Aan de orde is de voortzetting van de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2015 (34000).  De voorzitter: Het woord is aan de heer Roemer.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Wat is Nederland? Die vraag moeten wij ons vandaag stellen. Voor mij is Nederland een land waar mensen de mogelijkheid hebben om zichzelf te ontwikkelen door goed onderwijs en door uitdagende kunst en cultuur. Een land waar wij voor elkaar zorgen en naar elkaar omkijken, waar mensen goede zorg hebben en fatsoenlijke pensioenen. Een land waar mensen kunnen rondkomen en waar politici niet alleen bezig zijn met geld en cijfers, maar met een betrouwbare overheid die de verantwoordelijkheid neemt voor de hele samenleving. Maar dat Nederland dreigen wij steeds meer te verliezen.  Ik zie hoe jongeren niet worden opgeleid maar te vaak naar een diploma worden gejaagd, dat kunst en cultuur niet meer zijn dan bezuinigingsposten, en hoe "eigen verantwoordelijkheid" wordt misbruikt om noodzakelijke zorg aan zieken te onthouden en ouderen een fatsoenlijke oude dag te ontnemen. Ik zie een land waar de groeiende private rijkdom meer gepaard gaat met publieke armoede.  Vorig jaar zijn er weer meer miljonairs bijgekomen en niet zo'n klein beetje ook. En bijna net zo hard als het vermogen van deze miljonairs steeg, steeg ook het aantal kinderen dat in Nederland opgroeit onder de armoedegrens. Het aantal mensen dat afhankelijk is van de voedselbanken, is in een jaar tijd met 30% gestegen. De 2% rijkste Nederlanders bezit een derde van alle vermogen, terwijl 60% van de Nederlandse huishoudens helemaal geen vermogen heeft of zelfs in de schulden zit.  De laagste inkomens moeten keer op keer het meeste inleveren. Dat liet het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week weten. Sinds vorige week weten wij ook dat het kabinet deze trend niet zal keren. De hogere inkomens krijgen er het meeste bij, terwijl een alleenstaande ouder met kind in de bijstand, meer dan €300 per jaar moet inleveren. Dat geld hebben zij niet eens.  Erkent de premier dat zijn plannen tot een onaanvaardbare stapeling van kosten leiden bij onder andere chronisch zieken, ouderen en gehandicapten? Is het geen grof schandaal dat het woord "armoede" in de troonrede van dit kabinet niet één keer voorkomt? Niet één keer! En dat met de PvdA in de regering. Meer dan een miljoen mensen in Nederland en zo'n 400.000 kinderen die in armoede moeten opgroeien, zijn blijkbaar geen issue om in de troonrede te noemen.  De ongelijkheid in ons land neemt snel toe. Overal zie je de tweedeling groeien. Wie nu wil gaan studeren, moet zich diep in de schulden steken. Wie ouder wordt, ziet ieder jaar een stukje van zijn pensioen verdampen. Ouderen met AOW of met een klein pensioentje gaan er fors op achteruit.  Het kabinet komt met beleid waar niemand iets van snapt. De zorg krijgt harde klappen, maar toch gaan de premies mogelijk omhoog. Meer dan een miljoen mensen kunnen de zorgkosten niet langer betalen. Ouderen worden gedwongen om langer door te werken, terwijl nog altijd meer dan 15% van de jongeren werkloos thuis is. De koopkracht is jaar op jaar verlaagd, terwijl voor economisch herstel verbetering van de koopkracht zo hard nodig is.  Wat betreft de lastenverlaging, nu de feiten op tafel liggen blijkt dat tegenover de zogenaamde belastingverlaging van het kabinet, juist een belastingverhoging staat. De inkomstenbelasting gaat volgend jaar niet omlaag, zoals de coalitie en de nepoppositie hebben rondgebazuind, nee, die gaat juist omhoog. Het tarief in de eerste schijf wordt verhoogd. Dat is ongunstig voor de koopkracht van alle huishoudens, schrijft het Centraal Planbureau letterlijk. Kan de minister-president toegeven dat met het voortdurend lekken van foute informatie, mensen op het verkeerde been zijn gezet? Is hij bereid deze verhoging om te zetten in een verlaging, zoals de bevolking wekenlang is voorgehouden?  Het kabinet roept ook schaamteloos dat er 100.000 banen bij komen, terwijl het beleid dat niet bevordert en er geen enkel geloofwaardig plan onder ligt. Het tegendeel zien we wel: tienduizenden banen gaan verloren in de zorg, maar ook in de bouw. Rechters in Nederland luiden de noodklok. 2016 wordt volgens hen een rampjaar, als alle bezuinigingen op de rechtsstaat en de rechtszekerheid doorgaan. Steeds meer burgers wordt onrecht aangedaan, maar steeds meer mensen kunnen het niet meer betalen om hun recht vervolgens te halen. Onze rechtsstaat lijdt onder deze bezuinigingen. De rechtsbescherming van gewone mensen loopt daarmee gevaar. Ouderen worden gedwongen om langer thuis te blijven wonen. Dat is wat anders dan een vrije keuze. Voor hen is er geen plek meer in een verzorgingshuis. Tegelijkertijd breekt het kabinet de thuiszorg af. Dit alles kan niemand uitleggen, maar wellicht kan de premier het nog één keer proberen. Het zijn maatregelen die de tweedeling in ons land nog verder vergroten en ervoor zorgen dat mensen cynisch worden.  De heer Wilders (PVV): Collega Roemer heeft inderdaad gelijk dat het schandalig is dat de mensen geen toegang meer krijgen tot het verzorgingshuis. Wie schetst nou mijn verbazing: de afgelopen dagen zien we dat het kabinet, staatssecretaris Teeven, massa's asielzoekers in die verzorgingshuizen wil plaatsen. Dus onze eigen ouderen, die ons land hebben opgebouwd en grootgemaakt, krijgen geen plekje meer in dat verzorgingshuis, en die asielzoekers moeten er nu in worden geplaatst. Wat vindt de heer Roemer daarvan?  De heer Roemer (SP): Het feit dat verzorgingshuizen leeg komen te staan door fout beleid van het kabinet, wijs ik ten stelligste af. Heel veel mensen zitten te wachten op een plek. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug. De tegenstelling die u maakt, met mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en ellende, werp ik verre van mij. Als er mensen op de vlucht slaan, moeten wij die mensen om humanitaire redenen helpen, het liefst zo goed mogelijk in de regio rond waar zij vandaan vluchten. Maar als ze hier zijn, laat ik ze niet onder een brug liggen om te creperen, maar zorg ik voor een fatsoenlijke opvang en een fatsoenlijke, snelle procedure, zodat we kunnen weten of mensen terecht hier zijn en niet terug kunnen; of wel terug kunnen, en dan brengen we ze terug.  De heer Wilders (PVV): Dat is dan helder voor al die SP-kiezers die nu naar de televisie kijken. De heer Roemer zegt dat hij het jammer vindt dat die ouderen geen toegang krijgen tot de verzorgingshuizen, maar hij vindt het een geweldig idee dat die nu worden bevolkt door de asielzoekers. De heer Roemer zei net letterlijk: als het niet in de regio kan, willen wij ze opvangen; dus laten ze dan maar naar die verzorgingshuizen gaan. Ik wil de heer Roemer het volgende voorhouden. Als we eens zouden stoppen met mensen naar Nederland halen, als we onze grenzen eens zouden sluiten, weet hij dan hoeveel geld er zal zijn, niet alleen voor het indexeren van de pensioenen van die ouderen, maar ook om die verzorgingshuizen open te houden? De SP zegt: kom maar binnen allemaal, ga maar in dat verzorgingshuis. De SP breekt de boel daarmee af.  De heer Roemer (SP): Het is altijd moeilijk om vergelijkingen te maken die gevoelig zijn, maar in het verleden zijn er meer mensen, ook in deze regionen, door oorlog en ellende op de vlucht geslagen. Ook mijn eigen ouders. Die waren verdomd blij dat er op dat moment mensen waren die niet dachten "oei, ik heb het al zo moeilijk", maar er een bordje bij schoven, waarmee ze waren geholpen. Als er mensen in nood zijn, waar ook in de wereld, voel ik mij verplicht om die mensen humanitaire hulp te bieden; het liefst zo goed mogelijk in de regio. Ik ben in kampen geweest waar vluchtelingen zaten en dacht toen: dat mag wel een tandje meer en beter. Wij halen geen mensen. Maar als mensen hier zijn, hebben zij recht op een fatsoenlijke procedure, meneer Wilders, en als die procedure gaande is, hebben zij recht op een humane opvang. Daar sta ik voor; nu, morgen en ook over tien jaar.  De heer Wilders (PVV): Dus de SP — ik kan niet anders dan het nog een keer samenvatten — wil die asielzoekers gewoon in de verzorgingshuizen, waar de bejaarden uit gaan. Laat ze inderdaad lekker in de regio blijven, of anders naar Griekenland, Malta of Cyprus gaan. Van de laatste tien jaar hebben we in dit jaar een recordaantal asielzoekers. Het kabinet besteedt al bijna een half miljard extra aan hen. Ik snap het niet. Ik zeg daarom tegen de heer Roemer: stop daarmee, geef dat geld niet aan de asielzoekers, laat ze niet allemaal naar Nederland komen — alleen in de eerste helft van het jaar waren het er al 16.000 — maar geef dat geld aan de ouderen. Volgens mij vinden ook heel veel SP-kiezers dat. Dat is hoe het hoort: de ouderen van Nederland boven de asielzoekers. Ik schaam me er niet voor om te kiezen voor de Nederlandse ouderen, maar de heer Roemer blijkbaar wel.  De heer Roemer (SP): Het is duidelijk waar u zich niet voor schaamt. Dat is heel duidelijk. Dat hebben we net ook al gehoord. Waar het om gaat, is dat u een tegenstelling creëert, alsof het een ten koste gaat van het ander. Dat gaat niet zo. In ons beleidsprogramma bezuinigen wij daar niet op, mijnheer Wilders. U maakt verschil waar het gaat om mensen in nood; als ze van heel ver weg komen, wilt u ze laten creperen. Ik niet.  De heer Wilders (PVV): Weet u wie de mensen in nood zijn? Dat zijn de ouderen van Nederland. Ik ben gekozen, ik ben een volksvertegenwoordiger …  De heer Roemer (SP): En die mensen laat ik ook niet in de steek.  De heer Wilders (PVV): Volgens mij, als ik even mag uitpraten, omstebeurt, bent u ook gekozen door de Nederlandse bevolking. Wij hebben als prioriteit ónze ouderen van Nederland, niet de ouderen uit Syrië of Irak. Hoe erg het ook is wat daar gebeurt, laat ze daar in de regio hun problemen oplossen en opvang regelen. Dat hoeft niet hier. Kies voor de Nederlandse ouderen. Het is onvoorstelbaar dat de leider van de SP hier in de Tweede Kamer zegt: de ouderen eruit en de asielzoekers in de verzorgingshuizen. U moet zich doodschamen!  De heer Roemer (SP): Als er één partij is in Nederland die het jaar in jaar uit, vanaf 1994 dat we in de Kamer zitten, opneemt voor goede zorg, dan zijn wij het. Ik zou nu haast iets vervelends zeggen, maar laat ik er maar boven blijven staan. Ik ga nu maar gewoon verder met mijn betoog.  Het zijn diverse maatregelen van het kabinet die de tweedeling in ons land nog verder vergroten. Dat zorgt ervoor dat mensen cynisch worden. Mensen verliezen het vertrouwen in de politiek dat die er is om de problemen op te lossen. Mensen verliezen het vertrouwen dat de politiek er ook is voor hen. Het kabinet is het contact met de samenleving kwijt. Het gaat nog alleen over cijfers en niet meer over mensen. Hoop op verandering, perspectief op verbetering, het kabinet biedt het nauwelijks. Dat is een bewuste keuze voor grote verschillen en minder solidariteit. Een verarmingspolitiek die door deze coalitie blijkbaar wordt omarmd. Niet voor niets wordt minister Dijsselbloem binnen de VVD met trots de beste VVD-minister in het kabinet genoemd. Het kan en het moet beter.  De voorzitter: Mijnheer Slob wil graag een vraag stellen.  De heer Slob (ChristenUnie): Cynisme moet natuurlijk altijd bestreden worden en daarom heb ik een vraag aan de leider van, wat hij zelf noemt, de echte oppositie; het ging trouwens zo-even plezierig in de echte oppositie onderling, maar dit even terzijde.  U hebt een aantal kritiekpunten op de begroting. U mist een aantal zaken. U noemde onder andere armoedebestrijding. Ik heb echter nog helemaal niets gezien van de SP als het gaat om een tegenbegroting, doorberekend door het CPB. Ik heb wel iets gezien van GroenLinks. Respect daarvoor, een kleine fractie met drie, vier leden, hard gewerkt. Uw fractie is vele malen groter en leidt de oppositie, want u staat hier als eerste. Zien we nog iets tegemoet?  De heer Roemer (SP): Ik heb sowieso in mijn hele betoog straks nog heel veel voorstellen. Dus terecht dat u ernaar vraagt; u zult er straks een heleboel horen. We hebben ook voorstellen, die we de komende dagen onder elkaar zullen zetten, als een soort tegenbegroting. Zal die uiteindelijk doorgerekend worden door het Centraal Planbureau? Nee. We hebben uiteindelijk, op het allerlaatste moment moeten besluiten om daarmee te stoppen omdat het Centraal Planbureau alleen maar zaken wil doorrekenen die eigenlijk een marginale wijziging zijn op het kabinetsbeleid en dan ook nog met een minimum van 100 miljoen. Dat betekent dat de fundamentele wijzigingen die we bijvoorbeeld op het gebied van belastingen en vermogensverschillen willen doorvoeren en stelselwijzigingen in de zorg die eerder overigens door het Centraal Planbureau wel zijn doorgerekend, nu, om welke reden dan ook, niet door het Centraal Planbureau worden meegenomen in een tegenbegroting. Dat slaat natuurlijk het fundament uit onze cijfers. Het Centraal Planbureau blijft daarbij, door cijfers die eerder wel doorgerekend zijn, nu niet mee te nemen. Dan hebben we niets aan zo'n doorberekening. Overigens zetten we ze wel op een rijtje. U kunt ze later ook gewoon zien en krijgen. U zult dan merken dat bijvoorbeeld ten aanzien van het inkomensafhankelijk maken van de zorgpremie, dat wij in het verleden al met drie verschillende varianten door het Centraal Planbureau hebben laten doorrekenen, datzelfde Centraal Planbureau aangeeft dit niet te willen doorrekenen. Ik kan dat niet uitleggen. Als zoiets fundamenteels voor ons niet doorgerekend wordt, dan doen we het maar zonder.  De heer Slob (ChristenUnie): De spelregels van het CPB zijn altijd bekend. Op basis daarvan worden tegenbegrotingen altijd doorberekend. Maar ik constateer dus dat de leider van de echte oppositie de komende tijd de cijfers nog op een rijtje gaat zetten en met een soort tegenbegroting gaat komen. Ik vind dat, eerlijk gezegd, niet heel erg sterk.  Dan wil ik nog een punt naar voren brengen over de armoedebestrijding. Met welke SP hebben we nu te maken hebben? Daar ben ik benieuwd naar. De heer Roemer neemt hier — en dat mag hoor — het kabinet de maat met betrekking tot de armoedebestrijding. Hij doet dat vanuit, zeg maar, de hangmatoppositie. Hij doet dat vanaf de zijlijn. In het land zijn een aantal SP-fracties wel uit de comfortzone gestapt door coalitieverantwoordelijkheid te nemen. In Utrecht, waar de SP in de coalitie zit, wordt een miljoen bezuinigd op armoedebeleid. Kunt u daar niet iets aan doen, mijnheer Roemer?  De heer Roemer (SP): Allereerst ga ik in op de opmerking die de heer Slob maakte over het CPB. Het is niet meer hetzelfde. Er is een koerswijziging bij het Centraal Planbureau, waardoor het dit voor het eerst dus niet doet. Was het zoals vorig jaar, dan hadden we het gewoon laten doorrekenen, zoals we dat bijna alle jaren hebben gedaan. Er is echter een koerswijziging. Om die reden kunnen wij er nu dus niets mee en kunnen we niets anders doen dan dit. De heer Slob moet dit dus niet bij ons neerleggen.  De opmerking die de heer Slob maakte, is natuurlijk heel erg goedkoop. Natuurlijk gebeurt er heel veel in het land. Ik ben er heel blij mee dat wij op zoveel plekken in colleges zitten. Ik had dat heel graag hier ook gedaan. Ik had daar graag bij gezeten, maar dan wel met beleid dat herkenbaar is voor onze achterban en waar ik voor zou kunnen instaan. Natuurlijk kan de heer Slob, zoals ik dat ook kan doen voor zijn of elke andere partij, ergens in het land wel iets vinden wat we in de onderhandelingen net niet voldoende hebben binnengehaald. Kan ik daar wat aan doen? Nee, dat is de lokale politiek. Dat moeten ze vooral lokaal doen. Vind ik overal wel wat van? Ja, zoals de heer Slob dat ook vindt. Ik ga ervan uit dat ze in Utrecht een totaalpakket hebben dat ze heel erg goed aan onze achterban kunnen uitleggen en waardoor onze achterban het idee krijgt dat het met de SP in het college vele malen beter wordt dan zonder. Dat is het criterium.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik constateer dat de SP zich achter het CPB verschuilt om te rechtvaardigen dat er nu geen tegenbegroting ligt. Vorig jaar had de SP er ook geen, al hoor ik de heer Roemer zeggen van wel. De SP had vorig jaar geen doorberekende tegenbegroting. De heer Roemer zei toen letterlijk tegen mij: we hebben ons verkiezingsprogramma nog en dat is nog zo recent, dat het in deze tijd nog wel even kan blijven gelden. Nu verschuilt de heer Roemer zich weer achter de lokale politiek. Hij zegt dat er aandacht moet worden besteed aan armoedebestrijding en dat hij dit mist in de troonrede, maar ondertussen wordt in Utrecht onder de verantwoordelijkheid van de SP een miljoen op armoedebestrijding bezuinigd. Doe daar dan iets aan, mijnheer Roemer.  De heer Roemer (SP): Ik doe daar vooral iets aan door de voorstellen die ik hier doe. Ik hoop dan ook op de steun van de heer Slob wanneer wij moties indienen om de armoede in Nederland eens aan te pakken. Dat zou ook bij u passen, mijnheer Slob.  Het kan zoveel beter door nu te investeren in de bouw en renovatie van huurwoningen. Zet de verhuurderheffing om in een investeringsplicht. Daarmee lossen we de woningnood op, maken we woningen duurzamer en helpen we 80.000 bouwvakkers aan het werk. Dat is een plan dat in de samenleving en door werkgevers- en werknemersorganisaties breed gedragen wordt. Het kan ook door de btw te verlagen en de koopkracht te verbeteren. Daarmee helpen we het midden- en kleinbedrijf en krijgen we de economie echt aan het draaien. Het kan anders als we studenten niet dwingen tot bijbeunen, maar hun de ruimte geven om echt te studeren en er het maximale uit te halen wat erin zit. Het kan anders als we durven te kiezen voor goede thuiszorg door vakmensen, die nu worden ontslagen. Die banen kunnen we redden en de zorg kunnen we verbeteren.  Het tarief van de eerste schijf moet, zoals gezegd, omlaag, terwijl het kabinet dit verhoogt. Dat kan. Het kan echter ook door de allergrootste vermogens een eerlijkere bijdrage te laten leveren en mensen met een gewone spaarrekening te ontzien. Er wordt terecht geklaagd over de steeds maar stijgende lasten op arbeid. Het is toch ongeloofwaardig dat juist de partijen die dit het hardst roepen, die lasten de afgelopen jaren alleen maar hebben laten verhogen? Het percentage dat werknemers in Nederland bijdragen aan belastinginkomsten is de afgelopen jaren steeds verder gestegen. Het is nu zelfs 57%. Waar blijft de verontwaardiging over de nog veel harder dalende belastingen op grote vermogens en grote winsten? Van de totale belastinginkomsten komt in Nederland slechts 13,3% uit belasting op kapitaal. In Europa is dat gemiddeld 20,5%. Hoe is het toch mogelijk dat het kabinet niet komt met een analyse over deze enorme scheefgroei in rijkdom die wij nu in ons land zien? Erkent het kabinet dat de ongelijke vermogensverdeling een probleem is voor ons land? Is de premier het met de SP-fractie eens dat de belasting op arbeid zo hoog is geworden, juist doordat de kapitaalbelastingen voor grote bedrijven stelselmatig zijn verlaagd? Graag krijg ik hierop een reactie.  Ons land is een paradijs voor mensen die veel geld verdienen zonder hun handen vuil te maken. Geld met geld verdienen wordt door het kabinet beloond met belastingvrijstellingen of uitstel van betaling van belastingen. De belasting die geheven wordt op vermogen, treft in de praktijk vooral de kleinere spaarders en de middeninkomens. Zij betalen 1,2% belasting over hun spaargeld, terwijl zij dat nauwelijks aan rente ophalen. Gewone burgers betalen steeds hogere rekeningen omdat de politiek het grootkapitaal in de watten blijft leggen. Ons huidige belastingstelsel is een kopstoot voor de gewone man die de belasting betaalt en een omhelzing voor de vermogende die de belasting het liefst wil ontwijken. Dit belastingstelsel is onhoudbaar en dat weet de premier ook. Graag krijg ik hierop een reactie.  Sinds onder de paarse coalities het marktdenken is geïntroduceerd in de publieke sector, is een cultuur ontstaan van peperdure schaalvergrotingen en immoreel graaigedrag, een managerscultuur en een wantrouwen tegenover de mensen op de werkvloer. Dat heeft geleid tot veel bureaucratie en veel frustratie. Er is een enorme hervorming nodig om dit eruit te krijgen. Dan pas kun je spreken van een publieke sector die de samenleving dient, die betaalbaar is en blijft, die is gebaseerd op solidariteit en vertrouwen en die hoopgevend is voor alle mensen die dat nodig hebben. In welk soort land komen wij terecht als ouderen niet meer kunnen rekenen op de zorg die zij nodig hebben? Is dat een land waarin tienduizenden ouderen op de wachtlijst staan voor een plek in een verzorgingshuis terwijl tegelijkertijd massaal verzorgingshuizen worden gesloten? Het kabinet noemt deze mensen wenswachtenden. Je moet maar durven om mensen zo weg te zetten en problemen zo weg te moffelen. Wat vindt de premier nu eigenlijk van deze term?  De SP staat voor goede zorg voor iedereen die dat nodig heeft. Daarom doen wij al jaren, jaar in, jaar uit, voorstellen om de kwaliteit te verbeteren, de kosten in de hand te houden en de bureaucratie te schrappen. Met ons voorstel voor inkomensafhankelijke premies wordt de zorg betaalbaar voor iedereen. Met ons voorstel om artsen in loondienst te brengen, besparen we flink op de kosten. Met het voorstel om de farmaceutische industrie aan te pakken, worden geneesmiddelen fors goedkoper. De SP stelt voor om de winsten van zorgverzekeraars af te romen. Die boerden namelijk weer goed in 2013 en maakten bijna 1,5 miljard euro winst. Het eigen risico raakt mensen fors, en straks nog harder als het stijgt naar €375.  Steeds meer mensen mijden de zorg, waardoor het uiteindelijk alleen maar duurder wordt. Ik noem een vrouw die haar kiezen moet laten trekken, maar dat alleen kan betalen door haar vakantiegeld eraan op te maken. Ik noem een ouder echtpaar, beiden afhankelijk van medicijnen, maar hij gaat niet meer naar de huisarts. Samen zitten ze in een betalingsregeling bij Menzis. Wij kregen honderden voorbeelden die allemaal hierop lijken.  Waar de zorg wordt afgebroken, moeten de mantelzorgers die zorg overnemen. Maar ook die worden door deze coalitie hard gepakt. Ze moeten nog meer zorgen voor anderen, terwijl velen al overbelast zijn. Mensen die zorgen voor anderen, moeten daar ook voor inleveren, ook financieel. Mensen die de gevolgen van de bezuinigingen op de zorg willen opvangen, wordt dat vrijwel onmogelijk gemaakt. Is dit de samenleving die de premier voor ogen heeft?  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer verweet zojuist partijen een verkeerde voorstelling van zaken te geven. We krijgen nu voor de zoveelste keer iets te horen over de bezuinigingen op de zorg. Zou de heer Roemer mij kunnen schetsen hoe het budgettair kader van de zorg zich sinds 2012 tot het einde van deze kabinetsperiode ontwikkelt?  De heer Roemer (SP): Als de heer Pechtold bedoelt dat er minder meer wordt uitgegeven, dan is dat waar. Maar als je kijkt naar de mensen die het betreft, dan zijn dat voor die mensen harde bezuinigingen. Mensen zien de thuiszorg verdwijnen vanwege een bezuinigingsoperatie die vanuit het land is ingegeven. Daardoor zijn mensen thuiszorg kwijtgeraakt. Mensen moeten verplicht verhuizen omdat hun verzorgingshuis wordt gesloten, en dat is het gevolg van een bezuinigingsbeleid dat is ingezet door het kabinet. De heer Pechtold mag er een woordspelletje van maken. Hij mag ook vinden dat het kabinet zegt: we geven altijd meer uit, alleen wordt het nu wat minder meer. Ik wil graag met hem een "Lingootje" spelen, maar de mensen voelen gewoon keihard dat ze niet meer krijgen wat ze nodig hebben.  De heer Pechtold (D66): Ik doe niets af aan Lingo of woordspelletjes, maar ik stel een heel concrete vraag. Wij hebben de stukken allemaal weer gekregen. Ik vond het interessant om die te zien. Ik vraag gewoon om getallen. Wat is nu de ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg vanaf 2012, toen het kabinet startte, geprognosticeerd tot 2017, wanneer dit kabinet zou weggaan? Wat is het verschil en over welke getallen in de rijksbegroting hebben we het?  De heer Roemer (SP): Wat wil de heer Pechtold nou met deze vraag? Wat is dit nou voor flauwekul!  De heer Pechtold (D66): Een antwoord!  De heer Roemer (SP): Wat is dat nou voor een antwoord! Dit is toch helemaal geen discussie?  De heer Pechtold (D66): Als de heer Roemer de cijfers niet paraat heeft, dan lever ik die graag. Het gaat van 64 miljard naar 71 miljard. Het bezuinigen op de zorg betreft hervormingen die ervoor zorgen dat de volgende generaties ook kans hebben op kwalitatief goede zorg. Er wordt 7 miljard extra uitgegeven aan de zorg. Als de heer Roemer anderen verwijt dat zij spelen met getallen, want daar begon hij mee, dan moet hij zijn eigen cijfers paraat hebben en moet hij erkennen dat er dadelijk jaarlijks 7 miljard meer wordt uitgegeven aan de zorg.  De heer Roemer (SP): Ik heb de cijfers paraat. Dat betekent dus dat wij de afgelopen jaren bijvoorbeeld 70 miljard meer aan AWBZ-premie hebben binnengehaald, die niet aan de zorg besteed is. Een Kamermeerderheid heeft sinds de laatste belastingwijzigingen immers besloten om dat geld aan andere zaken te besteden. Dat zijn de harde cijfers. De harde cijfers voor de mensen thuis zijn dat de bezuinigingen, het minder meer uitgeven, op het bordje komen van de mensen die de zorg het hardste nodig hebben. De thuiszorg wordt afgebroken en er verdwijnen 35.000 banen. Daar komen de bezuinigingen terecht. De heer Pechtold stelde een terechte vraag. Ik heb ook aangegeven hoe wij de kosten binnen de perken willen houden. Ik heb zojuist een heel rijtje gegeven. Later in mijn betoog, komen er nog meer voorstellen. Wij zijn dé partij die voortdurend met voorstellen komt voor de manier waarop de zorg betaalbaar kan worden gehouden, maar ook toegankelijk voor iedereen. Daar zit 'm het verschil met de partij van de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer doet aan bangmakerij. Hij zet in de krant: "De mensen thuis zitten te janken." Hij vertaalt dat hier met zulke gevoelens alsof hij namens die mensen spreekt. Op het moment dat ik hem over de zorg, waarvan de kwaliteit en de toegankelijkheid ook voor mijn partij vooropstaan, vraag hoe de uitgaven van de rijksoverheid zich ontwikkelen, kent hij eerst de getallen niet.  De heer Roemer (SP): Ik ken de getallen donders goed.  De heer Pechtold (D66): Mag ik mijn punt maken? Hij kent eerst de getallen niet en vervolgens gaat hij met afbraakbeleid en stevige termen de mensen nog verder bang maken. De zorg is een van de grootste uitgaven van de rijksoverheid. Dat past bij de beschaving van Nederland. Keer op keer vertaalt hij alleen maar gevoelens, terwijl hij zelf niet eens een begroting heeft die is doorgerekend is en waarmee hij laat zien waar die 10 miljard extra dan vandaan komen als er niets zou gebeuren. Dat levert de heer Roemer hier niet. Of haalt hij het weer bij het onderwijs weg, zoals de vorige keer? Toen wilde hij 1 miljard bij het onderwijs weghalen. Dat vind ik nog steeds een heel slecht punt.  De heer Roemer (SP): Meer bij de studenten weghalen en ze op kosten jagen, dat is lekker. Nee, het is een volstrekt foute voorstelling van zaken van de heer Pechtold. Dat neem ik hem ook kwalijk. Want als er één partij is die voortdurend, vanaf 1994, op alle terreinen in de zorg heeft aangegeven hoe het eerlijker, efficiënter en beter kan, dan is het mijn partij. De heer Pechtold heeft hier ook wel eens gestaan met een stapeltje en de vraag gesteld "zal ik er een nietje door doen?". Die stapel van mij is twee keer zo hoog. Dat heb ik bij zijn partij nauwelijks gezien voor de zorg.  Wat ik wel zie, is instemming met beleid waardoor 35.000 mensen in de thuiszorg hun baan kwijt zijn. Dat is geen bangmakerij, mijnheer Pechtold, dat zijn harde feiten, dat zijn cijfers. Als wij na één mailtje honderden voorbeelden krijgen van mensen die de zorg mijden, dan is dat geen bangmakerij, dan zijn dat feiten. Als er 800.000 mensen in een betalingsregeling zitten voor de zorgpremie, dan zijn dat harde feiten. Als er 300.000 mensen zijn, over cijfers gesproken, die inderdaad onder bewindvoering staan omdat zij de kosten niet meer kunnen dragen, dan zijn dat feiten. Dat is geen bangmakerij, mijnheer Pechtold. Het zijn harde cijfers. Daar ageer ik tegen omdat ik dat niet wil. Omdat ik ook wil dat de kosten binnen de perken blijven, geef ik keer op keer aan waar de kosten zitten waarop wij kunnen besparen. Bij de farmaceutische industrie, bij de winstmarges van de zorgverzekeraars, die in 2013 1,5 miljard winst hebben gemaakt. Cijfers, mijnheer Pechtold! Dat had u ook kunnen weten!  De heer Pechtold (D66): Maar het belangrijkste cijfer kent de heer Roemer niet. Hij kent wel de cijfers waarop hij probeert een verhaal te bouwen. Maar dat zorgverzekeraars buffers moeten hebben en dat dat belangrijk is, vertelt hij er niet bij.  De heer Roemer (SP): Wat zijn die buffers dan?  De heer Pechtold (D66): Als je anderen de maat neemt en mensen angst aanpraat door te zeggen dat de rijksoverheid minder uitgeeft aan zorg, dan zou je op zijn minst eerlijk moeten vertellen dat er geld bijkomt. Dat zat zelfs gisteren, als u had opgelet, in de Troonrede, of u moet zeggen dat het staatshoofd daar loog, toen hij zei dat er inderdaad in deze kabinetsperiode 6 tot 7 miljard bijkomt in de zorg.  De heer Roemer (SP): Mijnheer Pechtold, nu doet u het weer! Ik blijf dat een leuke zinsnede vinden, die ik eens een keer leen. U zegt hier opnieuw dat het gaat om bangmakerij. Ik weet zeker dat al die mensen thuis die de zorg niet kunnen betalen, die er niet heen kunnen, die er nu van verstoken blijven, zullen zeggen: mijnheer Pechtold, kom eens bij mij thuis kijken. Het zijn mensen die de zorg moeten mijden. Die buffers zijn vele malen hoger dan wij wettelijk hebben bepaald, dus kun je die afromen. U kunt wel nee schudden, maar u weet blijkbaar niet hoe hoog de buffers zijn en wat onze wettelijke normen zijn. 7 miljard hebben de zorgverzekeraars nodig aan buffers. Daar zitten ze boven. In het afgelopen jaar hebben ze 1,5 miljard netto winst geboekt. Mijnheer Pechtold, er is veel geld te halen in de zorg, maar wij staan ervoor dat wij het geld halen waar het zit en niet bij de ouderen, niet bij de thuiszorgmedewerkers en niet bij de mensen die de zorg niet meer kunnen betalen. Dat is het verschil tussen uw partij en de mijne.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter …  De voorzitter: Probeer dit nu af te ronden. Dit is uw laatste keer, mijnheer Pechtold. Mijnheer Roemer, probeert u via mij te antwoorden.  De heer Pechtold (D66): Het komt erop neer dat de heer Roemer zegt: vanaf 1994 vertellen we ... Hij beroept zich daar elke keer op. Als hij wacht totdat de SP 76 zetels heeft, dan kan hij wel in zijn eentje zeggen dat de farmaceutische industrie en de zorgverzekering worden genationaliseerd en dat we alles gaan afromen en van alles gaan doen, maar daar redden wij het niet mee. Dit doet mij overigens aan systemen denken waar ik toch enige angst voor heb. Zorgverzekeraars weten niet wat er op hen afkomt, omdat er op dit moment grote wijzigingen zijn. Ik vind het terecht dat die bedrijven op dit moment buffers opbouwen voor als ze dadelijk in de problemen komen. Maar dat vertelt de heer Roemer er allemaal niet bij. De SP zit hier vanaf 1994, roept vanaf de zijlijn en zegt dat mensen thuis zitten te janken. Als je het zo dramatisch maakt en niet in staat bent om de kwalitatieve, toegankelijke zorg die wij in dit land hebben, te verdedigen en voor de volgende generatie betaalbaar te willen houden, dan kun je hier als eerste spreker staan, maar je komt er nergens mee.  De heer Roemer (SP): Als u weigert om überhaupt te luisteren naar de voorstellen, als u blijkbaar niet het fatsoen heeft om onze voorstellen, doorgerekend en wel, allemaal tot u te nemen, dan wordt zo'n debat wel heel erg lastig. Dan kunt u er een beeld bij schetsen, maar de harde feiten zijn toch echt anders, mijnheer Pechtold.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Roemer (SP): Dat zeggen wij niet alleen. Huisartsen zijn ook woedend over de wijze waarop de minister van Volksgezondheid hun bezwaren tegen de stijging van het eigen risico van tafel veegt. Het kabinet beweert met droge ogen dat bijna niemand zorg mijdt door de hoge kosten van het eigen risico, maar de huisartsen weten dat dit niet de waarheid is. Het omgekeerde is waar. Het kan ook zo veel beter. De SP heeft onlangs laten zien dat geld dat bestemd was voor de zorg, al jaren aan andere dingen wordt uitgegeven. Aangetoond is dat sinds 2001 70 miljard euro aan AWBZ-premies niet naar de langdurige zorg is gegaan. Opeenvolgende kabinetten hebben dit geld aan andere zaken besteed. Ondertussen proberen zij u en mij wijs te maken dat er tekorten zouden zijn in de zorg. We kunnen de zorg betaalbaar houden en menselijker maken — ik doe nog meer voorstellen — bijvoorbeeld door het Centrum indicatiestelling zorg af te schaffen. Dat bespaart zo veel bureaucratie en geeft zorgpersoneel meer zeggenschap. Laten we een einde maken aan de stroom aan keurmerken die de zorg overspoelen. Dat bespaart bureaucratie. Keurmerken voegen immers veel papier maar geen kwaliteit toe. Wat zegt de premier van een duidelijke maximumnorm voor bureaucratie en overhead in de zorg? Is hij bereid om het voorstel dat de SP vorige week samen met de Partij van de Arbeid deed, te omarmen?  Bij de woningcorporaties zijn miljarden verloren gegaan door het winstbejag van enkelen. Dat werd allemaal mogelijk gemaakt door het kabinetsbeleid van marktwerking en uitverkoop. Huurders krijgen te maken met exclusieve huurstijgingen, die ze moeilijk of soms helemaal niet kunnen betalen. Ze teren in op hun spaargeld en gaan niet op vakantie. Te hoge huur is een probleem dat honderdduizenden Nederlanders treft. De armoede onder huurders neemt ook toe. De huizenprijzen zijn fors gedaald en toch moet voor huizen van minder waarde meer huur worden betaald. Kan de minister-president uitleggen waarom dat zo is?  Terwijl de huren fors stijgen, neemt de invloed van de huurders op de woningcorporaties juist snel af. Waarom kunnen huurders niet ingrijpen als types als Erik Staal de corporaties plunderen en er met miljoenen vandoor gaan? Is de premier bereid om vergaande stappen te zetten om huurders meer macht te geven, zodat zij kunnen ingrijpen als bestuurders er een potje van maken?  We moeten onze jongeren voorbereiden op de toekomst, zodat zij verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zichzelf en voor anderen, maar steeds meer jongeren lopen vast. Iemand die van het praktijkonderwijs afkomt, kan geen kant meer op. Voor deze jongeren zijn bijna geen banen meer in de zorg en in de ondersteuning. Die banen zijn steeds wegbezuinigd. Doorstromen naar het mbo kan ook niet meer vanwege de toets voor taal en rekenen. Voor deze jongeren is dat een stap te ver. Naar een sociale werkplaats dan? Die worden op initiatief van het kabinet gesloten. Wellicht de dagbesteding? Die is er na de decentralisatie ook steeds minder. De arbeidsmarkt op? Geen enkele kans. Na hooguit twee, drie jaar tijdelijke contracten zijn ze te duur en uit het zicht van de begeleiding vanuit het praktijkonderwijs. Kan de minister-president jongeren die praktijkonderwijs hebben gevolgd, vertellen hoe het nu verder moet? Kan de premier deze jongeren uitleggen waarom ze nu blijkbaar worden opgeleid voor vooral werkloosheid en armoede? Graag een uitgebreide reactie. Wat is hun perspectief nog?  De lerende economie die het kabinet zegt te willen, komt niet van de grond als we van gemaakte fouten niet willen leren. Het rendementsdenken in het onderwijs zet dan een rem op innovatie. Studenten maar blijven opjagen, is ook geen goed alternatief. Wij jagen ze op om hun opleiding veel te snel af te raffelen. Daarmee krijgen we magnetrononderwijs, snel en smakeloos. Er staan in de begroting zeker plannen die het onderwijs verbeteren. Daar is de SP blij mee. Het grote probleem is echter dat het geld voor deze plannen wordt weggehaald bij de studenten. Ze krijgen geen beurs meer en worden overgeleverd aan een schuldenstelsel. We moeten investeren in het onderwijs, in bijscholing van personeel, in het delen van kennis en in een slimme industriepolitiek, waarbij de overheid bedrijven steunt in een duurzame ontwikkeling. Maar laat studenten studeren voor hun toekomst zonder zich in de schulden te laten steken. Stop die waanzin van het schuldenstelsel.  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer zegt dat we moeten investeren in het onderwijs. Hoeveel staat er dadelijk in de niet doorgerekende tegenbegroting van het onderwijs?  De heer Roemer (SP): Ik kom in tweede termijn met het precieze bedrag, maar er is in ieder geval geen sprake van bezuinigingen. Die mag de heer Pechtold vast in zijn zak stoppen. We halen het geld in ieder geval ook niet bij de studenten, zoals de heer Pechtold dat doet.  De heer Pechtold (D66): We behandelen vandaag de algemene politieke beschouwingen, de begrotingen. Daar bereid je je als fractieleider op voor. Dan gaat het niet om alleen maar holle retoriek. Als je stelt dat de studenten worden gepakt, ze worden dit en ze worden dat, maar dat de SP in het onderwijs investeert, wil ik ook horen hoeveel. Het harde feit is dat de heer Roemer bij de verkiezingen een miljard bezuinigde op het onderwijs. Op dit moment wordt datzelfde bedrag door de minister van Onderwijs vrijgemaakt door de introductie van het studievoorschot. Dankzij de minister van Financiën komt dat bedrag ook al snel beschikbaar. Dat betekent een verhoging met 20% van de budgetten voor het hoger onderwijs. Daar hebben studenten wat aan in contacturen. Daar hebben studenten wat aan als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Als de Socialistische Partij nu stelt dat het wil investeren in het onderwijs, wil ik nu en niet in tweede termijn horen hoeveel.  De heer Roemer (SP): Wij bezuinigen niet op het onderwijs. Die heeft de heer Pechtold vast binnen. De heer Pechtold stelt verder dat de studenten er iets aan zouden hebben, maar een schuldenstelsel is een last voor de studenten, een forse last. Hij belemmert veel studenten om te studeren, om er een tweede studie bij te pakken. Hij belemmert ze om een breed studiepakket te nemen, want elk jaar langer studeren, gaat ze klauwen met geld kosten. Daar kiezen wij niet voor. Daar hebben wij een alternatief voor. Wij bezuinigen niet op het onderwijs. Die mag de heer Pechtold in zijn zak stoppen, maar wij halen het geld ook niet bij de studenten.  De heer Pechtold (D66): In de heilsstaat van de heer Roemer gaat er 10 miljard extra naar de zorg, wordt er geld uitgetrokken voor het onderwijs en de kwaliteit ervan en we zullen dadelijk nog een heleboel zaken horen maar waar het geld vandaan komt, hoor ik niet. Dat is echter wat wij hier deze twee dagen staan te verkennen. De een probeert daar moeilijke keuzen in te maken, maar de ander — en dat verwijt ik de heer Roemer na 20 jaar in de politiek — berekent het niet eens door. De student heeft aan u niets, zeg ik tegen de heer Roemer. Het zijn loze praatjes en papieren beloftes. In de ene zin zegt u: er komt meer geld bij. Als ik doorvraag, zegt u: nee, ze moeten blij zijn dat ik niet bezuinig. Dankzij steun van D66, bijvoorbeeld, komt er extra geld voor het onderwijs. Dat kun je ook voor elkaar krijgen.  De heer Roemer (SP): Geld voor onderwijs weghalen bij studenten is hetzelfde als zorg geven aan mensen en ze het dan zelf extra laten betalen. Daar kies ik inderdaad niet voor. Wij staan met u voor goed onderwijs en daarin investeren wij. Waar betalen wij dat van? Wij hebben tal van voorstellen gedaan en doen dat nog steeds. Wij willen een eerlijker belasting op kapitaal. Wij willen het kapitaal belasten en de belasting op arbeid verlagen. Wij hebben tal van voorstellen gedaan, ook in ons verkiezingsprogramma. Die zijn doorgerekend en toekomstproof en vergrijzingsproof gebleken. Wij maken echter andere politieke keuzes dan de heer Pechtold. Dat is jammer voor hem, maar fijn voor het land.  De heer Zijlstra (VVD): Ik probeer het verhaal van de heer Roemer over onderwijs een beetje te spiegelen aan de zorg. De heer Roemer geeft aan dat hij wil investeren in onderwijs. Na de interruptie van de heer Pechtold bleek dat gelijk te staan aan niet bezuinigen. Volgens die definitie gaat dit kabinet enorm investeren in zorg. Wij gaan namelijk meer geld uitgeven aan zorg. Ik begrijp dat investeren bij de heer Roemer, waarschijnlijk ook als het om zorg gaat, slechts betekent dat er niet wordt bezuinigd. Het kabinet doet meer op het gebied van de zorg. Het kabinet doet ook veel meer op het gebied van het onderwijs. Wij maken keuzes. Aan de heer Roemer vraag ik: welke keuzes maakt u? U koos eerst voor een bezuiniging van 1 miljard op het onderwijs. Gaat u dat weer doen, of niet? Wij kennen uw cijfers niet. Wat betekent het dan als u niet bezuinigt? Betekent dit dan dat u ergens een miljard vandaan haalt om de studenten te compenseren? Waar komt dit dan vandaan? De VVD heeft samen met de PvdA een initiatief omarmd voor beter onderwijs. Het gaat daarbij om de positie van de leraren. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat de leraar weer in zijn kracht komt te staan en niet in een vastgeroeste positie? Gaat u dat soort kwalitatieve verbeteringen ook steunen?  De heer Roemer (SP): Dat laatste zou zomaar kunnen. Wij moeten natuurlijk bezien wat het precies gaat worden, maar het verhogen van de kwaliteit van de leerkrachten steunen wij al jarenlang. Wij vinden dat van groot belang. Leerlingen, studenten, hebben recht op goed opgeleid en gekwalificeerd personeel. Ja, dat steunen wij.  De heer Zijlstra zegt: wij investeren meer in de zorg. Ja, wij geven inderdaad elk jaar met elkaar wat meer uit. Het gaat er echter om, waaraan wij het uitgeven. Als wij keuzes willen maken om de kosten in de hand te houden, is het een politieke keuze waar wij vervolgens het geld vandaan halen. Daarin verschillen wij heel erg van mening. Ik heb u zojuist gezegd waar de meeste belastinginkomsten in Nederland worden binnengehaald. 57% wordt opgebracht door werknemers, terwijl de belasting op kapitaal slechts 13,3% is. Dat is uit het lood geslagen, zeg ik via u, voorzitter, tegen de heer Zijlstra. Wij willen dat inderdaad corrigeren. Wij zijn het braafste jongetje van de klas in Europa als het gaat om het belasten van kapitaal. Het zijn inderdaad politieke keuzes; wij willen daar geld vandaan halen. Daarmee betalen wij de verbeteringen. Binnen de zorg gaat het om verschuivingen die ik zojuist heb aangegeven. Wij halen het geld inderdaad weg bij specialisten, bij farmaceuten en bij bureaucratische instellingen. Ik had eigenlijk verwacht dat ik u aan mijn zijde zou treffen als het gaat om de waanzin van keurmerken en dat soort zaken. Daar halen wij veel geld vandaan, waardoor wij geen verzorgingshuizen hoeven te sluiten en waardoor wij geen thuiszorgmedewerkers hoeven te ontslaan, die straks allemaal in de WW terechtkomen. Dat moet ook betaald worden. Werkloos thuiszitten kost ook geld.  De heer Zijlstra (VVD): Ik constateer dat de heer Roemer eromheen draait. Hij neemt steeds het woord "investeren" in de mond, maar hij geeft daar geen voorbeelden van. Het enige wat hij doet, is verwijten maken aan het kabinet en andere partijen, die wel keuzes maken. Hij zegt "ik wil investeren", maar dat staat gelijk aan niet bezuinigen. Dat vind ik zeer teleurstellend en de SP onwaardig.  De heer Roemer (SP): Ook dat is niet waar. Ook wij komen met een enorm pakket. Dat zult u snel krijgen. Wij zijn dit aan het voorbereiden; u hebt het ook nog niet klaar.  De heer Zijlstra (VVD): We houden hier de algemene politieke beschouwingen. Er ligt een begroting voor. Als je dit soort woorden in de mond neemt, is het toch werkelijk ongelofelijk dat je niet eens kunt zeggen waar jouw investeringen dan liggen en dat je die informatie niet op papier hebt aangeleverd, zodat wij dit debat op basis daarvan kunnen voeren. Als u dit debat serieus wilt voeren, mijnheer Roemer, dan zorgt u ervoor dat er een begroting ligt van de zijde van de SP, voor het debat, zodat wij daarnaar kunnen kijken, in plaats van met dit soort holle woorden zonder inhoud te komen.  De heer Roemer (SP): Ik heb mijn hele betoog niets anders gedaan dan te zeggen waar ik niet op wil bezuinigen en waar ik dat van wil betalen. Het is erg goedkoop om nu te zeggen: je haalt het nergens vandaan. Ik heb voor een heel rij punten in de zorg gezegd waar we het vandaan halen, voortdurend. Als ik voorstel om de belasting op arbeid te verlagen, dan geef ik aan dat ik dat wil betalen door de belasting op kapitaal te verhogen. Dat zijn allemaal alternatieven waar u wellicht niet voor kiest, maar wij wel.  De heer Samsom (PvdA): Ik aarzel een beetje, want het is natuurlijk een Haags spelletje om mensen om een tegenbegroting te vragen, maar ik word daar nu wel een beetje gallisch van. U houdt hier een heel betoog, waarin inderdaad allemaal voorstellen worden gedaan, maar u zegt nergens om hoeveel het gaat en wat u precies wilt doen. Het blijft allemaal hangen. Het blijft gratis bier. Op terechte vragen van de collega's zegt u: er komt straks een tegenbegroting, maar die is nog niet doorgerekend. Laat die doorrekening maar! Dat hoeft niet. Het gaat om uw eigen plannen. Dat CPB is er voor anderen. Het gaat om uw plannen, om uw voorstellen! Waar zijn ze dan? Op welke manier kan ik nu beoordelen of u hier een praatje voor de vaak staat te houden, of dat u hier wellicht constructieve voorstellen doet waar wij over na zouden kunnen denken?  De heer Roemer (SP): Een terechte vraag. Ik heb in mijn eerste termijn al een heleboel voorstellen gedaan, inclusief de cijfers. Ik zei: haal 1,5 miljard binnen op de vermogensbelasting en door een verandering van de vermogensrendementswinsten, dan kunnen we daardoor de belasting op arbeid verlagen. Dat zijn concrete cijfers.  De heer Samsom (PvdA): Van die 1,5 miljard ben ik eerlijk gezegd niet zo onder de indruk. U had het net over vele miljarden die gevonden moesten worden. Waar gaat u die vandaan halen? We hadden het net over het onderwijs. Daar wilt u extra in investeren. Dat is mooi om te horen, maar waar is dat geld dan? U had het over de zorg. Als ik uw betoog volg, wilt u niets veranderen in de zorg, althans u wilt er niet op bezuinigen. Dat betekent dat we toch ergens zo'n 5 à 6 miljard moeten vinden. Waar haalt u dat geld vandaan? Ik wil heel graag met u meedenken, of u met mij of wij met elkaar, maar dan moet u ons wel in staat stellen om een ordentelijk debat te voeren! Als u hier in uw eerste termijn gaat zeggen: ik heb de meest prachtige ideeën, en morgen aan het eind van de middag of in de avond hoort u in mijn tweede termijn wat het is, dan kan ik daar helemaal niets mee.  De heer Roemer (SP): Ik zal er met mijn fractie voor zorgen dat het lijstje er voor de tweede termijn ligt.  De heer Samsom (PvdA): Dat is heel mooi. Nu overvraag ik misschien een beetje, maar dit debat duurt nog wel even, want de heer Zijlstra is straks ook nog wel even bezig, maar als we het in de lunchpauze kunnen doen, dan begin ik daarna aan mijn eerste termijn. Wellicht kunnen we dan nog wat meenemen met elkaar. Dan moet u echter wel even doorwerken. Ik zie dat achter mij in de bankjes van de SP-fractie al druk getypt wordt. De cijfers worden erbij gehaald. Misschien komen we dan ergens.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Ik ga maar door. Nee, ik wil daar toch nog even één ding op zeggen. Nee, ik ga gewoon door. U krijgt de cijfers, mijnheer Samsom, zoals altijd.  Duurzaamheid is een onderwerp dat dit kabinet voor de toekomst van groot belang acht. Duurzame energie, duurzaam voedsel en een duurzame economie zijn zaken die niet in één kabinet geregeld kunnen worden. Het zijn zaken waarmee we nu een begin moeten maken. We zien het nog nergens. Een kabinet dat op cijfers let, moet ook op de toekomst letten. Nederland zit nog altijd op een schamel percentage van 4 aan duurzaam opgewekte energie. Hoe komt dat? In welke sectoren is de weerzin zo groot? Kan de minister-president mij vertellen om welke bedrijven het dan gaat? Hoe krijgt hij ze mee? Laten we zo veel mogelijk duurzame energie lokaal opwekken met zonnepanelen of op andere manieren. Het gaat niet eens om de megawatts, maar om het enorme sociale kapitaal waarmee je familie, je woonblok, je straat, je buurt in zijn of haar eigen energiebehoefte kan voorzien. Investeer dus harder in alternatieve energiebronnen. Geef duidelijk aan waar verliezen kunnen worden tegengegaan. Kom met concrete voorstellen om te voorkomen dat de industrie kolossale hoeveelheden restwarmte loost op open water. Dat zou toch doodzonde zijn. Er moet op dit terrein zo veel meer gebeuren. Wat is de reactie van de premier daarop?  Dan iets heel anders. Nederland is de afgelopen zomer getroffen door een vreselijke aanslag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog een vraag over het vorige blokje. Het is overigens wel grappig om te zien hoe het al of niet hebben van een tegenbegroting een soort toegangskaartje tot het debat wordt. Ik ben benieuwd welke partijen, behalve GroenLinks — de heer Slob refereerde daar al aan — nog meer met een tegenbegroting komen. Dat wachten we af.  De voorzitter: Uw vraag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn vraag. Goed dat u mij daaraan herinnert, mevrouw de voorzitter. Want de heer Roemer heeft weliswaar geen tegenbegroting, maar hij heeft wel een heel mooi lijstje. Dat bestaat uit tien kabinetsplannen, waar een koffertje met een euroteken voor staat en tien SP-alternatieven, met een naar ik aanneem rode tomaat — ik heb het zwart uitgeprint — ervoor. Nou komen de woorden "duurzaamheid", "milieu", "natuur", "energie" of wat dan ook in die tien tomaatjes helemaal niet voor. Als we straks die tegenbegroting van de SP krijgen, conform de toezegging aan collega Samsom, is dat dan anders? Waarom staat bij die tien kennelijk belangrijkste alternatieven voor het kabinetsbeleid niets over "energie", "natuur" en "milieu"? Was het blaadje vol, net als het zaaltje vorige week tijdens de NAVO-top? Of heeft dat een andere reden?  De heer Roemer (SP): Heel leuk: het zaaltje was vol, ja. Wat dat lijstje van tien betreft: het is altijd discutabel wat je aan prioriteiten stelt. Dat ben ik met u eens. Ja, in onze tegenbegroting staan maatregelen, zoals een vergroeningsbelasting. Ja, dat is een inkomstenbron waarvoor wij, net als uw partij, kiezen. Dus ja, die staan daarin. Staan die helaas niet op dit lijstje? Nee, die staan er niet op. Dan hadden we namelijk een erg klein lettertype moeten gebruiken. Maar dat is een terechte opmerking. Straks kan iemand anders opstaan om te vragen waarom er niets over kinderopvang wordt genoemd. Dat is ook ontzettend belangrijk en daar zeggen wij ook een heleboel over, maar niet op dat lijstje van tien. Als je een samenvatting maakt, is dat altijd discutabel en zullen er altijd mensen zijn die vragen: had dat er ook niet op gemoeten? Het eerlijke antwoord is: eigenlijk wel.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Je maakt het er natuurlijk niet beter op door te zeggen: ja, maar kinderopvang staat er ook niet op. Met alle collega's kijk ik uit naar uw tegenbegroting. Maar als je aan het kabinet vraagt om meer te doen aan duurzaamheid en energie — in de tegenbegroting van GroenLinks zijn daarvoor heel forse maatregelen, volgens sommige te forse maatregelen aangekondigd — is de vraag waar de SP zelf mee komt, gegeven het feit dat deze zaken niet bij de eerste tien prioriteiten hoort, wel gerechtvaardigd.  De heer Roemer (SP): U moet dit niet zien als een strak prioriteitenlijstje. Zoals ik al zei is het altijd heel moeilijk te verdedigen waarom het een net even belangrijker is dan het ander. Maar het is een prioriteit, dus zult u daarvan iets terugvinden.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Roemer (SP): Dan iets heel anders. Nederland is de afgelopen zomer getroffen door een vreselijke aanslag. De lange stoet met rouwauto's heeft op ons allemaal diepe indruk gemaakt. De ongelofelijke hoeveelheid mensen die langs de weg de laatste eer bewezen aan de slachtoffers. De bloemen. Het applaus. De juiste stilte. Het zijn beelden die we nooit zullen vergeten. Nederland heeft de slachtoffers van vlucht MH17 een waardig afscheid gegeven na een zo noodlottig verlopen reis. Het kabinet heeft daags na de ramp de juiste prioriteiten gesteld. Daarvoor verdienen de premier en de minister van Buitenlandse Zaken onze complimenten. Het was belangrijk, voor de nabestaanden van de slachtoffers en voor de rest van Nederland.  Deze zomer stond bol van internationale spanningen. Bij iedere strategie die wij voor de regio van het Midden-Oosten bedenken en uitwerken, moeten we heel erg oppassen dat we naar aanleiding van goedbedoelde stappen niet met effecten te maken krijgen die vervolgens veel erger zijn. Dit zijn wijze woorden die minister Timmermans uitsprak tijden het debat over ISIS. Na de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001 hebben de neoconservatieven in de Verenigde Staten kans gezien de macht te grijpen. De haviken kregen president Bush in hun greep. Besloten werd om Afghanistan, een van de armste landen ter wereld, aan te vallen, in eerste instantie met massieve bombardementen en later met militairen op de grond. Het doel: het ontmantelen van de talibanregering en het vernietigen van Al Qaida.  We zijn nu 13 jaar verder. Wat heeft al dat geweld ons opgeleverd? Zijn de mensen daar nu zoveel beter af dat hiermee duizenden doden, gewonden en getraumatiseerden gerechtvaardigd kunnen worden? Niet lang daarna begonnen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk een aanval op Irak, een illegale oorlog onder het valse voorwendsel dat Saddam Hussein zou beschikken over massavernietigingswapens. Irak is nu al meer dan tien jaar een poel van ellende, onder andere veroorzaakt door de diepgewortelde haat tussen de verschillende bevolkingsgroepen.  Beide voorbeelden laten zien dat interveniëren in een land nieuwe en vaak ook hevigere problemen veroorzaakt. Deze voorbeelden laten ook zien dat de bevolking de prijs betaalt, in de vorm van doden en gewonden maar ook in de vorm van vernieling van infrastructuur en voorzieningen. Veel mensen moeten vluchten en komen terecht in erbarmelijke kampen. Er kan geen misverstand over bestaan, hoe verwerpelijk de taliban ook is, en Al Qaida al helemaal, en hoezeer wij ook walgen van IS, de fascistische moordbrigade van het moslimfundamentalisme, de opkomst van IS kan niet worden losgekoppeld van de chaos in Syrië en de systematische achterstelling van soennieten onder Al-Maliki in Irak.  Geschiedenis is een aaneenrijging van oorzaak en gevolg, waarbij alles met elkaar samenhangt. Alles is constant in beweging. Te vaak hebben politici in de recente geschiedenis gedacht dat de wereld maakbaar is. Te vaak is gedacht dat met geweld nieuwe staten met nieuwe verhoudingen konden worden geschapen. Steeds vaker kwamen wij bedrogen uit. Steeds moesten we weer ontdekken dat de wereld net iets ingewikkelder is. IS moet bestreden worden, maar met zo min mogelijk schade. IS moet verhinderd worden rijk te worden door olieopbrengsten. De humanitaire nood moet worden geledigd. We mogen niet meegaan in het steeds verder volpompen van de regio met wapens. Als er aan één ding geen gebrek is, is het wel aan wapens. Terecht heeft de wereldgemeenschap geleerd van het verleden en daarom niet meegeholpen aan bewapening van het verzet in Syrië. Door schade en schande wijs geworden, ziet president Obama af van boots on the ground in Irak en Syrië, van grondtroepen dus. Onze les is dat bij binnenlandse regionale conflicten bescheidenheid, behoedzaamheid en terughoudendheid moeten worden betracht. Veel te vaak is het middel erger dan de kwaal.  Conflicten elders in de wereld leiden ook tot tegenstellingen in onze buurten als extremisten voet aan de grond krijgen en bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgezet. Jarenlang heeft de politiek weggekeken, terwijl de integratie mislukte en de segregatie toenam. Wat heeft de premier geleerd van de snelle radicalisering van mensen, het gemak waarmee zij geïsoleerd raakten van de samenleving en de haat waarmee dat gepaard ging? Een miljoen moslims in Nederland zijn er trots op hier te wonen. Zij willen hier leren, werken en samenleven. Zij willen, net als wij, dat het kabinet geen paniekvoetbal speelt, maar de kleine groep extremisten aanpakt die de problemen veroorzaken. Wanneer gaat het kabinet meer werk maken van het integratiebeleid en eindelijk de segregatie bestrijden? Hoe gaan wij ervoor zorgen dat mensen niet geïsoleerd raken van de samenleving, maar een bijdrage gaan leveren? Waarom komt het kabinet niet met een door ons gevraagd plan om hier samen echt werk van te maken?  De heer Pechtold (D66): De heer Roemer vraagt vandaag terecht — ik zal dat zelf ook doen — om te kijken naar wat er zich in de wereld allemaal afspeelt. Ik volg al een tijdje de buitenlandpolitiek van de Socialistische Partij en ik hoor nu, kort samengevat, dat wat er in Irak is gebeurd, eigenlijk een gevolg is van het optreden van het Westen; wat er in Afghanistan is gebeurd, is eigenlijk veroorzaakt door het optreden van het Westen. Wat er in Rusland gebeurt, in de Oekraïne, en misschien gaat hij er straks Syrië en Libië aan toevoegen, zijn allemaal interventies van het Westen. De heer Roemer zegt dan: de geschiedenis is een aaneenschakeling van actie en reactie. Als in de vorige eeuw de Amerikanen, de Canadezen en de Australiërs Europa als een regionaal conflict hadden gezien, waar stonden wij dan nu?  De heer Roemer (SP): Die vergelijking is moeilijk te maken, daar hebt u gelijk in. De vergelijking van de ene oorlog en de ene bezetting met de andere, is een heel lastige. Daar moet ik, maar ook u, erg voorzichtig mee zijn. De bezetting van een land is geen intern conflict; dat maakt een vergelijking met Irak al helemaal onmogelijk. Als mensen bedreigd worden door genocide, moeten wij stante pede iets doen. Mensen moesten van de berg worden afgehaald, en het militair ingrijpen daarvoor hebben wij dan ook gesteund. Je moet altijd bij ieder conflict bekijken waar het vandaan kom, wat de voedingsbodem voor het conflict is en welk ingrijpen verantwoord en proportioneel is. Lost dat het conflict op of maakt het de boel alleen maar erger? We hebben een geschiedenis vanaf 2001 in het Midden-Oosten, in Afghanistan, in Irak, in Iran en in Syrië. Ook toen ging men daar naar binnen in de veronderstelling dat Al Qaida uitgerookt kon worden, in de veronderstelling dat de taliban uitgeschakeld kon worden; in de veronderstelling ook dat een land daarna snel opgebouwd zou kunnen worden. De harde werkelijkheid blijkt anders te zijn. Ik wil ervoor waken en er voorzichtig mee zijn dat militair ingrijpen, het gooien van bommen en granaten, zelden of nooit heeft gewerkt om ergens een democratie af te dwingen.  De heer Pechtold (D66): Over dat laatste, het afdwingen van democratie, zijn wij het eens. De geschiedenis verandert, dat zit zo'n beetje in de aard. Het is de heer Roemer die vergelijkt, het is de heer Roemer die gelijkstelt, en ik vraag mij af of de heer Roemer zich ervan bewust is dat oorlogsvoering in deze tijd niet meer iets is van buurlanden alleen. We zien dat heel klassiek nog wel gebeuren aan de randen van Europa, maar ook daarin is de heer Roemer heel terughoudend, zelf als het gaat om sancties tegen Rusland. In de twintigste eeuw vloog men nog niet met burgerluchtvaarttoestellen in civiele gebouwen, zoals we in deze eeuw hebben gezien. Het verandert en dat vraagt van beschaafde welvarende landen om daar niet alleen de noodhulp te lenigen, maar zo nu en dan ook in te grijpen. Ik vraag me steeds meer af waar de grens bij de Socialistische Partij ligt, met name — laten we het daarop toespitsen — bij het conflict in Oekraïne. De heer Roemer steunt niet meer de sanctie, hij steunt niet meer dat we ingrijpen waar twee landen elkaar op klassieke wijze bedreigen en aan landjepik doen.  De heer Roemer (SP): Het is een hele brij aan woorden. Ik zal proberen om een paar dingen eruit te halen die u probeert mee te geven. Allereerst het conflict daar, in het Midden-Oosten. In het verleden werd gedacht dat we Al Qaida konden uitschakelen — het uitroken werd dat genoemd — met massief geweld. Het resultaat is dat er alleen nog maar meer ellende is overgebleven. Bevolkingsgroepen staan er nog verder uit elkaar. Het probleem in Irak is dat één bevolkingsgroep, de soennieten, vanaf dat moment stelselmatig gemarginaliseerd is en overal uitgesloten is. Soennieten die werkten bij de overheid zijn allemaal ontslagen. Dat is natuurlijk een oorzaak, een voedingsbodem geweest. Dit betekent dat je moet werken aan een politieke oplossing daar. Anders zal dat nooit werken. Ik heb begrepen dat de minister van Buitenlandse Zaken dit hier ook gezegd heeft. De vraag is of je dat kunt afdwingen met massief militair geweld. Ik zeg dat we dat niet moeten doen. Er zijn al veel te veel wapens in die regio. Je maakt de boel alleen maar erger. Ik erger mij er ook aan als ik mensen hijgerig hoor roepen: "We moeten maar zo snel mogelijk actief meedoen aan oorlog voeren!" Als dat geen oplossing is, als dat de boel verergert, dan moet je daar veel terughoudender mee zijn dan de emotie de vrije loop laten en zeggen: "Alsjeblieft, mogen wij meedoen met bommen gooien?"  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil nog even terug naar Noord-Irak, want wat daar plaatsvindt is ongelooflijk ingrijpend en afgrijselijk. Het is een religieuze zuivering. Niet voor niets wordt het woord "genocide" daarbij gebruikt. Ik luister heel goed naar de heer Roemer. Ik begrijp de worsteling met de vraag wat nu wijsheid is in zo'n situatie. Vorige week hadden we in de Kamer een groot aantal mensen uit Noord-Irak die tot die minderheden behoren: christenen, yezidi's. Allerlei vertegenwoordigers waren er. Zij spraken een noodkreet uit: "Help ons, want wij willen terug naar onze dorpen, naar Mosul!" Daar zijn duizenden christenen verjaagd. Wat is het antwoord van de SP aan hen?  De heer Roemer (SP): Dat is een terechte vraag, mijnheer Slob. Ik heb dat ook gehoord. Ik heb ook gehoord dat die mensen in hun omgeving met ellende en uitzichtloosheid zitten. Maar ik hoorde de groepen ook een-voor-een vragen om wapens. Bijna het hele rijtje was geweest toen de laatste groep zei: "Maar geef hun vooral geen wapens, want die gaan ze tegen elkaar gebruiken." In diezelfde hoorzitting kwam het gevaar naar boven. Het idee dat wij met het leveren van wapens in het kader van een regionaal conflict een bijdrage zullen kunnen leveren aan stabiliteit, is echt niet waar, mijnheer Slob. De kans is veel te groot dat die wapens tegen elkaar gebruikt gaan worden. De kans is veel te groot dat die wapens in verkeerde handen komen. Kijk naar ISIS. Die strijders hebben allemaal Amerikaanse wapens. Die zijn niet aan ISIS geleverd, hoor, maar via omwegen daar terechtgekomen. Op de Iraakse marktplaats worden ze gewoon verhandeld. Dit moeten we niet met elkaar willen. We moeten naar een politiek van de-escalatie en niet van verdere escalatie. Is dat makkelijk? Nee, dat is het niet. Maar bij eerder ingrijpen in Afghanistan, in Irak, in Libië en in Syrië is gebleken dat ingrijpen met massief geweld zeker de oplossing niet is. Daarom kies ik daar niet voor.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Roemer gaf het voorbeeld dat er om wapens werd gevraagd. Wij en anderen maken daar een afweging in en maken zelf een keuze wat we wel of niet willen doen. Dan is het toch juist heel belangrijk dat we proberen aansluiting te zoeken bij andere landen, die ook zoeken naar mogelijkheden? Soms is dat militair. Ik gaf het voorbeeld al van de berg bij Sinjar, waar die yezidi's vastzaten. Soms moet er diplomatiek gehandeld worden of moet er iets worden gedaan met middelen, maar dan horen wij ons daar toch bij aan te sluiten? Dat moet niet gebeuren met een bepaalde gretigheid van "we gaan even bommetjes" gooien, maar met een gretigheid om recht, gerechtigheid en vrede te bevorderen in dat soort gebieden. Ik zou het zo fijn vinden als de SP ook zou proberen om daar een bijdrage aan te leveren en zij geen terugtrekkende beweging zou maken.  De heer Roemer (SP): Hier maak ik echt bezwaar tegen. Als wij niet meedoen met massief geweld, dan zouden wij terugtreden. Dat is niet waar. Wij maken een andere analyse, op basis van de feiten en op basis van de geschiedenis, en daarvoor mag ook respect worden getoond. Dit is in hetzelfde debat ook aan de orde gekomen. Ik zet het verhaal van de heer Slob op een rijtje. Als er inderdaad met agressie wordt ingegrepen om ISIS te bestrijden, is de kans erg groot dat het geweld zich zal verplaatsen naar Syrië, zoals de minister van Buitenlandse Zaken memoreerde in het debat. Als je ISIS werkelijk wilt uitschakelen, zou je dus ook iets moeten doen in Syrië. Terecht wordt gezegd dat dit niet kan zonder een akkoord van de Verenigde Naties, zonder een volkenrechtelijk mandaat en ook niet zonder toestemming van de regering van Syrië, maar daarmee willen wij niet geassocieerd worden, want daar zit iemand die wij niet willen. De heer Slob geeft dus zelf al aan dat het vrijwel onmogelijk is om wat ons nu wordt voorgespiegeld, op deze manier te gaan doen. Intussen zullen wij zien dat er ontzettend veel burgerslachtoffers zullen vallen en dat de laatste infrastructuur die mensen nodig hebben, nog verder wordt vernietigd. Ik ben dus echt van de lijn dat wij het, hoe moeilijk ook, via de politieke weg zullen moeten doen. Wij zullen de Iraakse regering in Bagdad onder druk moeten zetten om ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de drie grootste bevolkingsgroepen ook werkelijk iets wordt en dat ISIS van binnenuit wordt bestreden. De gedachte dat wij moeten meedoen aan oorlog voeren omdat een grote groep uit Amerika dat vraagt, is echt verkeerd.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is niet of-of, maar en-en. Dat zou inderdaad een onderdeel moeten zijn van de aanpak van IS. Dan is massief geweld gebruiken natuurlijk nooit een doel op zich. Er zal altijd een goede strategie moeten zijn en wij moeten met elkaar nadenken over de vraag op welke wijze wij daaraan inhoud willen geven. Als wij daar duizenden mensen zien omkomen, de volle kampen zien en de minderheden die zuchten onder de onvrijheid die daar heerst, kunnen wij ons niet afzijdig houden en denken dat het daar allemaal wel goed zal komen, zonder ook militair ingrijpen.  De heer Roemer (SP): De heer Slob sprak over een strategie van geweld gebruiken. Ik wil hem uit de droom helpen: die bestaat niet. Precisiebombardementen met een garantie dat je daarmee geen burgerslachtoffers maakt, bestaan niet. Dat je met eenzijdig geweld tegen één groep bereikt dat bevolkingsgroepen daardoor harder tegenover elkaar komen te staan en de haat tegen het Westen groter wordt, is een feit. Mijn grootste bezwaar is dat wij het alleen maar erger maken als wij de agenda van Amerika volgen in plaats van de agenda van de Verenigde Naties om ervoor te zorgen dat er volop humanitaire hulp wordt geboden en dat er echt wordt gezocht naar de politieke oplossing waarop ook de minister van Buitenlandse Zaken zo de nadruk probeerde te leggen.  De heer Zijlstra (VVD): Na deze woorden van de heer Roemer heb ik toch behoefte om iets tegen hem te zeggen. Hij spreekt over de lessen die uit de geschiedenis moeten worden getrokken. Als je goed naar de geschiedenis kijkt, is er één les die je moet trekken, namelijk dat je nooit geweld moet gebruiken als het niet nodig is, maar dat je wel een lijn moet trekken richting agressors. Als je geen lijn trekt richting agressors, dan blijven zij agressief en overlopen zij vreedzame landen. Die les moet de heer Roemer kennelijk nog trekken.  De heer Roemer (SP): Ik had gehoop dat de heer Zijlstra beter had geluisterd naar mijn verhaal.  Als er humanitaire hulp nodig is, als mensen dreigen het slachtoffer te worden van genocide, hebben wij het beleid gesteund, want daar is het nodig. Trekken wij die lijn bij ISIS? Ja, wel degelijk, maar wij proberen mee te denken over een oplossing die wel werkt op de langere termijn. Die kun je niet met bommen en granaten afdwingen, mijnheer Zijlstra. Dan zul je ervoor moeten zorgen dat ISIS zijn inkomstenbronnen kwijtraakt. Dan zul je ervoor moeten zorgen dat er veel meer wordt gedeëscaleerd dan geëscaleerd. Dan moet je ophouden met nog meer wapens in een regio te pompen waar al veel te veel wapens zijn. Dan zul je ervoor moeten zorgen dat zij geen geld meer weten te halen uit die oliebronnen. Dan zul je de regering in Bagdad moeten stimuleren, zeg ik heel netjes, ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de drie bevolkingsgroepen verbetert en dat iedereen zich gelijkwaardig voelt. Dat is allemaal om de voedingsbodem weg te halen. Dat is een streep trekken. Dit is geleerd uit de geschiedenis.  Mensen die iets willen ondernemen, moeten we vooral op weg helpen. Toekomstige generaties zullen kritisch naar ons kijken, en vragen waarom deze crisis niet is gebruikt om de omslag te maken naar een duurzame toekomst: schone energie, de aanpak van vervuiling, de bescherming van natuur. Zij zullen zich afvragen waarom het enkele jaren na de crisis in de financiële sector weer zo ongeveer back to business was, en waarom een nieuwe crisis niet is voorkomen. Toekomstige generaties zullen zich afvragen waarom de oorzaken van de crisis niet zijn weggenomen, waarom de financiële markten niet harder zijn aangepakt, waarom de sociale zekerheid niet is verzekerd, waarom de tweedeling niet wordt bestreden. Is ouderdom nog steeds een zegen, of vooral een last? Is goed onderwijs er voor iedereen, of alleen voor wie dat kan betalen? Is goede gezondheidszorg een recht of een eigen risico? Hebben we straks nog een volwaardige baan, of alleen een flexibel contract? Is de politiek er straks nog voor de gewone burgers, of alleen voor de grote bedrijven? Kunnen mensen de toekomst met vertrouwen tegemoetzien, of hebben ze het vertrouwen in de politiek verloren? Ik vraag dit ook de premier. Hoe maken we Nederland beter? In wat voor land wil hij leven? Wat voor land wil hij achterlaten voor onze kinderen?  De twee partijen in het kabinet hebben steeds minder wat hen bindt. Het ontbrak gisteren ook aan een gezamenlijk doel, aan een gedeelde visie. Voorstellen worden doorgeschoven en verantwoordelijkheden worden afgeschoven. Is het kabinet dan niet uitgeregeerd?  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Dit jaar begon de zomer heel hoopvol, op de voetbalvelden van Rio de Janeiro en São Paulo. Maar op de dag af twee maanden geleden was dat hoopvolle gevoel in één klap verdwenen, door beelden van verbrande koffers, knuffels en lichaamsresten; van separatisten die op de foto gingen met persoonlijke bezittingen van slachtoffers. En dat op nauwelijks meer dan drie uur vliegen van hier. Ik geloof dat dit niemand onberoerd heeft gelaten.  Ik wilde het niet geloven. Ik voelde me machteloos. Ik was verbijsterd. Het was voor mij persoonlijk al moeilijk te geloven dat ik drie oud-collega's van Shell nooit meer zou zien. Maar het is voor mij helemaal niet te bevatten wat het voor de directe nabestaanden heeft betekend: dat je dochter niet meer zal gaan studeren; dat je zoon geen gezin zal stichten; dat je nooit meer naar je ouders kunt gaan, voor troost en advies; de wanhoop over die laatste verschrikkelijke momenten die je dierbaren moeten hebben meegemaakt. We zagen een Nederland dat erom schreeuwde om onze mannen en vrouwen in uniform naar Oekraïne te sturen. Maar we zagen ook een Nederland dat begreep dat militair ingrijpen, zelfs bij een massale inzet, niet zou slagen; dat het erop aankwam om ons hoofd koel te houden; dat er stuurmanskunst nodig was om veilig uit deze storm te komen. Die stuurmanskunst is getoond. Onze waardering en dankbaarheid zijn groot: voor de mensen die waren betrokken bij het terugbrengen van de slachtoffers, bij het onderzoek ter plekke en bij de opvang van de nabestaanden; voor de marechaussees die in Oekraïne speurden naar aanwijzingen, tot de begrafenisondernemer die in Hilversum en Eindhoven zorgde voor een waardige thuiskomst. Die dag, die dag van nationale rouw, gaf ons allemaal de gelegenheid om de ramp een plaats te geven. Een van de nabestaanden zei het heel mooi: "De waardigheid die zo was geschonden is weer een beetje terug. Nederland heeft de slachtoffers zijn waardigheid teruggegeven en daarmee zijn eigen waardigheid getoond". Vanaf deze plaats wil ik ook het kabinet danken voor zijn handelen tijdens deze crisis. Zoals de indrukwekkende speech van minister Timmermans bij de Verenigde Naties en de rustige en betrokken wijze van leidinggeven door onze premier. Dank daarvoor!  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik ben het eens met de heer Zijlstra, een verschrikkelijke ramp. Zijn woorden onderschrijf ik, maar dat is niet het punt dat ik wil maken. Het punt dat ik wil maken, is het volgende. De VVD is de grootste regeringspartij, de VVD heeft 41 zetels, maar wat merkt de VVD-kiezer daar nu van? Dit kabinet heeft ervoor gezorgd dat het budget voor ontwikkelingshulp en asielzoekers met meer dan 0,5 miljard euro is verhoogd. Dit kabinet heeft ervoor gezorgd dat er een immigratierecord is gevestigd: 165.000 immigranten erbij, een stad zo groot als Nijmegen. Is de heer Zijlstra bereid zijn excuus aan te bieden aan al die VVD-kiezers? Dat is mijn vraag.  De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat de heer Bontes eerder zelf zijn excuus kan aanbieden als ik hoor dat waar het gaat om zo'n situatie, hij met zo'n interruptie komt. Dan heeft hij echt niet begrepen wat er aan de hand is in de wereld.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Zijlstra (VVD): Om in te gaan op de vraag van de heer Bontes: het budget voor Ontwikkelingssamenwerking is niet verhoogd met 500 miljoen. Er is een noodfonds gecreëerd en dat lijkt mij ook zeer terecht gezien de omstandigheden in de wereld. Dat wordt overigens gefinancierd uit een potje dat binnen OS de afgelopen jaren steeds niet werd aangesproken, namelijk de pot schuldsanering. Die moest aan het eind van het jaar altijd in rap tempo worden uitgegeven. Daar komt het vandaan. Het is dus geen ophoging van die begroting.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Een onplezierig verwijt, want ik heb de heer Zijlstra de hele zomer niet gezien of gehoord; hij was op vakantie toen alles gebeurde. Dus wat dat betreft gaan we dat soort verwijten niet maken. De opmerking, de reactie over het kabinetsbeleid is duidelijk. De heer Zijlstra, de VVD is de knecht, de Zwarte Piet van de PvdA-Sinterklaas, niet meer en niet minder.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Bontes is afkomstig uit de partij van de heer Wilders. We kennen de heer Wilders van hoe hij altijd begint met de algemene politieke beschouwingen, hoewel hij vandaag rustiger is begonnen dan vorig jaar, want toen begonnen we met een motie van wantrouwen. Overigens, zo zeg ik tegen de heer Bontes, is dit toch wel een licht vervelende en slechte imitatie van de heer Wilders. Ik zou zeggen: het origineel is toch altijd beter dan het kopietje.  Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij het in ons land vooral gehad over onze welvaart, over hoe we die kunnen behouden en over hoe we die kunnen vergroten, maar deze zomer heeft pijnlijk duidelijk gemaakt hoe kwetsbaar die welvaart en de vrede en veiligheid zijn waarin we leven. Ten zuiden van Europa zien we anarchie, terrorisme en instabiliteit, van Tunesië en Libië, via Egypte en Gaza naar Syrië en Irak. In het oosten van Europa woedt een oorlog en we zien dat Rusland zich steeds dreigender opstelt. Wat als het scenario van de Krim en de Donbass zich straks in een van onze NAVO-bondgenoten, bijvoorbeeld Estland of Letland, voltrekt? Ook daar leven grote Russische minderheden, ook daar in de nabijheid van een revanchistisch Rusland. Ik hoor nu al mensen zeggen dat het niet zo'n vaart zal lopen, omdat hun verwachting is dat na Oekraïne Rusland toch wel zal ophouden. Maar is dat reëel? Ze hebben immers al in 2008 Abchazië en Zuid-Ossetië na een korte oorlog losgeweekt van Georgië. De annexatie van de Krim in maart dit jaar ligt nog vers in ons geheugen. De strijd in Oost-Oekraïne is op dit moment nog gaande, ondanks het vredesvoorstel. Hopen op terughoudendheid van Rusland lijkt mij dus niet verstandig. We moeten onze militaire weerbaarheid verbeteren en duidelijk maken dat de NAVO-grenzen onaantastbaar zijn. Een aanval op een NAVO-land is een aanval op ieder NAVO-land, dus ook op Nederland. Als we niet duidelijk maken dat wij voor dit principe staan, verliest de NAVO haar geloofwaardigheid. Daarmee zouden Nederland en Europa hun voornaamste verdedigingsmechanisme verliezen. Dat kan niet.  De geopolitieke onrust is een groot gevaar voor het economisch herstel en onze veiligheid. Dat is niet alleen doordat afzetmarkten wegvallen of handelsroutes afgesneden worden, of doordat onze energievoorziening wordt bedreigd, maar ook doordat die onrust leidt tot grote vluchtelingenstromen. Miljoenen mensen in Afrika en het Midden-Oosten zijn al op de vlucht. Velen van hen maken zich op om hun heil te zoeken in Europa. Dergelijke migratiestromen kunnen onze samenleving ontwrichten. Het is daarom goed dat het kabinet extra geld heeft uitgetrokken voor noodhulp en opvang van vluchtelingen in de regio. Maar er zal meer moeten gebeuren.  Tijdens een bezoek aan Ceuta — dat is, zoals de Kamer weet, het stukje Spanje aan de overkant van de Straat van Gibraltar — zag onze immigratiewoordvoerder Malik Azmani wat de praktijk daar is. Vluchtelingen die over het hek klimmen, krijgen de vraag voorgelegd waar zij naartoe gaan: gaat u naar Nederland, Duitsland of Denemarken? Als het antwoord "ja" is, mogen ze doorlopen. Als ze in Spanje willen blijven, gaat het hek open en worden ze zo weer de grens over geduwd. We kennen de beelden van bootvluchtelingen in Italië. Ook deze week zagen we weer het respectloze, vreselijke gedrag van mensensmokkelaars die mensen gewoon laten verdrinken. Als we de komende jaren niet in staat zijn om een streng Europees asielbeleid te introduceren en om onze Europese buitengrenzen te sluiten, zullen de stromen vluchtelingen groter worden. Er komt dan een moment dat onze maatschappij, onze samenleving, dat niet meer aankan. Daarom moet Europa eindelijk gaan leveren, want als Europa de grenzen niet weet te sluiten, zullen individuele landen uiteindelijk gedwongen zijn om hun eigen grenzen te sluiten. Dat zou de bijl aan de wortel van de Europese samenwerking zijn. Dat moeten we dus voorkomen.  Het slagveld van Noord-Afrika en het Midden-Oosten brengt niet alleen grote vluchtelingenstromen mee. We zien dat de conflicten inmiddels ook doorlopen in onze eigen binnensteden. Als de bommen vallen in Gaza, vliegen de stenen door de Schilderswijk. Aanslagen in Madrid, Londen en Brussel raken ons in ons hart, want zoiets zou ook in ons eigen land kunnen gebeuren. De beelden van de onthoofdingen en slachtpartijen door de terreurbeweging Islamitische Staat roepen afschuw op. Het is puur barbarisme. Maar ze inspireren blijkbaar ook mensen die hier wonen. We zien radicale moslims die onze vrijheid de oorlog verklaren, die joden, christenen en andersdenkenden verketteren en dood wensen, die haat zaaien met als doel onze vrijheid en onze democratie te vernietigen. Ik vind het onbegrijpelijk hoe je een land dat je zo veel kansen biedt, kunt verraden. Ons antwoord moet dan ook onverbiddelijk zijn: onze vrijheid en democratie zijn voor ons niet onderhandelbaar. Zij maken ons tot wie we zijn. Je hebt hier de vrijheid om het daarmee oneens te zijn, maar als je ervoor kiest om te vechten tegen die vrijheid, tegen die democratie, dan verspeel je het recht om Nederlander te zijn. Wij zijn dan ook tevreden dat het kabinet veel van de voorstellen van mijn collega Klaas Dijkhoff heeft overgenomen. Uitkeringen en studiefinanciering zijn afgepakt, paspoorten zijn vervallen verklaard, verblijfsvergunningen zijn ingetrokken, inreisverboden zijn ingesteld, ronselaars zijn opgepakt. Bovendien behandelen wij hier binnenkort het wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken om deze terroristen het Nederlanderschap te ontnemen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra zegt dat er een grens aan de vrijheid is. Dat maakt het voor mij onbegrijpelijk dat de VVD tegenstander is van een verbod op het verheerlijken van geweld, zoals wij dat de afgelopen zomer hebben gezien in de Schilderswijk. Daarover spreekt hij nu zijn afschuw uit.  De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat er een nuanceverschil is tussen hetgeen het CDA en de VVD aangeven, maar het is wel een heel belangrijk nuanceverschil. Wij zien de vrijheid, de democratie en alle grondrechten die wij hier hebben als de basis van onze samenleving. Wij willen niet toegeven aan terreurbewegingen zoals IS, ook niet aan representanten die hier met vlaggen rondzwaaien. De VVD zal als liberale partij altijd voor onze vrijheden staan en die verdedigen. Wij zullen die vrijheden geen geweld aandoen, ook niet als anderen proberen dat wel te doen. In het verleden hebben wij vaker gezien dat er, als het moeilijk werd, een roep was om de vrijheid van meningsuiting in te perken. En die is ingeperkt. De grens ligt bij haat zaaien en oproepen tot geweld en die grens zullen wij strak hanteren, altijd en overal. Ga je echter verder dan dat, dan ga je mee in de argumentatie die intolerante groepen zoals IS feitelijk zelf hanteren en dat gaat een liberaal te ver.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan alleen concluderen dat de VVD het verheerlijken van geweld ziet als een grondrecht, terwijl het CDA dat wil verbieden.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, daar waar oproepen tot geweld en haatzaaien zich niet met de wet verhouden, moeten de mensen opgepakt en bestraft worden. Dat kan allemaal al, dat is allemaal geregeld. De heer Buma wil een inperking van de vrijheid van meningsuiting. Dat gaat ons een brug te ver. Dat ging ons in het verleden een brug te ver en dat gaat ons nog steeds een brug te ver. Maar haat zaaien en oproepen tot geld, die grens is duidelijk en die moet gehandhaafd worden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De grens die het CDA trekt, ligt bij het verheerlijken van geweld. Het was dan niet het rechtstreeks oproepen tot geweld, maar we weten allemaal wat ze bedoelden in de Schilderswijk. Ik blijf constateren dat de VVD zegt dat dit mag, omdat het geen haat zaaien is. Het CDA zegt: dat mag niet, want we weten exact wat ze in de Schilderswijk bedoelden. Ik zou zo graag willen dat de VVD hetzelfde zei!  De heer Zijlstra (VVD): Een van de verworvenheden die een land als Nederland heeft, is dat wij over het algemeen de kracht hebben om dat soort discussies aan te gaan. Als iemand geweld verheerlijkt, dan bestrijd je die persoon op inhoud en argumenten, dan leg je bloot waarom die persoon de verkeerde argumenten hanteert. Dat kan, maar de grens wordt gelegd bij het moment waarop het omslaat in het oproepen tot geweld, het moment waarop het omslaat in haat zaaien. Die grens is in de wet gelegd en die moet ook strak gehandhaafd worden. Wij hebben decennialang gevochten voor bepaalde vrijheden en verworvenheden. Ik ga die niet opgeven, omdat een terreurbeweging als IS ons probeert zover te krijgen. Wij zullen daar als liberalen nooit aan toegeven. Maar we gaan er wel voor vechten dat die vrijheden en verworvenheden overeind blijven. Dat is wat we moeten doen.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Zijlstra komt terecht op voor vrijheden in eigen land. Hoe beoordeelt hij de situatie, juist ook in deze tijd, dat de joodse minderheid in Nederland zich bedreigd voelt? Joden die hier soms al vanaf hun geboorte wonen, overwegen om ons land te verlaten. Sommigen hebben dat zelfs al gedaan. Hoe beoordeelt de heer Zijlstra dat?  De heer Zijlstra (VVD): Er is een advertentie in De Telegraaf geplaatst. Daar stond mijn handtekening niet voor niets onder. Alles wat oproept tot antisemitisme, wat niet alleen richting joden maar richting andersdenkenden oproept tot haat en geweld, werp ik verre van mij. Ik vind het echt treurig dat wij zo veel decennia na het aflopen van de Tweede Wereldoorlog dit soort gedrag zien. Dat kan niet, dat mag niet en dat zou ook nooit moeten kunnen.  De heer Slob (ChristenUnie): Er zijn mensen die wel in Nederland blijven wonen en die bedreigd worden. Daarom moeten zij maatregelen nemen om hun instellingen zoals synagogen en scholen te beveiligen. Dat brengt buitenproportioneel hoge kosten met zich mee, die tot nu toe bijna volledig voor eigen rekening moesten worden genomen. Als wij die vrijheden zo belangrijk vinden en willen verdedigen, betekent dat dan ook dat het wat mag kosten?  De heer Zijlstra (VVD): Vrijheid mag wat kosten. Daarom hebben wij ook het ministerie van Veiligheid en Justitie dat beoordeelt welke veiligheidsniveaus nodig zijn als ergens sprake is van dreigementen, of het nu om joden gaat, om moslims in moskeeën of om welke plaats dan ook. En dat betaalt de overheid vervolgens ook. Als groepen zelf meer willen doen dan dat, dan is dat inderdaad voor eigen rekening. Dat vind ik een goed principe. Daar moeten we ook aan vasthouden.  De heer Slob (ChristenUnie): Deze groepen zijn door bedreigingen die in eigen land gaande zijn, genoodzaakt om extra maatregelen te nemen. Die extra maatregelen brengen heel hoge kosten met zich. De ChristenUnie pleit er al heel lang voor dat ook de rijksoverheid daar haar verantwoordelijkheid voor neemt. Minister Opstelten heeft aangegeven dat hij begin september met iets zou komen. Het is nu halverwege september, maar we hebben nog steeds niets ontvangen. De urgentie is gewoon heel erg hoog. Is de heer Zijlstra bereid om ook gewoon vanuit de Kamer een duidelijk statement in de richting van het kabinet af te geven dat het geregeld moet worden? Als die vrijheden ons echt iets waard zijn, dan zijn we ook bereid om voor de joodse gemeenschap de portemonnee te trekken.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben bereid om de portemonnee te trekken voor elke gemeenschap in Nederland van wie de veiligheid in het geding is. Maar dat doen we op basis van de objectieve vaststelling van de veiligheidssituatie door de diensten die daarover gaan. Dat moet geen persoonlijke afweging zijn. Als de diensten daar fouten in maken, zal ik hen daar met u op aanspreken. Het kan echter niet zo zijn dat als wij objectief vaststellen dat er een bepaald veiligheidsniveau nodig is en mensen zelf vinden dat dat veiligheidsniveau te laag is — of dat nu politici zijn of hele groeperingen — we dan zeggen dat we er geld bij doen. Dan hebben we hier straks een heel lange rij staan en hebben we geen objectieve criteria op basis waarvan we toewijzen. Dus ik ben het met u eens. Daar waar het nodig is, moet het gebeuren. Als het onvoldoende wordt vastgesteld, ga ik volledig met u mee, maar op basis van objectieve criteria.  De heer Van der Staaij (SGP): Op dat laatste punt verwachten wij ook heel graag snel een brief van de minister van Veiligheid en Justitie, die het onlangs in een overleg over een doorbraakje had, om te kijken hoe je de bescherming van de joodse instellingen nog beter kunt vormgeven. Maar ik kom nog even terug op de opmerking rond de ISIS- of IS-vlaggen. De heer Zijlstra gaf heel mooi aan wat de impact is van allerlei gebeurtenissen op mensen en groepen, ook hier in Nederland. Je zult maar gevlucht zijn uit zo'n regio, denken hier in het vrije westen te komen en openlijk weer promotie zien voor een organisatie als IS. Vindt de VVD, vindt de heer Zijlstra ook dat wij dan een heel scherpe grens dienen te trekken door te zeggen: dat kan niet?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb net heel scherpe grenzen aangegeven, namelijk daar waar uitingen zijn rond haat zaaien of oproepen tot geweld. Dat kan inderdaad niet, daar moeten we streng tegen zijn. Daar is het kabinet ook klip-en-klaar in geweest. Maar we moeten niet de grens gaan verleggen. Dat geldt voor deze groep maar ook voor andere groepen. Volgens mij ben ik daarover in mijn antwoord aan de heer Buma klip-en-klaar geweest. Misschien bent u het daar niet mee eens, maar daar ligt wel de grens voor de VVD.  De heer Van der Staaij (SGP): Die grens is voor mij ieder geval rond de vlaggen nu even niet helder meer, want eerder hoorden wij van het kabinet dat je dit soort vlaggen niet mag laten zien en dat dat gewoon kan worden aangepakt. Maar nu proefde ik daarover toch in de reactie van de heer Zijlstra enige onduidelijkheid. Graag enige verheldering op dit punt.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zal een voorbeeld geven. Als je in Nederland met een nazivlag zwaait, word je opgepakt, ga je naar een rechtbank en word je in het algemeen veroordeeld. Dat is terecht. Dat is de context waarin het gebeurt. Rechters in dit land hebben de rechtsmiddelen om dat te doen. Hetzelfde geldt voor een ISIS-vlag. De context is van belang. Die wordt steeds dreigender. Ik kan mij heel goed voorstellen dat het tot een veroordeling komt als er nu een zaak wordt voorgedragen bij een rechter. Dat is de essentie van een rechtsstaat, namelijk dat in dit soort situaties de wet de mogelijkheid biedt en wij het aan een rechter laten om het eindoordeel te geven of iets wel of niet strafbaar is. Daar houd ik aan vast en ik hoop de SGP ook als een met staatsrecht en rechtsstaat bekende partij.  De heer Van der Staaij (SGP): Zeker, maar ik vind ook dat we op bepaalde punten, zoals het zwaaien met dit soort ISIS-vlaggen, glashelder moeten zijn. Ik kan me geen context voorstellen waarin dit maar een onschuldige uiting is, in de trant van: zo denk ik er nu eenmaal over. In deze context waarin we nu leven, is toch het zwaaien met een vlag van zo'n terroristische organisatie/staat altijd verwerpelijk en moet daar altijd tegen opgetreden worden?  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het ook verwerpelijk. Dat zegt veel over die mensen, maar ik vind dat het niet aan de politiek is om het grensje te trekken. Wij hebben geregeld in ons strafrecht dat het strafbaar is als mensen bijvoorbeeld met symbolen werken die impliciet oproepen tot haat en geweld. Neem de nazivlag. Datzelfde kan wat mij betreft ook gelden voor de IS-vlag. Daar ben ik als individu best voor, maar ik ga het niet in de wet regelen. Dat is namelijk aan de rechters. Dat is precies waar het lijntje ligt. In de wet is geregeld dat het kan. De rechter mag de uitspraak doen, ik vind het niet aan ons maar aan de rechter om te zeggen: deze vlag wel en die vlag niet, en dan die vlag weer wel en een andere vlag weer niet. Ik ben gelukkig dat wij in dit land hebben geregeld dat rechters die mogelijkheid hebben.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet niet of ik de heer Zijlstra een plezier doe met een compliment van GroenLinks op dit punt. Ik ben heel blij dat hij de grenzen van de rechtsstaat en het morrelen daaraan zo scherp in de gaten houdt. Ik heb in dat verband nog wel een vraag, die ik een paar weken geleden ook aan minister Opstelten heb gesteld. Die vraag ging over het wetsvoorstel waar de heer Zijlstra naar uitkijkt, over het kunnen afnemen van de Nederlandse nationaliteit, tenminste als mensen een dubbele nationaliteit hebben, aan terroristen die terug willen naar Nederland. Wat draagt dat nu eigenlijk bij aan de bestrijding van het terrorisme? Ik heb dat ook aan de minister gevraagd maar niet echt duidelijk antwoord gekregen.  De heer Zijlstra (VVD): Dat lijkt mij vrij helder. Als je afreist naar een land als Syrië of Irak en soms wordt aangetroffen op video's met de meest walgelijke acties waarbij mensen onthoofd, vermoord worden, verwerp je onze maatschappij. Dat is wat mij betreft hetzelfde als in vreemde krijgsdienst treden van een land dat strijdt tegen Nederland. Daarom moet je zulke mensen de Nederlandse nationaliteit afnemen. Als zij ervoor kiezen om voor een vijandige macht te gaan vechten, horen zij niet het Nederlanderschap te hebben. Dat principe kennen we al decennialang in dit land. Wat mij betreft hoort dat ook thuis bij mensen die in terroristische dienst gaan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Zijlstra, ik en vele anderen willen effectief terrorisme bestrijden. Als de mensen waar de heer Zijlstra het over heeft, terugkomen naar Nederland, dan kun je hen arresteren. Dan moet je hen arresteren. Dan kun je en moet je hen berechten. Dan kun je en moet je hen in de gevangenis stoppen. Dan lever je een bijdrage aan datgene wat we allebei willen. Maar iemand het Nederlanderschap ontnemen, zodat hij verder overal op de wereld zijn verschrikkelijke daden zou kunnen plegen als het maar niet in Nederland is — want wij hebben hem zijn paspoort afgenomen — levert geen enkele bijdrage aan datgene waar de heer Zijlstra en ik allebei op uit zijn, namelijk het bestrijden van terrorisme.  De heer Zijlstra (VVD): Voor mij staat het Nederlanderschap ergens voor. Als je dergelijke zaken doet, sta je daar als persoon niet voor. Wat mij betreft wordt je nationaliteit dan afgenomen. Het heeft consequenties. Dan zitten mensen niet met een uitkering gesubsidieerd of met studiefinanciering gesubsidieerd in Irak te vechten. De consequentie is hard aanpakken. Het signaal lijkt mij heel helder. Ik kan mij overigens bijna niet voorstellen dat een partij als GroenLinks van mening is dat die mensen dan maar terug moeten komen en dat we ze in die zin maar moeten laten geworden: gevangenisstraf eroverheen en dat is het. Nee, deze mensen hebben de kernwaarden van onze westerse maatschappij verworpen en daar actief tegen gevochten, alsof zij voor een vijandige macht vechten die probeert Nederland omver te werpen. Daar hebben zij feitelijk voor gekozen. Daar hoort een consequentie bij: dan ben je geen Nederlander.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het zou de heer Zijlstra sieren als hij van mijn woorden geen karikatuur maakt. Ik pleit er niet voor dat terroristen met een studielening op de bank kunnen gaan zitten, zoals hij suggereert. Ik pleit ervoor dat mensen die dit soort misdaden tegen de mensheid plegen, worden opgepakt en bestraft. De heer Zijlstra zegt echter: we pakken hun Nederlandse paspoort af; dan hebben wij er in ieder geval geen last meer van. Dat vind ik geen oplossing.  De heer Zijlstra (VVD): Wij wel!  De heer Roemer (SP): Ik dacht dat de heer Van Ojik nog een andere vraag zou stellen. Ik wil hier nog heel even op doorgaan. Ik deel de mening dat we mensen die dit soort dingen voor ogen hebben, keihard moeten aanpakken, linksom of rechtsom. Daar verschillen we niet van mening over, maar we leven ook in een rechtsstaat. In de ideeën die toen naar de Kamer werden gebracht, leek het erop dat het afpakken van de nationaliteit een bevoegdheid zou kunnen zijn van een willekeurige minister. Dat terwijl ik de heer Zijlstra zojuist terecht hoorde zeggen: ik kan het persoonlijk wel vinden, maar gelukkig leven we in een rechtsstaat en is het aan de rechter. Is de heer Zijlstra het niet met mij eens dat ook zo'n vergaande maatregel altijd moet worden genomen met tussenkomst van de rechter?  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind niet dat dit alleen kan worden gedaan met tussenkomst van de rechter. Sterker nog, gelet op onze wetgeving, hebben we al decennialang in dit land een situatie waarbij niet eens een minister eraan te pas komt als je je nationaliteit verliest. Als je in krijgsdienst treedt van een land dat in strijd is met Nederland, vervalt van rechtswege de Nederlandse nationaliteit. Dan heb je geen beroepsmogelijkheid bij een rechter of wat dan ook. Dan ben je haar gewoon kwijt, en terecht wat mij betreft. Terrorisme zoals van IS is voor de VVD gelijk daaraan. Ik vind dat het kabinet in die zin nog heel genuanceerd opereert door die mensen het recht te geven om in beroep te gaan bij een rechter. De rechtsstaat is hier dus nog meer geborgd dan wij op het gebied van in vreemde krijgsdienst gaan al hebben gedaan. Kom hier dus niet aan met het verwijt dat de rechtsstaat geweld wordt aangedaan. Ik denk dat de minister van Veiligheid en Justitie buitengewoon prudent met de rechtsstaat omgaat en zelfs meer mogelijkheden aan deze mensen biedt dan aan mensen die in vreemde krijgsdienst gaan. Wat mij betreft had hij ze ook gelijk mogen schakelen.  