om wat u mij gunt en wat ik u gun. Het gaat om de vrijheid van Nederland! De islam hoort daar niet bij. De heer Pechtold (D66): De heer Wilders heeft het over beschaving. De heer Wilders heeft het over de waarheid. Waar haalt u, vraag ik dan wat scherper, het lef vandaan om telkens de waarheid voor uzelf zonder twijfel op te eisen? Daar zit de kern van het probleem. En waar haalt u het lef vandaan om het leed van het afgelopen jaar dat u beschreef, dat afschuwelijk is en waar we hier herdenkingen voor hebben gehad, alleen op te eisen? Waar haalt u het alleenrecht vandaan om dat op te eisen en vervolgens te zeggen dat iedereen met zo'n achtergrond of die dat geloof aanhangt, een verdachte is? Nee, mijnheer Wilders, zo gaan we hier in Nederland niet met elkaar om. Dat is de kernwaarde. Daar zou u zich zelf ook aan moeten houden, net zoals u dat van anderen verwacht. De heer Wilders (PVV): Dit is onwaar. Om te beginnen heb ik niet gezegd dat iedereen die het geloof aanhangt, verdacht is. Ik heb gezegd dat de ideologie gewelddadig is. Ik zal zeggen waarom ik dat allemaal doe en waarom ik wat u zegt, namelijk dat we het hier hebben herdacht, genoeg zou zijn. Ik wil herdenkingen hier voorkomen. Dat is het verschil tussen u en mij. De voorzitter: De heer Zijlstra heeft nog een vraag voor u. De heer Zijlstra (VVD): De dinerpauze was toch al uitgesteld door u. Ik heb daarnet al een debat met de heer Wilders gehad. Hij zegt dat het gaat om de vrijheid van alle Nederlanders. Als er vrijheid moet zijn voor alle Nederlanders — daar is een liberale partij als de VVD een enorme voorstander van, want het is een kenmerk van onze samenleving — dan moeten álle Nederlanders die vrijheid hebben, ook vrijheid van godsdienst. De heer Wilders is heel duidelijk vandaag. Die vrijheid ontzegt hij Nederlanders. Als je groepen in dit land vrijheden ontzegt, is dat al het einde van Nederland. Maar daarover gaat mijn vraag aan hem niet. De heer Wilders zei net dat het het doel in zijn leven is om dit te doen. Ik ga terug naar die dagen in 2012. Er wordt verschillend over gedacht in dit huis, maar er zat een kabinet dat zeer scherp was over deze discussie. De heer Wilders gedoogde dat kabinet. maar hij liep weg. Hij heeft vandaag aangegeven dat hij dit deed omdat hij bepaalde bezuinigingen wat zwaar vond. Maar hoe kan het dat de heer Wilders is weggelopen terwijl er een kabinet zat wat stevig bezig was met wat kennelijk zijn levenswerk was? Hij heeft dus kennelijk een ander onderwerp aangegrepen om die verantwoordelijkheid te ontlopen. Hoe kan de heer Wilders waarmaken dat hij dit zo belangrijk vindt, terwijl hij er in 2012 met de staart tussen de benen vandoor ging en het toenmalige kabinet juist op dat punt aan het werk was? De heer Wilders (PVV): Het eerste punt was geen vraag en toch reageer ik op allebei, want dat vind ik wel zo netjes ten opzichte van de heer Zijlstra. Het eerste punt gaat over de rechten van alle Nederlanders. De islam is geen godsdienst. De islam is een totalitaire ideologie, verkleed als een godsdienst. Daarom noemde ik net ook al die voorbeelden van wat er in Europa is gebeurd, en ik had nog drie dagen door kunnen gaan, vanaf 9/11 tot de zevende eeuw, over wat er gebeurt waar de islam het voor het zeggen heeft en hoeveel geweld, intolerantie en haat dat met zich meebrengt. Wij accepteren ook geen tempels of boeken van andere totalitaire ideologieën. Wij hebben hier ook geen nazischolen, dat zouden we ook niet toestaan. Mein Kampf is in Nederland verboden, om dezelfde reden. In de Koran — daar zijn onderzoeken naar gedaan — zit meer antisemitisme dan in Mein Kampf, en waarom hebben we dan het ene boek verboden en het andere niet? Ik ben niet van de afdeling die boeken verbiedt en nogmaals, ik heb niets met dat ellendige nazisme, maar waarom mag de ene totalitaire ideologie niet en de andere wel? Dat is onbegrijpelijk. Dan kom ik op het tweede punt van de heer Zijlstra, namelijk de vraag waarom wij vertrokken zijn. Enkele redenen waren dat er niet werd geleverd als het ging om ontwikkelingshulp en dat we financieel-economisch niet voor elkaar kregen wat wij wilden, en dat wij dat niet wilden accepteren. Ik weet niet of de heer Zijlstra het laatste ING-rapport heeft gezien dat laat zien dat Nederland juist door die doorgezette bezuinigingen en het vasthouden aan de norm van 3% van het Europese Stabiliteits- en Groeipact honderdduizenden banen is kwijtgeraakt. Maar misschien nog wel belangrijker dan dat is dat wij zagen dat Nederland juist op het dossier van immigratie niets voor elkaar kreeg. Gerd Leers — de goede man was destijds minister van Immigratie — reisde heel Europa rond om te bekijken of hij bepaalde richtlijnen voor gezinsvorming en gezinshereniging kon wijzigen, maar het lukte hem niet. Wij zaten te betalen voor ombuigingen die we niet wilden, en ondertussen kreeg Leers nul procent voor elkaar van datgene wat we ervoor terug zouden krijgen, namelijk een streng immigratiebeleid. Niet alleen wilden we dus niet meegaan met de VVD in het vernietigen van die honderdduizend banen, het snijden in de zorg en het verhogen van de btw — dat hebben we allemaal niet gedaan — maar vooral hebben we één les getrokken, namelijk deze: als je weer soeverein wilt zijn en de immigratie aan wilt pakken en de islamisering wilt stoppen, dan moet je weer een soeverein land worden, dan moet je weer baas worden over je eigen grenzen en dan moet je de Europese Unie uit; dat is de enige oplossing om dat voor elkaar te krijgen. De heer Zijlstra (VVD): De heer Wilders zei op een gegeven moment dat hij een boodschap van hoop en optimisme heeft. Dat deel is ergens zoekgeraakt in zijn betoog, denk ik … De heer Wilders (PVV): Leuke grap. De heer Zijlstra (VVD): … maar je kunt vrijheid in Nederland niet overeind houden als je die ontzegt aan anderen. Dat is onmogelijk. Dan is Nederland al weg. Alle voorgaande sprekers hebben gewezen op de gevaren die wij allemaal zien bij de radicale islam, bij de extremistische groepen. Daar loopt niemand voor weg, dus de heer Wilders moet ophouden met het beeld te schetsen dat hij de enige zou zijn die dat ziet. Het verschil is dat alle voorgaande sprekers niet bereid zijn om onze vrijheden in te leveren vanwege dat gevaar. We gaan dat gevaar bestrijden, maar niet door onze eigen vrijheden in te leveren. Het zou goed zijn als de heer Wilders zou erkennen dat je zelf, als je die stap zet en ermee begint om groepen een vrijheid te ontzeggen, Nederland al in de prullenbak hebt gegooid. De heer Wilders (PVV): Er bestaat geen radicale islam. Dat is een pleonasme, het betekent precies hetzelfde. Er zijn radicale en niet-radicale moslims. Ja, dat onderscheid is er, en dat onderscheid moet je maken. Niet alle moslims zijn radicaal. Je hebt gematigde moslims en je hebt radicale moslims en helaas zijn er heel veel radicaal. Ik heb hier al vaker een onderzoek uit 2008 genoemd, van de Universiteit van Amsterdam, toch niet de meest rechtse universiteit van Nederland, als die al zouden bestaan. Daaruit blijkt dat 11% van de moslims in Nederland — dat zijn 110.000 mensen — bereid is om in naam van een geloof in Nederland geweld te gebruiken. Het gaat om 11% van de moslims, dus moet je een onderzoek maken tussen radicale en niet-radicale moslims, maar helaas wil 11% van de moslims in Nederland geweld gebruiken in naam van de islam. Waarom heeft niemand het daarover? Maar er is dus maar één islam. Er was ook niet een radicaal fascisme en een mild fascisme. Er was ook niet een radicaal communisme en een mild communisme. Er is maar één ideologie. De heer Zijlstra (VVD): De milde communisten zitten nu daar! Als het zo belangrijk is, … Ik blijf het zeggen, maar de heer Wilders zat in een positie om mee te kunnen sturen. De werkelijkheid is dat het niet altijd lukt om volledig je zin te krijgen. De heer Wilders kan hier mooi hard roepen en schreeuwen vanaf de zijlijn — dat is wat hij doet — maar toen hij aan de knoppen zat, liep hij weg. Al deze mooie woorden … Zo mooi waren ze niet, maar al die harde woorden die hier gesproken zijn, zijn van een schreeuwer aan de zijlijn die wegliep toen hij er wat aan kon doen. De heer Wilders (PVV): Nee, dat zijn woorden van een partij die er alles voor over heeft om van Nederland weer een vrij land, een veilig land te maken en dat ook zo te houden. Het is een partij die daarvoor niet snel, zoals u heeft gedaan, met de PvdA in zee zal gaan om asielrecord na asielrecord te breken en die niet, zoals u, met de Partij van de Arbeid in zee zou gaan om ook terroristen mee te laten komen met de asielinstroom. Dat is mijn partij. Wij staan voor Nederland en dat doet u niet. U staat voor de heer Samsom, of weet ik waar u voor staat, maar wij staan voor Nederland. De heer Van Haersma Buma (CDA): Het droomland dat de heer Wilders schetst, is een land waar de Koran is verboden — dat staat zelfs in uw verkiezingsprogramma — en waar alle moskeeën zijn gesloten. Ik probeer mij voor de geest te halen, en ik vraag u dat ook te doen, wat dat betekent. U zegt: het is een ideologie. Ik vermoed zomaar dat die honderdduizenden moslims het niet met u eens zullen zijn. Hoe ziet dat land eruit waarin de koran van die honderdduizenden mensen moet worden afgenomen en waar hun kerk, in dit geval hun moskee, tegen hun wens in wordt gesloten? Hoe gaat dat gebeuren? De heer Wilders (PVV): Waar het in ieder geval voor zorgt, is dat Nederland voor nog meer islamieten een onaantrekkelijk land zal worden om zich te vestigen. Waar het in ieder geval voor zal zorgen, is dat we in dit parlement geen schijndiscussie zullen hebben over de truc van de Partij van de Arbeid: we gaan wel de salafistische islam aanpakken maar de rest niet. Er is maar één islam! Vanuit de moskee en vanuit dat boek, de koran, worden mensen opgeroepen. Als u wilt, kan ik u een kwartier lang allemaal soera's opnoemen waarvan u ook zult zeggen dat die niet in Nederland thuishoren. Dat boek wordt gebruikt en dat zouden wij in het geval van Mein Kampf niet accepteren. U zou de eerste zijn om hier te gaan staan — dat hoop ik althans — als er ergens een tempel van het nazisme zou staan waar iemand voorleest uit Mein Kampf. U zou dan ook zeggen: dat kan niet. Ik zeg u: uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de koran antisemitischer en gewelddadiger is dan Mein Kampf. Dat willen we niet. Dat moeten we niet willen. Dat is niet extreem. De islam is extreem. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit oreren is nog niet een begin van een antwoord op een vraag aan iemand die zegt de koran in Nederland te willen verbieden en alle moskeeën te willen sluiten. Ik heb een simpele vraag. Dat is het Nederland waar gaat gebeuren wat u … De heer Wilders (PVV): Zeker! De heer Van Haersma Buma (CDA): Precies. Maar hoe ziet dat eruit als u bij honderdduizenden mensen in huis die koran moet wegnemen en honderden moskeeën — ik weet niet of dat vreedzaam zal gaan — zult moeten sluiten? Ik vraag me overigens af wat de landen die wij verwijten geen christelijke kerken toe te laten daarvan zullen vinden. Als u anderen mee wilt krijgen, wil ik weten hoe u dat gaat doen, wetende dat heel veel mensen het wel als een geloof zien. Vertel me dat! De heer Wilders (PVV): Weet u: dat maakt mij eerlijk gezegd helemaal niets uit. Iemand had het deze week of vanavond over reciprociteit. Volstrekt terecht. Waarom zouden wij in Nederland 500 moskeeën moeten hebben als je nog niet één kerk in Saudi-Arabië mag hebben? Totale onzin! Totale waanzin! Totale politieke correctheid! Maar zelfs als er in Saudi-Arabië honderd kerken zouden staan, zou ik nog geen moskeeën in Nederland willen hebben omdat ze een symbool zijn. Ze zijn een symbool van haat en geweld en van onderdrukking. Als het betekent dat ze dicht moeten en dat mensen dat niet leuk vinden, dan … We doen die mensen niets aan: we pakken ze hun gebedshuizen af. U noemt het gebedshuizen maar ik noem het haatpaleizen. Hoe eerder we dat doen, hoe beter. De heer Van Haersma Buma (CDA): Onthoud wel wat u zegt: we doen de mensen niks aan, we nemen alleen hun moskeeën af. Dan moet ik even bedenken wat dit voor mij zou betekenen: wij doen die Buma niks aan, maar zijn kerk gaat dicht. Dat is niet normaal! De heer Wilders (PVV): Maar wel nodig. De heer Van Haersma Buma (CDA): Als u dat doet, wil ik gewoon van u weten ... U wilt namelijk niets zeggen. U wilt hier niet eerlijk aan de Nederlanders zeggen wat het Nederland is dat u wilt, hoe dat eruitziet, en ik wil dat u dat wel zegt. U zegt: tegen je zin een moskee sluiten. Gaat u dan de politie naar alle moskeeën sturen? Gaat u de politie naar de huizen sturen om daar de korans uit te halen? Zo niet, dan is hetgeen u zegt — sluit de moskeeën en de korans weg — gewoon een farce. Als u het wel doet, is dat het eerlijke verhaal over uw Nederland. Maar ik zeg tegen al die Nederlanders die denken dat het verhaal van Geert Wilders zo mooi is: in dat land, waar de politie daarvoor wordt ingezet, wil je niet wonen. De heer Wilders (PVV): Ik denk dat je juist in dat land wilt wonen. Ik denk dat je juist in dat land je vrijheid houdt. U hebt het over de Koran. Ik stel voor dat wij met de Koran hetzelfde doen als wij nu al met Mein Kampf doen. Dat is een boek dat verboden is. Ik vraag niets meer en niets minder dan dat wij dat hetzelfde behandelen. U komt ook niet met vragen aan de andere partijen die dat zo geweldig vinden. Wij doen het precies zo. Als het gaat om moskeeën: ja, de islam is naar mijn oordeel in strijd met de openbare orde. Voorlezen uit een boek vol met haat en geweld is in strijd met de openbare orde. Dus hoe je het ook draait of keert, wij gaan het doen, mijnheer Buma, en Nederland zal er een beter land van worden. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ga een beetje door met deze interruptie, omdat dit wel blootlegt wat dat land echt is. Tot nu toe had ik niet zo voor de geest dat u het zo werkelijk bedoelt. Daarom dacht ik: ik vraag het maar; hij zal het wel niet zo menen. Maar u bedoelt werkelijk dat de politie in Nederland, zo nodig met geweld — want het gaat natuurlijk niet vanzelf — moskeeën gaat sluiten, 300 ongeveer, dat daadwerkelijk bij mensen thuis, bij collega's hier in de Kamer, bij mezelf trouwens ook, in huis gegaan moet worden om een koran weg te halen. Weet u wel wat u doet met dit land? Dat maakt het land kapot. Vervolgens zeggen wij tegen Saudi-Arabië: je moet wel christenen toelaten, die mag je niet vervolgen. Dit is gewoon precies hetzelfde. De heer Wilders (PVV): Dit is de enige methode om Nederland een vrij land te houden. Dit is de enige methode om ervoor te zorgen dat u en uw familie en onze kinderen en kleinkinderen vrije mensen blijven. Als wij toestaan dat er vanuit moskeeën haat en geweld wordt gepredikt, als wij toestaan dat wij Mein Kampf verbieden maar de Koran gewoon laten verspreiden, als wij toestaan dat wij terroristen met de asielstroom mee laten gaan, als wij toestaan dat wij onze grenzen openzetten en die honderdduizenden, die miljoenen mensen uit Afrika hiernaartoe komen, dan is het gedaan met Nederland. De heer Zijlstra (VVD): Dat heet een dictatuur. De heer Wilders (PVV): Dat heet vrijheid. De voorzitter: Ik schors de vergadering tot 20.45 uur. De vergadering wordt van 19.44 uur tot 20.45 uur geschorst. De voorzitter: We gaan verder met de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik geef het woord aan de heer Pechtold namens D66. De heer Pechtold (D66): Mevrouw de voorzitter. Dit voorjaar reed ik door België, samen met collega Zijlstra, tevens collega-kunstliefhebber. We kwamen terug van de feestelijke onthulling van dé twee Rembrandts in het Louvre: Marten en Oopjen. We gingen met mijn auto. Ik kende nog wel iemand met een vliegtuigje, maar gelukkig heeft de VVD-collega mij daarvoor behoed. Natuurlijk was ik de chauffeur, maar Zijlstra zat niet op de achterbank, nog niet. Onze terugreis werd ruw onderbroken door de Belgische snelweg. U kent ze wel: hobbelig, rommelig en slecht onderhouden. Het was het einde van mijn versnellingsbak en uiteindelijk van mijn hele auto. Deze zomer ging ik met mijn nieuwe occasion naar Normandië. Ik had nog even overwogen naar de Verenigde Staten te gaan, maar voor je het weet kom je daar als D66'er in de Clintoncampagne terecht. (Hilariteit) De voorzitter: Mijnheer Pechtold, de heer Zijlstra staat klaar om iets terug te zeggen. De heer Zijlstra (VVD): Nu we toch in de ontboezemingen zitten, wil ik het beeld ook compleet maken. Stelt u zich eens voor dat u op de terugweg stopt bij een supermarkt aan de Franse snelweg en dat u daar de heer Pechtold met een boodschappenlijstje en de heer Zijlstra met een boodschappenkarretje erachteraan ziet lopen. Ook dat is gebeurd! (Hilariteit) De heer Pechtold (D66): Niet alles hoeft bekend! Toen ik na deze vakantie in Normandië Nederland weer binnenreed, kon ik een gevoel van opluchting niet onderdrukken. Veel mensen zullen dat deze zomer gehad hebben: enigszins weemoedig omdat de vakantie voorbij is, maar toch o zo blij weer in eigen land te zijn, waar alles gewoon goed geregeld is en goed onderhouden is, zeker het wegennet. En ook al rijden de treinen nog niet altijd op tijd, als ze stilstaan is dat voor het goede doel. Die thuiskomst na vakantie is een van de zeldzame momenten dat we ons realiseren hoe goed we het hier hebben. We behoren tot de wereldtop van de gelukkigste, de gezondste en de best opgeleide mensen ter wereld. Toch is dat niet wat mensen meekrijgen, als zij luisteren naar sommige collega's hier, van blond tot rood. Zij praten over ons land alsof het hel en verdoemenis is. Er zijn problemen, natuurlijk; daar kom ik ook nog op. Maar met alle vrijheid en alle welvaart die we in Nederland hebben, moeten we als politici niet doen alsof het hier één grote puinzooi is, alsof we op de rand van de afgrond staan. "De puinhopen van Paars" vond ik al zwaar overdreven, "de rotzooi van Rutte" evenzeer. Ik zou niet verder willen gaan dan een rommeltje, "het rommeltje van Rutte". Kijk nou eens naar landen als Turkije en Rusland: ooit goed op weg, maar ze glijden af naar een dictatuur. In de Verenigde Staten hijsen Republikeinen zich in T-shirts waarop staat "Trump Putin 2016". Dichterbij, aan de overkant van de Noordzee, is het Verenigd Koninkrijk een verscheurd koninkrijk, een verscheurd land. In Spanje moeten mensen voor de derde keer in een jaar stemmen, omdat partijen niet willen samenwerken. Omdat partijen niet willen samenwerken! Laten we elkaar hier dus niet de put in praten, geen wolk van pessimisme over Nederland trekken, terechte zorgen van mensen niet misbruiken voor cynisch electoraal eigenbelang. Ik had een tijd geleden een ondernemer op bezoek die zei: Nederland is een land zonder plan. En dat zie ik nou als een aanmoediging. Dit kan het moment zijn voor politici om de handen ineen te slaan, om samen nieuwe doelen te stellen, om vooruit te komen, politiek en samenleving, want niets verenigt sterker dan een gezamenlijk doel. Dat is mijn kernboodschap vandaag. Het gaat dit verkiezingsjaar om de toekomst van Nederland. Om de gezamenlijke toekomst. Om het ideaal dat we als land met zo veel verschillende achtergronden, met zo veel verschillende namen, kansen willen bieden aan iedereen. Dat ideaal staat onder druk. De economische crisis ligt achter ons, maar er dreigt een nieuwe crisis: een kansencrisis. Een groeiende tweedeling tussen mensen onderling en tussen groepen in de samenleving. Die tweedeling is onacceptabel. Vooral als deze voortkomt uit ongelijke kansen. Oudere werklozen komen moeilijker weer aan een baan dan anderen. Veel jongeren krijgen geen vaste baan en hobbelen van het ene naar het andere tijdelijke contract. Heb je een buitenlandse naam? Dan kom je bij sollicitaties sneller onderaan de stapel. 2,5 miljoen Nederlanders zijn laaggeletterd en hebben dus minder toegang tot informatie. 400.000 kinderen hebben te maken met armoede, van wie een derde gedurende vier jaar of langer. Hartstikke goed dus, die 100 miljoen extra van het kabinet hiervoor. Een welgemeend compliment. Duizenden vluchtelingen mogen nog niet vanaf dag één de Nederlandse taal leren en raken daardoor onnodig achterop. Dat minister Schippers dit rechtse heilige huisje, zoals ze het zelf noemt, omvergooide en wel taal vanaf dag één wil, vind ik een belangrijk gebaar. Een belangrijk gebaar, zeg ik. Mits de VVD-lijsttrekker haar hierin volgt, want anders is het een loos gebaar. Taal is de basis om mee te kunnen doen. Taal is het ticket naar werk. Taal verbindt, emancipeert, integreert en ga zo maar door. Discussies over de Nederlandse identiteit lopen vaak vast in scherpe tegenstellingen, met als dieptepunt die onnozele discussie deze zomer over de boerkini. Die heeft weinig om het lijf. Maar de Nederlandse taal is iets wat we delen. Wat we moeten delen. "Wie in Nederland een toekomst wil opbouwen, moet bereid zijn de taal te leren en een actieve bijdrage te leveren", zei de koning gisteren in de troonrede. Helemaal mee eens. Maar geef die mensen dan ook de kans. Want als we elkaar kunnen verstaan, praten we minder over elkaar en meer met elkaar. De strijd tegen tweedeling en voor meer kansengelijkheid begint dus in het onderwijs. Van basisscholen tot asielzoekerscentra. Van het consultatiebureau, waar al de kans is de taalachterstand van de ouders niet-erfelijk te maken, tot de transportondernemer die erachter komt dat zijn vrachtwagenchauffeur de ANWB-borden niet kan lezen. Dus moeten we de omslag maken, van achteraf compenseren van mensen die niet meekomen naar het vooraf investeren in kansen voor iedereen. De 200 miljoen extra van minister Bussemaker, vroegtijdig uitgelekt, leek daarom heel mooi. Totdat we de niet gelekte delen van haar begroting zagen. Want daarin staat ineens zomaar een lumpsumtaakstelling van 250 miljoen en een ramingsbijstelling van 150 miljoen. In normaal Nederlands: er gaat 200 miljoen bij en 400 miljoen af. Die ramingsbijstelling van 150 miljoen wordt ingevuld bij de voorjaarsnota. Na de verkiezingen dus. Dus in april blijkt opeens dat scholen dan minder geld krijgen. Ik waardeer daarom de handreiking van collega Samsom. Ik zie die uitnodiging voor een strandwandeling tegemoet. Maar tegen de premier zeg ik: verklaar u nader. Anders schrappen wij die bezuiniging graag per amendement. Nee, voorzitter, als het om onderwijs gaat, zou ik juist meer ambitie willen tonen. Geef alle kinderen, ook van ouders die niet werken, de kans om twee dagen in de week naar de kinderopvang te gaan, om taalachterstanden weg te werken en om sociale vaardigheden op te doen. Dat scheelt bovendien op latere leeftijd zo'n CDA-dienstplichtkamp onder leiding van sergeant Buma! Samen met de SP, mijn grote rode vriend Roemer, pakken we de plofklassen aan. Minder dan 30 leerlingen per klas, dat wordt de norm. En ja, dat kost geld. Veel geld. Maar het is de beste investering die we kunnen doen. Ik ga ervan uit dat de premier, tevens parttimedocent, dit ook vindt. Mag ik hier vanavond opzichtig hengelen naar zijn bevestiging? Is succes een keuze? Ja, voor sommigen. Is tegenslag eigen schuld? Soms, misschien. Maar het overgrote deel van Nederland leeft daar ergens tussenin en probeert er het beste van te maken met meer of minder succes. Men verdient op zijn minst een eerlijke kans op werk en een vast contract in plaats van een draaideurconstructie voor tijdelijke banen: ouderen, jongeren, mensen met een beperking of mensen met een niet-westerse achtergrond. Dat gaat echter niet helemaal vanzelf. "Ga je maar invechten", zei de premier. Maar dat is geen oplossing. Ook de politiek moet iets doen. Collega Zijlstra wil de Wet werk en zekerheid terug naar de tekentafel. De premier zei onlangs tegen ondernemers dat er zeker kanttekeningen zijn te plaatsen bij de wet maar niet verder te gaan, want "anders heb ik morgen een kabinetscrisis". Maar waarom wachten? Waarom niet meteen aan de slag? Zo'n vaart zal het echt niet lopen met die kabinetscrisis. Ik ben daar niet zo bang voor. En als het kabinet dan toch weer bij elkaar kruipt, vergeet dan ook de zzp'ers niet. Ze hebben slapeloze nachten nu veel opdrachtgevers hen niet meer durven in te huren door die onzalige nieuwe wet, de DBA. Ik vond collega Zijlstra vanmiddag aan mijn zijde: die boetes voor zzp'ers gaan er niet komen, zolang de wet niet deugt. Misschien moeten we terug naar de VAR — dat zien we dan wel — maar voor de zekerheid wil ik morgen van de bovenbaas dezelfde toezegging, zodat er geen sprake meer is van slapeloze nachten voor de zzp'ers. Deze Miljoenennota laat zien dat de economie weer aantrekt en dat de overheidsfinanciën in rustiger vaarwater zijn gekomen. Zo zie je dus maar dat politieke samenwerking, zoals met de constructieve oppositie, haar vruchten afwerpt. Tegen collega Van der Staaij zeg ik: fijn dat u bereid was tot zo'n "second love". Aan de begroting voor 2017 is echter wel af te zien dat de VVD en de PvdA op elkaar zijn uitgekeken. De grote opdrachten, zoals de pensioenen, meer vaste banen en het belastingstelsel, worden vooruitgeschoven. Er wordt gewoon geld verdeeld. Maar oké, ik moet erbij zeggen: dat is niet onverdienstelijk. Ook wij zijn voor extra koopkracht. Maar in onze tegenbegroting blijft werken lonend en betaalt de vervuiler extra. Ik krijg daar graag een reactie op van de minister-president. Na veel aandringen van de oppositie wordt het ministerie van Veiligheid en Justitie eindelijk uit zijn lijden verlost. Dat is rijkelijk laat, maar wij zijn natuurlijk blij met de extra middelen voor de wijkagenten en de recherche. Aan het volgende kabinet is de ondankbare taak om zes jaar VVD-schade financieel, maar zeker ook rechtsstatelijk, blijvend te herstellen. Ook Defensie valt in de prijzen; ook dat is helemaal prima. De bezuinigingen op de zorg gaan voor een deel niet door. Dat is een wijs besluit. Minder wijs is de onnavolgbare behoefte van partijen om de zorg weer lastig te vallen met stelselwijzigingen en systeemdiscussies. Je kunt mij altijd wakker maken voor een goed idee over innovatie in de zorg dat de kwaliteit voor patiënten verhoogt en ook nog kosten bespaart, maar paai mensen niet met de loze belofte dat de zorg wel gratis kan. Die zogenaamde gratis zorg wordt ook gewoon door mensen betaald, met hogere zorgpremies of hogere belastingen voor iedereen. Goede zorg is niet gratis, zo hield Els Borst ons al voor. Dan moet mij nog iets van het hart. Gaan we nu echt, op basis van een gammele deal met Erdogan, alle asielvoorzieningen terugdraaien? Gaan we bij de IND 300 mensen ontslaan, terwijl 17.000 vluchtelingen nog maanden moeten wachten op een besluit? Gaan we, tegen de wil van burgemeesters in, opvanglocaties sluiten? We hebben het dan over die stoere bestuurders om wie we vorig jaar schreeuwden, en die in onze opdracht met bloed, zweet en tranen de asielopvang overal hebben verdedigd. Is dat nu echt verstandig, dat hapsnapbeleid op zo'n wankele basis? Er zijn tegenstellingen te overbruggen, niet alleen in Nederland, maar ook in Europa. Populisten maken meer kapot dan ons lief is. Zo hebben ze de Britten al naar de uitgang geduwd, maar holden ze weg voor de consequenties. Dat is vragen om de macht, maar niet weten wat ermee te doen. Wat een afgang! Laat de Britten snel duidelijkheid geven, want onzekerheid is ook slecht voor ons. De populisten proberen in Duitsland Merkels moed aan het wankelen te brengen en in Frankrijk gaat Marine Le Pen na de brexit voor een frexit. Mag ik nou eens iets politiek incorrects zeggen? En tegen mijn twittervolgers zeg ik: zet u schrap! Wij blijven voor Europa, dus hier geen nexit. Wij kunnen in Nederland doen alsof wij tegenover Rusland, China of Erdogan zelf onze belangen verdedigen, maar dat is onzin. Dat weet iedereen in deze zaal ook wel, alleen komt het niet iedereen uit die waarheid te verkondigen. Alsof wij zelf het terrorisme van IS in ons eentje kunnen bestrijden! Dat mijnheer El Bakraoui op Schiphol zo kon doorlopen om in Brussel een aanslag te plegen laat zien dat Europese uitwisseling van inlichtingen zo'n gek idee nog niet is. En wat kan Nederland in zijn uppie doen aan de vluchtelingencrisis? Alleen de Europese bewaking van onze buitengrenzen en onze Europese verdeling van vluchtelingen, kunnen drama's daar en onrust hier voorkomen. Dus geen nexit. Waren wij vorig jaar niet met z'n allen euforisch over dat klimaatakkoord in Parijs, die gezamenlijke ambities? Historisch werden ze genoemd. Wij kunnen andere landen alleen aan beloftes houden als wij zelf ook verantwoordelijkheid nemen. Hup dan, aan het werk. Wij weten best wat wij moeten doen: fors investeren in schone energie, bijvoorbeeld via een nationale investeringsbank die ook nog eens goed is voor extra banen. Waar blijft bijvoorbeeld de brief van minister Kamp over het sluiten van die kolencentrales, die kiloknaller van de klimaatverandering? Dat voorstel van mijn fractie, dat gelukkig werd gesteund door een Kamermeerderheid, zie ik graag snel. Neemt de premier dat morgen ook in zijn beantwoording mee? Dit zijn de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van dit kabinet. Dat het kabinet er kwam, zag niemand in Nederland aankomen, behalve Rutte en Samsom. De campagne stond bol van harde verwijten en het leek ondenkbaar dat Ruttes rechtse rotbeleid en het socialistische gevaar Samsom in één coalitie samen konden komen. Toch spatte de liefde ervan af aan tafel bij Pauw en Witteman. De rest van Nederland begreep er maar weinig van, want wie tegen de VVD is, moest toch op de PvdA stemmen en andersom? Van een campagne van "nooit met elkaar" naar — weten wij het nog? — een liefdesverklaring voor acht jaar. De kloof tussen dat liefdesduo op de beeldbuis en de mensen op de bank thuis is vanaf dat moment nooit meer te overbruggen geweest. Hoe belangrijk is het dus als partij, als politicus, om voorspelbaar te zijn, zeker in campagnetijd en om geen beloftes te doen van de hemel en gratis bier als je die een dag na je verkiezingswinst alweer in de prullenbak gooit? Dat scheelt je bovendien een publieke biechtsessie aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk, hoewel het erg vermakelijk was om de liberaal Rutte bij een VARA-kopstuk om genade van het volk te zien smeken. Natuurlijk accepteren wij dat "sorry" van de premier ruiterlijk. Mark Rutte gaat dus vanaf nu het eerlijke verhaal vertellen. "Geen beloftes meer" is zijn eerste belofte, waaraan wij hem zeker zullen houden en anders de kiezer wel. Diezelfde kiezer kan straks, ben ik bang, toch weer bedrogen uitkomen door die anti-Wilderspraat van de premier, want de PVV 100% uitsluiten, ook vandaag; ho maar! Dat hij ondertussen die hete aardappel van het Oekraïnereferendum voor zich uitschuift, zal mensen ook niet bekoren. Voor zijn belofteverbod had de premier ons al drie keer een standpunt beloofd: voor de zomer, in de zomer en vlak na de zomer. Dit keer krijg ik liever geen "sorry" maar gewoon een voorstel. Concreet: kan de Kamer, kan Nederland voor november uitsluitsel krijgen? Ik zie uit naar de komende vijf maanden. Het zal een spannende verkiezingsstrijd worden. Tot 15 maart is niets zeker, maar daarna één ding wel: we zullen moeten samenwerken, ook vanwege de Eerste Kamer. Een nieuw kabinet wacht grote opdrachten, waarvoor alleen de plannen van links of alleen die van rechts niet voldoen. Ik noem de arbeidsmarkt, waar een oud links taboe rust op aanpassing van het ontslagrecht en waar conservatief rechts vies kijkt bij het aanpakken van goedkope flexcontracten. Dit, terwijl beide nodig zijn. Ik noem de pensioenen, waarbij polder en politiek vastzitten in oud denken en we maar niet komen tot meer eigen keuzes voor mensen, terwijl inmiddels alle generaties het vertrouwen in ons pensioenstelsel verliezen. Als de politiek het laat afweten en zo gepolariseerd is, blijft Nederland een land zonder plan en blijft Nederland een gespleten samenleving. Maar als de politiek de handen ineenslaat, tegenstellingen overbrugt, samen problemen oplost en resultaten boekt, zal ook de maatschappelijke polarisatie verminderen en worden ook daar tegenstellingen overbrugd. Dan zetten we een stap op weg naar herstel van vertrouwen, van mensen in elkaar en in de overheid. Dan zijn we weer een land mét een plan. En dat is mijn doel. De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Zou het voor een tijd als deze zijn? Die vraag krijgt Ester, een Joods meisje dat opgroeit in de diaspora, in een vreemd land, in een wereldrijk. Op wonderlijke wijze leert ze de koning van dat land kennen en verovert ze zijn hart. Ester wordt koningin, de machtigste vrouw van het machtigste land in de toenmalige wereld. Maar dan raakt het Joodse volk door een besluit van de koning in zijn voortbestaan bedreigd, voor de zoveelste keer in de geschiedenis. Zoals er nu antisemitisme is, zo was dat er toen ook. Het is op dat existentiële kruispunt, een moment waarop de geschiedenis alle kanten op kan gaan, dat haar oom aan Ester deze vraag stelt. Ester, zou het voor een tijd als deze zijn dat jij koningin bent geworden? Het verhaal van Ester is een beroemd verhaal uit onze veelgeprezen joods-christelijke traditie. Een verhaal met zeggingskracht, ook voor mensen die geen innerlijke band met die traditie hebben. Ester wendt haar macht aan om het goede te doen: ze redt haar volk. En ook aan ons is een bijzondere verantwoordelijkheid gegeven om het goede te doen. Wij zitten op een blauwe stoel waarvan er in dit land maar 150 zijn. De wetten van ons land, beslissingen over beter en slechter, over recht en onrecht, hangen af van onze armgebaren op dinsdagmiddag. En u, kabinet, bent het enige kabinet dat we hebben. Rechtvaardig beleid, eerlijke maatregelen, begrotingen waarin morele keuzes worden gemaakt: het hangt af van wat u op vrijdag in de Trêveszaal besluit. Zou het voor een tijd als deze zijn dat wij hier zitten? Ik weet het; wij zijn Ester niet. En we leven in een heel andere periode, met heel eigen uitdagingen en vragen, maar wel in een bijzondere tijd. We naderen niet alleen het politieke kruispunt van 15 maart, maar ook maatschappelijk is dit een beslissende periode. Van een periode waarin het vooral ging om het beteugelen van een crisis, maken we de omslag naar een tijd waarin andere meer existentiële vragen centraal staan. Het is een tijd waarin een radicale moslim een gruwelijke dodemansrit op de boulevard van Nice maakte. Een tijd waarin jonge jihadisten de keel van een bejaarde Franse priester doorsneden. Een tijd waarin, met de aanslagen in Parijs en Brussel, de terreur steeds dichterbij komt. Het is een tijd waarin de indringende vraag klinkt wat de waarde van onze vrijheid is. En zijn we bereid om die prijs te betalen? Het is ook een tijd waarin lokale verhoudingen verharden, van Zaanstad tot Geldermalsen. Het is een tijd waarin breuklijnen ons van elkaar vervreemden: jong en oud, hoog- en laagopgeleid, rijk en arm, autochtoon en allochtoon. Het is een tijd waarin we zoeken naar hoop, naar dat wat ons samenbindt. We zoeken naar het antwoord op de vraag waar we elkaar nog op kunnen aanspreken. Wat is onze gemeenschappelijke moraal? Wat maakt ons tot een geheel, tot een samenleving, tot een nationale gemeenschap? Ik geloof dat het voor een tijd als deze is dat wij hier zitten. We leven in een prachtig land. We hebben goed onderwijs. Onze kinderen behoren tot de gelukkigste ter wereld. Nooit eerder waren we zo vrij en zo welvarend. Nooit eerder was de medische wetenschap zo begaafd. Nog steeds is de werkloosheid veel te hoog, maar het aantal banen neemt toe en de werkloosheid neemt af. We hebben economisch in een diep dal gezeten, maar we klimmen eruit. Ook als ChristenUnie-fractie hebben we gedaan wat we geloofden dat moest. In crisistijd hebben we constructief meegedacht met het kabinet. We tellen nu onze zegeningen. Toch heb ik met vele anderen sterk het gevoel dat er nu meer op het spel staat, namelijk onze vrijheid. Dat is de vrijheid als de ruimte om het goede te doen en ook om van elkaar te mogen verschillen in ons geloof wat dan precies dat goede is. Dat is een vrijheid die ons hele leven omvat, van het begin tot het eind. Dat begint dus al met de vrijheid om geboren te mogen worden. Iedereen is hier welkom. Alle mensen zijn gelijkwaardig. De ChristenUnie-fractie heeft veel en vaak aangedrongen op ratificatie van het VN-gehandicaptenverdrag. We zijn zeer verheugd dat dat het afgelopen parlementaire jaar daadwerkelijk is gebeurd. Het verdrag moedigt ons aan om ons in te zetten voor een inclusieve samenleving. Dat is een samenleving waarin ook mensen met een handicap hun plek kunnen innemen. Tegelijk kregen we gisteren een brief van de minister van VWS waarin ze aankondigt dat de NIP-test aan alle zwangere vrouwen zal worden aangeboden en in 2018 in het basispakket zal worden opgenomen. We weten uit andere landen, bijvoorbeeld Denemarken, dat dat ertoe kan leiden dat er nauwelijks nog kinderen met Down geboren worden. Ik snap dat vrouwen in de risicogroep alle informatie willen hebben maar de uitkomst dat Down-kinderen niet of nauwelijks meer geboren worden, zou ik onverteerbaar vinden. Volgende maand hebben we de Week van het leven. Daarin vieren we met allerlei organisaties het leven: ongeboren, divers, maar het beschermen waard en de vrijheid waard. De ChristenUnie zal zich voor die vrijheid blijven inzetten. Het belangrijkste voor onze samenleving is misschien wel de vrijheid voor gezinnen. Dat is de plek waar we leren dat we niet alleen maar een individu zijn, maar dat we voor elkaar zijn gemaakt. Hier leren we samenleven, liefhebben, zorgen en verzorgd worden. Wangedrag in Zaanstad of Geldermalsen, of de zelfverrijking van dikke ikken — hufterigheid en egoïsme, zoals de minister-president de dikke-ikmentaliteit niet zo lang geleden omschreef — kan ook weleens teruggaan op een gemankeerde opvoeding. Het gezin is de plek waar normen en waarden worden overgedragen, waar we rekening leren houden met elkaar. In families vinden we vaak de mantelzorgers voor de ouders waar staatssecretaris Van Rijn zo op hoopt. Maar ondanks alle warme woorden die zelfs liberalen tegenwoordig over spruitjes bezigen — jazeker, staatssecretaris Dekker, die er niet is, hield een lofzang op spruitjes — staat de vrijheid van gezinnen om zelf keuzes te maken over het combineren van zorg en werk zwaar onder druk. Dit kabinet en veel partijen in deze Kamer zetten al hun geld op betaald werk: twee banen voor twee partners. Fiscalist Leo Stevens hekelde afgelopen week in Het Financieele Dagblad terecht de, zoals hij het noemde, onrechtvaardigheid dat gelijke inkomens ongelijk belast worden. Als een van de twee partners ervoor kiest om voor de kinderen te zorgen of om als mantelzorger voor een ouder te gaan zorgen of als een partner chronisch ziek is, dan staat de fiscus klaar om dat fiscaal zwaar te bestraffen. Stevens zegt in dit verband dat het huidige belastingstelsel niet verbindt maar mensen tegen elkaar opzet. Juist omdat we in deze tijd zoeken naar verbindende gemeenschappen, naar moraal en naar zorg en oog voor elkaar, geeft de ChristenUnie-fractie in haar tegenbegroting veel prioriteit aan het gezin. Ik roep het kabinet op om datzelfde te doen, niet omdat de ChristenUnie dat zo graag wil, maar omdat iedereen daar baat bij heeft en omdat de samenleving daarnaar snakt. Met de financiële toezegging aan collega Schouten heeft de minister van Financiën beloofd om in ieder geval de eenverdieners met een chronisch zieke partner tegemoet te komen. Ik ben blij dat daarvoor 50 miljoen is gereserveerd. Ik zie dat ook als een overwinning voor deze gezinnen, een overwinning die hard nodig was. Maar er is echt meer nodig. Het kabinet laat gezinnen die werk en zorg combineren en die daarbij van één inkomen rond moeten komen, nog steeds in de kou staan. Dat is onrechtvaardig. Misschien wel de belangrijkste vrijheid voor gezinnen, voor ouders is het kiezen van een school voor hun kinderen. Als ergens vrijheid als ruimte voor verschil onder druk staat, dan is het op dit punt. Er was een tijd dat de VVD-onderwijswoordvoerder altijd een geplastificeerde versie van artikel 23 van de Grondwet in zijn binnenzak had. Ik ben er niet helemaal zeker van of dat bij de huidige woordvoerders van de fractie nog steeds het geval is. De laatste weken komt de aanval op de onderwijsvrijheid vooral van de kant van de SP, maar ik kan ook naar het kabinet kijken. Ik heb onlangs goed geluisterd naar de H.J. Schoo-lezing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die er nu ook al niet is. De voorzitter: Die heb ik vanmorgen afgemeld. De heer Segers (ChristenUnie): Ik weet het. Maar het is spijtig dat ze er niet is. Ik hoop dat mijn woorden toch overkomen. Ik hoorde die lezing en merkte dat ik regelmatig instemmend zat te knikken en te hummen. Het was een gepassioneerd pleidooi voor vrijheid. Het ging over vrijheid tegenover onvrijheid, over "wij" tegenover "zij" en over een coalitie voor de vrijheid. Ik hoorde daarbij. Althans, dat dacht ik, totdat minister Schippers mij hardhandig van zich wegduwde. Tegen het einde van haar betoog zei ze namelijk letterlijk: "En wij dachten: onvrijheid, dat spreekt niemand meer aan, dat waait vanzelf over. Religie is achterhaald. In elk geval in de vorm van een voorgeschreven leven volgens de lijnen van de Bijbel of de Koran." Wie zijn de "wij" die dachten dat religie achterhaald was, dat een leven naar de Bijbel passé was? Ik hoor daar dus niet bij. Maar wie spreken er dan wel? Zijn dat VVD'ers? Zijn dat kabinetsleden? Is dat "het weldenkende deel der natie"? Het lijkt erop dat ik er alleen bij hoor als ik mijn kerklidmaatschap inruil voor het lidmaatschap van de VVD. Het was dan ook begrijpelijk dat na de lezing een vragensteller aan de minister vroeg waarom ze niet had gepleit voor afschaffing van de onderwijsvrijheid. De minister was eerlijk genoeg om te erkennen dat ze daar inderdaad aan gedacht had, maar ze wilde daarvoor niet kiezen, omdat ze dan ruzie met de verkeerde mensen zou krijgen. Dat lijkt mij een juiste inschatting. Ik pas voor die coalitie van de vrijheid als die betekent dat ik daarna een schoolstrijd aan mijn broek krijg. Dat is geen vrijheid. Dat is onvrijheid. De vrijheid van onderwijs is de vrijheid van ouders en scholen om zich met hart en ziel in te zetten voor goed onderwijs. Het is: keuzevrijheid, ruimte voor verschil, voor grote betrokkenheid van ouders, voor extra gemotiveerde leerkrachten. Die vrijheid komt iedereen toe. Zolang je je aan de wet houdt en het beste met kinderen voorhebt, heb je recht op die vrijheid. De afgelopen jaren stond die vrijheid al meermaals onder druk. De ChristenUnie heeft hard moeten knokken voor behoud van de kleinescholentoeslag. Het voortbestaan van scholen die de laatste van hun richting zijn, stond op het spel. Wat mij betreft: handen af van de onderwijsvrijheid, handen af van de keuzevrijheid van ouders! Mochten de VVD-Kamerleden inderdaad geen kaartje met artikel 23 in hun binnenzak dragen, dan help ik hen daar graag aan. Ik heb er eentje bij me. Die heb ik hier. Via de bode kan ik ervoor zorgen dat hij bij de VVD-fractie, de andere fracties en de leden van het kabinet terechtkomt, zodat iedereen het grondwetsartikel bij de hand heeft en op een handzaam kaartje heel dicht bij z'n hart houdt. De heer Zijlstra (VVD): Dat is niet nodig. Volgens mij was ik bij interruptie, toen de heer Segers mij dat vroeg, heel helder. Ik kom naar voren vanwege wat de heer Segers zei over de kleine scholen en de combinatie die hij maakte met de vrijheid van onderwijs. De vrijheid van onderwijs is een groot goed in dit land. Er bestaat de mogelijkheid om zelf een school te stichten. Ik vraag de heer Segers echter om ook naar een ander aspect te kijken: de toekomst van die kinderen. Die kinderen moeten zo goed mogelijk onderwijs krijgen. Als een kleine school vanwege de omvang niet in staat is om kwalitatief onderwijs te bieden, dan mag de denominatie van die school niet ten koste gaan van de toekomst van die kinderen. Is de heer Segers dat met mij eens? Dan moeten we niet blijven hangen in de puur theoretische discussie over vrijheid van onderwijs, maar dan moeten we ook een stap durven zetten in het belang van die kinderen. Dan moeten we scholen misschien op bestuurlijk niveau samenvoegen. We kunnen dat ook op een andere wijze doen. Dan zorgen we ervoor dat het onderwijs van die kinderen, en daarmee hun toekomst, op de best mogelijke manier wordt vormgegeven. De heer Segers (ChristenUnie): In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat het toezicht op kwaliteit plaatsvindt vanuit de inspectie. Dat is het theoretische antwoord. Heel praktisch kan ik het volgende zeggen. Op de middag dat besloten werd om inderdaad die kleine scholen, de laatste van hun richting, open te houden, was ik op zo'n kleine school in het oosten van het land. Er werd met taart gevierd dat staatssecretaris Dekker een goed besluit nam en die school open bleef. Die school had net het predicaat "excellent" gekregen. Dat was een kleine school, de laatste in zijn richting en een excellente school. Dan zie je dat kwaliteit, identiteit en een bescheiden grootte hand in hand kunnen gaan. De heer Zijlstra (VVD): Dat bestrijd ik ook niet. Ik vind niet dat een kleine school per definitie of heel goed of heel slecht is. Van die afdeling ben ik niet. Het gaat uiteindelijk om de kwaliteit van het onderwijs dat geboden wordt, of dat nou in een kleine of een grote school is. De heer Segers heeft op charmante wijze mijn vraag keurig ontlopen. De vraag was de volgende. Als een kleine school niet in staat blijkt te zijn om de kwaliteit van het onderwijs naar een goed niveau te brengen, waardoor de toekomst van die kinderen in het geding komt, vindt ook de heer Segers dan dat het belang van het kind vooropstaat en we niet puur in de denominatie moeten blijven hangen, maar moeten kijken naar hoe we die kinderen onderwijs gaan bieden in een school van een formaat waarbij hun toekomst daadwerkelijk vooropstaat? Natuurlijk moet daarbij hun achtergrond meegenomen worden. Als de heer Segers dat absoluut noodzakelijk vindt, dan vinden we elkaar. De VVD vindt ook dat die vrijheid van onderwijs in dit land thuishoort. De heer Segers (ChristenUnie): Onderwijsvrijheid heb je omdat ouders willen kiezen. Ouders kiezen niet voor een slechte school, maar voor een goede school. Ze kiezen voor kwaliteit. Dat is niet evenredig verbonden met de schaalgrootte van die school. Sterker nog, soms zie je dat een kleine school meer betrokkenheid van docenten en ouders oplevert. Als zo'n school door het ijs zakt en door de minimumnormen gaat, dan is het evident dat je moet ingrijpen. Natuurlijk kijk je naar kwaliteit, maar kwaliteit en identiteit zijn geen vijanden van elkaar. Sterker nog, ze kunnen elkaar heel goed versterken. De voorzitter: Tot slot, de heer Zijlstra. De heer Zijlstra (VVD): Als ik het goed versta, dan hoor ik de heer Segers dus zeggen: ja, als het in het belang van de kinderen is en de kwaliteit van het onderwijs kan niet geboden worden, dan moeten wij de grootheid hebben om die stap te zetten. Dat moeten we pas dan doen. Dat ben ik met de heer Segers eens. Als de kwaliteit goed is, dan hoeft het niet. De heer Segers (ChristenUnie): Wij kijken naar kwaliteit. Wij hebben een speciale regeling voor laatste scholen van de richting, omdat die inderdaad een speciale positie hebben. Ook die scholen moeten voldoen aan kwaliteitsnormen. Daar hebben we een inspectie voor. Die kijkt daar heel goed naar. In die samenhang denk ik dat we zowel vrijheid als kwaliteit overeind kunnen houden. Onderwijsvrijheid is geen doel op zichzelf, maar een middel om goede dingen te doen. In onze tegenbegroting wordt duidelijk wat dat voor de ChristenUnie-fractie betekent. Het betekent dat we investeren in vakonderwijs, in vakmensen, in jongeren met gouden handen, in leerrechten voor laatbloeiers. Het betekent ook investeren in knappe koppen. Wij halen daarom de drempel van het leenstelsel weer weg in onze tegenbegroting en willen ruim baan geven aan talent. Ook van dat talent zullen we het als land moeten hebben. Het zou de zelfverklaarde onderwijspartijen als D66 en GroenLinks sieren als ze ook op dit punt op hun schreden zouden terugkeren. Vrijheid is geen onverschilligheid. Een kabinet is er niet alleen voor sterke mensen. Vrijheid is niet alleen het recht om voor jezelf te zorgen, het is ook de plicht om voor elkaar te zorgen. Zeker kwetsbare mensen verdienen onze zorg. Ik denk aan de palliatieve zorg, aan ouderen die in de laatste fase van hun leven extra zorg nodig hebben, zodat ze waardig afscheid kunnen nemen. De ChristenUnie wil daar extra geld voor uittrekken. Ik denk ook aan mensen in psychische nood. Politieagenten en buurtbewoners merken het op straat. Steeds meer mensen met psychische problemen dwalen rond, terwijl ze eigenlijk hulp nodig hebben. Vandaar dat wij ook extra investeren in de ggz, en in de zorg voor en de opvang van onder andere verwarde personen. Het Leger des Heils deed deze week eveneens een noodkreet uit over het aantal daklozen dat niet geholpen kan worden. Het kabinet is daarover stil. Wat is de boodschap van deze premier voor de mensen waar het Leger des Heils zo bezorgd over is, voor de inwoners van zijn land die hun stem niet laten klinken op het Malieveld, omdat ze met zichzelf overhoop liggen en zich door het leven moeten worstelen? Ook hun moet dit kabinet toch wat te zeggen hebben? Vrijheid vraagt ook letterlijk om ruimte, een ruimte waarin we kunnen leven: de aarde. Die aarde willen we met goed fatsoen aan onze kinderen kunnen doorgeven. Ik wil een gezonde en schone leefomgeving voor onze kinderen. In 2015 steeg de schadelijke uitstoot van vervuilende broeikasgassen met 5%. Dat zorgt voor een ongezonde lucht en voor klimaatverandering. De gasproductie in Groningen is nog veel te hoog. Mensen voelen zich niet veilig in hun eigen huis. Dat moet echt anders, met schone energie, forse energiebesparing in woningen en een duurzame economie. Nederland heeft wereldwijde, duurzame koploperbedrijven. De samenleving en bedrijven zijn er klaar voor om de energietransitie te maken. Wat gaat het kabinet doen om die transitie te steunen en om de CO2-uitstoot niet te laten stijgen maar te laten dalen met 25%, zodat we de rekening niet doorschuiven naar volgende generaties, maar de economie sterk en schoon maken? We zitten hier met het oog op een tijd als deze. De meest existentiële bedreiging van de vrijheid is de bedreiging van het leven zelf. Die komt in deze tijd van jihadisten, vooral van buiten ons land maar soms ook van binnenuit. Wat dan op het spel staat, is de vrijheid om te geloven en om niet te geloven. De vrijheid om een religie te omarmen en om die te bekritiseren. De vrijheid van meningsuiting, pers, verkiezingen en vergadering en vereniging. Kijkend naar Nice, Parijs en Brussel weten we dat het om onszelf gaat, om ons leven. We staan in deze tijd tegenover een zeer overtuigde en zeer gemotiveerde vijand: het jihadisme dat het op onszelf heeft gemunt. Het is to be or not to be. Dit is een existentiële strijd om vrijheid. We hebben die eerder gevoerd, bijvoorbeeld zo'n 60 jaar geleden, toen we de angst voor de nucleaire dreiging vanuit het oosten hadden. Het was in die periode dat de bekende Britse schrijver C.S. Lewis prachtige woorden schreef over wat ons te doen staat in een tijd van strijd en angst. Als ik zijn woorden naar onze tijd vertaal, zegt hij: "Het eerste wat we moeten doen, is kalm worden. Als we dan toch vernietigd worden door een aanslag, laat die aanslag dan gepleegd worden terwijl we met nuttige en menselijke zaken bezig zijn — bidden, werken, lesgeven, lezen, muziek luisteren, de kinderen in bad doen, tennis spelen, praten met onze vrienden bij een drankje en een dartspel — en niet terwijl we als een stel bange schapen bij elkaar zijn gekropen, slechts denkend aan de dreiging van een aanslag. Ze kunnen ons lichaam kapotmaken, zoals een bacterie dat ook kan, maar ze hoeven niet ons denken te beheersen." En zo is het. De keus om niet bang te zijn, moet natuurlijk wel gepaard gaan met de keus om ons te verdedigen. De ChristenUnie-fractie steunt het kabinet in de prioriteit die het geeft aan Defensie, aan onze veiligheidsdiensten en aan Veiligheid en Justitie. Er is daarbij sprake van achterstallig onderhoud, en onze burgers verdienen het dat dat wordt verholpen. Tegelijk mis ik zeer dat ook prioriteit wordt gegeven aan hulp aan slachtoffers elders, aan de opvang van vluchtelingen in de regio en aan de opbouw van vrije en veilige landen elders. Hierin wordt Nederland steeds meer penny wise, pound foolish. De ChristenUnie wil terug naar de internationale standaard voor ontwikkelingssamenwerking, niet omdat dat een gevoel oplevert, maar omdat het een betere, rechtervaardigere en veiligere wereld oplevert. Geld voor de allerarmsten hoort naar de allerarmsten te gaan. Het is onbestaanbaar dat Nederland de grootste netto-ontvanger is van zijn eigen ontwikkelingsgeld, en dat Nederland geld voor armen uitgeeft aan de opvang van vluchtelingen. Hoe kan het kabinet dat doen? En hoe heeft de PvdA, die we in het verleden altijd aan onze zijde vonden, deze kaalslag in de afgelopen jaren kunnen laten gebeuren? Ik vind dat in ieder geval onrechtvaardig en onverstandig. Bij de bescherming van vrijheid moeten we ook voorkomen dat onvrijheid vanuit onvrije landen wordt geëxporteerd. Nog steeds zijn er geldstromen vanuit landen als Saudi-Arabië richting onder andere salafistische stichtingen en organisaties hier. De Kamer dringt er al een paar jaar op aan om hier daadwerkelijk werk van te maken, maar de daadkracht van het kabinet is beperkt. Ik vraag het kabinet om het principe van wederkerigheid te hanteren. Ik heb dat vanochtend al in een interruptie met de heer Zijlstra gedeeld. Landen met een vrijheid zoals wij die hebben, staat het vrij om hier ideële organisaties te ondersteunen. Maar landen waarin de vrijheid beperkt of afwezig is, zoals Saudi-Arabië, waarin je niet eens een Bijbel mag hebben, laat staan een kerk mag bouwen — op één Noorse kerk in de Noorse ambassade na — hebben niet de vrijheid om geestverwanten hier financieel te ondersteunen. We zouden dan immers onvrijheid importeren. Ik wil op dat punt graag een reactie. Ik begon deze bijdrage met Ester, een dappere vrouw van weleer. Ik wil eindigen met een dappere man van nu. Vlak voor de zomer was ik op bezoek bij generaal buiten dienst en voormalig Commandant der Strijdkrachten Peter van Uhm. Als er één man is die pal stond en staat voor vrijheid, is hij het. Een dag nadat hij de leiding van ons leger op zich had genomen, sneuvelde zijn zoon in Afghanistan. Hij had zich in verdriet en bitterheid kunnen terugtrekken, maar hij besloot op zijn post te blijven en zich voor de veiligheid en de vrijheid van ons land te blijven inzetten. Zelfs nadat hij uit dienst trad, is hij zich blijven inzetten, in het bijzonder voor de vorming van jongeren. Hij reist stad en land af om met hen te spreken over onze vrijheid en onze verantwoordelijkheid voor elkaar. Tijdens ons gesprek bij hem thuis vertelde hij mij wat voor hem het verschil maakt tussen een politicus en een staatsman. Hij zei: een politicus neemt maatschappelijk gewenste besluiten, maar een staatsman neemt maatschappelijk noodzakelijke besluiten. Ik wens het kabinet en ons allemaal hier veel staatsmanschap toe, en de zegen en wijsheid van God. We zitten hier immers voor een tijd als deze, met de opdracht om het goede te doen, om de toekomst van onze kinderen veilig te stellen, om ervoor te zorgen dat iedereen daarbij meetelt, en om pal te gaan staan voor de vrijheid om te geloven. Dat is de inzet van de ChristenUnie. De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Om te beginnen, wil ik het kabinet van harte feliciteren. Het zijn de laatste Algemene Beschouwingen van deze premier. Het kabinet heeft het volgehouden. Chapeau! De VVD en de Partij van de Arbeid, het zijn gescheiden werelden. Maar tussen beide partijen heeft de brug standgehouden. Diederik en Mark hebben zich niet uit elkaar laten spelen. Er waren spanningen en zo nu dan was er een crisis. Er was een beetje liefdesverdriet, een bijna-crisis en nog één, en nog één. Die gingen over bed, over bad en over brood, zoals dat gaat in iedere goede relatie. Die gingen ook over zorgpremies en over de vrije artsenkeuze. Maar de scherven werden steeds bij elkaar geveegd en gelijmd. Gelukkig was er ook altijd hulp van iemand op wie je kon rekenen: de postillon d'amour uit Wageningen. Het is een knappe prestatie. Het is lang geleden, bijna twintig jaar, dat een coalitie niet voortijdig uit elkaar is gegaan, ook al hoor ik de fractievoorzitter van de VVD nu een winstwaarschuwing afgeven. Misschien is het toevallig, maar ook dat was een paars kabinet. Dat was het eerste paarse kabinet, maar ik begrijp nu dat er ook een mogelijkheid is dat dit kabinet op het tweede paarse kabinet gaat lijken. De PvdA en de VVD zijn gescheiden werelden, zoals ik al zei. Maar ze zijn als een derde paarse kabinet bij elkaar gebleven. Mijn oprechte felicitaties. Gescheiden werelden? Dat is de titel van een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De sociaal-culturele tegenstellingen tussen groepen mensen nemen toe in ons land. Het lijkt alsof we steeds meer tegenover elkaar komen te staan: hoger opgeleiden tegenover lager opgeleiden, wit tegenover zwart en jong tegenover oud. Dit leidt tot polarisatie over immigratie, over de toekomst van Europa. Het leidt tot felle, gepolariseerde discussies over paaseitjes en de kleur van Zwarte Piet. Het leidt tot uitwassen, zoals varkenskoppen bij asielzoekerscentra, intimidatie van journalisten door Turkse Nederlanders bij een demonstratie of bedreiging van bewoners door jongeren in Zaandam. Het kabinet is bij elkaar gebleven, maar de samenleving lijkt uit elkaar te drijven. De overheidsfinanciën zijn op orde, maar de samenleving is verdeeld. De premier blijft lachen, maar de samenleving heeft kiespijn. Dat chagrijn en die onzekerheid nemen toe als wij ons realiseren dat wij de wereld niet buiten onze grenzen houden. Wij hebben de morele plicht om mensen die vluchten voor oorlog en geweld, op te vangen: hervestiging van vluchtelingen uit Libanon en Jordanië, hervestiging van vluchtelingen uit Griekenland en hervestiging van vluchtelingen die vastzitten aan de grens van Syrië. We moeten doen wat de internationale organisaties vragen en wat we zelf in Europa hebben afgesproken. We moeten ons aan onze beloften houden. Kan de premier aangeven hoe wij gaan bijdragen aan het snelle hervestigen van vluchtelingen binnen Europa en van buiten Europa? Want opvang in de regio is een schaamlap voor onze eigen verantwoordelijkheid, zeker als we beseffen dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking waaruit hulp voor vluchtelingen in crisisregio's betaald wordt op een dieptepunt is beland. Het zit op het laagste punt sinds 1973. Dat is niet alleen een financieel, maar ook een moreel dieptepunt. Graag krijg ik ook hierop graag een reactie van de premier. Nederland moet ook een veilige haven zijn voor kwetsbare kinderen. Te vaak gaat het mis. We kennen allemaal Eduard, een jongen van 17, die zes jaar in Nederland woonde. Hij haalde in zijn klas het hoogste cijfer voor Nederlands en slaagde cum laude voor zijn vmbo. Hij werd uitgezet. Eduard woont in Armenië en wordt geconfronteerd met de dienstplicht. Hij is bang en depressief. Voor zulke kinderen kunnen en moeten we het verschil maken. GroenLinks heeft dan ook samen met de Partij voor de Arbeid een wet ingediend om kinderrechten in de Vreemdelingenwet op te nemen. Steunt het kabinet dit voorstel? Het ging in dit debat veel over wie wij zijn als Nederland, over ons Nederland en over de vraag: blijft Nederland nog wel Nederland? Dat was ook de vraag die de premier bij Zomergasten opwierp. Daar benadrukte onze premier nog eens dat het beperken van het aantal asielzoekers zo belangrijk is om Nederland Nederland te laten zijn. Ik wil vandaag het omgekeerde stellen. Is Nederland nog wel Nederland als we onvoldoende vluchtelingen opnemen? Kennen we onze geschiedenis nog wel? Is het niet juist ons land dat in de geschiedenis een toevluchtsoord was voor mensen die vreesden voor hun veiligheid? Is het niet juist Nederland dat een vrijhaven was voor andersdenkenden en andersgelovigen? Onze geschiedenis kent met de slavernij en het koloniale verleden zwarte, gitzwarte bladzijden. Daar staan we te weinig bij stil. Maar we staan er ook te weinig bij stil dat ons land heeft bijgedragen aan de strijd voor vrijheid, voor rechten waar partijen die de vrijheid in de naam dragen slordig mee omgaan, om het mild uit te drukken. Empathie voor de ander. Opkomen voor de vrijheid van de ander. We hebben het in onze geschiedenis met schade en schande geleerd. Is dat niet Nederland? Zijn dat niet de waarden die we delen, vraag ik aan de premier die ook historicus is. De drang naar vrijheid en emancipatie is niet typisch Westers. Mensenrechten zijn universeel. Maar overal en altijd moeten vrijheidsrechten bevochten worden op machthebbers, op religieuze autoriteiten, op conservatieve krachten. Denk maar eens aan het homohuwelijk. Ik ben er trots op dat Nederland vooropliep bij het realiseren van gelijke rechten voor homo's, maar het was de conservatieve Frits Bolkestein die 20 jaar geleden nog tegen het homohuwelijk stemde. Denk ook aan onze internationale politiek. Met de Turkijedeal hebben we ons uitgeleverd aan Erdogan. Zolang Erdogan vluchtelingen tegenhoudt, doen mensenrechten er niet toe. En Saudi-Arabië gooit clusterbommen op burgers in Jemen. Vrouwen hebben er geen rechten. Barbaarse lijf- en gruwelijke doodstraffen zijn er aan de orde van de dag. Dit land, met de meest conservatieve stroming van de islam, financiert moskeeën in ons land. In deze kabinetsperiode hebben we ons koningshuis naar dat land gestuurd en zijn er drie ministeriële missies geweest, op zoek naar handel. Ik hoor vertegenwoordigers van de VVD nooit zeggen dat we onze relatie met dergelijke landen moeten heroverwegen. Zolang er geld verdiend wordt, doen mensenrechten er niet toe. En de PVV mag graag tekeergaan tegen duurzame energie en de opwarming van de aarde ontkennen, maar ik hoor Wilders nooit over onze afhankelijkheid van olie uit landen als Saudi-Arabië en Rusland. De VVD en de PVV houden er een dubbele moraal op na. Waarden en idealen tot aan de grens, maar in het buitenland zijn er slechts belangen. Gescheiden werelden. Tussen woorden en daden, tussen waarden en belangen en tussen de koopman en de dominee. Weet u wat Bolkestein zei toen hij tegen die motie voor het homohuwelijk stemde? We moeten niet te ver vooruitlopen, vond Bolkestein, niet uit de pas met het buitenland. Dat is niet goed voor onze relaties en voor onze economische belangen. Het lijkt de VVD-doctrine te zijn geworden. Niet vooroplopen met klimaatbeleid, niet vooroplopen bij de aanpak van de bio-industrie, niet vooroplopen bij de aanpak van belastingontwijking. Waarden en idealen sneuvelen op deze manier op het altaar van de mammon, de god van het geld, op het altaar van de economische belangen. Het is precies deze dubbele moraal, deze houding van de kortzichtige koopman, waar we van af moeten als we de strijd voor vrijheid serieus nemen. De vrijheid van religie, de vrijheid van meningsuiting. Gelijkheid van mensen en de ontwikkeling van onze verzorgingsstaat en de individuele waarden van emancipatie waar we de afgelopen decennia voor hebben gevochten. Dat is ons Nederland. Alleen als wij zelf bewust zijn van deze waarden kunnen wij openstaan voor de ander. Als we vrijheid zo belangrijk vinden, moeten we die vrijheid ook aan de ander gunnen. Ik heb eerder naar het voorbeeld van Matteo Renzi verwezen, de Italiaanse premier. Voor iedere euro die in Italië extra naar veiligheid gaat, wordt er een extra euro aan cultuur besteed. Dat is een mooi antwoord op hen die onze cultuur omver willen werpen. In onze tegenbegroting zijn we verdergegaan op dit idee. We moeten ons wapenen tegen terrorisme. Extra geld voor veiligheid is nodig, vanzelfsprekend, maar we moeten ook een trots en inhoudelijk antwoord hebben. Een antwoord dat laat zien dat we ons niet bang laten maken. Een antwoord dat laat zien dat we beter zijn dan IS. Een antwoord dat laat zien dat we groter zijn dan groepstegenstellingen suggereren. Extra geld voor cultuur, voor sociale cohesie in wijken, voor integratie van vluchtelingen en uiteraard voor onderwijs. Een antwoord van vrijheid boven vrees, hoop boven angst en verbinding boven verdeeldheid. Graag krijg ik een reactie van de premier op onze tegenbegroting. Nederland is niet een land waarin succes een individuele prestatie is en falen je eigen schuld is. Nederland is het land van eerlijk delen, van zorgen voor elkaar. En dat zijn we een beetje kwijtgeraakt. De markt kreeg voorrang en het werd ieder voor zich. De gemeenschap werd genegeerd. De ongelijkheid is toegenomen, net als de onzekerheid voor veel mensen met tijdelijk en flexibel werk. In het onderwijs neemt de ongelijkheid in kansen toe. Je afkomst bepaalt steeds meer je succes. Bijlessen zijn bijna alleen nog toegankelijk voor kinderen met ouders die dat kunnen betalen. In de zorg is een soortgelijk proces gaande. Steeds minder mensen kunnen het hoge eigen risico dragen en mijden noodzakelijke zorg. Ouderen met een laag inkomen zijn er niet zeker van of ze thuiszorg of huishoudelijke hulp krijgen. Dat geeft onzekerheid. Dit kabinet is ervoor verantwoordelijk, zo lees ik in de MEV, dat er 70 miljoen uur minder aan zorg wordt besteed. Dat zijn miljoenen uren minder handen aan het bed, minder hulp voor onze ouderen, minder begeleiding van gehandicapten, minder aandacht voor de meest kwetsbaren. Zo neemt langzaam maar zeker de ongelijkheid toe, neemt langzaam maar zeker de onvrede toe. Het is een geniepig, giftig proces dat door onze samenleving trekt. Meer verwarde mensen op straat. Meer mensen met probleemschulden. Meer armoede onder kinderen en armoede die erfelijk dreigt te worden. Meer wantrouwen tegen de politiek en rechtsstaat. Meer wantrouwen van mensen in elkaar. Meer ongelijkheid blijft niet zonder maatschappelijke gevolgen. Meer ongelijkheid maakt meer kapot dan ons lief is. Dit kabinet deed de belofte, die een belangrijke pijler van het regeerakkoord was, dat inkomens eerlijk verdeeld zouden worden. Is die belofte nagekomen? Wij hebben gekeken naar de cijfers die het Centraal Planbureau ons heeft gegeven. Wij kunnen niet anders concluderen dan dat de hoge inkomens van meer dan twee keer modaal er in euro's tot vijf keer meer op vooruit zijn gegaan dan de inkomens onder modaal. Ook in procenten stegen over de gehele kabinetsperiode de hoogste inkomens sneller, met meer dan 6,5%, dan de laagste inkomens, met 4%. Kortom, de ongelijkheid is verder toegenomen, tegen de eigen belofte van dit kabinet in. De heer Zijlstra (VVD): Dat ik op dit onderwerp nog eens zou interrumperen ... Weet u, mijnheer Klaver, laat ik beginnen te vragen of het nog een beetje vrolijk gaat worden, want ik word een beetje depressief van uw verhaal. Dit is niet goed en dat is niet goed: het is echt een tikkie tranentrekkend. En dan begint u ook nog over de ongelijkheid in dit land. In die zin lijkt u een beetje op de heer Wilders. Hij had ook een verhaal waar je niet heel vrolijk van werd, terwijl hij hoop en optimisme wilde uitstralen. Dat hoor ik u ook vaak zeggen. Het komt er alleen niet uit. Dat is een beetje jammer. Tegen de heer Klaver zeg ik: kijk gewoon naar de feiten. Dat ik het moet zeggen ... Het was echt iets waar de VVD op moest inleveren, maar dit kabinet heeft niet bijgedragen aan de inkomensongelijkheid. Ik had graag gewild dat het een tikje evenrediger was geweest en dat de mensen met middeninkomens wat meer hadden mogen profiteren, maar wat de heer Klaver zegt, klopt niet; dat ik dat moet zeggen. Ik houd van feiten in de politiek en het zou fijn zijn als hij ook bij de feiten blijft. Dan de zorg, ook zo'n gebied waar de heer Klaver op een heel stiekeme wijze probeert tweedracht te zaaien. De mensen die zorg genieten en de mensen die zorgen moeten betalen, worden een beetje tegen elkaar opgezet, zoals de lage inkomens tegen de middeninkomens worden opgezet. Dat moet hij niet doen, want als je tweedeling zaait, zal je tweedracht in de maatschappij oogsten. We hebben een enorm solidair zorgsysteem. Mensen met een modaal inkomen die zelf geen zorg genieten, betalen elk jaar €1.900, 10% van hun inkomen, voor de zorg van mensen met een laag inkomen. Mensen met een hoog inkomen betalen vele malen meer zorgpremie dan mensen met een laag inkomen. Als de heer Klaver dan het beeld neerzet dat dit nog verder moet worden doorgevoerd, ondergraaft hij de solidariteit in het land en in de zorg. Ik zou tegen de heer Klaver willen zeggen: houd daar eens mee op en ga nou eens echt over hoop en optimisme praten. De heer Klaver (GroenLinks): Houd daar eens mee op? Dit is een aanmoediging om nog een tandje bij te zetten. De ongelijkheid is een groot probleem in de wereld en in dit land, en daar hamer ik al jaren op. De heer Zijlstra heeft het over de zorg. Ik kijk gewoon om me heen wat er gebeurt en ik zie dat mensen bang zijn om naar een dokter te gaan. We kunnen ze nog zo vaak uitleggen dat de huisarts bijvoorbeeld niet onder het eigen risico valt, en dat er allerlei regelingen zijn, ook bij de gemeente, maar ik zie wat het effect is. Ik vind dat het geen eigen risico zou moeten zijn als je ziek wordt. Daar betalen we met elkaar voor en dan zoeken we maar een andere manier van financieren. Dan kom ik op het punt van de cijfers over ongelijkheid in Nederland. Ik vind het fantastisch dat de heer Zijlstra het opneemt voor het kabinet en aangeeft dat het allemaal heel eerlijk is verdeeld, maar wij hebben cijfers laten zien op basis van gegevens van het CPB. Wij hebben de koopkrachtplaatjes van de afgelopen jaren bekeken en daaruit blijkt dat de lage inkomens er beduidend minder op vooruit zijn gegaan dan de hoge inkomens. We kunnen daarover blijven soebatten, de heer Zijlstra kan zeggen dat ik ernaast zit en iemand kan mij een flagrante leugenaar noemen, maar laten we ze opsturen naar het CPB. Laat het CPB het maar bekijken. Ik ben er voor honderd procent van overtuigd dat de feiten die wij hier presenteren overeind blijven. Zullen we ze dan gewoon naar het CPB sturen? De heer Zijlstra (VVD): Dat lijkt mij een heel goed plan. De heer Klaver (GroenLinks): Uitstekend. De heer Zijlstra (VVD): Maar dan gaan we ook bekijken wat dit kabinet heeft gedaan. Daar gaat het mij namelijk om. De heer Klaver weet heel goed dat hij hier zaken bij betrekt — de heer Samsom zei het zojuist ook al tegen hem — die geen kabinetsbeleid zijn. De lagere rente bijvoorbeeld, waar mensen met een eigen huis van kunnen profiteren, is geen kabinetsbeleid en dat onderscheid zou de heer Klaver eens moeten maken. Het spijt me dat ik dit nog een keer moet zeggen, maar het stuit me echt tegen de borst als iemand zo met de feiten op de loop gaat. Ik kom nog even terug op de zorg. We willen een solidair zorgstelsel houden, en ik snap heel goed dat mensen die zorg nodig hebben en daarbij een eigen risico moeten betalen, op dat moment de ervaring hebben dat zij er ook niet om gevraagd hebben om zorg te moeten afnemen en dat zij helemaal niet ziek willen zijn. Dat snap ik hartstikke goed en ik wil er ook nog best in meedenken, maar als we het eigen risico verlagen, dan betekent dat een verhoging van de premie, en wie gaat die hogere premies dan betalen? Dat vraag ik aan de heer Klaver. Laat hij er nu niet weer mee aankomen dat we het elders vandaan gaan halen, want het is een gesloten systeem. Het moet uit dat systeem komen, hetzij uit een eigen risico, hetzij uit hogere premies. De heer Klaver (GroenLinks): Deze veronderstelling klopt niet. Het hoeft niet uit het systeem te komen, want je kunt er gewoon voor kiezen om het uit de belastingen op te brengen. Ja, dat kan. Daar kunnen we voor kiezen, en dan kun je het op andere plekken halen. De heer Zijlstra (VVD): Belastingen zijn kennelijk gratis, bij GroenLinks. De heer Klaver (GroenLinks): Nee, helemaal niet. Dit staat niet in onze tegenbegroting, laten we daar helder over zijn, dus daar kan ik niks over zeggen, maar ik loop nu vooruit op ons verkiezingsprogramma, waar dit in staat. Daarin kan de heer Zijlstra zien welke verschuivingen wij maken. Wij zullen ervoor zorgen dat de lasten voor gezinnen in Nederland omlaag gaan en dat ze voor het bedrijfsleven zullen stijgen, omdat we onder andere belastingontwijking zullen aanpakken, en omdat we allerlei plannen die de VVD heeft met de Vpb niet zien zitten. En daaruit kunnen we heel goed de zorg betalen. Dat is trouwens helemaal niet raar: we doen het net zo met onderwijs en met wegen. Alleen in de zorg werken we met premies waardoor de zorg voor een belangrijk deel wordt gefinancierd, en ik vind dat de bijdrage van de overheid uit de belastingen een stuk groter zou kunnen zijn. Daarvoor hoeven de premies niet te stijgen. Ik kan de heer Zijlstra nog niet de precieze bedragen geven — ik hoop niet dat hij dat erg vindt, want er moet nog op gerekend worden — maar hij mag ervan uitgaan dat de premie bij ons heel erg zal dalen. De heer Zijlstra (VVD): Dan begrijp ik het, want GroenLinks doet het dan niet in de zorgpremie, maar gewoon in de belastingen en dat is ook iets wat de mensen moeten betalen. Want het moet uit de lengte of uit de breedte komen. De heer Klaver (GroenLinks): Daar loop ik ook niet voor weg. De heer Zijlstra (VVD): Ik wil de heer Klaver echt meegeven dat de solidariteit in het Nederlandse zorgstelsel al wel redelijk is opgerekt. Mensen met een laag inkomen betalen in Nederland iets meer dan twee tientjes per maand voor de zorg. Dat is de helft van een gemiddeld telefoonabonnement, en dat wordt betaald voor zorg die tot de allerbeste ter wereld behoort. De heer Klaver moet oppassen met een verhaal alsof we hier een enorme ongelijkheid hebben, want die politieagent, die verpleegster en die buschauffeur betalen elk jaar €1.900 voor de zorg van anderen, en als je dat te ver oprekt, dan hebben ze daar op een gegeven moment tabak van. Dus, mijnheer Klaver, koester de solidariteit die er nu is, want die is heel goed, maar rek die niet zo ver op dat u dit allemaal in gevaar brengt. De heer Klaver (GroenLinks): Ik vertelde de heer Zijlstra zojuist dat de lasten voor het bedrijfsleven in Nederland wat ons betreft fors omhoog gaan — dat is niet zijn politieke keuze, maar wel die van ons — en dat wij belastingontwijking willen aanpakken. Daar zullen wij het uit betalen, en dat heeft helemaal niks te maken met de middeninkomens. Sterker nog: in onze plannen zullen wij de middeninkomens ontzien, want die hebben het zwaar genoeg. De heer Zijlstra (VVD): Het belasten van bedrijven mag dan heel leuk klinken, maar het gaat gewoon om de banen van Nederlanders. Bij die bedrijven werken heel veel mensen en die mensen kunnen daardoor weer hun gezin onderhouden. Als u die bedrijven zo graag wilt aanpakken, betekent dat dat mensen hun baan kwijtraken, geen inkomen hebben en dat dus uiteindelijk gewoon de burger in Nederland weer de rekening betaalt. Daal eens een keer af naar de aarde! De heer Klaver (GroenLinks): Mijnheer Zijlstra, in die brievenbusfirma's waar we al de hele tijd tegen vechten, zitten miljarden. We zouden daar veel meer kunnen ophalen. Die firma's brengen overigens helemaal geen werkgelegenheid naar Nederland maar brievenbussen. Dat is het enige. Het is de hoogste tijd dat we die firma's gaan aanpakken. Voorzitter. Het chagrijn in de samenleving en het verbreken van politieke beloften hebben volgens mij met elkaar te maken. De belofte dat iedereen zou profiteren van marktwerking en globalisering is een valse gebleken. Jaar na jaar profiteerden de hoogste inkomens hiervan en bleven de gewone inkomens achter. Jaar na jaar neemt het chagrijn toe. Dit jaar stemden mensen tegen Europa: in Nederland in het Oekraïnereferendum en in het Verenigd Koninkrijk in de brexit. Hoe cynisch is het dan dat de Britse minister van Financiën in reactie op de brexit een verdere verlaging van de winstbelasting voor het internationale bedrijfsleven belooft? Hoe cynisch is het dan dat onze eigen premier de bankiers uit de Londense City naar Amsterdam wil lokken door hen te wijzen op de gaten in onze bonuswetgeving? Hoe cynisch is het dat kiezers hun stem laten horen, luider dan ooit, maar dat we de boodschap niet lijken te begrijpen? Gescheiden werelden, ook in het kabinet! De premier wil bonussen voor brexitbankiers en de minister van Financiën wil een bonusbeperking voor bedrijfsmanagers. Zijn dat twee boodschappen voor twee werelden, een voor de wereld van de bankiers en een voor de bühne? Graag een toelichting. Dat er in Nederland sprake is van toenemende ongelijkheid wordt ook in het laatste rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving geconstateerd. De ongelijkheid neemt in een hoger tempo toe dan het Europese gemiddelde. Ook dit planbureau ziet gescheiden werelden: het toenemende verschil tussen stad en platteland en tussen regio's die blijven groeien en regio's die achterblijven. Dat zorgt voor toenemende ongelijkheid, niet alleen armoede tegenover rijkdom maar ook ongelijkheid in gezondheid. Als je een laag inkomen hebt en naast een snelweg woont waar de luchtkwaliteit slecht is, is je verwachte levensduur jaren korter dan die van iemand met een hoog inkomen in een gegoede buurt naast een groen stadspark. We willen het wel eens vergeten, maar milieu- en natuurbeleid gaan over gelijkheid, over de gelijkheid tussen mensen nu, hier en ver weg, maar ook over de gelijkheid en kansen van toekomstige generaties. De belangrijkste politieke belofte is het afgelopen jaar in Parijs gedaan. Daar hebben we internationale afspraken gemaakt om de opwarming van de aarde tot ten hoogte 2ºC te beperken. Nederland is kampioen gebroken beloften, want we lopen voortdurend achter bij de beperking van de CO2-uitstoot en we lopen hopeloos achter bij de toepassing van duurzame energie. GroenLinks heeft ook dit jaar behalve een tegenbegroting een klimaatbegroting opgesteld. We lopen hiermee vooruit op de klimaatwet die collega Samsom en ik hebben ingediend. We willen nu ook al laten zien dat het anders kan en dat we ons kunnen houden aan onze beloften, zodat we sneller van het gas uit Groningen af zouden kunnen, we de economie in snel tempo kunnen vergroenen en meer werkgelegenheid en welvaart kunnen creëren. Echte, eerlijke welvaart! Ik krijg graag een reactie van de premier op onze klimaatbegroting. Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het kabinet is vrijwel klaar, maar de samenleving niet. We staan op een nieuw kruispunt. We moeten opnieuw gaan investeren in onze samenleving, in een nieuwe en groene economie en in nieuwe werkgelegenheid. Dat is samen welvaart maken en eerlijk delen in een nieuw verhaal voor Nederland. Ik wens het kabinet succes in zijn laatste maanden maar ik kijk uit naar de verkiezingen. De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. In wat voor land leven we eigenlijk? Veel mensen vragen zich dat af: de boer die zijn bedrijf naar de knoppen ziet gaan, de burger die zijn vertrouwde omgeving ziet veranderen, maar ook de asielzoeker die Syrië ontvlucht is en in Nederland is terechtgekomen. In wat voor land ben ik eigenlijk terechtgekomen? Over dat land is vandaag al urenlang gedebatteerd. Van veel coalitiepartijen hebben we de zegeningen van het beleid gehoord en van veel oppositiepartijen de tekortkomingen. Ik dacht daarom: ik ga vanavond maar niet uitgebreid ook weer uit de doeken doen hoe de SGP daartegen aankijkt, want eigenlijk weet u dat al. Dat je weinig spectaculaire verrassingen hebt, is een beetje het nadeel van stabiliteit. Ik kan niet zeggen: op veiligheid en Defensie hebben we heel lang bezuinigd en zullen we er daarom nu toch maar niet wat extra in gaan investeren? We hebben eigenlijk altijd al gezegd: het is belangrijk dat je daarin veel investeert. Over Europa kan ik ook niet zeggen: ja, we hebben een tijdlang gezegd dat we veel bevoegdheden moesten weggeven aan Brussel, maar nu moeten we toch maar eens stoppen met die ontwikkeling richting superstaat en het over een andere boeg gooien. Dat hebben we eigenlijk altijd al gezegd. Als het om het belastingstelsel gaat, kan ik ook niet zeggen: de oneerlijke fiscale discriminatie van alleenverdieners is ons tegenwoordig toch wel een doorn in het oog. Sterker nog, Van der Vlies, mijn voorganger, heeft jarenlang het vuur uit zijn sloffen gelopen om daarvoor aandacht te krijgen. Ik ben overigens blij — laat ik dat ook tegen het kabinet zeggen — dat de koopkracht van eenverdieners stijgt, dat er voor hen specifiek aandacht is geweest en dat er voor een heel speciale groep chronisch zieken en gehandicapten zelfs wat extra's gebeurt. Die onaanvaardbare kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners groeit helaas wel steeds verder. Zij betalen nu soms tot bijna zes keer zo veel belasting. Wanneer gaat het kabinet hier echt iets aan doen? Eigenlijk weet iedereen al hoe de SGP tegen de belangrijkste punten aankijkt. Daar komt nog eens bij dat we ook geen spannende stories in de aanbieding hebben: geen gebroken verkiezingsbeloftes, geen teamverwaarlozing, niet van dat alles. Sorry, ik kan er ook niks aan doen! En nu zou ik dit debat wel kunnen aangrijpen om aan te geven hoe de SGP zich tegenover het kabinet heeft opgesteld — goede plannen steunen, minder goede plannen verbeteren en slechte plannen afwijzen — maar dat is ook allemaal wel bekend. Ik zou ook kunnen aangeven hoe we het via deelakkoorden voor elkaar hebben gekregen dat de gezinsportemonnee enigszins ontzien werd, dat mantelzorgers een steuntje in de rug hebben gekregen en dat er extra geld naar veiligheid en Defensie is gegaan. Ik zou kunnen noemen dat we blij zijn dat onze wensen zijn ingewilligd om geld vrij te maken voor uitstapprogramma's voor prostituees, de begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen en maatregelen om zelfdodingen tegen te gaan. Maar als ik dat allemaal breed zou uitmeten, dan is dat weer zo snoeverig, zo borstklopperig, en dat is ook weer niet des SGP's. Laat u een vreemde prijzen en niet uw eigen mond, zei de wijze Salomo al. Weet u wat me de afgelopen tijd wel opgevallen is in het land? Dat is dat je steeds vaker de verzuchting hoort, soms hardop maar meestal voorzichtig gefluisterd, dat je soms meer SGP zou willen. Nu zijn de komende verkiezingen natuurlijk een uitgelezen mogelijkheid om daar wat aan te doen, maar niets staat het kabinet in de weg om er nu al werk van te maken en wat meer SGP in de plannen te doen. Mag ik twee heel bescheiden voorstellen doen? Vorig jaar had mijnheer Zijlstra het nog over de ondernemers in de land- en tuinbouw bij de Algemene Politieke Beschouwing. Nu deed hij dat niet, maar ik denk dat hij dat even vergeten is. De ondernemers in de land- en tuinbouw missen de zekerheid, het perspectief en de duidelijkheid om te kunnen investeren in dierenwelzijn en milieu. Je kunt niet groen zijn terwijl je in het rood staat. Wat is hierop uw antwoord, minister-president? Ziet u mogelijkheden voor een meerjarenakkoord dat duidelijkheid geeft aan de sector? Mijn tweede voorstel heeft ermee te maken dat Nederland meer is dan alleen de Randstad. Wij hebben een prachtige commissie aan het werk gehad die in Zeeland, een heel mooie provincie, ging kijken naar de mogelijkheden voor economische structuurversterking. Er liggen mooie plannen, maar het is een beetje stil gebleven daarna. Is het kabinet bereid om hiervoor de portemonnee te trekken? Ik had beloofd om vanavond niet uitgebreid op het kabinetsbeleid in te gaan maar om het over een andere boeg te gooien. Voor de afwisseling zou ik u allen willen meenemen naar de centrale hal van de Tweede Kamer, de plek waar iedereen binnenkomt: volksvertegenwoordigers, kiezers, gekozenen. In die welkomsthal kun je mooi zien wat voor land Nederland is. Ik zie al enige verschrikte gezichten: wat krijgen wij nou, zo laat op de avond? Om u gerust te stellen: ik wilde er een virtuele rondleiding van maken. Voor het gemak heb ik daarvoor wat meegenomen vanavond. Ik weet, na de stekkerdoos van GroenLinks van een paar jaar geleden is het wat rustiger geworden met voorwerpen in de Kamer. Maar het is wel een oude traditie om van tijd tot tijd ook wat aanschouwelijk onderwijs te geven. In 1985 kwam CDA-Kamerlid, toen CHU — nee, CDA was het al — Eversdijk nog met een muskusrat in de Kamer aanzetten. Eerder, in 1972, kwam het Kamerlid De Jong van de Nederlandse Middenstandspartij — die hebben wij ook nog gehad — hier met een schoolbord en krijt uitrekenen hoe het kabinet de zelfstandigen besteelt. Nog wat verder terug — ik zag de heer Samsom daar natuurlijk al over nadenken: waarom hoor ik hem niet over Troelstra? — in 1897, kwam Pieter Jelles Troelstra al met een nagemaakt houten venstertje hier de zaal binnen zetten om aan te geven dat de gebroeders Hogerhuis, destijds een roemruchte zaak, ten onrechte in het gevang waren gezet omdat zij nooit door dat kleine venstertje hadden kunnen komen. Ook toen was er in de Kamer dus al aandacht voor bijzondere zaken, zullen we maar zeggen. De ruimte waar ik u naartoe wil nemen, is de Statenpassage, waar vorig jaar tijdens de Algemene Beschouwingen het wereldberoemde Amazing Grace te horen was, een lied met een boodschap vol geloof, hoop en liefde. Maar ook als die hal leeg is en iedereen daaruit is weggetrokken, is daar veel moois te zien. Ik zou vandaag even willen stilstaan bij een drietal kunstwerken in die hal. Ik begin vlak bij de ingang Plein. Als u het niet helemaal goed kunt zien op de grote foto op het paneel dat ik nu toon, is het ook via mijn Twitteraccount te volgen. (Hilariteit) De heer Van der Staaij (SGP): Bij ingang Plein staan sinds jaar en dag in een halve cirkel achttien borstbeelden van erflaters van onze Nederlandse beschaving. Ik zal er maar geen quizvraag van maken welke achttien dat zijn, want wij komen inderdaad heel verschillende figuren tegen, schrijvers, dichters, ingenieurs, componisten ... Ik zal het bord ook nog even naar vak-K draaien, zodat het kabinet het ook kan zien. Er zijn Oranjes bij als Frederik Hendrik, stadhouder Willem II en koningin Wilhelmina. Er zijn dominee-dichters als Beets en Ten Kate. We komen een bekende naam tegen als Thorbecke maar ook minder bekende, zoals de arts Pieter Pel. Ook de onwaarschijnlijk getalenteerde Anna Maria van Schurman staat ertussen, de eerste vrouwelijke student in ons land. Ook een bouwend ondernemer als Anne van Hasselt ontbreekt niet. Zij allen, heel verschillende mensen, hebben een bijdrage geleverd aan het Nederland van nu. Ik ben even nagegaan hoe deze selectie van helden nu eigenlijk tot stand gekomen is. Hoe is bepaald wie bij die achttien mogen horen? Het antwoord is eigenlijk weer heel Nederlands. Het was een toevallige keuze uit een grote collectie borstbeelden die min of meer in gelijke mate waren uitgevoerd in wit of witachtig marmer. (Hilariteit) De heer Van der Staaij (SGP): Een gesteente dat kracht uitstraalt, onvergankelijkheid. Dus: niet te moeilijk doen, niet te veel extra kosten maken. Wat hebben wij al in de musea staan? Die zijn een beetje van dezelfde grootte en die zetten wij daar neer. Maar dat is eigenlijk ook wel mooi. Wij staan vaak met onze rug naar dat beeld toe wanneer wij petities en zo in ontvangst nemen, maar weet u wie die figuur is in het midden die erbovenuit torent? De heer Pechtold (D66): Cupido! De heer Van der Staaij (SGP): Nee, niet Cupido, mijnheer Pechtold, het is Icarus, en die is niet van marmer maar van gips om aan te geven: alles is vergankelijk. De Griek Icarus was nog zo gewaarschuwd: vlieg niet te laag, maar ook niet te hoog. Maar in zijn overmoed deed hij het toch en hoe het afloopt is bekend: hij stortte neer. Dit beeld in de Statenpassage heeft een naam: Illusie. De illusie laat de mens hoog vliegen, maar ook hard neerkomen. Met campagnes voor de boeg is het goed om dat in onze oren te knopen. Maar is het vreemd om ook aan Europa te denken? In overmoed zijn we steeds hoger gaan vliegen tot in de ijle luchten van de eurozone en de superstaat. Nu weten wij dat dit illusiepolitiek was. Hopelijk dringt het besef ook in Brussel door dat als de koers niet drastisch wordt bijgesteld, de EU uit elkaar valt. De open grenzen binnen de EU zijn alleen verantwoord als de gezamenlijke buitengrenzen echt goed bewaakt worden. Nog altijd zijn de grenzen lek en kunnen terroristen zich in de vluchtelingenstroom mengen, lazen we in het Dreigingsbeeld Terrorisme. Wanneer komt dit nu eindelijk op orde? Ik vraag mij af of het kabinet nu echt werk maakt van minder Europa en meer bescheidenheid in Brussel. Wordt de aanbestedingsbureaucratie aangepakt? Stoppen de banenplannetjes? Houdt de EU op de pensioenregels naar zich toe te trekken? Zou het niet een mooi symbool zijn — we hebben het over symbolen — als we zouden zeggen: we hebben geen behoefte meer om ook zo'n Europese vlag van de Tweede Kamer en van allerlei ministeries te laten wapperen; laten we daar wat nuchterder mee omgaan en gewoon de Nederlandse driekleur laten wapperen? Ik zie de heer Pechtold al seinen naar de heer Buma. Het was inderdaad een motie van het CDA en D66 om ook de Europese vlag op het Nederlandse parlement te laten wapperen. Ik ga naar het tweede beeld. Halverwege de Statenpassage rechts staat een groot kunstwerk van enorme rechthoekige platen. Weet u wat dit voorstelt? Ik heb het goede antwoord nog niet gehoord, maar ik zal het verklappen. Het heet De vier wetgevers. Wie dichterbij komt, ziet vier afbeeldingen op de panelen: de Griek Solon, de man van de Atheense wetgeving, de Byzantijnse keizer Justinianus, van groot belang voor het Romeinse recht, de Franse keizer Napoleon, aan wie we het Burgerlijk Wetboek te danken hebben en de Bijbelse figuur Mozes, leider van het Joodse volk. Op de berg Sinaï ontving hij van God de tien geboden, geschreven op stenen tafelen, platte stenen. De panelen met deze wetgevers zijn met elkaar verbonden door een ring van kleinere platen waarin de Latijnse spreuk te vinden is uit het werk van Hugo de Groot. "Waar het recht ophoudt, begint de oorlog" staat daar. Die uitspraak is vandaag de dag volop actueel: waar het recht ophoudt, begint de oorlog. Zelfs oorlogen ver weg, waar je in de dagen van Hugo de Groot alleen maar over las, komen nu heel dichtbij. Die spreuk inspireerde en inspireert mijn fractie om ons nog meer in te zetten voor rechtshandhaving, voor veiligheid en voor defensie, ook voor de lange termijn. Mijn concrete verzoek aan het kabinet is: leg in een meerjarenplan vast dat er voldoende geld wordt gereserveerd voor defensie en veiligheid. Veiligheid moet er voor iedere burger zijn. Ik vond het schokkend om een tijdje geleden van een Somalische jonge vrouw te horen dat Somalische christenen in Nederland soms in het geheim bijeen moeten komen uit angst voor geweld en bedreiging uit radicaal islamitische hoek. Veel dreiging treft ook Joodse personen, instellingen en synagogen. Het antisemitisme, de Jodenhaat, wordt onbeschaamder. Wij willen en mogen nooit zwichten voor dreiging en intimidatie. Ook vandaag is van allerlei kanten naar voren gebracht dat dat heel sterk in de Nederlandse geschiedenis verankerd ligt. Wat doet het kabinet hier concreet aan? Inderdaad, waar het recht ophoudt, begint de oorlog. Mevrouw de voorzitter. Ik kom nu aan het einde van mijn rondleiding. We gaan nu naar het derde en laatste kunstwerk in de Statenpassage. Ik weet niet of u weet welke dat is. Het is misschien wel het minst in het oog springend, als je in de Statenpassage loopt. In de nok van de hal bevindt zich een monumentale hangende constructie. "Nederland, land aan de zee" staat erop. Het werd ons cadeau gedaan door de provincies bij de ingebruikname van de nieuwe zaal in 1992. Het bijzondere aan dit kunstwerk is dat koningin Beatrix hieraan ook een bijdrage heeft geleverd en twee teksten heeft aangeleverd. Op de lange oranje wimpel die er hangt, staan aan beide zijden teksten. Er staat op: "In de gelijkwaardigheid van mensen ligt de grondslag voor een verdraagzame samenleving". De andere tekst komt uit ons volkslied, het bekende "Mijn schild ende betrouwen zijt gij, o God mijn Heer". Als we die drie kunstwerken uit de hal op ons laten inwerken, wat is Nederland dan voor een land? Ik zie een land van verschillende invloeden, van een diversiteit aan stromingen. Het valt mij ook op dat verreweg de meeste personen in welke vorm dan ook christen waren. Om met Thorbecke, de geestelijk vader van de minister-president en collega Pechtold, te spreken: "Het christendom heeft onze wetgeving, ons bestuur, onze samenleving en onze zeden doortrokken." De vraag van vandaag is hoe we met deze waardevolle erfenis omgaan. Wat is ons morele kompas? Die vraag naar onze waarden is actueel in het licht van ontkerkelijking, maar ook in het licht van de opkomst van de islam. De SGP is in ieder geval dankbaar voor dit christelijke gedachtegoed. Ik ben er zelfs trots op. Een gezond zelfbewustzijn is nodig. Alleen al om die reden vind ik dat in het inburgerings- en integratiebeleid meer oog moet zijn voor de geschiedenis van Nederland. Onze geschiedenis begint niet pas in de zestiger jaren. Dat de kerstdagen een andere status in ons land hebben dan het Suikerfeest, komt doordat dit bij de historische identiteit van Nederland hoort. Polygamie hoort hier niet thuis, evenmin als het uithuwelijken van kinderen. Ieder mens is ons medemens, geschapen naar het beeld van God. Daarom moeten we omzien naar elkaar, trouw zijn aan wie we trouw beloofd hebben, en hebben wij oog voor kwetsbaren. Is het kabinet met mij eens dat dit waarden zijn waar wij pal voor moeten staan? Een van die waarden om zuinig op te zijn, is de zondagsrust. Vorige week kwam in het nieuws dat een ondernemer in Groningen op straffe van een forse boete, €10.000, op zondag open moet zijn. De wereld op zijn kop. Is het kabinet bereid om maatregelen te nemen om hier een stokje voor te steken? Ik noem met klem ook de waarde van de bescherming van kwetsbaar leven. We zijn buitengewoon bezorgd over de effecten van de NIP-test, waar collega Segers al over sprak. Zijn mensen met het syndroom van Down nog wel welkom in de samenleving van morgen? Dat is een klemmende vraag. Maar ook onbedoeld zwangere vrouwen in nood verdienen meer steun dan ze nu krijgen. Binnenkort, in de Week van het leven, dient de SGP daar een initiatiefnota voor in. Wij verwachten nog een kabinetsstandpunt over de klaar-met-leven-pil. Een commissie van wijzen heeft gezegd: begin er niet aan, het is echt de verkeerde weg, waarvan juist kwetsbare mensen de dupe kunnen worden. Luistert het kabinet hiernaar? Ik ga afronden. Het verleden mag nooit een reden zijn voor zelfvoldaanheid. Het moet juist een aansporing zijn om in goede wegen verder te gaan. Als "oproep tot bekering", heet dat in de joods-christelijke traditie. Breken met wat verkeerd is. Goede wegen bewandelen. Daar roepen wij ook nu van harte toe op. Ik sta nog heel even stil bij de tien geboden. Die zijn wel de hoeksteen van de rechtsordening genoemd, fundamentele leefregels. Mozes zei ooit tegen het Joodse volk: "Vergeet ze niet, ze zijn u ten goede gegeven. Het brengt zegen door ze te volgen en vloek door ze te verwerpen." Het zijn leefregels. Ze zijn een kompas die het samenleven ten goede is gekomen en die vrijheid scheppen. De samenvatting van die tien geboden is eeuwen later door Jezus Christus gegeven: God met hart en ziel liefhebben en je naaste als jezelf. Dat is niet eenvoudig. Dat besef ik maar al te goed. Maar wat daarbij helpt, is de blik opwaarts te heffen naar de tekst "Mijn schild ende betrouwen, zijt gij, o God mijn Heer." Daarom mijn oproep tot slot: laten we iedere dag dat we hier binnenstappen in de centrale hal, eerst even omhoogkijken. De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Van der Staaij. Dan geef ik nu het woord aan … Oh, mijnheer Pechtold, u wilt nog wat zeggen. De heer Pechtold (D66): Naast het kunsthistorisch college, dat ik zeer op prijs stelde, werden er aan het einde van de bijdrage nog enkele zaken genoemd waarover D66 en de SGP het niet altijd eens zijn. Ze werden als een soort vaste waarden door de heer Van der Staaij gepresenteerd. Mag ik hem eens een simpele vraag stellen, ook omdat hij verwees naar het homohuwelijk oftewel het huwelijk voor mensen van het gelijke geslacht? U erkent hopelijk toch wel dat homoseksuelen en heteroseksuelen gelijk zijn? De heer Van der Staaij (SGP): Die gelijkwaardigheid die ik beklemtoonde vanuit de christelijke waarden, geldt voor iedereen, of je nu homo of hetero bent, of je nu blank bent of een andere huidskleur hebt, of je nu man bent of vrouw. Ieder mens is onze medemens en die moeten we liefhebben. Dat betekent niet dat we over bijvoorbeeld het homohuwelijk zeggen dat je daarvoor moet applaudisseren. Dat is inderdaad een bepaalde invulling. Zoals de heer Pechtold aangeeft, staan we op dat punt lijnrecht tegenover elkaar. We hebben daartegen destijds ook verzet aangetekend. Weet u waar ik me soms wel wat zorgen over maak? Toen ik in 1998 in de Kamer binnenkwam, was er binnen de VVD-fractie nog verdeeldheid over de vraag of het homohuwelijk nu wel of niet een goed idee was. Als je vandaag de dag laat horen dat je dit toch niet zo'n goed idee vindt, word je ongeveer met pek en veren het land uitgezet of je komt er niet binnen. Dan schieten we wel een beetje door. Zou het wat betreft de waarden van een volk ook niet belangrijk zijn om naar een aantal generaties te kijken? De heer Pechtold (D66): Zeker, juist omdat in generaties zaken ook veranderen. De heer Van der Staaij geeft hier heel open en eerlijk aan dat hij weliswaar nog tegen het homohuwelijk is, maar hij erkent de gelijkwaardigheid van homo- en heteroseksuelen. Dat is in de christelijke traditie nog niet zo lang het geval. Wat ik daarmee bedoel te zeggen, is dat ook in zijn achterban en in zijn denken dingen veranderen. Ik kan me nog herinneren dat de tv voor de SGP het kastje van de duivel was. Tegenwoordig is de heer Van der Staaij niet te beroerd om op tv te verschijnen en twittert hij erop los. Wat ik daarmee wil zeggen is dat als een partij als D66 probeert andere zaken in generaties verder te brengen, zoals de heer Van der Staaij zelf ook zegt, en het denken over onze beschaving en medisch-ethische thema's probeert te agenderen, hij daarvan niet eenzijdig kan zeggen dat dit niet kan volgens de christelijke traditie. De heer Van der Staaij is het levende bewijs dat hijzelf ook veranderd is in zijn opvattingen over bijvoorbeeld de gelijkheid van homo- en heteroseksuelen. De heer Van der Staaij (SGP): In de kern zijn de opvattingen van ons hetzelfde. Ik zie geen principiële veranderingen ten opzichte van hoe wij daar eerder tegenover stonden. De fronten zijn soms anders geworden en de vraagstukken zijn anders geworden. En als er sprake is van geweld tegen of het neerbuigend of verkeerd reageren op mensen met een homoseksuele geaardheid, zullen wij daar inderdaad ook verzet tegen aantekenen. De heer Pechtold noemde punten als: hoe ga je om met de media? Natuurlijk hebben wij ook altijd de vertaalslag te maken, vanuit die tien woorden die ik noemde, naar de werkelijkheid van vandaag. Maar ik ben wel oprecht bezorgd dat, als we echt denken: we weten het allemaal zelf wel, en: we hebben geen enkele oriëntatie buiten onszelf nodig, Nederland niet goede kant opgaat. Ik zou dan hopen en bidden dat inderdaad juist die leefregels, ook in het Nederland van nu, weer serieuzer worden genomen. De heer Pechtold (D66): Het is het goed recht en de vrijheid van de heer Van der Staaij om dat hier uit te dragen, net zoals ik blij ben dat mijn partij dit jaar voor het vijftigste jaar probeert dit soort zaken vanuit ons denken uit te dragen. Dat is dan niet een religie, maar als je geen ideologie of religie hebt, wil dat niet zeggen dat je geen idealen hebt en dat je geen dingen wilt veranderen. Ik wil daarmee aangeven dat wij tegenover elkaar zullen staan. Echter, over het eenzijdig de christelijke waarden als een soort vast begrip omschrijven, zeg ik: kijk naar de geschiedenis van Nederland en kijk ook naar hoe uw eigen achterban, uw eigen partij is geëvalueerd als het gaat om de gelijkheid van man en vrouw en om homoseksualiteit en heteroseksualiteit. Dan ben ik blij als ik de heer Van der Staaij bijvoorbeeld in een vluchtelingendebat tegenkom en wij beiden zeggen: let op de vluchtelingen. De een legt dan de nadruk op de christenen en de ander legt de nadruk op de homoseksuelen, maar dat is wel een enorme verandering. Wij zullen doorgaan met het agenderen van de zaken die de heer Van der Staaij zojuist allemaal noemde. Ik ben daar best blij om. De heer Van der Staaij (SGP): Dan zal ook blijken dat het gesprek daarover nooit is afgelopen. Zo spraken wij eerder over het punt dat ik net noemde: de zondagsrust. We dachten daar heel verschillend over, maar ik herinner me ook dat de D66-fractie zei: het is voor ons belangrijk dat er wel vrijheid voor de mensen blijft. Wij verzetten ons tegen een onvrijheid om op zondag open te zijn, maar wij zullen knokken voor de vrijheid van iedereen om dat op zijn eigen manier invulling te geven. Wij vinden dat je daarmee het belang van de zondagsrust te veel opoffert, maar ik hoop dat ik D66 nu dan ook aan mijn zijde kan rekenen en dat het niet iets is wat D66 voor ogen staat als wordt gezegd: wat er nu in Groningen en andere plaatsen gebeurt, kan niet; je moet open zijn, anders moet je €10.000 betalen. Het zou mooi zijn als wij daarop verder zouden komen. Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Van de veertien fractievoorzitters die vandaag aan dit debat deelnemen, zijn er dertien man. Ja, ik hoor de mannen al "aaah" zeggen. De Tweede Kamer kent een weinig evenredige vertegenwoordiging. Dat is illustratief voor de scheefgroei in bestuurlijk Nederland. Niet alleen directeuren van grote bedrijven kunnen geen vrouwen vinden, politieke partijen kunnen dat nog veel minder. Bijna 100 jaar na de invoering van het vrouwenkiesrecht zijn vrouwen in leidende politieke posities nog steeds in de minderheid. Dat is een treurig dieptepunt. De crisis van 2008 wordt door analisten breed toegeschreven aan de mannelijke bestuurscultuur. Toch domineert de man nog steeds het passief kiesrecht. Die dominantie is er al sinds mensenheugenis. Toen Mary Wollstonecraft in 1792 haar boek A Vindication of the Rights of Woman schreef, reageerde filosoof Thomas Taylor direct met het satirisch bedoelde pamflet A Vindication of the Rights of Brutes. Daarin schreef hij dat het geven van rechten aan vrouwen net zo'n lachwekkend idee was als het geven van rechten aan dieren zou zijn. Vrouwen hadden immers, net als dieren, geen ziel. Ook een debat in het Britse Lagerhuis over de mogelijkheid van het vrouwenkiesrecht leverde destijds de vraag op wat de volgende stap zou moeten zijn wanneer vrouwen kiesrecht zouden krijgen: rechten voor koeien, voor varkens, voor paarden? Ja, kan ik een ruime eeuw later zeggen, ook die stap zal gezet worden. Vrouwen werden destijds geassocieerd met natuur en dierlijkheid, mannen met cultuur en redelijkheid. Tot op de dag van vandaag worden vrouwen in de politieke arena anders beoordeeld dan mannen. CDA-voorzitter Ruth Peetoom zei daarover dat politiek in brede zin vaak verwordt tot verbale knokpartijen, waarvan vrouwen zich afvragen of ze hun tijd wel willen verspillen aan dat mannetjesgedoe. Vrouwen die het redden in de politiek worden vooral gewaardeerd om hun mannelijke eigenschappen. Marilyn Monroe heeft daarover gezegd: vrouwen die gelijk willen worden aan mannen, hebben gebrek aan ambitie. Janka Stoker, hoogleraar leiderschap, deed onderzoek naar vrouwelijk leiderschap na de crisis van 2008. In 2008 vonden veel mensen dat de crisis mede veroorzaakt was door falend leiderschap en bijbehorend risicovol gedrag, ingegeven door mannelijk leiderschap. Maar gek genoeg bleek de crisis de waardering voor vrouwelijk leiderschap minder te maken. De roep om sterke mannelijke leiders was groter dan ooit. Irene van Staveren, hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie, heeft aangetoond dat er veel waarheid schuilt in de hypothese dat de financiële crisis onder vrouwelijk leiderschap waarschijnlijk niet was ontstaan. Onderzoek toont aan dat vrouwen gemiddeld minder risicovol gedrag vertonen, wat in instabiele situaties een groot voordeel is. Daarnaast is het morele en ethische gedrag van vrouwen bij de vraag of alles wat kan ook moet kunnen, gemiddeld meer gericht op het bredere perspectief. Mannen zitten meer op een ethiek van vaststaande normen, regels en plichten: als de wet het niet verbiedt, dan mag het. De belangrijkste klokkenluiders van de financiële crisis waren allemaal vrouw. En dat alles leidt tot de voorzichtige veronderstelling dat we wel wat meer vrouwelijke kracht zouden kunnen gebruiken. Meer Esters, zou ik tegen de heer Segers van de ChristenUnie willen zeggen, juist om ons vastgelopen economische model te veranderen in een economie van waarden anders dan geld. Een systeem waarin sociale en ethische waarden leidend zijn om armoede, onrecht en klimaatverandering in de wereld aan te pakken. De negentiende-eeuwse feministes Cécile en Elsa de Jong van Beek en Donk streden voor vrouwen- en dierenrechten. Zij kregen in 1892, 100 jaar na de publicatie van Mary Wollstonecraft, de vraag waarom ze niet streden tegen sociale uitbuiting van mensen; waarom dat beuzelachtige beschermen van dieren? Hun antwoord was helder en is nog steeds actueel. Ik citeer: "Is het kleine niet een deel van het groote, is er wel iets klein in de wereldorde? Wij beschermen de kleinen maar tevens beschermen wij de mensch". Het vormt een wezenlijk democratisch tekort dat er niet één vrouwelijke collega-fractievoorzitter meer is in dit huis en dat er een ondervertegenwoordiging is van vrouwelijke Kamerleden. Ik durf de stelling aan dat de kans om deze instabiele wereld stabieler te maken, daardoor verkleind wordt. Genderdiversiteit is essentieel. Bij de verbouwing van de gebouwen van de Staten-Generaal zou vooral het plafond van gewapend glas vanuit elke politieke partij eens flink onder handen moeten worden genomen. Voorafgaand aan de presentatie van de Miljoenennota kwamen de leiders van de twee regeringspartijen met een zorgvuldig geregisseerde "sorry voor alles wat we gedaan hebben"-act. En vandaag en morgen krijgen we de "maar gelukkig heeft het wel goed uitgepakt"-act. Volkomen voorspelbaar, zo doorzichtig als politiek maar zijn kan, als surrogaat voor echte transparantie. "Sorry dat ik vergeten ben in deze enveloppe het verschuldigde bedrag te steken, maar ik had de enveloppe al dichtgeplakt toen het me te binnen schoot", zo vatte de Belgische politicus Wiet van Broeckhoven de onoprechtheid van veel politieke sorryzeggers bondig samen; voor elk politiek "sorry" met voorbedachten rade, voor onoprechte wegwezers. Fractievoorzitter Rutte van de VVD noemde in zijn pamflet van een groen-rechtse optimist de westerse afhankelijkheid van fossiele brandstoffen een grote bedreiging van deze tijd, niet alleen vanwege de schaarste maar ook vanwege geopolitieke overwegingen en het wassende water. Waarom dan de instandhouding van de fiscale subsidiëring van fossiele brandstoffen? In 2009 zei hij tegen de Kamer: "Ik heb altijd grote moeite gehad met de bio-industrie, met dat stapelen van varkens op een mensonwaardige manier. Dierenwelzijn staat voor ons hoog op de verlanglijst. Het is zeer belangrijk. U kunt daar altijd bij ons voor terecht". Dat vergeet je toch niet zomaar als je gaat regeren met gedoogsteun van de PVV in 2010 of met de Partij van de Arbeid als coalitiepartner? "Een man een man, een woord een woord" is het toch? Zulke idealen ruil je toch niet zomaar in voor, tja, voor wat eigenlijk? Ik heb diezelfde vraag ook vandaag aan collega Samsom gesteld. Wat doet het met hem dat zo veel van zijn kiezers die in 2012 zijn idealen wilden delen, zich bedrogen voelen en massaal afhaken? Helpt het dan als je zegt: ik heb tijdens de verkiezingen in 2012 de belofte gedaan dat ik geen beloftes doe? Zou dat veel mensen aanspreken? Zouden veel kiezers dan denken: ah, ik moet ook niet zo zeuren en onredelijk zijn; hij zei toch eerlijk van tevoren dat hij niets kon beloven? Ik begrijp heus dat er bij een coalitie sprake is van geven en nemen. Maar dat geven en nemen kan toch nooit ten koste gaan van je fundamentele overtuigingen? Het gemak waarmee de Partij van de Arbeid haar idealen met betrekking tot de hobbyjacht, het vreemdelingenbeleid, het natuurbeleid, de bio-industrie, het klimaat en de werkgelegenheid inleverde bij de VVD valt niet uit te leggen. Met name de thema's landbouw en natuur waren in het regeerakkoord niet in beton gegoten, maar zelfs op die vrije onderwerpen liet de Partij van de Arbeid zich compleet ringeloren door de VVD. Die voorgeschiedenis maakt het "sorry" voorafgaand aan de Miljoenennota toch niet geloofwaardig? Dat weet u, dat weet ik, dat weten de kijkers thuis en dat weten de mensen op de tribune. Het cadeauseizoen is weer begonnen. Nog voordat de pepernoten in de supermarkt liggen, strooit het kabinet met cadeautjes voor de kiezer en met zelf geproduceerde kerstrapporten. Nadat de banken met miljarden aan belastinggeld overeind zijn gehouden, krijgt de burger nu een fooi terug. Die cadeautjes moeten ervoor zorgen dat kiezers nogmaals de hand over het hart zullen strijken en moeten de vele gebroken beloftes doen vergeten. Ik noem er een aantal; dat is overigens een lang niet uitputtende opsomming. Het kabinet wilde bruggen slaan tussen Den Haag en de samenleving, onderlinge verbondenheid en optimisme. Dat is een geweldig doel, maar het is mislukt. Het kabinet heeft nog steeds geen uitvoering gegeven aan de uitslag van het Oekraïnereferendum. Uit onderzoek blijkt dat 60% van de kiezers dat onacceptabel vindt. Negeren is vooruitzien, lijkt de ploeg van de altijd blije premier te denken. Je kunt niet én bruggen willen slaan én "pleurt op" roepen tegen allochtone jongeren, tenzij je bruggen wilt slaan tussen de PVV en de VVD. Er zouden ook bruggen worden geslagen tussen stad en landelijk gebied, maar tijdens deze kabinetsperiode is de afstand tussen stad en platteland alleen maar groter geworden. Agrarische gezinsbedrijven kunnen het niet meer bolwerken. Er stoppen er gemiddeld zes per dag. Er worden megastallen gebouwd door de bedrijven die overblijven. Op het platteland treedt een enorme megamorfose op. De leefbaarheid van het platteland holt achteruit, waardoor jongeren uit de provincie naar de steden vluchten. Dat is geen bruggen bouwen, maar de kloof tussen bevolkingsgroepen groter maken. Er zouden ook bruggen geslagen worden tussen rijk en arm, maar de armoede onder kinderen groeit. Het kabinet beloofde dat de belasting op arbeid verlaagd zou worden. Daar waren de Partij van de Arbeid en de VVD het wél over eens, en eigenlijk was iedere andere partij het daar ook mee eens. De staatssecretaris droomde er al hardop over. Hij zag het als een heilige plicht. Er is niets van terechtgekomen. Die 5 miljard ziet hij als een eenmalig cadeautje in rook opgaan. Er zouden bruggen geslagen worden tussen hoog- en laagopgeleiden. Ook daarvoor geldt: jammerlijk mislukt. Er kwam een leenstelsel voor studenten in plaats van een basisbeurs. Studenten zijn er per maand ongeveer €250 op achteruitgegaan. De enige brug die geslagen is, is die tussen de Partij van de Arbeid en de VVD, met als resultaat de campagnebegroting die nu voorligt. Natuurlijk zijn veel kiezers gevoelig voor de onrealistische belofte dat alles via economische groei wel weer goed zal komen en dat, om de crisis te bezweren, de productie en de consumptie moeten groeien, of consumenten daar nou op zitten te wachten of niet. Het kabinet maakt de mensen zo wijs dat de economische crisis zou zijn ontstaan door tijdelijke schaarste in producten en diensten, maar niets is minder waar. We leven in een tijd waarin we met steeds minder menskracht alles kunnen produceren en organiseren wat we nodig hebben. Dat is in feite een zegen. Het biedt een geweldige kans om meer tijd in andere dingen te steken, zoals de zorg voor elkaar en voor de natuur, persoonlijke ontwikkeling, kunst en ondernemingszin. Dat zijn de dingen die het leven werkelijk de moeite waard maken. Maar de wijze waarop we de economie nu hebben georganiseerd houdt dat tegen en maakt zo'n ontwikkeling onmogelijk. De mensen moeten juist meer en langer werken in plaats van minder. Er zijn nu zelfs werkende armen in Nederland. Arbeid blijft uiterst kostbaar door hoge belastingen, terwijl die arbeid in overvloed aanwezig is. Grondstoffen daarentegen zijn door subsidies en belastingvrijstellingen spotgoedkoop, terwijl ze schaars en in veel gevallen eindig zijn. In de zorg is ook heel duidelijk zichtbaar waar het huidige economische systeem toe heeft geleid. Sinds de marktwerking zijn talloze handen aan het bed afgehakt. Ik kan het niet anders noemen. De zorg is daar ernstig verschraald. Tienduizenden mensen die anderen graag kunnen en willen helpen, zitten gedwongen thuis zonder werk. Dat zou dit kabinet zich moeten aanrekenen. Het huidige economische systeem veroorzaakt een groei- en schuldverslaving met desastreuze gevolgen voor de leefbaarheid van de aarde, de kwaliteit van ons leven en de waardigheid van mensen. Dat systeem loopt volkomen vast, zij het sluipenderwijs. De huidige economie is als een fietser die alleen overeind blijft als hij steeds harder gaat fietsen. "Koop die auto!" "Steek je nek nou eens uit voor dat nieuwe huis!" We zullen het echt anders moeten gaan organiseren. Er is behoefte aan een plan B omdat er geen planeet B is. Weg met het huidige economische systeem, dat er vooral op is gericht om zo veel mogelijk te gelde te maken! De economie moet in dienst staan van alles wat het leven de moeite waard maakt, zoals bestrijding van armoede en onrecht, veiligheid en de leefbaarheid van de aarde. Er zijn talloze oplossingen voor wie ze wil zien. Een basisinkomen voor iedere Nederlandse burger zou serieus onderzocht moeten worden als alternatief. Dit systeem zorgt ervoor dat er veel werk en activiteiten kunnen worden verricht die nu blijven liggen of op dit moment te duur zijn. Ondernemende mensen zullen hun nek durven uitsteken voor de ontwikkeling van vernieuwende, duurzame producten. We zouden geen belasting op arbeid moeten heffen maar op het gebruik van grondstoffen en de CO2-uitstoot zou moeten worden beprijsd. Het overschot aan arbeid kunnen we inzetten om al onze activiteiten en producten te vergroenen, met slimme innovaties in dienst van duurzaamheid. Het wordt mogelijk om verloren werkgelegenheid, werkgelegenheid die naar lagelonenlanden is verplaatst, terug te winnen. Denk aan de textielsector of andere maakindustrieën. Het leven zal zoveel betekenisvoller zijn, meer ontspannen en solidair, met meer zekerheid. De aarde krijgt kans om te herstellen. Conflicten en vluchtelingenstromen worden veelal verergerd door water- en voedseltekorten en klimaatverandering. Nederland leeft op veel te grote voet. We leggen beslag op grond in andere landen ter grootte van drie keer ons eigen landoppervlak. Dat gaat ten koste van mensen daar, van dieren en van het milieu. Ik zeg het al heel vaak hier, maar het is zo belangrijk om te vermelden: mes en vork — dat wil zeggen: ons voedsel, dat wat we eten — zijn onze belangrijkste wapens in de strijd tegen honger en armoede elders in de wereld. Als we de akkers in Afrika en in Brazilië niet meer gebruiken voor de productie van veevoer, voor onze enorme vleesindustrie, dan kunnen we mensen direct voeden met plantaardige voeding, dan kunnen we met het huidige akkerbouwareaal drie keer zoveel mensen voeden als nu het geval is en zelfs akkers teruggeven aan de natuur. Als we onze gebouwen benutten om energie op te wekken in plaats van energie te verspillen, sparen we Groningen en het klimaat. Het kabinet stopt zijn energie echter nog steeds liever in de strijd tegen de klimaatzaak, waarin de rechter de Nederlandse Staat op de vingers heeft getikt omdat die te weinig doet tegen klimaatverandering. Aanvullende maatregelen blijven nog steeds uit. Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat het kabinet moet kiezen voor een radicale ommekeer in ons voedselsysteem om de klimaatdoelen te kunnen halen. Het kan, maar het gaat niet vanzelf. Als we het gebruik van dieren voor vermaak, voedsel, kleding en experimenten terugdringen en beëindigen, krijgen we een beschaafde samenleving waarin niet louter de belangen van mensen centraal staan, maar van alle levende wezens. We kunnen, kortom, een duurzame samenleving realiseren waarin je je thuis voelt, waarin je je veilig voelt en waaraan iedereen met plezier een bijdrage kan leveren, maar dan zullen we af moeten van onze eenzijdige focus op de groei van het bruto binnenlands product als maatstaf voor onze welvaart. We zullen ons meer moeten laten leiden door andere graadmeters, zoals de mate van veiligheid in onze samenleving, onze ecologische voetafdruk, gemeenschapszin en gezondheid en welzijn van mens, dier en natuur. We moeten — dat zeg ik ook naar aanleiding van het optreden van de minister van Financiën gisteren in de Tweede Kamer — juist af van die eenzijdige groeimodellen van het Centraal Planbureau die niet of nauwelijks rekening houden met de gevolgen van ons handelen voor onszelf en de gevolgen in andere landen. De groeiende onbalans in de wereld en de daarmee samenhangende conflicten en vluchtelingencrises zoals die benoemd zijn in de troonrede kunnen alleen opgelost worden door andere keuzes. Stop met het agressieve exportbeleid via TTIP en CETA, stop met de wapenhandel en maak werk van klimaatverandering. Je redt het niet met geld voor de krijgsmacht. Het zijn fundamentele keuzes die schitteren door afwezigheid in deze Miljoenennota. Ik rond af. Ik spreek de wens uit dat Nederlandse burgers zich niet langer zand in de ogen zullen laten strooien met beloftes van eindeloze economische groei en koeien met gouden hoorns. In dat licht ben ik voorts van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie. De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. Alle berichten rond Prinsjesdag deden me denken aan reclamefolders die elke week bij de mensen thuis worden bezorgd: prachtige aanbiedingen, mooie woorden en heel fraaie plaatjes. Vervolgens sta je in de winkel, je bekijkt de aanbieding nog eens heel goed en de kans is dan heel groot dat het toch tegenvalt. U zult het ook weleens hebben ervaren. Dat gevoel heb ik nu ook. Het is reclametaal. Het zijn voorstellen die aardig ogen, maar in de praktijk fors tegenvallen. Zo is de aanbieding vaak: waspoeder van €5,60 nu voor €4,99. Vorige maand kostte datzelfde pak waspoeder echter nog maar €4,50. Zo is het ook met de koopkracht van ouderen. In de gisteren gepresenteerde plannen gaat voor de meeste Nederlanders de koopkracht licht omhoog, ook voor de gepensioneerden in ons land, zij het iets minder. Het is goed om te benadrukken dat 23% van de gepensioneerden er meer dan 5% op achteruit gaat. Veel gepensioneerden gaan er dus nog eens op achteruit, of ze krijgen een kleine verkiezingsfooi. Dat is niet voor het eerst. De afgelopen jaren was het niet anders. Daardoor werd de kloof tussen werkenden en niet-werkenden steeds groter. En dat allemaal onder het bezielende thema van dit VVD/PvdA-kabinet: bruggen slaan. In opdracht van de regering werd in de troonrede gesproken over een evenwichtig koopkrachtbeleid. Als een kabinet het woord "evenwichtig" zo vaak te pas en te onpas gebruikt, ga je twijfelen. Daarom vraag ik aan de minister-president: wat verstaat u onder evenwichtig koopkrachtbeleid? Wat en wie moeten er dan in evenwicht zijn? Is het evenwichtig dat ouderen flink op achterstand zijn geraakt? Het verschil tussen werkenden en gepensioneerden is en blijft groot. In 2016 gingen werkenden er zo'n 3% op vooruit, terwijl gepensioneerden er tot wel 9% op achteruit gingen. De kloof ontstond al in 2007, werd de afgelopen jaren groter en wordt ook volgend jaar groter en dus in stand gehouden. De kloof is inmiddels een ravijn. Voor sommigen is die al 30%. Is dat een evenwichtig koopkrachtbeleid? De koopkracht van gepensioneerden beweegt zich grotendeels langs de nullijn, terwijl veel werkenden steeds een plus krijgen. Aan dat verschil moet een eind komen; dat zeggen wij de grootste ouderenorganisatie, KBO-PCOB, na. 50PLUS is het hartgrondig met hen eens. Ook het Nibud waarschuwde dat het plusje dat sommige ouderen mogen bijschrijven, zo klein is dat mensen het niet eens in hun portemonnee gaan merken. De ANBO wijst, net als wij, op de almaar groter wordende kloof tussen vroeggepensioneerden en gepensioneerden enerzijds en werkenden anderzijds. Mag ik even vaststellen dat de ouderenorganisaties en 50PLUS dat de afgelopen jaren steeds hebben geroepen? Het werd weggelachen, weggewuifd en soms volledig genegeerd. En nu, 175 dagen voor de verkiezingen, denken sommige partijen goede sier te kunnen maken met een goedkope aanbieding. Maar de mensen thuis weten beter. In de troonrede is met geen woord gesproken over pensioenen. Bizar. Veel Nederlanders maken zich terecht zorgen over hun pensioen. Ze geven in peilingen aan dat dit voor hen een heel belangrijk thema is. In de Miljoenennota staat wel het een en ander over pensioenen. Zo lezen we op pagina 17: "De financiële positie van pensioenfondsen komt hierdoor onder druk te staan, wat tot gevolg kan hebben dat premies stijgen en/of dat pensioenaanspraken van deelnemers gekort moeten worden." Eén pagina verder staat: vooral werkenden gingen erop vooruit door stijgende lonen en lagere pensioenpremies. Dat noemden ze vroeger bij mij thuis "een wibbelwabbelredenering". Mijn vader zei altijd: leg dat eens goed uit. En die vraag wil ik ook aan de minister-president voorleggen. Leg dat nog eens goed uit. Want was het wel een verstandige keus om pensioenpremies te verlagen? 50PLUS was daar altijd al op tegen, juist omdat zij de gepensioneerden van de toekomst een goed pensioen gunt. We hebben de afgelopen jaren gezien dat de meeste pensioenen niet meer geïndexeerd werden en soms zelfs gekort werden. Dat is een schande tegenover de mensen die Nederland hebben opgebouwd en die op een onbezorgde oude dag hadden gerekend. De discussie wordt sterk vervuild door het beeld van "ouderen zijn rijk" erin te pompen, terwijl een miljoen ouderen geen of net genoeg spaarcentjes hebben om hun eigen uitvaart te betalen. De meeste ouderen hebben de achteruitgang in koopkracht aan den lijve ondervonden. Over drie maanden dreigen nieuwe pensioenkortingen, eerst mondjesmaat maar wel blijvend. Experts hebben al berekend dat de echt grote klap in 2019 zal vallen. 50PLUS stelt daarom twee vragen. Is korten eerlijk en nodig? En is korten onvermijdelijk? Wat 50PLUS betreft, is het niet eerlijk om een groot deel van de bevolking op grond van zijn leeftijd te benadelen. Het is ook niet nodig. Het door de mensen in dit land opgebouwde pensioenvermogen is ruim voldoende en hoort tot de hoogste ter wereld. De potten zijn in de crisisjaren zelfs verdubbeld, van 700 miljard naar 1.200 tot 1.400 miljard nu, met nog steeds hoge rendementen. Korten is dus niet nodig. Het is toch van de zotte dat de overheid van mensen met spaargeld aanneemt dat ze tot wel 5,5% rendement kunnen maken, terwijl pensioenfondsen, die daadwerkelijk veel meer rendement maken, met een veel lager, kunstmatig percentage moeten rekenen? Vorige week nog liet de staatssecretaris van SZW weten dat ze niet aan de knoppen wilde draaien. Maar gepensioneerden weten maar al te goed dat zij op 15 maart wél aan de knoppen kunnen draaien. Er zijn in ons land nog steeds te veel mensen zonder baan, mensen die graag aan het werk willen, maar geen baan kunnen vinden of — en dat geldt vaak niet alleen voor jongeren — slechts een flexibele baan voor een korte periode. Ja, het aantal werklozen loopt gelukkig wat terug, maar we mogen niet rusten. Dit onderwerp verdient onverminderd onze aandacht, in het bijzonder de groep oudere werklozen. Wat 50PLUS betreft zijn alle maatregelen om ouderenwerkloosheid te bestrijden, het Actieplan Perspectief voor 50-plussers, aan de magere kant. We komen hierop terug bij de behandeling van de begroting van SZW. Ik vraag de minister-president nu wel hoe we kunnen voorkomen dat oudere werknemers bij een doorstart na een faillissement van een bedrijf zo vaak het haasje zijn. Ze mogen niet terugkeren. Is de verwijzing van minister Asscher naar de gelijkebehandelingswetgeving wel voldoende? Is daar misschien iets extra's voor nodig? Of is het simpelweg onmogelijk om ook hier het afspiegelingsbeginsel een kans te geven? Hoewel de werkloosheidscijfers er gelukkig wat beter uitzien, wil 50PLUS niet onopgemerkt laten dat er in de laatste zeven jaar 112.000 mensen extra in de bijstand terecht zijn gekomen. Nu begrijp ik ook waarom het woord "werkloos" wel 40 keer in de Miljoenennota staat — om goede sier te maken met een succesje — en het woord "bijstand" maar 2 keer. Ik wil daarop graag een reactie. Als het aan 50PLUS ligt, gaan we de wijze waarop we de gezondheidszorg in Nederland hebben geregeld, wijzigen. Het hoge eigen risico, de marktwerking, de bureaucratie, alle schrijnende verhalen over het mijden van zorg, te veel papierwerk, nieuwe wachtlijsten en winstuitkeringen door zorgverzekeraars zijn hiertoe aanleiding. 50PLUS beseft dat het wijzigen van het zorgstelstel geen gemakkelijke opgave is, maar dat mag geen reden zijn om alleen maar pleisters te plakken op het huidige stelstel, zonder te werken aan een mogelijk nieuw en eerlijker stelsel. Laat het duidelijk zijn dat we binnen de bestaande middelen moeten zorgen voor een eerlijker systeem. 50PLUS gelooft daarin. En nee, we gooien geen oude schoenen weg, voordat we nieuwe hebben. Laten we ons vooral focussen op het voorkomen van ziekten en zorgkosten. Voorkomen is immers beter dan genezen, voor ieders welzijn en voor ieders portemonnee. Ik noem een paar voorbeelden: meer bewegen voor jong en oud, vaccinatieprogramma's voor ouderen en het stimuleren van gezonde voeding en een gezonde leefstijl. We moeten voorlichting geven en de juiste zorg op het juiste moment bieden om erger te voorkomen. Dit kabinet wil mensen langer zelfstandig thuis laten wonen. Dat is een nobel streven, want de meeste mensen willen dat ook. Het kabinet heeft echter doelbewust gesneden in het beschikbare budget dat langer thuis wonen op een menswaardige manier mogelijk moet maken. Daarnaast is het kabinet het een en ander vergeten, zoals het zorgen voor voldoende geschikte woningen. Ook de brandveiligheid en de persoonlijke veiligheid, de overbelasting van mantelzorgers, de problemen met de wijkverpleging en verpleeghuizen en tot slot de toegenomen eenzaamheid onder ouderen zijn vergeten. Maar ook hiervoor geldt dat de mensen thuis op 15 maart aan de knoppen kunnen draaien. Tot slot. 50PLUS weet maar al te goed dat geld niet alles is om een gelukkig leven te kunnen leiden. Geluk zit hem ook in een goede gezondheid, veiligheid, saamhorigheid, solidariteit, fatsoen en het gevoel erbij te horen. Daar ligt een enorme opdracht voor het volgende kabinet. Want de VVD en de Partij van de Arbeid zijn er helaas niet in geslaagd om op deze punten vooruitgang te boeken. We weten dat dit geen gemakkelijke opgave is, maar laat duidelijk zijn: 50PLUS is hierbij een meedenkende partner. Met de levenswijsheid van onze achterban kunnen we ook op dat terrein ons steentje bijdragen. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Voorzitter. Het kabinet krijgt dit jaar de hoofdprijs, de hoofdprijs voor euforie: sterk uit de crisis, veel banen erbij, economie in de lift! Dit is zomaar een greep uit de teksten van dit kabinet. Het lijkt wel alsof de belangrijkste auteur van de Miljoenennota Emile Ratelband is. Dit is de tsjakka-Miljoenennota met niets dan opbeurende en positieve kreten om de zorgelijke staat van het land te verhullen, natuurlijk met het oog op de verkiezingen. Dit kabinet doet eigenlijk alsof er in Nederland nu één groot verjaardagsfeest aan de gang is. Ik zie al helemaal voor me hoe het is gegaan tijdens de laatste ministerraad. De minister-president staat lachend aan de vergadertafel en snijdt de verjaardagstaart aan. Als minister Asscher vervolgens een stuk taart wil pakken, roept de minister-president: pleur op, wel op je beurt wachten, eerst de VVD! Minister Van der Steur is intussen naarstig op zoek naar het bonnetje van de feestslingers dat Kamerlid Teeven heeft kwijtgemaakt. Minister Schippers heeft natuurlijk een eigen taak. Die heeft ze gekregen van de zorgverzekeraars. Mijn taak is beter dan alle andere taken, zegt ze, terwijl ze met slagroom op haar gezicht de taart eet. Alle andere VVD-bewindspersonen dansen met elkaar op de muziek van de rapper Boef. Minister Hennis schijnt een cd van hem gekocht te hebben na haar campagnepraatje bij RTL Late Night. Zoals bij elk verjaardagsfeestje heb je natuurlijk ook een groep mensen die niet in de feeststemming is. Minister Asscher en de overige PvdA-bewindspersonen zitten bij elkaar in een hoekje. Niemand zegt ook maar één woord. Minister Dijsselbloem kijkt, terwijl de VVD-bewindspersonen steeds meer dronken worden, met beteuterde ogen uit het raam. Hij beseft dat zijn partij alle kosten heeft moeten betalen voor het VVD-feestje. Het kabinet zet de feestmuts op terwijl er in het land helemaal geen feeststemming is. Van de 100 mensen geven 59 aan niets te merken van de aantrekkende economie. 800.000 huishoudens met problematische schulden. Eén miljoen mensen die onder de armoedegrens leven. 421.000 kinderen die in armoede opgroeien. 650.000 mensen die om geldredenen zorg mijden. 15% van de studenten kan niet meer op kamers wonen. 521.000 werklozen hebben niks aan een kreet als "veel banen erbij". Maar toch, net als vorig jaar vertelt dit kabinet mooie praatjes uit de tsjakka-Miljoenennota. Omdat de verkiezingen er aankomen, willen de coalitiepartijen VVD en PvdA de afbraak die zij hebben veroorzaakt verhullen door hier en daar wat kruimeltjes te strooien. Dat is het spelletje dat hier in Den Haag wordt gespeeld. Vorig jaar noemde ik dat de fopspeenbegroting. En dit jaar krijgen mensen een placebobegroting door de strot geduwd. Een met mooie woorden omschreven remedie voor alle problemen; alleen, zonder werkzame stof. Tegen iedereen zou ik daarom willen zeggen: trap er niet in. Een halfjaar tot de verkiezingen en Nederland verrechtst, verhardt en verruwt nog erger dan het al deed. Niemand wil met de PVV regeren, maar alle partijen praten wel steeds harder over mensen met een migrantenachtergrond. Eigenlijk neem ik de kiezers die door deze partijen xenofoob zijn geworden helemaal niets kwalijk. Wie ik het wel kwalijk neem, zijn die politieke partijen die de angst en de haat hebben aangewakkerd en bepaalde media die deze splijtende boodschappen gewillig overnemen en uitvergroten. We staan echter op een kruispunt in de geschiedenis. De wereld verandert en Nederland moet mee veranderen. Die verandering is onvermijdelijk, of je het nu leuk vindt of niet. De tijd tikt vooruit en niet terug. Een nieuwe generatie politici staat voor de beslissing hoe wij met die verandering moeten omgaan. Dan gaat het niet om de leeftijd, want ik reken bijvoorbeeld de heer Krol ook tot die nieuwe generatie politici. De vraag is waar wij voor kiezen. Kiezen wij voor de angst of gaan wij dapper vooruit? Kiezen wij voor de gevestigde orde of voor het nieuwe geluid? Kiezen wij voor de grote rijkdomsverschillen of voor de solidariteit? In het bange Nederland is diversiteit een probleem. De nadruk ligt op integratie, aanpassen, "je moet doen wat ik zeg" en hokjesdenken. Het dappere Nederland is van dappere mensen zoals Farid Azarkan en vele andere dappere Nederlanders. Een Nederland waarin het Nederlanderschap mensen bindt in plaats van langs etnische en culturele lijnen verdeelt. Een Nederland waarin wij het Nederlanderschap opeisen en onze Nederlandse vlag terugveroveren uit de handen van extreem rechts. Voor die gelegenheid heb ik vandaag een rood-wit-blauwe stropdas omgedaan, want DENK staat voor dat dappere Nederland. In het Nederland van de gevestigde orde wordt de top van het bedrijfsleven gedomineerd door mannen. Het Nederland van het nieuwe geluid is van mensen zoals Sylvana Simons en vele anderen. Een Nederland waarin mensen niet alleen meepraten en meedoen maar ook meebeslissen. DENK staat voor het Nederland van het nieuwe geluid. In het Nederland van de grote rijkdomsverschillen krijgt de topman van Shell in één jaar 24 miljoen euro, terwijl meer dan één miljoen mensen onder de armoedegrens leven. Het Nederland van de solidariteit is van mensen zoals Selçuk Öztürk en vele anderen. Een Nederland waarin de kloof tussen arm en rijk wordt verkleind, waarin bonussen en excessieve beloningen worden aangepakt en de armoede met topprioriteit wordt bestreden. DENK staat voor dat solidaire Nederland. Tot slot ga ik een bekentenis doen. In het diepste geheim hebben we een kliklijst opgesteld van de oude generatie politici. Heel veel mensen in ons land hebben mij aangesproken of gemaild over de voorlieden van de gevestigde politieke partijen. Die politici hebben het land slechter achtergelaten dan ze het aantroffen, was de teneur van de algemene boodschap. Op plaats drie staat op een gedeelde plaats Diederik Samsom samen met Lodewijk Asscher. Die mannen hebben verzaakt om onze sociale verworvenheden te beschermen omdat zij zich lieten verleiden door de gladde praatjes van Rutte. Op plaats twee staat Mark Rutte, de man van het "pleur op" en het "invechten", die met een grote lach hebzucht en egocentrisme predikt. Op plek één staat Geert Wilders, de man die al twintig jaar tekeergaat tegen minderheden, de man die de Grondwet aan zijn xenofobische laars lapt. Nederland is ook mijn land, het Nederland van mensen met diverse Nederlandse achtergronden. Op het moment dat de heer Wilders vandaag bepaalde dat dit niet mijn land is, zei hij dat niet alleen tegen mij. Hij zei dat tegen heel veel mensen met een andere etnische achtergrond. Ik was eigenlijk wel bedroefd dat slechts één Kamerlid opstond om daar een punt van te maken, want het is niet alleen een verhaal dat mij raakt. Dit verhaal raakt veel mensen in deze Kamer, ook u, voorzitter, en ook heel veel mensen in het land. Ik bedank de heer Klaver dat hij als enige is opgestaan om daar een punt van te maken. Tijdens de dinerpauze liep ik naar buiten. Ik kwam een groep jonge Haagse Hollandse jongens tegen. Ze staken me een hart onder de riem en vonden het broodnodig dat wij dit geluid lieten horen. Ik kreeg hoop. Wij vestigen onze hoop op die nieuwe generatie, die door een nieuwe generatie politici moet worden vertegenwoordigd. Mensen die kiezen voor hun achterban in plaats van voor het pluche. Mensen die kiezen voor transparantie in plaats van voor de achterkamers. Mensen die kiezen voor idealen in plaats van bureaucratie. Ik wil afronden met die hoop. 15 maart 2017 zal een historische dag worden. Iedereen die nu kijkt of luistert, heeft twee keuzes. Je kunt de geschiedenis achteraf teruglezen in een boek, een krant of een tijdschrift, of je kunt de geschiedenis mee helpen schrijven. Durf te kiezen voor een beter Nederland. Durf te kiezen voor een nieuwe generatie volksvertegenwoordigers. Durf te kiezen voor DENK. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Leugens en gebroken beloftes, dat is het resultaat van vier lange jaren Rutte II. Van €1000 voor werkend Nederland tot geen geld naar de Grieken: de VVD-kiezer werd iedere keer keihard bedrogen. Deze minister-president vond het pluche jarenlang belangrijker dan zijn kiezers, maar nu, in verkiezingstijd, zegt de VVD sorry voor al die gebroken beloftes. Het is doorzichtig en hypocriet. Het is een grove belediging van miljoenen Nederlanders. En waar blijven eigenlijk alle andere verontschuldigingen van onze excuuspremier, voor het maandenlang negeren van het "nee" bij het Oekraïnereferendum en voor de nog steeds ontbrekende radarbeelden van de aanslag op MH17? De onderste steen zou toch boven komen? Rutte zou er toch persoonlijk voor zorgen dat de daders werden bestraft? Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Wanneer zegt de premier sorry voor de verwaarlozing van onze veiligheid, voor het sluiten van de helft van alle politiebureaus, voor de grote financiële tekorten bij Justitie? Het extra geld dat het kabinet voor 2017 reserveert, is een doekje voor het bloeden. Het roer moet echt om. We moeten fors investeren in onze veiligheid. Wij zeggen: 1 miljard extra voor politie en justitie. Want alleen in de sprookjeswereld van de VVD is Nederland veiliger geworden. In werkelijkheid lopen duizenden veroordeelde criminelen vrij rond en staan de gevangenissen leeg. De VVD-staatssecretaris Dijkhoff wil zelfs verlof verlenen aan levenslang gestraften. Gruwelijke moordenaars en terroristen zoals Mohammed B. komen zo mogelijk weer op vrije voeten. Een harde klap in het gezicht van de nabestaanden. Weer een gebroken belofte, maar wat hadden we anders verwacht van de VVD? Meer straf en minder begrip voor criminelen was ooit de slogan. Premier Rutte beloofde dat Volkert van der Graaf nooit vervroegd vrij zou komen, maar Volkert loopt weer vrij rond en lacht iedereen keihard uit. Niet de politie maar het tuig is de baas op straat. Dat zagen we in Zaandam en dat zien we overal in Nederland. Wij zeggen: die criminelen hebben geen buurthuis nodig, maar de lange lat. Wie ook heel snel haar excuses mag aanbieden, is de VVD-minister van Defensie. Terwijl de terreurdreiging nog nooit zo groot is geweest en we in oorlog zijn met IS, verkeert onze krijgsmacht in deplorabele staat. Er zijn zelfs te weinig helmen en kogels. Het is een zichzelf respecterend land onwaardig. Een kabinet dat zo met haar militairen omgaat, verdient het niet om te regeren. Wij zeggen: onze krijgsmacht heeft geen miljoenen maar miljarden nodig. Er moet meer dan 5 miljard naar Defensie zodat Nederland eindelijk weer voldoet aan de afgesproken NAVO-normen. De onrust in de wereld vraagt om krachtige antwoorden en dat betekent ook een streng immigratie- en asielbeleid. Het afgelopen jaar kwamen vele tienduizenden asielzoekers ons land binnen. Velen werden door falend kabinetsbeleid niet of nauwelijks gescreend. Het resultaat? Oorlogsmisdadigers, verkrachters en IS-terroristen binnen onze poorten. Dankjewel, Klaas! Dankjewel, VVD! Rutte-II is een gevaar voor Nederland en dat geldt ook voor de Europese Unie. De EU is een ondemocratisch gedrocht. De EU moet terug naar de kern: alleen economische samenwerking. Alle andere bevoegdheden moeten we uit Brussel terughalen. Net als de meerderheid van de Nederlandse bevolking zijn wij voorstander van een nexit-referendum. Nederland moet weer onafhankelijk en soeverein zijn. Wij willen ons land terug. Niet Brussel, maar wij zelf moeten weer bepalen wie we toelaten tot ons land. Landen als Australië en de Verenigde Staten stellen hoge eisen aan hun immigranten. Waarom doen wij dat niet? Dat het hard nodig is, zien we aan de totaal mislukte integratie van niet-westerse allochtonen in ons land. De falende ideologie van het multiculturalisme laat diepe sporen na. Duizenden Nederturken zijn loyaal aan de despoot Erdogan. Zij stonden een maand geleden allemaal op de Erasmusbrug. Het leek wel een Turkse bezettingsmacht. Het was een schandvlek voor Rotterdam en een schandvlek voor Nederland. Jarenlang konden radicale moslims hun invloed probleemloos uitbreiden. Geweldsimams werd geen strobreed in de weg gelegd. De Haagse VVD-burgemeester werkte zelfs samen met een salafistische moskee om de orde in zijn stad te handhaven. Maar nu, in verkiezingstijd, komen de stoere rechtse VVD-praatjes weer terug. Minister Schippers wil de radicale islam ineens bestrijden. Hoezo hypocriet? Hoezo compleet ongeloofwaardig? Het zijn de eerste valse beloftes van de nieuwe VVD-campagne en er zullen er nog veel meer volgen. Maar de kiezer is niet gek en die zal er dit keer keihard doorheen prikken. Nederland snakt naar meer vrijheid, meer veiligheid en meer welvaart. Wat ons land meer dan ooit nodig heeft, is een drastische verlaging van de belastingen. Maar de afgelopen jaren verhoogde de VVD de lasten met miljarden. De VVD toonde haar ware gezicht van socialisme en nivellering. Dat dit VVD-kabinet mensen tot 52% van hun inkomen afpakt, is een boete op werken, een rem op ambitie en een straf voor succes. Het is gelegaliseerde diefstal. Wij willen één laag belastingtarief voor iedereen, een vlaktaks van 25%. De btw verlagen wij naar 15%. Wij schaffen de erf- en schenkbelasting helemaal af. Ook verlagen wij de accijnzen, de vennootschapsbelasting en de vermogensrendementsheffing. Onze ideeën leiden tot veel meer koopkracht, veel meer economische groei en veel meer banen. Aan de struikroverij van de overheid maken wij een einde. Wij komen op voor hardwerkend Nederland, voor de middenklasse, voor al die mensen die 's ochtends hun wekker horen en aan het werk gaan, voor al die mensen die er genoeg van hebben dat hun zuurverdiende belastinggeld door de VVD wordt weggegeven aan asielzoekers, aan Afrikaanse dictators en aan de EU. Ik rond af. Heel veel Nederlanders snakken naar lage belastingen, meer veiligheid, minder immigratie, minder EU. Dat is onze inzet bij de verkiezingen. De rechtse kiezers hebben helemaal niets aan liegende en bedriegende VVD-politici en zij hebben ook nul komma nul aan een onuitvoerbaar PVV-A4'tje. Nederland verdient beter. Wij zijn er klaar voor, Jan Roos is er klaar voor. Het is tijd voor verandering. Het is tijd voor VNL. De voorzitter: Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Klein. De heer Klein (Klein): Voorzitter. Waarom heeft een olifant rode nagels? Dan valt hij niet op in een aardbeienveld. Hebt u wel eens een olifant in een aardbeienveld zien staan? Nee, zie je wel, dat komt door die rode nagels! Dat is precies de situatie waarin dit kabinet verzeild is geraakt: het kabinet ziet die olifant niet meer. Het kabinet ziet alleen nog maar de zomerkoninkjes. Het ziet alleen nog maar de pluspunten van het eigen beleid van de afgelopen regeerperiode, en heeft totaal geen oog voor de olifant die er ook nog staat, voor alle problemen die dit kabinet heeft laten liggen of veroorzaakt. Dat is natuurlijk uitermate lachwekkend, en daar gaan we ook optimistisch voor door! Had het kabinet aanvankelijk nog het idee om bruggen te gaan slaan, in de afgelopen vier jaar heeft dit er vooral toe geleid schepen achter zich te laten verbranden. Het resultaat is dat wij nu in een land leven waar onnodig veel bezuinigd is in plaats dat er is geïnvesteerd, een land waarin zekerheden onzekerheden zijn geworden, een land waarin het vertrouwen is zoekgeraakt, een land dat maatregelen het liefst wil terugdraaien, een land waarin de basis wankelt. Onze humanistische, vrijzinnige wortels zijn ingewisseld voor angst en onzekerheid. Perspectief is ingeruild voor pappen en nathouden. De uitdaging voor de komende jaren is om die basis terug te krijgen en solide te maken. Vrijzinnige politiek betekent dan ook: fix the basics. Dat doen wij door de vernieuwing van een solidair sociaal stelsel, niet als vangnet maar als een springplank om vrij te kunnen zijn, zodat mensen zich kunnen ontwikkelen en ontplooien. Daarom kiezen wij voor een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen van 18 jaar en ouder, een basisinkomen dat uitgaat van kansen voor mensen om hun talenten en hun kennis en vaardigheden in te zetten. Het betekent een grote hervorming voor ons vermolmde uitkeringsstelsel, maar het betekent nog veel meer een fundamenteel andere visie op werk, namelijk werk niet vanuit de gedachte "wie niet werkt, zal niet eten", maar werk als positieve drijfveer, als de manier waarop mensen zelf aan hun eigen leven zin kunnen geven, als de manier waarop mensen naar eigen inzicht hun bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Die bijdrage kan dan zowel betaald als onbetaald plaatsvinden. Uitgangspunt is het eigen initiatief van mensen en het vertrouwen in hun bereidheid hiertoe. Onbetaald vrijwilligerswerk en zelfstandig ondernemerschap zijn beide van onschatbare voor onze moderne samenleving. Een basisinkomen biedt daar voor iedereen ruimte voor. Fix the basics geldt helemaal wat betreft de manier waarop wij met onze jeugd omgaan. De basis van onze samenleving van morgen wordt gevormd door de jongeren van vandaag. Als die basis verwaarloosd wordt, valt de basis voor onze toekomst weg. Die verwaarlozing heeft toegeslagen. De problemen in de jeugdzorg zijn groot door de toegenomen vercommercialisering. Kindplaatsen betekenen verdienmodellen en geen zorg. Ouders en kinderen lopen tegen muren op en sommige gezinnen zijn dakloos gemaakt en moeten noodgedwongen overleven in de auto. Hulpverleners moeten weer vanuit hun basis, hun hart, hulp kunnen verlenen. Juridische bijstand moet niet worden uitgehold door afbraak van de gesubsidieerde rechtsbijstand. De vrije keuze moet voor iedereen mogelijk blijven, ook of juist vooral voor de kwetsbare groepen. Fix the basics voor jongeren betekent een toegankelijk onderwijs zonder financiële belemmeringen. De vrijzinnige politiek pleit dan ook voor een onderwijs zonder collegegeld, een oneigenlijk eigen risico voor studenten. Fix the basics betekent ook de vrijheid voor mensen om zelf te bepalen wanneer zij met pensioen gaan. Dat betekent dus een flexibele AOW. Mijn initiatiefwet zal mensen hiervoor ruimte geven. Fix the basics betekent ook voor de gezondheidszorg dat de nadruk op gezondheid in plaats van op zorg komt te liggen. Het systeem is te veel gericht op cure en op hoe mensen beter moeten worden. In plaats van voorkomen dat mensen ziek worden, proppen we zieke mensen vol met steeds meer veel te dure medicijnen. We hoeven geen geld te verspillen door het systeem te veranderen, maar we brengen het stelsel terug naar de basis zoals het was bedoeld: een eerlijke, niet-commerciële basisverzekering voor iedereen om gezond mee te kunnen doen; mee kunnen doen naar ieders eigen vermogen in een inclusieve samenleving. Fix the basics betekent ook ons geldstelsel ombuigen en herzien naar het oorspronkelijke systeem. Geld is een ruilmiddel waarmee mensen goederen en diensten kunnen krijgen. Geld zou geen handel moeten zijn waarmee banken zich kunnen verrijken ten koste van de samenleving. Geldschepping moet dan ook een pure overheidszaak betekenen. Ik rond af. Fix the basics betekent een herwaardering van onze Grondwet, niet om elkaar met artikeltjes over vrijheden om de oren te slaan, maar om een maatschappelijke discussie te starten en om onze grondrechten te verankeren als uitgangspunten van ons land, een veilig land, een land met ruimte voor vrijzinnigheid. De Vrijzinnige Partij gaat fiksen wat de verstarde partijen onmogelijk kunnen fiksen. Zo gaan we op weg naar een nieuwe dag, een kanteling, een nieuwe vrijzinnige toekomst. De beraadslaging wordt geschorst. De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom. De minister van Defensie is met toestemming afwezig. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zal de vergadering aan het einde van de middag verlaten. Het woord is aan de minister-president voor zijn antwoord in eerste termijn. Ik verzoek hem daarbij ook aan te geven hoe zijn betoog voor vandaag is opgebouwd. Minister Rutte: Voorzitter. Goedemorgen, dank u wel. Het is toch bijzonder: dit zijn de laatste Algemene Beschouwingen van dit kabinet, iets wat gisteren vaak is gememoreerd. Het is mijn ambitie om weer lijsttrekker van mijn partij te worden en door te gaan in dit mooie ambt. Maar dat gaat de kiezer natuurlijk beslissen. We weten allemaal niet hoe dat afloopt; dat geldt niet alleen voor mij, maar voor velen hier van wie we weten dat ze lijsttrekker gaan worden of willen worden van hun partij. Dit zijn dus alleen al om die reden bijzondere Algemene Beschouwingen, maar natuurlijk ook vanwege de inhoud en de thema's die aan de orde waren. Ik wil een paar korte inleidende opmerkingen maken. Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik die inleidende opmerkingen het liefst maken zonder interrupties, maar daar gaat de Kamer natuurlijk over. Daarna wil ik toch maar weer in blokjes werken. Er is een misverstand ontstaan: alsof de Kamer nauwelijks vragen gesteld zou hebben. Dat is niet waar. Vele sprekers zijn namelijk in staat, vragen te stellen die zijn verstopt in hun betoog. Vervolgens zijn ze dan verschrikkelijk geïrriteerd als ik ze niet heb ontdekt. We zijn met de stofkam door de betogen gegaan, we hebben de vragen eruit gehaald. Ja, mijnheer Wilders, ook bij u en bij mijnheer Pechtold en bij anderen hebben we dat gedaan; zelfs bij de heer Klaver waren ze te vinden. Ik ga echt een poging doen om die vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Dat doe ik aan de hand van een paar blokjes. Het gaat vandaag ook om de Miljoenennota, dus het lijkt me goed om na de inleidende opmerkingen te beginnen met het financieel-economische dossier. Daarna ga ik in op de vraag hoe zich dat vertaalt, ook Europees en internationaal. Dan komen we bij migratie, dan bij het grote onderwerp veiligheid en rechtsstaat — gisteren heel pregnant in de discussie zichtbaar — uiteraard gevolgd door zorg, onderwijs, energie, milieu en infrastructuur en ten slotte de tegenbegrotingen. In totaal gaat het om acht verschillende blokjes. Ik neem me voor, iedere keer de overgang van het ene naar het andere blokje duidelijk aan te geven en te benoemen. Dat gezegd hebbend, maak ik een paar inleidende opmerkingen. Wie de afgelopen weken het nieuws heeft gevolgd, kan niet verbaasd zijn over de onderwerpen die hier gisteren aan de orde kwamen: de zorg, de pensioenen, integratie, maar ook "laat Nederland Nederland blijven". Dit zijn de grote onderwerpen die ook buiten deze zaal leven, onderwerpen die mensen bezighouden en waarover ze bezorgd zijn. Al luisterend naar de eerste termijn van de Kamer realiseerde ik me dat een belangrijk trefwoord in deze Algemene Politieke Beschouwingen "zekerheid" is, of in ieder geval het streven daarnaar, zowel in materieel als in immaterieel opzicht. Voor het eerste, de materiële zekerheid, begint de hervormingsagenda waaraan dit kabinet vier jaar geleden begon, onmiskenbaar zijn vruchten af te werpen. Ons land staat er inderdaad beter voor dan een aantal jaren geleden. De toekomst van een aantal belangrijke voorzieningen, zoals de zorg, de AOW en ons sociale vangnet, is voor generaties zeker gesteld. Ja, dat hebben we samen, kabinet en oppositie, gedaan. We hebben dat ook samen met maatschappelijke organisaties gedaan, maar vooral met 17 miljoen Nederlanders, die allemaal hun steentje hebben bijgedragen in deze heel moeilijke tijd. We hebben deze tocht door de woestijn gezamenlijk gemaakt. Die zekerheid moeten we niet opnieuw in gevaar brengen met ondoordachte plannen, met ondoordachte maatregelen. We moeten die zekerheid koesteren. Veel macro-economische ontwikkelingen om ons heen zijn positief. Maar voor mensen telt uiteindelijk wat micro voor hen in het leven zichtbaar wordt, wat ze er micro van merken. Gelukkig merken veel mensen dat het beter gaat. Minder huizen staan onder water, althans de hypotheken. 120.000 mensen hebben het afgelopen jaar weer een baan gevonden. Ondernemers zijn weer aan het investeren en consumenten durven weer te besteden. Dat telt. Wat nu van belang is, is dat iedereen dat herstel gaat voelen, dat iedereen merkt dat het beter gaat. We hebben met elkaar, met 17 miljoen mensen gezorgd voor deze goede cijfers. Nu moeten we er met elkaar, met 17 miljoen mensen voor zorgen dat dat ook concreet zichtbaar wordt in het leven van alle Nederlanders. Pas dan kunnen we tevreden zijn, pas kan zal ik tevreden zijn. Natuurlijk, er zullen altijd wensen zijn. Een land is in materieel opzicht nooit af. Maar belangrijk in deze begroting is dat bijna alle groepen in ons land meeprofiteren en het bijvoorbeeld in hun koopkracht terugzien. Maar terecht hebben veel sprekers gisteren aandacht gevraagd voor de immateriële zorgen die breed leven, voor de vraag hoe we ook onze veiligheid, ook onze vrijheid en ook onze democratische normen en waarden zeker kunnen stellen voor de toekomst. Ikzelf als premier, wij als kabinet, de hele politiek, wij hebben hier een normstellende taak. Het begint met hardop benoemen van wat misgaat, met grenzen stellen en handhaven waar wetten worden overtreden. Het is inderdaad, zoals velen zeiden, geen cafetariamodel. Wie hier woont, kan niet shoppen in grondwettelijke verworvenheden. Wie hier woont, respecteert de vrijheid, de vrijheid van andere mensen. Die zekerheid moet iedereen voelen. Ook daarover gaan deze Algemene Beschouwingen. Tegen de achtergrond van deze inleidende woorden wil ik beginnen met een aantal opmerkingen die zijn gemaakt en de vele vragen die zijn gesteld over het financieel-economisch beleid. Ik begin met de koopkracht, maar pas nadat ik gezegd heb dat het van wezenlijk belang is in een land als Nederland dat mensen die een talent hebben, die kansen willen pakken, de kans ook krijgen om dat talent uit te nutten en aan de slag te gaan. Werk, dat realiseer ik mij, dat realiseert het kabinet en deze hele Kamer zich, is meer dan alleen een inkomen. Werk is ook de kans om te laten zien waar je goed in bent, om sociale contacten op te doen, om je verder te ontwikkelen, om maatschappelijke verbindingen aan te gaan. Werk is van levensbelang. Al het werk van dit kabinet, van Lodewijk Asscher, van mij, van deze hele ploeg is erop gericht om ervoor te zorgen dat er verder herstel komt van de werkgelegenheid. Alles wat we doen, of het nu gaat om de sociale zekerheid of om het inkomensbeleid, is er in de eerste plaats op gericht om die belangrijkste prioriteit waar te maken, zodat zo veel mogelijk mensen die aan de slag willen, ook weer aan de slag kunnen. De voorzitter: Bent u klaar met uw algemene inleiding? Minister Rutte: Ja. Ik kom nu bij het financieel-economisch beleid. De heer Segers (ChristenUnie): De minister-president zegt terecht: dit zijn bijzondere Algemene Beschouwingen. We blikken terug op de vier jaar van dit kabinet. Er kunnen mooie economische cijfers worden overlegd en we komen inderdaad uit het dal. Maar tegelijkertijd hebben veel fractievoorzitters hier de vinger gelegd bij de kloven die ontstaan en bij de bezorgdheid die groeit. Die zijn niet op te lossen met mooie economische cijfers of met een plus in de koopkracht. Het gaat om vertrouwen, het gaat om elkaar de hand reiken. Dat is waar het kabinet ooit mee begon, de hand uitsteken. Het gaat dan over de tegenstelling tussen jong en oud en tussen hoog- en laagopgeleiden. Als de minister-president op die manier terugblikt en kijkt naar de impact van het beleid, kijkt naar hoe het er nu voorstaat, kijkt naar cijfers die duiden op wantrouwen, wat is dan zijn reflectie? Minister Rutte: Dan zeg ik dat er op onderdelen belangrijke stappen zijn gezet, maar dat we er absoluut nog niet zijn. Er is heel veel gedaan, maar er is ook nog heel veel te doen. Ik ben dat met de heer Segers eens. We zullen daar vandaag uitgebreid over spreken. Bij de pensioenen gaat het erom dat jong en oud elkaar met een solidair pensioenstelsel de hand kunnen reiken, dat ouderen weten dat, als ze een leven lang hard gewerkt hebben, ze kunnen rekenen op een goed pensioen en dat jongeren weten dat ook zij, als zij hun hele leven hard werken en premie afdragen, uitzicht hebben op een goed pensioen. Kijk naar hoe we, ook met hulp van de ChristenUnie, hier in deze Kamer in de afgelopen drie, vier jaar elkaar de hand hebben gereikt om in misschien wel de zwaarste economische crisis na de Tweede Wereldoorlog met elkaar moeilijke maatregelen te nemen. De heer Segers en zijn voorganger hebben op belangrijke, cruciale momenten steun gegeven aan kabinetsbeleid, zodat we die moeilijke maatregelen konden nemen. Ook veel andere partijen hebben dat gedaan, zoals maatschappelijke organisaties. Tegelijk zijn er grote zorgen. Mensen vragen zich af: merk ik het economisch herstel? Hoe gaat het dadelijk in mijn buurt? Kan ik veilig over straat? Wat gebeurt er met onze normen en waarden? Gaan we niet concessies doen aan onze manier van leven, omdat grote groepen van buiten komen? Dat zijn grote zorgen die we ook moeten adresseren. De heer Segers (ChristenUnie): Ik realiseer me heel goed dat je niet met een druk op de knop een cultuur kunt veranderen. Maar het moet ons toch te denken geven dat er onder lager opgeleiden massief wantrouwen is jegens de overheid, de politiek in het algemeen. Deze week bereikte ons een noodkreet van het Leger des Heils over verwarde mensen, mensen in de ggz, die nergens terechtkunnen. Er staan mensen langs de kant die niet terug te vinden zijn in de juichverhalen van het kabinet, die niet terug te vinden zijn in de plussen die we inderdaad kunnen aanwijzen, die niet bereikt zijn met dat economische herstel. Wat is de boodschap van het kabinet aan die groepen? Minister Rutte: Ik herken mij niet in het beeld dat de heer Segers in zijn verhalen neerzet. Dat is niet onze boodschap. Onze boodschap is dat het beter gaat, maar dat we er nog niet zijn en er nog heel veel moet gebeuren. Dat is dus geen juichverhaal maar een heel realistisch verhaal. Daarmee is wel benoemd dat we een heel moeilijke tijd achter ons laten en nu de volgende stap met ons mooie land moeten zetten. Dit hele kabinet, deze hele coalitie heeft daarbij maar één doel: iedereen doet mee. Iedereen is van waarde. Iedereen telt, ongeacht zijn huidskleur of dat hij laag- of hoogopgeleid is. Mag ik het heel persoonlijk maken? Ik sprak laatst met de zoon van een van mijn beste vrienden over het thema opleiding. Hij vroeg mij of ik vmbo minder vond dan vwo. Ik zei: nee, maar als je naar het vwo zou kunnen, probeer het dan te halen. Dat zou fantastisch zijn, want dan heb je blijkbaar het talent om dat te kunnen doen. Iemand op het vmbo heeft weer heel andere talenten. Die is precies even veel waard, maar probeer wel het beste eruit te halen en het maximale te bereiken. Zo'n samenleving willen we, met kansen voor iedereen, met eerlijke kansen om uiteindelijk iets van je leven te maken. Dat geldt voor iedereen. Ik sta achter en naast de bijstandsmoeder die uit de uitkering wil. Ik ben van de vluchteling die hier legaal naartoe komt en probeert om hier een bestaan op te bouwen en een positieve bijdrage te leveren. Daar sta ik naast, daar sta ik achter, die wil ik helpen om het beste uit zijn leven te halen en er iets van te maken. Dat is in het belang van ons allemaal; daar wordt de hele samenleving beter van. De heer Segers (ChristenUnie): Ik vind dat mooie woorden, want wij zullen inderdaad de oversteek moeten maken naar mensen die aan de andere kant van de kloof staan. De mensen hier staan vaak aan de goede kant van de kloof, maar er zijn mensen die aan de andere kant van de kloof staan en echt in de hoek zitten waar de klappen vallen. Die mensen zullen we, groep voor groep, moeten adresseren. Het zal niet alleen bij woorden moeten blijven. Ik zeg overigens niet dat de minister-president het alleen bij woorden laat, want hij komt ook met daden, maar dan zullen we groepen moeten adresseren en die oversteek moeten maken. We zullen er later misschien specifieker op terugkomen, maar ik vraag de minister-president om te luisteren naar de noodkreet van het Leger des Heils. Ik hoop dat we langsgaan bij die mensen, bijvoorbeeld in de ggz, die niet naar het Malieveld kunnen gaan en niet hun stem kunnen verheffen, en dat de mooie woorden die de minister-president nu spreekt gevolgd worden door daden: ja, we maken de oversteek en reiken u de hand en gaan u helpen. Minister Rutte: Dat signaal van het Leger des Heils nemen we zeer serieus. Op dit moment proberen we in samenwerking met de Federatie Opvang en 43 centrumgemeenten een beter beeld van de precieze omvang te krijgen. De heer Segers heeft daar gisteren terecht een opmerking over gemaakt in zijn bijdrage. Op basis van dat overzicht zullen Rijk dan wel gemeenten of in gezamenlijkheid passende vervolgmaatregelen nemen. Daarbij moeten we kijken naar schuldhulpverlening, naar zorg, maar ook naar de mogelijkheden om weer een eigen thuis op te bouwen voor deze mensen. Ik vind het ontzettend belangrijk. Ik denk dat wij allemaal in dit land dakloosheid willen voorkomen. Een van de grote verworvenheden is dat wij niet Amerika zijn waar te veel mensen uiteindelijk in een kartonnen doos ergens op straat eindigen. Dat zijn wij niet. Maar als het toch gebeurt, als iemand toch dakloos is, is er adequate crisisopvang en wordt er zo snel mogelijk stabiliteit geboden en kunnen mensen aan herstel werken. Daarover zijn wij het zeer met elkaar eens. De heer Wilders (PVV): Wat de premier zojuist in zijn inleiding zei, konden we ook horen van onze koning in de troonrede. Ik denk dat dat verhaal heel ver weg staat van wat de mensen thuis ervaren. Ik heb het zelf "een sprookjestroonrede" genoemd. Het lijkt alsof dit kabinet zich in een parallelle, andere wereld bevindt, want wat hebben de mensen ondanks de mooie woorden van dit kabinet de afgelopen jaren van dit kabinet gemerkt? Ze krijgen er nu een procentje bij, de ouderen zelfs nog iets minder. Zij hebben de afgelopen jaren gezien dat onder leiding van premier Rutte de huren zijn gestegen, dat het eigen risico op €385 staat, dat de verzorgingshuizen zijn gesloten, dat de pensioenen zijn of worden gekort en dat asielrecord na asielrecord is gebroken. Nederland is niet uit het moeras getrokken; Nederland is in het moeras geduwd. En nu moeten we blij zijn met een procentje koopkracht? Ik denk, mijnheer de minister-president, dat u er op alle punten naast zit en dat mensen dit niet zo ervaren. U hebt Nederland volgeplempt met problemen en de Nederlanders hebben niets van het herstel gemerkt. Waarom zegt u daar niets over? Waarom hebt u niet iets van zelfreflectie en waarom zegt u niet: we hebben de verkeerde keuzes gemaakt? Minister Rutte: Kijk naar de feiten over 2016, het jaar waar we nu in zitten. Ik pak het punt van de heer Wilders over de koopkracht op; laat ik daar rechttoe rechtaan op reageren. Dit jaar, 2016, beweegt de koopkrachtverbetering voor werkenden zich tussen 3% en 6%. Er is dit jaar dus tussen 3% en 6% koopkrachtverbetering voor werkenden in Nederland. Voor gepensioneerden is er een verbetering van de koopkracht van rond 2% in 2016. Natuurlijk zou ik nog hogere bedragen willen en natuurlijk zou ik dolgraag willen dat we de belastingen verder zouden kunnen verlagen, maar in 2016 zien we na moeilijke jaren een enorm sterk herstel van de koopkracht. Dat zie ik ook in mijn eigen directe omgeving. Iemand die secretaresse is op een groot departement, ging er uiteindelijk netto €80 à €90 op vooruit. Dat is iemand in schaal 5 of 6 en die is er per maand €80 à €90 netto op vooruitgegaan. Dat kan doordat wij ervoor hebben gezorgd dat er 5 miljard is teruggegeven. Dat laten we inderdaad vooral neerdalen bij werkenden. Voor volgend jaar willen we dat ook de uitkeringen boven nul en de gepensioneerden zelfs aanzienlijk in de plus komen. Ik ben dat dus niet met de heer Wilders eens. Natuurlijk zal de ambitie zijn om verder te gaan, maar ik zeg daar één ding bij. Je kunt er altijd voor kiezen — de heer Wilders mag dat doen; dat is zijn stijl — om de zaken altijd vanuit pessimisme en vanuit het negatieve aan te vliegen, maar laat hij zich één ding realiseren: dit land bestaat voor het over-, overgrote deel uit een stille koppige meerderheid van mensen die wel vooruit willen, die best zien dat dingen niet goed gaan, die echt niet weglopen voor de dingen die nog niet in orde zijn en voor de problemen die er nog zijn, maar dat over-, overgrote deel van Nederland keert zich in toenemende mate af van dit pessimistische geluid, omdat zij zien dat dat uiteindelijk niets brengt en ons uiteindelijk niet verder helpt op weg naar de toekomst. De heer Wilders (PVV): Dat mag zo zijn, maar dat betekent dat het overgrote deel van Nederland u niet gelooft. Dat blijkt ook uit alle onderzoeken, Van EenVandaag tot Maurice de Hond; je kunt ze allemaal niet noemen. Mensen maken uw werkelijkheid niet mee. U leeft in een parallelle werkelijkheid. Minister-president, u zegt hier dat de ouderen er volgend jaar 2% bij krijgen. Je zult maar een oudere zijn wiens eigen risico zo hoog is dat je vrouw niet voor een leverfoto naar het ziekenhuis kan gaan; dat voorbeeld noemde ik gisteren. Je zult maar een oudere zijn wiens pensioen straks wordt gekort, terwijl de pensioenfondsen miljarden in kas hebben. Je zult maar een oudere zijn van wie de thuiszorg is gehalveerd en die ook niet eens meer in het verzorgingshuis terechtkan. En dan komt er een minister-president die zegt dat er 2% bij komt. Het is te gênant voor woorden. Dat is een werkelijkheid van het CPB. Dat is een werkelijkheid van de bureaucraat. Dat is een werkelijkheid van de boekhouder. De mensen op straat willen geen pessimisme. Natuurlijk willen zij optimisme, maar die 2% staat tegenover al die ellende die u over hen heen heeft gestort. Ze durven vaak niet eens meer de straat op om een ommetje te maken in hun eigen wijk. En dan heb ik het nog niet eens over hun portemonnee, het geld, de kwaliteit van het leven en de veiligheid. Konden zij maar optimistisch zijn! U maakt ze pessimistisch. Minister Rutte: Natuurlijk maken mensen zich zorgen over alle punten die de heer Wilders noemt. De vraag is vervolgens: wat doe je daaraan? Mensen verwachten van Geert Wilders en van mij dat we dingen vervolgens oplossen. Dat is leiderschap, mijnheer Wilders. Ze verwachten dat we in moeilijke tijden moeilijke besluiten nemen, ook besluiten die niet populair zijn. Ik werd eergisteren, na de troonrede, geconfronteerd met een peiling van de NOS waarin het kabinet een 5,2 kreeg. Ik zei: ik snap dat cijfer. Waarom krijgen we die 5,2? Omdat we er wel in geslaagd zijn om Nederland als geheel uit de crisis te halen, maar mensen zeggen dat ze dat nog niet voelen en dat ze zich nog zorgen maken over allerlei zaken. Dan is vervolgens wel de vraag: wat ga je daaraan doen? Laat ik er iets uitpikken. De heer Wilders zegt: gepensioneerden zijn boos, want die zeggen dat er veel geld in de potten van de pensioenfondsen zit. Maar we weten dat ouderen ook kinderen en kleinkinderen hebben en dat ze het van belang vinden dat die kinderen en kleinkinderen dadelijk ook een goed pensioen krijgen. We weten dat de rente heel laag is. We weten dat daardoor de kosten van de verplichtingen veel hoger zijn. Als je zou doen wat de heer Wilders zegt, en sommige anderen hier ook, dan zal dat ertoe leiden dat we die pensioenpotten leegeten. Dat zou slecht zijn voor de volgende generaties. Dat moeten we dus natuurlijk niet doen. Dat is echt onverstandig beleid, mijnheer Wilders. Ik merk in toenemende mate in deze samenleving, waar ik ook kom, dat mensen zich terecht nog zorgen maken over allerlei zaken, maar dat ze uiteindelijk zeggen: we kiezen voor een aanpak waarmee we weer vooruitgaan, we willen verdergaan en we snappen dat er een rol is voor ons en een rol voor de politiek en dat we het gezamenlijk moeten doen. Ik wil met dit kabinet de kampioen en de stem zijn van wat ik inderdaad eerder heb beschreven als de grote stille meerderheid van mensen die wel vooruit willen, die zich afwenden van dat pessimisme en dat negativisme. De heer Roemer (SP): Daarmee zet de minister-president heel wat mensen eigenlijk aan de kant. Iedereen wil heel graag een positief verhaal horen. Iedereen wil graag optimisme horen. Maar de harde werkelijkheid van de afgelopen jaren voor veel mensen is wel precies het tegenoverstelde. Vandaag weer kwamen er bijvoorbeeld berichten over 6.000 jongeren die normaal een Wajong-uitkering zouden hebben gehad maar nu in de bijstand zijn gekomen omdat ze niet door de keuring heenkomen en die geen enkele kans hebben op de arbeidsmarkt. Dan heb ik het nog niet eens over de heel grote groep van jongeren die niks krijgen omdat ze nog thuis wonen. Dat zijn jongeren die allemaal graag dat mooie, optimistische verhaal zouden willen, maar geen kansen krijgen. Ik kan nu een heel riedeltje maken van al die groepen die datzelfde gevoel hebben, of ze nou rekeningen niet kunnen betalen, hun baan kwijt zijn of noem maar op. De cijfers liegen er niet om wat er de afgelopen jaren gebeurd is. Het siert de minister-president allerminst dat hij geen enkele reflectie loslaat op de wellicht behoorlijk verkeerde keuzes die zijn gemaakt. Ik had gehoopt dat de minister-president in zijn inleiding, want op al die onderwerpen komen we dadelijk terug, had gezegd: we hadden voor die groepen wat meer moeten doen de afgelopen tijd want daar zijn de hardste klappen gevallen. Minister Rutte: De heer Roemer noemt de Wajong. Nog maar zes, zeven jaar geleden gingen er iedere dag twee schoolklassen, 60 jonge mensen, de Wajong in. Die kregen voor de rest van hun leven het stempeltje: u bent definitief ongeschikt. Is dat sociaal? Vindt de heer Roemer dat sociaal? Ik vind het asociaal. Nu zeggen we: als je echt arbeidsongeschikt bent, als het echt niet gaat, dan accepteren we dat vanzelfsprekend en gaan we er alles aan doen zodat je een fatsoenlijk bestaan kunt opbouwen. Maar voor de mensen voor wie nog wel perspectief is, willen we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ze wel aan de slag kunnen. Dat debat heb ik vaak hier met de heer Roemer gevoerd. Het is een fundamenteel verschillende kijk op de wereld en op de vraag wat sociaal is. Voor mij is sociaal: een fatsoenlijke uitkering voor mensen die inderdaad langdurig blijvend arbeidsongeschikt zijn. Als het ideaal van de SP is dat er iedere dag 60 jonge mensen de Wajong ingaan, dan ben ik blij dat we dat niet meer hebben. De heer Roemer (SP): Wat u juist gedaan hebt, is ze uit de Wajong halen en ze vervolgens uit beeld laten verdwijnen in de bijstand. Die jongeren hebben helemaal geen baan gekregen. Was het maar waar! Ik had het liefst dat ze allemaal een volwaardige baan hadden, betaald naar vermogen, in een normale cao, zodat ze gewoon thuis kunnen komen en zeggen: ik kan een toekomst opbouwen. Ik was laatst op een praktijkschool en ik vroeg aan die leerkracht: wat gebeurt er nou met die jongen? Die jongen had een laag IQ. Hij zei: ik houd mijn hart vast. Die jongen zou in de Wajong gekomen zijn, maar die is doorgesneden. Hij zou misschien een volwaardige plek hebben gekregen bij een sociale werkplaats, maar die is doorgesneden. Hij zou misschien met moeite nog een roc-niveau 2 kunnen halen, maar al die testen haalt hij niet. Dus wat gebeurt er dan? Hij komt thuis op de bank te zitten en ik hoop dat hij geen verkeerde vrienden tegenkomt. Dat is wat de leerkracht zegt, en dit is de toekomst van heel veel van die jongeren waarover u nu trots zegt dat de Wajong naar beneden is. U hebt ze geen perspectief gegeven, niet op een opleiding, niet op een beschermde werkplek, niet op een uitkering; op helemaal niks. U kunt wel leuk in uw eigen omgeving bekijken wie er allemaal op vooruit zijn gegaan, maar ga nou eindelijk eens mee naar die andere werkelijkheid in de samenleving, waar u geen oog voor hebt! Velen hier vragen daarom. U komt daar blijkbaar niet, want u zou zich rotschrikken. Minister Rutte: Ik was van de zomer bij een stukadoorsopleiding hier in Den Haag, die gebruikmaakt van de nieuwe mogelijkheden die de wetgeving nu biedt. Daar krijgen jonge mensen de kans om aan de slag te gaan. Dat zijn vaak tweede- of derdegeneratieallochtonen en ook vaak jongeren met een traditioneel Nederlandse achtergrond, met een heel grote afstand tot de arbeidsmarkt en soms ook met beperkingen, die misschien vroeger in de Wajong waren verdwenen. De heer Roemer weet hoe dat vroeger ging met stukadoors. Daarover bestond altijd een soort vooroordeel. Die zouden 's morgens al aan het bier zitten. Nou, dat is niet meer zo. Iedereen weet: als je vroeger een stukadoor inhuurde, dan moest je 's morgens om 10.00 uur een biertje klaarzetten. Dat geldt niet voor deze jongeren. Die zijn vanaf 's morgens 9.00 uur keihard aan de slag om een goede stukadoor te worden. Ze krijgen vervolgens ook een baan, en waarom? Omdat er een tekort is aan stukadoors in Nederland. Deze organisatie maakt gebruik van die mogelijkheden. Dat kon vroeger niet, omdat die jongeren dan uit beeld waren verdwenen. Die hadden dat stempeltje "arbeidsongeschikt" gekregen. Nu kunnen ze een vak leren en aan de slag komen. Ik was onder de indruk van die ondernemer die dat doet, die gebruikmaakt van alle voorzieningen, samen met de gemeente Den Haag. Dat is de toekomst. Zo moeten we jonge mensen uit een uitkering, uit de problemen en aan de slag helpen. Ik ben het eens met Roemer dat er natuurlijk ook jongeren zijn voor wie dat nog niet lukt. We moeten verschrikkelijk hard werken om het voor hen wel te laten slagen, maar laten we nou ook eens bekijken waaróm het op zo veel plekken lukt. Wat gaat daar goed? Wat kunnen we daar leren voor de rest van Nederland? We moeten ons er niet bij neerleggen dat zo veel jonge mensen voor de rest van hun leven het stempeltje "afgekeurd" krijgen, zoals een tijdje geleden nog het geval was. De heer Roemer (SP): Het enige wat u gedaan hebt, is het beetje inkomenszekerheid bij die jongeren weghalen. U gaat er niet op in, maar veel van de jongeren die nu afgesneden worden van de Wajong, belanden rechtstreeks in de bijstand of zitten thuis bij hun ouders op de bank en hebben niks. Daarom is de groep van jongeren tussen de 20 en de 25 die afhankelijk zijn van hun ouders, gegroeid in de jaren dat u minister-president bent. Die jongeren zijn kansloos geworden. Die hebt u