De heer Roemer (SP): Dat is niet waar.  De heer Zijlstra (VVD): Nou, …  De voorzitter: De heer Roemer is aan het woord.  De heer Roemer (SP): Laat ik het netjes formuleren: Ik ben het daarmee oneens. Maar het is niet waar.  De heer Zijlstra (VVD): Dat zijn twee verschillende dingen.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra heeft terecht gezegd dat volgens de wet al een heleboel kan. Ik vind niet dat je eraan kunt toevoegen dat je op basis van vermeende terroristische activiteiten — daar ging het in het debat om — deze stap moet kunnen zetten. Ik ben het ermee eens dat wij terroristen zo hard mogelijk moeten aanpakken. Mensen die dingen voor hebben waar wij allemaal van gruwelen, moeten worden aangepakt. Het gaat mij nu echter om het hellende vlak van de rechtsstaat. Je kunt wel zeggen dat iemand in beroep kan gaan, maar als je geen paspoort meer hebt, als je geen Nederlander meer bent, is het knap lastig om in beroep te gaan. Het gaat erom wie de grens beoordeelt van wat wel of niet terrorisme is. Als wij dat niet meer bij een rechter neerleggen — hij moet ervoor zorgen dat een en ander binnen de wet past — komen we op een glijdende schaal terecht. Dan is het aan de interpretatie van een willekeurige minister of een willekeurige dienst om te beoordelen wat men er wel of niet onder laat vallen. Dat vind ik heel gevaarlijk. Dat staat haaks op de rechtsstaat. Ik deel met de heer Zijlstra de richting die wij op moeten maar ik ben wel zuiver op de graad waar het gaat om de rechtsstaat. Ik hoop dat de heer Zijlstra dat met mij eens is.  De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat de heer Roemer en ik op dat punt echt niet uiteenlopen. Ik ben het zeer met hem eens dat je altijd goed moet kijken of de rechtsstaat geborgd is en of wij de rechten van individuele mensen geen geweld aandoen. Het verschil van mening zit volgens mij puur in de vraag wat wij vreemde krijgsdienst vinden. Voor de VVD staat deelname van mensen aan IS — ze staan af en toe gewoon op video's; er is niet zoveel geheims aan wat dat betreft — gelijk aan het in vreemde krijgsdienst gaan. Dan krijgen ze overigens in dit voorstel nog meer waarborgen dan in het verleden. Ik vind, maar dat is mijn mening, dat dit voldoende waarborgen geeft, sterker nog, rechtsstatelijk heeft men meer waarborgen dan in het verleden. Als wij het doel delen, als we zien dat er op deze prudente wijze wordt omgegaan met de rechtsstaat en de juridische borging, hoop ik dat de heer Roemer nog eens wil bezien of hier toch geen voorstel ligt dat het steunen waard is, omdat het precies doet wat de heer Roemer in woord zegt te willen doen, namelijk terroristen aanpakken op alle fronten en met alle mogelijkheden die er zijn binnen de rechtsstaat.  De heer Roemer (SP): Voor al die zaken die wij met elkaar willen regelen om deze kwestie keihard aan te pakken, bestaat al wetgeving. Neem het paspoort, neem tal van andere zaken. We kunnen al heel veel maar de afgelopen jaren was het probleem dat we er veel te weinig gebruik van hebben gemaakt. Het probleem zit niet in een lacune in de wetgeving. Je kunt een extreem voorbeeld nemen, zoals dat van de heer Zijlstra zojuist, van mensen van wie het overduidelijk is omdat ze in beeld zijn geweest. Ik kan ook een voorbeeld noemen van iemand die niet in beeld komt maar over wie door een dienst wordt gezegd: wij zijn ervan overtuigd dat die persoon er ook wel een behoorlijke bijdrage aan heeft geleverd. We denken dus dat de persoon er ook onder kan vallen. De afweging is vervolgens aan de minister. Daar zit mijn bezwaar. In zo'n geval heb je in een rechtsstaat het oordeel nodig van een rechter. Voor al die andere mogelijkheden om te voorkomen dat die mensen allerlei slechte dingen kunnen doen, waar dan ook in de wereld, maar zeker in Nederland, staat al genoeg in de wet. Ik wil de rechtsstaat niet te grabbel gooien door die kwestie aan de minister over te laten.  De heer Zijlstra (VVD): Ik wil de rechtsstaat vooral overeind houden. Deze terroristen zijn bezig om die omver te werpen. De simpelste oplossing, maar die gaat mij veel te ver, is morgen de Islamitische Staat, het Kalifaat, erkennen. Dan zijn deze mensen van rechtswege allemaal onmiddellijk hun nationaliteit kwijt, conform de huidige wet. Dat gaat mij echter wat ver. Daarom vind ik het goed dat het kabinet een nieuwe mogelijkheid in de wet inbouwt om ervoor te zorgen dat die mensen hun Nederlanderschap kunnen verliezen, omdat ze feitelijk wel in vreemde krijgsdienst zijn. Ik hoop dat de heer Roemer ook die richting op zal gaan. Het is namelijk nodig. Dit is geen simpele terreurbeweging. Dit is een enorm gevaar. Wij moeten de handschoenen uitdoen en niet wijken in de strijd tegen hen die haat en terreur in onze steden willen verspreiden en die onze vrijheid willen misbruiken om haar de nek om te draaien. Tegen hen zegt het kabinet terecht: wij zullen onze vrijheid met hand en tand verdedigen, in al onze straten, in heel ons land.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter, zou ik de collega van de VVD mogen vragen of hij vindt dat de islamitische cultuur bij Nederland hoort?  De heer Zijlstra (VVD): Het antwoord op die vraag is: de islamitische cultuur hoort niet bij Nederland, want wij hebben hier een andere geschiedenis. Is het zo dat mensen met een islamitische cultuur in Nederland horen? Op die vraag is mijn antwoord: ja.  De heer Wilders (PVV): Dat is een raar antwoord. Als je vindt dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort, wil je die cultuur toch ook niet importeren?  De heer Zijlstra (VVD): Nederland is groot geworden, omdat wij door de eeuwen heen heel veel culturen hebben geïmporteerd. Dat is een sterkte van dit land; de tolerantie die wij met elkaar hebben. Die moeten wij ook verdedigen. Wij hebben geen islamitische cultuur, maar er zijn heel veel mensen in dit land van islamitische afkomst, met islamitische cultuur, die hier gewoon thuishoren en die namelijk wel onze normen en waarden respecteren en onze rechtsstaat respecteren. Die mensen ga ik, met de door u gestelde vraag, niet even aan de kant schuiven.  De heer Wilders (PVV): Dat is precies waar het fout gaat met de VVD: wel zeggen dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort, maar ondertussen de grenzen wagenwijd open laten staan. Weet de heer Zijlstra wat er met de cultuur aan de hand is?  De heer Zijlstra (VVD): Dat weet ik vrij goed als oud-staatssecretaris.  De heer Wilders (PVV): In Nederland zijn het niet maar een paar moslims die de boel verzieken. Dat is de grootste leugen uit het kabinet, uit de Kamer en uit de maatschappij. Op 9/11 zagen wij al dat driekwart van de moslims daar sympathiek tegenover stond. Wij hebben onlangs gezien dat driekwart van de moslims vond dat Syriëgangers helden zijn. Wij hebben ook gezien dat 70% van de moslims in Nederland de sharia belangrijker vindt dan de Nederlandse wet. Dat zijn schokkende cijfers. Het gaat om honderdduizenden mensen. Als je vindt dat die cultuur niet deugt — de sharia deugt echt niet, hoor, er is bijna niets fouter dan de sharia — moet je ook de consequenties trekken, door te zeggen: grenzen dicht; als je de sharia wilt, ga je maar lekker naar Saudi-Arabië, maar dan ga je hier het land uit!  De heer Zijlstra (VVD): De kern van mijn betoog is dat de VVD staat voor onze liberale normen en waarden, onze rechtsstaat en onze verworvenheden. De Verlichting is de basis van de maatschappij die wij nu hebben. De joods-christelijke traditie is de basis van wat wij hier hebben. Dat is zo en dat blijft zo. De mensen die uit andere landen hiernaartoe komen, of ze nu islamiet zijn of welk geloof dan ook hebben, zijn hier welkom, maar wel binnen de randvoorwaarde dat zij onze rechtsstaat en onze normen en waarden accepteren. Dat doen die mensen ook. Degenen die het niet doen, zullen wij hard aanpakken en bestrijden. Dat is de portee van mijn verhaal. Ik ga echter niet een hele groep over één kam scheren, omdat het niet zo is dat die hele groep onze maatschappij verwerpt. Bijna iedereen is blij dat zij de vrijheid hebben om hun eigen mening te hebben.  De heer Wilders (PVV): Mijn partij, de PVV, zegt ook niet dat alle moslims hetzelfde zijn. Ik heb het over percentages die onderzocht zijn, niet door mij. De conclusie is dat wij het Paard van Troje hebben binnengehaald. Toegegeven: het betreft misschien niet 100% van de moslims. Wij moeten niet iedereen over één kam scheren, maar driekwart van de moslims vond 9/11 prima. Driekwart van de moslims vindt de Syriëgangers helden. Driekwart van de moslims wil de sharia liever dan de Nederlandse wetten. Dat zijn niet onze normen. Dat betekent dat vrouwen de helft van hun erfenis krijgen van mannen. Dat betekent dat overspel met steniging wordt beloond. Dat is de sharia. Daar moet u zich niet zomaar van afmaken, daar moet u van zeggen: dat wil ik niet in Nederland. "Grenzen dicht, en als je de sharia wilt, het land uit." Waarom zegt u dat niet?  De heer Zijlstra (VVD): Laat ik over de sharia helder zijn: die wil ik inderdaad niet. Ik ben niet van de lijn van voormalig minister Donner, die zei: als 50% van Nederland plus één stem de sharia wil invoeren, dan gaan we dat doen. Nee! Ik heb het net helder aangegeven: ik vind dat onze maatschappij is wat ze is, dat we daarvoor moeten strijden en dat we onze verworvenheden overeind moeten houden. Daar hoort bij dat we die verworvenheden ook op iedereen toepassen, ook op moslims. Ik ben niet van de sharia, maar ik ben er wel voor dat mensen die iets anders vinden, dat in dit land ook mógen vinden. Als ze dat vervolgens gebruiken om tegen onze maatschappij te vechten, dan ga ik hen bestrijden, maar pas dan, en niet zoals de heer Wilders alleen al omdat ze dat vinden.  De heer Wilders (PVV): Zo gaat ons land dus naar de knoppen, want we verliezen die strijd. We hebben inmiddels één miljoen moslims in Nederland. Ze willen niet allemaal de sharia, maar driekwart van hen wil de sharia wel. Driekwart vindt dat de koppensnellers, de jihadgangers in Syrië, helden zijn. U hebt niet het begin van een oplossing. U zegt: pas als ze met hun leger in Amsterdam staan, ga ik wat doen. Ik zeg: nee, u moet eerder wat doen! U zou de grenzen moeten sluiten. U zou Nederland moeten beschermen. U zou Nederland moeten de-islamiseren. Dat is wat u moet doen! Honderdduizenden mensen die op dit moment in Nederland leven, willen de sharia en vinden jihadgangers helden. En u hebt niet het begin van een antwoord. Op uw manier hebben we hier morgen de sharia.  De heer Zijlstra (VVD): Als je het antwoord niet wilt horen, wordt het inderdaad wel heel moeilijk. Tegen de heer Wilders wil ik toch zeggen, via u, voorzitter: als we de maatschappij appreciëren waar wij voor gevochten hebben, en als wij haar met alle vrijheden en verworvenheden overeind willen houden, dan moeten wij niet vervallen in de denkbeelden en acties van IS. Tegen de heer Wilders zeg ik: u doet dat feitelijk zelf wel. Doordat u de verworvenheden die wij hier hebben, aan de kant wilt schuiven voor een deel van de bevolking, komt u aan de fundamenten van onze rechtsstaat, onze maatschappij. Dat ga ik niet doen. Ik ga ze bestrijden waar dat nodig is op hun denkbeelden en als ze actie ondernemen, op hun acties, maar ik ga niet onze verworvenheden aan de kant schuiven voor dit soort beelden.  De heer Wilders (PVV): Ik bestrijd juist de mensen die onze rechtsstaat om zeep willen helpen. Daarvoor moet je actief zijn. Dat is niet makkelijk. Je wordt bedreigd. Je wordt voor de rechter gedaagd. Je wordt beschimpt. Ik snap dat niet iedereen dat wil doen. Je kunt me echter niet afdoen als iemand die IS imiteert, want het tegenovergestelde is het geval. Wij willen Nederland, de rechtsstaat Nederland houden en wij durven eerlijk te zeggen dat driekwart van de moslims in Nederland de sharia wil, dat driekwart van de moslims in Nederland stond te juichen bij 9/11 en vindt — ik kan het niet vaak genoeg herhalen — dat mensen die in Syrië jihad gaan voeren, helden zijn. Dat wil ik niet in onze samenleving! Als wij zeggen: we wachten maar tot het nog erger wordt, dan vraag ik de heer Zijlstra hoeveel erger hij het nog wil hebben. We hebben in Nederland al enclaves van de sharia, we hebben al honderden jongens en meisjes die daar gaan vechten en moorden. Hoeveel erger wilt u het nog hebben, mijnheer Zijlstra? We moeten nu optreden en we moeten Nederland de-islamiseren! Het tuig eruit en niemand meer erin! Dat geldt niet voor alle moslims, maar wel voor driekwart.  De heer Zijlstra (VVD): De kern van onze maatschappij is dat iemand iets mag vinden waarmee wij het totaal oneens zijn, maar dat we ervoor zullen vechten dat de vrijheid om dat te vinden, overeind blijft. Dat is het verschil tussen de heer Wilders en mij. Ik zal ervoor vechten dat iedereen in Nederland de vrijheid heeft om te vinden wat hij vindt. Iedereen! Ik zal echter ook vechten tegen degenen die proberen om die vrijheid aan te tasten.  De vanzelfsprekendheid van onze veiligheid is verdwenen en dat is bedreigend, want veiligheid is de basis van onze vrijheid en welvaart. De haven van Rotterdam kan niet bestaan zonder veilige scheepvaartroutes. Onze bedrijven kunnen niet exporteren zonder veilige afzetmarkten. Onze banen kunnen niet zonder veiligheid. We kunnen niet langer verwachten dat onze Amerikaanse vrienden het wel weer voor ons zullen opknappen. Wij hebben jarenlang de vruchten geplukt van de veiligheid die de Amerikanen ons via de NAVO boden, maar naarmate de blik van de Verenigde Staten verschuift naar het Midden-Oosten, van het Midden-Oosten naar Azië, van Europa naar de Pacific, naar Brazilië, naar India, zullen wij Europeanen dat gat moeten opvullen, omdat dit in ons eigen belang is en omdat we voor onze veiligheid niet eeuwig van de Amerikanen afhankelijk kunnen blijven.  Wij zullen dus zelf moeten zorgen voor onze veiligheid. Ik sta hier als vertegenwoordiger van een partij die in de afgelopen kwarteeuw zeventien jaar heeft geregeerd. Wij hebben in goede en in slechte tijden verantwoordelijkheid genomen voor het bestuur van dit land. Met veel succes, maar ook met fouten. Wij hebben in onze verkiezingsprogramma's steeds ingezet op het voorkomen van bezuinigingen op Defensie. Maar we hebben na onderhandelingen toegestaan dat het toch gebeurde. Sinds 1989 zijn de Defensie-uitgaven met de helft gedaald. Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat ook mijn partij daarvoor verantwoordelijkheid draagt. Het is daarom goed dat dit kabinet een trendbreuk wil bewerkstelligen. Er komt nu slechts 100 miljoen bij. Maar het kabinet is er ook duidelijk over dat er in de toekomst meer zal moeten gebeuren. Dat kan op onze steun rekenen. Want het is echt een illusie te denken dat we een keuze hebben: of meer uitgeven aan zorg en sociale zekerheid of meer uitgeven aan onze veiligheid. Want wie veiligheid offert voor welvaart zal beide verliezen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Waardering voor de terugkijk op het verleden, waarvoor CDA en VVD verantwoordelijkheid dragen. Nu zegt de heer Zijlstra wel dat het anders moet. Maar als hij dat zegt, kan het toch niet zo zijn dat hij het weer alleen maar over de toekomst heeft? De dreiging bestaat nu, die kan de heer Zijlstra niet vooruitschuiven. Waarom wordt nu niet meer ingezet op Defensie, zodat de bezuinigingen niet alleen minder worden, maar echt worden weggewerkt, zodat er meer geld voor Defensie komt?  De heer Zijlstra (VVD): Het gebeurt nu. Het is inderdaad, zeg ik onmiddellijk tegen de heer Van Haersma Buma als hij dat bedoelt, maar 100 miljoen, wat onvoldoende is voor de langere termijn. Maar als wij het niveau nu meteen omhoog willen krikken, moet dat mogelijk zijn binnen de bestedingen van Defensie. De minister heeft al heel helder aangegeven waar zij de komende tijd naartoe wil. Ik meen dat haar plan vorig jaar in dit huis is besproken. Wij vinden dat een goede leidraad, maar we moeten zien wat er verder nodig is, gelet op de ontwikkelingen in Oekraïne en het Midden-Oosten, waarna we ons uitgavenpatroon daarop moeten aanpassen. Ik ga hier geen vérplaswedstrijd doen over bedragen: 100 miljoen is slechts een eerste stapje. Ik erken onmiddellijk dat dat niet genoeg is; de komende jaren zullen we door moeten gaan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik breng dit omdat de heer Zijlstra grote woorden gebruikte over het belang van meer veiligheid. Zijn hele verhaal ging daar terecht over. Maar zegt hij nu dat er in de komende drie jaar niet eens meer dan 100 miljoen extra kan worden uitgegeven? Dat is immers niet waar. Als we willen, kan het. Sterker nog: het moet, want alleen de investeringen om de huidige defensie op peil te houden, liggen al hoger. Daarom nog een keer mijn vraag: is het 100 miljoen omdat het volgens de heer Zijlstra niet meer hoeft te zijn, of moeten we over vier jaar hier weer staan om achteraf te constateren dat het te weinig is geweest?  De heer Zijlstra (VVD): 100 miljoen is de eerste structurele stap die nu wordt gezet. Dat betekent niet dat we hierna weer jaren niets gaan doen. Wat mij betreft gaan we in de volgende begroting de volgende stap zetten. Laat helder zijn dat dit een heel belangrijk onderwerp is. Het is dus van groot belang dat die stap wordt gezet.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil mijn respect uitspreken in de richting van de heer Zijlstra dat hij gewoon eerlijk toegeeft dat hij het eigenlijk niet wilde, maar dat het tijdens onderhandelingen is losgelaten. Ik denk dat hij met name doelt op Rutte I, waar de grootste klap viel bij de Defensiebegroting. Ik heb de heer Buma horen zeggen: we wilden het niet, maar het is toch gebeurd. U was toen met zijn drieën. Betekent dit dat de heer Wilders wilde dat er 1 miljard werd bezuinigd op Defensie? Is dat de conclusie die we moeten trekken uit al dit soort publieke schuldbekentenissen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zeg in de openbaarheid nooit wat over onderhandelingen. Hoe groot de verleiding ook mag zijn, dat doe ik nu ook niet.  De voorzitter: Misschien kunt u die vraag straks aan de heer Van Haersma Buma stellen.  De heer Slob (ChristenUnie): Het wordt niet weersproken. Nog een punt: als de VVD spijt heeft van de bezuinigingen op Defensie betekent dit dan dat die fout niet nog eens wordt gemaakt en dat vervolgstappen worden gezet na de eerste bescheiden, maar wel belangrijke stap die nu is gezet?  De heer Zijlstra (VVD): Dat mag u concluderen. Als ik hier volgend jaar met lege handen sta, weet ik zeker dat u achter de interruptiemicrofoon staat, wat dan ook nog terecht is.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Zijlstra (VVD): Waar deze zomer niets aan heeft veranderd, is de inzet van de VVD voor een land dat de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien, een land dat tegen een stootje kan. En we kunnen weer tegen een stootje. Het CPB heeft vlak voor de zomer de financiële en economische gevolgen van wat het kabinet doet, in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat het kabinet erin slaagt het huishoudboekje van de overheid op orde te brengen. Het houdbaarheidssaldo — een vreselijk woord — is veranderd van fors tekort in een klein overschot. Ik zie dat het kabinet de verstandige en behoedzame lijn in deze begroting vasthoudt, en dat is goed. Stukje bij beetje brengen we onze begroting op orde en dat is ook nodig. We kunnen niet eindeloos meer blijven uitgeven dan we verdienen. We hebben buffers nodig voor slechte tijden. Alleen zo houden we geld over om in goede scholen te investeren, in wegen waarop je meer rijdt dan stilstaat, in veiligheid en in zorg. Of je nu door de Schilderswijk loopt of op Schiphol in een vliegtuig stapt, we moeten zorgen voor het benodigde geld.  Het kabinetsbeleid zorgt er ook voor dat wij als Nederlanders beter tegen een stootje kunnen. Het zorgt ervoor dat je de keuze krijgt om zaken zelf te regelen, om zo onafhankelijk mogelijk te zijn van instellingen en bureaucratie. Het geeft je de ruimte en de kans je leven te leiden zoals jij dat wilt. Daarmee ontlast je de collectieve systemen die we hebben opgetuigd en, belangrijker nog, zo kom je tegemoet aan wat mensen zelf willen. Daarom steunen wij ook de decentralisaties in de zorg. Daarbij wordt immers uitgegaan van dit principe.  Onlangs had ik Tim van den Wijngaard op bezoek. Tim heeft tijdens zijn geboorte een hersenbloeding gehad. Hierdoor is hij gehandicapt geraakt. Hij is gebonden aan een rolstoel en kan één arm slechts gedeeltelijk gebruiken. Ik kwam met hem in contact vanwege de decentralisaties in de zorg. Hij was voor mij echt een inspiratiebron om te bepalen hoe zorg moet worden vormgegeven. Tim vertelde mij dat hij het helemaal zat was dat mensen hem continu vertelden wat hij allemaal niet kon of moest doen. Zo adviseerde het UWV hem om vooral niet aan het werk te gaan, omdat dat zou kunnen leiden tot een lagere uitkering of helemaal geen uitkering; dat was toch gevaarlijk. Hij wilde zijn eigen keuzes maken. Hij is met succes een opleiding gaan volgen en is een eigen bedrijf in coaching gestart. Nu heeft hij een vaste baan bij de politie. Dat ging niet vanzelf. Toen hij aan het werk ging, had hij al een rolstoel van de gemeente voor dagelijks gebruik. Hij had echter een aangepaste rolstoel nodig voor zijn werk. Dat ging niet gemakkelijk. Doe één rolstoel, zou je zeggen. Nou, zo werkt het niet in dit land. Het UWV zei: wij betalen de rolstoel voor uw werk. De gemeente zei: wij betalen de rolstoel voor het dagelijks gebruik. Daar één rolstoel van maken, wat voor Tim veel gemakkelijker is en ook voldoet aan zijn behoefte, bleek buitengewoon moeilijk. De twee potjes waren bepalend. De regels waren richtinggevend, niet de keuze of de behoefte van degene die zorg nodig heeft.  Daarnaast wilde Tim graag echt zelfstandig worden. Hij heeft een enorme waardering voor mensen in de thuiszorg, maar hij wil zelf kunnen beslissen of hij om tien uur opstaat of om acht uur. Hij wil daarvoor niet afhankelijk zijn van de zorgmedewerker die naar hem toe komt. Hij verzocht dan ook om een duurdere tillift waardoor hij volledig zelfstandig kon worden. Het is hem uiteindelijk gelukt. Ook dat had veel voeten in de aarde. Het gevolg is dat hij nu zijn eigen keuzes maakt. Hij bepaalt wanneer hij opstaat en wanneer hij naar zijn werk gaat. Het mooie is dat het niet alleen voor hem de beste keuze is maar ook voor de belastingbetaler. De thuiszorg die hij had, heeft hij nu immers niet meer nodig. Dat is wat ons betreft de essentie van de decentralisaties in de zorg. De essentie is dat Tim en vele anderen betere zorg krijgen, dat er wordt tegemoetgekomen aan hun wensen, dat ze hun eigen keuzes maken. Kunnen ze die keuzes niet maken, dan is er natuurlijk opvang, thuiszorg en ondersteuning. Eigen keuzes maken, dat is de essentie. Complimenten aan het kabinet dat het dit heeft doorgezet. Ik kan u overigens het blog van Tim aanraden. Dat is te vinden op "kansenrapenzonderbukken.wordpress.com". Misschien moet u dat straks nog even nalezen.  Het kabinet zal de komende jaren zijn handen vol hebben, maar ik zie dat de heer Roemer nog wat wil zeggen. Ik dacht al: waar blijft hij?  De heer Roemer (SP): En ik dacht: er komt vast nog wel meer. Het is prachtig om een mooi voorbeeld op te lepelen dat wij ook kennen. U hebt heel mooie voorbeelden en mijn compliment aan die mijnheer die zijn uiterste best doet om het voor zichzelf mogelijk te maken om zo zelfstandig mogelijk te blijven. Een fantastisch voorbeeld, dat willen we allemaal. Het is alleen niet de essentie van waar wij met dit kabinetsplan naar toegaan. De essentie is dat dit gebruikt wordt, misschien zelfs wel misbruikt wordt, om een oorverdovende bezuiniging over de gemeenten uit te storten, zodat die geen geld meer hebben voor al die mensen die normale buurt- en thuiszorg nodig hebben. Ja, ook wij willen naar een buurtzorgniveau met een verantwoordelijkheid voor de mensen in de wijk. Dat maakt de zorg goedkoper. Dat dwing je echter niet af met een zo vergaande bezuiniging als nu, waardoor 35.000 mensen voortijdig uit de thuiszorg ontslagen worden en deze zorg kwijtraken, terwijl zij die zo hard nodig hebben. Het moet wel een eerlijk verhaal zijn.  De heer Zijlstra (VVD): Voor de VVD staat voorop dat mensen die zorg nodig hebben, zelf de keuze kunnen maken welke zorg zij willen. Ik ga niet kijken, zoals de heer Roemer nu doet, of dat betekent dat het budget daardoor minder stijgt. Daar hebben we het nu over, maar het gaat mij niet om het geld. Het gaat mij om de keuzes die mensen zelf mogen maken. Als zij dat niet kunnen, dan hebben wij een heel groot apparaat met heel veel deskundige mensen in de zorg die deze mensen kunnen helpen. Je staat er in dit land nooit alleen voor. Ik vind dat je moet bekijken hoe je mensen in hun kracht kunt zetten, waar dat kan en waar zij dat willen grijpen. Kijk naar het voorbeeld van Tim, om het toch even over geld te hebben. Hij had thuiszorg en zou volgens de huidige regels, waar u ook terecht vaak tegen strijdt, twee rolstoelen hebben gekregen. Dat is twee keer duurder dan in zijn ideale situatie. De verbetering van de eigen situatie van Tim zorgt er ook nog eens voor dat we minder kosten maken. De SP heeft regelmatig terecht commentaar op bureaucratie in de zorg en op regels in de zorg. Die breken we nu af. Ik zou verwachten dat u deze beweging van harte zou ondersteunen omdat het doet wat u in essentie zegt te willen. Ik hoop dat u dat de komende tijd zult bewijzen.  De heer Roemer (SP): Daar begon ik net mee, maar dit is niet de essentie waar het plan over gaat. U breekt die keuzevrijheid voor heel veel mensen juist af. Ouderen hebben niet de keuzevrijheid: wil ik langer thuis wonen met de mogelijkheden die er zijn, of ben ik beter af in een verzorgingshuis waar ik meer sociale contacten heb en een betere zorg die in mijn specifieke situatie past? Die keuzevrijheid is weggehaald. U dwingt mensen langer thuis te zitten door de indicatie omhoog te gooien en door ervoor te zorgen dat mensen niet meer in een verzorgingshuis terecht kunnen. Die worden gesloten en de bijbehorende zorg wordt door grove bezuinigingen afgebroken. Thuiszorg wordt grotendeels afgebroken, door bezuinigingen wordt het sociale netwerk afgebroken en de voorziening voor mantelzorgers staat onder druk. Daar zit mijn kritiek. Ik vind u direct in het voorbeeld dat u net gaf. Als we de buurtzorg kunnen organiseren met de verantwoordelijkheden bij de verpleegkundigen in de wijk, dan kunnen we veel besparen en kunnen we veel bureaucratie weghalen. Daar vinden wij elkaar. Het is alleen oneerlijk om dat als voorbeeld te gebruiken, terwijl u een streep zet door de keuzevrijheid van zo veel ouderen.  De heer Zijlstra (VVD): Het is juist dit voorbeeld dat aangeeft waar we naartoe willen. Ik erken onmiddellijk dat er mensen zullen zijn die niet zoals Tim in staat zijn om een keuze te maken. Daarom hebben we ervoor gezorgd dat er voor die mensen ook zorg is: thuis, in de buurt, dichtbij. De SP schetst het beeld alsof die mensen aan hun lot zijn overgelaten, maar dat is onzin. Wij redeneren vanuit een andere kant. Wij willen dat mensen die zorg nodig hebben, zelf die keuzes kunnen maken en zelf de beste oplossing kunnen kiezen. Dat kan omdat gemeenten straks alles in één hand hebben. Ze hebben geen twee potjes, maar één pot. Ze gaan samen met degene die zorg nodig heeft, kijken wat de beste oplossing is. Dat is hartstikke goed.  De heer Roemer (SP): Op het punt van bureaucratie komen we er samen wel uit. Was het maar onzin. Nu al zie je dat organisaties mensen de nodige zorg afpakken en dat het aantal uren zorg van mensen verminderd wordt. Nu al zie je dat organisaties mensen ontslaan. Nu al zie je dat doordat gemeenten de centen niet meer krijgen, mensen 20% mogen inleveren op hun salaris, om vervolgens hetzelfde werk te gaan doen. Wat nou keuzevrijheid? U dwingt mensen in slechtere omstandigheden te leven. U haalt de broodnodige zorg bij hen weg. U verslechtert de situatie voor de mantelzorgers. Er zijn inmiddels zo veel mensen die dat nu al voelen, terwijl het beleid op 1 januari nog moet beginnen. Haal die twee dingen niet door elkaar!  De heer Zijlstra (VVD): Dat laatste zou ik tegen de heer Roemer willen zeggen. Als die dingen nu misgaan, is dat niet te wijten aan de decentralisaties, want die moeten nog ingaan. De dingen die nu misgaan zijn redenen waarom we dit doen. We willen ervoor zorgen dat we alle zaken gaan verbeteren waar ook de heer Roemer, terecht, regelmatig tegen te hoop loopt. Dat is de essentie van wat we doen. Ga nu niet zeggen dat de dingen die nu misgaan te wijten zijn aan de decentralisaties. Nee hoor, want die decentralisaties moeten nog plaatsvinden. Ik snap dat heel veel mensen op dit moment ongerust zijn, ongeacht of ze zelf zorg nodig hebben, of hun kinderen of hun ouders. Ik heb een zus die een zwaar gehandicapt zoontje heeft. Die jongen kan echt niks. Het feit dat de chauffeur van de bus waarmee hij naar de opvang moest, veranderde, leverde al stress op in het gezin. Ik snap heel goed dat zo'n enorme operatie die dit kabinet uitvoert, tot stress en tot onzekerheid leidt omdat mensen niet weten wat eraan komt. Dat snap ik. Maar ga niet het beeld neerzetten dat we er niet over nagedacht hebben en dat we iedereen aan zijn lot overlaten. Het omgekeerde is het geval. De zaken die nu goed gaan in de zorg, gaan we aanpakken en in één hand brengen zodat de mensen zelf met de gemeente de beste oplossing kiezen.  De heer Roemer (SP): Dat zou de heer Zijlstra willen. Feit is dat gemeenten nu anticiperen op aangekondigde bezuinigingen in het Gemeentefonds die gepaard gaan met de decentralisaties. Dat er geen nieuwe contracten worden afgesloten met organisaties heeft tot gevolg dat gemeenten nu gaan snijden. Organisaties weten niet waar ze aan toe zijn en moeten mensen massaal ontslaan. Ze pakken werknemers 20% van hun salaris af. Daarnaast zijn er geen nieuwe contracten. Ouderen krijgen ineens heel veel nieuwe mensen aan hun bed, in hun thuissituatie. Dat heeft alles te maken met de decentralisatie. De grote boodschap en het idee erachter was niet alleen de vraag hoe we het beter kunnen maken, maar ook de vraag hoe we hier op fors kunnen bezuinigen terwijl we daar een mooi verhaaltje bij plakken. Daar trappen al die mensen niet in die vandaag de dag er al moeite mee hebben en die de klappen nog krijgen na 1 januari.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben een optimistisch mens, maar ik begin licht de moed te verliezen dat ik de heer Roemer op dit punt naar mijn kant ga halen. Ik hoop dat hij de openheid heeft om te zien dat die effecten gaan optreden waar die decentralisaties straks plaatsvinden. Er zullen dingen misgaan. Dat zal zeker gebeuren. We zullen dan schouder aan schouder staan om ervoor te zorgen dat die gerepareerd worden. Voor ons is echter iets anders leidend in de zorg dan voor de SP. Voor ons is degene die zorg nodig heeft, leidend. Daarnaast zijn zijn behoeften en zijn keuzes leidend.  Voorzitter. Het kabinet zal de komende jaren de handen vol hebben aan het implementeren van alle maatregelen die het afgelopen jaar zijn genomen. Dat is een enorme taak. Het echte regeerwerk binnen het kabinet vindt eigenlijk pas de komende jaren plaats. De wetgeving mag het parlement gepasseerd zijn, nu is het aan het kabinet om te zorgen dat alle hervormingen goed landen en dat fouten zo veel mogelijk worden voorkomen. Als die fouten toch worden gemaakt, moeten we ze herstellen. Het is een enorme klus, een klus die groter is dan datgene wat veel voorgaande kabinetten in vier jaar moesten doen. Ondanks deze grote klus ziet de VVD nog twee grote projecten die door dit daadkrachtige kabinet zullen moeten worden opgepakt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wilde interrumperen, maar ik wacht de grote klussen van meneer Zijlstra even af.  De heer Zijlstra (VVD): De eerste is: economische groei en banen; het verder aanzwengelen van onze economische motor. We koesteren onze sterke economie en de daaruit voortkomende welvaart, maar die welvaart is niet vanzelfsprekend. Onze generatie en die van mijn zoon zullen er harder voor moeten vechten dan mensen in het verleden. De hevige internationale concurrentie is groter dan ooit. Ik zie een kabinet dat dit inziet, door tal van hervormingen van de overheidsfinanciën, de huizenmarkt, de zorg, de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en het onderwijs. Daardoor wordt er een fundament gelegd onder de groei van onze welvaart en wordt er geprobeerd om onze economie wendbaarder en innovatiever te maken.  Het is slecht nieuws voor ons allen, maar de politiek kan het gras niet harder laten groeien door daaraan te trekken. Naast een goede voedingsbodem is er ruimte voor groei nodig. In eerdere debatten heb ik aangegeven dat dit vraagt om een overheid die een stap opzij doet, die los durft te laten, die gevestigde belangen en structuren durft te doorbreken en die ons aanspreekt op onze eigen veerkracht. Nederland is een land met een enorm potentieel aan talent. Als we het beste uit onszelf willen halen, moeten we de neiging onderdrukken om alles dicht te regelen. We moeten verlichten en minder verplichten. Dat geldt in het bijzonder voor onze sociale voorzieningen. Daarvoor moet ons poldermodel anders worden vormgegeven: niet gericht op het verdelen van de koek, maar op het groter maken van de koek. Of ik nu met vakbonden spreek of werkgeverorganisaties, niemand praat over het groter maken van de koek. Het gaat dan alleen maar om het vasthouden van wat we nu hebben. Maar we moeten niet stilstaan, we moeten vooruit. "Vooruit" betekent dat we starters, mkb'ers, zelfstandigen, maar ook multinationals de ruimte moeten geven. We willen meer mensen aan het werk hebben, maar met de kosten en het gedoe waar je als ondernemer mee te maken hebt als je iemand in vaste dienst wilt nemen, is het nog een wonder dat er in dit land überhaupt nog mensen in vaste dienst worden aangenomen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als de heer Zijlstra zo veel woorden spreekt over de noodzaak van meer dynamiek en meer banen, hoe is het dan mogelijk dat het kabinet nog steeds niet in staat is om met een plan voor de werkelijke hervorming van de belasting te komen?  De heer Zijlstra (VVD): Daar kom ik zo op. U was toch aan het wachten, dus misschien hebt u nog even geduld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een vraag. Ik zal hem nogmaals stellen: hoe kan het dat het kabinet nog steeds niet met een plan komt voor de hervorming van de belastingen? Ik heb uw verhaal gehoord, waaruit maar één conclusie kan worden getrokken, namelijk dat we morgen al moeten beginnen met het hervormen van de belastingen.  De heer Zijlstra (VVD): Mijn tweede punt, naast economische groei en banen, was het belastingstelsel. Daar ga ik nu dus maar naartoe. Eerlijk gezegd vind ik dat we complimenten moeten maken aan het kabinet en aan de staatssecretaris, die altijd op de achterste rij zit. Ik weet dat uit ervaring. Hij heeft gisteren een brief gestuurd, waarin volgens mij stappen worden gezet, waarmee deuren van het slot worden gehaald die in het verleden dichtzaten. Dat is nodig om die belastingherziening, die inderdaad van wezenlijk belang is, voort te zetten. Het kabinet is druk bezig. We weten allemaal dat een belastingherziening minimaal vijf tot zes jaar duurt. Het kabinet zegt heel terecht dat we zo'n enorme stelselwijziging alleen maar voor elkaar krijgen als we daar een forse lastenverlichting, dus een nettolastenverlichting, tegenover kunnen zetten. Het geld daarvoor is er nu nog niet. Ik heb uw tegenbegroting nog niet gezien, maar als we die belastingherziening willen, met deze wetenschap uit het verleden, zouden we nu dus vijf miljard moeten gaan bezuinigen om dat geld vrij te maken. Ik ben benieuwd of uw tegenbegroting vijf miljard aan bezuinigingen bevat, om zo'n stelselherziening mee te kunnen maken. Ik schat in van niet. Dezelfde moeilijkheid geldt voor het kabinet. Wat ík goed vind, is dat we wel inzichtelijk hebben gemaakt waar we mogelijk stappen gaan zetten en welke stappen nu al gezet kunnen worden rond het versimpelen van de kinderopvangtoeslag. Dus het kabinet is druk bezig maar we moeten hier niet het beeld creëren alsof we een belastingherziening die een enorme impact kan hebben op mensen thuis en hun inkomen, eventjes op een achternamiddag in elkaar kunnen klussen. Zo is het niet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra heeft wel lef om deze uitschuifoperatie van complimenten te voorzien, want al twee jaar geleden was er het gevraagde advies over hoe een nieuw stelsel eruit moest komen te zien. Klopt het en steunt de VVD het dat, zoals minister Dijsselbloem zei, de financiering zal komen uit enerzijds een verhoging van de btw en anderzijds het mogelijk voordoen van meevallers die anders dan in het verleden blijkbaar niet meer naar het tekort gaan maar naar belastingmaatregelen van een toekomstig kabinet?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nergens gelezen dat de btw omhooggaat om dit plan te financieren. Dat er gekeken wordt of in de totale belastingherziening schuiven nodig zijn tussen indirecte en directe belastingen, klopt. Dat is een van de deuren die van het slot zijn, waar de komende tijd het kabinet verder naar zal moeten kijken. Het kabinet zal overigens — dat is het goede nieuws voor de heer Buma en overigens ook anderen — een heel breed draagvlak gaan zoeken. Dat stelt het ook terecht in zijn brief, al was het alleen al dat de laatste keer dat de heer Samsom en ik in de Eerste Kamer aan het tellen waren we niet helemaal aan een meerderheid kwamen. Het zou namelijk wel leuk zijn als zo'n herziening er ook doorheen kwam. Dus we hebben een breed draagvlak nodig en dat is het goede van het voorstel van de staatssecretaris; hij maakt inzichtelijk waar bewegingen gemaakt kunnen maken en waar allerlei blokkades die ook soms door mijn partij in het verleden zijn opgeworpen, er niet zijn. De uitnodiging richting, ik zou bijna willen zeggen, allen buiten deze coalitie is: geeft u dan ook aan welke keuzes u daarin wilt maken omdat wij nu een eerste stap hebben gezet. Ik hoop dat er een breed draagvlak en een brede steun in de Kamer is om deze belastingherziening voor elkaar te krijgen, mét heldere standpunten vanuit de oppositie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb het even moeten verifiëren, maar, inderdaad, de minister van Financiën heeft gisteren gezegd: het moet ook betaald worden uit een verhoging van de btw. Dus mijn vraag is: betekent dit nu al de eerste ruzie over het nieuwe plan of steunt de heer Zijlstra deze opmerking van de minister van Financiën?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb de minister van Financiën, eerlijk gezegd, deze uitspraak niet zien doen, maar ik geef ook onmiddellijk toe dat ik niet 24 uur per dag in zijn nabijheid verkeer, wat voor hem goed nieuws is en voor mij overigens ook. Ik heb het in de plannen in ieder geval niet kunnen ontdekken. Wel is een van de deuren die van het slot zijn, of niet nagegaan zou moeten of er een schuif moet worden gemaakt tussen direct en indirect, juist om de ook door het CDA zo gewenste verlaging van de lasten op arbeid voor elkaar te krijgen. Dat is een van de zaken waarmee nu vooruitgegaan moet worden en waar ongetwijfeld ook uw mening over gevraagd zal worden om te kijken of een breed draagvlak mogelijk is.  De heer Roemer (SP): Die nabijheid van minister Dijsselbloem had overigens zo gekund, waar binnen de VVD gezegd wordt dat hij de beste VVD-minister van het kabinet is …  De heer Zijlstra (VVD): Dat is allemaal interessant die uitspraken, maar de VVD …  De voorzitter: De heer Roemer heeft het woord.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra huilt nu heel veel krokodillentranen dat het allemaal minder en minder moet worden. Is het echter niet dezelfde VVD geweest die zeventien jaar lang de belasting op arbeid steeds heeft verhoogd en overal mee heeft ingestemd? Naar aanleiding van eerdere opmerkingen van de heer Samsom in de media is mijn vraag of de heer Zijlstra het met mij eens is dat nu eindelijk eens paal en perk gesteld moet worden aan dat enorme verschil tussen de belasting op arbeid, die heel hoog is, en de belasting op kapitaal die schrikbarend laag is, ook vergeleken met Europa? Is hij het met mij eens dat die met in elkaar in evenwicht moeten komen?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij ben ik in het verleden buitengewoon helder geweest en ben ik dat nog steeds over het nog meer belasten van vermogen en kapitaal of, in gewoon Nederlands, het belasten van ons spaargeld. Ik vind dat je ons spaargeld niet extra moet belasten. Het is namelijk geen dood kapitaal. Het zijn namelijk bedrijven, fabriekshallen, kantoren, machines et cetera. Dat is werkgelegenheid. Dat is onze economie. Je moet dus niet net doen alsof dat een potje geld is waar je even vrijelijk uit kunt putten. Nee, het is ons spaargeld. Waar mensen dat spaargeld met veel pijn en moeite bij elkaar gesprokkeld hebben en er al vele keren belasting over hebben betaald, is het op een gegeven moment ook klaar.  De heer Roemer (SP): Ik heb het niet over de spaarcenten van gewone mensen, want die betalen dankzij het VVD-beleid nu al te veel, uitgaande van een rendement van 4% dat ze "never nooit" halen. Het gaat mij om het volgende. Er zijn heel veel miljonairs bijgekomen. Het vermogen van de 10% rijkste Nederlanders is sinds de crisis met 30 miljard gestegen, terwijl de mensen aan de onderkant voor 10 miljard meer in de schulden zitten. Het gaat om die verdeling. De enorme lastenverzwaring is vooral bij het midden- en kleinbedrijf terechtgekomen. Denk aan de btw-verhoging. Denk aan de accijnsverhogingen. Het zijn de multinationals, die ruim in het jasje zitten, die keer op keer op keer belastingverlaging hebben gekregen. De VVD steunt dus wel de miljonairs en multinationals in Nederland, maar niet het midden- en kleinbedrijf en de mensen met spaarcenten, want die betalen al jarenlang de rekening. Daar moeten we eens van af. Ik had gehoopt dat de heer Zijlstra, nu hij toch zijn fouten uit het verleden aan het toegeven is, zou zeggen: dat gaan we nu een beetje corrigeren.  De heer Zijlstra (VVD): Het is sneu nieuws voor de heer Roemer, maar het gaat toch echt over het spaargeld van mensen. Af en toe vind ik het ook best jammer, maar de grote kapitalen, de mensen met de miljarden, zal ik maar zeggen, zijn niet gebonden aan Nederland. Die hebben hun kapitaal over de hele wereld uitstaan en halen hun rendement ook over de hele wereld. Dat is overigens ook zo voor de Nederlandse pensioenfondsen, waar feitelijk heel veel spaargeld in zit van mensen die straks van hun oude dag willen genieten. Ook dat geld is internationaal breed belegd, omdat ze daar veel rendement mee behalen. Het gaat om het spaargeld van die mensen. Als je hier met mooie voornemens iets aan zou willen doen, eindig je — dat is de les uit het verleden — met maatregelen die de middeninkomens en de mensen die een klein beetje spaargeld bij elkaar gesprokkeld hebben, treffen. Dan raak je de ondernemers die geld voor hun oude dag in hun bv hebben vastgezet, want dit geld wordt in één keer als kapitaal gezien, terwijl het een oudedagsvoorziening is. Die fout gaat de VVD wat mij betreft niet maken.  De heer Roemer (SP): Die fout heeft de VVD de afgelopen jaren alleen maar gemaakt. Denk aan het verhogen van de btw en de accijnzen. Kijk naar de bedrijven in de grensstreek. De koopkracht van mensen is gedaald. Het midden-en kleinbedrijf heeft al jarenlang moeite om investeringen te krijgen. Dat zijn allemaal maatregelen geweest waarmee het midden- en kleinbedrijf en de gewone mensen met een beetje spaargeld voortdurend gepakt zijn. Het gaat mij om de grote vermogens. Het gaat mij om de 30 miljard meer voor de 10% rijksten in Nederland. Die groep laat de heer Zijlstra ongemoeid. Sterker nog, de belasting op kapitaal is in Nederland veruit de laagste in Europa. Ik geloof dat alleen Polen eronder zit. De rest van Europa zit er ver boven. Het gemiddelde ligt boven de 20%. De heer Zijlstra blijft daarvan af. Hij laat kapitaal lopen en de gewone man en vrouw in Nederland en de ondernemer in het midden- en kleinbedrijf betalen de rekening daarvan, waarvoor dank!  De heer Zijlstra (VVD): De heer Roemer probeert te doen alsof hij een warm hart heeft voor het midden- en kleinbedrijf, maar de essentie van hetgeen hij nu zegt, is dat dit soort bedrijven wordt getroffen. Dat zijn namelijk de bedrijven waar kapitaal in het bedrijf zit. Het gaat om familiebedrijven die niet even belast kunnen worden met een hogere vermogensbelasting, zoals de heer Roemer het zo even vrijuit voorstelt. Als je dat gaat doen, tref je dat soort familiebedrijven en kleine ondernemers. Als de kleine ondernemers niet aan kapitaal kunnen komen, is het belasten van kapitaal het domste wat je kunt doen. Dan komen ze er al helemaal niet meer aan. Ga die weg dus niet op; wees verstandig. Die vermogens, dat kapitaal, dat zuurverdiende spaargeld, daar moeten wij van afblijven. Het goede nieuws betreft de rendementsheffing. Als de heer Roemer de brief goed heeft gelezen, heeft hij ook gezien dat het kabinet van mening is dat er een onrechtvaardigheid in de rendementsheffing zit. Dat vind ik ook. Ik vind het gek dat je belasting moet betalen over rendement dat je niet gemaakt hebt. Ik vind het dus ook zeer rechtvaardig en terecht dat het kabinet nagaat of het op een andere manier kan. Dat is echter heel iets anders dan zeggen: we gaan eens even lekker het spaargeld extra belasten. Dat gaan we niet doen, maar we gaan wel bekijken of het op een rechtvaardiger manier kan, namelijk op basis van echt rendement.  De heer Roemer (SP): Ik ken de heer Zijlstra als iemand die normaal gesproken veel eerlijker is. We kunnen het met elkaar oneens zijn, maar de SP verwijten dat zij niet vooropstaat in de rij om het voor het midden- en kleinbedrijf op te nemen, kan niet. De voorzitter van MKB-Nederland heeft zelfs op televisie gezegd: er is één partij die in Nederland vooroploopt en begrijpt wat er met het mkb aan de hand is en dat is de SP. Hij verwijt de VVD jarenlang met lastenverzwaringen voor het midden- en kleinbedrijf te zijn gekomen. Ik denk aan de btw-verhoging, waar de heer Zijlstra niet op ingaat; de accijnsverhogingen voor de bedrijven in de grensstreek, waar hij niet op ingaat; het verhogen van de belasting op arbeid, waar hij niet op ingaat. Dat is allemaal zijn beleid geweest. Wij hebben rapporten gemaakt met 43 complete voorstellen, omarmd door het midden- en kleinbedrijf en gezien als de enige oplossing om de lasten voor het midden- en kleinbedrijf te verlichten. Lees die eens!  Voorzitter: Arib  De heer Zijlstra (VVD): Laat ik het zo verwoorden. De heer Roemer stelt voor om nu eens even flink te gaan snijden in het kapitaal, om die familiebedrijven nu eens te gaan belasten, om dat spaargeld, dat familiekapitaal eruit te halen. Dat heeft enorme gevolgen voor de werkgelegenheid. Als MKB-Nederland dat een prachtig plan vindt — ik heb mijn eigen mening over de vraag of dit feitelijk wel zo is — dan is MKB-Nederland het in ieder geval met u eens. Ik kan het me echter niet voorstellen. Iedereen die nu ondernemer is of die eerder ondernemer is geweest, weet dat je, als je aan het kapitaal van familiebedrijven komt en daarin gaat snijden, snijdt in het hart van het mkb, het hart van het Nederlandse bedrijfsleven en het hart van onze werkgelegenheid. Ik geef de heer Roemer onmiddellijk mee dat hij vele warme woorden spreekt over het mkb, zoals hij ook warme woorden sprak over het onderwijs, maar toen wij daar even doorheen prikten, bleken het vooral woorden te zijn.  De voorzitter: De heer Roemer, tot slot.  De heer Roemer (SP): Al onze voorstellen zijn een enorme verbetering voor het midden- en kleinbedrijf, in tegenstelling tot alle belastingmaatregelen en lastenverzwaringen van meerdere miljarden sinds Rutte-I die het midden- en kleinbedrijf raken. Een vierde of vijfde poging en mijnheer Zijlstra heeft niet eens het lef om te zeggen: ja, daar zijn wij verantwoordelijk voor. Dat heeft het midden- en kleinbedrijf geraakt. We hebben hier zelfs nog een initiatiefwet liggen, waar wij overigens nog samen onder staan, om het voor het midden- en kleinbedrijf te verbeteren. Wij komen niet aan de spaarcenten van het midden- en kleinbedrijf, integendeel, die gaan er in al onze uitgewerkte en doorgerekende plannen op vooruit. Houd Nederland niet iets voor waarvan u weet dat het niet deugt. Het is de VVD geweest die de afgelopen jaren verantwoordelijk is geweest voor de enorme lastenverzwaringen waardoor onze economie op slot zit. Wees een vent en erken dat nu!  De heer Zijlstra (VVD): De VVD is de afgelopen jaren inderdaad verantwoordelijk geweest voor heel veel zaken, ook voor rotte maatregelen die wij hebben moeten nemen om dit land op orde te brengen. Dat erken ik onmiddellijk, als dat is wat de heer Roemer bedoelt. Dat was wel nodig. Ik ga niet zeggen dat wij ons op de borst gaan kloppen dat daarmee de economie op orde is gekomen. Dat is namelijk te danken aan die ondernemers die het hebben moeten dragen. Dat is te danken aan de 17 miljoen Nederlanders die de gevolgen in hun portemonnee hebben gevoeld. Want het was niet leuk, het is niet leuk en dat gaat het ook niet worden, maar het was wel noodzakelijk. Dat is wel een verschil. Wij pakken als VVD wel die verantwoordelijkheid op. Ik ga niet weglopen voor het verhaal omdat ik denk dat de gevolgen voor de mensen negatief zijn en dat ik het daarom niet zou willen verkopen. Ja, wij hebben maatregelen genomen in de afgelopen jaren, ook op het gebied van lasten, waar ik inhoudelijk niet blij van word. Maar ze waren wel nodig. Daar profiteert het land hopelijk de komende jaren van. Het herstel is ingezet, maar we zijn er nog niet.  Voorzitter: Van Miltenburg  De heer Van Ojik (GroenLinks): Waar het gaat om groei en banen vertelt de heer Zijlstra een consistent en helder liberaal verhaal. De overheid moet een stapje opzij doen, we kunnen het gras niet sneller laten groeien door eraan te trekken, banen moeten uit de markt komen. Vorig jaar hebben we dat verhaal ook gehoord. We hoorden het vanochtend van de minister-president: wij kunnen geen banen scheppen. Maar de heer Zijlstra kent net als ik de meest recente werkloosheidscijfers. Is hij het met mij eens dat de bezuinigingen, bijvoorbeeld in de zorg, de belangrijkste oorzaak zijn van het zo achterblijven van de werkgelegenheid op dit moment?  De heer Zijlstra (VVD): Dat is een van de oorzaken. Dat klopt.  De beraadslaging wordt geschorst.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dus de overheid kan geen banen scheppen, dat moet uit de markt komen, maar de overheid kan er in haar beleid wel voor zorgen dat er banen verdwijnen.  De heer Zijlstra (VVD): Als je bezuinigt, wat wij hebben gedaan, dan zorgt dat er op de korte termijn voor dat je werkgelegenheid verliest — daar hebben wij ook nooit een geheim van gemaakt — en dat je daarmee dus op korte termijn een drukkend effect hebt op de economie. Dat is waar. Waarom doe je dat dan allemaal? Omdat je daarmee economisch herstel op de langere termijn zekerstelt. Dat zien wij nu ook gebeuren. Als ik het heel extreem mag zeggen in het voorbeeld van de zorg: stel je voor dat we iedereen in Nederland aan het werk zouden zetten in de zorg. Dat zou niet kunnen, omdat het geld dat wij uitgeven aan de zorg eerst moet worden verdiend in het bedrijfsleven, door mensen die belasting betalen. Dan kan het pas naar de zorg. Dus het scheppen van werkgelegenheid, zoals impliciet door de heer Van Ojik wordt betoogd, is niet de realiteit. Ja, er verdwijnen daar banen, omdat mensen zelf keuzes mogen gaan maken en niet altijd, zoals Tim, iemand nodig hebben in de thuiszorg. Maar dat is een ontwikkeling die wij willen. Die ontwikkeling zorgt ervoor dat elders, voor die mensen die nu misschien daar hun baan verliezen, weer andere banen worden gecreëerd zodat zij aan het werk gaan. Daar zijn we nog niet, want die werkloosheid moet naar beneden. Meer mensen aan een baan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De heer Zijlstra maakt, zoals wij vaker hebben gehoord — de minister-president is kennelijk ook die mening toegedaan — onderscheid tussen twee soorten banen. Er zijn echte banen, zeg ik dan maar even, refererend aan hoe hij het vorig jaar zelf in deze algemene beschouwingen omschreef. Dat zijn de banen waarmee mensen in het bedrijfsleven geld verdienen en er zijn mensen die dat geld weer opmaken. Dat zijn de politieagenten, de verpleegkundigen, de leraren, de mensen die op onze kinderen passen en de mensen die voor onze ouderen zorgen. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Een leraar of iemand die op kinderen past, iemand met een overheidsbaan, is niet minder dan iemand die op auto's past in een parkeergarage die we vanuit de markt betalen. De een heeft de ander nodig. Het gaat om het evenwicht. Ik maak echt bezwaar tegen deze voorstelling. Ik zeg het nogmaals: ook de minister-president beweerde vanochtend dat eerst de mensen in de markt het geld moeten verdienen, zodat de anderen daarna ook een baan kunnen krijgen. Daar gaat het niet om. De een heeft de ander nodig. De heer Zijlstra steunt een kabinet dat er niet in slaagt de werkloosheid terug te dringen. Houd op met te zeggen dat het herstel alleen uit de markt kan komen, en kijk eens wat je door versterking in de publieke sector voor elkaar kunt krijgen.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Van Ojik zegt dat er geen A- en B-banen zijn; zo vertaal ik het maar even. Dat is natuurlijk waar. Daar heeft hij gelijk in. Ik zeg ook niet dat er A- en B-banen zijn. Volgens mij zegt de premier dat ook niet, maar dat moet hij morgen zelf maar aangeven. Mensen die in de zorg, in het onderwijs, in overheidsdienst werken, zijn van enorme waarde.  Ik ben het ook met de heer Van Ojik eens als hij zegt dat er evenwicht moet zijn. Dat klopt, want als je alleen maar markt hebt en geen overheid die kerntaken zoals veiligheid en dergelijke op zich neemt, heb je geen maatschappij. Dit standpunt delen wij ontzettend met elkaar. Het gaat om evenwicht. Ik denk dat daar het verschil zit tussen ons tweeën. Ik leg het evenwicht wat meer bij de markt dan bij de overheid. In de markt vindt namelijk de vergroting van de koek plaats. Wat de VVD voorstaat, is dat wij de koek voor iedereen groter maken, waardoor er ook meer banen komen bij de overheid. Die koek moet groter worden. Als wij ons alleen richten op de overheid, wordt de koek niet groter. Die blijft dan namelijk gelijk. Op lange termijn is dat stilstand, en dat is dus slecht.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zeg niet dat we het alleen van de overheid moeten hebben. Ik zeg dat je een verkeerde voorstelling van zaken geeft als je zegt dat die banen van de overheid geen echte banen zijn.  De heer Zijlstra (VVD): Dat zeg ik ook niet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik citeer de minister-president: wij maken geen banen; als je dat wilt, moet je een communistisch systeem invoeren. Hij schudt zijn hoofd, maar ik heb het vanochtend gelezen.  De voorzitter: Dit is ingewikkeld. U interrumpeert nu de heer Zijlstra. Het lijkt mij dus handig dat u reageert op de woorden van de heer Zijlstra.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ook de heer Zijlstra zei vorig jaar — hij zegt dat nu weer — dat echte banen uit de markt moeten komen. Het gaat om evenwicht. Ik ben voor dat evenwicht, maar zeg dan niet: er zijn banen die uit de markt komen en van die banen moeten we het hebben in Nederland, en er zijn banen die door de overheid kunnen worden gemaakt en die kosten alleen maar geld.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, de premier zal morgen ongetwijfeld moeten antwoorden op een interruptie van de heer Van Ojik. Volgens mij was ik net heel helder: voor mij zijn er geen A- en B-banen. Alle banen zijn belangrijk. Maar als je bekijkt hoe je de koek groter kunt maken, dan is dat in de markt. Dat heeft niets met ideologie te maken. Dat is gewoon een feit. De economie groeit doordat er in de markt groei plaatsvindt. De overheid maakt de koek niet groter. Zij zorgt niet voor extra banen in die zin. Dat wil niets zeggen over de mensen die voor de overheid werken. Zij doen fantastisch werk. Zij doen buitengewoon gewaardeerd werk. Als de indruk ontstaat dat we dat als een tegenstelling zien, wil ik die indruk onmiddellijk wegnemen, want dat is niet het geval.  De heer Pechtold (D66): Het is dus een kabinet van koekenbakkers!  Ik snap de verwarring rond het belastingstelsel wel. Ik maak mij zelf ook zorgen over de urgentie en het tempo waarmee dit kabinet het belastingstelsel wil herzien. Een kabinet dat pas op de helft is, zou op dat punt voor de begroting voor 2016 toch iets moeten leveren. Als we dat mee willen nemen, moet dat voor 1 april. Is de heer Zijlstra het met mij eens dat we in het vroege voorjaar concrete voorstellen van het kabinet moeten ontvangen? Dat is mijn eerste vraag.  Mijn tweede vraag is een inhoudelijke vraag. Ik hoor in de "voorbeschietingen" vanuit de PvdA en de VVD veelal wat er allemaal niet moet. Daar is ook verwarring over. Zojuist werd er een en ander gezegd over de btw. In de brief staat overigens wel dat een verschuiving naar btw mogelijk is. Is het voor de VVD een taboe als we naar het totaal kijken van het verlagen van de inkomstenbelasting en alles wat daarmee samenhangt: het remmen van de extra uitgaven, de btw, de vermogens en ga zo maar door? Dat is dan helder voor degenen die worden uitgenodigd. Is er een taboe?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij heb ik net aangegeven dat wij geen extra belasting willen op vermogen. Daarbinnen kan er echter naar gekeken worden. Het is niet voor niets dat er een onderzoek komt. In die zin zijn er voor mij geen taboes. Dat vind ik het mooie aan deze brief: PvdA en VVD tonen wederom dat zij in staat zijn om deuren die in het verleden op slot zaten, open te zetten. Dat betekent echter niet dat je meteen overal concrete maatregelen aan vastplakt, want dan weet ik precies hoe het gaat: dan gaat het alleen om die dingen. Willen wij hieruit komen, dan moeten wij voor een totale herziening zorgen, waarbij wat mij betreft de toeslagen verdwijnen. Ook wordt wat mij betreft bezien hoe wij de lasten op arbeid kunnen verlagen. Ik nodig elke partij uit om aan te geven wat haar wensen zijn. Dat geldt ook voor de heer Pechtold van D66. In de media las ik dat de heer Pechtold meer ambitie wil. Dan hoor ik graag waar die ambitie ligt, welke maatregen dan genomen moeten worden en welke bedragen daarbij horen.  De heer Pechtold (D66): Nu herhaalt de heer Zijlstra iets wat de VVD nu drie jaar doet, namelijk begroting na begroting na begroting naar steun zoeken en die organiseren. Een belastingstelsel is er voor de langere termijn. Een belastingstelsel is bedoeld om de werkloosheid aan te pakken. Een belastingstelsel is bedoeld om economische groei te bewerkstelligen. De voorbeschietingen tussen Samsom en Zijlstra hebben niet erg geholpen. De één zei dat de ander lomp bezig was. De ander sprak weer vergelijkbare schuttersputjestaal. Ik stelde twee simpele vragen. Is de heer Zijlstra met mij van mening dat het kabinet voor 1 februari moet aangeven wat het wil? Het kabinet regeert. De Kamer kan dan meepraten, om er voor 1 april voor te zorgen dat belangrijke maatregelen in de begroting voor 2016 mee kunnen. Vraag één: is de heer Zijlstra dit met mij eens? De heer Zijlstra draait er een beetje omheen, maar vraag twee is: rust er op vermogen, op btw — dat zijn de vervelende dingen om belastingverlaging op lonen te bewerkstellingen — één taboe? Dat lijkt mij een heldere vraag: 1 februari, is er een taboe?  De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij staat in de brief buitengewoon helder aangegeven wat allemaal kan. Ik heb zojuist een antwoord gegeven met betrekking tot vermogens, bijvoorbeeld. U kunt wel zeggen dat ik eromheen draai, maar u krijgt misschien niet het antwoord dat u had willen hebben. Dat is heel iets anders. Laat ik helder zijn over de snelheid. Het is heel duidelijk dat wij een grote stelselherziening alleen kunnen uitvoeren met een forse netto lastenverlichting. Dat bewijst het verleden ook. Ik vind het heel goed dat het kabinet daarop wijst. Dat geld heb ik nog even niet gezien, ook niet van uw zijde. Waar het mij om gaat, is dat wij die stelselherziening voor elkaar krijgen. Wij moeten daarbij heel zorgvuldig bezien wat dit voor mensen thuis betekent, voor hun inkomen. Een belastingstelselherziening heeft potentieel een enorme impact op de koopkracht van mensen, zeker als wij ook proberen om van de toeslagen af te komen. Het is niet een kwestie van: doe maar een voorstel per 1 februari. Ik vind zorgvuldigheid op dit gebied van groot belang. Wij moeten kijken naar de effecten voor mensen thuis en ervoor zorgen dat wij daardoor de stelselherziening op een goede manier kunnen laten landen, waarmee wij deze ook echt voor elkaar krijgen. Of dat dan op 1 april is, of volgend jaar bij de begroting, laat ik over aan het kabinet, want het kabinet regeert en wij controleren.  De heer Pechtold (D66): Zo gemakkelijk kan de grootste partij hier niet weglopen. Er ligt een advies dat bijna twee jaar oud is. Vorig jaar oktober vroeg mijn fractie al om iets te doen met dat mooie rapport-Van Dijkhuizen, want daar komen die banen uit voort. In zijn brief schreef het kabinet gisteren: dat zijn papieren banen. Maar de banen die het kabinet gisteren in de Troonrede voorspelde, zijn ook papier, als hier niet wordt gehandeld. Daarom vraag ik nogmaals aan de VVD: betekent dit dat er taboes zijn? Daar laat ik de constructieve houding van afhangen. Dit betekent ook dat je ruim moet praten. U weet wel te vertellen wat u bij Samsom vervelend gaat doen, namelijk op het gebied van de toeslagen. Maar als ik vraag naar vermogen, het punt waarbij wij naar uw kant kijken, maakt u mist. U vraagt aan mij wat ik wil. Ik ben bereid om overal over te praten, maar niet alleen zoals de minister van Sociale Zaken, die zegt: we doen het alleen uit de meevallers. Dat is geen ambitie tonen. Dan vraag ik u ook concreet om ervoor te zorgen dat we weer durven te snijden in de oplopende uitgaven van de overheid. Dan ben ik bereid om mee te doen. Om het realistisch en ambitieus uit te voeren in de begroting voor 2016, zul je 1 februari helder moeten zijn. Deelt u die ambitie, zowel inhoudelijk als qua stappen in de tijd?  De heer Zijlstra (VVD): Ik weet niet waar de heer Pechtold die mist vandaan haalt. Volgens mij was ik buitengewoon helder, eerst tegenover de heer Roemer — we werden het niet eens, maar volgens mij waren de standpunten wel helder — en daarna tegenover u. Er mag daarin geschoven worden, om te bezien of we reëel rendement kunnen belasten, maar voor de VVD moet het met het oog op de rechtvaardigheid nu eens gedaan zijn met het extra belasten van ons spaargeld. Volgens mij was ik daar helder in. Als u dat niet wilt horen, is dat prima, maar het was niet onhelder. Waar het gaat om de snelheid, herhaal ik mijn antwoord. Ook dat was niet onhelder. Het gaat mij erom dat het kabinet het zorgvuldig doet, met oog voor de inkomenseffecten die hier potentieel aan vastzitten, want een stelselherziening omvat heel veel. Met de VVD valt er over heel veel te praten. We kunnen niet een stelselwijziging in elkaar klussen, waarvan D66 of PvdA of VVD zegt: ik heb alleen maar leuke dingen. Er zullen voor iedereen punten in zitten waar men minder blij van wordt. Daarom moet je het ook zorgvuldig doen. Als we nu, door alleen maar te roepen om ambitie en dat het allemaal sneller moet, voor enorme onrust zorgen bij de mensen thuis, dan zijn we verkeerd bezig en komt die belastingherziening er niet. Maar die herziening is broodnodig, als je ziet hoeveel fraude er bijvoorbeeld met toeslagen is en hoeveel mensen te maken hebben met terugvorderingen. Daar moet wat aan gebeuren! Daar gaan wij mee aan de slag. Het kabinet heeft een goede eerste stap gezet en het is nu aan ons en aan anderen om de ambitie te tonen en ook zelf aan te geven wat voor hen de punten zijn waaraan zij iets willen doen. Wij zijn duidelijk.  De heer Pechtold (D66): De begroting van 2015 ligt voor. D66 heeft geen tegenbegroting, omdat we de voorliggende begroting op hoofdlijnen steunen. Als we doorkijken naar de volgende begroting wil ik, net als vorig jaar, weten waar het kabinet en waar de grootste regeringspartij mij toe oproept. Het kabinet zal dan zelf moeten komen met plannen. Ik hoor de heer Zijlstra zeggen: er zijn geen taboes. Ik hoor hem zeggen: dat betekent niet alleen geld uit meevallers, het betekent ook scherp kijken naar de stijgende kosten van de overheid zelf. Dat betekent ook snijden. Als dat allemaal ertoe dient, echte werkgelegenheid te creëren, dan ben ik uw man. Het betekent echter ook een tempo dat tot resultaat leidt bij de begroting 2016. Belangrijke belastingwijzigingen moeten dan in het voorjaar geregeld worden, 1 april. 1 februari dient het kabinet, wat mij betreft, met concrete plannen te komen. Die zal ik vergelijken met mijn eigen plannen. Als dat de afspraak is, kunnen we door. Ik hoor echter toch te veel tussenzinnen, waarin de verantwoordelijkheid hier wordt neergelegd. Na drie jaar begrotingen op rij die eigenlijk zonder toekomstvisie werden neergezet, zeg ik nu: daar kunnen we niet mee door blijven gaan.  De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft een heldere brief geschreven met daarin een duidelijke routebeschrijving. Daarin staat wat er allemaal kan, waarover er gesproken kan worden. Er zijn enorm veel mogelijkheden en het is nu inderdaad aan ons — en met ons bedoel ik het parlement, want VVD en PvdA hebben niet eens een meerderheid in de Eerste Kamer en dat is tegenwoordig een probleem — om te bezien hoe we een en ander van een breed draagvlak voorzien. Ik ga niet doen alsof het gemakkelijk is en alsof iedereen maar rustig zit af te wachten welke leuke dingen wij verzonnen hebben, om daar vervolgens een gat in te schieten. Iedereen moet de verantwoordelijkheid en de ambitie waartoe opgeroepen wordt, zelf ook waarmaken. Wij gaan dat doen, en ik ken de VVD en de PvdA eveneens als partijen die dat gaan doen. Dat verwacht ik ook van de andere kant. Dan geldt: heb je grote woorden, dan moet je ook leveren.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Grote woorden en dan ook leveren. Grote woorden hoor ik nu, en grote woorden gaan ook over snelheid. Als ik dan echter goed kijk naar wat er feitelijk gebeurd is, ook met de brief die we gisteren gekregen hebben, dan zie ik een processie van Echternach. We gaan twee stapjes vooruit en dan weer een stapje achteruit. We proberen wat extra stapjes te doen, maar gaan daarna weer achteruit, terwijl — en dat lijkt me veel belangrijker — de heer Zijlstra toch moet weten dat er een uitstekend rapport van de commissie-Van Dijkhuizen ligt, dat we in twee fasen hebben gehad. Er was een eerste stuk en een tweede stuk en daar staat een aantal dingen in, heel compleet. De belasting op spaargelden wordt verminderd, er is sprake van een eerlijker systeem voor de inkomensbelasting en het systeem voor al die toeslagen wordt veranderd. Waarom heeft de heer Zijlstra dat niet gewoon opgepakt?  De heer Zijlstra (VVD): De heer Klein gaf zelf al aan dat dit voor een aanzienlijk deel al is opgepakt. Ik zeg in alle eerlijkheid dat we een poging hebben gedaan, maar die is mislukt. Dat heeft hij kunnen zien. We hebben daarover als Kamer een brief gekregen. Vorig jaar hebben we een huishoudentoeslag aangekondigd, analoog aan wat de commissie-Van Dijkhuizen heeft geadviseerd: alle toeslagen onderbrengen in één simpele toeslag. Dat bleek gewoon toch wat complexer te zijn dan op papier werd aangenomen. Het bleek niet uitvoerbaar te zijn. Daarom heeft het kabinet aangegeven dat we dat plan niet gaan uitvoeren. We hebben dus zeker geprobeerd dat plan uit te voeren, maar af en toe moeten we constateren dat de werkelijkheid weerbarstig is. Hier hebben we voor een alternatieve route moeten kiezen. We gaan nu voor een nog grotere stelselherziening en dat is prima.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Dit is een verdraaiing van de werkelijkheid. Er is selectief gewinkeld in het advies van de commissie-Van Dijkhuizen, zonder te letten op de integraliteit van dat advies. Natuurlijk is die huishoudentoeslag mislukt, omdat de commissie-Van Dijkhuizen die toeslag had ingepast in een integraal verhaal, dat niet alleen ging over het samenvoegen van allerlei toeslagen, maar ook over de hele systematiek van de loon- en inkomstenbelasting. Het is dus onjuist om te zeggen dat u daar van alles aan hebt gedaan. Integendeel: we hebben keer op keer vage toezeggingen van het kabinet gehad over een kabinetsreactie, maar die is er nooit gekomen. Er is hooguit wat selectief gewinkeld.  De heer Zijlstra (VVD): Het kabinet heeft een aantal zaken overgenomen. Ik zeg de heer Klein heel snel na dat, als we een les moeten trekken uit wat er is gebeurd met het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, het niet werkt als je stukjes daarvan beetje bij beetje invoert. Als je het belastingstelsel wilt herzien, zul je dat in één grote beweging klaar moeten zetten. Anders voer je alleen gedeeltes in, waarmee je ervoor zorgt dat andere gedeeltes later niet meer kunnen worden ingevoerd. Die les hebben we geleerd van de huishoudentoeslag. Daarom is het zo verstandig dat het kabinet die les heeft vertaald in de nu voorliggende brief. Een hartenkreet van mijn kant: ik ben echt verbaasd dat er langzamerhand een beeld ontstaat alsof je een belastingherziening even in een halfjaar voor elkaar kunt brengen. We moeten toch ook serieus kijken naar de impact op de mensen thuis? We moeten toch heel zorgvuldig kijken naar hoe dat landt en welke inkomenseffecten dat heeft? Dat doet het kabinet, wat ik heel verstandig vind. Maar dat is heel wat anders dan dat het kabinet stil zou zitten: het beweegt, maar op een zorgvuldige manier.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Zorgvuldigheid is allemaal mooi en aardig, tot uw dienst. Maar waar het om gaat, is dat er een complete stelselherziening is voorgesteld door die commissie, met een mooi rapport. We hebben een overzicht gekregen van alle ins and outs. Daar heeft het kabinet niet op doorgepakt, dat heeft het laten liggen. Terwijl het gewoon op de plank ligt om ermee aan de slag te gaan. Hier kun je wat aan schaven, daar kun je wat leuke en minder leuke dingen doen, maar je kunt ermee aan de slag. Wat doet u? U rukt alles weg en gaat weer nadenken over wat u wel en niet gaat doen. Kortom, u blijft maar doormodderen en durft geen keuzes te maken, mijnheer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Als er de afgelopen twintig jaar nou één kabinet is geweest dat keuzes heeft gemaakt, dan is het dit kabinet wel. Dat vind ik eerlijk gezegd prijzenswaardig. Wederom heeft het kabinet in de brief over de belastingstelselwijziging als eerste stap aangegeven dat heel veel deuren die in het verleden op slot waren, nu geopend worden. Verdere ontwikkeling daarvan moet gebeuren op basis van zorgvuldigheid. Tegen de heer Klein en anderen zeg ik dat we heel veel overhoop hebben gehaald in Nederland, wat nodig was om de economie op orde te brengen. Maar we moeten nu niet in een soort overdreven dadendrang een volgende hoeveelheid onzekerheid over Nederland uitrollen. Laten we nu ook eens gaan kijken hoe al die hervormingen, zoals decentralisaties in de zorg, de komende tijd gaan landen. Dat vereist dat de belastingstelselherziening op een zorgvuldige manier gebeurt, zonder de indruk te wekken dat je dat op een achternamiddag voor elkaar kunt krijgen. Dan geeft u echt een verkeerde voorstelling van zaken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Mijn fractie vindt het van groot belang dat we heel snel werk maken van het verlagen van de belasting op arbeid. De heer Zijlstra zegt dat er geen taboes zijn op dat onderwerp. Hij wil graag in gesprek met fracties in deze Kamer om te kijken hoe we dat kunnen bewerkstelligen. Hij weet ook dat mijn fractie vindt dat we de belasting op arbeid kunnen verlagen — dat is heel goed want we hebben een overvloed aan arbeid, dus moeten we dat vooral niet gaan belasten — maar dat we schaarste, namelijk grondstoffen, moeten belasten en het "de vervuiler betaalt"-principe doorvoeren. Is het voor de VVD-fractie een taboe om hierover na te denken?  De heer Zijlstra (VVD): De VVD is nooit tegen het principe geweest dat vervuilers betalen, ook nu niet. Daarbij is de uitvoering wel van belang. Maar als u mij vraagt of ik daar in principe tegen ben en dat daarover dus niet mag worden gepraat, dan is het antwoord: nee, ik ben daar in principe niet tegen. Ik schat echter in dat we van opvatting kunnen verschillen over de uitvoering.  Mevrouw Thieme (PvdD): In Nederland geeft het kabinet, met daarin ook de VVD, voor 5 miljard euro aan milieuvervuilende subsidies. Ik denk dat het dus nog wel een worsteling gaat worden. Ik vind het echter wel een goed teken — laat ik het positief formuleren — dat de heer Zijlstra in ieder geval wil kijken naar het belasten van grondstoffen. Dat is nodig voor een duurzame samenleving. Ik hoor graag aan welke grondstofbelasting hij denkt.  De heer Zijlstra (VVD): Voor mij als liberaal is het principe leidend dat belastingen zijn bedoeld om inkomsten te genereren. Daarnaast kun je via het fiscale instrument iets doen daar waar gedrag storend en schadelijk is voor anderen. Daarin kunnen we elkaar wellicht vinden. We moeten kijken naar de manier waarop, maar dit is wel de lijn die wij hanteren en die ook regelmatig is terug te zien.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dan ben ik erg benieuwd wat de heer Zijlstra ziet als schadelijk voor milieu en samenleving. Welk gebruik van grondstoffen wil hij gaan aanpakken? Wij zijn een groen-rechtse fractie en willen graag de schouders eronder zetten.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ga niet op detailniveau zeggen wat er moet gebeuren. Ik heb het principe genoemd waar we van uitgaan. Wellicht komen we elkaar op een mooi punt tegen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dit kabinet en de fractie van de heer Zijlstra pretenderen groen te zijn. Ik heb de partijleider van de heer Zijlstra regelmatig horen pleiten voor een groen-rechtse partij. Dan verwacht ik van deze fractievoorzitter om weliswaar niet in detail maar in hoofdlijnen aan te geven welke vervuilende activiteiten hier in Nederland moeten worden belast om ervoor te zorgen dat wij een duurzame en gezonde samenleving nalaten aan toekomstige generaties. Ik vraag niet om details maar om een visie. Dat is toch wel het minste wat je kunt verwachten van de leidende regeringsfractie?  De heer Zijlstra (VVD): Ik gaf net aan wat de leidende visie is. Neem energieverbruik. We hebben niet voor niets milieubelasting. We zullen er ook niet voor pleiten om deze af te schaffen. Hierbij gaat het immers om zaken die belastend kunnen zijn. We zijn ook voor een CO2-systeem, maar dan wel eenduidig en niet met allerlei andere subsidiepotjes eromheen, dus een werkend systeem. Wie weet vinden we elkaar, de tijd zal het leren.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb hier de brief over de plannen van het kabinet voor een belastingherziening. Het is een mooie procesbrief, maar we zullen straks wel meters moeten maken en niet langer wachten dan strikt noodzakelijk is. Ik heb een vraag over de contouren waarlangs gewerkt zal worden. Is het principe dat mensen uiteindelijk vrij moeten zijn in de keuzes die ze maken, ook qua gezinsverhoudingen en dergelijke, ook van toepassing op de herziening van het belastingstelsel? Wordt dat principe gerespecteerd?  De heer Zijlstra (VVD): Als liberalen proberen we te maximeren dat mensen hun keuzes kunnen maken. Daarbij kijken we naar alle aspecten en het juiste evenwicht daartussen, maar dit is wel het basisprincipe.  De heer Slob (ChristenUnie): Stel dat mensen ervoor kiezen om niet als tweeverdieners door het leven te gaan maar als eenverdiener, bijvoorbeeld vanwege jonge kinderen. In het nieuwe stelsel worden ze daar dan dus niet voor gestraft? Het nieuwe belastingstelsel heeft alleen als doel om zo veel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt te krijgen.  De heer Zijlstra (VVD): Laat ik een voorbeeld geven. We hadden in dit land een dubbele heffingskorting. Als een van de partners niet werkte, had degene die wel werkte, twee keer een aftrekpost. Dat is afgeschaft en dat vind ik terecht. Daarbij wordt immers uitgegaan van het principe dat keuzes mogelijk zijn maar niet bevorderd worden. Aan de andere kant zeg ik tegen de heer Slob: we gaan ook geen keuzes extra belasten omdat wij vinden dat het een verkeerde keuze is. Ik wil een zo neutraal mogelijk belastingsysteem, dus moeten we niet keuzes bevorderen. Mensen moeten zelf beslissen wat zij doen, ook op dit gebied.  De heer Slob (ChristenUnie): Als we straks gaan spreken over een nieuwe herziening van ons belastingstelsel, dan respecteren we de keuzevrijheid. We zullen dan ook, kijkend naar de keuzes die nu worden gemaakt, niet alleen de tweeverdieners in de voorste rij zetten, maar ook oog hebben voor de positie van eenverdieners en deze mensen niet straffen met allerlei wijzigingen.  De heer Zijlstra (VVD): Natuurlijk hebben we ook oog voor eenverdieners, maar ik zeg nogmaals wat ik net ook zei: daarmee moet wel helder zijn welke keuzes door de overheid worden neergelegd. Als de overheid de keuze om alleenverdiener te zijn, bevordert, dan zorg je in mij optiek niet voor een simpel systeem met keuzevrijheid. Als de overheid alleenverdieners zou benadelen ten opzichte van anderen, dan hebt u in mij een partner.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Zijlstra zei net dat hij af wil van de toeslagen. Ik lees in de brief dat de pijlers van het regeerakkoord leidend zijn. Een van die pijlers is vorig jaar de nivelleringsoperatie geweest. Hoe ziet de heer Zijlstra het verschil tussen wat hij wil en wat er in de brief staat?  De heer Zijlstra (VVD): Daar zit geen verschil in, omdat ook ik niet van mening ben dat het verdwijnen van de toeslagen inkomenseffecten moet hebben. Wil je een belastingherziening voor elkaar krijgen in al haar aspecten, inclusief het afschaffen van de toeslagen waar dat kan, dan moet je dat doen met een netto lastenverlichting, zodat je inkomenseffecten voorkomt. Ik wil graag van de toeslagen af en ik begreep dat ook de CDA-fractie dat wil. De heer Omtzigt heeft regelmatig aangegeven in discussies over fraude met de toeslagen en de problemen met terugvordering enzovoorts, dat het systeem niet langer houdbaar is. Daar gaat het kabinet iets aan doen, maar wat mij betreft op een zorgvuldige manier, zonder dat dit allerlei groepen in hun inkomen raakt. Dat kan betekenen dat de uitkering voor bepaalde groepen omhoog zal gaan omdat dat de enige manier is. Dat moet verder worden uitgewerkt, maar wel vanuit het basisprincipe dat toeslagen eraf gaan zonder dat dit leidt tot inkomenseffecten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb begrepen dat ook de heer Zijlstra op zoek is naar een breed draagvlak voor de belastingherziening. Ik heb hem in het verleden een aantal keren horen zeggen: voor de VVD geen lastenverschuiving maar lastenverlichting. Ik herinner mij dat toch goed? Ik zie de heer Zijlstra knikken. Heb ik nu goed begrepen uit zijn antwoorden op de vragen van een aantal collega's dat het nu ook lastenverschuiving mag zijn?  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben er altijd heel helder in geweest. Als de operatie van de belastingherziening slechts een verschuiving is, dan zijn wij niet aan boord. Het verleden heeft uitgewezen dat dat niet werkt. De toenmalige staatssecretaris Jan Kees de Jager heeft ooit de wet Uniformering loonbegrip ingevoerd. Dat was een belastingherziening die zonder verlichting plaatsvond en volgens mij weet iedere partij hoe dat heeft uitgewerkt. Sommige groepen gingen erop vooruit, die hoorde je niet, maar de groepen die erop achteruit gingen waren boos, en dat is begrijpelijk. Als je een stelselherziening wilt doorvoeren, moet je dat met netto lastenverlichting doen. Dat vond ik en dat vind ik nog steeds. Dat laat onverlet dat er door zo'n grote stelselherziening verschuivingen zullen optreden. Als je de helft van de aftrekposten wilt afschaffen — we laten het pensioen en de woning erbuiten — dan is er een verschuiving en dat vind ik reëel. Het moet wel binnen de context van een netto lastenverlichting plaatsvinden.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Maar als je draagvlak zoekt, moet je misschien water in de wijn doen. GroenLinks heeft inmiddels de tegenbegroting liggen. Ik zal het niet tot vervelens toe herhalen, maar …  De heer Zijlstra (VVD): Mijn complimenten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank u wel. Als je draagvlak zoekt, moet je misschien accepteren dat de lastenverlichting die je politiek heel graag wilt, er niet inzit, maar dat datgene wat wij met z'n allen willen, zoals meer banen en minder milieuvervuiling, gerealiseerd kan worden via een verschuiving van lasten in plaats van een verlaging van lasten. Is de heer Zijlstra bereid dat te bespreken als we dat effect zouden kunnen bereiken, zonder lastenverlichting of lastenverzwaring, maar door een lastenverschuiving? Is de heer Zijlstra bereid om met partijen die dat willen en die daarvoor alternatieven op tafel leggen, zoals mijn partij, op een open manier het gesprek aan te gaan, zonder van te voren te stellen dat er per saldo lastenverlichting uit moet komen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik ga altijd elk gesprek graag aan. Ik heb de heer Van Ojik al ermee gecomplimenteerd dat hij zijn tegenbegroting al heeft ingediend, maar ik zeg eerlijk tegen hem dat het niet reëel is om een heel grote stelselherziening vorm te geven zonder netto lastenverlichting. Immers, het zal altijd zo zijn dat het schuiven met belastingen voor de een gunstig uitpakt — diegene zal blij zijn — maar voor de ander heel ongunstig. Stel dat we, in lijn met de discussie ik met mevrouw Thieme had, zeggen dat de energiebelasting omhoog moet. Dat is voor mensen aan de onderkant slecht nieuws. Zegt GroenLinks dan dat zij pech hebben? Ik dacht het niet. Maar wij als VVD doen dat ook niet. De belastingherziening is wat ons betreft niet bedoeld om inkomenseffecten met zich te brengen, maar om het systeem simpeler te maken, fraude tegen te gaan en het efficiënter te maken. Zij is niet bedoeld om onder de radar allerlei inkomenseffecten te bewerkstelligen. Daar heb je een netto lastenverlichting voor nodig. Ik ga graag het gesprek aan met de heer Van Ojik, maar ik denk alleen dat het niet gaat werken. Ik kan — sorry voor het lange antwoord, voorzitter — uit ervaring spreken. Toen Paars-plus werd besproken in 2010 heb ik met de heer Vendrik van GroenLinks een poging gedaan tot een vergroening van het belastingstelsel. Dat hebben we allemaal uitgerekend. De inkomenseffecten en de economische gevolgen van wat wij hadden bedacht als concept waren nogal stevig. Dat soort bewegingen kunnen alleen maar met een netto lastenverlichting. Als de heer Van Ojik dat soort dingen wil, moet hij de netto lastenverlichting omarmen. Wie weet komen we dan ergens.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik concludeer dat de heer Zijlstra net als ik zegt: als er door een stelselherziening heel negatieve inkomenseffecten zijn voor mensen met lage inkomens, moeten die gecompenseerd worden. Ik zeg er dan achteraan: zoals je misschien van mensen die genoeg verdienen wat extra zou kunnen vragen. Zie daarvoor onze tegenbegroting. Dat is alleen iets anders dan te zeggen dat het per saldo moet resulteren in een lastenverlichting. Als dat wat de VVD betreft de doelstelling is van de belastingherziening, dan zal het inderdaad moeilijk zijn om met de nieuwe Kees Vendrik van GroenLinks zaken te doen.  De heer Zijlstra (VVD): Ik moet dan nog even uitvinden wie de nieuwe Kees Vendrik van u vieren is, maar ik doe graag een poging, want ik geloof dat zo'n netto lastenverlichting echt noodzakelijk is. Ik wil namelijk niet, zoals ik helder heb gezegd, dat de stelselherziening gebruikt of misbruikt wordt om allerlei inkomenseffecten te bewerkstelligen. Dat geldt voor mij aan de onderkant én aan de bovenkant.  De heer Roemer (SP): Dan neemt de heer Zijlstra dus afstand — of hij moet het op een andere manier proberen — van het beleid van eerlijker delen, waarmee het kabinet gestart is. Door sommigen wordt dat "nivelleren" genoemd. Er wordt gezegd dat de verschillen kleiner moeten worden. We mogen niet aan vermogens komen; daarvan moeten we afblijven. Een stelselherziening mag niemand raken in de portemonnee, zo ongeveer. De lasten moeten wel verlicht worden, dus iemand zal het uiteindelijk moeten betalen. De plannen voor de hypotheekrenteaftrek voor de grotere villa's hebben we ook niet gehoord. Ik denk wel te weten hoe dat komt. Zit hier nu niet een enorme kloof tussen, want van het eerlijk delen blijft bar weinig over?  De heer Zijlstra (VVD): Ik zou zeggen dat het eerlijk delen dat de PvdA heeft gekregen, niet mijn eerlijk delen is. Ik vind dat mensen die hard werken daarvoor beloond mogen worden. Maar dit is een compromis dat wij gesloten hebben. Dat houden wij vol, ook in een belastingherziening. Die effecten zijn namelijk in het beleid verwerkt. Die hebben we genomen en die blijven dus ook in die stelselherziening overeind staan. Immers, afspraak is afspraak. Die komen we gewoon na. Daarom wil ik ook niet onder de radar allerlei inkomenseffecten hebben. Ik wil niet mijn afspraak met de heer Samsom schenden, net als hij en anderen, neem ik aan, ook niet willen dat we andere groepen gaan treffen die onder de radar bij een stelselherziening eventueel worden aangepakt. Dat moeten we niet doen. Als we dat gaan doen, dan pakken we die stelselherziening niet serieus aan. Mij gaat het erom dat we dat echt gaan doen. We moeten zorgen dat de lasten op arbeid naar beneden gaan, we moeten zorgen dat de werkgelegenheid omhooggaat en we moeten zorgen dat de fraude teruggedrongen wordt. Dat kan alleen maar als je de inkomenseffecten tot een minimum beperkt — er zullen altijd wel een paar kleine effecten zijn — want als we dat niet doen, hebben we geen draagvlak en geen stelselherziening.  De heer Roemer (SP): U vergeet één ding. In de afgelopen jaren zijn de verschillen door het belastingstelsel alleen maar gegroeid en gegroeid, en uit het lood geslagen. De belasting op arbeid is peperduur geworden en de belasting op grote vermogens is schrikbarend naar beneden gegaan. Wij zijn weer het braafste jongetje van de klas. Als wij de stelselherziening zo doen als in de brief, waarin staat dat die kan betekenen dat de btw moet worden verhoogd, heeft dat enorme nadelige effecten voor de mensen met de laagste inkomens. Als je de btw 1% verhoogt, moeten de mensen met de laagste inkomens daarvoor de rekening betalen, niet de mensen met de allerhoogste inkomens. Dus wat u hier gaat doen, het effect dat u hier aan het propageren bent met het verhaal dat u net hebt gegeven, is een enorme vergroting van de verschillen tussen rijkdom en armoede.  De heer Zijlstra (VVD): Nee. Ik geef volgens mij helder aan dat wij een stelselherziening willen en dat wij heel veel deuren van het slot hebben gehaald om daarover te spreken. Wil je dit succesvol doen, dan moet je de inkomenseffecten tot een minimum beperken. Dat geldt in alle aspecten. Het beeld dat de heer Roemer hier neerzet, is dus wat ik juist niet wil. Als we daarheen gaan, komt die stelselherziening er niet. Daarom vind ik wat het kabinet op dat punt doet, ook zo goed. Het rent namelijk niet als een wilde naar voren, zonder over dit soort dingen na de denken. We moeten dat soort effecten inderdaad beperken. Dat geef ik de heer Roemer onmiddellijk mee, dat ben ik zeer met hem eens; anders gebeurt het namelijk niet.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra vergeet één ding. Hij zei dat de nettolasten naar beneden moeten. Die moeten ergens betaald worden. Ik ken het beleid van de VVD in de afgelopen jaren, dus ik weet waar de rekeningen uiteindelijk, met een omweg, worden neergelegd. Je kunt wel zeggen dat je van de toeters en bellen van de toeslagen af wil. Neem anders de inkomensafhankelijke zorgpremie; dan ben je daar ook vanaf. Maar je moet het dus gaan zoeken in een btw-verhoging. Die heeft een enorm nadelig effect voor de mensen met de laagste inkomens. Of je verschraalt de zorg, of de sociale zekerheid, maar het wordt ergens betaald. Met die verlaging van de totale lasten is de kans heel groot dat de rekening bij dat deel van de samenleving terechtkomt.  De heer Zijlstra (VVD): Wij hebben dit jaar voor het komende jaar één miljard aan lastenverlichtingen ingeboekt, zonder dat al de effecten die de heer Roemer in dramatische bewoordingen aangeeft, zich hebben voorgedaan. Dat is precies wat het kabinet van plan is. Nogmaals, ik wil die inkomenseffecten niet, omdat die ervoor zorgen dat die lastenverlichting en belastingherziening er niet komen. Helderder kan ik het niet maken.  De heer Roemer (SP): De heer Zijlstra blijft eromheen draaien. Als er netto een lastenverlichting uit moet komen, moet dat ergens van worden betaald. Ik vraag de heer Zijlstra wie die rekening betaalt. Het betekent dat hij zal gaan snijden in de overheidsuitgaven. Als hij gaat snijden in de overheidsuitgaven, betekent dat een verschraling van de zorg en van de sociale zekerheid, of een btw-verhoging. Dan heb je inkomenseffecten. Als de heer Zijlstra niet wil aangeven wie die belastingverlaging uiteindelijk gaat betalen, weet ik wel hoe laat het is bij de VVD.  De heer Zijlstra (VVD): Het mooie van dit kabinet is dat het in het afgelopen jaar, met steun van drie oppositiepartijen en natuurlijk van de coalitiepartijen, enorm veel hervormingen heeft verricht die onze economie sterker maken, die ervoor zorgen dat we weer kunnen gaan groeien en dat we de boel op orde krijgen. Dat beleid zal een effect hebben: we gaan daar namelijk geld uit overhouden. Dat zien we nu voor het eerste jaar in deze begroting: 1 miljard aan lastenverlichting, zonder de effecten die de heer Roemer schetst. Dat kan dit jaar en ik ga ervan uit dat het ook in de komende jaren kan.  De heer Roemer (SP): Ik zal het heel kort houden. Het beleid in de crisis van de afgelopen jaren heeft ertoe geleid dat onze economie met 4,5% is gekrompen; vele, vele malen meer dan in de ons omringende landen. Dát is het effect van uw beleid geweest.  De heer Zijlstra (VVD): Nee, de heer Roemer moet wel de cijfers op een rij hebben. Deze cijfers kloppen niet.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat de heer Zijlstra bedoelt: waar het mogelijk is om te snijden in de extra uitgaven. De rijksoverheid geeft in deze kabinetsperiode immers nog steeds meer uit. We kunnen een belastingstelsel niet alleen baseren op meevallers; we zullen ook keuzes moeten maken in de extra uitgaven. Dat is voor mij dadelijk een belangrijk deel van het belastingstelsel.  Ik wil nog één punt duidelijk hebben, want anders horen we alleen wat er niet gebeurt. Willen we de economie laten groeien en willen we de werkloosheid aanpakken, dan hebben we voor de komende jaren dit cruciale punt nodig, en wat mij betreft in de begroting voor 2016. Een onderdeel is mij nog steeds niet duidelijk en dat gaat over de vermogens. Zojuist zei de heer Zijlstra: ik wil niet aan het totaal van de belasting op vermogens komen. Dat gaat dan om 3,6 miljard. Ik hoor hem daarmee eigenlijk zeggen dat een verschuiving daarbinnen, in de zin dat we spaarders ontzien maar we de grote vermogens wel aanpakken, voor de VVD mogelijk is. Dat is een belangrijk punt richting de coalitiepartner van de VVD maar zeker ook richting D66.  De heer Zijlstra (VVD): In de brief van het kabinet staat heel helder dat waar de vermogensrendementsheffing op dit moment uitgaat van een vlak tarief, wij dat onrechtvaardig vinden. Dat vind ik oprecht onrechtvaardig. Je moet belasting betalen over rendement dat je niet gemaakt hebt, terwijl sommigen geen belasting betalen over rendement dat ze wel gemaakt hebben. Dus over die beweging is inderdaad geen taboe. Sterker nog, het staat al in de brief. Daarmee is volgens mij helder dat er voor ons geen taboe op rust, omdat het onrechtvaardig is. Belasting betaal je als je waardevermeerdering hebt gehad en als dat niet zo is, behoef je daar geen belasting over te betalen, maar het moet wel uitvoerbaar zijn en dat is ook nog wel een dingetje.  De heer Pechtold (D66): Dat zijn de langzame verschuivingen vanuit de schutterspoortjes. Waar er eerst gezegd werd "ongelofelijk lomp" en "dom bezig" — dat waren de eerste reacties op de plannen van VVD en PvdA over elkaar — komen we langzaam terecht in de nuance. Het is dan belangrijk om te horen waar we staan. Voor mij is het ook van groot belang om te weten waar het kabinet staat en waar de VVD staat. Ik hoor de heer Zijlstra nu duidelijk zeggen: binnen die opbrengst van 3,6 miljard ten aanzien van belasting op vermogen, is het mogelijk om te schuiven. Dan is het dus mogelijk dat de hogere vermogens wel degelijk meer gaan betalen om de lagere vermogens, de spaarders van wie de heer Zijlstra zegt dat ze op dit moment nauwelijks rendement krijgen maar er wel belasting over betalen, te compenseren. Dat zijn de bewegingen, inclusief de door het kabinet aangekondigde beweging ten aanzien van btw, hetgeen zou betekenen dat de loonbelasting omlaag kan, dus dat consumeren wellicht duurder is maar je netto op je loonstrook meer krijgt, evenals de beweging rond de vergroening van het belastingstelsel. Als dat de lijn is, gaan we langzaam de goede kant op. En morgen maar hopen dat dit ook bevestigd wordt.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, het staat al in de brief. Overigens is het niet zo — dat is dan weer het slechte nieuws voor de heer Pechtold — dat mensen met een beetje spaargeld per definitie een slechter rendement halen dan mensen met heel veel kapitaal. Mij gaat het dus om het reële rendement. Mij maakt het eerlijk gezegd niet uit of iemand dan een paar duizend euro op de spaarrekening heeft staan of een paar miljoen euro. Het gaat mij erom dat je rechtvaardig het principe toepast en dat degene die het rendement haalt daarover belasting betaalt. Of je dan veel of weinig vermogen hebt, vind ik in die zin irrelevant. Ik vind het een rechtvaardigheidsprincipe dat in het huidige systeem niet zit. Dat heeft met uitvoerbaarheid te maken, hetgeen we ook in ogenschouw moeten nemen, maar met mij valt er absoluut over te praten.  De heer Pechtold (D66): Gelet op de eerdere krantenkoppen van "Nee, dat vermogen, nee, dat vermogen", zie ik binnen de vermogensbelasting nu deze nivellerende beweging van de VVD graag tegemoet. Dat geeft namelijk mogelijkheden om het dadelijk eens te worden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind het prachtig welk plaatje er nu opgeplakt wordt, maar ik gaf zo-even al aan richting de heer Pechtold dat dit niets met inkomenspolitiek heeft te maken; dit is een rechtvaardigheidsprincipe, namelijk dat je niet kijkt of iemand veel of weinig kapitaal of spaargeld heeft, maar dat je kijkt naar wat het rendement is dat iemand gehaald heeft. En dat is heel verschillend bij mensen. Het slechte nieuws aan de heer Pechtold is ook dat langjarig gezien de rendementen van grote vermogens en die van kleine vermogens nauwelijks van elkaar verschillen.  