weggezet. U denkt: als ik ze maar in de armoede dump, krijgen ze vanzelf wel een baan want dan moeten ze wel. De harde werkelijkheid is anders. Maar als u daar nooit komt en daarin nooit oprecht interesse toont, zult u dat inderdaad niet merken. Dan dumpt u de jongeren in een kansloze situatie. En dáár maak ik bezwaar tegen. Minister Rutte: Ik vind het zo bijzonder dat we nu weer een wedstrijd krijgen: wie gaat er meer op werkbezoek? Dan moet ik weer zeggen dat ik iedere week twee uur lesgeef op een school met allochtone kinderen. Ik wil die strijd helemaal niet aangaan met Roemer. Ik neem aan dat hij oprecht is over zijn zorg voor jonge mensen. Ik ken hem. Hij is een oprecht mens. Hij deugt. Maar zijn ideeën niet. Hij wil deze jonge mensen namelijk voor de rest van hun leven een soort inkomenszekerheid bieden door ze het stempeltje "blijvend arbeidsongeschikt" te geven. Op een gegeven moment zaten er 160.000 jonge mensen in die Wajong. Dat is toch een verschrikkelijk perspectief voor Nederland? En dat zou maar doorgegaan zijn. Ik denk niet dat we het hierover eens worden, want dit zijn echt botsende wereldbeelden. Het is een absolute verheerlijking van de inkomenszekerheid van de Wajong versus: er is een fatsoenlijk vangnet, namelijk de bijstand, en we doen er alles aan om mensen aan de slag te helpen. En dat kan nu ook, want door de Participatiewet en door de veranderingen die dit kabinet heeft aangebracht, kunnen we deze jonge mensen nu helpen. De voorzitter: Tot slot op dit punt, mijnheer Roemer. De heer Roemer (SP): Dat is een valse voorstelling van zaken. Ik heb gezegd dat ik net als de minister-president zou willen dat die jongeren allemaal een volwaardige werkplek kregen, al dan niet met begeleiding, zodat ze onder een cao vallen en een fatsoenlijk inkomen krijgen. Had dat dan ook maar geregeld! Hoeveel van die jongeren die heel graag willen, hebben inderdaad zo'n werkplek kunnen vinden? Je kunt ze op één hand tellen. Die jongeren willen dolgraag, maar krijgen van de minister-president geen kans. Wat krijgen ze wel te horen? Je wordt herkeurd, als je al in de Wajong zat, en vervolgens word je afgekeurd of je bent wel goed genoeg om iets te vinden, waarna je inkomen wordt afgepakt en je op bijstandsniveau zit. Als je zelfs daar geen recht op hebt, kom je thuis op de bank te zitten. U geeft ze helemaal geen perspectief. Het aantal werkplekken voor mensen met een beperking is zwaar achtergebleven. Werkgeversorganisaties zeggen ook dat het allemaal niet lukt, en aan een verplichting doen we ook niet. Kom dus niet aanzetten met een paar duizend banen, terwijl er zo verschrikkelijk veel mensen door u aan de kant worden geschoven. Minister Rutte: Het gaat om de feiten. Het zijn botsende wereldbeelden. Uiteindelijk gaan Emile Roemer en ik het hier niet over eens worden. Dat is misschien ook niet erg. Misschien is het juist wel goed dat we in de politiek een verschillende aanpak kiezen. Voor de Socialistische Partij is de inkomenszekerheid op een hoog niveau het absolute goed. Dat is het voor mij niet. Voor mij is dat een vangnet. Natuurlijk is een fatsoenlijk inkomen cruciaal om goed te kunnen leven, maar ik wil er vervolgens alles aan doen om mensen hun talent te laten ontdekken, om aan de slag te kunnen gaan en om sociale contacten op te kunnen doen. Dat is echt een andere benadering. De heer Krol (50PLUS): Het klopt dat de achterban van de premier in een heel andere hoek zit dan die van de heer Wilders, van de heer Roemer en van mijzelf. Het stoort mij oprecht dat jongeren iedere keer opnieuw bang gemaakt worden dat er straks onvoldoende geld in de pensioenpotten zit. Laten we nou toch eens eerlijk zijn. Ten tijde van de crisis is de inhoud van de pensioenpotten verdubbeld, van 700 miljard naar 1.200 tot 1.400 miljard. U praat over lage rekenrentes, maar die heeft de politiek vastgesteld onder druk van Europa. De werkelijke rentes van de pensioenpotten zijn vele malen hoger. Er wordt nog steeds ieder jaar opnieuw heel veel winst gemaakt. Het is dus volstrekt onnodig dat er gekort wordt, als wij de rekenrente zouden aanpassen. Kijk naar datgene wat ouderenorganisaties zeggen. Kijk naar wat het Nibud zegt. U geeft de ouderen er 0,7% bij, maar ze merken het niet eens in hun portemonnee. Minister Rutte: De heer Krol leidt een partij en die heet 50PLUS. Ik heb een heel ander beeld van 50-plussers dan de heer Krol. 50-plussers hebben in heel veel gevallen neefjes en nichtjes of vrienden onder de 50, heel vaak ook kinderen of kleinkinderen onder de 50, en zij willen dat ook die een goed pensioen kunnen krijgen. Kijk nou naar de feiten. Wat blijkt nou? De pensioenfondsen maken op zichzelf goede rendementen. Daar heeft de heer Krol volkomen gelijk in. Maar tegelijkertijd weten we dat de rente op dit moment zo laag is, dat de verplichtingen die met al die bezittingen moeten worden betaald ook duurder worden. Dat betekent dat als we zouden doen wat de heer Krol zegt, het nu allemaal uitgeven, de kans heel groot is dat jonge mensen die in de toekomst ook een pensioen willen, dat niet meer krijgen. Dan bereikt de heer Krol een paradoxaal iets wat hij helemaal niet wil. Dan haalt hij namelijk de fundamentele solidariteit die in ons pensioenstelsel zit, onderuit. Dan komt er een moment waarop er wél een opstand komt tussen generaties, terwijl ik die juist wil voorkomen. Ik wil de balans zoeken. Ik wil dat die generaties elkaar de hand blijven reiken en dat daartussen een brug geslagen blijft. Maar als de heer Krol zijn zin krijgt, komt er wel degelijk een opstand. Dan zullen jonge generaties op een gegeven moment zeggen: weet je, met deze lage rente, met deze enorme hogere kosten van de verplichtingen die daaruit voortkomen en met het feit dat die bezittingen er dadelijk niet meer zijn, waarom zouden wij dan betalen? Dan snijd je een band door. We hebben een soort basale deal in Nederland, en die houdt in dat jong en oud solidair zijn met elkaar. Dat zit in het pensioenstelsel, dat zit in het zorgstelsel en dat zit zelfs in onze sociale zekerheid, in onze AOW. Ik vind dat een heel grote verworvenheid. De heer Krol (50PLUS): Ik word er doodmoe van. Ouderen zijn per definitie solidair met jongeren. Ouderen hebben allemaal kinderen en kleinkinderen, en ze willen allemaal dat het daarmee goed gaat. Maar laten we gewoon eerlijk zijn. Er zit genoeg geld in die potten. Dit kabinet heeft ervoor gekozen om de pensioenopbouw te verlagen. Waarom? U bent zelf een van de grootste werkgevers van het land en het komt leuk uit op het koopkrachtplaatje voor werkenden. Maar het is natuurlijk niet terecht. Laten we eerlijk zijn: zelfs als er geen cent meer bij de pensioenpotten zou binnenkomen, dan nog is er voor de komende tientallen jaren voldoende geld om voor jong en oud te betalen. Alles wat nu niet geïndexeerd wordt, wordt ook niet geïndexeerd voor de ouderen van de toekomst. U pakt dus niet alleen de ouderen, u pakt ook de jongeren. Minister Rutte: Uw briefje viel op de grond. De heer Krol (50PLUS): Ik heb mijn briefje niet nodig om dit te hoeven zeggen. Minister Rutte: Maar u had het wel bij u, dus vandaar. Het kabinet heeft bekeken wat het binnen redelijkheid kon doen aan het probleem van dreigende kortingen versus de belangen van jongere generaties om te kunnen rekenen op voldoende buffers. Wat kunnen wij doen? De mogelijkheden zijn beperkt, want uiteindelijk zijn de pensioenen een zaak tussen werkgevers en werknemers. De overheid speelt daarin een beperkte rol. We konden een paar dingen doen omdat wij over het gelijke speelveld gaan. Dat doen we via het financieel toetsingskader. Er is een nieuw financieel toetsingskader en daarin hebben we een paar dingen geregeld om de balans tussen jong en oud zo goed mogelijk te regelen. Mee- en tegenvallers kunnen bijvoorbeeld in de tijd gespreid worden, zodat er niet onmiddellijk gekort hoeft te worden. Dat heeft enorme effecten, waardoor de kortingen, als die al moeten plaatsvinden — we weten dat nog niet — in de tijd gespreid kunnen worden. Dat is een heel belangrijke. De staatssecretaris heeft toegezegd dat zij ook nog naar een paar andere dingen kijkt. Zou je bijvoorbeeld het aantal jaren waarover je het spreidt nog iets kunnen uitbreiden? Aan dat type aspecten kan de overheid wat doen, zonder dat we de basale solidariteit tussen jong en oud schaden, maar de risico's van korting voor ouderen zo klein mogelijk maken. Echt, het blijft in ons pensioenstelsel cruciaal dat we de afspraak tussen generaties in stand houden, namelijk dat we er voor elkaar zijn en dat we zorgen voor een goed pensioen, nu en voor toekomstige generaties. Dat geldt hoop ik ook voor de partij 50PLUS, die er toch ook voor 50-min is. De heer Krol (50PLUS): Ik val in herhaling als ik zeg dat mensen van 50-plus de belangen van jongeren natuurlijk ook heel goed voor ogen hebben. Ik zeg dat er goede afspraken te maken zijn tussen werkgevers en werknemers, maar het gaat fout waar wij als politici de rekenrente gaan bepalen. De werkelijke rendementen zijn vele malen hoger. Kijk daarnaar. Dan is het nu en in de toekomst heel goed betaalbaar. Minister Rutte: Die rekenrente bepaalt het kabinet niet. Die wordt onafhankelijk vastgesteld. Er wordt bekeken wat de verstandigste situatie is. Er wordt berekend hoeveel vermogen pensioenfondsen nu moeten aanhouden om in de toekomst voldoende uit te kunnen keren, dus voor de huidige ouderen, maar ook voor toekomstige generaties. Er is nog iets anders wat moet worden vastgesteld, ook daar moet de heer Krol zich om bekreunen. In het huidige stelsel doen pensioenfondsen namelijk deze toezegging met een grote mate van zekerheid. Daardoor moeten de verplichtingen ook hoger zijn. Die worden gewaardeerd tegen de risicovrije rente. Die wordt vastgesteld door een onafhankelijke commissie. Daar zit geen politieke beïnvloeding in. Maar als we daaraan gaan rommelen en als we zeggen dat het de politiek wat beter uitkomt om te doen of het net allemaal wat gunstiger is, nemen we echt een heel groot risico met het pensioen van Geert Wilders, van Jesse Klaver en zelfs van Emile Roemer. Mevrouw Thieme (PvdD): Bijna de helft van het bruto binnenlands product gaat op aan sociale zekerheid en allerlei toeslagen en kortingen in het fiscale stelsel. We hebben een uiterst gecompliceerd uitkeringssysteem voor jongeren, ouderen en bijstandsmoeders. Daar zit een enorm ambtenarenapparaat achter. Die ambtenaren controleren of de mensen wel voldoen aan allerlei criteria om zo'n uitkering te krijgen. Dat geeft vaak ook wel scheve ogen. Men vraagt zich af of iemand al dan niet terecht een uitkering heeft. Is het niet interessant om te kijken naar een basisinkomen? Zowel conservatief liberale economen als progressieve economen denken al decennialang na over dat systeem. Dat is een systeem met een basisinkomen waardoor er veel meer zekerheid is en veel meer ruimte om activiteiten te ondernemen, zoals het werk dat blijft liggen. Zou het niet interessant zijn om te bekijken of we dat systeem kunnen vereenvoudigen en de zekerheid kunnen laten toenemen? Daardoor kunnen wij veel meer kansen creëren voor iedereen. Minister Rutte: Als jonge actieveling in mijn partij heb ik dit ooit al eens helemaal uitgezocht. De VVD heeft begin jaren negentig ook weleens geneigd naar dit soort ideeën, een basisstelsel in de sociale zekerheid. Er zijn twee heel grote nadelen. Het eerste grote nadeel is dat je iedereen uitkeringsontvanger maakt. Dat doe je in feite, want iedereen krijgt dan dus geld van de Staat. Het tweede probleem is dat je wel een vereenvoudiging aanbrengt in het belastingsysteem — belasting wordt wat simpeler te innen — maar toch niet helemaal, want je bent niet ineens van de Belastingdienst af of zo. Je hebt nog steeds heel veel belastingambtenaren nodig, maar daar kun je wel een beetje vereenvoudigen. In de sociale zekerheid zelf is de besparing op de bureaucratie maar heel beperkt, omdat het basisinkomen altijd op een niveau zal zijn zodat mensen die op de bijstandsnorm of op de AOW-norm zitten of mensen die WW of kinderbijslag krijgen en de mensen die in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag en voor allerlei andere toeslagen, zoals de huurtoeslag, deze toeslagen dus nog steeds bovenop dat basisinkomen krijgen. Dat betekent voor zowel de Belastingdienst als de sociale zekerheid een probleem. Dus zowel meer ideologisch — ik kijk nu even met mijn pet op van jong activist in mijn partij — alsook en vooral praktisch zijn er grote bezwaren tegen het basisinkomen. Mevrouw Thieme (PvdD): We zitten nu gevangen in een economisch systeem dat niet meer past bij de huidige manier van produceren en consumeren. We proberen in het huidige, traditionele economische systeem iedereen aan het werk te houden en te krijgen, terwijl we te maken hebben met een productiesysteem dat met steeds minder menskracht alles kan produceren en organiseren wat we nodig hebben. We zullen dat economische systeem dus op een andere manier moeten gaan invullen, omdat mensen anders aan de kant blijven staan. Is het dan niet toch interessant om te bekijken of we die verandering kunnen bewerkstellingen? Want dit antwoord van de minister-president is nog erg gericht op het oude economische systeem, terwijl ik denk dat we die verandering moeten gaan bewerkstelligen omdat dit niet vol te houden is. Minister Rutte: Mevrouw Thieme klinkt nu een beetje als mijn vader, die helaas niet meer leeft. In de jaren tachtig, toen wij de hond uitlieten, zei hij … Droef heette die hond. Dat zal mevrouw Thieme interesseren. (Hilariteit) Mevrouw Thieme (PvdD): Was hij dan wel goed voor zijn hond? Ik bedoel, qua naam. Minister Rutte: Ja, hij was heel goed voor de hond. Het was een vrij lastige hond, want — ik heb het al eens eerder verteld — hij wilde nooit worst eten bij de slager. Ook dat zal mevrouw Thieme bevallen. (Hilariteit) Minister Rutte: Ik ben erg afgedreven van het onderwerp. Nee, mijn vader — en hij heeft ongelijk gekregen — zei toen al: door de technologische modernisering zal het aantal werkenden uiteindelijk afnemen, zullen mensen moeten wennen aan omgaan met meer vrije tijd en zullen we methoden moeten vinden om onze welvaart te behouden met een kleinere beroepsbevolking. De feiten zijn anders. Er zijn nog nooit zo veel mensen aan het werk geweest: 10 miljoen mensen. Er zijn nog nooit zo veel banen geweest: 9 miljoen banen in Nederland. Dat aantal is enorm toegenomen. Er zijn ook nu weer zorgen over de verdere technologische ontwikkeling. Wat gaat die betekenen voor de werkgelegenheid? Het is mijn overtuiging dat die juist zal leiden tot geheel nieuwe vormen van economische activiteit en tot heel nieuwe banen. Ik ben er dus niet zo bezorgd over dat de werkloosheid uiteindelijk structureel zal gaan stijgen. Ik denk dat wij met elkaar innovatief genoeg zijn om heel veel mensen aan het werk te houden, met al die sociale voordelen die ik net ook noemde. Mevrouw Thieme (PvdD): Zeker, daar maak ik mij ook helemaal geen zorgen over. Ik zie het als een potentiële zegen dat wij met steeds meer technologie, dan wel duurzame technologie, het leven veel meer kunnen veraangenamen en daardoor juist ruimte krijgen voor persoonlijke ontwikkeling en meer zorg voor elkaar. Maar als je nu ziet dat er nog steeds mensen aan de kant staan terwijl wij die zorg zo ontzettend hard nodig hebben, moeten wij bekijken hoe wij dat voor elkaar kunnen krijgen. Met het huidige belastingsysteem en met het huidige economische systeem dat vooral is gericht op groei, groei, nog meer schulden en nog meer productie en consumptie, zullen wij dat niet voor elkaar krijgen. Daarover verschillen wij van mening. Minister Rutte: Ja, omdat ik het fantastisch vind in een land te wonen dat na Denemarken de meeste vrijwilligers heeft, waar het meeste vrijwilligerswerk wordt gedaan en de meeste mantelzorg wordt verleend, en waar mensen zich inzetten voor hun omgeving van eten brengen naar de buren tot en met familie naar de dokter rijden en zorgen voor de kleinkinderen. Mensen zijn actief in allerlei organisaties, nationaal en internationaal. Het is een van de grote verworvenheden van dit land dat zo veel mensen zich inzetten voor anderen. Wij zagen vorig jaar bij de komst van grote groepen vluchtelingen hoeveel mensen zich hebben ingezet om dat in goede banen te leiden, ook vrijwilligers. Ik heb dat zelf gezien. Tegelijkertijd moet het en-en zijn. Wij moeten er ook voor zorgen — en ik denk dat wij dat echt kunnen — dat wij niet toegeven aan het pessimisme dat technologische vernieuwing zal leiden tot minder banen. Mevrouw Thieme (PvdD): Dat pessimisme deel ik dus ook niet. Minister Rutte: Oké. Mevrouw Thieme (PvdD): Maar met het huidige technologische systeem moeten wij alleen maar langer en vaker werken in plaats van dat het leven door middel van die technologie ontspannen wordt en wij minder hard en minder lang hoeven te werken. Het huidige economische systeem heeft dus een heel raar effect. Daardoor kunnen mensen geen mantelzorg meer verlenen en doen zij het vrijwilligerswerk in de marge van de tijd die zij nog hebben. Daarom is het interessant om te kijken naar een basisinkomen waardoor er meer ruimte komt voor dit soort activiteiten die het leven veel betekenisvoller maken en er ook meer kwaliteit van leven kan komen. Minister Rutte: Oké, maar voor mij is het en-en en niet of-of. Voorzitter. Ik heb nog geen vraag beantwoord, dus zelfs al zou het waar zijn dat er maar zes vragen zijn gesteld — dat is niet zo, want dit is het dossier waaruit ik vandaag werk en dat is dus wel iets meer — zullen wij de dag wel volmaken. De heer Wilders gaat daarbij helpen. De heer Wilders (PVV): Ik doe dat met plezier. Ik kom nog even terug op de pensioenen. Mijn partij, de Partij voor de Vrijheid, vindt het echt onoverkomelijk dat ouderen die hun inkomen niet meer door arbeid kunnen verbeteren, niet alleen de dupe zijn geweest van veel maatregelen van het kabinet, maar dadelijk toch worden geconfronteerd — en ook al zijn geconfronteerd — met kortingen op hun pensioen. De minister-president zegt dat hij er niets aan kan doen omdat hij die rekenrente — die inderdaad veel te laag is — niet vaststelt, dat gebeurt onafhankelijk. Ik zeg echter tegen de minister-president dat dit komt doordat de rente lager is. De ECB-rente is laag en de pensioenfondsen moeten met die lage rekenrente rekening houden. Dit betekent dat er moet worden gekort. Nu is er één orgaan dat profiteert van die lage rente en dat is de overheid, dat zijn minister-president Rutte en zijn team. Uit de Miljoenennota blijkt dat de Nederlandse centrale overheid volgend jaar 1,4 miljard minder rente betaalt dan het jaar ervoor. De minister-president heeft dus 1,5 miljard profijt van die lage rente. Als hij niet aan de rekenrente wil komen, is hij dan bereid om zolang die rente laag is, tijdelijk de winst van de lage rente terug te geven aan die ouderen om te voorkomen dat zij worden gekort, bijvoorbeeld door een hogere ouderenkorting of een hogere AOW? Die mensen kunnen dan zolang die rente laag is, worden gecompenseerd voor het gekorte pensioen met zeker €200 of €300 per jaar. Minister Rutte: Dit kabinet besteedt in 2017 800 miljoen aan de koopkracht van ouderen. Voorzitter, als het mag wil ik via u een vraag aan de heer Wilders stellen. Weet hij hoeveel de opbrengsten van onze aardgasbaten teruglopen? De heer Wilders (PVV): Dat is fors. Minister Rutte: Ja, maar hoeveel? De heer Wilders heeft de cijfers paraat. Hoeveel is de terugloop van de opbrengsten van de aardgasbaten? De heer Wilders (PVV): Het is heel mooi dat u mij een vraag terug stelt, maar ik heb het over de pensioenen. Minister Rutte: Geef nou antwoord! De heer Wilders (PVV): Nee, ik heb het over de pensioenen. Minister Rutte: We debatteren op basis van feiten, mijnheer Wilders. U bent oud-financieel medewerker van de VVD. U weet het. De heer Wilders (PVV): Ik kan u ook een vraag stelen over immigratie, maar dat heeft er allemaal niets mee te maken. U loopt daar niet mee weg. U loopt daar niet mee weg! Minister Rutte: Ik zal het antwoord geven: de inkomsten zijn 7 miljard lager door het aardgas. Wat de heer Wilders nu doet, was in 2012 precies het probleem in het Catshuis. Uiteindelijk kwamen we er na zeven weken toch uit, maar toen liep hij weg. De eerste zeven weken waren lastig, want hij was alleen maar de plussen aan het inboeken en niet de minnen. Er is nu een plus op de rente. Dat klopt. Daar heeft de heer Wilders volkomen gelijk in. Maar er is ook een heel grote min van 7,2 miljard op de aardgasinkomsten. Je kunt toch niet zeggen: ik boek het ene wel in maar laat het aardgas zitten? Dat gaat toch niet? Het is terecht dat de aardgasinkomsten teruglopen, want er zijn verschrikkelijke risico's in Groningen en mensen zijn angstig. Ik ben er dus helemaal voor dat we minder aardgas winnen, maar dat heeft natuurlijk wel grote gevolgen voor de begroting. Je moet het dus wel allebei doen. Mijnheer Wilders, dat is besturen en verantwoordelijkheid nemen. Je kunt niet alleen de plussen inboeken. Dat kan zo niet. De heer Wilders (PVV): Dit heeft direct met elkaar te maken. Ik ga u op het pensioendossier ook niet verwijten dat u de grens heeft opengezet en door de asieltsunami miljarden heeft uitgegeven terwijl dat niet had gehoeven. Minister Rutte: Wat heeft dat er nou mee te maken! De heer Wilders (PVV): Dat is dezelfde truc als wat u nu doet met de aardgasproblemen. Minister Rutte: Zo'n truc zou hij nooit uithalen, voorzitter! De heer Wilders (PVV): Ik zeg wat de VVD heeft gedaan: de grenzen openzetten en vorig jaar asielrecord na asielrecord. Ik vraag u één concreet ding ... Minister Rutte: Een zwak antwoord; een zwakke reactie. De heer Wilders (PVV): U kunt erdoorheen praten en andere oplossingen vinden, maar ik zeg één concreet ding. De pensioenen van 2,4 miljoen Nederlanders dreigen te worden gekort door een lage rente. Mensen hebben daardoor minder in hun portemonnee en kunnen niet meer werken om het bij te plussen. Dat komt door de lage rente, waar u van profiteert. U betaalt volgend jaar 1,5 miljard minder rente. Ik vraag om tijdelijk, tot de rente stijgt, die winst, waar u niets voor hoeft te doen, te geven aan de ouderen van Nederland door zolang de rente laag is de ouderenkorting of het pensioen te verhogen. Als u dan vervalt in aardgas en andere dingen, toont dat aan dat u dat gewoon niet wilt en tegen de ouderen van Nederland zegt: pleur op. Minister Rutte: Het zou dan altijd nog "pleurt op" zijn, maar dat zeg ik niet. We hebben namelijk structureel 800 miljoen gestoken in de koopkracht van ouderen. Dat is één. Vervolgens zegt de heer Wilders dat de rekenrente een probleem is, maar als we doen wat hij zegt en ook wat de heer Krol net zei, dan nemen we een heel groot risico met jongere generaties. Dan gaan we politiek de rekenrente vaststellen. Dat is het laatste wat we moeten doen. De heer Wilders, als oud-financieel-economisch medewerker van de VVD-fractie, zou Hans Hoogervorst, voor wie hij toen werkte, hebben gewaarschuwd voor zo'n aanpak. Hij zou gezegd hebben: dat mag je nooit doen, want het is onverstandig en je moet het onafhankelijk laten vaststellen. Hoever kun je afdrijven? Voor mij is het heel belangrijk dat we de ouderen in hun koopkracht zo goed mogelijk overeind proberen te houden. Dat doen we ook. Wij kunnen als overheid niet de verantwoordelijkheid nemen voor de hele pensioenpijler. Wij moeten ervoor zorgen dat er eerlijke afspraken gemaakt worden en zowel ouderen als jongeren een goed pensioen hebben. Dat is cruciaal. We worden ook geconfronteerd — we kunnen het geld niet twee keer uitgeven — met een grote vermindering van de aardgasinkomsten. Ik kom bij de eerste vraag die mij gesteld is, over de koopkracht. Ik kan kort antwoorden, maar dat zal wel niet lukken. Ik ga wel een poging doen door te zeggen dat de fractievoorzitters van VVD en PvdA er eigenlijk alles al over gezegd hebben en dat ik het helemaal eens was met hun opmerkingen. Dat gaat goed; dan gaan we naar vraag twee. (Hilariteit) De heer Klaver (GroenLinks): Ik had verwacht dat de minister-president het kort zou houden, maar wat hij hier probeert, is boven alle verwachtingen. Minister Rutte: Ik had op uw komst gerekend. De heer Klaver (GroenLinks): De collega's hebben aangegeven dat de cijfers die collega Roemer en ik presenteerden niet zouden kloppen en we zelfs leugenaars zouden zijn. U sluit zich daarbij aan en vindt dat dus blijkbaar ook. Van mijn collega's in de Kamer kan ik dat nog accepteren, maar niet van een premier. Ik zou dus wel graag willen horen waar we het mis hebben met de bewering dat de ongelijkheid in Nederland is toegenomen. Minister Rutte: De ongelijkheid is niet toegenomen, dus daar heeft de heer Klaver ongelijk in. Het zou ook niet in het kabinetsbeleid hebben gepast. Wij hebben steeds gezegd dat we een evenwichtig inkomensbeleid willen en dat we ervoor willen zorgen dat werk loont. Een voorbeeld: nadat we de lasten eerst moesten verhogen, konden we vorig jaar door de meevallende economische groei de lasten met 5 miljard verlagen. Die hebben we toen ingezet voor werkenden met een laag inkomen. In de koopkrachtplaatjes zie je nu ook dat de groep mensen met een laag inkomen behoorlijk groeit door de hele kabinetsperiode. In het koopkrachtpakket voor 2017 hebben wij een accent gezet waardoor ouderen en uitkeringsgerechtigden op een vergelijkbaar niveau komen als de rest van de bevolking. Ook dat is voor dit jaar gelukt. Wij steken daar 1,1 miljard in, waarvan 800 miljoen voor koopkrachtreparatie voor de ouderen, zoals ik net al tegen de heer Wilders zei. Er zat een rare rekensom in het betoog van GroenLinks, namelijk dat er 2,5 miljard euro aan lastenverlaging naar de hoogste inkomens zou zijn gegaan. Dat klopt niet. Er is niet 2,5 miljard, maar 840 miljoen gegaan naar de verlenging van de derde belastingschijf. We hebben de tarieven in de tweede en de derde schijf verlaagd. Tegenover de verlenging van de derde schijf staat dan weer een afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Als je dat allemaal optelt, leidt dat bijvoorbeeld voor 2017 tot een heel evenwichtig inkomensbeeld, waarin de hoogste inkomens er zonder correctie 1,2% op vooruit zouden gaan en nu, in het hele beeld, 1,1%. Binnen de laagste groep stonden de uitkeringsgerechtigden en in het bijzonder ook de ouderen op een forse min. Nu gaat die hele groep ook naar 1,1%. Binnen de hoogste en de laagste mediale groepen is er nu dus ongeveer een inkomensontwikkeling van 1,1%. Dat lijkt mij evenwichtig. Om de berekeningen nog wat verder onderuit te halen: GroenLinks wekte ook nog de indruk dat de hoge inkomens er €3.000 tot €4.000 meer dan de lage inkomens op vooruit zijn gegaan door het beleid van het kabinet. Dat is niet zo. Wel zie je dat er door het hele inkomensgebouw heen — dus via cao's of mensen die in dienst zijn — loonstijgingen zijn die losstaan van het kabinetsbeleid. Dat komt dus niet doordat het kabinet extra geld naar die groepen heeft geschoven. Wat GroenLinks vervolgens zegt en wat ik heel bijzonder vind, is dat zij de verlenging van de derde schijf en de verlaging van het tarief in de derde schijf fors wil terugdraaien. Dat raakt juist mensen met een heel gematigd inkomen, namelijk onder modaal. Mensen met een inkomen van €34.000 worden daar heel zwaar door geraakt. Als je zou willen wat GroenLinks doet, niet alleen kijkend naar het kabinetsbeleid maar ook naar wat er met de salarissen van mensen gebeurt, moet je het belastingtarief voor de hoogste groepen verhogen naar 80% of 90%. Je moet dat tarief dus verhogen van iets onder de 52% nu naar 80% of 90% om te bereiken wat GroenLinks wil. Dan is mevrouw Halsema inderdaad heel ver weg, want zij had ooit een wat links-liberalere koers ingezet met GroenLinks. Maar dit? Dit is erger dan de Socialistische Partij. De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben toch blij dat ik nog een compliment kan krijgen van de premier. Minister Rutte: Het is een keuze. De heer Klaver (GroenLinks): De premier mag shoppen in de cijfers die er zijn. Er zijn honderd standaardhuishoudens en je kunt daar altijd groepen uit halen die erop vooruit zijn gegaan. De premier kan het hebben over waar het geld precies vandaan komt en hoe je het verschuift, maar het punt blijft staan: de ongelijkheid is de afgelopen jaren toegenomen. Als we niet alleen de koopkracht voor 2017 bekijken, maar kijken naar de koopkracht voor 2014, 2015, 2016 en 2017, dan zien we een groot verschil tussen mensen die werken en mensen die geen baan hebben. Die verschillen in onze samenleving zijn toegenomen. Daarmee kun je niets anders zeggen dan dat de ongelijkheid is toegenomen. Ik vind het erg dat de premier daarvoor wegloopt. De argumenten die hij noemt doen niets af aan de bewering dat de ongelijkheid hier is toegenomen. Dat vind ik jammer, want de premier heeft het voortdurend over "werken moet lonen". Dat is allemaal prima, maar dat kunnen we ook bereiken door ervoor te zorgen dat mensen die aan de kant staan, er in ieder geval evenveel op vooruitgaan. Dat is niet gebeurd. Dat is een politieke keuze. Ga daar voor staan, maar ga niet strooien met allerlei cijfers om mist op te werpen. Het is gewoon niet waar. Minister Rutte: Nu komt de aap uit de mouw, want het gaat niet om de hoge inkomens. Ik dacht dat daar het probleem zat, dat die zoveel stegen. Ik heb aangetoond dat voor zover hoge inkomens in individuele gevallen zijn gestegen, dat niet door het kabinetsbeleid kwam maar het effect was van allerlei andere zaken buiten het kabinetsbeleid. Nee, de heer Klaver zegt eigenlijk dat het verschil tussen mensen in een uitkering en mensen die werken zo klein mogelijk moet blijven. Dat heeft een enorm gevolg voor de arbeidsmarkt. Het betekent namelijk dat er minder arbeidsaanbod zal zijn. In dit kabinet — dat is het goeie als je deze twee partijen bij elkaar zet — heb je de VVD die wil dat het geld vooral naar werkenden gaat. Ik zeg het even zwart-wit. De Partij van de Arbeid zegt dan: ho, dat vinden wij ook, want wij zijn de Partij van de Arbeid; dit punt is dus niet alleen van de VVD. De PvdA zegt erbij dat we erop moeten letten dat wij de inkomensverschillen aan de onderkant niet vergroten door de uitkeringen naar beneden te duwen. Dat hebben wij dus niet gedaan. Die uitkeringen zijn steeds op peil gebleven en ook een beetje gegroeid. Volgend jaar zie je dat ze zelf behoorlijk meegroeien; kijk ook naar de ouderen. Wij zijn er dus in geslaagd om dat netjes te doen. Tegelijkertijd hebben wij de werkenden aan de onderkant er wat extra bij gegeven, waardoor het verschil groter werd. Als het hem daarom gaat, moet de heer Klaver zeggen: ik maak er bezwaar tegen dat in die onderste groep van mensen die beneden modaal zitten, de werkenden er meer op vooruitgingen dan de mensen met een uitkering. Ik zeg erbij dat de mensen met een uitkering niet zijn gedaald en waar mogelijk zelfs gestegen. Dat hebben wij heel netjes gedaan. Inderdaad, werkenden zijn meer gestegen. Dat is precies wat wij wilden: het verschil tussen werken en niet werken groter maken. De heer Klaver (GroenLinks): Nee, mijnheer Rutte. Waar ik het over heb, is het verschil tussen de hoogste en de laagste inkomens. Wij zien dat de inkomens onder modaal er in de afgelopen jaren veel minder bij hebben gekregen dan mensen die meer dan twee keer modaal hebben. Dat vind ik oneerlijk. De minister-president kan wijzen op de marktlonen die zijn gestegen en op de inflatie en op alles wat er in de economie zelf gebeurt, maar uiteindelijk gaat het over de keuzes die het kabinet maakt. Het kabinet heeft de keuze gemaakt om in de herverdeling niet méér te geven aan mensen aan de onderkant, die al het minste hebben. Dat vind ik een verkeerde keuze. Ga daarvoor staan. Zeg dat het het doel van je beleid was. Prima. Maar ga niet proberen weg te lopen door te zeggen dat het een soort natuurwet is. Het is een keuze van het kabinet. Ga daar dan voor staan, minister-president. Minister Rutte: De heer Klaver is een bewegend doelwit. Waar ik aanvankelijk dacht dat zijn punt was dat het kabinet de inkomensverschillen had vergroot, werd daarna het probleem dat wij in de groep mensen beneden modaal de verschillen tussen mensen met een uitkering en mensen met werk hadden vergroot. Dat laatste klopt overigens wel op een manier waarbij de mensen met een uitkering heel fatsoenlijk overeind zijn gebleven en waar mogelijk zelf mee konden groeien. Mensen die werkten, konden fors groeien. Dat is heel goed, ook voor het functioneren van de arbeidsmarkt. Maar nu is de heer Klaver terug bij zijn eerste punt, namelijk dat die hoogste inkomens zoveel meer gestegen zijn. Ik heb in mijn vorige antwoord aangetoond dat zijn berekeningen daar niet kloppen. De heer Klaver (GroenLinks): Als de minister-president zegt dat de berekeningen niet kloppen, laat ze dan maar zien. Afgelopen vrijdag was de minister van Financiën zeer fel: het zou allemaal niet kloppen. Ik heb het opgestuurd en gezegd: laat maar zien wat er niet klopt, check het maar, kom maar met de juiste cijfers. Wij hebben gekeken naar de cumulatieve koopkracht in de afgelopen jaren. Als dat niet klopt, dan hoor ik dat graag. Laat het maar zien. Als de minister-president daar niet toe bereid is, dan moet hij zijn woorden terugnemen dat ik het onjuist heb. Als je hier zegt dat wij ernaast zitten, laat het dan maar zien. Minister Rutte: Hier geldt het antwoord van de heer Samsom van gisteren: je kunt natuurlijk geen medianen optellen. En dat heeft de heer Klaver in die berekening gedaan. Hij zei dat die hoogste groep er door de lastenverlichting 2,5 miljard op vooruit is gegaan. Ik heb net geschetst dat het bij de verlenging van de derde schijf om 840 miljoen ging. Ik heb geschetst wat wij in de tweede en derde schijf hebben gedaan en hoe dat zich verhoudt tot de afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. De berekeningen kloppen gewoon niet. Als de heer Klaver vraagt om dat nog eens te laten uitrekenen, kan dat natuurlijk altijd. Wij hebben allemaal bureaus die dat doen. Ik vind het best als de Kamer of wij dat naar het CPB sturen, maar ik vrees dat de heer Klaver daar niet vrolijk van word. De heer Klaver (GroenLinks): Dat is prima. Wij sturen het even op. Wij zullen laten zien hoe de koopkracht zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Ik ben blij met deze toezegging. Dan kunnen wij er eindelijk helderheid over krijgen. De heer Krol (50PLUS): Ik wil toch nog een keer benadrukken dat de koopkrachtontwikkeling echt niet evenwichtig is. Als je kijkt naar wat werkenden er in de afgelopen jaren bij hebben gekregen en wat gepensioneerden erbij kregen, dan is het verschil volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek tot 30%. De minister-president zegt iedere keer dat ouderen er 1,1% bij krijgen, maar in zijn eigen cijfers staat 0,7%. Dat is echt te weinig om alles wat duurder is geworden, te kunnen betalen. Ouderen gaan er echt steeds verder op achteruit. Dit zijn echt de officiële grafieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Minister Rutte: Ik denk dat het goed zou zijn als de heer Krol nog eens even goed kijkt naar wat het Centraal Planbureau daarover zegt. Je kunt er allerlei cijfers tegenaan plakken en dan zie je wat er in dit jaar, in 2016, gebeurt. Je ziet ook wat er de afgelopen jaren gebeurd is. Het is zonder meer waar dat heel veel groepen er in de afgelopen jaren door de economische crisis op zijn achteruitgegaan. Dat is bekend, maar als je naar 2016 en naar 2017 kijkt, dan denk ik dat wij dat dankzij de 800 miljoen extra fatsoenlijk doen. Ik loop er zeker niet voor weg. De ontwikkelingen bij de pensioenfondsen, waar de overheid niet over gaat — wij moeten echt oppassen dat wij die verantwoordelijkheid niet naar ons toe trekken — hebben natuurlijk ook hun impact gehad op de koopkrachtcijfers. Dat is zonder meer waar. De heer Roemer (SP): Het lastige van dit soort discussies in de Kamer is dat iedereen voor een tabelletje, een grafiekje of een percentage kan shoppen in ongeveer 3.000 beschikbare tabellen en grafieken. Ik geef direct toe dat dat het lastig maakt, want tegenover elke tabel van mij kan weer een andere tabel worden gezet. Mensen kijken naar hun eigen situatie en lezen dat iedereen er volgend jaar een procentje op vooruitgaat. Het is niet moeilijk om dat te vertalen, want een procent voor iemand met een topsalaris van een ton is natuurlijk veel meer dan voor iemand met het laagste inkomen. Dat laat zien dat de verschillen in euro's wel degelijk groeien. Zelfs McKinsey, niet echt een bureau dat aan de SP is gelieerd, is gekomen met een rapport dat aangeeft dat het besteedbaar inkomen van 80% van de mensen de afgelopen vijftien jaar is teruggelopen. Dat geldt niet voor de 20% allerrijksten, want daar is het besteedbaar inkomen de afgelopen vijftien jaar wel gegroeid. We hebben het over vijftien jaar en het gaat dus ook over maatregelen van eerdere kabinetten. Mensen lezen dat, mensen zien dat en mensen voelen dat. Ontken dan niet dat de verschillen inderdaad zijn gegroeid. Prima dat de minister-president zegt dat het kabinet allerlei maatregelen heeft genomen, maar ontken het niet! Klaver had gewoon gelijk: de inkomensverschillen zijn gegroeid. En dan heb ik het nog niet eens over de vermogensongelijkheid die nog harder is gegroeid. De inkomensongelijkheid is de afgelopen jaren gewoon gegroeid. Minister Rutte: Mag ik eerst aan de heer Roemer vragen of hij nog steeds de btw wil verlagen? De heer Roemer (SP): Kom nou niet weer met al die trucs. Geef nou eens gewoon antwoord op de vraag. Minister Rutte: Dit is een heel belangrijk antwoord voor mijn beantwoording. We hebben een goede discussie en ik vraag de heer Roemer of hij nog steeds … De heer Roemer (SP): Geef nou eens gewoon antwoord op de vraag of u het met mij eens bent dat de afgelopen vijftien jaar het besteedbaar inkomen van 80% van de mensen is gedaald en dat van de 20% rijksten is gestegen. Dat is wat het McKinsey-rapport aangeeft. Ik snap overigens wel dat je andere trucjes bedenkt als je dat niet wilt toegeven. Minister Rutte: Toch nog een keer. Ik geef het antwoord maar als de heer Roemer dat niet wil doen: de SP wil de btw verlagen. Niet iedereen zal het vorig jaar hebben gevolgd en daarom is misschien toch wel illustratief. Als je de btw verlaagt, gaat niet alleen de btw op huishoudelijke artikelen in de supermarkt omlaag, maar ook de btw op auto's. We bespraken vorig jaar als voorbeeld wat dat in centen betekent voor een halfje bruin en voor de volgende Porsche Panamera van Jan Peter Balkenende. Daar hebben we het vorig jaar over gehad en toen kwamen we erachter dat een btw-verlaging in het geval van een Porsche Panamera om duizenden euro's gaat en om centen in het geval van een broodje. Dat gebeurt er als je van procenten naar reële euro's gaat. Ik geef dit voorbeeld om aan te tonen dat het een bizarre redenering is om van procenten naar euro's te gaan. Dat kan helemaal niet en als je het wel doet, heeft Zijlstra gelijk. Hij zei gisteren namelijk terecht: als je dat wilt, moet je ook in gelijke euro's belasten, want anders klopt het niet. Je moet het dan dus van twee kanten doen. Voor de inkomensongelijkheid kijken we — ik moet dan altijd denken aan die vrouw die uit die fles komt — naar de ginicoëfficiënt waar Klaver gisteren mee kwam. Die coëfficiënt laat zien dat het zich heel netjes heeft ontwikkeld, want die ginicoëfficiënt is eerder iets gegroeid, wat betekent dat het eerder minder dan meer ongelijk is geworden. Het klopt gewoon niet! De heer Roemer (SP): Zelfs de gini geeft aan dat de inkomensongelijkheid tot 2021 groeit, maar dit terzijde. Ik kom nog even terug op mijn vraag. Het McKinsey-rapport geeft duidelijk aan dat de inkomensongelijkheid de afgelopen vijftien jaar is gegroeid. Het besteedbaar inkomen van 80% van de mensen is omlaag gegaan. Daar gaat het mensen uiteindelijk om: wat heb ik te besteden? Bij de 20% rijksten is het omhoog gegaan. Wat is daarop de reactie van de minister-president? Minister Rutte: De ginicoëfficiënt is — altijd goed dat de minister van Sociale Zaken naast me zit! — over de periode van 2000 tot 2014 precies gelijk gebleven. Die is gewoon gelijk gebleven en ik snap dus echt niet welk probleem de heer Roemer ziet. Het past ook bij een kabinet dat zoekt naar fatsoenlijke evenwichtige inkomensverhoudingen. Soms werkt het beleid. Het werkt niet altijd, maar hier zie je een keer dat het echt helemaal klopt. De heer Roemer (SP): Dit is precies wat de premier elke keer probeert door er allerlei dingen bij te halen. Minister Rutte: Ditjes en datjes, mijnheer Roemer! De heer Roemer (SP): Precies. En het ditje en het datje van de mensen is wat zij te besteden hebben in de portemonnee. U kunt daar wel arrogant staan doen, dat mag ... Minister Rutte: Nee! De heer Roemer (SP): Maar de ditjes en de datjes voor de mensen zijn wat zij te besteden hebben. Een gerenommeerd bureau als McKinsey, zelfs niet eens zozeer een SP-bureau, heeft onderzocht dat over vijftien jaar 80% van de mensen erop achteruit is gegaan in het besteedbaar inkomen, datgene wat zij in hun portemonnee hebben en wat zij kunnen besteden, en dat dit voor de 20% rijksten fors is gegroeid. Daarom blijft mijn vraag: wat vindt de minister-president ervan dat zijn vriendjes het inderdaad beter hebben gekregen en de rest van Nederland de klappen heeft kunnen opvangen? Minister Rutte: Wij moeten echt oppassen dat wij appels met appels blijven vergelijken en peren met peren. Dat is precies mijn punt met Klaver. Kijk je naar het kabinetsbeleid? Kijk je naar allerlei andere ontwikkelingen in de samenleving? Kijk je naar de ontwikkeling van de hypotheekrente? Kijk je naar de loonontwikkeling? Je kunt dat er allemaal bij betrekken, maar daar gaat het kabinet natuurlijk niet over. Waar het kabinet over gaat, is dit. Wij proberen steeds om op basis van al die factoren van jaar op jaar te komen tot een evenwichtig inkomensbeeld. Daar slagen wij steeds in. Kijk bijvoorbeeld naar dit jaar. Wij dachten dat de koopkracht gemiddeld over alle inkomenscategorieën aanzienlijk minder zou stijgen dan uiteindelijk plaatsvindt. Die koopkrachtstijging is veel groter dan wij vorig jaar hadden verwacht. Dat komt niet door het kabinetsbeleid. Het kabinetsbeleid zorgde voor een aanzienlijke inkomensstijging vanwege het 5 miljardpakket. Maar vervolgens zie je dat het nog aanzienlijk meer is door allerlei ontwikkelingen in de economie: de lage inflatie, de hypotheekrente, allerlei zaken. Dat heeft allemaal doorwerkende effecten, wat goed nieuws is voor de mensen. De heer Roemer heeft natuurlijk een punt als hij zegt: bekijk nou even over een grotere periode wat het betekent voor de koopkracht van mensen. Natuurlijk, als je door een zware economische crisis gaat, zullen wij dat allemaal ervaren. Dat is onvermijdelijk. De voorzitter: Tot slot op dit punt, mijnheer Roemer. De heer Roemer (SP): Nou komen we er eindelijk. Ik heb even moeten wachten, even door moeten vragen, even een paar grapjes moeten aanhoren, maar nu zijn we er. Eindelijk erkent de premier inderdaad dat het heel goed is geweest dat een bureau echt onderzoekt wat alle omstandigheden doen met het besteedbaar inkomen van mensen, en terecht dat dit bureau dat doet. Vijftien jaar lang is inderdaad een langere periode dan deze minister-president premier is. Maar als je dan constateert dat 80% van de mensen in besteedbaar inkomen is achteruitgegaan en de 20% rijksten van Nederland er fors op vooruit is gegaan, mag je ook constateren dat dit kabinet daar dus geen kentering in heeft aangebracht. Dat is precies wat dit kabinet en deze premier willen. Ik ben blij dat hij nu heeft toegegeven dat het zo is, maar dat is inderdaad wat Klaver ook steeds bedoelde: het is ongelijk verdeeld geweest de afgelopen jaren en dit kabinet heeft daartoe bijgedragen. Minister Rutte: Dan de feiten. Het is onjuist dat alleen de 20% rijksten omhooggaat. Over de kabinetsperiode is de doorsneekoopkracht van huishoudens op alle inkomensniveaus gestegen, maar vooral werkenden met een laag inkomen gingen er sterk op vooruit. Zij zijn fors minder belasting gaan betalen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de alleenstaande werkende op WML er deze kabinetsperiode bijna 13% bij kreeg. Dan refereert de heer Roemer terecht, zoals ik zonet in mijn vorige reactie ook zei, aan de daling van het besteedbaar inkomen, maar die deed zich vooral voor in de crisisjaren, 2010-2013. Toen gingen overigens de huishoudens over de gehele linie erop achteruit. Maar als wij nu kijken, zien wij dat dit jaar 96% van alle huishoudens erop vooruit gaat. Volgend jaar is het 90% van de mensen. Daar ben ik blij om, want hard werken, in een tijd dat Nederland uit de crisis komt, mag en moet zelfs ook gevoeld worden in de eigen portemonnee. Ik zei het aan het begin al: nog niet iedereen ervaart dat zo, nog niet iedereen is ervan overtuigd, maar het werk van dit kabinet is erop gericht om de werkloosheid verder te verlagen en mensen ook in hun persoonlijk leven de komende tijd verder te laten voelen dat het ook echt beter gaat. De voorzitter: De laatste interrupties op dit punt. De heer Klaver. De heer Klaver (GroenLinks): De premier probeert zich er echt te gemakkelijk af te maken, ook bij collega Roemer, zeker als het gaat over de gini, een van de maatstaven om te bekijken hoe ongelijk de samenleving is. Het planbureau van dit kabinet geeft zelf in de Macro Economische Verkenning aan dat door het ingezette beleid de komende jaren de ongelijkheid in Nederland toeneemt, dat de gini relatief gezien zal stijgen met 3%. Dat wordt er gesteld. De gini is niet de juiste maat om te bekijken of de inkomensongelijkheid op de korte termijn is gegroeid. Daarvoor kun je veel beter naar het koopkrachtplaatje kijken. Dit gaat vooral over de lange termijn. Dan zien we dat bij ongewijzigd beleid de ongelijkheid in Nederland toeneemt. Wat is het antwoord van de premier daarop? Minister Rutte: We repareren de koopkracht toch ieder jaar? Ieder jaar in augustus spreekt het kabinet hierover. Vervolgens spreken we over de koopkracht bij de Algemene Beschouwingen, bij de Algemene Financiële Beschouwingen en bij de begroting van Sociale Zaken. Bij ongewijzigd beleid zul je altijd gekke dingen zien gebeuren in het inkomensgebouw. Dat is nogal logisch. Daarom repareren we de koopkracht ieder jaar. Dat hebben we dit jaar zelfs structureel gedaan. Er gaat 800 miljoen euro naar de ouderen, omdat we zagen dat zij er anders volgend jaar 0,7% op achteruit zouden gaan. Wij hebben gezegd: als Nederland uit de crisis komt, dan moeten de ouderen dat uiteraard ook meemaken. Zeker omdat we vorig jaar ervoor hebben gekozen om die grote belastingverlaging vooral aan werkenden te geven, is het correct om dit jaar, van de 1,1 miljard voor koopkrachtherstel uit de portemonnee van ons allemaal, 800 miljoen aan de ouderen te geven. Je repareert de koopkracht ieder jaar en je zorgt voor een evenwichtig beeld. De heer Klaver (GroenLinks): Dat is precies het punt. Je ziet dat de ongelijkheid toeneemt door het ingezette beleid en dat er ieder jaar een wedstrijd, een strijd moet zijn om ervoor te zorgen dat de koopkracht van de mensen met de laagste inkomens niet te veel afneemt. Dat zou omgekeerd moeten zijn. Minister Rutte: Het is precies omgekeerd. De heer Klaver (GroenLinks): Je zou moeten zien dat de ongelijkheid juist afneemt. Dan zou je nog kunnen bekijken: wordt het te veel, moeten we daar nog compenseren? Dat is precies het punt. Het ingezette beleid zorgt voor een denivellerend beeld op de langere termijn. Dat moet straks ieder jaar worden gecompenseerd. Het laat ook zien waarom de keuzes die we op 15 maart maken zo belangrijk zijn, want dit beeld moet omgekeerd zijn. Minister Rutte: Het is echt omgekeerd, precies zoals de heer Klaver wil. Een aantal maatregelen voor koopkrachtherstel, bijvoorbeeld de huurtoeslag, zijn structureel ingeboekt voor de komende jaren. In eerdere jaren moesten we vanwege de beperkte portemonnee weleens repareren voor één jaar. Nu hebben we dat structureel kunnen repareren. Ook als de heer Klaver hier staat — ik ga proberen dat te voorkomen — zal hij zien dat er allerlei uitschieters komen, wat zijn beleid ook is. Als hij de cijfers van het Centraal Planbureau krijgt in april en juni, al die MEV's, kMEV's en cMEV's, dan ontstaat er geleidelijk aan een raar beeld. Het beleid van een kabinet is er dan op gericht om dat te repareren. Wij hebben dat ook nu gedaan met 1,1 miljard. De heer Klaver (GroenLinks): Het gaat niet om wat het kabinet dit jaar heeft gedaan. Ik heb gisteren al complimenten gegeven voor het beeld dat het dit jaar schetst en dat is prima. Ik kijk naar de hele kabinetsperiode en vooral naar de langere termijn. De premier kan er niet van weglopen dat je gewoon ziet dat de ongelijkheid toeneemt. Om dat te voorkomen zul je ieder jaar tot reparatie moeten overgaan. Vindt de premier het vreemd dat ik hier zeg dat dat niet aan de orde zou moeten zijn, maar dat de structurele uitkomsten van het beleid van dit kabinet zouden moeten zijn dat de ongelijkheid afneemt in plaats van toeneemt? Hij kan dan aankomen met wat er in augustus moet gebeuren en de minister van Sociale Zaken mag lachen, maar zo zit het. Minister Rutte: Het klopt echt niet. Het beleid is erop gericht dat we fatsoenlijke inkomensverhoudingen en een evenwichtig beeld hebben. Feitelijk wil de heer Klaver de hele ontwikkeling van de economie in dat beleid verwerken. Dat is inderdaad meer de CPN dan de PPR in zijn achterban, als ik het zo mag omschrijven. Dan begrijp ik dat. De Politieke Partij Radikalen in de achterban van GroenLinks, overigens met enige meer liberale inslag — misschien kwam mevrouw Halsema daaruit voort — zou zeggen: dit moet je per jaar repareren. Je kunt het als kabinet niet meerjarig beheersen. Als je dat wilt, krijg je een staatsgeleide economie en een staatsgeleide loonpolitiek. Dan ben je terug in de jaren zeventig. De heer Krol (50PLUS): De aanbieding van de minister-president lijkt toch echt het meest op de aanbieding van de supermarkt "nu van €4,00 voor €3,50", terwijl het vorige week nog maar €3,00 kostte. Uw eigen cijfers over dit jaar zeggen: 0,6%. Vorig jaar was het 0,3%/0,1%, en toen was het niet structureel. Als we inderdaad, zoals de heer Klaver terecht zegt, even teruggaan in de geschiedenis, zien we dat ouderen in 2012, 2013, 2014 en 2015 in de min stonden. Als je die jaren optelt, zitten ouderen flink in de min. Minister Rutte: Maar dan is het wel correct als de heer Krol het hele verhaal vertelt. Dan zie je namelijk dat in 2011, 2012 en 2013 ook de werkenden fors in de min stonden. In antwoord op de heer Roemer, die een terecht punt had, heb ik net gezegd dat we in de periode tussen 2010 en 2013 in de zwaarste fase van de economische crisis zaten. Toen zijn we er allemaal op achteruitgegaan. De heer Van der Staaij (SGP): De minister-president verwees aan het begin van dit blokje, even geleden, naar PvdA en VVD, die eigenlijk al de goede antwoorden hadden gegeven. Geldt dat ook voor het antwoord dat de heer Zijlstra gaf op een vraag die ik stelde over werk dat moet lonen? Het is niet goed dat, als je als eenverdiener met twee kinderen in een huurhuis van €27.000 naar €32.000 gaat, je er in inkomen op achteruitgaat. Minister Rutte: Daar heeft de heer Zijlstra het juiste antwoord op gegeven: al een aantal jaren hebben kabinetten met het CDA en kabinetten van deze samenstelling er meerjarig voor gekozen om de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner stapsgewijs af te bouwen. Die keuze, die we met elkaar gemaakt hebben, heeft absoluut effecten op de inkomens van eenverdieners, dus een echtpaar met of zonder kinderen, van wie één persoon het geld verdient. Dat heeft absoluut een impact. Dit kabinet en vorige kabinetten hebben dat gedaan vanuit een economische en een emancipatierationaliteit, om er zo voor te zorgen dat meer mensen aan de slag komen, zonder daarin vanuit de overheid te sturen en keuzes te maken hoe gezinnen zichzelf zouden moeten organiseren. Dat is aan de gezinnen, aan de families. Je merkt ook dat daar heel veel maatschappelijk draagvlak voor is. Vervolgens moet je vaststellen dat je dat wilt doen en wilt voorkomen dat dat te grote uitschieters geeft. Je ziet dat we er voor 2017 in slagen dat deze groep, hoewel de afbouw van de overdracht van de heffingskorting doorgaat, toch in de plus komt. Ook bij het koopkrachtherstel, heel belangrijk voor ChristenUnie en SGP, hebben wij vastgehouden aan het afbouwen van die overdraagbare heffingskort, daarbij tegelijkertijd bekijkend wat je kunt doen om ervoor te zorgen dat die groep meeprofiteert van de economische groei. Daar zijn we in geslaagd. Dan was er nog een bijzonder probleem, waar de heer Segers gisteren terecht aandacht voor vroeg: eenverdieners van wie de partner niet kan werken, omdat die bijvoorbeeld chronisch ziek is. Daarvoor hebben we 50 miljoen uitgetrokken. Dat leidt ertoe dat de maximale eigen bijdrage in de Wmo wordt verlaagd. Dat geldt vooral voor meerpersoonshuishoudens onder de AOW-leeftijd. Het betekent dat het voordeel voor die groep uitkomt op ongeveer €1.400. Dat is ook nodig; goed dat we dat gedaan hebben. Dan zie je ook het belang van samenwerking met de drie partijen die hier nu staan, die op allerlei momenten steun hebben gegeven aan het begrotings- en herstelbeleid van Nederland. We weten dat dit een bijzonder aandachtspunt is. Daarbij gaat het om het inkomen van de alleenverdieners en om vasthouden aan de afbouw, daarbij wel bekijkend wat er gerepareerd kan worden en de positie van chronisch zieken niet uit het oog verliezend. De heer Van der Staaij (SGP): Het is goed dat de minister-president dit hele verhaal nog even vertelt. Zeker twee pluimen aan het kabinet zijn op hun plaats, pluimen die de minister-president zelf ook aangeeft, namelijk dat er wat is gecorrigeerd in de koopkracht voor eenverdieners, en dat er een toezegging is gedaan aan ChristenUnie, SGP en andere partijen die zich daarvoor sterk hebben gemaakt, om voor een heel specifieke groep gedwongen eenverdieners een regeling te treffen. Waardering daarvoor. Maar er blijven nog wel twee knelpunten over. Om te beginnen is dat het feit dat de belastingdruk steeds verder stijgt. Als je €40.000 verdient als eenverdiener, betaal je daar bijna zes keer zoveel belasting over. Wij horen ook wel mensen uit de achterban van GroenLinks en van de VVD zeggen: mogen wij nog wel zelf weten hoe wij dat doen en of wij kiezen voor meer zorg thuis of voor mantelzorg? We snappen ook dat er een beleid wordt gevoerd om werken te stimuleren, maar moet dat echt zes keer zoveel zijn? Dat is toch een beetje extreem? Wil de minister-president op dat punt reageren? Mijn tweede punt is dat er kennelijk ook bijzondere situaties zijn, waarin mensen echt meer werken en dus meer geld gaan verdienen, maar er toch op achteruitgaan. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dat is toch ook binnen de systematiek die nu wordt gevolgd, niet de beoogde uitkomst? Minister Rutte: Ik snap die twee punten. Ik weet uit de gesprekken die we hebben gevoerd om in 2013 en de jaren daarna afspraken te maken, dat dit voor de SGP en de ChristenUnie een aangelegen belangrijk punt is. De positie van de coalitie was steeds: wij willen vasthouden aan de afbouw van de overdraagbare heffingskorting, maar we willen wel kijken wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat deze groep niet achterblijft als er sprake is van koopkrachtstijging — die was er niet in de eerste jaren, maar nu is er wel wat koopkrachtstijging — en hoe we deze groep kunnen ondersteunen. Daar zijn we in geslaagd, waarbij we hebben vastgehouden aan de afbouw van de algemene heffingskorting. Maar ik realiseer me dat we daar verschillend over denken. Het kan natuurlijk individuele effecten hebben. Daarom is het ook zo belangrijk dat we het koopkrachtbeeld konden repareren. Dat lukte niet helemaal, maar wel in belangrijke mate, voor 2017. Ik realiseer me ook dat, mocht de heer Van der Staaij het voor het zeggen hebben, in zijn eentje of samen met de heer Segers, hij dat anders zou zien. Dat weet ik. Hij zou dan vanuit zijn overtuiging zeggen dat het niet aan de overheid is — ik probeer het nu te parafraseren — om een keuze te maken hoe het gezin de dingen organiseert. De coalitie, maar ook het CDA en D66, zeggen: wij maken die keuze ook niet, want het is inderdaad aan het gezin, de familie bepaalt zelf wie wel en wie niet werkt, maar we moeten daar niet via het belastingstelsel in sturen. Dat zijn verschillende aanvliegroutes, maar die vertrekken wel vanuit hetzelfde punt, namelijk dat het aan het gezin en de familie is om die keuzes te maken. Daar zijn we het over eens. De vraag is alleen of je daar vanuit het belastingstelsel ook nog sturend in wilt optreden. De klassieke volkspartijen zeggen dan: dat moeten we niet doen. Ik weet dat SGP en ChristenUnie daar een andere opvatting over hebben. De heer Van der Staaij (SGP): Het zou inderdaad goed zijn als er minder sturend wordt opgetreden, want nu is er maar één richting mogelijk en lijkt het een afstraffing van onbetaald werk en mantelzorg. Dat is volgens mij een punt waarvan ook andere partijen zeggen — ik hoor dat ook weleens van de kant van de SP, maar ook van andere partijen — dat we een participatiesamenleving willen, maar dat het nu lijkt alsof onbetaald werk en zorg voor elkaar op die manier in ons belastingstelsel onvoldoende gehonoreerd wordt. Wij pleiten daarom voor een modernisering van het belastingstelsel op dat punt. Ik heb nog één punt, namelijk dat van die extreme situatie dat er niet alleen sprake is van meer belastingdruk, maar dat men er echt op achteruitgaat als men meer gaat werken. Zijn dat niet situaties waarvan het kabinet zegt: we willen nog weleens kijken wat daar nu gebeurt waardoor werken niet meer loont? De heer Zijlstra gaf dat gisteren ook al aan. Minister Rutte: Het is een belangrijk punt dat hard werken en meer werken in de portemonnee voelbaar is. Het zou gek zijn als dat niet zo is. Het is absoluut zo dat er door de afbouw van de algemene heffingskorting allerlei effecten kunnen optreden. Dat is ook de reden waarom we hebben gezegd dat we een tweesporenbeleid moeten voeren. Het ene spoor is vasthouden aan die afbouw en het andere spoor is om, nu er economische groei is, ook deze groep daarin te laten meedelen. Dat is ook gelukt. We zullen dat van jaar op jaar moeten bekijken. Ik kan de heer Van der Staaij echt verzekeren, in ieder geval namens mijn partij, maar ik heb het gevoel dat ik hier ook namens de Partij van de Arbeid spreek, dat dit niet iets is dat zich beperkte tot 2013 en 2014 toen wij die hele intensieve samenwerking hadden. Dat is doorgegaan na de Statenverkiezingen van 2015, toen wij met zijn vijven niet meer de meerderheid in de Eerste Kamer hadden. Dat zie je nu ook terug in die 50 miljoen voor de alleenverdieners met een chronisch zieke partner. We hadden toen namelijk de afspraak dat zodra de kans zich voor zou doen, we dat zouden doen. Dat is dus echt een meerjarige verplichting. Overigens geldt in het algemeen dat mijn commitment aan deze samenwerking is doorgegaan na april 2015, maar dat weten we ook van elkaar. Maar het zal een tweesporenbeleid moeten zijn: repareren waar kan, maar wel vasthouden aan die afbouw. De heer Pechtold (D66): Ik denk dat mensen best geïnteresseerd zijn in die hele discussie over hoe we hier jaarlijks repareren als het gaat om beleid dat niet alleen door het kabinet wordt ingezet, maar dat natuurlijk ook door andere factoren ontstaat. De premier gaf dat ook terecht aan. Maar de vraag is natuurlijk niet alleen hoe je dat doet. D66 steunt de keuze van het kabinet om de lage inkomens, de uitkeringen en de ouderen te compenseren, want het zou idioot zijn geweest als die waren achtergebleven. Van die min is dus een plus gemaakt. Dat dat voor een deel ten koste gaat van de hogere inkomens, is prima. De premier geeft overtuigend aan dat het kabinet die afstand in de gaten houdt. Daarbinnen zit voor mij echter een vraag besloten. Het kabinet was van plan om de arbeidskorting, met name rond modaal, te verhogen. Dat wordt voor een gedeelte weer teruggedraaid. Ik meen met zo'n 500 miljoen. Waarom is er niet voor gekozen om dat deel via vergroening te doen? Dat mes snijdt namelijk aan meerdere kanten. Het is goed voor het milieu; we hebben daar in de samenwerking van de afgelopen jaren keer op keer voor kunnen kiezen. Tevens heeft het betekenis voor de werkgelegenheid en voor wat mensen in de portemonnee overhouden. Ik zou dus bijna zeggen: het is een veelsnijdend mes. Waarom is ervoor gekozen om het voorgenomen beleid iets terug te draaien? Waarom is er niet voor gekozen om de pakweg 500 miljoen te halen uit bijvoorbeeld dat idiote voordeel dat de kolenboeren in dit land hebben? Minister Rutte: Wat we gedaan hebben, is wat we ieder jaar doen. Hoe ontwikkelt het koopkrachtbeeld zich? Onderdelen van het pakket komen ook nog voort uit de afspraken met CDA en D66. We zijn vorig jaar, in het kader van het Belastingplan, een lastenverlichting van 5 miljard overeengekomen. Daar zat nog een novelle aan vast om de tarieven in de tweede en derde schijf met 0,2% te laten stijgen. De verhoging van de kinderopvangtoeslag en de ouderenkorting is toen gefinancierd met een hoger tarief in de tweede en derde schijf. Je ziet dus altijd dat er onder water van alles gebeurt. Je kijkt naar alle knoppen, arbeidskorting enzovoorts, om allereerst te voorkomen dat mensen met een uitkering of een pensioen onder nul zakken. Vervolgens konden we 1,1 miljard uittrekken om groepen ook op te tillen. De heer Pechtold stelt echter een meer fundamentele vraag: waarom niet uit de vergoedingen, waarom niet uit een heel andere bron? Dat is lastig. Als je dat zou doen, even los van de precieze appreciatie van de voorstellen van de heer Pechtold, blaas je het energieakkoord op. Dat akkoord heeft een meerjarige doorwerking, tot 2023. Als je dat gaat doen, is dat weg. De heer Pechtold (D66): Da's niet waar. We kennen de houding van de heer Kamp. Die zegt altijd eerst nee, maar daarna gaat hij meedenken. Minister Rutte: Bij mij is het omgekeerd. Hij denkt eerst mee en daarna wordt het nee. De heer Pechtold (D66): Misschien moet ik dan met hem praten. Minister Rutte: Graag, maar niet op dit punt. De heer Pechtold (D66): Ik heb heel goed geluisterd toen u hierover met de heer Klaver in debat was. Ik ben namelijk met het kabinet eens dat werken moet lonen. Ik denk dat dat inderdaad het gemiddelde is van VVD en Partij van de Arbeid. Dan hebben we het niet over de hoge inkomens maar met name over de lage inkomens en het verschil met de uitkeringen. Het kabinet kiest er terecht voor om de uitkeringen en de lage inkomens ietsjes te laten stijgen, maar zonder het verschil kleiner te laten worden, waardoor werken voor deze groep niet zou lonen. Dat voorgenomen deel van de arbeidskorting zit rond modaal; ik meen dat het iets van €150 is, maar dat zullen de heren links en rechts van de minister-president precies weten. Precies daar zit de mogelijkheid om die 500 miljoen niet alleen via die inkomens op en neer te doen; dat hebben we de afgelopen ook gedaan met medewerking van de heer Kamp. Daarmee doel ik op de reparaties waar we nu al de hele ochtend over spreken. We kunnen het ook op andere manieren doen, bijvoorbeeld via vergroening. Dat is een kwestie van keuzes maken; dat is beleid. Wat je in je portemonnee krijgt is één, maar de andere zaken die je uitgeeft zijn keuzes. Ik zoek naar een manier om het effect op de arbeidsmarkt te stimuleren door die arbeidskorting juist wel door te voeren. Ook ben ik op zoek naar manieren om ook door vergroening — daarmee zou ik de heer Klaver aan mijn kant krijgen — de lasten beter te verdelen. Gesteld dat daarmee het inkomen, de vergroening en de werkgelegenheid geholpen zouden zijn, kunnen we daar richting de financiële beschouwingen dan niet eens net iets creatiever in zijn? Kunnen we daar in lijn juist met Parijs en de afspraken over vergroening, in lijn juist met het energieakkoord, nog een stapje verder in zetten? Minister Rutte: Ik moet zeggen dat ik de hele totstandkoming van het energieakkoord natuurlijk heel nauw heb gevolgd. Ik heb gezien hoe Bernard Wientjes tot vier keer toe heeft gegeten met de voorzitter van Greenpeace. Dat ging ook nog goed. Het deed een beetje denken aan de plezierige contacten tussen de voorzitter van de VVD en de voorzitter van de Partij van de Arbeid, die ook niet méér van elkaar kunnen verschillen maar elkaar toch graag zien. Dat heeft wel geleid tot een energieakkoord dat qua totstandkoming heel fragiel is. Gelukkig houdt het akkoord het nu, maar van alle akkoorden van de afgelopen jaren is het een van de ingewikkelste. Even los van de door de heer Pechtold genoemde inhoudelijke appreciatie is mijn inschatting eerlijk gezegd dat het voor dit moment een gepasseerd station is om daar nu dit type zaken aan toe te voegen. Dat zeg ik niet omdat de heer Kamp dit niet zou willen. Dit debat kan natuurlijk altijd opnieuw gevoerd worden bij de behandeling van de AMvB, maar mijn politieke en maatschappelijke taxatie is dat dat nu even niet gaat lukken. De heer Pechtold (D66): De afgelopen jaren hebben we keer op keer in de belastingen bekeken waar dit moet worden gelegd. Bij het herfstakkoord ging het volgens mij om 700 miljoen. Leg je het bij belasting op werken of bij belasting op vervuiling? We moeten natuurlijk geen Haagse bochten nemen, want dan komt de heer Kamp inderdaad in problemen, maar op zich verhindert het energieakkoord niet dat je verschuift in de soorten belasting op energie. Dat hebben we eerder gedaan; dat hebben we de afgelopen jaren ook een paar keer gedaan. Voordat mensen helemaal afhaken, pleit ik ervoor om niet weer een extra verschuiving te maken in de arbeidskorting en dat soort dingen, met name voor de lage inkomens en de inkomens tegen modaal, maar om dit juist uit de vervuiling te halen. Het is goed voor de economie, de banen en het inkomen als we op dat punt net iets creatiever kijken voor ongeveer 0,5 miljard. Minister Rutte: Ik kijk ook naar de tegenbegroting van D66. Daar kom ik later nog over te spreken. Ik heb er grote waardering voor dat weer zo veel partijen een tegenbegroting hebben gemaakt. Ik denk dat de heer Pechtold daaraan refereert of mogelijk aan een variant daarvan. In die tegenbegroting gaat het om het verhogen van de milieubelastingen met 700 miljoen, de hoogste schijven energiebelasting, aardgas en het intrekken van de vrijstelling van kolencentrales. De heer Pechtold (D66): De kolenbelasting. Minister Rutte: Jazeker. Het afschaffen van de vrijstelling van de kolenbelasting voor kolencentrales zou echt in strijd zijn met het energieakkoord. De heer Pechtold (D66): Ik vind het dramatisch dat we kolenboeren in dit land een voordeel geven op het punt van belastingen, want kolen zijn de kiloknaller van de klimaatvervuiling. Maar goed, dat zit in het energieakkoord. Wat de andere dingen in onze tegenbegroting betreft, hoef je echter niet eens creatief te zijn om die dingen te kunnen doen. Als u het met mij eens bent dat met name werken moet lonen — daar gaat de hele discussie over — is dit volgens mij een oplossing die daarbij helpt. Minister Rutte: Ik maak een andere taxatie van wat dat voor het voortbestaan van het energieakkoord betekent, maar we komen straks bij het bespreken van de tegenbegroting misschien nog uitvoeriger over de voorstellen te spreken. De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil terugkomen op het door collega Van der Staaij aangestipte punt van de gezinnen. Er is een hele mêlee van maatregelen: de combinatiekorting, de kinderbijslag, het kindgebonden budget en geld voor kinderopvang. Ik maak echt bezwaar tegen het frame dat de minister-president hier poneert. Hij zegt dat opkomen voor ruimte voor het gezin sturend zou zijn en dat het kabinet niet sturend is. Als je het eerlijke beeld schetst en als je kijkt naar het effect van maatregelen, zijn de maatregelen maar op één ding gericht: gij zult betaald werk hebben. Dat is de sturing door het kabinet. Dat mag; daar mag je redenen voor hebben, maar partijen die hier staan voor keuzevrijheid voor het gezin, mag dan niet verweten worden dat zij die keuzevrijheid inperken. Precies het tegenovergestelde is immers het geval. Minister Rutte: Dat verwijt maak ik zeker niet. Het is goed dat dat misverstand weg is. Ik begrijp ook wat de heer Segers zegt: als het bestaande belastingstelsel met de overdraagbare heffingskorting het vertrekpunt is en als je die heffingskorting gaat afbouwen, kun je vanuit het perspectief van de heer Segers zeggen dat je dan juist een bepaalde kant op stuurt. Ik denk alleen dat het CDA, de VVD, de Partij van de Arbeid en D66, toen zij dit beleid in de afgelopen jaren in verschillende kabinetten hebben ingezet, juist hebben gezegd dat hier een oneigenlijke sturing zit ingebakken in het belastingsysteem. De vraag is dus eigenlijk vanuit welk perspectief je kijkt. Als je kijkt vanuit het belastingstelsel zoals dat nu is, begrijp ik het perspectief van de heer Segers. Het andere perspectief is dat je het eigenlijk gek vindt dat in het belastingstelsel nu dingen zitten die de ene of de andere kant op stimuleren. Het belastingstelsel zou immers vooral bedoeld moeten zijn om op een nette manier belastingen op te halen. Dat moet nu eenmaal, want het algemeen belang moet gefinancierd worden. Als liberaal zeg ik maar even dat ik graag zo weinig mogelijk belasting zie, maar belastingen zullen er altijd blijven. Probeer via dat stelsel zo weinig mogelijk te sturen vanuit het perspectief van wat er daarvóór was, als dit er niet geweest zou zijn. Vanuit dat perspectief kijk ik ernaar. Ik ben het eens met de heer Segers: er is hem geen verwijt te maken dat hij een bepaalde kant op wil sturen. Integendeel. De heer Segers (ChristenUnie): Ik sta voor keuzevrijheid. Als er in de combinatie van maatregelen van het kabinet extra geld naar het gezin gaat, gaat dat voor een groot deel naar kinderopvang. Daarmee stuur je. Daarmee geef je een boodschap af. Gezien het verschil tussen een- en tweeverdieners, waarover collega Van der Staaij zojuist sprak, is het inderdaad soms de vraag of werk nog wel lonend is. Dan stuur je. Dan geef je de boodschap af: beide partners moeten een betaalde baan hebben. Drie jaar geleden kwam in de troonrede opeens het woord "participatiesamenleving" naar voren. Dat was een mooie vondst. Het was volgens mij het woord van het jaar. Daarna hebben we er nooit meer iets over gehoord. Dat heeft hiermee te maken. We vragen van een groep zorg voor kinderen, mantelzorg en vrijwilligerswerk. Tegelijkertijd zeggen we: gij zult werken, gij zult betaald werk hebben. Die combinatie maakt zo'n participatiesamenleving bijna onmogelijk. Minister Rutte: Het probleem was niet het woord "participatiesamenleving" maar de indruk dat die de verzorgingsstaat zou gaan vervangen. Dat is natuurlijk niet zo. Daar zat het probleem met die term. Op zich komt de term "participatie" natuurlijk terug in allerlei zaken. Kijk naar de Participatiewet, die mevrouw Klijnsma door de Kamer heeft geholpen. Als kabinet wil je er in de eerste plaats voor zorgen dat je op een fatsoenlijke manier belasting ophaalt: niet meer dan nodig is, met zo min mogelijk sturing en met zo min mogelijk verstoring van het maatschappelijke leven en het maatschappelijke proces. Kijk bijvoorbeeld naar de kindregelingen. Het oude uitgangspunt van de klassieke Algemene Kinderbijslagwet was niet om aan inkomenspolitiek te doen, maar om het verschil te maken tussen mensen met kinderen en mensen zonder kinderen. Als mensen kinderen hebben brengt dat natuurlijk bepaalde kosten met zich. Als mensen bepaalde maatschappelijke keuzes maken, proberen we in ieder geval te voorkomen dat te hoge kosten dat in de weg staan, even ongeacht het inkomen. Hier en daar zijn er ook kindregelingen waarin wel rekening wordt gehouden met het inkomen. Dat is ook prima. Dat is natuurlijk in de loop van de jaren uitgebreid. Maar in het belastingstelsel zit het in mijn ogen wat gekke fenomeen dat de overheid zegt: de heffingskorting geldt niet alleen voor de persoon die werkt maar is ook overdraagbaar op de partner die niet werkt. Nogmaals: ik begrijp het perspectief van de heer Segers. Vanuit het bestaande belastingstelsel snap ik wat hij zegt. Mijn perspectief is: hoe zou je het willen hebben? Ik zou een belastingstelsel willen met zo min mogelijk van dat soort prikkels. De heer Segers zegt: het weghalen van die prikkel is ook een prikkel. Dat is zijn standpunt en dat begrijp ik. De voorzitter: Tot slot, de heer Segers. De heer Segers (ChristenUnie): Dit raakt natuurlijk aan de vraag wat voor soort samenleving je wilt hebben. Een partner kan bijvoorbeeld de keuze maken om voor een ouder of kind te zorgen en zeggen: ik stop nu even met betaald werk, want ik wil voor mijn ouder wordende vader of moeder zorgen of ik wil voor mijn zieke kind zorgen. Als de belastingdruk dan zo extreem toeneemt, dan stuur je toch? Dan stuur je toch bij een gezin dat zorg en werk op een eigen manier wil combineren in soms het spitsuur van het leven? Dan stuur je toch als daar in vrijwilligheid een keuze wordt gemaakt? Het kabinet heeft nu gekeken naar de positie van een chronische zieke partner en komt inderdaad met 50 miljoen omdat het dit een reëel probleem vindt. Mijn oproep is: kijk nou eens breder naar groepen. Waar knelt het? Waar zit het hem opnieuw in de verdeling tussen werk en zorg? Waar is het mis tussen een- en tweeverdieners? Juist als we willen dat mensen veel meer voor elkaar zorgen en ook oog hebben voor elkaar, zou het kabinet daar eens naar moeten kijken. Minister Rutte: Ik denk dat het kabinet en de Kamer daar met elkaar oog voor moeten hebben. Een van de doelstellingen van de nieuwe Wmo is ook om meer maatwerk mogelijk te maken. Ook met de Participatiewet wordt meer maatwerk geboden. Ik zei eerder al dat ik er trots op ben om in een land te wonen waar zo veel mensen zich belangeloos inzetten voor anderen, vrijwilligerswerk doen en mantelzorg leveren. Ik realiseer me ook dat het in sommige gevallen, in veel gevallen trouwens, heel belastend kan zijn als een partner langdurig ziek is. Ik heb daar het grootst mogelijke respect voor. Dat moeten we zeker waarderen met elkaar als samenleving. Daar zijn ook allerlei manieren voor. Het belastingstelsel zelf vind ik daar niet de meest geschikte manier voor. Het belastingstelsel zou zo veel mogelijk gericht moeten zijn op het op een fatsoenlijke manier ophalen van belasting. Maatschappelijke sturing op andere elementen, zoals het ondersteunen van mantelzorg, moet op andere manieren gebeuren, maar ik ben het eens met de heer Segers dat we daar met elkaar aandacht voor moeten hebben. De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb een laatste vraag. De voorzitter: Heel kort. De heer Segers (ChristenUnie): Hoe gaat de minister-president daarnaar kijken? Wat gaat hij doen? Hij zegt: we gaan ernaar kijken. Wat gaat hij doen voor de groep die wil zorgen? Minister Rutte: Dat is niet wat we gáán doen; dat doen we al vier jaar. De hele Wet maatschappelijke ondersteuning was erop gericht om maatwerk mogelijk te maken. Er werd gevraagd: wie van de ouderen wil langer thuis blijven wonen? Laten we weggaan van het idee van de bejaardenhuizen uit de jaren zeventig, het verzorgingshuis en het verpleeghuis. Laten we echt bekijken wat maatwerk is. Het persoonsgebonden budget is er gekomen. De Wmo maakt het mogelijk om heel precies arrangementen te maken in samenhang met het pgb, waardoor mensen echt hun eigen keuzes kunnen maken. De een is heel slecht ter been, maar vindt dat hij met een traplift nog een paar jaar thuis kan blijven wonen. Een ander vindt dat hij inmiddels een dusdanig niveau van zorg nodig heeft dat hij echt naar het verpleeghuis moet. Ik zie in mijn eigen omgeving dat daar heel lieve, goed opgeleide mensen voor onze ouderen zorgen. Als mensen thuis willen blijven wonen, is ook daar goede zorg. Kijk naar de wijkverpleging, die nu onder de Zorgverzekeringswet wordt gebracht zodat de bureaucratie daar weg is en de wijkverpleegkundige weer aan zet is, die zelf beslissingen kan nemen vanuit zijn of haar vakmanschap. Dat vind ik grote verworvenheden. We zijn daar al vier jaar mee bezig en waar we dat kunnen verbeteren, moeten we dat zeker doen. Ik kan vrij kort zijn over een paar laatste vragen in het financieel-economische blok. We hebben, zoals bekend, de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen. Daarover zijn ook vragen gesteld. Voor buitenlandse bedrijven die zich hier vestigen, die niet vallen onder ons depositogarantiestelsel, gelden natuurlijk andere eisen. Daar hebben we in het verleden, bij de vaststelling van die wet, samen met de Kamer heel precies naar gekeken. Aan de ECB is al gerefereerd, dus die vraag heb ik al beantwoord, net als de vragen over de pensioenen. Ook over de bijstand hebben we het gehad. Hoe voorkomen we dat oudere werknemers bij een doorstart na een faillissement van een bedrijf zo vaak het haasje zijn? Dat vroeg de heer Krol letterlijk. Ik snap zijn punt. De minister van Sociale Zaken heeft ook aangekondigd om over de positie van werknemers bij een faillissement te gaan praten met belangenorganisaties, en de Tweede Kamer daarover te rapporteren. Het is wel van belang om vast te stellen — dat zat een beetje in de vraag van de heer Krol — dat bij de doorstart na een faillissement de ontslagregels niet van toepassing zijn. Daarom is ook het afspiegelingsbeginsel daarbij niet aan de orde. Het kabinet vindt echter dat er na een doorstart juist ook plaats moet zijn voor oudere werknemers. Daarover komen dus binnenkort nadere berichten. Van de Partij van de Arbeid kwam een vraag over het stimuleren van verdere investeringen in Nederland. De heer Samsom heeft daarop in zijn bijdrage eigenlijk het antwoord al gegeven. Ik zeg daarover dus kortheidshalve dat het Nederlandse landschap aan overheidszijde — dat voeg ik nog toe aan de context van zijn vraag — organisch gegroeid is. Dat is nog steeds in ontwikkeling. Het kabinet denkt inderdaad dat er winst te behalen is door kennis en middelen meer te bundelen, zodat er een slagvaardiger en ook effectiever instrumentarium overblijft. Daarbij gaan we ook bekijken wat andere landen doen. We willen snel en adequaat inspelen op nieuwe en bijzondere financieringsbehoeften, vooral als de markt nog wat hapert. We doen dat dus niet om de markt uiteindelijk permanent te vervangen. We doen dat alleen in de fase waarin de markt nog wat hapert. Ik wil daar eigenlijk niet op vooruitlopen, maar het kabinet is wel van plan om voor de verkiezingen met een voorstel te komen waarin we laten zien hoe deze investeringen beter ondersteund kunnen worden. We zullen daarbij zowel de faciliteiten voor het bedrijfsleven als de grote maatschappelijke uitdagingen bekijken, net als de oplossingen die we daarvoor uit kunnen werken. Daar werken de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën samen aan. Die voorstellen zullen, zodra ze gereed zijn, naar de Kamer worden gestuurd. Dat is ook in lijn met wat de heer Samsom daarover zei. Ik zeg tegen de Socialistische Partij dat ik waardering heb voor het rapport Hart voor de Zaak over de positie van kleine ondernemers. Ik herken veel van wat daarin staat, bijvoorbeeld het voorstel om de Retailagenda uit te breiden met als doel het terugdringen van leegstand in de binnensteden. Ik ben het helemaal eens met de heer Roemer over de betaaltermijn. De overheid heeft hierin inderdaad een voorbeeldrol. Het tijdig betalen van de overheid aan bedrijven en van bedrijven onderling is van grote economische betekenis. Uit de voortgangsrapportage van de minister van Economische Zaken blijkt ook dat wij dat steeds beter doen. Ik wil daarom de streefwaarde voor het binnen 30 dagen betalen door de ministeries verhogen van 90% naar 95%. De SP stelt ook terecht dat het kleinbedrijf de motor is van de economie en de werkgelegenheid. Nederland behoort op dit moment tot de vijf meest concurrerende kenniseconomieën ter wereld. Dat komt in heel belangrijke mate door al die honderdduizenden ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Ik ben daar ongelofelijk trots op en dat moeten we ook zo houden. Ik vind het ING-rapport echt de ING onwaardig. De ING is een mooie financiële instelling, maar dit rapport kan echt in de prullenmand. Het schiet heel ernstig tekort. Als we doen wat de ING zegt, moeten we letterlijk de Franse slag toepassen. Dat betekent dat we de werkloosheid moeten laten oplopen naar een verdubbeling, tot boven de 11%, richting de 12%. De staatsschuld staat in Frankrijk inmiddels op 100%. Frankrijk groeit niet. Het is een land dat eigenlijk niet meer heeft hervormd sinds de gaullistische grondwet werd ingevoerd in 1958, in ieder geval niet in de afgelopen 25 jaar. De overheidsfinanciën staan zeer ver uit het lood. De verschillen tussen Frankrijk en Duitsland zijn enorm toegenomen. De ING betrekt in zijn rapport bovendien niet de uniciteit van de Nederlandse economie. Ik noem als eerste element onze bankensector ten tijde van de grote financieel-economische crisis, eerst de bankencrisis en toen de economische crisis. Mijn voorganger heeft toen heel moeilijke maatregelen moeten nemen samen met minister van Financiën Wouter Bos. Ik heb die maatregelen om de bankensector te redden toen van harte ondersteund vanuit de oppositie. Onze bankensector heeft de Nederlandse economie vijf tot zes keer op de balans staan, alleen al de ING had in die dagen een balanstotaal van twee keer de Nederlandse economie. Een tweede belangrijk element binnen onze economie zijn de pensioenen, en een derde belangrijk element is de woningmarkt. Als wij niet hadden ingegrepen zoals het kabinet dat toen heeft gedaan, hadden wij niet alleen het vertrouwen verloren van de financiële markten en van de investeerders, maar dan had de Nederlandse economie ook blijvend zeer grote schade opgelopen. We hebben er juist voor gezorgd dat er weer langjarige zekerheid is over de financiering van onze AOW, van onze gezondheidszorg en van onze huizenmarkt. Ik ga die zekerheid niet weggooien om een slecht rapport te kunnen uitvoeren. Ik kom op de Wet DBA. Ik ben het eens met de heer Zijlstra, die het keurig heeft vermeld. Er komt een meldpunt voor ongewenste effecten zodat het kabinet goed kan monitoren, met als doel de ongewenste effecten van de wet te herstellen. Daarnaast komt er geen boetegolf voor goedwillende ondernemers. Maar niet-zzp'ers hebben wel een probleem als ze eruit worden gefilterd, en dat is ook precies de bedoeling. Ik wijs erop dat de Wet DBA niets heeft veranderd aan het onderscheid tussen een werknemer en een zzp'er. Wat vroeger kon, kan nog steeds. We gaan op dat punt de normale handhavingspraktijk van de Belastingdienst toepassen. We gaan dat netjes doen. Dat betekent dat als mensen buiten hun schuld om niet hebben kunnen voldoen aan alle eisen, ze vanzelfsprekend geen boete krijgen. In het verleden waren er echter ook zzp'ers die ten onrechte gebruikmaakten van de financiële faciliteiten. Het was een kleine groep, maar die was er wel. Als dat blijkt, is dat een van de doelen natuurlijk. De voorzitter: Bent u klaar met dit punt? Minister Rutte: Ja. De heer Pechtold (D66): Ik ben toch wantrouwend ten opzichte van de houding van dit kabinet tegenover zzp'ers. Dit kabinet wilde 500 miljoen uit de zelfstandigenaftrek van de zzp'ers halen. We hebben dat kabinetsbeleid als D66 in stappen helemaal kunnen terugdraaien. Ik vind dat u dus niet het voordeel van de twijfel hebt. Nu is de wet vervangen door een nieuwe wet en komt de DBA in plaats van de VAR. Bij de nieuwe wet blijkt gewoon dat de modelcontracten op de plank liggen, dat er boetes dreigen en dat er onduidelijkheid is. Dan kun je als kabinet wel zeggen dat het oude niet goed was en het nieuwe verbeterd zal worden, maar kijk eens naar wat er in de tussentijd gebeurt. Een opdrachtgever, bijvoorbeeld iemand die een vertaling wil laten maken door een zzp'er, is als de dood dat hij opeens lasten moet gaan betalen als het niet duidelijk is, omdat die opdracht als een werknemersrelatie wordt gezien. Wees nou eens heel erg duidelijk. Dit is onze wet. Die mensen kunnen daar niets aan doen. Het schrikt af. Wees heel duidelijk. Zeggen dat er geen boetegolf komt, is niet genoeg. Nee, geen enkele boete bij twijfel. Mijn vraag is om ervoor te zorgen dat die nieuwe wet niet opeens een rem op werk is. Er is angst in de markt omdat men, door de regering als wetgever en door ons als medewetgever, gewoon niet weet waar men aan toe is. Minister Rutte: Hier trekken de heer Pechtold en ik, en het hele kabinet, aan dezelfde kant van het touw. Het is goed om dat eerst vast te stellen. Het hoofduitgangspunt is dat er eerst duidelijkheid moet zijn en dan pas handhaving. Maar er zijn op dit moment mensen die ten onrechte gebruikmaken van de fiscale faciliteiten voor zzp'ers. Het is een kleine groep, maar hij is er; dat weten we. Ik neem aan dat de heer Pechtold dat ook met mij eens is. Voor hen geldt dat ze eigenlijk gewoon een dienstbetrekking hebben. We moeten dus vaststellen dat het prima is als eerst die groep zichtbaar wordt. Volgens mij kunnen we daar niets op tegen hebben. Dan blijft er een heel grote groep zzp'ers over. Voor die groep geldt: eerst duidelijkheid en dan pas handhaving. Dat betekent dat er geen boetes komen voor ondernemers die ook aan het einde van de implementatietermijn, die tot mei 2017 loopt, nog geen duidelijkheid van de Belastingdienst hebben gekregen. Daarom komt dat meldpunt er, juist om effecten voor de vertaler van de heer Pechtold zichtbaar te maken en er lessen uit te kunnen trekken. Hier zijn we het echt over eens. De heer Pechtold (D66): Oké, dit zijn duidelijkere woorden: eerst duidelijkheid en dan pas handhaven. Het is prima om misbruik aan te pakken, in zowel de oude als de nieuwe wet, in het verleden of in de toekomst. Misbruik gaat immers ten koste van de goedwillende zzp'er en de ondernemer die een opdracht wil geven. Ik hoorde het heel duidelijk: zolang er verwarring is, gaan we niet handhaven, want er moet eerst duidelijkheid komen. Maar die zullen wij moeten geven! Minister Rutte: De heer Pechtold mist één dingetje uit mijn beantwoording. Als namelijk in die periode blijkt dat sommige zzp'ers evident geen zzp'er zijn, dan wordt er wél gehandhaafd. De heer Pechtold (D66): Maar dat was in het oude systeem. Minister Rutte: Prima. Dan zijn we het eens. De voorzitter: Het woord is aan de heer Buma. Minister Rutte: Mijnheer Buma, hebt u een interruptie op dit punt of op de flexwet Wwz? Want die komt nog. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan wacht ik dat even af. Minister Rutte: Ik had al zo'n vermoeden. Je ziet toch dat we elkaar te lang kennen. De voorzitter: Ik hoef niets meer te doen. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben het daar op zichzelf mee eens. Wij kennen elkaar al te lang. Ík blijf nog even in de politiek. Minister Rutte: Ik ook. Ik heb zelfs aangekondigd dat ik terugkeer in de Kamerfractie, mocht het voor mij niet goed aflopen. Dus de heer Buma komt van mij niet af. Overigens was ik niet van plan om het slecht te laten aflopen. Nee, goed, ik ga verder met de arbeidsmarkt en de Wet werk en zekerheid. Daar zijn vragen over gesteld. Laat ik om te beginnen nog eens schetsen wat eigenlijk het doel is van die wet. Daar zijn veel opmerkingen over gemaakt. Het doel van die wet is het tegengaan van het oneigenlijke gebruik van flexibele contracten en het bevorderen van duurzame arbeidsrelaties. Ik weet dat er allerlei mensen zijn die daar van alles van vinden en zeggen dat die wet op onderdelen nog niet goed genoeg werkt. Ik kan u zeggen dat de Wwz gemonitord wordt. In 2020 wordt de wet geëvalueerd. Zo is bijvoorbeeld op 30 juli jongstleden het onderzoek naar de ervaringen van rechters met de ontbindingsgronden aan de Kamer gestuurd. Dit heeft ertoe geleid dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief heeft aangegeven dat hij in gesprek zal gaan met de Raad voor de rechtspraak over de hoogte van de transitievergoeding en over het feit dat sommige rechters menen dat de wet weinig ruimte laat om te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Hier wordt dus hard aan gewerkt. Bij zo'n grote hervorming is het ook noodzakelijk — dat heb ik steeds gezegd — dat je tijdens de implementatie aanpassingen doet. VVD en PvdA zijn het eens geworden over een paar belangrijke aanpassingen. Dat pakket is eerder dit jaar aan de Kamer gezonden. Zoals u weet, is in dit pakket vastgelegd dat, hoewel men normaal na drie contracten in twee jaar met een tussenpoos van zes maanden een vast contract moet aanbieden, voor seizoenswerk nu bij cao kan worden afgesproken dat deze tussenpoos drie maanden is. Daarbij gaat het om werk dat afhankelijk is van klimaat en natuurlijke omstandigheden. Die regeling is al per 1 juli in werking getreden. Dan zijn er nog twee zaken waar wetgeving voor in voorbereiding is. Ten eerste gaat het om een transitievergoeding bij ontslag. Normaal gesproken krijgt een werknemer bij ontslag namelijk een transitievergoeding of een bij cao afgesproken gelijkwaardige voorziening. Bij ontslag om bedrijfseconomische redenen is nu afgesproken dat deze cao-voorziening op individueel niveau niet gelijkwaardig hoeft te zijn aan de transitievergoeding van de betreffende werknemer. Dat kan bijvoorbeeld ook een sectoraal van-werk-naar-werkarrangement zijn. Dat is een belangrijk punt dat bij werkgevers en werknemers speelde. Ten tweede is het nu zo dat werkgevers een transitievergoeding verschuldigd zijn bij ontslag na twee jaar ziekte. Dat ervaren werkgevers als onrechtvaardig. Daarom is afgesproken dat deze vergoeding vervalt voor individuele werkgevers en generiek wordt gefinancierd uit de werkgeverspremies. Dat gaat over de twee jaar loondoorbetaling bij ziekte. Als we vervolgens kijken naar de situatie, zien wij op dit moment dat het aantal werknemers met een vast contract in de afgelopen drie kwartaal is gestegen. Voor het eerst sinds 2009 is er, steeds in vergelijking met een jaar eerder, een stijging van het aantal werknemers met een vast contract. Je ziet wel dat het percentage van het totaal aantal werknemers met een vast contract nog daalt, maar dat heeft er vooral mee te maken dat er meer werknemers met een flexibele arbeidsrelatie bij zijn gekomen. Dat is overigens ook niet gek in deze fase van het economische herstel. Wij monitoren dat heel zorgvuldig. Wij gaan ook heel goed bezien hoe zich dit op de langere termijn ontwikkelt. Ik heb net ook een paar elementen in verband met het ontslag genoemd. De minister van Sociale Zaken zal nog in contact treden met de rechters op grond van het onderzoek. Het betreft hier de hoogte van de transitievergoeding. Het gaat daarbij in het bijzonder ook om het al dan niet toekennen van een billijke vergoeding. Soms wordt dat meegewogen bij het toe- of afwijzen van een verzoek, maar dat is niet de bedoeling. Daarover gaat de minister dus in gesprek met de rechters en ook over het feit dat de rechters vinden dat de wet te weinig ruimte laat om te ontbinden op grond van incompatibilité d'humeur, dus een verstoorde arbeidsverhouding. Dat zijn belangrijke zaken. Wij blijven gewoon werken aan de verdere verbetering van die wet, maar als je grosso modo naar de grote lijnen kijkt, zie je wel degelijk dat het aantal mensen met een vast contract toeneemt en dat mensen tegelijkertijd flexen. Ook daarin wordt het herstel van de economie zichtbaar. Tot slot heb ik nog een opmerking op dit punt, misschien ook voor de heer Buma, want hij zei: er moet toch een polderakkoord komen over loondoorbetaling bij ziekte, flex et cetera? Ik heb meteen vanmorgen contact gehad met de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, want ik weet dat de heer Van Haersma Buma hecht aan die polder en dat doe ik ook. Ik heb de voorzitter van de SER gevraagd: als de voorzitter van de christendemocratie mij zo'n vraag stelt, wat dan te doen? Wij hebben met elkaar vastgesteld dat er naast een advies over loondoorbetaling bij ziekte, flexwerk et cetera, dat al door het kabinet en het CDA is gevraagd, binnen de Sociaal-Economische Raad wordt gewerkt aan een bredere agenda. De Sociaal-Economische Raad heeft een werkagenda gemaakt die morgen in de SER wordt besproken. Ik kan de heer Van Haersma Buma dus namens de voorzitter van de SER melden dat hij op zijn wenken wordt bediend en dat de polder druk bezig is met dit verzoek. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zijn mensen volgen dit uiteraard zeer nauwkeurig. Dit is nuttig en wij kunnen niet zeggen: er komen verkiezingen aan, dit hoeft even niet. Het werk gaat gewoon door. Wij werken tot 15 maart en zelfs daarna. Misschien zelfs langdurig daarna, want als de formatie ingewikkeld wordt, werkt het kabinet gewoon door. Dat even op de vragen over de Wet werk en zekerheid en eventuele afspraken in de polder. De heer Klein (Klein): Ik dank de minister-president voor zijn opmerking over het oplossen van de problemen van seizoenarbeiders en seizoenswerk, waar de termijn naar drie maanden kan. Wij hebben in eerdere discussies ook vaak gesproken over de situatie van mensen die geen cao hebben. Ik noem dan bijvoorbeeld de sportsector, waar trainers zes maanden in dienst moeten zijn en er dan weer uit moeten. Daar is geen cao. De problematiek is groot doordat de trainers na het sportseizoen zouden moeten worden ontslagen of in vaste dienst moeten worden genomen. Een tweede punt waarover wij ook hebben gesproken … Ik wacht even tot minister Asscher het goede antwoord heeft gegeven. Minister Rutte: Dit is een collectief proces. Ik weet natuurlijk alle antwoorden zelf, maar het is motiverend voor de ministers als zij kunnen helpen. De heer Klein (Klein): Dat collectieve proces wil ik niet verstoren. Broedende kippen laat je vooral hun gouden eieren uitbroeden. Minister Rutte: Nu zegt hij niets meer de rest van de dag. De heer Klein (Klein): Mijn tweede punt heeft betrekking op het onderwijs en daarbij kan minister Bussemaker misschien helpen. Daar doet zich hetzelfde probleem voor. Alle invalkrachten moeten langer kunnen blijven om te voorkomen dat scholen iedere keer een nieuwe invalkracht moeten oproepen. In het belang van de kinderen moet iedere keer dezelfde invalkracht voor de klas kunnen staan. Ook daar is het de vraag of dat kan worden opgelost, want het probleem zit in de Wwz. Minister Rutte: De laatste groep heeft een cao en dat moet daarin worden geregeld. Over de eerste groep is goed contact geweest, onder andere met de KNVB. Overigens is het niet zo dat niemand onder de cao valt; een deel wel en een ander deel niet. Daar is ook een voorlichtingscampagne geweest. Ook daar wordt dus hard aan gewerkt. Je maakt zo'n wet, die omvat heel veel en dan stuit je in de praktijk op een reëel probleem. Dat heeft te maken met seizoenswerk dat is gekoppeld aan het klimaat en natuurlijke omstandigheden. Het is de vraag of je dan wel die zesmaandeneis kunt stellen. Ik vind dit een prachtig voorbeeld van een vraagstuk dat wij werkende weg hebben opgelost. De heer Klein (Klein): Als wij het oplossen, is dat prima, maar dit is wel typisch voor dit pappen-en-nathoudenkabinet, dat een foute wet maakt met een zesmaandentermijn terwijl de termijn van drie maanden eigenlijk veel beter was. Nu gaan wij weer proberen wat te verspijkeren en er door pappen en nathouden voor zorgen dat het nog een beetje werkbaar is. Pragmatisme is de vrijzinnige politiek ook niet vreemd, maar blijft natuurlijk staan dat er zo veel van die zaken komen. Die driemaandentermijn was best een goede oplossing. De voorzitter: Wat is uw vraag? De heer Klein (Klein): Zouden wij in de evaluatie niet meteen die termijn van drie maanden kunnen opnemen? Minister Rutte: De wet wordt normaal geëvalueerd. Er wordt naar alles gekeken. Er was natuurlijk een reden om naar zes maanden te gaan. Het was onderdeel van het sociaal akkoord uit 2013. Het is ook in de wet geland. Daar waren allerlei goede redenen voor. Je ziet dit bij heel grote stelselwijzigingen. Ik heb zelf in 2003 de bijstand helemaal mogen hervormen in het kader van de Wet werk en bijstand die op 1 januari 2004 inging. Ik kan u verzekeren dat we in de eerste maanden en jaren bijstellingen hebben moeten doen. Je kunt niet alles op voorhand voorzien en niet elk gedragseffect precies voorspellen. Dat is ook helemaal niet erg, als je maar wel openstaat voor aanpassingen en veranderingen. Dat hebben PvdA en VVD gedaan met dit pakket. Ik vind het ook heel reëel om te zeggen: pas op, het seizoenswerk moeten we nog even precies regelen. Dat hebben we nu gedaan. Ik zie het probleem dus niet zo. De heer Van Haersma Buma (CDA): Een paar weken geleden was de minister-president bij een bijeenkomst van ondernemers. Hij zei daar: als ik eerlijk ben over de Wet werk en zekerheid, krijg ik een kabinetscrisis. Even later kwam er een brief waarin stond: ik ben met het kabinet zeer gemotiveerd om verder te gaan met die wet. Vandaag zegt de premier: allerlei mensen vinden wat van die wet, maar we gaan er gewoon mee door; er is goed mee te werken. Ik weet niet of de premier het doorheeft, maar bij de één A zeggen en bij de ander B doen, is precies de reden dat alles wat in de afgelopen twee uur gezegd werd over de koopkracht en alle procenten die werden genoemd, door niemand meer worden geloofd. De mensen zien hier allerlei spelletjes en misschien werkelijkheden over de koopkracht, maar ze zien ook een premier die hier zegt dat we verdergaan met de Wet werk en zekerheid, maar die bij ondernemers zegt: dat zeg ik als premier, terwijl ik, Mark Rutte, er ook van af wil; wees niet bang. Deze premier moet toch snappen dat alles wat wij hier doen futiel wordt op het moment dat politici op die manier van twee walletjes eten? Ik hoop dat hij dat beseft. Minister Rutte: De heer Buma heeft het kanon naar buiten gereden, maar hier zijn we het volgens mij snel over eens. Het CDA zat ooit ook in een coalitie: in elke coalitie sluit je compromissen. Dat is een heel normale werkwijze. Ik steun dit compromis. Maar in hun verkiezingsprogramma's kleuren partijen dingen naar hun eigen politieke partij. Daarin zeggen ze wat ze zouden willen realiseren als ze in hun eentje 76 zetels hadden; de heer Zijlstra refereerde daar gisteren aan. Dat is het normale politieke handwerk. De heer Buma schiet hier nu kanonskogels op af, maar dit is het normale politieke werk. Natuurlijk zal in het VVD-verkiezingsprogramma ongetwijfeld een en ander staan over dit onderwerp, maar ik ben minister-president en steun dit compromis, draag dat uit en verdedig dat hier. Datzelfde zal ook voor de heer Buma gelden, die in de afgelopen jaren niet veel maar wel het nodige heeft gesteund. In het CDA-verkiezingsprogramma zal ook blijken dat hij dingen verder zal kleuren voor het CDA. Ik ga dan niet tegen hem zeggen dat dat gek is of dat de kiezers dat niet snappen. Die snappen dat namelijk heel goed. We horen de heer Buma dan als lijsttrekker van zijn partij, die zegt: als ik het in mijn eentje voor het zeggen heb, zal ik deze dingen nog wat verder aanpassen. Ik kan daar heel veel voorbeelden van geven. Ik herinner me de 5 miljard van vorig jaar. Toen zei de heer Buma ook: ik steun het, maar zou het eigenlijk nog best iets anders willen. Dat vind ik heel normaal. De heer Van Haersma Buma (CDA): De minister-president heeft niet gezegd: we moeten compromissen sluiten, dat is van alle tijden en ik sta erachter. Nee, hij zei iets anders. Daarom kom ik erop terug. Hij zei: ik, Mark Rutte, wil het als ik eerlijk ben eigenlijk helemaal niet; het is een compromis, het moet van de PvdA en ik ben er niet voor. Hij zat er wel als premier. Dat is een van de redenen waarom ze ons nooit meer vertrouwen. Het is echt hetzelfde als spreken over €1.000 erbij en na afloop zeggen: dat zei ik, maar u begrijpt toch ook wel dat ik compromissen moet sluiten? Of: ik zei wel dat er geen cent meer naar Griekenland gaat, maar jullie snappen toch ook wel dat ik dat niet meen? En: als ik eerlijk ben, snappen jullie ook wel dat ik mijn woorden over een kabinetscrisis niet meen. Maar dat is niet zo. Als het zo was, zou het vertrouwen in het kabinet echt niet maar 21% zijn. Als het zo was, zou het vertrouwen in de politiek groter zijn. Mensen hebben het door. Het premierschap is niet een soort hinderlijke onderbreking van twee verkiezingscampagnes. Het is een verantwoordelijkheid. Minister Rutte: Als er iemand is die zich dat realiseert, ben ik het wel, na zes jaar. Het minister-presidentschap is all about responsibility. Ik kan dat de heer Buma verzekeren. Het gaat alleen maar over verantwoordelijkheid, het gaat over moeilijke besluiten nemen. Het gaat over de noodzakelijke maatregelen nemen in periodes waarin het land er slecht voor staat, ook als die impopulair zijn. Ik kan dat de heer Buma verzekeren. Ik heb dat meer dan ervaren in de afgelopen jaren. Ik vind het buitengewoon eervol dat ik de kans heb gekregen van de Nederlandse kiezer om dat te doen. Ik zal mijn best doen, en ik vraag respect van de Nederlandse kiezer volgend jaar op 15 maart om daarmee door te mogen gaan. Verantwoordelijkheid nemen is echter ook benoemen wat je niet goed doet. Dat doe ik ook. Dat geldt voor ons allemaal. Als dingen niet lukken, heb je dat ook gewoon te zeggen en heb je er niet omheen te draaien. Ook dat doe ik. Dat draagt volgens mij juist bij aan geloofwaardigheid. Ik ben het dus helemaal met de heer Buma eens. Het is heel belangrijk. Wij allemaal — het CDA, de VVD, de Partij van de Arbeid, alle grote volkspartijen en alle andere partijen in deze Kamer — hebben de taak om ervoor te zorgen dat het vertrouwen in de politiek groot is. De heer Buma heeft ook gelijk, het premierschap gaat alleen maar over verantwoordelijkheid nemen. Ik kan hem verzekeren dat ik dat als geen ander heb ervaren. De heer Van Haersma Buma (CDA): Zelfs in dit antwoord gaat de premier weer op de stoel zitten die hij zoveel leuker vindt: geef mij mandaat op 15 maart, want dan kan ik verder. Daar is die stoel helemaal niet voor. Wij staan hier allemaal met een heel grote verantwoordelijkheid. Nogmaals, alle politici die hier vanochtend samen proberen te praten over koopkracht en wat mensen echt raakt … Dat is totaal zinloos als politici zelf twee gezichten opzetten. Het ene van wat je echt vindt, "Mark Rutte vindt: €1.000 erbij", en het andere, "ja, dat moet van de anderen, sorry, spreek me er hier ook niet op aan". U hebt ervoor te staan, het premierschap is de kern en als u het er niet mee eens bent, moet u ermee stoppen. Minister Rutte: Ik mag deze functie uitoefenen sinds 14 oktober 2010. Dus over een paar weken is dat zes jaar. Laatst werd opgemerkt — ik geloof dat Frits Wester het zei — dat ik blijkbaar uiterlijk niet zo veranderd ben. Ik kan u echter verzekeren dat ik van binnen wel veranderd ben. Deze functie is zwaar. Ik heb heel zware dingen meegemaakt, wij hebben allemaal heel zware dingen meegemaakt. Het dieptepunt was ongetwijfeld wat in 2014 gebeurde in Oekraïne. De grote hervormingen en die op een goede manier door de Kamer proberen te leiden, met een parlementaire minderheid in de Eerste Kamer proberen om het land toch weer uit de crisis te krijgen; dat zijn heel zware verantwoordelijkheden. Die vervul ik met de grootst mogelijke concentratie en verantwoordelijkheidsgevoel. Daar hoort ook bij het gewoon benoemen en zeggen als dingen niet goed gaan, om daar niet voor weg te lopen. Ik vind dat ook verantwoordelijkheid. Leiderschap is voor mij verantwoordelijkheid nemen, maar het ook benoemen als dingen niet goed gaan. Dat hoort er juist bij. Precies omdat ik met de heer Buma van mening ben dat wij maar één taak hebben, en die is dus ervoor zorgen dat de geloofwaardigheid van de politiek vooropstaat. Dat doe je door verantwoordelijkheid te nemen. Dat doe je door het ook te zeggen als dingen niet lukken. De heer Pechtold (D66): Het is inderdaad die geloofwaardigheid, en die begint met taalgebruik, waar elke keer stoer iets in de arena wordt gegooid en vervolgens bijna door de premier genoten wordt dat wij proberen te zeggen "zo doe je dat niet, dat is niet het goede voorbeeld dat je geeft". Naast taalgebruik vind ik nog iets veel belangrijker. Wij hebben het hier over de Wet werk en zekerheid. Het meest essentiële voor mensen is dat ze kunnen voorzien in hun leven door werk te hebben. Er is veel kritiek. Mijn partij heeft veel kritiek gehad toen die wet niet bleek te werken. Dan vraag je aan de premier of we er iets aan kunnen doen, en dan staat hij hier gewoon rustig te vertellen: nee hoor, het is een prima wet; kijk maar, het is allemaal vanzelf zoals het gaat; het is nu eenmaal jammer dat er veel mensen op schopcontracten zitten en flexbanen hebben, maar deze wet werkt. Vervolgens is hij even bij ondernemers en zegt hij: als ik mijn zin zou krijgen, heb ik een kabinetscrisis. Een kabinetscrisis! Met andere woorden: niet even wat aanpassen, de hele wet wordt door hem beoordeeld als onzin. Dat is waar het vertrouwen in één keer breekt bij mensen. Minister Rutte: Ik heb net geschetst hoe wij ook, terwijl de wet er is, dingen aanpassen die niet goed werken, bijvoorbeeld bij seizoenswerk, en wij hebben andere discussies gehad. Dat vind ik ook het normale werk van ons als politici. Bij heel grote hervormingen heb je dat te doen. Ik neem aan dat de heer Pechtold ook aanpassingen heeft kunnen aanbrengen in het sociaal akkoord, toen wij in 2013 de gesprekken hadden om steun te krijgen van D66, ChristenUnie en SGP. Dat is het normale werk. Het is ook normaal dat in verkiezingsprogramma verder gekleurd wordt naar de eigen politieke stroming. Dat is heel normaal. Dat zal ook de heer Pechtold doen bij tal van zaken waaraan hij steun heeft gegeven. Dat is dus helemaal niet vreemd. De heer Pechtold hoeft er niet aan te twijfelen dat ikzelf en het gehele kabinet tot 15 maart, en ook na 15 maart als dit kabinet demissionair is en er aan een nieuw kabinet wordt gesleuteld, de volle verantwoordelijkheid nemen om deze grote stelselwijzigingen tot een succes te maken. De heer Pechtold (D66): Over de aanpassing van seizoensarbeid krijg je geen kabinetscrisis. Het gaat erom dat u na zes jaar nog steeds niet doorhebt dat het er bij de betrouwbaarheid van de politiek vooral om gaat hoe je als premier acteert. De premier heeft destijds gesproken over "het grote rode gevaar" en heeft gezegd dat de zandkorrels zouden opraken als je bepaalde mensen de Sahara toevertrouwt. Ik houd van humor, maar mensen denken dan: daar gaat hij nooit mee samenwerken. Vervolgens zei de premier na zes weken: nee, dit wordt een coalitie van acht jaar. Na zes weken was het opeens voor acht jaar. Vanaf dat moment — en ik denk dat dat uw probleem is — hebben mensen zelfs positieve boodschappen niet meer geaccepteerd, omdat de basis van vertrouwen elke keer onder druk staat. Nu naar de inhoud van de wet. Het gaat hierbij over werk en over de wijze waarop we dat als wetgever tot stand brengen. Als je zegt dat de wet van de collega naast je, Asscher, eigenlijk zo'n puinhoop is dat er een kabinetscrisis zou ontstaan als je dat eerlijk zou zeggen, dan doe je dat over de rug van mensen die een baan zoeken. Dat is na zes jaar nog steeds het probleem. Minister Rutte: Eerst kom ik terug op 2012. De heer Pechtold refereerde daar gisteren ook aan. We kennen de verkiezingsuitslag: mijn partij had 41 zetels, de partij van Diederik Samsom had er 38. Er werd een onderzoek gedaan en alle andere partijen, inclusief D66, zeiden dat die twee het eerst met elkaar moesten proberen. Het land lag inmiddels vier jaar stil. De PVV was weggelopen uit het Catshuis op een dieptepunt van de economische crisis. Zij had geen verantwoordelijkheid genomen. We hebben toen een verkiezingscampagne van vier maanden gehad. Vervolgens moest er een formatie komen, die normaal gesproken minstens twee, drie maanden duurt. Kan ik mij op dat moment de luxe veroorloven om te zeggen dat ik helemaal niet met de Partij van de Arbeid wil? Terwijl de kiezer zegt dat de VVD de allergrootste partij is? Terwijl alle andere partijen zeggen af te haken? Er kan dan maar één ding gebeuren: het landsbelang centraal stellen. Het landsbelang was dat er op dat moment zo snel mogelijk een kabinet zou komen dat nog in staat was om invloed te hebben op de begroting voor 2013. Dat kon niet anders. Het zou tegen het landsbelang in zijn gegaan als ik mijzelf toen had ge-indulged en had gezegd: ach, ik heb in de campagne gezegd dat ik niet met de Partij van de Arbeid in zee wil. De kiezer had immers gezegd dat wij de twee grootste partijen waren. Ik zou de kiezer dan in de steek hebben gelaten, ik zou het land in de steek hebben gelaten en ik zou mijn verantwoordelijkheid niet hebben genomen. Ik zei het net tegen de heer Buma en ik zeg het nu tegen de heer Pechtold. Mijn baan gaat maar over één ding: verantwoordelijkheid nemen in de moeilijkste tijd voor dit land van de afgelopen 40, 50 jaar. Verantwoordelijkheid nemen betekent ook dat je met een partner gaat werken die je niet zelf als eerste zou hebben uitgekozen, maar die wel verantwoordelijkheid wil nemen. Alle anderen zeiden dat wij het moesten doen en dat het niet anders kon. Het was in het belang van het land. De heer Pechtold (D66): Nu komen we tot het punt. Hoe kwamen die 40 zetels er? Door de dag voor de verkiezingen te zeggen dat je af zou blijven van de hypotheekrente en dat punt de dag erna weer in te leveren. Hoe kwamen die 40 zetels er? Door te zeggen dat iedereen €1.000 krijgt. Ja, ik snap werkelijk niet dat er mensen in zijn gestonken, maar ze deden het. Daardoor kwamen die zetels er. De premier moet nu niet zeggen dat hij toen ineens 40 zetels had en met Samsom moest samenwerken. Dat is geschiedvervalsing, want andere partijen zeiden op dat moment: "Jullie hebben zo'n strijd geleverd, los eerst maar eens die grote verschillen op waarover jullie elkaar ongeveer tot het onmogelijke hebben verklaard. Daarna willen we best kijken". Dat is ook precies gebeurd, alleen niet in een coalitie, want tussen dat vechthuwelijk hoef ik niet te zitten. Nu gaat het om betrouwbaarheid. We hebben het over de Wet werk en zekerheid, want die verkiezingen komen wel. Als je over de Wet werk en zekerheid zegt dat het zo'n puinzooi is dat het verdorie een kabinetscrisis kan worden, vind ik dat je het lef moet hebben om te zeggen dat die wet wordt aangepast. Dan laten we die meer dan 500.000 mensen die op zoek zijn naar een baan niet nog langer wachten omdat het voor de verkiezingen en voor Mark Rutte even niet uitkomt. Als uw verkiezingsbeloften een financieel product waren, dan zouden we die van de buis halen! Minister Rutte: De heer Pechtold zegt eigenlijk het volgende. In september 2012, toen het land in diepe crisis verkeerde, heeft hij vanwege de wijze waarop de campagne was verlopen gezegd dat hij en D66 geen verantwoordelijkheid zouden nemen, omdat de twee genoemde partijen eerst maar eens even de verschillen moesten overbruggen. Ja, dat hebben die twee gedaan, omdat wij gezien de stand van het land niet de luxe hadden om maanden ruzie te gaan zitten maken en vervolgens te kijken hoe wij eruit moesten komen. Het land moest bestuurd worden. Wij zagen de tekorten enorm oplopen. Wij zagen de economie inzakken. Wij zagen dat wij het vertrouwen van de financiële markten aan het verliezen waren. De werkloosheid ging richting de 8% en verdubbelde ten opzichte van de situatie voor 2008. Wij zaten in een buitengewoon ernstige, onhoudbare situatie. Dus wie neemt hier nou verantwoordelijkheid? De heer Pechtold heeft het in 2013 wel gedaan. Ik zal nooit vergeten dat hij mij hier aansprak en zei: weet je nog, acht zetels in de Eerste Kamer, de optelsom van SGP, ChristenUnie en D66. Dat ging over het woonakkoord. Dat is de heer Pechtold die ik ken. Dat is ook de heer Pechtold die ik hoop hier voor mij te hebben. Wat hij nu zegt over zijn mindset in september 2012 is hem niet waardig. De heer Pechtold (D66): Pure geschiedvervalsing. Eerst werden de verschillen met de PvdA opgepompt. De PvdA wilde bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek wél beperken, omdat die partij net als de mijne zag dat de hypotheekrenteaftrek, de grootste subsidie die wij in dit land verstrekken, leidt tot een vaste woningmarkt. Eerst de verschillen oppompen en ze daarna overbruggen. Hoezo overbruggen? Het duurde acht, negen maanden en toen zat het hele kabinet in het moeras. Weet u nog met dat pensioenakkoord? Alles zat vast. U had niet naar die Eerste Kamer gekeken, maar los daarvan waren de verschillen er nog steeds. Ze waren alleen even weggemoffeld. Vervolgens moesten wij al die plannen weer aanpassen. Vervolgens moesten wij weer zorgen dat het socialer en werkbaar werd. Dat is leiderschap. Maar het allerbelangrijkste wat ik u over de afgelopen weken kwalijk neem, is dat er een wet is die niet blijkt te werken, dat u daar wél campagne over voert, maar dat u geen maatregelen neemt. Minister Rutte: Ik hou mij vast aan de Pechtold van 2013. Die staat hier volgens mij vandaag ook. Dat is de leider van D66 die wél verantwoordelijkheid neemt. Ik negeer dan maar de Alexander Pechtold uit 2012 die tijdens een ernstige crisis zei: ach, regelen jullie het maar, ik geef even niet thuis. Ik vond dat onbegrijpelijk. Volgens mij zijn hij en ik het erover eens: politiek gaat alleen maar over verantwoordelijkheid nemen. De heer Pechtold (D66): Voor de laatste keer. De voorzitter: Voor de laatste keer. De heer Pechtold (D66): Zullen wij even teruggaan naar 2012? Dat avontuurtje met Wilders, die nog steeds niet helemaal wordt uitgesloten? Midden in de crisis werd een kabinet gevormd dat na een jaar alweer op de keien lag met alle economische effecten van dien. Weet u nog wie toen de begroting hebben gedaan? Wij hebben uw hele kabinet, uw hele ellende toen gered, gewoon door te durven beleid te maken, door te durven zeggen dat er iets moet gebeuren als wetten niet werken, door te durven de AOW-leeftijd te verhogen, met steun van anderen. Ja, dan kan ik ook premier spelen. Minister Rutte: Niet in het kabinet, dat durfde hij niet. Ik kom op Europa en het internationaal beleid. Kan dat nog voor de lunch, voorzitter? De voorzitter: Als u daartoe in staat bent. Minister Rutte: Ik wel. De heer Buma citeerde gisteren De Tocqueville. Ik meen dat hij niet citeerde uit diens verhaal over Frankrijk. Het is mooi dat De Tocqueville geciteerd werd, want het zegt ook iets over Europa. De Tocqueville maakt in het mooie boek over de democratie van Amerika een vergelijking tussen Amerika en Frankrijk. Hij zegt dat hij beide heeft waargenomen. Als er in Amerika een boom omvalt, komen de boeren naar buiten met hun zagen en spullen en gaan zij de boom opruimen, zodat de weg weer vrijkomt. Als hetzelfde in Frankrijk gebeurt, komen de boeren naar buiten en rennen zij naar de burgemeester: er is een boom omgevallen; wat gaat u daaraan doen? Dat is een groot verschil tussen Amerika en Europa. Ik zal Amerika hier niet verheerlijken. Als het gaat om het sociaal stelsel et cetera is dat zeker niet onze gewenste droom. Maar het laat wel zien hoe ingewikkeld het is om in de Europese Unie met elkaar samen te werken. Dit soort ingebakken culturele verschillen zijn er nou eenmaal tussen landen en die zullen wij op de een of andere manier met elkaar moeten overbruggen. Als je dat niet doet, leidt dat tot wantrouwen tussen noord en zuid en tussen oost en west. Wij voeren veel debatten over Europa, dus ik wil nu ingaan op een paar concretere vragen. Zo is er gevraagd naar de hele kwestie van de aanbestedingsbureaucratie. Ik kan zeggen dat het kabinet werk maakt van de Europese Unie die zich richt op hoofdzaken. Ik ben er trots op dat de Europese Commissie dat met eerste vicepresident Timmermans ook doet. Wat ons betreft is een beter Europa ook niet meer Europa. Het gaat nu vooral om het uitvoeren van de gemaakte afspraken, waarbij niet ieder probleem een Europese oplossing verdient. Veel zaken moeten door de lidstaten zelf worden aangepakt. De heer Van der Staaij sprak over banenplannetjes. Ik denk dat hij daarmee doelt op het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, het Juncker-fonds. Ik ben het met hem eens dat we ervoor moeten zorgen dat het fonds de dingen doet die het moet doen. Het moet een investeringsfonds zijn en geen banenplan. Daar zullen we dus scherp op letten. Europees aanbesteden is inderdaad lastig maar het heeft ook voordelen. Zo gaat het corruptie tegen en zorgt het voor effectieve overheidsbestedingen. Ik kan de heer Van der Staaij zeggen dat Nederland blijvend aandacht heeft voor het terugbrengen van de lasten bij aanbestedingen; dat zagen we recent bij de herziening van de aanbestedingsrichtlijnen. We zien het ook bij de pensioenen, want het is nu zo dat de Nederlandse toezichthouder kan ingrijpen als een Nederlands pensioenfonds naar het buitenland wil vertrekken. Dat lijkt mij een goede zaak en je ziet dus dat het ook positieve kanten heeft. Ik ben het in algemene zin met hem eens dat we er heel scherp op moeten letten dat het niet leidt tot meer bureaucratie. Het hele doel is simplificatie: minder gedoe en een Europa dat zich richt op de hoofdlijnen. Er is ook een vraag gesteld over het Oekraïnereferendum. Daarover hebben we vorige week ook gesproken in het debat ter voorbereiding van de top in Bratislava. De Kamer kent het standpunt van het kabinet. Ik denk dat we uiteindelijk niet zullen ratificeren. Ik denk dat dat uiteindelijk de uitkomst is, maar ik wil toch een poging doen om met het kabinet en de Kamer een inhoudelijk antwoord te vinden op de nee-stem. Waarom is dat nodig? Als je niet ratificeert vanwege de nee-stem bij het referendum, dan kan tot 85% van de inhoud van het associatieakkoord gewoon worden gedaan door de Europese Unie zelf. Dat deel gaat dus in zijn geheel door en dan blijft er 15% over, maar die 15% kan voor een groot deel intergouvernementeel worden gerealiseerd. Landen kunnen namelijk met de Oekraïne afspreken dat ze het toch doen. Ik zou degenen die zeiden dat Nederland nee moest stemmen, dan willen vragen of dat de uitkomst is die zij wilden, namelijk dat Nederland niet meedoet maar dat de rest bijna helemaal doorgaat. Het is mijn politieke taxatie dat dat uiteindelijk zal gebeuren. Ik denk dat het nee-kamp dan zal zeggen dat we een kat in de zak hebben gekocht. Daarom vind ik het waardevol om te bekijken of het lukt om een inhoudelijk antwoord te vinden op bezwaren als dat er meer geld naartoe zou gaan, er meer defensiesamenwerking zou komen en er te veel corruptie is. We doen daartoe een poging en we doen dat zo snel mogelijk omdat we het niet langer willen laten duren dan nodig is. Als dat lukt komt het kabinet met een voorstel om inhoudelijk de zaak met alle 28 zo te regelen dat het volstrekt scherp is dat we een gezamenlijk antwoord hebben op de bezwaren die zijn geuit. Als dat niet lukt — ik denk dat de kans groot is dat het niet lukt — zal het kabinet komen met het voorstel om niet te ratificeren. Nogmaals, het is mijn voorspelling dat niet-ratificeren op de eerst dag zal leiden tot "hoera, ze doen wat we gevraagd hebben" en op de tweede dag tot een "kat in de zak"-gevoel omdat dan blijkt dat het meeste gewoon doorgaat. De voorzitter: Voordat ik de leden het woord geef voor interrupties, wil ik eerst weten of u dit punt heeft afgerond. Minister Rutte: Met het Oekraïnereferendum ben ik klaar maar er zijn nog wel een paar andere vragen gesteld. De voorzitter: Ik zou u toch willen voorstellen om eerst het hele blokje af te maken. Minister Rutte: Er is een vraag gesteld over defensie en veiligheid. Misschien mag ik daarvoor verwijzen naar het bedrag dat in 2020 oploopt tot 870 miljoen. Dat bedrag wordt gebruikt voor extra investeringen in de krijgsmacht. Verder ligt er natuurlijk nog de motie-Van der Staaij waarin wordt gevraagd om meerjarig te kijken naar investeringen. Zoals ik al vaker heb gezegd, zullen wij de vervolgstappen bezien in het licht van de internationale veiligheidssituatie en de beschikbare financiële mogelijkheden. Er is een vraag gesteld over het optreden in Noord-Syrië. Er is mij zelfs gevraagd om het te veroordelen. Zover wil ik niet gaan. We moeten ons realiseren dat de Turken aan hun eigen grenzen ISIS-strijders moeten bestrijden. We zijn wel van mening dat er alles aan moet worden gedaan om verdere escalatie in Syrië te voorkomen. Nederland roept ook op om de acties te beperken tot de bestrijding van ISIS. Het is van groot belang dat Turkije deze militaire operatie in Noord-Syrië in nauwe afstemming met de andere partners van de anti-ISIS-coalitie uitvoert. Ingewikkeld is hierbij de rol van de YPG, de Koerden in Noord-Syrië. Ook Nederland steunt de gedachte — wij roepen daartoe ook op — dat zij zich niet bewegen ten westen van de Eufraat. Het is van groot belang dat zij een rol kunnen spelen. Turkije is een bondgenoot, maar ook de YPG. De YPG speelt hierin een belangrijk rol. Deze eenheden zijn een belangrijke partner op de grond, on the ground in de strijd tegen ISIS, en ze zijn, zo moeten wij ons realiseren, de enige grondtroepen die ook in staat zouden zijn om Raqqa te bevrijden van ISIS. Wij kunnen ons daar dus niet zomaar van vervreemden. Het is dus een zorgvuldig opereren, waarbij naar mijn mening de Amerikanen een verstandige koers varen. Dat waren mijn antwoorden op de vragen internationaal. De heer Pechtold (D66): Dat Oekraïnereferendum. Ik was natuurlijk, met de premier, teleurgesteld over de uitslag, maar dat is democratie. Ik heb er campagne voor gevoerd met mijn partij en wij hebben dat verloren. De premier heeft voor de zomer, in de zomer en na de zomer een standpunt beloofd. Ik vind dat het laten slepen van zo'n uitslag heel slecht is voor het vertrouwen. Dat zie je nu ook bij wat de Britten aan het doen zijn. Volgens mij waren ze verrast over de uitkomst van hun referendum, maar nu gaan ze het uitsmeren omdat ze zien dat de effecten slecht zijn. Juist daarom moet je aan ja- en neestemmers laten zien wat de effecten zijn. En natuurlijk zullen, dat wisten we, 27 andere landen een relatie met Oekraïne hebben, terwijl Nederland die op een andere manier heeft. Laat die effecten dan maar zien. De wereld zal niet vergaan, maar de kiezer heeft gesproken en de duidelijkheid is er dan. Juist het feit dat er dan verschillen zijn, is heel illustratief voor wat een keuze inhoudt. Ik zou dus willen zeggen: niet langer dralen, niet langer "de grote sneeuwschuiver", zoals de premier zelf weleens zegt, die dat idee dan maar vooruitschuift. Laat maar zien in Europa: Nederland ratificeert niet en dit zijn de effecten. Is de premier dat met mij eens? En mijn vraag in eerste termijn was: kunnen wij dus nu gewoon voor november dat standpunt van het kabinet krijgen? Minister Rutte: Ik vind het een onverstandige lijn. Wat je dan doet, is namelijk dit. Je zegt tegen het nee-kamp: we doen niet mee. Dat is wat de heer Pechtold hier als optie suggereert. Dat kan, en mogelijk is dat ook de uitkomst. Maar wij moeten ons ook realiseren wat het effect daarvan is, namelijk dat de nee-stem op geen enkele manier wordt bediend. Het enige wat die krijgt is dat Nederland niet meedoet, maar dat was niet de vraag van de nee-stem. De vraag van de nee-stem was om dat hele associatieakkoord van tafel te krijgen. Dat gaat niet van tafel. Dat gaat grotendeels gewoon door. Ik denk dat dat ook voor het gevoel van inspraak en democratie niet goed is. Je kunt wel met elkaar bekijken of je een inhoudelijk antwoord kunt vinden op de nee-stem. Kunnen wij ervoor zorgen dat de bezwaren die naar voren kwamen wel worden geadresseerd? Dan meen ik dat je een veel intelligenter antwoord formuleert. Dat is ingewikkeld, dat lukt niet in een paar werken. Maar ik hoor wat de heer Pechtold zegt. Wij zullen dat zo snel mogelijk doen. Dat kan ik hem verzekeren. De heer Pechtold (D66): "Zo snel mogelijk" vind ik gewoon geen antwoord als er drie beloftes zijn: ik doe het vóór de zomer, ik zorg ervoor tijdens de zomer en ik zorg ervoor vlak na de zomer. Dat heeft de premier gezegd. En nu is het weer "zo snel mogelijk". Dat is weer een belofte die een oneindigheid heeft. Juist het interpreteren van wie ja gezegd heeft of nee gezegd heeft of thuisgebleven is en daar misschien ook iets mee wilde zeggen, is niet aan ons. Het was een nee. En iedereen weet, of komt er dan achter, wat dat nee betekent. Ik vind het juist heel belangrijk dat dat duidelijk wordt en niet dat wij nu voor de nee-stemmers gaan denken. Nee, als zij zelf niet doorhadden dat dan de andere 27 landen doorgaan … Dat is in die campagne ook wel aan de orde gekomen, hoor! Dus laten wij nou alsjeblieft dat standpunt hebben. Dan weet Europa waar wij aan toe zijn. Dan weet ook Nederland, ja, nee of thuisblijver, wat de effecten zijn. Minister Rutte: Wat ik steeds gezegd heb, is dat wij het zo snel mogelijk doen. Ik heb steeds genoemd wanneer wij met tussenstappen zullen komen. Volgens mij zitten wij nog steeds in dat tijdpad, en wij doen dat zo snel mogelijk. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Op 6 april is 61% van de kiezers heel duidelijk geweest, en zij hebben gezegd: nee. En nee is nee. De minister-president heeft keer op keer beloofd met uitsluitsel te komen hoe hij hiermee omgaat, en iedere keer schuift hij het voor zich uit, kunnen wij erop wachten. De minister-president negeert daarmee de wet. Kan de minister-president nu, bij dezen, uitsluitsel geven wanneer wij duidelijkheid krijgen? Ik zou zeggen: vóór 1 oktober. Het heeft al lang genoeg geduurd. Het heeft al 160 dagen geduurd. 1 oktober is prima. De voorbereiding had allang plaats kunnen vinden. Er is niets gebeurd. Minister Rutte: Ik begrijp de heer Bontes oprecht niet. Hij vraagt om het een-op-een door te vertalen naar het nee. Dat is mogelijk ook de uitkomst. Ik ben het met hem eens dat je dat zo snel mogelijk moet doen. Hij gaat echter helemaal niet in op mijn argument dat mensen uiteindelijk het gevoel zullen hebben: maar het gaat allemaal toch door, maar dan zonder Nederland; dat is niet wat we wilden. Hij is een vertegenwoordiger van het neekamp. Mensen zullen dan toch het gevoel hebben: we hebben een kat in de zak gekocht? Het is toch niet zo gek dat dat mijn tegenargument is? Ik ben het wel met hem eens dat we dat zo snel mogelijk moeten doen. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dat is een interpretatie van de minister-president van het gevoel van de mensen. De mensen hebben maar één gevoel: er wordt niets gedaan met de uitkomst van dit referendum. Dat is het gevoel bij de mensen en niet "ik word onvoldoende gehoord" of "er moet compromis op compromis gevonden worden". De mensen die nee hebben gezegd, zijn heel duidelijk geweest: nee is nee. De minister-president negeert dat. Ik begrijp niet dat hij dat blijft doen. Ik krijg de indruk dat hij het zelfs over de verkiezingen heen wil tillen. Minister Rutte: De indruk laat ik dan maar even aan de heer Bontes. Ik antwoord hier oprecht dat wij het zo snel mogelijk willen, maar dat het complex is om in Europa een inhoudelijk antwoord te formuleren dat recht doet aan de nee-stem. Dat is ingewikkeld en ik denk ook niet dat dat lukt, maar ik wil het wel proberen. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het alternatief, namelijk zeggen dat we niet ratificeren, zal leiden tot een gevoel bij de mensen die nee gestemd hebben: dat was niet wat we wilden. De heer Bontes behoort tot die groep. Waarom zou de heer Bontes niet willen proberen om te bekijken of we datgene wat in de discussie in de weken voor het referendum steeds naar voren kwam over toetreding, over geld, over defensiesamenwerking, over corruptiebestrijding en over andere zaken, een plek kunnen geven? Waarom zou hij dat niet willen proberen? De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Omdat de kiezers duidelijk zijn geweest en hebben gezegd: nee. Nu zegt de minister-president: maar dat bedoelen ze eigenlijk niet zo. Nee, dat bedoelen ze wel: nee is nee, ratificeer dat verdrag niet. Er is unanimiteit en dan gaat het verdrag van tafel. Zo simpel werkt de EU op dat punt. Alleen maken de regeringsleiders het moeilijk. De minister-president maakt het moeilijk en ingewikkeld, omdat hij het vervelend vindt om tegen zijn vrienden in Brussel te zeggen "nee is nee". Minister Rutte: Volgens mij bleek in de brede maatschappelijke discussie in de weken voor het referendum heel duidelijk dat mensen wilden dat het hele associatieverdrag van tafel ging. Het was niet hun opzet dat Nederland niet zou meedoen. Nee, de opzet was dat het hele associatieverdrag van tafel zou gaan. Ik schets dat dat niet gebeurt, maar dat het overgrote deel gewoon doorgaat. Ik heb een vraag terug aan de heer Bontes: als wij niet ratificeren en het overgrote deel toch gewoon blijkt door te gaan, wat zal dan de reactie zijn van de nee-kiezer? De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dat is het besluitvormingsproces in Brussel. Als de minister-president nee zegt, wordt er niet geratificeerd, gaat het verdrag gewoon van tafel en moeten de andere landen zich daarbij neerleggen. Zo simpel is het. Minister Rutte: Dat gebeurt niet, schets ik hier. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Houdt u zich dan niet aan een democratisch recht van het Nederlandse volk? Minister Rutte: Jawel. Dat verdrag gaat misschien wel van tafel, maar de Unie kan bijna 85% van wat er in het verdrag staat rechtstreeks met Oekraïne regelen. Over de rest kunnen de andere landen een afspraak maken met Oekraïne, waardoor datgene wat op tafel lag materieel grotendeels doorgaat. Nogmaals, daarmee is het neekamp toch niet tevreden? Het neekamp wilde toch dat dit allemaal inhoudelijk van tafel ging? Mijn stelling is dat dat niet gaat gebeuren. Het gaat allemaal grotendeels gewoon door. Wat er dan overblijft, is een nee-stemmer die zal zeggen: maar dat was niet wat we wilden. De voorzitter: Mevrouw Thieme. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het neekamp wilde dat het inhoudelijk van tafel ging. Zo simpel is dat. Minister Rutte: Maar dat gebeurt toch niet? Mijn punt is: dat gebeurt niet. De voorzitter: Dat hebt u gezegd en u mag geen vragen meer stellen aan de heer Bontes. Mevrouw Thieme (PvdD): Ik maak bezwaar tegen het wegzetten van de meerderheid van de Nederlandse bevolking als een kamp. De meerderheid van de Nederlanders vindt dat dit verdrag niet geratificeerd moet worden. De minister-president heeft een punt, namelijk dat heel veel van het verdrag al in werking is getreden vanwege de Europese grondwet, die namelijk toestaat dat Brussel zelfstandig het handelsgedeelte gewoon in werking kan laten treden. Ik wil de minister-president nog een vraag stellen over de andere vrijhandelsverdragen die op stapel staan. CETA is zo'n vrijhandelsverdrag dat nu al op het punt staat, voorlopig in werking te treden. Dat is exact hetzelfde als met Oekraïne. Mensen zijn tegen CETA. Wil de minister-president, om te voorkomen dat we hetzelfde krijgen als met Oekraïne, zich in Brussel sterk maken voor een nee tegen voorlopige inwerkingtreding van CETA, voordat er hier in het parlement wordt nagedacht of wij CETA wel willen? Anders krijgen we weer achteraf het verhaal: we kunnen CETA niet tegenhouden, want het is al voorlopig in werking getreden. Minister Rutte: Daarover is vorige week een heel debat in de Kamer gevoerd. Maar ik wil even terug naar wat u zegt over Oekraïne. Ik had het niet over voorlopige werking, want als Nederland niet ratificeert, zal op enig moment ook die voorlopige werking haar rechtsgrond "over tijd" verliezen. Nogmaals, daar zit mijn punt niet. Ik snap dat dat gek wordt gevonden, maar dat is het probleem niet. Op een gegeven moment zal dat rechtens aflopen. Inhoudelijk/materieel gaat het overgrote deel van dat associatieakkoord uiteindelijk gewoon door. Dat kan namelijk door Europa opnieuw met Oekraïne worden afgesproken. De rest kan tussen de 26 en Oekraïne worden afgesproken. 61% van degenen die opkwamen, heeft nee gestemd; dat was een grote overwinning. Ik heb uit de discussie in de weken daaraan voorafgaand niet de indruk gekregen dat zij wilden dat Nederland niet zou tekenen. Zij wilden dat het verdrag helemaal van tafel ging. Nu dat niet blijkt te lukken, vraag ik of het niet slimmer is om te kijken hoe je alle inhoudelijke bezwaren die naar voren kwamen een plek kunt geven. Mevrouw Thieme (PvdD): Van de mensen die nee hebben gestemd, hebt u niet het mandaat gekregen om opnieuw te gaan onderhandelen. Het was heel duidelijk: er moet een wet komen waarin duidelijk wordt dat wij dat verdrag niet gaan ondertekenen. Dat is een simpele opdracht, die de minister-president zo spoedig mogelijk — die uitspraak is zes maanden geleden gedaan — moet uitvoeren. Om te voorkomen dat we straks met andere vrijhandelsverdragen hetzelfde mistige spel gaan spelen, met een kabinet dat weer aangeeft dat Brussel zelfstandige bevoegdheden heeft om door te zetten, verzoek ik de minister-president om ook het CETA-verdrag met Canada niet voorlopig in werking te laten treden, alvorens het parlement daarover gesproken heeft en de kans is gegeven om daarover een referendum te houden. Daarvoor bestaat namelijk inmiddels al bijna een meerderheid. Minister Rutte: Mevrouw Thieme heeft, heb ik zo het vermoeden, tegengestemd. Haar doel was toch niet om er daarmee voor te zorgen dat alles gewoon doorgaat, zij het dat Nederland daar niet aan meedoet? Haar doel was toch dat dat hele ding van tafel ging? Nu blijkt dat dat niet kan, nu blijkt dat, als Nederland nee zegt, het grotendeels gewoon doorgaat. Is mevrouw Thieme dan nog steeds tevreden als Nederland niet tekent? Of zegt zij dan niet: dan kun je beter kijken hoe je inhoudelijk de belangrijke punten die in de discussie ook door haarzelf zijn genoemd, alsnog kunt adresseren? Dat is toch een logischer antwoord? Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president gaat niet over waarom ik nee heb gezegd. Net zo min als dat hij gaat over al die andere mensen die om hun moverende redenen nee hebben gezegd. De vraag lag simpelweg voor: bent u voor of tegen dit verdrag, en als u tegen bent, zal het niet geratificeerd worden. Dat was een heel simpele opdracht. De minister-president maakt er een ingewikkeld verhaal van, doordat hij gaat interpreteren en ook nog eens selectief gaat winkelen in de overwegingen die aan het nee ten grondslag lagen. Hij noemt niet eens de hele landbouwparagraaf in het verdrag, terwijl dat toch een belangrijk onderdeel was. Hij winkelt dus selectief en hij doet niet wat een meerderheid van de Nederlandse bevolking wil, namelijk niet-ratificeren. Het regeerakkoord was duidelijk: er zou een brug geslagen moeten worden tussen Den Haag en de bevolking. Hij laat nu zien dat hij dat niet heeft gemeend, want hij reageert niet serieus op het referendum naar aanleiding van het verdrag voor Oekraïne. Minister Rutte: Dus mevrouw Thieme zegt: ik ben tevreden als Nederland nee zegt, terwijl vervolgens alles gewoon doorgaat. Dat begrijp ik niet, want dat heb ik niet in de discussie gehoord. Volgens mij was het doel van de mensen dat heel Europa niet doorging. Mevrouw Thieme (PvdD): "Als alles gewoon doorgaat", dat is precies de reden waarom mensen zo'n ontzettende hekel krijgen aan het hele Brusselse instrumentarium, namelijk dat men gewoon over de mensen heen doorgaat op de ingeslagen weg van meer vrijhandel, ten koste van alles en iedereen. De voorzitter: U hebt uw punt gemaakt, mevrouw Thieme. Het woord is aan de heer Van der Staaij. De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb een korte vraag over het defensiepunt. De minister-president gaf net aan dat daar extra geld naartoe gaat. Dat is een goede zaak, maar we zitten nog steeds een eind af van de NAVO-norm en zelfs van het Europese gemiddelde. Mijn eenvoudige vraag is: wanneer zou dit kabinet willen dat wij weer op die NAVO-norm zitten? Minister Rutte: Daar kan ik geen jaartal op plakken. Ik kan wel zeggen dat wij, varend op het kompas van de motie van de heer Van der Staaij, kijken of we de komende jaren, ook financiële belangen en de internationale veiligheidssituatie afwegende, geld kunnen toevoegen aan defensie. Dat zal onvermijdelijk een stap-voor-stapproces zijn. Wij kunnen nu echter niet precies zeggen: dan en dan zitten we op die 2%. Dat heeft ook bijna geen enkel land aangegeven. De heer Van der Staaij (SGP): De minister-president kan geen exact jaartal geven, maar kan hij wel iets van een orde van grootte aangeven? Dat wordt toch internationaal afgesproken, want ook in NAVO-verband wordt alarm geslagen dat dit zo niet goed gaat en dat we daar echt naar op weg moeten. Moet ik nu denken aan 5 jaar, aan 15 jaar, aan 50 jaar? Dat maakt nog wel wat uit. Minister Rutte: Dat gaat echt over deze kabinetsperiode heen en zal dus onvermijdelijk onderdeel zijn van de formatie. Dat zal aan de formatietafel aan de orde komen. Dit kabinet zal waar de mogelijkheden zich voordoen, extra geld vinden. Dat hebben we ook gevonden, netto 200 miljoen. Als je kijkt naar het geheel over deze periode, is het 870 miljoen, en dat loopt door tot 2020. Ik voel mij echter niet gerechtigd om daar als premier van een coalitiekabinet dat over zes maanden verkiezingen heeft, meer over te zeggen. Ik kan wel zeggen wat wij nu doen, want dat staat ook in de begroting. Maar ik kan hier niet namens het hele kabinet uitspraken doen over die 2%-norm. Dat zal echt een zaak zijn voor de volgende formatie. De heer Van der Staaij (SGP): Er werd aan de formatietafel echter steeds bezuinigd op defensie. We hebben er nu juist behoefte aan om helder de urgentie te horen dat we dat echt niet op zijn beloop kunnen laten en dat we er echt, zoals de heer Zijlstra gisteren ook aangaf, rekening mee moeten houden dat, willen we die NAVO-norm binnen afzienbare tijd halen, het echt om vele honderden miljoenen per jaar gaat. Het gaat nog eerder naar een miljard per jaar dat nodig zal zijn om daar op een fatsoenlijk moment te komen. Is de minister-president dat met mij eens? Minister Rutte: Ik ben het ermee eens dat we niet de fout moeten maken — dat zou ook in strijd zijn met de motie van de heer Van der Staaij — om bij de volgende formatie weer te gaan bezuinigen. Ik denk dat dan de conclusie zal moeten zijn, wie er ook aan tafel zitten, dat we door moeten gaan met investeren in defensie, zoals we dat als Kamer en kabinet de afgelopen jaren ook hebben gedaan. Daar is geen twijfel over. Gegeven de internationale veiligheidssituatie — Oekraïne, Rusland, Syrië, Noord-Afrika, de hele situatie rondom instabiliteit in andere delen van Afrika — en de noodzaak dat Nederland daar een bijdrage aan levert, het beschermen van het eigen grondgebied en het vervangen van wapensystemen, kan de heer Van der Staaij zich volledig mij en het hele kabinet aan zijn kant weten. Daar is geen twijfel over. De heer Roemer (SP): Ik wil nog even terugkomen op het referendum over Oekraïne. Ik vind het vreemd dat de minister-president gaat vertellen wat de nee-stemmer precies bedoeld heeft. Volgens mij was het overduidelijk dat het ging om de rol van Nederland en wat Nederland zou moeten doen. Dat betekent dat de uitslag helder was: niet ratificeren. Volgens mij kan de minister-president dat gewoon zo snel mogelijk doen. Mijn vraag is dan ook of hij dat inderdaad zo snel mogelijk gaat doen. Het gaat in de kern om — anders krijg ik hetzelfde antwoord — dat politieke deel van 15%. Dat is ook het deel waarom er geratificeerd moet worden en waarom om toestemming moet worden gevraagd. Dat handelsgedeelte kan inderdaad gewoon de verantwoordelijkheid blijven van de Europese Commissie, van Europa. Daar lagen de grootste bezwaren ook niet. Die lagen in het politieke deel. Met het niet-ratificeren gaat dat van tafel. Minister Rutte: Nee. Voor degenen die nee hebben gestemd vrees ik dat dat niet van tafel gaat. De heer Bontes had net ook de opvatting dat de nee-stem tot doel had om dat hele ding materieel van tafel te krijgen. Ik schetste net de twee dingen die gaan gebeuren. Het deel oplopend naar 85% is iets wat de Europese Unie gewoon zelf kan doen en de rest zal intergouvernementeel gebeuren. De 27 landen zullen samen met Oekraïne afspraken maken over bijna het gehele restant. Uiteindelijk zal het dus allemaal doorgaan en ik denk dat de nee-stemmers dat niet als doel hadden. Dat zei ik net ook tegen de heer Bontes. De nee-stemmers wilden dat dat hele ding van tafel ging. Ik pleit daarom voor een alternatief. Als het niet lukt, lukt het niet; ik denk ook niet dat het gaat lukken, maar ik vind het de moeite waard om het te proberen. Het alternatief is om te proberen op die vier punten die ik net noemde, en misschien zijn het er nog meer, inhoudelijk een antwoord te vinden. De vraag is of je daarmee niet méér rechtdoet aan de nee-stem. De heer Roemer (SP): Voor een groot deel heeft de minister-president gelijk. Het gedeelte dat oploopt naar 85% is inderdaad een bevoegdheid van de Europese Unie. Dat gaat hoe dan ook door. Het grootste bezwaar was ook niet gericht tegen dat deel maar tegen het politieke deel, minimaal 15%. De Nederlandse kiezer heeft gezegd dat Nederland daar niet aan mee moet doen. Als alle andere landen vervolgens de noodzaak voelen om intergouvernementele afspraken te maken, dan is dat aan die andere landen. De uitspraak van een referendum in Nederland is: Nederland moet dat niet doen. Dat is zo zuiver als het maar zijn kan. Het antwoord is dus: niet ratificeren. Daar hoeven we niet op te wachten. Minister Rutte: Ik ben het op één punt oneens met de heer Roemer, namelijk over het restant. We hebben in 2012 een Fiscal Compact gesloten. In ieder geval Groot-Brittannië deed daar niet aan mee. We konden toen dus niet communautair een verdrag sluiten. Toen hebben we dat intergouvernementeel gedaan. Mijn voorspelling is dat dat stuk dat niet onder de Unie valt maar onder de lidstaten ressorteert, gewoon intergouvernementeel wordt geregeld. Dan krijg je een eindsituatie waarin wij nee stemmen, waarmee het bestaande associatieverdrag van tafel is, maar vervolgens alles herleeft en gewoon doorgaat. Ik vraag me af of de heer Roos, de heer Baudet, de heer Roemer en al die anderen die tegen waren, zich dan niet bekocht voelen. Mijn voorspelling is dat ze zich dan bekocht voelen. De heer Roemer (SP): Ik denk dat het heel zuiver is wat wij doen. Als andere landen vervolgens toch een verdrag met Oekraïne willen sluiten, dan hebben wij daar geen invloed op. Wij hebben de kiezer voorgelegd wat de rol van Nederland moet zijn. De uitslag was helder. Een duidelijke meerderheid vond dat we niet moeten tekenen. Je kunt er van alles van vinden als andere landen met wie dan ook verdragen gaan sluiten — daar kun je blij of niet blij mee zijn — maar feit is dat we moeten gaan doen wat we aan de Nederlanders hebben voorgelegd. Dus ja, kom snel naar de Kamer, maar ratificeer het niet. Tot slot heb ik nog één vraag. "Zo snel mogelijk" kan ook tot sint-juttemis zijn. Laat de minister-president in ieder geval toegeven dat hij wel de probleemeigenaar van de uitslag van het referendum is. Het kan nooit zo zijn dat hij het over de verkiezingen heen gaat tillen. Minister Rutte: Wat heb ik voor belang bij dit getouwtrek iedere keer? Natuurlijk probeer ik het zo snel mogelijk te doen. Ik zit hier ook niet op te wachten. We hebben het er al een halfuur over. Als minister-president vind ik dat ik er ook aan gehouden ben om het met elkaar te bekijken. Ik wil de Kamer misschien ook voorstellen doen om te kijken of het lukt. Maar dat weet ik niet zeker. Ik heb al gezegd dat het misschien niet lukt. Dan kom ik sowieso met het voorstel om niet te ratificeren. Ik vind het toch wel de moeite waard om te bekijken of het lukt om een inhoudelijker antwoord te formuleren dan dat wij zeggen "we doen niet mee", terwijl de rest gewoon doorgaat. Ik voorspel dat heel veel mensen hier en heel veel mensen in het land die hebben tegengestemd, op dat moment zullen zeggen: wij voelen ons bekocht. Dat snap ik dan ook nog. Tegen die mensen zeg ik dan: er was een alternatief, maar dat mocht niet van de heer Roemer. Dat lijkt mij niet verstandig, dus geef mij de kans om zo snel mogelijk te bezien of we die inhoudelijke bezwaren een plek kunnen geven. Lukt dat niet, dan komen we met de intrekkingswet. De heer Wilders (PVV): Ik kan hier echt ontzettend kwaad over worden. Ik denk dat heel veel mensen in Nederland hier woest over zijn. We hebben het in 2005 gezien met de Europese grondwet. De Nederlandse bevolking zei toen nee en het toenmalige kabinet veranderde twee komma's en ratificeerde het alsnog. De kiezer stond voor paal. We zien het nu opnieuw. Er lag maar één vraag voor, mijnheer de minister-president, één vraag. Niet: wat doet de rest van Europa als u tegen de ratificatie stemt? De vraag was: stemt u voor of tegen de goedkeuring van het verdrag met de Oekraïne? Dat was de enige vraag. De Nederlandse bevolking zei nee. Er is maar één ding dat u kunt doen: niet ratificeren. Als Europa er dan toch mee doorgaat, zegt dat meer over Europa en waarom wij afscheid moeten nemen van die bureaucraten van Brussel dan over de kiezer. De kiezer heeft gesproken op één vraag en zei nee. Als u iets anders doet, bent u de knip voor de neus niet waard. Minister Rutte: Zelfs de heer Wilders kan 27 andere landen — dan is dat niet de Europese Unie — toch niet verbieden om met Oekraïne alsnog afspraken te maken die eigenlijk hetzelfde behelzen als wat nu in het associatieakkoord staat? Dus wat krijgt Geert Wilders dan? Hij krijgt dan dat de nee-stem wordt omgezet in het intrekken van de bevestigingswet. Dan tekenen wij niet en dan kan het associatieakkoord ook niet doorgaan zoals het er ligt. Mijn voorspelling is dat het vervolgens praktisch toch helemaal doorgaat. Dat kan hij ook niet tegenhouden, want dat heeft niet eens zozeer met Europa te maken. Dat heeft vooral te maken met de vrijheid van vereniging en vergadering. Landen mogen onderling intergouvernementeel dit soort afspraken maken. Dat staat buiten de Europese Unie. Dan heeft hij toch een kat in de zak gekocht? Dan doet hij ook de mensen die nee hebben gestemd toch geen recht? De heer Wilders (PVV): Minister-president, u hebt niet te bepalen wanneer u de mensen die nee hebben gestemd, recht doet of niet. De mensen hebben nee gestemd. Dat betekent dat u het verdrag niet moet ratificeren. Als men zo dom is om het door te laten gaan, dan zonder Nederland, want wij hebben niet geratificeerd. Dat is de consequentie die u moet trekken. Het gaat niet eens alleen over dat verdrag met Oekraïne. Het gaat over het feit dat wij voor het eerst sinds 2005 weer een keer een referendum in Nederland hadden, waar dat ook over ging, en over het feit dat de stem van de bevolking moet worden gerespecteerd. Die stem moet worden gerespecteerd. Als u dat niet doet en als u dit al bijna 200 dagen in uw achterzak houdt, heeft de kiezer nog nul vertrouwen in deze politiek. Dat gaat dus veel verder dan alleen het referendum. Ik vraag u dus nog een keer of u de intrekkingswet per ommegaande, liefst vandaag, wilt indienen. Minister Rutte: Het is precies omgekeerd. Als wij doen wat Geert Wilders en een aantal anderen hier vragen, heb ik om te beginnen hier al een conflict met nee-stemmers: Roemer en Wilders aan de ene kant en Bontes aan de andere kant. Bontes heeft zojuist immers gezegd dat het hem erom gaat dat het hele verdrag van tafel gaat. Mijn stelling is dat uiteindelijk zal blijken dat het verdrag grotendeels gewoon doorgaat, voor het overgrote deel. Ik heb dan dus sowieso hier in de Kamer al een conflict met een aantal mensen. Daar kan ik niets aan doen; dat heeft gewoon te maken met het feit dat je andere landen niet kunt verbieden om met elkaar door te gaan. Daarbij gaat het niet om de Europese Unie, maar in de eerste plaats om landen die onderling zo'n afspraak maken met Oekraïne. Mijn voorspelling is dat dat gaat gebeuren. Dan is het dus onvermijdelijk dat mensen het gevoel zullen hebben dat zij eigenlijk zijn bekocht, dat zij een kat in de zak hebben gekocht en dat het niet zo is uitgekomen. Mijnheer Wilders, ik begrijp werkelijk niet waarom u dat risico wilt nemen, want dat is nou juist waardoor de kiezer zich bekocht zal voelen. De heer Wilders (PVV): De minister-president is de kat in de zak. U bent de kat in zak, want de Nederlandse bevolking heeft gestemd. De Nederlandse bevolking heeft nee gezegd. Zij heeft u niet gevraagd om dat te interpreteren en wat het beste resultaat is. Nee is nee. Zelfs de heer Pechtold, die zoals hij zelf zojuist zei, campagne heeft gevoerd om de nee-stem tegen te houden, zegt nu: voer dit uit! Vriend en vijand van het referendum en van het verdrag zeggen: luister naar de Nederlandse bevolking. Als u dat niet doet, is niet het resultaat de kat in de zak, maar bent u de kat in de zak. Minister Rutte: We kunnen wel steeds harder praten, maar daarmee nemen de argumenten niet toe in kracht. De heer Pechtold (D66): "Zo snel mogelijk" kun je een halfjaar later niet zeggen. In de wet staat "zo snel mogelijk". Ik heb naar de antwoorden geluisterd. We hebben nog vijf maanden. We gaan toch niet meemaken dat de premier dit gewoon voor zich uitschuift? Hij denkt toch niet: straks is er het argument dat er verkiezingen zijn en dan leg ik dit gewoon heerlijk op de tafel van een nieuw te vormen coalitie, die dan kan gaan uitzoeken wat er moet gebeuren? Dit is weer een voorbeeld van verantwoordelijkheid en vertrouwen. Het is de taak van de premier om dit uit te voeren als werkelijk van links tot rechts, van keihard voor tot keihard tegen, wordt gezegd: voer dit uit en kom met een standpunt. Dit is ook een voorbeeld voor de Britten, die nu doen alsof je gratis nee kunt zeggen tegen Europa. Dat kostte binnen een week gelijk al 30 miljard voor de pensioenfondsen hier in Nederland en het pond knalde omlaag. De Britten weten het nu te remmen. Weet u waarom ze het weten te remmen? Omdat ze het voor zich uit schuiven. Ondertussen paaien ze het bedrijfsleven om daar te blijven. Nee, de effecten binnen de Europese Unie moeten helder zijn. Als je ergens tegen bent, is dat niet gratis. Als je tegen het Oekraïneverdrag bent, gaan 27 andere landen door. Die gaan veiligheidsafspraken en economische afspraken maken en die gaan die voordelen benutten. Nederland doet dat niet. Heeft Nederland daarvoor gekozen? Of die keuze bewust of onbewust was, zal een zorg zijn. Nederland zei nee. Voer het uit! Minister Rutte: Er is wel een heel groot verschil tussen het referendum in het Verenigd Koninkrijk over het al of niet voortzetten van het EU-lidmaatschap, het zogenoemde brexitreferendum, en het Oekraïnereferendum dat hier voorligt. Dat zijn echt twee totaal verschillende zaken. Ik ben het helemaal met de heer Pechtold eens: in alle gevallen moet je zo snel mogelijk duidelijkheid geven over wat je doet met de uitslag van zo'n referendum. Dat geldt hier en dat geldt ook voor het Verenigd Koninkrijk, maar het zijn wel heel verschillende zaken. Ik kan de heer Pechtold verzekeren dat ik er geen enkel belang bij heb om dit langer te rekken dan nodig is. We weten wat er gebeurt als we nee stemmen: dan gaat het eigenlijk allemaal door. Ik vind vanuit mijn verantwoordelijkheid dat het de moeite waard is om te proberen een inhoudelijk antwoord te formuleren. De voorzitter: Kort graag. De heer Pechtold (D66): De uitslag kon een ja worden, maar het kon zeker ook een nee worden. U hebt toch maanden de tijd gehad, met uw hele kabinet, om in de periode naar het referendum toe te bedenken wat een nee zou betekenen? Er waren twee opties: ja en nee. Bij een ja had u niks hoeven doen. Maar u had zich toch kunnen voorbereiden op een nee? Of is het u overkomen dat mensen ook nee konden stemmen? U doet net alsof nu pas, een halfjaar na het referendum, het denken gestart is. Wat zitten jullie daar dan in Brussel met z'n allen te doen? Dit gaat weer om geloofwaardigheid. Dit gaat weer om betrouwbaarheid. Dit gaat er weer om dat je, wanneer de kiezer iets zegt, dat moet uitvoeren. Het zou mooi zijn als we na 15 maart zouden zeggen: nou ja, de kiezer heeft gesproken maar we blijven even in de huidige samenstelling zitten, want we gaan nog eens goed bekijken of de kiezers eigenlijk wel vonden wat ze stemden. De voorzitter: De minister-president. Minister Rutte: Ik vraag me af of de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid daarmee gediend zijn. De heer Pechtold was voor. Hij heeft nu een agenda. Hij zegt: ratificeer nou maar niet en dan ziet iedereen de consequenties; dan is het ook afgelopen met zulke referenda over internationale onderwerpen. Dat is zijn agenda. Hij zegt: maak het duidelijk, maak het zichtbaar. Dat zei hij in zijn eerste termijn. De voorzitter: Heel kort, mijnheer Pechtold. Minister Rutte: Dat zei hij toen hij begon. De voorzitter: Dat checken we even. De heer Pechtold (D66): Ja, maak het duidelijk, maar ga niet ook voor mij denken! Ja, ik was voor, en ik voerde campagne. U was ook voor, maar had het te druk met andere dingen. Ik heb geen campagne van u gezien. Minister Rutte: In ieder geval zei de heer Pechtold dat toen hij begon met zijn interruptie. Hij zei: ik wil gewoon duidelijkheid en dan zien de mensen die nee hebben gestemd ook wat de consequenties zijn. Maar die consequenties zijn dus dat alles gewoon doorgaat. En dat wil de heer Pechtold dus zichtbaar maken. Dan zeg ik het dus goed. Dat vind ik niet betrouwbaar en degelijk. Ik vind het betrouwbaar en degelijk om te bekijken of je een inhoudelijk antwoord kunt formuleren. Dat is mijn punt. Daarmee heb ik volgens mij het internationale blokje afgerond. Dan kom ik bij het blokje migratie. De voorzitter: Nee. Minister Rutte: Niet? Ik kom niet bij het blokje migratie. We gaan eten! De beraadslaging wordt geschorst. De voorzitter: Ik stel voor om te schorsen tot 14.00 uur. Daarna beginnen we met de regeling van werkzaamheden, om tien minuten later dit debat voort te zetten. Mijnheer Bontes, kunt u hiermee leven? U krijgt straks het woord om uw punt te maken. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik vind het prima om mijn punt na de lunch te maken, maar het heeft nog wel betrekking op dit blok. Ik vind het prima om daar dadelijk even mee verder te gaan. De voorzitter: U krijgt straks de gelegenheid om uw punt te maken. De voorzitter: Voordat ik de minister-president het woord geef, is eerst het woord aan de heer Bontes. Ik heb hem beloofd dat hij een punt mocht maken bij de aanvang van het debat. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dat klopt, voorzitter. Het onderwerp dat ik in wil brengen en waarop ik de minister-president wil bevragen, is een zeer pijnlijk onderwerp dat ons allemaal diep raakt. De minister-president heeft het al even aangestipt in zijn eerste blok. Ik wil er nu op doorgaan omdat het het beste past bij het blok Europees en internationaal. Het gaat over de MH17. Toen in de zomer van 2014 de ramp met de MH17 bekend werd, was de minister-president er zeer snel bij om te zeggen dat hij zich er persoonlijk voor zou inzetten om ervoor te zorgen dat de daders van de aanslag of ramp bestraft zouden worden. Hij zei: "De daders gaan hun straf niet ontlopen. De onderste steen zal boven komen. Ik ga me daar persoonlijk voor inzetten." Hij heeft er eigenlijk zijn lot aan verbonden, als je het zo bekijkt. Nu zag ik de minister-president pas geleden bij Zomergasten. Toen was hij een stuk minder zeker. Hij zei dat hij geen garanties kan geven. Hij draaide zich er een beetje uit, terwijl hij in het begin die goede beloftes heeft gedaan. Hij zei dat hij zich ervoor zou inzetten dat de daders bestraft worden. Wat gaat de minister-president in de kleine zes maanden die hem nog resten, doen aan dit verschrikkelijke dossier? Minister Rutte: Voorzitter. Ik ben het met de heer Bontes eens dat het echt verschrikkelijk is: 196 Nederlandse slachtoffers en 298 slachtoffers in totaal. We hebben op 17 juli weer de herdenking gezien. Voor volgende week woensdag is voorzien dat het OM met nadere mededelingen richting de nabestaanden komt over de vraag waar het OM op dit moment staat. We gaan daar heel goed naar luisteren. Het ziet er niet naar uit dat dit het hele eindbeeld zal geven. We hebben spoor één gerealiseerd, namelijk het terughalen van onze mensen. Spoor twee was het onderzoek door de OVV naar de toedracht en de oorzaak. Het is belangrijk dat na het realiseren van deze twee sporen het Openbaar Ministerie in staat is om tot vijf spaden diep in de grond een aantal dingen vast te stellen. Wat is er gebeurd? Wie heeft dat gedaan? Wie zijn de personen? Dan kunnen we die personen vervolgen, voor het gerecht brengen en hun gerechte straf opleggen. Daar is alles nu op gericht. Het is noodzakelijk dat het OM zijn werk kan doen. We moeten die uitkomsten afwachten. Intussen is er deze week een vergadering geweest in New York. Ik kon daar niet bij zijn vanwege de Algemene Beschouwingen, maar Bert Koenders heeft mij daar vervangen bij de vijf landen die onderdeel uitmaken van het Joint Investigation Team. Daar hebben Australië, Maleisië, België, Nederland en Oekraïne opnieuw bevestigd dat zij schouder aan schouder staan om de onderste steen boven te krijgen, om het werk van hun openbare ministeries en het Joint Investigation Team zo goed mogelijk te laten verlopen en om dat niet politiek te beïnvloeden. Intussen moeten wij de komende tijd gezamenlijk een besluit nemen over het vervolgingsmechanisme. Daarvoor liggen twee varianten op tafel. Er is afgesproken dat dit besluit zo snel mogelijk wordt genomen. Daarbij zijn van belang de opvattingen van de vijf openbare ministeries die samenwerken, over de vraag wat daarin het beste zou zijn. Dat is de stand van zaken. De heer Bontes vraagt wat mijn inzet is. Ik heb die steeds duidelijk gemaakt. Ik heb maar één doel en dat is inderdaad dat wij de mensen die dit hebben gedaan, boven water zullen krijgen, voor het gerecht zullen brengen en zullen berechten. Dat was mijn doel op 17 juli, dat was mijn doel bij de eerste herdenking vorig jaar, dat was het ook op 17 juli dit jaar en dat is het tot op de dag van vandaag. Daaraan is niets veranderd. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik spreek over de persoonlijke inzet van de minister-president en dan is de vraag: had hij niet meer kunnen doen? Ik denk dan aan het aandringen bij Rusland en Oekraïne om die radarbeelden boven water te krijgen. Dan denk ik aan het aanspannen van een zaak bij ICAO (International Civil Aviation Organization), de internationale luchtvaartorganisatie, om daar dingen voor elkaar te krijgen. Dat heb ik niet zien gebeuren. Zal de minister-president zich daar de komende maanden nog wel voor inzetten? Minister Rutte: Ik weet dat de zaak MH17 de heer Bontes zeer na aan het hart ligt; dat geldt voor ons allemaal. Wij hebben deze discussie vaker gevoerd. Als de Nederlandse regering eigenstandig en niet op verzoek van het Openbaar Ministerie op zoek zou gaan naar radarbeelden en zelf in contact zou treden met de regering van andere landen om te vragen "hoe zit dit, hoe zat dat", dan is er een levensgroot risico dat de kans van slagen een stuk kleiner wordt op het moment dat het Openbaar Ministerie komt met een oordeel over wie het heeft gedaan en de vervolging daarvan. Die kans wordt een stuk kleiner, omdat landen dan zouden kunnen zeggen: Nederland of andere landen, met andere landen of alleen, had al een oordeel in welke richting moest worden gezocht. Ik heb ook steeds gezegd dat als het Openbaar Ministerie op enig moment behoefte mocht hebben aan steun van het Nederlandse kabinet om in het kader van haar strafrechtelijk onderzoek namens de Nederlandse politiek of de vijf landen gezamenlijk Oekraïne of Rusland of anderen te benaderen om bijvoorbeeld radarbeelden boven tafel te krijgen, wij die onmiddellijk zullen geven. Dan zal ik en zullen Bert Koenders en Ard van der Steur, alle betrokken ministers, dat onmiddellijk doen. Dat kan echter alleen op verzoek van het Openbaar Ministerie. Ik weet dat de heer Bontes en ik daarover van mening verschillen. Hij vindt dat ik dat nu al zou moeten doen. Dat doe ik niet. Ik heb dit al een- en andermaal uitgelegd, want als wij dit zouden doen, zou dat betekenen dat er politieke vingerafdrukken op dit onderzoek komen te staan en dat er wordt gehint in een bepaalde richting. Dan neemt de kans af dat wij er uiteindelijk in slagen om de daders voor het gerecht te krijgen en te vervolgen. Ik doe er alles aan om dat risico te minimaliseren. De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Nu schrijven de nabestaanden Rusland en Oekraïne aan om die informatie boven tafel te krijgen. De nabestaanden gaan naar de EU om de waarheid boven tafel te krijgen met die radarbeelden. Wordt het dan niet eens tijd dat de politiek, lees de minister-president, zich er wel mee gaat bemoeien? Waar staat dat er een strikte scheiding moet zijn en dat de politiek zich niet met dit soort zaken mag bemoeien? Een zaak aanspannen bij ICAO is een politieke kwestie; dat is een zaak van de regering. Minister Rutte: De heer Bontes heeft gelijk: het staat nergens. Hij heeft gelijk. De Nederlandse regering zou Oekraïne kunnen bellen en kunnen vragen: hoe zit dit, hoe zat dat. Zij zou Rusland kunnen bellen et cetera. De heer Bontes heeft daar volkomen gelijk in, van a tot z, en toch doe ik het niet omdat het wel een effect heeft als je dat doet. Ik heb het al vaker gezegd: het toestel is niet in Groningen neergekomen; het is neergekomen te midden van een internationaal conflict in een geopolitieke hotspot die de eerste dagen zelfs niet te bereiken was, een conflict dat onderdeel is van een van de grootste geopolitieke conflicten die op dit moment plaatsvinden, dat tussen Rusland en Oekraïne. Alles wat Nederland nu zou doen om deze landen of andere landen aan te spreken op onderdelen van hun verantwoordelijkheid zonder dat dit gebeurt op verzoek van de vijf landen die samenwerken in het Joint Investigation Team, zal worden uitgelegd als een politieke duiding van waar uiteindelijk de oorzaak gezocht moet worden. Nadat het OM klaar is, zal de kans dat wij de betrokkenen voor het gerecht kunnen krijgen daardoor afnemen. Ik heb maar één doel, namelijk dat we er alles aan doen om die schoften wel te pakken te krijgen, te vervolgen en hun gerechte straf te laten krijgen. Ik kan ook nog een keer tegen de heer Bontes zeggen dat als het Openbaar Ministerie mij zou bellen en mij of mijn collega's in het kabinet zou vragen om op bepaalde punten te interveniëren, wij dat onmiddellijk doen. De vraag is dan altijd of dat al is gebeurd, maar daar kan ik nooit iets over zegen. Maar ik kan hem verzekeren dat wij daartoe bereid zijn. Ik kan hem ook verzekeren dat het Openbaar Ministerie en de hoofdofficier die ermee bezig zijn, extreem gemotiveerd zijn om deze zaak tot een goed einde te brengen. De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog. Minister Rutte: Het volgende kopje gaat over vluchtelingen. Daar zijn een paar vragen over gesteld. De heer Zijlstra merkte op dat het terugnemen van eigen onderdanen een internationale verplichting is waar landen aan moeten meewerken. Hij vroeg of je dat kunt afdwingen, bijvoorbeeld door als het om Afrika gaat gebruik te maken van de verschillende middelen die we hebben, zoals ontwikkelingshulp. Het is uiteraard altijd maatwerk. Als landen medewerking weigeren, zullen wij niet schuwen om een negatieve koppeling te maken met andere instrumenten van andere beleidsterreinen. Op dit moment proberen we dat vooral positief te doen. We zijn heel druk in gesprek met veel van deze landen. Nederland loopt daarmee op dit moment met een paar andere landen voorop. Ik werk op dit moment nauw samen met Italië. Zoals we dat eerder hebben gedaan met Duitsland ten aanzien van Turkije, zoeken we nu samenwerking met Italië ten aanzien van Afrika, bijvoorbeeld voor Ethiopië en andere landen. Bert Koenders en Lilianne Ploumen zijn heel actief. Ook onze topdiplomaten werken er heel hard aan, onder wie iemand die nog niet zo lang geleden in de Kamer zat. Het is een sterk diplomatiek team. Ik ben zelf ook enthousiast over de politici, maar het gaat natuurlijk om het diplomatieke team. We werken er hard aan, maar als het nodig is en positieve prikkels niet werken, zullen we niet schromen of aarzelen om negatieve prikkels in te zetten; geen twijfel daarover. We moeten het wel eerst positief proberen. Als we meteen gaan dreigen en zeggen "als jullie niet dit, dan dat", is dit in mijn ervaring niet effectief en gaan de deuren meteen dicht. Zoals we dat ook met Turkije doen, bekijken we hoe we kunnen investeren in economische ontwikkeling, het creëren van banen en grensbeheer. Dat is precies wat we nu proberen te doen met die migration compacts die we in Afrika aan het sluiten zijn. Die zijn enigszins vergelijkbaar met de afspraken met Turkije, maar niet helemaal, want de verschillen zijn groot. De voorzitter: Was u klaar met dit punt? Minister Rutte: Ja. De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat het heel verstandig is om eerst, om het in volkstaal te zeggen, met wat stroop te proberen het te bereiken in plaats van meteen de stok te gebruiken. Ik zal ook meteen bekennen dat ik nog niet alle stukken van Buitenlandse Zaken in extenso heb doorgelezen, maar ik zou het wel appreciëren als we van de regering eens een overzicht krijgen van hoe zaken met landen lopen. We kunnen dit natuurlijk blijven zeggen, maar er komt een moment dat je moet concluderen dat een land meewerkt — prima, hartstikke goed, duim omhoog — of dat een land blijft traineren en het tijd wordt om politiek een besluit te nemen om de stok wel te gebruiken. Het blijft vaak bij de bewoordingen die de premier op dit moment gebruikt, maar we moeten uiteindelijk kunnen besluiten of we wel of geen stok inzetten. Ik krijg van de regering graag de toezegging dat we op reguliere basis een overzicht krijgen van welke landen de grootste problemen hebben, hoe het gaat met de positieve benadering en waar we staan op de escalatieladder op weg naar een hopelijk onnodige stok. Minister Rutte: Ik dacht dat er af en toe voortgangsrapportages worden gestuurd over de stand van zaken met migration compacts, maar ik duik er nog even in of we dat nog meer kunnen tunen op basis van de vraag van de heer Zijlstra. Het is een Europees proces en het is belangrijk dat we het Europees aanpakken. Mijn ervaring uit de afspraken met Turkije is dat als een paar landen heel erg het voortouw nemen, dat beter werkt dan wanneer dat helemaal Europees gebeurt. Iedereen denkt dan al gauw dat iemand anders het doet. Ik zoek dus even naar de wijze waarop we goed over die voortgang kunnen rapporteren. Ten aanzien van het hervestigen van vluchtelingen staan wij nu in de top drie. President Barack Obama heeft Nederland in zijn speech tijdens de vluchtelingentop geprezen voor het feit dat het vooroploopt in het herplaatsen en hervestigen van vluchtelingen. Het uitgangspunt daarbij is dat de kosten voor de eerstejaarsopvang, zoals bekend, worden betaald vanuit de ODA-middelen. De minister van Financiën zal de Kamer binnenkort een brief sturen over de asieluitgaven. Dat brengt mij bij de vraag over de capaciteit van de vreemdelingenketen. Er werd uitgegaan van een asielinstroom die aanzienlijk hoger lag dan datgene waarvan we nu uitgaan. We gingen voor dit jaar uit van een asielinstroom van 58.000. Voor volgend jaar hebben we het voorzichtig geraamd op 42.000. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor het werk bij de IND. Het betekent inderdaad dat de wachttijden worden teruggebracht tot circa acht weken. Tegelijkertijd zouden extern ingehuurde krachten hierdoor gefaseerd weer weg kunnen. Het is zeer gewaardeerd dat ze er waren, maar het gaat erom dat de ingehuurde krachten dan weg kunnen. Tegelijkertijd is er het effect, dat gisteren is benoemd door verschillende fractievoorzitters, dat de lagere instroom leidt tot minder behoefte aan opvangplekken. Ik begrijp natuurlijk dat dit weer effecten oplevert voor de lokale bestuurders. Zij willen er duidelijkheid over. Dat is ook de reden dat het COA, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, heel intensief in gesprek is met individuele gemeenten. Het gaat hier — sorry voor het jargon, maar dat moet even — om regionale regietafels. Daar wordt gekeken naar de opvanglocaties en naar de plannen die er nog liggen, waarbij maatwerk aan de orde is. In sommige gemeenten worden de plannen gebruikt voor huisvesting van vergunninghouders. Er is nog steeds een groot aantal vergunninghouders/statushouders dat nog moet uitstromen vanuit het COA. Dat aantal neemt wel af, maar dit moet nog wel gebeuren. Je kunt dan bekijken of de afspraken kunnen worden omgebouwd naar dat doel. Overall zien we echter dat de instroom enorm is teruggelopen. Dat heeft natuurlijk effecten op de behoefte in termen van opvangplekken en personeel. De voorzitter: Ook nu stel ik de vraag of u klaar bent met dit blokje, dat over migratie gaat. Minister Rutte: Even kijken, voorzitter. Ik heb nog één zaak. Mevrouw Thieme had het over de motie waarover zij gisteren een discussie had met de heer Zijlstra, die zich deze motie niet onmiddellijk kon herinneren. Deze motie is inmiddels voorzien van een brief van het kabinet van 13 juli jl., waarin invulling is gegeven aan de motie. Dat was het laatste wat ik nog moest zeggen, voorzitter. Hierna kom ik bij het onderwerp veiligheid en rechtsstaat. De heer Klaver (GroenLinks): De heer Zijlstra wil graag een kopietje van de motie! Minister Rutte: Ja. De brief ging overigens over de vraag of er een relatie bestaat tussen instabiliteit, die vervolgens leidt tot migratiestromen, en wapenhandel, belastingpolitiek, handelspolitiek en klimaat. In de brief wordt de Nederlandse inzet op elk van die terreinen geschetst. De heer Klaver (GroenLinks): De premier zegt dat we vooroplopen in de wereld als het gaat om het hervestigen van vluchtelingen. Ik denk dat dat meer zegt over de rest van de wereld dan over ons. Van de ruim 5.000 toegezegde hervestigingsplaatsen vanuit Griekenland en Italië hebben we er nu slechts 600 gevuld. Mijn vraag aan de premier is hoe we ervoor gaan zorgen dat we dat proces de laatste paar maanden van het jaar versnellen. Minister Rutte: We zullen als Europa natuurlijk daaraan moeten werken. Het heel lastige is dat je daar ook Griekenland voor nodig hebt. De afspraken met Turkije behelzen dat Turkije probeert om de overtochten te beperken. Dat lukt. Je ziet dat die van duizenden per dag zijn teruggelopen naar 50, 100, soms een piek van 200 per dag. Hoe dan ook zijn het aanzienlijk lagere aantallen. Omgekeerd zouden we mensen, nadat zij een hele procesgang hebben doorgemaakt, kunnen terugsturen naar Turkije. Daar gaat het mis, omdat Griekenland vrij lang hogerberoepscommissies had die dat soort dingen afwezen. Die zijn nu opnieuw samengesteld. Mensen die dat niet wilden, zijn teruggestuurd naar Turkije. Daar is veel discussie over. Ik had het er afgelopen vrijdag over met Alexis Tsipras, de Griekse premier. Zijn het er nou nul, één of twee? Daar kwamen wij niet helemaal uit, maar het is een heel klein aantal. Dat terugsturen, dat een-op-eenprogramma, functioneert dus niet. Dat heeft echt te maken met de Griekse kant. Dat heb ik ook tegen Tsipras gezegd. Ook mijn Duitse collega en anderen hebben gezegd dat Griekenland hiervoor echt meer zal moeten doen. Nederland is bereid om in alle opzichten te helpen, maar als die appeal committees niet uiteindelijk meer zaken afwikkelen en mensen terugsturen, dan kunnen wij zoveel steun sturen als wij willen, maar dan wordt het lastig. Hetzelfde geldt voor het registreren van mensen die al wat langer op het Griekse vasteland zijn. Hetzelfde geldt overigens voor Italië, waar de hotspots matig functioneren. Dat heeft er dus ook mee te maken dat je wel moet weten wie je kunt reloceren. De heer Klaver (GroenLinks): Dit is een heel lang antwoord, vooral op vragen die ik niet heb gesteld. Het ging mij niet om de afspraak met Turkije, maar om de afspraak met Griekenland en Italië over de vluchtelingen die daar al zaten. Voor hen zouden wij gaan werken aan hervestiging. Wij zien dat dat niet snel genoeg gaat. Een kleine 10% van wat wij hadden toegezegd, hebben wij hier in Nederland opgenomen. Ik ben bekend met de problemen in Italië en Griekenland, maar ik vraag de premier wat het Nederlandse kabinet doet om ervoor te zorgen dat wij die ruim 5.000 wel gaan opnemen in Nederland. De situatie in Griekenland is nijpend; de premier en wij allemaal kennen de beelden. Kinderen moeten onder erbarmelijke omstandigheden in tentjes slapen. Volwassenen hebben perspectief noch uitzicht. Er ontstaan rellen in vluchtelingenkampen. Wij kunnen een kleine bijdrage leveren. Mijn vraag is: hoe gaat het kabinet dat doen? Minister Rutte: Wij moeten wel onderscheid maken. Wij hebben de Griekse eilanden, waarvan het niet de bedoeling was om op grote schaal te reloceren. Het is juist de bedoeling dat mensen van de Griekse eilanden teruggaan naar Turkije, tenzij ze mogen blijven en ze om allerlei redenen naar het Griekse vasteland mogen. De bedoeling is dat het overgrote deel via het haperende een-op-eenprogramma teruggaat naar Turkije. De heer Klaver refereert aan de mensen op het Griekse vasteland. Het is van belang dat die mensen geregistreerd worden. Dat gaat beter. Nogmaals, Nederland zit in de top drie van landen die daarmee vanuit het relocatieprogramma bezig zijn, overigens ook vanuit resettlement uit de regio. Ik ben het met de heer Klaver eens dat het allemaal te langzaam gaat, maar in de eerste plaats zijn de Grieken aan zet. Ik kan het niet veel mooier maken. De heer Klaver (GroenLinks): Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wat de premier nu doet en wat hij eigenlijk de hele tijd doet, is de situatie beschrijven. Maar die kennen wij. De vraag die ik stel, is wat Nederland extra kan bijdragen om ervoor te zorgen dat die registratie vlotter gaat, zodat we de vluchtelingen die daar nu leven, nog voor het einde van het jaar naar Nederland kunnen brengen. Dat was ook een deel van de afspraak en daar moeten wij ons aan houden. De premier heeft zelf gezegd: als je een belofte doet, moet je je eraan houden. Mijn vraag is niet hoe moeilijk het daar gaat, mijn vraag is wat het Nederlandse kabinet gaat doen om het mogelijk te maken. Daar wil ik gewoon graag een concreet antwoord op. Het is een heel simpele vraag. Minister Rutte: Even heel eerlijk: ik kan niet het Griekse bestuur overnemen. Er zijn problemen in de Griekse politiek. Er is politieke onenigheid, ook in het parlement en de regerende partij, over de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan. Dat kan ik niet zomaar oplossen. Ik heb Alexis Tsipras ook vrijdag weer alle hulp aangeboden. Dat geldt voor veel andere collega's, zoals de Duitsers en de Britten. Alle hulp die Alexis Tsipras nodig heeft in mankracht stellen wij beschikbaar. Maar het registreren van mensen op het Griekse vasteland en het in hoger beroep afwikkelen van zaken is in de eerste plaats iets waarin Griekenland zelf het voortouw moet nemen. Wij kunnen daar vervolgens op inhaken, maar wij kunnen het niet overnemen. Wij kunnen niet met een expeditionary force het Griekse asielsysteem leiden. De heer Klaver (GroenLinks): Dat is ook niet wat ik voorstel, maar wij krijgen uit Griekenland berichten, ook van de overheid, dat er al wel voldoende mensen zijn geregistreerd en dat zij best herplaatst kunnen worden in Europa, dus ook in Nederland. Maar landen als Nederland zouden heel kritisch zijn op wie hier naartoe wordt gehaald. Waar zijn wij nou kritisch op? Waar zit de bottleneck? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de mensen die nu wel geregistreerd zijn — er zijn wel degelijk mensen geregistreerd — eindelijk naar Nederland worden gehaald? Dit is te makkelijk. Minister Rutte: Dat doen wij. Niet voor niks krijgen wij een compliment van de Amerikaanse president. Wij staan in de top drie. Zo hoort dat ook. Afspraak is afspraak. De afspraak is dat wij hier als Europa hard aan werken. Ik zie de frustratie, maar ik kan niet hiervandaan het Griekse beleid overnemen. De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb ook een vraag over de opvang van vluchtelingen. De eerstejaarsopvang van vluchtelingen gaat ten koste van het budget van minister Ploumen. Vorig jaar is een motie van de ChristenUnie aangenomen waarin de regering wordt gevraagd ervoor te zorgen dat er structureel meer geld komt voor opvang in de regio en dat los te koppelen van OS-programma's. Op welke manier is die motie uitgevoerd? Minister Rutte: Wat wij doen, is het normale systeem. In lijn met de internationale afspraken binnen OESO-DAC wordt de opvang van vluchtelingen uit OS wordt gefinancierd. Het gaat dan om de opvang in het eerste jaar. Voor 2017 zijn die kosten geraamd op 900 miljoen op een totaal ODA-budget van 3,9 miljard. Daarbij wordt overigens uitgegaan van een instroom van 58.000 mensen in 2016 en 42.000 mensen in 2017 en dat zou nog weleens wat lager kunnen uitpakken. De extra kosten voor de opvang van asielzoekers in 2017 zijn trouwens grotendeels gefinancierd uit de meerjarige ruimte en dat is in lijn met de motie van de ChristenUnie van vorig jaar om staande OS-programmalijnen te ontzien. Dat lukt ons dus, want wij financieren het uit de meerjarige bni-ruimte. De heer Segers (ChristenUnie): Het leidt er in ieder geval toe dat Nederland de eerste ontvanger is van onze eigen OS-gelden en dat is natuurlijk een heel curieuze situatie. De instroom lijkt dit jaar inderdaad lager te zijn dan verwacht. Er is ook een schatting gemaakt voor volgend jaar en die komt uit op 44.000. Het zou weleens kunnen zijn dat de instroom uiteindelijk lager uitvalt dan geschat. Komt het geld dat daardoor overblijft, ten goede aan de opvang van vluchtelingen in de regio, iets waar we allemaal heel veel waarde aan hechten? Minister Rutte: Laten we eerst maar eens hopen dat die aantallen lager worden. Dit jaar vallen de aantallen erg mee. Een paar weken geleden zaten we op 17.000 en dat is aanzienlijk lager dan vorig jaar. Gelukkig is er ook de piek niet die we vorig jaar zagen. Rondom Prinsjesdag vorig jaar hadden we die enorme oploop en die zien we nu niet. Het blijft natuurlijk instabiel. De deal met Turkije is er en ik kan niet anders zeggen dan dat Turkije die correct naleeft. Ik schetste net de problemen aan de Griekse kant en dat maakt het fragiel. Dat is overigens altijd een probleem bij dit vraagstuk. Daarom ook heeft het kabinet met de Europese partners ingezet op een en-en-en-beleid. Syrië, Zuid-Turkije, de Egeïsche Zee, daarover gaat de Turkijedeal vooral, de Westelijke Balkan: al die zaken moeten we doen. Ik vind het echt ingewikkeld om nu al te zeggen waar we meevallers aan gaan besteden. De heer Segers (ChristenUnie): Ik vraag de minister-president niet of hij de instroom kan voorspellen en mij kan zeggen of die constant blijft of lager of hoger wordt. Het gaat erom dat het geld dat nu gereserveerd is voor de opvang van vluchtelingen ofwel hier ofwel in de regio kan worden besteed. Of er hier geld overblijft doordat de instroom inderdaad lager blijft, moeten we inderdaad afwachten, want het is fragiel. Al die slagen om de arm accepteer ik dan ook. We hebben de mond vol over opvang in de regio en hulp aan Libië, Turkije en Jordanië en daarom vraag ik of het gereserveerde geld dat eventueel overblijft, ook daaraan wordt besteed. Minister Rutte: Dan blijft het in ieder geval binnen het ODA-budget. Het is dan aan het kabinet om in overleg met de Kamer te bekijken hoe we dat geld zo goed mogelijk kunnen inzetten. Het blijft dan dus beschikbaar voor ODA. De heer Samsom (PvdA): Ik deel de frustratie van de heer Klaver. Ik voel overigens ook dat het een frustratie van de premier is dat het asielzoekerssysteem zo gebrekkig functioneert dat de uitvoering van alle afspraken die we hebben gemaakt, niet goed gaat. Het klopt dat alles met alles samenhangt, maar de grote bottleneck zit op dit moment in Griekenland, waar 50.000 mensen op het vasteland niet eens door een simpele registratieprocedure kunnen komen. We spreken hierover bijna wekelijks, maar het is misschien toch wel goed om in dit debat nog een poging te wagen om een stap verder te komen. Het klopt dat de Griekse regering meer hulp moet accepteren, maar ik denk dat de Europese landen gezamenlijk ook meer hulp zouden moeten aanbieden. Die stap moeten we allebei kunnen zetten. Ik zou bijna zeggen dat ik graag met de heer Roemer zou proberen om de Griekse regering — zijn zusterpartij Syriza regeert daar — dat stapje te laten zetten. Ik zou dan tegelijkertijd graag de toezegging van de premier krijgen dat wij daarnaartoe gaan met portocabins, onze goede IND-ambtenaren en een paar Griekse tolken, zodra daar een kans toe is. We moeten er in ieder geval voor zorgen dat die 50.000 mensen daar fatsoenlijk worden geregistreerd. Vervolgens kunnen wij dan onze verantwoordelijkheid nemen en onze Europese partners op hun verantwoordelijkheid wijzen. Zo moeten we die schrijnende toestanden kunnen beëindigen. Dat moet in dit rijke werelddeel toch binnen een paar maanden geregeld kunnen worden? Dat moeten we toch kunnen regelen voordat daar de winter invalt, want ook in Griekenland wordt het winter. Ik zie de heer Roemer al bijna instemmend knikken. Misschien kunnen we vandaag dus wel proberen een stap verder te komen in het belang van die mensen. Minister Rutte: Alles wat we kunnen verzinnen, moeten we doen. Ik hoor er geen verwijt in en zo voelt het ook helemaal niet. Ik kan echt zeggen dat Dijkhoff, Bert Koenders en ik er alles aan doen. Ik neem zo'n aanbod graag aan want het is in Griekenland deels ook een echt politiek vraagstuk. We hebben alle mogelijke hulp aangeboden. Ik heb echt al heel veel ideeën om te helpen met Tsipras doorgenomen: aantallen, mensen daar ter plekke, registratieondersteuning et cetera. Het fietst nog niet en daarom neem ik dit aanbod graag aan. Laten we kijken of dat helpt. De heer Samsom (PvdA): U telefoneert nogal veel. Dat merk ik dagelijks — ik bel ook weleens terug — en uw collega's in Europa merken dat ook. Ook in een publiek debat als dit kunnen de volksvertegenwoordiging en de regering van Nederland gezamenlijk laten weten: wij willen dat het probleem daar wordt opgelost; wij voelen ons verantwoordelijk voor deze afspraak en dus ook voor het oplossen daarvan. Misschien kan de heer Roemer dan nog een paar extra telefoontjes die kant op plegen. Ik heb echt de indruk dat dat kan helpen tussen partijgenoten in Europa; zo werken wij als sociaaldemocraten ook. Dan kunnen wij echt iets doen voor de mensen daar. Minister Rutte: Het helpt absoluut. De heer Pechtold (D66): Ik wil het over dezelfde problematiek hebben, maar het betreft nu de asielzoekers die inmiddels hier zijn. In de afgelopen kabinetsperiode hebben wij helaas onszelf een aantal keren laten schrikken. Staatssecretaris Teeven en daarna staatssecretaris Dijkhoff kondigden aan: er komen er ontzettend veel. Vervolgens bleek er te weinig opvang te zijn en kregen we de paniekbeelden in die sporthallen te zien. We hebben toen dat beeld van de stoere bestuurders geïntroduceerd. We hadden lokale bestuurders nodig die die opvang regelden. Maar nu hebben we ze weer niet nodig. Ja, nu niet nodig, zoals ik gisteren ook heb gezegd. Dat leidt tot ontzettend veel frustratie op lokaal niveau. Is het echt nodig om al die locaties te sluiten? Burgemeesters vragen dat ook aan het kabinet. Kunnen we er niet een paar stationair laten draaien voor het moment dat we ze wel weer nodig hebben? Is het wijs om al die mensen en kennis buiten de deur te zetten die dadelijk opnieuw moeten worden ingehuurd? Mijn tweede vraag is wanneer het kabinet de motie van december vorig jaar uitvoert om vanaf dag één, het moment dat de asielzoeker eraan toe is, taalles te geven. Minister Rutte: Wat de capaciteit betreft, is het regionale overleg met de bestuurders belangrijk. Met de heer Pechtold waardeer ik wat er vorig jaar is gedaan in heel moeilijke omstandigheden om in heel korte tijd die capaciteit te organiseren. Er zijn heel moeilijke momenten geweest — maar die waren uiteindelijk toch beperkt — dat er 's nachts moest worden gereden met mensen. Het was vrijwel altijd mogelijk om mensen een slaapplek te bieden en vervolgens de procedure in te helpen. In dat regionale overleg wordt nu bekeken hoe we omgaan met het teveel aan capaciteit. Daarbij liggen alle opties open. Ik wil ze niet hiervandaan invullen. In het kader van het maatwerk wordt onder andere bekeken hoe je afspraken kunt maken voor de toekomst. Zou je capaciteit ook kunnen gebruiken voor vergunninghouders of anderszins? Wij kijken naar alle varianten om te voorkomen dat als de aantallen zouden stijgen, dat weer heel onnodige schokken teweegbrengt. De heer Pechtold (D66): En het tweede deel van mijn vraag, over taal? Minister Rutte: Het kabinet is geen voorstander van formele taallessen, als mensen nog niet door de procedure zijn. Wel gebeurt er al heel veel met vrijwilligerswerk, ook wanneer mensen nog in een procedure bezig zijn. De heer Pechtold (D66): Er is op 17 december vorig jaar een motie aangenomen: vanaf het moment dat de asielzoeker eraan toe is — hij kan getraumatiseerd zijn, maar in de volksmond heet het gewoon vanaf dag één — is er taalles. Daarvoor is een meerderheid in de Kamer; de motie is aangenomen op 17 december vorig jaar. U kunt zeggen dat het kabinet er geen voorstander van is, maar u moet de motie gewoon uitvoeren. Ik wil graag dat dat gebeurt en dat we niet acht maanden — op papier; vaak is het nog langer — wachten op die status. De taal leren en meedoen zorgt voor draagvlak. Dat heb ik gisteren ook beargumenteerd. Ik hoop dat ik dadelijk ook nog even op het eerste punt kan ingaan, want ik moet er nu twee door elkaar doen. Minister Rutte: Er gebeuren een paar dingen. Zoals ik de Kamer heb laten weten, zijn wij geen voorstander van formele taallessen als mensen nog geen statushouder zijn. Wij investeren wel in vrijwilligerswerk, met vrijwilligers die wel degelijk ook taalles aanbieden. Dat gebeurt dus allemaal. De formele taallessen hangen echt samen met het verkrijgen van de status. Je wilt bereiken, ook via het vrijwilligerswerk, dat mensen die onder de moeilijkste omstandigheden hiernaartoe zijn gekomen niet in ledigheid in de opvang zitten, maar zo veel mogelijk actief kunnen zijn. De heer Pechtold (D66): Zegt de minister-president nu gewoon dat hij de motie niet uitvoert? Ik zit nu sinds 17 december te wachten op de uitvoering. Het dictum van die motie luidt heel duidelijk: verzoekt de regering, op korte termijn taalcursussen — daar is geen woord Chinees aan, of Syrisch — aan te bieden op de noodopvanglocaties, zodra de asielzoekers hier klaar voor zijn en begonnen kan worden met het leren van de taal. "Zodra ze er klaar voor zijn" is een houding vanuit de asielzoeker zelf, omdat die getraumatiseerd kan zijn. Het is een aangenomen motie. Mijn collega trekt hier nu al maanden aan. Gisteren kregen we nog te horen van de VVD dat er problemen zijn met Somaliërs en Irakezen en dat eens naar de arbeidsmarkt gekeken moet worden. Weet je waarom? Omdat ze de taal niet spreken! Wat is er nu mis mee om die taalcursussen aan te bieden? Het is een aangenomen motie. Minister Rutte: Ik verwijs naar het vorige antwoord. Wij voeren die dus uit, door te investeren in vrijwilligers en vrijwilligers taalles te laten geven. Er zijn echter wel formele afspraken over wanneer formeel taalles wordt aangeboden en dat is als mensen echt een status hebben. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Tot slot? Ik ben net begonnen! Ik voel me gewoon met een kluitje in het riet gestuurd. Minister Rutte: Ik geef u eerlijk antwoord, mijnheer Pechtold. De heer Pechtold (D66): Nee. U kunt wel denken dat u hier de baas bent, mijnheer Rutte. Dit is een motie en daar gaan wij dan over stemmen. Als dan 76 leden ja zeggen, moet u doen wat wij u vragen. Ik sta hier bij een begroting. Als het om geld gaat, is het de bedoeling dat u daar dan geld naartoe schuift. Deze motie is overduidelijk en zij is aangenomen. Dat betekent dat het moet beginnen als de asielzoeker hier is, in het kader van het draagvlak en van misschien de verre toekomst. We hebben hier nu een hele discussie over tweedeling, over verschillende werelden, over de grondrechten in dit land en over identiteit. Dat begint toch met dat je die Grondwet en alles kunt lezen en dus met taalcursussen? Dan moet u zich er niet vanaf maken met de opmerking dat je een vrijwilliger kunt gaan zoeken. Nee, dat moet gewoon een goede cursus zijn. De voorzitter: Duidelijk. De heer Pechtold (D66): Voorzitter, ik wil gewoon nu weten of de motie wordt uitgevoerd of niet. Minister Rutte: Ja, op de manier die ik net schets. Dat is het antwoord. De heer Pechtold (D66): Dat is geen uitvoering. Minister Rutte: Dan zijn we het daar niet over eens, maar dat is wel het eerlijke antwoord. De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan de heer Wilders. De heer Pechtold (D66): Dan zullen we de motie dadelijk aanscherpen. Voorzitter, er was nog een ander deel. Ik moet alles in één keer doen. Nu die burgemeesters. Dan sta je daar als burgemeester in Geldermalsen of in Hilversum. Je staat je werkelijk een avond lang lang helemaal het schompes te werken om iedereen zover te krijgen. Raadsleden worden bedreigd. Vervolgens is die locatie er en dan gaan we die weer afschalen. Is het nu echt niet mogelijk om veel meer toekomstgericht — stel dat het weer verandert — locaties open te houden en daarmee ook het draagvlak in de samenleving, in die lokale samenleving, overeind te houden? Minister Rutte: We moeten er toch ook mee oppassen dat we dadelijk allemaal leegstaande locaties hebben. Volgens mij moeten we dus naar een optimum zoeken. Die vraag heb ik net al proberen te beantwoorden. Daar kijken de regio's naar. Volgens mij gaan wij niet helpen door dat hiervandaan in detail voor te schrijven. De heer Pechtold vraagt — dat ben ik met hem eens — om te voorkomen dat, als er fluctuaties zijn, er ineens weer allerlei noodsituaties ontstaan. Daar wordt naar gekeken, maar om nu in detail te gaan voorschrijven dat dat betekent dat er zoveel locaties openblijven … Dat is inherent aan dit vraagstuk. Volgens mij is het goed nieuws dat die instroom zo enorm is teruggelopen en dat er veel minder mensen omkomen op zee tussen Turkije en Griekenland. Dat heeft natuurlijk effecten op het aantal mensen dat hier komt en het aantal locaties dat je open moet houden. Volgens mij zijn de heer Pechtold en ik het daar wel over eens. Ik wil alleen voorkomen dat we nu in detail gaan voorschrijven hoeveel er dan openblijven. De voorzitter: De heer Wilders. De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb nog een vraag op hetzelfde punt. De voorzitter: Dat is prima. Ga uw gang. De heer Klaver (GroenLinks): Dank u wel. Gisteren hadden we een heel debat over het belang van Nederlander zijn en je hier Nederlander voelen. Taal is daar heel belangrijk bij. Iedereen onderschrijft dat. De motie van D66 is vorig jaar aangenomen. Een paar maanden eerder was er al een motie van GroenLinks. Die motie is heel duidelijk, namelijk vanaf dag één. We zeggen ook dat dat niet voor iedereen geldt. We weten immers allemaal dat vluchtelingen en migranten die hier komen en die hier niet kunnen blijven zo snel mogelijk teruggestuurd moeten worden. Er zijn echter mensen van wie we zeker weten dat ze hier mogen blijven, bijvoorbeeld de groep Syriërs. Dat is de groep waar we ons op hebben gericht. Zo specifiek hebben we het gemaakt, vanaf dag één. Daar wil ik nu eigenlijk gewoon een toezegging op van de minister-president. Ik heb geen zin om straks weer met nieuwe moties te moeten komen. Het gaat over de groep mensen die hier komt van wie we bijna zeker weten dat ze mogen blijven. Die groep bieden we gelijk Nederlandse taalles aan. Daar hadden we volgens mij een akkoord op en ik wil gewoon dat dat wordt uitgevoerd. Minister Rutte: Ik kan alleen maar verwijzen naar het antwoord dat ik net aan de heer Pechtold heb gegeven. Ik kan erbij zeggen dat de wachttijden bij de IND teruglopen. De IND verwacht dat de wachttijden vanaf oktober tot circa acht weken zijn teruggebracht. De afspraak is wel dat mensen die een status hebben, taalles et cetera krijgen. Mensen die nog geen status hebben, kunnen we via vrijwilligers taalles et cetera aanbieden, zodat ook in die fase al wat dingen kunnen gebeuren. Daar investeren we extra in. De heer Klaver (GroenLinks): We hebben hier een heel debat over wat Nederland is. Mensen die hier als migranten komen, moeten zo snel mogelijk onderdeel worden van de samenleving. Een meerderheid van de Kamer vindt dat. Een meerderheid van de Kamer vindt dat mensen vanaf dag één lessen moeten krijgen. Hoe kan het dan zijn dat de minister-president nog steeds zegt "dat doen we niet, ze moeten eerst de status hebben"? We vragen niet het onmogelijke. We vragen niet dat mensen van wie we zeker weten dat ze moeten worden teruggestuurd, taalles krijgen. Maar juist bij groepen, zoals de groep Syriërs, van wie meer dan 90% een verblijfsvergunning krijgt, heb je geen minuut te verliezen. Ik vind het jammer dat de minister-president niet gewoon een toezegging kan doen. Dan moeten we maar proberen om hem te dwingen op een andere manier hier uitvoering aan te geven. De voorzitter: De heer Wilders. De heer Wilders (PVV): Ik zal de minister-president een beetje helpen door van onderwerp te veranderen. De PVV-fractie heeft vorig jaar aan de minister-president gevraagd om asielzoekers tegen te houden, om onze grenzen voor hen te sluiten. We hebben dat onder andere gemotiveerd met het grote risico dat terroristen met de asielstroom mee zouden komen. Het kabinet heeft dat toen afgedaan als een kans die in theorie zou bestaan, maar eigenlijk zeer onaannemelijk is, want waarom zouden terroristen die route nemen? Dan zouden ze immers worden geregistreerd. Ik hoor het de minister-president bij de vorige Algemene Beschouwingen nog zeggen. Ook staatssecretaris Dijkhoff heeft vaker tegen mijn collega Fritsma gezegd dat die kans zeer onaannemelijk is. Het is nu meer dan een jaar later en het is gewoon gebeurd. We lezen zelfs in het dreigingsbeeld van onze terreurbestrijders dat frequent gebruik is gemaakt van de asielroute door terroristen. We hebben dat gezien tot in Parijs aan toe, met die vreselijke aanslag, die is uitgevoerd door terroristen die met de asielstroom zijn meegegaan. Wat ik aan de minister-president wil vragen is het volgende. Hebt u nou niet enorme spijt dat u ons advies niet hebt opgevolgd? Hoeveel terroristen zouden er nu in Nederland kunnen rondlopen die met die asielinstroom zijn meegekomen, omdat u ons advies niet heeft opgevolgd? Minister Rutte: Ik ben het geheel met de heer Wilders eens. Waar het land bereid is om, zij het in beheersbare aantallen, mensen die echt op vlucht zijn een kans te bieden om hier opvang te krijgen, moet je er natuurlijk alles aan doen om te voorkomen dat daar terroristen tussen zitten. Dat doen we dus ook. In Europees verband investeren we in Frontex, het agentschap dat lidstaten ondersteunt. Wijzelf hebben om die reden een Border Security Team naar Chios gestuurd, dat de Griekse autoriteiten ondersteunt. Dat is internationaal. Nationaal hebben wij een hele reeks maatregelen genomen. Ik kan ze hier allemaal gaan opnoemen, maar ik kan de heer Wilders verzekeren dat een hele reeks maatregelen is genomen, precies om te voorkomen dat zich onder de asielzoekers terroristen zouden bevinden. Ik zie dus geen verschil van opvatting. Volgens mij hebben we een gezamenlijk doel. Met het middel dat de heer Wilders schetst — de grens dicht — ben ik het niet eens, maar over het doel zijn wij het geheel eens. De heer Wilders (PVV): Het heeft niet gewerkt. Het is ook geen antwoord op mijn vraag. Draai er nou niet weer omheen. Geef gewoon antwoord. U hebt ons advies niet gevolgd, en met u alle andere regeringsleiders in Europa. De Europese grenzen waren zo lek als een mandje. We hebben alleen al in 2015 21.895 asielzoekers in Nederland gehad zonder papieren. Zonder papieren, van wie we niet wisten wie het waren. We hebben over een asielzoekerscentrum in Nijmegen zelfs het nieuws gehad dat daar terroristen tussen zouden zitten. Dus ze zítten hier in Nederland. U bént daarvoor gewaarschuwd. U hebt Nederland dus, ondanks dat u daarvoor gewaarschuwd bent, moedwillig in gevaar gebracht. Stel u voor dat er morgen net als in Frankrijk, in Parijs vorig jaar en het jaar daarvoor aanslagen worden gepleegd door terroristen — God verhoede dat het gebeurt — die mee zijn gekomen met de asielstroom omdat u dat heeft toegelaten. Dat wilt u toch niet op uw geweten hebben? Minister Rutte: De heer Wilders en ik zijn het eens over het doel. Wij zijn het oneens over het middel. Ook zijn middel zal, los van alle andere bezwaren die daaraan zouden kleven, niet perfect zijn. Je kunt wel de grens helemaal proberen te sluiten maar dat zal ook niet lukken. Er zullen altijd mensen doorheen glippen. Je moet dus zowel internationaal als nationaal alle maatregelen nemen om dat risico te minimaliseren en dat hebben wij gedaan. Daar zijn Wilders en ik het over eens. Alleen, hij wil nu de indruk wekken dat je met zijn middel, namelijk helemaal de grenzen sluiten, honderd procent zekerheid hebt. Ook dan heb je die niet, echt niet. Als mensen erdoorheen willen, gaan ze erdoorheen. Wat we moeten bereiken — de paradox is dat de aanpak van het kabinet daarmee uiteindelijk effectiever is — is dat het hele proces, de hele procedure voor mensen die zich asielzoeker melden effectief is. Die procedure volgen we. Mensen worden aan de hand daarvan precies beoordeeld, zowel nationaal als internationaal. Echt, de heer Wilders zoekt hier een tegenstelling die er niet is. De heer Wilders (PVV): Als ik u zou zijn, zou ik niet meer kunnen slapen. Ik meen dat oprecht: ik zou niet meer kunnen slapen, want u hebt niet alles gedaan wat u zou moeten doen. U hebt 21.895 asielzoekers binnengelaten zonder of met valse papieren. Dat zijn cijfers van uw staatssecretaris zelf. U hebt dus tienduizenden mensen binnengehaald van wie u niet weet wie het zijn, die aantoonbaar in andere landen aanslagen hebben gepleegd. U weet dus niet wie u binnen hebt gehaald. U hebt niet alles gedaan! Ik zou maar heel voorzichtig zijn, want wij moeten er maar even niet aan denken wat gebeurt als een van die mensen hier een aanslag pleegt. Minister Rutte: Geert Wilders en ik, eh … Dit is ingewikkeld: er wordt hier een tegenstelling gesuggereerd die ik niet zie, dat is namelijk dit land veilig houden voor terrorisme. Daar wordt iedere dag aan gewerkt door duizenden mensen van de politie, van onze veiligheidsdiensten en van onze vreemdelingenketen, op alle mogelijke niveaus. Ook de heer Wilders weet dat je nooit honderd procent garantie kunt geven dat hier nooit een aanslag zal plaatsvinden. Wel kunnen wij gezamenlijk, de heer Wilders en ik, wij allemaal zoals wij hier zitten, honderd procent garantie geven dat wij er alles aan doen om dat te voorkomen. Dan kun je vervolgens nog een discussie hebben over het middel. Daar zijn wij het niet over eens. Ik ben het met zijn middel niet eens, want ik denk dat dat niet werkt, dus hebben wij een ander middel. Maar wij zijn het eens over het doel om dat te voorkomen. De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil nog even terug naar het vorige punt: taalles vanaf dag 1. Dat staat in een motie waar collega's Pechtold en Klaver aan refereerden. Er ligt dus een motie van de Kamer, waarvan de minister-president zegt dat dat pas ingaat als mensen zekerheid hebben over hun status. Wat vindt hij van de inzet van de minister van VWS? Die zei in haar Schoo-lezing dat zo'n rechts heilig huisje eigenlijk moet sneuvelen, namelijk dat je niet mag werken of mag leren totdat zeker is dat je mag blijven. Wat vindt hij van die inzet? Minister Rutte: Ik vond dat zij een heel mooie speech hield. Ik was het op twee punten niet eens. De heer Segers heeft er gisteren een andere uitgelicht: het element van het belang van godsdienst in de samenleving. Haar opvatting daarover deelde ik niet. Dit is het tweede waar ik het niet mee eens was, maar verder vond ik het een prachtige speech. Ik vind het ook heel goed dat politici dat soort grotere speeches houden. Ik ben ook blij dat ze zich niet helemaal ingekapseld voelen door alle lijntjes van het kabinet of de partijopvattingen. Dat moet ook kunnen, anders heb je nooit een groter debat. Ik vond het een prachtige toespraak. Die is ook ruim becommentarieerd, maar met deze twee elementen was ik het niet eens. De heer Segers heeft ze allebei gevonden. De heer Segers (ChristenUnie): Over dat eerste element zijn wij het dan weer eens en met dat tweede element was ik dan weer blij. Je moet er immers ook heel praktisch naar kijken. Als er een grote groep is zoals de Syriërs, van wie wij weten dat 95% een status zal krijgen, dan is het toch van belang dat je vanaf dag één investeert in taal, in vaardigheden en in meedoen, en dat mensen niet een jaar lang een beetje op de handen zitten met alle mogelijke drama's van dien? Dan is het toch van belang dat je ze onmiddellijk kansen geeft? Waarom zouden wij voor die groep zo moeilijk doen? Minister Rutte: Ik zou daar een beetje praktisch naar kijken. Wij weten nu dat de IND-beslistermijnen teruglopen naar acht weken. Wij investeren in vrijwilligerswerk. Zodra mensen een status hebben, krijgen ze taalles. Volgens mij zijn de verschillen niet zo heel groot. De voorzitter: Ja, en ik heb de indruk dat dit punt een paar keer aan de orde is geweest. De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb nog een laatste vraag, want ik vraag specifiek naar een groep mensen van wie wij bijna zeker weten dat ze die eerste status krijgen: de Syriërs. Dan is het toch merkwaardig om daar zo rücksichtslos op te acteren in plaats van ze onmiddellijk de kans te geven om mee te doen? Ik zou zeggen: laat dit heilige huisje alsjeblieft sneuvelen. Minister Rutte: Ik val een beetje in herhaling. Ik kan het niet duidelijker zeggen dan ik het net zei. Ik snap dat de heer Segers en ik het niet eens zijn. De voorzitter: Mijnheer Van der Staaij, hebt u een andere vraag? De heer Van der Staaij (SGP): Ja, ik heb een andere vraag en die betreft het punt dat de heer Wilders net ook aankaartte. Ik heb daar gisteren ook een vraag over gesteld in mijn termijn. In het Dreigingsbeeld Terrorisme wordt nog steeds gezegd, ook in de meest recente versie die gepubliceerd is door de NCTV, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, dat het door gebrekkige controle aan de buitengrenzen en documentfraude nog steeds kan gebeuren dat jihadisten de vluchtelingenroutes gebruiken. Ik schrok er eerlijk gezegd van dat dat ook na al die tijd en al die maatregelen nog gewoon zo in het Dreigingsbeeld Terrorisme terugkomt. Wat is het nu het perspectief op een betere controle aan de buitengrenzen en een betere aanpak van de documentfraude? Minister Rutte: We hebben in ons voorzitterschap heel veel gedaan, bijvoorbeeld op het gebied van de grens- en kustbewaking — staatssecretaris Dijkhoff, minister Van der Steur en minister Koenders hebben daar in het voorzitterschap heel veel tijd aan besteed — om ervoor te zorgen dat we in Europa heel snel komen tot een gezamenlijk aanpak van de grens- en kustbewaking. Dat is heel belangrijk en daar hebben we heel grote stappen in gezet. Het tweede is Frontex. Dat moet alle middelen hebben om de buitengrenzen goed te bewaken. Het derde is wat we nationaal doen. Ik heb dat net allemaal geschetst. Lokt u mij niet uit om al die maatregelen te noemen. Ik zou dat kunnen doen, maar het is een hele lijst. Dat zijn maatregelen die wij nationaal nemen om ervoor te zorgen dat niemand er doorheen glipt. Vervolgens had ik een discussie met de heer Wilders, die een ander instrument had, namelijk het sluiten van de grenzen. Dat gaat echter ook niet helpen, want uiteindelijk zullen de mensen ook daar doorheen glippen. Je moet daarom maximale garantie bieden en het maximale doen — honderd procent garantie is er niet — om te voorkomen dat mensen er doorheen glippen. De zwakke punten moet daarbij worden versterkt. Daar wordt nu heel hard aan gewerkt. De heer Van der Staaij (SGP): Ik geloof zeker dat er heel veel inspanningen zijn verricht. Daar heb ik waardering voor. Het gaat mij nu echter om het resultaat. Wanneer kunnen wij in het Dreigingsbeeld Terrorisme lezen: gelukkig zijn de buitengrenzen nu zodanig onder controle dat we niet meer dat risico lopen dat de vluchtelingenroute gebruikt worden door jihadisten? Minister Rutte: Het zal altijd een mix blijven van wat je doet met de buitengrenzen en wat je nationaal doet. Het zal altijd een heel pakket moeten zijn en wij benaderen het ook echt als een pakket. Het is dus niet alleen een nationaal vraagstuk of het vraagstuk van de buitengrenzen van Europa, we moeten het in zijn geheel bekijken. Daarbij is ook van belang dat de asielstromen zelf teruglopen. Minder mensen moet de gevaarlijke oversteek wagen en meer mensen moeten in de regio worden opgevangen. Je moet dus naar het geheel kijken. De heer Van der Staaij (SGP): Dan blijft toch nog het punt of, als er sprake is van gebrekkige controle aan de buitengrenzen, er dan druk wordt uitgeoefend op die landen die daar onvoldoende wat aan doen of daar onvoldoende aan meewerken. Zeggen we dan: we kunnen niet langer met het vrije reizen binnen Europa doorgaan op het moment dat de buitengrens lek is? Dat was wel de afspraak die is gemaakt toen het vrije verkeer onderling mogelijk is gemaakt. Minister Rutte: Dat ben ik helemaal met de heer Van der Staaij eens. Je ziet ook in de discussie over Griekenland dat de druk wordt opgevoerd en dat geldt ook voor de maatregelen in Bulgarije. Dat is niet omdat Bulgarije het niet goed doet, maar om dat land verder te beschermen. Voorzitter. Ik kom bij het volgende onderwerp, veiligheid en rechtstaat. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb nog even een vraag over de internationale verdragen en hoe het daarmee staat. Dat is gisteren volgens mij ook opgebracht door de heer Zijlstra. Vorig jaar heb ik het daar ook over gehad. Minister Rutte: Daar kom ik in het volgende blokje op. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is mooi. De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb nog een korte vraag over de vluchtelingen in Griekenland. Volgens de Griekse minister van immigratie zijn er inmiddels 7.000 vluchtelingen geregistreerd, maar worden ze niet opgenomen door andere EU-lidstaten. Ik wil graag de lezing van de premier daarover horen. Minister Rutte: Nogmaals, wij doen heel veel en staan inmiddels op nummer drie in het lijstje. We gaan daar ook mee door en we moedigen andere landen aan om dat ook te doen. Het kan echter niet zo zijn dat wij die 7.000 alleen gaan opvangen. De voorzitter: We vervallen nu echt in herhaling. De heer Klaver (GroenLinks): Dit is geen herhaling, voorzitter. Ik stel een heel concrete vraag. De minister-president betoogt — daar ging ik heel ver in mee — dat er problemen zijn met de registratie van vluchtelingen. Dat moet worden verbeterd. Daar had de heer Samsom het ook over. Maar we zien ook dat er inmiddels wel 7.000 mensen zijn geregistreerd. Ik vraag niet om iedereen op te nemen, maar we hebben de afspraak gemaakt dat wij ruim 5.000 mensen zouden opnemen. Waarom doen we dat niet? Dat is een heel simpele vraag. Daar mag de premier toch antwoord op geven? Dan hoeft hij niet in herhaling te vallen. Het is een nieuwe vraag en daar wil ik graag een nieuw antwoord op. Minister Rutte: Wij zullen doorgaan met het opnemen van mensen conform onze afspraken. Wij kijken ook naar wat anderen doen; wij zitten al in de top drie. Dus volgens mij doen we dat netjes. De heer Klaver (GroenLinks): Maar de vraag is waarom ze hier dan nog niet zijn. We waren het er met elkaar over eens dat het veel te langzaam gaat. Vervolgens zie je dat mensen wel geregistreerd zijn maar dat ze hier nog niet zijn. Daarom heb ik de heel simpele vraag: waarom gebeurt dat niet? Als ik daar geen antwoord op krijg, ga je bijna denken dat er onwil in plaats van onmacht in het spel is. Minister Rutte: Hoe kan de heer Klaver dat nou vaststellen, als je ziet waar wij staan in het lijstje en ziet hoezeer wij vooroplopen? Dat vind ik ook prima. Dat hoort ook bij Nederland. Andere landen zullen ook hun deel moeten doen. We lopen daarin echt voorop. We gaan er ook mee door om dat gewoon heel fatsoenlijk te doen. Het doel is meer opvang in de regio en voorkomen dat mensen die gevaarlijke overtochten maken. Eigenlijk zou je alleen nog het resettlementinstrument willen gebruiken, zodat we uiteindelijk alleen nog via resettlement mensen overbrengen. Nu heb je ook nog te maken met relocatie. Dat is een rechtsproblematiek uit het verleden. Daar refereert de heer Klaver terecht aan. En ook daar nemen we ons aandeel in. De heer Roemer (SP): Maar nu komt er toch een heel ander verhaal naar boven. Eerst zegt de minister-president dat het gewoon aan het registratieprobleem in Griekenland ligt. Daar zullen wel degelijk problemen mee zijn, maar nu blijkt inderdaad dat er zeker al 7.000 mensen geregistreerd zijn en wachten. Zegt de minister-president nu: omdat andere landen niet zo hard willen lopen als wij, doen wij ook maar even niks en komen wij onze verplichtingen niet na? Minister Rutte: Wij komen onze verplichtingen meer dan na. Het klopt echt niet wat de heer Roemer zegt. Oprecht niet. De heer Roemer (SP): Jawel, want wij hadden afgesproken dat wij 5.000 mensen zouden opnemen en dat aantal hebben wij bij lange na nog niet gehaald. Er is dus geen enkele belemmering om onze afspraak nu na te komen, om in contact te treden met Griekenland en na te komen wat wij hebben toegezegd. Minister Rutte: Ik denk dat het goed is om dat enigszins in verhouding tot anderen te doen. We moeten er met elkaar naar kijken. Van de 50.000 staan er nu blijkbaar 7.000 geregistreerd om overgebracht te worden. Dat doen we met 27 landen en Nederland staat in de top drie. Dan kun je Nederland toch niet verwijten dat wij onze afspraken niet nakomen? Ik vind dat niet terecht. De heer Roemer (SP): Dat kun je dus wel. Dan kun je straks dus zeggen dat je naar collega Tsipras bent geweest en je hem alles hebt aangeboden wat we maar kunnen doen. Dat zijn alweer praatjes voor de bühne, want dat doen we dus niet. We hebben afgesproken en toegezegd om 5.000 mensen op te nemen, die daar in omstandigheden leven waar u en ik niet in willen zitten. Vervolgens zegt de minister-president: het registratiesysteem klopt daar niet, het duurt allemaal veel te lang, dus we kunnen niks. Dat blijkt dus ook een praatje voor de bühne te zijn. Nu zeg ik dat er inderdaad al 7.000 vluchtelingen zijn geregistreerd en we nog ruimte hebben, want we zijn onze afspraak nog niet nagekomen. En daarop zegt de minister-president vervolgens: ja, maar omdat andere landen niet zo hard lopen, doen wij dat ook niet. Dat kan echt niet. Afspraak is afspraak. Haal die mensen op en zorg ervoor dat wij onze afspraak nakomen! Minister Rutte: Dat doen we. Je kunt echt niet beweren dat, als wij in de top van de Europese score zitten, wij onze afspraken niet nakomen. Daarmee ben ik het echt oneens. De heer Samsom vroeg aan de heer Roemer om ook zijn invloed aan te wenden; dat ondersteun ik zeer. Het loopt langs twee lijnen. Eén: die registratie op het Griekse vasteland gaat tergend langzaam. Deze aantallen zijn natuurlijk nog veel te laag. Twee: in het kader van het een-op-eensysteem is het nodig dat de afspraken met Turkije ook aan de andere kant kunnen worden uitgevoerd; vooral daar zal politieke druk nodig zijn. Ik ondersteun dat verzoek van de heer Samsom zeer. De heer Roemer (SP): Druk uitoefenen op iedereen; dat mag allemaal. Ik wil best iedereen bellen. Dat doe ik met grote regelmaat, met liefde en plezier, maar om die mensen in de kou te laten staan louter en alleen omdat andere landen niet hard genoeg willen lopen, terwijl wij een toezegging hebben gedaan: dat kan toch niet waar zijn? We maken toch niet voor niets afspraken? U kunt dan toch niet gewoon zeggen dat de problemen aan een ander en niet aan u liggen? Nu komt het konijn uit de hoge hoed: u wilt het gewoon niet! Minister Rutte: Dat is simpelweg niet waar. Iedere week nemen we onze verantwoordelijkheid. De voorzitter: Gaat u verder. Minister Rutte: Iedere week zitten er te realloceren mensen en mensen uit resettlements in de aantallen. Iedere week! Dan doen we constant. Wij komen onze afspraken na en daarom staan we ook zo hoog in die Europese ranglijst. Het is dus gewoon niet waar dat wij dat niet doen. Ik kom bij het volgende onderwerp: het vraagstuk van de verheerlijking van geweld. Dat was in het debat van gisteren ook een groot thema. Ik wil dat bespreken, nadat ik nog eens het volgende heb benadrukt. Wat ik goed vond aan de discussie van gisteren, is dat heel scherp zichtbaar werd dat je, om Nederland Nederland te laten blijven, aan de ene kant moet normeren, moet duidelijk maken dat het geen keuzemenu is. Dat geldt niet alleen voor de Turkse Nederlander in Rotterdam die met rode vlaggen staat te demonstreren en vervolgens een NOS-journalist het leven en het werk onmogelijk maakt. Dat geldt evenzeer voor de Nederlander die achterin een gemeentehuis stond te schreeuwen en discussie onmogelijk maakte toen er vorig jaar discussie was over de komst van azc's of noodopvanglocaties. Ik vind beide even erg en voor beide geldt dat de Nederlandse waarden geen keuzemenu en geen cafetariamodel zijn. Het is alles of niets. Aan de andere kant hebben we de wetshandhaving. We zullen er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat onze politie ook gebruikmaakt van de bevoegdheden die de politie heeft. Dat waren gisteren eigenlijk de twee hoofdpunten in het debat: de wet handhaven en met elkaar de norm neerleggen. Tegen die achtergrond zou ik een aantal vragen over verheerlijking van geweld willen beantwoorden, ten eerste de vragen van de heer Buma. De voorzitter: We hebben zojuist afgesproken dat het handig zou zijn als de minister-president zijn blokjes afmaakt. Dan krijgt iedereen de gelegenheid om te interrumperen. Was u klaar? Minister Rutte: Dit was een inleidende opmerking. Ik heb vervolgens een groot aantal vragen te beantwoorden. De voorzitter: De heer Samsom. De heer Samsom (PvdA): Mijn vraag gaat precies over die inleidende opmerking. De premier zei — volgens mij heeft hij daar gelijk in — dat beide even erg is: die Turkse jongen die voor die NOS-journalist springt en hem het werk onmogelijk maakt en die Hollandse jongens die achter in die zaal staan te schelden. De premier had voor beiden echter wel een heel andere boodschap en dat begrijp ik niet. Het zijn immers allebei Nederlanders die zich beter moeten gedragen. Toch zegt de premier tegen de één dat hij maar moet oprotten en tegen de ander zegt hij: gedraag je. Waarom heeft de premier niet dezelfde boodschap voor dezelfde mensen die in dit land wonen? Minister Rutte: Omdat in die film het volgende zichtbaar is. We zien niet alleen het heel ongemakkelijke beeld van Turkse Nederlanders die in Rotterdam op de Erasmusbrug demonstreren. Ik denk dat wij dat allemaal ongemakkelijk vinden, maar het mag, want het is gebruikmaken op het in Nederland bestaande recht op demonstratie. We zien een aantal van hen zich keren tegen die NOS-verslaggever. Dan zegt een van hen in de camera: "oprotten!" Dat zegt hij niet tegen de camera; dat zegt hij tegen ons. Als dat gezegd wordt in de camera, terwijl hij aan het shoppen is in onze verworvenheden — namelijk wel demonstreren, maar die NOS-verslaggever niet zijn werk laten doen en tegen Nederland zeggen: "oprotten" — dan is er maar één reactie: pleur zelf op. Vervolgens heb ik in de uitzending ook gezegd dat ik als minister-president vind dat wij onze waarden en verworvenheden hebben te handhaven en dat wij duidelijk moeten maken dat je daar niet in kunt shoppen door wel gebruik te maken van het recht op demonstratie maar een ander het recht te ontzeggen om daar een verslag van te maken ofwel de persvrijheid. De heer Samsom (PvdA): Over de kwalificatie van wat daar gebeurde, verschillen wij niet van mening. Misschien vind ik het nog wel erger dan u, maar daar gaan we geen wedstrijdje over doen. U zei echter dat uw primaire reactie dan was om te zeggen: pleur op! U zei "primaire reactie", maar die uitzending was minutieus voorbereid. Daar was lang over nagedacht en u had het fragment zelf gekozen. Minister Rutte: Zeker. De heer Samsom (PvdA): U had goed nagedacht over wat u na afloop van dat fragment ging zeggen. U zei tegen een Nederlander met een Turkse achtergrond: pleur op. Minister Rutte: Ja. De heer Samsom (PvdA): Dat zegt u niet tegen Nederlanders met een andere achtergrond. Zou u zich kunnen voorstellen dat Nederlanders met een Turkse achtergrond dan denken: wacht eens even, deze premier behandelt mij anders dan elke andere raddraaier in dit land? Zou een premier zich niet op een verbindender manier moeten opstellen naar alle mensen die zich in dit land bevinden, ook als zij zich ongelofelijk misdragen? U had allerlei andere kwalificaties kunnen gebruiken ten aanzien van die jongens: gedraag je, schaam je of — uw vocabulaire gebruikend — doe eens normaal, man. Minister Rutte: Nee, daar begon iemand anders mee. De heer Samsom (PvdA): Doe zelf normaal, man; dat was toen uw toevoeging aan dat hoogstaande debat. U gebruikte bewust, heel bewust, een heel andere opmerking. Eerlijk gezegd maak ik mij daar zorgen over. Begrijpt u dat? Minister Rutte: Nee, dat begrijp ik eigenlijk helemaal niet. Hierover verschillen wij echt totaal van mening. Honderden of duizenden mensen met rode Turkse vlaggen demonstreerden in Rotterdam, op de Erasmusbrug. Dat vinden wij hier volgens mij grotendeels heel ongemakkelijk, maar oké, het zijn onze verworvenheden en je mag hier demonstreren. Ook Turkse Nederlanders mogen hier demonstreren en mogen dat zelfs met Turkse vlaggen doen. Ik weet niet helemaal zeker wat er zou gebeuren als de heer Samsom en ik met een Nederlandse vlag liepen te demonstreren in Turkije. Maar goed, hier mag het. Het was heel ongemakkelijk. Vervolgens maakt iemand gebruik van de persvrijheid en doet daar verslag van. Niet alleen wordt hem het werken onmogelijk gemaakt, maar vlak voordat dat gebeurt voegt de persoon die dat doet in de camera Nederland toe: oprotten. Hij zei dat niet tegen die journalist maar echt tegen Nederland. Er is dan maar één reactie denkbaar en die heb ik daar gegeven. Ik houd daar echt aan vast. Ik vind dat en ik weet zeker dat iedereen dat vindt. De heer Samsom (PvdA): Kijk, daar is-ie weer. U weet zeker dat iedereen dat zou vinden. Daarom maak ik me zo'n zorgen. Wij kennen elkaar nu inmiddels ook iets te lang, zou je haast kunnen zeggen. Ik heb dit namelijk eerder meegemaakt. Er is al wat gezegd over de beloftes die voor de verkiezingen gedaan werden, maar ernstiger vond ik het moment — dat was ook voor verkiezingen; toen was dat voor de Eerste Kamer — waarop u Syriëgangers dood wenste in Syrië. Toen vroeg ik u hier ook naar en precies vanaf deze plek zei ik: u staat ook voor de internationale rechtsorde; een uitspraak dat ze beter kunnen sneuvelen dan dat er recht wordt gedaan, past een premier niet. Ook toen zei u exact wat u nu weer zegt. U zei zelfs met enige gretigheid: ik herhaal het nog eens, en iedereen is het met mij eens. Dat zal, dat iedereen het met u eens is. Maar een premier heeft een grotere verantwoordelijkheid dan dingen zeggen waarmee alle mensen het eens zijn. Ik zie weer, en daarom maak ik me zorgen, dat in de richting van de verkiezingen de campagnevoerder Mark Rutte — dat is een nogal sterke persoonlijkheid van u — door het pantser van de premier heen breekt. Die gaat dingen zeggen waar iedereen het mee eens is, maar waar Nederland niet bij gebaat is. Nederland is gebaat bij een premier die verbindend optreedt en die alle Nederlanders in dit land gelijk behandelt. Als ze zich misdragen, dan moeten ze bij de lurven gepakt worden, om uw vocabulaire aan te vullen, maar er moet niet "pleur op" worden geroepen. Dat hoort namelijk niet bij mensen die in dit land wonen. U moet verbinden. U moet hun duidelijk maken dat hun toekomst hier ligt en dat ze zich juist niet zouden moeten richten op dat andere land. Als we de komende zes maanden nog vaker de campagnevoerder Rutte zien, die gretig herhaalt wat 99% van het land wil horen, en minder vaak de premier, dan maak ik me zorgen. Mijn oproep aan u is: doe dat niet. Minister Rutte: De heer Samsom is diep in mijn psyche gezakt om te achterhalen wie er nou precies aan het woord was. Ik kan de heer Samsom geruststellen: dat was de minister-president. Want dit vind ik namelijk. De heer Samsom (PvdA): Daar mag ik echt wat van vinden. Minister Rutte: U mag daar zeker wat van vinden. De heer Samsom (PvdA): Ja. Minister Rutte: Als iemand daar in die camera tegen ons allemaal "oprotten" roept, dan kan er maar één reactie zijn. Vervolgens heeft de heer Samsom er gelijk in dat er een tweede reactie moet komen. Die heb ik ook gegeven, namelijk dat ik als minister-president natuurlijk de taak heb om precies uit te leggen hoe dit zit: dat je niet kunt shoppen in die verworvenheden en dat je, als je aan de ene kant gebruikmaakt van het recht op demonstratie, niet aan de andere kant kunt voorkomen dat de NOS daar een verslag van maakt. Misschien moet ik nog een punt uitleggen. Mocht een Nederlander achter in zo'n zaal bij een azc-inspraakavond in een camera "oprotten" hebben geroepen, zou die precies dezelfde reactie van mij hebben gekregen. Precies dezelfde reactie! Als de heer Samsom dus denkt dat ik op dat punt een onderscheid maak tussen een Turkse Nederlander en een Nederlandse Nederlander, zeg ik hem dat het mij daar helemaal niet om gaat. Het zijn namelijk allemaal Nederlanders. Maar als je daar in de camera "oprotten" roept, dan kan er maar één reactie zijn. Vervolgens heeft de heer Samsom er volkomen gelijk in dat je daarna precies uitlegt hoe het zit, en dat heb ik ook gedaan. De heer Samsom (PvdA): Het punt is dat er inderdaad maar één reactie kan zijn, want uw tweede reactie doet er dan niet zo veel meer toe. Maar er kunnen vele eerste reacties zijn. Ik had een andere gewenst. Nu maakt u het verschil kleiner — dat is uw goed recht; het is overigens ook uw baan om verschillen hier kleiner te maken — door te zeggen: ik had tegen die Nederlander ongeveer hetzelfde gezegd. Ik waag dat te betwijfelen. Ik waag dat te betwijfelen, maar goed, die test hebben we gelukkig niet hoeven doen. Laten we ook hopen dat dit niet vaak voorkomt. Ik verzoek u in ieder geval om het volgende. U zegt: ik heb dat als premier gezegd. Volgens mij zouden we dan in ieder geval met elkaar kunnen afspreken dat u het als premier niet herhaalt als het weer gebeurt. Als we hier dan toch een beleid moeten vaststellen over de reactie van de premier op een zelfgekozen fragment in een Zomergasten-uitzending — dat zal niet zo snel nog een keer voorkomen — dan moeten we het er in principe over eens kunnen zijn dat u tegen alle Nederlanders hetzelfde zegt als ze niet deugen of als ze wangedrag vertonen. En niet tegen de een "pleur op" en tegen de ander "schaam u" of "ik schaam me voor hen". Dat heeft u namelijk eerder gezegd over hooligans van Hollandse afkomst die zich in het buitenland misdroegen. Minister Rutte: Precies. De heer Samsom (PvdA): Toen zei u niet: blijf daar maar. In de trant die u nu aangaf zou dat op zich … Minister Rutte: Dan hadden ze nog meer fonteinen in Italië kapotgeslagen! De heer Samsom (PvdA): U zei: ik schaam me voor hen. Dat vond ik een verstandige reactie, eentje die past bij een premier van alle Nederlanders. Wij schaamden ons allemaal voor hen. U verwoordde ons gevoel. Dat deed u nu niet. U gaat er prat op dat 99% het lekker vond wat u zegt, maar ik zeg u dat het niet goed is voor Nederland en voor de opdracht die we hier gisteren juist de hele dag hebben besproken. Het ging over de twijfel van Nederland. Zijn we nog wel één samenleving of staan we straks met verhitte koppen tegenover elkaar "pleur op" en "nee, pleur zelf op" te roepen? Daar hoort een premier niet aan bij te dragen. Als de campagnevoerder Mark Rutte dat af en toe doet, dan maak ik me zorgen, maar dat is tot daar aan toe. Maar als de premier het doet, dan maak ik bezwaar. Minister Rutte: Ik ben altijd minister-president, totdat iemand het ambt overneemt. Het is precies zoals in die uitzending tijdens de Statenverkiezingen, waaraan de heer Samsom refereert. Ook als minister-president kan ik mijn opvattingen geven, en dat zal ik ook doen. Is het daarmee kabinetsbeleid? Nee. Dat was het ook niet in die uitzending in maart 2015. Maar het is wel een opvatting. De heer Van Haersma Buma (CDA): Eerst even over die laatste opmerking: ik ben altijd minister-president. Niet zo lang geleden was de minister-president nogal geïrriteerd tijdens een interruptie van mij. Toen zei hij: ja, maar als minister-president vond ik ook iets anders; dit was Mark Rutte. Dat is te kort geleden om nu alweer a te zeggen en b te doen. Maar nu hierover. Ook ik krijg mails van mensen die schrijven: top, deze man zegt het tenminste! Maar dat is dezelfde premier Rutte die steeds meer praat over normen en waarden. Hij begon er vanochtend mee. De premier doet het volgende, zeker nu het herhaald wordt. Als de ander zegt "rot op", dan zegt hij "pleur op". Ik zeg tegen premier Rutte: als de ander de norm verlaagt en jij hetzelfde doet, dan zet je de norm niet; dan verlaag je de norm. Minister Rutte: Ik begrijp wat de heer Buma zegt, maar ik ben het in dit geval niet met hem eens, omdat het zijn taak, en zeker ook mijn taak in deze baan, is om te normeren. Je kunt niet vrijblijvend praten over normen en waarden. Dat is, denk ik, ook een uitdaging voor de partij van de heer Buma. Die praat ook vaak over normen en waarden, maar dan op een soort metaniveau. Het gaat erom hoe je het invult. Het gaat erom dat je de norm ook neerlegt, en dat je bereid bent om die norm neer te zetten. Voor mij is de norm hier heel duidelijk. Die norm geldt zowel voor die Nederlander achter in dat gemeentehuis die bezwaar maakt tegen een azc, als voor de Turkse Nederlanders die demonstreren. Als je in dit land een positieve bijdrage wilt leveren, heb je alle grondrechten en alle verworvenheden te accepteren, precies zoals de koning het in de troonrede heeft gezegd. Daar kun je niet mee marchanderen. Daar kun je niet in gaan shoppen. Dat is echt een cruciaal punt. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zou bijna zeggen: zeg alstublieft dat u dit niet als premier zegt. Doe dat, alstublieft. Als je als premier zegt dat "pleurt op" de norm voor Nederland is, is dat toch niet te geloven? Dat is echt erg. Dat kan helemaal niet! Eens in de zoveel tijd staat u voor een schoolklas, en dan gaat het ook over normen en waarden. Zegt u dan ook "pleurt op" tegen uw leerlingen? Zegt u dan ook "rot op", "lazer op" en "tuig van de richel"? Minister Rutte: Ik begrijp de heer Buma echt niet. Hij leidt een partij die zegt op te komen voor normen en waarden, maar wat doet hij? Hij vangt een beetje op woorden, in plaats van de kern van de zaak te bekijken. Ik zou hem zo graag eens willen horen over de grondrechten in Nederland, over het feit dat twee mannen gewoon over straat moeten kunnen lopen, en over het feit dat een vrouw met een kort rokje zich niet hoeft te schamen als ze door een bepaalde buurt loopt. Daar zou ik de heer Buma nou graag een keer over horen. Dat zijn de normen die we moeten neerleggen. De heer Pechtold (D66): Je gaat af als een gieter, man! Minister Rutte: Het wordt een beetje het Engelse Lagerhuis hier. De voorzitter: De sfeer zit er goed in. Minister Rutte: Je kunt als politicus niet aan de ene kant praten over normen en waarden, zonder niet ook aan de andere kant bereid te zijn om die norm neer te leggen. Dat is echt een belangrijke taak voor ons als politici, en ik daag de heer Buma uit om dat te doen. Hij heeft zijn bijeenkomst gehad met 1.000 CDA'ers die hebben gesproken over allemaal heel lieve en mooie dingen, maar dat is het niet. Uiteindelijk komt het er op dit soort momenten op aan. Wij moeten met elkaar vastleggen wat wij in dit land wel normaal vinden en wat wij niet normaal vinden. Mensen zijn bezorgd. Blijft Nederland wel Nederland? Blijft Nederland wel het Nederland waarin we in een gemeenteraadsvergadering fatsoenlijk kunnen discussiëren over de komst van een azc? Blijft het wel het Nederland waarin we niet alleen kunnen demonsteren, maar waarin we ook de persvrijheid respecteren? Dit is fundamenteel en essentieel. Je kunt dan wel aankomen met zo'n discussie als deze, maar dan loop je net als de heer Buma weg voor je verantwoordelijkheid. (Geroffel op de VVD-bankjes) De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu doet de premier net alsof ik deze discussie ben gestart, maar het "pleurt op" begon toch echt bij de premier zelf. Hij begon zelf met dat te zeggen. Denk er even over na dat Nederland meekijkt! Die mensen horen nu dat de premier vindt dat de norm in Nederland is dat als iemand "rot op" zegt, je dan "pleurt op" terugzegt. Dat is niet normaal. Dat is echt niet normaal! Als wij normen willen stellen, moeten we ook grenzen stellen. Oké, als u het wilt horen: ja, ik vind dat het verheerlijken van geweld strafbaar moet zijn. Ik vind dat er een dienstplicht moet zijn. Ja, daar ben ik voor! Ik zeg anders dan de VVD dat de vrijheid van meningsuiting niet onbegrensd is, omdat je niet alleen maar rechten hebt, maar ook verantwoordelijkheden. Dat was het antwoord dat ik van de premier had willen horen, en niet "pleurt op", "rot op" of "lazer op", en vervolgens niets doen. Minister Rutte: Ik vind dat geen sterke reactie. De heer Pechtold (D66): We hebben het hier over de begroting, maar we hebben het eigenlijk over de premier die hier afgaat als een gieter. (Geroffel op de bankjes) De heer Pechtold (D66): We hebben het over Zomergasten. Ik mocht daar ook een keer te gast zijn. Je mag weken en maanden van tevoren items uitzoeken en met de redactie praten. Je zoekt dus zelf dit item uit. Je zoekt het zelf uit, dus je wilt blijkbaar als premier een boodschap afgeven. Je hebt daarover nagedacht. Het is geen show waarin je terechtkomt en waarin je wordt geconfronteerd met een filmpje. Burgemeester Aboutaleb reageerde, maar heeft na zijn reactie gezegd: je bent wel welkom, en ik ga met je in gesprek. Dat heb ik u ook nog nooit zien doen. Het gaat nu om "pleur op". Het is werkelijk … U lijkt er nog van te genieten ook! Minister Rutte: Nee, helemaal niet. Ik verbaas mij er alleen over. De heer Pechtold (D66): U lijkt ervan te genieten om in een verkiezingsdebat te zeggen: weet je, als je in Syrië gaat strijden als minderjarige, sterf dan daar en word vooral niet hier in onze rechtsstaat berecht. Dat is weer zoiets waarvan mensen aanvoelen dat dat juist niet de norm is. De premier zegt: ik normeer hier. Maar ik zeg: niet namens mij. Als mijn zoon "rot op" tegen een docent zou zeggen en de docent zou "pleur op" terugzeggen, pak ik mijn zoon aan, maar ik pak de docent nog harder aan. Dat is hier de normering. En er dan nog trots op zijn! En er dan nog bijna je kabinet mee in de problemen brengen! Vorige week hadden we ditzelfde gedoe. De minister van Sociale Zaken stond zijn best te doen om u niet al te veel af te vallen door te zeggen: het is niet helemaal mijn taalgebruik; ik zou zeggen "schaam je!" En het dan verdorie een week later nog een keer doen! Heel veel Nederlanders zullen inderdaad denken: dat zou ik ook zeggen. Ja, maar in de kroeg, op een familiefeestje of in de kantine met een borreltje te veel op. Maar dit werd gezegd door een man van wie je verwacht dat hij inderdaad normeert. Wat is daarop uw reactie? Minister Rutte: Dit is nou typisch hoe in Nederland dit soort discussies altijd loopt. Uiteindelijk gaat het niet over het neerleggen van de norm of het feit dat wij als politici ons uitspreken over wat wij verwachten aan gedrag in de samenleving. Het gaat over toonhoogte. Dat is precies wat hier gebeurt. Hier gaat het iedere keer mis, waardoor de boodschap nooit een keer duidelijk aan de samenleving wordt gegeven. Die boodschap is dat wij als politici op geen enkele manier kunnen accepteren dat mensen onze verworvenheden bekijken als een soort cafetariamodel. We hebben daar eeuwen voor gestreden. De verlichting, het humanisme, de Grondwet en de liberale verworvenheden werden daar met voeten getreden. Als zo'n man dat in de camera zegt, is dit mijn reactie; precies zoals ik die gegeven heb. Ik heb er meteen achteraan gezegd dat als minister-president mijn verdere boodschap is dat je je in dit land hebt te houden aan alle verworvenheden. Dat debat vernauwen tot een discussie over de toonhoogte, is precies wat we in dit land altijd doen. Daardoor deel je uiteindelijk nooit de norm aan de samenleving mee. Dat is niet goed. De heer Pechtold (D66): Voor een man als Rutte, een historicus die al jaren in het Haagse rondloopt, is dit echt beneden niveau. U hebt het item uitgezocht. U hebt uw reactie voorbereid. Maar kijk nou eens even naar wat er op die brug stond. Daar stonden heel veel verschillende mensen met vlaggen die op dat moment boos waren. Je weet dan dat het in de samenleving gaat spannen. Je weet dat er Erdoganaanhangers zijn. Je weet dat Gülenaanhangers inmiddels thuis zitten te vrezen voor hun kinderen op school. Je weet dat er ook christelijke Turken zijn. De samenleving broeit dus. En naar wie kijken we dan? Naar politici en naar symbolen. De premier is niet alleen een politicus, maar ook een symbool, waar mensen heel goed naar luisteren. Als ervaren politicus weet je dat je met de woorden "pleur op" tegen mensen met een andere achtergrond niet alleen maar "schaam je" zegt. Daar zit de toon in van "ga naar je eigen land". Dat zeg je dan eigenlijk. "Als het je hier niet bevalt, ga weg." Dat weet u héél goed. En weet u wat zo jammer is na zes jaar premierschap? U weet ook nu heel goed dat u eigenlijk een beetje fout zit als wij hier allemaal staan. Leer nou ook eens een stapje terug te doen. Geef jezelf ook eens normen. Laat eens zien dat je kunt leren van iets wat fout is gegaan. (Geroffel op de bankjes) Minister Rutte: In dit land maken mensen zich op dit moment grote zorgen, niet alleen over wat er met hen gebeurt nu we uit de crisis komen. Mensen maken zich nog veel grotere zorgen over de vraag of Nederland wel Nederland blijft. Dat is een fundamentele zorg die bij heel veel mensen leeft. Daar kunnen we allemaal voor weglopen, maar die angst is er. De angst dat we sluipenderwijs steeds meer concessies doen aan een grote groep mensen met een andere culturele achtergrond die hiernaartoe is gekomen, maar ook de angst dat we concessies doen aan schreeuwlelijken met een Nederlandse achtergrond die een normale discussie onmogelijk maken. Dan hebben wij als politici een taak. Die taak is volstrekt helder maken waaraan je je hebt te houden en dat als je dat doet, je in een van de meest vrije landen van de wereld woont waar je totaal kunt bereiken wat je wilt, waar je je talent kunt ontdekken en waar je een positieve bijdrage kunt leveren. Ik denk dat dit kabinet het beter doet, maar de kabinetten hiervoor vanaf de jaren tachtig — ook met de VVD erin — hebben dit laten slippen. De integratie is niet goed gegaan. Wij weten dat op dit moment 20% van de Turkse Nederlanders zeer slecht in Nederland is geïntegreerd en zich eigenlijk volledig verbonden voelt met Turkije. Dat is een ernstige zaak. Mensen zijn daar bezorgd over, zeker tegen de achtergrond van de grote groep vluchtelingen die vorig jaar naar Nederland is gekomen. Wij zeggen allemaal dat dit bij beschaving hoort. De aantallen moesten omlaag, maar het hoort bij beschaving. Ook dit jaar vangen wij vluchtelingen op. Als wij niet het ene doen, maar ook niet het andere, namelijk die norm neerleggen, dan nemen wij als samenleving een heel groot risico. Dan voelen mensen zich in toenemende mate onzeker en vragen zij zich af of u en ik wel opkomen voor de Nederlandse verworvenheden. Dat is het fundamentele punt hier. Wij moeten iedere gelegenheid aangrijpen om die norm neer te leggen. Wij kunnen dit vernauwen tot een discussie over toonhoogte, dat vind ik allemaal prachtig, maar ik sta achter die uitspraak en ik sta erachter dat wij allemaal de taak hebben om die norm te benoemen. De voorzitter: Tot slot. De heer Pechtold (D66): Dan maar eventjes heel formeel. De premier daagde zojuist uit en daarom staan wij hier met velen. Hij zei dat het in de rol van premier was en dat zegt hij ook nog tegen zijn coalitiegenoot. Hij zegt tegen zijn coalitiegenoot: "Ik sta hier in mijn rol als premier en ik zeg: pleur op". Dan kun je niet meer zeggen dat het geen kabinetsbeleid is. Dat kun je dan niet meer zeggen. In alle tradities van ons staatsrecht kun je dat niet meer zeggen. Als je zegt "ik sta hier als premier", kun je niet meer zeggen "dat vind ik zelf". Dus dan nu graag van de vicepremier: is het beleid? Voorzitter. Ik heb daar het recht toe. Is het beleid dat "pleur op" de reactie is naar iemand die als eenling in een camera kijkt en niet namens die groep, want misschien kon de rest van de groep zich daar ook niet in herkennen? Minister Rutte: Nee, voorzitter, dat is niet het beleid van het kabinet. Net zoals het niet het beleid van het kabinet is om mensen die … De heer Pechtold (D66): Dan zegt u het dus ook niet als premier. De voorzitter: Nee, de minister-president heeft het woord. Minister Rutte: Wacht nou even, ik kom aan de beantwoording. Dat is niet het beleid van het kabinet, net als het geen beleid is van het kabinet maar mijn opvatting dat als Nederlanders als jihadist uitreizen naar ISIS-gebied, ze beter daar kunnen omkomen dan terugkeren. Dat is ook geen kabinetsbeleid. De heer Pechtold (D66): Wij zijn niet geïnteresseerd in uw oplossing. Minister Rutte: Mijnheer Pechtold, mijnheer Pechtold, dit is een opvatting. Ik heb een opvatting gegeven. Dit vind ik. Vervolgens werd mij de vraag gesteld in welke rol, werd er wat gepsychologiseerd: de campagneman of de premier. Ik ben niet 24 uur per dag minister-president, maar ik vind wel iets. Dit vind ik. Daarmee is het geen kabinetsbeleid, maar ik vind dit wel. De heer Pechtold (D66): Nawijn zei in deze Kamer: ik ben voor de doodstraf. Toen hebben wij het met zijn allen … Dat was zo'n rare minister, weet u nog wel? Hij zei: ik ben voor de doodstraf, maar een minister kan dat niet zeggen. Minister Rutte: Dat is een maatregel. De heer Pechtold (D66): U bent in uw rol. Ik wil nog accepteren dat u daar als privépersoon bij Zomergasten zat. U staat hier ons, het parlement, uw controleur, uit te dagen. U zegt: ik zeg het als premier. U zegt het tegen uw coalitiegenoot. Dan kunt u niet zeggen: dat is een opvatting. Dat kunt u niet zeggen. Dan is alles wat wij hier afspreken vanaf dat moment waardeloos. U zegt het als premier namens een kabinet hier in de Kamer waar juist alles gezegd moet kunnen worden, waar wij een onderscheid maken tussen wat wij hier zeggen en wat wij buiten zeggen. Zelfs de rechter maakt daarin een onderscheid. U staat hier altijd in uw rol … Minister Rutte: Zeker. De heer Pechtold (D66): … en ik houd u daaraan. Als u zegt "ik normeer en "pleur op" is een norm", dan is dat niet wat ik in Nederland wil horen richting politieagenten, richting onderwijzers en ook niet richting Turkse Nederlanders. (Geroffel op de bankjes) Minister Rutte: Er is een verschil tussen een opvatting en beleid. Dit is een opvatting. De normering die ik in dat programma heb neergelegd, heb ik heel duidelijk gemaakt. Ik heb meteen daarna gezegd dat ik als minister-president vind dat als je in dit land woont en gebruikmaakt van je grondrechten, je dan ook gebruik hebt te maken van alle grondrechten en dat je ze allemaal moet respecteren. Dat is inderdaad ook echt kabinetsbeleid, maar het is een opvatting die ik daar geef. Het is precies zoals het debat dat wij hebben gevoerd over de Algemene Beschouwingen in de aanloop naar de Statenverkiezingen. Laten wij, mijnheer Pechtold, nu onderscheid maken tussen opvatting en beleid. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik hoop dat dit interruptiedebat aantoont dat een opvatting invloed heeft op hoe ontvangers in de samenleving zich daardoor bejegend voelen. De minister-president heeft het over de grondrechten, verworvenheden en vrijheden in ons land. Wat mij betreft is daar ook helemaal geen discussie over. Volgens mij gelden die voor iedereen en mag je er niet uit shoppen. Wel constateer en zie ik dat de minister-president het eigenlijk zelf doet. Artikel 1 van onze Grondwet, een van onze belangrijkste verworvenheden, stelt dat mensen in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Dit interruptiedebat toont volgens mij pijnlijk aan dat de minister-president in gelijke gevallen mensen in ieder geval qua toonhoogte anders behandelt. Wat is zijn reactie daarop? Minister Rutte: Dat het een heel warrig betoog was. Ik weet niet wat u wilt. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): De minister-president heeft het over het cafetariamodel, maar hij selecteert en shopt selectief uit onze eigen verworvenheden en grondrechten, omdat hij de ene groep mensen anders behandelt dan de andere groep mensen. Wat is zijn opvatting daarover? Minister Rutte: Dat het niet waar is. Ik heb net ook gesproken over het geval dat iemand de grondrechten van anderen totaal niet respecteert, waarbij ik het voorbeeld gaf van de komst van asielzoekerscentra en noodopvanglocaties omdat het vorig jaar zo prangend was en in het debat hier speelde. Op iemand die toen zoiets in een camera zou roepen, zou ik precies dezelfde reactie hebben. Iedereen zou die reactie dan hebben. Dat heeft niets te maken met de vraag of iemand een Turkse Nederlander, een Nederlandse Nederlander, een Nederlandse Turk of wat dan ook is. De enige logische reactie als iemand dat roept in een camera is wat ik daar zei. Vervolgens moet je met elkaar vaststellen wat hier wel de normen zijn, namelijk dat die verworvenheden er voor iedereen zijn en dat je daar niet in kunt shoppen. Je kunt niet gebruikmaken van het recht te demonstreren en het voor de NOS onmogelijk maken daarvan verslag te doen of achter in een zaal meedoen aan het debat tijdens een gemeenteraadsvergadering maar dat voor anderen onmogelijk maken. Op dat moment ben je echt bezig om de grondrechten van anderen met voeten te treden. Dit raakt het kernpunt dat we op dit moment steeds meer stappen zetten in een ongewenste richting. Dat is precies waar de angst van heel veel mensen zit. Dat voel ik zo en dat voelen heel veel mensen zo. Ik vind het onze taak, zoals ook in de troonrede staat, om uit te stralen, te zeggen en te normeren dat die grondrechten voor iedereen gelden en ze er dus ook onconditioneel zijn voor iedereen. Het is alles of niets. Als het niet alles is, is het dus niets. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Dat is precies het punt. Een groep mensen in de samenleving voelt zich er wel door aangesproken als de minister-president zinsneden als "pleur op" gebruikt. De minister-president heeft tijdens de troonrede ook gehoord dat onze koning namens het kabinet heeft gezegd dat er een "onze manier van leven" is. Ik zou hem op de man af willen vragen: de uitspraken die Geert Wilders hier gisteren deed, passen die ook bij onze manier van leven, namelijk dat we de Koran moeten verbieden, dat we moskeeën moeten sluiten, dat we een godsdienst moeten verbieden, dat een Nederlands parlementariër hier niet thuishoort en dat hij weg moet gaan? Passen die uitspraken ook bij onze verworvenheden? Mag ik de minister-president uitnodigen om daar dezelfde krachtige taal en dezelfde krachttermen voor te gebruiken? Minister Rutte: Mijn antwoord is: hij mag dat zeggen, maar het realiseren van die doelen past niet bij onze samenleving en onze verworvenheden. De voorzitter: Tot slot. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Precies, voorzitter, ziet u hier — ik denk dat het voor de kijker in ieder geval duidelijk wordt — dat deze terminologie veel milder is dan de terminologie die de minister-president heeft gebruikt tijdens de uitzending van Zomergasten? Tijdens diezelfde uitzending haalde de minister-president de statistiek aan dat 20% gesegregeerd leeft. Dat percentage haalt hij uit het rapport "Werelden van verschil" van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2015. Als het goed is, heeft hij in datzelfde rapport gelezen wat de onderliggende oorzaken zijn van die segregatie, namelijk uitzichtloosheid, dat mensen niet in gemengde wijken wonen, dat ze niet aan werk komen, dat ze zich tweederangsburgers voelen, dat er met twee maten wordt gemeten. Ik zou de minister-president en het hele kabinet willen uitdagen om daar eens concreet over te zijn en gewoon beleid tegen te voeren. Minister Rutte: En is dat dan een reden om dit soort gedrag goed te praten? De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Daar gaat de discussie toch helemaal niet over? Ik heb ook duidelijk aangegeven dat onze vrijheden en verworvenheden, alsmede de dingen die in onze Grondwet staan, voor iedereen gelijk zijn. Wat de minister-president hier echter doet, is de ene groep mensen anders behandelen dan de andere groep. Bij de mensen die hij beticht van gesegregeerd leven, kijkt hij niet naar de dieperliggende oorzaken van dat gesegregeerde leven. Dat zou ook de taakopvatting moeten zijn van deze minister-president. Minister Rutte: Natuurlijk doen we dat, maar het begint er toch wel mee dat we met elkaar heel duidelijk zijn over in wat voor land mensen zijn aangekomen of als tweede of derde generatie geboren zijn. Dan heb ik het over de normen en waarden die bij dat land horen, over de verworvenheden die bij dat land horen en over de historie waaruit die voortkomen. Als we daarover niet duidelijk zijn, dus dat je niet het ene kunt doen en daarbij het recht van de ander op zijn grondrechten niet respecteert, omdat die grondrechten voor iedereen zijn, als je dat niet normeert … Natuurlijk kijk je naar oorzaken waardoor mensen minder succesvol zijn of waardoor het in bepaalde buurten niet goed gaat. Daar werken we toch ook vreselijk hard aan? Dat is vanzelfsprekend, maar dat kan toch nooit in de plaats komen van het neerleggen van een norm? Ik vind het mijn taak als minister-president en een taak van ons allemaal als politici om die normen neer te leggen. Als we dat niet doen, gaan we stap voor stap een verkeerde weg op. Dat leidt er uiteindelijk toe dat mensen het gevoel hebben dat Nederland Nederland niet meer is. De voorzitter: Ook hier heb ik de indruk dat wij in herhaling vallen, maar goed. Ik zeg dit even als waarschuwing voor degenen die nog willen interrumperen. De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben bang dat we hier nog wel even op doorgaan, voorzitter. Mijnheer Rutte, u bent een betere campaigner dan dat u een minister-president bent. U begrijpt het punt niet of u wilt het niet begrijpen. U krijgt nu kritiek uit de Kamer, vanuit alle hoeken van dit parlement. Als je het hebt over "pleurt op", voelen mensen in Nederland met een dubbel paspoort, jongens en meisjes die hier zijn geboren, zich aangesproken, alsof het Nederlanderschap voorwaardelijk is. Er is hier helemaal niemand die goedpraat wat daar op die brug gebeurd is. Ik vind het afschuwelijk. Het is een schande. Ik schaam me kapot voor wat daar gebeurt. Dat zijn echter andere woorden. U maakt een onderscheid als er incidenten zijn. Bij voetbalhooligans schaamt u zich en is het een schande. Bij deze groep zegt u: pleurt op. De boodschap die daaronder ligt, is dat als je een ander paspoort hebt, je ook naar een ander land kunt. Dat maakt van mensen voorwaardelijke burgers. Dat raakt hen. Dat raakt juist de groep die helemaal niet geradicaliseerd is maar zich weggeduwd voelt door onze samenleving. Ik vraag de minister-president om dit niet alleen te zien als een leuk campagnedebatje waarin hij zich nog even lekker kan profileren omdat hij zo'n stevige jongen is. Neem uw woorden terug! Minister Rutte: Als je die beelden ziet, kan er maar één reactie zijn als je bloed gaat koken. Dit zijn mensen die in een land wonen waar je alle kansen krijgt, waar je kunt meedoen, waar je iets van je leven kunt maken met heel grote vrijheden. Vervolgens zie je wat daar gebeurt. Deze mensen maken gebruik van die vrijheden en demonstreren in Rotterdam. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel bij mij en bij veel andere mensen, maar het mag. Dat zijn ook verworvenheden van deze samenleving. Vervolgens kijkt er eentje in de camera en zegt tegen Nederland: oprotten. De heer Klaver (GroenLinks): Een schande is dat. Minister Rutte: Dan kan er maar één reactie zijn. Dat is de reactie die ik daar heb gegeven. Vervolgens leg je natuurlijk uit hoe het precies zit, namelijk dat je niet kunt winkelen in onze verworvenheden, dat de rechten en grondrechten voor iedereen gelden en dat het dus ondenkbaar is dat je in dit land, met onze geschiedenis, met wat wij hier hebben meegemaakt, een NOS-journalist het werken en leven onmogelijk maakt. Dat kan gewoon niet. De heer Klaver (GroenLinks): Nee, mijnheer Rutte. Er waren wel tien reacties mogelijk geweest, wel vijftien of twintig of nog veel meer. Maar u koos die ene, die ene reactie waarin u zei: pleurt op. Er waren zoveel andere krachttermen mogelijk geweest om een norm te stellen, een grens te trekken, te zeggen dat wij dit in Nederland niet pikken. Er waren zoveel manieren geweest om het te zeggen, maar u koos doelbewust voor "pleurt op", omdat het hier niet zomaar over Nederlanders gaat, maar over Nederlanders met een achtergrond in het buitenland, vaak ook met een dubbel paspoort. Daarmee zend je een signaal uit: je bent hier welkom, maar als je je niet gedraagt, mag je wat mij betreft oppleuren. Dat is een premier onwaardig. Ik zou willen dat de premier dat hier gewoon toegeeft. Dit is geen spelletje, het is geen politiek die hier bedreven wordt. Van links tot rechts wordt u hier aangepakt. Neem daar afstand van. Laat aan alle Nederlanders die hier wonen, weten dat u hun premier bent. Minister Rutte: Ik ben het echt met de heer Klaver oneens. Het is weer een discussie — ik zei het al eerder — over toonhoogte en niet over datgene waarover de discussie zou moeten gaan, … De heer Klaver (GroenLinks): Het gaat niet over toonhoogte. Minister Rutte: … namelijk dat heel grote groepen mensen in dit land zich grote zorgen maken. Zij zien het land veranderen. Als het om de verkleuring van het land gaat, is dat niet erg. Dat hoort er allemaal bij als mensen hier naartoe komen. Maar we gaan niet veranderen waar het onze grondwaarden betreft. Die hebben we met elkaar te handhaven. Wat wij hier in de afgelopen 20, 30 jaar te weinig hebben gedaan — ik wijs ook naar mijn eigen partij; het geldt voor ons allemaal — is opkomen voor die waarden van deze samenleving. Ik zeg er één ding bij tegen de heer Klaver. Als je echt wilt dat mensen die van buiten komen hier een succes worden, dan is het verstandiger dat wij heel helder zijn over waarin zij zich hebben te integreren, dan dat wij daar onduidelijk over zijn. Wij zijn er te vaak onduidelijk over geweest. Ook dat heeft bijgedragen aan slechte integratie. Wij moeten volstrekt helder zijn. Wij moeten die normen neerleggen. Dat is goed voor de mensen die hier komen en die hier een mooi bestaan kunnen opbouwen. Dat is ook goed voor de mensen die hier al wonen en die bezorgd zijn dat Nederland niet Nederland blijft. Dit is echt essentieel, dit gaat over meer dan toonhoogte, mijnheer Klaver. De voorzitter: Tot slot. De heer Klaver (GroenLinks): Dit debat gaat niet over de toonhoogte, dit debat gaat niet over de toonhoogte. U had zeer scherpe kritiek mogen hebben, want er is maar één reactie mogelijk en dat is een reactie met kritiek. De kritiek op u richt zich op de woorden die u hebt gekozen. Met die woorden zegt u iets, met die woorden zendt u een boodschap uit. Dat is meer dan het stellen van een norm, dat is meer dan aangeven wat wij hier in Nederland wel en niet doen. Dat is ook het uitsluiten van mensen die een dubbel paspoort hebben. Dat is wat ik u aanreken en niet de toonhoogte. Daar zou u gewoon op moeten ingaan. De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb voor de verandering eens twee complimentjes voor de minister-president, maar daarna ook één kritiekpunt. Heel goed dat de minister-president duidelijk maakt dat het gedrag van die jongens voor de camera, van die raddraaiers, niet getolereerd wordt. Heel goed, omdat er veel te lang is weggekeken, is gerelativeerd of verklaringen voor zulk gedrag zijn gezocht. Klasse als wij die norm scherp stellen! Dat is mijn eerste compliment. Het tweede: goed dat het in duidelijke taal gebeurt. Als je alleen zegt dat je "dergelijk deviant gedrag niet apprecieert", dan weet ik niet of de boodschap doorkomt bij het totaal van de samenleving. Maar dan mijn kritiekpunt. Waarom van die formulering die ik net noemde nou helemaal naar het andere uiterste gaan en je van straattaal bedienen? Wat was er nou mis geweest als de minister-president het amendement-Asscher had aanvaard en had gezegd: schaam je diep, gedraag je? Wat was er nou mis geweest als hij naar zijn smaak zo stevig mogelijke formuleringen had gebruikt waarvan wij thuis tegen onze kinderen niet hadden hoeven uitleggen dat je dat wat de minister-president zei niet moet zeggen? Minister Rutte: Ik waardeer niet alleen de persoon Van der Staaij, maar ook zijn bijdrage. Op dat laatste punt zijn wij het, zoals duidelijk moge zijn, niet eens. Ik vond dat dit de enig denkbare reactie was op wat daar door deze mijnheer in de camera werd geschreeuwd. Dat hou ik staande. Ik begrijp dat wij het op dat laatste punt niet eens zijn, maar ik ben heel blij met de steun op de andere punten. De heer Van der Staaij (SGP): Het laat in ieder geval zien dat lessen Nederlands in het kader van de inburgering nog niet voldoende zijn om met elkaar dezelfde taal te spreken. Was die uitzending ook niet op zondagavond? Minister Rutte: Het verbaast mij dat u het gezien hebt. De heer Van der Staaij (SGP): Nee, ik heb het ook niet … Ik heb er zoveel over gehoord hier. Minister Rutte: Er is wat aandacht voor geweest. De heer Van der Staaij (SGP): Er is enige aandacht voor geweest en ik denk dat dat zomaar de bedoeling was. Mijn persoonlijke ervaring is dat het helpt om, ook als je bloed kookt, toch de goede taal te blijven hanteren. Als je één keer in de week ook eens een rustdag neemt, kun je nog beter over je woordgebruik nadenken. De heer Segers (ChristenUnie): Als het gaat om de zondagsrust, dan sluit ik mij graag aan bij de vorige spreker, maar dat terzijde. Het gaat over meer dan over de toonhoogte. Goed dat de premier zegt: wij moeten normeren. Goed dat hij aangeeft: dit zijn de grenzen van de rechtsstaat. Ook goed dat als mensen hier naartoe komen en zich hier willen vestigen, het volstrekt helder is wat die rechtsstaat is, dat je vrijheid krijgt en dat je vrijheid geeft, dat dat wederkerig is. Maar dan de mensen die hier wonen, die hier opgroeien in de tweede, derde generatie. Hoe kijkt de minister-president tegen die nieuwe generatie aan? Horen ze erbij of is dat voorwaardelijk? Is dat erbij horen in goede en kwade dagen? Kwade dagen kunnen het zijn als het in Zaanstad misgaat, als het in Geldermalsen misgaat, als het in Rotterdam misgaat. Dan zijn het kwade dagen. In goede dagen kan het goed gaan. Maar wij horen wij elkaar. Wij normeren en daar spreken wij elkaar op aan, maar niet met ergens in het achterhoofd: als je een grens overgaat, moet je wegwezen. Minister Rutte: Daarom zou ik precies dezelfde reactie hebben als zoiets zou gebeuren door een Nederlandse Nederlander om het maar even zo te benoemen. Als er zoiets naar een camera zou zijn geroepen achterin zo'n asielzoekerscentrum, dan zou ik precies dezelfde reactie hebben. Daarin steun ik de heer Segers. Dat neemt niet weg dat je het daarbij niet kunt laten. Vervolgens komt stap 2, die de heer Segers zelf benoemt. Je zult met elkaar moeten benoemen wat die waarden zijn. Waar heb je in te integreren? Daar zijn we als samenleving de afgelopen 25, 30 jaar echt te slap in geweest. In de jaren tachtig hadden we nog integratiebeleid dat uitging van verzuiling. De zuilen waren al zo'n beetje weg, maar we zeiden toen toch: misschien moet er maar een soort Turkse, Marokkaanse of islamitische zuil in Nederland komen. Gelukkig hebben we dat losgelaten. Je had zelfs onderwijs in de eigen taal, omdat dat beter zou zijn. Door dat soort verschijnselen bleven mensen te lang buiten de samenleving staan. Tegelijkertijd is het heel positief dat uit datzelfde onderzoek blijkt dat 85% van de Marokkaanse Nederlanders hier gewoon goed en positief meedoet en dat 80% van de Turkse Nederlanders goed en positief meedoet. Dat zijn de positieve berichten. De heer Segers (ChristenUnie): Hier zit iets heel fundamenteels. Ik ben vanochtend begonnen met een interruptie over kloven en tegenstellingen. De minister-president sprak warme woorden dat we die oversteek moeten maken en dat we elkaar de hand moeten reiken. We moeten volgens hem zoeken naar verbindingen in een tijd dat tegenstellingen groter worden. Hier gaat het om de tegenstelling tussen etnische groepen. Mensen voelen zich vervreemd. Dan is het cruciaal dat de minister-president twee signalen afgeeft. 1. Je hebt je te houden aan de wet. Je hebt je te houden aan de normen. Die bewaken we inderdaad. Als je daaroverheen gaat, zul je inderdaad de macht en de kracht van de rechtsstaat ontmoeten. 