Voorzitter. Als werknemer zie je dat het verschil tussen bruto en netto op je loonstrook groot is. Dat deel wat de overheid afroomt, is dus groot, maar je ziet niet dat er bovenop je brutoloon nog eens een flink bedrag aan werkgeverslasten komt, bijvoorbeeld voor re-integratieverplichtingen, arbeidsongeschiktheidskosten, koppen op EU-wetgeving, kinderopvangbijdragen, opleidingsfondsbijdragen, ziektekosten, zorgpremies en ga zo maar door. Ga er maar aanstaan als ondernemer! Je moet echt wel een doorzetter zijn als je in dit land nog iemand in vaste dienst durft te nemen. We moeten barrières die banen in de weg staan, die welvaart in de weg staan, die ondernemerschap in de weg staan, afbreken. We moeten ook stoppen met het opwerpen van nieuwe barrières. We moeten dus geen wettelijk recht op thuis werken invoeren en niet langer verbieden dat er in een tijdelijk contract geen proeftijd mag zitten. We moeten dus niet proberen om zelfstandigen in het keurslijf van collectieve voorzieningen te dwingen. We moeten dus niet vasthouden aan het 40-jarige vaste arbeidscontract, voor het leven. We moeten dus niet allerlei milieu- en natuurnormen opstellen die in theorie wel werken, maar in de praktijk alleen in de weg blijken te zitten. We moeten werkgevers dus niet jarenlang verantwoordelijk laten zijn voor ziektekosten waar zij, in een aanzienlijk deel van de gevallen, helemaal niets aan kunnen doen. Als we dit soort belemmeringen niet wegnemen, remmen we onze groei en onze welvaart. Ik druk mij nog voorzichtig uit als ik zeg dat de kabinetsbrief getiteld "Werken aan groei" op dit punt nog aan kracht kan winnen.  Het tweede project waar ik op inga — we hebben het er net uitgebreid over gehad — is het belastingstelsel. Zoals ik al zei, is het belastingstelsel, wat de VVD betreft, bedoeld voor het heffen van belasting en niet om het eigen initiatief te beperken. Ik wil nog eens benadrukken dat wij de mening van het kabinet delen dat het huidige belastingsysteem te complex en te fraudegevoelig is. Volgens mij wordt die mening vrij breed gedeeld in de Kamer. Dat is een buitengewoon belangrijke constatering; iedereen hier wil daar dus wat aan doen. De VVD ziet meer in een eenvoudiger en doelmatiger stelsel dat beter tegen een stootje kan en dat beter aansluit bij de trends van deze tijd. Neem bijvoorbeeld de opkomst van mensen die het heft in eigen hand nemen en die als zelfstandige aan de slag gaan. Er zijn partijen die zich tegen deze trend verzetten, maar is het niet veel beter om die groeiende zelfstandigheid te omarmen? Flexibiliteit op de arbeidsmarkt is nodig. We hebben zelfstandigen nodig. Ik hoop dit soort realisme terug te zien in de definitieve plannen van het kabinet, niet alleen op het gebied van fiscaliteit, maar ook op het gebied van de arbeidsmarkt.  We zijn al uitgebreid ingegaan op de toeslagen. Als het aan de VVD ligt, proberen we van de toeslagen af te komen. Het zinloos rondpompen van belastinggeld is niet van deze tijd. Dit zal verwerkt moeten worden in lagere belastingen en soms, waar nodig, in hogere uitkeringen. Dat is een belangrijke stap die moet worden gezet. Het is goed dat het kabinet de stap van het versimpelen van de kinderopvangtoeslag nu al durft te zetten. Deze stap heeft geen grote inkomenseffecten. Van 400.000 uitkeringen wordt teruggegaan naar 4.000 uitkeringen die via de instellingen worden verstrekt. Dat is wel met een individueel recht, waardoor er dus keuzevrijheid is. Dat zorgt ervoor dat 400.000 gezinnen niet continu formulieren zitten in te vullen en dat niet veel gezinnen worden geconfronteerd met grote terugvorderingen. Ik vind dit een prima stap. We steunen ook de ambitie om minder belasting op arbeid te heffen. Voor de VVD betekent dit wel dat alle werkenden daarvan moeten profiteren; dat moge duidelijk zijn. Volgens mij kunnen we het nieuwe belastingsysteem in één zin samenvatten, met een kleine parodie op wat de Belastingdienst zegt: leuker kunnen we het niet maken, maar wel eenvoudiger en rechtvaardiger.  We staan er in Nederland beter voor dan een jaar geleden en toch is dat slechts één kant van het verhaal. We hebben de afgelopen jaren namelijk grote offers van de samenleving gevraagd. Dat hebben we ook van meet af aan duidelijk gezegd: we zullen als land sterker uit de crisis komen, maar de maatregelen die we daarvoor moeten nemen, zijn even pijnlijk als noodzakelijk. Het is echt een illusie dat je tientallen miljarden kunt bezuinigen zonder dat iemand daar iets van merkt, zonder dat het ons allemaal raakt, niet alleen dit jaar, maar ook nog volgend jaar. Het raakt ons allemaal omdat je inkomen achteruit is gegaan, omdat je hypotheek onder water staat, omdat je zelf je baan bent kwijtgeraakt, omdat je partner of een vriend zijn baan is kwijtgeraakt, omdat je bedrijf in de problemen zit of zelfs failliet is gegaan. Het is dan ook aan alle 17 miljoen Nederlanders te danken dat wij langzaam uit de crisis beginnen te komen. Zij hebben de gevolgen moeten dragen en zijn toch doorgegaan. Dat verdient grote waardering.  Het goede nieuws is dat de offers die zij hebben gebracht, nu hun vruchten beginnen af te werpen, ook al voelen we dat niet meteen individueel. Langzaam maar zeker komen we echter toch meer aan het werk, soms ook als we het niet durven te verwachten. We durven steeds meer een huis te kopen. We durven steeds vaker de sprong in het diepe te wagen en een onderneming te starten. Het gat tussen wat de overheid uitgeeft en binnenkrijgt, wordt steeds kleiner. Onze welvaart trekt aan en we durven met ons allen de toekomst weer met meer vertrouwen tegemoet te zien. Dat geldt niet alleen voor producenten, maar nu ook voor consumenten.  Nederland staat er beter voor dan een jaar geleden en toch hoor ik nog heel vaak dat onze kinderen het minder goed zullen krijgen dan wij. Dat weiger ik te geloven. Ik weiger daar ooit in te berusten. Want ja, de wereld verandert en ja, wij zullen ook mee moeten veranderen, hoe moeilijk dat soms ook kan zijn. Maar het mooie is dat wij kunnen veranderen. Dat hebben wij al eerder gedaan. In de strijd tegen het water, in de jaren van de wederopbouw, in de strijd tegen de economische crisis van de jaren tachtig. En keer op keer kwamen wij daar als samenleving sterker uit. Dat gaat ons ook nu lukken.  De ramp van de MH17 dompelde ons land in rouw maar bracht ons ook bij elkaar. Overal in het land zochten en vonden mensen steun bij elkaar. Nederland was verscheurd door verdriet maar verenigd in vastberadenheid. Om de slachtoffers naar huis te brengen, om de daders te vervolgen. Om schouder aan schouder te staan met de nabestaanden. We zagen hoe sterk we kunnen zijn. We zagen waartoe we in staat zijn als 17 miljoen Nederlanders de handen ineenslaan. Ik weiger te geloven dat zo'n land het beste achter zich heeft. Ik geloof dat het beste nog moet komen. Als er één land is dat de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien, dan is dat Nederland.  (Geroffel op de bankjes)  De voorzitter: Is er nog iemand die een vraag wil stellen aan de heer Zijlstra?  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Prachtige positieve slotwoorden van de VVD, maar ik wil toch op iets anders terugkomen. Gisteren bleek uit de cijfers dat het onder dit VVD/PvdA-kabinet de ouderen zijn die er relatief het slechtst afkomen. Het Nibud berekende gisteren dat zij er in sommige gevallen 15% op achteruitgaan. De Koepel Nederlandse Verenigingen van Gepensioneerden heeft berekend dat die ouderen de afgelopen tien jaar 20% koopkrachtverlies hebben geleden. Wat mag die groep van dit kabinet en van de VVD verwachten?  De heer Zijlstra (VVD): Veel.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): U maakt een grapje. Die ouderen geloven u niet. U ziet ook dat zij u niet geloven. Als u zegt "veel", bedoelt u dan alleen de rijkere ouderen of ook de ouderen die op dit moment al niet eens meer in die 0% geloven? Die 0% bestaat namelijk niet. Hun treinkaartje is duurder geworden, hun zorgpremie is hoger geworden, het eigen risico is omhoog gegaan, de kabel is duurder geworden, alles is duurder geworden. Maak mij alles wijs, maar niet dat zij er nu onderuit komen met 0% en niet dat zij van dit kabinet ook maar iets te verwachten hebben.  De heer Zijlstra (VVD): Van dit kabinet heeft men veel te verwachten omdat dit kabinet bezig is om te zorgen dat Nederland op orde komt. Dat vraagt offers van iedereen, ook van ouderen. Dat gaat voor die ouderen ook effecten hebben waar zij niet blij van zijn. Maar ik ken onze ouderen als een generatie die heel goed weet dat je soms offers moet brengen om daarna een beter land te krijgen. Daar hebben sommigen letterlijk voor gevochten. Ik ken onze ouderen als mensen die ook willen dat hun kinderen en kleinkinderen het beter zullen krijgen. Dat is wat wij nu doen en dat is wat ouderen van het kabinet mogen vragen. Natuurlijk zullen wij altijd kijken naar inkomenseffecten die wij niet willen. Dat is ook nu gebeurd, want wij willen niet die scherpe randjes erin hebben. Maar we moeten niet, zoals de heer Krol hier doet, een beeld gaan schetsen alsof ouderen de enige groep zijn die bijdraagt aan deze crisis. Wij vragen ook van hen een bijdrage. Die doet inderdaad af en toe pijn. Maar het is nodig om te zorgen dat alle volgende generaties, de kinderen en de kleinkinderen van de huidige ouderen, het ook beter hebben in dit land. Dat is wat wij aan het doen zijn.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik denk dat al die ouderen u graag de hand zouden geven als het evenredig gebeurde, als zij procentueel net zo veel zouden bijdragen als alle anderen, maar de cijfers bewijzen dat dat niet waar is.  De heer Zijlstra (VVD): In de cijfers zitten fluctuaties. De cijfers bewijzen dat ook ouderen een bijdrage moeten leveren. Die is soms inderdaad stevig, net als die van andere generaties. We moeten hier geen generatieconflict proberen op te roepen, want dat is er niet. Ik ken onze ouderen als mensen die zich daarvan bewust zijn en die bereid zijn om offers te brengen, maar dan wel in redelijkheid. Die redelijkheid moet wel betracht worden. Ook wij zullen dat van het kabinet vragen.  De heer Roemer (SP): Laat ik het dan iets breder trekken. De heer Krol heeft natuurlijk gelijk: degenen met de hoogste inkomens gingen er het hardste op vooruit. De heer Zijlstra heeft net, toen hij iets vertelde over de belastingplannen, het woord "rechtvaardig" durven noemen. Wat is er rechtvaardig aan dat een bepaalde groep zo hard wordt gepakt? Doorgerekend is dat een bijstandsmoeder met één kind er op jaarbasis €312 op achteruitgaat. Dat geld hebben die mensen niet eens. Wat is daar rechtvaardig aan?  De heer Zijlstra (VVD): Om even bij het voorbeeld te blijven: het grootste effect zit bij de groep ouderen die een pensioen heeft. Dat zien we ook in de koopkrachtcijfers. Dat heeft te maken met het feit dat er op het gebied van de pensioenen van alles is misgegaan. De heer Krol weet daar zelf ook het nodige van. Dat laat onverlet dat wij de inkomenseffecten voor die kwetsbare groep die alleen een AOW heeft, in de gaten moeten houden. In de koopkrachtreparatie van de minister van Sociale Zaken is dat gelukt. Dat is ook terecht. We moeten echter niet doen alsof er grote tegenstellingen zijn tussen generaties. Die tegenstellingen zijn er niet. Die zullen wij ook nooit proberen te bewerkstelligen, omdat wij vinden dat in een land dat sterker uit de crisis moet komen, iedereen moet bijdragen, maar niemand meer hoeft bij te dragen dan de ander buiten de redelijkheidscriteria.  De heer Roemer (SP): Dat is niet waar, want iedereen moet bijdragen. Kijk maar naar de cijfers vanaf de crisis. Het vermogen van de 10% rijksten is met 30 miljard gestegen. Hoezo hebben zij bijgedragen? Zij hebben hun rekening fors zien oplopen in positieve zin, terwijl de schulden van de 10% aan de onderste zijde met 10 miljard zijn opgelopen. Hoezo draagt iedereen bij? Dit is een valse voorstelling van zaken. De mensen zonder werk worden met deze begroting hard gepakt. De heer Krol had een paar voorbeelden. Ik gaf een paar andere voorbeelden. We kunnen hier tot twaalf uur vanavond staan met voorbeelden, maar degenen die het het beste hebben, komen er het beste van af. Wat nou rechtvaardig?  De heer Zijlstra (VVD): Tot mijn "frustratie" — dat woord zou ik af en toe zelfs bijna willen gebruiken — hebben wij als VVD ook op het gebied van inkomens bewegingen moeten maken die de PvdA als compromis wilde om te gaan samenwerken, om al die hervormingen voor elkaar te krijgen. Dat is ook gebeurd. Ik weet niet waar de heer Roemer dit beeld vandaan haalt, want dit is geen onderdeel van het beleid. Als VVD'er wil ik wel dat mensen die werken, er meer van profiteren dan mensen die een uitkering hebben; dat klopt. Dat bewerkstelligen we zelfs in het kabinetsbeleid. De groep die van een uitkering naar een baan gaat, gaat er 10% op vooruit. In dit land willen we namelijk dat werk loont en dat iemand niet in een uitkering blijft hangen. Dat vind ik rechtvaardig. Mijn definitie van rechtvaardigheid is ongetwijfeld een andere definitie dan die van de heer Roemer, maar dat heeft niets te maken met de gedachte dat we de rijken rijker maken, want daar zijn wij helemaal niet van. We willen mensen wel een toekomst bieden. We willen hun een perspectief bieden. We willen hun een baan bieden. Daarvoor is kabinetsbeleid nodig, inclusief de inderdaad af en toe scherpe randjes, want je kunt niet miljarden bezuinigen zonder dat mensen daar wat van merken.  De heer Roemer (SP): Hier blijkt maar weer dat de Haagse werkelijkheid van de heer Zijlstra zo verschrikkelijk anders is dan de echte werkelijkheid bij de mensen thuis en op straat. De mensen die het zich niet kunnen permitteren, krijgen de zwaarste klappen. Mensen die al diep in de schulden zitten, worden nog eens eventjes nagetrapt door dit beleid. Het kan misschien niet uw bedoeling zijn, maar de effecten zijn er wel: van een bijstandsmoeder met één kind die geen geld heeft, alleen maar in de schulden zit en niet kan rondkomen, plukt u nog eens een keer €312. Dat kan niet, mijnheer Zijlstra! Kijk waar de verschillen zitten. Het afgelopen jaar is er een extra half miljard naar de vermogenden gegaan ter compensatie van andere beleidsmaatregelen. Dat is precies waar u voor staat, maar het valt mij erg tegen. Dit is het effect van het beleid. Dat noemt u nog rechtvaardig? Kom op!  De heer Zijlstra (VVD): Je kunt van dit kabinet veel zeggen, maar niet dat het de inkomensverschillen groter maakt. Ik zeg er af en toe bij: soms zelfs tot mijn frustratie, want het is niet iets wat ik in de uitvoering verzonnen zou hebben. Wat betreft het beeld dat u schetst: ik zou als ik u was de heer Samsom eerder een compliment maken, want hij heeft het toch keurig voor elkaar gekregen. Het klopt dat er nog allerlei effecten zijn in de economie met een eigenstandige uitkomst. Ik noem het voorbeeld dat mensen die werken, er meer op vooruit gaan. Het kabinetsbeleid heeft daar niets mee te maken. U zet wel een beeld neer, maar het is niet in overeenstemming met de realiteit. Dat mag ook weleens gezegd worden.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik wil nog een keer terugkomen op de realiteit zoals ik die aantref als ik het land inga. Wat dat betreft is het weleens prettig als je een aantal maanden niet hier rondloopt, maar echt met de mensen in het land praat. Ik kan u zeggen dat ik mensen tegenkom die niet eens meer een presentje kunnen kopen als hun kleinzoon of kleindochter jarig is. Die mensen vragen: is het rechtvaardig dat iedereen in dit land er nog steeds op vooruit gaat, terwijl wij er de afgelopen tien jaar 20% op achteruit zijn gegaan? Iedereen wil zijn steentje bijdragen, maar het moet wel rechtvaardig gebeuren. Dat gebeurt met dit kabinetsbeleid niet.  De heer Zijlstra (VVD): Als de heer Krol zijn beeld bouwt op cijfers die niet kloppen, kan ik daar moeilijk op antwoorden. De ouderen dragen bij, daar loop ik niet voor weg. Soms heeft dat ingrijpende gevolgen, net als voor andere generaties. Maar het is niet zo dat ouderen de afgelopen tien jaar onevenredig zijn getroffen. Dat is niet waar. U kunt wel proberen om dat beeld neer te zetten, maar het is niet conform de realiteit.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik kan u alleen maar aanraden om de cijfers te lezen van het Nibud die gisteren zijn verschenen. Die cijfers zijn echt niet verzonnen.  De heer Wilders (PVV): In een heel, heel ver verleden zat ik bij dezelfde partij als de heer Zijlstra. Toen was er een Kamerlid, Erica Terpstra, die het altijd opnam voor de ouderen. De VVD was daar trots op en schaamde zich er niet voor. De VVD hield ook geen verhalen in de trant van: alles moet weer genivelleerd worden. Nee, men was daar trots op. Ik weet niet wat er met die partij op dat punt is gebeurd. Kijk naar wat er dit jaar en de komende jaren met diezelfde ouderen gaat gebeuren; dat is gewoon pure diefstal. Dat kan de heer Zijlstra niet goedpraten. De pensioenen worden de komende jaren waarschijnlijk niet geïndexeerd. Dat kan de ouderen in een aantal jaren 6% kosten. In de stukken lezen wij dat de ouderenkorting in 2016 wordt gekort. Ouderen hebben te maken met een hogere zorgpremie en een hoger eigen risico, waardoor de zorgverzekering voor heel veel ouderen gewoon onbetaalbaar wordt. Dan heb ik het nog niet eens over de hogere huren. Ik zou aan de leider van de VVD, in ieder geval in de Tweede Kamer, willen vragen: kunt u niet iets doen voor die mensen? Kunt u niet iets in hun richting bewegen? Mag ik u een suggestie doen, die ik ook aan de heer Roemer heb gedaan, voor wat toch ook typisch VVD-punten zijn? Als je wat snijdt in de opvang van asielzoekers, waar dit jaar ongeveer een miljard naartoe gaat, als je snijdt in ontwikkelingshulp en als je dat geld nu aan de ouderen van Nederland geeft, zou dat dan niet een stuk rechtvaardiger zijn en een stuk dichter in de buurt komen van de VVD die het ooit voor ouderen opnam?  De heer Zijlstra (VVD): Het woord "ooit" is niet op zijn plaats, want de VVD van Erica Terpstra is de VVD van nu. Daarom beoordelen wij het kabinetsbeleid altijd op realiteit en op de echte bijdrage die geleverd moet worden, ook als het over ouderen gaat. Ja, er zijn ouderen die echt met een ingrijpend inkomenseffect te maken hebben. Dat geldt echter ook voor heel veel andere Nederlanders. Wij hebben tientallen miljarden moeten snijden om dit land op orde te brengen. Dat gaat iedereen voelen, helaas ook de ouderen, ja. Maar wij gaan niet een groep uitzonderen en wij gaan ook niet een groep extra zwaar treffen. Het beeld alsof dit bij de ouderen het geval zou zijn, is onjuist. Dat zou ik niet voor mijn rekening willen nemen. Maar dat beeld moet ook niet geschapen worden, want het klopt niet.  De heer Wilders (PVV): Ouderen kunnen vaak niet meer door middel van het verkrijgen van een baan hun inkomen verbeteren, in tegenstelling tot de andere groepen die u noemt. Daar ben ik het overigens ook niet mee eens, maar dat is een verschil. Je zult maar 72 zijn en een pensioen hebben met misschien een heel klein aanvullend pensioentje dat niet wordt geïndexeerd, dan kom je het verzorgingshuis niet meer in, je eigen risico gaat omhoog en je huur stijgt! Het is pure diefstal van mensen die hun situatie niet meer kunnen verbeteren. Tegelijkertijd komt er wel een tsunami van asielzoekers naar Nederland. Wat ik nou rechtvaardig zou vinden, is dat we daar wat minder geld aan besteden en dat we wat extra geld geven aan de ouderen in Nederland, die hard hebben gewerkt, die ons land groot hebben gemaakt en die ons land hebben gemaakt tot het land dat het vandaag is. Aan de ouderen wat meer en aan de asielzoekers wat minder!  De heer Zijlstra (VVD): Ik zei daarstraks al dat die ouderen in Nederland soms letterlijk hebben gevochten voor de maatschappij zoals die nu is. Ze hebben ook gevochten voor het feit dat echte vluchtelingen in dit land welkom zijn. Die mensen krijgen een procedure. Ik was het zeer eens met de heer Roemer op dat punt. Ze krijgen een procedure en die wikkelen we netjes af. Als een aanvraag onterecht is, dan gaan ze weer weg. Dat hoort er ook bij. Maar het is onjuist om die tegenstelling te schetsen. Ik denk dat heel veel ouderen in dit land die tegenstelling — zij hebben er letterlijk voor gevochten om die te voorkomen — verre van zich werpen.  Ik zei zojuist al tegen de heer Krol over die bijdrage van de ouderen dat heel veel ouderen weten dat er een bijdrage nodig is. Ouderen weten dat ook de pensioenen voor volgende generaties veiliggesteld moeten worden. Ik ken persoonlijk geen oudere die zegt "doe maar" als je hem voorlegt: jouw pensioen blijft overeind, maar daardoor gaat jouw kleinkind geen of minder pensioen krijgen. Dat is wat er voorligt en dat doet inderdaad af en toe pijn, maar wij gaan niet over de pensioenfondsen, dat gaan de werkgevers en de werknemers. Ik vind het juist heel goed dat de staatssecretaris die daarvoor verantwoordelijk is, probeert om de schokeffecten wat te dempen. Dat is goed, maar we gaan niet een generatie ontzien om andere generaties te straffen. Ik ken geen oudere die dat zou willen.  De heer Wilders (PVV): Ik kan alleen maar zeggen: handen af van de pensioenen! Het is pure diefstal. Het is hun pensioen en u gaat er met strengere regels voor zorgen dat het niet meer kan worden geïndexeerd.  Ik zou nog één ding tegen de heer Zijlstra willen zeggen. Als wij morgen een referendum zouden organiseren, ook onder ouderen, over de keuze "300, 400 miljoen of 1 miljard extra voor de opvang van asielzoekers óf dat geld gebruiken voor het verbeteren van de koopkracht van ouderen", dan zal 90% kiezen voor het verbeteren van de koopkracht van onze ouderen. En terecht! Maakt u mij niet wijs dat wij de enigen zijn die dat vinden, want bijna heel Nederland kiest voor zijn eigen ouderen en niet voor meer asielzoekers. Als u dat niet gelooft, bent u heel ver weg van de werkelijkheid.  De heer Zijlstra (VVD): Naar mijn oprechte mening staat heel Nederland ervoor dat echte vluchtelingen hier altijd welkom zijn. Ik sta er ook voor dat mensen die hier niet als vluchteling naartoe komen maar als gelukszoeker, zo snel mogelijk weer terugkeren. Dat hoort erbij. De tegenstelling die u kiest, vind ik een onjuiste. Dit land staat voor de waarden waarvoor we staan. En dit is er een van. Dat heeft niks te maken met de koopkracht van ouderen. Die tegenstelling moet u ook niet schetsen. Ik snap dat u dat wilt doen, maar dat is niet wat er voorligt. Wij vragen een bijdrage en, nogmaals, ik ken geen — ik geef toe dat ik ze niet allemaal ken — oudere die zegt: stel mij pensioen veilig, zodat het pensioen van mijn zoon, mijn dochter of mijn kleinkind daardoor slechter wordt.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Alleen maar die laatste zin van u. U zegt dat geen oudere dat wil. Nee, dat wil geen oudere en daarom hebben wij er ook voor gepleit dat het opbouwpercentage dat je belastingaantrekkelijk kunt sparen voor je pensioen, op peil blijft. Het was de VVD die daartegen was. Dat is iets waar jongeren in de toekomst nog lelijk van op hun neus zullen kijken. En dat hebben ze dan aan ú te danken!  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter, ik geloof dat ik maar even niets meer zeg over de pensioenen.  De voorzitter: Dank u voor uw bijdrage. Ik schors tot 15.30 uur voor een wat late lunchpauze.  De vergadering wordt van 14.36 uur tot 15.32 uur geschorst.  De voorzitter: Wij vervolgen de eerste termijn van de zijde van de Kamer.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. De beelden van de afgelopen zomer vertellen het verhaal: brokstukken en persoonlijke bezittingen verspreid over het land, ver weg, in het oosten van Oekraïne. 298 mensen, onder wie 196 Nederlanders, jong en oud, op weg naar werk of vakantie, op weg naar een toekomst die ze niet werd gegeven. Het neerschieten van de MH17 heeft Nederland in rouw gedompeld. De eerste opdracht was het terugbrengen van de slachtoffers, zo zei de premier. Het kabinet is waardig met die opdracht omgegaan. Het beeld van de onafzienbare stoet rouwauto's staat in ons collectieve geheugen gegrift. Ik wil hier mijn waardering uitspreken voor de manier waarop de minister-president heeft opgetreden. In hem wil ik al degenen danken die daar in die tijd bij betrokken zijn geweest.  In schril contrast met dit optreden staat de cynische reactie van Rusland. De oorlog ging gewoon door en de rampplek is nog steeds een oorlogsgebied. De zomer van 2014 leek soms eerder de zomer van 1914. 100 jaar na de Eerste Wereldoorlog is een leven voor sommige leiders nog steeds niet meer dan kanonnenvoer.  De beelden van afgelopen zomer vertellen ook het verhaal van de yezidi's. De meesten van ons hadden nog nooit van hen gehoord. We zagen ze in doodsangst op een berg in de woestijn, zonder eten en zonder water, op de vlucht voor de wrede moslimradicalen van IS. Velen zijn gelukkig net op tijd door de Amerikanen gered van een gewisse dood. Ondertussen gaat de terreur nog steeds door. Ook christenen worden daar massaal vervolgd. Dit weekend nog waren we getuige van weer een onthoofding van een Britse staatsburger door IS.  De beelden van afgelopen zomer vertellen ook het verhaal van de Schilderswijk in Den Haag: jongeren die met vlaggen zwaaien en juichen voor IS. We mogen allemaal weten wat ze willen: kalifaat, jihad, gewapende strijd. Velen hadden echter wel het gezicht bedekt. Ze willen immers niet dat we weten wie ze zijn. Vrijheid van meningsuiting, zei de burgemeester van Den Haag. Hij liet het gebeuren. Het CDA zegt: dit is de eerste trede op de trap naar geweld; net zo gevaarlijk als haat zaaien. Daarom wil het CDA dat het verheerlijken van terroristisch geweld strafbaar is. Duitsland heeft afgelopen vrijdag het toejuichen van IS bij demonstraties en op twitter verboden. Als dat in Duitsland kan, waarom kan dat dan in Nederland niet, zo vraag ik de minister-president. Wat kunnen we bij de aanpak van terreur en radicalisme nog meer verwachten na de brief die het kabinet eerder stuurde? De belangrijkste voorstellen daarin al waren gesneuveld voordat ze naar de Kamer kwamen.  De beelden van de zomer vertellen het verhaal. Maar welk verhaal? Wat gebeurt hier? Wij zien hier een rechtstreekse bedreiging van onze manier van leven. Waar de economische crisis de afgelopen jaren ons gevoel van zekerheid heeft aangetast, heeft de crisis van afgelopen zomer ons basale gevoel van veiligheid ondermijnd. Onze Westerse samenleving staat onder druk, van buitenaf door IS en zijn aanhangers in Europa, door Rusland, door de chaos in Noord-Afrika, maar ook van binnenuit doordat onze eigen Westerse samenleving kwetsbaar is geworden. We weten niet meer waar we als samenleving voor staan. Het gevaar is niet een plotseling van buitenaf komende vijand, het is net zo goed een afbrokkelingsproces van onze eigen Westerse waarden van binnenuit. De moderne Westerse wereld heeft de onbegrensde individuele vrijheid steeds meer als allerhoogste doel gesteld, maar die vrijheid heeft geen context meer. Alles mag, alles lijkt te kunnen. Dat is verkeerd. De overheid die het CDA voorstaat, is geen neutrale scheidsrechter die alles maar toelaat totdat het geweld begint. Nee, het CDA wil een overheid die de kernwaarden van onze samenleving ononderhandelbaar verklaart en dus behoedt en verdedigt.  Wat is dan het wezen van deze Westerse samenleving dat we te verdedigen hebben? Onze Westerse samenleving is gebouwd op een traditie van eeuwen, een joods-christelijke, humanistische traditie. Een traditie die ons leert om te geven om je naaste, om respect te hebben voor elkaar en onze vrijheid en verantwoordelijkheid te beleven. Samenleven is niet alleen nemen maar ook geven. Rechten én plichten. Verbondenheid voor versplintering. Deze zomer moet ons leren dat we iets te verdedigen hebben, namelijk de waarden die bij Nederland horen.  25 jaar is vredesdividend geïncasseerd. Alle West-Europese landen deden er aan mee en alle Nederlandse partijen deden eraan mee, ook het CDA. Maar deze zomer moet onze ogen openen. Onze veiligheid heeft een hogere prijs dan we er nu voor betalen. Ook zeg ik daarbij, een hogere prijs dan de coalitie nu lijkt te beseffen. Er komt met steun van de gedoogpartners geen geld bij, er gaat hoogstens minder geld af. Per saldo resten aan het eind van 2015 nog steeds bezuinigingen op Defensie, de veiligheidsdiensten en het justitieapparaat.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik vroeg mij af wanneer het CDA voor het laatst heeft voorgesteld om extra geld in Defensie te investeren. De SGP loopt al even mee, dus ik heb even navraag gedaan. Bij onze burelen kwam spontaan de Vlootwet van Colijn in 1923 naar boven.  (Hilariteit)  De heer Van der Staaij (SGP): Is er nog een recenter voorbeeld?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Geen kwaad woord over de Vlootwet van Colijn, laten we daarmee beginnen.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Los van de verantwoordelijkheid die ik neem — dat is mijn basis — heeft het CDA bij de begroting van 2009 als enige fractie gevraagd om extra geld voor Defensie. Dat is toen ook gehonoreerd, mede dankzij uw steun. Dat was mijn voorganger, Pieter van Geel. Dat is niet als jij-bak, want ik neem nog steeds de verantwoordelijkheid voor de bezuinigingen die er de afgelopen 25 jaar op Defensie hebben plaatsgevonden.  De heer Van der Staaij (SGP): Zelfs toen zag je dat er op grond van de afgelopen jaren per saldo nog bezuinigingen resteerden en dat er geen geld bij kwam. De SGP heeft zich daar altijd tegen verzet, maar we kregen van het CDA te horen: jullie hebben makkelijk praten, want jullie zitten niet aan die knoppen; als je aan tafel komt zitten, zul je merken dat het gewoon niet lukt. Dat snap ik ook wel. Nou hebben we inmiddels op een bescheiden manier aan tafel gezeten, maar onze ervaring is dat het wel degelijk lukt als je er een punt van maakt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): We hebben kunnen zien dat het lukte in 2009, maar in de periode erna niet. Ik kijk met name naar de wereld van nu, waarin we de afgelopen zomer onze ogen moesten openen. En ja, ik neem de verantwoordelijkheden uit het verleden. Als we allemaal zien hoe groot de bedreiging is, dan is dat het moment om stappen te nemen. Ik maak het verwijt niet aan de SGP, want inderdaad, het SGP heeft gerepareerd waar het kabinet mee begon. Ik vind dat het meer moet zijn, maar mijn complimenten zijn aan u en aan de heer Pechtold, voor zover ook hij heeft bijgedragen aan meer geld voor Defensie.  De heer Van der Staaij (SGP): Dank voor het compliment. Het punt blijft dat er nog veel meer moet gebeuren, maar wij kunnen niet in een keer repareren wat kabinetten in jaren aan bezuinigingen voor elkaar hebben gekregen. Mijn slotvraag is wel: hoe weten wij zeker dat het CDA wel echt meedoet om structureel meer geld naar Defensie te laten gaan als het CDA straks wel aan de knoppen zit? Hoe weten wij dat het niet louter oppositietaal is, maar echt gemeend in tijden dat het CDA zelf aan de knoppen zit?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een heel terechte vraag. Als ik dat hier zeg, is dat een verantwoordelijkheid die bij het CDA rust. Zeker. Ik zeg er meteen bij dat dat voor ons allemaal zou moeten gelden, zoals ik, ik blijf het zeggen, de verantwoordelijkheid neem voor de keuzes die het CDA maakt. Ik ga echt niet zeggen hoe boos we waren en dat we het allemaal niet wilden, maar dat het gebeurd is. Uw steun nu en in het vorige jaar is zeer gewaardeerd. Als wij ons met z'n allen realiseren dat wij daadwerkelijk iets te verdedigen hebben en dat de vrijheid van nu en de waarden van nu niet te verdedigen zijn, is dat een omslag die mede bepaalt dat wij de komende jaren meer, en niet minder aan Defensie uitgeven.  Hier hoort overigens bij de vraag aan het kabinet om een visie te ontwikkelen op wat de veiligheidssituatie voor Nederland gaat betekenen. De eerste 100 miljoen euro komt er voor Defensie bij, maar wat is in de ogen van het kabinet nodig om de veiligheidssituatie voor Nederland buitenlands en binnenlands op peil te brengen?  Internationaal was de aanpak van IS door het kabinet overigens wel gênant. Als een zielig muurbloempje smeekte het kabinet de Verenigde Staten om gevraagd te worden voor de coalition of the willing. Maar, zo zei minister Timmermans, het kamertje was te klein. Dat bleek na verificatie door journalisten — we hebben het allemaal kunnen zien — gewoon onzin te zijn. Ik vraag de minister-president de werkelijke reden hier aan te geven. Ook de heer Timmermans schudt nee, maar ik zie de beelden in de Tweede Kamer toch nog voor mij.  Uiteindelijk was het, toen het ging om IS, de Kamer die het kabinet heeft moeten manen om militair verantwoordelijkheid te nemen. Het is een dieptepunt dat niet het regerende kabinet de verantwoordelijkheid nam, maar dat de Kamer het kabinet daartoe moest oproepen. Ik vraag de minister-president wanneer wij de uitwerking van de motie-Ten Broeke, waarin hierom wordt gevraagd, tegemoet kunnen zien.  Voorzitter. Door de internationale onrust moeten we ons ook herbezinnen op andere strategische sectoren, vooral energie en voedsel. In 25 jaar is Europa sluipenderwijs afhankelijk geworden van Russisch gas. Die afhankelijkheid kan op de langere termijn niet voortduren. Er moet een alternatieve energiemix worden ontwikkeld. Zo veel mogelijk energie moeten we dicht bij huis opwekken, maar wind en zon zijn te weersafhankelijk om energiezekerheid te bieden. Ons gas raakt op. Vanaf 2025 worden we importeur van gas. Kolen zijn te vervuilend. Daarom moet in de overgangsdecennia naar echt hernieuwbare energie ook kernenergie op de kaart blijven staan. Is het kabinet bereid om in de energiemix voor de komende decennia ook plaats in te ruimen voor kernenergie?  Nederland heeft een sterke land- en tuinbouwsector.  De voorzitter: Op het vorige punt wil de heer Pechtold een vraag stellen.  De heer Pechtold (D66): Een van de belangrijkste nadelen van kernenergie — er zijn er heel veel bij kernenergie — is dat je die centrales niet kunt uitzetten. Hetzelfde geldt overigens voor kolencentrales, waarvan we er net twee hebben bijgebouwd. Waar wil de heer Buma, die dit punt nu een paar keer achter elkaar maakt, die kerncentrale neerzetten?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben niet de planner, maar in het verleden is altijd gesproken over Borssele als meest logische keuze. Dat gebeurde toen in de jaren 2000-2010 concreter over kernenergie werd gesproken. Nogmaals, ik ben niet degene die de centrale specifiek neerzet, maar dat was toen de gedachte.  De heer Pechtold (D66): De heer Buma heeft de afgelopen weken gezegd dat we teruggaan naar de 20ste eeuw met de landbouw. We gaan alles zelf regelen. LTO heeft daarop gereageerd door te zeggen: behalve de koffie, de thee en de ananassen doen we eigenlijk alles al hier. Als we dus nog wat ananassen hier gaan kweken, zijn we er een beetje in de landbouwvisie van het CDA. Een veel serieuzer probleem vind ik de energievisie van het CDA: terug naar de kernenergie. Als de heer Buma dat zo doordacht heeft en hij daar de voordelen van weet op te noemen, mag ik toch ook vragen waar we die centrale gaan neerzetten, na de weken waarin hij dat heeft aangekondigd? Is het Borssele, is het Dodewaard? Waar gaan we die centrale neerzetten? Mijn vraag is namelijk of het CDA de verantwoordelijkheid neemt voor een centrale die je niet meer zomaar kunt uitzetten terwijl alternatieven voor schonere energie, die te maken te hebben met de innovatiekracht van dit land, voorhanden zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij moeten echt beseffen dat deze zomer een ander beeld aan ons heeft gegeven van de wereld om ons heen. Dat gaat ook over de energievoorziening. Het Russische gas dat we hadden, kan niet blijven. Olie uit het Midden-Oosten, we zien wat voor chaos het daar is. Dan grijpen we naar een alternatieve mix. Ik verschil niet van mening met de heer Pechtold dat duurzame energie de toekomst heeft, maar in 2020 zitten we pas op 14%. Als we ook nog bijvoorbeeld de CO2-uitstoot willen aanpakken en langdurig zekerheid willen hebben over de levering, dan kan het niet zo zijn dat we zeggen: alles mag, maar over kernenergie praten we niet. Ik zou dat veel liever over kolen zeggen.  De heer Pechtold (D66): Die kolencentrales hebben we net gebouwd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was dus ook niet slim.  De heer Pechtold (D66): Die centrales staan er. Kijk, dit vind ik jammer. We hebben nu het punt van defensie gehad. De heer Buma grijpt uit het verleden zaken aan waarvan hij zegt dat hij die wel anders had gewild, maar dit is de realiteit. Vanuit deze realiteit zullen we moeten werken. Er zijn twee kolencentrales gebouwd en we hebben gezegd dat we de kernenergie langzaam laten weggaan. Nu bemerk ik een CDA dat terug wil naar de jaren vijftig. Bij de landbouw komen de spruiten weer op tafel en we krijgen de kolenkachel weer in huis. Ik denk dat we iets nieuws moeten en dat we vooruit moeten. Hoezeer ik ook van spruitjes houd, we moeten de landbouwsubsidies juist eens in de richting van innovatie krijgen. Mijn punt, en eigenlijk de hele vraag, is waar de heer Buma die niet te sluiten kerncentrale nu wil neerzetten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was de eerste vraag die ik beantwoordde. Ik kan die nogmaals beantwoorden, maar ik heb dat antwoord net gegeven.  De heer Pechtold (D66): Waar, waar, waar?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat heb ik net gezegd. Ik heb zojuist en ook vrijdag aangegeven dat wij in de periode van 2000 tot 2010 concreet aan het praten waren over een uitbreiding van de kerncentrale Borssele met een nieuwe centrale. Dat zei ik als eerste. Het valt mij van de heer Pechtold tegen dat hij op geen enkele manier nadenkt over de ongelooflijke bedreiging die deze zomer is ontstaan. Die gaat verder dan een bedreiging in Oost-Oekraïne of in Irak en Syrië. Die komt op ons af. Mijn stelling is dat wij iets te verdedigen hebben, namelijk de waardengemeenschap Europa. Die staat immers onder druk. Wij moeten die verdedigen met defensie, maar ook door veel strategischer na te denken over energievoorziening en voedsel. Alleen maar zeggen: dit wil ik niet en dat wil ik niet, lost dit niet op. Mijnheer Pechtold, u bent over 25 jaar gewoon afhankelijk van Russisch gas en olie uit het Midden-Oosten.  De heer Pechtold (D66): Nee, als het aan mij ligt, zijn wij daar niet van afhankelijk, maar zeker ook niet van nieuwe kernenergie. De heer Buma verwijt mij dat ik geen keuzes maak. Ik wil die juist wel maken. Ik wil ervoor zorgen dat Nederland en dit hele continent onafhankelijk zijn. Het lijkt wel alsof de heer Buma in deze zomer ineens het licht heeft gezien of de angst heeft gevoeld op de terreinen van defensie, energie en vele zaken en dat hij daarom nu teruggrijpt op het verleden. Ik wil hem aanmoedigen om de nieuwe energie op te pakken. Wij hebben de tegenbegroting van het CDA nog niet gezien. Ik ben bang dat het CDA het geld voor schone energie nodig heeft in de tegenbegroting en dat het dat daarom weghaalt en om die reden ook komt met het idee van de kerncentrale. Klopt dit? Wanneer mogen wij de tegenbegroting bestuderen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een voorschot op de tegenbegroting die ik zo dadelijk zal aanbieden aan de voorzitter en daarmee aan alle leden van de Kamer. Die gaat echter niet ten koste van de subsidie op duurzame energie. Dat is trouwens wel een punt, want wij geven 18 miljard euro uit aan windmolens op zee, terwijl wij deze week al hebben vastgesteld dat het antwoord op de vraag of die er überhaupt komen, nog onzeker is. Ja, er moet veel meer duurzame energie komen. Als echter in 2020, ondanks al onze inspanningen, 86% van onze energie nog niet duurzaam is, blijf ik zeggen dat wij een mix nodig hebben waar geen Russisch gas meer in zit. Daarom moet je volgens mij ook bereid zijn om te praten over kernenergie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het is heel goed dat het CDA zich zorgen maakt over CO2-uitstoot en de klimaatverandering en zich wil inzetten voor de overgang naar meer duurzame energie. Ik denk dat dit niet met nieuwe kerncentrales moet, al was het maar omdat het gaat om 2020. Heeft de heer Buma namelijk enig idee wanneer wij zo'n nieuwe kerncentrale zouden kunnen hebben? Los daarvan vraag ik mij af of hij zich realiseert wat de bouw van zo'n kerncentrale zou vereisen aan investeringen van de overheid. Wij kennen het CDA als een partij die voor een kleinere overheid pleit. Wat zou dit wel niet kosten? Heeft de heer Burma niet alleen nagedacht over de vraag waar de kerncentrale moet komen, maar ook over de vraag waar wij het afval van de kerncentrale straks gaan opslaan?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat zijn meerdere vragen. De eerste is heel belangrijk en daar begin ik dan ook meteen mee. De heer Van Ojik zegt dat zo'n centrale er in 2020 nog niet is. Nee, dat klopt. De problemen rond energie zijn in 2020 niet opgelost en zijn dan waarschijnlijk groter dan nu. Wij praten dan ook niet over energievoorziening in het komende begrotingsjaar, 2015, maar over energievoorziening tot misschien wel 2050 of langer. Dat perspectief moet vanwege afgelopen zomer anders geworden zijn. Rusland is namelijk geen partner van Nederland, maar een tegenstander en daarom moeten wij dit veranderen. Dan zeg ik: denk alsjeblieft met z'n allen na over de langere termijn. Dat begint met duurzame energie dichtbij, maar het kan niet stoppen bij kolencentrales. Als wij nu niets doen, ben ik ontzettend bang dat de kosten voor energie enorm omhooggaan. Kijk maar naar Duitsland. Het gevolg van de Energieausstieg is dat er daar enorme klachten zijn over de ongelooflijk hoge kosten voor energie. Die kant gaan wij ook op. Je ziet nu al dat heel veel investeringen niet meer in Europa worden gedaan omdat Amerika goedkoper is. Het levert niets op om morgen een kerncentrale te bouwen. Indien wij echter in 2030 hier staan — wij zullen dan waarschijnlijk in de Eerste Kamer zitten — en er niet voldoende energie is en de boel stilvalt, zullen wij en zal de wereld zeggen dat wij het in 2014 niet goed gedaan hebben. Dat kan ik de heer Van Ojik verzekeren.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dit is toch wel heel merkwaardig. Ik zou zeggen dat de mogelijkheden om de transitie naar schone energie te realiseren, steeds groter worden naarmate we verder vooruitkijken. Als we aan de hand van de heer Buma wat verder vooruitkijken, hebben we volgens hem juist meer kerncentrales nodig. We weten niet hoe we die kerncentrales moeten betalen, we weten misschien niet waar we ze neer moeten zetten, maar we weten zéker niet wat we met het afval uit die kerncentrales moeten gaan doen. Kan de heer Buma die vraag nog beantwoorden? Juist als we het hebben over energieonafhankelijkheid op de lange termijn, is dit toch een uitgelezen kans om alle energie, in dit geval onze politieke energie, in te zetten op die duurzame bronnen van energieopwekking? Dat lijkt me een veel logischer weg dan nu terug te grijpen op een recept waar we eigenlijk met zijn allen toch wel een beetje afstand en afscheid van hadden genomen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf zeggen: wel afscheid genomen, maar we verwelkomen daarmee de onzekere bron van alle energie uit Rusland. Zo mooi is dat dus niet. Verder zeg ik ja tegen duurzame energie, maar wind en zon hebben altijd een back-up nodig op de dagen dat de zon niet schijnt of de wind niet waait. Dat is ook het probleem van duurzame energie; daardoor zullen we meer kosten gaan maken. Het is dus werkelijk ondenkbaar dat duurzame energie alleen tussen nu en 2050 de problemen oplost. Met het enorme CO2-probleem dat we hebben, kunnen we niet terug naar alleen kolen, Russisch gas of olie uit het Midden-Oosten; dat is allemaal niet voldoende. Ik zou u zelfs willen zeggen: denk na over hoe we dat probleem moeten oplossen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat doe ik graag, zelfs ík denk daar graag over na. Maar ja, dan zitten we toch nog met dat afval. Die vraag is nog niet helemaal beantwoord. Dat is een van de belangrijkste redenen waarom we afscheid hebben genomen van kernenergie. Heeft de heer Buma daar al een suggestie voor?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee. Die zin, zoals de heer Van Ojik die uitspreekt, is volkomen terecht. Tegelijkertijd zitten we met het probleem van CO2-uitstoot met kolen en de niet-beschikbaarheid van gas uit het Oosten. Het CDA heeft altijd gezegd dat dat energiebronnen zijn in de decennia naar duurzame energie. Ik blijf het zeggen: als we in 2020 pas op 14% zitten, of dat misschien niet eens halen en niet eens 86% duurzaam is, en we doen het met kolen en gas uit Rusland, dan gaat het fout. Niet nu, niet in 2015, maar wel in 2030. Als deze zomer ons iets moet hebben geleerd, dan is het dat ons strategisch denken over veiligheid anders moet dan we deden.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De vraag was: wat doet de heer Buma, die graag kerncentrales wil bouwen als back-up voor de dagen dat de zon niet schijnt, met het afval?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het afval zal op dezelfde manier moeten worden opgeslagen als nu. Dat is het grote probleem van kernenergie, dat ken ik ook. Ik zeg u nogmaals dat u die keuze niet maakt. Ik geef het u in overweging: we kunnen de kolencentrales aanzetten, we kunnen ons gas uit Rusland halen, maar tegelijkertijd willen we ook economische ontwikkeling hebben, die maakt dat wij allemaal onze boterham kunnen verdienen; niet alleen in 2015, maar ook in 2030.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het CDA zegt dat we zelfvoorzienend moeten worden, en ook minder afhankelijk van energie en van gas uit Rusland. Het is dan wel heel vreemd dat zijn partij zo heeft gepleit voor en geïnvesteerd in die gasrotondes voor Russisch gas. Het is dan toch eigenlijk wel een beetje vreemd als je nu tot de ontdekking komt dat dit zeer onverstandig is, want Rusland is instabiel en we weten niet of we daar een goede relatie mee behouden. Ik vroeg mij het volgende af: waar denkt de heer Buma uraniummijnen in Nederland te kunnen aanleggen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voor zover mij bekend, is er geen uranium beschikbaar in de Nederlandse grond. Ik heb de indruk dat u nu denkt dat dit een buitengewoon slimme vondst van u is. Ik ben benieuwd naar wat uw vervolgvraag wordt.  Mevrouw Thieme (PvdD): Precies, dat is nou precies het probleem: het is niet in Nederland te verkrijgen. Weet u waar het wel te verkrijgen is?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, in Afrika, bijvoorbeeld in Namibië.  Mevrouw Thieme (PvdD): Precies, in instabiele landen: in Kazachstan, in het Midden-Oosten. U wilt toch zo graag niet afhankelijk zijn van dat soort regimes?  De heer Van Haersma Buma (CDA): En in Namibië. Ja, en daarom zeg ik ook dat we een veel bredere energiemix moeten hebben, in plaats van alles uit Rusland te halen. Even voor de goede orde: inderdaad begon ik niet aan mijn plan, denkend dat wij ons uranium uit de Nederlandse boden gingen halen, wetend dat u naar voren zou komen met de vraag of ik weet waar het vandaan komt. Ook ik verzin graag wat er gaat gebeuren. Maar mijn antwoord is "ja". En dan blijf ik zeggen dat wij, als wij in 2030 een energievoorziening willen hebben die Nederland de energie geeft die het nodig heeft, dat niet kunnen doen met doorgaan op de manier zoals we dat nu doen. Daar hoort het denken over kernenergie bij. Het verbaast mij dat u alle vieze bronnen in Nederland akkoord vindt maar de meest schone als het om CO2-uitstoot gaat niet.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Buma weet niet waar de kerncentrale moet komen en wat we met het afval moeten doen. Hij denkt dat we nog steeds uranium kunnen halen uit instabiele landen om vervolgens te zeggen dat we onafhankelijk zijn van dat soort regimes. Ik geloof niet dat de heer Buma echt goed nagedacht heeft over zijn proefballonnetje dat we echt weer moeten gaan inzetten op kernenergie. Sorry.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik had de hoop dat na dit debat twee leden van de Partij voor de Dieren bij het CDA zouden kunnen aansluiten, maar ik merk nu al dat dit niet gaat lukken. Dat was overigens helemaal geen uitlokking. Mijn collega's worden trouwens heel nerveus nu ik dit zeg.  Mevrouw Thieme (PvdD): Terecht. De voorzitter van de CDA-fractie had ook gezegd dat we zelfvoorzienend moeten zijn op het gebied van voedsel. Dan vraag ik hem toch hoe dit te rijmen is met het feit dat we hier 500 miljoen dieren in de bio-industrie voeden met veevoer uit verre landen. Hoe kunnen we dan in godsnaam ervoor zorgen dat voedsel zelfvoorzienend wordt, als we daar nu zo afhankelijk van zijn?  De voorzitter: Dat is eigenlijk een nieuw punt. Ik dacht dat u uitgelokt was op dat andere punt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een bruggetje, dat ikzelf niet zo mooi had kunnen verzinnen, naar mijn volgende punt.  De voorzitter: De vraag is nu gesteld en ik sta die nu toe, maar de volgende keer doen we het niet op deze manier.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan hecht ik er toch aan om deze vraag te beschouwen als een bruggetje naar datgene wat ik over dit onderwerp zo dadelijk ga zeggen.  De voorzitter: Mevrouw Thieme, dan kunt u daarop terugkomen als de heer Buma daar in zijn verhaal over komt te spreken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het kan overigens zijn dat ik dan iets zeg waar mevrouw Thieme nog steeds niet tevreden over is.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dan doen we het zo.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil graag nog iets vragen aan de heer Buma over wat hij over energie heeft gezegd. Terecht agendeert hij dit onderwerp. Zeker ook gelet op wat de afgelopen zomer is gebeurd, is het belangrijk om daarover na te denken, mede in het licht van het energieakkoord dat is afgesloten dat wellicht wel een beperkte scope heeft. De heer Buma zegt dat we moeten leren van wat er gebeurt. Maar zouden we ook niet moeten leren van wat er in Japan is gebeurd? In Japan heeft zich een verschrikkelijke situatie voorgedaan. Men was daar voor het grootste gedeelte afhankelijk van kernenergie, maar toch heeft men daar toen besloten om alle kernreactoren — volgens mij waren het er 54 — stil te leggen. Dat heeft in Japan niet echt tot grote problemen geleid. Sterker nog, het heeft uiteindelijk letterlijk energie losgemaakt om in schone energie te investeren. Loopt de heer Buma nu niet het risico dat door het nu weer agenderen van kernenergie, de energietransities waarvoor we in Nederland alles op alles moeten zetten en waarop we nu meer dan ooit moeten inzetten, juist worden afgeremd in plaats van gestimuleerd?  De heer Van Haersma Buma (CDA): De situatie in Japan toont aan wat er gebeurt als je kerncentrales bouwt op een manier uit 1970 en je vervolgens het onderhoud niet goed doet. Dat geldt echter ook voor andere centrales. Vergeet niet dat het met andere ook kan. Daar komt bij dat Japan wel degelijk ongelofelijke problemen heeft gehad in de economie door het sluiten van die kerncentrales. Als ik dichter bij huis kijk: in Duitsland zit het bedrijfsleven met de handen in het haar door de hoge energierekening en in het zuiden van Duitsland weet de automobielindustrie niet hoe ze moet blijven concurreren als de energie zo duur is voor de staalindustrie. Dus het is helemaal niet zo gemakkelijk. Dat is eigenlijk meteen ook het antwoord. Wij moeten ons realiseren dat de energievoorziening niet zo'n "makkie" is als we dachten, dat de overgang naar duurzame energie decennia gaat duren en dat we in de tussentijd een heel brede mix nodig hebben. Het verbaast mij dat anderen überhaupt niet bereid zijn om daarbij ook over de mogelijkheid van kernenergie te praten.  De heer Slob (ChristenUnie): Het verbaast mij weer, zo zeg ik via de voorzitter tegen de heer Buma, dat u zo gemakkelijk teruggrijpt naar een oude energievorm waarvan u in uw laatste verkiezingsprogramma had besloten: dat hoeven we er niet in op te nemen, dat laten we los want we gaan juist voor duurzaamheid. Nu ontstaat er een probleem en nu valt u er gelijk weer op terug. Zouden we niet met alle betrokkenen die daarbij nodig zijn juist alles op alles moeten zetten om de transitie naar schone energie een extra impuls te geven in plaats van te kiezen voor deze terugval? De vraag van de heer Van Ojik is hierbij ook uitermate urgent. Wat doen we met dat afval? Dan kunt u niet zeggen dat we op andere plekken ook allemaal afval hebben, want dit komt er gewoon bij op een heel gevaarlijke manier. Het is toch heel riskant om dan te makkelijk en te snel dit soort dingen te roepen van uw kant?  De heer Van Haersma Buma (CDA): U hebt het over te makkelijk en te snel, maar ik heb het daadwerkelijk over een strategie voor de komende tientallen jaren. Dat is één.  Twee is dat we de uitstoot van CO2 door kolencentrales in Nederland niet kunnen laten voortgaan. We weten dat dit zo makkelijk nog niet gaat. Kijk naar de windmolenparken op zee en het verzet tegen windmolenparken op land. Het enige wat ik zeg — ik heb dat al diverse malen herhaald en doe dat nu waarschijnlijk voor de laatste keer, want ik ga straks over op mijn andere onderwerpen — is dat wij, als we het serieus nemen dat de wereld er anders uitziet dan wij 25 jaar lang in onze naïviteit hoopten, ook anders over energie moeten gaan nadenken.  Dan kom ik op de landbouw. Nederland heeft een sterke land- en tuinbouwsector. De wereldbevolking groeit en Nederland heeft de kennis en de kunde om bij te dragen aan de productie van voldoende voedsel in de wereld. Maar blijft dat zo? Iedere week twijfelen jonge boeren over de vraag of zij het familiebedrijf kunnen en willen voortzetten. Ze houden het hoofd niet boven water. Ondertussen zetten wij vruchtbaar land, misschien wel het vruchtbaarste land ter wereld, om in water en natuur. Dat beleid getuigt, met het oog op de toekomst, van grote naïviteit. Wie wijzen wij als verantwoordelijke aan als over 25 jaar niet alleen ons gas, maar ook ons graan en onze melk uit China, Rusland of Oekraïne komen? Wat doen we als er dan een crisis uitbreekt?  De voedselvoorziening is vandaag nog geen acuut probleem, net als de energievoorziening dat eerder niet was. We weten echter dat voedsel, in een wereld waarin 10 miljard mensen moeten worden gevoed, wel een probleem gaat worden. We moeten nu dus beginnen met het formuleren van een antwoord daarop. In Nederland moeten we daarom niet verdergaan met het omzetten van vruchtbare landbouwgrond in natuur. Ook hebben we een krachtig Nederlands en Europees landbouwbeleid nodig dat gericht is op het produceren van ons voedsel in de komende eeuw.  De buitenlandse onzekerheid werkt door in de binnenlandse economie. Het herstel blijft broos.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik had toch echt graag een visie van de heer Buma gehoord over de wijze waarop we dan zelfvoorzienend kunnen worden met betrekking tot voedsel. Als er iets is waar wij niet zelfvoorzienend in zijn, is het wel voedsel. We importeren massa's veevoer om 500 miljoen dieren in de bio-industrie te voeden. We exporteren heel veel van die producten naar instabiele regimes. Zodra dat misgaat, zie je dat we al die producten moeten opkopen en dat boeren moeten stoppen met hun bedrijf. Ik vraag de heer Buma hoe hij zijn oproep om zelfvoorzienend te worden ten aanzien van voedsel rijmt met het tegelijkertijd in stand houden van een bio-industrie die volledig van het buitenland afhankelijk is ten aanzien van grondstoffen, zoals veevoer?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Een van de aandachtspunten voor onze landbouwsector is dat je bijvoorbeeld voor soja voortdurend ver weg moet. Een van de dingen die wij meer moeten gaan ontwikkelen en die nu ook ontwikkeld worden, is dat soja in Europa verbouwd gaat worden, in plaats van slechts aan de andere kant van de wereld. Daar worden nu al experimenten mee gedaan, ook in Nederland. Als andere sectoren het moeilijk hebben, kun je naar andere sectoren overgaan. Het kan dus wel degelijk. Dit geldt voor de langere termijn: hoe staan wij hier over 25 jaar? Wij zien allemaal hoe onzeker de gasvoorziening is en hoe onzeker de voedselvoorziening kan worden. Wij moeten dus ons eigen voedsel kunnen produceren. Ik heb nooit gezegd dat het alleen Nederland betreft; het gaat natuurlijk om Europa.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik vind het geweldig dat de heer Buma zegt dat wij ons veevoer dan regionaal moeten gaan produceren. Dat betekent namelijk dat wij de veestapel met 70% moeten inkrimpen omdat er simpelweg niet genoeg grond is in Europa om al die dieren te voeden, alleen al in Nederland niet. Ik ben dus blij dat ik de heer Buma aan mijn zijde vind om ervoor te zorgen dat wij minder dieren houden in Nederland, waardoor de milieudruk afneemt en wij minder veevoer hoeven te halen uit landen als Brazilië en Argentinië. Ik denk dat het CDA zich wel bij de Partij voor de Dieren kan aansluiten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is apart dat mevrouw Thieme meteen weer in de overdrive schiet. Zij doet alsof er geen goed beleid mogelijk is waardoor er vlees kan worden geproduceerd — dat is een product dat mensen al sinds het ontstaan der mensheid eten — waardoor wij veel beter weten waar ons voedsel vandaan komt en waardoor wij de mix van waar ons voedsel vandaan komt en waar ons veevoer vandaan komt, veel beter kunnen maken. Mevrouw Thieme zegt dat er geen agrarische productie meer uit Nederland komt. Ik kan haar zeggen dat Nederland de hoogste standaard ter wereld heeft voor dierveiligheid. Het wordt er alleen maar slechter en ongezonder van. Die kant wil het CDA niet op. Wij willen juist waarborgen dat ons eten over 25 à 30 jaar veilig is. Wij willen geen rotzooi uit landen waar niet zulke hoge normen worden gesteld als hier. Ik zeg niet dat dat is wat de Partij voor de Dieren wil, maar ik waarschuw hiervoor, wetende hoe groot het risico is.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Buma haalt er echt van alles bij. Het gaat erom dat wij niet meer afhankelijk willen zijn van grondstoffen uit andere landen. Dat was het pleidooi van de heer Buma. Ik geef aan dat dit niet kan als wij niet op een andere manier gaan produceren. Vervolgens krijg ik een hele tirade over dierveiligheid en dierenwelzijn. Daar heb ik het helemaal niet over! Ik vraag aan de heer Buma hoe hij die zelfvoorziening van voedsel dan voor zich ziet. Daar krijgen wij gewoon geen antwoord op. Dus lijkt ook dit weer een proefballonnetje te zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch krijgt u dat antwoord wel, want net als bij gas en energie moeten wij een mix hebben waar wij ons voedsel vandaan halen en veel meer zelf gaan produceren. Dat vind ik echt van groot belang. Het gevolg van het beleid dat we voeren is dat het produceren van voedsel niet meer rendabel is en dat wij dat elders doen, maar vergeet één ding niet. China koopt in de hele wereld grond op om zijn miljard mensen de monden te voeden. Amerika subsidieert om het leven, net als Japan. Europa hangt straks achteraan. Ik blijf zeggen dat voedselvoorziening over 30 jaar net zo belangrijk is als nu. Als wij nu de knoppen niet omzetten, hebben we straks een probleem. Dat is alles wat ik wilde zeggen.  De voorzitter: Mevrouw Thieme, tot slot.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wat gaat er volgens de heer Buma gebeuren met de prijzen van grondstoffen, juist vanwege opkomende economieën zoals China en India, die inderdaad steeds meer vlees gaan produceren? Die prijzen kan Nederland helemaal niet meer betalen. Het probleem is nu juist dat we ervoor moeten zorgen dat wij alternatieven hebben voor de voedselproductie die wij op moment hebben. We moeten af van de afhankelijkheid van veevoer uit andere landen. De heer Buma blijft maar rondjes draaien. Hij geeft geen antwoord op de vraag hoe we die toekomstbestendige landbouw gaan realiseren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik zou niet weten hoe ik het nog preciezer zou kunnen zeggen.  De heer Pechtold (D66): Het is duidelijk dat CDA en D66 als het om landbouw gaat niet hetzelfde denken. Wij zeggen, ook op Europees niveau, dat we van koeien naar kennis moeten, want daar ligt de toekomstige economie. Nu dacht ik hier eindelijk eens een keer bij de begroting niet over de Vrouwe Hedwigepolder te hoeven praten, maar de heer Buma zegt hier weer: we zetten land om in natuur en we zetten het onder water. Mijn concrete vraag — ik heb het hier geprobeerd bij onze woordvoerders — is hoeveel procent van onze landbouwgronden we de komende jaren onder water zetten of omzetten in natuur.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat gebeurt op heel veel plekken: in Overijssel, Brabant, Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland, overal. Lach er maar om. Overal wordt landbouwgrond omgezet in natuur. Je mag natuurlijk zeggen dat dat een heel mooi doel is, maar ik heb willen aangeven dat wij met het beleid dat wij voeren een probleem krijgen over 30 jaar als wij dan ineens zeggen: "Maar wie produceert eigenlijk ons voedsel? Wie wil er hier nog aan de slag in de agrarische sector? Dat voedsel is wel duur." Als we die vraag dan beantwoorden met "dat doet er niet toe, wij kunnen ons voedsel ook van buiten halen, met voedsel is het hetzelfde als met kolen, dat is iets uit het verleden", dan vindt u mij niet aan uw zijde. Ik waarschuw voor een samenleving waar wij ons voedsel niet meer produceren Als u dat geen probleem vindt, verschillen we daarover van mening.  De heer Pechtold (D66): Ik vraag heel concreet waar we nu welk percentage aan landbouwgrond onder water zetten. Als ik op een regenachtige dag vanaf de Wageningse Berg waar ik woon de uiterwaarden in kijk, dan zie ik daar minister Dijsselbloem worstelen met zijn tuinmeubilair, want dan staan inderdaad de uiterwaarden onder water. Maar een week later is het weer goed. Dat is niet structureel. U schetst een beeld alsof we heel veel landbouwgrond aan het verliezen zijn. Ik wijs maar even op de uitspraak van de voorzitter van LTO Nederland, die reageerde op uw opiniestuk. Hij zegt: "Behalve de thee, de koffie en de ananas zijn we in bijna alle producten zelfvoorzienend. We exporteren 60% van onze productie. Daar draait onze economie op." U hoort mij niet zeggen dat dat radicaal anders moet. Ik zeg alleen dat die subsidies anders moeten, maar u zegt een dreigbeeld neer, alsof we naast de Vrouwe Hedwigepolder nog ongelofelijk veel gaan doen. Nu noemt u een paar provincies, maar ik wil gewoon weten hoeveel grond we gaan omzetten, want als u me kunt overtuigen, moet ik met onze landbouwwoordvoerder aan de slag. Dan heeft hij me de afgelopen dagen echt wat op de mouw gespeld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er gaat toch iets volkomen fout als u zich moet laten overtuigen door hectares of vierkante meters grond. Het gaat erom of het principe van meer productie in Nederland en een toekomst voor onze agrarische sector u iets doet of dat u denkt: nee hoor, eten komt uit de schappen, dat is er door een vrachtwagen ingebracht. Dat hoort in Nederland te worden geproduceerd. Ik vind het een probleem dat wij in alle delen van het land om wat voor reden dan ook bezig zijn landbouwgrond in natuur om te zetten, wetende dat wij over 20 of 30 jaar een probleem krijgen. Misschien dat we ons ertussendoor moffelen, even goede vrienden, maar ik kan u vertellen: dat gaat niet gebeuren.  De heer Pechtold (D66): Ik kom van buiten de Randstad, van vlakbij de Landbouw Universiteit en ik heb dagelijks te maken met deze problematiek. De wilde zwijnen hollen door mijn tuin heen. Ik vind het dan teleurstellend dat een fractievoorzitter, woonachtig midden in de Randstad, niet tegen die provinciale lijsttrekker een concreter antwoord kan geven op de vraag waar het probleem zit. Ik heb al een moestuin. Wat moet ik nog meer?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan natuurlijk gebieden opnoemen. Ik vind het allemaal best, even goede vrienden, maar ik houd deze zaal toch maar even voor dat het wel de kern van het voorliggende vraagstuk is. Is het wijs om de meest vruchtbare landbouwgrond ter wereld, nu nog steeds, wetende welke risico's we lopen, om te zetten in natuur? Volgens mij is er niks mis met goede Nederlandse landbouwgrond. Ik vind dat een groot probleem. Iedere week stoppen vele tientallen agrariërs en voor hen komen geen nieuwe terug. Je kunt voor hen werk-tot-werkprojecten maken, maar het is en blijft de werkelijkheid dat het verlies aan agrarische productie ons land en ons Europa op de langere termijn een heel groot probleem gaat bezorgen. Het valt me tegen dat de heer Pechtold niet verder komt dan hectares landbouwgrond en het probleem überhaupt niet ziet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het is goed om na te denken over de problemen die zich over 20, 30 jaar aan ons zullen voordoen. Het lijkt mij echter zeer kwestieus dat kerncentrales en zelfvoorzienende landbouw de twee oplossingen zijn waar we het over 20 jaar van moeten hebben. Stel dat het pleidooi van de heer Buma om ons voedsel zelf te verbouwen in andere landen navolging vindt, wat gebeurt er dan met de Nederlandse landbouw? Mensen luisteren mee in Duitsland en België en je kunt niet uitsluiten dat ze denken: dat is een goed idee van die Buma, dat gaan we ook doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De werkelijkheid is dat dit nog helemaal niet kan gebeuren omdat heel veel landen zo snel groeien en zulke slechte grond hebben — ik noemde China met zijn miljard inwoners — dat ze over de hele wereld grond opkopen om daarvandaan voedsel te importeren. Zeker de opkomende economieën in onvruchtbare delen van de wereld, zullen van de Nederlandse landbouw afhankelijk blijven. Ik noemde niet voor niets die 10 miljard mensen die gevoed moeten worden. De kern van wat ik zeg, is dat een agrarisch land als Nederland moet blijven produceren en niet mag eindigen als een land dat, van mijn part, alleen maar handel drijft met elders geproduceerd voedsel. Wij zullen dat voedsel zelf moeten blijven produceren. We moeten er ons dus niet bij neerleggen dat die sector nauwelijks het hoofd boven water kan houden. Dat is alles wat ik daar serieus over zou kunnen zeggen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het kleinste probleem dat we hebben, is, geloof ik, dat we ons voedsel moeten produceren. Ik ken de cijfers niet uit mijn hoofd, maar wij zijn in ieder geval de tweede exporteur van landbouwproducten wereldwijd. Juist als je je bekommert om de toekomst van de voedselproductie in Nederland, is het levensgevaarlijk om er alleen maar voor te pleiten om ons eigen tuintje op orde te brengen. Wij exporteren. Wij zijn een van de grootste exporteurs ter wereld en ik hoop dan ook maar dat niemand buiten de grenzen meeluistert naar wat de heer Buma bepleit, want als andere landen dat over zouden nemen, zijn we echt verschrikkelijk de klos.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ook de heer Van Ojik gaat ervan uit dat er minder geproduceerd gaat worden. Mijn probleem is dat ik vind dat dit juist niet zou mogen gebeuren. Ons voedsel? Het gaat niet om Nederland, maar om Europa. Ons graan halen we bijvoorbeeld voor een groot deel uit Frankrijk. Daar speelt hetzelfde probleem. Ik zei dan ook: het gaat om de Europese markt. Ik vind het een heel groot risico dat wij over een aantal jaren wel eens afhankelijk zouden kunnen zijn van landen als Oekraïne en Rusland als de graanvoorzieners van Europa. Ik doe dat liever zelf. Ik doe dat liever met Europa. Als wij kunnen exporteren, dan is dat alleen maar des te beter.  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb deze discussie nu een tijdje aangehoord en ik probeer te begrijpen wat de heer Buma zegt. Hij zegt dat wij autarkisch moeten worden — dat is een moeilijk woord voor zelfvoorzienend — maar volgens mij is dat niet de portee van zijn verhaal. Is het niet de portee van zijn verhaal dat wij de landbouw, onze boeren, moeten zien als een innovatieve sector waar grote groeimogelijkheden zijn die gebruikt kunnen worden om voedselproblemen buiten onze grenzen op te lossen? Ik zou het daar heel erg mee eens zijn, want dat vindt de VVD ook. De wereldbevolking gaat inderdaad veel voedsel nodig hebben, en onze landbouwmethodes zijn nodig om straks de wereldbevolking te voeden. Het verhaal van de heer Buma lijkt te zijn: we gooien de dijken dicht, zetten er een hek omheen en moeten zelfvoorzienend zijn. Is het niet net andersom? Namelijk zo: hier ligt een enorme kans, namelijk de kans dat wij vanuit Nederland ervoor gaan zorgen dat de rest van de wereld ook voedsel heeft. Als de heer Buma nu ja zegt, zijn wij het eens.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, weet u, het woord autarkie is door velen gebruikt. Ik herhaal wat ik bedoel te zeggen: wij moeten ervoor zorgen dat wij in Europa voor een heel lange tijd het voedsel produceren, en het ook exporteren en dat bovendien op een innovatieve manier. De werkelijkheid is echter dat wij dat veel te weinig doen. Ik heb de indruk dat de heer Zijlstra nu weer bang is dat wij het oneens blijken te zijn. In dat geval: zijn woorden waren geweldig.  De heer Zijlstra (VVD): Daar doe ik het voor.  De voorzitter: Daar doet u het voor. Dan zet de heer Buma zijn betoog voort.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De buitenlandse onzekerheid werkt door op de binnenlandse economie. Het herstel van onze economie blijft broos. Het is te gemakkelijk om dit allemaal aan het kabinet te wijten, maar het kabinet heeft wel een verantwoordelijkheid, namelijk voor op herstel gericht beleid. Met deze begroting voor 2015 schuift het kabinet de problemen te veel voor zich uit. Het ontbreekt aan ambitie. In 2015 gaan de belastingen per saldo weer omhoog, nadat ze vorig jaar ook al met zo'n 1,5 miljard euro zijn gestegen. De door Mark Rutte ooit beloofde €1.000 is wel een veelvoud, maar dan in de min. De begroting van het kabinet schiet volkomen tekort als het gaat om het versterken van de economie, om groei en om echte banen.  De hoge werkloosheid is hét drama van dit moment. Als wij met z'n allen sociaal beleid willen, begint dat bij de aanpak van de werkloosheid. Dat kan, maar dan moeten wij het wel aantrekkelijker maken om te ondernemen en om weer mensen in dienst te nemen. Dat begint bij lagere belastingen. Het kabinet had een grote ambitie: een nieuw belastingstelsel. Die ambitie is al voor de zomer de grond in geboord, doordat Diederik Samsom en Halbe Zijlstra hun eigen stokpaardjes gingen berijden in de media. Waarom heeft de premier, toen hij dat voor de zomer allemaal zag gebeuren, eigenlijk niet zelf ingegrepen en de weg gewezen door te zeggen: er zou toch dit najaar een belastingplan liggen? Ik zie de premier hier nu wél met zijn vuist op tafel slaan. Dat is toch de belangrijkste opgave voor het kabinet voor de tweede helft?  De belastingbrief die de Kamer gisteren ontving, bestond uit 27 bladzijden besluiteloosheid. De brief onderstreept eigenlijk alleen dat de Partij van de Arbeid en de VVD met elkaar niet verder komen dan dromen, denken en filosoferen. Na maanden van beloften en wachten ontbreekt een concreet plan. Ik citeer uit de brief: een concreet plan nu zou een naïeve vlucht naar voren zijn. Stel je voor dat wij dat, "een concreet plan nu zou een naïeve vlucht naar voren zijn", over de begroting zouden zeggen! Daarnaast hoorden wij de vicepremier gisteren al zeggen dat de lastenverlichting zal worden gefinancierd uit meevallers. De minister van Financiën sprak daarnaast van een btw-verhoging.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ken de heer Buma niet als naïef. Aangezien hij deze woorden aanhaalt, ga ik ervan uit dat hij nu een concreet plan heeft.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Daar kom ik zo op. De reden dat ik het woord "naïef" gebruik ...  De heer Zijlstra (VVD): Wij hebben een vergelijkbaar debatje gehad met de heer Roemer. De heer Buma is nu een tijdje bezig met zijn inbreng. Hij roept van alles, nu over belastingen, maar wij hebben nog niets waaraan wij kunnen meten wat het CDA zelf wil. Als de heer Buma woorden als "naïef" in de mond neemt — dat mag van mij — zou ik ook graag willen dat die woorden gestand worden gedaan en dat er nu eens iets ligt, zodat wij kunnen bekijken of de keuzes die het CDA maakt misschien door ons overgenomen kunnen worden dan wel dat de woorden van de heer Buma loze woorden zijn.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Buma haalde dat zo mooi aan. Daarom provoceer ik even en daarom ga ik er ook van uit dat het CDA wel degelijk met een alternatief plan komt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben het zeer eens met de heer Zijlstra, maar het is wel apart dat de coalitie nu de oppositie verwijt dat zij het belastingplan niet maakt. Er is toch al twee jaar geleden een rapport gekomen van de commissie-Van Dijkhuizen? Twee jaar geleden zou het kabinet daarmee toch al aan de slag gaan? Als ik het woord "naïef" gebruik, is dat omdat een meerderheidscoalitie niet in staat is om een belastingplan te maken. Overigens — nu moet ik mezelf corrigeren — ik heb het woord "naïef" niet eens gebruikt, dat kwam van het kabinet.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Is het goed als ik …  De voorzitter: Nee, mijnheer Buma. De heer Zijlstra is aan het woord. Gaat u verder, mijnheer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Immers, de woorden die de heer Buma — ik wilde bijna "Roemer" zeggen, want de gelijkenis was groot — uitsprak, houden in dat het kabinet niets zou doen. Het tegendeel is echter waar. Belastingstelselherzieningen zijn heel grote operaties. Voormalig staatssecretaris de heer De Jager had al jaren nodig voor een klein stukje, de Wet uniformering loonbegrip (Wul). En nu hebben we het over het totale stelsel. Er worden fundamentele deuren geopend. Ze zijn nog niet voorzien van concrete maatregelen, maar het zou ook echt een universeel record zijn als we dat voor elkaar hadden gekregen. Als de heer Buma echter grote woorden in de mond neemt en kennelijk het beeld wil schetsen dat een belastingherziening in een paar maanden tijd in elkaar te draaien zou zijn, ga ik ervan uit dat hij die woorden gestand doet en dat hij dus op zijn minst op hoofdlijnen kan schetsen hoe hij het zou doen. Ik hoor echter wel woorden maar ik zie nog geen invulling.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, maar die gaat komen. Dat kan ik de heer Zijlstra verzekeren. Het komt in de loop van dit verhaal …  De heer Zijlstra (VVD): Gebeurt dat voor of na de heer Roemer …  De voorzitter: Nee, nee, nee, nee: nu is de heer Buma aan het woord.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het debat dat heeft plaatsgevonden met de heer Roemer zal zich niet herhalen, mevrouw de voorzitter.  De voorzitter: Al was het maar omdat het nu na de lunchpauze is. Gaat u verder.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat alleen al.  In een echt beter belastingstelsel zit de sleutel tot herstel, niet in banenplannen met subsidies, niet in onvoorspelbare meevallers en niet in 27 bladzijdes met denkrichtingen. Ik vraag de minister-president of hij bereid is om voor 1 februari een plan naar de Kamer te sturen, zodat wij dat in de loop van de begroting voor volgend jaar kunnen verwerken. De heer Pechtold vroeg dit eerder al.  Het kan anders, en dat zal het CDA laten zien, namelijk met een simpel belastingtarief voor iedereen en daarnaast één solidariteitsheffing voor de hoogste inkomens. Wij noemen dat een sociale vlaktaks. Dit maakt werken lonend en ondernemend. Bij ons verkiezingsprogramma in 2012 hebben wij dit al opgeschreven. Nu kan ik het presenteren. Ik deel graag als eerste aan de voorzitter onze agenda uit voor meer werk, minder belasting en meer veiligheid. Ik licht die graag toe. Er is een mogelijkheid om dit te vermenigvuldigen; het lukte mij echter niet om alles op een USB-stick onder te brengen.  De voorzitter: Dank u wel. Ik zal de bode vragen of hij dit wil vermenigvuldigen. Ik zie dat er ook een vraag is bij de heer Zijlstra over dit stuk of over iets anders.  Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.  (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)  De heer Zijlstra (VVD): Ik ken dat stuk nog niet, maar mooi dat het er is. We gaan het zo meteen uitgebreid bekijken.  Ik heb een vraag over de vlaktaks met de solidariteitsheffing. Ik ben nieuwsgierig naar die solidariteitsheffing. Ik geloof dat een ander woord daarvoor "toptarief" is, maar we zullen zien wat de invulling van de heer Buma is van dit begrip. Hij wil een vlaktaks, maar ik heb van zijn woordvoerder de heer Omtzigt begrepen dat deze zeer ongelukkig is met de toeslagen, met de fraude die daaruit voortkomt, met de terugvorderingen die deze toeslagen met zich meebrengen en eigenlijk met het hele circus daaromheen. Hoe gaat de heer Buma een vlaktaks zonder toeslagen invullen in dit land? Hoe gaat hij zorgen dat de inkomenseffecten niet grootschalig zijn?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat zal ik graag aangeven aan de hand van het stuk. Het volgende is het geval. Je kunt wel de twee schijven invullen, maar je kunt niet gelijktijdig in datzelfde plan de toeslagen zomaar afschaffen. De heer Zijlstra heeft gelijk dat als je dat zou doen — dat is helemaal niet de bedoeling van dit plan — je in de problemen komt. Als hij echter goed kijkt, zal hij zien dat je met een belastingschijf van 36,25% toe kunt en een belastingschijf van 10% hoger.  De heer Zijlstra vraagt waarom wij gekozen hebben voor een solidariteitsheffing. Dat is een terechte vraag. Wij doen dat omdat de aftrek niet geldt voor de 46% maar slechts voor de 36%. Zo hebben we het ook bij ons verkiezingsprogramma laten doorrekenen. Het is dus niet de precieze schijf.  De heer Zijlstra (VVD): Dan hebben we het helder. Het CDA zegt: doe maar een vlaktaks met een toptarief erbovenop, maar dan moeten we wel de toeslagen houden. In die zin kunnen we dus alle woorden die de heer Omtzigt namens het CDA het afgelopen jaar daarover heeft gesproken, feitelijk wel uit de Handelingen verwijderen, want ik begrijp dat die woorden nu niet gestand worden gedaan. De heer Buma wil doorgaan met de toeslagen. Hij vindt dus dat systeem acceptabel, met die fraude en met al die terugvorderingen. Hij heeft immers liever een vlaktaks als symbool dan een goed, efficiënt en simpel belastingstelsel waarbij we de inkomenseffecten tot een minimum beperken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is apart. De heer Zijlstra heeft zelf geen plan, het voorstel van het CDA moet nog worden rondgedeeld en de heer Zijlstra zegt nu dat het niet deugt! Ik kan hem vertellen dat het voorstel van één schijf en één toptarief één heel groot doel heeft: banen. En banen brengt het, volgens het voorstel dat wij bij ons verkiezingsprogramma hebben gepresenteerd meer dan 100.000. Dat zijn theorieën, maar wij willen een robuustere economie. Die wordt bereikt met die lagere belasting en die twee schijven. Ik ben ontzettend bang dat wij die niet bereiken als het kabinet blijft doormodderen. Dus wat is het doel? Meer banen. Lukt dat? Ja. Moeten wij ook verder met die toeslagen? Ja.  De heer Zijlstra (VVD): Over dat laatste, die toeslagen …  Deze microfoon doet het niet.  De voorzitter: Misschien kunt u een andere microfoon gebruiken. Dan laten wij zo even naar deze microfoon kijken.  De heer Zijlstra (VVD): Een beweging naar links maak ik niet zo heel vaak, maar voor deze ene keer doe ik het graag.  De heer Buma zegt dat wij moeten doorgaan met die toeslagen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, het herzien van die toeslagen!  De voorzitter: De heer Zijlstra is nu aan het woord.  De heer Zijlstra (VVD): De vraag is dan wel: hoe? Als je zo'n vlaktaks invult, heb je die toeslagen namelijk nodig om mensen aan de onderkant van het loongebouw en mensen in uitkeringssituaties geen enorme koopkrachtklap te geven. De VVD was in het verleden voor een vlaktaks, maar zij is daarvan afgestapt omdat zij af wil van het systeem van toeslagen en het rondpompen van geld, waarbij je eerst belasting betaalt en vervolgens weer geld terugkrijgt via een toeslag. Daarom heb je een gedifferentieerd belastingsysteem nodig. Als je geen belasting hoeft te betalen, moet je het ook niet doen. Ik ben nog steeds op zoek naar de manier waarop het CDA die twee uitersten bij elkaar gaat brengen. Het kabinet komt daar namelijk wel mee, en de VVD steunt dat. Het kabinet zet wel de richting uit om die kant op te gaan. De heer Buma heeft gelijk: wij zijn nog niet klaar. Wij doen het namelijk wel graag zorgvuldig. Hoe gaat de heer Buma het voor elkaar breien om die twee uitersten tot één kloppend verhaal te maken?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Waar begint het belastingplan van het CDA? Bij meer banen! Het eerste ijkpunt voor ons is of het werk genereert. Ik gaf niet voor niets aan dat dat het grootste probleem is. Daarom willen wij een belastingsysteem dat veel meer banen genereert. U hebt gelijk: als je twee belastingschijven hebt, zul je aan de onderkant steun nodig hebben. U gaat de uitkeringen verhogen en bij ons zit het nog in de toeslagen. U zult overigens zien dat wij die toeslagen wel beperken, want het rondpompen kan minder, maar ik heb niet de illusie dat alle toeslagen met ons systeem in één keer weg zouden zijn. Ik heb dat nooit gesuggereerd, het heeft nooit in onze voorstellen gezeten, ook niet in ons verkiezingsprogramma, en ik zeg het nu ook niet. Dat blijft een vraagstuk voor later, maar de belastingen kunnen veel eenvoudiger en het kan veel meer banen opleveren!  De heer Pechtold (D66): Oioioioi! Wij hadden de afgelopen maanden alvast wat huiswerk gedaan om te kijken waar het CDA nu mee zou komen. Ik heb zojuist het A4'tje van uw tegenbegroting gekregen. Misschien kunt u even met mij meerekenen; ik heb hier de wetten waar u tegen hebt gestemd en de toezeggingen die u de afgelopen tijd hebt gedaan.  U hebt tegen de pensioenplannen gestemd: 1,1 miljard. Kindregelingen: 400 miljoen. Zorg, Wmo: 700 miljoen. Terugdraaien accijnzen: 300 miljoen. Veiligheid gaswinning Groningen: 700 miljoen. AIVD: 50 miljoen. Meer geld voor Defensie zet ik even op 100 miljoen, want u moet toch wel een dubbele ambitie hebben. Btw-verlaging in de bouw naar een heel jaar: 126 miljoen. Vorig jaar hebt u de stamrecht-bv nog meegenomen, maar u zei dat het dit jaar niet echt haalbaar is: 1,2 miljard. Daarmee kom ik op 3 miljard. Ik had verwacht die in het plan te vinden, los van lasten. Als u de hele lastenverzwaring van het kabinet zou meenemen, zou u er nog 2,3 miljard bij moeten optellen en komen wij op een slordige 5 miljard. Wat lees ik nu? U komt op 1,3 miljard. U vergeet heel veel van de wetten waar u tegen hebt gestemd.  Als ik naar de dekking ga kijken, lees ik: ambtenarensalarissen — politieagenten op de nullijn, onderwijzers op de nullijn, verplegers op de nullijn — en incidentele zaken als het schrappen van het Toekomstfonds, eenmalig, een taakstelling voor subsidies, het schrappen van de sectorplannen, eveneens eenmalig, en beknibbelen op de huurtoeslag. Nou, verklaar u nader!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is wel boeiend dat de heer Pechtold in zijn interruptie op de heer Zijlstra boos was dat de heer Zijlstra de overheid niet kleiner wilde maken om het belastingplan te betalen. Wij maken de overheid kleiner. We hebben het in het plan zodanig geformuleerd dat het doel niet alleen de nullijn is, zoals de nullijn het afgelopen jaar ook niet het uitgangspunt was, maar dat de loonsombenadering betekent dat het ook in een kleinere overheid te vinden is. Het gekke is dat de heer Pechtold er nu wel naar zoekt, maar we exact hetzelfde doen als hij aangaf in zijn interruptie op de heer Zijlstra. Er is alleen één verschil: wij geven de consequenties erbij.  De heer Pechtold (D66): Nee, want er zit een duidelijk verschil in de begroting voor 2015. Daar heb ik voor getekend; ik heb er invloed op gehad en het komt voort uit de hervormingen van de afgelopen jaren. Het CDA heeft daar dus tegen gestemd, althans in de Tweede Kamer; in de Eerste Kamer gelukkig niet altijd, maar de heer Buma is de politiek leider. Ik kijk naar de gaten die het CDA heeft geschoten. Dat waren de pensioenplannen, dat was de zorg. Ik kom dan echt op heel ronde honderden miljoenen, optellend tot, alles bij elkaar, 3 miljard los van lasten. Het CDA en ik zitten op dezelfde kritische lijn ten opzichte van het kabinet. We hebben het over de toekomst. Als ik me beperk tot de gaten van 3 miljard die het CDA geschoten heeft en wensen die de heer Buma geuit heeft, dan komt dat niet in de buurt van de dekking, zelfs niet door politieagenten, verplegers, docenten en al die anderen nog langer op de nullijn te plaatsen en grepen te doen in incidenteel geld. Ik vind het heel jammer dat het CDA doet, want daarmee dek je dus niet de structurele problemen die je in de begroting rond pensioenen en de zorg wel creëert. Daar krijg ik graag een uitgebreide toelichting op.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik adviseer de heer Pechtold echt om het anders te doen. Hij heeft het over de nullijn. Ik doe, nogmaals, hetzelfde als de heer Pechtold, maar met de consequentie. De heer Pechtold zei namelijk heel bozig tegen de heer Zijlstra: u betaalt uw belastingverlaging alleen maar uit meevallers maar die moeten ook betaald worden uit een kleinere overheid. Dat heeft de heer Pechtold toch gezegd?  De heer Pechtold (D66): Dat zijn ...  De voorzitter: U stelde een lange vraag, mijnheer Pechtold, dus de heer Buma mag eerst verder met zijn beantwoording.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het enige is dat wij het invullen, en D66 niet. Daarnaast is het niet meer dan terecht dat de heer Pechtold het CDA aanspreekt op wetsvoorstellen waar wij tegen hebben gestemd. Daarom staan ze ook in het plan. De pensioenopbouw loopt op in de komende jaren, maar we hebben het voor het komend jaar gedekt. Het eigen risico van de zorgverzekering: dekken we. De kindregelingen ofwel kinderbijslag: dekken we. Krijgsmacht: dekken we. AIVD: dekken we. Infrastructuur: dekken we. Decentralisatieknelpunten: dekken we. Alles, kortom. Ik heb er namelijk op gelet, want ik vind het terecht als de heer Pechtold mij erop aanspreekt, maar alles wat wij hebben teruggedraaid of waarvan wij zeggen dat het zo niet kan, is hierin terug te vinden. Daar mag de heer Pechtold mij dus ook aan houden, want dat is een terechte vraag.  De heer Pechtold (D66): In de eerste plaats moeten we het nieuwe belastingstelsel niet verwarren met de begroting. Laten we daarmee beginnen. De doorgevoerde hervormingen kennen een oplopende lijn. De heer Buma zegt: "dekken we", maar hij dekt de tegenstem tegen de pensioenplannen van 1,1 miljard niet. Hij dekt evenmin de 700 miljoen in de Wmo. Je kunt dat niet waarmaken met: "incidenteel grabbel ik wat geld en dek ik een eerste jaar" als je de hele hervorming structureel — de heer Buma weet dat — met oplopende inkomsten voor de Staat doet. Het is van tweeën één. Of de heer Buma zegt: we bestaan alleen volgend jaar en daarna steunen we de plannen wel — al die hervormingen waar hij zo ongelooflijk tegen te hoop heeft gelopen, zijn dan uiteindelijk ook voor zijn rekening — of hij geeft gewoon eerlijk aan waar hij dat geld weghaalt. En dan nogmaals, ik snap zijn verhaal nog steeds niet, want het staat gewoon in het plan. Inhouden automatische indexaties loonsombenadering ambtenaren klinkt mooi, maar dat is een nullijn. Er staat dan bij: exclusief Defensie, maar het gaat gewoon om de verpleegsters en politieagenten, die nu om en nabij vijf jaar op de nullijn zitten. Zij zijn er inmiddels door de inflatie 10% in koopkracht op achteruit gegaan. Het CDA zegt daarvan: weet je wat, we doen er nog gewoon gezellig een jaartje bij. Als het in het plan als structurele dekking wordt opgevoerd, dan zitten zij daar tot in de eeuwigheid aan vast.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik blijf het zeggen, en ik zeg het nu echt in de richting van de heer Pechtold: we hebben dit woord bewust opgenomen omdat dit het mogelijk maakt om bijvoorbeeld de voorstellen van prof. Bekker om de kerndepartementen kleiner te maken, uit te voeren. Dat is echt niet anders dan wat D66 net wilde. De heer Pechtold verweet zelfs de heer Zijlstra dat die dat niet deed. De heer Pechtold kan het blijven zeggen, maar dat blijft een beetje heen en weer kaatsen ben ik bang. Overigens merk ik in relatie tot de dekking het volgende op. Een aantal dekkingen loopt op, maar inkomsten lopen ook op. Wij hebben dus staan dat de inkomsten in de jaren erna hoger worden. Het lastige van een begroting voor 2015 is dat een en ander niet zomaar te dekken is. Waar dat wel mogelijk was, hebben we dat gedaan. De heer Pechtold kan mij er honderd keer op aanvallen, maar hij kan mij erop aanspreken dat waar wij tegen stemmen, stemmen wij tegen. Als wij het terug kunnen draaien, dan dekken we dat ook. Als we samen een opdracht hebben, bijvoorbeeld in relatie tot de ambtenaren, zeg ik: dat is ook het idee van de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): Dan wordt het nog rauwer. Ik vind het ook gevaarlijk om dat vanaf hier uit te stralen. Defensie heeft ongeveer — ik kijk naar de minister — 60.000 medewerkers. Die sluit de heer Van Haersma Buma uit. Dan komt toch de druk voor het kleiner maken van de overheid, waarvan hij net zelf zegt "niet in die paar torens", waarin natuurlijk beleidsambtenaren zitten, toch gewoon bij de politie? We lezen vandaag dat er alweer 3.000 agenten op straat staan. Ik kan dat met de plannen van het CDA zo verdubbelen. Dan komen er geen extra docenten voor de klas, maar dan worden ze ontslagen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U moet opletten. U valt uzelf aan op wat u net bij een interruptie op de heer Zijlstra zei. U zei: wij moeten een belastingherziening betalen uit een kleinere overheid en niet uit meevallers. Dat is een keuze. Een kleinere overheid betekent ook minder mensen in dienst. Dat is uw eigen verhaal. Defensie komt niet ten laste van de anderen. Daarvoor stellen wij extra geld beschikbaar. Ook dat is een keuze. Ook voor zorg in de overgangsperiode stellen wij extra geld beschikbaar en ook dat betekent meer mensen aan het werk. Uw zwart-witinterruptie dat ze bij Defensie worden ontslagen of dat het ten koste van anderen gaat, klopt dus niet. Eigenlijk doe ik niets anders dan invullen wat u zegt. Ik moet zeggen dat ik liever door u word aangevallen terwijl ik het in ieder geval heb opgeschreven, dan dat u alleen maar zegt "ik doe dat niet", terwijl u het een halfuur geleden wel deed.  De heer Pechtold (D66): Nee, de verwarring ontstaat doordat de heer Buma halverwege zijn betoog met één A4 komt. Dat laat één jaar zien, volgend jaar. Daarmee voorkomt hij dat hij structureel moet laten zien hoe de problemen oplopen door alle wetten waar hij tegen heeft gestemd. Dat snap ik allemaal nog. Ik heb gezegd dat het nieuwe belastingstelsel in de toekomst betekent dat wij de stijgende uitgaven van de overheid beperken. Zorg is daar een belangrijk voorbeeld van. De minister is daar druk mee bezig. De heer Buma stemt daartegen, maar neemt niet de consequenties daarvan. Het enige wat ik zie, zijn incidentele potjes, zoals een toekomstfonds. Nu is het van tweeën één: of je zet ze allemaal op de nullijn of je ontslaat er een hoop. Dat betekent dat die docent minder geld krijgt of een collega kwijt is. Datzelfde geldt voor de politieagent en de verpleger.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch blijf ik zeggen dat de zinnen die de heer Pechtold uitspreekt, een antwoord zijn op de vraag die hij zelf in de eerste termijn aan de heer Zijlstra stelde. Hij zei de heer Zijlstra dat de overheid kleiner moet om de belastingen te betalen. Dat is een keuze, dat erken ik, maar onze keuze is om de belastingen te verlagen en dat ten koste te laten gaan van de groei van de overheidsuitgaven. Ze gaan niet terug, ze blijven op de nullijn. Dat geldt ook voor de indexaties. Een bedrijf zal in tijden van crisis als eerste de afdelingen geen extra geld geven voor het komend jaar. Dat is het antwoord op wat de heer Pechtold heeft gezegd.  De voorzitter: De heer Slob heeft een vraag.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is altijd mooi als je wat op papier hebt gekregen, maar ik heb nog wat vragen ter verduidelijking. Er staat: vermindering afdracht aan DGGF in 2015. Heb ik goed begrepen dat de heer Buma wil bezuinigen op de allerarmsten in de wereld?  De heer Van Haersma Buma (CDA): DGGF is het Dutch Good Growth Fund, een revolverend fonds, waarvoor het bedrijfsleven in de derde wereld projecten mag gaan doen. Dat vonden we vorig jaar al geen zinvolle besteding van middelen. Sterker, het was een doekje voor het bloeden voor de PvdA, zodat die partij kon zeggen dat er geen miljard op ontwikkelingssamenwerking werd bezuinigd. Wij steunen het kabinet in de ambitie om meer aan noodhulp te doen. Omdat de veiligheid nu zo belangrijk is, willen wij dat geld inzetten voor Defensie. Zo mag u die schuif zien.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Buma verwijst naar het kabinet, maar het gaat nu om de eigen tegenbegroting van het CDA. Daarin bezuinigt hij op dit fonds, waar inderdaad kritiek op gegeven is. Het geld wordt echter niet gestoken in hulp aan de allerarmsten van de wereld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat kunnen wij vaststellen. Ik heb voorts een vraag over de prijsbijstelling. Ik herinner mij uit het verleden dat dit altijd een heftig iets is. Defensie zondert u uit, maar er is nog een ander ministerie dat altijd vrij hard getroffen wordt door prijsbijstelling, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, en dan in het bijzonder van Infrastructuur. Hebt u scherp wat de gevolgen zijn van de prijsbijstelling? Wat betekent die bijvoorbeeld voor wegenaanleg en dijkverzwaringen? Dat zijn heel cruciale projecten die hierdoor getroffen kunnen worden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat klopt. Het geldt overigens voor twee departementen, te weten Infrastructuur en Onderwijs. Bij Onderwijs is onze afweging geweest dat daar zoveel extra bij komt dat wij het niet logisch vonden om ook nog eens de prijscompensatie uit te keren. Bij Infrastructuur is dat de reden geweest waarom wij de ophoging aan de andere kant hebben staan, die meer is dan de korting door het niet uitbetalen van de prijscompensatie. Inderdaad, daardoor is het per saldo veel minder.  De heer Slob (ChristenUnie): Collega's hebben er al op gewezen dat zaken waar het CDA in het afgelopen jaar tegen was en waar ook prijskaartjes aan hingen, structureel zelfs, moeilijk en nauwelijks hierin terug te vinden zijn. Ik neem aan dat er nog een uitgebreidere versie komt met een CPB-doorberekening. Is dat juist?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat laatste is goed. Overigens blijf ik toch zeggen: kijk er goed naar en zie dat we wel degelijk de gaten, zoals u ze noemt, dekken en dat we aansluiten bij de debatten die we toen hebben gevoerd. Ik ben heel graag open over wat wel en niet gedekt is, maar dat doen we wel.  De opmerking over de CPB-doorrekening is terecht. Wij hebben nu nog geen definitieve doorrekening, want die kon men nog niet leveren. Ik moet de heer Roemer één ding nageven, namelijk dat die ook bij ons niet op tijd binnenkwam, maar dat is verder geen verwijt. Die definitieve doorrekening is er bij de financiële beschouwingen, maar ik kan wel zeggen waar de discussie nog over gaat. Het CPB bekijkt of de posten die je opvoert ook kunnen. Dat betekent dat onze posten daarop zijn aangepast. Waar nog discussie over is en wat het CPB waarschijnlijk niet goed vindt, is datgene waar het kabinet vorig jaar tegen aanliep. Dat staat eronder, namelijk dat van tevoren het inhouden van prijsindexaties niet wordt meegerekend. Dat was vorig jaar ook bij het pakket van 6 miljard een probleem voor het kabinet, maar het is toch gedaan. Wij hebben daar nu ook mee te maken. Er komt nog een doorrekening, maar die kunt u wel ongeveer hierop ijken.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De heer Buma heeft het over een vlaktaks met twee tarieven. Hij wil het toeslagensysteem in stand houden, maar hij heeft het wel over drastisch hervormen. Kan de heer Buma dat nader toelichten? Het is voor mij niet helemaal duidelijk.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Je gaat van vier naar twee schijven. Een aantal aftrekposten heb je niet meer nodig, omdat je de belastingen verlaagt. Dat staat ook in ons stuk. Nogmaals, het doel is per saldo meer banen. Het eerste sturingselement is werkgelegenheid, de economie op poten. Dat leidt tot verlaagde belastingen en minder schijven. Zoals de heer Zijlstra al terecht heeft opgemerkt, betekent dat niet alleen maar één schijf en geen toeslagen. Dat zou enorme effecten hebben die we absoluut niet willen.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Volgens mij weet de heer Buma echt niet waar hij het over heeft ...  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat denk ik ook!  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Als je twee tarieven hebt, heb je geen vlaktaks. Dat is gewoon onzin.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het is veel geschreeuw en weinig wol van de heer Buma, want zijn verhaal klopt gewoon niet. Met twee tarieven is er geen vlaktaks.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Op zichzelf heeft de heer Bontes een heel terecht punt, niet dat ik het helemaal niet weet, maar wel dat een vlaktaks iets anders is dan twee tarieven. De reden waarom wij het op deze manier hebben gebracht — hij spreekt mij er nu op aan, maar wij hebben het vijf jaar geleden al zo genoemd in het rapport van ons wetenschappelijk instituut dat hieraan ten grondslag ligt — is dat wij een tarief hebben, het basistarief van 36%, waartegen je alles mag aftrekken. Dat is daarom het tarief. Tegen het tarief daarboven mag je niet aftrekken, dus daarmee wordt de belastingaftrek heel sterk beperkt. Daarom noemen we het geen belastingschijf, maar een solidariteitsheffing. We gaan nu echter de techniek in. Aangezien de heer Bontes al opmerkte dat ik er niets van afwist, moet ik er nu langzamerhand verder over zwijgen.  De voorzitter: Het hangt ervan af waar de vraag van de heer Van der Staaij over gaat.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is waar.  De heer Van der Staaij (SGP): Dank voor de CDA-agenda 2015.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Graag gedaan!  De heer Van der Staaij (SGP): Complimenten aan de heer Buma dat het stuk niet uitgelekt is. We zien deze plannen nu echt voor het eerst. Daar kan het kabinet van leren.  In mijn versie is de leeswijzer weggevallen. Hoe zit het met de posten waartegen het CDA zich hier heeft verzet, bijvoorbeeld de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de WTCG? Als dit nu gebeurt en extra geld erin wordt gestopt, wordt zo'n hele bezuiniging waarvan het CDA zegt "dit kan echt niet, dat raakt de middeninkomens, die draaien we terug" hiermee dus volledig hersteld. Moet ik dit zo begrijpen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als het er niet staat, wordt het hersteld, maar hier hebben we de compensatie chronisch zieken en gehandicapten wel staan.  De heer Van der Staaij (SGP): Maar dat bedrag is veel lager. Betekent dit dat het CDA de helft van die bezuinigingen accepteert en het andere deel wil terugdraaien of staat dit helemaal los van alle plannen waar het CDA zich tegen gekeerd heeft?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nee, maar ook vorig jaar hebben wij een deel wel geaccepteerd. Het totaal vonden wij echter te veel. De heer Van der Staaij moet teruglezen wat wij toen gezegd hebben en maximaal verantwoord vonden. Wij hebben nooit nul beperking gewild, want wij beseften dat je altijd minder moet doen. Er blijft echter een bedrag staan. Nogmaals, dat geldt voor meer posten. De heer Van der Staaij zegt weliswaar dat dit niet het totaal is, maar ik heb er vaak op gewezen dat een deel wel mogelijk is.  De heer Zijlstra (VVD): Excuses dat dit nu even doorgaat, maar dat krijg je als de tegenbegroting ter plekke naar buiten komt. Allereerst wil ik mijn complimenten uitspreken, want het is een oppositiepartij te prijzen als zij met een tegenbegroting komt. Het CDA heeft dat gepoogd te doen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dank voor de interruptie, maar dan ga ik weer verder met mijn inbreng.  De voorzitter: Mijnheer Zijlstra was aan het woord en ik ga over de orde, geloof ik!  De heer Zijlstra (VVD): Ik constateerde dat de heer Buma een nuance aanbracht bijvoorbeeld met betrekking tot het Witteveenkader, de kindregelingen en de langdurige zorg. Het CDA kan daarin namelijk voor een aanzienlijk deel meegaan, maar het zit hem in de maatvoering. Eerlijk gezegd, is die nuance volledig aan mij voorbijgegaan in het debat, maar als de heer Buma deze alsnog aanbrengt, nemen wij die mee. Ik vind dat namelijk een enorme stap voorwaarts. Misschien moet de heer Buma even nagaan wat zijn woordvoerders op dat punt altijd uitkramen, want die nuance is daar niet aanwezig.  In de tweede plaats …  De heer Van Haersma Buma (CDA): Is de heer Zijlstra bij al die debatten aanwezig geweest?  De voorzitter: Zullen we het per vraag doen?  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nog een paar inhoudelijke vragen. De nullijn wordt door het CDA doorgevoerd, inclusief de beperkingen op het gebied van infra. Ik kan overigens melden dat dit negatief sluit. Ik zie echter dat het CDA het toekomstfonds schrapt, maar dat is inclusief de middelen die nu vanuit Economische Zaken naar het midden- en kleinbedrijf gaan. Ik begrijp dat het CDA hiermee wil bezuinigen op de innovatiemiddelen die nu al voor het midden- en kleinbedrijf beschikbaar zijn. Dat is goed om te noteren. Ik vind het prima hoor, dat het CDA het door elkaar gebruikt, maar het uitgangspunt voor het CDA was werk. Kan de heer Buma verklaren waarom hij op de inkomensafhankelijke combinatiekorting wil korten? Dat is namelijk erg nadelig voor de werkgelegenheid. Juist door deze regeling houden mensen die aan het werk gaan meer over. Kan de heer Buma dat uitleggen?  Ik begrijp uit deze tegenbegroting toch ook goed dat het CDA met het normaliseren van de bijtelling van schone auto's het verhogen van de belasting op auto's bedoelt?  Kan de heer Buma ook bevestigen dat geen aftrek mogelijk is boven het vlaktakstarief van 36%, waar hij naartoe wil? Dat betekent dat bijvoorbeeld ook een huis niet aftrekbaar is, helemaal niets. Zijn woorden daarover in het verleden zijn hiermee dus genuanceerd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het zijn veel vragen ineens. Ik hoop dat ik ze allemaal kan behandelen, maar dit is, nogmaals, exact hetzelfde als wat door het CPB is doorgerekend bij ons verkiezingsprogramma, inclusief de niet aftrekbaarheid boven 30%.  De vraag over de inkomensafhankelijke combinatiekorting begrijp ik. Het gaat om de combinatiekorting en de heffingskorting. Wij kiezen ervoor om dat via een algemene lastenverlichting te doen. Dat wil ik benadrukken. Het is voor ons namelijk zeer de vraag of de algemene combinatiekorting die aan het einde van het jaar op de aangifte terugkomt, daadwerkelijk betekent dat je aan het begin van het jaar meer gaat werken. Daar wil ik best een discussie over voeren met u, mijnheer Zijlstra. Mijn stelling is dat dat het model in de praktijk niet zo werkt. Dat is de reden dat wij kiezen voor die belastingschuif — het is een schuif, geen verlichting — van de inkomensafhankelijke combinatiekorting naar de algemene heffingskorting.  De voorzitter: Is dat uw antwoord, mijnheer Buma?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is mijn antwoord op die vraag, maar er waren er vier. Ik had natuurlijk gedacht dat niemand zou begrijpen dat met het woord "normaliseren" gedoeld werd op een verhoging van de belasting, maar dat klopt. Er staat een opbrengst bij van 0,3. Het gaat inderdaad om de 14% en al die duurzame auto's die vlak voor het einde van het jaar zijn aangeschaft zonder milieurendement. Dat hebben wij inderdaad gedaan.  Er was nog iets, volgens mij.  De heer Zijlstra (VVD): Ik had nog een vraag over de aftrek boven de 36%, dus de schijf die u wilt invoeren. Ik vroeg of ik goed heb gezien dat het CDA nu zegt dat niets boven de 36% mag worden afgetrokken. Geldt dat ook voor de hypotheekrenteaftrek voor mensen met een eigen huis, waarover u in het verleden al de nodige woorden hebt gesproken? Zegt u dat die boven de 36% niet mag worden afgetrokken? Heb ik dat goed begrepen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Deze combinatie hebben wij altijd genoemd hoor, ook toen het hier indertijd over ging. Wij gingen ervan uit dat wij zouden toegaan naar een nieuw belastingsysteem met twee schijven, waarin alles lager was en alle aftrekposten, dus ook die van het huis, over het lage tarief gaan. De heer Zijlstra mag dat niet met mij eens zijn, maar het is niet nieuw. Het stond ook al in ons verkiezingsprogramma en in de doorrekening van het CPB met alle effecten.  De heer Zijlstra (VVD): Mijn vierde vraag was — ik beschouw dit overigens nog niet als mijn tweede interruptie, voorzitter — hoe het zit met dat toekomstfonds. Daar zitten immers ook bestaande middelen in. U kort dus feitelijk op de middelen die beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld het midden- en kleinbedrijf voor innovatie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het gaat ons om de middelen die in het toekomstfonds komen. Er gaat 100 miljoen in het fonds met een rendement van 3%. Het gaat dus om 3 miljoen effectief besteedbaar per jaar, plus nog allemaal ambtenaren die de aanvragen moeten behandelen. Wij stellen dus voor om die middelen in lastenverlaging te stoppen. Wij hebben dit fonds van 100 miljoen dus gestopt in belastingverlaging. Dan heb je het wel bij het bedrijfsleven, maar niet met alle ambtelijke rompslomp erbij. Het fonds is vorig jaar gestart. Wij hebben de motie daartoe ook gesteund. De gedachte was om dat groot te maken uit aardgasopbrengsten, maar dit is gewoon een fonds dat uiteindelijk uit de algemene middelen kwam. Dat vinden wij om die reden niet juist.  De heer Zijlstra (VVD): Dat fonds bevat twee elementen. Het bevat een startstuk, naar aanleiding van de motie die de heer Pechtold mede namens mij heeft ingediend. Het bevat ook bestaande regelingen voor innovatie en voor het midden- en kleinbedrijf. Die zijn onder datzelfde fonds geschoven. Nu u dat in één keer afschaft, treft u dus ook de ondernemers en de faciliteiten daarvoor. Daar was u zich kennelijk niet van bewust. Misschien is dat iets om nog eens verder over na te denken.  Ik kom nu op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het CDA geeft aan werk centraal te stellen, maar het stelt een algemene tariefskorting voorop — dat is een tariefskorting waar ook niet-werkenden van profiteren — ten koste van een belastingmaatregel die gunstig is voor werkenden. U doet dus gewoon het tegengestelde van hetgeen u in woord zegt. Ook dat wil ik nogmaals constateren.  Het is ook helder — ik dank de heer Buma ervoor dat hij er niet omheen draait — dat hij de rekening inderdaad bij de autorijder neerlegt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb aangegeven waarom wij die keuze ten aanzien van de combinatiekorting maken. Dat zat in de modellen ten opzichte van de werkelijkheid. Wij kiezen voor een lager tarief. Over de auto's heb ik het ook gehad. Het derde weet ik niet meer. De heer Zijlstra stelt een aantal vragen ineens en dan raak ik er ook een aantal weer kwijt.  De voorzitter: Hij had nog een vraag over het mkb.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, het mkb. De heer Zijlstra zegt nu dat het fonds niet eens een fonds is, maar dat het bestaande middelen zijn. Dan vraag ik me af waarom in de begroting is opgeschreven dat er geld komt voor het fonds. Dan begin ik me eerlijk gezegd ook helemaal af te vragen of op grond van de motie zoals wij die vorig jaar indienden daadwerkelijk is voorzien in een toekomstfonds. Ik denk dan eerder dat het een toekomstdooddoener is geworden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zei dat het fonds uit twee delen bestaat. Het bestaat uit het nieuwe geld van die motie én uit bestaande regelingen, waardoor het fonds wat groter is geworden. U schrapt beide, dus ook de bestaande regelingen. Nogmaals, ik vergeef het u dat u dit dit kennelijk gemist hebt, maar ik erken ook dat het niet zo verstandig was om het op te nemen en dat wij dit misschien moeten terugdraaien, net als de maatregelen rond het treffen van de werkenden en de auto's.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Bij de auto's doen wij het heel bewust. De reden om die maatregel in te voeren was niet om de auto goedkoper te maken, maar om het groen autorijden te stimuleren. Dat doel wordt niet bereikt. Zoals wij met die belastingen het doel hebben om meer werk te genereren — per saldo gebeurt dat dus — is ons doel met die milieumaatregelen het stimuleren van het milieu. Als dat niet gebeurt, draaien wij de milieumaatregelen terug.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ook ik dank het CDA voor dit papier; ik ben blij dat het stuk niet op een USB-stick is aangeleverd. Nu wij dit stuk toch aan het uitbenen zijn, wijs ik erop dat een onderdeel ervan het schrappen van de sectorplannen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreft. Die sectorplannen zijn bedoeld om de werkgelegenheid te bevorderen, in het bijzonder ook de werkgelegenheid voor 50-plussers. Die sectorplannen wil het CDA schrappen; daar wil het niets meer mee doen. Kan de heer Van Haersma Buma dat nader uitleggen?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij hebben al eerder gezegd dat wij geen banen scheppen door het geven van subsidies. Banen scheppen wij vooral door belastingen te verlagen, ook voor ouderen. Deze belastingverlagingen komen immers ook ouderen ten goede. Hetzelfde geldt voor de verruiming van de pensioenopbouw, die ook de ouderen ten goede komt. Wij hebben al eerder gezegd dat die verruiming gunstig is voor ouderen. Vanaf het begin echter hebben wij ons verzet tegen de sectorplannen van minister Asscher. Vorig jaar heb ik al gezegd dat wij die sectorplannen beter niet kunnen invoeren, want in dat geval hoeven wij ook de accijnzen niet te verhogen. Dat heb ik vorig jaar reeds in dit huis gezegd.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Die sectorplannen zijn juist een resultaat van overleg tussen werkgevers en werknemers, die daar met elkaar iets aan moeten doen. Om dat te realiseren is uiteraard een smeermiddel van het Rijk nodig. De plannen van werkgevers en werknemers die ertoe leiden dat de werkgelegenheidspositie van veel mensen op de arbeidsmarkt, waaronder 50-plussers, verbetert, wil de CDA-fractie schrappen. In feite wil het CDA dus een heel asociaal beleid op dit punt voeren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ga even terug naar de doelstelling van onze alternatieve begroting: het scheppen van werk, maar dan wel echt werk. Als je beschikt over een pot van 600 miljoen — aanvankelijk ging het om dat bedrag — kun je twee dingen doen: je kunt subsidies in het leven roepen en die uitdelen aan de mensen die subsidie hebben aangevraagd, of je kunt 600 miljoen in de vorm van lastenverlichting geven aan bedrijven, zodat die meer geld hebben om mensen aan te nemen. Het laatste doen wij. Wij stellen ook voor om de tanteagaathregeling en de kredietwaardigheidscriteria te verruimen. Daarnaast willen wij de periode van loondoorbetaling bij ziekte — een grote hindernis voor kleine bedrijven om werknemers in dienst te nemen — terugbrengen van twee naar één jaar. Wij doen dus juist dingen die de banenmarkt versterken en waarmee wij voorkomen dat wij steeds tijdelijk werk creëren door ieder jaar in de begroting bij te plussen. Dat is een keuze die bewust door ons gemaakt wordt.  De heer Klein (50PLUS/Klein): De heer Van Haersma Buma meet dan in feite met twee maten. De heer Zijlstra heeft immers wel een punt als hij zegt dat het toekomstfonds voor het bedrijfsleven heel belangrijk is omdat daarmee werkgelegenheid en een krachtiger arbeidsmarkt worden gecreëerd. Ook dat fonds schrapt de heer Van Haersma Buma, terwijl het juist de bedoeling van de sectorplannen is, juist ook de plannen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om die versterking te realiseren. Dat heeft niets te maken met lastenverlaging — die is immers niet gericht op de bedrijven — maar wel met inkomens, als ik het goed zie. Overigens, als wij het een tegen het ander wegstrepen, praten wij in CDA-termen nog over ongeveer 600 miljoen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is en-en. De lastenverlaging komt voor een deel bij gezinnen en voor een deel bij bedrijven terecht. In het algemeen presenteren wij hier de stap voor 2015 naar wat ik een vlaktaks noem. Als je belastingen wilt verlagen — ik heb dit ook al tegen de heer Pechtold gezegd — en je vindt dat dit niet kan gebeuren via meevallers of iets dergelijks, dan hoor je keuzes te maken. Onze keuze is heel bewust om geen banen te scheppen via subsidieregelingen, maar via belastingverlagingen en het vereenvoudigen van een aantal regels. Dat mag men anders duiden, maar het is een keuze die wij bewust maken.  De heer Samsom (PvdA): Ook ik verkeerde lang in gespannen afwachting van de plannen van het CDA. Toen de coalitie, gesteund door de andere oppositiepartijen, met een plan kwam om dit jaar voor 1 miljard aan lasten te verlagen, zei de heer Van Haersma Buma: dat is natuurlijk niets, want dan verhoog je netto nog steeds de lasten met ongeveer 6 of 7 miljard. Toen wist ik: dan komt het CDA dus met een plan voor een nettolastenverlaging van 6 tot 7 miljard. Daar werd gisteren nog iets aan toegevoegd. De staatssecretaris zei toen dat het het kabinet gaat om een herziening van het belastingstelsel van 10 tot 15 miljard en dat daar nu mee kan worden begonnen. Maar nu lees ik in de plannen van het CDA — er zit inderdaad geen leeswijzer bij en het is daarom voor ons allemaal even puzzelen — dat het 1,6 miljard is geworden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voor 2015.  De heer Samsom (PvdA): Dan zijn we het daarover eens. Dan valt de grote broek van 7 miljard echter wel opeens zonder riem naar beneden. En dan de wijze waarop het CDA het wil betalen. Dat wil het CDA ten eerste betalen door het beperken van de algemene heffingskorting met 1,5 miljard. Het zijn de ouderen die daarvan profiteren. We moeten het nog doorrekenen, maar deze maatregel kost enkele procenten, ik denk 3% tot 4%. Ten tweede uit de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De heer Zijlstra zei al dat dat de meeste banen creërende belastingmaatregel is die we hebben. Die korting is vooral goed voor werkende vrouwen. Die pakt de heer Van Haersma Buma die korting nu gewoon af. Ten slotte gaan de uitkeringen op de nullijn. Hij doet het dus ten koste van ouderen, werkende vrouwen en mensen met een uitkering. Dat levert dan 1,6 miljard aan lastenverlaging op. Het is klein en volgens mij is het ook geen goed plan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij doen dit ten gunste van alle mensen die nu aan de kant staan en die dat als het grootste sociale onrecht van deze tijd beschouwen. Dat is de focus van het CDA. We hebben altijd gezegd dat werk voor ons belangrijker is dan het koopkrachtprocentje. Dat zeggen we al sinds mensenheugenis en dat zeggen we ook hier. Ik ben er namelijk van overtuigd dat werkloosheid een kwaad is. Ik heb in mijn antwoord op een vraag van de heer Zijlstra aangegeven waarom wij anders denken dan de modellen over de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Verder vertaalt de heffingskorting zich in een lagere eerste schijf, die ook voor ouderen van groot belang is. Wij veranderen dus wel degelijk dingen, maar het uiteindelijke saldo moet, ook voor de langere termijn, zijn dat er meer banen komen.  De heer Samsom (PvdA): Die kleine verlaging van de eerste schijf kan niet op tegen die enorme korting op de algemene heffingskorting. Die kost ouderen meer dan 2% koopkracht, allemaal, maar met name de ouderen met een klein pensioentje. Die merken het het hardst. De heer Van Haersma Buma heeft het over banen, maar de prijsbijstelling op de overheid kost gewoon banen. Het schrappen van de sectorplannen kost gewoon banen. Het schrappen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting — waardoor vrouwen gestimuleerd worden om aan het werk te gaan, naast hun man, of andersom in de gezinnen waar de vrouw het meest verdient en de man wat minder — kost banen. De maatregelen van het CDA leveren in totaal, met een enorme poeha, 1,6 miljard op en kosten banen. Ik zou daar niet heel tevreden mee zijn.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Deze belastingverlaging levert banen op. Inderdaad, het is een keuze of je banen wilt generen door de overheid groter te maken of door de belastingen te verlagen. Maar — dat heb ik al eerder gezegd — dan kun je wachten tot je een ons weegt en er meevallers zijn. Of je maakt keuzes. Dit is een keuze, een keuze voor een kleinere overheid en voor meer banen. Wat betreft de combinatiekorting heb ik al aangegeven dat daarover discussie is of er werkelijk mensen zijn, anders dan in de modellen, die aan het eind van het jaar kijken naar hun belastingstrookje en dan denken: achteraf gezien had ik moeten werken. Ik ben ervan overtuigd dat mensen reageren op echt lagere belastingen. Dat is een discussiepunt, maar daar ben ik zeer van overtuigd. Het doel is meer banen. Ik sprak vorig jaar over de 2 miljard extra belastingen van toen, maar de belastingen worden nu nog extra verhoogd, 7 of 8 miljard. Dat brengen wij terug. Als u dat wilt, dan steunt u mij. Wilt u dat niet, dan steunt u mij niet.  De heer Samsom (PvdA): Maar deze zomer, of daaromtrent, zei u ook: Al die lastenverhogingen moeten teruggedraaid worden. Ik rekende daarom op iets van 7 miljard euro, maar het is een stuk minder. Dat is echter niet mijn grootste probleem. Mijn grootste probleem is dat de dekking ten koste gaat van ouderen, mensen met een uitkering — maar ook van leraren en politieagenten die weer op de nullijn komen te staan — en van werkende vrouwen. Op die manier moeten we geen beleid willen maken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Mijn antwoord is dat het scheppen van werkgelegenheid altijd keuzes vergt, maar dat ik mij er niet bij wil neerleggen dat volgend jaar nog steeds 605.000 mensen langs de kant staan. Dat kan alleen anders als je de economie robuust hervormt. Dat is bij het CDA nooit een koopkrachtverhaal geweest. Sterker nog: een van de dingen waarvan wij moeten leren, is dat wij ons in augustus blindstaren op koopkrachtplaatjes, waarvan we weten dat ze een jaar later nooit zullen uitkomen. Het is veel beter om te sturen op een robuuste economie en op werkgelegenheid. Dan mag de heer Samsom mij inderdaad op koopkrachtplaatjes aanspreken, hoewel de uitslagen die hij hierbij suggereert absoluut niet zullen uitkomen.  Dit is de eerste stap op weg naar een vlaktaks. Met de heer Bontes heb ik al besproken hoe wij dat moeten lezen. Half oktober kan de complete doorrekening van dat plan door het Centraal Planbureau beschikbaar komen. Vervolgens kunnen we dat deel presenteren. Ik moet zeggen dat ik het niet verantwoord vond om daarmee te komen op een moment dat het nog niet goed is doorgerekend. Dit is de eerste aanzet voor 2015, waar volgende week een doorrekening van volgt. Ik heb al aangegeven dat op een aantal specifieke punten discussie plaatsvindt met het Centraal Planbureau.  Ik sla iets over en ik hoor de premier "mooi" zeggen.  (Hilariteit)  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik gaf al eerder aan wat de tarieven van de schijven worden. Wij draaien de brandstofaccijnsverhoging terug. In ons voorstel wordt het ook aantrekkelijker voor het midden- en kleinbedrijf om mensen aan te nemen. Immers, de regeldruk voor startende mkb'ers is te groot. Ik meen dat de heer Zijlstra daar al terecht aandacht aan besteedde. Nog maar heel weinig mensen durven het risico te nemen om voor zichzelf te beginnen, of om van zzp'er mkb'er te worden, met mensen in dienst. Ons voorstel is dus om de werkgeverslasten in totaal met 300 miljoen euro te laten dalen.  Omdat het in deze 24 uurseconomie steeds moeilijker wordt om arbeid en zorg te combineren, kiezen wij voor geld voor ondersteuning van gezinnen en verhogen daarom de kinderbijslag met 300 miljoen euro. Ook trekken we 300 miljoen euro uit voor meer pensioenopbouw. Daarnaast meent het CDA dat de pensioenen niet onnodig moeten worden afgeknepen als gevolg van te strenge regels. We zien dat het vermogen van pensioenfondsen sinds het begin van de crisis met meer dan 400 miljard euro is toegenomen. Tegelijk worden de eisen aan de pensioenfondsen door het kabinet heel fors aangescherpt. De eisen aan hen zijn nu scherper dan aan verzekeraars, en veel scherper dan in andere landen. Is het kabinet daarom bereid om de pensioenfondsen de ruimte te laten om te blijven indexeren vanaf 105%?  Zoals ik al eerder aangaf, wil het CDA de komende jaren ook investeren in de veiligheidsketen, in totaal 1 miljard extra voor de komende drie jaar; het gaat om 250 miljoen voor Defensie en 100 miljoen voor de veiligheidsdiensten en het Openbaar Ministerie.  Ik sluit af met de langdurige zorg. De grote veranderingen zullen in 2015 een zware wissel op de samenleving trekken. Het CDA is overtuigd van de noodzaak om de langdurige zorg toekomstbestendig te maken. Echter, de overhaaste manier waarop de vijf coalitiepartijen die verandering hebben doorgedrukt — denk daarbij aan het debat voor het zomerreces — zagen wij als een recept voor chaos en problemen. Vooral voor ouderen is de last volgend jaar heel groot. Daarbij leg ik ook een verband met de komende pensioen- en belastingmaatregelen. Wat ons betreft gaat de invoering dus te snel. Om een en ander te kunnen opvangen voor het volgende jaar, stellen wij in onze begroting 200 miljoen beschikbaar. Overigens vind ik het wel fair om het volgende te zeggen. Als CDA'er vind ik dat ik de wethouders, die in het land het werk moeten uitvoeren, moet vragen er alles aan te doen om het proces te laten slagen en om best practices te delen. Nu het besluit immers is genomen, moet het zo goed mogelijk worden ingevoerd. Waar het fout gaat moet men dat laten weten, en waar het goed gaat moet men dat delen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog even een vraag over die 200 miljoen voor 2015 om de decentralisaties beter te begeleiden. Denkt de heer Van Haersma Buma dat het voor de helft van het bedrag kan waarvoor het kabinet heeft gekozen? Het kabinet heeft daarvoor 400 miljoen uitgetrokken. De heer Buma denkt dus dat het met minder kan. Dat lijkt me toch echt een misrekening.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Wij gaan als basis uit van de begroting voor 2015. Wij hebben eerder, bij de behandeling van de Wmo, gezegd dat er 200 miljoen extra beschikbaar zou moeten komen, boven op het geld dat het kabinet ter beschikking stelt. Daarover gaat het.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan is de heer Buma echt met getallen aan het goochelen. Allereerst heeft hij niet voor die wetten gestemd en neemt hij dat bedrag niet mee in zijn tegenbegroting. Vervolgens lift hij mee op het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt voor die decentralisatie waarvoor de fractie van de ChristenUnie heeft geknokt, samen met de SGP en D66. De heer Buma lift daarop mee; hij pakt dat aan een arm even mee en zet daar nog even 200 miljoen bovenop. Als we zo begrotingen gaan maken, en ik geef toe dat het maar een tegen-A4'tje is, hebben deze toch niet echt veel waarde.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Laat ik beginnen met te zeggen dat alles wat wij hier presenteren ten opzichte van het voorstel van het kabinet is. Gisteren presenteerde het kabinet de begroting en dit is wat wij daarin willen veranderen. Dat lijkt mij logisch. Als er gepraat kan worden over wat in juni niet kon, namelijk de invoering een jaar uitstellen, wil ik dat graag. In juni hebben we daarover gesproken en toen hebben we dat voorstel gedaan. Mijn woordvoerder heeft toen ook twee voorwaarden aangegeven om akkoord te kunnen gaan. Ik zei net al dat wij voor de langere duur de noodzaak wel zien. Wij hebben gevraagd om het een jaar uit te stellen en meer geld beschikbaar te stellen voor de overgangsperiode. Dat is ook door de FNV gevraagd. Eigenlijk is dat wat we doen: we zien dat het nauwelijks haalbaar is om het terug te draaien, tenzij de Kamer dat hier en nu alsnog wil. Maar laten we dan wel met z'n allen extra geld beschikbaar stellen voor die overgang. Dat voorstel doe ik hier. Dat gaat dus niet over de vraag of hier plaatjes rondlopen, maar over de vraag of iets wat in de samenleving gaat gebeuren, namelijk die overgang, beter kan.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat laatste is een belangrijk onderwerp. We hebben er ook voor geknokt om daarvoor extra geld beschikbaar te krijgen. Maar, en zo ken ik het CDA toch ook, de plaatjes moeten wel rondlopen. We kunnen niet op de pof leven. De heer Buma wil zelfs ook dat de begrotingstekorten worden teruggedrongen. Als hij aan de ene kant tegen voorstellen stemt waar ook bezuinigingen aan vastzitten, maar aan de andere kant meelift met het extra geld dat beschikbaar wordt gesteld voor een transitie en daar nog een beetje bovenop doet maar niet zijn eerste stemgedrag voldoende compenseert in de tegenbegroting, ligt dat A4'tje inderdaad morgen in de kattenbak. Het heeft dan een zeer beperkte waarde.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch zie ik dat niet helemaal. De werkelijkheid om ons heen is dat op 1 januari die zorgwet wordt ingevoerd. Wij hebben gezegd dat wij dat later zouden willen doen. Dat is niet gebeurd. Die wet gaat er dus komen. Het CDA kan niet zeggen te gaan toveren en in ons eentje de invoering van die wet in Nederland tegen te gaan houden. Ik vind het dan onze verantwoordelijkheid om onze wethouders op te roepen om dat zo goed mogelijk te doen en om vanuit de Kamer extra geld beschikbaar te stellen om die moeilijke opdracht uit te voeren. Dat is volgens mij een verantwoordelijkheid die een oppositiepartij hoort te nemen. Het zou heel goed zijn als ook de vijf coalitie- en gedoogpartijen daarin zouden meegaan.  De heer Pechtold (D66): Ik heb meer het idee dat het CDA meegaat met wat er nu in al die wetsbehandelingen ligt. De heer Buma haalt volgens mij twee dingen door elkaar. We hebben de Wmo en daar heeft hij tegen gestemd. In deze begroting staat 400 miljoen voor de gemeenten om in de landing daarvan te voorzien. De heer Buma doet daar 200 miljoen bovenop, maar hij accepteert daarmee dus de 700 miljoen die ermee samenhangt. Ik snap dan niet meer waarom hij zo te hoop heeft gelopen tegen deze wet. Verder heeft hij het elke keer over de langdurige zorg. De Wet langdurige zorg wordt nu behandeld. Ik neem aan dat hij daarvoor gaat stemmen, nu hij daarvoor ook geen geld meer uittrekt. Klopt dat plaatje dan?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb altijd gezegd dat wij bij wetten aan het eind van het debat bepalen of wij voorstemmen. Ook nu zullen wij daar open naar kijken. Ik ga helemaal niet zeggen: hier staat het CDA dat straks eens even een wet gaat tegenhouden. Zo zit ik daar niet in. In het debat over de Wmo is echt gewisseld dat deze te snel is ingevoerd. Ik vind dat echt een probleem. We zien dat ook om ons heen. We zien toch hoe moeilijk mensen het daarmee hebben? Ik kan tegen de wethouders in het land zeggen dat ze niet mee moeten doen en dat ze het terug moeten draaien, maar ik zie ook dat die wet er komt. Dat is in 2015. Als CDA hebben we dan de verantwoordelijkheid om niet "boe" roepend aan de kant te blijven staan maar te zeggen: nu dat doorgaat, moeten we het op een zorgvuldige manier doen. Of het moet zijn, nogmaals, dat u als vijf elkaar vriendelijk bejegenende coalitiepartijen tot het oordeel komt dat we het inderdaad moeten uitstellen.  De heer Pechtold (D66): Het hele verhaal is dus als volgt samen te vatten. Met de Wet langdurige zorg, die nu wordt behandeld, heeft het CDA eigenlijk geen problemen en het trekt daar ook geen financiële consequenties uit; het repareert er structureel niks voor. Volgens mij gaat het CDA daar dan gewoon ook voor stemmen. Voor de Wmo stond er een stevig bedrag. Dat brengt het CDA nu eigenlijk terug tot 200 miljoen, waarbij het zegt: als dat in de plannen had gezeten, dan hadden wij ook voor kunnen stemmen. Ik vind het laat, maar ik ben blij dat we op het punt van de zorg hier de zesde constructieve partij hebben. Ik denk dat staatssecretaris Van Rijn er uitermate tevreden mee is — hij heeft zich werkelijk de blaren op de tong gesproken — dat er op het punt van de uitvoering nog maar zo'n klein gat met het CDA is. Dan ben ik een gelukkig mens.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is op zich wel interessant, want exact zo is het gegaan in juni. Wat ons teleurstelde, was dit: terwijl wij op het laatst, na heel veel discussie, niet méér vroegen dan meer geld voor de overgang en uitstel met een jaar zodat de invoering beter zou gaan, was het antwoord van uw fractie en van alle andere een nee. Het zegt dus meer over degenen die die handreiking niet wilden aannemen, dan over het CDA, dat bereid was om zover te gaan.  De heer Pechtold (D66): Nee, want op dat moment kon u nog niet voorzien dat er nu inmiddels 400 miljoen in de begroting aan landingsrechten voor die gemeentes staat. U voert in uw amechtig voorstel 200 miljoen op om afstand te creëren tot datgene wat door de staatssecretaris en de minister is geregeld en zegt: dus blijft er nog een verschil. In dat hele spectrum van het tegenverhaal van het CDA blijft het verschil rond de invoering nu echter hangen op 200 miljoen. Dan zeg ik: dat is eigenlijk geen tegenstem meer waard. Er is immers 400 miljoen voor de gemeentes beschikbaar. U dekt het nu incidenteel nog met 200 miljoen extra. Nou ja, oké, het kan altijd nog meer, maar uw hele argumentatie — het is te vroeg, het is te snel en de bezuinigingen zijn te groot — valt er daarmee eigenlijk onder weg.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil voorkomen dat het een beetje muggenziften wordt. Ik kan alleen nog maar aangeven wat voor ons randvoorwaarden waren om te kunnen zeggen dat het een verantwoorde invoering is, die wij kunnen steunen. Dat hebben wij in juni gezegd. Dat is open bediscussieerd. We hebben dat ook met de staatssecretaris en met iedereen besproken. Uiteindelijk zei men: nee. De vijf wilden dat niet. Toen hebben we gezegd: dan steunen we het niet. Meer is het niet. Als u pas nu daarachter komt en nu ineens zegt dat het verschil zo klein is, dan zeg ik: had het toen bekeken, dan hadden we het toen met een jaar uitstel en 200 miljoen euro een veel zorgvuldigere invoering van de Wmo gehad.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kom tot mijn conclusie. U zou het niet zeggen, voorzitter, maar ik heb nog maar twee derde van mijn spreektijd gebruikt.  De coalitie van de VVD en de PvdA sprak bij haar aantreden over "sterker uit de crisis komen". Nu, na twee jaar, lijkt de fut er echter wel heel erg uit te zijn. Het kabinet kiest er niet voor om nu door te pakken met een grote hervorming van het belastingplan, die de economie kan stimuleren, maar het past op de winkel. Het broze herstel om ons heen zou juist nu moeten worden omgebogen naar een robuuste economie voor de toekomst. Daarmee heeft het kabinet geen antwoord op de echte uitdagingen. Er komt geen hervorming van het belastingstelsel. Daardoor verwaarloost het de ambitie om banen te scheppen en heeft het onvoldoende oog voor strategische keuzes, waar de toegenomen onveiligheid om vraagt. Dat is toch wel een magere balans na de helft van de speeltijd. Juist nu, na de afgelopen zomer, zijn de uitdagingen groter dan ooit. Immers, de beelden van de afgelopen zomer vertellen een verhaal. Ze vertellen het verhaal van een samenleving die wordt bedreigd, door agressie van buiten en onzekerheid van binnen. Wij weten nog niet welke beelden de komende winter zullen bepalen, maar ik weet wel wat het CDA wil zien. En dat is een Nederland waar de samenleving en niet de overheid de drijvende kracht is en waarin de samenleving haar waarden verdedigt. Dat is een Nederland waarin wij eendrachtig afstand nemen van radicalisering en geweld, waarin wij omzien naar elkaar en waar respect voor de ander de norm is. Dat is het verhaal van Nederland.  De heer Zijlstra (VVD): Ik heb nog een vraag over de tegenbegroting. Wij hebben eerder al een discussie gevoerd over toeslagen en vlaktaks. De heer Buma wil het laagste tarief op 36% zetten. Bij dat percentage komt hij nu echt nog niet in de buurt en dat geeft hij ook toe. Hij wil echter naar 36%. Op dit moment zijn de tarieven voor ouderen, de eerste en tweede schijf, 18,35% en 24,1%. Dat betekent dus dat de percentages van die eerste en tweede schijf enorm omhooggaan. Ofwel krijgen de ouderen dus een enorme klap in hun koopkracht doordat zij veel meer belasting moeten betalen, ofwel komt er op het gebied van toeslagen een enorm grote toeslag bij, namelijk een ouderentoeslag. Zoiets maakt het belastingsysteem complexer en fraudegevoeliger en er zullen ook meer terugvorderingen zijn. Vindt de heer Buma, dit alles overziende, het wel verstandig om dat idee van hem door te zetten?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Jazeker, want vergeet niet dat wij ook nog spreken over de pensioenen voor de ouderen. Dit gaat namelijk vaak over ouderen met pensioenen. Een dergelijk voorbeeld heb ik ook genoemd. Wij spreken over veel meer, namelijk een verruiming van 300 miljoen voor de pensioenopbouw voor de toekomst. Ik geef alleen maar aan dat je op verschillende manieren naar het belastingsysteem kunt kijken. Je kunt er inderdaad voor kiezen om niet dat ene belastingtarief in te voeren. De heer Zijlstra kiest ervoor om de toeslagen op termijn weg te werken. Dat is heel interessant, maar ook heel ingewikkeld. In onze stap op weg daarnaartoe kan het wel op deze manier.  De heer Zijlstra (VVD): Pensioenen staan hier echt buiten. Werkgevers en werknemers bepalen hoe het gaat met die pensioenen. Zij zijn daarvoor aan regels gebonden. Pensioenen staan echter los van deze belastingen. De eerste en tweede schijf voor ouderen, voor 65-plussers, gaan volgens het voorstel van de CDA enorm omhoog. Dit betekent ofwel dat de ouderen veel meer belasting gaan betalen ofwel dat wij meer toeslagen gaan krijgen. De heer Omtzigt van het CDA heeft ook al helder aangegeven dat het toeslagensysteem niet houdbaar en fraudegevoelig is en dat er allerlei misstanden zijn. De consequentie van het systeem van de heer Buma is echter dat wij nog meer toeslagen krijgen. Ik probeer consistentie in het verhaal van het CDA te ontdekken. Hoe kan het dat het CDA enerzijds zegt dat het iets wil doen aan de toeslagen, zoals vereenvoudigingen, minder fraude et cetera, maar dat het anderzijds impliciet kiest voor meer toeslagen en dus voor meer fraude, meer gedoe en meer terugvorderingen? Hoe kan dat?  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb eerder gezegd dat de heer Zijlstra primair kiest voor de toeslagen. De keuze van het CDA is om een stap te zetten, want het is minstens net zo ingewikkeld om met dit systeem van de toeslagen af te komen. Dat betekent inderdaad dat wij deels toeslagen in stand houden en zelfs moeten aanpassen aan de nieuwe tarieven, maar ook dat wij er deels vanaf kunnen. Ik zou inderdaad niet weten op welke wijze je op korte termijn zomaar van de toeslagen af kunt zonder enorme effecten voor de mensen aan de onderkant. Ik zou er graag vanaf willen, want ik wil het graag beter maken. Als ik de mensen aan de onderkant echter ruimte wil geven, zijn de huurtoeslag en de zorgtoeslag noodzakelijk. Wij zullen dan moeten bekijken waar wij die kunnen verbeteren, maar ik zie niet hoe wij op korte termijn met dit systeem van die toeslagen af kunnen. Dat is dus een terechte constatering van de heer Zijlstra.  De heer Zijlstra (VVD): Deze constatering van de heer Buma is heel belangrijk. Hij geeft hiermee namelijk aan dat het terecht is dat het kabinet in de brief over het belastingstelsel een behoedzame weg kiest. Wij willen proberen om van die toeslagen af te komen. De heer Buma legde zojuist uit hoe ingewikkeld dat is. Wij willen dat echter wel en dus zetten wij die stappen, maar niet in een achternamiddag. Mijnheer Buma, u moet afstappen van dat in de beeldvorming misschien mooie idee van de vlaktaks, want dat betekent dat u meer toeslagen en meer fraude zult krijgen en dat is in deze tijd achterhaald. U zegt tegen ouderen: betaalt u eerst een paar duizend euro per jaar meer aan belasting, dan laten wij er een ambtelijke molen op los en, als u geluk hebt, krijgt u daarna een deel via een toeslag terug. Ik denk niet dat dit een boodschap is waarvan de ouderen in Nederland blij worden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is een merkwaardige opmerking van de heer Zijlstra, want hij moet met dezelfde werkelijkheid rekening houden als het CDA en alle andere partijen. Die werkelijkheid is de hoge werkloosheid. Alles wat wij met dit systeem doen, heeft als stip op de horizon: veel minder werkloosheid en veel meer mensen die meedoen. Omdat dit systeem, dat al eerder is doorgerekend, zo ontzettend veel meer werk oplevert, is het voor mij van groot belang dat we dit doen. Het kabinet mag blijven nadenken, het kabinet mag tot sint-juttemis blijven nadenken, maar weet dat het kan. Weet dat het kan! Weet dat een belastingsysteem mogelijk is dat leidt tot minder belastingdruk en meer banen. Als u dat niet wilt, dan is dat uw keus.  De voorzitter: Voordat ik het woord geef aan de heer Samsom: we hebben allemaal kunnen zien dat een van de interruptiemicrofoons stuk is. Ik stel voor dat wij daar even heel snel naar kijken. Soms is het iets kleins en dan kunnen we zo meteen weer van alle vier de microfoons gebruikmaken. Als er meer tijd voor nodig is, wordt het in de dinerpauze gerepareerd.  De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.  De voorzitter: Het is niet mogelijk gebleken om de microfoon snel te repareren. Wij gaan het dus toch met drie microfoons doen. Ik geef het woord aan de heer Samsom.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De zomer van 2014 heeft een groot aantal beelden diep in ons collectief geheugen gegrift. Mooie beelden: die fantastische zweefgoal van Van Persie. Maar helaas ook vooral verschrikkelijke beelden. De brokstukken van MH17 in een Oekraïense akker met daartussen de koffers, de knuffels en de opwaaiende schriftjes. Beelden van verwoesting en wanhoop in Gaza. De gruwelijke geweldsorgie die ISIS aanricht in Noord-Irak en Syrië. De vreselijke beelden van de kusten van Malta en Lampedusa, waar inmiddels duizenden vluchtelingen reddeloos verdronken.  Eén beeld springt er voor mij uit, omdat ik het niet begrijp, omdat ik het niet kán begrijpen. Het is het beeld van een jongetje tijdens een demonstratie in Den Haag. Je moet goed kijken om hem te zien, verscholen tussen de schreeuwende mannen en de zwarte vlaggen. Dan opeens verschijnt hij in beeld. Hij zwaait vrolijk met de ISIS-vlag, de vlag van haat en verderf, en hij draagt een T-shirt van het Nederlands elftal. Het blijft door mijn hoofd spoken: wat doet dat jongetje daar? Misschien is hij te jong om te beseffen wat hij doet, maar wie gaf hem dan die vlag in handen? Was dat dezelfde als degene die het oranje shirt voor hem kocht? Heeft hij gejuicht bij de goal van Van Persie? Waarom lacht hij dan nu, terwijl de man vlak voor hem de meest verschrikkelijke haatdragende teksten schreeuwt? Waarom kunnen die saamhorigheid en die haat samengaan in hetzelfde Nederland? Waarom kan dat samengaan in één jongetje van 10? Dat ene beeld vertolkt de verwarring en de verbijstering die zich deze zomer van ons meester maakte, toen wij de verschrikkelijke gruweldaden van ISIS vernamen en vervolgens zagen dat er in Nederland mensen wonen die dat steunen.  Waarom keren mensen zich zo af van Nederland, het land waarin zij opgroeiden, onderwijs genoten, kansen kregen, dat zij met een ISIS-vlag in de hand de meest haatdragende en antisemitische teksten gaan uitslaan? Het maakt angstig, het maakt verdrietig en het maakt strijdbaar. Twee weken geleden debatteerden wij hier over de aanpak van radicalisering. Toen steunde de Partij van de Arbeid alle maatregelen, op één na, om geradicaliseerden aan te pakken, en legde zij extra nadruk op het voorkómen van radicalisering, met dat jongetje voor ogen. Want wij moeten eerder de signalen zien. Wij moeten eerder ingrijpen. Het is de mentaliteit van de schooldirecteur die meteen na de vakantie niet wacht op een verzuimambtenaar maar op de fiets springt en op huisbezoek gaat bij de leerlingen die niet terugkwamen op school, of van de leraar die het meisje aanspreekt dat de hoofddoek inwisselt voor de nikab en zich afzondert van haar vriendinnen. Waarom is dat? De leraar, de wijkagent, de jongerenwerker, zij zijn onze bondgenoten in ons streven om iedereen in deze samenleving erbij te houden, niet te laten afdrijven naar de uithoeken van haat en geweld.  Maar onder effectieve preventie en de juiste repressie zit ook nog iets anders, iets fundamentelers. Er schort iets aan het cement in onze samenleving. Waarom kan een conflict elders in de wereld zo gemakkelijk in onze wijken ontvlammen? Waarom is de voedingsbodem voor wederzijds onbegrip of zelfs haat nog zo vruchtbaar in Nederland? Waarom loopt de grens tussen "wij" en "zij" nog steeds zo hardnekkig langs etnische of religieuze lijnen? Waarom voelen hele groepen die hier een eerzaam en hardwerkend bestaan leiden zich er toch niet bij horen?  Het ongemakkelijke antwoord is dat we er in Nederland nog onvoldoende in geslaagd zijn om het wij-gevoel los te trekken van afkomst of religie en te vervangen door een wij-gevoel dat is gebaseerd op essentiële kernwaarden zoals vrijheid, tolerantie, emancipatie, vooruitgang en rechtvaardigheid. Als we het Nederlanderschap weer in die kernwaarden durven te definiëren, waar je ongeacht je afkomst of religie voor kunt kiezen en waar je bij kunt horen, bouwen we aan een gemene deler die past bij onze open en inclusieve samenleving. Dat indringende gesprek moeten we aangaan, overal: op school, in het buurthuis, in de kerk, in de moskee. Pas dan versterken we de verbindende krachten en creëren we een gemeenschap van alle mensen van goede wil die deze kernwaarden delen.  De heer Wilders (PVV): Ik zal de collega van de PvdA, de heer Samsom, vertellen waarom het zo is gekomen met dat jongetje, waarom het zo is gekomen met die moslims in de Schilderswijk en in andere delen van het land. Het is zo gekomen omdat u ze hiernaartoe hebt gehaald, mijnheer Samsom. Het is zo gekomen omdat u ze hebt gesubsidieerd. Het is zo gekomen omdat u een oogje dichtkneep als ze over de schreef gingen, u ze niet hebt gestraft en u ervoor hebt gezorgd dat ze hun familie lieten overkomen.  De heer Samsom en zijn partij zijn zo ongeveer de grootste cultuurrelativisten van de hele wereld. Je mocht niets verkeerd zeggen over de islam, want dan was je een racist; dan discrimineerde je. Tot op de dag van vandaag laat de Partij van de Arbeid ze toe, en stemmen ze op de Partij van de Arbeid. Ik geloof dat dat nog de enige elf PvdA-zetels zijn. De heer Samsom en niemand anders is ervoor verantwoordelijk dat dat jongetje daar met de ISIS-vlag staat te zwaaien.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Wilders (PVV): Vraag u niet af hoe dat komt, mijnheer Samsom; u hebt het zelf gedaan.  De heer Samsom (PvdA): Wat moet het heerlijk zijn om te leven in een wereld waar alles zwart of wit is en waarin alles eenvoudig en simpel is. Dat jongetje is niet hiernaartoe gekomen; dat jongetje is hier geboren. Hij ging gewoon hier naar school. Sterker nog: zijn ouders zijn ook hier geboren. Zij zijn Nederlanders. Op de een of andere manier is er ergens iets fout gegaan. U weet precies wat dat is, achteraf. Ik zie het en wil er iets aan doen. Wij willen ervoor zorgen dat volgende jongetjes van 10 jaar niet op die manier opgroeien. Ik hoop dat u dat ook wilt, mijnheer Wilders. In plaats van alleen maar te tieren en te razen zou u ook kunnen meewerken aan de oplossing. Die begint echter bij het besef dat iedereen die in Nederland onze waarden wil delen hier hoort, van welke religie of van welke afkomst dan ook. Zodra je, zoals de heer Wilders dat doet, mensen wegzet op basis van hun religie of op basis van hun afkomst — allebei gebeurt bij de PVV — zodra je ze aan de kant schuift, creëer je een samenleving die ik nooit zou willen hebben. Daar blijf ik tot in lengte van jaren tegen strijden.  De heer Wilders (PVV): Uw fractie klapt, dus die boodschap was helder. Laat mij echter het volgende aangeven, mijnheer Samsom. U zei "achteraf". De PVV en ondergetekende roepen het echter al jaren. Wij roepen het al jaren. De samenleving die u noemde, die niet zou deugen en die u nooit wilt hebben, ís er al. En die is er al dankzij de Partij van de Arbeid. Driekwart van de moslims stond te juichen op 9/11. Kunt u zich dat nog herinneren, dertien jaar geleden? Driekwart van de moslims vindt dat mensen die naar Syrië gaan om jihad te plegen, helden zijn. Driekwart van de moslims in Nederland vindt dat de sharia beter is dan de Nederlandse wetten. Die samenleving en die mensen die daar niet in thuishoren, zijn er al. En hoe komen ze hier? Door het opendeurenbeleid en de massa-immigratie van de Partij van de Arbeid. Uw partij heeft de afgelopen decennia, door de jaren heen, steeds gezegd: kom maar hiernaartoe; je krijgt een huis en huursubsidie; je krijgt een uitkering. De hele verzorgingsstaat van Nederland is onbetaalbaar geworden en ons land is onbeheersbaar geworden door het beleid van uw partij. U hebt de islam doodgeknuffeld. U kijkt nu en vraagt zich af hoe dat komt. Het antwoord is: door de Partij van de Arbeid.  De heer Samsom (PvdA): Altijd snel met een schuldige aanwijzen! U komt nu voor de zoveelste keer met dat onderzoek over driekwart van de moslims. Het wordt tijd dat iemand daarop eens iets terugzegt. Dit was een onderzoek onder Nederlanders, onder wie mensen met een islamitisch geloof, in de tijd dat Assad met barrel bombs, vaten vol met explosieven, en met chemische wapens, midden in woonwijken, de kinderen van Syrië bestreed. Toen was de vraag aan de mensen in Nederland: begrijpt u dat er mensen zijn die daartegen de wapens willen opnemen, die daartegen willen strijden? Weet u, ik had ook "ja" geantwoord als die enquête in mei 2013 aan mij was voorgelegd. Dat ging niet over ISIS. Dat ging over de strijd tegen Assad en dat is heel wat anders.  De heer Wilders (PVV): Natuurlijk had u ja gezegd, want die mensen volgen ook uw voorbeeld! Niet alleen zij, maar ook u deugt niet. Dat is juist mijn hele boodschap.  (Boegeroep)  De heer Wilders (PVV): Zo is het! De waarheid mag gezegd worden. Als er wordt gejoeld, heb ik het bij het rechte eind.  De voorzitter: Mijnheer Wilders, probeer via de voorzitter te praten en probeer dat te doen zonder dat u daarmee mensen direct voor hun hoofd stoot. Het gaat om de inhoud, niet om de vorm. Die vorm mag best wel een tandje minder.  De heer Wilders (PVV): Zeker, maar als de waarheid pijn doet, mag die gezegd worden. De partij van de heer Samsom — en hijzelf ook, als hij zegt dat hij ook "ja" gezegd zou hebben — is daarvoor verantwoordelijk. Het zou unfair zijn als ik tegen deze mensen zou zeggen "u deugt niet", maar niet hetzelfde oordeel over de heer Samsom zou hebben als hij zegt dat hij ook "ja" zou hebben gezegd. Dat is eerlijk, dat is fair en daar blijf ik bij.  Driekwart van de moslims en dus ook de heer Samsom zeiden in dat onderzoek … Ik lees het maar letterlijk voor, pagina 4: "Bijna driekwart van de moslims keurt het vertrekken van Nederlandse moslims naar Syrië goed." Moslims die meevechten in Syrië, worden getypeerd als helden. Ook ISIS vecht tegen Assad. Dat is geen enkel excuus! Vechten voor jihad in Syrië deugt niet. Als de heer Samsom hierop "ja" had gezegd … Ik zal het niet herhalen, maar dan geldt hetzelfde oordeel voor de heer Samsom.  Misschien kan de heer Samsom ook op een ander onderzoek reageren. Driekwart van de moslims zegt dat de sharia belangrijker is dan de Nederlandse wet. Dat blijkt uit een onderzoek van Ruud Koopmans van het Berlin Social Science Center van 9 december 2013. 70% van de Nederlandse moslims, meer dan het Europese gemiddelde, zegt niet alleen dat Joden niet te vertrouwen zijn, maar ook dat de religieuze regels, de sharia, belangrijker zijn dan de seculiere wetten in Nederland. Wat vindt de heer Samsom daarvan?  De heer Samsom (PvdA): Het onderzoek naar de strijd in Syrië waaraan de heer Wilders refereert, is van 2013. Het is van vóór de opkomst van ISIS. ISIS bestond al, maar in Nederland had nog bijna niemand daarvan gehoord. Het ging bijvoorbeeld over de Free Syrian Army, een club van verzetsstrijders, een bevrijdingsleger of hoe je het ook wilt noemen, waarvan men zich in Nederland, ook in de Kamer, heeft afgevraagd of wij er niet mee samen konden werken. Dat was risicovol en gevaarlijk, maar er was veel begrip voor die strijd. Generaal Van Uhm, een held, een volksheld in de ogen van velen, onder anderen in die van mij, verloor zijn zoon in Afghanistan. Hij weet wat het is om offers te brengen voor de vrijheid. Ook hij zei, toentertijd: ik snap wel iets van die jongens. Dat betekent niet dat je het goedkeurt, maar dat je begrijpt wat er gaande is. Als mensen worden omgebracht met chemische wapens en met de meest verschrikkelijke explosieven, krijg je de neiging om ook de wapens op te nemen en daar te gaan strijden.  Voorzitter. Veel van wat wij net zeiden, moet gewoon in de samenleving zelf gebeuren, maar de regering heeft ook een taak, door hierbij zelf het voortouw te nemen, door stelling te nemen. Wij koesteren die samenleving van verbindende krachten en wie die verbinding probeert te verbreken, krijgt met ons te maken, ook als die verbinding hier in het parlement onder druk wordt gezet, of in een café om de hoek, waar een collega van ons een menigte ophitst tegen een bevolkingsgroep. Gisteren lanceerde hij een nog kwaadaardiger voorstel door van een heel specifieke groep in Nederland een soort afstandsverklaring te eisen, een voorstel dat associaties oproept met de donkerste periode uit onze geschiedenis. Ook hier, in het parlement, is de haat soms dichtbij. We kennen de premier als iemand die in zo'n geval eigenlijk liever zijn schouders ophaalt onder het motto "niet op elk rood stuk vlees reageren". Ik heb een oproep aan hem: laat die terughoudendheid in deze kwesties varen. Juist nu is het nodig om stelling te nemen; niet meer aarzelen en niet wegduiken achter het rode stuk vlees, maar er staan, voor gematigde en verbindende krachten en tegen haatzaaiers in de pro-ISIS-demonstraties, maar ook tegen haatpredikers in de politiek.  Afgelopen zomer, na de vliegramp met MH17, stond de premier er in ieder geval, en hoe. Deze ramp raakte Nederland in het hart en veroorzaakte zoveel verdriet, bij familieleden, vrienden en bekenden van de slachtoffers, en bij heel Nederland. De gedachten van de PvdA-fractie gaan uit naar de vrienden, familieleden en bekenden, nu langzaam maar zeker meer bekend wordt over de toedracht van de ramp, maar nog altijd niet alles bekend is, en nu zij, soms na maanden wachten, in de gelegenheid worden gesteld om afscheid te nemen van hun dierbaren. Het leed van MH17 is nog alle dagen voelbaar en zal voor altijd een diepe kras in de ziel van ons land zijn. Namens mijn fractie dank ik de kabinetsleden voor de rol die zij tot nu toe hebben gespeeld in de nasleep van deze ramp. Via hen dank ik alle mensen die zich deze zomer hebben ingezet, bij de repatriëringsmissie in Oekraïne, op het vliegveld van Eindhoven en bij het identificatieteam in Hilversum. Ik dank ook allen die in hun functie of uit medeleven naast de nabestaanden van de slachtoffers gingen staan.  De zomer van 2014 was verdrietig. Hij maakte duidelijk dat de wereld onvriendelijker en onveiliger is geworden, en dat ver weg opeens dichtbij is. Oekraïne is 25 jaar na de val van de Berlijnse Muur in een strijd verwikkeld die in de kern draait om het recht van ieder land om in vrijheid de eigen toekomst te bepalen. Een 21e-eeuwse oproep om verandering lokte echter een 19e-eeuwse reactie van Rusland uit. In Gaza maken kinderen van dezelfde leeftijd als mijn eigen kinderen voor de derde keer in hun jonge leven de angst en de verwoesting van een oorlog met alleen maar verliezers mee. In Irak en Syrië houdt een gruwelregime van ISIS huis. Drie totaal verschillende conflicten drukken ons met de neus op dezelfde realiteit. Onze waarden van vrede en vrijheid worden niet overal gedeeld en komen onder steeds zwaardere druk te staan. De complexiteit en hardvochtigheid van de problemen aan onze grenzen dwingen ons om keuzes te maken en stelling te nemen in onze buitenlandpolitiek. We zullen de samenwerking moeten versterken met landen en groepen die onze kernwaarden aanhangen. Nu de wereld van chaos groter wordt en dichterbij komt, moet het uitbreiden en versterken van de wereld van orde onze belangrijkste ambitie zijn. Dat moet uit idealisme gebeuren, want wij gunnen iedereen vrijheid, respect voor mensenrechten en een eerlijke kans in het leven, maar ook uit eigenbelang. In dat licht mag de EU dus niet dralen over sancties tegen Rusland, en kan ze zich de treurigmakende verdeeldheid over de aanpak van ISIS niet veroorloven. Een eensgezinder optreden van de EU vergt wel de bereidheid om open te staan voor radicale ideeën voorbij onze nationale soevereiniteit. In het bijzonder geldt dat voor de Europese defensiesamenwerking. Tekenend zijn de EU-Battlegroups, die al sinds 2007 bestaan maar tot op de dag van vandaag nooit in actie zijn gekomen. Laten we daar werk van maken voordat we aan allerlei nieuwe flitsmachten beginnen.  Voor het energievraagstuk is ook veel meer Europese samenwerking nodig; niet langer 28 losse energiebeleidjes, maar een new energy deal voor Europa, met één gezamenlijke missie, namelijk een stabiele, duurzame toekomst zonder afhankelijkheid van de grillen van Poetin. De energie-unie is precies zo'n grote ambitie waarbij supercommissaris Frans Timmermans Europa op koers moet houden. Wij hebben daar hoge verwachtingen van.  Ook verder weg moeten we de wereld van orde aan ons proberen te binden. Hoe is het mogelijk dat landen als Brazilië en Zuid-Afrika zich scharen achter initiatieven van Rusland en China om met een eigen bank de invloed van de op mensenrechten gerichte Wereldbank of IMF te breken? Waarom zijn we er als Westen kennelijk onvoldoende in geslaagd om hen aan ons te binden? Als we de gematigde krachten willen ondersteunen, dan zullen we ons handels- en ontwikkelingsbeleid politieker moeten gaan inzetten. Niet langer het motto "liever een biertje met Poetin dan een blauwtje bij Gazprom" maar stelling nemen, ter versterking van de politieke ontwikkelingen in de richting van een vrije economie en samenleving. Het is niet alleen uit altruïsme dat de in deze begroting opgenomen verhoging van het ontwikkelingsbudget verstandig is. Nederland en Europa hebben een groot belang bij vrede, stabiliteit, respect voor mensenrechten en economische groei elders in de wereld. Kortom, de handen ineen slaan met progressieve gematigde krachten in de wereld. De wereld van orde groter maken, de wereld van chaos kleiner maken. Dat moet de leidraad van onze internationale politiek zijn.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik hoor met instemming aan dat collega Samsom zegt dat het zo goed is dat dit kabinet extra investeert in internationale samenwerking en in ontwikkelingssamenwerking. Ik heb uit de begroting begrepen dat dat om een eenmalig bedrag gaat en dat de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking daarna versneld naar beneden gaat. Dat komt door de stijging van het bruto nationaal product, maar dat neemt niet weg dat de koppeling die het regeerakkoord nog maakte tussen bnp-groei en begroting voor Ontwikkelingssamenwerking na deze eenmalige meevaller — eigenlijk een sigaar uit eigen doos want het komt uit de eigen begroting — voorbij is. Hoe rijmt zich dat met hetgeen de heer Samsom, en ik overigens ook, zo belangrijk vindt: een extra investering in Ontwikkelingssamenwerking?  De heer Samsom (PvdA): In deze zomer bleek dat ons bbp groter was dan wij dachten. Niemand had het overigens gezien, maar de statistici doen wonderen. Dat betekent — en vanuit dat principe zijn wij gaan redeneren — dat je moet kijken waar aan de omvang gerelateerde uitgaven omhoog moeten, bijvoorbeeld bij Europa maar ook bij ontwikkelingssamenwerking. Je zou ongeveer 250 miljoen per jaar extra aan ontwikkelingssamenwerking moeten uitgeven. Dan ga je met andere partijen daarover in gesprek en in onderhandeling. Dan kom je op een totale hoeveelheid van vier keer 250 miljoen, in een fonds te stoppen en uit te geven aan de grootste noden van deze tijd, zoals opvang in de regio en noodhulp. Opvang van asielzoekers in het eerste jaar hoort daar ook bij. Vier keer 250 miljoen: 2015, 2016, 2017 en 2018. Daarna hebben wij verkiezingen en dan mag iedereen weer bepalen hoeveel geld hij overheeft voor ontwikkelingssamenwerking.  Ik heb al eerder gezegd dat de PvdA met pijn in het hart de eerdere bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking heeft geaccepteerd. Ik heb ook aangekondigd dat, waar mogelijk, na de verkiezingen — en wat ons betreft, zijn die op 8 maart 2017 — opnieuw de kaarten kunnen worden geschud, zoals die op elk begrotingsonderdeel kunnen worden geschud. Voor deze jaren zijn we eruit gekomen, pragmatisch en oplossingsgericht zoals wij dat tot nu toe met elkaar hebben gedaan. Er waren grote noden. Er was de wens om de post ontwikkelingssamenwerking te vergroten en er was ook de wens om dat niet structureel te doen, maar het geld eenmalig te besteden aan de grootste noden. Zo zijn wij eruit gekomen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik kan niet wachten tot de kaarten opnieuw worden geschud. Sterker nog, de heer Samsom kan volgens mij ook niet wachten tot die kaarten opnieuw worden geschud.  De heer Samsom (PvdA): Ja.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Hij bevestigt het zelfs. Vanochtend haastte de heer Zijlstra zich om te zeggen dat het niet om extra geld gaat. Het komt ergens anders uit de begroting vandaan. In de stukken van het kabinet zie je dat ook. De inspanning is eenmalig voor 2015 op orde, maar daarna daalt het heel snel, ook onder het niveau dat in het regeerakkoord was afgesproken. Het kan niet allebei. De heer Samsom zegt: wij geven extra geld. De heer Zijlstra zegt: nee, wij hebben het ergens anders vandaan gehaald, binnen de begroting. Wat is het nu? Laten wij daarover helderheid scheppen.  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben structureel niets extra gedaan. Wij hebben eenmalig een bedrag uitgegeven dat je voor deze vier jaar als een ophoging van de begroting zou kunnen zien. U moet mij niet kwalijk nemen dat ik het graag zo zie. Het zijn harde euro's waarmee de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de slag gaat. Dat geldt overigens ook voor de staatssecretaris van Justitie als het gaat om opvang van asielzoekers. Wij hebben gekeken naar posten in de begroting die tot nu toe virtueel bleken te zijn. Dat is die schuldkwijtschelding op de post ontwikkelingssamenwerking. Die is eraf gehaald. Dat geld hoeft niet meer besteed te worden aan schuldkwijtschelding. Nu leert de praktijk dat daar de afgelopen jaren niet veel van terechtkwam, maar toch. Die is eraf gehaald en er is eenmalig geld op de begroting toegevoegd. Wat u ervan wilt maken, maakt u ervan. U ziet al dat de VVD en de PvdA af en toe moeite doen om het een beetje in hun kamp te kleuren. Dat moet u politieke partijen niet kwalijk nemen. Daar hebt u zelf ook wel eens een handje van. Euro's op de bank hebben geen kleur en die euro's op de bank zijn voor minister Ploumen, die daarmee aan de slag kan en die overigens ook heel hard aan de slag moet. Als er ergens noden zijn, is dat in grote delen van de wereld en bij oprakende noodfondsen, in Nederland maar ook elders. Nederland kan nu met die 500 miljoen een grote rol gaan spelen op dat terrein. Daar ben ik trots op.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik doe daar niks aan af. Ik vind het fijn dat er extra geld is gevonden voor noodhulp en kan mij heel goed voorstellen dat er extra geld nodig is om asielzoekers, die hun toevlucht in Nederland zoeken, op een fatsoenlijke manier op te vangen. Prima, daar heb ik niets op tegen. Maar het is wel belangrijk om eerlijk te zijn over wat onze inspanning voor internationale samenwerking op de langere termijn onder dit kabinet betekent. Ik haal uit de stukken dat wij nu eenmalig onze internationale afspraak redelijk respecteren en dat wij vanaf volgend jaar versneld naar beneden gaan naar een percentage van 0,55, een dieptepunt. Laten wij dat eerlijk zeggen en erkennen. Het is wellicht het gevolg van politieke meningsverschillen. Dat sluit ik niet uit. Maar dan is dat wat we hebben: een eenmalige positieve bijdrage en daarna een versnelde achteruitgang.  De heer Samsom (PvdA): Ik denk dat dat ook wel zo ongeveer de boekhoudkundige werkelijkheid is. Misschien zouden we met elkaar de discussie moeten aangaan over de percentages, maar dan breek ik een heel nieuw debat open. We proberen ons in elkaars argumenten te verplaatsen. Deze zomer was ik wel gevoelig voor de berichten van de statistici: eigenlijk is Nederland niet rijker geworden, maar we tellen gewoon meer mee. Roofovervallen en andere prachtige producten van onze economie worden op de een of andere manier statistisch terugvertaald in ons bruto nationaal product. Ik kan mij voorstellen dat er dan een wenkbrauw omhoog gaat: moet je op basis daarvan je budget voor ontwikkelingssamenwerking aanpassen? Je moet het in ieder geval niet per definitie niet doen. We hebben deze zomer goed met elkaar gesproken — overigens ook met andere partijen, waarvoor dank — en gezien waar de noden groot zijn. Dat is bij de noodhulp, de opvang in de regio en de opvang van asielzoekers hier. Dat geld gaan we gewoon spenderen. Dat is niet structureel, maar die verkiezingen, overigens geen dag eerder dan 8 maart 2017, zijn er dan wel. Dan mag iedereen weer bepalen hoe hij verder wil.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Toch komt het woordje "hypocrisie" erg bij mij op. De PvdA heeft het CDA echt alles verweten toen het naar de 0,7 ging en niet naar de 1,0. Het percentage was heilig, maar nu zegt de heer Samsom tussen neus en lippen door: ach, eigenlijk doen die percentages er niet toe, 0,55 mag ook.  De heer Samsom (PvdA): Nee.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U zei het net wel. Ongelofelijk.  De heer Samsom (PvdA): Ik zei zonet iets anders. Ik zei dat we misschien de discussie met elkaar zouden kunnen aangaan over de precieze percentages. Ik heb een speech opgezocht uit 2006 van de toenmalige woordvoerder voor Ontwikkelingssamenwerking van de PvdA-fractie, de heer Samsom. Hij zei toen precies hetzelfde. Hij zei: we moeten uitkijken dat we ons niet blindstaren op een percentage waar als het eenmaal breekt — het stond toen al onder druk — niets anders onder zit dan een woestenij van politieke incorrectheid. We moeten een substantiëlere invulling weten te vinden voor onze ontwikkelingssamenwerkingsinspanning, substantiëler dan alleen die 0,7%. Zolang er niks beters is, houd ik vast aan die 0,7 en baal ik ervan dat we in deze coalitie tot dit compromis moesten komen. Soms moet je echter compromissen sluiten, ook als je ervan baalt. Zolang er niks beters is, houd ik graag vast aan die 0,7 en niet aan 0,55. We moeten de discussie over wat er werkelijk nodig is voor ontwikkelingssamenwerking wel met elkaar aandurven. Ik denk dat we dat als een opdracht moeten beschouwen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu verandert u de werkelijkheid wel heel erg. Inderdaad, u wilde het toen niet over percentages hebben. Nee, het moest hoger en niet naar 0,7. Het risico bestond dat het daaronder kwam. Nu zitten we zonder percentage. Op zichzelf is het een terechte discussie. Het enige wat ik u voorhoud, is dat de schrille toon waarop u indertijd het CDA verweet dat het de 0,7 handhaafde uiteindelijk veel meer op uzelf terugslaat.  De heer Samsom (PvdA): De PvdA en de VVD begonnen twee jaar geleden aan deze coalitie met een helder doel voor ogen. Na een aantal jaren waarin Nederland verdeelder was geraakt en aan het twijfelen was geslagen over het eigen kunnen, wilden wij zo graag stap voor stap werken naar een land dat zijn optimisme weer terugvindt en zijn onderlinge verbondenheid weer ontdekt: een Nederland waarin een goed leven niet het geluk van enkelen is, maar een recht voor allen en waarin iedereen de kans krijgt om het beste uit zichzelf te halen. Wij wisten dat de crisis misschien wel het slechtst denkbare moment was om veel te gaan veranderen, omdat zekerheid een heel schaars goed is in crisistijd. We realiseerden ons echter ook dat we al te veel goede momenten hadden laten passeren en dat de enige zekerheid die we zouden overhouden als we niets zouden doen, de zekerheid was dat de sociale welvaartsstaat die we nu kennen er niet meer is voor onze kinderen. Dat zien we in de zorg met zijn oprukkende bureaucratie, de steeds megalomaner wordende instituties, de onstuitbare opmars van managementlagen, de stopwatchzorg en de snel stijgende kosten en dus premies. Onhoudbaar! De wens van zovelen van ons om straks of in de verre toekomst langer thuis te blijven wonen, maakt maar één conclusie mogelijk: hoog tijd om ook de zorg daarop te gaan inrichten.  Op de arbeidsmarkt zagen we hetzelfde. De kloof tussen flexwerkers zonder zekerheid en degenen met een vast contract werd groter en groter. Niets veranderen zou die ontwikkeling alleen maar versterken. Op de woningmarkt, waar huren en kopen uit elkaar groeiden, is het net zo onhoudbaar. We voelden tot in onze vezels de noodzaak om die ontwikkelingen te keren, de patstelling in de politiek te doorbreken en Nederland weer te verbinden. Wij wilden resultaten boeken op zorg, economie en de begroting. Er was geen tijd te verliezen.  Maar er gingen ook dingen mis. We creëerden onzekerheid, soms onvermijdelijk en soms onnodig. De noodzaak om verloren gegane jaren goed te maken, leidde tot over elkaar heen buitelende plannen die soms om goede redenen heel lange tijd vloeibaar bleven. Dat is funest voor het vertrouwen van mensen die zekerheid zoeken. Daarnaast stond de harde realiteit van een dalende werkgelegenheid tijdens de eerste achttien maanden van deze coalitie in schril contrast met haar belangrijkste opdracht, namelijk zorgen voor meer banen. Macrobeelden over rijke ouderen wekten woede bij degenen met een klein pensioen of alleen AOW. Het is een belangrijke les van de afgelopen twee jaar. Onze overtuiging dat het beter wordt, botst soms met de harde realiteit dat het niet of slechts mondjesmaat beter gaat. De werkelijkheid van koopkrachtplaatjes heeft heel weinig betekenis voor mensen. Aan de keukentafel zitten geen mediane standaardhuishoudens; daar zitten echte gezinnen die stuk voor stuk hun unieke levens leiden, met hun eigen zorgen en hun eigen verzuchtingen. Het scherpst is dat te merken in de zorg. Meer zorgzaamheid, meer omkijken naar elkaar is een breed gedeeld PvdA-ideaal, waar dit kabinet dus ook naar toewerkt. Maar in een verhardende samenleving grijpt de angst dat je er zonder goed netwerk van vrienden en familie uiteindelijk toch alleen voor komt te staan heel veel mensen bij de keel. Het perspectief van zorg dicht bij mensen en de belofte dat het goed komt, zijn dan onvoldoende. Mensen willen zichtbare inspanningen zien om hun onzekerheid te verkleinen en hun perspectief te vergroten. Die inspanningen zijn er op dit moment nog te weinig.  De heer Roemer (SP): Met veel belangstelling luister ik naar dit proza. Ik snap dat de heer Samsom in de positie waar hij in zit, probeert uit te leggen dat hij achter wat in het verleden allemaal noodzakelijk was om te veranderen, is gaan staan. Ja, er moet heel veel veranderen. De hele publieke sector is eigenlijk aan gort gegaan sinds de paarse kabinetten, sinds het marktdenken in de publieke sector, schaalvergroting, bureaucratie en noem maar op. Ik mag echter hopen dat de PvdA als insteek had dat het dan ook fors beter zou gaan. De marktwerking in de zorg is alleen maar meer geworden. Ik heb de PvdA nooit gehoord over een ideaal dat ziekenhuizen aan winstuitkeringen moesten gaan doen. Ik heb de PvdA altijd aan mijn zijde gehad dat veranderingen in de buurt nooit gepaard konden gaan met zo'n harde bezuiniging dat vooraf zo veel mensen hun baan kwijt zouden raken en zo veel mensen zorg zouden verliezen. Waar is het mis gegaan? Waarom heeft de PvdA het niet vol kunnen houden om voor die publieke sector te gaan staan, zodat alles inderdaad tot de dag van vandaag zo verschrikkelijk mis is gegaan?  De heer Samsom (PvdA): De heer Roemer en ik delen de probleemanalyse. De bureaucratie was te groot geworden, de stopwatchzorg rukte op en de managementlagen werden te talrijk. Er moest iets aan veranderen. We delen ook de eindsituatie, de oplossing: meer zorg in de buurt, meer ruimte en zeggenschap voor de wijkverpleegkundige, haar patiënten en cliënten, minder bureaucratie, meer tijd voor elkaar en soms ook een samenleving waarin we iets meer omkijken naar elkaar en niet alleen individualisering bezingen. Volgens mij is de SP daar ook van gecharmeerd. Die eindsituatie is ook dezelfde. Waar ging het dan mis? Op de brug ertussenin, op de moeizame politiek van stapje voor stapje bereiken wat je wilt hebben. De heer Roemer staat nog steeds aan het begin en hij roept dat het niet beter kan worden en dat er daarom niet veel moest veranderen. De PvdA is nooit zo'n partij geweest. De PvdA is altijd een partij geweest die vanuit de probleemanalyse naar dat ideaal wilde wandelen, ook als de weg bochtig en de bruggetjes smal waren. Die brug lopen we nu over. Die voelen we ook. De heer Roemer zegt net dat het proza is, maar het is meer wat ik voel dat er gebeurt in de samenleving. Heel veel mensen, net als hij en ik, delen de probleemanalyse en delen ook wat de eindsituatie moet zijn. Nu is het zaak om met iedereen samen daar naartoe te gaan lopen.  De heer Roemer (SP): De weg daar naartoe waar u, mijnheer Samsom, en het kabinet voor gekozen hebben, is een weg waarop we de ouderen in de steek hebben gelaten en waarop we mensen verplicht laten verhuizen. Laten we naar de zorg kijken. We weten dat 800.000 mensen op dit moment een regeling moeten treffen om de zorgkosten te betalen. We weten dat zo veel mensen de zorg gaan mijden. U kunt dan wel zeggen dat we wellicht van mening verschillen, maar dat het erom gaat dat we bij het eindresultaat komen. U bent een volstrekt verkeerd pad op gegaan door zo hard te bezuinigen en door zo hard in te grijpen, mijnheer Samsom. Daardoor zijn mensen niet alleen bang geworden, maar worden zij ook in de problemen gebracht. Ik had gehoopt dat u met uw kennis van de samenleving had gezien dat het een foute weg is en dat wij samen waren gekeerd. Ik heb daar nog niets van gehoord.  De heer Samsom (PvdA): Hier is waar we altijd uit elkaar gaan lopen en elkaar ook slecht gaan begrijpen. Dan komt u — de heer Zijlstra zei het eerder — met angstbeelden over wat er allemaal gaat gebeuren. Ik zal een voorbeeld geven van zo'n stap: de wijkverpleegkundige in de wijk brengen, zeggenschap geven. Daarmee komen we af van dat CIZ — u zei er net ook al wat over — dat dan al die indicaties moet gaan doen. Nee, we willen gewoon de professionele ogen en het vakmanschap van de wijkverpleegkundige daarbij een rol laten spelen, een belangrijke rol. Een oudere die alleen een AOW'tje heeft en die AWBZ-zorg krijgt, verpleging of verzorging aan huis, is daarvoor nu als hij op het minimum zit €250 per jaar, of €500 als hij maar een heel klein beetje extra pensioen heeft, eigen risico per jaar kwijt. Dat is nu in één keer weg. Die wijkverpleegkundige is net als de huisarts gewoon toegankelijk voor iedereen.  Dat vinden wij een stap in de goede richting en ik hoop u ook, mijnheer Roemer. Dan kunnen wij die samen zetten, met alle onzekerheid die daarbij hoort. Dan moeten we tegen de mensen zeggen dat ze hun zorg niet meer krijgen van Careyn of hoe dat dan ook heet, maar van een andere organisatie. Soms is het dezelfde organisatie, wat het weer overzichtelijk maakt, en soms is het een andere. Die onzekerheid bij ouderen, die niet weten wie er volgende week komt, die snap ik en die voel ik ook. Die stap die u met mij wilt zetten richting een wijkverpleegkundige, moeten we toch durven zetten? We moeten ons toch niet laten afschrikken door die angst?  De heer Roemer (SP): Die stap naar de wijkzorg lanceerde mijn partij in 2008 al.  De heer Samsom (PvdA): Precies.  De heer Roemer (SP): Waar u omheen draait, is de weg die u bewandelt: de weg daar naartoe die u bangmakerij noemt. Ik weet zeker dat er heel veel mensen zijn die dit debat horen die hun ouders verplicht hebben zien verhuizen en die hebben gezien dat ze hun zorg zijn kwijtgeraakt. Ik wijs ook op alle mensen die de zorg en het eigen risico niet meer kunnen betalen. U zet dat weg als bangmakerij. Dat zijn harde feiten waar mensen dagelijks mee te maken krijgen. De PvdA stemt ook nog eens in met het nog verder verhogen van dat eigen risico. Mijn vraag is om daarvan af te stappen en het pad weer terug te pakken dat wij samen in het verleden hebben willen bewandelen naar een zorg die voor iedereen toegankelijk en betaalbaar blijft.  De heer Samsom (PvdA): U hebt het over gedwongen verhuizen, alsof dat een gevolg is van dit beleid. Al sinds de jaren tachtig neemt het aantal mensen dat naar een verzorgingstehuis gaat af. Het neemt af omdat mensen langer thuis kunnen wonen en dat ook graag willen. Al sinds de jaren tachtig zijn er dus verouderende verzorgingstehuizen die steeds leger komen te staan en die op een gegeven moment — gelukkig, zeg ik er soms met een verzuchting bij — dichtgaan en worden vervangen door veel kleinschaligere initiatieven die veel meer geluk brengen voor ouderen die hun eigen huis dan toch moeten verlaten en naar een verzorgingstehuis moeten. Dan zit je veel liever in zo'n huis met maar zes mensen, omdat er zes gehaktballen op de bodem van een pan passen, dan in zo'n verzorgingstehuis uit de jaren zeventig of tachtig waar 200 ouderen op een afdeling zitten en waar de verpleegkundigen rondrennen en niet meer weten waar ze het zoeken moeten. Voor die vooruitgang is dit kabinet niet zelf verantwoordelijk. Die vindt al vele jaren plaats. Nu moeten wij de stap gaan zetten, verder naar de toekomst, om meer mensen in de gelegenheid te stellen om thuis te blijven wonen. Ik erken de onzekerheid die daarbij hoort. Ik zal straks zeggen, ook tegen het kabinet, wat ik vind dat we nog kunnen en moeten doen om die onzekerheden weg te nemen. Terugschrikken voor verandering is echter altijd de verkeerde reflex.  De heer Wilders (PVV): Politiek is het maken van keuzes. Ik heb vanmorgen de heer Roemer aangesproken op de keuze om te beknibbelen op de zorg. De keuze kan ook zijn om misschien wat minder aan asielzoekers of ontwikkelingshulp te geven. Dat zijn keuzes die wij allemaal maken. Vaak zijn dat keuzes die gemaakt worden in de Trêveszaal of tijdens onderhandelingen over een coalitie, maar de praktijk bij de mensen thuis is toch vaak een heel andere. Ik zal de kern van een e-mail, afkomstig van iemand wier naam ik niet zal noemen, voorlezen. De betrokken mevrouw schrijft het volgende.  Mijnheer Wilders, als het zo doorgaat, is het leven voor mij onmogelijk. Dat zeg ik bij mijn volle verstand. Ik betaal al honderden euro's aan ziektekosten, inclusief mijn ziekenvervoer naar het ziekenhuis. Nog meer kan ik niet betalen. Mijn diëten kan ik al niet meer kopen. Ik ga snel achteruit. Op mijn pensioen moet ik €12,50 inleveren. Ik houd €80 per maand over. Ik maak er snel een einde aan als dit echt gedaan wordt. Ik word moe van het vechten. Ik heb nog vijf honden, anders was ik er allang uitgestapt. Ik weet van ouderen dat zij het zat zijn. Ik heb veel ziektes, maar zo wordt het alleen maar moeilijker voor mij.  Dit schrijft een mevrouw die het niet meer kan rooien en zich afvraagt of zij ooit nog uit de problemen kan komen. Zij is niet de enige. Wat zou het toch mooi zijn als de heer Samsom zou zeggen dat hij ten minste een paar honderd miljoen afhaalt van het extra geld voor asielzoekers of ontwikkelingshulp — hij mag zelf kiezen, van mij mag het allebei — en daarmee deze mensen in Nederland een fatsoenlijke oude dag bezorgt.  De heer Samsom (PvdA): Politiek is soms keuzes maken en die zijn niet makkelijk. De e-mail die de heer Wilders voorleest, komt overeen met veel van de e-mails die ook ik dagelijks krijg. Ik voelde een feest van herkenning door de zaal gaan, hoewel het geen feest is. Velen van ons, eigenlijk wij allen, ook de collega's op de banken achterin, ontvangen dit soort e-mails. Het is onze plicht om als het nodig en mogelijk is mensen te helpen die zijn vastgelopen in bijvoorbeeld de bureaucratie of bij de gemeente niet meer weten waar zij het zoeken moeten. De PvdA heeft daar mankracht voor en soms doen wij het zelf. Ik geef een recent voorbeeld, vergelijkbaar met dat van de heer Wilders. Wij zeiden tegen de mevrouw die ons geschreven had dat zij naar haar gemeente kon gaan — sterker nog, wij hebben aangeboden met haar mee te gaan — omdat in haar gemeente de mogelijkheid bestond om via de bijzondere bijstand af te komen van haar problemen, waardoor haar leven weer draaglijk zou worden. Op die manier kun je iemand helpen. Dat kun je niet doen door het maken van valse keuzes, zoals de heer Wilders die zojuist noemde. Die helpen haar niet en die helpen overigens ook al die vluchtelingen niet, die uit nog ergere omstandigheden zijn weggevlucht en uit lijfsbehoud hierheen zijn gekomen.  De heer Wilders (PVV): Hoort de heer Samsom nu wat hij zegt? Hij zegt dat hij de mevrouw naar de bijzondere bijstand helpt. Ouderen in dit land verdienen het niet om naar de bijzondere bijstand te gaan. Wat krijgen we nou! Ouderen in Nederland verdienen het om een betaalbare huur te hebben, evenals een betaalbare ziektekostenpremie, een pensioen dat netjes wordt geïndexeerd, een plekje in het verzorgingshuis en, als dat niet lukt, fatsoenlijke thuiszorg. Dat is wat zij verdienen. Dat is toch geen valse keuze? Iedereen thuis snapt immers dat je de euro's maar één keer kunt uitgeven. Als je die uitgeeft aan asielzoekers of ontwikkelingshulp, kun je die niet meer uitgeven aan de mevrouw uit de door mij genoemde e-mail en aan zoveel anderen. Ik kies ervoor — daartoe wil ik ook de heer Samsom uitnodigen — om de euro's niet uit te geven voor asielzoekers, maar voor de ouderen in Nederland. Dat is geen valse keuze, want de ouderen verdienen toch als allereersten ons respect.  De heer Samsom (PvdA): Net als alle anderen verdienen zij ons respect en onze hulp waar dat nodig is.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik hoorde de heer Samsom zo-even zeggen dat hij iemand hielp door te vertellen welke mogelijkheden haar gemeente biedt. Dat is nu juist waarover ik mij zorgen maak. Straks krijgen wij de situatie dat iets in de ene gemeente wel mogelijk is en in de andere gemeente niet.  De heer Samsom (PvdA): Dat is de consequentie van het uitbesteden van zaken aan de gemeenten. De mensen kunnen op grond van de gemeentelijke democratie een keuze maken voor een gemeentebestuur dat meer aandacht besteedt aan zorg of juist aan lantaarnpalen. Die keuze kan inderdaad gemaakt worden. Overigens houden wij die keuze in Nederland binnen heel smalle marges, binnen heel smalle bandbreedtes. De heer Krol kent zichzelf en zijn collega-Kamerleden. Altijd als wij vanaf deze plaats wetgeving of bevoegdheden overdragen aan de gemeenten, stoppen wij daar allerlei lijntjes en voorwaarden bij, zeker in het begin, om te voorkomen dat zaken eindeloos uit elkaar gaan lopen. Maar dat er verschillen kunnen bestaan, dat is waar. Daarom moet je ervoor zorgen dat er een basis is waar iedereen van uit kan gaan. Als die basis verloren dreigt te gaan, zullen wij er staan — net als de heer Krol overigens, heb ik zo de indruk — om het kabinet daarop aan te spreken.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Het gevolg is natuurlijk wel dat we straks situaties krijgen, waarbij mensen die hulp nodig hebben, noodgedwongen van de ene naar de andere gemeente zullen moeten verhuizen, want die stemronde ligt dan al achter ze.  De heer Samsom (PvdA): Ik aarzel om het te zeggen, maar weet u wat een groter verschil maakt voor mensen met een pensioen? De vraag of hun werkgever tijdens het werkzame leven de pensioenpremies afdroeg of niet. Dat maakt een groter verschil voor het pensioen van mensen, dan de gemeente.  Voorzitter. Dit kabinet zal moeten laten zien dat het deze grote verandering in de zorg in moeilijke omstandigheden toch in goede banen kan leiden, met gedegen bestuurders, alerte volksvertegenwoordigers, maar vooral met de bereidheid om in te grijpen daar waar nodig. Het is immers uitgesloten dat er geen fouten gemaakt gaan worden. We hebben bijvoorbeeld al gezien dat de onzekerheden te groot dreigden te worden voor mantelzorgers die met volle inzet voor hun dementerende partner zorgen. Die hebben recht op de zekerheid dat er een plek is in het verzorgingstehuis voor als het echt niet meer gaat. Dus pasten we de plannen aan. Laat dit een aansporing zijn voor de komende tijd, waarin dit soort ingrepen ongetwijfeld nodig zullen blijven. Terugschrikken voor verandering is nooit de juiste reflex als het moeilijk wordt. Fouten erkennen en dan herstellen en meer zekerheden bieden, is dat wel.  Dat geldt ook voor de thuiszorg. De geruststellend bedoelde mededeling dat er uiteindelijk meer werkgelegenheid in de zorg komt, wordt gestaafd door de modellen, maar verhoudt zich heel slecht tot de realiteit van vandaag, waarin veel thuiszorgmedewerkers hun baan verliezen of dreigen te verliezen. Zij zijn op dit moment niet geholpen met gemiddelden of toekomstverwachtingen die de politieke werkelijkheid bepalen. Mijn fractie vindt dat het kabinet nu al zou moeten kijken naar wat het kan doen om meer van hen aan het werk te houden. Dat kan. De gemeente Eindhoven gaf het voorbeeld. Zij maakte afspraken met de thuiszorgorganisaties om mensen die bijvoorbeeld een hoog inkomen hebben en daardoor geen recht meer hadden op gemeentelijke thuiszorg, toch te blijven voorzien. Met een beetje geld erbij werd het verschil gemaakt.  Voor de zomer schreven minister Asscher en staatssecretaris Van Rijn dat zij dit voorbeeld landelijk navolging wilden laten krijgen met een zogenaamde toelage huishoudelijke hulp. Dat is een heel goed plan. Maar het is nu bijna oktober, drie maanden voor 1 januari. Als we nog een verschil willen maken, moet er nu wel opgetreden worden. Ik zeg daarom tegen het kabinet: breng dit idee verder, zet zorgaanbieders erbij, leg wat geld ernaast en help deze mensen. Het kan meer dan 10.000 mensen aan het werk houden in die thuishulp.  De heer Roemer (SP): Wat de heer Samsom nu vergeet, is dat de ene gemeente er financieel zo voorstaat dat die het zich kan permitteren, maar dat heel veel andere gemeenten zich dat niet kunnen permitteren. Een gemeente zal maar net heel veel grondafschrijvingen hebben moeten doen, waardoor zij echt op zwart zaad zit. Het is gewoon rechtstreeks het gevolg van het beleid van het kabinet dat de teller bij de FNV inmiddels al op 25.000 staat van mensen in de thuiszorg die hun baan nu al kwijt zijn en dat datzelfde aantal er nog aan zit te komen. Met dit alleen komen we er toch niet? Dan kan hij toch niet ontkennen dat het allemaal veel te hard is gegaan, dat we die bezuinigingen veel te vroeg erin gegooid hebben en dat we nu het kind met het badwater aan het weggooien zijn? De mensen die nu uit de zorg verdwijnen, hebben we over een paar jaar, als we ze nodig hebben, niet zomaar terug.  De heer Samsom (PvdA): Precies om de reden dat niet elke gemeente zich dat individueel kan veroorloven — sommige gemeenten hebben hierop geanticipeerd, maar andere niet en weer andere konden dat niet — hebben we van het kabinet gedaan gekregen dat het daar geld voor vrij heeft gemaakt. Ik zeg nu tegen het kabinet en hoop daar morgen antwoord op te krijgen: pak daar nu in door, want als je nu wacht, dan gaat het inderdaad precies gebeuren wat de heer Roemer zegt. Dan gaan al die mensen eruit, terwijl dat niet nodig is. Ik zal niet verhelen dat er minder banen komen in die thuiszorg en dat er dus ontslagen zullen vallen. Dat kan hopelijk voor het grootste deel via natuurlijke afvloeiing, maar soms zal het op een andere manier moeten. Dan hebben we ook weer sectorplannen om ervoor te zorgen dat iemand naar een andere baan kan, al zal dat niet altijd eenvoudig zijn. Ik ben de laatste om te zeggen dat iedereen zijn baan in de thuiszorg kan behouden. Dan zou ik praatjes voor de vaak verkopen. Echter, ik wil wel dat dit kabinet alles op alles zet om het onnodige ontslag te voorkomen van mensen die zouden kunnen blijven omdat ze later gewoon weer nodig zijn. Daar is dat geld voor; ik hoop dat het genoeg is. Daar moet nu wel een inspanning bij geleverd worden en ik hoop dat we samen iets kunnen doen. Ik hoop dat de heer Roemer dat steunt.  De heer Roemer (SP): De waarschuwing dat het fout zou gaan en dat het duizenden banen zou gaan kosten, kreeg de heer Samsom vorig jaar al, niet alleen van onze partij, maar ook vanuit de vakbeweging, de gemeenten en de VNG. De Partij van de Arbeid en het kabinet keken gewoon naar het plafond en deden niets. Nu de teller op 25.000 staat, begint men een beetje wakker te worden. Die mensen zijn weg en komen ook niet meer terug. Heel veel mensen zijn de klos. Kan de heer Samsom mij dan garanderen dat hij alle gemeenten gaat helpen die op dit moment niet in staat zijn om de zorg te leveren die zij nodig hebben en om de bijbehorende contracten af te sluiten? Het zijn namelijk niet alleen de ontslagen in de zorg. Bij mij in de regio moeten mensen in de thuiszorg van de ene op de andere dag 20% salaris inleveren en morgen hetzelfde werk doen. Dat zouden we eens bij politici moeten doen.  De heer Samsom (PvdA): Precies om de reden hoop ik dat wij samen kunnen optrekken om schijnconstructies en nulurencontracten in de zorg uit te bannen. Wat het andere punt betreft: we kunnen samen optrekken. Wil de heer Roemer een garantie dat het overal in Nederland gaat lukken? Die kan ik niet geven. Wel kan de heer Roemer van mij de volle inzet verwachten dat datgene wat wij kunnen doen, ook gedaan wordt. Wij schrikken niet terug voor verandering. Ik schrik niet terug voor het feit dat er voor de mensen in de thuishulp inderdaad minder banen zullen zijn. Elders in de zorg zullen er meer banen zijn. Die overgang is moeizaam. Daar zullen de staatssecretaris van VWS en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook hun uiterste best voor doen. Echter, garanties verkopen en zeggen dat alles bij het oude kan blijven: dat is pas mensen een rad voor ogen draaien. Daar doe ik niet aan mee.  De heer Roemer (SP): Tot slot. Er is niet minder werk in de wijk en in de thuiszorg. Er is minder geld dat door het kabinet aan gemeenten wordt gegeven, met als gevolg dat er keihard op bezuinigd moet worden. Als het kabinet wil, zelfs geforceerd wil, dat mensen langer thuis blijven wonen, dan is het niet uit te leggen en een foute voorstelling van zaken dat er ook minder thuishulp nodig is. De thuiszorg wordt vakkundig afgebroken en er wordt keihard gesnoeid in het salaris van thuiszorgmedewerkers dat toch al niet zo bar veel voorstelt. Dat is het beleid van het kabinet en dat maakt de heer Samsom met zijn betoog niet in orde.  De heer Samsom (PvdA): De heer Roemer maakt er een karikatuur van, maar daarmee verval ik in herhaling. Mag ik een voorbeeld geven? Er is inderdaad veel werk in de thuiszorg. De weduwe in Wassenaar, die de thuishulp tot haar 65ste prima zelf kon betalen, kreeg die zorg van de gemeente. Dat hadden we namelijk zo afgesproken, maar dat vervalt nu. Ik geef dat geld namelijk liever daar waar die zorg echt nodig is en de tekorten het grootst zijn. De weduwe in Wassenaar kan haar zorg zelf financieren. Ik erken dat zij dan opeens een andere zorgmedewerker zal moeten krijgen. Dat is ook voor een weduwe in Wassenaar niet leuk; daar wil ik zeker wat aan doen. Maar de financiering moet anders. Als de heer Roemer zegt: wij houden alles zoals het is — dus ook voor de weduwe in Wassenaar blijft de zorg 100% vergoed — dan maakt hij een andere keuze. Wij willen de zorg richten op de mensen die hem het hardst nodig hebben en waar de tekorten het grootst zijn.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik deel de opmerkingen van de heer Samsom over de huishoudelijke hulp en dat het mogelijk is om met een toelage toch nog allerlei arrangementen mogelijk te maken, zodat huishoudelijke hulp beschikbaar blijft, de werkgelegenheid behouden blijft en mensen toch de zorg blijven krijgen die ze graag willen. De heer Samsom stelt echter alleen vragen aan het kabinet, terwijl wij precies weten wat het kabinet wil. Dat heeft daar 75 miljoen voor uitgetrokken. Dat staat gewoon in de begroting. Ik denk zelf ook wel dat daar wat bij moet. Is de heer Samsom bereid om boter bij de vis te doen? Laten we het kabinet de opdracht geven om dat bedrag te verhogen. Volgens mij zit er ook wel ruimte in de bedragen die voor 2015 voor de Wmo beschikbaar zijn. Dan kunnen we zaken doen en krijgen mensen de duidelijkheid over dit onderwerp die ze ook verdienen.  De heer Samsom (PvdA): Dat lijkt me een goed idee. Er is inderdaad nog wat geld beschikbaar, al weet ik niet of de heer Slob dat elders al heeft uitgegeven. Maar, en daarom ga ik daar ook zo snel op in, er is iets belangrijkers dan die extra middelen. Dat zijn de houding, de inzet en de inspanning. De heer Roemer zei terecht dat er in sommige gemeenten geen geld meer is, maar we weten dat op veel plekken dat geld er uiteindelijk wel is. Je moet de organisaties bij elkaar zetten, de gemeenten erbij halen, onwillige directeuren van zorgaanbieders erbij slepen en wellicht moet je als minister of als staatssecretaris nog een duwtje extra geven. Als er dan nog extra geld nodig is boven op die twee keer 75 miljoen, bijvoorbeeld die 40 miljoen die wij hebben vrijgespeeld bij de laatste onderhandelingen, hoor ik graag van het kabinet of en hoe het dat geld wil inzetten. Wat mij betreft moet het er dan bij.  De heer Slob (ChristenUnie): Natuurlijk is de houding belangrijk. Het is ook goed dat mensen beseffen wat er aan de hand is en het maximale proberen om in de nieuwe situatie de zorg te blijven leveren die geleverd moet worden. Daar hoort echter ook geld bij. Dat geld is ook belangrijk, juist als het erom gaat de werkgelegenheid overeind te houden en de mensen die zorg te laten ontvangen die ze hard nodig hebben en waarvoor ze zelf iets willen betalen. Met mooie coproducties en met wat geld vanuit de overheid erbij kun je heel mooie dingen tot stand brengen. Laten we deze dagen boter bij de vis doen. Dat is ook in het belang van al die mensen die daarnaar verlangen en die graag zien dat daarin bewegingen worden gemaakt.  