2. Wat er ook gebeurt, we houden elkaar vast. Dat is het overbruggen van die kloof. Dat is het slaan van bruggen en dat heeft u als minister-president niet gedaan. Minister Rutte: Ik ben dat niet met de heer Segers eens. Ik denk dat het juist nodig is dat ik als minister-president heel duidelijk ben over wat we daar gezien hebben. Ik moet duidelijk zeggen wat ik daarvan vind en mijn opvatting daarover duidelijk uiten. De heer Segers (ChristenUnie): Een laatste poging. Als er in Geldermalsen autochtone jongens over de schreef gaan kun je inderdaad ook uit je plaat gaan en kwaad zijn, maar dan zeg je niet "pleurt op", want er is geen land om naar weg te gaan. Dat zegt de minister-president hier wel en dan kijk je anders naar een zich misdragende jongere, want je zegt dan eigenlijk: het is voorwaardelijk of je hier hoort. We hebben nu één signaal nodig: wij horen in goede en kwade dagen bij elkaar. Wij zullen normeren. Wij zullen corrigeren, maar we zullen altijd elkaar vasthouden. Dat signaal heeft de minister-president niet afgegeven. Minister Rutte: Ik ben het niet met de heer Segers eens, echt niet. Ik heb ook net gezegd: zou in Geldermalsen zoiets in de camera gezegd zijn door iemand die al 30 generaties hier woont, dan zou ik precies dezelfde reactie hebben. De heer Roemer (SP): Dat laatste durf ik te betwijfelen. Ik denk dat hij dat nu zegt om uit deze discussie weg te komen. Ik heb zelf bijna achttien jaar voor de klas gestaan. Als kinderen bij mij in de klas aan het schelden waren, dan accepteerde ik dat niet. Ik deed dat niet door terug te schelden, want dan verlaag je de norm van degene die juist normstellend zou moeten zijn. Dat terzijde, want ik wil het er vooral over hebben dat de afgelopen jaren de kloof in de samenleving enorm is gegroeid. Dit draagt er ook weer aan bij dat mensen zich hier niet welkom, niet thuis voelen. Ook degenen die van goed gedrag zijn, horen en zien dit. Die zien een andere reactie daar dan dat ze in Rotterdam hebben gezien. Wat heeft u nu aan verbindends gedaan, waar u trots op bent, om dit nou juist te voorkomen? Wij hebben dat hier geen van allen gezien of gehoord. Minister Rutte: Het kabinet probeert het integratiebeleid bij te sturen. Ik sta helemaal achter het integratiebeleid dat het kabinet voert onder leiding van de daarvoor verantwoordelijke minister Lodewijk Asscher. Ik denk dat wij een veel steviger koers varen. Ik ben het er natuurlijk mee eens dat wij hebben te verbinden en dat we moeten uitdragen dat iedereen erbij hoort. Daar hoort ook bij dat je volstrekt helder bent over wat je wel of niet accepteert aan gedrag, of het nu om organisaties of mensen gaat, over de eisen die je stelt aan de mensen die hiernaartoe komen, over de inburgering et cetera. Het kabinet zet daar op dit moment grote stappen en die ondersteun ik volledig. Dat enthousiasme voor dat beleid moet u zien tegen de achtergrond dat ik echt merk in onze samenleving dat er een andere tweedeling dreigt. Dat zijn aan de ene kant de mensen die bereid zijn om steeds maar verder onze normen en waarden aan te passen en te zeggen dat we mensen die van buiten komen ook niet te veel moeten irriteren. We moeten een beetje begrip voor ze hebben. We moeten onze opvattingen een klein beetje bijsturen. Misschien moesten die twee kerels dan maar niet in die buurt hand in hand gaan lopen. Misschien moest die vrouw maar niet met dat korte rokje in die wijk gaan lopen. Aan de andere kant zijn dat de mensen die zeggen: we zullen nooit accepteren dat dat niet overal kan. We zullen nooit accepteren dat niet overal die waarden en normen worden gehandhaafd. Ik heb inderdaad heel bewust dit fragment laten zien — iedere keer dat ik het terugzie word ik nog steeds ontzettend kwaad — omdat het voor mij een middel was om als minister-president van die uitzending gebruikmakend te zeggen: je kunt niet shoppen in die verworvenheden. Die zijn voor ons allemaal. Als het niet alles is, dan is het dus niets. De heer Roemer (SP): Helemaal niemand in deze Kamer accepteert dat gedrag, maar u hebt iedereen hier gehoord. Zij accepteren het ook niet dat de minister-president zich vervolgens tot dat gedrag verlaagt. De minister-president heeft het over warme woorden over integratie. Waarom zie ik dan nog geen enkel effect wanneer het gaat om de aanpak van discriminatie? Waarom zie ik dan nog geen enkele maatregel komen om taalcursussen te stimuleren en te verbeteren? Waarom zie en hoor ik gemeenten die inderdaad alleen maar belemmerd worden om integratietrajecten daadwerkelijk in te zetten? Waarom zie ik geen enkel effect op dat moment? Het enige waarmee het kabinet al geruime tijd wil komen, is een participatieverklaring. Denkt de minister-president nu werkelijk dat het ondertekenen van een participatieverklaring de kloof in de samenleving dicht? Minister Rutte: Het is een bekende debattechniek om eerst halve waarheden te spreken over het kabinetsbeleid, een ding eruit te halen en dat belachelijk te maken en dan te zeggen: zie je wel, ze presteren niks. Wat de heer Roemer zegt, klopt gewoon niet. We hebben aanzienlijke bedragen toegevoegd aan de budgetten om taal te leren. We hebben de eis ingevoerd dat je voor de bijstand uiteindelijk ook Nederlands moet spreken. We zijn inderdaad bezig met de participatieverklaring. We zijn inderdaad bezig om aan alle kanten discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden. Ik zei het van de week in een interview: het is het allerdomste wat je kunt zijn, een racist. Echt veel dommer bestaat er niet. Dat moeten wij bestrijden. Als om die reden mensen geen stageplek krijgen of niet aan de slag komen, dan vind ik dat verschrikkelijk. Dat proberen wij op alle mogelijke manieren te voorkomen. Ik heb het voorbeeld genoemd van het Marokkaanse jongetje van 8 jaar dat de hand ziet van een grote blanke Nederlander die zegt: je mag deze voetbalclub niet in omdat je een Marokkaantje bent. Dat is verschrikkelijk. Zo kun je geen samenleving bouwen. Ik ben blij dat u die vraag stelt. Ook hier leg ik de norm neer: racisme, discriminatie; wij zijn niet alleen tegen, maar bestrijden het met alle middelen die we hebben. Laten we nu niet proberen elkaar daar de maat over te nemen. De heer Roemer (SP): Wat de minister-president zegt, is gewoon niet waar. Hij verwijt ongeveer de hele Kamer dat zij bezwaar maakt tegen de manier waarop hij hiermee omgaat, alsof de hele Kamer dat gedrag niet zou afwijzen. De Kamer maakt er bezwaar tegen dat de minister-president zich tot hetzelfde lage niveau verlaagt. Wat denkt de minister-president nu werkelijk dat het ondertekenen van een participatieverklaring bijdraagt om de kloof in de samenleving te dichten en het falende integratiebeleid weer naar voren te krijgen? Minister Rutte: Daarmee doe je precies waarover we het nu hebben. Je maakt expliciet: je komt nu in Nederland, welkom, je hoort erbij, maar dit hoort er ook bij; dit zijn wij, dit zijn de normen, de waarden en de standaarden in deze samenleving. Natuurlijk is één handtekening niet genoeg. Dat zei ik net, maar de heer Roemer maakte het weer belachelijk. Het is altijd in samenhang met alle andere dingen die we doen als politiek, als samenleving, als opiniemakers en wij als kabinet. Het is vanzelfsprekend in die samenhang. Ik vind het een waardevol moment: je tekent ervoor, je hoort erbij, dit is een bijzonder moment. De heer Roemer (SP): Het is pas een waardevol product als daaromheen blijkt dat het ook wat waard is. Als de minister-president dan geen onderscheid maakt tussen de ene en de andere bevolkingsgroep, dan is het misschien nog wat waard. Als je je niet in een lening hoeft te storten om een fatsoenlijke inburgeringscursus te doen, dan is het wat waard. Laat het niet alleen bij mooie woorden, maar kom eindelijk met daden die verbindend zijn, waar een minister-president voor bedoeld is. De voorzitter: Dat was geen vraag. Er is een vraag blijven liggen van de heer Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is nog het meest merkwaardige. Ik heb een aantal vragen gesteld, maar de premier kwam al snel niet verder dan met een soort waas voor zijn ogen allemaal onzin terug antwoorden. Het centrale punt dat ik maakte … Minister Rutte: Ik begrijp dat de heer Buma zich niet bediend voelt. Ik ga proberen het nog beter te doen. De voorzitter: Welke vraag is niet beantwoord? De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik denk dat deze premier na dit debat meteen naar zijn campagneteam gaat en zegt: toppie, dat hebben we mooi gedaan. Ik zeg ook nu weer tegen deze premier: u bent hier als premier en niet als de campagnevoerder. Mijn vraag ging over wat u hier zegt over "pleurt op, rot op": als de ander "rot op" zegt, zeg ik "pleurt op". U geeft ook weleens les op een school. Zegt u ook tegen de leraren in Nederland, tegen de conducteurs, tegen de artsen: als iemand "rot op" zegt, zeg dan maar "pleurt op" terug? Minister Rutte: Kijk nou nog eens terug naar dat beeld, zou ik tegen de heer Buma willen zeggen. Kijk nou eens terug naar dat beeld en zie wat daar gebeurt. Zie wat daar gebeurt, waar mensen gebruikmaken van hun recht om te demonstreren. De heer Van der Staaij zei het heel mooi: had je het niet net nog wat anders … Nee, ik heb voor deze reactie gekozen. Dit is de reactie die ik ten diepste voel en die zou ik dus weer geven. De heer Buma, met een zekere relish, herhaalt steeds die term. Ik ben blij dat ik hem daarbij kan helpen. Uiteindelijk is dat echter een discussie over de toonhoogte. Dit is wat ik vind. Als je die beelden ziet, kan er eigenlijk geen andere reactie zijn. Dan kan er geen andere reactie zijn. Ik kijk naar één beeld. Er staat een Turkse Nederlander die in de camera tegen heel Nederland roept: oprotten! Wat kan dan dan de enige reactie zijn? Dat ik conform artikel zoveel van het Burgerlijk Wetboek nog wel enige reflecties heb op de door hem gemaakte opmerkingen waar ik in de volgende vijf bijlagen op terug ga komen? Nee, dan is er maar één denkbare reactie: pleur zelf op! De heer Van Haersma Buma (CDA): Tot slot, voorzitter. Dat begrijp ik wel. Misschien is er iets wat de premier ontgaat, maar hij zit zelf in de politiek. Hij is niet de Nederlander die op tv iets ziet en boos wordt. Ik ken wel van die mensen die heel boos zijn. Dan zeg ik: je zou in de politiek moeten gaan, dan kun je er iets aan doen. U moet er iets aan doen. Dat is uw taak. "Pleur op" roepen omdat het zo leuk lijkt op de buis is puur effectbejag en aan effectbejag hebben we niets in de politiek. We hebben daden nodig. Minister Rutte: Dit is nu het verschil tussen de heer Buma en mij. De heer Buma praat over normen en waarden. Mijn voorganger deed dat ook, op websites en dat soort zaken. Waar het echt om gaat is niet praten over normen en waarden, maar ervoor zorgen dat we ze handhaven, dat we de norm stellen en dat we daar volstrekt duidelijk over zijn. Dat is het heel grote verschil tussen het CDA en dit kabinet. De heer Wilders (PVV): Voorzitter. U zult begrijpen dat de opmerking "pleur op" van de minister-president bij ons niet op bezwaren kan rekenen. Sterker nog, ik denk dat ik nu zo ongeveer zijn enige vriend ben in de Tweede Kamer. Ik wil hem vragen — anders scheiden onze wegen zich weer net zo snel als we elkaar gevonden hebben — hoe hij gaat regelen dat ze oppleuren. (Onrust op de publieke tribune.) De voorzitter: Even voor de mensen op de publieke tribune: het is echt niet de bedoeling dat u op enige manier uw goed- of afkeuring laat blijken, hoe vervelend het soms ook is om de emoties te onderdrukken. De heer Wilders (PVV): Maar als ze het doen, liever goedkeuring dan afkeuring. De voorzitter: Ja, voor u weet ik wel dat het meevalt. De heer Wilders (PVV): Het zijn holle frasen als "pleur op", wat betekent "rot op" of "ga weg", niet wordt ingevuld door maatregelen waardoor ze dan ook weggaan. Ik heb het de minister-president al een keer eerder gevraagd en ik vraag het hem nu weer, want anders is het inderdaad maar een holle frase. Wat gaat u doen? Noemt u eens twee of drie maatregelen waardoor de mensen ook oppleuren, waardoor ze ook oprotten? Hoe gaat u dat voor elkaar krijgen, of is het alleen maar een uitspraak? Minister Rutte: Wat de heer Wilders natuurlijk wil, is dat al die Turken het land verlaten. Dit zijn Turkse Nederlanders en die hebben een Nederlands paspoort. Daarom ben ik er ook zo heftig over. Als het zo eenvoudig was, als je zou kunnen zeggen dat het mensen zijn die zich nog helemaal niet hier hebben geworteld en nog door allerlei procedures heen moeten, zou je nog kunnen kijken of je die mensen op een of andere manier zou kunnen wegsturen in de procedure. Dit zijn mensen die een Nederlands paspoort hebben, die erbij horen. Zij hebben niet die norm gehoord. Zij weten blijkbaar niet dat je als je het ene doet, ook de anderen het recht hebt te geven om zelf gebruik te maken van die vrijheden en dat je daar niet in kunt shoppen. Daar gaat het mij om. De heer Wilders gaat het dan — ik leg het maar even uit voor de kijker — letterlijk nemen en zeggen: dan had Rutte natuurlijk bedoeld dat al die Turkse Nederlanders nu weg moeten. Dat is de agenda van de heer Wilders. Daar gaat het hier natuurlijk helemaal niet om. Het gaat erom dat wij hier als politici te taak hebben om een norm neer te leggen en om die te handhaven. Dat is waarom ik die opmerking heb gemaakt en ik vooral ook daarna heb uitgelegd dat je niet kunt shoppen in die verworvenheden. De heer Wilders (PVV): Oké, maar dan snap ik het: "pleur op" betekent dus "blijf hier". U zegt "pleur op", maar wat u bedoelt is "blijf hier". U hebt niet één maatregel om ervoor te zorgen dat ze oppleuren. Mag ik dan nog een andere vraag stellen? Die gaat niet alleen over de mensen op die brug, maar ook over de mensen met een dubbele nationaliteit die bijvoorbeeld op die auto stonden te dansen in Zaandam of een journalist bedreigden. Dat zijn mensen die een misdrijf plegen, mensen die doen wat volgens de wet niet mag. Vind u dan wel dat zij moeten oppleuren in de zin dat we hun paspoort afpakken en dat ze het land uitgaan of geldt zelfs voor de criminelen dat "pleur op" betekent "blijf lekker hier"? Minister Rutte: Weet ik wat ik nou zo goed vind? De heer Wilders refereert hier natuurlijk aan de situatie in Zaanstad. Daar is de straat weer terugveroverd op deze lieden. De straat is terugveroverd, gewoon door gebruik te maken van de bevoegdheden van de politie. Die bevoegdheden waren er en die worden gelukkig nu toegepast, ook gesteund door het lokaal gezag. Daar ben ik zo blij om. Deze lieden worden aangepakt met gebiedsverboden, samenscholingsverboden, bij verzet tegen de politie onmiddellijk ingerekend et cetera. Je ziet nu ook dat de rust in die wijk terugkeert. Dat is precies hoe we in dit land de rechtsstaat moeten handhaven. Wat de heer Wilders dan wil, is onmiddellijk naar de overtreffende trap. "O, je hebt niet alleen een Nederlands paspoort, maar ook nog een ander paspoort, dus meteen wegwezen." Zo kun je natuurlijk geen samenleving bouwen. Wel door die norm neer te leggen en vervolgens ook te handhaven. Dat gebeurt daar nu gelukkig. De voorzitter: Tot slot, de heer Wilders. De heer Wilders (PVV): Weer een glashelder antwoord. Dus ook voor de criminelen betekent "pleur op" "blijf hier". Ik heb twee vragen gesteld. Wat betekent "pleur op" voor al die mensen op de brug? Meneer Rutte, de premier, zegt: het betekent eigenlijk niets, blijf maar hier. Mijn tweede vraag was de volgende. Wat als je een criminele daad pleegt, als je iemand in elkaar slaat, als je iemand bedreigt of op een politieauto staat te dansen? Vindt u dan wel dat "pleur op" betekent "we nemen je Turkse of Marokkaanse paspoort af en zetten je het land uit"? Ook dan zegt de minister-president: nee, dat moet de politie doen en blijf maar gewoon in Nederland. Twee keer betekent "pleur op" "blijf hier". Dan scheiden onze wegen zich weer, want dan zijn het holle, nietszeggende frasen. Minister Rutte: We hebben even twee minuten de debattruc van de heer Wilders gezien. We gaan weer terug naar de vragen die gisteren gesteld zijn. Voorzitter. Er was een vraag gesteld door de heer Buma over de zogenaamde verheerlijking van geweld. Ik heb dat al een halfuurtje geleden aangekondigd, maar er kwam iets tussen. De heer Buma gebruikt op dit punt vaak het voorbeeld van wat er vorig jaar gebeurde in de Schilderswijk, met de ISIS-demonstratie, de zogenaamde Context-zaak. Wat je daar ziet, is dat in zo'n geval er gewoon in Nederland een veroordeling plaatsvindt vanwege samenhang, het oogmerk tot oproepen om aan te sluiten et cetera. Dat kan op grond van artikel 137 en artikel 131 Wetboek van Strafrecht. Met andere woorden, er zijn allerlei mogelijkheden om in te grijpen. De heer Buma wil dat verder uitbreiden. Hij wil het uitbreiden naar gevallen waarin mensen in hun opvatting uiting geven aan dit soort ideeën, ook zonder die context. Ik zal de heer Buma uitleggen waarom dat onverstandig is, even los van het loepzuivere liberale betoog van de heer Zijlstra gisteren, waar ik het helemaal mee eens was. Er is nog een reden waarom je het niet moet doen. Omdat het uiteindelijk, en dat is de paradox, verkeerd uitpakt. Als je het zou doen, gaan deze mensen onder water. Dan zie je ze niet meer, dan kun je de discussie niet meer met ze voeren en dan kun je die gedachten niet bestrijden. De samenleving wordt er uiteindelijk onveiliger van. Het vreemde is dus, dat waar de heer Buma met zijn voorstel het doel heeft om de samenleving veiliger te maken, de samenleving onveiliger en onvrijer wordt. Waar mensen echt al de schreef overgaan met het uiten van hun mening, zoals met de Context-zaak, kan op basis van de bestaande strafwetgeving gewoon keihard worden opgetreden. En dat gebeurt dus ook. De voorzitter: Hoe ver bent u met de beantwoording? Minister Rutte: Ik ben pas bij de eerste vraag in dit blokje. De voorzitter: Het spijt me, meneer Buma. Ik wil toch voorstellen dat de premier dit blokje afmaakt. De heer Van Haersma Buma (CDA): Ten eerste, de premier zegt dat ik iets voorstel op basis van een bepaald iets. Dat is niet waar. Ten tweede, hij heeft een heel verhaal over normen stellen, maar geweld verheerlijken mag, want oei, als we het strafbaar stellen, gaat het misschien wel ondergronds. Dan dwaal je van het strafrecht af. De voorzitter: Mijnheer Buma. De heer Van Haersma Buma (CDA): Je moet of normen stellen en handhaven. Of je moet er alleen over praten, maar dan moet je een ander vak kiezen. De voorzitter: Of je moet afwachten totdat het blokje klaar is. Minister Rutte: Dat is precies het punt: je moet de norm handhaven. Maar dat kun je alleen doen als je ook weet wie dat soort idiote ideeën heeft. Gebeurt dat in een bepaalde context, dan kun je optreden. Als je op voorhand iedere opvatting strafbaar maakt, is de kans veel te groot dat het voortaan alleen nog onder water gebeurt. De heer Buma heeft zelf gister De Tocqueville aangehaald. Kijk naar de Amerikaanse grondwet, die gaat nog verder. Waarom is dat? Omdat je liever de idioot aan de dorpspomp hebt met zijn idiote opvattingen, die je vervolgens inhoudelijk en in alle opzichten kunt bestrijden, via het internet of hoe dan ook, dan dat hij onder water gaat door dit type wetgeving dat de heer Buma voorstelt, en daarmee de samenleving onveiliger wordt. Een andere vraag ging over stichtingen die de democratie in gevaar brengen. Daar is al het een en ander door het kabinet aan de Kamer over gemeld in eerdere debatten. Gelukkig is het zo dat artikel 2.20 van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid geeft om antidemocratische organisaties te ontbinden en te verbieden. Dat hoort ook bij een weerbare democratie. Er zijn vervolgens in allerlei Kamerdebatten moties ingediend. Bijvoorbeeld de motie van Heerma, Dijkgraaf en Azmani om voorstellen te doen om groeperingen wier doelstellingen onvermijdelijk leiden tot het terzijde schuiven van onze democratische rechtsorde, te kunnen verbieden. Wij hebben op basis daarvan uitgezocht hoe het zit en gezegd: het huidige Burgerlijk Wetboek maakt dat al mogelijk. Er hoeft op dit moment geen extra wetsartikel te worden toegevoegd. Vervolgens hebben een aantal andere Kamerleden, Heerma, Dijkgraaf en Potters, nog de vraag gesteld om nader onderzoek te verrichten naar de wijze waarop in verschillende landen invulling wordt gegeven aan het criterium dat er naderend gevaar moet bestaan. Dat is namelijk een van de aan artikel 2:20 BW onderliggende criteria. Het kabinet komt binnenkort met een brief daarover. Er is onderzoek verricht door professor De Lange van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Binnenkort zullen wij daarover aan de Kamer berichten. Dan werd gevraagd hoe wij de buitenlandse financiering van salafistische en andere organisaties kunnen aanpakken. Dit is een ingewikkelde kwestie. Ik geef hier ook een heel genuanceerd antwoord op, omdat het aan de ene kant vanzelfsprekend ontoelaatbaar is als op een of andere manier terrorismefinanciering plaatsvindt en als dat gefaciliteerd zou worden. Dat kan absoluut niet. Aan de andere kant moeten wij, als het gaat om niet-terroristische organisaties, erop letten dat wij niet treden in de vrijheid van godsdienst. Dat is een probleem omdat wij ook weten dat financiering soms gebruikt wordt om invloed te verkrijgen, waarbij de gedragingen niet passen binnen de Nederlandse democratische rechtsstaat. Dat is onwenselijk, maar daarbij luistert heel nauw wanneer je als overheid wel of niet kunt ingrijpen. Dit luistert heel precies, omdat het aan de ene kant vanzelfsprekend is dat terrorismefinanciering ontoelaatbaar is en omdat wij aan de andere kant, het andere uiterste, de vrijheid van godsdienst hebben. Als je op voorhand iedere vorm van buitenlandse financiering zou verbieden, lijkt dat in te druisen tegen de vrijheid van godsdienst. Daarom zijn wij bezig ons daarover te beraden, ook tegen de achtergrond van de motie-Pieter Heerma/Karabulut (29614, nr. 45) over buitenlandse financiering. Wij gaan de Kamer daar dit najaar nader over berichten. Hetzelfde geldt overigens voor een heel specifieke zaak die nog loopt, namelijk de aankoop van een voormalig schoolgebouw in Rotterdam door een salafistische organisatie. Dit is heel precies en heel exact. Ik denk ook niet dat hier grote verschillen van opvatting over zijn, maar wij willen dat heel precies op papier zetten, zodat wij dat debat heel precies en genuanceerd met elkaar kunnen voeren. De heer Van der Staaij had een vraag over Joodse personen, instellingen en synagogen. Laat mij hier nog eens benadrukken dat voor dit kabinet de vrijheid van godsdienst een groot goed is en dat bedreigingen en intimidatie nooit zullen worden getolereerd. De minister van V en J, de NCTV, overigens samen met de lokale gezagsdriehoeken, hebben regelmatig contact met vertegenwoordigers van kerkgenootschappen en religieuze gemeenschappen, waaronder de islamitische en zeker ook de joodse gemeenschappen. Wij zijn daarbij alert. Wij hebben gezamenlijk aandacht voor de veiligheid van kerkgenootschappen en religieuze gemeenschappen. Wij nemen waar nodig beveiligingsmaatregelen wanneer de dreiging en het risico of concrete gebeurtenissen daartoe aanleiding geven. Op de vragen over Zaandam heb ik al antwoord gegeven. Over de bevoegdheden van de AIVD was een vraag gesteld. Over de bevoegdheden van de AIVD en de MIVD en de modernisering ervan is in de media en de politiek altijd veel te doen. Daarmee wordt soms de indruk gewekt dat de diensten ons niet zouden beschermen maar bedreigen. Het kabinet is ervan overtuigd dat de bescherming van de samenleving vraagt om inlichtingen- en veiligheidsdiensten die beschikken over voldoende wettelijke armslag, waaronder inderdaad de bevoegdheid om encryptie te doorbreken alsook om toegang tot de kabel te verkrijgen. Het nieuwe wetsvoorstel voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is aan de Raad van State gezonden. Die is inmiddels bevallen van een advies. Wij streven ernaar om dat wetsvoorstel zo snel mogelijk met een reactie op het advies, een zogenaamd nader rapport, naar de Kamer te sturen. Dan was er nog een vraag over de subsidie voor de Geschillencommissie voor Consumentenzaken. Nee, dat was geen vergissing. Voor subsidies aan externe organisaties is de komende jaren minder geld beschikbaar. Dat leidt nou eenmaal noodzakelijk tot keuzes. Dat komt ongetwijfeld verder aan de orde, als ik dat zo kort mag zeggen, bij de behandeling van de begroting van V en J. Ik wijs er wel op dat de Geschillencommissie voor Consumentenzaken een private organisatie is die snelle geschillenafdoening biedt aan consumenten die een klacht hebben over ondernemingen die tot aangesloten branches behoren. Ik kijk het even heel snel na, maar ik denk dat ik daarmee de verschillende vragen over veiligheid en rechtsstaat heb beantwoord. De voorzitter: Voordat ik de Kamerleden het woord geef, wil ik opmerken dat het moet gaan om praktische vragen maar ook om praktische antwoorden. Ik wil dus geen ellenlange inleidingen of bespiegelingen. U moet echt concreet ingaan op de vragen en de antwoorden die aan de orde zijn geweest. De heer Segers (ChristenUnie): Ik ga mijn best doen, mevrouw de voorzitter. Ik zou een heel betoog over godsdienstvrijheid kunnen houden, want die ligt mij na aan het hart. Het is echter mooi dat het kabinet zegt dat het daar echt de hand aan wil houden. Tegelijkertijd is godsdienstvrijheid nooit onbegrensd, bijvoorbeeld als het gaat om buitenlandse financiering. Daar gaat mijn vraag over. Kamerbreed, van SP tot VVD, van CDA tot ChristenUnie en alles wat daartussen zit, is steeds gezegd: wij willen op dit punt echt stappen zetten. De eerste moties zijn ruim drie jaar geleden ingediend. Als de minister-president nu weer zegt: we gaan nog een keer heel precies kijken en we gaan nog een keer studeren, we gaan nog een keer het WODC een onderzoek laten doen … De voorzitter: Wat is uw vraag? De heer Segers (ChristenUnie): Wanneer worden er concrete stappen gezet? Minister Rutte: Er zijn natuurlijk al stappen gezet. Er zijn stappen gezet op het terrein van de transparantie van de financiering. Die moet vergroot worden. Er zijn stappen gezet wat het betreft de rol van de AIVD bij de buitenlandse geldstromen. Het is echt een heel precies vraagstuk met aan de ene kant het verbieden van financiering door terroristische organisaties en aan de andere kant de financiering door niet-terroristische organisaties. Dat eerste is geen probleem. Daar zijn we het allemaal over eens. Maar dat tweede is echt een heel gevoelige kwestie, omdat dat ook direct schuurt met de vrijheid van godsdienst. Dat is dus een genuanceerd onderwerp en we gaan dan ook genuanceerd in de brief behandelen hoe we zo goed mogelijk aan de verschillende opvattingen van de Kamer tegemoet kunnen komen. De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb een heel concrete vraag gesteld. Wat vindt het kabinet van de introductie van het beginsel van wederkerigheid? Wij handhaven de godsdienstvrijheid. Die staat hier open voor iedereen die hier woont en die daar gebruik van wil maken, maar die staat niet open voor mensen vanuit onvrije landen, waar die godsdienstvrijheid niet geldt en die vervolgens van onze vrijheid gebruik willen maken. Daar komt de grens van godsdienstvrijheid in zicht. Wat zou de minister-president ervan vinden om dat principe, die wederkerigheid, te introduceren? Minister Rutte: We moeten dan wel heel precies weten waar die financiering vandaan komt. Ook dat zullen we in die brief behandelen. Is dat financiering van de overheid of van organisaties uit zo'n land? We zijn dan natuurlijk in het bijzonder geïnteresseerd in die situaties waarin de financiering ertoe leidt dat men invloed krijgt op gedragingen die niet passen binnen de Nederlandse democratische rechtstaat. Het is echt een genuanceerd debat. Je kunt niet zomaar zeggen: we accepteren geen financiering uit Saudi-Arabië of uit Qatar. Je zult echt heel precies moeten kijken of het geld komt van de overheid of van organisaties en of je dat misschien allemaal kunt verbieden. Dat willen we heel precies in kaart brengen. De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb de vicepremier hierover horen spreken en hij heeft gezegd: ik denk dat we het moment naderen dat we stappen moeten gaan zetten, met alle voorzichtigheid rond de vrijheden die ons lief en dierbaar zijn. Ik denk dat wij inderdaad het moment naderen dat we op dit punt stappen moeten zetten. Minister Rutte: Ik zeg hem dat na, maar ik zeg hem ook na dat we dat heel zorgvuldig op papier moeten zetten, want het raakt aan de vrijheid van godsdienst en die is mij veel waard. De heer Roemer (SP): Ik krijg graag een toezegging van de premier. Ik snap best dat hij op dit moment niet meer kan zeggen over het onderzoek naar salafistische organisaties. Ik krijg echter graag de toezegging dat we de resultaten van dat onderzoek ruim voor de begroting Sociale Zaken zullen krijgen. De voorzitter: Dat is een heel concrete vraag. Minister Rutte: We kijken even of dat haalbaar is. Ik kom daar in tweede termijn op terug. Ik wil niet iets toezeggen waar ambtelijk van zal worden gezegd: wat heb je nou gedaan? De heer Roemer (SP): Ik heb nog een andere vraag en die gaat over de geschillencommissie. De minister-president zegt dat er bezuinigd moet worden. Het gaat echter om een relatief niet zo'n groot bedrag. De Kamer heeft vorig jaar unaniem gezegd: minister, u gaat nu in de fout; dit moet u niet doen, want dit gaat veel meer geld kosten. Het mooie van de geschillencommissie is namelijk dat die heel veel rechtszaken kan voorkomen. Als je met een geschillencommissie een probleem kunt voorkomen, ga je niet naar de rechter. Daar staan ze al zo onder druk. Als je dan een relatief klein bedrag kunt gebruiken om al die rechtszaken te voorkomen, lijkt mij dat in beider belang. Minister Rutte: Het lastige is alleen dat die geschillencommissie een private organisatie is, die er is voor consumenten die klachten hebben over ondernemingen die tot aangesloten branches behoren. Dat betekent ook — daar moeten we ook reëel in zijn — dat die branches een concurrentievoordeel hebben met deze voorziening. De kosten daarvan worden overigens al voor het overgrote deel gedragen door het bedrijfsleven en klagers gezamenlijk. De inzet van het kabinetsbeleid is om dat op termijn, vanaf 2019, 100% te laten zijn. We hebben hier dus te maken met een situatie waarin die branches ook een concurrentievoordeel hebben bij die voorziening. De heer Roemer (SP): Die discussie hebben wij vorig jaar gevoerd. Vorig jaar waren het exact dezelfde argumenten van het kabinet. Toen heeft de Kamer unaniem gezegd dat dat onverstandig was en heeft zij dat geamendeerd en teruggedraaid voor 2016. Het gaat over een paar ton voor 2017, dus waarover hebben wij het eigenlijk? Het is maar klein bier. De Kamer was daar zeer duidelijk over. Als je daar zo veel rechtszaken mee kunt voorkomen, adviseer ik de minister-president toch echt om daar met de minister van V en J, die achter hem zit, over te spreken en in tweede termijn tegen de Kamer te zeggen: we gaan het inderdaad oplossen. Dan hoeft de hele Kamer dat bij volgende begrotingsbehandeling niet nog eens te amenderen. Minister Rutte: Maar we willen keuzes maken, ook in deze begroting, voor de zaken die nu echt essentieel zijn, ook voor de veiligheid van Nederland. Daarvoor moeten we gewoon keuzes maken. Dat kan niet anders. De heer Pechtold (D66): Over veiligheid gesproken: weet de premier nog hoe vaak de Kamer voor de zomer heeft gesproken over het tekort aan marechaussees op Schiphol? Minister Rutte: Ik heb niet precies in herinnering hoe vaak, maar we hebben het er zeker over gehad. De heer Pechtold (D66): Om precies te zijn: in januari, in mei en ook nog vlak voor de zomer. Minister Rutte: Ja, verschillende keren. De heer Pechtold (D66): In augustus verscheen ineens het persbericht "Marechaussee kan werk op Schiphol niet aan". Onze vraag was wederom: hoe komt dat? Van het kabinet kregen we te horen: "Voor de door het bevoegd gezag afgekondigde extra maatregelen was extra capaciteit benodigd, want de groei van passagiersaantallen kon niet worden voorzien". Kan de minister-president mij uitleggen waarom iedereen dat beeld had van de marechaussee die overwerkt was, waar mensen moesten worden ingezet die daar niet direct voor waren opgeleid, terwijl voor de zomer in ieder geval drie keer door mijn fractie gevraagd was om iets te doen aan het capaciteitstekort? Minister Rutte: Ik weet hoe goed de heer Pechtold in dit onderwerp is ingevoerd en hoezeer hij daaraan hecht. Ik zou nu kunnen improviseren. De vraag is gisteren niet gesteld. Ik vraag om toestemming om die vraag in tweede termijn te beantwoorden, zodat ik de heer Pechtold volledig kan bedienen. De heer Pechtold (D66): Ik zie uit naar het antwoord, maar inmiddels hebben we weer allerlei brieven van het kabinet gekregen. Dit is weer typisch zo'n voorbeeld van woorden versus daden. We hebben het hele jaar vanaf januari tot aan de zomer aandacht gevraagd voor een tekort aan marechaussees. Dit heeft niet alleen te maken met de werkdruk van de marechaussees. Mensen die in de zomer gaan vliegen, willen niet alleen het beeld maar ook de zekerheid van een veilig vliegveld hebben. Het kabinet moest deze zomer noodmaatregelen nemen en na de zomer vaststellen dat er een tekort was. Ik wil hierover graag meer horen in tweede termijn, maar het past weer in het rijtje "Rutte roept, maar doet niks". Minister Rutte: Nee, dat is echt onzin; dat klopt niet. Dat gaan we dadelijk in tweede termijn zichtbaar maken. Ik wil de heer Pechtold helemaal bedienen, want daar heeft hij recht op. De vraag is gisteren echter niet gesteld, dus ik heb de laatste stand van zaken hierover niet paraat, maar dat gaat zeker lukken voor de tweede termijn. Ik kom bij de zorg. Ik begin met het plan dat de heer Roemer heeft ingediend over het nieuwe zorgstelsel. Mag ik daar een paar dingen over zeggen? Ik denk dat we moeten constateren dat het plan niet af is. Dat heeft de heer Roemer trouwens zelf gezegd. Er zitten nog onduidelijkheden in en er is nog een gebrek aan financiële onderbouwing. We mogen de heer Roemer dus wel oproepen om dat te vermelden in de bijsluiter als hij over het plan spreekt. Anders zouden mensen kunnen denken dat dit helemaal af is en dat het op deze manier kan. Ik denk dat dat niet zo is. Wat is de situatie? De Socialistische Partij stelt een grote stelselwijziging voor, waarvan de transitiekosten ergens tussen de 5,3 en 8 miljard per jaar zouden liggen. Dat heeft het Centraal Planbureau berekend. Daar is in het debat gisteren uitvoerig over gesproken. Zo'n stelselwijziging gaat naar onze overtuiging de problemen die er nog zijn in de zorg, niet oplossen. Ook de OECD zegt dat geen enkel stelsel systematisch beter presteert dan andere stelsels, maar dat het om de invulling gaat, de manier waarop je met de gezondheidszorg omgaat. Daar komt overigens bij dat de manier waarop wij de ziekenzorg in Nederland hebben geregeld internationaal goed scoort. We praten overigens niet over de ouderenzorg maar over de ziekenhuiszorg, de huisarts en alles wat daarmee samenhangt, de wijkverpleging. Het is een feit dat de invulling van het huidige systeem van gezondheidszorg internationaal goed scoort. We staan al jaren bovenaan in de Euro Health Consumer Index, terwijl de uitgaven in Nederland aan de Zorgverzekeringswet heel gemiddeld zijn. Je krijgt dus veel waar voor je geld. Ik wil een paar misvattingen benoemen die in het betoog van de heer Roemer zaten. Ten eerste kan ik hem verzekeren dat het huidige stelsel geen tweedeling maakt in soorten verzekerden, want iedereen kan een zorgverzekering afsluiten, ongeacht leeftijd en gezondheid. Mensen hebben de mogelijkheid om een verzekering te kiezen die bij hen als persoon past. De onderlinge solidariteit houdt de premie hier betaalbaar. Het is bijzonder dat lage inkomens op dit moment minder betalen dan bij het ziekenfonds. Ze betalen nu ongeveer €464 en dat was in 2005 €544. Het is nu dus €80 minder dan in 2005, zoals ook gisteren is betoogd. Ten tweede zijn de zorgkosten sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet niet gestegen. Voor de introductie was de gemiddelde reële groei van de uitgaven 3,2%. Juist in het afgelopen jaar was de groei van deze ziekenhuiszorg, de curatieve zorguitgaven, heel beheerst. In de afgelopen kabinetsperiode was dat nog maar 1,3%. Dat is nog steeds een groei, maar veel meer op het niveau waarop ook de economie groeit. Uiteraard kan er van alles worden gezegd over de bureaucratie. Daarbij wordt vaak gerefereerd aan een onderzoek van KPMG uit 2010. Dan wordt er gezegd dat daaruit zou blijken dat zorgverleners 38% van hun tijd bezig zouden zijn met bureaucratie. Uit dat onderzoek blijkt dat zorgverleners 38% van hun tijd bezig zijn met niet-zorgtaken. Daarbij gaat het echter ook om allerlei andere dingen, zoals contact met familie, samenwerking met collega's en personeelsbeleid. Je kunt dus niet zomaar zeggen dat dat allemaal bureaucratie is. Wat de macht van de zorgverzekeraars betreft, verzeker ik de heer Roemer dat ook een nationaal zorgfonds uiteindelijk keuzes zal moeten maken bij de zorginkoop en aan zorgverleners eisen zal moeten stellen op het punt van de prijs en de kwaliteit. Ook een nationaal zorgfonds kan de uitgaven niet ongebreideld laten stijgen. Natuurlijk zullen ook dan degenen die op de kosten letten, de boeman zijn. Dat geldt zowel voor het huidige systeem als voor het systeem dat de heer Roemer wil. Dat zijn nu de verzekeraars; straks is dat, als de heer Roemer zijn zin krijgt, dat NZF. Ik vraag mij af of dat nationaal zorgfonds de zorginkoop beter zal doen dan de zorgaankoop die nu plaatsvindt door de zorgverzekeraars. Er is dan namelijk geen prikkel meer voor het fonds om het beter te doen dan anderen. Ik mag daarbij opmerken dat de zorgverzekeraars ondanks hun forse taakuitbreidingen doelmatiger zijn dan de oude ziekenfondsen. De beheerkosten waren in 2014 3,7%. In 2004, toen het ziekenfonds nog bestond, waren die kosten 3,9%. Als een grote overheidsmoloch, zo'n staatssocialistisch orgaan dat hiermee wordt opgetuigd, geldstromen van miljarden moet gaan beheren, zal dat uiteindelijk ongetwijfeld uitmonden in een hele hoop bureaucratie. Dat zien we ook in de geschiedenis. Dit waren een aantal opbouwende kanttekeningen bij de voorstellen van de Socialistische Partij. De voorzitter: Was u klaar met dit onderwerp? Minister Rutte: Niet met de zorg. Ik heb nog een paar vragen te beantwoorden, want er is ook een vraag gesteld over het eigen risico. De voorzitter: U krijgt het woord. Minister Rutte: De suggestie is gedaan om het eigen risico af te schaffen. Volgens mij is bekend dat het kabinet dat niet van plan is. Het eigen risico is ook geen boete voor ziek zijn, maar zorgt juist voor medefinanciering van de zorgkosten. Het maakt mensen ook bewust van de kosten van de zorg. Van de totale zorgkosten van heel mensen is het eigen risico een fractie. Afschaffing is ook niet gratis. Die zou bijna 4 miljard kosten ofwel €284 per verzekerde per jaar. Daarbij is het van belang om ons te realiseren dat heel veel zorg niet onder het eigen risico valt. Ik herhaal het: de huisartsenzorg, de wijkverpleging, kinderen onder 18 jaar, de kraamzorg en de verloskundige zorg vallen niet onder het eigen risico. We moeten met elkaar het angstbeeld voorkomen dat al deze zaken daar wel onder vallen. Ook over de door de SP aangedragen dekking voor afschaffing van het eigen risico maar ook voor uitbreiding van het pakket kunnen we nog van alles zeggen. Er zitten nog heel veel gaten in die dekking. De heer Roemer (SP): Ik had niet verwacht dat de minister-president het plan zou omarmen. Dat maakt meteen ook het verschil tussen zijn partij en de mijne. De minister-president is horende doof voor wat er in de samenleving speelt als het gaat om de zorg. Dat speelt niet alleen in mijn partij, maar een heel brede beweging staat op tegen de ongelofelijk groeiende bureaucratie in de zorg. Als de minister-president dat niet gelooft, vraag ik hem om hier met elkaar af te spreken dat we in de curatieve zorg een onderzoek doen naar de stijgende bureaucratie en wat die daadwerkelijk inhoudt. De minister weigert al jaar op jaar dat onderzoek te doen. Artsen, psychologen en fysiotherapeuten klagen allemaal dat de macht van de zorgverzekeraars megagroot is en dat de zorgverzekeraars eigenlijk in de spreekkamer zitten. Dat is een fundamenteel andere keus. Het gaat in de plannen, die inderdaad in de steigers staan, erom dat we van de zorg geen markt maken, maar dat we die een overheidstaak vinden. Dat is het fundamentele verschil tussen de minister-president en de SP. Daar gaat het nationaal zorgfonds over en daar gaat het nieuwe uitgangspunt over. In de anderhalf uur dat we daar gisteren over gediscussieerd hebben, kwamen er 6.000 mensen bij die dat ondersteunen. Het leeft breed, zelfs binnen de VVD. Minister Rutte: De zorgen van mensen concentreren zich veelal op de veranderingen in de ouderenzorg. We praten nu over een vervanging van de zorgverzekeraars door dit nieuwe apparaat dat de Socialistische Partij wil oprichten. Wat betreft de marktwerking haalt de SP heel vaak OECD-onderzoek aan. De Socialistische Partij zegt dat OECD-cijfers zouden laten zien dat private verzekeraars duurder zijn dan publieke. Dan wordt het interessant, want dit is een zonder meer misleidende uitleg voor de Nederlandse situatie. De OECD ziet de Nederlandse basisverzekering namelijk als een publieke verzekering, en niet als een private. Alleen de aanvullende verzekering kenmerkt de OECD als privaat. We zullen het er vandaag niet over eens worden, denk ik, maar we wachten de verdere uitwerking van de plannen af. De heer Roemer (SP): Ik wil toch nog een poging wagen. Het is niet zozeer de SP die klaagt. Wij klagen en komen met een alternatief omdat driekwart van de samenleving zegt dat het systeem niet van deze tijd is. Marktwerking in de zorg leidt tot het grote machtsblok van zorgverzekeraars en tot managementlagen in de ziekenhuizen. Ieder jaar sinds de invoering van de marktwerking zijn er 12% meer managementlagen bij gekomen in ziekenhuizen, om een voorbeeld te noemen. Wij komen met dit plan omdat wij de steun hebben van zo veel zorgverleners, van specialisten tot wijkverpleegkundigen. Mensen merken namelijk dat de macht van zorgverzekeraars veel te groot is geworden. Ik had gehoopt op een reactie van het kabinet dat het zou meedoen om het systeem gezamenlijk op orde te krijgen, aangezien het kabinet diezelfde geluiden hoort. Minister Rutte: Ja, maar die geluiden hoor ik dan toch meer over bijvoorbeeld de verpleeghuiszorg — daarover verschenen laatst nog rapporten — waarin het overgrote deel het gelukkig heel goed doet en waarin heel lieve en heel deskundige verpleegkundigen het werk doen. Helaas zijn er ook voorbeelden van plekken waar dat minder goed liep. Daaraan wordt ook heel veel gedaan. Het algemene beeld over de ziekenhuiszorg, de curatieve zorg, dat ik krijg uit onderzoek, uit mijn eigen omgeving en uit de samenleving, is dat die ongelofelijk hoogstaand is, ongeacht of je met een kleine aandoening of met iets zeer ernstigs naar het ziekenhuis gaat. Ik heb dat ook net weer privé in mijn eigen omgeving een paar keer ervaren bij vrienden. De kwaliteit is enorm. Als er nog problemen zijn, dan ben ik het ermee eens dat we die moeten aanpakken. Vervolgens is de vraag of we dat doen door alles wat er is enorm overhoop te halen of dat we hierbij de OECD volgen, die zegt dat het niet zit in het systeem, maar in het aanpassen van het systeem. Wanneer we het systeem veranderen, gaat alle aandacht daarnaartoe. Dat kost miljarden. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Roemer. De heer Roemer (SP): Tot slot. Het zit hem daar wel in, want het fundamentele verschil is of je de zorg als een markt ziet met maximaal winstbejag, winstuitkeringen en concurrentie. Dat is het uitgangspunt van een markt. Dat is prachtig voor koelkasten, maar niet voor de zorg. In de zorg moet het gaan om samenwerking, om gezamenlijk en met meerdere disciplines samen te werken, zonder concurrentie tussen ziekenhuizen. Dan maak je de zorg goedkoper en efficiënter. Mijn vraag is nog steeds of de minister-president bereid is om een onderzoek te starten naar de groeiende bureaucratie in de curatieve zorg. Minister Rutte: Er wordt op alle mogelijke manieren bekeken hoe we die bureaucreatie kunnen indammen en verminderen, maar om nu weer bureaucratie toe te voegen aan de bureaucratie is volgens mij het laatste wat we moeten willen. De heer Pechtold (D66): Ook ik kies er op dit moment voor om niet over stelsels, systemen en bureaucreatie te spreken. Als er iets kan, is dat prima. Laat ik maar eens met respect zeggen, want de SP heeft daar een naam in, dat ik het goed van haar vond dat zij zegt dat de eigen bijdrage, die is verhoogd in een tijd van crisis, voor sommigen is te betalen — 60% heeft niet eens € 200 daarvan nodig — maar dat je ervoor moet oppassen dat chronisch zieken en gehandicapten niet de dupe worden van het standaard eigenlijk in januari al door de eigen bijdrage heen zijn. Er zit namelijk geen enkele disciplinerende of remmende werking op. Ik vond de bijdrage van staatssecretaris Van Rijn op dat punt heel interessant. Hij wil niet zeggen of het systeem sociaal of asociaal is, hij wil gewoon kijken naar die groepen. Dat hebben we het dus niet over systemen, en misschien ook niet over miljarden, maar over een heel gerichte maatregel waarmee we Kamerbreed kunnen zeggen dat die eigen bijdrage daar niet voor bedoeld is maar wel een verlichting kan betekenen. Als de premier zegt daar richting de financiële beschouwingen met de Kamer te zullen meedenken, kunnen we iets regelen op de kwaliteit voor een groep mensen in plaats van hier nog heel lang over het systeem te praten. Dat zullen we namelijk vast nog wel heel lang doen bij de verkiezingen. Is het kabinet daartoe bereid? Minister Rutte: Ik wil altijd eerlijk zijn, mijnheer Pechtold. Ik zou daar om een belangrijke reden niet voor zijn. Ik snap wat de heer Pechtold zegt en het klinkt ook sympathiek, maar hij gaat ervan uit dat het eigen risico maar één doel heeft en dat is om de mensen bewust te maken van de zorgkosten. Dat is niet het enige doel. Het eigen risico heeft twee doelstellingen. Het zorgt voor medefinanciering van de zorgkosten en ja, het maakt mensen ook bewust van de zorgkosten. Het andere doel, als medefinanciering van de totale zorgkosten, betekent dat voor mensen die inderdaad gebruikmaken van veel zorg die € 385 weliswaar een onvermijdelijkheid is, maar ook een fractie van de totale zorgkosten die zij vergoed krijgen. Het is nu eenmaal onderdeel van de totale vergoeding. Je kunt het dus niet zomaar loskoppelen en zeggen dat het alleen maar een middel is om de toegang tot de zorg af te remmen. Het is wel degelijk ook een onderdeel van de financiering van de hele pot, de hele kostenpost. De heer Pechtold (D66): Dat snap ik. Excuses, dat ik eigen risico en eigen bijdrage door elkaar haalde. Dat is echter al eens eerder iemand overkomen. Het gaat niet om het eigen risico. Dat is zo aantrekkelijk aan de discussie van de SP. Het is een discussie van mensen die niet al die getallen en niet al die grote bewegingen kennen. Ik begrijp best dat het niet met een interruptie kan, maar ik zoek toch naar de ruimte om daar nog een stap te kunnen zetten, in de lijn van de uitspraak van de staatssecretaris. Ik zal hem er niet aan houden of hij dat namens het kabinet heeft gedaan, maar ik vind het een interessante en creatieve opmerking. Ik dacht: die man heeft er verstand van. Zijn partijgenoot zit op Financiën en dat is altijd meegenomen. Het zijn namelijk keuzes. Het kabinet heeft geld voor veiligheid en andere zaken uitgetrokken, maar dit punt blijkt nu heel actueel te zijn. We moeten ook naar de actualiteit durven te kijken. Dan kunnen we ook laten zien dat we die discussie wel serieus nemen, maar dat we in meerderheid geen systeemwijzigingen willen. Minister Rutte: Ik snap wat de heer Pechtold zegt, maar ik plaats er tegenover dat ik daar zeer terughoudend in ben. Dat is omdat het wel degelijk ook onderdeel is van de totale financiering. Het hangt bovendien samen met de zorgtoeslag, die trouwens omhooggaat en die dit voor een deel compenseert. Als je met die oplopende zorgtoeslag kijkt naar wat mensen op het minimum per maand kwijt zijn aan zorgkosten — dat is altijd een bedrag, uiteraard, en met dat inkomen is alles veel — is dat op zichzelf een bedrag dat je nog aankunt. De heer Krol (50PLUS): Ik wil niet al te flauw doen over de verschillen tussen de Partij van de Arbeid en de VVD als het gaat om het eigen risico, maar in de afgelopen weken is toch echt duidelijk geworden dat het hoge eigen risico leidt tot zorg mijden. Dat kan weer leiden tot hogere uitgaven in de toekomst. Daarin moet u toch een argument zien om daar echt iets aan te doen. Minister Rutte: Dan kom ik toch nog even bij de heer Pechtold, voor een laatste antwoord. De zorgtoeslag compenseert grotendeels het eigen risico voor de lage inkomens. Er wordt vaak beweerd dat het eigen risico leidt tot zorgmijding, maar de zorgtoeslag compenseert grotendeels het eigen risico voor de lage inkomens. Dan is het ook nog zo dat gemeenten collectieve verzekeringen aanbieden, waarbij lagere inkomens de mogelijkheid hebben om het eigen risico te herverzekeren. Zorgaanbieders bieden ook nog de mogelijkheid om het eigen risico gespreid te betalen. Ik blijf even hangen op dat eerste punt: de zorgtoeslag compenseert grotendeels het eigen risico voor de lage inkomens. We hadden een tegemoetkoming voor mensen, als er een noodzaak was om het eigen risico te compenseren: de Compensatie eigen risico (Cer). Die is afgeschaft, want die werkte niet. Dit is nu juist gedecentraliseerd naar de gemeenten, zodat zij meer middelen hebben om maatwerk te bieden voor de compensatie van het eigen risico. Ik meen toch oprecht dat we de goede instrumenten hebben om te voorkomen dat het eigen risico zou leiden tot zorgmijding. Er wordt beweerd dat er zo veel zorg gemeden zou worden. De bron voor die bewering is meestal een enquête van het Commonwealth Fund, uitgevoerd tussen 2010 en 2014. In het Nivel-rapport over zorgmijding staat dat 3% van de mensen niet naar de huisarts gaat wegens vervolgkosten. De huisarts zelf valt buiten het eigen risico, maar dat is dan wegens de vervolgkosten. Het is in lijn met eerdere bevindingen, want het is niet gestegen, terwijl het eigen risico wel is verhoogd, dat het gaat om 3%. Inmiddels hebben we al extra maatregelen genomen, zoals de verhoging van de zorgtoeslag ter compensatie van het eigen risico, dus ik denk dat we hier een gebalanceerd beleid voeren met elkaar. De heer Pechtold (D66): Het moet toch mogelijk zijn om tussen nu en de begrotingsbehandeling in kaart te brengen over hoeveel mensen we het dan hebben, net als bij de eigen bijdrage voor de Wmo? Laat ik het maar gewoon blootleggen: er zit ook iets politieks in dat ik het niet nodig vind dat we tegenover elkaar staan wat betreft het stelsel of de systeemwijzigingen. Al die mensen denken nu: goh, de hele Kamer is er bijna tegen, waarom zou dat zijn? Zij zien de problemen van de chronisch zieken en gehandicapten. Ik krijg ook mailtjes dat men in januari al in de problemen zit. Daar mogen we best wat aan doen. Je kunt er kritiek op hebben dat Roemer een hele stelselwijziging wil. Maar als er een doelgroep is die buiten de boot dreigt te vallen, als het gaat om kwaliteit en bereikbaarheid, als die echt een groot financieel probleem heeft en daardoor misschien zelfs zorgmijder wordt, ook al geldt dat inderdaad niet voor de huisarts, dan vind ik dat je dat moet bekijken. De minister-president zegt dat er mogelijk weer geld te verdelen is. In de Kamer leeft vrij breed de wens om hier wat aan te doen. Mijn concrete vraag is om in kaart te brengen waar we het over hebben. Dan weten we ook hoe we dat financieel moeten aanpakken. Dat zou toch een mooie uitkomst van deze APB kunnen zijn. Minister Rutte: Ik kom in tweede termijn nog even terug op het verzoek om dat in kaart te brengen. De heer Roemer (SP): Die stelselwijziging gaat er komen, ook al is er koudwatervrees voor bij sommige partijen. Die is er in de samenleving al niet meer, dus dat is een kwestie van tijd. Ik kom nog even terug op de eigen bijdrage. De eigen bijdrage is namelijk principieel fout. De minister-president zegt dat het een medefinanciering is, alsof je de keuze hebt om wel of niet ziek te worden. Sommige mensen hebben zelfs een chronische ziekte. Zij hebben dus al helemaal geen keuze, maar weten één ding zeker: zij zijn elk jaar de klos en moeten het gehele eigen risico betalen. Is de minister-president het niet met mij eens dat medefinanciering alleen maar oprecht is als je ervoor kunt kiezen om ergens gebruik van te maken? Minister Rutte: De eigen bijdrage is onderdeel van de financiering. Wij weten dat juist voor de mensen met lage inkomens — de zorgen over zorgmijding door hen zijn het grootst — de zorgtoeslag het eigen risico grotendeels compenseert. De heer Roemer (SP): Ik had een andere vraag. Minister Rutte: Het moet uit de lengte of de breedte komen. Als je die wilt afschaffen, kost dat 4 miljard. Dat weet de heer Roemer ook. Die moet wel ergens vandaan komen. De heer Roemer (SP): Ik had een andere vraag. Minister Rutte: De principiële vraag beantwoord ik daarmee ook. Ik vind dus principieel … De voorzitter: Niet door elkaar praten. De heer Roemer (SP): Mijn vraag was of de minister-president het met mij eens is dat ziek worden geen eigen keuze is. Je zegt niet "Wat zal ik vandaag eens gaan doen? Och, laat ik eens naar het ziekenhuis gaan; daar laat ik eens even een röntgenfoto maken." Dat gebeurt niet. Je komt bij de huisarts, waarvoor geen eigen risico hoeft te worden betaald. De huisarts constateert iets en moet jou doorverwijzen naar een specialist. Daar word je niet vrolijk van, want je gaat liever niet naar een arts. De voorzitter: De vraag is? De heer Roemer (SP): Die keuze heb je niet. Als je die keuze niet hebt, is het dus een boete op ziek zijn. Het is dus principieel onjuist om juist van die mensen een extra bijdrage te vragen. Minister Rutte: Dat geldt dan toch überhaupt voor de premie? Dan zouden wij toch moeten voorstellen om voortaan de hele gezondheidszorg uit de algemene belastingen te financieren? De heer Roemer (SP): Het liefst wel. Minister Rutte: Dat lijkt mij buitengewoon onverstandig. Dan heb je helemaal de poppen aan het dansen, maar dat is dan de consequente redenering. De bedoeling is niet alleen om te voorkomen dat mensen gebruikmaken van de zorg zonder daar goed over na te denken, want in de voorbeelden die de heer Roemer noemt, is dat helemaal niet aan de orde. Gisteren werd het voorbeeld genoemd van iemand die bij het fietsen zijn pols heeft gebroken of van iemand die een foto moet laten maken van zijn lever. In al die gevallen heb ik maar één oproep: doe dat. Dan weet je dat, als er daarna problemen ontstaan, er door gemeenten op alle mogelijke manieren wordt gekeken naar betalingsregelingen. Maar mijd niet die zorg. Natuurlijk laat je dan die foto maken. Natuurlijk ga je met die gebroken pols naar de verwijsarts en laat je je doorverwijzen naar een specialist als dat nodig is. Het beeld dat hier ontstaat is dat die zorgtoeslag, in het denken daarover en in zijn bedoeling, geen onderdeel zou moeten zijn van een medefinanciering van de zorgkosten. Het afschaffen daarvan leidt gewoon tot een verhoging van de premie met bijna €300. Dat moeten wij ook eerlijk benoemen. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Roemer. De heer Roemer (SP): De principiële vraag blijft. Willen wij aan mensen die er niet voor kiezen om ziek te zijn — bijvoorbeeld chronisch zieken, maar dat geldt voor iedereen — vragen om een boete te betalen omdat zij naar een specialist moeten? Die vraag ligt voor. Het kabinet zegt steeds: ja, dat moet. Sterker nog, misschien gaat die boete op ziek zijn na deze regeerperiode zelfs naar €500. Het is een principiële keuze en niet alleen voor de mensen die deze boete niet kunnen betalen. Minister Rutte: Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dat het veel te zwaar wordt gemaakt als dit als een principiële keuze wordt neergezet. Uiteindelijk is er één keuze, namelijk: hoe zorgen wij ervoor dat de zorg wordt gefinancierd? Wij weten dat een gemiddeld gezin in Nederland €11.000 per jaar kwijt is aan de zorg. €11.000! Dat is nu bijna een kwart van het inkomen. Als wij niks doen, stijgt dat in 2040 naar de helft van het inkomen. Het is nu al een kwart van het inkomen. Dat stijgt dus razendsnel. Daarom moeten wij alle maatregelen nemen om die rekening op een eerlijke manier neer te leggen en om ervoor te zorgen dat wij ook de oploop van die kosten, met behoud van de kwaliteit — daar is het kabinet in geslaagd — onder controle te brengen. Want dat draagt bij aan de zekerheid van mensen dat niet alleen de AOW en niet alleen het huis maar ook de gezondheidszorg op dit hoge niveau op lange termijn in Nederland betaalbaar zijn. Daar moeten wij met elkaar hier voor staan. De heer Segers (ChristenUnie): Dat is het macroverhaal. De vraag van collega Pechtold was om eens heel specifiek naar de groep te kijken waarvoor het extra pijn doet. Voor de chronisch zieken zijn de zorgkosten de afgelopen vijf jaar verdubbeld. Het desbetreffende onderzoek ligt er. De vraag is om eens heel specifiek naar die groep te kijken. Staatssecretaris Van Rijn heeft toch gezegd dat wij daar voor die groep naar moeten kijken? Dan ligt er toch een impliciete belofte van het kabinet om naar de kosten van die groep te kijken? Minister Rutte: Dat onderscheid van de heer Pechtold en anderen kun je maken; dat begrijp ik. Ik wijs er wel op dat je daarmee het feit negeert dat de totale kosten van de gezondheidszorg moeten worden gecoverd. In de totale som, boven op de basisverzekering, is het eigen risico ongeveer €300. Als je dat helemaal zou afschaffen, zou je er dus €300 bij moeten doen. Als je het alleen voor groepen afschaft, zal het ook omhooggaan. Op een of andere manier zul je dat geld moeten vinden. Ik kom nog terug op de vraag of wij dat in kaart kunnen brengen. Ik weet helemaal niet of dat technisch kan, dus ik kom daar nog op terug. Ik laat u wel weten dat mijn terughoudendheid hierbij buitengewoon groot is, omdat dit uiteindelijk zou leiden tot een verhoging van de kosten van de basisverzekering. De voorzitter: Dit is zojuist toegezegd. De heer Segers (ChristenUnie): Het Nibud heeft hier onderzoek naar gedaan. Als de minister-president naar groepen gaat kijken, wil ik hem dus in ieder geval daarop wijzen. Ik vraag hem ook om te kijken naar de rol van het eigen risico. Dat zou namelijk een drempel moeten vormen. Maar als je chronisch ziek bent, werkt zo'n drempel niet. Zo iemand heeft namelijk geen keuze. Laat de minister-president dus heel specifiek kijken naar de groep waar de meeste pijn wordt geleden. Minister Rutte: Dat was ook de vraag van de heer Pechtold. Mijn reactie was dat ik zijn redenering snap vanuit een van de twee doelen van het eigen risico, namelijk om ervoor te zorgen dat mensen heel bewust van zorg gebruikmaken. Voor die groep mensen werkt dat inderdaad niet, want zij hebben geen keus, zij moeten van zorg gebruikmaken. Ik snap de punten van de heer Pechtold en de heer Segers dus volledig. Maar ik wijs erop dat het eigen risico nog een ander doel heeft: de medefinanciering van de zorgkosten in het algemeen. Vanuit dat perspectief bekeken, kun je niet zomaar groepen uitsluiten, want daardoor zou de basisverzekering duurder worden. De heer Klaver (GroenLinks): De minister-president gebruikt twee argumenten die niet standhouden. Ten eerste doet hij alsof de mens een soort homo economicus is, die heel bewust met zorgkosten omgaat. Was dat maar zo. De minister-president heeft gelijk: je kunt betalingsregelingen afspreken, de gemeente kan bijspringen en de huisarts valt niet binnen het eigen risico. Toch zien we dat mensen de zorg mijden. Dat zou voldoende moeten zijn om de regeling aan te gaan passen. Het tweede argument dat de minister-president noemt, is het remmen van de zorgkosten. Volgens mij maken wij ons hier allemaal zorgen over stijgende zorgkosten. Die zijn namelijk voor niemand goed. Vaak komen ze voort uit overbehandeling. Het remeffect door het eigen risico, dus als mensen daardoor minder gebruikmaken van zorg, is maar heel beperkt. Wat veel beter werkt, zijn de zorgakkoorden die de minister van Volksgezondheid heeft afgesproken. Dat is de weg die wij op moeten gaan. Als wij hier met elkaar zeggen dat we niet verder moeten gaan met dat eigen risico, zullen er dus nog meer zorgakkoorden moeten worden gesloten, om ervoor te zorgen dat er minder overbehandeling is of dat farmaceuten minder verdienen. Dát is the way to go. Minister Rutte: Zo komen we in de buitengewoon dunne dekking die de Socialistische Partij heeft aangedragen voor de afschaffing van het eigen risico: besparing op overhead, besparing op bureaucratie, de centrale inkoop van medicijnen. Dat is allemaal echt flinterdun; als je die dekking analyseert, blijft er echt helemaal niks over. Ook vindt de Socialistische Partij dat het basispakket moet worden uitgebreid met 2,5 miljard. We kunnen niet gaan naar een land waar politici alleen maar zeggen: hogere lonen en lagere prijzen. Zo werkt het niet; we zullen keuzen moeten maken. Ik snap wat de heer Klaver zegt. Zeker de chronisch zieken hebben geen keus, dus voor hen geldt het niet dat zij door het eigen risico bewust worden gemaakt. Maar het eigen risico heeft niet alleen dat doel. Het heeft ook als doel om ervoor te zorgen dat de totale kosten worden gefinancierd. Vandaar dat de heer Pechtold niet voorstelt om het helemaal af te schaffen, maar slechts voor een groep. Niettemin zal dat ook dan ongetwijfeld een behoorlijk opdrijvend effect op de basispremie hebben. De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben Jesse Klaver van GroenLinks, niet van de SP. Dat is dus niet mijn plan. Zelf heb ik ook kritiek op de onderbouwing van het plan. Desalniettemin maak ik een ander punt. Als je wilt, is het afschaffen van het eigen risico best te betalen. Dat is dus het punt niet. De argumenten die de minister-president aanhaalt, zijn eigenlijk niet juist. Je ziet dat mensen nu niet gebruikmaken van zorg omdat zij bang zijn voor het eigen risico. Dat zou al een reden moeten zijn om ervan af te stappen. Ik roep de minister ertoe op om dat te gaan doen, om dat te gaan financieren. Van mij mag dat uit andere belastingmiddelen, maar ook door op andere plekken in de zorg meer te bezuinigen, bijvoorbeeld door het tegengaan van overbehandeling. Dat is niet iets wat ik verzin. Volgens mij is dat een van de zaken waar zijn eigen minister van Volksgezondheid in de afgelopen kabinetsperiode uitstekend in is geslaagd. Dat is de weg waarop we verder moeten. Laat de minister-president niet denken dat hij kan bezuinigen op de zorg door mensen bewuster te maken van de zorgkosten. We zien in de berekeningen dat de zorgkosten met ongeveer 0,8% toenemen als het eigen risico wordt afgeschaft. Ik denk dat je dat bedrag gemakkelijk kunt halen met nieuwe zorgakkoorden en door het tegengaan van overbehandeling. Iedereen is het ermee eens dat dat een veel betere manier is om de zorg in Nederland betaalbaar te houden dan door tegen mensen die ziek worden, te zeggen: betaalt u het maar uit uw eigen risico. Minister Rutte: Het zal de komende jaren nog een hele hijs worden om de zorgakkoorden voort te zetten. We zullen nieuwe middelen moeten vinden om ook inhoudelijk de besparingen te realiseren. Dat zal moeten, want het is een goede manier om de zorgkosten onder controle te houden. Ik stel mij zo voor dat ook een volgende minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daarmee doorgaat. Het is echter ingewikkeld en zal dus keuzes vragen. Dat kan niet anders. De heer Roemer heeft gezegd dat hij 750 miljoen wil besparen door onder andere de centrale inkoop van medicijnen, maar vervolgens mag er helemaal niets gebeuren. Daar krijg je die besparing van 750 miljoen niet mee. De punten die de heer Klaver noemde, zullen allemaal nodig zijn: het type posten dat al een stuk constructiever is, zul je allemaal nodig hebben om de zorgakkoorden te kunnen voortzetten. Als je die posten echter gaat gebruiken om de afschaffing van het eigen risico ter grootte van 4 miljard te financieren, sla je een enorm gat, terwijl de zorgkosten verder oplopen. Los van het idee dat je mensen bewust moet maken van de zorgkosten, heeft het te maken met het feit dat de zorgkosten hoog zijn; dit zeg ik ook tegen de heer Wilders, die hier gisteren iets over zei. Die zorgkosten moeten op de een of andere manier wel betaald worden. Dat kan niet anders; we moeten ze financieren. De heer Wilders (PVV): De minister-president en ikzelf zijn het vaak over heel veel punten hartgrondig oneens. Het knettert vaak en dat is helemaal niet erg. Ik vind echter dat we het, los van de belangrijke discussie over het eigen risico, over één punt niet oneens zouden mogen zijn: de vraag hoe wij met de ouderen van Nederland omgaan. Ik heb er moeite mee dat de bezuinigingen in de thuiszorg en het sluiten van verzorgingstehuizen vaak tot schrijnende situaties leiden. Dat raakt de allerzwaksten in onze samenleving, want wat kun je nu doen als je oud en hulpbehoevend wordt? Helemaal niets. Oudere, verwarde mensen komen op straat te staan en worden vaker van straat geplukt; dat heb ik in eerste termijn al gezegd. Dementerende mensen in mensonterende omstandigheden krijgen geen of onvoldoende zorg. Mensen in een rolstoel krijgen het advies om zelf hun vloer te dweilen. Ik heb honderden voorbeelden — die ga ik niet allemaal geven — die een beschaafd land onwaardig zijn. Zo ga je niet met je ouderen om. Ik vind dat dit niet kan. We kunnen best van mening verschillen over heel veel in de Nederlandse politiek — en, nogmaals, dat is maar goed ook — maar niet over de ouderen. Zij krijgen nu minder thuiszorg terwijl de minister-president zegt dat ze langer moeten thuisblijven. Hij sluit niet alleen de verzorgingshuizen, waar ik het al niet mee eens ben, maar pakt ook nog een deel van de thuiszorg af en extra handen aan het bed voor de verpleeghuiszorg zijn er ook niet. Ik zou tegen de minister-president willen zeggen: stap even over alle politieke verschillen heen. Vindt hij niet dat we wat fatsoenlijker met onze ouderen moeten omgaan en de bezuinigingen op de thuiszorg en verzorgingshuizen moeten terugdraaien? Minister Rutte: Daarom is het goed nieuws dat we erin geslaagd zijn om een op zichzelf te verdedigen maar buitengewoon ingewikkelde … De voorzitter: Kan het wat rustiger worden in de zaal? Het is echt bijna niet te verstaan. Minister Rutte: Daarom is het goed dat we een gevoelige bezuiniging op de langdurige zorg — op zichzelf was die maatregel verdedigbaar toen we hem namen, maar als je er nader naar kijkt, blijkt het toch een heel kwetsbare, gevoelige bezuiniging te zijn — nu hebben kunnen schrappen, dankzij het feit dat het beter gaat met de economie. Dat is een half miljard. Daarom is het goed dat er 200 miljoen euro extra gaat naar verpleeghuizen voor dagbesteding en professionalisering van het personeel. Ik ben het eens met de heer Wilders: onze ouderen verdienen de beste zorg. Het zijn de mensen die het land hebben opgebouwd na de oorlog. Zij verwachten inmiddels veel meer maatwerk. Sommigen blijven thuis en laten een traplift installeren; anderen, met een toch behoorlijk zware zorgbehoefte, gaan naar een verpleeghuis. Daar zijn allerlei keuzes in. Gelukkig kan dat nu ook, dankzij de Wmo, dankzij de ruimte die gemeenten hebben, dankzij het feit dat we in Nederland heel goede verpleeghuizen hebben. Ik ben dat dus met de heer Wilders eens. Als hierin dingen niet goed gaan, als er voorbeelden zijn van zaken die anders moeten, dan hoor ik dat graag van hem en dan vraag ik de staatssecretaris van VWS om erin te duiken. Ik bezoek veel van deze huizen. Ik zie ook het een en ander in mijn eigen omgeving. Ik ben onder de indruk van de Nederlandse verpleegkundigen en verpleeghuiszorg. Er wordt verschrikkelijk hard gewerkt door ontzettend bijzondere mensen, ook in de thuiszorg. De heer Wilders (PVV): Er wordt zeker verschrikkelijk hard gewerkt door, net als die agenten en militairen, de helden van Nederland. Als je in de zorg werkt, ben je één van de helden van Nederland. U hebt daar echter wel 75.000 banen geschrapt. Voor de mensen in de zorg is het niet "banen, banen, banen" maar ik zou bijna zeggen "tranen, tranen, tranen". Ik heb ook vaak van die ouderenhuizen bezocht. Los van bureaucratie en klachten waar andere collega's mee komen, zie en hoor je dat er tijdens nachtdiensten vaak één verpleegkundige dienst heeft op 40 tot 50 ouderen en dat dat tot onverantwoorde zaken leidt. Er zijn ook huizen waar het goed gaat, die moeten niet worden vergeten, maar we hebben in Nederland een chronisch tekort aan aandacht voor onze ouderen. Wij kunnen het niet door laten gaan van een bezuiniging echt niet als een investering zien. Het is mooi dat die bezuiniging weg is, maar er zouden extra handen — wat mij betreft 10.000 extra handen — aan die bedden moeten komen. Misschien dat u niet de verzorgingshuizen die u gesloten hebt, weer kunt openen, maar sluit er in ieder geval niet nog meer! Houd ze open, die 10.000 tot 15.000 plekken die er zijn! Als u mensen thuis wilt houden, snijd niet op de thuiszorg! Het is niet te veel gevraagd. Dit is het fatsoen voor Nederland. Het gaat om de mensen die ons land groot hebben gemaakt en die onze zorg en respect verdienen. Minister Rutte: Ik ben het ermee eens dat dit de helden zijn, samen met de politiemensen, de brandweerlieden, de onderwijzers, de mensen die in het veld staan en die cruciaal werk doen voor deze hele samenleving. Ik ben het er ook mee eens dat er heel veel huizen zijn waar het goed gaat. Het interesseert me waarom het daar wel goed gaat, met hetzelfde budget. Ik was een tijdje geleden in Wezep, in een huis voor mensen die lijden aan dementie. Ik heb gezien wat de mensen daar tot stand konden brengen, mét het bestaande budget en het toepassen van alle normale regels, zonder allerlei rare externe geldbronnen, kortom, met de normale financieringsbronnen. Je wilt die ziekte niet hebben — het is natuurlijk heel erg als je dementie hebt — maar als dat zou gebeuren, ben je blij dat zo'n huis er is. Zij doen dat door met een heel respectvolle manier met de mensen om te gaan en hen te laten doen wat ze nog wel kunnen. De kosten in zo'n huis gaan bijvoorbeeld ook zitten in de aanvoer van eten. Zij hebben daar een klein supermarktje ingericht en de mensen gaan daar zelf, intern in dat huis, boodschappen doen, waardoor er bespaard kan worden op een aantal logistieke kosten. Tegelijkertijd wordt er daardoor voor gezorgd dat mensen actief blijven en meedoen. Ik vond het ongelooflijk dierbaar en mooi hoe dat daar mogelijk is met de bestaande geldbronnen. Het was een paar jaar geleden en ik hoop dat het huis nog steeds op dit niveau functioneert. Ik heb geen enkele aanwijzing dat dit niet zo is. Ik dacht bijna: als mij dit gebeurt, wil ik me daar inschrijven. Dat kan dus ook. Wat dat betreft ben ik het met de heer Wilders eens. Het gaat echt niet om nog meer geld uitgeven. Wij geven heel veel geld uit aan de ouderenzorg, ook in vergelijking op wereldniveau, en terecht, maar het gaat er ook om hoe wij dat zo goed mogelijk kunnen besteden. De heer Wilders (PVV): Ik wil niets afdoen aan de mooie voorbeelden van de premier, maar er zijn ook hele andere voorbeelden en helaas komen die ook vaak voor. Er zijn voorbeelden van verpleeghuizen waar mensen aan het einde van hun leven gedrogeerd in hun eigen urine in bed moeten liggen, omdat er onvoldoende personeel is. Dat is ook Nederland vandaag! Ik vind niet dat wij een Nederland moeten hebben waar ouderen op 80- of 90-jarige leeftijd gedrogeerd worden en in hun urine in bed liggen, omdat er onvoldoende personeel is. Zeker, er zijn goede voorbeelden — ik pak ze u niet af, want ik ben er ook trots op — maar er zijn te veel slechte voorbeelden, waardoor wij moeten zeggen: er moeten meer handen aan het bed, er moeten meer helden komen om die ouderen, die ons respect verdienen, goede zorg te verlenen. Minister Rutte: Ik denk dat we vooral moeten kijken naar waarom het in zo veel gevallen wel lukt en in sommige gevallen niet. Als je veel extra geld uitgeeft aan de gevallen waar het niet lukt, maak je het makkelijk voor dat management. Ik pak liever, boven extra geld geven, het management aan en zeg dan: waarom lukt het jullie niet en hen wel? Het kan blijkbaar wel met de bestaande middelen, die inderdaad heel ruim zijn. Er zijn nog een paar korte vragen over de gezondheidszorg gesteld. Ik kan over het rapport Voltooid leven zeggen dat de minister van VWS de Kamer heeft laten weten bezig te zijn met een beleidsreactie op dat rapport van de commissie van wijzen. We hebben daar iets meer tijd voor nodig en willen dat dit najaar naar de Kamer zenden. Dan over de Niet Invasieve Prenatale Test. Ik kan naar aanleiding van de opmerking van de heer Van der Staaij zeggen dat iedereen welkom is. Iedereen is het waard om hier te zijn. Het is niet de bedoeling dat prenatale screening het gevoel zou oproepen dat mensen met het syndroom van Down er niet mogen zijn. Ik zie de heer Segers nu naar voren komen. Ik heb net de heer Van der Staaij aangesproken, maar dat had waarschijnlijk de heer Segers moeten zijn. De Niet Invasieve Prenatale Test is een test zonder het risico op een miskraam en het is een test die een betere voorspelling geeft dan de combinatietest. Het blijft uiteindelijk een persoonlijke keuze om wel of niet te screenen. Dat geldt ook voor de vraag wat ouders willen doen met de informatie die ze uit deze test krijgen. Het is voor mij heel wezenlijk dat er geen misverstand over bestaat dat mensen met het syndroom van Down er in Nederland volledig bij horen. Ik wil dat echt benadrukken. Daar gaan we op geen enkele manier afbreuk aan doen. De voorzitter: Hebt u alle vragen beantwoord? Minister Rutte: Er is nog één vraag uit de hoek van de VVD over de 10 miljoen voor de topsport. Zoals bekend wordt er 10 miljoen voor de topsport vrijgemaakt. Dat is inclusief de gehandicaptentopsport. Er is op dit moment voor de topsport in totaal 38 miljoen beschikbaar. Over de besteding van de middelen treedt het kabinet op korte termijn in overleg met de sportsector. De Kamer wordt geïnformeerd zodra er concrete plannen voor de besteding van de extra middelen zijn. Daarnaast wordt ook het beleidsartikel sport op de begroting van VWS in 2017 doorgelicht. Die doorlichting kan aanleiding geven tot het doorvoeren van wijzigingen in de besteding van de beschikbare middelen. De voorzitter: Mijnheer Segers. De heer Zijlstra (VVD): Heel goed … De voorzitter: Nee, ik gaf de heer Segers de gelegenheid om te interrumperen. Hij stond er eerder. De heer Segers (ChristenUnie): Dank u wel. De NIP-test op het syndroom van Down is inderdaad een heel gevoelig thema. Ik probeer mijn woorden heel goed te kiezen. Ik maak eerst een korte persoonlijke opmerking. Ik weet dat de minister-president het meent als hij zegt dat iedereen welkom is, ook in heel persoonlijke zin. Ik ben met Jitse naar het torentje gegaan. Hij had één wens: een keer bij de minister-president op bezoek gaan. De deur stond wagenwijd open en we hebben een prachtige ontmoeting gehad. Ik weet dus hoe en waarvoor het hart van de minister-president klopt. Tegelijkertijd is dit een heel gevoelige kwestie. Wij denken echt verschillend over die test en over het algemeen aanbieden ervan. Het debat daarover zal nog verder gevoerd worden met de minister. Mag ik in ieder geval de toezegging dat op het moment dat die test wordt aangeboden, goede informatie van de oudervereniging over wat het betekent om te leven met iemand met het syndroom van Down beschikbaar is? We moeten het aanbieden van die test omgeven met alle waarborgen die we kunnen bedenken. Minister Rutte: Ik hoor achter mij dat dit al toegezegd is. Het antwoord is dus "ja". De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb nog een laatste specifieke vraag. Het gaat mij daarbij echt om een positie voor de oudervereniging. Die ouders moeten kunnen vertellen wat het betekent om te leven met een kind dat het syndroom van Down heeft. Zij moeten hun verhalen kunnen vertellen, zodat er een realistisch beeld komt van het leven met iemand met Down. Kan die toezegging worden gedaan? Minister Rutte: Ik hoor dat ze nu al betrokken worden bij het vormgeven van het informatiemateriaal. De voorzitter: Dit punt komt terug. De heer Van der Staaij (SGP): Het klopt dat de minister-president ook mijn naam noemde, want de heer Segers en ik zijn in eerste termijn allebei op dit punt ingegaan. Ik vind het belangrijk om te zeggen dat het niet alleen maar een technisch VWS-debat is. Het is ook een debat over waarden in de samenleving. Het is goed dat de premier ook nadrukkelijk zegt dat ook die mensen van harte welkom zijn in onze samenleving. Begrijpt hij dan ook de zorg van ouders die zeggen: je leest wel steeds meer in kranten verhalen over hoeveel zo'n kind wel niet kost als je het toch geboren laat worden; en je kunt er toch vanaf? Er is formeel sprake van keuzevrijheid, maar in de praktijk kan er ook wel sprake zijn van een keuzedruk. Kan de minister-president daarop reageren? Minister Rutte: Hier geldt in feite een beetje de discussie die we al eerder hadden. Dit is een norm. Die norm is dat iedereen meetelt en dat we niet gaan kijken wat de kosten zijn van de een of van de ander. Dit is zo fundamenteel. Ik ben zo blij dat de heer Van der Staaij dit zegt, zodat ik ook de kans heb om dat als minister-president nog een keer te zeggen. Ik ben heel blij dat de heer Van der Staaij dat net ook duidelijk heeft laten blijken. Ik weet zeker dat dit voor ons allemaal geldt. Iemand die ziek is of om iemand die geboren wordt met het syndroom van Down, iedereen telt mee. We gaan natuurlijk niet kijken of iemand een kostenpost is. Als dat onze samenleving wordt, ben ik hier weg. Dat gaan wij dus niet doen. Het is een fundamentele waarde in onze samenleving. Die leg ik hier opnieuw voor, met steun van Van der Staaij en naar ik zeker weet van de hele Kamer. De heer Zijlstra (VVD): Ik dank de minister-president voor het antwoord op de vraag over de topsport. Er komt een uitwerking van de minister van VWS. Wij hoorden ook heel kort de minister van financiën heel kort daarover bij RTL Late Night. Hij gaf daarbij aan dat een en ander zal gebeuren in overleg met NOC*NSF. Ik vraag het kabinet om niet per definitie de route te nemen met alleen NOC*NSF, maar ook te kijken naar de rol van de sportbonden waar het gaat om topsport en het extra geld. Als dat zou kunnen worden meegenomen in de uitwerking, dan graag. Minister Rutte: Wij zullen er breed naar kijken en breed consulteren. Dan kom ik nu op onderwijs. De voorzitter: Voordat u verder gaat ... Minister Rutte: Een korte pauze zou mij zeer bevallen. De voorzitter: Ik zal de vergadering zo meteen even schorsen op verzoek van de minister-president, maar eerst deel ik de Kamer mee dat de Kamer zojuist de berekeningen heeft ontvangen van het Centraal Planbureau over de koopkrachtontwikkeling, waarom gisteren is gevraagd door de heer Klaver. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) De voorzitter: Dit stuk zal ook onder de leden worden verspreid. De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. De voorzitter: De minister president gaat verder met zijn betoog. Minister Rutte: Voorzitter. De voorzitter: Ik zie dat de heer Klaver iets wil zeggen. De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Wij zijn zojuist getrakteerd op de uitkomsten waar onder andere de premier om heeft gevraagd. Hij gaf aan — net als het kabinet, de minister van Financiën — dat het broddelwerk was en dat berekeningen niet helemaal zouden kloppen, dus de wijze waarop wij de koopkracht hadden berekend. Wij hebben het CPB gevraagd om dat nog even te checken. Ik kan niet anders dan constateren dat wij het gewoon prima hebben gedaan. Misschien niet heel goed, want het CPB laat zien dat het nog iets schever verdeeld was dan wij zelf hadden gezien en dat het dus iets te conservatief berekend was. Misschien kan de premier terugkomen op de woorden die hij zojuist heeft gebruikt. Minister Rutte: Dat is precies wat ik vanmorgen gezegd heb. Wat GroenLinks doet in die berekeningen — dat is ook waar het CPB nu naar kijkt — is kijken naar het totaal, dus zowel wat het kabinet doet als wat er in de economie gebeurt. Dat heb vanmorgen ook gezegd. Ik heb letterlijk — ik lees het nog een keer voor, want daar ben ik altijd heel zorgvuldig in — gezegd: "GroenLinks wekt de indruk dat de hoge inkomens er €3.000 tot €4.000 meer dan de lage inkomens op vooruit zijn gegaan door het beleid van het kabinet. De feiten laten zien dat dit vooral komt door de loonstijging die zij van hun werkgever hebben gehad, niet doordat het kabinet zoveel extra geld in naar deze groepen heeft geschoven, integendeel." Dit is dus niet het kabinetsbeleid. Dit is gewoon wat de economie doet, niet het kabinetsbeleid. De heer Klaver (GroenLinks): Ik hoef deze discussie niet overnieuw te doen. Dit zijn de cijfers waar om is gevraagd. Hier laten wij zien dat de berekeningen die wij maken prima correct zijn en, sterker nog, dat ze wat aan de conservatieve kant waren. Laat ik dit tegen de premier zeggen: in 2012 kon u misschien met blufpoker en een soms een tikkeltje list en bedrog verkiezingen winnen en links wegzetten, those were the days; dat gaat niet meer gebeuren, mijnheer Rutte. Minister Rutte: Wat heeft dit nu te maken met die cijfers? Nog een keer, voorzitter. Ja, wij hebben gezamenlijk gevraagd om die cijfers. Het verzoek was om te laten zien wat nu de totale inkomensontwikkeling is over die verschillende mediane groepen. Dan krijg je dit te zien. Dat is gewoon de ontwikkeling van de lage hypotheekrente, wat er gebeurt met salarisstijgingen en al dat soort zaken. Dit is niet het kabinetsbeleid. Echt, mijnheer Klaver. Ik zei vanmorgen al dat we dan naar een geleide loonpolitiek moeten. De heer Zijlstra (VVD): De heer Klaver gebruikte net nogal stoere woorden. Daarom vraag ik de premier of hij nog even kan herhalen wat hij vanmorgen zei over wat de consequenties zijn voor de belastingen als we zouden doen wat wat de heer Klaver hier berekent. Wat was het ook alweer? 80 tot 90% was het toch? Minister Rutte: Nu moeten we heel precies zijn. Ik vind het goed dat u dat vraagt, mijnheer Zijlstra. Ik lees mijn antwoord van vanmorgen nog een keer voor: als ze het oneerlijk vinden dat hoge inkomens met dezelfde loonstijging meer euro's van hun werkgever krijgen, moeten ze in hun plannen toe naar een belastingtarief — u had gelijk, mijnheer Zijlstra — van 80% tot 90% om die loonstijgingen bij mensen die hard werken weg te halen. De voorzitter: De heer Klaver, tot slot op dit punt. De heer Klaver (GroenLinks): Een ontzettend leuk een-tweetje, hoor. Volgens mij laten wij echter in het voorstel dat wij hebben gedaan, zien dat dat totale onzin is. Totale onzin. Wat wij laten zien, is dat wij ervoor zorgen dat de voordelen die zijn gegeven aan de hogere inkomens worden teruggesluisd naar de algemene heffingskorting zodat iedereen daar profijt van heeft, ook de mensen met een uitkering en de mensen met de laagste inkomens. Dat is wat wij doen en dat heeft helemaal niets te maken met belastingtarieven van 80%. Ga toch … Minister Rutte: Dit is een tikje een herhaling van vanochtend. De heer Roemer (SP): Het is inderdaad een tikkeltje een herhaling van vanochtend. Je gaat inderdaad kijken wat, als je alles meerekent, de effecten zijn op wat mensen uiteindelijk in hun portemonnee krijgen, vooral het besteedbaar inkomen dat zij overhouden. Wat hebben de economie, cao's en het regeringsbeleid gezamenlijk voor effect? Wij hebben al gezegd dat de laatste vijftien jaar de koopkracht van 80% van de mensen erop achteruit is gegaan en dat de 20% rijksten erop vooruit zijn gegaan. De vraag is — daarom zijn GroenLinks en de SP met die voorstellen gekomen — of je die trend als kabinet kunt wijzigen. Ja, dat kan. Wil je die wijzigen? Dan zeggen GroenLinks en de SP ja en dan zegt dit kabinet onder leiding van de VVD nee, dan laten wij de inkomensverschillen verder uit pas groeien en die verschillen groter worden door welke invloeden dan ook. Wij leggen ons daar inderdaad niet bij neer. Wij zijn voor een eerlijkere verdeling. Wij komen met voorstellen daartoe en die voorstellen blijken deugdelijk te zijn en te kloppen. Dat u het daar niet mee eens bent en dat u dat niet wilt, dat klopt, want ik weet wie uw vrienden zijn. Dat wij dat graag willen, dat weet u ook. Minister Rutte: Het is echt onjuist dat alleen de 20% rijksten omhoog zijn gegaan. Over de kabinetsperiode is de doorsnee koopkracht van huishoudens op alle inkomensniveaus gestegen. Dat geldt vooral voor werkenden met een laag inkomen; die zijn er sterk op vooruitgegaan. Zij zijn fors minder belasting gaan betalen. De alleenstaande werkende op het niveau van het wettelijk minimumloon kreeg er deze kabinetsperiode bijna 13% bij. De daling van het besteedbaar inkomen waaraan de heer Roemer hier refereert, deed zich vooral voor in de crisisjaren van 2010 tot 2013, toen overigens huishoudens over de hele linie erop achteruitgingen. Gelukkig hebben we die periode achter ons gelaten. De heer Roemer (SP): Nee, het was niet over de hele linie, want de 20% rijksten zijn er als enige gedurende de hele periode fors op vooruitgegaan. Dat was ook de periode waarin deze premier premier was. Die mensen waren dat geld toen kwijt en daarna dus ook. De cijfers van dit jaar betekenen dat de mensen met de hoogste inkomens er wel twee keer zo veel op vooruitgaan in koopkracht als de mensen met een midden- en lager inkomen. Dat mag. Daar mag u voor kiezen. Wij kiezen er niet voor, maar ontken het niet en zeg gewoon dat dat de keuze van de VVD en van het kabinet is! Minister Rutte: Hoe zou dat nu kunnen als de alleenstaande werkende tijdens deze kabinetsperiode er 13% bij kreeg en daarmee een soort recordhouder is? De alleenstaande werkende op het niveau van het wettelijk minimumloon is toch geen grootverdiener? Of is iemand met het wettelijk minimumloon ook al een grootverdiener? De voorzitter: Ook hier is sprake van herhaling. Minister Rutte: Voorzitter, dat is zeker het geval. De heer Klaver (GroenLinks): Ja, het is zeker het geval, maar we moeten dat blijven doen, want de premier blijft volharden. Het maakt niet uit wat je blijft aandragen aan feiten, hij blijft maar doen alsof er iets anders aan de hand is. Wat de premier probeert te schetsen, is dat de koopkracht niet alleen afhankelijk is van het kabinetsbeleid. Dat zou ik ook nooit durven beweren. Dat beweert helemaal niemand, maar je kunt ook niet zeggen dat de grote inkomensongelijkheid die we op dit moment zien, niet het gevolg is van kabinetsbeleid. Die heeft wel degelijk te maken met de keuzes die het kabinet maakt. Er is geld naar hogere inkomens gegaan. Dat had niet gehoeven. Dat geld had ook naar de laagste inkomens geschoven kunnen worden. Dat was een politieke keuze en ik heb al eerder gezegd: ga daarvoor staan. Het vergroten van ongelijkheid is een politieke keuze geweest van deze premier. Ga daarvoor staan en ga niet strooien met cijfers en onwaarheden verkopen! Wat u zegt, is gewoon niet waar. Minister Rutte: Kijk nu even naar de feiten. We hebben vorig jaar 5 miljard lastenverlichting gegeven. Waar ging dat naartoe? Dat ging naar werkenden met een laag inkomen. Niet naar werkenden met een hoog inkomen, maar naar werkenden met een laag inkomen. Kijk dan eens naar de afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Kijk naar wat dat heeft betekent voor de hogere inkomens. Als je dat bij elkaar optelt, dan klopt het gewoon niet! Daarnaast heb je altijd te maken met een effect van salarissen, lonen, hypotheekrente enzovoorts, maar daar gaan wij niet over; dat is een zaak van de samenleving. Wij gaan over wat wij doen aan koopkrachtreparaties. Die voeren we ieder jaar keurig door. Ook volgend jaar wordt dat weer netjes accross the board 1% of 1,1%. De heer Klaver (GroenLinks): Het verlengen van de hoogste belastingschijf heeft niets te maken met geld teruggeven aan de laagste inkomens. Dat komt ten goede aan de hoogste inkomens. Dat is een politieke keuze; ga daarvoor staan! Dat geld had je ook aan de allerlaagste inkomens kunnen geven. Dat zou de keuze zijn die wij maken. U maakt die niet. Prima, maar ga niet doen alsof het niet waar is. Minister Rutte: U moet wel het hele verhaal vertellen, mijnheer Klaver, want daar staat een afbouw tegenover van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. U moet wel het hele verhaal vertellen. De voorzitter: Gaat u verder. Minister Rutte: Voorzitter. Ik kom bij het onderwijs, want ook daar dreigen misverstanden, in het bijzonder over hoeveel uitgaven er naar dat onderwijs gaan. Daar heeft in het bijzonder de heer Pechtold een vraag over gesteld. Als we per leerling kijken, zien we dat deze kabinetsperiode de uitgaven per leerling aanzienlijk zijn gestegen, namelijk van €6.200 in 2012 naar €6.700 in 2017. Dat is voor het primair onderwijs. Voor het vo, de middelbare scholen, gaat het van €7.900 naar €8.100 en voor het hoger beroepsonderwijs en de universiteiten, voor hen die zich daar bevinden, gaat het van €6.400 naar €6.700. Het mbo is recordhouder met een stijging van €7.200 naar €8.100. Ook als je macro gaat kijken naar de uitgaven van het onderwijs, zie je dat de uitgaven sinds 2012 zijn gestegen van 26,9 miljard naar 29,5 miljard. Nu heeft de heer Pechtold overigens wel een punt, en wel dat er nog ongeveer 150 miljoen moet worden ingevuld. Die post is opgenomen omdat zich er elk jaar op verschillende onderdelen van de OCW-begroting onderuitputting voordoet. Dat is ieder jaar het geval. Ook komend jaar is dat de verwachting. Bij de Voorjaarsnota bezien wij waar die onderputting plaatsvindt, zodat wij die op een nette manier kunnen inpassen. Ik zie dat ik de heer Pechtold geheel gerustgesteld heb. De voorzitter: Was u klaar met uw antwoord? Minister Rutte: Eigenlijk wel en ik zie de heer Pechtold zo indringend kijken dat ik niet door zou durven gaan. De heer Pechtold (D66): Natuurlijk is de begroting mooi op orde en dat is dankzij de samenwerking van de afgelopen jaren. Maar wij kijken heel goed naar wat er nu bij de scholen terechtkomt. Als je goed naar de staatjes van deze begroting kijkt — we hebben het niet over de hele kabinetsperiode — dan zit er een verkapte bezuiniging in. Er is gelekt dat er een bedrag van 200 miljoen beschikbaar zou zijn. Uit deze cijfers blijkt echter dat er afgerond weer 150 miljoen en 250 miljoen vanaf gaan; samen dus 400 miljoen. Straks bij de Voorjaarsnota dreigt duidelijk te worden dat er minder geld naar de school gaat dan dat wij met z'n allen zouden willen. Daarom hebben wij besloten om in onze tegenbegroting die verkapte bezuiniging eruit te halen. Het heet natuurlijk een ramingstaakstelling of eigenlijk ramingsbijstelling, maar de mensen weten dan dat het geld is dat eraf moet. Deze kabinetsperiode hebben we er echt een succes van gemaakt als het om onderwijs gaat. Ik vraag de premier om deze domper even niet door te voeren. Minister Rutte: Wat er gebeurt, is interessant. Ik snap dat. Ik heb daar vanmorgen in detail naar gekeken, want wij komen hier altijd goed voorbereid aan de start. De lumpsumtaakstelling in regel vijf is bedoeld om de ruilvoettegenvaller in het voorjaar te dekken. Dat moesten wij bij alle begrotingen doen. Die taakstelling wordt vervolgens weer verzacht door de prioriteiten. In regel elf zie je een forse loonbijstelling. In regel dertien zie je extra leningen voor studenten. In regel tien zie je een aantal kasschuiven. Er vinden gelijktijdig allerlei mutaties plaats in de onderwijstabel. Ik zojuist geschetst wat dit betekent voor het totaal. Als je begrotingen voor 2016 en 2017 vergelijkt zie je dat het totaal van de OCW-begroting op 29,5 miljard blijft. De begroting blijft gelijk en gaat dus niet naar beneden. Vervolgens kijk je naar de kinderen en jongeren in het onderwijs. In het vreselijke jargon heten ze deelnemers, maar voor mij zijn het gewoon leerlingen. In het primair onderwijs, in het mbo, in het hbo en in het wetenschappelijk onderwijs blijft het gelijk en alleen in het vo zie je een heel klein minnetje. In 2016 ging het van €8.000 naar €8.200 en in 2017 naar €8.100. Dat kunnen ook afrondingsverschillen zijn. Eigenlijk blijft het dus zo'n beetje gelijk. In 2016 en in 2017 blijven de uitgaven gelijk, zowel macro als per kind en per jongere. Ik heb al de uitgaven over de gehele periode geschetst. De heer Pechtold (D66): Mijn punt is dat ik niet wil dat het een beetje gelijk blijft. Ik wil dat het gelijk blijft. Ik wil niet dat er een bezuiniging op zit. Minister Rutte: Dat is ook zo. De heer Pechtold (D66): Nee, want u neemt allerlei zaken mee. Gisteren kreeg ik ook te horen in het debat met de fractievoorzitters van de coalitie dat de begroting hoger wordt. Als op de begroting is opgenomen dat studenten geld lenen, heeft geen student daar wat aan. Dat zijn leningen. Het lijkt een mooi bedrag en de begroting wordt er wel hoger van, maar het zijn leningen aan studenten. Ik heb het over geld dat dadelijk in de klaslokalen terechtkomt. Ik vind het niet behoorlijk dat je in de Voorjaarsnota, na de verkiezingen, pas de keuzes maakt om dat in te vullen. Dat is gewoon jammer. We hebben er met z'n allen voor gezorgd dat onderwijs er in deze periode goed vanaf komt. In tijden van crisis hebben wij allemaal de mond vol van taal en kansen. Die termen staan centraal in het hele debat. Ik vind het gewoon jammer dat die onduidelijkheid er bij de Voorjaarsnota nog inzit. Ik doe nogmaals een beroep op de minister-president: zorg niet dat het een beetje gelijk blijft, maar zorg gewoon dat het gelijk blijft. Minister Rutte: Dat doen wij ieder jaar. Het is een begroting van ongeveer 30 miljard. In de praktijk is er altijd onderuitputting. Dat is het geval bij al die omvangrijke begrotingen. Ieder jaar zie je aan het eind forse onderuitputtingen. Die worden dan ingepast. Bij de Voorjaarsnota pas je die 150 miljoen in. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit nu niet zou kunnen. De voorzitter: Mijnheer Pechtold, tot slot. De heer Pechtold (D66): Ik kon niet lekken. Er is vanuit het kabinet gelekt dat er 200 miljoen komt. Dat is echter niet de werkelijkheid die je ziet wanneer je de rekenliniaal langs de cijfers legt om na te gaan hoeveel geld er dadelijk voor de scholen is. Dat kan niet. Daarom hebben we ook een tegenbegroting ingediend, waarin daarvoor dekking wordt aangedragen. Bij de behandeling van de onderwijsbegroting komen we als het nodig is ook met een amendement daarover. Ik weet echter hoe dan de verhoudingen liggen; dan durft niemand meer. Gisteren was er die uitgestoken hand van Samsom. De PvdA is ook zo'n partij die voor het onderwijs staat. Die opstelling van Samsom vond ik nou net een wat prettiger houding. Toen dacht ik: kijk, dan kunnen we zakendoen. Je wilt toch niet tegen het onderwijsland moeten zeggen: kijk, het blijft een beetje gelijk, maar net niet helemaal? Minister Rutte: Volgens mij blijft het gelijk en moeten we die 150 miljoen normaal inpassen zoals we dat ieder jaar doen. Maar goed, ik kan het niet mooier maken. Ik kan hier niet in zien dat wij op macro- of microniveau bezuinigingen doorvoeren. De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog, minister-president. Er is ook een tweede termijn, mijnheer Pechtold. Minister Rutte: Dat dacht ik al, voorzitter. Ik kom op de kwestie van de grootte van de klas. Ik denk dat we niet in die mate in de autonomie van scholen moeten treden. Dat zou mijn reactie hierop zijn. Je ziet ook dat er in de klas op steeds meer andere vormen les wordt gegeven, ook met technieken, met extra docenten en ondersteuning et cetera. Er is ook nog een vraag gesteld over de studieschuld. Met dat studievoorschot kiezen we ervoor om een stelsel te bouwen waarin er meer geld gaat naar het hoger onderwijs en de kwaliteit van het hoger onderwijs, en minder naar inkomensondersteuning. Dat is een gerichte keuze. Als je gaat kijken hoe dat nu in de praktijk uitpakt, dan zie je eigenlijk dat dat heel nette, voorspelbare effecten heeft en er inderdaad nu fors meer geld beschikbaar komt voor de kwaliteit van het hoger onderwijs. Dat brengt mij op de vragen die zijn gesteld over energie en klimaat. Er is onder andere gesproken over de uitfasering van kolencentrales. Op dat punt hebben wij toegezegd om de Kamer in het najaar te informeren over de uitkomsten van het traject om scenario's te ontwikkelen rond de kolencentrales. We zullen ook met een uitwerking komen van de maatregelen ter uitvoering van het vonnis in de Urgendazaak. Die twee dingen zijn natuurlijk aan elkaar gekoppeld, omdat een van de mogelijke maatregelen ter uitvoering van dat vonnis de sluiting is van de twee kolencentrales uit de jaren negentig. Wij streven ernaar, de Kamer voor het einde van november over deze onderwerpen te informeren. Ik kom op de land- en tuinbouw. Ik ben blij dat er op dat punt warme woorden werden gesproken door Kees van der Staaij van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Die woorden steun ik van harte. Onze land- en tuinbouw behoort absoluut tot de meest vooraanstaande sectoren. Ik heb het volgende grapje vaker gemaakt. Bij Wageningen denken wij aan de woonplaats van de heer Pechtold, maar de rest van de wereld denkt daarbij aan de universiteit van Wageningen. Ik ga aanstaande zondag naar Korea, samen met Martijn van Dam, de staatssecretaris die over deze mooie sector gaat. Wij zullen daar met een grote handelsmissie aandacht besteden aan de creatieve sector, de hightechsector, maar ook aan de land- en tuinbouwsector. Ik kan zeggen dat er voor die laatste sector in Korea grote belangstelling bestaat. Dat is terecht, omdat die sector van Nederland wereldwijd absoluut toonaangevend is. Ik kan ook tegen de heer Van der Staaij zeggen dat het inderdaad de inzet is van de staatssecretaris van Economische Zaken om samen met de verschillende landbouwsectoren en andere partijen in de voedselketen afspraken te maken over de ontwikkeling in de komende jaren. Daarbij gaat het ook over de verbetering van dierenwelzijn, over duurzaamheid en over de verdienmogelijkheden voor de producenten. We zien er prachtige voorbeelden van. Kijk naar de herstructureringsplannen van dit moment voor de varkenshouderij en voor de glastuinbouw. Die twee sectoren hebben het zwaar; dat realiseren we ons allemaal. Er liggen nu herstructureringsplannen om deze vitale sectoren weer helemaal vitaal te krijgen. Daarbij worden ook verduurzaming en innovatie ondersteund, bijvoorbeeld met middelen uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, aanvullende middelen uit de crisispakketten van de Europese Unie en middelen uit de begroting van Economische Zaken ter bevordering van duurzame stallen. Verder is er de extra impuls van 20 miljoen voor de voedselagenda. Tot slot wijs ik op het rapport "Naar een voedselbeleid", van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In de kabinetsreactie daarop heeft het kabinet aangegeven dat de benodigde transities alleen tot stand kunnen worden gebracht met betrokkenheid van alle partijen in de keten. We hebben daar echt iedereen bij nodig. Dat is ook de ambitie van het kabinet. Dit is een sector die staat voor 9% tot 10% van de Nederlandse economie. De sector is wereldwijd toonaangevend. Nederland kan minimaal drie grote wereldwijde problemen helpen oplossen. Het eerste is het probleem van te veel of te weinig water. Het tweede is genoeg voedsel. Het derde wereldprobleem dat we kunnen helpen oplossen gaat over de vraag hoe je omgaat met vergrijzing. Dit zijn echt zaken waarin Nederland wereldwijd vooroploopt. Ik ben blij dat de heer Van der Staaij mij de kans geeft om deze prachtige sector nog eens in de etalage te zetten. De voorzitter: Hebt u alle vragen beantwoord? Minister Rutte: Ja. Hierna kom ik op de tegenbegroting. Mevrouw Thieme (PvdD): Hier excelleert onze minister-president in factfree politics. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gehakt gemaakt van het landbouwbeleid van dit kabinet. Ook in de nieuwe begroting staan geen nieuwe maatregelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gekeken naar het regeringsbeleid ten aanzien van de landbouw en de verduurzaming ervan. Het planbureau heeft gezegd dat het radicaal anders zal moeten. Het Planbureau voor de Leefomgeving is geen adviesbureau van de Partij voor de Dieren, maar gewoon een onafhankelijk, wetenschappelijk adviesbureau. Dat zegt dus: de landbouw bevindt zich op een doodlopende weg. Want: niet duurzaam, milieuonvriendelijk en dieronvriendelijk. Het gaat zo niet langer. We moeten dus naar een ander landbouwbeleid. Zal dit kabinet de maatregelen aanscherpen om te komen tot een natuurinclusieve landbouw, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving het noemt? Met andere woorden: meer biologische landbouw en meer ecologische landbouw. Neemt de regering het Planbureau voor de Leefomgeving serieus en komt het met een nieuw pakket aan maatregelen? Minister Rutte: We varen nooit op het kompas van één adviesorgaan. We kijken altijd naar allerlei adviezen, in samenhang. Bovendien vinden we er zelf ook nog iets van. Het is nu juist het beleid van Sharon Dijksma hiervoor en van Martijn van Dam nu om samen met de verschillende organisaties in de landbouwsector te kijken naar de manier waarop dergelijke afspraken kunnen worden gemaakt over de ontwikkelingen in de komende jaren. Daar hoort inderdaad bij: dierenwelzijn. Daar hoort bij: duurzaamheid. Daar hoort bij: de verdienmogelijkheden voor de producenten. Daar hoort bij: de license to operate, zoals dat in goed Nederlands heet, voor deze sector. Natuurlijk, al die elementen worden erbij betrokken. Dat kan ook omdat Nederland op dit punt een sector heeft die extreem innovatief is. Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president heeft het ook gehad over de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ook die geeft aan dat er een radicale verandering moet komen: van landbouwbeleid naar voedselbeleid. Ook dat is een onafhankelijke organisatie. Ik weet niet waar de minister-president naar luistert, behalve dan misschien naar de extreemconservatieve Land- en Tuinbouw Organisatie. Als wij het algemeen belang willen dienen — ik neem aan dat de minister-president dat wil — dan zullen we naar onafhankelijke wetenschappers moeten luisteren die er geen enkel belang bij hebben om de sector kapot te maken of wat dan ook, maar die het algemeen belang voor ogen hebben: milieu, dierenwelzijn en klimaat. Wil de minister-president daarnaar luisteren, of gaat hij uit van zijn eigen kompas, namelijk dat van handel? Minister Rutte: Om te komen van getuigenispolitiek naar dingen realiseren, heb je samenwerking nodig. Ik begrijp dat mevrouw Thieme dit doet vanuit getuigenispolitiek, maar je kunt niet zeggen: mijn doel is alles zaligmakend en wat er verder met de sector gebeurt, is dan maar jammer. Ik vind dat het voor een kabinet noodzakelijk is om transities met alle spelers te doen. Daar horen de organisaties bij die gaan over dierenwelzijn en de organisaties die kijken naar allerlei aspecten rondom milieu- en klimaatbeleid, maar zeker ook de sector zelf. De mensen die ik daar ken, willen ook niets liever. Het is namelijk ook een manier om aan de rest van de wereld te laten zien dat wij ons snel kunnen aanpassen en dat wij in staat zijn tot dit soort veranderingen en daarmee de sector op een zeer hoog niveau houden. Dat heeft het verleden ook laten zien. Ik was een tijdje geleden in Dronten. Daar hadden we een prachtige, door de VVD georganiseerde bijeenkomst met de landbouwsector. Er waren 300 man in de zaal. Het was echt fantastisch, helemaal in het kader van de nieuwe opzet: niet alleen praten met mensen van binnen de partij maar juist ook van daarbuiten. Daar hebben we over al deze aspecten gesproken. Mevrouw Lodders had het medegeorganiseerd. We hebben gesproken over de vraag hoe we de sector gaan moderniseren. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we de kracht in die sector gebruiken om de transitie te maken? Daar is ook niemand bang voor. De voorzitter: Tot slot. Mevrouw Thieme (PvdD): Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat we de klimaatdoelen niet gaan halen als we de veeteelt niet aanpakken en dat de overheid een regierol op zich moet nemen, maar dat zij dat nu niet doet. Dat is een onafhankelijke organisatie. Die geeft, net als heel veel andere wetenschappers, aan dat dit moet gebeuren. De minister-president kan dat niet wegwuiven door te zeggen: nu ja, de Partij voor de Dieren heeft een bepaald ideaalbeeld, maar dat is niet het mijne. Nee, de minister-president heeft te maken met organisaties als het Planbureau voor de Leefomgeving en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid die aangeven dat het misgaat in de landbouw. Dat kun je niet wegwuiven. Dus nogmaals: gaat de minister-president zijn verantwoordelijkheid nemen en de land- en tuinbouw aanpakken? Minister Rutte: Ik heb net gezegd dat dit de laatste manier is waarop je een verandering tot stand brengt. Dat doe je niet door dit soort taal. Wat denkt mevrouw Thieme dat er gebeurt als je op die manier een sector benadert? Dan gaat toch iedereen volledig de hakken letterlijk in het zand of in de aarde zetten en dan gebeurt er toch niets meer? Je moet toch juist met elkaar in gesprek over de vraag hoe we deze mooie sector op een hoger plan kunnen tillen, zodat die ook wereldwijd toonaangevend blijft? Dat moeten we doen. Mevrouw Thieme (PvdD): Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft ook aan dat je dat natuurlijk samen met de sector doet, maar de regie moet ergens liggen. Ik vraag dit kabinet om zijn verantwoordelijkheid te nemen. De heer Van der Staaij (SGP): Terug naar de realiteit, zou ik willen zeggen. Terug naar de boeren en de tuinders die proberen om een goedlopend bedrijf te hebben en om te investeren in dierenwelzijn en in duurzaamheid, maar die ook brood op de plank willen hebben. Herkent de minister-president dat zij heel veel voor hun kiezen hebben gekregen door een stapeling van maatregelen en van kosten? Het zijn los van elkaar misschien kleine dingen, maar je hebt de kentekenplicht, plus de rode diesel, plus straks de fosfaatrechten, — dat is een veel groter punt — plus de doorbetaling van de NVWA, en ga zo maar door. Het valt mij op, en misschien de minister-president ook wel, dat heel veel ondernemers dit punt op tafel leggen en zeggen "let daarop", maar in deze sector zie je wel heel sterk terug dat die mensen zich gemangeld voelen door zo veel veranderende regels en zo veel extra kosten. Ziet de minister-president mogelijkheden om deze sector meer rust en ruimte te geven? Minister Rutte: Ik ben het eens met de heer Van der Staaij dat er veel op deze sector is afgekomen. Veel mensen in mijn directe omgeving zijn werkzaam in deze sector. Sommige daarvan hebben ook een eigen bedrijf in de land- en tuinbouw. Het innovatief vermogen van die ondernemers valt mij inderdaad ook op. Datzelfde geldt voor de stapeling van klussen die op hun bord zijn gelegd. Ik snap dat punt. Daarom spreekt de suggestie van de heer Van der Staaij mij aan om daar meerjarige afspraken over te maken met deze mensen, deze ondernemers en deze sector. Dat is precies wat de staatssecretaris aan het doen is. Daarbij moet ook worden gekeken naar allerlei andere maatschappelijke opgaven die er liggen, want je moet een en ander natuurlijk wel in samenhang bekijken, maar dat zal de heer Van der Staaij met mij eens zijn. Ik denk dat dat ook de kracht is van deze sector. Dat zie je terug in twee specifieke sectoren daarbinnen die het heel zwaar hebben gehad en die het soms nog steeds heel zwaar hebben: de varkenshouderij en de glastuinbouw. Er liggen nu goede herstructureringsplannen, maar er moet nog heel erg veel gebeuren om die ondernemers weer perspectief te bieden. De heer Van der Staaij (SGP): Betekent die meerjarenafspraak dan ook dat er duidelijkheid over is dat zij niet elke keer weer met nieuwe regels geconfronteerd worden? Hoort dat er ook bij? Krijgen zij dan niet elke keer weer nieuwe lasten op hun bordje? Minister Rutte: Dat is het doel, maar ik denk ook aan de fondsen, de middelen uit het Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daar is vaak veel kritiek op. Nederland krijgt daar nog maar heel weinig uit, maar het Plattelandsontwikkelingsprogramma is iets waar Nederland heel veel voordeel van heeft. Ik denk ook aan de crisispakketten van de Europese Unie, de enveloppen voor 2015 en 2016, de middelen op de begroting van Economische Zaken ter bevordering van duurzame stallen, en de extra impuls voor de Voedselagenda. Door al die zaken wordt niet alleen een meerjarig perspectief op het gebied van regelgeving geboden, maar kunnen we dat ook financieel ondersteunen. De heer Klaver (GroenLinks): Vorig jaar is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een motie van de heer Samsom en mij aangenomen met daarin het verzoek aan het kabinet om nog dit jaar actie te ondernemen om de doelstelling uit de klimaatuitspraak in de Urgenda-zaak te halen. De premier zegt nu dat het kabinet pas in oktober met plannen komt. Op welke manier gaan die straks landen in de begroting voor 2017? We weten immers dat klimaatmaatregelen soms geld kosten. Minister Rutte: Het hele najaar sleutelen wij, het Kamer en het kabinet, samen aan die begroting en in het najaar komen wij ook met die uitwerking. De heer Klaver (GroenLinks): Ik wil graag van de minister de bevestiging krijgen dat er volgend jaar, in 2017, al actie wordt ondernomen. Waarom is dat? We hebben dit jaar weer een klimaatbegroting gemaakt, net als vorig jaar. We hebben daarbij gezien dat we er één jaar later in slagen om 25% minder CO2-uitstoot terug te dringen. Ieder jaar dat je wacht, wordt het dus moeilijker en duurder om aan de doelstellingen te voldoen. Mijn vraag is dus: wordt er in 2017 al actie ondernomen? Want anders zijn we straks in 2020 gewoon te laat. Minister Rutte: Er wordt vreselijk hard aan gewerkt. Ik heb het al gezegd: uiterlijk eind november ligt het er allemaal. De heer Klaver (GroenLinks): Het was net nog oktober. Nu wordt het november. Als het november wordt, hebben we nog minder tijd om ervoor te zorgen dat er echt al in 2017 actie wordt ondernomen. Minister Rutte: Nee, ik zei: november. Ik zei: november. De voorzitter: Gaat u verder. Minister Rutte: Ik hoor de minister van Economische Zaken nu zeggen dat we genoeg tijd hebben om te doen wat nodig is. Hij deelt uw gevoel van urgentie. Voorzitter. Ik kom bij de tegenbegrotingen. Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor alle partijen die een tegenbegroting gemaakt hebben. Dat geldt helaas niet voor PvdA en VVD — foei! — maar wel voor D66, ChristenUnie, GroenLinks en het lid Van Vliet. Waar is de heer Van Vliet gebleven? O ja, daar! Ik begin met de tegenbegroting van D66. D66 neemt een heel aantal maatregelen. Het zijn niet heel grote veranderingen, maar D66 plaatst toch wel relevante accenten vanuit het perspectief van de links-liberalen. De uitgaven gaan met ongeveer 400 miljoen omhoog. De lasten worden met ongeveer 100 miljoen verzwaard. Bedrijven krijgen een lastenverlichting van 400 miljoen en burgers krijgen een lastenverlichting van 200 miljoen. Dat betekent dat er een licht negatief effect is van de plannen op het EMU-saldo van ongeveer 200 miljoen. Dat leidt wel tot enige positieve koopkrachteffecten voor werkenden, in het bijzonder voor gezinnen waarin beide ouders werken en voor werkende alleenstaande ouders. Het verschil in koopkrachtontwikkeling tussen eenverdieners en tweeverdieners met kinderen neemt door de plannen wat verder toe. D66 financiert die lastenverlichting met hogere lasten voor bedrijven, namelijk door de energiebelasting en het afschaffen van de vrijstelling van de kolenbelasting. We spraken daar vandaag eerder over. Naar onze opvatting geven de plannen van D66 met een schuif van eenverdieners naar tweeverdieners een uiting aan de prioriteiten van D66, maar passen die niet in het evenwichtige koopkrachtbeeld waar wij naar streven. Ook de verslechtering van het EMU-saldo zijn wij niet geneigd over te nemen. Het gaat wel om kleine bedragen; het zijn geen dramatische aanpassingen. Daarbinnen zijn er een aantal accenten. Er komt 300 miljoen extra voor het onderwijs. Daarmee wordt onder meer extra geïnvesteerd in het onderwijs. Ook is er een intensivering voor onderwijs aan vluchtelingen. Die wordt gefinancierd door middelen aan de asielreserve te onttrekken. Dat vinden wij dan weer minder gelukkig omdat de middelen in de asielreserve reeds volledig zijn bestemd om de kosten van de vluchtelingenstroom te dekken. Maar goed, ook hierbij gaat het niet om heel grote bedragen. Er wordt verder nog 100 miljoen in de kinderopvangtoeslag geïnvesteerd, boven op de intensivering van een half miljard van het kabinet. Over de milieubelasting hebben we al gesproken. De lasten op arbeid worden met 800 miljoen extra verlaagd. De verlaging van de maximale arbeidskorting en het verlagen van de afbouwgrens worden daarmee teruggedraaid en het tarief van de eerste schijf wordt verlaagd. De 30%-regeling wordt beperkt, de Aof-premie wordt verlaagd en in de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt geïntensiveerd. Het is een heel pakketje maatregelen. Het gaat niet om dramatische verschuivingen, maar ik snap een aantal politieke accenten op het gebied van milieu en onderwijs die D66 hiermee plaatst. De voorzitter: Ik zie de heer Pechtold bij de interruptiemicrofoon, maar u was volgens mij nog niet klaar. Minister Rutte: Voor D66 heb ik de punten benoemd. De heer Pechtold (D66): Ik kom de griffel even ophalen. Minister Rutte: Ik probeer recht te doen aan de tegenbegroting. Ik waardeer die enorm; het is een hoop werk. De heer Pechtold (D66): Dank, dank. Ik dank u ook voor de evenwichtige samenvatting ervan: meer vergroening, meer onderwijs. Maar er zit een aardig dingetje in, namelijk de 30%-regeling. Daar komt nogal wat geld vandaan. Dit betekent dat je tegen nogal dure werknemers van bedrijven uit het buitenland zegt: het is prachtig dat jullie veel vrijstellingen hebben, maar het gaat ons een beetje te grof door de bocht. Ik zie de heer Roemer al direct kijken. Hij denkt: hé, daar zie ik wat centjes! En hoor ik minister Dijsselbloem nu praten over het vestigingsklimaat? Natuurlijk zal dit het vestigingsklimaat niet de nek omdraaien! Minister Rutte: Niet de nek omdraaien, maar het heeft wel echt impact. De heer Pechtold (D66): Nou … Ik ben niet zo dat ik altijd problemen maak omdat er stevig wordt gekeken naar de hoge inkomens, maar bij dit soort vrijstellingen, dit soort mogelijkheden voor met name de grootverdieners van buitenlandse bedrijven valt toch 200 miljoen te halen. Dat is nu net het bedrag dat we onder andere bij onderwijs zochten! Minister Rutte: Dan ga je weer van lasten naar uitgaven. Dat kan ook niet. Ik zou op dit punt eigenlijk tegen de heer Pechtold zeggen: bel even met Kajsa Ollongren, de wethouder van Economische Zaken in de gemeente Amsterdam. Ik ben heel benieuwd wat zij hiervan vindt. Die 30%-regeling is onderdeel van een mix van maatregelen die we hebben om het aantrekkelijk te maken voor buitenlandse bedrijven om hier te investeren en is echt te belangrijk. Als je die weghaalt, terwijl je ziet hoeveel werkgelegenheid die oplevert in Amsterdam en op andere plekken, zou het echt onverstandig zijn. Dat zouden 200 miljoen met grote gevolgen zijn. De heer Pechtold (D66): Ik vind het jammer dat er niet over te praten valt, zelfs al wordt het gesteund door de sociaaldemocraat Dijsselbloem. Voor mijn fractie is het typisch iets waar wij nog wel ruimte zien. Ik ben echt voor een goed vestigingsklimaat en ik wil ook echt kijken naar het bedrijfsleven. Dat is namelijk werkgelegenheid en dan zie ik hier toch nog wel ruimte. Wij zullen dat bij de deelbegrotingen in amendementen gieten en anders ook even kijken hoe de PvdA stemt. Minister Rutte: Voorzitter. Dan de ChristenUnie. Daar blijven de uitgaven en de lasten gelijk. Die stijgen allebei. De lasten voor burgers dalen namelijk met 200 miljoen en de lasten voor bedrijven stijgen met 200 miljoen. De ChristenUnie draait de intensiveringen in de kinderopvangtoeslag in 2016 en 2017 van bijna 0,5 miljard terug, bezuinigt op de bso en kort op subsidies voor bedrijven. Zij intensiveert in de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Ik snap deze prioriteiten vanuit het perspectief van de ChristenUnie. Zij leiden dan ook ten opzichte van de plannen van het kabinet tot herverdeling van tweeverdieners en alleenstaande ouders naar de eenverdiener-gezinnen en de niet-werkende ouders, precies in lijn met de prioriteiten die de heer Segers eerder in het debat passioneel bepleitte. Ook gepensioneerden gaan er in de plannen op vooruit. Op zichzelf zijn de budgettaire verschuivingen klein, maar ik moet wel zeggen dat er nadelige economische effecten zullen zijn, onder meer door de hogere lasten voor bedrijven. Daarbij is het kabinet niet enthousiast over de verdeling van tweeverdieners naar eenverdieners. Maar goed, daar hebben we uitgebreid over gesproken. Ik snap dat de ChristenUnie dat zo doet vanuit haar perspectief. Als ik er meer in detail op inga, moet ik misschien nog de milieubelasting noemen. Die wordt verhoogd met 200 miljoen. Daar zie je onder andere dat de vrijstelling van de kolenbelasting voor het opwekken van elektriciteit wordt ingetrokken en dat het tarief wordt verhoogd. Dat is wel in strijd met de afspraken in het energieakkoord. De ChristenUnie introduceert een energiebesparingsaftrek voor particulieren van 200 miljoen. Dat kan nog wel eens leiden, zo vreest de Belastingdienst, tot uitvoeringsproblemen bij het introduceren van die energiebesparingsaftrek. Dat moet ik daar even als kanttekening bij plaatsen. Dan worden de lasten op arbeid met bijna 0,5 miljard — 400 miljoen — verlaagd, via onder andere een hogere ouderenkorting en extra fiscale ondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten via de aftrekspecifieke zorgkosten. Uit de evaluatie specifieke zorgkosten is gebleken dat dit via de aftrekspecifieke zorgkosten niet doelmatig en lastig uitvoerbaar is. Ook wordt niet duidelijk hoe de ChristenUnie deze specifieke groepen via deze aftrekpost denkt te kunnen bereiken. Al met al begrijp ik wat de ChristenUnie doet. Ik waardeer het zeer. Ik ben het niet met alles eens, maar de politieke prioriteiten zijn duidelijk benoemd vanuit het perspectief van deze partij. De heer Segers (ChristenUnie): De minister-president is het niet met alles eens. Maar waar is hij het wel mee eens? Minister Rutte: Ik ben altijd erg enthousiast over het verlagen van de lasten op arbeid, maar dan praat is misschien te veel als VVD'er. Zonder gekheid, wij staan hier voor de begroting, maar ik vind het netjes om te schetsen waar de tegenbegroting afwijkt van de kabinetsvoorstellen. Wij zullen echter niet onmiddellijk voorstellen overnemen. De heer Segers (ChristenUnie): Bij andere begrotingen zullen andere elementen terugkomen, maar ik wil er één punt uitnemen. Ik wil nog even terugkomen op een interruptiedebat van vanmorgen over keuzevrijheid, waarbij de minister-president zei dat het kabinet niet van sturen hield en niet het op het gedrag van gezinnen wilde sturen. Erkent hij dat de overheveling van geld van kinderopvang naar het kindgebonden budget en kinderbijslag de vrijheid van ouders vergroot? Minister Rutte: Nog een keer, als de verschuiving van kinderopvangtoeslag … De heer Segers (ChristenUnie): Dat de overheveling van kinderopvang naar kinderbijslag en kindgebonden budget de keuzevrijheid van ouders vergroot? Minister Rutte: En dat vraagt u na acht uur debat? Daar moet ik echt even over nadenken. Wat zou u zelf antwoorden? De heer Segers (ChristenUnie): Het simpele antwoord is "jazeker, natuurlijk." Minister Rutte: Ik had al zo'n vermoeden! De heer Segers (ChristenUnie): Precies. De minister-president zei dat het kabinet niet sturen hield of van vfiscale maatregelen om mensen voor te schrijven hoe zij zich moeten gedragen en welke keuzes zij moeten maken. Dit is een vergroting van vrijheid van gezinnen. Wat is daarop tegen? Minister Rutte: Ja, maar je zou ook kunnen redeneren dat de verhoging van de kinderbijslag leidt tot het stimuleren van gezinnen om meer kinderen te krijgen. Aan alle kanten kun je er weer een prikkel in zien. Dat is het lastige. Nu zie ik de heer Segers stilvallen. De heer Segers (ChristenUnie): Mijn laatste punt is: het zou zomaar kunnen dat we er vandaag niet helemaal uitkomen. Als je de meetlat die de minister-president zelf hanteert, namelijk dat je zo veel mogelijk vrijheid aan gezinnen wilt geven, strikt opvat, zou dit een goede maatregel zijn. Dat is het punt. Minister Rutte: Ik begrijp dat, vanuit het perspectief van de heer Segers. Dat brengt mij bij de tegenbegroting van GroenLinks. Daar zitten wat forsere verschuivingen in. De uitgaven worden verhoogd met 1,7 miljard en de lasten worden verzwaard met 1,7 miljard. De lasten voor bedrijven stijgen per saldo met 2,1 miljard en voor de burgers dalen zij met 0,4 miljard. Ik moet er wel op wijzen dat alle lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven een behoorlijke impact kunnen hebben op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven: de innovatiebox afschaffen, beperking van de deelnemingsaftrek, hogere energiebelasting. Dat heeft ook allerlei effecten in het inkomensgebouw. Er zijn toch enkele keuzes die wij niet onmiddellijk volgen. Er zitten een aantal grote bezuinigingen in: de softdrugs uit het strafrecht en in de aanloop hiernaartoe een capaciteitsvermindering bij politie en justitie; een bezuiniging van 200 miljoen op die begroting. Een andere is het terugdraaien van de intensivering van 300 miljoen bij Defensie. Er is wel 100 miljoen extra voor cybersecurity, dat moet ik er wel bij zeggen, maar per saldo is dat toch een bezuiniging van 200 miljoen ten opzichte van het kabinetsvoorstel. Een ander punt is een bezuiniging op de infrastructuur met zo'n 300 miljoen en op het topsectorenbeleid met 300 miljoen. Het is eerlijk om te melden dat er ook forse intensiveringen zijn, zoals geld voor een tender voor energiebesparing voor ondernemingen. Het is niet duidelijk of dat voornamelijk ETS of niet-ETS zal zijn. Daar gaat 700 miljoen naartoe. Er gaat een half miljard naar de Wmo en de langdurige zorg en naar Ontwikkelingssamenwerking. Verder wordt voorgesteld om de gaswinning in Groningen te verlagen naar 21 miljard kubieke meter, waarmee een bedrag van 400 miljoen is gemoeid, in afwijking van de adviezen die uitkomen op 24 miljard kubieke meter. Zo'n keuze kan gemaakt worden. Verder wordt de belasting op vermogen en winst verhoogd met 1,3 miljard. Dat heeft wel effect op het fiscale vestigingsklimaat, daar moeten we reëel in zijn. Ik kan mijn reis naar Korea dan wel weer afzeggen. GroenLinks neemt nog een groot aantal maatregelen in de milieusfeer. Per saldo worden de milieubelastingen met 600 miljoen euro verhoogd. Daar zitten ook opvallende maatregelen tussen. Ik snap deze tegenbegroting, die klassiek-GroenLinks is, althans onder dit leiderschap, maar niet onder het vorige leiderschap. Het is klassiek voor dit leiderschap. Ik herken de prioriteiten. Die passen volgens mij ook echt bij Jesse Klaver en zijn partij, maar zij zijn niet onmiddellijk in alle opzichten convergerend met het kabinetsbeleid. De heer Klaver (GroenLinks): Ik zal allereerst aan Femke Halsema vragen of zij een kaartje wil sturen naar de premier, want blijkbaar mist hij haar nogal. Minister Rutte: Ik mis haar enorm, ja. De heer Klaver (GroenLinks): Ik mis haar ook, maar ik zal vragen of zij dat zou willen doen. Minister Rutte: Ook inhoudelijk. De heer Klaver (GroenLinks): Ik geloof dat ik dit ook maar als een compliment zal opvatten. Minister Rutte: Zeker. De heer Klaver (GroenLinks): Een van onze voorstellen gaat over de tender energiebesparing. Die betalen wij door een verhoging van de energiebelasting voor het grote bedrijfsleven. De premier noemt dat klassiek GroenLinks, maar het is nieuw. Vroeger haalden we heel veel weg bij het bedrijfsleven, wat wij weer teruggaven aan de burgers, maar het voorstel is om het een-op-een terug te geven aan het bedrijfsleven, juist om innovatie te stimuleren. Dit was een handreiking richting het kabinet, om te kijken of we elkaar op deze manier kunnen vinden op het gebied van groene bedrijvigheid, waar deze premier ooit, in een ver verleden, ook voor was. Je belast het bedrijfsleven enerzijds voor de vervuiling die het veroorzaakt, maar je geeft dat een-op-een terug, zodat het kan innoveren en zuiniger en duurzamer kan werken. Minister Rutte: Ja, maar er zitten wel heel forse maatregelen bij: een half miljard op de wegenbelasting voor vrachtauto's en CO2-heffing voor energiecentrales. De heer Klaver (GroenLinks): Ik had het specifiek over de tender, waarbij het gaat om een verzwaring met 700 miljoen voor het grote bedrijfsleven, zodat er een verschuiving komt. We zien dat als je het bedrijfsleven belast, dat consequenties heeft. Je moet het helpen bij de omschakeling naar een duurzame economie. Minister Rutte: Jawel, maar dat moet wel gedekt worden. Dat is het punt. Het is een verschuiving richting vergroening, dat snap ik, ook vanuit het perspectief van de heer Klaver, maar die moet wel gedekt worden. Die wordt gedekt met allerlei lastenverzwaringen waarover ik mij zorgen maak, zoals een half miljard op de vrachtauto's. De heer Klaver (GroenLinks): Even weg van die vrachtauto's. Het gaat erom dat ik het principe probeer te introduceren dat als je geld weghaalt bij het bedrijfsleven voor vergroening, je dat kunt weggeven aan lagere lasten op arbeid, maar het ook kunt steken in innovatie en duurzaamheid. Is dat een principe waarover wij met de premier verder kunnen praten? Er zitten grote verschillen tussen deze premier en mij. Wij kijken anders naar ongelijkheid en naar de zorg, maar juist op duurzaamheid en economie zouden wij elkaar moeten kunnen vinden. Wij willen het bedrijfsleven versterken om de omslag naar een nieuwe economie te maken. Is het principe om het bedrijfsleven te belasten voor vervuiling en dat geld terug te geven aan het bedrijfsleven om het te helpen bij innovaties, een principe waar met deze premier over te spreken valt? Minister Rutte: Dat principe is van zo'n abstract niveau dat je echt naar de details moet kijken om te zien wat dat betekent voor de maatregelen. Dan kan ik toch niet wegblijven van de keuzes die daaronder liggen? Zo makkelijk kun je dus niet op dat principeniveau spreken. Op dat principeniveau word je het volgens mij in de hele Tweede Kamer op een gegeven moment eens over allerlei zaken, zoals een evenwichtige koopkrachtverdeling of vergroening als concept. Dat is altijd goed, maar je moet vervolgens bekijken wat dat in de praktijk betekent en dan zie je toch wel degelijk dat dit enorme effecten heeft op het vestigingsklimaat. Voordat ik helemaal in de fuik van de heer Klaver loop, wil ik die kanttekeningen toch wel gemaakt hebben. Dat brengt mij bij de begroting van de heer Van Vliet, die een heel andere kant op gaat. Hij gaat juist de uitgaven en vooral de lasten verlagen. Het EMU-saldo wil hij verder verbeteren. De lasten voor de bedrijven dalen in deze begroting met 1 miljard, de lasten voor de burgers dalen met 600 miljoen. Dat heeft overigens wel forse negatieve koopkrachteffecten voor mensen met een laag inkomen. De mensen met hoge inkomens en middeninkomens gaan er in deze begroting flink op vooruit. Dat past in onze ogen niet bij het evenwichtig koopkrachtbeeld dat dit kabinet probeert vorm te geven. Er zijn grote intensiveringen. Er is een intensivering van 1 miljard ten behoeve van een investeringsfonds voor energie, infrastructuur en digitalisering. Er is nog eens 400 miljoen extra voor Defensie. Er zijn ook flinke bezuinigingen: de toeslagen 1,4 miljard, internationale samenwerking nog eens 600 miljoen en onderwijs een half miljard. Er is een bezuiniging op de zorg en de Wbso en er is een taakstelling voor subsidies ter hoogte van 400 miljoen. Daarbij moet wel gezegd worden dat de heer Van Vliet dan weer intensiveert, namelijk 1 miljard, ten behoeve van een investeringsfonds, waardoor demping van de economische groei voor bedrijven beperkt zal blijven. Dat moet ik er ook bij zeggen. Verder verlaagt de heer Van Vliet de lasten op arbeid met 1,8 miljard, waarbij het schrappen van de afbouw van de arbeidskorting in het bijzonder opvalt. Ook de giftenaftrek en de Wet Hillen worden afgeschaft. De belasting op vermogen en winsten wordt met 1,3 miljard verlicht, de verhuurdersheffing wordt verlaagd en de Vpb wordt in beide schijven met 1% verlaagd. Daarnaast worden de milieubelastingen verhoogd met 300 miljoen. Van Vliet schaft de Vamil, de EIA en de MIA — dat wij deze dag moeten eindigen met die afkortingen — en de heffingskorting voor groen beleggen af. Hij verlaagt de dieselaccijns. Het is al met al een begroting die ik, zoals ik de heer Van Vliet ken, en als ik zie hoe hij in het leven staat, begrijp, maar die niet in alle opzichten convergeert met het kabinetsbeleid. De voorzitter: Voordat ik u het woord geef, mijnheer Van Vliet, kijk ik even of de leden er geen bezwaar tegen hebben dat u een vraag stelt. U hebt immers niet aan het debat deelgenomen. Mij blijkt dat niemand daartegen bezwaar heeft. U mag één vraag stellen. De heer Van Vliet (Van Vliet): Ik hoor niemand zeggen "pleur op", dus ik zeg even wat ik wil zeggen. Ik doe dat heel kort. Ik heb u tijd bespaard door niet deel te nemen aan dit debat. Net als vorig jaar zeg ik daarbij: in ieder geval dank voor de aandacht. Ik heb het serieus bedoeld en ik zal dus uitgebreid deelnemen aan de Algemene Financiële Beschouwingen en daarna aan de behandeling van het Belastingplan. Dit keer zal ik met amendementen komen die zijn voorzien van een deugdelijke dekking, die er voor mijn hele begroting is. Hartelijk dank voor deze kans om te laten zien wat je als parlementariër kunt, ook als eenmansfractie. Minister Rutte: Zeker. Voorzitter, mag ik dat onderstrepen? Het is een hoop werk. Groot respect. (Geroffel op de bankjes) De heer Klaver (GroenLinks): Wij hebben ook een klimaatbegroting gemaakt. Daar heb ik ook een reactie op gevraagd. Minister Rutte: Die krijgt u in tweede termijn. Die heb ik nu niet bij de stukken gevonden. Ik kijk even naar de ambtenaren. De klimaatbegroting van GroenLinks komt in tweede termijn aan de orde. De voorzitter: Ik zie dat de minister-president klaar is. Minister Rutte: Ja, voorzitter. Ik meen erdoorheen te zijn. De voorzitter: Die indruk had ik ook. Dan zijn wij hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De vergadering wordt van 17.58 uur tot 19.00 uur geschorst. De voorzitter: Aan de orde is de tweede termijn van de Kamer. De spreektijden zijn hierin een derde van die in de eerste termijn. Als eerste is het woord aan de heer Roemer van de SP-fractie. De heer Roemer (SP): Voorzitter. Ik dank de premier voor de lange zit en de vele antwoorden. Die waren niet allemaal naar behoren, de meeste zelfs niet, maar daar zit ons verschil van mening. We hebben dezer dagen veel gesproken over waarden en normen, en over hoe we met elkaar omgaan. Als ik de heer Zijlstra mag geloven, betekent vrijheid in ons land onder andere dat je hier een kroket uit de muur kunt trekken. Maar echte vrijheid is meer dan, om het zo maar te zeggen, een FEBO-vrijheid. Onze normen en onze waarden gaan ook verder dan alleen handel en consumeren; gelukkig maar, zou ik zeggen. Onze vrijheden, onze waarden en normen, waar we trots op zijn, gaan over de manier waarop wij samenleven; over gelijke kansen in het onderwijs, dus zonder een leenstelsel; over toegankelijke zorg, dus zonder een eigen risico; over mogelijkheden om betaalbaar te wonen in een huurhuis of een koophuis. Ook die dingen zijn een basis voor de vrijheid van mensen. Dat jongeren zicht hebben op vast werk, op een opleiding en op een toekomst. En als zij daar steun bij moeten hebben, moeten zij niet worden gedumpt in de bijstand. Vrijheid heeft ook te maken met fatsoenlijke zorg. Dat je, als je een zorgverzekering hebt, geen hoog eigen risico hoeft te betalen. Dat je kunt rekenen op een fatsoenlijke oude dag. Vandaag werd bekend dat een derde van de gemeenten al sinds juni geen geld meer heeft om jongeren met psychische problemen te helpen. Zekerheid is een voorwaarde voor vrijheid; alleen dan kunnen mensen bouwen aan een toekomst voor zichzelf en voor hun omgeving. Zekerheid is ook een basis voor rechtvaardigheid. Dat iedereen kan meedoen. Dat we niet wegkijken wanneer anderen ons nodig hebben. Dat je niet wordt beoordeeld op je afkomst, maar op je inzet. Waar ik me zorgen over maak, is dat steeds meer jonge mensen in de knel komen. Zij krijgen geen vast contract meer en komen niet in aanmerking voor een hypotheek. Ik maak me er zorgen over dat steeds meer mensen hard werken, maar toch nauwelijks kunnen rondkomen. Dat zijn allemaal zaken die de mensen bezighouden. Het zijn ontwikkelingen waar mensen zich zorgen over maken: hoe blijft Nederland een prettig land om in te wonen? Ik wil een Nederland waarin we op een sociale manier met elkaar omgaan. Waarin mensen niet steeds met elkaar hoeven te concurreren, maar met elkaar kunnen samenwerken. Waar niet de markten, maar de mensen het laatste woord hebben. Waar we het egoïsme bestrijden en de eenheid versterken. Een land waarin we niet toestaan dat mensen tegen elkaar worden uitgespeeld: rijk tegen arm, gelovig tegen ongelovig, jong tegen oud en ga maar door. Gisteren hebben we zo'n anderhalf uur gedebatteerd over de zorg. Die discussie ging over een principe: kies je in de zorg voor marktwerking en concurrentie, en dus voor verspilling, of voor samenwerking en het lef hebben om zorgverleners vertrouwen te geven? Wij hebben in die 90 minuten maar liefst meer dan 5.000 extra steunbetuigingen gekregen voor het idee van het nationaal zorgfonds. Dat was iedere seconde een nieuwe handtekening. De kosten van de zorg zijn voor steeds meer mensen een groot probleem. Wat de SP betreft moet het eigen risico, die boete op ziek zijn, van tafel. We kunnen daar in het komende jaar al mee beginnen. De SP wil, samen met de Partij voor de Dieren en 50PLUS, al een begin maken met het verlagen van het eigen risico. Vandaar de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het eigen risico leidt tot zorgmijding en betalingsproblemen bij mensen die zorg nodig hebben; constaterende dat ook de zorgverzekeraars vinden dat het verplicht eigen risico juist omlaag moet omdat het anders de solidariteit in het zorgstelsel dreigt te ondermijnen; van mening dat zorgmijding en betalingsproblemen verminderd kunnen worden door in 2017 een begin te maken met het verlagen van het eigen risico en dat een volgend kabinet tot een structurele oplossing kan komen; constaterende dat de regering de reserves van zorgverzekeraars inzet om de stijging van de zorgpremie te dempen (onder punt C, pagina 181, begroting VWS 2017); constaterende dat de zorgverzekeraars enkele miljarden meer in reserve hebben dan de solvabiliteitsregels opleggen; verzoekt de regering, in 2017 het eigen risico te verlagen door voor 1 miljard euro een extra beroep te doen op de reserves van zorgverzekeraars, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Thieme en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 6 (34550). De heer Roemer (SP): Het is in ons land voor veel mensen steeds moeilijker om hun recht te halen als ze geen dikke portemonnee hebben. De griffierechten zijn hoog en op de rechtsbijstand is veel bezuinigd. De SP blijft voorstellen doen om deze fundamentele kernwaarde van de rechtsstaat, de toegang tot het recht, te verbeteren. Tegelijkertijd moeten we oog hebben voor de alternatieven, zoals de Geschillencommissie voor Consumentenzaken. Dat is een laagdrempelige, snelle en goedkope manier voor mensen om buiten de rechter om hun recht te halen. Deze commissie wordt deels betaald door het bedrijfsleven, deels door de mensen en deels, voor 20%, door de overheid. Die beperkte bijdrage probeert de minister van Veiligheid en Justitie te schrappen, net als vorig jaar. Toen stak de Kamer daar een stevige stok voor, op initiatief van de SP. Nu wil de premier er niets aan doen. Dat is onverstandig, ook financieel gezien, want het schrappen van deze subsidie zal leiden tot hogere kosten bij de traditionele rechtspraak. Dat leidt tot meer rechtszaken, waardoor je op termijn duurder uit bent. We zullen bij de komende behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie voorstellen doen om deze bijdrage in stand te houden. We hebben samen met D66 het initiatief genomen om de klassen te verkleinen. Samen zijn we van mening dat te veel kinderen in klassen van meer dan 30 leerlingen zitten. Het is jammer dat de minister-president er niet meer voor over had dan één zin, maar we gaan ervan uit dat de Kamer ons initiatief zal omarmen. Daarnaast hebben we samen met GroenLinks het plan om de inkomensongelijkheid in ons land aan te pakken. Er blijft discussie over de investeringen in het onderwijs. Het kabinet beweert dat 200 miljoen extra wordt geïnvesteerd, maar volgens berekeningen die we allemaal gehoord hebben, wordt ruim voor 250 miljoen bezuinigd. We steunen daarom de motie van D66 om dit te herstellen. Samen met collega Zijlstra heb ik vorig jaar gevraagd om openbaarmaking van een lijst met salafistische organisaties om te voorkomen dat gemeenten, scholen of andere organisaties samenwerken met dit soort extremisten, die de segregatie bevorderen en ervoor zorgen dat jongeren zich afkeren van ons land. Minister Asscher weigert tot op heden om deze lijst te geven. Ik vraag de premier om in ieder geval de toezegging te doen dat het kabinet voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal aangeven hoe het deze motie alsnog gaat uitvoeren. Democratie is geen managementprobleem. In april zei Nederland nee tegen het verdrag met Oekraïne. Nee betekent: niet ratificeren en niet meedoen, dus geen verdrag. In plaats van een bericht te sturen dat hij de stem van Nederland respecteert, ging de premier op rondreis door Europa. Die reis duurt nu al een halfjaar. De premier wil niet zeggen wanneer hij klaar is. Hij durft zelfs niet te beloven dat hij nog voor de verkiezingen antwoord zal geven, terwijl het antwoord toch simpel is: nee is nee. In 2005 zei Nederland nee tegen de Europese grondwet. Toen heeft premier Balkenende de zaak ook lang getraineerd, net zolang tot in 2009 dat verdrag in een ander jasje alsnog werd aangenomen en de kiezers werden bedrogen. Nu lijkt deze premier hetzelfde te doen: eerst de zaak traineren en dan het verdrag, waar de kiezers nee tegen hebben gezegd, alsnog invoeren. De premier kan niet blijven duiken. Ik wil van hem nog steeds een datum horen waarop wij antwoord krijgen. Democratie betekent namelijk dat je luistert naar de bevolking en respect toont voor de kiezers die hun stem hebben uitgebracht. Je ziet het vaker bij de premier, bijvoorbeeld als het gaat om de aanpak van de crisis, de koopkracht van mensen en de tweedeling in de samenleving. Steeds zien we hoe deze premier in een eigen wereld leeft, met eigen waarheden, en vaak niets ziet van de werkelijkheid die de mensen om zich heen zien. Hij is de premier van het rijke Nederland, van de 20% van de mensen die er in de afgelopen 15 jaar op vooruit is gegaan. Het is niet de wereld van die andere 80% van de Nederlanders die in de afgelopen 15 jaar aan besteedbaar inkomen heeft ingeleverd en die de rekening van de crisis gepresenteerd heeft gekregen. Wij zagen het vanmiddag weer. De premier blijft ontkennen dat de tweedeling toeneemt, zelfs als het CPB laat zien dat hij ongelijk heeft. Nederland moet een land zijn waar iedereen kan meedoen en waar ieder mens zich thuis kan voelen, een land waar je niet wordt beoordeeld op je afkomst, maar op je inzet, een land waar iedere mening telt, maar waar je ook de ander respecteert en een land waar je anderen de vrijheid gunt die je zelf ook hebt gekregen. De mentaliteit van jezelf blijven en anderen respecteren zie ik vaak terug als ik op bezoek ben bij mensen in de zorg, in het onderwijs, die op de steigers staan of die als politieagent in de buurt werken. Zij verwachten dat de politiek de oplossingen heeft, de verschillen kleiner maakt in plaats van ze uitvergroot, de zorg betaalbaar maakt, de pensioenen beschermt en de ongelijkheid aanpakt. Als een ding duidelijk is geworden, is het dat de minister-president en ik het daarover niet eens zijn geworden. Dat is de strijd die ik de komende maanden keer op keer met hem zal aangaan. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Zo, dertien minuten! Allereerst dank aan het kabinet voor de uitgebreide beantwoording. Daarin zat ook een klein probleem, want eigenlijk was het het over bijna alles met ons eens. Ik heb niet zo heel veel meer te wensen. Er zijn echter wel veel zaken opgevallen in het debat, die ik even wil langslopen, omdat ze kenmerkend zijn voor hoe partijen in de politiek staan. Wij hebben uitgebreid gedebatteerd over het nationaal zorgfonds dat door de heer Roemer werd neergelegd. Het gaat hier over zorg en over mensen, over kwetsbare mensen die zich soms afvragen of ze wel de zorg krijgen die ze nodig hebben. Het debat over het nationaal zorgfonds ging echter over cijfers en stelsels. Ik heb het woord "patiënt" in die hele discussie niet een keer voorbij horen komen. Wat wel duidelijk was, dat het hier om een tweedeling gaat tussen een basiszorg voor iedereen en aanvullende zorg waar je zelf voor moet betalen. Wij hadden dit vroeger: het ziekenfonds. Wij hebben dit afgeschaft vanwege zo'n tweedeling. De mooiste zinsnede van dit debat — de heer Samsom toonde hierin op vrij effectieve wijze aan dat de financiële onderbouwing niet deugde — vond ik dat we "bureaucratie gaan bestrijden door meer overheid". Het is alsof iemand die gaat afvallen een dieet van Big Mac's voorgeschreven krijgt. Dat gaat natuurlijk niet werken. In de langdurige zorg, waaruit de meeste voorbeelden werden aangehaald, zie je dat ook: daar is veel overheid. Ik ben blij dat de heer Roemer heeft aangegeven dat het nu geen breekpunt meer is, maar een speerpunt. Dat lijkt me heel verstandig als je nog constructief wilt zijn. De heer Wilders is me ook opgevallen, omdat hij, net als andere populisten, zoals rond de brexit, toch vooral aan de zijlijn aan het roepen is. Op het moment dat hij er echt iets aan kan doen, is hij weg. De discussie kwam weer voorbij. Wij hebben de brexit, moet er ook een nexit komen? Daarbij was één ding duidelijk. De PVV wil graag een nexit, maar ze wil ook graag dat de Europese Unie blijft functioneren, want de voordelen van de Europese Unie moeten wel behouden blijven. Dat deed me denken aan een moment dat je soms hebt als je met een aantal mensen in de kroeg staat. Iedereen geeft een rondje en dan is er altijd iemand bij die op het moment dat hij moet betalen, net naar het toilet is. Dat is een beetje hoe de PVV met Europa omgaat. De heer Roemer (SP): Het is leuk dat de heer Zijlstra probeert mensen de maat te nemen die problemen gaan oplossen die de hele samenleving tegenkomt. Ongeveer de helft van ook de VVD-achterban heeft het wel gehad met de manier waarop de zorg nu georganiseerd is. Die heeft het gehad met de doorgeslagen bureaucratie, het graaigedrag en de uit de kluiten gewassen consultancybureaus die er overal maar hun zakken mee kunnen vullen. Daar willen wij een eind aan maken. Daar kunnen wij een eind aan maken als wij met elkaar beslissen dat de zorg geen markt is, dat zorgverleners geen producenten zijn, dat ziekenhuizen niet met elkaar moeten concurreren maar met elkaar moeten gaan samenwerken en als wij vereenvoudigingen doorvoeren door verpleegkundigen en artsen de verantwoordelijkheid te geven die ze verdienen en die ze kunnen dragen zonder dat er van buitenaf wordt meegekeken en wordt voorgeschreven wat voor medicijnen zij moeten verstrekken. Dat pakken wij aan met het organiseren van een nationaal zorgfonds. Ik zou zeggen: doe als velen van uw achterban, doe mee! Help mee om die vermaledijde marktwerking uit de zorg te halen. Die hoort daar niet thuis. Ik vind het prima als er concurrentie is tussen verkopers van koelkasten, maar die moet er niet zijn tussen artsen, die moet er niet zijn tussen ziekenhuizen en die moet er al helemaal niet zijn tussen patiënten. Dat zijn namelijk geen consumenten. De heer Zijlstra (VVD): Het is in ieder geval goed dat het woord "patiënt" nu is gevallen. Dat had ik de heer Roemer in deze hele discussie nog niet horen noemen. Als het over de zorg gaat, dan gaat het om de zorg voor patiënten. Dan gaat het niet om het stelsel, dan gaat het zelfs ook niet om al die hardwerkende mensen in de zorgsector die zorg aanbieden; zorg gaat uiteindelijk om zorg aan patiënten. De heer Roemer zegt: ik wil naar het beste systeem voor de patiënten; ik wil kijken of een nationaal zorgfonds een oplossing kan bieden en ervoor kan zorgen dat het systeem nog beter wordt gemaakt. Ik zeg met nadruk "nog beter", want we hebben misschien wel de beste zorg ter wereld. We behoren in ieder geval tot de absolute toplanden. Maar dan moet hij ook echt een plan neerleggen waarin klip-en-klaar is wat er wel onder valt, wat er niet onder valt, wat eronder zit en wat de financiën zijn. Daar hebben we deze week hele debatten over gevoerd, maar daar zijn we niet helemaal uitgekomen. De heer Samsom kwam nog het dichtste bij. Zolang die duidelijkheid er niet is, kan ik die discussie niet voeren. Ik constateer uit datgene wat ik gehoord heb, dat de patiënt kennelijk toch niet centraal staat en dat het hier om een grote stelselwijziging gaat waarbij totaal onduidelijk is wat de effecten zijn, zowel financieel als in uitvoering. Dat wordt dan onderbouwd met "we gaan de bureaucratie terugdringen door meer overheid in te voeren". Dat is wat er dan gebeurt. Er zullen ongetwijfeld wel een paar Nederlanders zijn die denken dat dat werkt, maar de meeste Nederlanders weten uit eigen ervaring dat meer overheid niet de oplossing is, of dat nu bij het UWV is of bij een andere organisatie. Dan heb je juist meer bureaucratie. Wat ik al zei: het is als iemand die wil afvallen en dan een Big Mac-diner krijgt voorgeschreven. Dat gaat niet werken! De voorzitter: Mijnheer Roemer, u mag een korte reactie geven. Ik wijs erop dat dit de tweede termijn is. De heer Roemer (SP): Maar ik word wel aangevallen. Het hele debat ging over patiënten en zorgverleners die via de heer Zijlstra, via mij en via alle collega's aangeven wat ze de hele week meemaken in de patiëntenkamer, in ziekenhuizen, bij artsen en bij de huisarts. Zij geven aan hoeveel bureaucratie erbij gekomen is en hoeveel procent van de tijd ze bezig zijn met het invullen van formulieren. En waarom? Omdat we een systeem hebben van marktwerking, dat gebaseerd is op wantrouwen. Alles wat je voorschrijft, iedere minuut die je spendeert aan een patiënt, moet je namelijk een aantal keren verantwoorden. Dat brengt het systeem met zich mee. Dat zeggen artsen die dat niet leuk vinden. Dat brengt het systeem van wantrouwen met zich mee. Of je nu patiënt bent of zorgverlener, als je met zo veel mensen in de praktijk constateert dat onze goede zorg steeds meer belemmerd wordt door dit systeem van wantrouwen, concurrentie en een veel te grote macht van commerciële zorgverzekeraars, dan moet je met mij het lef hebben om te zeggen: dan pakken we hoofdoorzaak aan en dan bedenken we daar een alternatief voor. Dat hebben wij gedaan. Wij hebben de handschoen opgepakt, wij lopen voorop om daar een goed systeem voor te bedenken, zodat het vertrouwen weer kan worden neergelegd waar het thuishoort: in de spreekkamer. En als de heer Zijlstra dat systeem niet wil omdat hij voor marktwerking, winstmaximalisatie en winstuitkeringen is, dan hebben we inderdaad een fundamenteel probleem. Dan zal ik de VVD niet achter onze plannen krijgen. Maar ik weet zeker dat het allergrootste deel van Nederland ons gaat volgen en helpen om er een goed, betaalbaar en vertrouwd systeem van te maken. De heer Zijlstra (VVD): U moet mij geen woorden in de mond leggen die niet zijn gezegd. Marktwerking in de zorg? De SP roept dat vaak, maar dan zeg ik: welke marktwerking in de zorg? Die is er niet. Zorgverzekeraars hebben geen winstoogmerk. Er is dus ook geen winstmaximalisatie. Dat staat gewoon in de Zorgverzekeringswet. Het helpt altijd enorm om bij de feiten te blijven. Ik sta er altijd constructief in en wil er altijd naar kijken, maar dan moet het plan wel helder zijn. Wij moeten dan precies weten om welke maatregelen het gaat en wat het plan kost of oplevert. Zolang wij dat niet weten, kan ik de discussie helaas niet voeren. Ik ben vooral blij dat de SP heeft aangegeven dat zij voor de verkiezingen nog een doorrekening aanlevert. Daar wacht ik dan op, maar in dit debat hebben wij het helaas niet kunnen zien. De heer Roemer (SP): Als de heer Zijlstra hier met droge ogen durft te beweren dat er geen marktwerking is in de zorg, dan breekt echt mijn klomp. Zorgverzekeraars hebben miljarden aan winst op de schappen liggen. Wij moeten nota bene met een initiatiefwetsvoorstel komen, samen met het CDA en de Partij van de Arbeid, om te voorkomen dat de zorgverzekeraars na 2017 winsten kunnen uitkeren. Wij hebben vandaag weer gezien dat zorginstanties forse winsten hebben binnengehaald. Ik heb u gisteren een voorbeeld gegeven van een bedrijf dat 32,5% winst had behaald en dat tonnen aan winst had uitgekeerd aan de directies. U beweert nu met droge ogen dat er geen marktwerking is. Kom op, mijnheer Zijlstra! De heer Zijlstra (VVD): Ook hiervoor geldt dat het enorm helpt als wij bij de feiten blijven. De zorgverzekeraars hebben inderdaad soms geld over aan het eind van het jaar. Zij hebben ook een zogenaamde risicobuffer. De overheid moet die overigens ook aanleggen. Uw zorgfonds zal dus ook met een risicobuffer moeten werken. Het zijn kleine dingetjes, maar wat mij opviel is het volgende. Als je naar de statistieken kijkt die op de website worden gemeld, zie je dat bijna alle tabellen gaan tot 2016 — dat levert voor de SP het beste beeld op — behalve één. Dan gaat het over de vermogenspositie van de zorgverzekeraars. Die eindigt bij 2014. Dat is ook logisch, omdat wij zien dat na 2014 de vermogenspositie afneemt. De zorgverzekeraars hebben dat geld namelijk teruggestort naar de patiënten, in de vorm van lagere premies. De heer Roemer (SP): Nee, voorzitter, recentere cijfers zijn nog niet beschikbaar gesteld. Dat is de enige reden. Als ze vandaag komen, staan ze er vandaag nog op. De heer Zijlstra (VVD): Het is dan toch grappig dat in de begroting is terug te vinden dat het bedrag 2 miljard lager is. Er staan kennelijk wel recentere cijfers in de begroting, maar die zijn niet bekend bij de SP. De voorzitter: Ik stel voor dat u verder gaat en niet meer uitlokt. De heer Zijlstra (VVD): Dat is apart; laat ik het maar zo noemen. Ik had de heer Wilders al genoemd. Ik vond ook de beschouwing van de heer Klaver interessant. Ik vond het opmerkelijk dat iemand die altijd zegt dat hij hoop en optimisme wil uitstralen met een verhaal kwam waar heel veel pessimisme uit bleek. Er gaat wel erg veel fout in dit land. Uit sommige bijdragen krijg ik af en toe de indruk dat Nederland wel een heel vervelend land is om in te wonen, in de trant van: het zal je gebeuren dat je in Nederland naar een ziekenhuis moet of dat je in Nederland een uitkering hebt of dat je in Nederland zou moeten leven en verblijven; dan ben je echt slecht af. Dak kun je beter naar Sierra Leone gaan, of zo. Af en toe heb ik die indruk als ik bijdragen hoor. Het mooist vond ik het waar het gaat om inkomensongelijkheid. Over inkomensongelijkheid is in dit huis een heel lange discussie gevoerd. Ik zal het nog een keer zeggen. Wij hebben ook met dit kabinet beleid gevoerd waar de VVD niet altijd per definitie blij mee was, omdat wij ook hebben ingegrepen. Tegen de heer Klaver zeg ik: terwijl iedereen buiten op het terras in de zon zit, moeten wij niet binnen blijven zitten en zeggen dat het nog regent. Dat is een beetje wat er gebeurde. Dat moeten wij niet doen. Voor iemand die zegt dat wij niet toe moeten naar economisme omdat dat verkeerd is, heeft hij het wel heel veel over cijfertjes, tabellen en CPB-berekeningen gehad. De mooiste discussie ging misschien wel over het "pleurt op" van de premier. Het moet mij toch van het hart dat, waar het gaat om "ieder zijn eigen taalgebruik", wij als volksvertegenwoordigers kennelijk vinden dat, als de premier de taal van het volk spreekt, dit niet mag. Hij is wel consistent, zeg ik in alle eerlijkheid. Ik kan mij nog herinneren dat de heer Wilders een paar jaar geleden op een gegeven moment bij de interruptiemicrofoon stond en zei: doe normaal. Toen reageerde de premier met: doe zelf even normaal. Ik zag dezelfde reactie in dit debat naar voren komen. Ik vond daar inhoudelijk wel een belangrijk punt onder zitten. Een van de interrumpanten, ik ben even kwijt wie het was, zei: er zijn groepen die zich hierdoor aangesproken voelen. Dat is precies de kern van wat ik in eerste termijn zei. Als de norm in dit land wordt dat mensen die zich ergens door beledigd voelen, gaan bepalen wat er wel of niet gezegd mag worden in dit land, dan zijn we echt ver van huis. Dan gaat elk debat eraan. Als dat gebeurt, zitten we op een glijdende schaal. Dan mag je op een gegeven moment die uitdrukking — ik zal hem niet herhalen — met daarin de letter p en het woordje "op" niet meer gebruiken. De volgende stap is dan misschien dat zich groepen door andere dingen beledigd voelen. Doordat er iemand in een kort rokje over straat loopt, doordat mensen op een terras alcohol drinken, of doordat er iemand in een bikini over het strand loopt, of in een boerkini. Ik zei gisteren letterlijk dat het net zo belachelijk is om dat te verbieden. Daarom moeten we erg oppassen. Je mag van mening verschillen over de wijze waarop dingen gezegd worden, maar ook hier moeten we dingen kunnen zeggen. En ook een premier moet dat kunnen doen. Ten slotte. We hebben in de VVD ooit een lijsttrekkersstrijd gehad. Daar moest ik aan denken toen ik de heer Van Haersma Buma hoorde over de vrijheid van meningsuiting en Tocqueville. De heer Van Haersma Buma bepleitte eigenlijk om de vrijheid van meningsuiting toch in te perken op een aantal zaken. Ik heb heel helder aangegeven dat we dat niet moeten doen, maar ik vond het wel bijzonder dat Tocqueville voorbijkwam, want Tocqueville pleit namelijk voor de ultieme vrijheid van meningsuiting. Hij vindt zelfs de vrijheid van meningsuiting in de Verenigde Staten van Amerika niet ver genoeg gaan. Het deed mij denken aan Rita Verdonk, die zei: ik heb laatst nog het boek van Thorbecke gelezen. Het is duidelijk: we zijn op weg naar verkiezingen en ik zal eerlijk toegeven dat ik mij daar ook niet van onthoud. Daar hoort af en toe ook bij dat je een motie indient over iets waarover je het in je hele eerste termijn niet gehad hebt. Dat erken ik onmiddellijk, maar wij zijn hedenochtend gestuit op een prangend probleem, en dat leidt tot de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat verkeershandhaving er is om de verkeersveiligheid te waarborgen en te verhogen; constaterende dat de huidige systematiek van begroten van de verkeersboetes een andere indruk kan wekken; verzoekt de regering om de voorbereidingen te treffen om de opbrengsten van verkeersboetes niet langer in de begroting van V en J te laten vloeien, maar in de algemene middelen, en de begroting van V en J te compenseren voor het weggevallen bedrag, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Zijlstra en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 7 (34550). De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Wij hebben deze twee dagen gedebatteerd over de begroting voor het jaar 2017. Wij doen dat voor een bevolking die weinig vertrouwen heeft in de politiek. Wij doen dat terwijl de samenleving polariseert. Kloven overheersen. Een van de kloven die we vandaag en gisteren hebben besproken, is de arbeidsmarkt. Het CDA hoopt zeer dat polder en kabinet in actie komen voor een betere arbeidsmarkt. Dat is nog meer dan ooit nodig na de berichten die ook vandaag weer over de arbeidsmarkt verschenen. De arbeidsmarkt is kapot en moet geheeld worden. We hebben vandaag en gisteren ook gesproken over de vrijheid van meningsuiting. Het debat over die vrijheid van meningsuiting maakt maar weer eens duidelijk hoe groot de verschillen op dat punt kunnen zijn. Voor het CDA staat vast dat als een samenleving vreedzaam wil functioneren, de vrijheid van meningsuiting nooit absoluut kan zijn, zoals zij ook nooit absoluut geweest is, en waar nodig begrensd moet worden. Wat wij de afgelopen weken in Zaandam hebben gezien, laat ook zien hoe erg het kan zijn. Ik denk aan Rotterdam. Ik denk aan de voorbeelden die wij hebben gezien en waarover wij allemaal roepen: waarom wordt er niet of waarom wordt er zo laat opgetreden? Als het heel concreet om Zaandam gaat, laat dat voorbeeld zien dat wij naast de politie moeten staan als zij beledigd of bedreigd wordt. Het laat ook zien dat wij als Kamer moeten zorgen dat wij daar een antwoord op hebben. Daarom de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat er talloze recente voorbeelden zijn van onacceptabele treiterijen en beledigingen richting de politie, en dat deze acties het gezag van de politie ernstig ondermijnen; overwegende dat de vrijheid van meningsuiting niet onbegrensd is; verzoekt de regering, harder op te treden tegen treiterijen en beledigingen en waar nodig met voorstellen te komen zodat de politie effectiever kan optreden tegen dit soort treiterijen en de Kamer hierover voor 15 oktober te informeren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 8 (34550). De heer Van Haersma Buma (CDA): Er zijn voor politici twee methoden om met die polarisatie om te gaan. Je kunt met daden en woorden verbinden, maar je kunt ook met woorden meegaan in die polarisatie in de gedachte dat in een wereld waarin veel tumult is de hardste schreeuwer wint. We kenden ze al, de harde schreeuwers ter rechter en ter linker zijde. We zijn er bekend mee. Hoewel het nooit went, we moeten en zullen het accepteren. Na vandaag weten wij dat ook Mark Rutte het op die manier doet. Zijn loze beloftes van 2012 waren geen eenmalige vergissingen. De PvdA de ene dag een gevaar voor het land en de volgende dag de grootste vriend. €1.000 erbij en geen cent meer naar Griekenland. Als hij in 2016 voor ondernemers staat, zegt hij over de Wet werk en zekerheid: als ik eerlijk ben, valt het kabinet. Eerlijk zijn is dus niet het hoogste goed voor deze premier. Campagne voeren wel. En hij is er nog trots op ook, op zijn holle woorden, het gescheld. Het doet het zo lekker goed in de campagne, die straattaal. Maar ik zeg dit: zo herstel je het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in de politiek niet. Zo maak je het nog verder kapot. "Idioten", "doorgeslagen tokkies", "tuig van de richel", "pleur op". Het is allemaal alleen maar effectbejag, het maskeren van onmacht. Het is de verwording van de politiek. Als er vandaag iets duidelijk is geworden, dan is dat dat de erfenis van deze Mark Rutte een aaneenschakeling is van loze woorden en loze beloftes. Ook vandaag zijn wij er weer getuige van geweest. Hoe vaak kan een premier sorry zeggen voor alle bewuste onwaarheden die hij de afgelopen tijd heeft verteld? Hoe vaak kan een premier scheldwoorden gebruiken als bliksemafleider voor het eigen falen? VVD'er Mark Rutte mag dan misschien hopen op gewin op korte termijn, maar op lange termijn zal het hem opbreken. Erger nog, het zal de hele politiek opbreken. Iedereen hier in deze zaal zal ermee te maken krijgen: de verdere teloorgang van het vertrouwen in de politiek. Jullie roepen maar daar in Den Haag. Na vandaag weten we dat de premier daarbij vooroploopt. Dit is een premier onwaardig. Een staatsman is niet hard in zijn woorden, maar laat de kracht van zijn daden spreken. Een premier die zich verlaagt tot schuttingtaal om zijn eigen falen te maskeren, zal de geschiedenisboeken niet ingaan als een staatsman, maar als een populist. De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Verkiezingsbeloftes. Breekpunten. Wie wil er met wie regeren? Jan Roos schijnt er al klaar voor te zijn. De verkiezingsgeest waarde de afgelopen dagen duidelijk door deze Kamer. Maar gelukkig, althans voor mij, konden we het ook even hebben over ginicoëfficiënten, koopkrachtmedianen en ruilvoet- versus lumpsumproblematiek. Ik heb mijn hart kunnen ophalen en ik dank mijn collega's hartelijk voor de steun. Een deel van het debat concentreerde zich op de zorg. Terecht. Bijna alle partijen, ook de PvdA, zoeken naar wegen om de toegankelijkheid van de zorg te behouden. De afgelopen jaren is daar al veel aan gedaan, met gemeentelijke verzekeringen voor eigen risico, hogere zorgtoeslag, betalingsregelingen. Ze zijn er allemaal om ervoor te zorgen dat iedereen de zorg kan krijgen die hij verdient. En ja, het kan nóg beter, het kan nóg laagdrempeliger, het kan met nóg minder marktwerking. Maar het kan niet met ondoordachte en ongedekte voorstellen. Dit gaat om serieuze problemen die een serieuze oplossing verdienen. De buitenwereld laten geloven dat er een oplossing is, zonder een deugdelijke onderbouwing te geven, helpt in ieder geval niet. Wie het debat heeft gevolgd, zal zich op wisselende momenten in een totaal ander land gewaand hebben. Soms waande hij zich in het land van hel en verdoemenis, soms in het land van melk en honing. De waarheid ligt gewoon daartussenin. Beide beelden doen helemaal geen recht aan de complexe werkelijkheid van Nederland. De werkelijkheid is dat het beter gaat, maar nog niet met iedereen. De werkelijkheid is dat nog niet iedereen profiteert van het herstel. Dat is wel wat wij willen. Daarom zijn we ook nog lang niet klaar en nog lang niet tevreden. Dit kabinet is wat de Partij van de Arbeid betreft ook nog lang niet klaar. Er liggen namelijk nog gewoon zes maanden van regeren voor ons. Nederland heeft een stug-doorwerkend-aan-herstelkabinet nodig. Het moet stug doorwerken aan beter onderwijs, aan goed werk voor iedereen, aan een rechtvaardige inkomensverdeling. Mensen willen concrete vooruitgang zien, en terecht. We doen die mensen dus tekort als we vanaf nu een halfjaar in de koplampen van verkiezingen gaan zitten kijken. Dit debat ging voor een groot deel ook over de vraag wat voor land wij willen zijn, en over wie wij zijn in Nederland. De zorgen van mensen gaan namelijk, terecht, ook daarover, veel meer dan over koopkracht of inkomens. Op dat punt stemde het debat soms somber. We hoorden de ene parlementariër de ander het Nederlanderschap ontzeggen. We hoorden een partij die in een onnavolgbare logica van vrijheid, fundamentele vrijheden voor bepaalde groepen wil aantasten om, naar eigen zeggen, de vrijheid te bewaren. We hoorden een premier die in een oprisping, of in een goed doordacht moment, een hele bevolkingsgroep van zich af duwt. Dat debat met de premier ging voor sommigen over de toon of over de woordkeus, maar dat was niet de essentie van het debat. De essentie was de boodschap die erachter zit. Welk woord je gebruikt, hoe hoog de toon is, het maakt me helemaal niets uit. We zijn wel wat gewend de laatste jaren, zeker in deze Kamer. Het gaat om de boodschap die erachter zit. Want hoe irritant een vlogger ook is, hoe bizar of ontoelaatbaar sommige jongeren zich soms ook gedragen, ze horen hier! Het antwoord kan dus niet een zorgvuldig gefocusgroepte "pleur op" zijn. Wie zich zorgen maakt over de verbinding in Nederland, moet geen groepen Nederlanders van zich afduwen. Roep ze tot de orde, grijp ze bij de lurven, vervolg ze waar nodig, maar duw ze niet van je af. Onze boodschap aan hen, en over hun hoofd aan al die anderen, moet niet zijn "ga dan", maar "gedraag je hier, want je toekomst is hier; dit is jouw land". Hoe moeilijk dat soms ook is, wij en zeker de premier, hebben de plicht om de verbindende krachten te versterken en met trots en zelfvertrouwen de Nederlandse manier van leven open te stellen voor iedereen. Want die Nederlandse manier van leven bestaat en die is het waard om voor te strijden. De vrijheid vieren. De tolerantie koesteren. Gelijkwaardigheid doorleven. De rechtsstaat liefhebben. Dat is allemaal Nederland en daar kan iedereen voor kiezen en er dan helemaal bijhoren, nu en in de toekomst. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): De woorden van de heer Samsom zijn mij uit het hart gegrepen. Ik dank hem daar oprecht voor. Maar gelden diezelfde verwensingen ook voor de burgemeester van Rotterdam, die "rot maar op" zei tegen Syriëgangers? Geldt het ook daarvoor? De heer Samsom (PvdA): Ik heb me dat wel afgevraagd en er ook met hem over gesproken. Die avond zag je ook een woedende moslim die weigerde te accepteren, weigerde mee te gaan in het feit dat zijn geloof, zijn religie die hij liefhad, werd misbruikt door terroristen. Op die ochtend waren acht mensen door terroristen vermoord met machinegeweren. Dat een burgemeester van Marokkaanse afkomst met een islamitisch geloof op dat moment zegt "als het je hier niet bevalt, rot toch op", snap ik eerlijk gezegd nog wel een beetje. Zo snapte ik ook de premier wel, toen hij zei: het was een soort primaire reactie. Tot ik dacht "wacht even, die uitzending kwam niet opeens". Die was lang voorbereid en er was goed over nagedacht. Daar heb ik de premier ook op aangesproken. Ik spreek niemand aan op een eerste oprisping of een eerste emotie — die heb ik zelf vaak genoeg, en als ik daaraan zou beginnen ... — maar wel als het gaat om dit soort weldoordachte uitspraken van een premier. Hij heeft gewoon een verantwoordelijkheid en daarop hebben we hem vandaag ook aangesproken, ik en anderen. Overigens zijn we het er niet over eens geworden. Ook dat kan in dit land. Het is wel helder waar iedereen staat. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): We zijn het er volgens mij ook over eens dat wat er voorafgaand aan de uitspraak van de burgemeester gebeurde, vreselijk was. Maar het gaat wel om hetzelfde. De minister-president zegt "pleur op" en de burgemeester van Rotterdam zegt "rot op". Het enige verschil dat ik kan ontdekken is dat de een partijgenoot is en de ander niet. De heer Samsom (PvdA): Er waren nog wel iets meer verschillen dan dat, maar daar laten we het even bij. De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Dit waren de laatste Algemene Beschouwingen van dit kabinet en dat is maar goed ook. Want we raken op deze manier ons land kwijt, onze vrijheid kwijt, onze democratie kwijt en onze rechtsstaat kwijt. En waarom? Waarom raken wij dat allemaal kwijt? Dat raken wij kwijt omdat niemand de islamisering als probleem durft te behandelen, durft te benoemen, laat staan er beleid tegen durft te voeren. Dat is blijkbaar nog steeds politiek incorrect, dat existentiële probleem — want dat is het, een existentieel probleem — over het voortbestaan van onze vrijheid, van ons land. Nederlanders, zo blijkt uit ieder onderzoek, maken zich terecht grote zorgen over de groei van de islam in Nederland, net als in de rest van Europa: 57% van de Duitsers, Fransen, Britten. In bijna alle landen komen meerderheden van de bevolking in opstand tegen het negeren van de problemen die de islam, de massa-immigratie en de open grenzen van de afgelopen decennia ons hebben bezorgd. Dat is ook niet zonder reden zoals blijkt uit de feiten en de cijfers. Uit een onderzoek van Koopmans wisten we al dat 70% van de moslims in Nederland vindt dat religieuze regels belangrijker zijn dan seculiere wetten. Lees: de koran gaat boven de wetten die wij hier maken. 70% vindt dat. Uit een onderzoek van een aantal jaren geleden wisten we ook al dat 11% van de Nederlandse moslims — dat zijn 100.000, 110.000 mensen — bereid is om vanuit de islam geweld te gebruiken. 100.000 mensen in Nederland zijn bereid om vanuit de islam geweld te gebruiken. We hebben dat jihadleger in Nederland al klaarstaan. We hebben deze zomer, door mij gisteren de "zwarte zomer van jihad" genoemd, gezien waar de aanhangers van de islam toe in staat zijn. Dat zijn er alleen al in Nederland 100.000. We hebben in Europa gezien wat er dan gebeurt: van aanslagen tot en met straatterreur, van aanslagen met kapmessen, bijlen en bussen in Duitsland en Frankrijk tot en met tuig in Zaandam dat op de politieauto's staat te dansen. Maar onze grenzen blijven open. De islamisering mag niet worden benoemd en wordt ook niet gestopt. Onze premier zegt: pleur op. Zoals ik in een interruptiedebat al zei: dat zijn prachtige woorden, dat zijn mooie woorden, maar het zijn ook lege woorden, want ze betekenen voor deze premier: blijf maar. "Pleur op" is "blijf maar". Zelfs criminelen met een dubbele nationaliteit die een misdrijf plegen, worden niet door dit kabinet uitgezet nadat hun Nederlandse paspoort is afgepakt. Dat is een kamikazebeleid. Zo los je de problemen nooit op. Zo wordt het alleen maar erger. Zo geef je juist meer ruimte aan die gewelddadige ideologie die onze grondrechten juist misbruikt om ze van ons af te pakken. We geven die alle ruimte. We hebben geen weerbare democratie, maar een weerloze democratie. We hebben geen Churchill in premier Rutte, maar we hebben een Chamberlain in premier Rutte. Dat moeten we stoppen. In 2010 werd hier een motie van GroenLinks aangenomen — alleen mijn fractie en de fractie van de SGP stemden tegen — waarin staat dat de-islamiseren geen doelstelling van het beleid van Nederland mag zijn. Zo erg was het toen al. De wereld stond in brand, maar we mochten het er hier niet eens over hebben; laat staan dat het een onderdeel van het beleid mocht zijn. Ik denk dat het tijd is om de tegenovergestelde motie in te dienen, want alleen zonder de islam zal Nederland een vrij land blijven. Ik dien daarom de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de islam een gewelddadige ideologie is die in strijd is met de rechtsstaat en de Grondwet; van mening dat Nederland een vrij land moet blijven en beschermd moet worden tegen dit gevaar; spreekt uit dat het de-islamiseren van Nederland doelstelling van beleid moet zijn, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 9 (34550). De heer Wilders (PVV): Als het gaat om de zorg, heb ik in een interruptiedebatje met de premier al uitgesproken hoe verschrikkelijk asociaal het is dat verzorgingshuizen zijn gesloten, dat de thuiszorg is gehalveerd en dat er niet meer geld wordt geïnvesteerd en is geïnvesteerd in de verpleeghuizen. Ik weet nog dat de extra banen — wij spraken met trots van de "Agemagelden"— werden wegbezuinigd. Het ging om extra gelden voor handen aan het bed voor mensen die nu vaak gedrogeerd in hun eigen uitwerpselen de dag moeten doorbrengen. Het is geen beschaving waardig als je ouderen, die ons land hebben opgebouwd, niet eens naar een verzorgingshuis laat gaan, maar thuis laat zitten en als je dan ook nog eens de helft van de thuiszorg afpakt. In wat voor land leven we? Ik meen het oprecht: daarover zou er toch geen verschil van mening mogen zijn tussen welke partijen in dit huis dan ook? Als het gaat om het eigen risico, daar willen wij vanaf. Wij zullen de motie van de heer Roemer steunen. Wij denken dat je ook zonder grote stelselwijziging, door juist de overwinsten van de verzekeraars terug te laten vloeien naar die lagere premies en door het eigen risico af te schaffen, al heel veel problemen kunt aanpakken. Als het gaat over de pensioenen — het gaat weer om de ouderen van Nederland — snapt mijn fractie niet dat mensen die ons land hebben grootgemaakt, worden of al zijn geconfronteerd met kortingen op pensioenen door de lage rente van de ECB, terwijl de overheid gewoon profijt heeft van die lage rente en daardoor winst maakt en lagere rentelasten heeft. Wat zou het toch logisch zijn als we die winst van de lage rente voor de overheid, waarop niemand had gerekend en die ook helemaal niet de bedoeling was, geven aan die ouderen zodat zij zolang de rente laag is, geen last hebben van inkomensverlies. Dat moet er gebeuren. Daarom dien ik de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de rente op de staatsschuld volgens de Miljoenennota in 2017 1,4 miljard euro lager uitvalt dan in 2016; van mening dat niet de overheid dient te profiteren van de lagere rente-uitgaven, maar de ouderen die zijn of dreigen te worden gekort op hun pensioen; verzoekt de regering om het overschot dat is ontstaan door de lagere uitgaven aan rente op de staatsschuld in 2017 uit te keren aan AOW'ers, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 10 (34550). De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Ik kan afronden. Het moge helder zijn dat wij vinden dat Rutte II een ramp was voor Nederland. Het is goed en het is de hoogste tijd dat Nederlanders op 15 maart volgend jaar nieuwe leiders kunnen kiezen. Leiders die doen wat gedaan moet worden, die doen waar miljoenen Nederlanders om vragen, die onze grenzen sluiten voor asielzoekers en terroristen, die de veiligheid van Nederland garanderen, die ons geld niet in Afrika of in Brussel besteden, maar hier, aan onze eigen mensen, aan lagere belastingen, aan een fatsoenlijke zorg, aan pensioenen, noem maar op. Leiders die vinden dat Nederland van óns is. Díé leiders hebben we nodig. Leiders die de islamisering stoppen, die zorgen dat we een vrij land blijven. Dáár gaan de verkiezingen van 15 maart over, over vrijheid, over vrijheid van Nederland. Blijft Nederland een vrij land? Blijven de burgers van Nederland vrije mensen? Vrijheid is het grootste goed dat we als land en als individu hebben. Houden we die of raken we die kwijt? Die keuze hebben we 15 maart. De heer Pechtold (D66): Ik ben een beetje verbaasd. Waarom is de heer Wilders zo complimenteus over dit kabinet? De heer Wilders (PVV): Dan hebt u denk ik niet goed geluisterd. De heer Pechtold (D66): Ik volg het nu al vier jaar. U hebt in vier jaar tijd twintig keer een motie van wantrouwen ingediend. Nu hebt u de laatste kans daartoe, maar nu doet u het niet. Ik zie dat als een enorme toename van vertrouwen in dit kabinet. De heer Wilders (PVV): Mijnheer Pechtold, de motie van wantrouwen tegen dit kabinet zal heel Nederland indienen op 15 maart. De heer Pechtold (D66): Maar geeft u nu zelf niet aan, nu u zelf een paar van die moties indient waarvan u weet dat die het niet halen, dat al de moties van wantrouwen in de afgelopen jaren eigenlijk een soort uitholling waren van het middel en dat je er helemaal niets aan hebt, dat het eigenlijk een soort nepmoties van wantrouwen waren? De heer Wilders (PVV): Als deze interruptie van de heer Pechtold aan het einde van dit debat, dat we hier twee dagen hebben gevoerd, gaat over de vraag of we te veel of te weinig moties hebben ingediend, dan is ook hij een heel kleine man. Ik heb dat gisteren al gezegd tegen de heer Buma. Dan weet hij niet waar het over gaat en zoekt hij gewoon iets om een interruptietje te kunnen plaatsen. Mijnheer Pechtold, iedere motie van wantrouwen die wij hebben ingediend was gemeend en was nodig, maar heeft het inderdaad niet gehaald. Maar ik beloof u en ik verzeker u dat de motie die we indienen op 15 maart het glansrijk gaat halen. De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik dank het kabinet en vooral de premier — die is aan het woord geweest — voor de beantwoording, maar hij deed dat vaak in overleg met zijn hele team. Ik tel in de eerste plaats de zegeningen, de incasseringen en de toezeggingen, of hoe je ze wilt noemen. Ik begin met een bijzondere, majesteitsschennis. Ik dank de VVD voor de steun vandaag uitgesproken, wat betekent dat in het vervolg belediging van het staatshoofd, een ambulancebroeder of iemand anders gelijkgesteld is. We zijn er nooit voor, we vinden het smakeloos en we gaan het voor de wet gelijk behandelen. Ik tel ook mijn zegeningen als het gaat om de zelfstandige zonder personeel. De afgelopen weken was er nog wat onduidelijkheid over, maar nu ook met steun van de staatssecretaris en uit de mond van de premier is er helderheid gekomen. Dat is heel belangrijk voor die sector. Wat betreft het onderwijs hebben we even gesteggeld. Ik begreep dat de heer Samsom het alleen maar leuk vindt om het over tabellen te hebben, maar uiteindelijk hadden we met zijn allen het idee dat we dit gaatje in de Onderwijsbegroting niet zo mogen laten zitten, omdat het anders wel eens bij scholen zou kunnen landen. Om die reden hebben wij de volgende motie voorbereid. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het onderwijs in de begroting 2017 geconfronteerd wordt met een lumpsum- en subsidietaakstelling én een nog in te vullen "ramingsbijstelling" en dat deze slechts gedeeltelijk gecompenseerd worden; verzoekt de regering, de bijstellingen niet ten koste te laten gaan van de bekostiging van scholen; en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Roemer, Klaver, Segers, Van der Staaij, Samsom en Zijlstra. Zij krijgt nr. 11 (34550). Minister Rutte: Die gaat het niet halen! De heer Pechtold (D66): Nu nog hopen dat die wordt uitgevoerd. In tweede termijn krijg ik antwoord van de premier op mijn vraag over de langdurig zieken en gehandicapten en "de oplossing-Van Rijn". Mag ik het zo even samenvatten? Dan kom ik op een paar onbegrijpelijke blokkades die de premier tijdens dit debat opwierp. De eerste irriteert me echt, niet vanwege de inhoud maar vanwege de taal voor vluchtelingen vanaf dag één, vanaf het moment dat zij er ook aan toe zijn en mee willen gaan doen. Ik vind het idioot, want het was een motie van 17 december vorig jaar die hier is aangenomen. Daar waar nu zelfs de ministers Schippers en Hennes ons bijvallen dat het van groot belang is en de meerderheid van de Kamer dat steunde, heb ik de volgende motie voorbereid. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Kamer al in december 2015 een motie aangenomen heeft die de regering verzoekt om asielzoekers zo snel mogelijk na binnenkomst in Nederland taalcursussen aan te bieden, verzoekt de regering, deze motie binnen een maand uit te voeren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Klaver, Segers, Roemer, Thieme en Kuzu. Zij krijgt nr. 12 (34550). De heer Pechtold (D66): Dan heel actueel, bed, bad en brood. Burgemeester Van der Laan heeft vandaag nieuws naar buiten gebracht. Hij zei dat het kabinet op de laatste benen loopt en dat er geen akkoord meer komt. Voor alle helderheid vraag ik of het kabinet dit ook zo ziet, want het gevolg daarvan is dat de gemeenten, weliswaar op een sobere wijze, vluchtelingen en uitgeprocedeerden kunnen opvangen op een menswaardig minimum. Graag krijg ik daarop een reactie. Dan het Oekraïnereferendum. Ook hier belofte na belofte. We hebben er nu drie gehad en in dezelfde beeldspraak die de premier vaak gebruikt: die sneeuwschuiver — het seizoen komt er weer aan — mag van mij in de kast blijven. Ik wil gewoon een standpunt en Kamerbreed. Als het toch van Wilders tot Pechtold is die het daarover eens zijn, dan maar de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het kabinet in april heeft aangegeven nog voor de zomer van 2016 een antwoord te formuleren op de uitkomst van het referendum over het Associatieakkoord met Oekraïne; constaterende dat het kabinet in september heeft aangegeven geen enkele voorspelling over de snelheid te kunnen doen; overwegende dat het onwenselijk is dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de acties van het kabinet; verzoekt de regering, uiterlijk voor november 2016 een antwoord te formuleren op de uitkomst van het referendum, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Klaver, Van Haersma Buma, Roemer, Thieme, Segers, Van der Staaij, Krol, Kuzu, Klein en Bontes. Zij krijgt nr. 13 (34550). De heer Pechtold (D66): Dan Turkije. We hebben vorige week een debat gevoerd over de nasleep van de coup. Er werd gevraagd om niet alleen de coup, maar ook de arrestaties, de schorsingen, het ontslaan van docenten en rechters en alles wat Erdogan gedaan heeft, te veroordelen. Rutte weigert dat tot vandaag. Daar hebben we nu veel over gesproken. Er lag nog een motie van D66. Ik zal deze niet opnieuw voorlezen, maar het is de motie 32824, nr. 151. Ik verzoek de voorzitter om deze vanavond in stemming te brengen. Dan het klimaatakkoord. Nederland hobbelt, met landen als Malta en Luxemburg, achteraan, als het gaat om schone energie. Wij willen met de doelstellingen van Parijs snel en hard aan de slag; het kabinet in woord ook, en daar ben ik blij mee, maar nu nog de daad. Daarom dien ik de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de wereld nog geen jaar geleden in Parijs vergaande afspraken maakte om de klimaatverandering een halt toe te roepen, en daarbij te streven naar een opwarming van de aarde van niet meer dan 1,5˚ Celsius; overwegende dat dit forse beleidsmaatregelen zal vragen in alle deelnemende landen, om de CO2-uitstoot snel genoeg te laten dalen, en dat verschillende rapporten aantonen dat voor Nederland de sluiting van de kolencentrales de goedkoopste optie is; verzoekt de regering, ervoor te zorgen, dat het tijdpad voor sluiting van de kolencentrales in lijn is met de ambities uit het Parijsakkoord, en een verlaging van de CO2-uitstoot met 25% in 2020 en 55% in 2030, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Klaver en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 14 (34550). Hebt u een leesbril nodig? De heer Pechtold (D66): Dit was een andere printer. Ik hoop dat ik de goede getallen heb genoemd. Voorzitter. Dan nog even een serieus punt. We hebben het over het taalgebruik gehad, maar ik vond dat collega Samsom het ook heel goed formuleerde. Het is niet alleen taalgebruik waar je soms over valt, maar het is ook — en dat vind ik eigenlijk veel venijniger — de bedoeling die erachter zit. Het is datgene waar je van hoopt dat het niet bedoeld is, maar wat wel blijft hangen wanneer je achter die taal blijft staan. Dat is voor mij eigenlijk het aller-, allerbelangrijkste. Ik vind het staatsrechtelijk fout om "pleur op" te zeggen tegen Turkse Nederlanders, want je kunt geen onderscheid maken dat je dat persoonlijk zegt of als premier of dat je nu ergens anders staat. Dat kun je hier zeker niet doen. Maar ik vind het vooral inhoudelijk zo fout. Het is dan niet een premier voor alle Nederlanders, maar een premier op jacht naar de Wildersstemmers. En dat mag, maar niet op die manier en niet over bevolkingsgroepen. Wat ik tekenend vond, is iets wat ik nu bijna ook weer zie. Toen Samsom, toch de grote vriend, waar hij al die jaren van afhankelijk was, voor het eerst eens op een fundamenteel punt kritisch was, ging de premier achterover zitten en met minister Schippers over een stuk papier praten. Je kunt het de hele dag druk hebben, maar op het moment dat Samsom je dat even toevoegt, vind ik dat het ook bij de vraag hoe je met elkaar omgaat hoort om elkaar even aan te kijken, net als ik nu de premier doe. Het wordt een verkiezingsjaar — dat is de meeste mensen wel duidelijk geworden, denk ik — dat gaat over de vraag wat voor Nederland we willen, een land van vrijheid en verbondenheid of een land van verdeeldheid en discriminatie. Ik denk dat het allerbelangrijkste doel is om de tegenstellingen te overbruggen door samen te werken. Als we samen doelen stellen, handen ineenslaan en resultaten boeken, kunnen we ook de tegenstellingen in de samenleving overbruggen. Ik heb geprobeerd daar vandaag namens mijn fractie een bijdrage aan te leveren en dat zullen we ook de komende maanden gaan doen. De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Wij hebben de afgelopen dagen veel gesproken over de staat van het kabinet en over de stand van het land. Wij hebben gesproken over de positie van gezinnen, over onderwijs en over zorg, maar het onderliggende debat was voor mij nog belangrijker. Ik heb er in mijn eerste termijn al over gesproken. Dat had betrekking op de vraag wat ons verbindt. Door collega's is die vraag hier net herhaald. Er lopen diepe kloven door onze samenleving: tussen arm en rijk, ziek en gezond, allochtoon en autochtoon, seculier en religieus. Die tegenstellingen zetten druk op onze samenleving, en soms ook op onze vrijheden. Ik vraag mij af of wij daarmee in dat debat nou echt verder zijn gekomen. Het debat over wat ons verbindt, bleef vooral beperkt tot een debat over de krasse uitspraken van de premier. Dat is natuurlijk niet de kern van het fundamentele gesprek dat nodig is, een gesprek over fundamentele vrijheden en waarden. Dat zullen wij moeten blijven voeren, juist omdat vrijheid ons zo veel waard is. Ik sta heel kort stil bij drie onderwerpen en ik wil drie moties indienen. Het eerste punt betreft de onderwijsvrijheid. Ik heb in dit debat zorgen geuit over onderwijsvrijheid. Verreweg de meeste ouders zijn tevreden over de keuzevrijheid die zij hebben en de meeste ouders kiezen voor bijzonder onderwijs. Ik ben blij dat de VVD-fractie, bij monde van de heer Zijlstra, en de minister-president hebben beloofd om die vrijheid hoog te houden. Zij hebben zich daaraan gecommitteerd. Ik hoop zo op een brede vrijheidscoalitie van partijen die met die boodschap de verkiezingen ingaan en pal staan voor onderwijsvrijheid. Mijn tweede punt betreft gezinnen. Ik heb mij zorgen gemaakt over de keuzevrijheid van gezinnen, over de vrijheid om zelf keuzes te maken over arbeid en zorg. Via belastingen en kinderopvangtoeslag vindt daarop nu overheidssturing plaats, en dat is geen keuzevrijheid. De fractie van de ChristenUnie heeft in haar tegenbegroting laten zien dat het anders kan. Ik ben blij met de opmerking van de premier dat hij daar nog eens naar wil kijken. Ik noem bijvoorbeeld het verschil tussen een- en tweeverdieners. Wat wij echter vooral willen zien, zijn daden om aan die onrechtvaardigheid een einde te maken. Mijn derde opmerking betreft de NIP-test. Ik vind dat de minister-president mooie woorden heeft gesproken over mensen met het syndroom van Down. Ik ben nog steeds kritisch op het algemeen beschikbaar stellen van de NIP-test, maar wij kunnen het in ieder geval eens worden over goede voorlichting over wat een leven met Down inhoudt voor ouders die zo'n test gaan doen. Die toezegging heeft de minister-president gedaan, en daar dank ik hem voor. Tot slot dien ik drie moties in. De eerste motie dien ik in naar aanleiding van de noodkreet van het Leger des Heils over mensen die nergens heen kunnen, die dakloos zijn. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat diverse maatschappelijke organisaties de noodklok luiden over de opvang van mensen met verslavings-, psychische en/of schuldenproblematiek; overwegende dat het van het grootste belang is dat problemen vroegtijdig opgespoord worden en dat ambulante ggz in de wijk 24/7 beschikbaar is; verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de maximaal aanvaardbare wachttijden in de ggz gehaald worden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Pechtold, Klaver, Van der Staaij, Van Haersma Buma, Roemer, Zijlstra en Samsom. Zij krijgt nr. 15 (34550). De heer Segers (ChristenUnie): Mijn tweede motie gaat over de zorg voor de allerarmsten in deze wereld en over de opvang van vluchtelingen in de regio. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het budget van het noodhulpfonds in 2017 al vroeg uitgeput raakt en dat de aangenomen motie Voordewind/Van Laar (32605, nr. 185) verzoekt om een soortgelijk budget voor de Dutch Relief Alliance voor 2017 beschikbaar te stellen als voor 2015 en 2016; overwegende dat Nederlandse hulporganisaties die samenwerken in de Dutch Relief Alliance grote tekorten aan onderdak, voedsel en medische hulp constateren in opvangkampen in de regio; verzoekt de regering, het geld dat in 2016 en 2017 overblijft uit de asielreserve voor eerstejaarsopvang voor een substantieel deel te investeren in opvang van vluchtelingen in de regio via de Dutch Relief Alliance, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 16 (34550). De heer Segers (ChristenUnie): Mijn laatste motie gaat over de bescherming van onze vrijheid. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat financiers uit onvrije landen met geldstromen proberen zeggenschap te krijgen over religieuze instellingen in Nederland, zoals soms bij moskeeën gebeurt; constaterende dat in deze onvrije landen geldende waarden haaks staan op de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat, zoals godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting; verzoekt de regering, in het, mede naar aanleiding van de uitkomsten van het WODC-onderzoek nog te ontwikkelen beleid aangaande dit punt, geen financiering toe te staan van instellingen vanuit landen die zelf geen godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting kennen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 17 (34550). De heer Segers (ChristenUnie): Tot slot. In de komende periode gaat het over de toekomst van onze kinderen. Het is onze opgave om hen in een land van vrijheden op te laten groeien. Een land waarin iedereen telt. Een land waarin ouders hun eigen school kunnen kiezen, gezinnen hun eigen leven kunnen inrichten en waar mensen vrij zijn om te geloven. Dat is de inzet van de ChristenUnie-fractie. De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording van alle vragen en voor het geduld. Ik dank ook alle collega's; dit zijn namelijk niet alleen de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van dit kabinet, maar ook van de Kamer in haar huidige samenstelling. Ik dank hen voor een mooi debat. Ik sluit mij aan bij wat de heer Samsom zei: ook ik ben de collega's er dankbaar voor dat wij nu ook in de techniek hebben kunnen duiken. Volgens mij gingen deze politieke beschouwingen echt over de inhoud. Er is uitgebreid gediscussieerd over ongelijkheid. Wij hebben lang stilgestaan bij de toegenomen inkomensongelijkheid. Wij hebben ook lang stilgestaan bij de zorg en bij de ongelijkheid die ontstaat. Ook ik had wat verbeterpunten bij de plannen die de SP heeft gepresenteerd, maar laat ik wel zeggen dat ik veel waardering heb voor het feit dat de SP met plannen komt om te kijken hoe we tot een paradigmaverschuiving kunnen komen en op een andere manier naar de zorg kunnen kijken. Ik denk dat dat hard nodig is en dat heel veel mensen dat ook zo ervaren. Mensen ervaren dat marktwerking het heeft overgenomen van de professionaliteit van artsen. Mensen ervaren dat zorg steeds duurder wordt om te betalen. Ik denk dat er meerdere wegen naar Rome leiden om die idealen te bereiken, om dit te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de patiënt weer centraal staat. Ik werk graag met alle collega's hier samen om daartoe te komen. Het debat ging ook over hoe we Nederland Nederland kunnen laten zijn. Soms was het een heel mooi debat, dat ging over insluiting en waarin werd gezegd dat alle Nederlanders en iedereen die hier woont, bij elkaar horen. Soms was het een heel lelijk debat. Een collega in de Kamer werd het recht ontzegd om hier het woord te voeren. Hem werd gezegd dat hij eigenlijk geen parlementariër is. Het ging daarbij over dubbele paspoorten. Het ging over jongeren die eigenlijk zouden moeten oppleuren. Het was ook een mooi debat omdat ik daarin heb gezien dat de meeste partijen eigenlijk een heel mooi beeld van Nederland hebben. Zij zien wat het belang is van godsdienstvrijheid en van de vrijheid van meningsuiting, en dat wij onze vrijheid niet moeten verdedigen door haar verder in te perken, wat sommige partijen in deze Kamer vinden. Ik heb een aantal moties. Een daarvan gaat over hervestiging, waarover ik een debatje had met de minister-president. We hebben in Europa afspraken gemaakt over de hervestiging van vluchtelingen die nu vastzitten in Griekenland en in Italië. Wat de premier zei in antwoord op mijn vragen, vond ik, om heel eerlijk te zijn, eigenlijk niet kunnen. Er zijn nu 7.000 mensen geselecteerd door de Griekse overheid. Later in de avond hoorde ik dat het er inmiddels 10.000 mensen zijn. Maar, zo zei de premier, wij doen al zoveel, dus wij gaan er nu niet nog een paar meer opnemen. Maar volgens mij is het heel simpel. Wij hebben afspraken gemaakt over wat wij doen, dus over ons deel. Ik zou willen dat er in Europa meer werd samengewerkt. Als dat niet het geval is, gaan wij niet wachten tot de rest van Europa iets doet, maar ondernemen wijzelf actie. Ik vind dat wij ervoor moeten zorgen dat wij mensen moeten opvangen die nu vastzitten in de ellende van de kampen in Griekenland of Italië. Daarom de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Italië nog altijd grote hoeveelheden asielzoekers te verwerken heeft door onverminderd grote aantallen personen die via de centraal-mediterrane route van Afrika naar Europa reizen; constaterende dat de "hotspots", die in Griekenland zouden worden ingericht om asielzoekers te registreren, zijn verworden tot overbevolkte detentiecentra; overwegende dat het urgenter dan ooit is dat Nederland en andere Europese landen voldoen aan de gemaakte afspraken voor de hervestiging van asielzoekers vanuit Griekenland en Italië; verzoekt de regering, nog in 2016 te komen tot de voltooiing van de door Nederland toegezegde hervestiging van 5.273 asielzoekers uit Griekenland en Italië, en daarbij voorrang te verlenen aan alleenstaande kinderen, en voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie hiertoe een voortgangsrapportage naar de Kamer te zenden; en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Segers, Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 18 (34550). De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb nog een andere motie. Die gaat over de bijdrage aan de eerstejaarsopvang vanuit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Ik maak me daar zorgen over. De opvang wordt uit dat budget betaald en dat heeft effect op wat we kunnen doen in het buitenland. Omdat stabiliteit in het buitenland van belang is, maar er steeds meer mensen op drift raken en op de vlucht slaan, moeten we niet minder maar juist meer aan ontwikkelingssamenwerking doen. Daarom wil ik echt voorkomen dat, mochten er toch weer meer vluchtelingen naar Nederland komen, dit volgend jaar ten koste gaat van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Daarom dien ik de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de toename van de asielkosten in 2015 en 2016 een onevenredig grote aanslag is geweest op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking; constaterende dat het kabinet rekening houdt met 42.000 nieuwe asielzoekers in 2017 en een toerekening van 900 miljoen aan de officiële ontwikkelingshulp (ODA, Official Development Assistance); verzoekt de regering om bij een hogere instroom een overschrijding van het begrote bedrag te dekken uit de algemene middelen en niet ten koste te laten gaan van het bedrag voor officiële ontwikkelingssamenwerking (ODA), en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Segers, Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 19 (34550). De heer Klaver (GroenLinks): Ik had verwacht dat ik zou botsen met de premier over ongelijkheid. Ik had niet verwacht met hem te botsen over onze klimaatbegroting, waar ik overigens nog een reactie op verwacht. Ik weet zeker dat economische ontwikkeling en vooruitgang hand in hand gaan met het verduurzamen van onze samenleving. De voorstellen die we in onze klimaatbegroting doen, dragen niet alleen bij aan het tegengaan van klimaatverandering, maar zorgen er ook voor dat onze economie beter gaat werken. Zoals ik eerder zei, heb ik samen met de heer Samsom de klimaatwet ingediend. Ik hoop dat we erin slagen om dit wetsvoorstel voor de verkiezingen van maart te behandelen in de Tweede Kamer, maar vooruitlopend daarop dien ik een motie in. Wil je namelijk de doelen halen die we in Parijs met elkaar hebben afgesproken, dan is het echt van belang om nu te komen met doelstellingen en met een exitstrategie voor fossiele brandstoffen. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat dit kabinet internationaal streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050; constaterende dat volgens het Planbureau voor de Leefomgeving het voorgenomen tempo van het energieakkoord leidt tot circa 19% duurzame energie in 2030; constaterende dat Nederland in toenemende mate afhankelijk is van landen als Rusland en Saudi-Arabië voor de import van fossiele brandstoffen; constaterende dat Noorwegen klimaatneutraal wil zijn in 2030 en Denemarken stopt met steenkool in 2025 en met olie en gas in 2050; verzoekt de regering om een exitstrategie op te stellen met streefdata om het verbruik van kolen, olie en aardgas in Nederland te stoppen en de Kamer daarover te informeren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Segers, Pechtold en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 20 (34550). De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Als je googelt op "tocht door de woestijn" is er sinds vandaag iets bijzonders aan de hand: de eerste treffer is Mozes en de tweede treffer Rutte. Dat komt doordat onze premier vanmiddag in de Algemene Beschouwingen in zijn antwoord aangaf dat het een tocht door de woestijn was geweest om al deze maatregelen te nemen in crisistijd. Ik wil hem en het kabinet complimenteren met die tocht door de woestijn. We hebben immers heel veel kabinetten zien struikelen in de afgelopen jaren en het is inderdaad een pluim waard dat de coalitiepartijen, ondanks allerlei verschillen en moeilijkheden, elkaar binnen het kabinet hebben vastgehouden en met steun van oppositiepartijen belangrijke maatregelen tot stand hebben gebracht. Na Mozes' tocht door de woestijn kwamen de tien geboden. Het zou mooi zijn als ook na deze tocht door de woestijn die tien geboden meer voor het voetlicht zouden worden gebracht. Het gaat immers om een concrete invulling en vormgeving van het begrip "vrijheid" in verantwoordelijkheid tegenover de Schepper, onze medemensen en de omgeving. Ik heb gisteren ook een aantal beelden laten zien. Het is gelukkig rustig gebleven, er is geen beeldenstorm op gang gekomen. Dat is altijd een risico dat je loopt. Ik heb het gisteren niet verteld, maar wist u dat één van de beelden een keer is weggehaald? Het compliment gaat naar de heer Van Raak, want hij ontdekte in 2003 als senator dat er ook een beeld van de filosoof Bolland bij stond. De heer Van Raak zei toen: ik vind zijn opvattingen over arbeiders, vrouwen en joden niet van dien aard dat hij hier een standbeeld verdient. Bolland is vervolgens weggevoerd en er is een ander voor in de plaats gekomen. Het is verder rustig gebleven; het moet met deze mensen goed blijven gaan. Het was een breed debat vandaag dat niet alleen ging over de vraag hoe het geld wordt besteed, maar ook over de waarden die wij delen. Het ging over de vraag "hoe heurt het eigenlijk?", ook in de omgang met verschillen. Ik denk dat daarover vandaag het laatste woord nog bepaald niet is gezegd. Met het oog op de beperkte spreektijd, richt ik me nu op het indienen van drie moties. In de eerste plaats de volgende. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het ondernemers vrij moet staan om zelf te beslissen om hun winkel op zondag gesloten te houden; overwegende dat in diverse plaatsen onder de huidige wet en afspraken ondernemers forse boetes opgelegd krijgen als ze hun winkel op zondag dichthouden; verzoekt de regering, effectieve maatregelen te nemen zodat de keuzevrijheid van ondernemers om op zondag hun winkel gesloten te houden geborgd wordt, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Segers, Van Haersma Buma, Pechtold, Roemer, Samsom, Klaver, Van Klaveren, Van Vliet, Thieme en Klein. Zij krijgt nr. 21 (34550). De heer Van der Staaij (SGP): Ik wil er nog bij zeggen dat ik het zeer waardeer dat ook partijen als de PvdA, D66 en GroenLinks — de VVD staat hier nog te wachten — die eerder zeiden ruimte te willen scheppen voor winkels om op zondag geopend te zijn, nu ook bereid zijn — wij waren het daar toen zeer mee oneens — om voor de keerzijde te gaan. Wij willen niet dat ondernemers gedwongen worden om op zondag hun zaak te openen en ik vind het chapeau voor die partijen dat ze ook die stap willen zetten. De heer Zijlstra (VVD): Dat lokt bijna automatisch de vraag uit of de SGP dan ook de omgekeerde beweging maakt. Ik denk dat ik daarop het antwoord al weet. Dat is echter niet mijn vraag. Ook de VVD is van mening dat keuzevrijheid inhoudt dat je keuzevrijheid hebt. Een overheid, of een verhuurder normaal gesproken, moet niet kunnen zeggen: gij moet open. Behalve als je bijvoorbeeld in een winkelcentrum instapt. Ik hoor graag van de heer Van der Staaij hoe dat zit voor de SGP. Een verhuurder kan dan zeggen: wij gaan als winkelcentrum als geheel op zondag open, dus als je je hier wilt vestigen, is het onderdeel van het huurcontract dat je op zondag opengaat. Als je daarvoor tekent, moet je niet op een later moment zeggen dat je daar een probleem mee hebt. Er is een keuze op het moment dat je zegt dat je in dat winkelcentrum wilt zitten of ergens anders. Wij hebben navraag gedaan over deze casus en dit lijkt hier aan de hand te zijn. Er is een ondernemer die ervoor heeft gekozen om in het winkelcentrum te gaan zitten en die akkoord is gegaan met de huurvoorwaarden, waarvan er één is dat je je winkel op zondag moet openstellen. Deze ondernemer heeft daar nu, achteraf, spijt van. Als dat het geval is, is er keuzevrijheid geweest. Kan de heer Van der Staaij aangeven wat hier volgens hem aan de hand is? Ik hoor het ook graag van de minister, want het is voor het stemgedrag van de VVD-fractie van eminent belang. De heer Van der Staaij (SGP): Wat we zien en horen, ook tijdens werkbezoeken, is dat die keuzevrijheid in de praktijk geen echte keuzevrijheid is, omdat de gelijkwaardigheid tussen partijen ontbreekt. De projectontwikkelaar zegt: als je in dit winkelcentrum je winkel wilt hebben, moet je tekenen bij het kruisje en anders kom je er niet in. Dat is geen echte keuzevrijheid. Dat is in feite "slikken of stikken". Er zijn ook situaties waarin dat niet direct in het contract staat, maar op een later moment wordt bepaald, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de afspraken van de vereniging van eigenaren. Dit zijn allemaal manieren waarop een meerderheid een minderheid de ruimte ontneemt om te doen wat zij wil. We zien dat vaker, ook in het privaatrecht. De contractvrijheid staat voorop, maar we zien wel heel vaak dat ter bescherming, juist als de partijen niet gelijkwaardig zijn, er ook bepalingen worden opgesteld waarmee zwakkere partijen en hun keuzevrijheid worden beschermd. Dat is hier volop aan de orde. De heer Zijlstra (VVD): Ik wil het toch even scherp krijgen. Wanneer een winkelier die in een winkelcentrum is gevestigd, op een later moment te horen krijgt "gij zult op zondag open zijn", kan hij moeilijk zeggen: dan ga ik wel weg. Dat is geen keuze. Maar als je je als winkelier ergens wilt vestigen waar openstelling op zondag onderdeel uitmaakt van het huur- of koopcontract, dan is het wel een keuze. Daarom stel ik nogmaals de vraag. Waar doelt de heer Van der Staaij nu precies op? In het eerste geval ben ik het met de heer Van der Staaij eens maar in het tweede geval niet. Dan is het immers een eigen keuze. De heer Van der Staaij (SGP): Ik doel erop dat er geen situaties moeten zijn waarin ondernemers tegen hun zin gedwongen worden om op zondag open te zijn. Dat kan zijn doordat er later regels worden opgesteld of doordat er alleen maar wurgcontracten beschikbaar zijn, waardoor het slikken of stikken is, en er geen echte keuze voorhanden is. De heer Zijlstra (VVD): De heer Van der Staaij doet manmoedig een poging, maar geeft niet echt een antwoord op de vraag. Deze beschrijving is omgekeerd exact hetzelfde voor winkeliers die op zondag open willen zijn, maar dat niet mogen. Het gaat mij echt om de vraag: waar ligt het keuzemoment? Ik ben het onmiddellijk met de heer Van der Staaij eens als het gaat om iemand die al in een pand zit en op een later moment te horen krijgt dat hij open moet zijn. Dan heeft die persoon niet echt meer een keuze. Dat vind ik ook niet kunnen. Maar nogmaals, gaat het hier ook om de situatie waarin een ondernemer die zich ergens wil vestigen, die keuze wel heeft? Die ondernemer kan zich immers ook ergens anders vestigen. Openstelling op zondag hoort dan bij een vestiging in een bepaald winkelcentrum. Als je dan "ja" zegt tijdens het tekenen van het huurcontract en je zegt op een later moment "toch maar niet", dan had je eerder je mond open moeten doen. De heer Van der Staaij loopt daaromheen. Is het nou het eerste, is het nou het tweede of is het allebei? De heer Van der Staaij (SGP): Het gaat om alle situaties waarin je misschien wel een theoretische keuzevrijheid hebt, maar waarin je praktisch gesproken geen keuzevrijheid hebt. Dat kan ook als er gewerkt wordt met standaardcontracten waarin wordt gezegd: je moet je te allen tijde schikken naar wat hier bepaald wordt, namelijk dat je in dit winkelcentrum ook op zondag open moet zijn. Het gaat niet alleen om mensen met principiële bezwaren. Voor hen wordt er soms nog weleens een ontheffing gegeven. Het gaat juist ook om mensen die om andere redenen niet op zondag open willen zijn. Dat zag je ook in Groningen. Mensen zeggen: dit is gewoon mijn familiedag. Of ze zeggen: het is voor mij economisch helemaal niet rendabel. We hebben het hier dus evengoed ook om al die andere situaties. Mijn tweede motie gaat over het rapport van de commissie-Balkenende. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de commissie Structuurversterking en werkgelegenheid Zeeland onder leiding van oud-premier Balkenende 2 juni een rapport met concrete aanbevelingen heeft aangeboden; constaterende dat het kabinet bij brief van 11 juli 2016 een eerste reactie heeft gegeven op het rapport van de commissie-Balkenende; constaterende dat over de uitvoering van de adviezen over o.a. de problematiek van de kerncentrale Borsele en de positie van Delta, over het vormen van een structuurversterkingsfonds en over ondersteuning van de oprichting van een tweede university college nog nader overleg nodig is met de provincie Zeeland; verzoekt de regering, dit overleg op zo kort mogelijke termijn af te ronden en de Kamer te informeren op welke wijze het kabinet steun verleent, inclusief de financiële dekking, aan de uitvoering van de adviezen van de commissie-Balkenende, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Samsom, Segers en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 22 (34550). De heer Van der Staaij (SGP): Ere wie ere toekomt, het is goed om te melden dat het rapport van de commissie-Balkenende de uitvoering was van een Kamermotie van de collega's Albert de Vries en Jan Vos van de PvdA-fractie. Ik heb ten slotte nog de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het adagium van het kabinet is dat werken moet lonen; constaterende dat dit zeker niet altijd opgaat, bijvoorbeeld wanneer mensen er bij een inkomensverhoging van €27.000 naar €32.000 op achteruitgaan of wanneer een inkomensverhoging van €10.000 het netto-inkomen met minder dan €500 laat stijgen; verzoekt de regering, in kaart te brengen voor welke groepen een zeer hoge belastingdruk geldt en met voorstellen te komen hoe (meer) werken voor deze groepen wel lonend gemaakt kan worden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Segers, Van Haersma Buma en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 23 (34550). De heer Van der Staaij (SGP): Tot slot wil ik de minister-president danken voor een aantal toezeggingen, onder meer op het punt van de landbouw. Ik heb het over de meerjarenafspraken om duidelijkheid aan de sector te bieden. De minister-president heeft gezegd dat de staatssecretaris daarmee al aan de gang is. Bij de behandeling van de landbouwbegroting zullen wij de staatssecretaris graag aan de tand voelen over de manier waarop dat verder wordt vormgegeven. Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Gisteren en op Prinsjesdag heb ik aandacht gevraagd voor vrouwenemancipatie en dan met name de emancipatie van vrouwen in de politiek, in deze Kamer. Dat mijn partij het heeft over emancipatie is logisch, omdat wij onszelf ook zien als een emancipatiebeweging. Na de bevrijding van slaven en het geven van rechten aan vrouwen en kinderen is de volgende logische stap om dieren rechten te geven. Maar de emancipatie van groepen is nog niet af. De emancipatie van vrouwen staat hartstikke stil. Dat van de veertien fractievoorzitters vandaag maar één vrouw het woord voert, is voor sommigen misschien een "fact of life", maar voor anderen is het een teken van ernstig democratisch tekort. Ik hoor bij die anderen. De renovatie van de Staten-Generaal die op stapel staat zou zeker moeten inhouden dat wij het glazen plafond aanpakken binnen onze eigen politieke partijen. De discussie over het basisinkomen is minstens zo oud als de discussie over de emancipatie van vrouwen. Beide discussies staan de laatste tijd minder in de belangstelling, terwijl zij uiterst actueel zijn en serieuze aandacht verdienen. In het interruptiedebatje met de minister-president kreeg ik als antwoord een enigszins surrealistische anekdote over zijn hond Droef die hij in zijn jonge jaren had. Rutte senior, zijn vader, voerde ook weleens discussies over het feit dat er in de toekomst wellicht minder werk zou zijn; dat zou achterhaald zijn. Nu wil ik mij niet in een generatieconflict begeven, maar ik stel wel vast dat het terecht is om de volgende vraag te stellen. Wij leven in een wereld waarin wij steeds meer kunnen produceren en consumeren met steeds minder menskracht. Moet het dan nog wel een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het beschikken over een inkomen waarvan ten minste kan worden geleefd dat iedereen aan het werk is? Moeten wij niet ook bezien of wij het werk beter kunnen verdelen? Er is werk genoeg te doen, maar toch zijn er minstens 600.000 banen te weinig in ons land. Het huidige economische systeem is zo ingericht dat wij meer, langer en harder moeten werken, in plaats van dat wij het gemakkelijker en ontspannener krijgen in ons leven. Het huidige economische systeem houdt dus een betere kwaliteit van leven tegen, omdat mensen wordt wijsgemaakt dat economische groei de oplossing is voor alle problemen en dat wij steeds meer moeten gaan produceren en consumeren om uit een crisis te komen. Het schrijnende van het gegeven dat de economie zo is ingericht, is dat 55-plussers met een sollicitatieplicht elke keer ervoor moeten zorgen dat zij een baan krijgen. Dat is vaak mensonterend. Binnenkort hebben wij een debat over het basisinkomen, naar aanleiding van een initiatiefnota van het lid Klein. Ik vraag de minister-president om open te staan voor alternatieven voor ons huidige economische systeem. Ik zou hem, maar ook de anderen hier in deze Kamer, het boek Gratis geld voor iedereen van Rutger Bregman willen aanraden. Dat boek gaat niet over geld, al doet de titel dat vermoeden, maar over de kwaliteit van leven. Ik heb het ook gehad over de groei- en schuldverslaving waar onze samenleving aan lijdt door de wijze waarop wij de economie hebben georganiseerd. De economie is als een fietser die steeds harder moet fietsen om overeind te blijven. Dat is een onhoudbare situatie, die niet alleen ten koste gaat van de kwaliteit van leven, maar ook ten koste van onze aarde. Wij zijn ook verslaafd aan fossiele brandstoffen. Aardgas is het roesmiddel geweest dat onze welvaart mogelijk maakte, maar dat is bijna op. Klimaatverandering bedreigt alles wat ons lief is. Doorgaan op de huidige voet is dan ook het domste wat wij zouden kunnen doen. Een van de grootste veroorzakers van de opwarming van de aarde is de veeteelt, de wijze waarop wij consumeren, de vleesconsumptie. Het Planbureau voor de Leefomgeving, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en tal van andere wetenschappelijke organisaties in de wereld zeggen dat er drastische maatregelen genomen moeten worden, met name in de wijze waarop wij ons voedsel produceren. Ik zou het Planbureau voor de Leefomgeving en ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid willen laten zien dat zij geen roepende in de woestijn zijn. Daarom dien ik de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) stelt dat het kabinet moet kiezen voor een radicale omkeer in ons voedselsysteem om de klimaat- en biodiversiteitsdoelen te kunnen halen; constaterende dat de sleutel ligt in een landbouw die samenwerkt met de natuur, door het planbureau natuurinclusieve landbouw genoemd; constaterende dat de ecologische landbouw vooralsnog beperkt in omvang is; constaterende dat volgens het planbureau een sterke regierol van het kabinet nodig is; verzoekt de regering om haar ambities voor duurzamere en natuurinclusieve landbouw aan te scherpen en de Kamer daarover te informeren voor de behandeling van de landbouwbegroting, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Klaver en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 24 (34550). Mevrouw Thieme (PvdD): Als ik mensen spreek over de grote problemen waarmee de wereld te kampen heeft — de klimaatcrisis, de voedselcrisis, armoede — dan krijg ik heel vaak te horen: wat kan ík daar nou aan doen? Het is zo groot, het is zo moeilijk om dat te veranderen! Ik zou tegen al die mensen kunnen zeggen dat mes en vork het belangrijkste wapen zijn tegen armoede en tegen ongelijkheid in de wereld. Als wij ervoor zorgen dat we duurzamer gaan produceren, door te kiezen voor duurzame producten in de supermarkten, dan kunnen wij een wereld van verschil maken. Als jij ervoor wilt zorgen dat onze kinderen goed onderwijs krijgen, kies dan voor kleine scholen, ga naar kleine ziekenhuizen! Zullen we met zijn alleen in opstand komen tegen al die traditionele politieke partijen, die ons wijs hebben gemaakt dat geld verdienen het hoogste goed is in ons leven? 15 maart kunnen we het tij keren. Laten we daar vooral erg naar uitzien. Ik doe dat in ieder geval wel. De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. De minister-president vertelt het prachtig. In de eerste termijn had ik het over reclameaanbiedingen die aantrekkelijk gepresenteerd worden, maar die vaak verbleken als je ze beter bekijkt. De minister-president hoeft voor zijn toekomst niet bang te zijn, want ik voorspel Mark Rutte een glansrijke toekomst in de reclamewereld. Het is onomstotelijk duidelijk dat ouderen sinds 2000 ten opzichte van werkenden danig achterlopen in hun koopkrachtontwikkeling, tot wel 30%. Ik laat de Kamer opnieuw een grafiek zien, een andere dan eerder. De bovenste donkerblauwe lijn toont de koopkrachtontwikkeling van werknemers en de onderste lijn de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden. Het gaat daarbij om de periode 2000 tot 2015. Het is een heel helder beeld. De bron? Het zijn cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het is een koopkrachtkloof, en ook de cijfers van vandaag, aangevraagd door collega Klaver, zijn overduidelijk. Cumulatieve koopkracht 2014-2017 voor werkenden: 9,1. Ik herhaal: 9,1. Voor gepensioneerden 2,3. Ik herhaal: 2,3. Een koopkrachtkloof. Hoe durft de minister-president dit evenwichtig te noemen? Iedereen ziet toch dat dit geen evenwichtig koopkrachtbeleid is? 50PLUS wil van deze minister-president bevestigd hebben dat er inderdaad een koopkrachtkloof is ontstaan tussen werkenden en gepensioneerden. Wat gaat hij doen om dit te herstellen? Het antwoord van de verkiezingsfooi van 0,7% is dan echt niet afdoende. De mensen thuis kijken niet alleen naar de grafiek, ze voelen het ook dagelijks in hun portemonnee. Het is niet evenwichtig. Minister-president, stop eens met bagatelliseren, draai er niet omheen, geen mooipraterij, wees gewoon eerlijk en luister naar alle signalen uit de samenleving, bijvoorbeeld naar de signalen van alle ouderenorganisaties. Een reden voor de koopkrachtdaling is de situatie bij pensioenfondsen. De minister-president zei in eerste termijn dat het kabinet niet gaat over de rekenrente voor pensioenfondsen. Strikt formeel is dat juist, maar het kabinet kan wel degelijk wat doen aan de rekenrente. Het kabinet en de Kamer gaan over de financiële regels voor pensioenfondsen, het kader, en de zoektocht naar passende maatregelen. 50PLUS vraagt nogmaals: bent u bereid dat te doen en bent u bereid meer te doen dan de schamele belofte van staatssecretaris Klijnsma vorige week? Tot slot dien ik twee moties in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden ook in 2017 weer achter zal blijven bij die van werkenden; overwegende dat er bij de gepresenteerde koopkrachtcijfers van uit wordt gegaan dat pensioenen gemiddeld genomen niet zullen stijgen of dalen; overwegende dat de kans op pensioenkortingen zeer groot is als geen maatregelen worden genomen; verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om de nodige maatregelen te nemen om pensioenkortingen in 2017 te voorkomen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 25 (34550). De heer Krol (50PLUS): Tot slot mijn laatste motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden volgens ramingen van het kabinet in 2017 een minder positieve koopkrachtontwikkeling tegemoet kunnen zien dan werkenden; roept de regering op, zich met kracht in te blijven zetten voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling tussen werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 26 (34550). De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Voorzitter. In april 2016 bracht secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon een bezoek aan de Tweede Kamer. Hij waarschuwde voor het oprukkend xenofobisch nationalisme in West-Europa, ook in Nederland. Deze waarschuwing staat in schril contrast met de uitspraak van onze minister-president en toevallig gebeurt dat altijd vlak voor verkiezingen. Hij denkt aan: Mo vecht je maar in, laat ze maar in Syrië sneuvelen, pleur op, tuig van de richel. Waarom, vraag je je af. Ik kan maar één antwoord bedenken: niet om de minister-president van alle Nederlanders te zijn, maar om de xenofobisch-nationalistische stem te winnen die anders in de richting van Wilders zou gaan. Tijdens de interruptieronde waarin de voltallige Kamer met uitzondering van de VVD en de PVV de uitspraak van de premier betreurde, zelfs verafschuwde, kwam de premier niet verder dan dat wij moeten normeren, dat iedereen onze grondrechten moet aanvaarden, dat onze vrijheden en verworvenheden niet inwisselbaar en dat er niet selectief uit geshopt mag worden, terwijl de premier dat zelf doet. Hij behandelt de ene groep Nederlanders anders dan de andere groep en lapt daarmee eigenlijk artikel 1 van onze Grondwet aan zijn laars. De taak van deze premier en van het kabinet is inderdaad normeren, ook als het bijvoorbeeld om racisme gaat. Wij moeten blijven normeren, maar wij moeten ook verder kijken, naar de achterliggende oorzaken. Die worden in het rapport Werelden van verschil van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waar de premier ook selectief uit shopt, duidelijk. Hij spreekt constant over die 20% en zegt dat het goed gaat met die overige 80%. Ik heb het opgezocht. Die 80% van Rutte is voor 4% etnisch geïsoleerd, voor 53% matig gesegregeerd, voor 2% geïsoleerd en georiënteerd op Nederland, voor 9% geldt een dubbele binding en voor de 12% ligt de nadruk op Nederland. We hebben dus nog een lange weg met elkaar te gaan, maar die lange weg kunnen wij niet afleggen op de manier van Wilders en Rutte. Dat moet anders en daarom de volgende motie. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het SCP-rapport Werelden van verschil uit 2015 een dieptebeeld geeft van etnische minderheidsgroepen in onze samenleving; constaterende dat blijkt dat bij ongeveer 50% van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders sprake is van "gematigde segregatie", waarbij onder meer wordt aangeven dat dit komt omdat zij zich "nooit Nederlander genoeg voelen" en er sprake is van het "meten met twee maten"; verzoekt de regering om de achterliggende oorzaken van segregatie, te weten: werkloosheid, uitzichtloosheid, het gevoel er niet bij te horen, het gevoel nooit Nederlander genoeg te zijn en het gevoel dat er met twee maten wordt gemeten, te bestrijden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 27 (34550). De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Zo'n beetje iedereen heeft afstand genomen van de uitspraken van de heer Rutte. Ik heb dat niet gedaan. Ik ben bewust blijven zitten, want ik vind dat je dat moet kunnen zeggen, ook als minister-president. Je moet het dan alleen wel menen, en daar twijfel ik aan. Ik zie het meer als een campagnetruc van de minister-president. Ik twijfel eraan of dit vanuit zijn tenen is gekomen. Dat zie ik zo direct niet. Maar goed, ik veroordeel hem hiervoor niet. Dat doet de rest van de Kamer wel. Ik doe dus niet mee aan die correctheid. Nou ja, de heer Zijlstra veroordeelt hem ook niet. De minister-president heeft de kwestie rond de uitslag van het Oekraïnereferendum ruim 160 dagen voor zich uit geschoven. Hij schoffeert daarmee de nee-stemmer. Mijn fractie heeft steeds gezegd: kom met uitsluitsel. De minister-president heeft dat tot nu toe steeds geweigerd, heeft dat niet gedaan, heeft eromheen gedraaid. Dus uiteraard hebben wij de motie van de oppositie hierover gesteund. In mijn eerste termijn heb ik stilgestaan bij de deplorabele staat van Defensie. Een zichzelf respecterend land overkomt dit niet. We konden vandaag weer een bericht lezen van de Commandant der Zeestrijdkrachten. Die zegt: de Marine ligt eigenlijk stil, de Marine is op dit moment beperkt inzetbaar. Moet je nagaan, Nederland is een zeevarende natie en de Marine daarvan ligt stil, is beperkt inzetbaar. We kunnen dat niet door laten gaan. Daar zouden we echt spijt van krijgen. Daarom dien ik de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Nederlandse krijgsmacht geen miljoenen, maar miljarden extra nodig heeft; overwegende dat in NAVO-verband is afgesproken minstens 2% van het bnp te besteden aan Defensie; verzoekt de regering, recht te doen aan deze afspraak en de Kamer zo snel mogelijk een stappenplan te sturen waarin deze stijging van het Defensiebudget naar 2% van het bnp wordt onderbouwd, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 28 (34550). De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Nederland is geen immigratieland. Ik heb in mijn eerste termijn het immigratie- en asielmodel van Australië geprezen. Daar kunnen we echt van leren. Dat geldt wat betreft onze eigen grenzen, maar ook wat betreft de buitengrenzen. Het is mij een doorn in het oog dat allerlei bootjes van mensensmokkelaars, vol met asielzoekers, via een soort loodsdienst — daar laten we onze Marine voor spelen — naar het vasteland van de EU worden gesleept. Wij zouden zeggen: dring ze terug naar veilig gebied, maar haal ze niet hiernaartoe. Speel niet voor loodsdienst. Daarom dien ik de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat met het huidige asielbeleid tienduizenden asielzoekers per jaar naar Nederland komen; overwegende dat Nederland geen immigratieland is, het huidige beleid enorme kosten met zich meebrengt, dat opvang van asielzoekers enkel plaats moet vinden in de eigen regio en dat het beleid voor reeds aanwezigen gericht moet zijn op terugkeer; verzoekt de regering, toe te werken naar een Australisch model voor de opvang van asielzoekers, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 29 (34550). We zijn hiermee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er is behoefte aan een schorsing van ongeveer een halfuur. De vergadering wordt van 20.50 uur tot 21.20 uur geschorst. De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister-president. Minister Rutte: Voorzitter. In de tweede termijn zijn zijdens de Kamer enkele vragen gesteld. Ook is een aantal zaken blijven liggen uit de eerste termijn. Ik begin met mijn toezegging aan de heer Pechtold over het eigen risico en een eventueel onderzoek naar de mogelijkheden tot een verdere verbijzondering. Daar wil ik een paar dingen over zeggen. De Compensatie eigen risico, de vroegere Cer, en de Wet tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten zijn, weliswaar met een korting, gedecentraliseerd. Dat is één. Het probleem was dat die regelingen niet werkten. Ook mensen die het niet nodig hadden, kregen geld terug en mensen die het wel nodig hadden, vielen buiten de regeling. De gemeenten kunnen nu een regeling invoeren, zodanig dat een patiënt die kan aantonen dat hij drie keer achtereen het eigen risico heeft volgemaakt, compensatie kan krijgen. Dat zie je bijvoorbeeld in de gemeente Amsterdam. Dat is geen verplichte regeling, dat is maatwerk dat gemeenten kunnen aanbieden. Daar zijn gemeenten vrij in. Andere gemeenten stoppen het geld in collectieve ziektekostenverzekeringen voor de laagste inkomens en daarin zit ook vaak compensatie of herverzekering van het eigen risico en/of een eventuele aanvullende verzekering. Verder wordt, zoals bekend, via de Wmo — die 50 miljoen — de eigen bijdrage verlaagd voor die gezinnen waarin de ene partner werkt en de andere chronisch ziek is. Dat zal in 2017 betekenen dat de eigen bijdrage uiteindelijk kan afnemen met €1.400: van €1.460 naar ongeveer €60. Dat gebeurt nu allemaal. Verder lopen er op dit moment twee onderzoeken: een van het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stapeling van de eigen bijdragen en een van het Centraal Planbureau naar een vrijwillig eigen risico. Tegen die achtergrond wil ik de Kamer toezeggen dat de minister van Volksgezondheid zal nagaan of de statistische gegevens over het verbruik van het eigen risico — dat verbijzonder ik dan maar even naar het verzoek van de heer Pechtold — voor de begrotingsbehandeling op een rij kunnen worden gezet. Dat wordt overigens nog wel een hele klus, omdat je bijvoorbeeld moet vaststellen wat precies "chronisch ziek" is; wie dat is. Daarvoor zijn geen eenduidige definities, maar wij zullen daartoe een poging doen. Ik hecht er wel aan om dit in de context te plaatsen van de stand van zaken. Ik denk dat we dan die toezegging wel kunnen doen. De heer Pechtold (D66): Ik ben daar ontzettend blij mee. Het is natuurlijk een opsteker dat in een stad als Amsterdam, waar VVD, D66 en de SP aan het roer staan, dit soort goede zorg al bestaat. Minister Rutte: En weet u wie daar de lijm is tussen de VVD en D66, mijnheer Pechtold? De heer Pechtold (D66): Zij van de SP. Minister Rutte: Dat klopt. Lokaal kun je er goed mee werken. (Hilariteit) Minister Rutte: Dat is een compliment, maar het kwam er niet helemaal zo uit, begrijp ik. Ik kan diverse dingen toezeggen over zaken die verder worden uitgezocht rondom buitenlandse financiering et cetera. De heer Roemer wil graag de toezegging dat de Kamer ruim voor de behandeling van de SZW-begroting duidelijkheid krijgt over de aanpak van financieringsstromen uit het buitenland naar organisaties in Nederland. Daarbij is duidelijkheid gewenst over de inzet van het principe van wederkerigheid. Dat was een verbijzondering uit de kring van de ChristenUnie. Ik wil die toezegging graag doen. We spreken binnenkort in het kabinet over een concept van een Kamerbrief over de aanpak van buitenlandse financieringsstromen. De verwachting is dat de brief halverwege oktober naar de Kamer kan worden gestuurd. Dat is dan ruim voor de behandeling van de SZW-begroting. Dan zullen we ook aandacht besteden aan het principe van wederkerigheid. De heer Roemer vroeg verder wanneer de motie-Zijlstra/Roemer tot uitvoering komt. Daarin wordt gevraagd om een lijst van salafistische organisaties. Dat is in onderzoek door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat kost wat meer tijd. Dat onderzoek zal naar verwachting in het voorjaar van 2017 beschikbaar zijn. Tot slot kan ik toezeggen dat voor half oktober de aangekondigde brief inzake de buitenlandse financiering van een school in Rotterdam zal worden gezonden. Ook dat is ruim voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van Sociale Zaken. Ik kom op de klimaatbegroting, die ik in eerste termijn niet heb behandeld. Ik heb wel de normale tegenbegroting behandeld, maar de klimaatbegroting niet. Dit kabinet doet veel om klimaatverandering tegen te gaan. In de klimaatbegroting van GroenLinks wordt aangegeven, onder andere op basis van het interdepartementaal beleidsonderzoek kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen, hoe 25% broeikasgasreductie in 2020 ten opzichte van 1990 zou kunnen worden bereikt. Die 25% is gebaseerd op het vonnis van de rechter in de zaak van Urgenda. Ook de heer Segers heeft aan die zaak gerefereerd. In de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen heeft het kabinet benoemd hoe het denkt te kunnen voldoen aan het vonnis. Daarbij wordt overigens ook gekeken naar een aantal maatregelen die GroenLinks noemt. Op dit moment zijn we de maatregelen die in april in de kabinetsreactie zijn genoemd, aan het uitwerken. We streven ernaar om voor eind november met een toelichting te komen op deze uitwerking. De andere pijler in het klimaatbeleid is het energieakkkoord. Binnen het SER-energieakkoord is tot 2023 een groot aantal maatregelen afgesproken om de afgesproken doelstellingen te realiseren. Mocht uit de jaarlijkse voortgangsrapportage over de nationale energievoorziening blijken dat het bereiken van die doelstellingen in gevaar komt, dan zullen wij kijken naar aanvullende maatregelen. Daarover zullen wij de Kamer in het najaar informeren. Dat waren wat inleidende woorden tegen de achtergrond van die klimaatbegroting. Laat ik nu inhoudelijk daarop ingaan. Ik wil allereerst het voorstel doen dat het kabinet daar nader over spreekt met de fractie van GroenLinks als ook de invulling van het Urgenda-vonnis hier ligt. Anders gaan we hier nu dat hele debat voeren en het lijkt mij niet helemaal het moment daarvoor. Ik zal er toch een paar dingen over zeggen, om ook recht te doen aan de klimaatbegroting. GroenLinks maakt hier veel selecties uit het interdepartementaal beleidsonderzoek kostenefficiënte CO2-reductiemaatregelen. Een heel groot deel van die besparing wordt daarin gerealiseerd door een CO2-heffing op kolencentrales. Dat leidt tot een reductie van CO2-emissies in Nederland. Kolencentrales zitten onder ETS, maar een reductie van emissies in Nederland wordt daardoor gecompenseerd door een stijging in het buitenland. Wij zijn van mening dat dit daarom niet onmiddellijk een bijdrage levert aan het mondiale klimaatprobleem. Andere maatregelen zijn gericht op transport, industrie, huishoudens, landbouw en diensten. Wat dat betreft is de exercitie van GroenLinks vergelijkbaar met de exercitie van het kabinet om invulling te geven aan het Urgenda-vonnis. Ook daarin wordt gestreefd naar een evenwichtig pakket aan maatregelen. Die maatregelen moeten ook evenwichtig worden verdeeld over de sectoren, waarbij er veel aandacht is voor het waterbedeffect bij de kolencentrales. Er wordt natuurlijk ook gekeken naar het buiten gebruik stellen van twee oude kolencentrales. Of dat op de GroenLinks-manier kan met een CO2-heffing, zal echt nog moeten worden bezien. Bij de maatregelen gericht op de industrie vindt het kabinet het zeer belangrijk om te kijken naar het effect op de concurrentiepositie. Ook maatregelen gericht op huishoudens moeten goed worden bezien, hoewel die natuurlijk geen effect hebben op de concurrentie. Dat betekent echter niet dat ze niet gepaard kunnen gaan met grote maatschappelijke kosten. We zullen dat dus allemaal in samenhang moeten bekijken. Dit was onze eerste reactie op de GroenLinks-begroting inzake het klimaat. Ik kan mij voorstellend dat we daar uitvoeriger over komen te spreken wanneer we hier praten over de kwestie-Urgenda. De heer Klaver (GroenLinks): Dank voor de reactie op onze begroting. We zullen daar inderdaad uitvoeriger over komen te spreken. Ik heb nog wel een vraag over het punt van de kolencentrales. Het kabinet is daar tot nog toe vrij terughoudend in. Misschien kan de minister-president aangegeven op welke manier hij de doelstelling zou willen bereiken als we die kolencentrales niet gaan sluiten? Uit alles wat wij hebben nagekeken blijkt dat er geen andere mogelijkheden zijn. Minister Rutte: Daar komen we natuurlijk mee naar de Kamer. Als dat geen onderdeel van het pakket zou zijn, dan moeten we daar alternatieven voor aandragen. Dat snap ik. De heer Klaver (GroenLinks): Waar denkt de minister-president dan aan? Daar krijg ik graag een inkijkje in. Minister Rutte: Dan is het wel correct dat ik dat ook in het kabinet bespreek, want voor je het weet, geef ik hier een mening. De heer Klaver (GroenLinks): Ik had gehoopt dat het al in het kabinet besproken was, maar ik begrijp van de premier dat die discussie gaande is, dus ik wacht rustig af tot het kabinet met een oplossing komt. Minister Rutte: Akkoord. Er werd gevraagd naar bed-bad-brood. De gesprekken daarover zijn nog steeds gaande. Ik kom op de vraag van de heer Pechtold over de KMar. Hij vroeg: hoe zit het nu eigenlijk met de druk op de KMar op Schiphol? Bij de grensbewaking in de volle breedte zijn er in het afgelopen jaar verschillende vormen van tijdelijke ondersteuning geboden aan de KMar. Er is ingezet op maximale technische ondersteuning door middel van e-gates. Er zullen in de komende maanden nog 30 van die e-gates op Schiphol worden bijgeplaatst. Een en ander wordt geïntensiveerd en er wordt geïnvesteerd in een verbetering van de techniek. Verder is er voor 2016 en 2017 geld voor de ondersteuning van het grens- en vreemdelingentoezicht, dat hier ook voor wordt ingezet. Wij menen dat daarmee de situatie voor 2016 en 2017 naar verwachting goed te regelen is, even onverwachte, grote schommelingen daargelaten. Ik ben het wel met de heer Pechtold eens dat we een meer structurele oplossing moeten bereiken. Daarom is besloten om de capaciteitsbehoefte van de KMar voor de luchthavens de komende jaren in kaart te brengen. Het gesprek over deze behoeftestelling is gaande. De Kamer wordt daarover dit najaar geïnformeerd. Zoals gezegd is er veel vraag naar de KMar. Haar werk is belangrijk. Naast haar taak in de grensbewaking is zij ook belast met het bewaken en beveiligen van objecten. In dat kader zullen er eind 2016 zes extra pelotons opgeleid en beschikbaar zijn voor deze taak. De heer Pechtold (D66): Sneller dan ik "bed-bad-brood" zou kunnen zeggen, had de premier dat onderwerp al behandeld. Burgemeester Van der Laan zei vanmiddag: het kabinet loopt op zijn laatste benen; het komt er niet meer van, dus de gemeenten gaan nu weer de sobere noodopvang bieden. De premier zei dat de gesprekken nog steeds gaande zijn. Minister Rutte: Ja. De heer Pechtold (D66): Weet hij wanneer het laatste gesprek is geweest? Minister Rutte: Ik weet in ieder geval dat er morgen weer een belafspraak staat met de voorzitter van de VNG-commissie, maar ik weet niet precies wanneer het laatste gesprek is geweest. De heer Pechtold (D66): Dat was in januari. Minister Rutte: Nou, kijk aan! De heer Pechtold (D66): Dit was zo'n typisch stukje armpje drukken en stoer zijn. Het kabinet ging ondertussen rollebollend over straat, in dit geval over de ruggen van uitgeprocedeerde asielzoekers. De gemeenten mogen allemaal niks doen. Minister Rutte: Het laatste gesprek was niet in januari. Er zijn later nog gesprekken geweest. De heer Pechtold (D66): O. Nou, het laatste officiële gesprek was in januari. We zijn op lokaal niveau redelijk vertegenwoordigd. Minister Rutte: Het zijn geen officiële gesprekken, hoor. Er wordt gewoon gepraat. (Hilariteit) De heer Pechtold (D66): De premier probeert … Minister Rutte: Nee, serieus. Omdat de heer Pechtold de indruk wekte dat het laatste gesprek in januari plaatsvond, heb ik het even gecheckt. De heer Pechtold (D66): Ik ben bloedserieus, want tegen al die gemeenten in Nederland is gezegd: jullie mogen niet meer; we gaan het nog maar op vijf plekken in het land doen; jullie moeten al die opvang sluiten. Een kop soep geven, een bed geven, het mocht allemaal niet meer. Dat was stoere praat van Rutte. Het is inmiddels ongelofelijk veel later — er zijn maanden, er is zelfs een jaar voorbijgegaan — en bed-bad-brood is in een heel kwaad daglicht gezet in plaats van dat gemeenten een humaan beleid mogen voeren. Maar het laatste gesprek waar kennelijk nog iets in gebeurd is, vond in januari plaats. Vandaag zei de burgemeester van Amsterdam dat er niks meer gebeurt. Dan vind ik niet dat je dit onderwerp kunt afdoen in een tussenzinnetje als "de gesprekken zijn nog gaande". Of je komt eruit, of je komt er niet uit en dan geef je gewoon alle gemeenten in Nederland weer de kans om datgene te doen wat ze al deden: een humane, sobere opvang bieden. Dan ga je niet een soort heksenjacht ontketenen in de sfeer van "dit kan niet meer". Wat dat betreft loopt het kabinet echt op zijn laatste benen. Ik zou zeggen: laat het maar zitten. Minister Rutte: Nou ja, oké. We nemen daar dan nota van, maar wij willen toch maar verdergaan hiermee. De gesprekken zijn dus gaande. Dat is één. Twee. Er speelde ook dat we moesten kijken naar een zaak die speelde bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die uitspraak was 28 juli. Er waren ook nog twee uitspraken van de Raad van State inzake de Amsterdamse bed-bad-broodvoorziening. Die zijn eind juni gedaan. Die worden meegewogen, ook in de gesprekken die plaatsvinden. Die gesprekken zijn dus gaande; veel mooier kan ik het niet maken. Voorzitter. Ik ga in op de moties. De motie-Roemer c.s. op stuk nr. 6 gaat over het verlagen van het eigen risico. Deze motie ontraad ik. Om te beginnen is voor de verlaging dekking nodig, maar in de motie wordt die geenszins aangedragen. Wij denken niet dat de genoemde dekking deugdelijk is. Daarnaast gaat het technisch niet meer lukken om dit voor het jaar 2017 te realiseren. Om die twee redenen ontraad ik de motie. De motie-Zijlstra/Samsom op stuk nr. 7 beschouw ik als ondersteuning van het beleid. Het ibo verkeershandhaving geeft invulling aan de gevraagde voorbereiding voor het anders beleggen van de opbrengsten. Er worden verschillende alternatieven uitgewerkt. Het zal nog even ingewikkeld zijn om dat allemaal precies vorm te geven, maar de motie is wel ondersteuning van beleid. Maar nogmaals, de precieze implementatie is ingewikkeld. We zullen de Kamer daarover berichten. De voorzitter: De heer Roemer heeft een vraag over de motie op stuk nr. 6. De heer Roemer (SP): Dat de minister-president het niet wil, is niet zo'n verrassing, maar dat hij zegt dat het technisch onmogelijk is, is natuurlijk gewoon flauwekul. Zelfs in dit onderzoek heeft de minister-president een prachtige manier bedacht, zodat het volgend jaar toch kan. Als er in één keer banken gered moeten worden, hebben we aan een weekend genoeg. Waar een wil is, is een wet. Als er een crisiswet gemaakt moet worden, kan het ook allemaal. Het is dus geen kwestie dat het niet kan, maar dat de premier het niet wil. Als je zegt dat het niet deugdelijk is dat we het daar vandaan halen, zeg ik dat het kabinet daar zelfs 2 miljard weghaalt. Dat staat in de begroting op pagina 181: 2 miljard vanuit de reserves van de zorgverzekeraars om te voorkomen dat de premies omhooggaan. Dus het kan, maar de premier wil het niet. Minister Rutte: Maar dat is geld dat zij zelf in het verlagen van de premies hebben gestopt. Dat doen wij niet. Daar gaat het kabinet niet over. Maar ik zie de heer Zijlstra over de motie op stuk nr. 7. De heer Zijlstra (VVD): Overigens heeft de SP het kennelijk gevonden. Dat is goed om te constateren, gezien het eerdere debatje, maar dat terzijde. Ik kom op de motie over V en J. Minister Rutte: De verkeersboetes! De heer Zijlstra (VVD): De minister-president noemt het een mooie ondersteuning van het beleid, maar ik was me er niet van bewust dat dit het beleid was. Op dit moment loopt het namelijk anders in de begroting. Minister Rutte: Er staat inderdaad een uiterst ongelukkige zin in, maar ik heb mij verstaan met de minister van V en J en hij heeft mij verzekerd dat die zin er niet had moeten staan. Niettemin verschaft deze motie wel volkomen duidelijkheid, dus volgens mij is dat goed nieuws. De heer Zijlstra (VVD): Ja, om elke onduidelijkheid te voorkomen, geeft de minister-president aan dat het inderdaad het streven van deze regering is om deze beweging te maken. Dat vragen wij in de motie. Dan is het ondersteuning van het beleid in de zin dat het kabinet dit ook wil. Dan kunnen wij er inderdaad heel vrolijk voor stemmen, maar dan hebben we er geen onduidelijkheid over wat het beleid zou moeten gaan worden. Dat is wat de motie feitelijk zegt. Minister Rutte: Maar was de heer Zijlstra nu van plan om tegen een motie te stemmen waar zijn eigen naam onder staat? De heer Zijlstra (VVD): Nee, maar als het kabinet daar "ondersteuning van beleid" van maakt terwijl het beleid op dit moment wat anders is, wil ik niet voor invulling van een motie van mezelf steunen die in een keer radicaal veranderd is. Dat is echter niet wat de premier hier zegt en daar ben ik heel blij om. Minister Rutte: Nee, sterker nog, dit sluit aan op het ibo verkeershandhaving. Dat geeft invulling aan de gevraagde voorbereiding voor het anders beleggen van de opbrengsten. Er worden verschillende alternatieven uitgewerkt. Die besluiten moeten natuurlijk wel allemaal worden genomen. Dat betekent ook dat je dat niet onmiddellijk morgen kunt invoeren, want het moet ook tegen die achtergrond. Deze motie gaat een kant op die het kabinet sympathiek voorkomt. De heer Roemer (SP): Naar aanleiding van de opmerking van de heer Zijlstra — het was weer een half zinnetje — dat wij blijkbaar de reserves hebben gevonden, merk ik op dat de reserves niet in de begroting staan. De opbouw staat er niet in. Hij kan wel twee keer zeggen dat ik maar in de begroting moet zoeken, maar ik daag hem uit om nu de pagina's te geven waar het staat. Het enige wat er staat, is dat de regering 2 miljard heeft ingeboekt in verband met het niet verhogen van de premies. Dat is het enige wat erin staat. Graag zuivere feiten. Minister Rutte: Dat is niet wat de regering doet. Dat doet een verzekeraar zelf. In de motie op stuk nr. 8 gaat het om de bevoegdheden van de politie. Ik ben daar op ingegaan in mijn eerste termijn. Wij zijn van mening dat de politie voldoende mogelijkheden heeft bij het niet opvolgen van een ambtelijk bevel, waaronder het deelnemen aan samenscholingen of overtredingen van een gebiedsverbod, het niet opvolgen van een ambtelijk gegeven bevel waarna aanhouding kan volgen, verzet tegen de politie, het springen op een politieauto, treiteren en dus hinderlijk volgen met een camera, ook door de maatregelen die de nieuwe Voetbalwet mogelijk heeft gemaakt. Zo kan de burgemeester al na een enkele verstoring van de openbare orde optreden en is dat voldoende om snel in actie te komen. Vandaar dat ik de motie ontraad. Dat is niet omdat ik het oneens zou zijn met de indieners van de motie dat dit een belangrijk thema is, maar wij zijn oprecht van mening dat hier voldoende instrumenten zijn. Laten we creatief blijven zoeken naar wat we nog meer kunnen verzinnen. Dat is zeker ook door de Voetbalwet mogelijk gemaakt. De motie-Wilders op stuk nr. 9 ontraad ik. De motie-Wilders op stuk nr. 10 ontraad ik ook omdat er geen dekking bij zit. De motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 11 over de OCW-begroting zie ik als een helder signaal aan het kabinet, in het bijzonder aan de minister van Financiën. Zoals ik al in mijn eerste termijn aangaf, was de regering al van plan om de ramingsbijstelling op de OCW-begroting komend voorjaar op een zorgvuldige wijze in te vullen. Ik ga ervan uit dat de heer Pechtold ook doelt op die ramingsbijstelling. Ik kan deze motie dan ook zien als aanmoediging om in lijn met het kabinetsbeleid deze ramingsbijstelling niet ten koste te laten komen van de bekostiging van scholen. Ik laat de motie dan ook oordeel Kamer. Over de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 12 kan ik een brief toezeggen. Wij komen met een brief, ook nog eens goed door de oogharen luisterend naar het debat. Daarin zullen wij precies aangeven hoe in het kader van de asielstroom die gelukkig behoorlijk is teruggelopen, voorkomen wordt dat asielzoekers ten onrechte een taalcursus krijgen. Tegelijkertijd zullen we in overeenstemming met de motie van december 2015 de voorinburgerings- en taalcursus vervroegen voor de groep asielzoekers die met 95% zekerheid een verblijfsvergunning krijgt. Die brief komt voor de behandeling van de begroting van V en J. Dat lijkt mij een belangrijke toezegging. De heer Pechtold (D66): Ik vind het een belangrijke toezegging, maar ik zie het ook als het uitvoeren van de motie en daar ben ik heel blij mee. Minister Rutte: Het oordeel over de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 13 is aan de Kamer. Ik begrijp het ongeduld en dat voel ik zelf ook. We gaan er verschrikkelijk hard aan werken, dus oordeel Kamer. De motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 14 gaat over het tijdpad voor het sluiten van kolencentrales. Die ontraad ik, omdat er een nieuw percentage in opduikt, namelijk 55% in 2030. Dat is een ander percentage dan in de EU is afgesproken. Om die reden moet ik de motie ontraden. De motie-Segers op stuk nr. 15 is zonder meer ondersteuning van beleid. Het is een sympathieke motie; ondersteuning van beleid. De motie-Segers op stuk nr. 16 ontraad ik. Het kabinet heeft geld vrijgemaakt voor opvang in de regio. Mocht in de toekomst blijken dat de asielinstroom lager is dan nu geraamd en dat de toerekening van eerstejaarsopvangkosten aan ODA daardoor vermindert, dan zal het kabinet opnieuw een weging maken voor de aanwending van het ODA-budget, kan ik toezeggen. Dan zullen we zeker ook meewegen wat in deze motie besproken wordt, maar niet met de dwingendheid die nu in de motie wordt voorgeschreven. Om die reden ontraad ik de motie, maar ik verzeker de heer Segers dat wij de gedachten in de motie zullen meewegen, mocht deze situatie zich, naar wij hopen, voordoen. De heer Segers (ChristenUnie): Met die intentie van het kabinet wil ik de motie graag aanhouden. Dank. De voorzitter: Op verzoek van de heer Segers stel ik voor, zijn motie (34550, nr. 16) aan te houden. Daartoe wordt besloten. Minister Rutte: Overigens had ik over de motie op stuk nr. 12 over taal ook verzocht om aanhouding. Ik weet niet wie deze had ingediend. De voorzitter: De heer Pechtold. Minister Rutte: Oh ja. De heer Pechtold had er nog niet op gereageerd. Mijn verzoek is om de motie even aan te houden, totdat die brief komt. De heer Pechtold (D66): Doen we. De voorzitter: Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn motie (34550, nr. 12) aan te houden. Daartoe wordt besloten. Minister Rutte: Dank daarvoor. Bij de motie-Segers/Zijlstra op stuk nr. 17 verwijs ik naar mijn inleidende opmerkingen dat we half oktober met een brief aan de Kamer komen over de aanpak van buitenlandse financiering. Daarbij zal ook worden ingegaan op het wederkerigheidsbeginsel. Ik vraag de heer Segers om deze motie aan te houden, totdat die brief er is, omdat het een heel gevoelige zaak is, die potentieel schuurt met de vrijheid van godsdienst. Mijn verzoek is aanhouden, of anders zou ik de motie in dit stadium moeten ontraden. Dan kom ik op de motie-Klaver c.s. op stuk nr. 18 over de hervestiging van asielzoekers vanuit Griekenland en Italië. Die motie ontraad ik. Wij reageren snel op de herplaatsingsverzoeken; met maandelijks 100 personen uit Griekenland en 50 uit Italië. We lopen voorop in de top drie. Er waren inderdaad veel aanloopproblemen, zeker in Griekenland. Nederland heeft geholpen dat proces te verbeteren. Dat begint nu ook beter te lopen. Het is nu zaak dat andere lidstaten ook hun inspanningen naar een vergelijkbaar niveau opschroeven. Ondertussen blijven wij onze afspraken nakomen. Wat in de motie staat, namelijk dat wij deze aantallen al in 2016 hadden moeten realiseren, klopt overigens niet. Dat moeten de jaren 2016 en 2017 zijn. Per saldo ontraad ik deze motie. In de motie-Klaver c.s. op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht om, indien de kosten voor eerstejaarsopvang hoger zijn dan geraamd, het ODA-budget niet verder te belasten. Deze motie ontraad ik omdat het al vanaf het begin van de jaren negentig vast kabinetsbeleid is om kosten voor de eerstejaarsopvang te dekken uit en toe te rekenen aan ODA. Dat is ook in lijn met de criteria van het OESO-DAC. Deze motie heeft een openeindeclaim zonder dekking. Ik moet haar dan ook ontraden. De motie-Klaver c.s. op stuk nr. 20 gaat over het opstellen van een exitstrategie met streefdata et cetera. Deze motie moet ik ontraden. Wij hebben in januari het Energierapport gepubliceerd. Daarin is onder meer aangegeven dat wij toewerken naar een CO2-arme economie. De rol van fossiele brandstoffen in de energievoorziening neemt af, maar wij zullen de komende decennia nog wel fossiele brandstoffen nodig hebben. Het kabinet heeft in dezen gezamenlijk met bedrijven, maatschappelijke organisaties, burgers en wetenschappers een zorgvuldig proces ingezet. Deze motie doorkruist dat proces en dat lijkt mij niet behulpzaam. Ik ontraad daarom deze motie. Ik stel voor dat de heer Van der Staaij de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 21 aanhoudt totdat een uitspraak is gedaan in een lopende rechtszaak. Ik denk dat dat het zuiverste is. Het probleem is dat ik de motie anders moet ontraden. Dan moet ik mij eigenlijk aansluiten bij hetgeen daarover in een interruptiedebat is gezegd. Het is namelijk mogelijk dat winkeliers contracten met verhuurders aangaan waarin zij zich verplichten tot bepaalde openingsuren, ook op zondag. Dat kan soms ook tot boetes van de verhuurder leiden. Op dit moment wordt de Winkeltijdenwet geëvalueerd. De minister van Economische Zaken zal de Kamer daarover voor het einde van het jaar informeren. Als ik gedwongen word om nu over de motie een uitspraak te doen, dan moet ik haar ontraden omdat ik haar niet redelijk vind. Tegelijkertijd is er een rechtszaak. Misschien is het dan beter om de uitspraak eerst af te wachten en de motie tot dat moment aan te houden. De heer Van der Staaij (SGP): Het gaat niet alleen om deze individuele zaak. Hier is een breder patroon aan de orde. Het lijkt mij daarom niet wijs om heel langdurige rechtszaken af te wachten. De vraag is echt om nu in kaart te brengen wat precies de problemen zijn en daarvoor oplossingen te vinden. Minister Rutte: Het blijft toch heel ingewikkeld, want als een verhuurder zou hebben bedongen dat het pand ook op zondag open moet zijn en iemand weigert dat, dan is dat toch een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de huurder en de verhuurder. Ik kan niet anders dan een motie in die zin ontraden. De heer Van der Staaij (SGP): Natuurlijk kan het een privaatrechtelijke aangelegenheid betreffen. Dat is bij een contract bij uitstek het geval. Aan de andere kant bestaat er op allerlei manieren bescherming van kwetsbare belangen, ook in ons privaatrecht. Dat kan ook hier heel goed aan de orde zijn. Ook hier kun je juist vaststellen dat er geen sprake is van gelijkwaardige verhoudingen tussen partijen. Ondernemers moeten niet alleen een papieren vrijheid, maar ook een echte vrijheid hebben om de zaak ook dicht te houden als zij dat willen. Minister Rutte: Ik weet niet waar het vandaan komt dat die verhouding ongelijkwaardig zouden zijn. Het is toch een privaatrechtelijke afspraak die de huurder en de verhuurder met elkaar maken. Daarin staat mogelijk dat het pand, de winkel, op zondag open moet. Nogmaals, de minister van Economische Zaken is op dit moment bezig met een evaluatie van de Winkeltijdenwet en hij geeft voor het einde van het jaar een oordeel daarover. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Daarnaast loopt de rechtszaak. Ook inhoudelijk vind ik dit toch ingewikkeld. Ik snap heel goed wat Van der Staaij zegt. Mijn ervaring is dat in steden en dorpen waarin de winkels op zondag dicht zijn, meestal ook alle winkels dicht zijn. Dan is geen enkele winkel open, al was het maar omdat dat ook commercieel gezien niet verstandig is. Heb je echter tegelijkertijd met de verhuurder een afspraak gemaakt over openstelling op zondag, dan is het ingewikkeld om dat te doorkruisen met overheidsbeleid. Dan grijpen wij wel heel erg in in de privaatrechtelijke verhoudingen, zeker tegen de achtergrond van het feit dat heel veel leegstaat. Op dit moment is veel winkelruimte beschikbaar als gevolg van de marktveranderingen en de toename van inkoop via internet. De voorzitter: Tot slot, mijnheer Van der Staaij. De heer Van der Staaij (SGP): Wij kennen in het privaatrecht ook onredelijk bezwarende bedingen. Wij kennen bescherming van de consumenten. Wij kennen in het huurrecht bepaalde beperkingen. Het is dus nooit een onbegrensde contractvrijheid, juist als de kwetsbare belangen in het geding zijn. Het punt is hier: let op dat de keuzevrijheid die er voor ondernemers op papier is, er ook echt in de praktijk is. Er is verschillende signalen dat het misgaat. Daarom mijn vraag om daar maatregelen voor te treffen. Minister Rutte: Tegen de achtergrond van een verschil van opvatting tussen de heer Van der Staaij en mij over hoe we dit precies moeten wegen en ook van de nog lopende rechtszaak, moet ik deze motie ontraden. Ik ga verder met de motie op stuk nr. 22. Als ik deze motie zo mag opvatten dat de regering de Kamer zal informeren na het overleg met Zeeland, zullen wij dat doen. Het is een beetje ingewikkeld. Als het de bedoeling is om alle adviezen van de commissie-Balkenende uit te voeren, moet ik de motie ontraden, omdat deze dan ongedekt is. Als de heer Van der Staaij de regering echter vraagt om de Kamer te informeren na het overleg met de provincie Zeeland, zodat daarover verder kan worden gesproken, dan doe ik dat graag. De heer Van der Staaij (SGP): Inderdaad vragen wij om snel met Zeeland in overleg te gaan. Dit vraagt natuurlijk ook iets van Zeeland zelf, bijvoorbeeld om welwillend te bekijken waarover de partijen het eens kunnen worden en wat de financiële gevolgen zijn. We kunnen het er dan bij de volgende begroting verder over hebben. De Algemene Financiële Beschouwingen komen nog, evenals de behandeling van de begroting van Economische Zaken. Wij zouden het ontzettend jammer vinden als we in een situatie zouden belanden waarin alles al dicht zit en er wordt gezegd dat er eigenlijk geen potje meer is dat daarvoor kan worden aangesproken. Tot het onmogelijke is natuurlijk niemand gehouden, maar het politieke signaal is om in gesprek te gaan en om de Kamer daar zo snel mogelijk over te berichten. Dat is inderdaad de strekking van deze motie. Minister Rutte: Wij informeren de Kamer na het overleg met Zeeland, maar wij doen geen toezeggingen over potjes. Er is namelijk geen potje. Ik ontraad de motie op stuk nr. 23. Het is bekend dat de marginale druk voor sommige groepen hoog is; niet slechts voor alleenverdieners, maar ook voor alleenstaanden en tweeverdieners. Die hoge marginale druk is inherent aan ons systeem van gerichte inkomensondersteuning aan huishoudens met lage inkomens. Daar wordt regelmatig over gerapporteerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau en door Sociale Zaken. Het is mogelijk om de marginale druk te verlagen en om werken aantrekkelijker te maken, maar dit leidt ofwel tot inkomenseffecten aan de onderkant, of kost een hele hoop geld. Oplossingen hiervoor zijn niet eenvoudig. Dit lijkt mij echt iets voor de verkiezingsprogramma's, als ik het zo mag zeggen. Ik ontraad daarom deze motie. De motie op stuk nr. 24 gaat over ambities voor een duurzamere en natuurinclusieve landbouw. Ik stel voor om deze motie aan te houden. Het kabinet komt binnenkort met een brief hierover. Ik stel voor om deze motie daarbij te betrekken. Als de motie nu in stemming komt, wil ik haar ontraden. Het lijkt mij beter om deze motie aan te houden. De motie op stuk nr. 25 vraagt om alles in het werk te stellen om kortingen op pensioenen te voorkomen. Deze motie is mij te radicaal en te algemeen. Ik moet haar dus ontraden. Met het nieuw financieel toetsingskader kunnen mee- en tegenvallers worden gespreid. Dat is intergenerationeel evenwichtig. Staatssecretaris Klijnsma heeft gezegd dat zij wil onderzoeken of de hersteltermijnen op elf jaar in plaats van op tien jaar kunnen worden gezet. Volgens mij heeft zij in het desbetreffende algemeen overleg uitgelegd dat wij te grote intergenerationele risico's zouden nemen als wij verder zouden gaan dan dat. De heer Krol (50PLUS): Als het een kabinet lukt om in één weekend een bank met hoge schulden te redden, dan moet het toch mogelijk zijn om in drie maanden met pensioenfondsen rond de tafel te gaan zitten om te bekijken wanneer ze voldoende geld in kas hebben om iets ruimer te kunnen uitkeren. Minister Rutte: Wij gaan daar niet over. Zo gaan we wel terug naar de discussie van vanochtend. Laten we voorkomen dat wij als Kamer of kabinet gaan besluiten of een pensioenfonds genoeg geld in kas heeft. Dan lopen we echt het risico dat de korte termijn het wint van de langere termijn. We moeten de balans houden. Ouderen hebben ook kinderen, en kinderen hebben ouders. Laten we die brug, die in deze samenleving zo hecht is geslagen, en niet alleen door dit kabinet maar al eerder, niet kapotmaken. De motie op stuk nr. 26 ontraad ik. Er is namelijk een evenwichtige koopkrachtontwikkeling. Het kabinet trekt voor 2017 al 800 miljoen uit voor ouderen als reparatie. Wij kunnen ons niet verantwoordelijk maken voor iets waarvoor de sociale partners verantwoordelijk zijn, namelijk de pensioenen in de tweede pijler. Wij gaan over de AOW. Die is inmiddels weer zeer langjarig financierbaar. Wij vinden de analyse in de motie van de heer Kuzu op stuk nr. 27 buitengewoon eenzijdig. De minister van Sociale Zaken en het hele verdere kabinet zijn natuurlijk bezig om ervoor te zorgen dat segregatie aan alle kanten wordt bestreden, maar niet vanuit het perspectief dat in deze motie wordt geschetst. Wij delen dit beeld van de problematiek niet. De motie op stuk nr. 28 moet ik ontraden. Wij zetten die stappen als dat financieel mogelijk is. De motie op stuk nr. 29 ontraad ik ook. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Ik wil er wel op wijzen dat dat niet alleen mijn analyse is, maar ook die van het Sociaal Cultureel Planbureau. De heer Segers (ChristenUnie): Ik kom even terug op de motie op stuk nr. 17. De minister-president vroeg mij om die aan te houden. Hij heeft gezegd dat hij een brief zal sturen. We weten dat die brief en het WODC-onderzoek komen, maar we willen de motie wel graag in stemming brengen om deze richting aan het kabinet mee te geven. Als dat op onmogelijkheden stuit, gaan we daarna het gesprek weer aan, maar deze richting willen we graag meegeven. Vandaar dat ik de motie niet aanhoud. Minister Rutte: Dan wil ik haar wel met enige kracht ontraden, want de motie is heel algemeen gesteld. Ik pak haar er even bij, want anders ga ik het uit mijn hoofd doen. U ziet dat mijn administratie voortreffelijk is; hier is de motie. In de motie wordt de regering verzocht "geen financiering toe te staan van instellingen vanuit landen die zelf geen godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting kennen". Het gaat mij om het woord "instellingen". Zoals het hier gesteld is, gaat het wel heel erg ver. Ik ontraad de motie echt. Ik wil dat het kabinet de ruimte krijgt om een en ander heel zorgvuldig op papier te zetten. Daarom heb ik de heer Segers verzocht om de motie aan te houden. We zijn het er helemaal over eens dat financiering van terrorisme is uitgesloten; dat is een no-go. Daar zijn we het allemaal over eens. Vervolgens krijg je echter het hele vraagstuk van financiering vanuit het buitenland. Dat verhoudt zich uitermate precair tot de vrijheid van godsdienst. Ik vind dat we ervoor moeten oppassen dat we niet tekort door de bocht gaan, maar de heer Segers gaat over zijn eigen motie. De heer Segers (ChristenUnie): Wij willen deze richting graag meegeven. Wij wachten de brief af. Wij weten dat het kabinet zorgvuldig aan de slag zal gaan, maar deze richting willen we het kabinet graag meegeven. Minister Rutte: Oké. Als de motie het haalt, zullen we haar uiteraard betrekken bij de brief. Als de motie het niet haalt, doen we dat ook. De motie is echter zo extreem en absoluut gesteld, dat ik daar wat bezorgd over ben. Misschien mag ik een enkel woord zeggen ter afsluiting van deze Algemene Beschouwingen. We hebben nu twee dagen gedebatteerd over de begroting van 2017 in deze Algemene Politieke Beschouwingen. Alle fracties hebben kleur en richting gegeven aan deze beschouwingen, met het oog op komend jaar en de jaren daarop. Ook na de crisis en de aanpak daarvan zijn er vraagstukken te behandelen en op te lossen bij het uitzetten van een bestendige koers voor ons land; dat mag je vaststellen op grond van deze twee dagen. Het ging in het debat niet alleen over de economie, maar ook over de zorg, de migratie, de verhoudingen in onze samenleving en de wereld om ons heen. Blijft Nederland Nederland? Daarbij heb ik opnieuw vastgesteld — dat doe ik alweer voor de zesde of zevende keer als premier bij de Algemene Beschouwingen; ook eerder deed ik dat als fractievoorzitter — dat alle fractievoorzitters op hun eigen manier de ambitie hebben om ervoor te zorgen dat Nederland een sterk land is en blijft. Het kabinet is ervan overtuigd dat we dit kunnen bereiken door samen te werken, door verschillen te overbruggen en door de waarden die we delen te behouden en te verdedigen. De veelzijdigheid van opvattingen, standpunten en woordkeuzen — ja, zelfs de woordkeuzen in dit debat — laat zien hoe levend en dynamisch de betekenis is van de grondwettelijke bepaling dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen. Uit de Grondwet volgt ook dat dit de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van de Tweede Kamer in deze samenstelling zijn. Regering en Staten-Generaal hebben natuurlijk verschillende taken en verantwoordelijkheden, maar ik wil graag van deze gelegenheid gebruikmaken om mijn erkentelijkheid en waardering uit te spreken voor de steun die het kabinet, vaak door constructief overleg, op verschillende en belangrijke momenten in de afgelopen jaren heeft ondervonden en gevonden bij brede meerderheden in de Kamer, waardoor dit land in een heel moeilijke fase in zijn geschiedenis bestuurbaar is gebleven. Daarmee laten wij zien dat wij, wanneer het erop aankomt, in ons land door overleg samen sterk staan en dat wij doen wat nodig is. Dat zijn waarden in onze parlementaire democratie en samenleving die wij moeten koesteren, onderhouden en handhaven. Daarvoor dank ik u recht hartelijk. (Geroffel op de bankjes) De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Een aantal fracties heeft te kennen gegeven behoefte te hebben aan een schorsing van 25 minuten voordat we gaan stemmen.