De heer Samsom (PvdA): Ik kijk daar graag constructief in mee. Misschien kunnen we daar nog wel met meer naar kijken, want met z'n tweeën zijn we er nog niet. Nogmaals, het gaat dus ook om die houding. Ik hoop dat het kabinet tegen ons zegt dat het met die twee keer 75 miljoen ook lukt. We zullen zien.  De voorzitter: Gaat u verder.  De heer Samsom (PvdA): Het kabinet zal moeten laten zien dat het uit een ander hout gesneden is. Het moet niet afwachten, maar optreden. Het moet naast de mensen gaan staan. Het is onze plicht om in deze moeilijke tijd niemand tussen wal en schip te laten vallen. Hoe meer er wordt veranderd, hoe groter die verplichting moet worden gevoeld. Die houding wil de Partij van de Arbeid zien van dit kabinet. Ook bij het creëren van werk is die houding nodig. Een jaar geleden vroeg de Partij van de Arbeid het kabinet om extra inspanningen te plegen, bijvoorbeeld fiscale maatregelen om, zoals dat zo mooi heet, "beklemd vermogen" los te trekken, de stamrecht-bv's, maar ook energiebesparing te stimuleren, kredieten aan het mkb te verruimen en pensioenfondsen te verleiden om in Nederland te investeren. Een jaar later moet ik constateren dat er nog te veel mogelijkheden op meer en goed werk onbenut worden gelaten. De aangekondigde inspanningen om pensioenfondsen en andere beleggers over de streep te trekken, leiden nog niet tot zichtbaar resultaat. Energiebesparingsinitiatieven gaan eigenlijk nog te langzaam. Het mkb-krediet gaat te moeizaam. Ik vraag de premier om een verklaring te geven voor het feit waarom daar nog zo weinig van terechtkomt. Dit stoort mijn fractie. Zo realiseren we geen werk.  Werk ontstaat niet als een overheid zich beperkt tot faciliteren en dereguleren. Er is een overheid nodig die actief mede wil vormgeven aan een sterkere economie door zelf deel te nemen, door te investeren, door garanties te geven, door technici op te leiden of andere actoren bij de les te houden. Kijk naar de rol van de overheid bij de doorstart van Nedcar, met een heldenrol voor Maxime Verhagen. Sommige politici vonden een faillissement nu eenmaal bij de gang van zaken, bij een globaliserende wereld, horen. Het is in ieder geval niet dankzij die houding dat onze koning in juli de eerste BMW weer van de band kon laten lopen, maar het is dankzij de kracht van 1.500 vakmensen die daar prachtige auto's maken, dankzij een doortastende ondernemer en dankzij de overheid die met maatregelen zoals deeltijd-WW de herstart mogelijk maakte.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De dank aan de voormalige minister passeer ik graag door, maar laten we ook Wim van der Leegte hier niet vergeten.  Ik deel de analyse van de heer Samsom dat op het punt van het bijdragen van pensioenfondsen aan het herstel nog onvoldoende is gebeurd, om wat voor reden dan ook. Wat zou er volgens de heer Samsom nu moeten gebeuren en wat kan het kabinet nog wel doen?  De heer Samsom (PvdA): Allereerst zijn dat de dingen die er nog liggen en die, naar onze waarneming, nog tot te weinig resultaten hebben geleid. Ik geloof in het initiatief om pensioenfondsen te verleiden om hier te beleggen. Ik zag daar ook al resultaten van. Ik zie echter ook te veel mislukkingen. Ik vraag van de premier een verklaring en een inspanning om dat te verbeteren. Datzelfde geldt voor mkb-kredieten. Ik kan niet zeggen dat ik weet hoe ingewikkeld het is, maar ik hoor het wel vaak. Ik snap wel dat dit niet zomaar in een keer uit de grond getoverd kan worden. Maar een jaar na dato wil ik er eigenlijk meer van zien. Hetzelfde geldt voor energiebesparingsfondsen. Ze komen mondjesmaat op gang en er zitten veel regels omheen. Ik snap dat allemaal, maar mijn ongeduld groeit ook. Er zijn te veel mensen werkloos, te veel mensen die gewoon aan een baan kunnen komen als we deze initiatieven een tandje weten te versnellen. Dat is mijn aansporing aan het kabinet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Wij maken geen banen, zo zei de minister-president vanochtend nog. Ja, ik moet een vraag aan de heer Samsom stellen. Dat begrijp ik heel goed. Ik zie u al kijken, voorzitter. Ik ga hem vragen wat hij van die uitspraak vindt. De minister-president voegde er namelijk nog iets aan toe: als je dat wilt, dan moet je in een communistisch systeem gaan leven. Nu vraagt de heer Samsom om meer ambitie en meer daadkracht op dit punt. Zou het kunnen dat die er niet was omdat de overheid in de visie van het kabinet daarin geen doorslaggevende rol kan spelen? Met andere woorden: is er sprake van een ideologische opvatting als wordt gezegd dat de overheid geen banen maakt?  De heer Samsom (PvdA): Ik denk het niet, en ik hoop het ook niet. Ik zag het ergens gequoot staan. We hebben weleens eerder meegemaakt dat de premier in al zijn enthousiasme scherpe uitspraken deed over wat er allemaal wel en niet kan. In dit geval was het de uitspraak: we zijn hier geen communistische staat. Dat ben ik overigens geheel met hem eens. Aan de andere kant staat dan een overheid die alleen maar op marktwerking en deregulering leunt. Volgens mij is er iets tussen "alleen marktwerking" en "de communistische staat". Wat ertussen zit, zou je "sociaaldemocratie" kunnen noemen, of "sociaal liberalisme" of misschien wel "groene sociaaldemocratie". Dat zijn politieke stromingen die geloven dat een overheid ook een verschil kan maken, los van alleen de markt, los van alleen de regels en los van alleen de fiscale situatie. Als overheid zelf optreden, zelf je er actief mee bemoeien, dat kan een verschil maken. We hebben het gezien. We hebben het ook beloofd gekregen van de regering. Ik wil nu ook resultaten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): "Hear, hear!", zo hoor ik achter mij. Ik sluit me daar graag bij aan. Ik heb niet die tegenstelling gecreëerd tussen een overheid die banen maakt en een communistische samenleving. Ik ben blij met de opvatting dat dit kabinet meer zou moeten doen. Hoort daar dan ook niet bij dat je niet alleen erkent dat de banen uit de markt moeten komen, maar wel degelijk ook dat je je als overheid moet inspannen, meer wellicht dan het kabinet tot nu toe heeft gedaan, om werkgelegenheid — ik heb het over banen in de thuiszorg, in het onderwijs, uiteraard ook in de markt, waar dan ook — te creëren?  De heer Samsom (PvdA): Dat ben ik geheel met u eens. Vandaar ook mijn vraag. Overigens gaat het over meer dan alleen maar méér banen. Het gaat ook over goed werk. Een van de initiatieven waarop ik heel trots ben, is het feit dat we als overheid schoonmakers gewoon weer in dienst nemen, omdat we hen niet in opdracht van Asito of CSU door de gangen willen jagen. Sterker nog, tegenwoordig worden zij pas als het donker is, ingezet omdat "we" hen eigenlijk niet willen zien. Dat kan niet in een samenleving waarin iedereen erbij hoort. Ook schoonmakers, cateraars en beveiligers zijn onderdeel van ons team, van wat wij met zijn allen doen. Ik ben er trots op dat het kabinet die stap heeft gezet. Ik hoop dat veel gemeenten die stap willen volgen en dat ook andere werkgevers dat willen doen. Zo immers creëer je de inclusieve samenleving waar we zo voor staan.  De heer Roemer (SP): Met dat laatste ben ik het nu eens een keer hartgrondig eens. Ik ben blij dat men het hierachter ook vindt. Ik hoor de heer Samsom vanaf 2012 steeds, en terecht, zeggen: banen moeten er komen, banen moeten er komen. We hebben het net al gehad over het verlies van tienduizenden banen in de zorg. Laat ik een andere tak van sport pakken: de bouw. De woningcorporaties vormen een van de belangrijkste opdrachtgevers in de bouw. Ze zijn ook heel consequent. Woningcorporaties hebben altijd gezorgd voor niet alleen voldoende huurwoningen maar ook voor duurzaamheid en energiebesparende maatregelen. Dit jaar is dat drastisch naar beneden gegaan vanwege die verschrikkelijke verhuurderheffing, een ordinaire belasting voor het spekken van de staatskas. Het voorstel dat we vorig jaar lanceerden, was nu juist bedoeld om het om te zetten in een investeringsplicht. Werkgeversorganisaties waren zeer tevreden, de vakbeweging was zeer tevreden en zelfs de PvdA-minister van Sociale Zaken zag er heel veel in. Toch is het nog steeds niet doorgegaan. Kunnen we in de komende tijd, in de begroting voor volgend jaar, nu eens een begin maken door een deel ervan om te zetten in een investeringsplicht, wat tienduizenden banen in de bouw oplevert?  De heer Samsom (PvdA): Dit is eigenlijk de discussie over de begroting van vorig jaar of, beter gezegd, de discussie over het herfstakkoord van vorig jaar. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij een deel van de verhuurderheffing inderdaad omzetten in iets anders: 400 miljoen voor energiebesparing. Niet voor niets ben ik zo getergd door de langzame start van het energiebesparingsfonds, want dit treft met name de woningbouwcorporaties. Ik hoor graag van het kabinet of de woningbouwcorporaties daar volledig aan willen en kunnen meewerken, want misschien is daar nog wel iets te versnellen. Wij hebben ook nog een andere belastingverlichting voor ze doorgevoerd. Wij hebben die maatregelen dus wel degelijk genomen, maar het zijn er niet zoveel als de heer Roemer zou willen. Dit is de politiek van kleine stapjes voorwaarts. Wij hebben echter wel degelijk gezien dat woningbouwcorporaties onder druk staan en dus weinig bouwen en verbouwen. Met extra middelen en een lastenverlichting proberen wij dit tij te keren. Net als de heer Roemer ben ik heel benieuwd naar de resultaten en daarom ben ik erg getergd door het feit dat die zo lang uitblijven.  De heer Roemer (SP): De kleine stapjes voorwaarts zijn nog slechter dan de stappen tijdens de processie van Echternach; om die nog maar eens te noemen. Door de enorme verhuurderheffing zetten wij namelijk een grote stap achterwaarts. Als wij het volledige bedrag zouden omzetten naar een investeringsplicht, zou dat betekenen dat er minder woningnood is en dat er veel meer in duurzaamheid geïnvesteerd kan worden. Dan doen woningcorporaties weer waartoe ze in het verleden ook in staat waren, namelijk wijkvoorzieningen bouwen in krimpgebieden. Dat is nu allemaal komen te vervallen. Bovendien levert ons dat 80.000 banen op. Mijnheer Samsom, ik weet dat degenen met wie u het woonakkoord hebt afgesloten, niet willen dat u met mij zaken doet. Maar doe het dan voor de 80.000 bouwvakkers die een baan willen hebben. Doe het dan voor datgene waar u eigenlijk ook voor staat, namelijk banen en duurzaamheid in de bouw en het oplossen van woningnood.  De heer Samsom (PvdA): Ik verschuil mij graag achter compromissen met andere partijen, maar de verhuurderheffing stond gewoon in het verkiezingsprogramma van de PvdA. Sterker nog, de heffing was in ons verkiezingsprogramma iets hoger ingeschaald dan die in de realiteit uiteindelijk uitvalt. De Partij van de Arbeid koos ervoor om ook bij de huren iets te veranderen. Wij zien namelijk dat er in de woningbouw, bij de woningbouwcorporaties, veel meer mis is gegaan in de afgelopen jaren. Daar hebben wij het hier met z'n tweeën nog niet over gehad en dat zou ook voorbarig zijn. Er is dus veel meer misgegaan. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar het rapport van de enquêtecommissie daarover. Ik denk dat wij in de toekomst, wellicht samen, stappen kunnen zetten om die misstanden te herstellen. Het gaat daarbij om meer dan geld alleen. Dit was dus geen compromis met andere partijen, maar de uitvoering van hetgeen wij in ons eigen verkiezingsprogramma aan de kiezers hadden voorgelegd.  De heer Roemer (SP): De heer Samsom probeert mijn vragen elke keer te ontwijken. Het is jammer dat hij deze kans op zo verschrikkelijk veel banen in de bouw, tienduizenden, laat liggen, terwijl een groot deel van zijn achterban en de vakbeweging daar voorstanders van zijn. Ook de werkgevers en heel het maatschappelijke middenveld vinden dit een heel goed plan. Het is jammer dat de Partij van de Arbeid achterblijft, want dit is een kans voor de PvdA om banen te creëren en daar strijden wij samen voor. Jammer!  De heer Samsom (PvdA): Ik probeerde deze vraag ook te ontwijken om niet terug te keren naar een enigszins pijnlijk thema. Wij hebben deze discussie namelijk al eens eerder gevoerd. Het Centraal Planbureau heeft dit doorgerekend en daar bleef niets van over. Ik kan het niet mooier maken dan het is, maar er bleef niets van die banen over. Misschien is het berekend met modellen en toestanden, maar als de heer Roemer zich daarop beroept, moet ik zeggen: het klopte niet, helaas.  Ik had het over werk creëren door een actieve overheid. Daarvoor kunnen wij kijken naar de Eemsdelta. De commissie-Willems heeft de overheid geadviseerd om daar niet alleen de regels aan te passen, maar ook om te bemiddelen en actief op te treden tussen private partijen en om met garanties en investeringen de nodige extra financiering los te krijgen. Zo zijn er talloze voorbeelden. Wij vroegen al in een eerder debat aandacht voor het reeds genoemde Pact van het Noorden. Ik ga nu niet al die voorbeelden doornemen, maar ik vraag het kabinet om de juiste instelling bij al deze initiatieven en plannen. Het kabinet moet niet achteroverleunen en niet menen dat de markt het werk wel in zijn eentje doet, maar actief optreden. Het kabinet moet de markt helpen om iedere kans op een baan te verzilveren. Want al gaat het langzaam wat beter met Nederland, thuis merkt men er nog te weinig van. Wij willen dat iedereen het gaat merken: werk voor wie geen baan heeft, wat meer te besteden voor de meeste Nederlanders en de beste zorg voor wie zorg nodig heeft. Het kabinet moet dat verschil de komende jaren gaan maken.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Samsom vraagt onder andere aandacht voor het Pact van het Noorden, dus voor regionale banenplannen. Dat is niet de eerste keer, want wij hebben hierover samen een week voor het zomerreces een motie ingediend, waarin wij het kabinet vragen daarmee aan de slag te gaan. Deze motie is aangenomen en is het dan niet teleurstellend dat in de groei-en-banenbrief de regio helemaal niet voorkomt? Is dat niet een gemiste kans? Zo ja, moeten we die fout dan niet herstellen?  De heer Samsom (PvdA): Ik vraag er niet voor niets specifiek aandacht voor. Ik zie dit debat namelijk ook als een mogelijkheid om die werken-aan-groeibrief aan te vullen. Mijn collega Halbe Zijlstra deed dat in zijn termijn ook. Laten we optimaal gebruikmaken van wat de Kamer allemaal vindt en wil. Een actieve houding bij dit soort regionale plannen lijkt mij een integraal onderdeel te moeten zijn van het beleid van de overheid op het gebied van werk.  De heer Slob (ChristenUnie): Die groei-en-banenbrief is prachtig, maar de opdracht aan het kabinet is dus: de regio, de regio, de regio! Die opdracht moet er ook in en dat bent u vergeten te doen. Laten we dat even herstellen.  De heer Samsom (PvdA): Als u het zo formuleert, dan zal de premier er morgen ongetwijfeld op reageren. Ik had het idee dat de groei-en-banenbrief of de werken-aan-groeibrief vooral bedoeld was om allerlei nieuwe dingen in op te schrijven. Deze opdracht is misschien al wel gewoon onderdeel van het beleid van het kabinet. Als dat zo is, dan wil ik er in ieder geval meer van terugzien. Wij zijn ongeduldig, want wij willen voor het Noorden iets kunnen betekenen. Er liggen plannen: laat zien dat er verschil gemaakt kan worden.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik deel de urgentie die de heer Samsom uitspreekt. We moeten inderdaad investeren. Investeren kost echter ook geld. Wat hij in feite wil doen, is een aanvulling op het verhaal van de heer Zijlstra, die niet aan de grassprietjes wilde gaan trekken. Wat de heer Samsom wil, is die grassprietjes water geven en wel met water van de overheid. Dat betekent dat dit geld ergens gevonden moet worden. Ik zie dat geld niet terug in de begroting en de pensioenfondsen verleiden is een mooi idee, maar verleiden doe je alleen door ze een goed rendement te garanderen. Het betekent dat de heer Samsom eigenlijk anticyclisch moet gaan investeren en dat hij bereid moet zijn om daar extra geld voor vrij te maken. Ik geef een voorbeeld van hoe dat kan. De rente op de staatsleningen is hartstikke laag en daar kan dus nog wel wat bij om echt anticyclisch te investeren. Bedoelt hij dat met "investeren" of zijn het allemaal praatjes voor de vaak?  De heer Samsom (PvdA): Nee, maar ik bedoel ook niet te zeggen dat groei realiseren door schulden te maken een goed idee is. Dat is iets waar je sociaaldemocraten niet op kunt betrappen. Er is niets links aan een grote staatsschuld achterlaten voor toekomstige generaties. Het opmaken van geld dat er niet is, is bovendien niet zo heel verstandig. Je kunt veel beter op zoek gaan naar geld dat er nog wel is, bijvoorbeeld bij pensioenfondsen en vermogens van particulieren. Die worden nu dan ook gestimuleerd om hun vermogens eerder in te zetten.  Verder kun je ook kijken naar geld dat al in de begroting is vrijgemaakt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft 20 miljoen vrijgemaakt voor dat plan voor het Noorden. De heer Slob en ik bespraken net dat er ergens 40 miljoen beschikbaar is. Of we dat geld kunnen inzetten, weet ik niet, maar je hoeft er geen nieuwe obligaties voor uit te geven. We zouden dat geld goed kunnen aanwenden voor het creëren van meer banen. Ik heb het over een houding, over inzet, over een activistische opstelling van dit kabinet bij het creëren van meer banen. De heer Zijlstra had het er op zijn manier ook over, want hij ziet — overigens ben ik dat best met hem eens — dat werkgevers meer mensen aannemen als je regels en belemmeringen wegneemt. Wij zitten in een coalitie waarvoor geldt: als de een het een wil en de ander het ander, dan komen we soms uit op wat we allebei gaan doen. Dat zou in dit geval misschien alleen maar goed zijn, want hoe meer banen, hoe beter.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Als je anderen wilt verleiden, bijvoorbeeld vermogensbeheerders of pensioenfondsen, dan moet je hun een extra rendement kunnen garanderen. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanleg van een weg in Drenthe. Men heeft er daar namelijk voor gezorgd dat het pensioenfonds dat in die weg heeft geïnvesteerd, kan rekenen op een goed rendement. Er moet dus geld bij en dat is geld van de overheid. Als je dat geld creëert door extra te lenen, maak je geen schulden voor volgende generaties, maar investeer je in een basis om al die schulden af te betalen die in het verleden, ook door de Partij van de Arbeid, zijn gemaakt.  De heer Samsom (PvdA): Bij pensioenfondsen gaat het echt om iets meer dan dat. Pensioenfondsen zijn bijvoorbeeld huiverig om te beleggen in de Nederlandse woningbouw, omdat die leningen nergens doorverkocht kunnen worden. Daar schijnen pensioenfondsen nogal aan te hechten, want hun uitstaande investeringen moeten wel ergens een waardering krijgen, anders hebben ze er geen rendement op. Een nationaal investeringsinstituut zou dan ook kunnen helpen om dat soort investeringen een verkoopbare status te geven. Dan gaan pensioenfondsen wél in Nederland beleggen. Makkelijk is het niet. Ik ben de laatste om te zeggen dat het zomaar simpel kan, want je ziet hoe pensioenfondsen aarzelen. Je ziet overigens ook hoe wij allemaal, als deelnemers in het pensioenfonds, gewoon een hoog rendement willen en niks anders dan dat. Eenvoudig is het dus niet. Maar ik denk dat er meer kan en dus ook meer moet dan er op dit moment gebeurt, zonder nieuwe schulden te maken, zonder geld uit te geven dat er niet is, maar gewoon met de politiek zoals die hoort te zijn: optreden daar waar nodig.  De voorzitter: Tot slot, mijnheer Klein.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Wat overblijft van deze woorden: je mag geen schulden maken, je mag er geen geld bij doen, maar er moet toch "iets meer". Ik begrijp het zo dat de heer Samsom "iets meer" in de lucht laat hangen. Het zijn maar lege woorden. Geld mag het niet worden, schulden maken mag ook niet, dus waar wil mijnheer Samsom het vandaan halen?  De heer Samsom (PvdA): Wij draaien in cirkels rond. Zoals ik eerder zei, is er bijvoorbeeld al 20 miljoen voor het Noorden en is er 40 miljoen boven op het geld dat vrijgemaakt was voor bijvoorbeeld de banen in de thuiszorg. Er is geld; ik noemde slechts een paar voorbeelden. Wat er nu nodig is, is inzet. Die verwacht ik, omdat het mij niet snel genoeg gaat.  Voorzitter. Dit ging alleen nog om de komende jaren; belangrijk genoeg. Het kabinet moet echter ook een verschil gaan maken voor de toekomst die daarna aanbreekt, en die is langer. Hoewel de uitvoering van alle gemaakte plannen heel veel zal vergen, ook van deze bewindslieden, rust op dit kabinet ook de plicht om verder te kijken naar de toekomst, om Nederland sterker te maken voor de langere termijn, om een antwoord te geven op de allesbepalende vraag: hoe verdienen wij eigenlijk met z'n allen ons geld in 2025? Hoe ziet de samenleving er dan uit?  Wij wisten het al na de bankencrisis, en na de zomer van 2014 is het helemaal duidelijk: onze economie moet robuuster worden, minder afhankelijk van de grillen van de financiële sector en van de import van olie en gas uit Rusland of het Midden-Oosten. Dat betekent dus: meer inzetten op innovatieve maakindustrie en op familiebedrijven, door radicaler te kiezen voor techniekonderwijs en voor de stimulering van het mkb, voor duurzame technologie en voor nieuwe vormen van energie. Het betekent ook dat wij werk moeten gaan herwaarderen, ook via de belastingen. In een werkende en schone economie zijn de belastingen op werk laag en de belasting op consumptie en milieuvervuiling wat hoger. Op dit moment is het andersom. Dat is niet uit te leggen aan al die mensen die een baan zoeken.  De PvdA is daarom blij met het omvangrijke kabinetsplan om het belastingstelsel te herzien. In dat nieuwe stelsel moet werken meer gaan lonen. Dat is rechtvaardig, het zorgt voor ten minste 100.000 banen extra en leidt dus tot minder werkloosheid. Mensen die werken, gaan minder belasting betalen en krijgen een groter deel van wat zij verdienen zelf in handen. Het wordt dus ook goedkoper voor bedrijven om werknemers in dienst te nemen. Zo keren wij de trend dat schoonmakers, bouwvakkers en mensen die werken in de thuiszorg met onzekere flexbanen genoegen moeten nemen. Ook zij kunnen dan gewoon weer in loondienst met een fatsoenlijk arbeidscontract.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is natuurlijk een mooie droom die de heer Samsom hier schetst, maar gezien de brieven van het kabinet en de Miljoenennota, staat er tot nu toe nog niets concreet op papier om het daadwerkelijk mogelijk te maken dat datgene wat wij in overvloed hebben, namelijk arbeid, goedkoper wordt en datgene wat schaars is, duurder. Daar is nog geen begin mee gemaakt. De heer Samsom heeft waarschijnlijk mijn interruptiedebatje met de heer Zijlstra gehoord. De heer Zijlstra zei daarin dat hij ervoor openstaat om te kijken naar grondstoffenbelasting. Dat moet het groene hart van de heer Samsom toch harder doen kloppen, net als dat van mij? De kansen zijn er dus kennelijk om nu ook de verduurzaming van het belastingstelsel vorm te gaan geven. Gaat het gebeuren?  De heer Samsom (PvdA): Als het aan ons ligt wel, en als het plan van het kabinet in de juiste aarde valt, als het bijvoorbeeld op het juiste draagvlak in de Kamer valt, zouden wij daarvan best iets terug kunnen zien. In detail staat het er niet in. Mevrouw Thieme zei net dat er niets van te zien is, maar er is heel veel van te zien. Wij zien een enorme belastingschuif, van 10 miljard, en een nettolastenverlichting van 3 tot 5 miljard. Bij elkaar gaan de lasten op arbeid dus 13 tot 15 miljard euro omlaag. Dat is nog nooit vertoond. Het is ook hard nodig.  En ja, een deel daarvan, welk deel precies gaan we met z'n allen bespreken, zou terecht kunnen komen in consumptie of milieuvervuiling, bijvoorbeeld door in de btw wat tarieven te harmoniseren of uitzonderingen te schrappen. Dat is een voorbeeld dat wordt genoemd: hartstikke concreet. Het wordt nog niet morgen ingevoerd, maar is wel nu al klaar om in te voeren zodra de lastenverlichting er is. Die is namelijk wel nodig, daar staat mijn partij pal voor.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik vind het heel erg belangrijk dat ik hoor wanneer wij de concrete plannen te zien krijgen. Dat vraag ik aan het kabinet. Ik lees echter nu al in de brief over het belastingplan dat er wat betreft de grondstoffenbelasting vooral gewezen wordt naar de Europese Unie. Het moet op Europees niveau gaan gebeuren. We gaan het niet nationaal doen, terwijl we op nationaal niveau tot wel 5 miljard euro zouden kunnen besparen op allerlei vrijstellingen, zoals verlaagde tarieven voor de gasgrootverbruikers, verlaagde tarieven voor de glastuinbouw en vrijstellingen voor de energie-intensieve industrie. Dat zijn allemaal nationale vrijstellingen die we nu al zouden kunnen aanpakken. Ik neem aan dat de heer Samsom tegen dit kabinet zegt: de PvdA-fractie gaan er niet mee akkoord dat er simpelweg alleen maar wordt gewezen naar Europa en dat daar eventueel moet worden gekeken naar een grondstoffenbelasting; nee, wij zullen in Nederland afkomen van die vrijstellingen.  De heer Samsom (PvdA): Dat lijstje is illustratief, want het grootste bedrag erop betreft de vrijstelling op kerosine. Dat is niet eens een Europees probleem; het betreft een wereldwijde afspraak in een verdrag ergens ver weg in Montreal afgesloten. In dat verdrag hebben alle landen ter wereld met elkaar afgesproken — of ik het nou leuk vind of niet; ik kreeg geen gelijk — dat kerosine vrijgesteld is van accijns en zelfs van btw. Tja, dan heb je inderdaad een enorm lagere last op die brandstof. Ik zou die graag willen verhogen. Vliegen binnen Nederland vind ik sowieso niet zo heel verstandig; vliegen doe je vooral internationaal en daar zullen we dus echt internationaal afspraken over moeten maken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb het niet over de vrijstelling voor kerosine. Die is inderdaad 1,7 miljard euro, daar zijn op Europees, internationaal niveau afspraken over gemaakt. Daar heb ik het niet over; ik heb het over de 3,5 miljard aan vrijstellingen die op Nederlandse grond, hier, worden vastgesteld door dit kabinet en die door dit kabinet nog steeds worden geaccepteerd. Ik heb het over het verlaagde tarief voor gasgrootverbruikers van 1,5 miljard, over het verlaagde tarief voor de glastuinbouw van 90 miljoen en het verlaagde tarief voor elektriciteitsgrootverbruikers van nota bene 1,8 miljoen euro. Dat zouden we nu kunnen bezuinigen. Daar zouden we verlaagde belasting op arbeid mee kunnen bekostigen. Ik vraag de heer Samsom nogmaals of hij bereid is om te kijken naar deze nationale vrijstellingen, die we volgens het Planbureau voor de Leefomgeving nu kunnen en moeten afschaffen.  De heer Samsom (PvdA): Ook daar geldt echt een internationale context. Wij stellen bedrijven vrij van tarieven die we zelf vrij hoog hebben gesteld voor kleinverbruikers. Daar ben ik overigens trots op, want dat stimuleert ons allemaal tot enige energiebesparing. Sommige bedrijven echter, bijvoorbeeld Tata Steel, concurreren in de internationale wereld. Mevrouw Thieme spreekt over banen. Bij Tata Steel werken ongeveer 6.000 mensen. Dat zijn 6.000 heel goede redenen om nog even na te denken over de snelle afschaffing van die vrijstellingen. Dan zitten we namelijk met een groter probleem. Graag werk ik samen met mevrouw Thieme om de milieulasten wat te verhogen en de lasten op arbeid wat te verlagen. Over die koers verschillen wij niet van mening. Ik kijk echter ook naar ons bedrijfsleven en de mensen die daar werken. Ook die gun ik een goede toekomst.  De voorzitter: Tot slot, mevrouw Thieme.  Mevrouw Thieme (PvdD): Dit zijn exact de woorden die de heer Samsom een aantal jaar geleden hoorde toen hij daarboven op de publieke tribune zat. Destijds hoorde hij de politici zeggen: we gaan eerst meer geld verdienen; we moeten eerst de concurrentiepositie van Nederland verbeteren voordat we aan het milieu toekomen. Toen zei de heer Samsom, op die tribune: ik zou nu het liefst naar beneden springen omdat de urgentie om iets aan het klimaat te doen zo groot is; de mensen daar beneden in de plenaire zaal weten helemaal niet waarover zij het hebben. Ik hoor nu de heer Samsom exact hetzelfde zeggen als die politici destijds. De idealen zijn dus gestrand, omdat de heer Samsom zo graag wil samenwerken met de VVD, een van de meest milieuonvriendelijke partijen van dit land. Zo zonde!  De heer Samsom (PvdA): Ik herken de anekdote, want ik heb die zelf meegemaakt. Het betrof echter de walvisjacht en inmiddels zijn we heel veel stappen verder in het voorkomen daarvan, mede dankzij de zeer brede inzet hier. Het was dus toch een ander voorbeeld.  De heer Pechtold (D66): De heer Samsom sprak zojuist in juichende superlatieven over het belastingstelsel. Hij sprak over de effecten van 100.000 banen en over de enorme inkomstenbelastingverlaging die daaruit voortkwam. Hij had het over een fantastische plan. Waar is dat plan?  De heer Samsom (PvdA): In de brief van 26 kantjes die u gisteren kreeg! Voordat u die brief kreeg, sprak u er nog schande van dat die brief er niet was. Nu is wat in die brief staat een schande en ik heb zomaar het vermoeden dat als ik nu een antwoord geef, het ook niet genoeg is. Volgens mij moeten wij vandaag proberen om op dit punt tot elkaar te komen. In die brief staat de ambitie, het plan, om de lasten op arbeid te verlagen met 13 tot 15 miljard euro. Deels is dat geld te vinden door elders lasten te verhogen, dat klopt, bijvoorbeeld lasten op consumptie of milieuvervuiling. Het kan ook door het aanpakken van schijnconstructies, ontduikingsmogelijkheden, ontwijkingsmogelijkheden, ook wel met een mooi woord "aftrekposten" genoemd. Daarvan kun je er heel veel schrappen. Dat levert geld op en dat kun je vervolgens weer inzetten om ondernemers te stimuleren om mensen aan te nemen. Ondernemerslasten verlagen is dus een integraal onderdeel van dat plan. Zo kun je met elkaar komen tot een nieuw belastingstelsel waarin werk meer loont, waarin de economie sterker wordt en waarin wij vermogens wat rechtvaardiger belasten; daarover had de heer Pechtold eerder al een debatje met de heer Zijlstra. Zo kunnen wij verder komen.  De heer Pechtold (D66): Zo concreet als de heer Samsom nu de effecten beschrijft, zo vaag is hij nu ook over de manier waarop wij dat gaan doen. Dit is geen discussie die gisteren per brief gestart is. Deze discussie is twee jaar geleden gestart. Vanuit de Kamer is nu een aantal keren gevraagd om concreet te zijn. Ik heb een aantal vragen aan de heer Samsom, vragen die ik ook aan zijn collega Zijlstra heb gesteld. Zijn er voor de PvdA taboes op het gebied van de toeslagen? Zijn er voor de heer Samsom ook mogelijkheden om niet alleen te kijken naar meevallers, zoals de minister van Sociale Zaken zegt, maar ook naar de manier waarop de stijgende overheidsuitgaven beperkt kunnen worden, om zo tot die miljarden te komen? En is de heer Samsom het met mij eens dat wij voor een verantwoorde behandeling van de begroting voor 2016 in het vroege voorjaar, in februari, de discussie in de Kamer moeten kunnen starten?  De heer Samsom (PvdA): Een willekeurige datum! Ik zal de vragen alle drie langslopen. Nee, er zijn geen taboes op toeslagen. Ook mijn fractie heeft al eerder aangegeven dat zij een einde wil maken aan de toeslagenfabriek, zoals die wat oneerbiedig wordt genoemd ten opzichte van alle ambtenaren die er op dit moment zo hard mee werken en worstelen. Zo kunnen wij nu van 99% van de kinderopvangtoeslag af door die direct aan de instellingen uit te keren. Dat levert een heleboel voordelen op. Verder kennen wij geen taboes, maar hebben wij wel principes. Wij willen dan ook dat inkomensverdeling die wij in dit land voor elkaar hebben gebokst, blijft zoals die is. Niet tot op elk detail — dat gaat niet, die discussie hadden wij al eerder met elkaar — maar wel in grote lijnen. De heer Zijlstra legde het heel treffend uit: als je wilt toeslaan op het gebied van de zorgtoeslag, zul je toch ook echt moeten kijken naar het verhogen van bepaalde uitkeringen om ervoor te zorgen dat die mensen niet getroffen worden. Die zoektocht is niet af, onder andere omdat die ingewikkeld is, maar ook omdat u er nog aan mee moet of mag doen, wat u wilt. Zodra die zoektocht af is, is die onderdeel van ons plan.  De heer Pechtold (D66): Wij worden zo langzamerhand concreter. Wij zitten nog niet op de datum die wij moeten halen voor de begroting van 2016, want dan moet je toch op 1 april de belangrijkste maatregelen genomen hebben als je een goed parlementair proces wilt. Ik zie de ministerie van Financiën ja knikken; het kwam tenminste erg als een "ja" over. Dan moet je dus 1 februari wel halen.  Maar nu concreter. De toeslagen zijn bespreekbaar, maar PvdA-minister Asscher was verantwoordelijk voor de huishoudentoeslag. Daaruit moest 1,3 miljard komen, maar dat lukte in het eerste jaar al niet. Ik aarzel dus of het dadelijk gaat lukken om in dezen met dit kabinet concreet te worden, want het lukt uw eigen minister op dit moment niet. Mijn tweede vraag beantwoordt u ook niet: gaan wij het alleen in de meevallers zoeken of is de PvdA ook bereid om verder te snijden in de stijgende rijksoverheidsuitgaven, om ervoor te zorgen dat wij die loonbelasting, waaruit de werkgelegenheid voortkomt, ook kunnen realiseren?  De heer Samsom (PvdA): In een deel van zijn vraag was de heer Pechtold in discussie met zichzelf en hij heeft zichzelf overtuigd, merk ik.  De heer Pechtold (D66): Nog 149 te gaan, waarvan ik er 11 ...  De heer Samsom (PvdA): ... een beetje onder controle heb. Nee, excuses voor die opmerking. Er was geen gedetailleerder plan denkbaar dan de huishoudentoeslag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De heer Pechtold zei het zelf al: toch lukte het niet om hem heel snel in te voeren. Sommige dingen zijn nou eenmaal ingewikkeld; ik hield net al een heel betoog over het creëren van banen. 1 januari of 1 februari aanstaande, of wat de heer Pechtold dan ook noemt: volgens mij heeft hij met het eerste deel van zijn vraag het tweede deel beantwoord. Laten we kijken hoe snel we kunnen gaan. Wat mij betreft is sneller altijd beter dan langzaam, maar het moet wel zorgvuldig gebeuren.  Over hoe we dat geld bij elkaar krijgen, staat al iets in de brief. Het gaat om 3 miljard tot 5 miljard nettolastenverlichting. Wat de PvdA-fractie en het kabinetsplan betreft, gaat dat dus om meevallers. Dat heeft te maken met de discussie die we al eerder hadden. Stel dat de heer Pechtold de stoute schoenen aantrekt en nu nog 3 miljard tot 5 miljard wil bezuinigen — het lukte de heer Buma ook niet zo goed — dan raakt dat de inkomens in dit land hard. We hebben dat eerder gezien. Het is weer te compenseren, maar dan zal de heer Pechtold weer verdere lastenverlichting moeten creëren, waardoor hij in zijn eigen zeil blaast en het bootje niet vooruit gaat. Het kabinetsplan is verstandig en een mooi compromis tussen de VVD en de Partij van de Arbeid, op vele vlakken. Het gaat uit van 13 miljard tot 15 miljard lastenverlichting op arbeid, waarvan 3 miljard tot 5 miljard nettolastenverlichting. Voor het tempo waarin we dat kunnen doen, hebben we enigszins hulp nodig van een aantrekkende economie. Dat staat in de brief en vind ik een verstandige werkwijze.  De heer Pechtold (D66): De kritiek van het kabinet op de commissie-Van Dijkhuizen, waarin dit allemaal bedacht is, is dat het papieren banen zijn, 140.000 in aantal. Het kabinet komt nu met 100.000 banen, wederom van papier, als het zo uitkomt als in de algemeenheden waarin de heer Samsom blijft vervallen. De datum waarop het kabinet met de plannen komt, wordt door de heren Samsom en Zijlstra op de lange baan geschoven. Ik vraag nu naar een aantal concrete zaken. Ik ben blij dat de toeslagen bespreekbaar zijn, maar ik vind het jammer dat er alleen wordt gekeken naar de meevallers.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Ik zeg niet dat er 3 miljard tot 5 miljard uit bezuinigingen moet komen, maar vraag of het mogelijk is om de stijgende overheidskosten voor een deel af te tikken.  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Is dat een taboe? Dat is mijn vraag, en verder toch concreter: is de heer Samsom het met mij eens dat er in het vroege voorjaar helderheid moet zijn als je het op z'n minst in 2016 wilt invoeren? Voorzitter, dit was mijn laatste poging.  De heer Samsom (PvdA): Of het nou is in het vroege of late voorjaar; ergens in 2015 moet er wel helderheid zijn als je in 2016 iets wilt. Dat klopt. De laatste helderheid over de begroting van komend jaar was er overigens in augustus van dit jaar. Je kunt er wat langer mee wachten, maar dat is niet verstandig. Wat mij betreft doen we het dus zo snel mogelijk. Er zijn geen taboes, maar dit belastingplan, de belastingbrief, is wel gebaseerd op uitgangspunten en principes, namelijk dat de bereikte inkomensverdeling in dit land zo blijft als die is. Dat vinden we rechtvaardig. Het kan zijn dat de heer Pechtold briljante ideeën heeft om 3 miljard tot 5 miljard te bezuinigen op de stijgende overheidsuitgaven, vaak voor zorg en sociale zekerheid, zonder de kwetsbaren hard te raken. Ik wacht die ideeën met spanning af, maar ik heb ze nog niet gezien. Afgelopen augustus zat hij aan tafel en toen deed hij daarvoor geen voorstellen. Het voorjaar daarvoor heb ik ze ook niet gezien.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vind het ook belangrijk dat er snel een nieuw belastingstelsel is; ik dacht zelf aan 1 februari 2015. Dat is misschien een goed idee, maar ik vind het eigenlijk nog belangrijker dat het belastingstelsel goed wordt herzien. Dat hangt heel erg af van het doel dat je jezelf stelt. Als ik de brief goed heb gelezen, zegt het kabinet drie dingen: het moet minder complex zijn, meer werk opleveren en groei genereren. Is het een idee om daaraan twee expliciete doelstellingen toe te voegen? Het moet groener, want we moeten de economie op een groen transitiespoor zetten. Het moet daarnaast eerlijker; we moeten oneerlijke inkomensverschillen corrigeren, want met name aan de top rijzen de inkomens op dit moment de pan uit. Dat het minder complex moet en tot meer banen moet leiden is hartstikke goed, maar het moet dus ook eerlijker en groener. Zou dat een idee zijn?  De heer Samsom (PvdA): Daar ben ik heel erg voor, maar "groener" zit impliciet besloten in "meer groei" en "meer banen". U en ik zijn zelfverzekerd wat onze idealen en uitgangspunten betreft; wij weten dat een economie sterker wordt als je arbeid wat minder belast en consumptie wat meer. Wij zien dat gebeuren, niet alleen in Nederland maar ook in landen die ons in dat voorbeeld zijn voorgegaan. Ik ben ervan overtuigd dat het uitgangspunt van meer werk en meer groei ook betekent dat je moet durven verschuiven van arbeid naar consumptie. Dat is een groener belastingstelsel en daarin kunnen we elkaar dus vinden.  Op het punt van "eerlijker" sprak u over de topinkomens. Die zijn beter aan te pakken met een Wet normering topinkomens, want fiscaal is dat geld niet meer uit de handen te slaan. Daarom voeren we die wet in. Dat is een beter middel om een eerlijke inkomensverdeling te krijgen. In de discussie die de heer Zijlstra met u of uw collega's voerde, kwam al naar voren dat vermogen in dit land onrechtvaardig wordt belast. Als je het op de bank zet en je daarvoor 1% rente krijgt, dan betaal je belasting alsof je 4% winst maakt. Als je ermee op de beurs speelt en je 10% of 15% rendement pakt, dan betaal je ook belasting alsof je slechts 4% rendement hebt gemaakt. Wij willen kijken of het mogelijk is om dat rechtvaardiger te belasten. Dat is een belangrijk uitgangspunt en ik ben blij dat het erin staat.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Met dat laatste ben ik het heel erg eens: het gaat vooral, in eerste instantie, om de belasting op vermogens en om de reële rendementen die op vermogens worden gehaald. Ik heb de heer Zijlstra dat ook horen zeggen vandaag, dus daar komen we wel uit. De manier waarop de verlaagde lasten op arbeid worden gefinancierd, wordt door het kabinet echter nog heel erg opengehouden, voor zover ik begrepen heb uit de brief. Een van de mogelijkheden is om dat met "groene" heffingen te doen. Ik zou nu juist graag willen dat wij dat niet als een van de vele opties in de toekomstige modellen zetten, maar dat het een expliciete doelstelling is, omdat dat de manier is om onze economie op een groen spoor te zetten.  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben voor geen enkele optie een expliciete doelstelling gemaakt of de deur op slot gezet. Dat is nu juist de kunst van het maken van compromissen in de politiek. Ik nodig u uit om daaraan mee te blijven doen. U hebt al eerder laten zien dat GroenLinks daartoe in staat is en dat ook graag wil, waarvoor mijn waardering. Ook hier kan dat. U kunt aan tafel gaan zitten. Ik weet niet hoe de heer Wiebes de tafel gaat organiseren. Het kabinet is goed in de chaotische toestanden daaromheen en heeft daar veel oefening in, dus dat gaat lukken. Als u aan die tafel terecht bent gekomen, aarzel dan niet om in te brengen wat u een verstandige schuif vindt in het belastingstelsel. Misschien krijgt u ons wel aan uw zijde, al is GroenLinks op sommige punten altijd wat radicaler. Zo komen wij samen tot de juiste mix van een sterke en groene economie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben blij met de vaststelling dat GroenLinks op sommige punten altijd wat radicaler is. Dat vind ik zelf ook, maar het is goed om dat nog eens uit de mond van de heer Samsom te horen. GroenLinks wil altijd aan tafel, maar dan is het belangrijk dat je inzet op datgene wat je wilt bereiken, in dit geval de herziening van het belastingstelsel, en dat daarover overeenstemming bestaat. Vandaar mijn pleidooi, mijn beroep op de heer Samsom maar via hem ook op het kabinet, om de groene transitie niet alleen maar als een mogelijk instrument van heffing te gebruiken, maar ook op te nemen als doelstelling voor de hele operatie.  De heer Samsom (PvdA): Daar aarzel ik. Laat ik het maar harder zeggen: dat zou ik niet doen. Precies vanwege het debatje dat u eerder met de heer Zijlstra had. Helaas is het niet altijd lineair beter voor de economie om radicaal te vergroenen. De heer Vendrik heeft dat al mogen ervaren toen hij samen met de VVD probeerde om een groener belastingstelsel te maken, radicaal, zoals wij GroenLinks kennen. Het aantal banen dat daardoor vernietigd werd, omdat fabrieken zich verplaatsten, was angstaanjagend. Als wij het zo hard opnemen als doelstelling, bereiken wij niets. Het is echter wel onderdeel van het proces van het creëren van meer werk en het sterker maken van onze economie.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Er zit een heel groot gat in dat hele voornemen tot de belastinghervorming. Het wordt gedekt door mogelijke toekomstige meevallers. Wij weten pas aan het eind van een jaar of er in dat jaar mee- of tegenvallers zijn geweest. Voor het begin van het jaar boek je bijvoorbeeld op de zorg een bezuiniging in. Aan het eind van het jaar weet je of je het afgelopen jaar eigenlijk de belastinghervorming had moeten invoeren. Dus de grote vraag is: wanneer begint het nu echt? 1 februari is de start om het per wetgeving te kunnen doen, maar het kan zijn dat het nooit gaat gebeuren omdat die 3 tot 5 miljard aan meevallers er nooit komen. Regeren is daden stellen. Wanneer wordt het ingevoerd?  De heer Samsom (PvdA): Deze geweldige zelf gecreëerde gordiaanse knoop is een uitdaging voor de minister van Financiën. Laat ik dit jaar als voorbeeld nemen om te laten zien dat het ook anders kan. In augustus — dat is nog maar een maand geleden — zagen we dat er 1 miljard ruimte was om lasten te verlagen. Als we, in de hypothetische situatie dat wij deze discussie twee jaar eerder hadden gevoerd, nu een belastingherziening klaar hadden liggen waarmee je met die ene miljard nog heel veel dingen kon bereiken om lasten op arbeid te verlagen en hier en daar te verschuiven zonder ongewenste inkomenseffecten te creëren, hadden wij de klap al kunnen maken. Nu kan het niet, want wij zijn er nog niet klaar voor. Volgend jaar zijn we wellicht wel in augustus klaar om dat te kunnen doen en dan kunnen wij zo'n stap gaan zetten. Ik kan niet in de toekomst kijken, maar wij zien dat je bij een heel klein sprankje economisch herstel al 1 miljard aan lastenverlichting kunt gebruiken. Eigenlijk is het zonde dat wij die nu teruggeven aan mensen. Dat is goed, maar het is jammer dat wij die miljard niet gebruiken om de economie op andere fronten nog iets sterker te maken. Ik zou graag willen dat wij in augustus volgend jaar klaar zijn — precies het moment waarop de minister van Financiën ons met strenge stem vertelt wat er allemaal aan meevallers te vergeven zou zijn. Dan kunnen wij de eerste stap zetten.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dan wordt het eigenlijk nog gekker. Dan is het dus gewoon toeval of het wordt ingevoerd of niet. Als je strikt begroot, heb je vaker meevallers en zul je aan het eind je belastingplan kunnen uitvoeren. Begroot je iets ruimer, dan gebeurt dat niet. U praat over een plan, maar ik zie alleen luchtfietserij waarvan we niet weten of we ooit bij leven nog meemaken dat het wordt ingevoerd.  De heer Samsom (PvdA): Dat pessimisme deel ik absoluut niet.  De heer Klein (50PLUS/Klein): De gedachten over een nieuw plan en alles wat daarmee samenhangt; het is heel mooi en ik wil er ook graag aan meewerken. Alleen ligt er natuurlijk al een heel mooi plan, namelijk het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. De commissie heeft een totaalplaatje gegeven van de herzieningen, maar we hebben er nooit een reactie van het kabinet op gehad. Misschien kan de heer Samsom aangeven wat er niet goed is aan dat plan.  De heer Samsom (PvdA): Het was een prima plan, maar het is door coalities in diverse samenstellingen aan stukken gescheurd. Er was een coalitie die de btw eruit pikte en fors ging verhogen. Dat was een integraal onderdeel van dat plan. Het was jammer dat de bijbehorende lastenverlaging niet tegelijkertijd mogelijk was, maar dat was een onderdeel. In dat belastingplan stond ook dat we iets moesten doen op de woningmarkt. Dat heeft dit kabinet gedaan. We moesten iets doen met de pensioenen en dat is ook gebeurd. De onderdelen die we konden invoeren, hebben we zo snel als mogelijk ook doorgevoerd. Nu is er een deel over. Dat deel vind je ook terug in de belastingbrief van gisteren en zelfs meer dan dat. We gaan nu met een ambitie verder dan Van Dijkhuizen ons voorstelde. Op andere punten gingen we overigens wat minder ver, maar het plan heeft als inspiratiebron gediend voor daden, bijvoorbeeld het verhogen van de btw, het veranderen van de opbouwpercentages voor de pensioenen en het verminderen van de hypotheekrenteaftrek. Die daden zijn al verricht en nu is het plan een inspiratiebron voor verdergaande stappen, bijvoorbeeld het verschuiven van lasten van arbeid naar consumptie.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik ben pas twee jaar Kamerlid. Het eindrapport van deze commissie is in deze kabinetsperiode gepresenteerd en zou ook in deze kabinetsperiode uitgevoerd kunnen worden. Dat er vervolgens hier en daar selectief gewinkeld is, is een heel ander probleem. Het kabinet liep ervan weg om het integraal te bespreken en op te zetten. Waarom pakken we dat niet integraal terug? Dan kunnen we alle elementen die u net benoemde goed aan de orde krijgen, waardoor we een veel beter beeld krijgen van de herziening van het belastingstelsel.  De heer Samsom (PvdA): Ik deel uw analyse geheel, maar ik kan niets meer doen aan het feit dat voorgaande coalities, waarvan wij er overigens één waren, selectief hebben gewinkeld in dat plan. Ik ga echter niet de selectief uit de winkel getrokken dingen nog een keer doen. Dat gaat niet. Bij de pensioenen en woningen hebben we gedaan wat we konden. U vond dat trouwens al veel te ver gaan bij de pensioenen. Het is dus geen mogelijkheid meer om hetzelfde nog een keer doen. Het is wel een mogelijkheid om de rest van de belastingherziening zo integraal mogelijk aan te pakken, zodat we zo veel mogelijk banen kunnen creëren — meer dan 100.000, staat in de brief — en de lasten op arbeid kunnen verlagen.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Dan is niet helemaal goed aangegeven wat ik net heb gezegd. Het rapport is namelijk in deze kabinetsperiode gepresenteerd. Er zijn geen vorige coalities geweest die er selectief in gewinkeld hebben. Hooguit dit kabinet heeft iets geprobeerd — wat zouden we kunnen doen met de huishoudentoeslag? — maar voor de rest niet. Het is gewoon door de laksheid van dit kabinet geweest dat dit rapport niet meteen van een goede reactie is voorzien. Dat is een paar keer door de staatssecretaris van Financiën toegezegd, maar het is iedere keer door het kabinet op de lange baan geschoven. Nu ligt er een plan. Ik vraag wat daar mis mee is en zeg: pak het op, dan gaan we eraan schaven en maken we er iets moois van.  De heer Samsom (PvdA): Dan moet ik de geschiedschrijving verhelderen. Er waren ook voorgangers van dit rapport — die heetten niet Van Dijkhuizen, maar hadden weer een andere naam — waarin vergelijkbare suggesties stonden en waaruit is gewinkeld, zoals politici dat altijd doen. Wij proberen nu zo integraal mogelijk een belastingherziening voor elkaar te krijgen die werk oplevert voor Nederland. Dat is het allerbelangrijkste en daarom hoop ik ook op uw hulp en steun. Deze coalitie heeft in al haar dadendrang twee dingen naar voren gehaald, te weten de woningen en de pensioenen. We zien op de woningmarkt dat het werkt en we zien bij de pensioenen dat de koopkracht mede daardoor een beetje toeneemt. Ik ben daar trots op, maar nu moeten we verder.  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  De heer Samsom (PvdA): Je zou na al deze interrupties bijna gaan denken dat de toekomst alleen draait om de belastingen. Ik weet zeker dat als mijn dochter mij over 30, 40 jaar vraagt wat ik heb gedaan en voor elkaar heb gebokst, ik niet met haar naar de Belastingdienst rijd om haar trots de lage tarieven te laten zien. Dan wil ik haar iets anders laten zien. Wij moeten nog twee heel grote opdrachten voor de toekomst voor elkaar boksen. De eerste is dat wij een duurzame energievoorziening moeten opbouwen en de tweede is dat wij het best denkbare onderwijs moeten realiseren. Nederland heeft ongekende mogelijkheden voor nieuwe energieopwekking. Het is een potentiële wereldspeler op het gebied van offshore duurzame energieopwekking. De chemie kan zichzelf en Nederland een toekomst bezorgen met een radicale omslag naar biogrondstoffen in plaats van olie. Ons dichtbevolkte land is bij uitstek geschikt voor de aanstormende doorbraak op het gebied van zonne-energie en elektrisch rijden. Er is een overheid nodig die meer dan in het verleden richting geeft aan onze economie. Als we nu meer ambitie tonen, liggen nieuwe duurzame vooruitgang en nieuwe banen in het verschiet.  Meer ambitie betekent dus ook meer ambitie dan in de brief over werken aan groei op dit punt, maar daarin vind ik nu net niet de urgentie terug die de PvdA wel voelt als het gaat om energie. Wij doen dus een aanvullend voorstel. Laat Energiebeheer Nederland mee-investeren in duurzame energieproductie, zoals het dat ook doet bij olie en gas. Geothermie — warmte uit de diepe ondergrond en het lijkt ook nog een beetje op olie- en gaswinning — is daarvoor geschikt. Offshore wind zou dat ook kunnen zijn. Het zorgt voor extra kapitaal, het verdeelt risico's en het maakt zo een snellere groei van duurzame energie en daarmee vele banen mogelijk. Ik vraag het kabinet om dat als aanvulling op het plan te onderzoeken.  Bij een robuuste duurzame economie, waarin iedereen de kans krijgt om het beste uit zichzelf te halen, hoort ook het best denkbare onderwijs en niets minder dan dat. We moeten ons onderwijssysteem aanpassen aan de toekomst, want we wisselen steeds vaker van baan en functie-eisen veranderen snel. Maar een alleenstaande moeder met kinderen heeft vaak geen tijd om zich naast haar werk en de opvoeding ook nog eens parttime op de studie te richten. Waarom geven we haar niet de kans om in plaats van een of twee jaar in zes jaar een masterdiploma te halen? Waarom vervallen studiepunten als je er op je 20ste voor kiest om vijf jaar in het buitenland te gaan werken? We hebben nu een onderwijssysteem dat alles wat je om je werk heen doet veel te weinig waardeert. We moeten van werkplekken naar leerplekken, van prestatiegericht — iedereen in vier jaar een masterdiploma — naar kwaliteitsgericht en iedereen moet de opleiding krijgen die het best bij zijn of haar toekomstige baan of levensfase past. De op zichzelf goede voorstellen in de brief over werken aan groei kunnen wat mijn fractie betreft de komende maanden op dit punt nog worden aangescherpt en aangevuld. Niets minder dan het allerbeste onderwijs voor onze kinderen, dat moet immers onze ambitie zijn.  De PvdA is ervan overtuigd dat Nederland met de ingezette verbeteringen uit deze moeilijke periode kan komen en een sterkere en zorgzamere samenleving kan bereiken. Het is onze plicht om daarbij iedereen mee te nemen en niemand tussen wal en schip te laten vallen. De uiteindelijke doelen die ons voor ogen staan — betere zorg voor iedereen, een sterke economie en een duurzame energievoorziening — zijn de offers waard. Maar dat onder twee voorwaarden gebeuren. De offers moeten draagbaar blijven voor iedereen en we moeten perspectief blijven bieden op een betere samenleving op de lange termijn. Beide voorwaarden vragen het uiterste van dit kabinet. Het kan daarbij rekenen op het scherpst denkbare toeziend oog en op zo nodig bijsturende voorstellen van de PvdA-fractie.  De heer Roemer (SP): Ik heb me er gisteren zeer over verbaasd — laat ik het netjes zeggen — dat in de troonrede niet een keer is gesproken over armoede in Nederland. Ik heb het de heer Samsom ook niet horen zeggen. We hebben de cijfers van het Nibud gekregen en er zaten heel vervelende uitschieters bij, om het maar weer heel netjes te zeggen. Ik kan me de poster van de PvdA "Zo ziet eerlijk delen eruit" nog herinneren. Daar ging het over een bijstandsmoeder met een kind. Zij levert nu €312 in. Kan ik met de heer Samsom een deal maken dat er voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken voor al deze mensen die het niet kunnen missen een compensatieregeling komt, zodat zij niet zo geraakt worden zoals nu blijkt uit de cijfers van het Nibud?  De heer Samsom (PvdA): Allereerst is die compensatieregeling er. We hebben voor volgend jaar 80 miljoen of 100 miljoen vrijgemaakt voor armoedebestrijding. Daar hebt u uw woord, "armoedebestrijding". Het gaat ons aan hart als er kinderen opgroeien zonder kansen. Het gaat over meer dan geld. Het gaat over mee kunnen doen op de sportvereniging of in het theater bij het jeugdtheater. Daar willen we middelen voor vrijmaken en dat hebben we dus gedaan. Daar is de bijzondere maatregel die u zo graag wilde hebben.  Ja, vorig jaar stond er voor bijstandsmoeders met één kind een plus. Daar waren wij trots op. Nu staat er een min en daar baal ik van. Hoe je het ook in de politiek probeert te sturen, we kunnen niet op ieder gewenst niveau elke individuele situatie precies vanaf hier tunen. Als die bijstandsmoeder een baan vindt in het komende jaar, wat ik van harte hoop, dan gaat ze er met sprongen op vooruit. De PvdA kiest voor werk in deze periode. Werk is ons allerbelangrijkste thema. Tegelijkertijd kunt u de PvdA aanspreken, dag en nacht, op armoedebestrijding in Nederland. We zien in een crisis, als het moeilijk wordt, helaas altijd, met pijn in het hart, dat de armoede toeneemt. Dat gebeurt niet alleen doordat mensen die al arm waren nu door het ijs dreigen te zakken, maar ook doordat mensen die een gewoon inkomen hadden doordat zij hun baan verliezen opeens in grote problemen komen en bij de voedselbank terechtkomen. Dat trek ik me aan. Daar willen wij iets aan doen.  Het belangrijkste dat we eraan kunnen doen, is meer banen. Daarom heb ik het kabinet daar op dit moment zo op aangesproken. Het andere dat we kunnen doen, waar de PvdA in dit coalitieakkoord en elk jaar in elke begrotingsonderhandeling weer op staat, is een eerlijke en rechtvaardige inkomensverdeling. Ook dit jaar hebben we dat voor elkaar gekregen. Over ouderen is veel gezegd, maar ouderen zonder of met een heel klein pensioentje behouden hun koopkracht. Ja, als je een ruimer pensioen hebt dan vragen we een extra bijdrage. Dat is solidariteit, zoals de PvdA dat ziet. Ook een bijstandsgezin met een paar kinderen gaat erop vooruit. Ook daar hebben we voor gezorgd.  De heer Roemer (SP): Dat zijn mooie woorden, maar met onvoldoende daden. We zien dat de mensen met de hogere inkomens er het hardst op vooruitgaan. We zien ook dat de mensen met de allerlaagste inkomens — ik heb net een paar voorbeelden genoemd — klap na klap krijgen. We zien dat daar bovenop nog het eigen risico gaat komen, een huurexplosie gaat komen en hogere zorgpremies gaan komen. Dan weten we wie de klappen opvangen. Dan is het mooi dat u warme woorden spreekt, maar als die mensen niet worden geholpen dan is het einde zoek. De 800.000 mensen die in een betalingsregeling zitten omdat ze de zorg niet kunnen betalen, zitten niet op warme woorden te wachten. Zij wachten op daden waarmee die problemen worden opgelost. U levert die niet en dat is de PvdA onwaardig.  De heer Samsom (PvdA): Nu zegt u dat bovenop de koopkracht ook nog de huurstijging en de zorgpremies komen. Nee, die zitten er al in. Die koopkrachtplaatjes hebben we met zijn allen zo verfijnd dat inmiddels elk detail van het leven erin zit. Behalve als gewoon je auto stukgaat. Dan kan je koopkrachtplaatje gewoon de prullenbak in, want dan is er opeens een omstandigheid waar je niet op had gerekend en waar het koopkrachtplaatje niet in voorziet. Hetzelfde geldt als je een baan vindt, waardoor je koopkracht opeens stijgt. Laten we elkaar met zijn allen vinden in het ervoor zorgen dat Nederland weer sterker wordt. Dan zorgen wij er ook voor dat het socialer wordt.  De voorzitter: Mijnheer Roemer, tot slot.  De heer Roemer (SP): De meeste mensen die aan het eind van hun salaris, of dat nu een uitkering is of een salaris, nog steeds een stuk maand overhouden, zien daarin geen verbetering. Zij zien de kosten alleen maar stijgen en de inkomsten dalen. Het Nibud-plaatje was daar helder in. De mensen met de hogere inkomens gaan er harder op vooruit. Dat kan toch geen beleid van eerlijk delen zijn waar de PvdA voor staat? Als u daarbij blijft, is het helder waar eerlijk delen voor u voor staat.  De heer Samsom (PvdA): Vorig jaar leverden de hoge inkomens in en volgend jaar doen ze dat weer. Dat de hogere inkomens, de hogere middeninkomens, er dit jaar iets op vooruitgaan, komt door de afspraak die wij maakten met de VVD: de strafbaarstelling van illegaliteit is eruit gehaald in ruil voor een lastenverlaging, die overigens gericht is op werk. Ja, dat soort compromissen sluit je in de politiek, om met kleine en soms grotere stappen voorwaarts die ideale samenleving te bereiken. Al staat u 100 jaar langs de zijlijn te roepen dat het anders moet, wij ploeteren door in de richting van die betere samenleving. Stap voor stap.  De voorzitter: Dank u voor u bijdrage, mijnheer Samsom. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze.  De vergadering wordt van 19.43 uur tot 21.00 uur geschorst.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Precies twee maanden geleden, op 17 juli, overkwam honderden families in ons land het meest afschuwelijke wat mensen kan overkomen: het verlies van een of meer geliefden. Heel Nederland deelde in dat verdriet. Wij zullen de slachtoffers nooit vergeten. De zomer van 2014 zal steeds de zomer van MH17 blijven. Namens mijn fractie wil ik het kabinet een oprecht compliment maken, in het bijzonder de minister-president, maar ook de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, voor de manier waarop zij hun werk hebben gedaan, maar vooral voor de manier waarop zij het leed van de natie wisten te verwoorden.  Dat was de afdeling complimenten. Als je de troonrede hoort en de Miljoenennota leest, moet je vaststellen dat die weinig goeds beloven voor Nederland en de Nederlanders. Werkelijk alles wordt afgebroken. De zorg, de pensioenen, de WW, het ontslagrecht, de hypotheekrenteaftrek, alles gaat aan flarden. De Nederlanders worden gepakt door hogere belastingen, hogere premies, hogere accijnzen, hogere btw en hogere huren. Banen zijn vernietigd, bedrijven zijn massaal failliet gegaan. Ondertussen lijkt het erop dat Nederland een bananenrepubliek is geworden, een republiek zonder oppositie. Onafhankelijke parlementaire controle lijkt een lachertje geworden. Het is vooral handjeklap en achterkamertjespolitiek. Bijna alle partijen in het parlement, van de Kunduzcoalitie van twee jaar geleden tot de destructieve drie van vandaag, hebben kilo's boter op het hoofd en steunen het regime uit vak-K. Het kabinet heeft hun loyaliteit gekocht voor een paar hondenbrokken. En nu zitten zij allemaal om de beurt kwispelstaartend op schoot bij de minister-president.  In wat voor land leven wij nu? Wij leven in een land waar de prutsers uit vak-K— ik kan hen niet anders noemen — miljoenen euro's extra uitgeven aan ontwikkelingshulp, maar miljarden korten op de zorg in Nederland. Een land waar diezelfde prutsers uit vak-K miljoenen extra uitgeven aan asielzoekers, maar tegelijkertijd de Nederlandse gepensioneerden keihard in hun portemonnee pakken. Een land waar diezelfde mensen uit vak-K de grenzen niet durven te sluiten voor de massa-immigratie die ons ieder jaar opnieuw 7 miljard euro kost. Een land waar de regering al jaren weigert te erkennen dat de islam een probleem is en zij nog steeds niet doet wat zij zou moeten doen, namelijk Nederland de-islamiseren. Het kabinet faalt dramatisch op alle thema's die de Nederlanders zo bezighouden: economie, zorg, criminaliteit, massa-immigratie en islamisering. Ook economisch blijft het een puinhoop. De inkomstenbelasting gaat omhoog, de huren gaan omhoog en de pensioenopbouw wordt beperkt, net als de hypotheekrenteaftrek. Vanaf 1 januari volgend jaar worden ook de WW en het ontslagrecht beperkt. Iedereen, werkelijk iedereen, is de klos. Tanken doe je tegenwoordig in Vlaanderen of Duitsland, luieren met ons geld in Griekenland, maar belasting betaal je in het Nederland van de VVD.  Het kabinet slaat zich nu op de borst, omdat de werkloosheid zou dalen. Onzin. Er zijn weliswaar iets minder werklozen, maar dat komt niet door een goed economisch beleid, maar dat komt omdat een aantal mensen het inmiddels heeft opgegeven om nog langer naar een baan te zoeken. Het blijft een dikke min. Dat is ook niet zo gek, want mensen zijn keihard gepakt met hogere belastingen en megabezuinigingen. Ondernemers zijn gepakt, werknemers zijn gepakt en, zeker, de ouderen van ons land zijn keihard gepakt. En dat terwijl er maar liefst 1.200 miljard euro in de kas van de pensioenfondsen zit. 1.200 miljard, dat is een 12 met 11 nullen. Dat zijn bijna net zo veel nullen als in vak-K zitten. Toch gaan de pensioenen er de komende jaren maar liefst 6% op achteruit, als we de Pensioenfederatie mogen geloven. Leg dat maar eens uit aan de mensen. Nog nooit eerder waren de fondsen zo rijk en nog nooit eerder moesten de gepensioneerden zo veel inleveren. Ze krijgen klap na klap. De huren gaan omhoog, de ouderenkorting gaat in 2016 omlaag, het eigen risico gaat omhoog, hun pensioen wordt niet geïndexeerd en de zorgpremie gaat omhoog. Je zult maar een oudere zijn in Nederland. De ellende houdt niet op.  Ook in de zorg gaat het mes er diep in. Vroeger kon een oudere zich nog inschrijven voor een plekje in het verzorgingshuis. Dat hadden we toch met zijn allen in ons land netjes geregeld. Maar omdat onze vrienden van de Partij van de Arbeid liever met miljarden smijten richting Brussel, ontwikkelingshulp, immigratie of asielzoekers, hebben ze hun sociale masker afgezet en sluiten ze nu de verzorgingshuizen. Dat willen de mensen zelf, roepen ze luidkeels. Maar is dat wel zo? Ik noem het voorbeeld van de heer Van Beek. De heer Van Beek werd thuis na een val onderkoeld gevonden en stierf in het ziekenhuis, want waar het alarmknopje om zijn nek voor diende, dat wist hij niet meer, vanwege zijn beginnende dementie. Had hij nog langer thuis willen blijven wonen? Ja, vast wel. Maar kon hij nog langer thuis blijven wonen? Nee, dat kon hij niet. En niet alleen de heer Van Beek is de pineut. De verzorgingshuizen sluiten en ruim honderdduizend van onze alleroudsten moeten het nu maar alleen thuis zien te rooien.  Is, nu onze ouderen thuis zijn, de bezuinigingsdrift dan voorbij? Nee, want ook thuis wordt er nog keihard gesnoeid. De thuiszorg zorgde er nog voor dat een hoogbejaarde niet ongewassen en in vieze kleren in een vuil huis, met soms bedorven voedsel in de koelkast, verpieterde. Maar de thuishulp moest ook kapot van de Partij van de Arbeid, moest worden gehalveerd. Tienduizenden thuishulpen werden werkloos. Hoe zat het ook alweer met het motto "banen, banen en banen"?  Ook wat betreft de zorg moeten de ouderen dokken en dat terwijl we weten dat honderdduizenden nu al niet meer hun eigen risico kunnen betalen, met alle gevolgen van dien, en dat terwijl de zorgverzekeraars op een berg geld zitten, miljarden winst maken en miljarden aan buffers hebben die ze slechts voor een klein deel aanspreken om de premie niet te laten stijgen. Dat kun je aan niemand uitleggen.  De PVV wil dat het gesol met ouderen ophoudt. We hebben dan ook vijf keiharde eisen die wat ons betreft door het kabinet moeten worden vervuld. De eerste eis is dat de pensioenen moeten worden geïndexeerd. De tweede is dat de ouderenkorting ook in 2016 niet omlaag mag. De derde is dat de zorgpremie en het eigen risico niet omhoog mogen. De vierde eis is dat de verzorgingshuizen, een stukje beschaving in Nederland, niet mogen worden afgebroken. Last but not least: geen cent, maar dan ook geen cent naar asielzoekers of ontwikkelingshulp, terwijl onze ouderen in de kou staan. Wij vragen ons namelijk af waar in hemelsnaam het respect gebleven is voor de mensen die ons land hebben opgebouwd. Wij zijn de anti-ouderenpolitiek van Rutte II spuug- en spuugzat. Het is beschamend. Als het kabinet niet aan de eisen van ons beschavingsoffensief tegemoetkomt, dan mag het wat ons betreft opstappen. Dan dienen we morgen een motie van wantrouwen in. Genoeg is genoeg.  Misschien kan ik het kabinet een handje helpen met een gedachtenexperiment om de ouderen te helpen. Een experiment dat, als ik in vak-K kijk, de ouderen geld kan opleveren. Misschien helpt het als het kabinet zich voorstelt dat al onze ouderen moslims zijn. Dat al onze gepensioneerden bestaan uit mensen met hoofddoekjes, met boerka's en met bontkraagjes. Probeer het maar eens, mijnheer Rutte. Als dat beeld maar in uw hoofd beklijft, dan weet ik zeker dat ze er zo weer bovenop komen, omdat de miljoenensubsidies dan natuurlijk weer zullen toestromen.  Minister-president, had u maar naar ons geluisterd. Kijk naar het PVV-verkiezingsprogramma uit 2012. Wij kozen en kiezen voor belastingverlaging, voor een lagere ziektekostenpremie, voor een lager eigen risico, voor een hogere ouderenkorting, voor het snijden in ontwikkelingshulp, in windmolens en in Brussel. En wat was het resultaat dat het Centraal Planbureau ons gaf? Het gaf ons de beste cijfers van alle partijen. Alleen bij ons is er economische groei. Alleen bij ons stijgt de consumptie. Alleen bij ons is er een groei van de bedrijfsinvesteringen en een groei van de werkgelegenheid. Dit land kon er nu zo veel beter voor staan als het kabinet ons programma had uitgevoerd.  Onze keuze voor Nederland is dan ook glashelder. Het is de keuze van het gezond verstand. Daarom spreekt het ook zo veel mensen in Nederland aan. Ik zei het al: geen geld naar asielzoekers, wel naar onze ouderen. Geen geld naar ontwikkelingshulp, de grenzen dicht voor niet-westerse allochtonen. Besteed dat geld aan lagere belastingen, aan een fatsoenlijke zorg. De miljarden die we nu in het buitenland besteden moeten we weer in Nederland besteden, voor onze mensen. Miljoenen Nederlanders zijn het daarmee eens. Ik vraag het kabinet om die keuzes uit te voeren.  Ook met de veiligheid is het niet al te best gesteld in Nederland. Je kunt het iedere dag in de krant lezen. Een op de vijf Nederlanders werd vorig jaar slachtoffer van een delict. Maar laffe rechters delen taakstrafjes uit waar elke crimineel om moet lachen. Laatst weer: een Somalische asielzoeker van 13 jaar oud, die een Nederlands meisje van 10 had verkracht, verdwijnt niet achter de tralies maar krijgt een speeltuinverbod van twee dagen per week. Wie wel veroordeeld wordt, ontsnapt vaak aan zijn straf. Er lopen vandaag bijna 15.000 veroordeelden vrij rond, terwijl het kabinet de lege cellen volpropt met Noorse criminelen of asielzoekers. Wie wel de gevangenis in moet, mag er snel weer uit. Zelfs de moordenaar van Pim Fortuyn is vrij en geniet van zijn zoveelste veganistische barbecue; laat dat een dieptepunt zijn in het afgelopen jaar.  Ik vraag de minister-president: hebt u weleens naar Opsporing Verzocht gekeken? Bijna de helft van de verdachten is allochtoon. Is de minister-president de enige in Nederland die niet ziet dat Marokkanen zwaar oververtegenwoordigd zijn in de misdaadcijfers? Is het soms toeval dat driekwart van de Nederlandse ISIS-gangers ofwel terroristen die voor ISIS gaan vechten, Marokkaan is? Driekwart daarvan is Marokkaan volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Haal in vak-K de kop eens uit het zand en erken alsjeblieft dat wij een Marokkanenprobleem hebben! Het kabinet roept de hele dag: meer, meer en meer, en het zet de sluizen wijd open. Dat is laf, laf en nog eens laf. Je kunt geen problemen oplossen als je weigert ze te benoemen en als je weigert ze te zien. We hebben een enorm Marokkanenprobleem in Nederland en we hebben een probleem dat islam heet.  De heer Pechtold (D66): We hebben een probleem met sommige mensen en dat kunnen Marokkanen zijn. De heer Wilders beseft toch heel goed dat als we een Marokkanenprobleem hebben, hij daarmee iedereen op een hoop gooit?  De heer Wilders (PVV): Nee, dat doe ik niet.  De heer Pechtold (D66): De heer Wilders heeft ons er laatst aan herinnerd dat het nu tien jaar in deze vorm is. In de jaren daarvoor dat hij hier rondliep, is hij altijd heel zorgvuldig geweest als het ging om geloof en om boeken. Als het ging om mensen, maakte hij altijd onderscheid tussen degenen die kiezen voor extremisme of degenen die kiezen om mee te doen. Als je zegt een Marokkanenprobleem te hebben, zeg je dat iedereen die zijn oorsprong in Marokko heeft, een probleem is. Realiseert de heer Wilders zich dat?  De heer Wilders (PVV): Nee, dat is grote onzin.  De heer Pechtold (D66): Waarom?  De heer Wilders (PVV): Omdat het onzin is.  De heer Pechtold (D66): Het is natuurlijk altijd de vraag of je met de heer Wilders probeert zijn nadere gedachten te verkennen. Het is ook elke keer de vraag of je hem twintig minuten laat leuteren waarna het dan weer voorbij is. Hij vraagt hier serieus aan het kabinet om een aantal punten rond de ouderenzorg mee te nemen. Hij verwacht in de Kamer ook steun voor bepaalde dingen. Hij schrok zelf een beetje toen hij sprak over minder, minder, minder. Maar dan zegt hij nu weer dat we een Marokkanenprobleem hebben. Daarmee discrimineert hij en zet hij een hele groep weg. Niemand in die groep kan zich daar niet onder scharen, zelfs niet degenen met goed gedrag en zelfs niet degenen die niet meedoen, op geen enkele manier.  De heer Wilders (PVV): Nogmaals, ik kan het wel uitleggen, maar het is echt totale onzin. Laat ik het dus nog een keer doen. Maar als de heer Pechtold woorden als "leuteren" bezigt — en dat mag, want ik houd van een fel debat — kan hij niet verwachten dat ik al te serieus op zijn punten inga.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter …  De heer Wilders (PVV): Volgens mij ben ik nu aan het woord.  De voorzitter: Nee, mijnheer Pechtold, de heer Wilders gaat nu antwoord geven.  De heer Wilders (PVV): Ik heb gezegd: we hebben een Marokkanenprobleem. Ik houd dat staande. Degene die niet ziet dat wij in Nederland een Marokkanenprobleem hebben, is of zelf een Marokkaan of knettergek. Ik heb niet gezegd dat wij een probleem hebben met alle Marokkanen. Dat is iets heel anders. Ik heb dus niet gezegd dat wij een probleem hebben met alle Marokkanen, maar dat wij een Marokkanenprobleem hebben. Ga eens op een koopavond met mensen op straat praten, of in de tram, de bus, het ziekenhuis of in de winkel. Praat eens met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding die heeft gezegd dat driekwart van de ISIS-gangers Marokkaan is. Mijnheer Pechtold, we hebben in Nederland een groot probleem en dat heet Marokkanenprobleem. Ik kan en ik wil het niet anders noemen.  De heer Pechtold (D66): Dit is de uitleg waarom ik vroeg. Daarnaast moet ik natuurlijk mijn excuses aanbieden als ik het in mijn woordgebruik over "leuteren" had, terwijl de geachte collega aan het woord was. Ik vind het heel vervelend dat de heer Wilders mij op mijn taalgebruik moet wijzen.  De heer Wilders (PVV): Dat werd wel eens tijd, vindt u niet? Ik zal dat vaker gaan doen.  Ik zei al dat ondertussen het kabinet alle records breekt op het gebied van immigratie en asiel. Staatssecretaris Teeven, hij zit daar helemaal achteraan, voert schaamteloos het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid uit. Illegaliteit mag niet strafbaar worden, zegt de Partij van de Arbeid. En hupsakee, illegaliteit wordt toch niet strafbaar. De Partij van de Arbeid wil graag een kinderpardon en hop, er komt een kinderpardon. Houd je je niet aan je vertrekplicht? Geen probleem, zegt de Partij van de Arbeid en voilà, staatssecretaris Teeven komt aandraven met een lading verblijfsvergunningen. Asielzoekers uit Syrië worden bijna allemaal getrakteerd op een verblijfsvergunning. De staatssecretaris heeft in dit huis vaak gezegd dat hij er trots op is dat hij een ruimhartig asielbeleid voert. Dat moet van de Partij van de Arbeid. Het gevolg is natuurlijk dat ze tot diep in de woestijn beginnen met het pakken van hun koffers. Het aantal asielzoekers is dan ook door het dak geschoten. Het verdubbelde in de eerste helft van dit jaar ten opzichte van de eerste helft van vorig jaar. Een tsunami van asielzoekers overspoelt ons. Honderden miljoenen worden nu extra besteed aan asielzoekers. Huurhuizen, gevangenissen, verzorgingshuizen: allemaal worden ze volgepropt met asielzoekers uit Azië en Afrika, terwijl — ik zei het al — onze eigen mensen eruit worden weggejaagd. Op de koop toe krijgen ze nog gratis zorg ook. Staatssecretaris Teeven heeft me vlak voor het debat verklapt dat hij inmiddels ook in zijn borsthaar het woord "welkom" heeft geschoren. Laat maar zien! Niet? In ieder geval heeft hij het woord "welkom" in zijn borsthaar geschoren. Hij zei daarover: de enige functie die ik nog heb, is die van deurmat voor dat oneindige aantal asielzoekers.  De voorzitter: Mijnheer Wilders, ik ga u toch even onderbreken. De leden van het kabinet zijn hier te gast. U kiest natuurlijk uw eigen woorden, maar ik vind ook dat ik, als gastvrouw en Voorzitter van deze Kamer, mag vragen of u wilt proberen om het op zo'n manier te doen dat zij niet rechtstreeks voor het hoofd worden gestoten. Probeer het dus op een iets andere manier te verwoorden.  De heer Wilders (PVV): Inmiddels bulkt de islam van het zelfvertrouwen. Delen van Nederland, zoals de Schilderswijk, gaan verloren voor ons land. Het zijn enclaves geworden van de Islamitische Staat. Stenen vliegen door joodse ruiten. Homoseksuelen, christenen, vrouwen, hardwerkende Nederlanders en zelfs politiemannen worden belaagd, beschimpt en bestolen. Jihadvlaggen en hakenkruisen wapperden in het centrum van Den Haag. De VVD-burgemeester van deze stad, die denkt radicale moslims te bestrijden door hun een baan te geven, zat op het strand en deed helemaal niets. En — veel gekker moet het toch niet worden — inmiddels heb ik begrepen dat de Marokkaanse ambassadeur in Nederland zijn beklag heeft gedaan over het optreden van de politie in de Schilderswijk. Mag ik de minister-president vragen of hij deze ambassadeur meteen het land uit heeft geknikkerd?  In Amsterdam werd een islamitische haatorgie gehouden op de Dam, met de Hitlergroet en geschreeuw over "zionistische honden". "Fuck de Talmoed!" riepen ze zelfs. De politie keek de andere kant op. Dat is laf, laf en nog eens laf. 70 jaar nadien klinkt opnieuw "Dood aan de joden!" Het is te walgelijk voor woorden.  Ik word echter vooral misselijk van al die holle, politiek correcte leugens, vooral van al die mensen die zeggen: "Het valt wel mee" of "Het zijn er maar een paar" of "Een paar rotte appels verpesten het voor de rest". Leugens zijn het, laffe leugens van grote lafaards. Het is tijd om de keiharde feiten onder ogen te zien. Ik heb het al gezegd, en ik blijf het staande houden: 73% van de moslims in Nederland vindt dat jihadisten in Syrië helden zijn. Dat ze tegen Assad wilden vechten, verandert daar helemaal niets aan. ISIS vecht ook tegen Assad. Twee derde van de moslims in heel West-Europa vindt de sharia belangrijker dan de wetten van het land waarin ze leven. In Nederland is dat zelfs nog erger, want in ons land is het niet twee derde maar 70% van de moslims die vindt dat de sharia belangrijker is dan de wetten die wij hier maken. Dan kunnen de collega's wel boos worden en aan de minister-president vragen om afstand van de PVV of van mij te nemen, maar met het onthoofden van de boodschapper verandert de boodschap niet. En de boodschap is dat wij in Nederland een megaprobleem hebben. In Nederland vindt driekwart van de moslims Syriëgangers helden. Bovendien vindt 70% van de moslims de sharia belangrijker dan de wetten die de democratische rechtsstaat Nederland maakt. Dat zijn honderdduizenden moslims in Nederland en tegen hen mogen wij, moeten wij optreden.  Dit kabinet en de meeste fracties in dit huis willen dit niet snappen, maar het volk laat zich gelukkig niet voor de gek houden. Maar liefst 65% van alle Nederlanders vindt dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort. Op de kiezers van D66 na is dat ongeveer de meerderheid van de kiezers van alle partijen. De alarmbellen rinkelen overal in ons land, behalve in vak-K en in een groot deel van de Kamer. Wegkijken is laf, laf en nog eens laf.  Voorstellen om de bloeddorstige passages uit de koran te verwijderen, heb ik nog niet gehoord. De PvdA heeft wel voorstellen gedaan om sinterklaasliedjes aan te passen. Ja, sinterklaasliedjes aanpassen durven ze wel, want die zijn ontzettend kwetsend voor allochtonen.  De heer Slob (ChristenUnie): De heer Wilders spreekt over wegkijken. Dat brengt mij op de volgende vraag. De heer Wilders heeft jarenlang, terecht, aandacht gevraagd voor de radicale islam en voor datgene waar die ten diepste voor kan zorgen. Wij weten dat in Noord-Irak duizenden en duizenden christenen en yezidi's op de vlucht zijn geslagen. Daar vindt een religieuze zuivering plaats. Wat is de boodschap van de heer Wilders aan deze christenen en yezidi's?  De heer Wilders (PVV): Om te beginnen herstel ik even een omissie — waarschijnlijk per ongeluk — van de heer Slob. Ik vecht niet tegen de "radicale islam", want dat is een pleonasme. Ik vecht tegen de islam. Je hebt radicale en niet-radicale moslims, maar er is maar één islam en die is per saldo bloeddorstig en gewelddadig.  Mijn boodschap aan de christenen in de regio is dat zij daar weg moeten wezen. Zeker, maar dat wil niet zeggen dat ze naar Nederland moeten komen, als dat de achtergrond van de vraag is. Dat wil niet zeggen dat ze naar Nederland moeten komen, maar dat er opvang in de regio moet zijn, bijvoorbeeld in Armenië, op Cyprus, in Griekenland of Italië. Natuurlijk moet er opvang zijn. Ik ben echter niet van de school dat wij opnieuw mensen in Nederland kunnen opvangen, terwijl hier het afgelopen halfjaar al een verdubbeling van het aantal asielzoekers heeft plaatsgevonden. No way!  De heer Slob (ChristenUnie): No way. Maar de heer Wilders zegt wel: wegwezen. Zou het geen optie zijn om ons maximaal in te zetten om die mensen terug te laten keren naar de dorpen waar zij vandaan komen en naar Mosul, waar al die christenen vandaan komen?  De heer Wilders (PVV): Zeker.  De heer Slob (ChristenUnie): Wat is dan de bijdrage van de PVV? Wij hebben hier vorige week een debat gevoerd over de bijdrage die Nederland zou moeten leveren. Heb ik het goed begrepen dat de heer Wilders toen heeft gezegd dat Nederland niet mee moet doen, maar dat de Arabische Liga het maar moet doen? Heeft de PVV dat gezegd?  De heer Wilders (PVV): Nee, de PVV heeft iets gezegd over het al dan niet bijdragen aan militaire acties. Daar doelt de heer Slob waarschijnlijk op. Collega De Roon heeft het standpunt van de PVV vorige week volgens mij heel goed verwoord. Wij vinden in beginsel dat de islamitische landen — het maakt niet uit of dat een Arabisch land is, zoals Saudi-Arabië, of Turkije, dat geen Arabisch maar wel een islamitisch land is — in eerste instantie hun verantwoordelijkheid zouden moeten nemen. Die landen hebben heel veel vliegtuigen en heel veel geld. Het probleem hoort in eerste instantie daar thuis. Het is hun regionale verantwoordelijkheid. Aan dat standpunt heeft de PVV echter meteen toegevoegd dat Nederland ook zijn verantwoordelijkheid moet nemen, als Nederland gevraagd zou worden om bij te dragen en die andere landen ook meedoen.  De heer Slob (ChristenUnie): Als je dit alles tot je laat doordringen, ook over het niet opvangen van vluchtelingen, is de boodschap aan de duizenden en duizenden christenen en yezidi's die daar op de vlucht zijn geslagen eigenlijk: laat landen zoals Saudi-Arabië, Iran en Turkije jullie maar redden en als jullie ergens opgevangen moeten worden, dragen wij niet bij. Mijnheer Wilders, u zei net letterlijk: no way! U nam ook het woord "laf" in de mond: kijk eens in de spiegel!  De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Ik zei het al: de PVV zal met een wet komen die garandeert dat Zwarte Piet, jazeker, echt zwart is. Handen af van onze kindervriend! En ook aan onze eeuwenoude sinterklaasliedjes mag niet worden getornd. Ook daar wordt in dit huis nogal lacherig over gedaan, maar ik verzeker u: miljoenen Nederlanders vinden dat het kinderfeest het kinderfeest moet blijven. Dus laat dat oer-Hollandse kinderfeest met rust. Wij laten Zwarte Piet niet om zeep helpen door een paar rode — daar zitten ze vooral — zeurpieten.  De PVV droomt van een Nederland zonder jihadisten, zonder moskeeën, van een Nederland zonder haatbaarden, zonder hoofddoekjes, zonder Marokkaans straattuig, ja, het liefst zonder islam. Daarom is het tijd om nu te handelen. En inderdaad al meer dan tien jaar en twee weken waarschuw ik, ook hier in de Tweede Kamer, voor de gevaren van de islam en al meer dan tien jaar en twee weken kijkt de politieke elite, net als vandaag weer, de andere kant op. Ik ben het gewend. Ik ben genegeerd, ik ben bedreigd, ik ben voor de rechter gedaagd, maar ik blijf het zeggen: de islam is het probleem. Iedere wegkijker, iedere wegkijker is medeverantwoordelijk voor de ellende die we nu hebben.  Het is tijd voor actie, eindelijk. Wegvluchten voor de problemen kan niet meer en mag niet meer. Dus, sluit de grenzen voor immigranten uit islamitische landen. Voer onmiddellijk weer grenscontroles in. Zet al die ISIS-fans het land uit, allemaal. Houd ze ook alsjeblieft niet tegen. Houd jihadgangers niet tegen, maar laat ze gaan, het liefst met al hun vrienden en familieleden. Hoe meer, hoe beter. Bij een Arabische lente hoort een Arabische schoonmaak. Opgeruimd staat netjes, maar laat ze nooit, echt nooit meer Nederland in.  Dat 73% van de Nederlandse moslims jihadgangers als helden ziet, dat 70% van de Nederlandse moslims de sharia belangrijker vindt dan onze wetten — ik zei het al — is een enorm gevaar, is een existentieel gevaar voor Nederland. Daarom is het mijn voorstel dat we iedereen met een paspoort van een islamitisch land een antishariaverklaring laten ondertekenen. Dat betekent dat mensen zich uitspreken tegen de sharia, zich uitspreken tegen de moorddadige verzen uit de Koran, op papier en wat mij betreft met een eed. Een antishariaverklaring: wie kan daarop tegen zijn?  Onze ouders leefden in een Nederland waar werken loonde en de economie draaide als een tierelier, waar werkenden, ondernemers en ouderen niet in de steek werden gelaten, waar mensen thuis de deur konden open laten, zonder dat ze bang hoefden te zijn dat hun huis werd leeggeplunderd en waar elk stukje Nederland, waar elke wijk in Nederland, waar elke straat van Nederland nog van ons was. Wij willen dat Nederland terug en ik weiger te geloven dat het onmogelijk is om ons land te herstellen, om dat mooie Nederland terug te krijgen.  Wij dromen van een veilig Nederland, een Nederland waar hardwerkende mensen hun welvaart mogen houden, waar we onze miljarden niet aan het buitenland besteden, maar hier aan onze mensen in Nederland. Wij dromen van een Nederland waar moordenaars gevangen worden gezet, levenslang krijgen en hun straf weer moeten uitzitten, waar geen enkele vrouw nog besneden of uitgehuwelijkt wordt en waar Zwarte Piet, ook al is die zo zwart als roet, welkom is in iedere Hollandse schoorsteen. Wij dromen van een Nederland waar niemand meer bang hoeft te zijn omdat hij een kruisje draagt of een keppeltje. Wij dromen. In onze droom zijn Slotervaart, Crooswijk, Kanaleneiland, de Schilderswijk en Huizen weer van ons, en oases van veiligheid — ja, net als vroeger — waar mensen weer zonder angst op straat kunnen.  Onze prioriteiten zijn duidelijk: de-islamiseren, de belasting fors omlaag en onze ouderen fatsoenlijk behandelen. Wij moeten op al die thema's het woord "laf" vervangen door het woord "lef". Falen mag nu geen optie meer zijn. Wij moeten de nachtmerrie die op ons afkomt, beantwoorden met een droom, een droom van een mooi en trots Nederland, dat geworteld is in dat prachtige, roemrijke verleden van ons, terwijl wij vasthouden — niet opgeven, maar vasthouden — aan onze cultuur, aan onze tradities en onze vrijheidszin.  Nederlanders staan op de schouders van reuzen. Onze zeehelden veroverden de wereld. Onze wetenschappers excelleerden. Onze ondernemers brachten welvaart, en onze Republiek gold als een bolwerk van vrijheid. Wij handelen en wandelen in een traditie van grootsheid. Die traditie doet vandaag opnieuw een beroep op ons. Terwijl de wereld om ons heen in chaos ontbindt, terwijl de lichten van de beschaving doven, zullen en moeten wij standhouden. Wij dromen, en wij dromen weer grootse dromen. En Nederland, of je het nu wilt of niet, zal herrijzen. Nederland zal weer dat mooie, vrije land zijn met een eigen cultuur. Ja, Nederland zal weer Nederland zijn.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik zie nog wel enige tegenstrijd in de zojuist aangekondigde twee wetsvoorstellen, want als Zwarte Piet, in de archaïsche vorm van de heer Wilders een islamitische Moor, zoals wij allemaal weten, zo dadelijk bij de inkomst van Sinterklaas in Gouda de boot af komt, moet hij een antishariaverklaring tekenen.  Ik permitteer me om te beginnen met een persoonlijke gelukwens, namelijk felicitaties aan minister Timmermans. Hij heeft hier de hele dag gezeten; hij wist ook niet dat het zo laat zou worden. Felicitaties aan Europa met deze voortreffelijke kandidaat. Ik zal hem missen, want wij hebben een geschiedenis samen in deze Kamer. Als woordvoerder Buitenlandse Zaken hebben wij onder Rutte I, toen Europa onder druk stond, zij aan zij gestreden. Daarna hebben wij, hij als minister en ik als woordvoerder Europese Zaken, veel debatten gevoerd over het Europese ideaal. En dan nu supercommissaris; het is een vreselijk etiket dat men hem heeft opgeplakt, want het woord "super" heeft deze kandidaat absoluut niet nodig. Straks verwelkomen wij mogelijk minister Koenders. Hij heeft in deze zaal weleens gehoord: Bert, doe het niet. Maar vanaf deze plek zeg ik nu al: super, Bert, als je het doet.  Ik zeg dat ook serieus, want wij hebben een uitstekende minister van Buitenlandse Zaken nodig. Ik vrees dat de nieuwe minister weinig inwerktijd zal worden gegund. Hoe kleiner het land, hoe groter het buitenland, daarvan is Nederland zich deze zomer opnieuw bewust geworden. Daarom begin ik vandaag met het buitenland. Daarna kom ik uiteraard op de begroting en op het belangrijkste: de ambities van mijn fractie voor de komende jaren.  Wij worden geconfronteerd met ingrijpende gebeurtenissen aan de buitengrenzen van Europa. Slachtoffers in West-Afrika, waar het ebolavirus genadeloos om zich heen grijpt. Een excessief aantal burgerslachtoffers in Gaza en Israël, waar raketaanvallen de samenleving verlammen. Tienduizenden angstige yezidi's op een berg in Irak, waar terroristen van ISIS rücksichtslos moorden. Honderdduizenden op de vlucht in Oekraïne, waar een regionaal conflict de wereld in zijn greep houdt.  Die gebeurtenissen hebben een directe impact op onze gemeenschap. Ebola houdt zich niet aan grenzen; de eerste mogelijke patiënten zijn in het Westen gearriveerd. Wat in Gaza gebeurt, beïnvloedt de veiligheidsgevoelens van zowel joodse als islamitische Nederlanders. ISIS zorgt voor onrust in de Schilderswijk, maar zorgt er ook voor dat kwaadwillenden alle moslims verdacht maken.  Er werd al maanden gevochten bij Donetsk; een plaats die niemand eigenlijk kende, tot het moment van de aanslag, een litteken in onze geschiedenis. De slachtoffers waren geen militairen in een oorlogsgebied, maar vakantiegangers, congresgangers: een dwarsdoorsnede van onze bevolking. Het waren mensen die we allemaal kenden of in wie we ons herkenden. Het gemis van dierbaren wordt op veel plekken in onze samenleving nog iedere dag gevoeld.  Het kabinet kreeg in de weken na de ramp terecht waardering voor zijn optreden. Met een bijna on-Nederlands ceremonieel werd aan mensen ruimte gegeven voor gevoelens en rouw. Het kabinet deed het dus goed, maar zal het mij niet kwalijk nemen dat ik mij vooral richt tot al die anderen, de niet-politici, de ambtenaren, de diplomaten, de marechaussees en politieagenten, forensisch specialisten en familierechercheurs. Hun zware werk gaat nog lang door. Werk waarvan wij hier ons nauwelijks kunnen voorstellen wat het behelst en waarvoor wij onverminderd respect en waardering hebben.  Er zijn natuurlijk ook nog vragen. Over de precieze toedracht van de ramp. Over wie de aanslag pleegden. Over de vliegroute. Als we op die antwoorden nog een jaar moeten wachten, is dat geen goede zaak. Vooral niet voor de nabestaanden, die in tergende onzekerheid verkeren.  De zomer van 2014 leerde ons, kortom, dat het buitenland ook binnenland is. Ik vraag mij weleens af hoe het zou zijn als het eerste kabinet-Rutte niet was gevallen: VVD en CDA die onder druk van Wilders Europa en de wereld de rug toekeerden. Hoe zouden wij onze samenleving bij elkaar houden als de premier iedere maandag nog instructies kreeg van die PVV hoe om te gaan met het Midden-Oosten of IS? Gelukkig zijn we van dat wereldvreemde kabinet verlost.  De afgelopen jaren bezuinigde kabinet na kabinet op het buitenland. Het regeerakkoord was niet van plan een radicale breuk te maken. Korten op ontwikkelingssamenwerking, sluiten van ambassades, de buitenlandse contacten van de AIVD werden grotendeels wegbezuinigd en dat allemaal zonder afstemming met de Europese partners. Terwijl de brandhaarden oplaaiden, gooiden wij ons blusmateriaal weg. Zichtbaarheid van Nederland op het wereldtoneel is cruciaal voor de verdediging van onze waarden en belangen. Ik ben blij dat we met de begroting van 2015 gezamenlijk het tij gekeerd hebben met bescheiden maar belangrijke investeringen.  Een geloofwaardig antwoord op de internationale uitdagingen begint misschien met meer geld, maar geld alleen is niet voldoende. Nederland staat er internationaal niet echt goed op. Zou dat komen doordat in Libië de Denen onze bommen afgooiden, de Koerden in Irak van Nederland alleen schermvesten en helmen kregen, onze F-16's in Afghanistan alleen in actie mochten komen als ze toevallig in de lucht waren en het kabinet de Patriots terughaalt uit Turkije? Dit alles wordt internationaal niet direct gezien als daadkrachtig partnerschap. Het is een veeg teken dat de premier in Wales naar de vliegshow mocht kijken, maar niet werd gevraagd voor het serieuze werk, al dan niet in een te klein kamertje.  Drie grenzen verderop wordt oorlog gevoerd, om Oekraïens grondgebied. Ouderwets landjepik. We kijken met nóg meer verbijstering dan voorheen naar het ware gezicht van president Poetin. Dit is geen president om jubileumjaren mee te vieren of om sportwedstrijden mee te bezoeken, laat staan om gezellig een biertje mee te drinken. Ik vraag de premier of we in Europa voorop durven te lopen in een andere relatie met Rusland. Of hobbelen we erachteraan? Hoe gaan we er alles aan doen om als Europa versneld minder afhankelijk te zijn van Poetins gas? Of blijven we zijn regime subsidiëren? De nieuwe voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, gaat werken aan een nieuwe energie-unie: Europa zo snel mogelijk CO2- en Poetin-vrij. Laten wij daar als Nederland niet weer achteraan hobbelen. We zullen een forse bijdrage moeten leveren, meer dan een energieakkoord dat het toch al magere doel van 14% duurzame energie in 2020 niet eens haalt. Of legt de premier zich erbij neer dat wij die doelen niet halen? Graag een toelichting.  Durf nou eens te kiezen! Schaf de belasting op zelf opgewekte energie af. Mensen die investeren in schone energie, horen alle ruimte te krijgen. Maak voor 2050 alle huizen energieneutraal! Dat is goed voor de innovatie, goed voor de bouw en goed voor de werkgelegenheid. De transitie naar een schonere economie betekent ook werk en kansen voor innovatieve bedrijven. Zie hoe DSM van een kolenbedrijf uitgroeide tot een innovatietopper. Bied het bedrijfsleven zekerheid, met harde afspraken en harde doelen! Kortom, is het kabinet bereid om een jaartal te verbinden aan de ambitie om Nederland en Europa onafhankelijk te maken van Russisch gas?  De begroting van Ontwikkelingssamenwerking krijgt dit jaar iets meer ruimte. Mij moet toch iets van het hart: de barre omstandigheden in de kledingindustrie, bijvoorbeeld in Bangladesh. Daar zitten kinderen tien uur achtereen in een gammele fabriek opgesloten. Wij accepteren het terecht niet dat er gerotzooid wordt met ons voedsel, maar draaien ons hoofd weg voor het kinderleed achter onze kinderkleding, de spijkerbroeken en T-shirts die voor bodemprijzen in de winkel liggen. Wij weten allemaal dat dat niet kan en ik ben zeker niet op zoek naar weer een nieuw Europees label, dat commissaris Timmermans, die van de regeltjes is, dan in onze kleding gaat naaien. Ik wil echter binnen vijf jaar echt kinderarbeidvrije kleding. Kunnen wij een deel van dat extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking niet daarvoor inzetten? Ik verwacht een positieve reactie.  Tegen de achtergrond van onrust in de wereld en de naweeën van de economische crisis heeft mijn fractie ook dit jaar weer medeverantwoordelijkheid genomen voor de begroting. Daarover leg ik vandaag graag verantwoording af. Vorig jaar zag het er op deze dag niet naar uit dat het kabinet de kerst zou halen. Gelukkig kwam het inzicht dat voor voldoende parlementair draagvlak het regeerakkoord en het sociaal akkoord op de schop moesten. Na de valse start met het zorgpremieoproer en een zeer moeilijk eerste jaar is het kabinet in 2014 op stoom gekomen. Na zes jaar crisis is het eindelijk gelukt om hervormingen door te voeren, maar ze zijn geen doel op zich. Ze zijn noodzakelijk om achterstallig onderhoud weg te werken. Het doel is een houdbare begroting, een toekomstbestendige verzorgingsstaat en een herijking van de rol van de overheid ten opzichte van andere overheden en mensen zelf. Daarmee hebben wij een basis gelegd voor economische groei. Het hoofddoel van dat hervormen wordt nogal eens uit het oog verloren, maar dat is meer banen, beter onderwijs, betaalbare huizen en goede zorg.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Pechtold staat nu met verve deze begroting te verdedigen; de vraag is waarom wij de premier morgen nog nodig hebben! Ik verbaas mij erover dat de heer Pechtold de afgelopen dagen in de media heeft gezegd dat dit kabinet drie visieloze begrotingen heeft gepresenteerd. Dat valt natuurlijk absoluut niet te rijmen met wat hij hier zegt.  De heer Pechtold (D66): Ik heb gezegd dat er drie begrotingen, los van elkaar, gepresenteerd zijn. Voor de eerste was u verantwoordelijk. U liet het kabinet met de PVV vallen. Ik weet overigens nooit wie het kabinet liet vallen; daarvan zijn veel reconstructies gemaakt. De Kamer heeft toen het initiatief genomen voor de begroting voor 2013. Dat was nodig, want anders stonden wij in Brussel te kijk, afijn, u kent het verhaal. Toen kwam de begroting voor 2014. Het kabinet kwam zo ongeveer in jacquet de Ridderzaal uit lopen en dacht hier nog een partijtje armpje te gaan drukken met ons, maar gelukkig zijn wij het daarna vrij snel eens geworden. De situatie van dit jaar is nieuw. Niet iedereen is gekomen, maar alle partijen zijn uitgenodigd om mee te denken met en invloed te hebben op de plannen, met name hervormingen, van de vorige begroting. Ik ben erop ingegaan, maar is het mijn ideaalbeeld om begroting na begroting afzonderlijk vorm te geven zonder blik op de langere termijn? Nee. Heb ik daarom vandaag de nadruk op de toekomst gelegd, waarbij ik aangeef dat het belastingstelsel en het energiebeleid zomaar twee zaken zijn waarop ik wil inzetten? Ja.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is dan toch vreemd dat de heer Pechtold het kabinet de afgelopen dagen ambitieloos heeft genoemd? Er komt geen belastingplan; het CDA heeft laten zien dat nu al de eerste stap gezet moet worden om dat in te kunnen voeren. De heer Pechtold heeft D66 in de meest schizofrene positie ooit gebracht, door op deze manier op één dag voor en tegen tegelijk te zijn.  De heer Pechtold (D66): Als je op het voetbalveld zowel in de verdediging als de aanval moet staan, is het soms hard lopen. Ik verdedig echter heel graag wat D66 dit jaar in de begroting voor elkaar weet te krijgen. Aan de ene kant zijn we nog lang niet met alles tevreden en zijn we het zelfs op onderdelen als justitie niet eens geworden. Aan de andere kant ga ik niet op mijn handen zitten. Ik vind de rol die we vandaag hebben gespeeld heel goed. We hebben gezegd: als het kabinet nog tweeëneenhalf jaar door wil, en die ambitie heeft het, dan moet het met ideeën komen. Ik heb de heer Buma zelfs zover gekregen dat hij zei ook weer mee te willen doen. Daar is niks schizofreens aan: het is hartstikke goed.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Toch is er wel iets vreemds aan de hand met het betoog van de heer Pechtold. Het leek in het debat tot nu toe soms wel alsof de vijf coalitiepartijen de oppositie grilden over hun tegenbegroting, in plaats van dat de oppositie het kabinet aansprak op zijn begroting. Of je had geen tegenbegroting en dan kreeg je als oppositiepartij op je kop, of je had er wel een en dan kreeg je nog veel meer op je kop. Je kunt hem dus het best maar wel maken en niet laten zien. Dat heb ik tot nu toe besloten.  (Hilariteit)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Tot nu toe kom ik daarmee weg, mevrouw de voorzitter.  (Hilariteit)  De voorzitter: De avond is echter nog niet voorbij, mijnheer Van Ojik.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, zeker niet als we zo doorgaan, want dan kan het laat worden. Ik ga verder. Als je vindt dat deze begroting het verdedigen waard is en het een compromis is maar je eigenlijk veel meer wilt, waar is dan de tegenbegroting van D66?  De heer Pechtold (D66): Ik heb zojuist aangegeven dat de belangrijkste begroting die van vorig jaar was, omdat daarin al die hervormingen een plek moesten krijgen. Toen hebben we afspraken gemaakt en ik ben er helder over geweest dat die hervormingen doorwerken in latere jaren. Daar zitten voor D66 belangrijke punten bij, zoals extra geld voor onderwijs. Ook zitten er hervormingen op arbeid, wonen en zorg bij, waarmee rust en stabiliteit wordt gecreëerd door duidelijkheid te bieden. De Kamer heeft veel zaken aangenomen. GroenLinks heeft ook vaak voorgestemd. Ze gaan nu de uitvoeringsfase in. Nu ligt er een begroting waarin, met weliswaar weinig ruimte, de kans er is om iets aan verhoging van de koopkracht en iets aan lastenverlichting te doen. Hier en daar kan er, zoals dat heet, een trendbreuk worden veroorzaakt in het buitenlands beleid. Daarom was ik vandaag zo scherp op de toekomst, want zo kun je niet doorgaan. De heer Van Ojik heeft ook gemerkt dat ik bij de collega's van de coalitie inhoudelijk gevraagd heb of er taboes zijn en wat de data zijn. Ik kijk daar samen met de heer Van Ojik naar.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Om het helder te krijgen mag ik misschien een voorbeeld noemen. Vorig jaar kwam D66 met een tegenbegroting. Daarin stond bijvoorbeeld een vergroening van het belastingstelsel ter waarde van 1,7 miljard voor dat begrotingsjaar. Daarvan is nog geen begin gerealiseerd. Met het steunen van deze begroting is de vraag of de heer Pechtold de ambitie voor 2014 en 2015 heeft laten varen, of dat hij er heel hard voor gevochten heeft maar er anderen waren die zeiden dat ze het niet gingen doen. Als dat zo is, waarom komt hij dan niet, zoals hij van de rest van de oppositie vraagt, met een eigen tegenbegroting?  De heer Pechtold (D66): Volgens mij ging dat verhaal van vorig jaar anders. Ik kan mij herinneren dat de heer Van Ojik ook aan tafel zat. Wij hebben toen het thema "vergroening" voor die periode in kaart gebracht, waarbij wij uitkwamen op een bedrag van 500 miljoen. Daarvan heeft de heer Van Ojik toen niet gezegd dat het een breekpunt was; dat lag op andere punten. Toen wij uiteindelijk doorgingen met de ChristenUnie en de SGP hebben we uiteindelijk voor 700 miljoen vergroend. Dus zelfs als de heer Van Ojik er niet bij is, lukt het mij nog — terwijl hij misschien al genoegen had genomen met die 500 miljoen — om er nog iets extra's bij te doen. Zo zit het op veel terreinen. Op ontwikkelingssamenwerking kan de heer Van Ojik mij ook bevragen. Ik sluit mij dan aan bij het verhaal van de heer Samsom. Na jaren van neergang wordt er nu weer geïnvesteerd. Er worden potjes met dood geld gebruikt om dit jaar meer dan een half miljard direct te gebruiken voor opvang in de noodhulp en hier voor de opvang van asielzoekers. Zo wend je je invloed mede aan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn vraag ging niet over ontwikkelingssamenwerking. Een van de redenen dat GroenLinks vorig jaar uiteindelijk wegliep van die tafel, was wat ik toen "het gebrek aan ambitie op groen" noemde. Maar goed, we gaan die geschiedenis niet meer reconstrueren. Als de heer Pechtold toen vond, gezien de toenmalige tegenbegroting van D66, dat er voor 1,7 miljard vergroening van het belastingstelsel moest plaatsvinden in dat jaar en in dit jaar, en hij nu constateert dat daar vorig jaar misschien 700 miljoen van is gerealiseerd — heel mooi — maar dit jaar niets, dan is toch de vraag gerechtvaardigd: waar is de tegenbegroting? Die vraag stelt de heer Pechtold ook aan ons allemaal. Die kan ik dan toch net zo goed stellen aan de heer Pechtold?  De heer Pechtold (D66): De stap die vorig jaar is gezet en waar u toen met minder genoegen nam — u loopt daar nu voor weg, maar in die zin is terugkijken belangrijk — is een belangrijke stap. U hoort mij vandaag zeggen: zijn de taboes voor het belastingstelsel, dat ik zo snel mogelijk wil aangrijpen voor de begroting 2016, ook een mogelijkheid om tal van zaken, waaronder vergroening, te realiseren? Ik hoor vanuit de coalitie instemmende geluiden. Als wij met de kabinetsplannen in de hand daarover gaan discussiëren, zal ik een vergroeningsslag bepleiten. En waar ik daar de lat leg? 0,7 miljard is nu gebeurd. De ambitie van D66 is groter. Zo werken wij. Ik zie het probleem niet.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Het probleem is dat de heer Pechtold voortdurend aandringt op haast, maar voor 2015 genoegen heeft genomen met een begroting waarin die vergroening, die hij in zijn eigen tegenbegroting vorig jaar nog bepleitte, niet heeft plaatsgevonden.  De heer Pechtold (D66): Als we ouderwets gaan pingpongen: de begroting daarvoor zat GroenLinks aan tafel. Toen heb ik het ook verder niet gezien. De begroting van 2013 hebben wij na het gevallen kabinet in elkaar gezet. Ik hoor u niet zeggen: daar gaan we mee door. Met de studiefinanciering hebt u meegedaan. Daar hebt u ook niet opeens gezegd: dit of dat. Dus u moet niet net doen alsof dat betekent dat je het hele palet doet.  De heer Zijlstra (VVD): Ik ben blij met de constructieve woorden van de heer Pechtold, maar ik herken het gevoel van de heer Van Ojik. Ik was de afgelopen dagen licht in verwarring. Er werd gesproken over gebrek aan ambitie en dat soort termen. Ik dacht: wij hebben aan een tafel gezeten en ik heb niets gehoord. Ik had verwacht dat die ambitie hier naar voren zou zijn gekomen in concrete, ambitieuze plannen van D66. Ik begrijp dat de heer Pechtold dat wat minder concreet heeft. Op het gebied van belastingen gaan wij graag, zonder die taboes, het gesprek aan, maar ik begrijp dat hij niet meer heeft uitgesproken dan die woorden en dat hij nu terug is bij een positieve houding. Dat is goed.  Hij is ook op duurzame energie ingegaan. Ook dat vraagt in dit debat om een concrete duiding. Hoe ziet hij de ontwikkeling van duurzame energie voor de komende jaren? Welke bewegingen wil hij maken? Welke keuzes wil hij daar maken? Als hij zegt dat anderen te weinig ambities hebben, mag dat, maar dat kan alleen maar als hij zelf aangeeft welke ambities hij heeft. Dan kunnen wij spiegelen of wij te weinig hebben of dat wij hem moeten complimenteren omdat hij zo veel heeft.  De heer Pechtold (D66): In de eerste plaats moet mij toch een aarzeling van het hart. Ik lees weleens wat terug in reconstructies en dat is dan altijd anoniem. Nu zegt de heer Zijlstra: wij hebben aan tafel gezeten en dat heb je toen niet gezegd. Dan moet je het hele verhaal vertellen. Ik kan mij herinneren dat wij deze zomer werden uitgenodigd om eens te praten over een nieuw belastingstelsel. Die afspraak is gemaakt, is verschoven en nog een keer verschoven en toen hebben wij niets meer gehoord. Daar komt dat ongemak over de ambitie vandaan. Het was het plan van VVD en PvdA om daar deze zomer mee te komen. In de brief die gistermiddag om 16.00 uur kwam en die 27 kantjes omvatte, voelde ik die ambitie nog steeds. Dat over onze wensen deze zomer.  Ten aanzien van vergroening is het voor D66 een kans — en laat ik met de hoofdbeginselen beginnen — om te zeggen: als je de loonbelasting wilt verlagen, zou je consumeren zwaarder kunnen belasten. Dat kan in tal van vormen. Dat is één deel van de vergroening. Dat kan voor het bedrijfsleven gelden bij tal van zaken. Vorig jaar hebben wij een aantal zaken aangepakt op het gebied van water, energie en klassiekers als de rode diesel, zaken die vanmiddag ook weer langskwamen. Daar kun je via accijnzen en belastingen het gebruik van zaken aanpakken in plaats van het hebben van zaken. Als voorbeeld noem ik de auto. Ik wil graag kijken wat er de komende tijd mogelijk is om op die manier te zorgen dat het belastingsysteem vergroent.  De heer Zijlstra (VVD): Ik had ook gevraagd naar de ontwikkeling van duurzame energie. Daar had u heldere bewoordingen over. Er moest meer ambitie in, we moesten onafhankelijk worden van het gas uit Rusland. Als wij voor onze energievoorziening volledig onafhankelijk willen worden van landen zoals Rusland, dan moet er nog wel wat gebeuren. U hebt kernenergie, de suggestie van de heer Buma, afgewezen. Ik ben dus heel nieuwsgierig: wat dan wel?  De heer Pechtold (D66): Wat betreft kernenergie, hebben we goede afspraken gemaakt over de laatste centrale. Die bouwen we af en wat mij betreft beginnen we niet aan zo'n nieuw avontuur. Het probleem is dat je hem niet kunt uitzetten. Ook de investeringskosten zijn een probleem. Kijk naar Engeland, kijk naar Finland. De laatste centrale die daar is gebouwd, was uiteindelijk vier keer zo duur als begroot. Het is eigenlijk niet rendabel. Je zou er als overheid — dat zou u als liberaal moeten aanspreken — eigenlijk heel veel geld in moeten stoppen om de bedrijfstak te financieren. Met kolen hebben we fouten gemaakt in het verleden, ook D66.  Wij willen dat Europa gaat samenwerken op het gebied van duurzame energie. Daarom noemde ik zojuist Donald Tusk. Ik ben het met u eens dat wij de afgelopen jaren door wisselende kabinetten vaak van het een op het ander zijn gesprongen. Een voorbeeld is het afschaffen van de windmolenparken, waarvan de heer Buma al direct zegt: dat kan niet. Daar gooien wij het bijltje nog niet bij neer. Zo zijn er ook op het innovatieve vlak — we hebben dadelijk dat toekomstfonds — nieuwe mogelijkheden die je hier creëert om iets te doen in het mkb. Dat is niet de klassieke industrie van de fossiele brandstoffen.  U zult nu zeggen: we krijgen een heel college energie. Het komt erop neer dat de 16% die in het regeerakkoord is afgesproken en waarvoor u zelf hebt getekend, in het energieakkoord werd teruggebracht naar 14% en nu op 13% zit. Daar zit mijn ambitie: breng dat weer terug naar 14 — 1% is al heel wat — en ga van daaruit door omhoog, maar dan vooral Europees.  De heer Zijlstra (VVD): Het is helder wat die energieonafhankelijkheid betekent. Wat ik uit de media begreep, kan verkeerd geciteerd zijn. Feitelijk zegt de heer Pechtold dat die 13% weer terug moet naar 14%. Dat is dus de kern van wat hij daar heeft gezegd. Ik ga graag met hem de discussie aan over hoe wij energieonafhankelijker kunnen worden, want dat is inderdaad een belangrijke discussie. Ik ben het echter met de heer Buma eens dat wij daarbij geen enkele optie moeten uitsluiten. Als wij de komende decennia energieonafhankelijk willen zijn, moeten wij alle opties durven uitzoeken. Ik zou het mooi vinden als D66 dat ook zou doen en niets uitsluit.  De heer Pechtold (D66): Laat ik er een aan toevoegen waar we in Nederland huiverig voor zijn en terecht, omdat ons land dichtbevolkt is. Neem de Rotterdamse haven en de mogelijkheden voor de import van vloeibaar gas uit de Verenigde Staten. Laten we eerlijk zijn: het is wel schaliegas. Dat zijn mogelijkheden die ik in de transitie naar heel schone energie wil verkennen. Ik heb liever dat we het uiteindelijk met een boot uit Noord-Amerika laten komen dan met een pijpleiding van de heer Poetin uit Rusland. Kijk naar de Roemenen, die de leidingen nu omleggen. Voormalige Oostbloklanden gaan elkaar nu van gas voorzien in plaats van gas van Poetin. Als we dat samen afspreken, hebben we een lange weg te gaan. Maar zoals ik aangaf: tien jaar geen gas van Poetin en in de tussentijd hebben we ons eigen gas. We zijn op dit moment ook nog energie-exporteur.  De heer Zijlstra (VVD): Daar zijn we het snel over eens. Dat soort bewegingen zullen we moeten maken. Nogmaals, ik ben blij te horen dat D66 de ambities heeft, maar het is ook helder dat die nog niet heel concreet zijn wat de volledige onafhankelijkheid betreft. We gaan dat samen invullen. Die handschoen neem ik graag op.  De heer Pechtold (D66): Ik zie daarnaar uit.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Pechtold sprak net in het interruptiedebat met de heer Zijlstra een zinnetje uit dat mij heel erg verbaasde. Hij zei: we hebben deze zomer over het belastingstelsel gesproken.  De heer Pechtold (D66): Nee, daar zijn we niet aan toegekomen. Dat gaf ik zojuist aan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U zegt: we zijn er niet aan toegekomen. U wist blijkbaar dat men daarmee bezig was en dat dat mislukte.  De heer Pechtold (D66): Dat wist u ook.  De heer Van Haersma Buma (CDA): U zei wel degelijk: we hebben deze zomer gesproken over het belastingplan voor de toekomst, maar het lukte niet. Hoe kon u gisteren verrast zijn of verrast reageren, wanneer u al veel eerder wist dat het kabinet niet met iets ging komen omdat u zelf wist dat men er niet uitkwam? Dat is toch volkomen dubbel?  De heer Pechtold (D66): Nee, kom! Twee jaar geleden heeft de commissie-Van Dijkhuizen haar rapport gepubliceerd. In oktober van het vorig jaar vroeg een collega om een reactie. Voor de zomer waren de beschietingen tussen collega's al gaande en wist iedereen dat de komende tijd het belastingstelsel een belangrijk punt zou worden. Maar er is niet over gesproken. Dat had ik graag gehad, want dan had het iets sneller gekund. Zijn er nog mogelijkheden? Ja. Liggen alle uitnodigingen klaar? Misschien. Ligt er eerst een eigen plan? Graag. Stellen we er data bij? Nog mooier.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit is toch niet de kern. De heer Pechtold was boos op de heer Zijlstra, die uit de school klapte over het overleg van de vijf fracties. Toen klapte de heer Pechtold ook uit de school over het overleg over het belastingstelsel dat blijkbaar in de zomer was gehouden of dat nog moest worden gehouden. Dat horende, dacht ik dat dit nooit voor de openbaarheid zou zijn bedoeld. Er is gesproken over een belastingstelsel waar niemand in deze zaal iets van weet. Dan verbaast het mij driedubbel dat de heer Pechtold er gisteren ontzettend boos over was dat het kabinet daar niet over sprak, maar vandaag wel van harte steun geeft aan de begroting die dat onmogelijk maakt.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat ik helder ben geweest. Voordat het misverstand bij de heer Buma blijft hangen: nee, er is niet over gesproken. Er had wat mij betreft over gesproken kunnen worden. Dat was duidelijk voor de zomer, dat is ook nu duidelijk en dat is de reden waarom ik aanzet tot haast.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Haast.  De heer Pechtold (D66): Ja.  Mevrouw Thieme (PvdD): De heer Pechtold sluit niet uit het prima te vinden dat schaliegas wordt geïmporteerd.  De heer Pechtold (D66): O jee!  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik ben daar toch wel van geschrokken. De heer Pechtold weet met mij dat het zeer gevaarlijk is en ook niet duurzaam. Maar laten we ons concentreren op de dingen die ons wel binden en waar we overeenstemming over hebben. Een daarvan is de vergroening van het fiscale stelsel. Ik heb de heer Pechtold eerder deze avond horen zeggen dat hij heel graag wil weten wanneer het kabinet met plannen voor een belastingherziening komt. Ik vind het ook van groot belang om dat te weten. Is het voor de heer Pechtold een reden om het kabinet niet langer in het zadel te houden als dat niet voor 1 februari gebeurt, omdat hij er genoeg van heeft om er van begroting naar begroting bij geroepen te worden, het kabinet geen visie uitdraagt en niet met duidelijke echte hervormingen komt en dat slecht is voor het duurzame beleid waar hij voor staat?  De heer Pechtold (D66): De oppositie houdt nooit een kabinet in het zadel. Een kabinet zet het ambitieniveau zelf neer. Ik heb zojuist mijn complimenten gegeven voor het in één jaar inlopen van jarenlang achterstallig onderhoud. Op de uitwerking kom ik nog terug, want die zal veel aandacht vergen. Ik ben tevreden over de wijze waarop het kabinet luistert naar partijen die meedenken, hun de ruimte geeft en kansen biedt. Zoals ik vandaag ook anderen heb horen uitspreken, geeft het aantal van 600.000 werklozen aan dat wij allen een ambitie moeten hebben. Wij komen er allen achter dat die niet alleen op het terrein van hervormingen van zorg, wonen en arbeid zit, maar met name op het terrein van de hoge belastingdruk in dit land. Dat is de hoogste in twintig jaar. De loonbelasting is in tien jaar van 25% naar 57% als overheidsinkomsten gestegen. Daar wil ik wat aan doen. Daar wil ik de vergroening in meenemen. Ik zie een kans om dat stelsel aan te grijpen om de economie te laten groeien en banen te creëren, met het kabinet. Ik ga echter niet dreigen, want ik hoor vandaag dat de taboes van tafel gaan en de plannen eraan komen. Als dat morgen ook nog vanuit vak-K wordt bevestigd, ben ik een positief mens en gaan wij kijken hoe wij daarmee doorgaan.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik ben met de heer Pechtold van mening dat het heel belangrijk is dat we die belastingherziening vorm gaan geven. Hij moet het echter met mij eens zijn dat het slecht is voor Nederland en dat we niet langer zo moeten doorgaan als deze twee coalitiepartners elkaar in een klem houden door hun totaal andere ideeën over de wijze waarop je het belastingstelsel moet hervormen. We zullen de belasting op arbeid moeten verlagen. Dan kan het niet zo zijn dat de heer Pechtold omdat hij een gedoogpartner is — het wordt ook wel de constructieve oppositie genoemd — dan toch dit kabinet in het zadel houdt door telkens constructief mee te denken en zo doormoddert van de ene begroting naar de andere zonder de echte bakens te laten verzetten.  De heer Pechtold (D66): Ik denk dat door het beeld dat mevrouw Thieme nu schetst van politiek mensen het gevoel krijgen dat je twee kleuren hebt: als je in de oppositie zit weet je alles beter en is alles wat uit kabinet komt fout. Dat scheidt je voor een periode, totdat er een rolletje van een partij wisselt en dan is het andersom. Zo is de wereld niet. Tussen VVD en PvdA zit D66 met haar verkiezingsprogramma sociaaleconomisch vaak met raakpunten. Als het om bepaalde andere dingen gaat — we zien dat rond de rechtsstaat — gaat dat wat minder. Neemt u mij niet kwalijk dat ik namens de kiezers die ons hier voor deze periode hebben neergezet de kansen pak, mevrouw Thieme. Dan zegt u: trek de stekker eruit. Nou ja, dat met die stekker is hier al eens geprobeerd. Dat kan dus niet, dat is al een keer bewezen. Zo niet en ook niet op een andere wijze. Weet u wat ik zou willen? Er een tweede stekker in stoppen, om te zorgen voor goede energie en voor extra ambitie.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het gaat er natuurlijk om wat de kiezers, de mensen thuis, denken over dit hele circus rondom constructieve oppositie en gewone oppositie, waarbij er ook nog zoiets is als een kabinet. Mensen kunnen daar eigenlijk geen kaas van maken. De heer Pechtold zegt aan de ene kant in de media dat dit kabinet geen enkele visie heeft, dat het slecht is voor het land als wij zo door blijven modderen en dat er echt verandering in moet komen. Aan de andere kant steunt D66, de heer Pechtold, dit kabinet door telkens opnieuw een handtekening te zetten onder de begrotingen voor het komende jaar. Dat is ook niet uit te leggen, mijnheer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): Als krantenkoppen alweer worden samengevat door mevrouw Thieme, die daar dan ook natuurlijk weer politiek mee bedrijft — u moet nu niet net doen alsof u er niet bij hoort want u bent hier ook als politica, mevrouw Thieme — dan zijn de hyperbolen wel groot. Er is een ambitie. Als je echter 600.000 mensen aan de kant hebt staan, is het hier geen tijd om te denken: ach, we hebben hervormd en achterstallig onderhoud gedaan en nu kunnen we wel tweeënhalf jaar wachten op die groei. Nee. Ik ben het met de liberalen eens dat de overheid geen banen creëert in de zin van het creëren van overheidsbanen. Ik ben echter aan de andere kant via het belastingstelstel graag bereid om ervoor te zorgen dat er in de markt door groei, bij de overheid door kansen en in het onderwijs door geld weer werkgelegenheid komt. Ik nodig u uit om een keer mee te praten, mevrouw Thieme.  Ik had het over de hervormingen. We hebben gedaan wat iedereen wist dat moest gebeuren. Volgende generaties mogen niet anders van ons verwachten. Het nemen van moeilijke besluiten wordt echter steeds lastiger voor politici. Een cultuur van politieke onmacht dreigt een drijfanker te worden voor ieder kabinet. Dat is een cultuur waarin politici uit angst voor cynische reacties op social media, vette koppen in de kranten en wisselende opiniepeilingen steeds minder de moed hebben om de keuzes te maken en die ook te verdedigen, langer dan een etmaal lang. Vasthoudendheid loont. Als je tegen de stroom in maatregelen durft te nemen, zien mensen uiteindelijk heus wel de positieve resultaten. Langzaam, natuurlijk veel te langzaam, trekt de woningmarkt aan, daalt de werkloosheid en stijgt daardoor ook het consumentenvertrouwen.  Het economisch herstel is broos en er zijn nog grote risico's. Die betreffen niet alleen de conflicten aan de buitengrenzen van Europa en elders aan de wereld waar ik over sprak. Ook binnen de Europese Unie zijn landen als Frankrijk, met een groeiend begrotingstekort, voor Nederland nog steeds een risico voor de economische stabiliteit. Of we sterker uit de crisis komen, zoals de premier ons wekelijks voorhoudt, is nog de vraag. Dat lukt alleen als wij ervan doordrongen raken dat angst voor de kiezer geen argument mag zijn om wat gedaan moet worden vooruit te schuiven. Mijn fractie maakte in het voorjaar de inzet voor de begroting voor 2015 duidelijk: verlagen van de belasting op arbeid met ten minste 1 miljard euro, investeren in innovatief mkb en wetenschappelijk onderzoek via een toekomstfonds. Die inzet hebben wij samen kunnen waarmaken. Minder stijging van de lasten met in totaal 1,3 miljard euro. Wij gaan onze gasbaten, ons ondergrondse kapitaal, niet meer klakkeloos opsouperen, maar wij gaan investeren in innovatie. Het gas raakt op; over tien jaar is ook Nederland ondanks zijn gasvoorraad importeur van gas. Daarom moeten wij die lucht uit de begroting pompen. 200 miljoen is een bescheiden, maar wel belangrijk begin.  Het kabinet weet maar al te goed dat de verlenging van de verlaging van de btw in de bouw onze steun heeft; ik zou het zelf bedacht kunnen hebben. Duizenden schilders, metselaars en stukadoors kunnen hun baan behouden. Ook het extra geld voor de AIVD en het Openbaar Ministerie is van harte welkom. Er is sprake van een trendbreuk. Die is belangrijk om meer zaken te kunnen oplossen, want nog steeds is het grootste probleem dat het aantal opgeloste misdrijven in 2012 20% lager was dan in 2005.  Het is ons niet gelukt het kabinet te overtuigen van onze fundamentele bezwaren tegen de bezuinigingen op de griffierechten en de rechtsbijstand, die de toegang tot het recht blokkeren. Bij deze voorstellen, en ook bij het voorstel inzake elektronische detentie, tonen wij ons een wat minder geliefde oppositie.  Alles bij elkaar — ik zei het zo-even al — is er sprake van een goed te verdedigen begroting, maar wel een begroting die nog verre van feestelijk is.  De heer Roemer (SP): Voor D66 vormen de rechtstaat, de rechtsorde en de toegang tot het recht altijd een ongelofelijk belangrijk punt. Als de plannen op dit wezenlijke onderdeel in de begroting D66 tegen de borst stuiten, waarom komt de heer Pechtold dan niet met voorstellen op basis waarvan wij samen op zoek kunnen gaan naar een alternatief voor dat bedrag en elkaar wellicht kunnen vinden? Ook wij vinden dat het bezuinigen op de toegang tot het recht niet past in een rechtsstaat als die in Nederland.  De heer Pechtold (D66): Ik ben er open over — dat was trouwens ook vorig jaar het geval — dat dit onderdeel in de begroting niet het onderdeel is dat D66 ambieert. Het gaat om afzonderlijke wetgeving. Ik ga niet dreigen, maar ik zie dat daarover in de Eerste Kamer zelfs in de coalitie problemen ontstaan. Misschien kan de minister van Justitie, voordat hij het gevoel krijgt dat die wetten misschien allemaal sneuvelen, nog eens bekijken of hij op dit punt tot andere ideeën kan komen. Ik wens hem daar ongelofelijk veel succes mee. Wie weet krijgt hij dan onze steun.  De heer Roemer (SP): Het is heel gemakkelijk om te hopen dat de Eerste Kamer plannen zal tegenhouden — dat hoop ik overigens van heel veel plannen — maar als de heer Pechtold niet met tegenvoorstellen komt, stemt hij met die plannen in.  De heer Pechtold (D66): Nee …  De heer Roemer (SP): Ik was nog niet klaar met mijn interruptie. Als de heer Pechtold geen alternatief heeft en niet met een ander voorstel komt — ik wil samen met hem zoeken naar een dekking waarin wij ons allebei kunnen vinden — dan stemt hij in met de begroting. Dan kan hij hier wel blijven mopperen, maar dan moet het gemopper ophouden en moet hij gewoon meedoen. Dan is hij verantwoordelijk voor de gehele begroting, want hij heeft geen alternatief aangereikt.  De heer Pechtold (D66): Dat is nu net de crux, want het gaat om drie wetsvoorstellen die separaat naar de Kamer komen. Die voorstellen zijn dus nog geen onderdeel van de begroting. Wellicht worden zij als taakstelling ingeboekt. Het is echter klip- en-klaar dat die wetsvoorstellen niet de steun van onze fractie krijgen. De senatoren heb ik niet aan een touwtje, maar mijn ragfijn politiek gevoel zegt dat zij, hun achtergrond kennend, er moeite mee zullen hebben. Ik moet de heer Roemer op dit punt dus corrigeren: het gaat om aparte wetsvoorstellen met financiële consequenties.  De heer Roemer (SP): Dat werkt niet. In de begroting is al ingecalculeerd dat op een bepaald onderdeel fors zal worden bezuinigd. De heer Pechtold zegt alleen dat hij het daar niet mee eens is; hij komt niet met een alternatief en een financiële dekking. Hij zegt ook niet dat hij de betrokken wetsvoorstellen niet zal steunen als die bezuiniging erin zit. Als hij dat nalaat, stemt hij in met de begroting en met de bedragen die worden ingeboekt. Dan is hij daar medeverantwoordelijk voor. Het mopperen bij de bespreking van die wetgeving is dan één stap te laat.  De heer Pechtold (D66): Er is een fundamenteel verschil tussen iets wat al ingeboekt is en in wetgeving is vastgelegd en wetgeving die nog moet komen en misschien leidt tot de opbrengst waarop de minister hoopt. De minister kan tellen en niet alleen tot 38, want ik hoor ook uit sociaaldemocratische en zelfs uit liberale kring gemor over deze voorstellen. Dus of de senatoren van D66 en de SP aan die afweging toekomen, is nog maar de vraag. Dan is het de taak van de minister — zo werkt het — om met tegenvoorstellen te komen. Ik wil natuurlijk graag meedenken, maar niet langs deze weg.  Alles bij elkaar is dit een goed te verdedigen begroting, maar verder niet een die feestelijk is. Natuurlijk: de koopkracht stijgt licht, de economie groeit een beetje, de werkloosheid daalt volgend jaar licht en het begrotingstekort vermindert iets. Maar te veel mensen zitten nog zonder werk, te veel huizen staan nog steeds onder water, de koopkrachtstijging is voor mensen echt geen vetpot en de lasten stijgen volgend jaar nog steeds. Dat is slecht voor de werkgelegenheid, dat is slecht voor ons vestigingsklimaat en dat is slecht voor het ondernemerschap.  Er is dus meer nodig dan deze begroting. Hoe nu verder? De vraag dringt zich op of het kabinet dan is uitgeregeerd. Is de hervormingsagenda nu klaar? Is Nederland af? Op dat laatste zeg ik: nee, natuurlijk niet. En of het kabinet is uitgeregeerd, dat is — ik zei het al — aan het kabinet. Voor mij geldt dat dat afhankelijk is van een nieuwe ambitieuze agenda. Nederland is namelijk verre van af. De uitvoering van wat in gang is gezet, is een levensgrote klus. Onze steun aan de hervormingen maakt ons extra kritisch. Het parlement is medewetgever, maar geen mede-uitvoerder.  In de zorg gebeurt veel, maar wat doet het kabinet met de signalen dat de overdracht van taken minder soepel gaat dan wellicht gehoopt? Op de arbeidsmarkt is veel hervormd, maar het kabinet moet ervoor zorgen dat de begeleiding naar werk goed wordt opgepakt. Ik verwacht hierbij veel van de in het regeerakkoord vastgelegde coördinerende rol van de minister van Binnenlandse Zaken. Dit is een uitgelezen kans voor hem om nieuw leven te blazen in een uitgeholde en moeizame portefeuille. De minister maakte ruzie binnen het koninkrijk en de verhoudingen met de voormalige Antillen zijn daardoor beroerd. En dan is er die inmiddels lege bestuurlijke agenda: opschaling van de gemeenten, snoeien in de gemeenschappelijke regelingen, hervorming van provincies, afschaffen van de waterschappen, dat stond ooit allemaal in het regeerakkoord.  Sinds de Tweede Wereldoorlog verschenen er 46 rapporten over de inrichting van ons openbaar bestuur. En wat doet het kabinet? Het richt een studiegroep op. Dat is dan club 47. Ik krijg er Balkenende IV-visioenen van. Een verkenning waar ik wel op zit te wachten en waar ik een jaar geleden op deze plek om heb gevraagd, is die naar de rol van de Eerste Kamer. Die is voor voor de zomer toegezegd, maar ik heb er nog geen letter van gezien. Collega Zijlstra heeft er ook weleens naar gevraagd. Dus vraag ik, denk ik, mede namens hem: wanneer kunnen we die verwachten? Dan is er, last but not least, nog de afschaffing van de Zondagswet, waar de hele Kamer — bijna de hele Kamer — op zit te wachten. Ik vraag aan de premier: zo moeilijk kan dat toch niet zijn?  Is Nederland af? Is er echt niets meer te doen? Natuurlijk niet. Waar willen we naartoe met onze rechtstaat? Wat is ons antwoord op de terroristen van IS? Het kabinet kiest de conservatieve lijn; repressie is het toverwoord en maakbaarheid is het ideaal. Het kondig verboden af, beperkt vrijheden en presenteert daadkrachtig een 38 puntenplan, dat bij de behandeling hier echter aanzienlijk aan kracht verloor. Ja, onze samenleving wordt uitgedaagd door terroristische groeperingen en kwaadwillende individuen. Ja, effectieve maatregelen zal mijn fractie steunen. Wij willen er alles aan doen om jihadreizigers te dwarsbomen, inclusief het ontnemen van hun paspoort, maar dan wel langs de koninklijke, rechtsstatelijke weg. Wij vertrouwen op het gezonde verstand en de weerbaarheid van de rechtsstaat. Door te stellen dat IS een gifslang is die je niet bij een baby in de wieg legt, suggereert de vicepremier dat onze rechtsstaat onvoldragen en weerloos is. Deelt de premier die opvatting? Wij vinden onze vrijheden, voortkomend uit de verlichting, zo veel waard dat we ze niet prijsgeven als we worden uitgedaagd. Onze grondhouding tegenover radicalisering en jihad is: dit zijn wij, een open samenleving, een weerbare samenleving, met een kaarsrechte rug; jouw vrijheid stopt waar je die van een ander raakt. Wie dat met voeten treedt, wordt keihard aangepakt.  Is Nederland af, is het kabinet uitgeregeerd? Het tegendeel zou moeten blijken uit de concrete groeiagenda voor de komende jaren. Dat is toch niet die magere brief, die opsomming van maatregelen die we al genomen hebben? Hoe zit het met die beroemde koek die groter moet, maar waar we met zijn allen al jaren in aan het snijden zijn, zodat er alleen nog maar kruimels over zijn? De premier heeft toch nog wel ambitie in dat opzicht, hoop ik? Op die heisessie bij minister Kamp is toch wel wat meer gedaan dan een potje klootschieten?  Ik ben er niet gerust op. Werk, werk, werk is de nieuwe mantra. Met zo'n algemene mantra ben ik het natuurlijk eens. De sectorplannen van minister Asscher heb ik een kans willen geven. Dat het geld dat daarmee gemoeid is, opraakt, dat geloof ik. Ik geloof echter steeds minder dat die plannen het grote verschil gaan maken. Natuurlijk helpen alle beetjes: iedere behouden baan is er één, maar echte banen komen er alleen als het voor ondernemers aantrekkelijk is om mensen in dienst te nemen. Dat is sinds 2007 alleen maar duurder geworden. Ook zelfstandigen zonder personeel die willen doorgroeien naar ondernemers met personeel hebben daar last van. Wat gaat het kabinet doen om werkgeverschap aantrekkelijker te maken? Wij zouden het een goed idee vinden om een korting te geven op de werkgeverspremie voor de eerste werknemer. Ik krijg hier graag een reactie op.  Ik hoopte gisteren ook gerustgesteld te worden over de voortgang van een nieuw belastingstelsel. De coalitie leek een beetje verdeeld. Collega Samsom vond de plannen van Zijlstra "ongelooflijk lomp". Zijlstra van zijn kant vond dat Samsom "dom bezig is". Daar zit toch enig licht tussen, zegt alweer mijn ragfijn politiek gevoel. Ondanks, of dankzij die verdeeldheid kwam het kabinet met een brief van 27 pagina's. Maar wat staat daar eigenlijk in? Ik zie nog niet het begin van een plan. Na ruim een jaar praten en twee eerdere uitstelbrieven wil het kabinet, misschien om de verdeeldheid te maskeren, met Jan en alleman in gesprek. Vooruit, u kent mij: ik denk graag mee. Maar dan niet over routes, mogelijkheden, processen, denkrichtingen, langjarige bewegingen; al deze termen lees ik in die brief. Ik denk graag mee over echte hervormingen, over een concreet plan van een coalitie die keuzes durft te maken. De voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen leveren 140.000 banen op. Die plannen liggen er al een jaar. Voor mijn fractie vormen die plannen een goede uitgangspositie om mee aan de slag te gaan, zodat de belasting op arbeid omlaag kan en werken weer gaat lonen, de vervuiler meer gaat betalen, het stelsel eenvoudiger wordt en het rondpompen van toeslagen aan banden wordt gelegd. Een niet onbelangrijk detail is dat we dan ook iets aan die accijnzen kunnen doen. Dat is alleen vervelend voor het CDA, want dat moet dan op zoek naar een nieuw kroonjuweel. Als het regeerakkoord in zes weken kan worden geschreven, dan hoeft een nieuw belastingstelsel toch geen jaren te duren.  Niet alleen het belastingstelsel maar ook het pensioenstelsel is aan vernieuwing toe. De crisis heeft laten zien dat onze pensioenen minder hard zijn dan mensen jarenlang is voorspeld. Dat leidt tot onzekerheid en onbegrip bij de ouderen van wie het pensioen niet wordt geïndexeerd of zelfs wordt gekort, maar zeker ook bij de jongeren van wie het pensioen daalt terwijl de premie stijgt. Mijn fractie wil voor pensioenen veel meer individuele keuzevrijheid. Mensen werken niet meer 40 jaar voor dezelfde baas. Wij nemen ook hier geen genoegen met dikke rapporten, vage vergezichten, raamwerken en stappenplannen. Wij willen graag dit voorjaar, laten we zeggen voor 18 maart, concrete plannen zien. Mag ik de premier nog even het volgende voorhouden over de pensioendialoog? Weet hij dat die dialoog door staatssecretaris Klijnsma wordt gevoerd op werkdagen tussen 10.00 uur en 13.00 uur? Je moet zo ongeveer pensioengerechtigd zijn om op zo'n toogdag te kunnen verschijnen. Toch roep ik alle jongeren en werkenden op: maak niettemin dat uurtje vrij, want het gaat vooral om jouw pensioen!  Bij nieuwe groei past niet het subsidiëren van de oude economie. Ik zie geen enkel heil in ons zelfvoorzienend, de landbouw subsidiërend, terugtrekken achter de dijken met daarbovenop een kerncentrale, zoals het CDA dat graag wil. Het geld moet juist de andere kant op: van koeien naar kennis, hier in Nederland en zeker in Europa. Nieuwe groei kan dan ook zeker niet zonder goed onderwijs. Met de 600 miljoen structureel uit het herfstakkoord hebben basisscholen en middelbare scholen zo'n €200 per leerling extra gekregen. Ook komend jaar krijgen scholen dat geld. De Kamer heeft dat geregeld. Aan het kabinet is het de taak om ervoor te zorgen dat dit geld ook echt aan de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Met de opbrengst van het studievoorschot stijgt het budget voor het hoger onderwijs tot 20%. Dat is een enorme impuls. Met dit geld kunnen hogescholen en universiteiten meer en betere docenten aannemen. Over de besteding van dit geld krijgen studenten ook meer zeggenschap. Onderwijs is echter meer dan alleen een diploma; het is een voorwaarde voor economische groei. Jongeren die hun school hebben afgemaakt, komen vijf keer minder vaak in aanraking met justitie. Ja, zelfs onderwijs is veiligheid.  In die moderne samenleving die ik voor me zie, willen mensen ook steeds meer zelf doen: overnachten via Airbnb of een taxi bestellen via Uber. En via crowdfunding kunnen mkb'ers gemakkelijker aan geld komen dan via de bank. Vorig jaar kondigde het kabinet met veel bombarie de participatiesamenleving aan. Dit jaar kwam de participatiesamenleving niet meer voor in de troonrede. Sterft een en ander nu een stille dood of gaan we er werkelijk werk van maken? Ik geloof graag dat mensen willen bijdragen, maar mensen zijn geen beleidsinstrumenten. Het simpelweg overdragen van overheidstaken is een al te simpele en eenzijdige invulling van het begrip "participatiesamenleving". Met de decentralisatie komt de zorg dicht bij de mensen. Zij krijgen zo lang mogelijk de regie over hun leven. Dat is een doorslaggevend argument voor onze steun. Zelfbeschikking vinden mensen over het algemeen een groot goed. Zelfbeschikking staat of valt met een toegankelijke overheid die luistert, meedenkt en de spelregels aanpast. Het gaat mij dan niet alleen over de zorg, maar ook over het verouderde beeld van het huwelijk en alle twintigste-eeuwse verplichtingen die daaruit voortkomen. In een moderne maatschappij met alle mogelijke samengestelde leefvormen past het niet meer voorhuwelijks vermogen, giften en erfenissen vanzelfsprekend gemeenschappelijk te laten zijn. Ons initiatief om dit te veranderen, dat door de coalitie wordt gesteund, ligt in de Kamer en dat komt dus wel goed.  Maar er is meer. Mensen houden graag de regie over hun leven, maar ook over hun levenseinde. Mag ik de minister van Volksgezondheid, na alle kritiek van de afgelopen weken, nu eens een compliment geven? Zij heeft in de brief aan de Kamer over een paar slepende medisch-ethische zaken standpunten ingenomen die mij als liberaal bevallen. In dit debat wil ik er daarvan een specifiek noemen. Mijn fractie is blij verrast dat zij bevestigt wat Els Borst altijd heeft benadrukt: ook iemand die zijn wil niet meer kan uiten, maar deze eerder schriftelijk heeft vastgelegd, kan euthanasie krijgen. Veel mensen vinden dat vanzelfsprekend, maar lopen in de praktijk tegen muren op. Daarom kan deze uitspraak over de wilsverklaring een doorbraak betekenen: hij geeft duidelijkheid aan artsen en doet recht aan de verwachting van mensen dat hun wil over hun levenseinde wordt gerespecteerd. Om ieder misverstand weg te nemen: kan de premier bevestigen dat ik het standpunt van het kabinet zo goed heb weergegeven?  Het kabinet toont zich minder liberaal, en ook niet sociaal, op het gebied van de softdrugs. Waarom toch die blokkade? Gedoogde verkoop is een goudmijn voor de georganiseerde criminaliteit. De golf van liquidaties in de onderwereld is niet alleen een afrekening maar ook een rekening die we krijgen gepresenteerd. De zwaarbelaste politie en het zwaarbelaste Openbaar Ministerie hebben hun capaciteit en tijd dringend elders nodig. Vier Amerikaanse staten zijn ons als gidsland inmiddels voorbij.  Ik maak de balans op. Vorig jaar was zo ongeveer het enige buitenland dat hier ter sprake kwam, de fraude door Bulgaren. Voor het kabinet was het buitenland tot nu toe business as usual. Die tijd is voorbij. Ik verwacht van de premier dat hij voorop gaat lopen in Europa als het gaat om defensiesamenwerking, de energie-unie en de strijd tegen IS. De premier zal ook in Nederland voorop moeten lopen. Verdeeldheid in de coalitie of angst voor de kiezer mogen het herstel van Nederland niet in de weg zitten. Wij voeren nog altijd oppositie voor het kabinet, maar of dat zo blijft, zal afhangen van de bereidheid van de premier om onze ambities voor de tweede helft tot de zijne te maken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb nog een slotvraag. Ik weet niet of het de heer Pechtold is opgevallen, maar de leden van het kabinet zijn langzamerhand wat in slaap gedommeld bij alle vragen die de heer Pechtold stelde. Ik snap dat wel. Dat komt doordat ze weten dat ze niets hoeven te beantwoorden, want de steun voor de hele begroting waarover we twee dagen praten, is al binnen. Is het nu werkelijk zo verstandig van D66 om als partij die vrij zou moeten zijn in het parlement, al voor de begrotingsbehandeling uit het ministerie van Financiën naar buiten te lopen met een stempel van goedkeuring op deze, in de woorden van de heer Pechtold zelf, visieloze begroting?  De heer Pechtold (D66): Ik loop hier al wat langer mee. Ik kan me nog een debat herinneren — het waren ook algemene politieke beschouwingen — waarin aan het begin, toen de heer Van Geel hier stond, aan hem door een van de gewaardeerde collega's werd gevraagd: is er nog wat aan te veranderen? Toen zei de CDA'er Van Geel in een traditie van christendemocratie: nee, natuurlijk niet! Als je met dit kabinet je kansen pakt, luistert waar de problemen zitten, die bijbuigt en ervoor zorgt dat je eigen verkiezingsprogramma daarin zichtbaarder wordt, dan is er van alles mogelijk. Dat was vorig jaar zo, dat was dit jaar weer zo en zelfs nu weet ik gewoon dat, als er kansen zijn en als die goed zijn, we daarover overeenstemming kunnen bereiken. Ik zou u willen zeggen: richt ook u zich daar weer een keer op. Dat maakt namelijk ook dat uw achterban denkt: ja, daarvoor doe ik het.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is eigenlijk apart: de heer Pechtold verwijt het CDA nu dat het doet wat het altijd deed, maar mijn verwijt aan D66 en aan de heer Pechtold is nu juist dat hij iets doet wat hij anderen altijd verweet, namelijk via kronkelroutetjes in achterkamertjes nog voor het plenaire debat al akkoord gaan met een begroting die nog moet worden behandeld. Al voor de premier überhaupt geantwoord heeft, weet het kabinet dat het het hele jaar vol kan maken met steun voor deze begroting. Ik begrijp dus werkelijk niet dat D66 de huid voor het debat al heeft verkocht.  De heer Pechtold (D66): Ik snap er werkelijk niets van. Ik zit met de heer Buma in één mooi pand binnen de Tweede Kamer, maar in elke kamer hier voor en achter waarvan ik de deur opentrek, kom ik altijd een CDA'er tegen. Ook u, mijnheer Buma, was vorig jaar gewoon bereid om in het Justitiegebouw te komen en mee te praten en mee te doen. Het beviel u alleen niet en u liep weg. Als er al achterkamers zijn, dan zitten ze op de tweede verdieping van het Justitiegebouw, waar u zit! "De eerste" wordt geroepen, maar het is wel de tweede laag.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik snap deze fout wel: op de tweede verdieping zit D66.  De heer Pechtold (D66): Onze deur heeft aan de binnenkant wel een klink!  De heer Zijlstra (VVD): Ik erken dat ik op een gegeven moment op bezoek ging bij de heer Pechtold, maar dat ik binnenliep bij het CDA.  De heer Pechtold (D66): En een halfuur later stond dat al op de site van het ANP.  De heer Zijlstra (VVD): Vervolgens stonden ze bij de heer Pechtold voor de deur ...  De heer Pechtold heeft nu al een paar keer in zijn betoog gezegd dat het antwoord op de vraag of het kabinet is uitgeregeerd of niet, afhangt van de nieuwe ambities en plannen. Ik heb daar twee vragen over. Deelt de heer Pechtold de mening dat de implementatie van de enorme hervormingen, die ook hij wilde en die het afgelopen jaar door het parlement zijn geloodst, nauwkeurig en goed moet gebeuren en dat dat alleen al genoeg werk is voor dit kabinet om te rechtvaardigen dat het hier de komende jaren nog zit? De heer Pechtold sprak de mooie woorden dat er doorgepakt moet worden. Gaat de fractie van de heer Pechtold dat ook in de volle omvang doen, bijvoorbeeld bij de novelle over de woningmarkt? Daar moet geen vertraging in worden aangebracht, zodat wij gewoon het tijdschema halen. Bovendien moet er geen vertraging ontstaan bij de Wlz. Ook willen wij achteraf niet de verhalen horen dat wij de veranderingen in de jeugdzorg wat langzamer hadden moeten invoeren. Dat soort dingen gaan wij dus gewoon niet meer meemaken, toch?  De heer Pechtold (D66): Zeg nooit "nooit". Dit betreft de uitvoering. Ik heb zojuist de minister van Binnenlandse Zaken weer wat meer ruimte in zijn portefeuille gegeven, want op de Antillen schiet het niet op en de bestuurlijke zaken heeft hij eruit geknald, dus nu kan hij de coördinerende rol oppakken. Dat moet het kabinet niet zelf doen, maar de gemeenten, de wethouders, van wie er gelukkig velen van de goede kleur zijn. Zij gaan het uitvoeren.  Nu zegt de heer Zijlstra: je hebt misschien toch nog wel kritiek en wat meer ambitie. Laat ik eens iets verklappen. Ik zie natuurlijk vele D66'ers als voorbeeld, maar ik heb ook altijd bewondering gehad voor Frits Bolkestein die hier stond tijdens Paars. Hij was een coalitiegenoot, niet eens een constructieve gedoger, maar hij gebruikte deze debatten elke keer om de boel op scherp te zetten en aan te jagen, om ambities te formuleren en de zaak op te jutten vanuit de dualistische rol die de Kamer speelt. Als ik vandaag de heren Samsom en Zijlstra zie, denk ik dat zij toch een beetje de voorstoppers van de club zijn. Het parlement speelt de dualistische rol op grondwettelijke basis, dus neem een voorbeeld aan Bolkestein! Ik heb het vandaag een beetje geprobeerd.  De heer Zijlstra (VVD): Zoals gebruikelijk zegt de heer Pechtold ook nu weer iets anders, omdat hij een lastige vraag krijgt. Wij zijn dat weliswaar van hem gewend, maar het zou mooi zijn als hij de vraag toch zou beantwoorden.  De heer Pechtold (D66): Mijnheer Zijlstra, u vroeg naar de Wlz?  De heer Zijlstra (VVD): Als het gaat om ambitie en de heer Pechtold tegen het kabinet en de coalitiepartijen zegt dat ze moeten voortmaken en doorzetten, dan gaan wij het toch niet meemaken dat de partij waar de heer Pechtold de politieke leider van is, in andere debatten het tegengestelde zal zeggen?  De heer Pechtold (D66): Ik vind het eigenlijk jammer dat ik deze geloofsbelijdenis hier moet afleggen. Ik doe dat echter graag als er zo laat op de avond nog enige onrust is. Mijn handtekening staat voor de hervormingen. Dat hebt u gezien, mijnheer Zijlstra. Bij de bespreking van de Wlz heb ik zelfs andere partijen uitgedaagd. Ik heb de heer Buma bijvoorbeeld gevraagd waar hij die 200 miljoen voor wilde gebruiken. De staatssecretaris — die man kan niet genoeg geprezen worden voor al wat hij in het afgelopen halfjaar gedaan heeft — luistert geregeld naar onze woordvoerders. Als dat allemaal zo doorgaat, denk ik dat het de goede kant opgaat.  De heer Zijlstra (VVD): Ik dank de heer Pechtold voor dit heldere antwoord. Wij zullen de Handelingen goed bewaren.  De voorzitter: Anders doen wij dat wel voor u.  De heer Slob (ChristenUnie): "I can't believe the news today. Oh, I can't close my eyes and make it go away." Mevrouw de voorzitter, mogelijk herkent u deze woorden. Dit zijn de openingszinnen van het nummer Sunday, Bloody Sunday van U2. Ik moest deze zomer aan deze zinnen denken terwijl het wereldleed aan ons voorbij trok en ons door elkaar schudde: de MH17, Gaza, Noord-Irak, Oekraïne en ebola. Zoveel leed op zoveel plaatsen in de wereld; er was en is geen ontkomen aan. Ik weet zeker dat veel mensen te midden van dat leed, net als ik, verlangen naar een betere wereld en naar wijsheid om aan die betere wereld te werken. Daarom moest ik deze zomer ook denken aan een wijs man uit het verleden, koning Salomo. In het Bijbelboek Psalmen, psalm 72, geeft hij op een mooie manier woorden aan dat verlangen. Hij schrijft:  "Mogen de bergen vrede brengen aan het volk  en de heuvels gerechtigheid.  Moge hij recht doen aan de zwakken,  redding bieden aan de armen,  maar de onderdrukker neerslaan."  En:  "Moge in zijn dagen de rechtvaardigen bloeien,  de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat."  Voorzitter. Vrede en recht, wat kun je daar in deze tijden intens naar verlangen. Vrede en recht voor yezidi's, christenen, Turkmenen en andere minderheden in Irak. Vrede en recht voor de op drift geslagen bevolking van Syrië. Vrede en recht voor de bevolking van de Oekraïne, van Nigeria, Zuid-Sudan en andere onrustige landen in Afrika. Vrede en recht voor de inwoners van Israël en voor Palestijnen. Maar ook vrede en recht voor de inwoners van ons land, legalen en illegalen. Salomo doet een oproep aan machthebbers om hun positie voor dat doel te gebruiken. Dat deed hij eeuwen geleden, maar die oproep is ook in 2014 hard nodig, ook voor iedereen die in Nederland politieke verantwoordelijkheid draagt, voor u en ik hier in de Kamer of ook in het kabinet.  Deze algemene politieke beschouwingen vinden plaats in een totaal andere politieke context dan we in de vorige jaren gewend waren. De internationale situatie is uitermate zorgelijk. Meer dan ooit worden we gedwongen na te denken en te spreken over de waarden die ten grondslag liggen aan ons handelen. Waar staan we voor? Hoe kijken we naar dit land en de wereld waarin we leven? Hoe ziet de wereld eruit die we willen bouwen? Deze tijd vraagt om een duidelijk antwoord op die vragen. Wij willen bouwen aan een wereld van vrijheid, vrede en recht. Dat is tegelijk een boodschap van hoop tegenover alles wat ons wanhopig en onzeker maakt, een boodschap van vrijheid tegenover hen die deze vrijheid bedreigen, een boodschap van verbondenheid tegenover hen die chaos en wanorde willen creëren.  In deze tijd hebben we een duidelijk kompas nodig, een kompas dat perspectief biedt en recht brengt, een kompas dat angst en onrecht bestrijdt. Dat hebben we niet alleen nodig vanwege de situatie in de rest van de wereld, want ook in ons eigen land zijn veel mensen onzeker over de grote hervormingen in de zorg en op de arbeidsmarkt. En er zijn nog altijd 600.000 mensen op zoek naar werk, meer zelfs dan 600.000! Mensen maken zich zorgen over hun woning die onder water staat of om het feit dat ze geen woning kunnen vinden.  Die onzekerheid bracht mijn fractie er vorig jaar toe om niet alleen maar oppositie te voeren, maar ook iets aan die onzekerheid te doen door onze invloed op de begroting uit te oefenen. Dat heeft op onderdelen succes gehad. De voorgenomen financiële aanslag op gezinnen en op weduwen en wezen is afgewend. We kwamen met succes op voor werkgelegenheid in de regio, voor extra geld voor het onderwijs, voor de bouw en voor lagere lasten op arbeid. En wat zien we? De woningmarkt is eindelijk in beweging en we zijn eigenaren met restschulden en schulden doordat ze hun huis niet kwijtraken, te hulp gekomen.  Ik realiseer me wel dat we daarmee ook verantwoordelijk zijn voor een aantal stevige ingrepen. En ik zeg het er ook eerlijk bij: het schuurt nog regelmatig, ook voor ons, maar niets doen is in deze tijd geen optie. Voor de ChristenUnie zie ik geen andere keuze dan actief betrokken zijn bij besluiten. Een tijd van onzekerheid vraagt niet om polarisatie, maar om samenwerking. Een tijd van onzekerheid vraagt niet om het wegduiken in de oppositionele hangmat, maar om het aanpakken van problemen in binnen- en buitenland.  Bij het aanpakken van die problemen staat in deze tijd de strijd voor vrijheid wat ons betreft centraal, want als we deze zomer één ding hebben gezien, dan is het wel dat vrijheid geen rustig bezit is. Vrijheden worden bedreigd, kijk naar de gruwelijke daden van IS in Syrië en Noord-Irak, en laten we dat duidelijk benoemen: het is grof onrecht dat bestreden moet worden! Het kabinet liet deze zomer lang twijfel bestaan of er in Noord-Irak nu genocide dreigde of niet. Die twijfel vond ik gênant.  Wij moeten niet alleen heldere taal spreken maar ook actief handelen, onrecht actief bestrijden en de hulpeloze slachtoffers helpen. Dat moet doelgericht: het verdedigen van de internationale rechtsorde met een duidelijke strategie, militair en humanitair, en in goede samenwerking met andere landen, de "coalition of the willing". Ik vraag de minister-president als primus inter pares van het kabinet om morgen gewoon eens heel duidelijk te vertellen waar het kabinet staat. Neem ons én de samenleving mee in de te maken afwegingen en blijf ver weg bij argumenten als dat zaaltjes te klein waren om aan te schuiven. Zulke argumenten ondergraven een geloofwaardig buitenlands beleid bij een cruciale kwestie als deze.  De gebeurtenissen in de afgelopen maanden bewijzen opnieuw dat democratie en rechtsstaat altijd beginnen bij de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en dat het alleen daarom al cruciaal is om die vrijheid prominent neer te zetten als speerpunt van buitenlands beleid. Ik vraag het kabinet om dat ook te doen.  De onrust rond demonstraties in de Schilderswijk toont aan dat internationale kwesties ook zomaar ineens in de straten van onze steden kunnen opduiken. Ook het toenemend jihadisme maakt dat duidelijk. Onrust, onzekerheid; maar ook het kwaad moet bestreden worden. Daar hoort een actieve overheid bij, maar ook een overheid die beseft dat alleen repressief optreden niet het antwoord is op de vaak dieper liggende oorzaken van het kwaad, een overheid die beseft dat er geïnvesteerd moet worden in onderlinge verhoudingen. Dat heeft onze samenleving ook, of misschien wel nog veel meer, nodig: dat wij mét alle verschillen die er zijn, ook echt samen kunnen leven en naar elkaar kunnen omzien, juist in deze tijd.  Ik vraag het kabinet om ook in eigen land te doen wat mogelijk is om te werken aan vrede en recht. In de week dat het parlement met het kabinet sprak over een deelname aan de strijd tegen IS, vorige week, stonden voor de deur van dit parlement, bij de hoofdingang, uitgeprocedeerde asielzoekers, onder andere uit Irak, dakloos geworden omdat zij geen recht meer hebben op opvang, mensen die geen kant meer op kunnen. Mevrouw de voorzitter, via u zeg ik tegen het kabinet: zit gemeentes niet dwars, maar steun gemeentes die deze mensen wel willen voorzien van bed, bad en brood, omdat je mensen niet zomaar op straat kunt laten zwerven. En wees ruimhartig in het toelaten van asielzoekers uit de brandhaarden van deze wereld, zoals Duitsland doet, dat meer dan 25.000 Syrische vluchtelingen opneemt, of Frankrijk, dat na de inname van Mosul door IS en de massale vlucht deze zomer zich bereid toonde om Iraakse christelijke vluchtelingen op te nemen. Wat doet Nederland, zo vraag ik het kabinet.  Ik sprak over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Laat die boodschap ook duidelijk klinken in ons eigen land. Het is om die reden diep en diep triest dat de Joodse gemeenschap in Nederland zich steeds meer bedreigd voelt, dat er Joden zijn die overwegen om ons land te verlaten, dat er zijn die dat al hebben gedaan, en dat in de Schilderswijk "dood aan de Joden" is geschreeuwd, waarna inwoners van een Joods hofje zich daar niet langer veilig voelden. Jodenhaat moet altijd en overal bestreden worden. Laten wij de Joodse gemeenschap duidelijk zeggen dat zij erbij horen en dat wij er alles aan zullen doen om ook hun vrijheden te beschermen.  Mevrouw de voorzitter, via u zeg ik daarbij tegen het kabinet: daar trekken wij ook de portemonnee voor open als dat nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om de bescherming van Joodse scholen en instellingen. Minister Opstelten — hij is er nog — heeft net voor het reces op herhaald verzoek van onder andere mijn fractie beloofd om dit te gaan regelen. Het is echter nog altijd niet geregeld. We krijgen de indruk dat de minister op dit punt draalt, terwijl het toch een erezaak zou moeten zijn. Ik roep daarom het kabinet op om over de brug te komen.  Nog geen twee jaar geleden bij de algemene politieke beschouwingen stond de fractie van de ChristenUnie nagenoeg alleen toen er door de VVD, het CDA en de PVV, met steun van bijna alle overige oppositiefracties, een krater van 1 miljard euro in de Defensiebegroting werd geslagen. Alleen de SGP stond naast ons. Dat slaan van die krater was onverantwoord gedrag, waarvoor twee van die drie fracties vandaag een soort mea culpa hebben uitgesproken. Het is echter wel gebeurd. En het was onverantwoord, niet omdat een sterke defensiemacht een doel in zichzelf is, maar omdat een sterke defensie nodig is om onze vrijheden te beschermen, in eigen land maar ook daarbuiten.  In diezelfde jaren is er ook, in dit geval met wat minder steun vanuit de oppositie, onverantwoord fors bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Ook dat onderwerp ligt mij en mijn partij na aan het hart. Wij zijn ervan overtuigd dat Nederland niet voorbij kan gaan aan het bestrijden van nood en achterstanden in de wereld, zoals nu bijvoorbeeld bij die verschrikkelijke uitbraak van ebola.  De heer Zijlstra (VVD): Ik kom nog heel even terug op het punt van Defensie. Ik heb mijn verantwoordelijkheid niet willen wegnemen. Maar het zou de heer Slob sieren als hij zou aangeven dat er ook beslag is gelegd op Defensiemiddelen in de periode voor Rutte I, Balkenende IV, onder een minister van Defensie van de partij van de heer Slob. Andere partijen zeggen dat zij misschien niet overal de juiste keuze hebben gemaakt. Het is prima dat de heer Slob ons dat verwijt, maar kijk dan ook naar uzelf, zeg ik tegen hem.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik herinner mij die periode nog goed. Er is vandaag ook al aan gerefereerd, alweer uren geleden want na een heel dagprogramma komt er ook nog een nachtprogramma. Destijds echter is er door de Kamer ingegrepen. Bij de algemene beschouwingen die toen plaatsvonden, is het kabinet opdracht gegeven door de toenmalige coalitiepartijen CDA, PvdA en ChristenUnie — mijn naam stond er ook onder — om niet te bezuinigen maar om juist geld beschikbaar te stellen voor Defensie. Toen heeft de Kamer dus zelf haar verantwoordelijkheid genomen.  De heer Zijlstra (VVD): De Kamer heeft ervoor gezorgd dat er minder werd bezuinigd, dat geef ik de heer Slob toe. Ik wil niet zwartepieten, want, nogmaals, wij lopen er ook niet voor weg, maar wat in Rutte I ook een duidelijk beslag legde, was het feit dat er zo'n slechte onderbouwing was geleverd op het gebied van materieel en uitzendingen naar Uruzgan dat daar vervolgens heel veel moest worden goedgemaakt. Ook dat heeft ervoor gezorgd dat er extra druk op Defensie kwam. Dat kan allemaal gebeuren, maar dat soort zaken moeten we dan niet wegmoffelen. Er is van alles misgegaan en daar zijn allerlei partijen in verschillende rollen bij betrokken geweest, maar ik laat mij niet aanleunen dat de schuld alleen bij ons wordt gelegd. Ook uw partij is hier niet zonder zonde, mijnheer Slob.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb de schuld wat betreft Rutte I geadresseerd met het noemen van het exorbitante bedrag van 1 miljard euro waarvoor toen is gekozen. Ik geef de heer Zijlstra na dat in de periode Balkenende IV inderdaad een aantal materiële zaken doorwerkten en zijn uitgevoerd. Echter, ik heb zojuist ook gezegd dat er toen door de Kamer is ingegrepen, zodat er weer geld beschikbaar is gekomen voor de Defensiebegroting, iets wat ik de heer Zijlstra niet heb zien doen. Maar goed, laten we niet jij-bakken. Ik kom straks nog even terug op de vraag hoe we verder moeten omgaan met defensie.  Mevrouw de voorzitter. Ik was gebleven bij het onderwerp ontwikkelingssamenwerking. Ook daar is ongelofelijk op bezuinigd. Ik zeg hier nogmaals dat wij verantwoordelijkheid dragen, ook voor de miljoenen en miljoenen vluchtelingen in de wereld, meer dan 51 miljoen. Mensen die in hun vrijheid worden bedreigd. Mensen zonder huis en zonder zekerheden. Vaak ook mensen zonder stem. Mensen op drift, die een beter bestaan zoeken en die tijdens die zoektocht bij honderden verdrinken in een poging Europa te bereiken, zoals de afgelopen dagen weer gebeurde. Talloze overledenen, drijvend voor onze kusten. Het enige antwoord kan dan niet zijn dat we de grenzen nog beter beveiligen en de mensensmokkel nog beter tegengaan. Dan moet er meer gezegd worden.  Mevrouw de voorzitter, kraters kun je niet in één keer dichten. Dat geldt ook voor begrotingskraters. Dat kan niet bij Defensie en ook niet bij Ontwikkelingssamenwerking. Gelukkig heeft de veranderende situatie in de wereld de bezuinigers van toen wel aan het denken gezet. Langzaam maar zeker verandert er iets. Vorig jaar heeft de ChristenUnie al kansen gehad om in de begroting iets te doen om de krater te dichten, om daarmee een begin te maken. Dit jaar gebeurt dat opnieuw. Bijna 600 miljoen euro voor noodhulp en meer geld voor asielopvang, zodat dat geld niet ten koste gaat van de eigenlijke hulpbudgetten. Die dingen zijn allebei hard nodig. Ik zie de minister die daarvoor verantwoordelijk is, dit knikkend beamen. Dit is ook een begroting met eindelijk weer een plus voor Defensie, structureel 100 miljoen. Wij zijn er nog lang niet, want er is nog veel tijd en geld nodig om weer op het juiste niveau te komen, maar de negatieve trend is gestopt.  Ik ga ervan uit dat er voor de mannen en vrouwen die bij de krijgsmacht werken, nu ook snel een fatsoenlijke cao komt. De nullijn is eindelijk losgelaten en dat is goed. Het is prima dat er nu ook weer extra geld voor materiaal komt, maar vergeet het personeel niet. Kan de minister-president dat morgen toezeggen?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb een vraag over de stijging van de budgetten voor Defensie en Ontwikkelingssamenwerking die volgens de heer Slob allebei bewerkstelligd worden. Is het verschil tussen de 100 miljoen voor Defensie en de 600 miljoen voor Ontwikkelingssamenwerking niet dat de 100 miljoen voor Defensie uit extra geld komt en de 600 miljoen voor Ontwikkelingssamenwerking gewoon van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking?  De heer Slob (ChristenUnie): Het klopt dat dit geld is dat, huiselijk gezegd, opgesloten zat en niet gebruikt kon worden. Het komt nu beschikbaar — en het is een fors bedrag — om dit jaar iets te doen aan noodopvang en opvang in de regio, terwijl de bodem van de kist waarin het noodhulpgeld zat al bereikt was. Bovendien hebben wij de komende twee jaar hopelijk ook voldoende middelen om te doen wat nodig is op dat vlak. Ik ben blij dat het ons gelukt is dat dit geld er is. Het zijn euro's die toegepast kunnen worden! Ik vraag het kabinet om ook de Nederlandse ngo's actief te betrekken bij de besteding. Ik denk aan Cordaid, Dorcas, Rode Kruis en noem ze maar op. Zij spelen op de plekken in de wereld waar de ellende zich afspeelt, soms al sinds jaar en dag een heel constructieve rol.  Als het om Defensie gaat, als je materieel gaat aanschaffen en iets met personeel wilt doen, heb je het inderdaad over geld dat een wat langere loop heeft. Wat mij betreft is het nog niet voldoende, maar het is een goed eerste begin na die eerste jaren van kaalslag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben blij met dat extra geld voor noodhulp, zoals ik eerder heb gezegd, maar ik maak bezwaar tegen het feit dat je zegt: we hebben het toch weer mooi voor elkaar gekregen dat er extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking is gekomen! De heer Slob doet dat ook, maar dat is gewoon niet zo. Als die 100 miljoen voor Defensie ergens anders van de Defensiebegroting was gehaald, hadden wij ook geen extra geld voor Defensie gekregen. Zo hebben wij ook geen extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking. Die 600 miljoen komt van een andere post van de begroting van minister Ploumen. Je kunt dat compromis sluiten, maar zeg dat dan gewoon en probeer niet de indruk te wekken dat je voor de poorten van de hel extra geld voor Ontwikkelingssamenwerking hebt weggesleept, want dat is niet zo.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik gaf net aan dat het geld inderdaad komt uit een budget dat opgesloten zat. Het kon niet gebruikt worden. Het gaat om kwijtscheldingen, ook aan landen waarmee wij afspraken hebben gemaakt, maar waar het geld niet heen kan omdat ze niet voldoen aan de eisen. Dan blijft dat geld gewoon op de begroting staan. Huiselijk gezegd is dat dood geld dat doorgeschoven wordt. Er waren keiharde euro's nodig om noodhulp te realiseren en opvang in de regio te doen. Ik ga dan niet de op zich interessante, maar ook wel dogmatische discussie aan die de heer Van Ojik met de heer Samsom voerde, over percentages en over de vraag of het geld wel of niet van dezelfde begroting komt. Ik ben blij dat het ons ook met partijen die wat lastiger in dit soort onderwerpen zitten, toch lukt om dat geld beschikbaar te krijgen, programma's te maken en Nederlandse ngo's erbij te betrekken.  Wat ik ook mooi vind, is het volgende. Dat is dan meteen het laatste wat ik tegen de heer Van Ojik zeg. Zoals bekend drukt de eerstejaarsopvang van asielzoekers op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Als we dat het komende jaar hadden doorgezet, dan zouden bepaalde programma's gewoon niet kunnen doorgaan, omdat de minister zou moeten bezuinigen om de opvang te betalen. Nu is daarvoor 375 miljoen beschikbaar gekomen; geen klein bier. Laten we in dat opzicht onze zegeningen tellen en doen wat ons gevraagd wordt: mensen in nood helpen.  Behalve financiële kraters dichten, moeten we er natuurlijk ook voor zorgen dat er elders geen gaten vallen. Zoals het ernaar uitziet, worden volgend jaar de drie grote hervormingen effectief, namelijk de nieuwe jeugdzorg, de nieuwe Wmo en — het is nog even afwachten hoe het de komende weken gaat, maar ik ga er eigenlijk wel van uit — de Wet langdurige zorg. Veel taken en verantwoordelijkheden, met name volgend uit die eerste twee wetten, liggen dan bij de gemeenten, juist vanuit de gedachte dat we mensen zo beter recht kunnen doen. Als het kabinet de illusie heeft dat het werk erop zit omdat de besluiten genomen zijn of straks definitief worden, dan schud ik het graag wakker. Het begint nu pas. Mede op ons initiatief zijn de bezuinigingen op de zorg in 2015 met 400 miljoen euro verminderd, in die zin dat het geld beschikbaar is gekomen voor de transitieperiode van het komende jaar. Daarvoor hebben we hard geknokt en dat geld moet goed landen. Het moet voor een deel gaan naar de jeugdzorg, om de bezuiniging daarop te halveren. Het moet gaan naar goede dagbesteding voor ouderen en het beschikbaar houden van huishoudelijke hulp. Daarmee zijn we er echter nog niet, want er is onzekerheid en er zijn incidenten. Onbedoeld kunnen mensen in de knel komen. Er is regie nodig, zeker in de aanvangsfase. Kan het kabinet een strakke periodieke rapportage toezeggen, zodat we kunnen bijsturen waar dat nodig is?  Wij vragen ook om een eerlijke, rechtvaardige verdeling van Wmo-geld onder de gemeenten. Het verdeelmodel dat recent naar buiten kwam, benadeelt te veel gemeenten, met name die met 50.000 inwoners tot 100.000 inwoners. Dat zijn gemeenten in Limburg en Twente, maar bijvoorbeeld ook Urk of Zwartewaterland. Zij worden gestraft omdat zij hun zaken eigenlijk te goed voor elkaar hadden. Dat is voor ons niet acceptabel. Kan dit kabinet met een verdeelmodel komen waarin de balans voor deze gemeenten beter is aangebracht?  In de zorg gaat het niet alleen om geld. Het gaat allereerst ook om de zorg voor elkaar; de zorg dat mensen niet in een vrije val raken en zorg voor welke samenleving we willen zijn. Wil de samenleving de eenzaamheid van sommige mensen nog wel zien, of de nood van prostituees? Is er in onze samenleving nog wel ruimte voor het lijden van de zieken of voor ongeboren leven met het syndroom van Down? Wat voor boodschap geven we eigenlijk aan onze medemens met het syndroom van Down als we prenatale testen toestaan die ouders vaak voor onmogelijke keuzes stellen? Wat verlangt dan ook mijn hart naar recht.  Die samenleving hebben we ook hard nodig bij het aan het werk helpen van mensen met een arbeidsbeperking, die 125.000 banen. De participatiesamenleving, weet u wel.  De heer Pechtold (D66): Om misverstanden te voorkomen: wat zei de heer Slob nu precies over prenatale testen die ouders tot een onmogelijke beslissing dwingen?  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb aangegeven dat die testen ouders soms voor heel moeilijke keuzes stellen. Ik geloof niet dat dat te ontkennen is want dat is de werkelijkheid die we in ons land zien.  De heer Pechtold (D66): Als je dat zo aplomb hier neerlegt, dan leg je ook de verantwoordelijkheid daarvoor bij, kennelijk, de stand van de medische kennis die dat mogelijk maakt en bij de altijd integere afweging die artsen in samenspraak met ouders op dat punt maken. Ik snap niet helemaal wat de heer Slob hiermee wil bereiken. Dat we geen testen meer toestaan waardoor dat niet duidelijk wordt, wat tot ongelooflijk veel leed daarna leidt? Wat wil de heer Slob nu precies bereiken?  De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag aandacht voor het feit dat heel veel ouders, door de testen die worden aangeboden en de momenten waarop die worden aangeboden, in een heel moeilijke situatie terechtkomen. Ik vraag ook aandacht voor de mensen met het syndroom van Down, die wat mij betreft volwaardig deel van deze samenleving mogen uitmaken.  De heer Pechtold (D66): Je kunt er aandacht voor vragen, maar het gaat uiteindelijk om de politiek die je bedrijft. Wat stelt de ChristenUnie nu precies voor? Met de achtergrond van de ChristenUnie wil je misschien zo'n test niet en word je eventueel geconfronteerd met een kind met problemen. Wilt u degenen die dat leed op een ander moment willen verwerken, dat ontnemen? Ik vind het echt moeilijk als u het alleen als een oproep neerlegt en er geen gevolgen aan verbindt.  De heer Slob (ChristenUnie): Twee dingen. Allereerst heb ik aangegeven dat het in de zorg niet alleen om geld gaat, maar dat in die zorg zich allerlei problemen voordoen, situaties waar mensen het moeilijk mee hebben en waarin mensen voor moeilijke keuzes worden gesteld. Dat heb ik hier benoemd. In zijn eigen termijn heeft de heer Pechtold daarover vanuit een andere invalshoek ook iets gezegd, als ik goed naar hem geluisterd heb. Daarnaast speelt inderdaad de discussie die in het parlement is gevoerd over de wekengrens rond abortus provocatus en de koppeling van bepaalde testen rond die wekengrens. Die discussie is hier inderdaad gevoerd en onze opvattingen daarover zijn bekend.  De heer Pechtold (D66): Wat ik zojuist naar voren bracht rond voltooid leven, was de invulling van de wens die de wet nu voor een deel mogelijk maakt, wat mijn fractie betreft overigens nog niet voldoende. Iemand die eerst bij volle bewustzijn heeft gezegd een bepaald einde niet te willen, moet diezelfde wil kunnen handhaven, ook op het moment dat dat bewustzijn er niet meer is. Dat vind ik belangrijk. Dat is niet iets wat ik hier neerleg, maar iets waarvoor hopelijk in de uitvoering van de wetspraktijk ruimte komt. Dat is iets anders dan hier suggereren: je ouders worden door testen daarmee opgezadeld en daar moeten wij iets aan doen. Dat is het grote verschil. Ik wil iets bereiken, omdat ik vanuit mijn gedachtegoed vind dat mensen daar recht op hebben. U legt het neer als probleem, vraagt er aandacht voor maar verbindt het niet aan iets.  De heer Slob (ChristenUnie): Als ik aandacht vraag voor ouders die in heel moeilijke situaties terechtkomen, is dat natuurlijk ook een oproep aan de politiek om daaraan te doen wat men kan. Dat heeft zijn beperkingen en dat weten wij, maar het is goed dat wij zien wat er in de samenleving bij dat soort onderwerpen plaatsvindt. De discussie over de wekengrens zullen wij niet in de Kamer gaan winnen. In de huidige praktijk komen mensen, juist door de koppeling van testen, wekengrenzen en noem maar op, soms in heel moeilijke situaties terecht. Het lijkt mij niet goed om daar de ogen voor te sluiten. Laten wij daar oog voor hebben en mensen ondersteunen waar dat kan. Voor ons staat uiteraard voorop dat wij vinden dat ieder mensenleven het waard is om te beschermen. Ook het ongeboren leven hoort daarbij.  Ik was bij de participatiesamenleving gekomen en het aan het werk helpen van mensen met een arbeidsbeperking. Daarvoor dragen wij ook verantwoordelijkheid. Ik vraag de minister-president of de werkgeversorganisaties, inclusief hun voorzitter, nog voor hun handtekening staan. Dat zal wel moeten. Het kan helpen als je werkgevers laat zien dat het economisch rendabel is om deze mensen aan een baan te helpen. Dat zou een soort natuurlijke verantwoordelijkheid moeten zijn, die je moet uitdragen.  Ik heb een aantal vragen over de nota Werken aan groei. Ik heb begrepen dat daaraan op de heidag is gewerkt. Het is mooi dat er iets van een agenda voor de toekomst ligt. In die nota zie ik dat de stad als economische motor wordt genoemd. Dat is goed, maar wij hebben ook de regio als economische motor nodig, zeker bij die regio's in ons land waar de werkloosheid ver boven het landelijk gemiddelde ligt. Ik vraag het kabinet om uitvoering te geven aan moties die in de Kamer zijn ingediend en aangenomen om aan het werk te gaan met bepaalde regio's waar concrete banenplannen liggen. Ook moet wet- en regelgeving die werkgelegenheid in de weg staat, worden opgeruimd.  Het heeft mij verbaasd dat in de agenda voor de toekomst nauwelijks tot geen aandacht werd besteed aan de uitdagingen van de nieuwe economie van de toekomst, werken aan maatschappelijk ondernemen, duurzaamheid en schone energie. Daarover zou ik graag nog iets willen zeggen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wellicht gaat de heer Slob dat zo doen, want ik ken hem als iemand die ook graag wil verkennen in hoeverre we wel moeten focussen op economische groei en in hoeverre die oneindige economische groei wel past op een eindige planeet. Maar misschien was hij al van plan om daar iets over te zeggen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wilde eigenlijk iets over energie gaan zeggen. Dit is een heel ander onderwerp, dat op zich wel heel belangrijk is. Ik weet niet hoe laat het is. Hebben we nog wel tijd? Dit is natuurlijk een megaonderwerp. Aan de ene kant moeten wij inderdaad zorgen voor groei van onze economie. Die groei is belangrijk, ook voor de welvaart en het welzijn van mensen. Aan de andere kant weten we dat er beperkingen zijn aan datgene wat je kunt doen, bijvoorbeeld met natuurlijke hulpbronnen die op onze aarde aanwezig zijn.  Misschien kan ik daarmee het bruggetje maken naar energie. We zijn voor energie wel erg afhankelijk geworden van Russisch gas of van Arabische olie. We leunen met onze economie te zwaar op fossiele brandstoffen. Daar doelt mevrouw Thieme waarschijnlijk ook op. Dat is slecht voor onze leefomgeving en het is ook slecht voor de toekomst van onze economie, omdat die energieafhankelijkheid uiteindelijk te groot is. Daarom is mijn boodschap aan het kabinet — ik denk dat mevrouw Thieme daarin aan mijn zijde staat en gelukkig ook een aantal andere fracties in de Kamer — dat we volop werk moeten maken, misschien nog wel meer dan ooit door de geopolitieke situatie, van energiebesparing. We moeten werken aan snellere energietransitie, want we lopen echt mijlenver achter, zelfs met de al verlaagde doelstelling die dit kabinet had. Dat is niet goed. Daar moeten we iets aan doen: minder kolen en gas, meer zon en wind, investeren in innovaties voor de toekomst, schone initiatieven ondersteunen en vervuiling bij de bron aanpakken. Wat ons betreft, is er dan geen ruimte voor schaliegas en voor kernenergie, maar maken wij juist vaart met bijvoorbeeld windenergie op zee. Volgens mij vind ik mevrouw Thieme dan ook aan mijn zijde.  Mevrouw Thieme (PvdD): Zeker, daarin kunnen wij samen optrekken. Nu helpt de ChristenUnie dit kabinet bij het rondkrijgen van de begroting en weet het kabinet daarvoor in de Kamer steun te krijgen bij de ChristenUnie. Dit kabinet zet toch wel heel duidelijk in op business as usual. Het gaat verder op de ingeslagen weg en zorgt voor nog meer productie en nog meer consumptie zonder daar enige demping in aan te brengen, in ieder geval niet voldoende. Als ik uw woordvoerder op het gebied van groene groei goed heb beluisterd, dan vindt ook uw fractie dat we heel andere indicatoren moeten krijgen om een ander economisch systeem in de benen te helpen en dat niet het bnp het leidende beginsel moet zijn, maar dat we veel meer moeten kijken naar wat echte welvaart en echt welzijn is. Ik verbaas mij erover dat u wat dat betreft geen kritische punten plaatst bij het kabinetsbeleid.  De heer Slob (ChristenUnie): Je moet soms kiezen welke onderwerpen je aan de orde stelt. Wij hebben in het verleden, volgens mij samen met u en ook met GroenLinks, zelfs met mevrouw Halsema, hiervoor aandacht gevraagd en bekeken of we ook op een andere manier beoordelingen van beleid zouden kunnen krijgen, dus niet alleen financieel-economisch. Daar zijn nog steeds geen Kamermeerderheden voor, maar laten we blijven strijden. Inderdaad, je moet verder kijken dan alleen maar economische groei, hoe belangrijk die in deze tijd ook is. Kijk naar de enorme aantallen werkzoekenden die nu nog langs de kant staan.  Wat energie betreft, willen wij geen voordelen voor kolencentrales, maar ruim baan voor burgercoöperaties die zonne-energie produceren. De energie van de toekomst is immers dicht bij huis. De samenleving neemt zelf het initiatief door het plaatsen van zonnepanelen. Het betekent niet alleen dat het energieakkoord snel moet worden uitgevoerd, maar ook dat we onze wetgeving en energiebelasting moeten aanpassen aan deze ontwikkelingen: van grote centrales naar lokale energie, van fossiel naar schoon. Ik zou graag een verkenning willen van die versnelling. Kom ook als het om belasting en subsidies gaat met een eerlijk systeem waarbij alle kosten in de prijs van energie zijn meegewogen, dus ook vervuiling of CO2-uitstoot. Op die manier wordt het probleem bij de basis aangepakt. Dan wordt schone energie vanzelf goedkoper en hoeven we dat ook niet meer te subsidiëren. Ik verzoek het kabinet om met dat doel voor ogen het energieakkoord te updaten voor de periode tot 2030 met daarin een versnelling voor energiebesparing en energietransitie.  Het tweede punt is de relatie tussen de kwaliteit van de economie en de inkomensverhoudingen. We kennen het WRR-rapport met als titel "Hoe ongelijk is Nederland?" Het is een verkenning van de ontwikkeling en de gevolgen van economische ongelijkheid. In dit rapport klinken een aantal Bijbelse wijsheden door. De arbeider is zijn loon waard en we zien de waarschuwing tegen bezit op bezit stapelen. Spaarzin is prima en dat mogen we bevorderen, maar voor excessieve vermogensvorming hoeven we onze belastingmiddelen niet in te zetten. Wil het kabinet een brief met een reactie sturen en deze studies betrekken bij de herziening van het belastingstelsel, waarover deze dag veelvuldig is gesproken? Wil het kabinet bij de herziening het verschuiven van lasten op arbeid naar lasten op milieuvervuilende activiteiten en fossiele energie betrekken? De commissie-Van Dijkhuizen ging daar jammer genoeg niet over.  Het is goed voor heel Nederland dat voor 2015 ook de lasten op arbeid laag worden gehouden. Wij zijn er ook blij mee dat het lage btw-tarief voor de bouw nog een halfjaar langer blijft bestaan en dat er in 2015 toch geen bezuiniging op de huurtoeslag komt. Desondanks — de eerlijkheid gebiedt dat te zeggen — wordt 2015 voor velen in onze samenleving een zwaar jaar. Er gloort licht in de tunnel, maar laten we ons niet te snel rijk rekenen. We moeten hier wel doorheen. We hebben ook met een internationale situatie te maken die de zaak heel erg onstabiel maakt.  Bijna vier jaar geleden werden de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk gewijzigd. Sindsdien zijn Curaçao en Sint Maarten landen binnen het Koninkrijk en zijn Bonaire, Saba en Sint-Eustatius als openbaar lichaam onderdeel van Nederland. Deelt dit kabinet de opvatting van de ChristenUnie dat de vertegenwoordiging van de landen Curaçao, Sint-Maarten en Aruba in het staatsbestel voor ons Koninkrijk nog steeds niet ideaal is? Ziet het kabinet ook de gebrekkige plaats van onze overzeese gemeenten in het land Nederland? Ziet het kabinet de noodzaak om te werken aan gelijkwaardige verhoudingen tussen de landsdelen in dit belangrijke evaluatiejaar dat op 10 oktober 2015 moet worden afgesloten? Kortom, heel veel werk voor de minister die dit in zijn portefeuille heeft zitten.  Ik begon mijn bijdrage met U2 en ik sluit ook met ze af. In het nummer dat ik citeerde — Sunday Bloody Sunday — zingt Bono een aantal keren "How long?" Hoe lang zal het kwaad nog duren? Dat is ook zo'n herkenbare verzuchting. Het is mijn diepste overtuiging, die mijn levensovertuiging raakt, dat er een einde aan het kwaad zal komen. Ooit komt de dag dat tranen definitief van de ogen afgewist zullen worden en dat het kwaad definitief verslagen is. Bono weet het ook, want hij zingt over the victory that Jesus won. Dat perspectief en die houvast wens ik de leden van het kabinet en degenen die hen ondersteunen, mijn collega's in de Kamer en allen die dit debat volgen van harte toe.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Daar is zij dan: de tegenbegroting. Zij staat al vanaf vanochtend acht uur op de website van GroenLinks, maar ik kan me voorstellen dat niet iedereen die website heel regelmatig raadpleegt. Dat zou overigens wel goed zijn. Ik bied u graag deze tegenbegroting aan.  De voorzitter: Dank u wel. Wilt u dat ik het stuk verspreid en ronddeel onder de leden?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is een goed idee. Wellicht wilt u daarmee beginnen in vak-K? Ik hoor daar zo veel enthousiaste reacties!  De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.  (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter.  De voorzitter: Ik zie dat de heer Zijlstra er nu al een vraag over heeft.  De heer Zijlstra (VVD): Had ik al mijn complimenten aan GroenLinks gemaakt vandaag, voor het feit dat zij een tegenbegroting heeft gemaakt?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank, mijnheer Zijlstra. Hoewel het nu wel weer genoeg is met die complimenten.  Voorzitter. "Je denkt toch niet dat je de ministers van dit kabinet ook maar één moment in de problemen kunt brengen?", zo vroeg mijn zoon me afgelopen zaterdag tijdens een bezoekje aan zijn ouderlijk huis. "Daar zijn ze veel te goed voor." Tot zover het citaat. Van je familie moet je het maar hebben. Mijn zoon, hij is 23, is sinds een aantal jaren lid van de Partij van de Arbeid.  (Hilariteit)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Hij is fan van Wouter Bos. Sorry, Diederik.  (Hilariteit)  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat krijg je ervan als je je kinderen aanmoedigt om zelf keuzes te maken.  Ik zou het ongelijk van mijn zoon vandaag natuurlijk graag bewijzen, maar eigenlijk gaat het me daar helemaal niet om. Ik sta hier eigenlijk niet om het kabinet in de problemen te brengen. Ik sta hier omdat ik vind dat het kabinet, het vijfpartijenkabinet, verkeerde keuzes maakt. Ik sta hier omdat het vijfpartijenkabinet de grote problemen van dit moment voor zich uitschuift. Ik sta hier omdat ik vind dat het allemaal veel beter kan. Ik sta hier om over mijn ideeën met u — niet zozeer met u voorzitter, maar met het kabinet — in debat te gaan. Ik sta hier omdat het tijd is om te kiezen. De keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  Het interesseert mij niet of het kabinet door mijn vragen en kritiek in de problemen komt. Ik wil dat het kabinet een antwoord formuleert op de grote problemen van deze tijd: groeiende internationale spanning, klimaatverandering en schaarste van grondstoffen, hardnekkige werkloosheid en toenemende ongelijkheid. Dit is geen tijd om besluiteloos het pluche warm te houden tot een nieuwe ploeg het stokje overneemt. Dit is ook geen tijd om angstvallig af te wachten of het economisch herstel als kunstmest voor de coalitie over ons land zal worden uitgestrooid. Een kwart procentje koopkracht, een half procentje groei en een onsje minder werkloosheid. Ik bagatelliseer het niet en ik gun het iedereen, maar het is onvoldoende als we het afzetten tegen de grote uitdagingen van deze tijd in Nederland en in de wereld om ons heen.  Ik heb het eerder gezegd: met het regeerakkoord zijn we wel zo ongeveer klaar. De ene helft is door de Staten-Generaal. Daarvoor verdient het kabinet een felicitatie. De andere helft ligt in de prullenbak. Nu komt het erop aan om een toekomstbestendig plan te maken. Nu moet er visie komen, hoe vervelend de baas van dit kabinet dat soms ook vindt. De kwartetkaarten kunnen bij het halve regeerakkoord in de prullenbak. Er valt niets meer uit te ruilen. Het is hoog tijd voor echte keuzes, want de keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  Is dit kabinet daartoe in staat? Kunnen PvdA en VVD over hun ideologische geschillen heen springen en, nog belangrijker, als dat zou lukken, worden we daar als Nederland dan beter van? Dat is een punt van zorg en dan druk ik me heel voorzichtig uit. Die kabinet lijkt moegekozen, moebesloten en moegeregeerd. Ronde tafels, taskforces en commissies. Een groeibrief, een road map en een stappenplan. Verkennen en opties in kaart brengen. Het is de mantra van deze Miljoenennota. Het opstellen van een nieuwe hervormingsagenda is niet gelukt en keuzes worden niet gemaakt.  Wie niet kiest, kiest ook. Die kiest ervoor om ons energieverbruik uit de hand te laten lopen, om mantelzorgers te zwaar te belasten en om de markt de werkloosheid te laten oplossen. Wie niet kiest, kiest ook voor afwachten en hopen dat het goed gaat, dat de economie zich inderdaad herstelt, dat de werkloosheid inderdaad gaat dalen en dat er geen grote ongelukken gebeuren door de bezuinigingen in de zorg. Ik roep de coalitie op om kleur te bekennen, besluiten te nemen en keuzes te maken — de keuze voor werk moet lonen of extra banen, de keuze voor pappen en nathouden met het energieakkoord of de noodzakelijke versnelling, de keuze voor lastenverlichting of lastenverschuiving, de keuze voor wapengekletter of diplomatie — want de keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen. Zoals een stevige keus voor de democratische rechtsstaat.  Deze zomer las ik Joseph Anton, het autobiografische verslag dat Salman Rushdie schreef over de fatwa die hem 25 jaar geleden trof. Nooit eerder drong zo goed tot mij door wat het beknotten van zijn vrijheid doet met een individu. Nooit eerder had ik mij gerealiseerd hoeveel mensen oog in oog met die fatwa slappe knieën kregen; luchtvaartmaatschappijen die de schrijver niet langer vervoerden, uitgevers die toch maar geen paperback van De Duivelsverzen op de markt brachten en collega-schrijvers en politici die Rushdie opriepen om water bij de wijn te doen. Al lezende kreeg ik steeds meer bewondering voor zijn vermogen om het op te blijven nemen voor het recht van ieder mens om vrij te denken. Hij laat zien hoeveel moeite het hem kostte om zijn eigen koers te blijven varen en zijn ziel niet te verkopen, maar ook om zichzelf niet te overschreeuwen om maar gehoord te worden. Ik realiseerde mij hoe ontwrichtend en abnormaal het is dat ook in ons land, in ons parlement, een collega al tien jaar lang in dezelfde beklemming leeft. Ik hoop maar dat wij daar nooit aan zullen wennen, hoe moeilijk hij het ons soms ook maakt om voor zijn zaak de minste sympathiek op te brengen.  De geschiedenis van Rushdie maakt duidelijk hoe eensgezind en eenduidig de aanhangers van de fatwa waren en hoe verdeeld en terughoudend de verdedigers van het vrije woord. Ook dat zien wij nu terug. Het kalifaat van het kwaad strijdt voor één gemeenschappelijk doel: het oprichten van een fundamentalistische, gewelddadige staat. In de vrije democratie die daartegenover staat, kost het tijd om te bespreken hoe wij daarop moeten reageren. Wij kunnen het daarover met elkaar oneens zijn. Democratie staat immers voor ruimte voor meerstemmigheid, fundamentalisme slechts voor de inperking daarvan. Dat maakt de democratie kwetsbaar. Zoals Fukuyama deze zomer in De Groene Amsterdammer schreef: niemand die in een gevestigde democratie leeft, mag gemakzuchtig zijn als het gaat om de overleving ervan. Maar ondanks het wel en wee op korte termijn van de wereldpolitiek, blijft de kracht van het democratische ideaal enorm. Daarvoor moeten wij blijven vechten, in Nederland en elders op de wereld.  Die wereld kwam deze zomer heel dichtbij. Een lange stoet van lijkwagens reed door Nederland, van Eindhoven naar Hilversum. Massaal leefden wij mee met de nabestaanden en massaal voelden wij verdriet, woede en onmacht omdat zoveel onschuldigen het leven lieten. Het kabinet en al die anderen die in actie kwamen, die dat met veel en met volle inzet deden, verdienen ons respect voor de manier waarop zij verdriet, woede en onmacht omzetten in concrete en gepaste steun. De behoefte aan daadkracht tegenover onrecht, tegenover het kwaad en tegenover barbarij is groot en begrijpelijk. Politici hebben daarnaast de verantwoordelijkheid en de plicht om boven op de emotie te komen tot een rationeel handelingsperspectief. Dat is niet hetzelfde als snel een aantal stoere maatregelen bij elkaar plakken. Dat is ook niet hetzelfde als ongeclausuleerd steun verlenen aan de coalition of the willing. Dat is ook niet hetzelfde als oproepen tot het strafbaar stellen van verheerlijking, zelfvoorzienende landbouw in Nederland of de bouw van nieuwe kerncentrales. Ook het nieuwe wapengekletter dat opklinkt uit de NAVO is wat mijn fractie betreft niet rationeel en ongewenst. Het kabinet doet daaraan mee: trendbreuk, 100 miljoen extra, niet langer bezuinigen, zo klinkt het stoer. Maar welke visie zit daarachter? Wat gaan we doen met onze extra wapens? Wat draagt herbewapening bij aan het oplossen van het conflict met Poetin? Wat hebben we geleerd van voorgaande optredens op het wereldtoneel? Er is nauwelijks over nagedacht.  Ook GroenLinks erkent dat aan de inzet van geweld, als al het andere gefaald heeft, soms niet valt te ontkomen, maar geweld lost problemen niet op. Daarvoor is diplomatie nodig en steun bij de opbouw van een pluriforme samenleving en de strijd tegen armoede en ongelijkheid. Daarom kiest GroenLinks ervoor om juist extra te investeren in internationale veiligheid en stabiliteit. We willen dat de trendbreuk bij Defensie, waartoe de vijf partijen hebben besloten, vergezeld gaat van een trendbreuk in de diplomatie. Ook daar is fors op bezuinigd. Veel van onze diplomatieke capaciteit is daardoor verloren gegaan. Dat is niet verantwoord. Daarom kiest GroenLinks er in de tegenbegroting — daar is ze dan — voor om 50 miljoen extra uit te trekken voor versterking van de Nederlandse diplomatie. Nu de wereld onveiliger wordt en nu de spanningen toenemen, is dat belangrijker dan ooit, want keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  We hebben nog een ander vreedzaam wapen dat veel meer kan worden gebruikt, namelijk versneld werken aan het afbouwen van onze fossiele-energieverslaving. We zijn afhankelijk van het gas van Poetin en de olie van Saudi-Arabië, Libië en Irak. Dat wapen moeten en kunnen we ze uit handen slaan. Als we doorgaan op de huidige voet brengen we onherstelbare schade toe aan onze leefomgeving. Hierdoor verdwijnen planten en diersoorten, stijgt de zeespiegel, neemt droogte toe en worden in de toekomst miljoenen mensen bedreigd door hongersnood en overstromingen. Het energieakkoord is daarom voor GroenLinks het begin en niet het einde van de omslag die nodig is. Het mooie van het energieakkoord is dat tientallen partijen het hebben ondertekend, maar met dat akkoord ging de ambitie al omlaag van 16% schone energie in 2020, naar 14%. En inmiddels weten we uit het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving dat bij ongewijzigd beleid ook die doelstelling niet wordt gehaald.  Het kabinet wil dat de transitie naar een schone energievoorziening tempo houdt, zo lees ik in de stukken. Tempo? Welk tempo? Ik zie alleen een aarzelend begin. Vooral de overheid treuzelt en daarom roep ik de premier op om de regie naar zich toe te trekken. De locaties voor windmolens op land staan nog steeds niet vast, de uitvoeringswet voor windmolens op zee heeft nu al een half jaar vertraging opgelopen en we hebben ook nog geen besluit genomen over een innovatief demonstratiepark van wind op zee. Komt dat nog dit jaar? Belooft de premier ons dat in 2015 de eerste 450 megawatt wind op zee wordt aanbesteed?  Ik wil ook graag weten of het kabinet bereid is tot de volgende stap, namelijk dwingende maatregelen nemen die energiebesparing aanjagen in de energie-intensieve industrie en die woningcorporaties bewegen om het huizenbestand energiezuiniger te maken, nu en niet later zonne-energie uit de buurt vergemakkelijken en het boren naar aardwarmte aantrekkelijker maken, want de keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  In 1989, dat is 25 jaar geleden — er gebeurde veel dat jaar: GroenLinks werd opgericht en de Muur viel — besloot het tweede kabinet-Lubbers tot de privatisering van de PTT. Het was het begin van een lange reeks. Alles wordt aanbesteed, uitbesteed, in de markt gezet, gedereguleerd en geprivatiseerd. We krijgen in Brussel niet voor niets de post voor beter regels. Vooralsnog het eufemisme van het jaar. Een richtlijn voor stofzuigers, daar gaat de nieuwe Commissaris voortaan een stokje voor steken. Hij is er blijkbaar niet van op de hoogte dat zo'n richtlijn Philips juist helpt om de concurrentie met goedkope, energie slurpende Chinese stofzuigers te winnen. Als iets "better regulation" is, dan is het dit wel, tenminste als we kolencentrales willen sluiten, en schoner en minder afhankelijk van andere landen willen worden. We noemen het betere regels, maar vaak bedoelen we natuurlijk minder regels. Zo hebben ze ons sinds Rutte I in Brussel leren kennen en zo mogen we het nu gaan doen. Een koekje van eigen deeg, zo noemt Juncker dat. Onze minister van Buitenlandse Zaken zou weliswaar een perfecte Hoge Vertegenwoordiger zijn geweest, bij uitstek geschikt om leiding te geven aan een eensgezinde en effectieve Europese diplomatie, waaraan wij meer dan ooit behoefte hebben, maar dat is niet de bedoeling. We willen juist minder en niet meer Europa. De grote lidstaten zijn daar blij mee, want dan kunnen ze hun eigen gang gaan. Minder regels, minder staat, meer markt.  GroenLinks heeft het kabinet vaak opgeroepen om meer ambitie te tonen bij het bestrijden van de werkloosheid. Ik doe dat vandaag opnieuw. Waar komt toch dat idee vandaan dat echte banen uit de markt komen en dat de overheid geen banen schept? Hoezo niet? Is politieagent geen echte baan? Is een leraar, een verpleegkundige, een penitentiair medewerker, een militair, minister-president geen echte baan? Waar komt toch dat idee vandaan dat werk moet lonen? Natuurlijk moet het lonen, maar dat is het probleem niet. Ik sprak ze dit voorjaar bij de Dienst Werk en Inkomen in Amsterdam, de jongeren die al jaren werkloos zijn en die elke week meerdere sollicitatiebrieven schrijven. Ze krijgen niet eens antwoord. Hoe bieden we hun en al die honderdduizenden anderen, jong en oud, weer perspectief? Hoe voorkomen we dat deze groep steeds groter wordt? Hoe weten we zo zeker dat de economie weer gaat groeien en dat de werkloosheid dan heus wel weer daalt?  Waar komt toch het idee vandaan dat we meer uren moeten gaan werken? "Nederland is kampioen deeltijdwerk", staat er enigszins besmuikt in de Miljoenennota. Dat is niet iets om ons voor te schamen. Integendeel, dat moeten we juist veel meer stimuleren. Ik ben benieuwd wat de minister-president daarvan vindt. GroenLinks vraagt om meer ambitie op werk. Investeer in kinderopvang, maak werk goedkoper voor werkgevers en breid de loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidshandicap uit. Daar kiest GroenLinks voor.  GroenLinks kiest ook voor een zorgstelsel waarin de patiënt centraal staat en niet de zorgverzekeraar. Zorgaanbieders weten niet meer waar ze aan toe zijn. Neem de jeugdzorg. Ze zouden eerst in april van dit jaar van gemeenten duidelijkheid krijgen over hun budget voor volgend jaar, vervolgens in juni en toen uiterlijk 1 augustus, en nu écht voor 1 oktober. Neem de thuiszorg. Ook daar gaat men uit van het ergste en wordt het personeel op straat gezet. FNV becijfert 25.000 ontslagen in de zorg sinds april 2013. Dat is niet omdat we in Nederland minder zorg nodig hebben. Het kabinet meldt dat we zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen, maar dan wel met zo weinig mogelijk thuiszorg. We maken de zorg beter, zeggen de vijf partijen. Beter voor wie?  Grote delen van de zorg zo ingrijpend hervormen met zo weinig geld en zo weinig tijd, is simpelweg vragen om problemen. Daarom kiest GroenLinks in haar tegenbegroting voor een noodfonds. Ik hoor graag van het kabinet of het bereid is zo'n fonds in te stellen. De keuzes van vandaag bepalen de werkelijkheid van morgen.  Met kiezen lijkt dit kabinet nog wel wat moeite te hebben. Staatssecretaris Wiebes beloofde ons bij zijn aantreden een nieuwe, grondige belastingherziening. Inmiddels zijn er ambities geformuleerd voor de lange termijn. We moeten dit niet vooruitschuiven naar een volgend kabinet. Nederland heeft het nodig dat we aanzienlijke stappen zetten om het aantal banen te vermeerderen en de energieafhankelijkheid en ongelijkheid te verminderen. Dat zijn twee doelen die er wat ons betreft bij horen, maar die nu ontbreken in de doelstellingen van het kabinet. Waarom, zo vraag ik de minister-president. Hoe doen wij dat? Wij doen dat door vervuilers te laten betalen, door arbeid goedkoper te maken voor werkgevers en door de 10% rijkste Nederlanders zwaarder te belasten. Voor GroenLinks zijn de keuzes zo helder als glas.  Helaas reikt in Den Haag "morgen" vaak niet verder dan één begrotingsjaar, één Macro Economische Verkenning, één kabinetsperiode. We moeten nu de stappen zetten die ervoor zorgen dat we over 25 jaar in een betere en schonere wereld leven. Een wereld waarin het adagium "iedereen die kan, moet werken" vervangen is door "iedereen die wil, kan werken". Een wereld waarin we niet langer accepteren dat een kleine, wereldwijde elite rijk wordt van innovatie en nieuwe technologie, maar een wereld waarin we allemaal op weg zijn naar een meer ontspannen samenleving waarin, naast werk en zorg voor je naasten, plaats is voor ontspanning en voor ontwikkeling van kennis en vaardigheden. En dat dan niet samengeperst in een zo kort mogelijke studietijd, maar uitgesmeerd over een heel mensenleven. Een wereld waarin veel van onze wegen zijn teruggegeven aan de natuur, omdat auto's behalve schoon ook slimmer zijn geworden en massaal worden gedeeld. Als we vandaag de juiste keuzes maken, leven we over 25 jaar in een wereld waarin niet de landbouw zelfvoorzienend is, maar onze energievoorziening. Op alle daken liggen zonnepanelen, mobiele telefoons laden zichzelf op met schone energie en onze huizen worden verwarmd met aardwarmte. Als we zo'n wereld willen en als we zo'n toekomst willen voor ons, voor onze kinderen en voor allen die ons dierbaar zijn, moeten we nu aan de slag en nu keuzes maken. De keuzes van GroenLinks zijn duidelijk. Nu het kabinet nog!  De heer Pechtold (D66): Is de heer Van Ojik al gecomplimenteerd met zijn tegenbegroting?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, volgens mij nog niet.  De heer Pechtold (D66): Ik zou bijna zeggen: als we nog een kwartier wachten, wil ik ook op die nieuwe dag de heer Van Ojik complimenteren met zijn tegenbegroting. Ik weet alleen niet of ik hem met het woord "realistisch" pijn doe of dat ik hem daarmee complimenteer. Ik vind het een realistische tegenbegroting, maar niet radicaal; er staat voor minder dan 1,5% aan ombuigingen in. De heer Van Ojik zei zojuist dat je vanuit de echte oppositie heel andere keuzes maakt. Hij noemde toen een aantal zaken en een paar daarvan kan ik vanuit zijn achtergrond begrijpen. Zo zei hij met ontwikkelingssamenwerking verder te gaan. Als ik dan zie wat hij daarvoor precies ombuigt, voldoet dat nog niet aan de internationale afspraken. Hij moet dus ook die moeilijke keuze maken. Hij zei zojuist ook: D66 had 1,7 miljard vergroening gewild. Hij weet 1,1 te bereiken, dus ook daarmee komt hij niet verder. Als ik kijk naar de crisisheffing, vind ik het jammer dat de heer Van Ojik ons een eeuwige crisis toewenst, want hij maakt die structureel. Ik vind dat dan ook niet een heel sterk punt. Verder ging het over een dekking van 1,3 miljard voor de aanpak van belastingontwijking. Ik neem aan dat de staatssecretaris die direct inboekt als dat realistisch zou zijn en we er wat mee zouden kunnen. Laat ik daarmee echter niets afdoen aan mijn compliment. Maar aangeven dat GroenLinks radicaal andere keuzes zou hebben gemaakt met minder dan 1,5% aan ombuigingen, vind ik toch ook niet helemaal hard te maken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Als dit een compliment is, weet ik niet wat een kritische belediging dan zou zijn! Ik dank collega Pechtold, via de voorzitter, voor het compliment. Ik kan ze allemaal even langslopen, maar of het nu realistisch is of radicaal, als we nu kunnen afspreken dat wij met zijn steun alles wat er in mijn tegenbegroting staat in het komende begrotingsjaar realiseren, zal hij mij niet meer horen. Als dat niet zo is, valt er kennelijk nog wat te verbeteren aan de begroting waaronder hij zijn handtekening heeft gezet. Wij doen 300 miljoen extra voor ontwikkelingssamenwerking boven op wat het kabinet doet. Ik geef de heer Pechtold onmiddellijk toe dat dit nog niet genoeg is om de afbraak van de afgelopen jaren volledig te compenseren. Wij doen 700 miljoen extra voor vergroening. Er liggen voorstellen bij het Centraal Planbureau om voor 1,3 miljard belastingontwijking aan te pakken. Het gaat in onze begroting om die brievenbusfirma's waar elk jaar honderden miljarden in omgaan, zoals de heer Pechtold weet. 1,3 miljard is dus eigenlijk heel realistisch. Zo zijn er nog een aantal andere posten. We kunnen die doorlopen, maar we kunnen ook gewoon dit afspreken: als de heer Pechtold zegt "Ik vind het realistisch, weliswaar minder radicaal dan ik van GroenLinks had verwacht, maar wel realistisch", laten we er dan een stempel op zetten.  De heer Pechtold (D66): Daar moeten we nog naar kijken, want onder de streep staat nog wel 400 miljoen aan lastenverzwaringen, wat ik heel slecht vind voor de werkgelegenheid. Maar u maakt uw keuzes. De reden waarom ik naar voren kwam, was in de eerste plaats het compliment; dat was de sterkste neiging om toch te gaan staan. Daarna wilde ik echter toch ook de vinger leggen op een aantal moeilijke keuzes die ook u hebt gemaakt.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Zeker, dat is precies het idee achter een tegenbegroting: je laat zien dat de keuzes niet eenvoudig zijn, maar je bent wel bereid om die te maken. Als een collega dan tegen me zegt dat hij het eigenlijk wel realistisch vindt wat er staat en als die collega toevallig lid is van de constructieve oppositie, die de begroting voor 2015 in elkaar heeft getimmerd — ik wilde iets anders zeggen, maar gebruik toch dit woord — dan ben ik blij met het compliment en nodig ik hem uit om de plannen van het kabinet alsnog te bekijken. Ik weet niet hoe vrij de heer Pechtold is om dat alsnog te doen. Ik zie de heer Zijlstra bepaalde bewegingen maken. Ik weet niet of de heer Pechtold de bewegingen die de heer Zijlstra maakt, kan zien.  De voorzitter: In de Handelingen zien we het in ieder geval …  De heer Van Ojik (GroenLinks): In de Handelingen is het inderdaad niet te zien. Hoe zal ik het omschrijven?  De heer Pechtold (D66): Dat hij wakker is!  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ja, dat wel! Als iets in de begroting dreigt te veranderen, dan is de heer Zijlstra onmiddellijk wakker.  De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.  De voorzitter: Ik verzoek de leden om hun plaatsen weer in te nemen. De hele dag hebben wij gewacht op de bijdrage van de heer Van der Staaij die hij zal leveren onder het toeziend oog van onze oud-collega, de heer Van der Vlies. Ik geef het woord aan de heer Van der Staaij.  De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Het einde van een lange vergadering komt in zicht. Het is vrijdagmiddag in de Trêveszaal en aan het eind van die vergadering doet de minister-president een opvallende aankondiging. Hij stelt de volgende vraag: "Zullen wij de volgende keer de ministerraad beginnen met een Bijbelstudie?" Iedereen is natuurlijk verbouwereerd. Wat krijgen we nou? Minister Plasterk zegt: "Dat wordt warempel echt Paars met de Bijbel." Minister Blok vraagt zich af: "Is dat niet in strijd met de scheiding van Kerk en Staat?" Minister Hennis huivert hardop: "Wat zal Pechtold hier niet van zeggen?".  "Ik snap dat ik iets uit te leggen heb", zegt de minister-president, "maar zeg nu zelf, is het niet goed als er een beetje meer inspiratie in ons beleid komt? Wat meer passie, wat meer bezieling, daar is toch niets mis mee?" Minister Schultz valt hem verrassend bij: "Als je ziet hoe soms in het Westen ook jongeren zomaar gegrepen kunnen worden door de idealen van ISIS en zo, vraag ik mij weleens af of er een tekort aan zingeving en spiritualiteit is in onze samenleving." "Mooi gesproken, Melanie", zegt de minister-president, "hoe je ook tegenover godsdienst staat, het zou gek zijn om de Bijbel te negeren. Die heeft tenslotte een enorme invloed gehad op onze geschiedenis en cultuur, zeg ik als historicus. Op kosten van de Staten-Generaal is de Bijbel ooit zelfs in het Nederlands vertaald. Dat waren nog eens tijden! Trouwens, tegenwoordig hoor je steeds meer Chinezen en Zuid-Amerikanen over de Bijbel. Als wij niet oppassen, snappen wij straks niet meer waar zij het over hebben."  "Ja, maar hoe komt dat in het buitenland over?" vraagt de vertegenwoordiger van de Rijksvoorlichtingsdienst. "Kijk naar ISIS, kijk naar Boko Haram in Nigeria. Allerlei religieuze fanaten maken de wereld onveilig. Kun je dan niet beter zwijgen over alles wat naar godsdienst ruikt?" "Dat is onzin", reageert Rutte stellig. "Een. Iedereen weet dat ik echt alles kan uitleggen. Zelfs de gedoogconstructie met Wilders snappen ze in het buitenland, uiteindelijk. Twee. Omdat radicale moslims gruwelijke misdaden plegen, hoeven wij toch niet gelijk alles wat met godsdienst te maken heeft over één kam te scheren? Trouwens, het is ook niet eerlijk om het alleen aan godsdienst te koppelen, want je ziet dat mensen als Hitler, Stalin en Mao volstrekt seculier waren, maar ook uitermate gewelddadig. Elke absolute overtuiging kan kennelijk een voedingsbodem voor geweld opleveren. Luister, het is uiteindelijk simpel: over alles wat van waarde is, wordt ruzie gemaakt. Over brood bijvoorbeeld of over olie, maar daarom stoppen wij toch ook niet met eten of met autorijden?"  "Oké", zegt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, "maar is het wel ooit eerder in de Nederlandse geschiedenis gebeurd dat tijdens een ministerraad uit de Bijbel werd gelezen?" "Weet ik niet; zoeken wij uit", zegt de minister-president. "Genoeg gepraat, laten wij die Bijbelstudie gewoon eens proberen", zegt de minister-president, "wie neemt er de volgende keer een Bijbel mee?" "Dat regel ik wel.", bast Ivo Opstelten. "Eerder dit jaar heb ik een fraaie Rembrandtbijbel cadeau gekregen op de SGP-jongerendag met mooie platen erin. Dan kunnen we gelijk tegen Pechtold zeggen dat het ons zeker om de fraaie schilderijen en etsen gaat. Daar kan hij als oud-veilingmeester niets op tegen hebben. Feiten zijn gewoon feiten, dat is glashelder.", aldus minister Opstelten.  En zo gebeurt het dat in de volgende ministerraad de Rembrandtbijbel klaar ligt. "Maar wat gaan we lezen?", vraagt Rutte. "Dat verhaal over hard werken, je talenten gebruiken.", oppert minister Kamp. "Ja", zegt minister Asscher, "misschien iets over de overheid als schild voor de zwakken." Minister Ploumen wint het pleit met een ander voorstel: "Laten we lezen over de barmhartige Samaritaan. Je weet wel, dat verhaal over een beroofde man die halfdood langs de weg ligt en uiteindelijk door een vreemdeling wordt verzorgd en geholpen. Zelfs de VVD kwam een tijdje geleden bij een algemeen overleg over ontwikkelingssamenwerking met dit verhaal op de proppen." Iedereen knikt instemmend. Het wordt de barmhartige Samaritaan.  In de Trêveszaal klinkt even later vanuit de Rembrandtbijbel de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan, Lucas 10 vanaf vers 30: "Een zeker mens kwam af van Jeruzalem naar Jericho, en viel onder de moordenaars, welke, hem ook uitgetogen" — de kleren uitgetrokken — ", en daartoe zware slagen gegeven hebbende, heengingen, en lieten hem half dood liggen. En bijgeval kwam een zeker priester dien weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij. En desgelijks ook een Leviet, als hij was bij die plaats, kwam hij, en zag hem, en ging tegenover hem voorbij. Maar een zeker Samaritaan, reizende, kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke ontferming bewogen. En hij, tot hem gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de herberg en verzorgde hem. En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit," — haalde twee penningen tevoorschijn — "en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem; en zo wat gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom." Tot zover.  "Wat mij aanspreekt", reageert de minister van Volksgezondheid als eerste, "is dat hij als Samaritaan gewoon aanpakte: handen uit de mouwen, wonden verzorgen, slachtoffer onderdak geven en zorgdragen voor eerste hulp. Wat ik dan overigens weer niet zo verstandig vind, is dat die Samaritaan zegt 'als het meer kost, dan betaal ik dat wel'. Van die houding moeten we als overheid juist af. Dat is openeindefinanciering." "Mee eens", zegt minister Kamp. "Weten jullie trouwens wat Margaret Thatcher ooit in een interview over dit verhaal zei? Niemand zou zich de barmhartige Samaritaan herinneren als hij alleen goede bedoelingen had. Hij had ook geld. Ik wil maar zeggen: het geld moet wel eerst verdiend worden." "Precies", knikt de minister-president, "die Samaritaan nam gewoon zijn verantwoordelijkheid. Kijk, dat is nou die participatiesamenleving waar we het al een jaar over hebben. Maar, Jeroen, wat zit jij te peinzen?" "Nou", zegt de minister van Financiën, "misschien een beetje een rare vraag, maar ik zat mij af te vragen wat er zou gebeuren als het Centraal Planbureau dit verhaal zou doorrekenen. Al die tijd dat die Samaritaan met zorgtaken bezig was, kon hij niet werken. Is het model dat wij gebruiken en waarbij bijvoorbeeld zorg voor je vader, je moeder of een ziek kind niet wordt meegerekend, eigenlijk niet wat kortzichtig?" "Goed punt", zegt de minister-president, "maar wel lastig, dat parkeren we even."  "Maar Lodewijk wil ook wat kwijt, zie ik", zegt de minister-president, "en Frans. En dan ronden we af." Minister Asscher: "Wat mij opvalt, is dat die Samaritaan uiteindelijk hulp biedt, terwijl Joden en Samaritanen ongelooflijk vijandig tegenover elkaar stonden. Volgens mij is het heel belangrijk dat bevolkingsgroepen elkaar als naaste zien. Daarin moeten wij echt blijven investeren." "Helemaal mee eens," zegt minister Timmermans. "Ik zei het pas nog in een overleg over mensenrechten: hoe kan het toch dat mensen elkaar soms de ergste dingen aandoen? Mijn antwoord is: door de ontmenselijking, de ander niet als medemens zien. Overigens, op de weg van Jerusalem naar Jericho, waar dit verhaal zich afspeelt, is het nog steeds niet pluis." "Wacht even," zegt de minister-president, "wij kunnen niet alle wereldproblemen in één klap hier oplossen, maar een flinke scheut barmhartige Samaritaan kunnen ze in het Midden-Oosten wel gebruiken, dat is zeker waar. Dank je wel voor al jullie inbreng. Ik vond het fantastisch," aldus de premier. "Dan gaan wij nu naar agendapunt 2."  Mevrouw de voorzitter, het zal u niet verbazen dat de SGP veel waardering heeft voor deze Bijbelstudie in de ministerraad. Overigens, ik begreep dat de minister-president liet uitzoeken of het ooit gebeurd is dat een ministerraad met Bijbellezing is geopend. Ik hoor daar zelf ook graag het antwoord op. Maar, met alle waardering, sta mij toe een kritische kantlezing te plaatsen. Ik vond de schriftlezing ietwat mager, want om het verhaal goed te plaatsen, moet je eigenlijk ook de verzen ervoor en erna lezen. Dan zie je dat Jezus dit verhaal vertelt als antwoord aan een wetgeleerde. Deze wetgeleerde brengt eerst prachtig onder woorden waar het op aankomt: God lief te hebben met je hele hart en je naaste als jezelf. Maar dan komt die wetgeleerde met een strikvraag. Hij zegt: wie is eigenlijk mijn naaste die ik moet liefhebben? Als antwoord op die vraag vertelt Jezus het verhaal over de barmhartige Samaritaan en laat hij vervolgens de indringende oproep klinken: wees die barmhartige Samaritaan, laat niemand aan zijn lot over, word de naaste van wie zorg nodig heeft.  Als mij de vraag zou worden gesteld wat de politieke toepassing is die ik tegenover het kabinet wil geven aan deze geschiedenis, zou, misschien wat verrassend, mijn eerste les zijn: pak de rovers aan die de weg onveilig maken. Investeer extra in defensie en veiligheid, dé kerntaken van de overheid. Wie weerloze schapen wil beschermen, moet wolven verjagen. Daarom hebben wij met overtuiging gepleit en zullen wij blijven pleiten voor meer inzet voor veiligheid en defensie, voor meer geld voor het Openbaar Ministerie, onder andere om jihadisten aan te pakken en om werk te maken van de bestrijding van de groeiende Jodenhaat, en voor meer geld voor Defensie om de slagkracht van ons leger te vergroten. Wij zijn blij daarvan wat terug te zien in de begroting. Een trendbreuk, zo klonk het ook in de troonrede. Dat klinkt veelbelovend. Maar hoe gaan wij dat in de komende tijd nu echt merken, vraag ik de minister-president.  Inzet voor vrede en veiligheid stopt natuurlijk niet bij de landsgrenzen. Daarom doe ik de oproep aan het kabinet: steun ook andere landen in het voorkomen en beteugelen van geweld, steun Israël tegenover Hamas en andere terroristen die de weg van Jerusalem naar Jericho onveilig maken, verdedig het recht van Israël om zich te beschermen tegen degenen voor wie een mensenleven niet telt, en draag ook bij aan de bescherming van Joden en christenen en andere minderheden die het slachtoffer worden van de oorlogsgodsdienst van radicale moslims. Kijk alstublieft niet weg bij het verdrijven van christenen uit Irak, Syrië en zo veel andere landen.  Dan de tweede les. Men hoort mij niet zeggen: overheid, wees de barmhartige Samaritaan, want voordat je het weet, wordt het een aanmoediging voor een reusachtige overheid met duizenden regeltjes, en daar knapt die halfdode man langs de kant van de weg niet van op. We moeten ook niet bij elke maatregel om de overheidsuitgave te beteugelen, zeggen dat die onbarmhartig is. Nee, als bijvoorbeeld de rollator niet meer door de Staat wordt betaald, is dat niet barmhartig maar redelijk, ook al levert het in kille staatjes koopkrachtverlies op.  De SGP maakt zich er wel sterk voor dat mensen in de knel op steun kunnen rekenen. Ik noem chronisch zieken en kwetsbare ouderen met een smalle beurs. Onze oproep aan het kabinet is: stel gemeenten in staat om hun taak als schild voor de zwakken waar te maken. Zorg dat het verdeelmodel voor de zorgtaak die bij de gemeenten ligt, eerlijk is. Steun de barmhartig Samaritaan maar wees een barmhartige samaritaan is een appel op de burger. Tegen de overheid is onze boodschap eerst en vooral: steun de barmhartige Samaritaan. Kabinet, moedig mensen aan en steun mensen royaal om barmhartigheid te tonen. Barmhartigheid is in de praktijk gebrachte liefde. Steun moeders en vaders, mantelzorgers en vrijwilligers. Dat is juist nu belangrijk, nu veel taken terug in de samenleving worden gelegd.  Inderdaad, minister Dijsselbloem, onze economische modellen zijn soms wat kortzichtig. We verwachten in onze tijd weer meer van de zorg van mensen voor elkaar. De waardering voor onbetaald werk zie je echter absoluut niet terug in de economische modellen, noch in de hoofdlijnenbrief over een nieuw belastingstelsel. De SGP vraagt nadrukkelijk aandacht voor de portemonnee van de alleenverdiener. Juist in alleenverdienersgezinnen wordt vaak veel werk gemaakt van onbetaalde barmhartigheid. Dat moet niet worden afgestraft maar beloond. Iedereen is voor de mantelzorger, maar hoe merkt de mantelzorger die waardering in zijn of haar portemonnee? Kortgeleden kwam een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat mantelzorgers financieel klem zitten door het grote beroep dat op hen wordt gedaan. Wat is de reactie van het kabinet daarop?  Het kabinet streeft op lange termijn naar een nieuw belastingstelsel. Prima. Hoe wordt echter voorkomen dat het op de lange baan wordt geschoven? Wat meer ambitie kan geen kwaad. Het is hard nodig om een eenvoudiger en eerlijker belastingstelsel te krijgen, met lagere lasten op arbeid.  Inderdaad, minister Kamp, het geld moet wel verdiend worden. Hoe gaat de ondernemer merken dat het kabinet hem een warm hart toedraagt? Heel goed dat het lage btw-tarief voor de bouwsector een halfjaar wordt verlengd, maar wordt het innovatiefonds zo ingericht dat de kleinere ondernemer er ook echt van kan profiteren?  Barmhartigheid kijkt verder dan de eigen neus lang is. De wereld is vol nood en ellende. Je weet soms niet waar je beginnen en eindigen moet. Ruimhartige noodhulp wereldwijd en fatsoenlijke opvang van vluchtelingen is eis van barmhartigheid. Elk mens is onze naaste. De SGP steunt van harte de flink extra budgetten hiervoor. Onze oproep daarbij is: probeer niet om alles via de overheid zelf te doen, maar geef vooral ook steun aan bestaande maatschappelijke organisaties die zich hier al voor inzetten en die in het gebied goed bekend zijn. Wil het kabinet hier werk van maken?  De barmhartige Samaritaan kwam in actie. Hij liep gevaar. Het was een onveilig gebied, maar hij liep en keek niet weg. Ik zeg er gelijk bij dat dit een zelfkritische boodschap is, juist ook voor godsdienstige mensen, en dus ook voor christelijke politici een pittige boodschap. De geestelijken, de priester en de leviet, liepen met een grote boog om de gewonde man heen. Daarom vind ik een debat als vandaag mooi, al mag het soms best wat korter duren, om van andere partijen te leren voor welke nood zij aandacht vragen. Hebben wij altijd wel door wat er zich afspeelt langs de kant van de weg? Dat maakt het debat juist zinvol en waardevol.  Mag ik dan echter wel indringend een vraag stellen? Wij hebben het idee dat er voor bepaalde noden weleens erg weinig oog is, bijvoorbeeld voor de nood van ongeboren kinderen die niet geboren mogen worden. ik vind het treurig als het wel uitgebreid over acht wilde zwijnen en Zwarte Piet gaat in dit land, maar niet over duizenden gevallen waarin financiële problemen reden zijn voor abortus. Het moet toch mogelijk zijn om die financiële problemen aan te pakken in plaats van een leven te beëindigen? Het wegkijken moet hier stoppen. Ik noem ook de pijn van gebroken gezinnen, de gevolgen van ernstige relatieproblemen voor met name kinderen. Voor deze nood mogen wij de ogen niet sluiten. Ik snap dat dit gevoelige onderwerpen zijn, maar wil deze punten toch heel graag noemen, omdat wij zelf weleens verbaasd zijn dat deze noden zo weinig aandacht krijgen. Ik wil daaraan toch een appel verbinden. Zoals wij open willen staan voor andere noden, waarvan men zich afvraagt of onze partij er wel voldoende oog voor heeft, mag ik zo ook vragen om juist deze noden indringend onder ogen te zien?  Ik ga afsluiten met een persoonlijke noot. Weet u wat ik de mooiste woorden uit die geschiedenis van de barmhartige Samaritaan vind? "Innerlijke ontferming". Die bewogenheid, die "innerlijke ontferming", is eigenlijk de hefboom die die barmhartige Samaritaan in beweging zet. Wij hebben in ons wetboek keurig geregeld dat je niet zomaar kunt weglopen bij een zwaargewonde, want dat is volgens het Wetboek van Strafrecht gewoon een strafbaar feit, maar als barmhartigheid het van de wet moet hebben, schiet het niet op. Wij kunnen ons hier de blaren op de tong praten over koopkrachtplaatjes en puntenwolken en dat is prima, maar het leven is meer dan koopkracht. Laten wij dat ook niet vergeten: mensen die elkaar steunen, elkaar nabij zijn in vreugde en verdriet, mensen die omkijken naar elkaar, die verder kijken dan het hier en nu! Wij zagen het deze zomer gelukkig ook in de saamhorigheid na de afschuwelijke vliegramp. Ik sluit mij heel graag aan bij de woorden van respect en waardering in de richting van het kabinet die ook door andere collega's vandaag al zijn uitgesproken. Het is in alle triestheid mooi om te zien hoe zo'n dag van rouw vorm en invulling kreeg. Barmhartigheid, elkaar nabij zijn: het is allemaal niet zomaar te meten en te peilen. Het kon niet in grafiekjes en tabelletjes en je hebt het er niet zo makkelijk over in allerlei debatten, maar het is wel ongelofelijk belangrijk voor de kwaliteit van de samenleving en het peil van onze beschaving.  In landen als Iran, Pakistan en Irak worden christenen soms hevig vervolgd. Haat op de straten is daar aan de orde van de dag. In de troonrede klonk het gisteren: laat die haat niet overwaaien naar onze straten. Inderdaad, maar juist op basis van de ontmoetingen met mensen uit die gebieden die ik heb gehad, zou ik zeggen: laat de liefde die men daar soms tegen de klippen op in de praktijk weet te brengen, wel overwaaien en hier meer en meer wortel schieten! Ik vind het indrukwekkend om te merken hoe pure haat soms wordt beantwoord met pure liefde. Het geheim van die mensen is dat zij zich ook gevoed weten door het woord van God, door de boodschap om zelfs vijanden lief te hebben. Zij weten van de innerlijke ontferming van Christus, zijn barmhartigheid, zijn liefde in hun hart. Daarom kunnen zij liefde geven en barmhartigheid in de praktijk brengen. Om die ontferming, om die barmhartigheid bidden wij elke week in onze fractievergadering: voor het kabinet, voor het parlement, voor het land en voor de wereld. Gezegend het land dat rijk is aan barmhartigheid!  De heer Pechtold (D66): Ik dank de heer Van der Staaij voor de keuze voor Rembrandt. Met de keuze voor Rembrandt snap ik weer waarom wij elkaar zo nu en dan vinden. In de tijd dat de vrijzinnig-liberalen in Amsterdam bestuurden, net als nu en zoals zolang, was Rembrandt daar kunstenaar. Hij is bekend geworden vanwege de Nachtwacht, een liederlijk gezelschap dat het nachtleven een beetje reguleerde, maar zelf ook een borrel lustte. Hij is bekend van De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, eigenlijk een voorloper van de medisch-ethische vraagstukken. Hij is bekend van Het joodse bruidje: eigenlijk een voorechtelijke zwangerschap, maar toch waren ze gelukkig. Mijn favoriet is echter minder bekend: het portret van Catrina Hoogsaet. Wij konden het kopen, maar hebben dat onder het vorige kabinet helaas niet gedaan. Dit was het schilderij van een vrouw die geen pedante man nodig had. Zij was gescheiden, zij was ondernemer en zij was een echte Amsterdammer. Dat de heer Van der Staaij en ik ons op dit late uur in Rembrandt kunnen vinden, doet mij goed.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben blij met de waarderende woorden voor Rembrandt, maar had eerlijk gezegd gedacht dat de voorkeur van de heer Pechtold meer uitging naar het huishouden van Jan Steen!  (Hilariteit)  Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. De wereld staat in brand maar bij ons gaat alles nog relatief goed. Dat is de boodschap van dit kabinet. Juist in dat relatieve schuilt het gevaar. Zeker, ons land ligt gunstig in de delta van het Europese achterland. We hebben aardgas, we hadden kolen, we hebben in het verleden wat reserves opgebouwd met activiteiten overzee, en we hebben een goed opgeleide beroepsbevolking. We zijn spaarzaam en hardwerkend. Wie doet ons wat, zou je zeggen. We hebben goede contacten bij de NAVO en als de Europese Commissie een bob nodig heeft, dan vragen ze onze Frans Timmermans. We zijn de slager en de melkboer van de wereld, en we scharrelen zelf ons kostje wel bij elkaar. Kijk om je heen: het zijn de hamsterweken van Albert Heijn en de XXL-weken van Lidl. We zijn een voorbeeld voor anderen op het gebied van recht en rechtvaardigheid. Zelfs het kabinet kan redelijk onbezorgd doorregeren, al kan het in de peilingen nog maar rekenen op de steun van een kwart van de kiezers.  Dat we het nog relatief goed hebben, is te danken aan de reserves die we hebben opgebouwd of ons hebben toegeëigend uit de beperkte voorraad die de aarde nog biedt. Een auto rijdt net zo comfortabel als de tank vol is dan als deze op reserve rijdt, met één belangrijk verschil: wie rijdt op reserve, heeft nog maar weinig comfortabele kilometers te maken. In die situatie zitten wij nu. De minister van Financiën projecteerde ons land vanochtend op Radio 1 als een droge plek in een financieel moeras. Het kabinet kijkt mijmerend om zich heen maar weigert in actie te komen om dat moeras droog te leggen of om bruggen te slaan naar een duurzame toekomst. We kunnen doen alsof het niet zo is, we kunnen hopen op een wonder, we kunnen denken "wie dan leeft, wie dan zorgt", maar feit is dat Nederland ook met deze Miljoenennota een voorschot neemt op een zeer onzekere toekomst. Sterker nog, het kabinet legt de Miljoenennota neer bij dieren en mensen in een kwetsbare positie: ouderen, zieken, mantelzorgers, gehandicapten en mensen in ontwikkelingslanden. Dat zijn de kinderen van de rekening in deze Miljoenennota. In de zorg staan 100.000 banen op de tocht en de honderdduizenden mensen die van die zorg afhankelijk zijn, zijn hun zorg niet zeker meer. Wie nu hulp verleent, kan straks zomaar zelf afhankelijk zijn van een uitkering omdat het kabinet het niet georganiseerd krijgt om de stijgende zorgvraag te koppelen aan extra banen voor echte hulpverleners. In de gezondheidszorg staat niet langer de mens centraal maar de rekening. Ook buiten de zorg moet er langer en harder gewerkt worden, met minder zekerheid, minder besteedbaar inkomen en meer stress met een explosie van arbeidsgerelateerde zieken en burn-outs, zo stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau onlangs. Dat beeld is helaas zeer herkenbaar. Tienduizend ouderen staan op de wachtlijst van een verzorgingstehuis terwijl er tegelijk verzorgingshuizen gesloopt worden. Die ouderen heten "wenswachtenden" in het nieuwe marketingtaaltje van zorgbestuurders. Leve de privatisering, lang leve de wenswachtende. Mantelzorg is het nieuwe mantra, nadat we vorig jaar zijn klaargestoomd voor de participatiesamenleving. Mantelzorg is eigenlijk ontmantelzorg; eerst wordt de zorg geheel ontmanteld en vervolgens moeten mantelzorgers in hun vrije tijd de zorg overnemen waarvoor zij naast tijd ook nog eens heel veel geld moeten inleveren.  Volgende generaties moeten doorwerken tot hun 70ste, waarna zij kunnen genieten van een gehalveerd pensioen, om daarna in aanmerking te komen voor een vervroegde dood omdat zij te duur worden voor de zorg. Dat schreef Marcel van Dam in de Volkskrant. Problemen die veroorzaakt zijn door de kortetermijnfocus van het kabinet. Ook met betrekking tot het klimaatprobleem constateert het Planbureau voor de Leefomgeving dat er binnen de politiek veel te weinig aandacht is voor de periode na 2020. Over zes jaar weten wij al niet meer hoe wij verder moeten. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving rijden wij op reserve en zijn wij de laatste generatie die nog iets aan de opwarming van de aarde kan doen. De eerste asielstatus is verleend aan een familie klimaatvluchtelingen, omdat hun land, het eiland Tuvalu, langzaam onderloopt.  Sommigen zitten nog in de ontkenningsfase. De VVD-fractie denkt dat de opwarming van de aarde niet zo'n vaart zal lopen en dat de voorspelde stromen van klimaatvluchtelingen wel door Fred Teeven zullen worden tegengehouden, als hij zich een beetje breed maakt. Onze handelsgeest zal ons vast wel weer uit het dal kunnen helpen. Wie dan leeft, wie dan zorgt. De toekomst is nu, stelt het PBL. Het stelt tevens vast dat de meeste politici vooral op de rem gaan staan als een transitie naar een duurzamere samenleving pijn doet. Transitiepijn is ongemakkelijk voor politici, omdat zij bang zijn als brenger van het slechte nieuws te worden afgestraft door de kiezer. Wanhoop niet, straks hebt u weer allemaal werk, inkomen, pensioen en scholing. Kortom: er wordt gedaan alsof wij nog steeds in het land van de onbegrensde mogelijkheden wonen. Regeren is niet langer vooruitzien. Regeren is vooruitschuiven geworden en afschuiven van verantwoordelijkheden. Onze groei- en schuldverslaving zit zo diep dat de meeste partijen zich geen wereld zonder groei en schuld meer kunnen voorstellen. Zij komen met greenwashing-begrippen als groene groei en duurzame transitie, maar lijken niet te willen toegeven dat voor een wereld die consumeert zoals wij dat doen vier aardbollen nodig zijn. Oneindige economische groei op een eindige planeet is simpelweg onmogelijk.  De Miljoenennota ademt een sfeer van symptoombestrijding zonder zicht op de toekomst. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Dit kabinet blijft wegen aanleggen en verbreden, terwijl alle experts zeggen dat die binnenkort overbodig zullen zijn. De nieuwe generatie maakt steeds minder gebruik van auto's. Laten wij leren van het feit dat, toen wij als een kip zonder kop kantoren bleven bouwen, die al vaak na de oplevering niet meer vol kwamen maar leeg bleven staan. Het kabinet blijft schaarse grondstoffen vrijstellen van belasting, zodat die letterlijk tegen bodemprijzen worden aangeboden. Wij maken klein geld van bodemschatten. Wij gedragen ons alsof wij bij een buffet vooraan in de rij staan en vier borden tegelijk opscheppen, terwijl wij weten dat er niet genoeg zal overblijven voor de mensen achter in de rij. Is dat sterk en sociaal? Is dat liberaal? Of is dat ronduit asociaal?  Als wij hulp geven, is dat vanachter de toonbank van de BV Nederland. Je zult als voormalig milieuactivist bij Greenpeace, vol idealen overgestapt naar de politiek om eindelijk echte veranderingen te bewerkstelligen, jezelf maar terugvinden in een kabinet, waarin je samen met de VVD alles mogelijk moet maken waar je vroeger tegen gevochten hebt.  In eigen land belasten wij overvloedig aanwezige arbeid zwaar met zeer onverstandige loonheffingen. Het kabinet zegt dat te willen aanpakken via verlaging van de loonkosten. Probleem is alleen dat de PvdA en de VVD het wel eens zijn over de melodie van het lied met de tekst "verlaag de loonkosten", maar het niet eens kunnen worden over de tekst van het lied. Nu dreigen zij dat lied te blijven neuriën tot aan de volgende verkiezingen, zonder dat dit tussentijds veel banen oplevert. Herman Wijffels stelde deze maand in deze Kamer het volgende. "Er is een transitie nodig om de aarde minder te belasten. Daar zijn inmiddels heel veel burgers en ondernemers van overtuigd. Eigenlijk lopen er maar twee partijen achter: de politiek en de financiële sector. Zij moeten die transitie faciliteren. De belasting die nu binnenkomt, die onze schatkist vult, is afhankelijk van de wegwerpeconomie en de overbelasting van de aarde. Dat zijn geen houdbare belastinggrondslagen."  Het kabinet trekt de bezitsverhoudingen in de wereld nog schever dan ze al zijn. De rijkste 85 mensen op deze planeet bezitten samen meer dan de armste 3,5 miljard mensen. Die verhouding wordt nog schever, nu het kabinet een warm pleitbezorger is van vrijhandelsakkoorden tussen "ons soort mensen", tussen de EU, de VS en Canada: meer, meer, meer voor minder in alle opzichten. De prijs voor de minimale economische groei die de akkoorden misschien opleveren, is torenhoog. De kwaliteit van ons voedsel, de dierenwelzijnsnormen en de milieunormen dreigen te worden aangepast aan de soepele Amerikaanse regels: ruim baan voor schaliegas, hormoonvlees en de chloorkip. De vrijhandelsakkoorden zullen de moordende concurrentie op grondstoffen in de ontwikkelingslanden verder opjagen.  De vrijhandelsakkoorden maken bovendien investeerders belangrijker dan het parlement, belangrijker dan de burger, belangrijker dan de democratie. Investeerders kunnen een regering aanklagen, als die het milieu beter wil beschermen dan in het vrijhandelsakkoord is afgesproken. Daarmee leg je de democratie lam. Toen Duitsland vorig jaar na de ramp in Fukushima besloot om te stoppen met kernenergie, werd het land met een beroep op het bilaterale vrijhandelsverdrag voor 700 miljoen euro aangeklaagd door het Zweedse bedrijf Vattenfall. Kan het kabinet garanderen dat de soevereine besluitvorming over milieu, voedselveiligheid, privacy en dierenwelzijn niet onder de vlag van het vrijhandelsakkoord de facto wordt overgedragen aan het bedrijfsleven?  Ons land snakt naar een visie van dit kabinet op de rol van klimaatverandering op toekomstige conflicten en vooral op wat onze eigen rol daarin is. Welk effect heeft ons landbouw- en handelsbeleid op de voedselzekerheid in de wereld? Erkent het kabinet dat gebrek aan voedsel, water en andere essentiële hulpbronnen een grote bron van conflicten kan worden en nu al is op veel plaatsen in de wereld, dat de schaarste in de toekomst alleen maar zal toenemen en dat de strijd om fossiele brandstoffen een zeer grote rol speelt in de conflicten die momenteel de wereld beheersen? Graag een reactie.  In een wereld die in brand staat, waarin conflicten grensoverschrijdend zijn zonder duidelijke scheiding tussen goede en kwade krachten, wordt door het ministerie van Buitenlandse Zaken gekeken naar oplossingen zoals die al eerder geprobeerd zijn: militair ingrijpen. Tot nu toe heeft dit ingrijpen in verre landen met andere culturen dan de onze conflicten vooral verergerd en landen in chaos achtergelaten. Wie zijn onze vrienden, bondgenoten en vijanden precies en welke landen staan er dubbel in? We kennen de voorbeelden van wapens die naar Irak, Afghanistan en Libië zijn gegaan en inmiddels in handen zijn van strijdende partijen die onmogelijk als bondgenoten geduid kunnen worden. Welk effect hebben sancties? Hoe zijn terreurdaden het beste te bestrijden? Is dat met straaljagers of zijn er andere middelen? Dit kabinet komt nog niet met een begin van de antwoorden op deze vragen, de defensielobby wel. Zij maakt gebruik van het gevoel van onveiligheid om zo meer geld te krijgen voor defensie: wapens als antwoord op vragen die nog niet eens gesteld zijn, vragen over de voedingsboden van de conflicten en onze rol daarin. De geopolitieke belangen lijken vaak zwaarder mee te wegen dan mensenrechten, die vooral als alibi dienen om zware wapens in te zetten. Machten die orde op zaken willen stellen in Irak, zouden als eerste de inkomstenstromen uit olie stil moeten leggen, nu belangrijke delen van de olie-industrie in handen zijn van IS. Maar kennelijk is het vooral van belang die olievelden zelf ongeschonden in handen te krijgen en is het bombarderen van andere doelen efficiënter met het oog op de plannen van de "bevrijders".  Er is een coalition of the willing gevormd van PvdA, VVD, D66, ChristenUnie en SGP, die getekend hebben voor het heel houden van dit kabinet, en er worden drieste maatregelen genomen zoals meedoen aan een oorlog in Irak. Bijna alle partijen in dit huis zijn bereid daarvoor in de houding te springen. We mochten heus wel meepraten in de strijd tegen IS, maar het vergaderzaaltje was te klein. Maar we gaan voor een herkansing in een groter zaaltje dat inmiddels gevonden is, zoals we begrijpen van de minister van Defensie. Het bombarderen van doelen in Irak met Nederlandse F-16's kan binnenkort van start gaan als het aan dit kabinet ligt.  Oorlog, racisme, intolerantie: hoe kun je in zo'n turbulente wereld pleiten voor het welzijn van dieren? Ex-Citibank CEO Philip Wollen heeft daar vorige week het volgende over gezegd. Vrede is niet alleen afwezigheid van oorlog, het is ook de aanwezigheid van rechtvaardigheid en rechtvaardigheid moet blind zijn voor ras, huidskleur, religie en soort.  Met het centraal stellen van ego's boven de ecologie en door van geld een doel in zichzelf te maken, is het niet verwonderlijk dat dieren de afgelopen decennia geofferd zijn aan dit menscentraal denken en nauwelijks aan bod komen, opnieuw niet in het voorliggende kabinetsbeleid: nu eerst even de mensenproblemen oplossen, dan komen de dieren daarna wel weer. Of niet. Zo is het altijd geweest.  Een samenleving waarin mededogen en duurzaamheid vooropstaan, begint met een respectvolle omgang met wezens die niet tot je eigen soort behoren. Het kabinet wijdde in het regeerakkoord mooie woorden aan het dierenwelzijn. Wilde dieren zouden niet langer toegestaan worden in circussen. We wachten nog steeds op het wetsvoorstel. Er zou een grens gesteld worden aan het aantal te bouwen megastallen, maar het tegendeel is het geval. Het kabinet geeft provincies en gemeenten alle ruimte voor een ongekende "megamorfose" van het platteland. Zowel de VVD als de PvdA hebben beloofd dat het voor de lol doden van dieren zou worden afgeschaft. Het tegendeel blijkt uit het voorgenomen kabinetsbeleid. Inmiddels zijn we zo ver dat zwijnen die door de brandweer uit de vaart gered worden door een zogenaamde jachtopziener ter plekke doodgeschoten worden. Dat is geen incident, want in ons land wordt 70% van alle zwijnen afgeschoten, 50% van alle herten op de Veluwe en 30% van alle zwanen. Het gebeurt buiten beeld, dat wel. Dus zorgt het voor minder verontwaardiging. Maar voor de dieren maakt het geen enkel verschil. Dieren zijn opnieuw het kind van de rekening in dit kabinetsbeleid.  Het kabinet zet met volle overgave in op export van landbouwproducten, terwijl de productie volledig afhankelijk is van importen van fosfaat, kunstmest en veevoer. Dat betekent megastallen en het nog verder intensiveren van de productie, desnoods met behulp van landbouwgif en gentech. De problemen die deze met zich meebrengen voor omwonenden moeten weggecommuniceerd worden of over de heg worden gedecentraliseerd. Onze bestuurders organiseren handelsmissies met onze koning en koningin als boegbeeld naar China, Indonesië, Brazilië, Vietnam, Oekraïne en Ivoorkust, waarbij we mensen in opkomende economieën wijsmaken dat Joris Driepinter onze hoop voor hun toekomst is. Dagelijks ervaren mensen op het platteland hier in Nederland de gevolgen van het megalomane exportdenken van dit kabinet. Ze kijken 's morgens uit het raam en maken zich er zorgen over of zij er volgend jaar de koeien nog zien rondlopen. Zij maken zich er zorgen over of zij de volgende keer de horizon niet vervuild zien met varkens- en kippenfabrieken. De buurvrouw kan haar was niet meer buitenhangen. Ramen opendoen zit er sowieso al niet in vanwege de stank. Haar zoon met astma beleeft het platteland letterlijk als verstikkend. Haar collega zit al een aantal jaren zonder werk thuis, omdat hij chronisch ziek is geworden door de Q-koortsepidemie. In de omgeving wordt intensief gespoten met landbouwgif en de Gezondheidsraad plaatst vraagtekens bij de aanvaardbaarheid van de gezondheidsrisico's. Kleine gezinsbedrijven worden kapotgeconcurreerd door de oprukkende schaalvergroting. Elke dag stoppen zeven boeren met hun bedrijf. De leegstand van agrarisch onroerend goed is in 2030 groter dan de nu al massale leegstand van kantoren en winkels.  Het zou allemaal zo veel beter kunnen, maar daarvoor is het nodig dat we, voordat we onze reserves erdoorheen gejaagd hebben, inzien dat geld niet eetbaar is. Koerswijziging is onze enige kans om uit de vicieuze cirkel van economische groei, schuld en koopzucht te stappen. Met dit kabinet ziet dat er niet naar uit. De wedstrijd is verkocht via politieke matchfixing. Dat is onverstandig en zeer in het nadeel van ons eigen welzijn en dat van komende generaties. Dit kabinet zet in op "wie dan leeft, wie dan zorgt" en legt de rekening nu al neer bij de zwaksten, mensen en dieren.  De Partij voor de Dieren is van mening dat er een einde moet komen aan de ontmanteling van de zorg, een einde aan de oorlogsretoriek van de wapenlobby, een einde aan de vernietiging van de leefomgeving en de uitputting van hulpbronnen, een einde aan het uit de markt prijzen van arbeid én een einde aan de bio-industrie.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Ja, daar is hij weer. En ik zal het nog sterker vertellen: hij komt ook nog met hetzelfde verhaal. 50PLUS heeft vandaag door andere deelnemers aan dit debat veel positieve dingen horen aandragen. Vanwege de korte tijd die ik heb en het nachtelijke uur zal ik die hier niet herhalen. De afgelopen maanden zat ik niet onder de glazen stolp van het Binnenhof en dat heeft ook positieve kanten. Dan volg je alles op de buis op de voet, maar je beperkt je tot de grote lijnen. Je hebt vooral veel contact met de mensen in het land, mensen die ontevreden zijn en mensen die in koor roepen dat hun stem verkeerd is uitgelegd: de VVD-stemmers die niet wilden dat de PvdA zou meeregeren en de PvdA-stemmers die niet wilden dat de VVD dat zou doen.  Marga Bult was vorige week even niet de politiek correcte zangeres, maar de vrouw die haar hart nog steeds heeft bij haar oorspronkelijke vak: de verzorging. Ze twitterde: "Dit kabinet heeft het vijfde gebod, eert uw vader en uw moeder, hertaald in: knipt en scheert uw vader en uw moeder." In de meest actuele cijfers, die deze week werden gepresenteerd, lijkt het iets beter te gaan met onze economie. Gezaghebbende economen roepen echter vrij eensgezind dat het echt beter was gegaan als er minder hard was bezuinigd, als de lastenverlichting eerder was ingezet en als er meer was geïnvesteerd in economie en innovatie.  De rigoureuze hervormingen in de zorg thuis en de taakoverdracht aan gemeenten komen ongemeen hard aan, al is dat in de ene gemeente harder dan in de andere. Dat is dan de prijs van decentralisatie. Een kaalslag in de zorg vindt plaats, waardoor ook nog eens duizenden en duizenden banen verdwijnen. Niet alleen in de thuiszorg wordt flink gesneden. Ook de langdurige zorg moet eraan geloven. Alleen mensen met een zeer zware zorgvraag komen nog in aanmerking voor een plek in een instelling. Als die plek er al is, want zorgkantoren bouwen de financiering van die plekken versneld af. De kromme situatie is nu dat er appartementen leegstaan doordat ze niet meer worden gefinancierd en tegelijkertijd zo'n 10.000 mensen op de wachtlijsten staan voor een plaats in een verpleegtehuis. Dat aantal gaat naar alle waarschijnlijkheid nog toenemen met mensen die in aanmerking komen voor de overgangsregeling van de Wet langdurige zorg.  Ouderen, vooral degenen die zorgkosten hebben, hebben in de afgelopen jaren door de stapeling van kabinetsmaatregelen en het niet indexeren en korten van pensioenen onevenredig ingeleverd. Ze kunnen er volgens berichten in de media tot wel €1.000 op achteruitgaan. Dat komt door een verlaging van de ouderenkorting, de afschaffing van de ouderenkorting bij vermogen en de verhoging van de zorgpremie voor ouderen. Ouderen met zorgkosten worden daar niet voor gecompenseerd. Ook het Nibud bevestigde gisteravond deze teruggang en kwam in sommige gevallen uit op -15%.  Er zijn meer zaken in het voorgenomen en lopende kabinetsbeleid waardoor de bestaanszekerheid en het welzijn van ouderen en zorgbehoevenden bedreigd worden. De participatiesamenleving moet het fiks gekorte gecentraliseerde budget van de gemeenten deels opvangen. Een mooi plan, als je bedenkt dat 25% van de ouderen totaal geen sociaal netwerk heeft waarop een beroep kan worden gedaan. Ouderen worden niet alleen materieel onevenredig hard gepakt, maar ook immaterieel. Zij zijn bij uitstek actief in het verenigingsleven, zij zorgen voor de opvang van de kleinkinderen en zij zijn ook, hoewel zij daar vaak de kracht niet voor hebben, de perfecte mantelzorger voor hun thuiswonende zieke partner. Zij zijn als het ware de vleesgeworden participatiesamenleving. Je kunt het vergelijken met een elastiekje: de rek is er door dit kabinet helemaal uit. Trek je er dan te hard aan, dan knapt het. Dan zijn de gevolgen niet te overzien.  Voor alle mantelzorgers geldt dat zij bijna een derde van hun inkomen kunnen verliezen. Zorg voor een ander wordt door dit kabinet bestraft. De nieuwe, strengere rekenregels voor pensioenfondsen, bijvoorbeeld het niet indexeren, kunnen bij een aanvullend pensioen leiden tot nog eens 2% extra koopkrachtverlies per jaar. Dan zwijg ik nog maar over de Enschedese plannen om pensioenen te kapen. Die plannen zijn weliswaar teruggetrokken, maar zijn die niet een eerste aanzet tot meer gevaarlijke stappen in die richting?  Ook de middengroepen staat een forse aderlating te wachten door de voorgenomen belasting van de AOW. Met een ingewikkelde term noemen wij dit "de fiscalisering van de AOW". Dat kan de middengroepen op termijn maar liefst €4.500 netto per jaar gaan kosten. De lagere ontslagvergoeding en de verkorte WW-duur raken vooral mensen tussen de 50 en 67 jaar hard. Zij die boven de 50 zijn, hebben wel recht op een iets hogere ontslagvergoeding gekregen, maar zij houden netto minder over dan in de oude situatie. De instroom van 55-plussers in de WW is nog steeds groter dan de uitstroom. Het is een goede zaak dat er een ambassadeur jongerenwerkloosheid is, maar waar is de ambassadeur ouderenwerkloosheid?  Het kabinet heeft geen overtuigend antwoord op de snel toenemende vraag naar passende ouderenhuisvesting. Vergrijzing, langer thuis wonen en sluiting van verzorgingstehuizen vragen vooral om kostbare woningaanpassingen. Ook moeten er passende nieuwe woningen worden gebouwd voor ouderen en zorgbehoevenden die op een sociale huurwoning zijn aangewezen.  Als laatste punt in dit rijtje noemt 50PLUS de extreme huurverhogingen waar iedereen in de sociale huursector zwaar door getroffen wordt, zeker de gepensioneerden die niets kunnen veranderen aan hun inkomenssituatie. De voorlopige conclusie is dat ouder worden in Nederland nog wel mag, maar dat het vooral niet te veel mag kosten. Liever nog ziet men dat ouder worden geld oplevert. De ouderen zijn de sluitpost van de rijksbegroting geworden. Waar klopt het sociale hart van het kabinet? Waaruit klinkt het respect voor de mensen die Nederland gemaakt hebben tot wat het nu is?  Lang kan deze situatie niet meer duren, want de aanloop naar de Statenverkiezingen is begonnen. Dit keer zullen die verkiezingen meer dan ooit landelijke verkiezingen zijn, want bij die verkiezingen wordt immers ook de samenstelling van de Eerste Kamer bepaald. Daar heeft de coalitie nu al geen meerderheid, maar toch worden alle kortingen erdoor gedrukt dankzij de steun van enkele gedoogpartijen. Dat zal over enkele maanden abrupt stoppen. Dan is er geen meerderheid meer, niet rechtsom en niet linksom.  Dankzij een voorstel van 50PLUS, het belastingaantrekkelijk schenken door ouderen die dat kunnen, dat is maar een kleine groep, aan een jongere generatie — een voorstel dat afgelopen jaar door het kabinet werd overgenomen — kwam de woningmarkt weer op gang. Dat is goed voor de economie en dat is mooi voor jongeren. Die regeling wil het kabinet nu echter weer afschaffen. Dat vinden wij erg onverstandig. We willen de toezegging dat deze met nog minimaal een jaar wordt verlengd.  Al vanaf de eerste dag dat dit kabinet aantrad, heeft men ouderen als een kip kaalgeplukt. Hoewel iedereen weet dat er van een kale kip niets meer te plukken valt, ging men door met het uitrukken van een poot. Nu volgt de tweede poot. Je zou denken dat het dan wel afgelopen zou zijn. Een kip heeft immers maar twee poten. Maar met dit kabinet weet je het maar nooit. Leden van mijn partij staan op dit moment — hoewel, niet nu midden in de nacht, maar morgenvroeg wel weer — op de 50PlusBeurs in Utrecht. Het loopt daar storm met verontwaardigde ouderen die een petitie willen tekenen. Ze staan ervoor in de rij. Net als wij willen ze dat de regering maatregelen neemt, zodat de pensioenen volgend jaar, na vele jaren, eindelijk weer eens geïndexeerd gaan worden. Ze eisen dat hun aangetaste koopkracht ten minste op peil gehouden wordt. Daarover zal 50PLUS, afhankelijk van het antwoord van het kabinet, in tweede termijn een motie indienen. Ik verwacht dan een serieuze toezegging. Doet het kabinet die niet, dan is het wat mij betreft over met deze regering. Dit kabinet lijkt steeds meer op een zinkend schip dat zich drijvende tracht te houden door ouderen overboord te gooien. Dat kan niet langer. Het is genoeg geweest.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Voorzitter. Een nieuwe dag, een nieuw geluid en nieuwe kansen. Afgezien van de schertsvertoning van vorige week rond de USB-sticks, telt voor mij als 50PLUS'er uiteindelijk het resultaat. Wat levert de Miljoenennota voor ons land op? Azijn schijnt bij een aantal collega's in de oppositie een populaire drank te zijn. Ik vind dat een heel vieze drank. Het is ook geen passende drank bij deze Miljoenennota. Niet dat deze op alle punten verstandig en rechtvaardig is, maar als totaalbeeld is er voor Nederland in financiële zin geen man overboord. Het is als de boer: hij ploegde voort. De champagne kan nog in de fles blijven, maar een sober en prudent glaasje water kan er wel op gedronken worden.  Het financieel in plaats van sociaal gedreven begrotingsbeleid van Rutte II wordt consequent gevolgd. De druk om het begrotingstekort niet te laten oplopen tot min 3% lijkt er enigszins af. Dus is er ruimte voor symboolpolitiek, bijvoorbeeld de 100 miljoen voor een zogenaamd sterkere defensie, nota bene op een begroting van 7.300 miljoen euro, waar net voor 1.000 miljoen euro op is bezuinigd. Of wat te denken van de 20 miljoen euro onder het mom van extra veiligheid voor het Openbaar Ministerie, terwijl de bezuinigingstaakstelling van 51 miljoen euro overeind blijft? Dat zijn dingetjes zonder visie.  Ik deel de zorgen van de regering over de hoge werkloosheid. Het is belangrijk dat er aandacht blijft voor de groepen die het het moeilijkst hebben en het moeilijkst aan een baan komen, zoals de jongeren en de 50-plussers. Met name meer bewustzijn bij werkgevers kan helpen om de 50-plussers weer aan het werk te helpen. Positief daarbij is de inzet van het Actieplan 55-plus werkt en de ombouw van dat plan naar 50-plus werkt. Ook is positief de actieve inzet van het UWV op dit punt, waarbij ambassadeurs worden ingezet in samenwerking met MKB-Nederland. Het is daarom niet nodig om ook nog eens een extra rijksambassadeur aan te gaan stellen. Dat levert namelijk alleen maar slechts één werkplekje op.  Waar iedereen de afgelopen weken helemaal op los is gegaan, zijn de toekomstige koopkrachtcijfers. De rampspoed van dit kabinet zou niet te overzien zijn. Met halve lekkageberichten zat de stemming er goed in. Met name gepensioneerden zouden zwaar in de min belanden. Maar wat blijkt? Berekend wordt de mediane nullijn. Dat betekent dat het met name veroorzaakt wordt buiten de rijksbegroting, door het achterblijven van de aanvullende pensioenen. Er is echter ook zorg bij specifieke groepen. Dan denk ik aan de modale alleenverdiener met kinderen en aan het AOW-echtpaar met een klein aanvullend pensioen, vooral als gekeken wordt naar de effecten van de individuele zorgkosten. Deelt het kabinet deze zorg en wat wil het daaraan doen?  Dan kom ik bij de inkomstenkant van onze begroting. Het hele belastingsysteem met de heffingskortingen en toeslagen is volkomen doorgedraaid. Dat is al door meerdere sprekers gezegd. De ANBO en het Actal hebben een goed overzicht gegeven van de 27 verschillende over elkaar heen tuimelende regelingen. Dat nu aangekondigd wordt dat de ouderenkorting wordt afgeschaft, is in dat licht een goed idee. Echter, het komt nu wel een beetje over als een visieloos hapsnapbeleid. Ik krijg graag een toelichting waarom die korting nu wel geschrapt zou kunnen worden. Het is zelfs zo slecht gesteld met ons belastingstelsel dat de vereenvoudiging, zoals die al in het plan van Van Dijkhuizen zat — daar is selectief in gewinkeld — namelijk de huishoudentoeslag, al in de voorbereidingsfase door dat hele roestige systeem in het moeras is weggezakt. Maar ja, dat krijg je ervan als je selectief winkelt in dat totaalplan.  Ik heb het vandaag eerder gezegd en zeg het nog eens: hier wreekt zich dat een fatsoenlijke kabinetsreactie op het belastingrapport van de commissie-Van Dijkhuizen keer op keer is uitgesteld en, als ik het goed begrijp, nu compleet van de baan is. Dat levert alleen maar vertraging op. Het kabinet komt er niet uit en uit pure armoede hebben we nu een procesbrief met wat houtskoolschetsjes gekregen. Dit wordt dus helemaal niets. Waarom niet? Omdat er op dit punt bij dit kabinet gewoon geen wil is om deze puinhoop aan te pakken. Bij de behandeling van het Belastingplan zal ik er dan ook graag op terugkomen door te kiezen voor een open, eerlijk stelsel, zonder schijnoplossingen met overbodige toeters en bellen.  Met ons pensioenstelsel is iets gruwelijk misgegaan tussen enerzijds de werkelijkheid van een solide, collectieve financiële voorziening en anderzijds de perceptie, het verwachtingspatroon van de mensen. Zekerheden bestaan niet in het leven, maar we dachten dat de pensioenzekerheid daarvan uitgezonderd zou zijn. Niet dus, zo op het eerste gezicht lijkt de pensioenproblematiek oneerlijk. Er wordt gekort, terwijl er een heel grote pot is met 12 miljard euro aan uitgesteld loon. Ik heb dit beeld ook bij mijn oude partij verdedigd. Als je je er echt in gaat verdiepen, dan blijkt dat beeld een fata morgana te zijn, goed voor platte retoriek. Vergeten wordt dat tegenover dat geld ook verplichtingen staan voor de gepensioneerden van nu, maar ook de werkenden van nu en de gepensioneerden van morgen. Een gepensioneerde spaart in zijn leven volgens de informatie van het pensioenfonds PNO Media door de feitelijke premiebetaling maar 21% van zijn pensioenuitkering. De andere 79% moet ergens anders vandaan komen, namelijk uit het rendement op het vermogen. Dat kan echter niemand garanderen. Valt dat rendement tegen, bijvoorbeeld vanwege de financiële crisis van 2008 of de huidige extreem lage rente, dan is het probleem zichtbaar. Werken aan een toekomstbestendig en waardevast pensioenstelsel voor alle generaties is een belangrijke opgave voor de komende tijd. Met belangstelling zie ik dan ook de uitkomst en het vervolg van de nationale pensioendialoog tegemoet.  Aandachtspunt in dat verband is voor mij wel de jarenlang achtergebleven indexatie bij de huidige gepensioneerden. Aanvullend inkomensherstel is voor hen niet mogelijk. We moeten daar dus op de korte termijn toch iets aan doen. Hier zit een blokkade in de regels van het systeem. Als lid van 50PLUS vind ik dat de mensen nooit het slachtoffer van het systeem mogen worden. Daarom nodig ik het kabinet uit om mee te werken aan een oplossing om de pensioenfondsen waar mogelijk zelf de ruimte te geven voor een eenmalige indexatie.  Het visieloze begrotingsbeleid van dit kabinet kent twee gezichten. Enerzijds kenmerkt het beleid zich door de aanpak van hier een onsje meer en daar een pondje minder. Anderzijds kenmerkt het zich door het over de schutting kieperen van taken bij de gemeenten, met minder geld uiteraard. Ondanks de 40 miljoen extra voor de Wmo, wat op de 700 miljoen aan bezuinigingen een schijntje is, is het traject van de decentralisaties in het sociale domein alleen maar de bron voor een parlementaire enquête over pakweg vier jaar in 2019. In de tussentijd zal er met veel vallen en opstaan door gemeenten, door hulpverleners, door mantelzorgers en door vrijwilligers gered worden wat er gered kan worden. Per slot van rekening proberen we uiteindelijk niemand in de steek te laten. Een zorgvuldigheidstoets kan het hele proces echter niet doorstaan. Blindelings hoopt het kabinet dat in het bijzonder vrijwilligers de gaten zullen opvullen die ontstaan. De kracht van een open samenleving is inderdaad dat veel mensen zelf hun sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid zullen nemen. Het medicijn van de bezuinigingen krijgt dan een onverwacht positief bijeffect. Noodgedwongen zullen vrijwilligers bijspringen. Daaronder zullen veel 50-plussers zijn die met hun ervaring, kennis, tijd en sociale betrokkenheid het werk onbetaald zullen gaan doen. Daarvoor heb ik veel waardering. Een waardering die ook maatschappelijk verankerd moet zijn. Het is gevaarlijk, maar ik ga het kabinet toch vragen om een visie op te stellen over de maatschappelijke betekenis en de praktische consequenties daarvan.  Tot slot wil ik nog een enkel woord zeggen over de staat van onze democratie. Ik heb eigenlijk helemaal niets gehoord over de staat van onze democratie, maar die is uitermate armzalig. Ik heb het dan over zaken als de politieke acceptatie, de participatie, de opkomst bij de verkiezingen voor de gemeenteraad en het Europees Parlement: het is treurig. We zijn al blij als het niet slechter is dan de bedroevend slechte opkomst bij de vorige verkiezingen. Juist in een tijd waarin we internationaal schendingen van onze open, rechtsstatelijke principes zien en daar terecht tegen optreden, verwaarlozen we ons eigen huis. Ik heb het dan over achterkamertjespolitiek, gerommel met een indirect gekozen Eerste Kamer die het kabinet overeind moet houden en de taken en het rolbesef tussen politiek, bestuur en samenleving die volstrekt verward zijn. We hebben het dieptepunt de afgelopen zomer gezien. De totstandkoming van deze Miljoenennota is democratisch onnavolgbaar: de regeringsfracties VVD en Partij van de Arbeid stellen samen met de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP een kabinetsstuk op om zo een slaafse Eerste Kamermeerderheid voor te koken. Ik besluit daarom ook met het volgende.  Dat we de draad van de politieke vernieuwing weer moeten oppakken, omdat ik in de loop der jaren uit praktijkervaring heb gemerkt hoe hard die vernieuwing nodig is. Hoe dringend nodig het is om macht en controle op macht uit elkaar te houden. Hoe dringend nodig het is om iets te doen aan de inhoudelijke erosie van onze parlementaire democratie door politieke machtsvormingsprocessen die ons in de greep houden. Aldus de democraat Hans van Mierlo, in zijn speech van 5 januari 1985 over het bestaansrecht van zijn partij. Met het verdwijnen van de apostrof ging het al bergafwaarts en de schaamteloze vertoning van afgelopen zomer laat zien dat van het open, democratische ideaal niets meer is overgebleven, waarvan akte. Ik hoop aan dat ideaal en aan een open duurzame visie de komende tijd, samen met mijn vrienden van de fractie 50PLUS/Klein, wel inhoud te geven. Graag nodig ik u uit om vriend te worden.  De voorzitter: Als voorzitter laat ik mij daarover niet uit in het openbaar.  Ik geef als laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer het woord aan de heer Bontes van de Groep Bontes/Van Klaveren. U hebt tien minuten.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. De wereld staat in brand en in Nederland smeult het. De grote geopolitieke ontwikkelingen in de wereld gaan niet aan ons land voorbij. Het meest tragische voorbeeld is natuurlijk de aanslag op de MH17, waarbij bijna 200 Nederlanders om het leven kwamen. De terreurdaden van Hamas en IS krijgen bijval in ons land. "Dood aan de joden", klinkt het in onze straten. Het antisemitisme is terug van weggeweest. IS-vlaggen wapperen in de Haagse Schilderswijk. Nederlandse jihadisten moorden in Syrië en Irak. Minister Timmermans zou zeggen: wat zijn we toch een ongelofelijk goed land. De giftige cocktail van demografische ontwikkelingen en de islam hebben van grote delen van Afrika en het Midden-Oosten een kruitvat gemaakt dat explosiever is dan ooit. IS, Hamas en Boko Haram plegen ongekende gruweldaden. Leve de Arabische Lente!  In Europa is dit jaar een deel van het grondgebied van een soeverein land geannexeerd. Dat is een enorme schending van het internationale recht. De onrust in de wereld vraagt om krachtige antwoorden. Mijn fractie wil daarom investeren in defensie en een streng immigratiebeleid. Veiligheid hoort de kerntaak van de overheid te zijn. Ronald Reagan had gelijk toen hij sprak over "vrede door kracht'. We moeten investeren in onze defensie. Dan heb ik het niet over die symbolische fooi van het kabinet. Nederland moet zo snel mogelijk voldoen aan de verplichtingen in NAVO-verband. We moeten minimaal 2% van ons nationaal inkomen uitgeven aan defensie. Wij zeggen: 5 miljard erbij.  Daarnaast snakt Nederland naar een streng immigratiebeleid. Landen als Australië en de Verenigde Staten stellen hoge eisen aan hun immigranten. Waarom doen wij dat niet? Het probleem ligt in Brussel. Nu nog bepaalt de EU ons immigratiebeleid. Dat moet veranderen. Nederland moet weer zelf kunnen beslissen wie het wel en wie het niet toelaat. Zwarte Piet is natuurlijk van harte welkom. Verder moet VVD-staatssecretaris Teeven het aantal asielzoekers drastisch terugdringen. Het lijkt erop dat hij naast zijn liberale hart een socialistische pacemaker heeft laten inbrengen. Nederland is echter geen opvanghuis. Alleen een streng integratiebeleid leidt ertoe dat de integratieproblemen niet nog verder uit de hand lopen. De massale immigratie vanuit niet-westerse landen erodeert onze kernwaarden: de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, de scheiding van Kerk en Staat en de vrijheid van meningsuiting. In de woorden van Pim Fortuyn: niet dweilen met de kraan open. Niet-westerse allochtonen zijn helaas nog steeds enorm oververtegenwoordigd in de misdaadcijfers. Criminele vreemdelingen moeten worden uitgezet. Terugkerende jihadisten moeten in administratieve detentie.  Wij zijn voor reactivering van de dienstplicht. Iedereen wordt daar beter van: de krijgsmacht, de samenleving en al die kansloze jongeren.  De misdaad in ons land vraagt om een keiharde aanpak. Wij willen hoge minimumstraffen. Wij willen geen taakstraffen voor zware criminelen, maar lange gevangenisstraffen. Wij willen 1 miljard extra voor politie en justitie. Alleen dan wordt Nederland veiliger.  Het gaat dus allesbehalve goed met Nederland. Dat geldt ook voor onze economie. Er is al jaren nauwelijks sprake van economische groei en de werkloosheid is gigantisch. Tegen de alsmaar voortdurende crisis bestaat maar één remedie: forse belastingverlaging. Precies 100 jaar geleden werd in ons land de inkomstenbelasting ingevoerd. Wat is er mooier dan nu, precies een eeuw later, die belasting drastisch te verlagen? Deze economische crisis vraagt om lastenverlaging. Deze crisis vraagt om liberalisme. Dit kabinet wordt, zoals bekend, mede gevormd door de VVD. Dat is naar eigen zeggen een liberale partij. Tijdens de laatste campagne noemde zij het socialisme een groot gevaar, maar nu zit zij hand in hand op het pluche met de Partij van de Arbeid. Maar wat is er liberaal aan het verhogen van de btw, aan het verhogen van de ontwikkelingshulp en aan een immigratierecord? Kortom, wat is er liberaal aan de VVD? De wereldberoemde econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman zei ooit: krab aan een Europese liberaal en er verschijnt een socialist. Aan de VVD hoef je niet eens te krabben. Ik zeg daarom: een recessie houdt in dat je buurman zijn baan verliest, een crisis houdt in dat jij je baan verliest en herstel houdt in dat de premier zijn baan verliest. De door het kabinet aangekondigde lastenverlichting voor volgend jaar is niet meer dan een socialistisch doekje voor het bloeden: een procentje meer hier, een procentje minder daar, het is gerommel in de marge. Mijn fractie laat zien wat belastingverlaging werkelijk inhoudt. Wij willen een lage vlaktaks van nog geen 23%, één laag btw-tarief en veel lagere tarieven in de vennootschapsbelasting. Wij verlagen de accijnzen. Benzine wordt €0,20 per liter goedkoper! Wij voegen de pensioenpremies toe aan de lonen van werknemers. En nee, voorzitter, het tekort of de staatsschuld lopen niet verder op.  Doet het kabinet wat wij willen, dan gaan veruit de meeste mensen er maandelijks honderden euro's op vooruit. Op onze website www.vnl.nu kan iedereen zien hoeveel hij of zij er in de portemonnee bij krijgt.  Onze ideeën zijn ook de oplossing voor de lage groei en de hoge werkloosheid, de twee grootste economische problemen van ons land. Onze plannen zorgen voor 1 miljoen extra banen en verdubbelen de economische groei. Hallo, salonliberalen van de VVD, horen jullie dat? Een miljoen extra banen en verdubbeling van de economische groei!  Er is hilariteit, maar het komt! De heer Zijlstra komt aan de beurt, geloof me.  Onze ideeën leiden tot een welvaartsrevolutie. Nederland wordt Monaco aan de Noordzee. Wat wij willen, kan! Het Centraal Planbureau heeft een keurig stempeltje op onze plannen gedrukt. Ik bied hierbij met trots ons fiscale plan aan. Ook onze belastingplannen voor de langere termijn staan erin. Weg met de schenk- en erfbelasting! Doei, overdrachts- en vermogensbelasting. Ik wens vooral de heer Zijlstra veel leesplezier. Zie het maar als een cursus liberalisme. Een echte liberaal zou zijn vingers erbij aflikken. Voorzitter, hierbij het plan.  De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.  (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Hoe betalen wij de lastenverlichtingen en de forse investeringen in veiligheid? Door het aftrekposten- en toeslagencircus grotendeels af te breken. Die zaken zijn ook bijna niet meer nodig, nu wij de belasting drastisch verlagen. Wij maken een eind aan de ontwikkelingshulp. Wij snijden in de afdrachten aan de EU. Wij hervormen de sociale zekerheid zonder de uitkeringen te raken. En verder beheersen wij de kosten in de zorg die als een rupsje-nooit-genoeg een steeds groter deel van de begroting opslorpen.  Ik rond af. Heel veel Nederlanders snakken naar lage lasten, meer veiligheid en een streng immigratiebeleid. Tot dusver waren alle kiezers gedwongen om te kiezen tussen de VVD en de PVV. Nu is er echter een alternatief en dat heet VoorNederland, VNL.  Voorzitter. Dit parlement bestaat uit 148 socialisten. Het is tijd voor verandering. Het is tijd voor VNL!  De voorzitter: Ik dank de heer Bontes voor zijn bijdrage.  De beraadslaging wordt geschorst.  De voorzitter: Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de algemene politieke beschouwingen.  De voorzitter: Ik heet de minister-president en zijn kabinet wederom van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.  Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister-president op vragen, gesteld in eerste termijn.  Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.  (Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)  Minister Rutte: Mevrouw de voorzitter. Ik was voornemens om dadelijk kort inleidend iets te zeggen aan het begin van mijn beantwoording om vervolgens de beantwoording te doen aan de hand van zeven thema's. Een groot thema is natuurlijk het financieel, budgettair en economisch beleid van het kabinet Dat is het eerste thema. Daarbij zal ik ook ingaan op een aantal zaken die gezegd zijn over ons belastingstelsel en de wens om dat te veranderen. Thema twee is het sociaal beleid, waaronder de koopkracht voor ouderen. Thema drie is het internationaal beleid, onder andere ook kwesties als de veiligheidssituatie en de situatie die is ontstaan door de opmars van ISIS. Thema vier is de rechtsstaat. Daarbij zal ik ook ingaan op een aantal vragen die gesteld zijn over het jihadisme. Thema vijf is de zorg. Thema zes is energie. Thema zeven was aanvankelijk "andere zaken", maar is inmiddels, omdat anders mevrouw Thieme boos wordt, omgedoopt in "natuur en milieu". Ambtelijk was mij gewaarschuwd dat als ik zou zeggen "andere zaken" mevrouw Thieme nu naar voren zou snellen en zou zeggen "en natuur en milieu dan?". Dus thema zeven is natuur en milieu … en andere zaken.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Voorzitter. Eerst een inleidend woord voordat ik bij het eerste thema kom.  In het politieke debat gaat het vaak en eigenlijk bijna altijd over de sociaaleconomische thema's: werkgelegenheid, economische groei, koopkracht, onderwijs, veiligheid en zorg. Dat zijn natuurlijk de logische onderwerpen. Het is ook niet vreemd dat vandaag ook die onderwerpen weer in belangrijke mate centraal zullen staan. Maar we moeten ook vaststellen dat welvaart en welzijn rusten op een stevig fundament van democratische en rechtsstatelijke principes; het een kan niet zonder het ander. De zomer van 2014 heeft ons land daar op een vreselijke manier opnieuw van doordrongen. Ook gisteren in de eerste termijn van de Kamer klonk dat door. Binnenland is buitenland en andersom. Dat is natuurlijk geen nieuw inzicht maar de afschuwelijke ramp met vlucht MH17 en de manier waarop de conflicten in Gaza en de opmars van ISIS in Syrië en Irak doorwerken in Nederland laten wel heel scherp zien welke waarden ons binden en waar de grenzen van de rechtsstaat liggen, grenzen waarvoor we pal moeten staan.  Ten aanzien van vlucht MH17 wil ik nog het volgende zeggen, ook aansluitend op wat de heer Pechtold er gisteren over zei in zijn eerste termijn. Er waren heel vriendelijke woorden voor het kabinet. De heer Pechtold besteedde daarnaast in het bijzonder aandacht aan iedereen die is betrokken vanuit de hulpverlening, de veiligheidsdiensten en de forensische experts. Ik wil me daarbij aansluiten. Er zijn op dit moment vele honderden mensen, forensisch experts, mensen van politie, marechaussee, OM en de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, onder uiterst moeilijke omstandigheden met heel belangrijk, maar zeer emotioneel beladen werk bezig. Ik wil ook hier van de gelegenheid gebruikmaken om, namens het hele kabinet en ik denk namens ons allemaal, erkentelijkheid uit te spreken voor wat zij doen en de komende tijd helaas nog moeten doen. Wij hebben ongelofelijke waardering voor wat zij doen en inderdaad ook de komende weken en maanden zullen doen. Heel veel dank!  De kern van de begroting die voorligt — het is inderdaad een voorzichtige begroting — is dat het kabinet vasthoudt aan de koers gericht op gezonde overheidsfinanciën, een evenwichtige inkomensverdeling en een structureel herstel van groei en werkgelegenheid. De ingezette hervormingen zijn nodig om al die belangrijke stelsels in ons land, in de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs, om al die grote stelsels voor de toekomst weer bestendig te maken en achterstallig onderhoud te verrichten, maar opgeteld zijn al die veranderingen en al die hervormingen ook noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de economische structuur van ons land wordt versterkt, dat het verdienvermogen van onze economie wordt versterkt en daarmee het banengenererend vermogen, het vermogen van onze economie om de werkloosheid te laten dalen en banen bij te krijgen.  Wij zien op dit moment dat wij de overheidsfinanciën stap voor stap onder controle brengen en dat inmiddels de vergrijzing geen houdbaarheidsprobleem meer oplevert. Een paar jaar geleden was dat nog wel zo, maar inmiddels is het houdbaarheidsprobleem omgeslagen in een klein houdbaarheidsoverschot. Dat kan echter alleen, zoals door velen hier is gezegd, als wij de komende jaren al die hervormingen doorvoeren en er een succes van maken op een manier waarop zij ook echt het effect hebben dat wij hebben beoogd. Daar ligt een enorme taak en verantwoordelijkheid; niet alleen voor de rijksoverheid, maar ook voor de gemeenten. Zij hebben er al veel taken bij gekregen: begin deze eeuw, op 1 januari 2004, de bijstand en recentelijk de Wmo en taken bij het aan de slag helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dat takenpakket zal op 1 januari aanstaande in belangrijke mate worden uitgebreid.  De signalen zijn hoopgevend. Wij zagen vandaag weer een daling van de werkloosheid, die nog steeds veel te hoog is. Maar goed, het is toch weer een daling en nu echt omdat er banen bij komen en niet alleen omdat mensen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Als je echter de beelden bij elkaar optelt, moet je vaststellen dat het economisch herstel broos is, dat de groeiprognoses te laag zijn en dat de werkloosheid zelf daarmee ook te hoog is. Sinds het begin van de crisis in 2008 zijn er 350.000 werklozen bij gekomen. Inmiddels zit 6,6% van de beroepsbevolking zonder werk. Volgens de prognoses daalt dat cijfer, maar niet snel genoeg. Daarom — en daarmee sluit ik mijn inleidende woorden af en kom ik bij de vragen die zijn gesteld over het financieel, budgettair en economisch beleid; nogmaals, de laatste opmerking in deze inleiding — is de bestrijding van de werkloosheid, het omlaag krijgen van de werkloosheidscijfers en mensen weer aan de slag helpen onze allereerste en belangrijkste prioriteit.  De heer Wilders (PVV): De minister-president praat heel erg in macrotermen. Hij heeft het over hervormingen en zegt dat er in Nederland langzaam maar zeker licht aan de horizon komt. Maar de werkelijkheid bij heel veel mensen thuis is dat er niet hervormd wordt, maar dat hun land wordt afgebroken. Heeft de minister-president daar ook kennis van genomen? Of het nu gaat over de huren, de zorg in Nederland die voor veel mensen onbetaalbaar wordt, de WW of de pensioenen waarover wij later vandaag nog komen te spreken, de hervormingen zijn gewoon platte bezuinigingen. Heel veel mensen in Nederland vinden dat u en uw kabinet, de minister-president en zijn kabinet, Nederland aan het afbreken zijn. Zij kunnen hun huur niet meer betalen, kunnen hun ziektekostenverzekering niet betalen. Uw woorden spreken hun wat dat betreft niet aan.  Minister Rutte: Als je de noodzaak analyseert om de grote verworvenheden van onze verzorgingsstaat en de onderlinge solidariteit die aan de verzorgingsstaat ten grondslag ligt, voor de komende jaren te behouden, en je tegelijkertijd vaststelt dat dit alleen kan als je bereid bent om al die grote stelsels in de zorg en de sociale zekerheid duurzaam te veranderen, dan kan dat natuurlijk nooit zonder dat het effecten heeft. Wat dan van belang is, is dat je ervoor zorgt dat de zorg ook kwalitatief op peil blijft. Dat doen we door alle dingen die we doen. Het alternatief, namelijk dit niet doen en daarmee Gods water over Gods akker laten lopen, daarmee de boel de boel latend, is wat mij betreft echter volstrekt uitgesloten. Dat zou onverantwoordelijk zijn. Tot slot is het antwoord dan niet om ontwikkelingshulp te schrappen, zoals de heer Wilders voorstelt. Dat zou 3,5 miljard opleveren. Daarvan kun je ongeveer drie weken de gezondheidszorg in Nederland financieren. Nog even los van de onwenselijkheid van zo'n voorstel: financieel is dat twee, drie weken gezondheidszorg en de sociale zekerheid is nog steeds onbetaalbaar. Dat zijn dus geen alternatieven. Er is geen makkelijk antwoord. De heer Wilders wist dat ooit, toen de VVD met hem samenwerkte in de vorige coalitie, maar hij is inmiddels terug op de lijn van andere partijen die zeggen: we moesten het maar zo laten.  De heer Wilders (PVV): Er zijn miljarden te halen als het kabinet de uitgaven aan het buitenland zou besteden in het binnenland. We hebben het niet alleen over ontwikkelingshulp. We hebben het over asiel. We hebben het over de miljardenbijdrage aan de Europese Unie. De PVV heeft al een keer laten berekenen wat het oplevert als je de grenzen sluit voor niet-westerse allochtonen: 7 miljard per jaar. Je kunt tientallen miljarden ophalen en besteden aan de Nederlandse economie. Het zou u sieren als u, zoals de VVD vroeger deed, zou zeggen dat u de ouderen van Nederland en de hardwerkende Nederlanders zou helpen. Het zou u sieren als u zegt dat u ze niet gaat pakken door ze hun zorg af te pakken, door ze hun WW af te pakken en door hun huren te verhogen, maar dat u ze gaat helpen door ervoor te zorgen dat we het geld dat we nu in het buitenland besteden, in Nederland besteden, aan de economie besteden, zoals mijn partij dat in haar verkiezingsprogramma heeft gedaan met de beste resultaten.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Wilders (PVV): Mijn vraag aan de heer Rutte is waarom hij niet die keuze maakt. Waarom kiest u niet voor Nederland in plaats van voor het buitenland? Waarom laat u de Nederlanders in de kou staan en maakt u dit mooie land kapot?  Minister Rutte: De heer Wilders legt een valse keuze voor. Laat mij uitleggen waarom ik het een valse keuze vind. De eerste reden dat het een valse keuze is, is omdat datgene wat hij voorstelt, bij lange na niet genoeg zal opleveren om de grote problemen aan te pakken. Sterker nog, je zou het verdienvermogen van Nederland schaden als je bijvoorbeeld zou zeggen dat Nederland zich terugtrekt uit de Europese Unie. Je bent dan een belangrijke motor voor onze economische groei als exportland kwijt. Ik noem de haven van Rotterdam, waarmee direct en indirect 300.000 banen zijn verbonden, en Schiphol, waarmee direct en indirect 60.000 banen zijn verbonden. Ik noem onze hele exportsector. Ik zie dat de heer Buma zich bij de microfoon meldt. Hij sprak gisteren warme woorden over de landbouwsector, de tweede meest exporterende sector ter wereld. Die zou je dan kapotmaken. Dat is dus geen optie. Dat geld kun je dus al niet gebruiken. Je zou inderdaad de keuze kunnen maken om te stoppen met ontwikkelingshulp. Ik zou daar niet voor zijn, want het kabinet probeert de ontwikkelingshulp veel gerichter in te zetten, maar het levert 3,5 miljard op. Nogmaals, dat is twee à drie weken gezondheidszorg. Dit is dus een valse keuze, omdat ze a. heel grote schade zou aanbrengen aan de economie en b. bij lange na niet datgene zal opleveren wat nodig is of die hervormingen zal brengen die nodig zijn om de Nederlandse economie op lange termijn weer het verdienvermogen te geven waardoor er banen bijkomen. Daarom is het een heel slecht plan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier spreekt stevige woorden over hervormingen die nodig zijn en de versterking die nodig is om banen te krijgen. Hij zegt dat dit ook keuzes vergt, die niet altijd makkelijk zijn. Je zou bijna vergeten dat dit de premier is die de belangrijkste hervorming die er aankomt, belastingverlaging en -vereenvoudiging, sinds gisteren als een grote sneeuwberg voor zich uit heeft geschoven. Hoe kan de premier serieus volhouden dat hij alles maar dan ook alles doet om meer banen te krijgen, terwijl hij tegelijkertijd een hervorming die 100.000 banen moet opleveren voor zich uitschuift totdat er in de verre toekomst eventueel meevallers zijn? Ook belastingverlaging vergt keuzes die nu gemaakt moeten worden.  Minister Rutte: Ik ben in ieder geval blij vast te kunnen stellen dat de heer Buma het met terugwerkende kracht alsnog eens is met de grote hervormingen die het kabinet heeft doorgevoerd. Zijn partij stemde daar namelijk tegen. Dat stemt mij zeer tevreden. Je ziet dat ook terug in de tegenbegroting, want de meeste van die hervormingen zijn niet teruggedraaid. Dit is dus een dubbele bevestiging dat hij achteraf zegt: mijn Eerste Kamerfractie had gelijk toen ze veel van die hervormingen wel steunde en wij als Tweede Kamerfractie hadden ongelijk. Ik waardeer dat. Het is goed om dat vast te stellen.  De laatste grote belastinghervorming, die van 2001, is ingezet met een openingszet in 1997. Daar is dus vier jaar over gedaan. Het is onze ambitie om het veel sneller te doen, maar het is wel echt een heel grote hervorming. Je kunt bijvoorbeeld lasten niet verschuiven van direct naar indirect, de aftrekposten, buiten pensioen en huis, aanpakken of kijken naar een vergaande vereenvoudiging van de toeslagen zonder dat je je tegelijkertijd rekenschap geeft van de enorme inkomenseffecten die dat kan hebben. Daar is inderdaad de smeerolie van lastenverlichting voor nodig.  Het goede nieuws is dat we dit jaar zien dat er bijna een miljard lastenverlichting voor de mensen in het land mogelijk is. Gezien de ontwikkeling van de economie is er geen enkele reden aan te nemen dat er de komende jaren, zo die ontwikkeling zich voortzet, geen ruimte is voor lastenverlichting. Het kabinet maakt daarbij een aantal fundamentele keuzes, keuzes die gisteren vanuit de coalitiepartijen zijn toegelicht. Ik denk dat we met elkaar iets heel goeds te pakken hebben en ik vind het dan ook een uitdaging om met de heer Buma en alle anderen in de Kamer de komende weken en maanden in gesprek te gaan om tot een breed draagvlak te komen voor zo'n grote belastinghervorming.  De heer Van Haersma Buma (CDA): In 2009 zei de toenmalige leider van de VVD, de heer Rutte, dat het kabinet dat er toen zat, moest bezuinigen om belastingverlagingen mogelijk te maken en om te stimuleren dat mensen aan het werk gaan. Dat was een kabinet dat op dat moment ook in een crisis zat. Sterker nog, de heer Rutte heeft toen een motie van afkeuring ingediend.  Minister Rutte: Een motie van wantrouwen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat kabinet heeft toen een motie van wantrouwen ingediend, omdat dat kabinet niet deed wat deze premier nu ook niet doet. Het enige wat hij de Kamer eigenlijk vraagt, is: dien ook een motie van wantrouwen in, want ik doe hetzelfde als het kabinet dat ik zo de maat nam in 2009.  Minister Rutte: Dit is echt geen vergelijkging. Het kabinet-Balkenende IV heeft écht niets gedaan.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Ik zeg dat natuurlijk met respect voor alle PvdA-collega's, maar ik denk dat we dat toch echt moeten vaststellen. Dit kabinet is bezig om de overheidsfinanciën voor een bedrag van 51 miljard te hervormen. Mijn stelling is dat we inmiddels meer grote hervormingen doorvoeren dan de hervormingskabinetten-Lubbers I en -Balkenende II.  De heer Pechtold (D66): Bij elkaar!  Minister Asscher: Rutte I moet je misschien ook even …  Minister Rutte: Over Rutte I praten we zo apart verder.  (Hilariteit)  Minister Rutte: Daar praten we zo even over door in kleine kring.  De heer Pechtold (D66): Wil je even schorsen?  Minister Rutte: Ja, even schorsen!  Voorzitter. Dat is mijn stelling: er is voor 51 miljard hervormd. En waarom heeft de toenmalige fractievoorzitter van de VVD die motie ingediend en daarvoor steun gekregen van de Socialistische Partij en de PVV? In totaal steunde een derde van de Kamer die motie. Die steun was er simpelweg, omdat een kabinet moet regeren. Als een kabinet niet regeert, dan moet het opstappen. Dit kabinet regeert. Wij pakken alles aan, inclusief het belastingstelsel. De coalitie heeft daar inmiddels vergaande keuzes voor gemaakt en nu gaan we er met elkaar voor zorgen dat die keuzes van draagvlak worden voorzien. En mijnheer Buma gaat daaraan bijdragen. Zo ken ik hem en zo ken ik het CDA.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het grote probleem is dat de premier weer praat over keuzes die gemaakt zijn. Als we werkelijk robuust uit de crisis willen komen, dan staat die opgave gewoon voor ons. Die kunnen we niet voor ons uitschuiven. Als een kabinet moet regeren, dan moet het dat niet alleen de eerste twee jaar doen, maar de volle vier en nu zelfs de volle vijf jaar. De premier zegt dat hij keuzes heeft gemaakt bij de belastingen, maar ik zie alleen maar 27 pagina's besluiteloosheid. Als keuzes zo belangrijk zijn, is de premier dan bereid om voor 1 februari die keuzes van een concreet plan te voorzien, een plan voor een echte belastinghervorming waarover wij als Kamer ons oordeel kunnen geven?  Minister Rutte: Het persbericht over "zoveel pagina's besluiteloosheid" was al gedrukt, alleen het aantal pagina's moest nog worden ingevuld. Kijk eens wat wij doen: 100.000 banen erbij, 3 tot 5 miljard lastenverlichting, 15 miljard verlaging van de lasten op arbeid, een verschuiving van directe belasting op arbeid en ondernemen naar indirecte belastingen op consumptie en vervuiling, het instrumentarium voor de zelfstandige zonder personeel richten op de echte ondernemers en op doorgroei, beperken van de aftrekposten buiten pensioen en eigen huis, zorgen voor een rechtvaardig alternatief voor de bestaande vermogensrendementsheffing … Ik noem u een paar keuzes, maar er worden in deze brief nog veel meer keuzes gemaakt. Dan kun je niet volhouden dat deze brief geen perspectief schetst, keuzes maakt en deuren van het slot haalt!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil toch even een opmerking maken over de manier waarop u bezig bent. Als de hele begroting voor 2015 één grote grappenmakerij is, kunnen wij beter gaan luisteren en dan horen wij het aan het einde van deze dag wel. Het gaat om een brief, inderdaad een brief van 27 bladzijden, waarin u niet zegt wat u gaat doen met de belastingen, maar allemaal richtingen geeft die ik ook nog wel zou kunnen verzinnen. Het kabinet, niet de oppositie, moet keuzes maken! Het CDA heeft vandaag keuzes gemaakt. U gaat straks ongetwijfeld weer vertellen waarom die allemaal niet deugen, maar het CDA maakt vandaag keuzes en het kabinet niet. Dat is u te verwijten.  Minister Rutte: Het CDA komt met 1 miljard netto lastenverlichting. Dat is natuurlijk niet wat wij nodig hebben. Het CDA heeft slecht nieuws voor de koopkracht van ouderen: een oudere in de AOW met een aanvullend pensioen van €10.000 gaat er in de plannen van het CDA meer dan 2% op achteruit. Het CDA heeft slecht nieuws voor de werkgelegenheid met zijn plannen, want het CDA bezuinigt bijvoorbeeld op de IACK. Ik vind het prima om elkaar de maat te nemen en dat gaan wij vandaag ook doen — daar is dit debat voor en ik verheug mij daarop — maar dan moeten wij ook echt naar de inhoud. Mijn voorstel zou zijn om vandaag vooral met elkaar vast te stellen dat er een brede ambitie is — ook bij de heer Buma, want zo ken ik het CDA — om het belastingstelsel te hervormen en meer groeibestendig te maken. Laten wij daar met elkaar aan werken en elkaar geen vliegen afvangen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als de premier niet bereid is om naar de gedane voorstellen te kijken zoals die bedoeld zijn, maar met de cijfers van zijn minister onderdeeltjes daaruit haalt en niet naar het concrete plan kijkt, is hij blijkbaar zelf niet in staat om een concreet integraal belastingplan te maken en moet hij zich heel serieus afvragen wat hij de komende twee jaar nog wil doen.  Minister Rutte: Ik zal aan het einde van mijn spreektekst zeker nog nader ingaan op de tegenbegroting van het CDA. Overigens heb ik alle waardering voor het feit dat die er is en er zitten ook goede elementen in, maar op het punt van het belastingstelsel en de effecten die dat heeft op de koopkracht van ouderen en de werkgelegenheid, schieten de voorstellen van het CDA echt tekort.  De heer Pechtold (D66): Dadelijk hebben wij nog vóór elven een sfeer waarmee wij er niet uit gaan komen. De premier zegt dat wij het vandaag over de inhoud van het belastingstelsel moeten hebben. Dat is hard nodig. Deelt de premier ons gevoel van urgentie? Wij zijn al vanaf 2010, met de commissie-Van Weeghel die een rapport uitbracht over het belastingstelsel, bezig zijn om hierover te praten en wij zitten eigenlijk in een cirkelredenering vast. Wij pleiten allemaal voor economische groei en wij pleiten allemaal voor werk. Het woord "werk" is hier gisteren bijna 600.000 keer gevallen. Daarvoor hebben wij dat belastingstelsel snel nodig. Deelt de premier die urgentie? Als hij naar de inhoud wil, kan hij mij dan eens wat aanknopingspunten voor die 15 miljard geven?  Minister Rutte: Ik deel de urgentie, zoals ook uit de brief blijkt. Het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen is overigens voor een deel in uitvoering. De huishoudentoeslag bleek minder goed te vliegen. Een aantal voorstellen op het terrein van de eigen woning is in de fase van implementatie. Wel moeten wij vaststellen dat Van Dijkhuizen een totale opbrengst aan met name belastingschuif ziet die ook volledig wordt ingeboekt, terwijl het kabinet zegt: kijk eens welke volledige opbrengst je uit een belastingschuif zou kunnen halen. Laten wij reëel zijn, daarin moet je keuzes maken. Je moet ook naar de inkomenseffecten kijken. Laten wij nou eens aannemen dat je de helft kunt realiseren. Dat is die ongeveer 10 miljard euro aan belastingschuif die in het voorstel zit, bijvoorbeeld de schuif van belasting op arbeid en ondernemen naar indirecte belastingen op consumptie en vervuiling, iets waaraan de heer Pechtold gisteren zelf ook refereerde. Er zitten ook andere elementen in, die ik net in reactie op de heer Buma heb genoemd.  Wat de timing betreft ken ik de wens van een aantal partijen om het voor 1 februari te doen, vanuit de gedachte dat dat nodig is voor de besluitvorming voor 2016. Dat is echter niet het geval; je moet voor 1 april uit de uitgavenkant van de begroting zijn. We hebben dus iets meer tijd, omdat de inkomstenkant van de begroting, dus de belastingkant, richting de zomer echt in de grondverf moet staan en in de zomer moet worden afgewerkt. Ik zou dat iets aan extra tijd echt willen gebruiken om ervoor te zorgen we met echt goede voorstellen kunnen komen. Daarbij is het de ambitie om in het belastingplan voor 2016 een aantal elementen van de belastingherziening al meteen op te nemen, bijvoorbeeld over de auto en de directe versus de indirecte belastingen. Zo kunnen we al in deze kabinetsperiode een goed begin maken.  De heer Pechtold (D66): Ik ben blij dat de urgentie gevoeld wordt. 1 februari of 1 april; toch heb ik het gevoel dat, om het ook parlementair goed te kunnen behandelen voor 2016, je maar beter vroeg kan zitten. Nu vallen er wat concretere termen, zoals de auto. Dat lijkt me heel concreet. Ik wil proeven waar de ambitie van het kabinet ligt. Wat zit er aan maatregelen in die 15 miljard? De minister-president noemt de auto. Ik zou zeggen: werk het eens uit, en noem me vooral ook andere zaken waarbij de belastingen worden verhoogd en de uitgaven worden verlaagd om er uiteindelijk voor te zorgen dat we wat aan de inkomstenbelasting hebben.  Minister Rutte: Dat hangt natuurlijk mede samen met de inkomenseffecten ervan. Om met die effecten zo goed mogelijk om te kunnen gaan, is de smeerolie van de lastenverlichting nodig. Tegen die achtergrond zullen al die voorstellen moeten worden bezien. Daar zullen we echt in de aanloop naar de begroting voor 2016 mee komen.  De heer Pechtold (D66): Nu begint het in cirkeltjes te draaien, want de minister-president zegt: we zullen die voorstellen moeten bezien. Op tv rond Prinsjesdag zei hij alleen maar dat er een concreet plan ligt. Er ligt echter geen concreet plan, want er zijn wel 27 pagina's, maar de enige nummers die ik daarin vind zijn de paginanummers. Dan is, zoals dat in het debat gister werd genoemd, zo'n voorstel gratis bier. Ik wil het dus gewoon van de minister-president weten, zeker nu hij een begrip als de auto noemt. Ik noemde gister iets rond de auto en ik heb de BOVAG al in mijn nek hangen. Ik zeg dus tegen hem: pas daarvoor op. Als hij niet concreet is en gewoon in één A4'tje aangeeft ...  De voorzitter: Ik wil graag dat u een vraag stelt.  De heer Pechtold (D66): Aan welke eerste 10 miljard denkt de minister-president nou?  Minister Rutte: Dat is nou echt zo'n discussie die ik ook met de heer Pechtold wil voeren. We hebben in de brief een aantal duidelijke keuzes gemaakt, bijvoorbeeld over de kinderopvangtoeslag. Die richt zich nu op 400.000 mensen. Wij hebben een concreet voorstel gedaan voor wat je zou moeten doen om die voortaan aan de 4.000 instellingen uit te keren. We hebben aangegeven dat we moeten kijken naar het gemeentelijk belastinggebied. Wat zou je daar verder kunnen doen? Dat is ook een zaak om met elkaar over in gesprek te gaan. Je wilt immers niet dat er op het gemeentelijk belastingterrein opeens nieuwe inkomenspolitiek wordt bedreven. Verder is er de verschuiving van de directe naar de indirecte belastingen. Dat is een gevoelige kwestie, wat de heer Pechtold ook heeft ervaren na uitspraken daarover, want hoe ga je om met de eerste levensbehoeften van mensen? Tegelijkertijd moet je vaststellen dat de grondslag van de btw in Nederland, dus de totale opbrengst ervan, relatief laag is in vergelijking met de rest van Europa. Voor de auto is er een hele reeks van milieubelastingen, waarvan we ons moeten afvragen of die effectief zijn. Ze moeten dus in samenhang met elkaar worden bekeken. Ik noemde ook de zelfstandigen zonder personeel, waar we ook met elkaar naar moeten kijken. Later dit jaar verschijnt daarover een uitgebreid rapport. Daarom zeg ik: de deuren zijn van het slot en de keuzes zijn gemaakt. Nu is het zaak om met iedereen in de Kamer — de heren Pechtold en Buma en ieder ander die constructief wil meedenken — te bezien hoe we met elkaar dat belastingstelsel vormgeven. De ambitie om dat snel te doen, onderschrijf ik volledig. De reden voor 1 februari, namelijk dat het voor 1 april klaar moet zijn, is technisch evenwel niet waar. Wel geldt: hoe sneller hoe beter. Daar ben ik het zeer mee eens.  De heer Slob (ChristenUnie): Hoe sneller hoe beter, maar het moet natuurlijk ook zorgvuldig gebeuren. Het is ook belangrijk dat we elkaar kunnen vinden op een aantal uitgangspunten waarmee we kunnen bekijken hoe we die herziening kunnen laten plaatsvinden. Ik wil er twee uitlichten die voor de ChristenUnie belangrijk zijn, waar ik de reactie van de minister-president op wil horen. De eerste is dat ons belastingstelsel de participatiesamenleving — het kabinet heeft daarover vorig jaar nog zoveel mooie woorden gesproken, maar we misten haar nu wat in de troonrede — niet moet afremmen maar juist bevorderen. Deelt de minister-president onze mening dat de participatiesamenleving een uitgangspunt is voor herziening van het belastingstelsel? Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat de giftenaftrek overeind moet blijven.  Minister Rutte: Dit is nou het risico dat we lopen als we gaan stapelen. We hebben gezegd dat het hoofddoel van het nieuwe belastingstelsel werkgelegenheid is: meer banen. Ik realiseer mij natuurlijk dat het in het gesprek met partijen in deze Kamer — ik had kunnen voorspellen dat de heer Slob vanuit zijn politieke beweging op dit punt een logische wens zou hebben — zal komen tot het stapelen van wensen. Ik geloof dat het Tinbergen was die ooit zei: het grootste risico van een grote stelselwijziging is het stapelen van doelstellingen. Dat is ook in dit geval een risico. Toch zullen we met elkaar een serieuze poging moeten doen teneinde een breed politiek draagvlak te verkrijgen. Ik ga nu geen ja of nee zeggen op het voorstel van de heer Slob want dat beperkt de mogelijkheden. Het zou betekenen dat naast de aftrekposten van het eigen huis, waar al heel veel mee gebeurt, en de pensioenen, ook in de overige aftrekposten beperkingen worden aangebracht. Ik begrijp evenwel ongelooflijk goed dat de heer Slob dit op tafel zal leggen wanneer we met elkaar in gesprek gaan.  De heer Slob (ChristenUnie): Fijn dat de minister-president het "ongelooflijk goed" begrijpt. Dan is de boodschap in dat opzicht overgekomen.  Minister Rutte: U bent nooit onduidelijk.  De heer Slob (ChristenUnie): Er is nog een ander onderdeel dat we erg belangrijk vinden. Natuurlijk is werk belangrijk. De minister-president weet dat wij ook steeds hard geknokt hebben voor het laag houden van de lasten op arbeid. Dat hebben we vorig jaar gedaan bij het herfstakkoord en ook nu weer hebben wij meegewerkt aan het beschikbaar komen van geld daarvoor. Ik las in de brief in relatie tot het maken van keuzes dat mensen daar zelf over zouden moeten gaan. Mag ik daaruit opmaken dat de herziening van het belastingstelsel leefvormneutraal moet gebeuren?  Minister Rutte: Dat betreft keuzes waarover de heer Slob en de heer Pechtold het niet direct met elkaar eens zullen zijn.  De heer Pechtold (D66): Dat is een mooi woord.  Minister Rutte: Het woord is prachtig, maar over de invulling ervan zullen de heer Slob en de heer Pechtold het ongetwijfeld niet onmiddellijk eens zijn. Ik kan mij voorstellen dat de VVD, de PvdA en andere partijen in de Kamer er ook hun opvattingen over hebben. Het gaat erom of je nu probeert allerlei routes af te sluiten en deuren weer op slot te zetten. Ik begrijp dat de heer Slob die piketpalen slaat. Ik neem daar ook nota van. In het belang van een breed draagvlak voor een grote stelselwijziging ga ik er nu echter geen commentaar op geven, want dan ben ik bezig om alweer allerlei opties uit te sluiten.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik weerspreek dat hier deuren op slot worden gegooid. Het lijkt mij ontzettend belangrijk dat wij het eens worden. Volgens mij is deze brief daarvoor bedoeld. Het is een procesbrief: we gaan met elkaar een traject in. De contouren waarlangs je gaat kijken naar de herziening van het belastingstelsel, moeten duidelijk zijn zodat je elkaar daar weet te vinden. Lagere lasten voor arbeid? Laat ik dan ook even de slogan van het kabinet gebruiken: werk, werk, werk. Prima, daar zijn we voor. Wat ons betreft, zijn leefvormneutraliteit en het niet afremmen, maar juist bevorderen van de participatiesamenleving ook heel cruciale contouren om met elkaar aan de slag te gaan. U hebt ze gehoord. Wij spreken elkaar nader.  Minister Rutte: Nogmaals, ik neem daar nota van. De twee hoofddoelen staan overeind, namelijk meer banen en minder kwetsbare en eenvoudige uitvoering. Ik begrijp de piketpalen.  De heer Van der Staaij (SGP): Het zal de minister-president niet verbazen dat ik even op dezelfde punten aansla. Ik kom de giftenaftrek niet tegen in die brief van 26 kantjes. Klopt dat of heb ik eroverheen gelezen?  Minister Rutte: De brief beschrijft de noodzaak om te kijken naar het totaal van alle aftrekposten en naar de mogelijkheid om de helft daarvan weg te nemen buiten huis en pensioen. Dan praat je over de hele rest van alle aftrekposten in het belastingstelsel. Dat draagt bij aan een enorme vereenvoudiging en het kan meteen leiden tot lagere schijven, tot lagere inkomstenbelasting. Dat is goed voor de werkgelegenheid. Onderdeel van die grote bel aan aftrekposten is natuurlijk ook de giftenaftrek. Wij zullen daarover moeten spreken. Maar nogmaals, ik geloof echt niet dat we het draagvlak onder een grote belastingwijziging bevorderen, als ik nu ga reageren op de piketpalen die worden geslagen en die ik begrijp, ook die van de heer Van der Staaij. Dan ben ik alweer bezig de discussie te beperken.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik wil dan toch terug naar iets wat echt van het kabinet zelf is, wat vorig jaar in de troonrede stond en wat trouwens terugkomt: de participatiesamenleving. Moet het niet juist een doelstelling zijn van het belastingstelsel dat niet alleen werk loont, maar ook zorg voor elkaar wordt gestimuleerd en gesteund?  Minister Rutte: In de visie van het kabinet is de participatiesamenleving niet zozeer een oproep aan de samenleving, maar een constatering, namelijk dat mensen in toenemende mate dingen ook zelf organiseren. Natuurlijk is het dan zaak dat de overheid zich zo organiseert — kijk bijvoorbeeld naar de grote veranderingen in de langdurige zorg — dat ze daar maximaal op inspeelt, mensen de ruimte geeft en dat zelforganiserend vermogen van de samenleving bevordert. Ik begrijp heel goed dat in de visie van de Staatkundig Gereformeerde Partij de giftenaftrek daarbij een belangrijk instrument is. Maar nogmaals, als ik nu "ja" zeg op de vraag van de heer Van der Staaij of die giftenaftrek buiten haken staat, dan ben ik bezig om de discussie te versmallen. Dat gesprek moet echt in een afweging van allerlei belangen en politieke opvattingen plaatsvinden om te komen tot een nieuw belastingstelsel, gericht op banengroei en vereenvoudiging van het stelsel.  De heer Van der Staaij (SGP): Daarom probeer ik nu juist wat algemener aansluiting te zoeken bij iets wat breder in de Kamer gedragen kan zijn. De mantelzorg komt vandaag weer aan de orde naar aanleiding van onderzoeken. Zou je niet ook moeten bekijken wat ons fiscale stelsel nu eigenlijk doet voor de mantelzorger? Als wij mantelzorg willen bevorderen — dat is weer een heel ander, misschien minder omstreden voorbeeld — moeten we toch ook bekijken hoe dat uitpakt voor die mantelzorger? Hoe zit het eigenlijk in gezinssituaties, als mensen ook zorgdragen voor hun omgeving? Hoe pakt dan het fiscale stelsel uit?  Minister Rutte: Ik snap dat. Overigens moeten we oppassen — hier spreekt misschien ook de liberaal in mij — dat we de fiscaliteit niet zien als een bevorderaar van allerlei op zichzelf staande maatschappelijke doelen. Daar hebben we wetgeving voor en ook beleid dat zich buiten wetgeving afspeelt. Ik ben ingegaan op de vragen van de heer Van der Staaij en anderen over het vraagstuk van de mantelzorgers, het risico van overbelasting en de rol van de nieuwe Wmo. Dat zijn ook antwoorden op dat vraagstuk. Het belastingstelsel geeft daar niet noodzakelijkerwijs altijd een antwoord op. Maar nogmaals — ik ken de heer Van der Staaij, ik ken zijn partij — ik snap deze overweging.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb gisteren gewezen op het volstrekt onlogische fiscale systeem in Nederland. Wat we in overvloed hebben, namelijk arbeid, maken we ongelooflijk duur en wat schaars is, zoals grondstoffen, is ongelooflijk goedkoop. Dat moet omgedraaid worden. Ik heb gisteren in het debat aan de heer Zijlstra gevraagd of hij bereid is, te kijken naar mogelijkheden om juist de belasting op arbeid te verlagen en de belasting op grondstoffen te verhogen. De heer Zijlstra had daar wel oren naar. Hij wilde daar wel naar kijken. Hetzelfde vroeg ik ook aan de heer Samsom. Hij zei: nou, nou, nou, niet te snel, we moeten wel denken aan de concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Dat was echt de omgekeerde wereld.  Minister Rutte: Dat geeft een inkijkje in de coalitie.  Mevrouw Thieme (PvdD): Precies. Mijn vraag is of de minister-president wil toezeggen dat het kabinet in de komende maanden, en ik hoop voor 1 februari, wil kijken naar een manier om de belasting op grondstoffen te verhogen.  Minister Rutte: Het is waar dat we willen kijken naar al dit type verschuivingen, evenals naar vervuiling, naar accijnzen et cetera. Ik moet wel vaststellen dat de milieubelastingen in Nederland tot de hoogste van Europa behoren. Je moet inderdaad ook kijken naar de internationale concurrentiepositie. Dat zijn allemaal afwegingen. Dit is een perfect voorbeeld van waarom we, zoals gister is gezegd, geen sprintje kunnen maken naar een nieuw belastingstelsel. Dat is illusoir. Dit laat het nou typisch zien. Er moeten afwegingen gemaakt worden tussen verschuivingen van lasten en de effecten die deze hebben en vervolgens heb je te maken met het politieke draagvlak en de bijdrage aan de twee hoofddoelstellingen van het kabinet, namelijk meer werkgelegenheid en minder problemen in de uitvoering.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik realiseer me dat er een groot verschil is tussen mijn partij, die de urgentie om echt te komen tot een verandering in het fiscale stelsel veel meer voelt, en dit kabinet, dat denkt dat het nog wel langer kan doorgaan op de ingeslagen weg: eerst maar eens meer geld verdienen en dan pas denken aan de aarde en hoe we voor de komende generaties een gezonde aarde kunnen behouden. Dat weet ik. Maar kijk nu naar de volstrekt onlogische milieuschadelijke subsidies die we in Nederland geven. Het gaat om ongeveer 4,5 miljard per jaar, door vrijstellingen op gas voor bijvoorbeeld grootverbruikers. We kunnen met zijn allen enorme besparingen realiseren als we die milieuvervuilende subsidies afschaffen.  Minister Rutte: Nogmaals, daar moeten we met elkaar naar kijken. Ik draai de deur niet terug op slot. Ik probeer in de discussie met de heer Van de Staaij, de heer Slob, nu met mevrouw Thieme en mogelijk met anderen om de deuren nog wijder open te zetten en het debat breed voeren. Ik wil voorkomen dat we de deur op voorhand teveel dicht doen. Ik moet op zichzelf toegeven dat mevrouw Thieme probeert dit thema te agenderen. Ik wijs alleen ook op de risico's. Dat zijn typisch het type afwegingen die moeten plaatsvinden in de stappen die we nu verder gaan zetten.  De voorzitter: Tot slot, mevrouw Thieme.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik begrijp dat dit kabinet daar de komende maanden goed naar gaat kijken.  Minister Rutte: Ja.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Goede punten van mevrouw Thieme. De minister-president probeert ons ervan te overtuigen dat het moeilijke afwegingen zijn, dat het ingewikkeld is, dat het veel effecten heeft en dat we de deuren niet verder dicht moeten doen maar juist wagenwijd open moeten zetten. Ik zal het nog iets ingewikkelder voor hem maken. Ik wil hem namelijk iets vragen over een punt waar de belastingbrief wél concreet over is, in tegenstelling tot over heel veel andere punten. Dat betreft het volgende. We gaan 15 miljard versleutelen aan ons belastingstelstel en dat levert 100.000 banen op. Als dat zo is, waarom begint de minister-president dan niet in 2015 of als dat kan, nog dit jaar, met die versleuteling?  Minister Rutte: Wat we in 2015 doen, is de lasten op arbeid met een miljard verlagen. Dat is deels een politiek compromis in de coalitie en het is een afspraak tussen de vijf partijen die schragend zijn voor de begroting voor 2015. Dat is prima. Het leidt in zichzelf altijd tot positieve werkgelegenheidseffecten als je de lasten op arbeid verlaagt, maar eigenlijk zou ik wensen dat wij dat niet meer zo hoeven doen. Ik zou wensen dat, als er weer lastenverlichting mogelijk is — er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat volgend jaar niet zo zou zijn, al is er geen zekerheid — je die lastenverlichting kunt gebruiken op weg naar het gewenste belastingstelsel. Dan verlaag je de lasten dus niet ongericht maar gericht als stap op weg naar het nieuwe belastingstelsel. Je hebt die smeerolie van de lastenverlichting immers nodig om allerlei inkomenseffecten, die stappen op weg naar het nieuwe belastingstelsel met zich meebrengen, weg te nemen, om te voorkomen dat groepen erop achteruitgaan. Dat is precies de reden waarom wij ook zeggen: je hebt die 3 tot 5 miljard ongeveer nodig. Dat is ook de les uit het verleden, zeker als je een en ander extrapoleert naar vandaag de dag.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan maak je de vraag of je het belastingstelsel gaat hervormen in de richting van een stelsel dat goed is voor de werkgelegenheid, afhankelijk van de vraag of je financiële ruimte hebt om iets aan lastenverlichting te doen. Als je smeerolie nodig hebt voor de herziening van het stelsel, haal die dan op door je belastingmaatregelen.  Minister Rutte: Dat is geen smeerolie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ga niet zeggen, zoals het kabinet en de minister-president nu doen: wij gaan wachten totdat wij weer ruimte hebben voor lastenverlichting. Dat is kennelijk de premisse. Ga niet zeggen: dat is wat wij eerst nodig hebben en dan gaan wij die hervorming doen waarvan wij allemaal zeggen dat die zo hoognodig is voor de werkgelegenheid.  Minister Rutte: Dat werkt niet. Het is prima om een belastingverschuiving te doen als die niet leidt tot allerlei effecten voor bepaalde inkomensgroepen. Misschien heb je voor een specifieke belastingverschuiving geen smeerolie nodig, maar ik verzeker de heer Van Ojik dat het vergaande inkomenseffecten heeft als je een aantal grotere bewegingen wilt doen in het belastingstelsel. Ik neem toch aan dat hij er nu niet voor pleit om boven op de 51 miljard nog een keer heel grote, extra bezuinigingspakketten af te kondigen om dat vanuit die bezuinigingen te financieren.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Nee, het gaat niet om bezuinigen. Het gaat niet om lastenverzwaringen of lastenverlichtingen. Het gaat erom dat je het belastingstelsel wilt hervormen door de lasten te verschuiven van datgene waar je te weinig van hebt, werk, naar datgene waar je te veel van hebt, bijvoorbeeld hoge vermogens, bijvoorbeeld milieuverspilling. Als het kabinet dat doet in de orde van grootte van 15 miljard en als dat dan 100.000 banen oplevert, dan zou ik zeggen: ga nou niet zitten wachten tot lastenverlichting als manna uit de hemel valt, maar ga gewoon aan de slag.  Minister Rutte: Als je lasten verschuift, dan heeft dat toch inkomenseffecten? Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Van Ojik ervoor kiest om dat maar te laten gebeuren. Dat zal heel vaak inkomenseffecten geven bij mensen die net hun baan hebben verloren. Er zit een heel grote groep werkenden rondom modaal of net daaronder die wel belasting betalen maar die enorm geraakt worden door allerlei maatregelen. Als je een en ander niet voorziet van de mogelijkheid om dat via lastenverlichting te repareren, dan breng je toch enorme schade toe aan de koopkrachtpositie van grote groepen mensen? Dat wil de heer Van Ojik ook niet. Daarom is het ook zo ingewikkeld. Dat laat dit debat zien; ik ben er heel blij mee. Ik had het net met mevrouw Thieme over de effecten op onze concurrentiepositie. Ik had een discussie met de heren Slob en Van der Staaij over de positie van mantelzorgers in onze samenleving. Nu discussieer ik met de heer Van Ojik over mensen die — laten wij zeggen — zo rondom modaal zitten. Als je die keuzes te snel maakt en dat heel snel gaat doen zonder die smeerolie, dan kan dat grote schade toebrengen aan de inkomenspositie van mensen. Dat wil dit kabinet niet, dat wil deze coalitie niet en dat zal ook de heer Van Ojik niet willen. Kijk naar wat het betekent voor de positie van ouderen en hun koopkracht als je de belastingen op consumptie gaat verhogen en dat niet zou compenseren met lastenverlichting. Ik noem maar één voorbeeld. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Van Ojik daarvoor zou zijn. Als er schuiven mogelijk zijn zonder inkomenseffecten, dan kun je die schuiven eerder doen, maar je moet feitelijk uit het verleden vaststellen dat de meeste schuiven leiden tot behoorlijke inkomenseffecten. Dan heb je gewoon lastenverlichting nodig.  De heer Roemer (SP): Ik wil dadelijk ook een vraag stellen over dat belastingstelsel, maar ik wil nog even terugkomen op een opmerking van de premier daarvoor, want het moet wel gaan over de juiste voorstelling van zaken. Hij suggereerde dat belasting op arbeid omlaag zou gaan, omdat de eerste schijf in de inkomstenbelasting omlaag zou gaan. Maar als je het vergelijkt met 2014, toen sprake was van een eenmalige reparatie, zie je dat de mensen in 2015 0,25% meer betalen in de eerste schijf. Waarom zegt de minister-president dat niet gewoon eerlijk?  Minister Rutte: Tegelijkertijd gaat de arbeidskorting voor iedereen omhoog. In het koopkrachtbeeld zien we dat de ouderen gemiddeld op 0% uitkomen. Maar de werkenden in Nederland gaan er tussen 0,25% en 0,75% op vooruit.  De heer Roemer (SP): Ik was al bang dat u er omheen zou draaien. Geef nou gewoon toe dat de eerste schijf van de inkomstenbelasting komend jaar stijgt met 0,25%, zodat je meer belasting gaat betalen. Van het belastingvoordeel van een miljard gaat een half miljard vooral naar de middeninkomens en de hogere inkomens. Die afspraak is gemaakt met de VVD. Daar moet u wel eerlijk in zijn.  Dit was een mooi bruggetje naar het belastingstelsel. Ik ben het met u eens dat wijziging van dat grote stelsel ongelooflijk ingewikkeld wordt. Maar het huidige stelsel is onhoudbaar, daar moeten we mee aan de slag. Wat gaat het kabinet doen aan de enorme vermogensongelijkheid die de afgelopen jaren fors is gegroeid? Ik heb daarover in de brief een vage zin gelezen. Sinds de crisis hebben de 10% rijksten 30 miljard meer aan vermogen gekregen, terwijl de 10% armsten in Nederland zich in diezelfde periode voor 10 miljard meer in de schulden hebben gestoken. Ik mag daarom hopen dat een nieuw stelsel dát aanpakt.  Minister Rutte: Ik kom nog even terug op dat eerste punt. Als je door het rietje alleen naar de eerste schijf kijkt, heeft de heer Roemer gelijk. Dan zie je namelijk dat de eerste schijf iets omhoog gaat, omdat die verlaging voor een jaar was doorgevoerd. Maar je moet wel het hele verhaal vertellen. Dat is dat tegelijkertijd de arbeidskorting stijgt en dat het totale effect van alle kabinetsmaatregelen is dat volgend jaar de koopkracht voor werkenden tussen 0,25% en 075% stijgt.  Over de vermogens- en inkomenspositie het volgende. Nederland is een land met betrekkelijk beperkte verschillen als het gaat om het inkomen van mensen. Wel zijn er verschillen waar het het vermogen van mensen betreft. Dat blijkt in belangrijke mate te maken te hebben met de pensioenbesparingen. Daarbij gaat het om tussen de 800 miljard en — als je de derde pijler erbij neemt — 1.100 miljard. Als je dat bedrag erbij neemt, blijkt dat die vermogensverschillen er nog steeds zijn, maar dat ze aanzienlijk kleiner zijn dan wat blijkt uit de eerste onderzoeken die de WRR daarnaar heeft gedaan.  De heer Roemer (SP): Dit was nog niet het begin van een antwoord. Ook dit valt nog te bezien, want zelfs ook al zou je uitgesteld loon meenemen — volgens de meeste economen is uitgesteld loon geen vermogen, want je kunt het niet vrij besteden — dan nog is het verschil in Europees verband schrikbarend groot. We hebben zelfs in crisistijd gezien dat het rendement op vermogen met 30 miljard groeide. Daar doen we dus niets aan. De mensen aan de onderkant hebben zich voor 10 miljard meer in de schulden gestoken. Als wij komen tot een herziening van het belastingstelsel, dan mag ik toch aannemen dat het kabinet er een speerpunt van maakt om kapitaal eindelijk serieus te gaan belasten, zodat we een beetje naar het Europees gemiddelde gaan, waar we nu ver onder zitten en we niet alleen steeds de mensen aan de onderkant raken met de kabinetsmaatregelen? Kan de premier bevestigen dat hij dat gaat doen?  Minister Rutte: De heer Roemer kijkt op dit punt niet door een rietje, maar wel door een buisje. Hij heeft namelijk niet het hele plaatje voor ogen. Als hij dat wel heeft en de pensioenbesparingen meeneemt, dan levert dat echt een ander beeld op. Dat laten we zien in onze brief over de inkomens- en bezitsverhoudingen in Nederland.  Het is de ambitie van deze coalitie om te komen tot een rechtvaardig alternatief voor de bestaande vermogensrendementsheffing. We moeten met elkaar in gesprek gaan over de vormgeving daarvan. Er zijn mensen in Nederland met een klein spaarpotje, hoewel dat ook niet zo klein is als je boven de drempel van €20.000 komt. Laten we zeggen dat iemand tussen de €30.000 en €40.000 spaargeld heeft, waarover hij 1,2% betaalt: 30% over 4%, dat is 1,2% over alles boven die €20.000. Je moet heel knap beleggen om dan aan die 4% fictief rendement te komen. Ik vind het dus helemaal niet gek om eens goed te bekijken wat er op dat vlak mogelijk is. In de uitvoering levert dat ook echt een aantal vraagstukken op. We moeten bezien hoe zich dat verhoudt tot het eenvoudiger maken van het belastingstelsel. We willen een serieuze poging doen om, met een breed draagvlak in de Kamer, de mogelijkheden te inventariseren voor een rechtvaardiger alternatief voor de bestaande vermogensrendementsheffing.  De voorzitter: Mijnheer Roemer, ik ga eerst naar de heer Klein. U kunt altijd weer terugkomen.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Het is terecht dat de minister-president alle voorstellen, ideetjes, ballonnetjes en knoppen waar je aan zou kunnen draaien even voor zich uitschuift. Per slot van rekening is dat de discussie die we met elkaar moeten aangaan. Eén expliciet ding wil ik hem er echter wel over vragen. Een belangrijk uitgangspunt van het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen was de belastingmoraliteit.  Minister Rutte: Op?  De heer Klein (50PLUS/Klein): De belastingmoraliteit.  Minister Rutte: Moraliteit?  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ja, M-O-R-A enzovoorts. Dat betekent, om het maar even in goed Nederlands te zeggen: hoe rechtvaardig is het? Als hoe rechtvaardig wordt het door de mensen ervaren? Een voorbeeld is de vermogensrendementsheffing, die niet als rechtvaardig wordt ervaren. Hoe kan het kabinet zo meteen in het hele proces niet alleen kijken naar de politieke wensen in de zin van "draaien aan de knoppen" maar ook rekening houden met de belastingmoraliteit, zodat de mensen in het land het ook accepteren? Hoe kan het kabinet dat in het proces inbouwen?  Minister Rutte: Ik verstond "belasting op moraliteit". Daarop verstond ik mij even met de minister van Financiën. Door het schrappen van het woord "op" begreep ik de vraag van de heer Klein. Er was even een misverstand, omdat ik de vraag niet goed verstond. Natuurlijk ben ik dat met de heer Klein eens, maar wat heb je daarvoor nodig? Daarvoor heb je een belastingstelsel nodig dat rechtvaardig is, dat in Nederland voor meer banen zorgt en dat uitvoerbaar is. Aan al die zaken werken we. Ik meen dat dat allemaal bijdraagt aan de belastingmoraliteit.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was hoe het kabinet dat in het proces inbouwt. Het kabinet gaat er nu mee aan de slag, er wordt geknutseld, er worden allerlei voorstellen gedaan. Bouwt het kabinet iets in zoals bij de nationale pensioendialoog? Komt er nog een nationale belastingdialoog?  Minister Rutte: Er komt wel een dialoog met de Kamer, maar we waren niet van plan om hierover een grote, brede maatschappelijke discussie te starten. De discussie over de pensioenen is nu wel even genoeg; dat is zwaar zat. Echter, we gaan natuurlijk wel met de fracties in de Kamer in gesprek. Ik ben ervan overtuigd dat als je de doelstellingen van vereenvoudiging, van een bijdrage aan de werkgelegenheid en van rechtvaardigheid weet te bereiken, dat ook zal bijdragen aan de moraliteit.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb vannacht ons fiscaal plan aan de minister-president aangeboden, met daarin één laag belastingtarief, een vlaktaks van 22,9% en een verlaging van diverse andere belastingen. Is de minister-president bereid om hierop een reactie te geven? Wat vindt hij van het idee daarachter?  Minister Rutte: Om te beginnen spreek ik mijn waardering ervoor uit dat partijen met echte alternatieven komen. Echter, deze voorstellen hebben een enorm effect op de koopkracht in Nederland. Het zou betekenen dat gezinnen met kinderen, gezinnen met een koopwoning ongelooflijk hard worden getroffen. Ook de lage inkomens, ouderen met een klein aanvullend pensioen, zullen er zwaar op achteruitgaan. Het plan is positief voor de hogere inkomens. Daar is een positief effect te zien, maar verder wordt er een slagveld aangericht in de verschillende inkomenscategorieën in Nederland. Dat laatste moet ik er wel bij zeggen. De ambitie is groot. Er wordt ongeveer 90 miljard euro verschoven tussen de lasten. Ik wijs er ook nog op dat het effect op de overheidsfinanciën volgens het Centraal Planbureau zeer, zeer onzeker is, vanwege de ingrijpendheid van het plan. In 2015 zouden de maatregelen in ieder geval nog volstrekt onuitvoerbaar zijn.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het plan zou leiden tot een verdubbeling van de economische groei en een miljoen banen. Wil je deze crisis echt doorbreken, dan zul je toch met deze gedachten aan de gang moeten. Een liberaal zou dit plan toch moeten aanspreken.  Minister Rutte: "Banen" spreekt mij aan, maar het spreekt mij niet aan om de mensen in Nederland met een klein inkomen zo hard te raken. Dat zou je met deze plannen echt doen. Zij worden daarmee ongelooflijk hard getroffen, en dat geldt dan ook voor bijvoorbeeld mensen met kinderen en mensen met een koopwoning. Afijn, ik zei het net al. Nogmaals, complimenten dat u met voorstellen komt, maar dit kan nog aan kracht winnen; hier moet nog even goed naar worden gekeken.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb een korte opmerking tot slot. Iedereen gaat erop vooruit. Dat is doorgerekend. Ik zie dus niet waar het probleem zit.  Minister Rutte: Dat is echt niet waar. Het is uitgesloten dat iedereen erop vooruitgaat. Ik heb de cijfers hier en daaruit blijkt dat heel grote groepen er zwaar op achteruitgaan. Als iedereen erop vooruitgaat, dan zou dat geweldig zijn. We hadden ooit een communistische partij en die zei: hogere lonen en lagere prijzen. Dat is natuurlijk de wens van ons allemaal.  De heer Wilders (PVV): Ik stel voor om met deze discussie op te houden. Ik vind het namelijk onderhand te gênant voor woorden. We hebben het nu al anderhalve dag over een plan dat niet bestaat en dat waarschijnlijk ook niet wordt uitgevoerd op deze manier. De mensen thuis snappen er helemaal niets van. We zouden het nu moeten hebben over hoe we de pensioenen van de mensen kunnen laten indexeren en hoe we de ziektekostenpremie voor de mensen niet kunnen laten stijgen. Dat willen de mensen thuis horen, en niet anderhalve dag filosoferen over een plan dat nog helemaal niet bestaat. Dit gaat over de begroting voor 2015. Ik, en veel mensen thuis met mij, wil met de minister-president spreken over hoe we ervoor zorgen dat de pensioenen niet worden gekort en dat de ziektekostenpremie betaalbaar blijft. Hou op met die vergezichten!  De voorzitter: U zou er een vraag over kunnen stellen.  Minister Rutte: In de politiek, zo is mijn reactie dan, zul je uiteraard heel vaak praten over de onmiddellijke toekomst. Dat zullen we vandaag ook in belangrijke mate doen. Ik denk echter dat het ook voor de PVV goed zou zijn om af en toe iets verder vooruit te kijken. De kracht van het afgelopen uur is dat we dat doen. Ik beloof de heer Wilders dat ik in de rest van mijn beantwoording vooral zal ingaan op de plannen voor 2015. Gisteren is echter uitvoerig gesproken over de wens tot een nieuw belastingstelsel. Dat vind ik een belangrijk debat. Ik zal dadelijk zelf nog een paar appreciaties geven. Ik denk dat dit heel nuttig is.  De heer Pechtold (D66): Ik wil wél heel graag over het belastingstelsel praten, want de werkloosheid hangt daarmee samen en de economische groei hangt ermee samen. Ik denk dat dit het moment is om te laten zien waar partijen staan maar vooral waar het kabinet staat. Ik heb dat lijstje van concrete punten doorgenomen. De premier noemde de kindertoeslag. Die gaat niet meer naar ouders maar naar een instelling. Dat levert niks op. De gemeentebelasting, ook een verschuiving, levert niks op. Binnen het autosysteem wordt geschoven, zo staat in de brief, maar het levert geen extra geld op. "Zzp'er" oftewel "zelfstandige zonder personeel" wordt als begrip genoemd, maar is het kabinet van plan om daar geld bij weg te halen? Dan blijft eigenlijk alleen de btw over als punt waar geld uit zou moeten komen. Wat is het kabinet concreet van plan met die btw?  Minister Rutte: Daarover wil ik met de heer Pechtold in gesprek gaan. Hij heeft voorstellen gedaan, bijvoorbeeld over die btw. Het is waar dat ons lage btw-tarief van 6% Europees gezien inderdaad laag is, maar de effecten van verhoging ervan of van het D66-voorstel om naar één btw-tarief te gaan — met effecten op de consumptie en de grenseffecten die dat voorstel met zich brengt — zijn zeer aanzienlijk. Dat laat ook zien hoe complex de materie is. Ik waardeer het dat de heer Pechtold daar concrete voorstellen voor heeft gedaan, maar tegelijkertijd zeg ik: dat is nu typisch het gesprek dat we met elkaar moeten voeren om te bezien wat de maatschappelijke effecten, de internationaal politieke effecten en de effecten op het hele belastingstelsel zijn.  De heer Pechtold (D66): Het ging over gesprekken die we moeten voeren en over een brief van 27 kantjes. Eigenlijk valt u hier in uw eigen zwaard. U verweet zojuist Balkenende IV al die onderzoeken en al die zaken, maar u doet eigenlijk niks beters. Sterker nog, u kondigt weer aan honderd dagen het land in te gaan en een hele dialoog te starten.  Minister Rutte: Nee, juist niet!  De voorzitter: Wat is uw vraag?  De heer Pechtold (D66): Mijn vraag is de volgende, en daarmee kom ik weer even terug op de urgentie. Als je aan de uitgavenkant iets wilt doen, dan moet dat voor 1 april zijn geregeld. Dat erkende de premier zojuist. Hoe wil hij zowel het hele land in en hier de dialoog starten, als tot een concreet plan komen?  Minister Rutte: Ik moet de illusie wegnemen dat wij het land ingaan. Honderd dagen het land ingaan, dat deed een vorig kabinet.  De heer Roemer (SP): Deden ze dat maar!  Minister Rutte: Sorry, het is een fout van mij, mijnheer Roemer. Wij gaan natuurlijk voor heel veel punten het land in, maar wat dit betreft zijn wij nu na zoveel studeren wel zover dat wij vooral de politieke dialoog moeten voeren met de fracties in deze Kamer. Daarvoor hoeven wij het land niet in. Er zijn al heel veel rapporten, zoals iedereen hier terecht ook heeft vastgesteld. Ik noemde net een grote, mogelijke verschuiving van belasting op arbeid en ondernemen naar indirecte belasting op consumptie en vervuiling. Een tweede mogelijkheid — daar hebben we het net uitgebreid over gehad — is de aftrekposten. Een van de gedachten die we neerleggen in deze brief, de keuze die we maken, gaat over het met de helft terugbrengen van alle aftrekposten, buiten de eigen woning en de pensioenen. Dat zou een enorme verschuiving kunnen opleveren. Dat zijn allemaal voorstellen die we met elkaar moeten uitwerken. Ook de heer Pechtold hoorde onmiddellijk de reactie van de heren Slob en Van der Staaij, die zeiden dat we moeten oppassen en die zich afvroegen wat dat betekent voor bijvoorbeeld de mantelzorgers. Die gesprekken moeten we voeren. Die laten zien dat dit geen onderwerp is waar je het op een achternamiddag over eens kunt worden. Dat vindt de heer Pechtold trouwens ook niet. Hij heeft wel de ambitie om het zo snel mogelijk te doen. Die ambitie deel ik. Het is echter wel een ingewikkeld vraagstuk. We hebben hier de deuren van het slot gedraaid en de taboes weggenomen, en kunnen met elkaar in gesprek gaan.  De heer Pechtold (D66): De minister-president zet zichzelf neer als een soort regisseur van een toneelstuk. Hij moet de producent zijn. Hij moet degene zijn die met concrete plannen komt, en nu, na twee dagen, valt dat in het water. De minister-president zegt aan de ene kant dat er urgentie moet zijn. Hij ontkent dat we weer het land in gaan. Staatssecretaris Wiebers zei gisteren letterlijk ...  Minister Rutte: Wiebes.  De heer Pechtold (D66): … dat we verder moeten kijken dan twee partijen, verder dan vijf partijen. Eigenlijk moeten we iets verder kijken dan de politiek, want anders wordt het wel een Haags rondje. Dus gaan we dat allemaal netjes doen. Dat is een heel concrete vraag. Gaan we straks ook weer krijgen dat de polder gaat meepraten en meedoen? Daar hintte staatssecretaris Wiebes namelijk op  Minister Rutte: Ik zie de heer Pechtold met walging praten over de polder. Die walging deel ik niet. Ik denk dat de polder een heel nuttige functie heeft in ons staatsbestel, en af en toe wat bijsturing vereist. Daar heeft de Pechtold aan meegeholpen. Maar de polder is een nuttig instrument. Ik stel vast dat we daar verschillend over denken. Mijn rol is zowel die van producent als regisseur. Die rollen zal ik ook op me nemen. Daar kan de heer Pechtold mij aan houden. De brief die er nu ligt, de keuzes die we maken, de taboes die we doorbreken, en het feit dat we zeggen dat de vervolgkeuzes die we met elkaar moeten maken verregaande effecten hebben op inkomen, concurrentiepositie, et cetera, laten zien dat je dit niet overnight kunt doen. Er is vier jaar gedaan over de grote belastingwijziging in 2001. Onze ambitie is om het sneller te doen.  De heer Pechtold (D66): Dat belastingstelsel is niet concreet. Het is op zijn best een geval van verschuiven, en de datum is onzeker. We wachten op, hopen op en bidden voor meevallers, maar de premier is niet duidelijk over de keuzes die erin worden gemaakt. Hooguit worden er wat begrippen genoemd.  Minister Rutte: Ik respecteer deze samenvatting van de heer Pechtold als zíjn samenvatting, Laat ik daar mijn werkelijkheid naast leggen. Wij maken wél keuzes. Wij laten zien dat de lastenverschuiving mogelijk is bijvoorbeeld wat betreft de aftrekposten, buiten eigen huis en auto. Wij laten zien wat er mogelijk is op het terrein van de indirecte belasting op consumptie en vervuiling en de verschuiving vanuit de directe belasting op arbeid en ondernemen. We laten zien wat er mogelijk is voor zzp'ers wat betreft de vermogensrendementsheffingen. Dat zijn fundamentele keuzes die wij maken, waarmee alle taboes weg zijn en waardoor we met elkaar in gesprek kunnen. Deze discussie laat zien dat er een heel breed draagvlak en een groot gevoel voor urgentie is. Tegelijkertijd maak ik uit alle reacties de neiging van heel veel partijen op om vervolgens de discussie te vernauwen en de piketpaal te slaan. Dat respecteer ik, maar het laat wel zien dat je dit niet zomaar in een paar weken kunt doen.  De heer Roemer (SP): Ik hoorde de heer Pechtold zeggen dat hij zelfs ging bidden, dus de heer Van der Staaij heeft gisteren wel iets bereikt! Ik denk dat hij in tweede termijn wel een cadeautje van de heer Van der Staaij kan verwachten, maar dat terzijde.  Ik kwam naar voren omdat ik de premier, toen hij sprak over het nieuwe belastingplan, één zaak hoorde uitsluiten om überhaupt over na te denken of te discussiëren. Dat is de hypotheekrenteaftrek. Is mijn constatering juist dat daarop een taboe ligt en dat ook in het nieuwe belastingstelsel grote villa's gesubsidieerd blijven worden?  Minister Rutte: Deze coalitie neemt een aantal forse maatregelen op zowel het terrein van de koopmarkt als het terrein van de huurmarkt, in een goede balans. De afspraak die de twee funderende vaders van deze coalitie, de heer Samsom en ikzelf, hebben gemaakt, is: daar laten wij het nu bij. Wij hebben dat gedaan om op de woningmarkt de noodzakelijke langetermijnstabiliteit te brengen. Je ziet daarvan de effecten in de sterk aantrekkende woningmarkt van dit moment. Dit zijn vergaande voorstellen, die nu ook hun beslag moeten krijgen. Vandaar dat we hebben gezegd: nu niet verder morrelen aan de koop- en huurmarkt behalve de uitvoering van de bestaande plannen.  De heer Roemer (SP): We spreken over een belastingplan dat waarschijnlijk pas kan ingaan in een volgende regeerperiode en dat voor de lange termijn is. Een belastingplan maak je niet voor een regeerperiode. Dat is iets voor de langere termijn. Het betekent dat je alles daarin moet bespreken wat belangrijk is voor de samenleving en voor de toekomst. Maar nee, de VVD en de PvdA hebben nu al besloten dat we niet over de villasubsidies mogen praten, omdat dat die twee partijen blijkbaar niet uitkomt. Is dat de boodschap die de premier wil meegeven bij de herziening van zo'n groot stelsel? Dat de hypotheekrenteaftrek nog steeds een taboe is in Nederland?  Minister Rutte: Dit kabinet neemt grote maatregelen rond de hypotheekrenteaftrek. Laat die nu gewoon even landen! We zijn bezig om die uit te voeren. Ik denk dat het, terwijl de hypotheekrenteaftrek wordt beperkt, wij veel meer inzetten op aflossing en niet op de aflossingsvrije hypotheek en wij de hypotheekrenteaftrek langs deze wegen beperken, van belang is om nu ook die rust te creëren op de woningmarkt. Je ziet daar de effecten van! Als de heer Roemer zijn zin zou krijgen, zouden er weer allerlei nieuwe voorstellen komen, met het effect dat de woningmarkt weer onrustig wordt en de koopmarkt — en dat werkt ook door naar de huurmarkt — weer in de problemen komt. Ik denk dat dat slecht is. De overheid moet zich hier betrouwbaar tonen. Bij de start van deze coalitie hebben wij de afspraak gemaakt om nu echt voor de komende tijd rust te brengen op het terrein van de woningmarkt en om alle voorstellen die in het regeerakkoord staan, uit te rollen. Daar is de minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Blok, volop mee bezig, samen met de staatssecretaris van Financiën.  De heer Roemer (SP): Ik kan niet meer dan concluderen dat het een groot taboe is. Het aanpakken van villasubsidies mag in Nederland, in deze Kamer, bij deze twee partijen, blijkbaar niet besproken worden. Ik kan ermee leven als u zegt: wij hebben deze regeerperiode de afspraak gemaakt dat we niet verder gaan dan de afspraken die we gemaakt hebben. Maar als je een belastingstelsel wijzigt voor de langere termijn, mag ik toch hopen dat daar geen taboe op zit en dat dat gewoon besproken mag worden. We moeten daar toch minstens tien of vijftien jaar mee verder. Het vorige stelsel was minstens zo oud. Maar helaas, met het taboe gooit u uw eigen ruiten in.  Minister Rutte: Het is wel goed dat de heer Roemer dit thema aansnijdt, omdat het laat zien dat dit kabinet, ten aanzien van het belastingstelsel, al met twee heel grote veranderingen bezig is met de uitvoering van een belangrijk deel van de voorstellen van Van Dijkhuizen, namelijk op het terrein van de woningmarkt en — de minister van Financiën zei dat zojuist tegen mij — op het terrein van de pensioenen. Daar zijn we mee bezig. En het is van belang om daarop voort te bouwen met uiteindelijk een heel concrete doelstelling: meer banen en minder uitvoeringsproblemen door een simpele uitvoering. Dat willen wij. En inderdaad: het moet rechtvaardig zijn, zodanig dat de belastingmoraal erdoor omhoog gaat.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag om duidelijkheid wat betreft het tijdsschema. Ik sluit namelijk niet uit dat dat misschien de rest van de dag ook nog wel een keertje terug gaat komen. Heb ik de minister-president als volgt goed begrepen? We gaan wel vaart maken, maar het moet zorgvuldig gebeuren, en de deadline die het kabinet in gedachten heeft is dat er voor de zomer van 2015 meer duidelijkheid moet zijn, omdat het dan in de begroting van 2016 kan worden meegenomen. Is dat een goede samenvatting van wat de minister-president gezegd heeft?  Minister Rutte: Ik ben het van a tot z met deze samenvatting eens.  De heer Slob (ChristenUnie): Wat betreft het tijdschema: betekent dat dat de eerste inzet is om te bekijken of er breder draagvlak kan komen voor de contouren waarlangs de herziening zal gaan plaatsvinden? Dat is volgens mij dan geen vernauwing of het op slot doen van deuren, maar dat is bekijken welke criteria je met elkaar kunt vinden om de slag mee te slaan.  Minister Rutte: Ook hiervoor geldt: ik ben het eens met de heer Slob.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan hebben we de routekaart scherp op het netvlies. Dank u wel.  Minister Rutte: Dank!  De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.  Minister Rutte: Er zijn gisteren ook veel opmerkingen gemaakt over het belang van werk en groei. In het bijzonder de fractievoorzitters Zijlstra en Samsom zijn daarop ingegaan. Ik wil daar graag op reageren. Allereerst onderschrijft het kabinet het pleidooi van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie om de barrières weg te nemen die welvaartsbeperkend zijn. We hebben, zoals u weet, in dit verband ook een ambitieuze doelstelling om de regeldruk voor bedrijven, voor burgers en voor professionals tijdens deze kabinetsperiode met netto 2,5 miljard euro omlaag te brengen en nieuwe regeldruk te voorkomen. Op zichzelf liggen we met die regeerakkoorddoelstelling op koers. Er is inmiddels voor 2,22 miljard euro aan maatregelen in kaart gebracht. Daarvan slaat ongeveer 1,5 miljard bij bedrijven neer, waarvan 800 miljoen euro nu is gerealiseerd. Belangrijk instrument daarbij is de Omgevingswet. Met die wet wil het kabinet ervoor zorgen — minister Melanie Schultz van Haegen is daarmee bezig — dat we met zo weinig mogelijk negatieve effecten op de economie, de eisen die we stellen aan de leefomgeving kunnen realiseren. Een bekend voorbeeld is de Tweede Maasvlakte: alle procedures na elkaar. Hoe kun je de procedures stapelen en hoe kun je ervoor zorgen dat de gehele doorlooptijd verbetert?  De VVD noemde ook de loondoorbetaling door werkgevers voor zieke werknemers. Dat is een belangrijk punt. Minister Asscher laat op dit moment onderzoek uitvoeren naar de knelpunten die de werkgevers ervaren met die loondoorbetalingsverplichting. Het is onze ambitie om dat onderzoek voor het eind van het jaar naar de Tweede Kamer te sturen, ook voorzien van een appreciatie.  Daarnaast moeten we nieuwe regeldruk voorkomen. Dat betekent dat we iedere keer — dat is ook het pleidooi van de heer Zijlstra — kosten en baten van wet- en regelgeving in de gaten moeten houden. Regelgeving moet bijdragen aan de welvaart en moet die welvaart niet beperken. Dat betekent dat we nog meer willen doen om de kosten en baten van wetsvoorstellen zo transparant mogelijk te maken. Daarbij heeft ook het parlement een belangrijke rol. De VVD noemde een voorbeeld, namelijk het recht om in beginsel thuis te werken. Dat betreft een initiatiefwet vanuit de Tweede Kamer en dus geen kabinetsvoorstel. Ook de Kamer heeft daarin een rol. Ook waar het wetgeving betreft die wel afkomstig is van het kabinet en die hier in behandeling is, heeft soms een enkele fractie weleens de neiging om een wet zodanig te verbeteren dat die er qua regeldruk niet op vooruitgaat. We hebben dus een gezamenlijke ambitie, maar ik onderschrijf het betoog.  Als ik dan de betogen van beide fractievoorzitters even samenpak dan zat er ook een overlap in, namelijk waar het gaat om het belang van het midden- en kleinbedrijf. We zien dat grote delen van het midden- en kleinbedrijf nog altijd veel moeite ervaren om aan krediet te komen. Er zijn garantieregelingen die het risico van kredietverlening door banken beperken waardoor het mkb eerder kredieten krijgt van banken. Er is ook voor de zomer een aanvullend actieplan mkb-financiering door het kabinet opgesteld dat vooral gericht is op structuurversterking van de financieringsmarkt. Laat ik een paar van die acties noemen die uiteindelijk de belangrijkste knelpunten proberen te tackelen. Allereerst betreft dat de grotere beschikbaarheid van risicodragend vermogen voor bedrijven met groeiambities. We weten dat dit een enorme inhibitor, een enorme tegenhouder is van groei. Onder meer betreft dat een garantiebedrag van 500 miljoen euro voor het opzetten van achtergestelde leningen. Dit is bedoeld voor groeibedrijven waarvoor extra aandelenkapitaal simpelweg niet de oplossing is. Daarnaast wordt gewerkt aan verbreding van het financieringsaanbod, onder meer met een garantiebedrag van 400 miljoen euro voor nieuwe aanbieders van mkb-financiering. Tegelijkertijd worden de financieringsmogelijkheden van credits — dat is voor de kleine startende mkb-ondernemers — verruimd en ook de rekening-courant en hogere bedragen komen daarvoor in aanmerking. Er komt een garantie van 100 miljoen euro om de benodigde financiering aan te kunnen trekken. Verder worden diverse maatregelen genomen om bijvoorbeeld de informatie over de kredietwaardigheid van bedrijven te verbeteren en om ervoor te zorgen dat het overheidsinstrumentarium op dit punt beter toegankelijk wordt. Dit is bij elkaar een veelomvattend actieplan.  Dan verschuift de camera enigszins van de heer Zijlstra naar de heer Samsom waar het betreft de positie van de pensioenfondsen.  De heer Zijlstra (VVD): Dan verschuif ik die even terug. Het is prima wat de premier aangeeft. Bij de aanvang van dit kabinet hebben we op het gebied van de arbeidsmarkt afgesproken "vast minder vast, flex minder flex". Er wordt ook een beweging op gemaakt met als doel dat we meer mensen aan een baan helpen. Dat is ook het doel van de stelselherziening belastingen. Het onderzoek dat de heer Asscher — sorry voorzitter, de minister van Sociale Zaken — gaat doen, is volgens mij een heel goede poging, maar er moet meer gebeuren. We zien namelijk dat ondernemers op dit moment bijna geen mensen meer in vaste dienst nemen. Dat heeft te maken met het feit dat bovenop de zogenaamde "wig", het verschil tussen bruto- en nettoloon, al die andere zaken komen die werkgevers in dit land moeten betalen. Als wij nieuwe zekerheden willen bieden aan werknemers in Nederland, zullen wij dus een ander evenwicht moeten vinden. Ik zie een beweging daarin, maar ik wil het kabinet aansporen om die beweging wat breder te laten plaatsvinden dan alleen op het punt waarop kennelijk al iets wordt gedaan. Wat mij betreft mag het in de volle breedte.  Minister Rutte: Die handschoen pakken wij natuurlijk op, al is het maar omdat die wordt toegeworpen vanuit de grootste regeringspartij. Maar los daarvan, wij hebben natuurlijk de Wet werk en zekerheid. Die wet gaat nu echt van kracht worden en de ambitie ervan is inderdaad om ervoor te zorgen dat de positie van flexwerkers op de arbeidsmarkt, dus van mensen met een tijdelijk contract, verbetert en dat het tegelijkertijd voor werkgevers aantrekkelijk blijft om mensen juist in vaste dienst te nemen. Wij weten namelijk dat dit allerlei bijkomende aspecten heeft. Als die wet straks van kracht is, zullen wij heel goed monitoren wat de effecten zijn en zo nodig met voorstellen komen om bij te sturen. Als dat nodig zou zijn, want op dit moment hebben wij daar geen indicaties voor. Laten wij afspreken dat wij elkaar hierover goed blijven informeren.  De heer Zijlstra (VVD): Ik laat mij graag informeren. Maar om het scherp te hebben, dit is dus een toezegging van het kabinet om het op te pakken in bredere zin dan waarin de minister van Sociale Zaken al bezig is. Uiteindelijk is ons doel om meer mensen aan het werk te hebben. Wij moeten dus onze arbeidsmarkt aanpassen aan de veranderende wereld. Die toezegging wordt gedaan?  Minister Rutte: Die toezegging kan ik doen, maar ik moet die wel ontkoppelen. Het onderzoek naar de loondoorbetalingsverplichting voor werkgevers bij ziekte van werknemers loopt al. De Wwz wordt op 1 januari van kracht en wordt in fasen ingevoerd. Tijdens die invoering zullen wij regelmatig moeten monitoren wat de effecten zijn en of die bijdragen aan de doelstellingen die de heer Zijlstra noemt, namelijk flex minder flex en vast minder vast. Als dat niet zo is, moet je ook bereid zijn tot aanvullingen.  De heer Samsom (PvdA): De gezamenlijke wens ging inderdaad over het midden- en kleinbedrijf en de kredietverlening daaraan. De premier zei in zijn gebruikelijke optimisme dat de garantstellingen en kredietverleningen zijn verruimd zoals wij dat vorig jaar ook hebben afgesproken. Wij constateren echter tot ons leedwezen — en vooral mkb'ers doen dat — dat de benutting ervan verder terugloopt. Er is nog steeds iets mis. Ik heb de diagnose niet, daar is het kabinet voor. Maar bijvoorbeeld de borgstellingsregeling mkb wordt voor minder dan 50% benut. Dat is niet voldoende. Laat ik het harder zeggen: het is gewoon niet genoeg. Wij moeten ervoor zorgen, op welke manier dan ook, dat de leningen die beschikbaar zijn, ook gebruikt kunnen worden.  Minister Rutte: De regelingen zijn beschikbaar. Zij worden ook echt zodanig gebruikt dat wij er verliezen op lijden. Het midden- en kleinbedrijf trekt nu aan. De binnenlandse bestedingen nemen toe en de consumptie begint als tweede groeimotor op gang te komen, naast de export die aantrekt. Dat zal naar mijn overtuiging ook effect hebben op de behoefte aan krediet. Bedrijven moeten natuurlijk wel met goede plannen komen. Het kabinet — de minister van Economische Zaken, maar ook het kabinet als geheel en de bewindslieden van Financiën, van Sociale Zaken et cetera — heeft wat dat betreft iets gedaan. Als bedrijven geen plannen hebben, houdt het op. Zij moeten natuurlijk wel plannen hebben. Veel bedrijven zeggen dat zij plannen hebben, maar dat de bank geen krediet geeft. Dan is het van groot belang dat er alternatieven zijn, mits het plan goed is. Wij monitoren dat heel zorgvuldig. Als blijkt dat er knelpunten in de regelingen zitten, zijn wij onmiddellijk bereid om die knelpunten weg te nemen.  De heer Samsom (PvdA): Hier manifesteert zich typisch de zoektocht naar het evenwicht. De premier zegt dat de plannen er wel moeten zijn en dat het feest niet doorgaat als bedrijven die niet hebben. Ik zou graag van de premier en het kabinet de opstelling zien dat men die gaat halen. Ik chargeer een beetje, maar daar komt het op neer. Mkb'ers zoeken naar krediet en vinden dat niet. Zij vinden dat niet bij de bank en kennelijk ook nog niet genoeg bij de overheid. Er is dus iets mis. Het zou te snel zijn om hier even een analyse te maken, maar het is aan de ministers van Economische Zaken en van Financiën, onder leiding van de premier, om dat probleem op te lossen. Ik zou dan graag willen dat hij niet zegt dat hij wacht, maar dat hij zegt dat hij zal bekijken wat er mis is en het probleem zal oplossen. Desnoods praten we er over een maand over verder.  Minister Rutte: Dan praat je heel concreet over een garantieregeling zoals het BMKB of de GO. In ieder geval de BMKB, maar misschien ook de GO, wordt op dit moment geëvalueerd. Nee, beide worden op dit moment geëvalueerd. Wij berichten de Kamer zo snel mogelijk daarover.  De heer Samsom (PvdA): Laten we dat dan met elkaar afspreken: zo snel als mogelijk en gericht op maar één doel, te weten volledige benutting van de instrumenten die we hebben. We hebben ze niet voor niets klaar.  Minister Rutte: Door goede plannen!  De heer Samsom (PvdA): Door goede plannen. Als er geen goede plannen zijn, gaan we ze halen.  Minister Rutte: Of zelf maken.  De heer Roemer (SP): Alles wat hierbij helpt, moeten we natuurlijk met beide handen aangrijpen. Een onderliggend probleem is echter dat heel veel ondernemers in het mkb goede plannen hebben, maar toch niet aan kredieten bij de banken komen. Heel vaak zit het hem erin dat banken de bedrijven als te kleine vissen zien en zeggen dat het ze veel te veel tijd kost en dat je dan wel de rente moet verhogen. Uiteindelijk lukt het de ondernemers in het mkb niet om bij de reguliere banken geld te krijgen. Daar moeten we dus iets tegenoverstellen. De maatregelen die zijn genomen, worden geëvalueerd, maar ze blijken nog steeds niet genoeg te zijn. Wil het kabinet nu eens serieus met ons nadenken over het opzetten van een nationale investeringsbank als een soort extra? Met een startkapitaal van 200 miljoen kom je al een heel eind. Het zou echt een zegen zijn voor heel veel mkb'ers met een goed bedrijfsplan om op deze manier aan krediet te kunnen komen. Het zet de banken ook nog eens onder druk om wat harder te lopen daar waar ze dat zeker kunnen.  Minister Rutte: Ik zou liever ervoor kiezen om het volgende te zeggen. De grootbanken en de kleinere banken spelen hun rol. Het is waar dat de banken geconfronteerd zijn met bijvoorbeeld allerlei eisen ten aanzien van hun buffers en hun kapitaalpositie, mede door de ervaringen uit de kredietcrisis van 2008 en 2009. Dat heeft ongetwijfeld ook effect op de kredietverlening door de banken. Dat is een van de redenen waarom het kabinet met een aanvullend actieplan is gekomen waarin ook allerlei andere instrumenten worden opengesteld, zowel op het punt van de garantieregelingen die het risico van kredietverlening voor banken beperken, waardoor je ook eerder kredieten van de banken krijgt, als op het punt van maatregelen gericht op het beschikbaar zijn van risicodragend vermogen voor bedrijven met groeiambities. Daarom hebben we dat gedaan. Ik denk dat we het daarvan moeten hebben. Als we naast de bestaande commerciële banken en de genoemde maatregelen van het kabinet nog een derde poot neerzetten, namelijk een soort eigen staatsbank, zal dat naar mijn mening heel veel gedoe veroorzaken en weinig toevoegen aan het palet.  De heer Roemer (SP): Het is jammer dat de premier dit idee op voorhand afwijst. We kennen het systeem uit het verleden. We weten dat het werkt. We weten dat de bestaande banken het op dit moment niet doen. Ik vind het jammer dat de premier er niet eens voor openstaat. Het midden- en kleinbedrijf zou het enorm toejuichen. Het zou het midden- en kleinbedrijf enorm helpen om kredieten te krijgen en zo de economie aan de praat te krijgen, inclusief de werkgelegenheid. Ik heb liever dat de premier geen antwoord geeft en zegt dat hij het eens serieus zal onderzoeken en voor de begrotingsbehandeling van Economische Zaken met een brief zal komen over de mogelijkheden hiervan. Het midden- en kleinbedrijf schreeuwt erom. Laten we nu eens de handen ineenslaan en bekijken of we daadwerkelijk iets voor het midden- en kleinbedrijf kunnen doen als aanvulling om ze aan het werk te krijgen.  Minister Rutte: Ik heb hier twee reacties op. Ik heb even overlegd met de minister van Economische Zaken en ten eerste zeg ik de heer Roemer toe dat wij, als wij de evaluatie over de BMKB aan de Kamer sturen, zullen ingaan op de suggestie van de heer Roemer. In alle eerlijkheid zeg ik nogmaals dat onze grondhouding niet positief is, maar dan heeft hij de argumenten tenminste op een rijtje en kunnen we daarover debatteren. Ten tweede, en dan kom ik eigenlijk op een ander onderdeel van mijn betoog en gaat de camera toch naar de heer Samsom, maar ik beantwoord daarmee ook de tweede helft van de vraag van de heer Roemer, zijn er de investeringen in Nederland, onder andere door pensioenfondsen. Daar spelen een paar dingen. Het kabinet vindt het van groot belang dat de mogelijkheden om in Nederland te investeren, optimaal zijn. Ik wijs er wel op dat pensioenfondsen op dit moment al 14% van hun vermogen in Nederland beleggen, oftewel ongeveer 140 miljard euro, terwijl de Nederlandse economie 1,5% is van de wereldeconomie. Ze doen dus al tien keer meer dan gegeven de omvang van de Nederlandse economie zou mogen worden verwacht; laten we er ook even positief naar kijken. Toch gaat de ambitie terecht nog veel verder. Het is natuurlijk wel zo dat dit onder de juiste omstandigheden moet worden gedaan. Verder blijft het het primaire doel van de pensioenfondsen zoveel rendement te maken dat we in de tweede pijler de pensioenuitkeringen kunnen doen.  Tegen deze achtergrond is de Nederlandse investeringsinstelling opgericht. De NII gaat op 1 oktober aanstaande van start en is een samenwerkingsverband van dertien grote pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en verzekeraars. Zij moet ervoor zorgen dat investeringstitels waar mogelijk gebundeld, gestandaardiseerd en opgeschaald worden, zodat het juist voor de institutionele beleggers aantrekkelijker wordt. Dit initiatief komt eigenlijk voort uit een initiatief dat in het Catshuisoverleg is gestart, dus in de nadagen van het vorige kabinet. Het is overgenomen door dit kabinet en moet ervoor zorgen dat institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, eenvoudiger en sneller in Nederlandse projecten kunnen investeren. Het gaat 1 oktober van start en dat laat wel zien dat we er echt bovenop zitten.  Wij onderzoeken op dit moment de mogelijkheid van een Nationale Hypotheekinstelling. Wij denken dat die echt voordelen kan brengen, maar ik zeg er wel meteen bij dat wij met de Europese Commissie in overleg zijn over de randvoorwaarden. We moeten bij de NHI in tegenstelling tot bij de NII echt letten op de mogelijkheid dat er door die deelneming in woningfinanciers sprake is van staatssteun. Het is essentieel voor het kabinet dat het uitgegeven schuldpapier niet meetelt voor de staatsschuld, want dat zou tot grote problemen leiden. Wij hebben mijnheer Van Rutte bereid gevonden om als kwartiermaker aan de slag te gaan. Hij is overigens geen familie; dit is de adellijke tak. Hij heeft als opdracht om een en ander af te ronden en de Kamer daarover te informeren.  De heer Samsom (PvdA): Ik hoor een ambitie en bovendien een datum die heel dichtbij is. Ik hoor echter ook allerlei beperkende opmerkingen. Kunnen we niet gewoon met elkaar een ambitie afspreken voor de NII en de NHI? Die ambitie hoeft niet eens groot te zijn, want het gaat al snel over grote bedragen. Als we de pensioenfondsen kunnen verleiden om 1% van hun gehele vermogen meer in Nederland te houden, dan is dat een investering van 10 miljard euro in dit land. Kunnen we afspreken dat we die ambitie met elkaar waar gaan maken, bijvoorbeeld in het eerste jaar van de NII?  Minister Rutte: Als inspanningsverplichting, absoluut, maar als resultaatsverplichting …? De pensioenfondsen zijn de tweede pijler. Het enige waar de Kamer en het kabinet over gaan, is het financieel toetsingskader. Verder is het echt een zaak van werkgevers en werknemers. Gelukkig maar, want zo hoort het ook. Ik deel natuurlijk die ambitie en ik stel dan ook voor dat we dit met elkaar gaan proberen. Maar het is natuurlijk een inspanningsverplichting, want je kunt hier natuurlijk nooit garanties op geven.  De heer Samsom (PvdA): Die inspanningsverplichting werkt dan wel als volgt: als die niet waar wordt gemaakt, gaan we meer inspanningen verrichten. Zo simpel is het.  Minister Rutte: Zeker. Als we het zo kunnen afspreken, dan …  De heer Samsom (PvdA): 1% meer is 10 miljard aan extra investeringen in dit land. Dat is goed voor de economie en goed voor de werkgelegenheid. Uiteindelijk is het ook goed voor onze pensioenen, want dit land is hartstikke rendabel. Laten we nu met elkaar dat optimisme omarmen en een groot gebaar maken. 10 miljard investeren in Nederland door de NII zou een mooie ambitie zijn en ik houd het kabinet daar dan ook aan.  Minister Rutte: Aan de ambitie!  Het doet niets af aan de woorden van de heer Samsom, maar ik herhaal toch maar dat we wel zeker moeten weten dat het het hoofddoel van de pensioenfondsen blijft om te zorgen voor een goed rendement, zodat wij onze pensioenen in Nederland kunnen uitkeren. Maar natuurlijk: onze economie is zo fantastisch dat het mogelijk moet zijn om dat voor elkaar te krijgen.  Tot slot bij dit onderwerp ga ik in op twee punten die door de heer Samsom zijn aangedragen. Zijn eerste punt is de stimulering van de chemie in de Eemsdelta, het plan-Willems. Samen met de provincie Groningen hebben we de heer Willems, oud-directeur van Shell en oud-senator van het CDA, gevraagd een masterplan te maken voor de ontwikkeling van de chemie in het Noorden. Het kabinet onderschrijft de visie van de heer Willems dat de regio veel potentie in de chemiesector heeft. Samen met de provincie heeft het Rijk dan ook 60 miljoen vrijgemaakt om de chemie in de Eemsdelta te stimuleren. Het kabinet heeft zonder meer een positieve houding ten aanzien van dergelijke door de regio samen met het bedrijfsleven geïnitieerde plannen.  Het tweede punt van de heer Samsom betreft de steden. Het is onze mening dat de stedelijke regio's motoren zijn van de economische groei. Ik zeg tegen de heer Slob dat die regio's binnen en buiten de Randstad liggen. Zwolle valt er dus ook onder! De decentralisatie van het ruimtelijk beleid geeft de steden de kans om flexibel in te spelen op de economische mogelijkheden in de regio. Ook hier geldt weer dat de nieuwe Omgevingswet gaat bijdragen aan minder en eenvoudigere regels en meer flexibiliteit. Wij willen in 2015 een Agenda Stad opstellen om de concurrentiekracht en de leefbaarheid van Nederlandse steden verder te versterken; dit staat ook in onze 32 punten voor de groei- en werkimpuls. Die agenda heeft mede als doel om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma's beter te laten aansluiten bij de stedelijke groei. Hier komt natuurlijk achter weg dat wij weten dat wij een vitaal platteland nodig hebben. Grote steden kunnen daaraan in belangrijke mate bijdragen. Er is geen tegenstelling, want je hebt elkaar nodig. Wij weten ook dat juist de bundeling van allerlei facetten van kunst, cultuur, sociale aspecten en vaak ook instellingen voor hoger onderwijs — kijk naar de prachtige studies van Richard Florida, zoals The Rise of the Creative Class — bijdraagt aan een sterkere economie. Dat is nooit tegen het platteland, maar altijd in nauwe samenwerking met het platteland.  De heer Pechtold (D66): Die stedelijke agenda hangt traditioneel sterk samen met de bestuurlijke indeling in Nederland. Gisteren heb ik gevraagd wat er van die bestuurlijke agenda is overgebleven. De minister van Binnenlandse Zaken heeft eigenlijk alles wat in het regeerakkoord staat, niet kunnen uitvoeren. Ik noem de provincies, de waterschappen en het opschalen van gemeentes. Wat is de ambitie van dit kabinet nog op het gebied van de bestuurlijke indeling van Nederland? En welke mogelijkheid ziet het kabinet om hiermee de overheidstaken te herschikken en eventueel te bezuinigen wanneer de overlappen worden teruggedrongen?  Minister Rutte: Ik ben ontzettend blij met deze vraag van de heer Pechtold.  De heer Pechtold (D66): U mag het ook zeggen als u er niet blij mee bent, hoor!  Minister Rutte: Neenee! Ik ben hier wel blij mee! Ik herinner mij een overleg achter de schermen — soms moet zoiets achter de schermen, dat maak ik hier maar gewoon openbaar — met de heer Pechtold over een belangrijk element in het doorbreken van die bestuurlijke leemlaag, die bestuurlijke verkokering in Nederland. Wij hadden het streven om er juist in de Randstad in te slagen om een aantal lichamen bij elkaar te brengen en te komen tot één sturend lichaam op die regionale economie, de zogenaamde Noordvleugel. Wij hadden de heer Pechtold bijna aan boord, maar hij haakte af. Ik begrijp uit zijn vraag dat het zijn ambitie is om terug te keren aan tafel. Ik heropen zo snel mogelijk die gesprekken!  De heer Pechtold (D66): Het is nog niet eens lunchtijd en nu word ik al voor de tweede keer uitgenodigd om over een onderwerp te komen praten! Dat wordt me iets te veel van het goede. Er lag een plan van de minister dat niet eens meer palliatieve zorg kreeg. Het was dood en begraven. U deed er geen moeite voor, de VVD en de PvdA deden er geen moeite voor, iedereen keek naar het plafond. Van Ojik en ik hebben daar nog een avondje gezeten, maar werkelijk, het vloog voor geen meter.  Minister Rutte: Ja, omdat u niet meedeed!  De heer Pechtold (D66): Dat kwam doordat werkelijk alle ambitie eromheen al was weggeschoten. Er bleven nog drie provincies over, waar iedereen al in de gordijnen zat nadat Plasterk er überhaupt geweest was. Ik begrijp dat wij een dialoog gaan starten, een bestuursdialoog. Na de pensioendialoog en de belastingdialoog hebben wij nu een bestuursdialoog. Hoe ziet u dat voor zich?  Minister Rutte: In alle oprechtheid, het voornemen van het kabinet staat in het regeerakkoord. Wij hebben geen meerderheid in de Eerste Kamer, maar zoeken dan naar steun. Wij waren inderdaad heel open in gesprek met D66 en GroenLinks, overigens heel open. Dit was ook in de media bekend. Het is ook bekend dat het is vastgelopen. Ik accepteer dat, maar nogmaals, ik zie een heel kleine opening bij de heer Pechtold en ik zie ook de heer Van Ojik ja knikken. Daar ben ik blij mee. Het doel van het regeerakkoord was juist om een systeemverandering tot stand te brengen door die drie provincies bij elkaar te voegen en daardoor een beweging op gang te brengen. Wij hadden ook gezegd hoe wij dachten dat het in de rest van Nederland verder zou uitwerken, zonder het voor te schrijven. Wij hebben toen een visie neergelegd waarin staat hoe wij denken dat ook andere provincies ervoor zullen kiezen om samen te gaan werken. Mijn overtuiging was dat provincies als Friesland, Limburg en Brabant apart zullen blijven, maar dat andere provincies de verbinding met elkaar zullen zoeken. Hiervoor was het cruciaal om een start te maken met de Noordvleugel. Dat is helaas niet gelukt. Dit was een cruciaal begin, maar dat deel van de hervormingsagenda van het kabinet heeft schade opgelopen omdat het ons niet gelukt is om hiervoor een meerderheid in de Eerste Kamer te krijgen. Ik kan de heer Pechtold verzekeren dat ik hierin heel veel tijd heb gestoken, en de heer Plasterk uiteraard nog veel meer.  Over de agenda van de heer Plasterk hoeft de heer Pechtold geen zorgen te hebben, want hij is verantwoordelijk voor het laten landen van al die decentralisaties. Dat is een gigantische operatie. Maak u dus geen zorgen over de vraag of de heer Plasterk wel genoeg werk heeft nu die superprovincie niet doorgaat, want hij heeft de grootste hervorming van het kabinet op dit moment, het laten landen van al die hervormingen, op zijn bord liggen. Daarin zit dus geen probleem.  De heer Pechtold (D66): De superprovincie ging niet vliegen, maar de waterschappen uit de Grondwet halen, de waterschappen opschalen, de gemeenten opschalen en al die andere zaken had het kabinet zelf al geschrapt. Ik pak evenwel de handschoen wederom op. Ik hoor de minister-president zeggen: we gaan erover praten en komen met plannen. Mag ik het, omwille van de tijd, als volgt samenvatten? Voorafgaand aan de begroting van de minister van Binnenlandse Zaken komt een aanzet tot hoe die plannen gestart worden. Dat lijkt me heel goed, want dan kunnen we daar inhoudelijk verder over debatteren.  Minister Rutte: Ik vind het gek. De belangrijkste hervorming die concreet in het regeerakkoord stond, namelijk de Noordvleugel, kreeg geen steun van D66. Dat verwijt ik de heer Pechtold overigens niet.  De heer Pechtold (D66): Niet de Noordvleugel in deze vorm, nee.  Minister Rutte: Het kabinet deed een voorstel dat naar zijn overtuiging richtinggevend was voor heel veel andere hervormingen in het middenbestuur en bij de gemeenten. Ik heb het al eens genoemd: je moet een systeemcrisis veroorzaken. Je voegt die provincies samen, wat tot een enorme verandering leidt. Alle vogels vliegen van de takken omhoog en landen niet weer op dezelfde plek, want ze zien dat het systeem veranderd is. Dit is echt wat Peter Senge zegt over systeemverandering; als je die doorvoert, verandert het hele systeem. Het is niet mogelijk gebleken. Ik verwijt dat de heren Pechtold en Van Ojik niet. Op andere terreinen werken we heel goed samen en het zal niet altijd lukken. Nu ik echter merk dat de heer Pechtold hiervan zo'n groot punt maakt, zeg ik: de kabinetsvisie is dat het daar moet starten, dus dat is onze opvatting. Start bij de superprovincie en laten we alsnog een poging doen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil de minister-president echt adviseren om dat niet te doen; niet meer dat oude plan reanimeren, want het was zo'n slecht plan. We zijn heel blij dat het van tafel is. Kom dan met een visie op de bestuurlijke inrichting van heel Nederland voor de komende honderd jaar. Dat kost iets meer tijd, maar dan ben je echt duurzaam bezig.  Ik heb een andere vraag. Ik was net blij verrast dat de minister-president een stad buiten de Randstad wist te noemen.  Minister Rutte: Ik had Groningen ook al genoemd.  De heer Slob (ChristenUnie): Fantastisch, hij weet er zelfs twee! Mijn opmerking gisteren ging er natuurlijk om dat het niet meer dan logisch is dat het kabinet specifieke aandacht geeft aan heel kwetsbare regio's als er over groei- en banenplannen wordt gesproken. Die liggen buiten de Randstad. Ik mis dat en volgens mij is dat echt een omissie in het groei- en banenplan. Dat is niet te compenseren door te zeggen: in sommige gebieden liggen een paar grote steden en die doen het allemaal wel. Nee, het gaat om specifieke aandacht en de uitvoering van Kamermoties die het kabinet daartoe opdracht hebben gegeven, bijvoorbeeld voor het noorden van het land.  Minister Rutte: Nederland heeft sterke regio's en zwakkere regio's, binnen en buiten de Randstad. Ik wijs op een aantal heel sterke regio's: rondom Eindhoven, het cluster Arnhem-Nijmegen, rondom Ede-Wageningen, rondom Zwolle. Daarnaast wijs ik op Hengelo-Enschede, ook een belangrijke verbindingsschakel naar het Duitse achterland. Bovendien wijs ik op de regio rondom Groningen, met de Energy Valley. Dit zijn allemaal voorbeelden van sterke regio's. Er zijn ook zwakkere regio's; kijk bijvoorbeeld naar de problemen in delen van Zeeland en Zuid- en Noord-Holland. Het is dus allemaal te vinden, maar het is niet zo dat sterk en zwak alleen binnen of buiten de Randstad te vinden zijn en andersom. De ambitie van het kabinet is om er voor heel Nederland te zijn, niet alleen buiten de Randstad, ook daarbinnen. Dat spreekt ook uit de brieven.  De heer Slob (ChristenUnie): Dit gaat goed, want ik zie de nota al groeien. De minister-president is al bezig om het in te vullen. Er zijn buiten de Randstad inderdaad heel sterke regio's als Zwolle en Eindhoven, wat denk ik de toppers in Nederland zijn. Er zijn echter ook heel zwakke regio's. Het kabinet spreekt over groei en banen en wil heel specifieke aandacht geven aan bevordering van de Nederlandse werkgelegenheid. Het moet dan ook heel specifieke aandacht geven aan met name de gebieden waar de gemiddelde werkloosheidcijfers vele malen hoger zijn dan het landelijk gemiddelde, dat al veel te hoog is. Dus aan de slag.  Minister Rutte: Het antwoord is ja, want daarover zijn we het eens.  De heer Samsom (PvdA): Het Noorden kwam even voorbij, in relatie tot de commissie-Willems, die met name naar de Eemsdelta heeft gekeken. De plannen en ambitie in het Noorden zijn inmiddels gegroeid. Dat zouden we moeten honoreren. Het Pact van het Noorden ligt er en daar horen legio vragen bij, ook hulpvragen aan het Rijk. Ik heb daar gister aandacht voor gevraagd en vraag het nu aan de premier: is hij van plan om ze te honoreren?  Minister Rutte: Ik heb een positieve houding, maar als er om geld wordt gevraagd, dan moet ik zeggen dat ik dat op dit moment niet heb, tenzij de heer Samsom met de andere partijen die samenwerken rond de begroting daartoe mogelijkheden ziet. Ik heb op dit moment evenwel niet onmiddellijk fondsen beschikbaar. We kunnen natuurlijk wel kijken naar herschikking binnen bestaande fondsen.  De heer Samsom (PvdA): Precies. Er zijn natuurlijk fondsen beschikbaar, zowel bij Economische Zaken als bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die hebben allemaal zo hun eigen doel. Als je zo door je oogharen heen naar de plannen kijkt, dan zie je dat een en ander elkaar overlapt. Daarmee is dus iets mogelijk. Wat mijn fractie betreft, geldt ook op dit punt: niet rusten voordat dit probleem is opgelost. We hebben in het Noorden te maken met constructieve bestuurders, met ambitie. Wat mij betreft, hebben we ook te maken met een constructief kabinet met ambitie. Dat kan dus niet mis gaan. Er moet met elkaar gezocht worden naar mogelijkheden om dat Pact van het Noorden te laten vliegen.  Minister Rutte: Ik ga akkoord als ik hier geen nieuwe claim hoor maar een oproep om zo goed mogelijk gebruik te maken van bestaande fondsen. De heer Samsom noemde Economische Zaken en Sociale Zaken. Wellicht kunnen we nog kijken naar andere mogelijkheden in het kabinet. Daar ben ik natuurlijk voor. Dat moet dan wel echt binnen de bestaande begrotingen gebeuren. Ik markeer scherp het verschil tussen een claim en het zoeken naar mogelijkheden binnen de bestaande begrotingen. Tot dat laatste zijn we altijd bereid. Het is op het gebied van Economische Zaken belangrijk, evenals op het gebied van Sociale Zaken. Dit jaar gaan de vicepremier en ik nog op reis, die kant op.  De heer Samsom (PvdA): Het is natuurlijk heel ver weg.  Minister Rutte: Ik geef toe, dat als ik het op deze manier formuleer, het klinkt alsof het heel ver weg is.  De heer Samsom (PvdA): De reis naar het Noorden is vrij overzichtelijk; daar ben je zo. Het is heel dichtbij. Ik wil dit wel even markeren, want dit is precies de houding die ik zoek. Overigens is dit maar een van de vele voorbeelden. De overheid kan hierin een rol spelen. De premier zei ergens in een krant dat de overheid geen banen kan maken. In letterlijke zin klopt dat. De overheid kan er echter wel voor zorgen dat die banen er komen. We mogen op dit punt geen mogelijkheid onbenut laten.  Minister Rutte: Hier zie je weer de samenwerking tussen deze partijen. Inderdaad, ik ben blij met de uitspraak: de overheid kan geen banen maken; ze kan wel de omstandigheden creëren waarin banen ontstaan. Ik kom later nog — ik zie de heer Van Ojik al opspringen — op dit specifieke punt.  Energiebesparing gebouwde omgeving is ook een punt van de heer Samsom. Het Nationaal Energiebespaarfonds, een revolverend fonds met 300 miljoen euro voor energiebesparing voor de particuliere woningeigenaar, is in januari in werking getreden. Het gebruik van deze regeling is tot nu toe beperkt. We zijn nu bezig om de regeling echt in de markt zetten door middel van een marketingcampagne. Daarbij wordt aangesloten bij de gemeentelijke energieloketten, de lokale ondersteuning via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en activiteiten van de bouwende partijen zoals "Kleur uw Gemeente Groen" van Bouwend Nederland, UNETO-VNI, Rabobank en de milieufederaties. Deze handschoen is opgepakt. Wij delen met de heer Samsom de ambitie om een succes te maken van het Nationaal Energiebespaarfonds.  De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector, de zogenaamde STEP, is met 400 miljoen euro voor de sociale huursector op 1 juli 2014 in werking getreden. Er ligt inmiddels voor 85 miljoen euro aan aanvragen. Tevens treedt in oktober het revolverend fonds voor laagrentende leningen in werking voor verhuurders met 75 miljoen vanuit het Rijk. Die lijkt dus te lopen, maar de heer Samsom heeft gelijk dat we echt nog veel moeten doen om het Nationaal Energiebespaarfonds goed in de markt te zetten.  De heer Samsom (PvdA): Ik ben blij met alle toezeggingen die alsnog laten zien dat die fondsen er zijn. We moeten wel constateren dat het tergend lang duurt voordat zo'n fonds, dat vorig jaar hier is aangekondigd en waarvoor geld is gereserveerd in een moeizame begrotingsonderhandeling, daadwerkelijk gaat vliegen. Daar gaat iets bij de overheid niet goed genoeg. Dat moeten we verbeteren voor alle toekomstige plannen, want er liggen nog 32 nieuwe punten in de werk- en groeibrief. Die zijn inmiddels alweer aangevuld tot een puntje of 35. Dat moet sneller dan de vorige keer.  Minister Rutte: Zo snel mogelijk. Volgens mij delen wij de ambitie.  De SGP heeft gevraagd of het innovatiefonds zo wordt ingericht dat de kleine ondernemers er ook echt van kunnen profiteren. Deze instrumenten zijn juist bij uitstek gericht op het midden- en kleinbedrijf. Ik noem de jonge innovatieve bedrijven en de vroegefasefinancieringsregeling voor net gestarte ondernemers. De ondergrens voor het innovatiekrediet is recentelijk verlaagd, zodat juist de kleinere bedrijven er beter voor in aanmerking komen, in lijn met de wens.  Ik kom bij het punt van de heer Van Ojik over mijn uitspraak dat de overheid geen banen creëert. De heer Van Ojik en ik zijn het onmiddellijk met elkaar eens dat de banen van mensen in overheidsdienst essentieel en van het allergrootste belang zijn en ons respect verdienen. Politieagenten, leraren, verpleegkundigen, brandweerpersoneel, militairen; zij staan voor ons allemaal in het veld en ze zijn onmisbaar voor het functioneren van onze samenleving. Al deze mensen krijgen terecht een salaris, dat betaald moet worden uit belastinggeld. Het is een feit dat die belastingen primair worden opgebracht door de private economie. Je moet eigenlijk twee dingen doen. Ten eerste moet je zorgen voor een goede balans tussen de banen in het bedrijfsleven en deze essentiële functies voor de samenleving die bij de overheid zijn ondergebracht en die voor ons allemaal aan het werk zijn. Ten tweede moet de koek groter worden. Je moet ervoor zorgen dat de economie verder gaat groeien. De heer Zijlstra en anderen refereerden daaraan. Alleen op die manier heb je voldoende gezonde private bedrijven om de verworvenheden van onze samenleving te kunnen voortzetten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Al deze mensen krijgen niet alleen een salaris — de minister-president noemde een aantal op: verplegers, politieagenten, politici — maar geven dat salaris ook weer uit. Dat doen ze bij de kruidenier en bij de supermarkt. Dat onderscheid tussen banen in de publieke sector en banen in de private sector is dus niet zo absoluut. Het gaat niet alleen om de balans. Ik heb de minister-president ook helemaal niet verweten dat hij denigrerend doet over de mensen die in die sectoren werken. Ik heb alleen gezegd dat het onderscheid dat hij maakt tussen datgene wat in de markt gebeurt en datgene wat in de publieke sector gebeurt, in de praktijk van de reële economie niet bestaat. Mensen geven hun salaris uit. Mensen in de marktsector danken hun baan net zo goed aan mensen in de publieke sector als andersom. De minister-president maakte misschien een grapje, maar het is een waanidee dat we als overheid geen banen kunnen creëren omdat we niet in een communistische staat leven, terwijl we als overheid wel banen kunnen vernietigen, bijvoorbeeld door te bezuinigen op de zorg, zoals het kabinet ook toegeeft.  Minister Rutte: Ik heb het gezegd in de context van de werkloosheid, die ook ik nog steeds te hoog vind. Gelukkig blijkt die weer iets gedaald te zijn, maar is met ruim 630.000 nog steeds te hoog. Op de vraag van de journalisten wat de overheid kan doen, zei ik: ik kan niet morgen 630.000 overheidsbanen creëren om de werkloosheid weg te werken. Dat zou de balans tussen overheid en private economie enorm verstoren. Daar zou het geld niet voor zijn. Daarom heb je ten eerste een goede balans nodig tussen de private sector en de essentiële voorzieningen waar de overheid voor is en ten tweede moet je de koek groter maken. We moeten zorgen voor meer economische groei. Dan zijn we ook in staat om met elkaar essentiële voorzieningen overeind te houden. Die zijn geen doel op zichzelf, maar wel essentieel om de koek daarna weer verder te vergroten.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Heel concreet. Kan ik met de minister-president afspreken dat hij niet meer zegt dat banen uit de markt moeten komen, maar dat hij erkent dat banen in de publieke sector en in de marktsector kunnen worden gecreëerd, en dat de overheid daar een heel specifieke verantwoordelijkheid in heeft? Kunnen we het idee dat banen uit de markt moeten komen in het vervolg gewoon aanvullen, schrappen, in zijn context plaatsen, maar niet op deze manier steeds weer verwoorden?  Minister Rutte: Als ik dat zo gezegd heb, maar volgens mij heb ik dat nooit zo gezegd. Ik heb op de specifieke vraag of de overheid de werkloosheid kan wegnemen, geantwoord: nee, niet door 632.000 — toen nog 645.000, inmiddels 632.000 — banen bij de overheid te creëren. Maar volgens mij zijn de heer Van Ojik en ik het eens. Je hebt die goede balans nodig. Je kunt niet zonder leraren, politieagenten, militairen, verpleegkundigen, brandweerlieden; mensen, nogmaals, die voor ons allemaal essentiële overheidstaken uitvoeren. Tegelijkertijd moeten die salarissen betaald worden. Dat vraagt om een vitaal bedrijfsleven, om startende ondernemers, mensen die het risico nemen, die 's morgens wakker worden en tegen hun man of vrouw zeggen: weet je wat, ik neem ontslag, we gaan voor onszelf beginnen. Ik kom daar zo bij de volgende vraag van de heer Pechtold nog op terug. Die startende ondernemers moeten dan ook weer mensen gaan aannemen. Daar moeten we het wel van hebben om uiteindelijk die koek groter te maken, zodat we die essentiële voorzieningen kunnen financieren. En het is een wisselwerking. Die essentiële voorzieningen zijn geen doel op zichzelf. Die heb je nodig in een samenhang met de rest van de samenleving.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Die salarissen — de minister-president zegt het nu weer — moeten inderdaad wel betaald worden. Maar dan zeg ik tegen de minister-president: die salarissen worden ook weer uitgegeven. Dat is precies de dynamiek waarin een publieke en een particuliere sector elkaar wat verder kunnen optillen.  Minister Rutte: Ja, maar die redenering kan ook zum Teufel leiden door de conclusie te trekken dat we dan maar alle werklozen in dienst gaan nemen bij de overheid. Dat was precies waar ik tegen pleitte in antwoord op de vraag van een journalist, en zei: dan kom je in een communistisch systeem terecht. Maar volgens mij zijn wij het eens, de heer Van Ojik en ik. Dat zijn momenten in zo'n debat om te markeren en te koesteren!  Dat kom ik inderdaad bij het punt van het werkgeverschap. Hoe kun je dat werkgeverschap aantrekkelijker maken? Dat was een vraag van de heer Pechtold. Er komen dit jaar nog twee momenten waarop we daar in samenhang over moeten spreken. Er is het interdepartementaal beleidsonderzoek over de positie van zzp'ers. Het eindrapport komt uiterlijk 1 december. Daarnaast laat minister Asscher onderzoek uitvoeren naar de knelpunten die werkgevers ervaren met de loondoorbetalingsverplichting. Het lijkt mij goed om aan de hand van die genoemde onderzoeken er verder over te spreken. We weten dat een van de mogelijke barrières om mensen in dienst te nemen, de lastendruk is die voor de werkgever gepaard gaat met het in dienst nemen en hebben van werknemers. In dat kader is de ambitie van de heer Pechtold en het kabinet gezamenlijk om de belasting op arbeid te verlagen. Wij onderschrijven met elkaar ook de ambitie om het in dienst nemen van mensen aantrekkelijker te maken. De specifieke gedachte van een korting op de werkgeverspremie voor de eerste werknemer, zou ik echt willen bezien in de context van die onderzoeken, want dat is een instrument. Voordat wij instrumenten gaan stapelen, zouden wij die analyse iets dieper moeten maken. Die is nog niet af, dus wij parkeren hem en dan komen wij er later op terug.  Ik ben ingegaan op de vraagstukken van de ongelijkheid en de belastingen. Het voordeel van alle interrupties is dat wij heel erg opschieten in wat in omvang het grootste thema is van de zeven thema's, in ieder geval qua aantal vragen. Het is ook vanwege de vele vragen over het belastingstelsel veruit het uitgebreidste onderdeel.  Ik heb nog één vraag te beantwoorden, namelijk over de huurprijzen. De kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad is hoog. Het huidige huurbeleid is erop gericht de huurprijzen meer in overeenstemming te brengen met de kwaliteit en de marktwaarde. De huurprijzen op de huurmarkt weerspiegelen nog te weinig de marktwaarde. Dat gebeurt wel bij de prijs van koopwoningen. Die volgen wel de markt. Dat betekent dat met het huidige huurbeleid en de getelde koopprijzen beide deelmarkten steeds meer vergelijkbaar worden.  De positie van huurders ten opzichte van verhuurders is geregeld in de overlegwet. Die geeft huurders het recht om te worden geïnformeerd over het beleid van de verhuurder en het recht om onderwerpen te agenderen. De positie van huurders wordt verder versterkt met de novelle op de herzieningswet Woningwet, waardoor huurders onder meer het recht krijgen een verzoek tot enquête in te dienen. Corporaties worden verplicht overleg te voeren met huurdersorganisaties en bewonerscommissies over een overzicht van hun voorgenomen werkzaamheden. Dat heeft te maken met prestatieafspraken. Die novelle op de herzieningswet wordt dit najaar in de Tweede Kamer behandeld.  Daarmee heb ik geprobeerd alle vragen over onderwerpen die raken aan het financieel, budgettair en economisch beleid van het kabinet te beantwoorden.  Dan kom ik bij het sociaal beleid. Er is een aantal vragen gesteld die weer de koopkracht raken. Onder anderen de heer Van der Staaij vroeg aandacht voor de portemonnee van de alleenverdiener. Alleenverdieners met een modaal inkomen zijn een kleine groep, maar toch. Die zie je ook terug in de standaardkoopkrachttabel. Dat is op zichzelf een beperkt groepje, maar hij zit in de standaardkoopkrachttabel en springt er dus ook uit, maar nogmaals, die is in omvang beperkt. Wij moeten wel vaststellen dat dat groepje er in koopkracht echt op achteruitgaat. Als je echter gaat kijken naar alle alleenverdieners, dan is er een heel ander beeld. Dan blijkt dat 70% van de werkende alleenverdieners er volgend jaar op vooruitgaan. Van alle alleenverdieners gaat 70% er volgend jaar in koopkracht op vooruit. Wij hebben ter ondersteuning van de alleenverdieners met een modaal inkomen besloten om het afbouwpercentage van het kindgebonden budget te verlagen. Ik zeg toe dat het kabinet bij de herziening van het toeslagenstelsel, ook in het kader van de hele fiscale stelselherziening, en bij de herziening van de kindregelingen, waar wij ongetwijfeld nog nader over komen te spreken, bijzondere aandacht zal hebben voor de positie van de alleenverdiener. Dit voornemen staat ook precies zo op pagina 20 van de Miljoenennota, zodat wij op dit thema kunnen terugkomen.  De heer Roemer (SP): Kan de premier Nederland uitleggen waarom er in de troonrede niet één keer aandacht is besteed aan het fenomeen "armoede in Nederland"? Meer dan een miljoen mensen leven dag in, dag uit onder de armoedegrens. 400.000 kinderen leven onder de armoedegrens. Hoe kan het dat dat geen issue is geweest in de troonrede en dus niet bij het kabinet?  Minister Rutte: Armoede betekent altijd: geen toegang hebben tot de regelingen. Dan heb je geen bijstand aangevraagd, terwijl je er recht op had. Als je toegang hebt tot de regelingen en je bijvoorbeeld een bijstandsuitkering hebt, dan heb je een laag inkomen. Onze bijstandsuitkering behoort overigens tot de hoogste van de wereld, maar natuurlijk is dat geen vetpot; dat geef ik onmiddellijk toe. Voor iemand die alleen AOW heeft, is het ook geen vetpot. Maar de snelste manier om uit een situatie van een laag inkomen, bijstand of werkloosheid te komen is een baan krijgen. De snelste inkomensverbetering is een baan. Daarom dat alles in de troonrede gericht was op koers houden in onzekere tijden, met twee onderleggers: de veerkracht van onze rechtsstaat, waar wij later nog nader over komen te spreken, en de veerkracht van onze economie, het op gang brengen van de banenmotor.  De heer Roemer (SP): De premier moet zich eigenlijk schamen. Sinds Rutte I is de werkloosheid alleen maar fors opgelopen. Sinds Rutte I is het aantal mensen onder de armoedegrens fors gegroeid. Sinds Rutte I zijn de rijen voor de voedselbanken enorm gegroeid. Het enige wat de premier daartegenover stelt, is dat mensen een baan moeten zien te krijgen die er niet is. We laten ze dus gewoon spartelen in de armoede, het is voor dit kabinet geen issue en we laten in de troonrede nul keer het woord "armoede" vallen, laat staan dat we deze mensen een serieus perspectief bieden. Ik vind echt dat de premier zich zou moeten schamen dat hij dat hier niet corrigeert.  Minister Rutte: Met dit beeld dat de heer Roemer hier schetst, ben ik het oprecht oneens. Dat zie je terug in alle maatregelen die het kabinet neemt om de koopkracht van mensen met een laag inkomen zo goed mogelijk op peil te houden om er zo voor te zorgen dat onze uitkeringen betaalbaar blijven. Nogmaals, de uitkeringen, die tot de verworvenheden van ons land behoren en die horen bij beschaving, behoren tot de hoogste in de wereld. Ik geef onmiddellijk toe dat de bijstand absoluut geen vetpot is. Dan ben je soms aangewezen op bijzondere bijstand, voor het doen van allerlei bijzondere betalingen. Maar wij hebben daarvoor in Nederland een fatsoenlijk stelsel. Alles wat we doen, is erop gericht om dat stelsel overeind te houden en om de koopkracht van deze groep mensen zo goed mogelijk overeind te houden. Als er schuldenproblemen zijn, zorgen we ervoor dat we die kunnen lenigen.  De heer Roemer (SP): Nederland heeft niks aan mooie woorden. Reageer nou eens op de feiten. Sinds Rutte I is het aantal werklozen opgelopen. Sinds Rutte I zijn de rijen bij de voedselbank gegroeid. Het aantal mensen met een betalingsregeling als het gaat om de zorgpremie is fors gestegen. 320.000 mensen hebben een bewindvoerder, omdat ze de premies niet meer kunnen betalen, waarvoor ze zelfs nog een boete krijgen. Het aantal kinderen dat onder de armoedegrens moet opgroeien, is vergroot.  De voorzitter: Uw vraag?  De heer Roemer (SP): Reageer daar nou eens op. U kunt wel zeggen dat u van alles probeert, maar de feiten zijn dat sinds Rutte I het er alleen maar erger op is geworden: meer dan een miljoen mensen onder de armoedegrens en geen perspectief.  Minister Rutte: Dan moet de heer Roemer ook het hele verhaal vertellen. In 2015 voegen wij nog eens 100 miljoen structureel toe aan het armoedebeleid. We doen er dus alles aan. Er zullen altijd individuele gevallen zijn waarin mensen, soms buiten hun schuld en soms door hun uitgavenpatroon in de problemen komen. Sorry, mijnheer Roemer, maar er zijn ook mensen die simpelweg een te hoog uitgavenpatroon hebben ten opzichte van hun inkomen. Maar er zijn ook gezinnen die echt van alles doen om de zaak overeind te houden om ervoor te zorgen dat zoonlief een cadeautje mee kan nemen als hij bij een jarig vriendje gaat spelen. Ik weet dat dat soms heel erg moeilijk is. Ik denk dat dit kabinet en dit land daarmee op een heel fatsoenlijke manier omgaan. Verder is het waar — dat ben ik eens met de heer Roemer — dat er mensen toch in de problemen komen. Met maatwerk en met fatsoenlijk beleid van de sociale diensten en de schuldhulpverlening moeten we daar alles aan doen. Dat gebeurt in Nederland. We zijn een fatsoenlijk land. Er zullen altijd mensen zijn die daarop zijn aangewezen.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik kom nog even terug op het punt van de alleenverdiener. De minister gaf aan het vervelend te vinden dat er een groep uitspringt qua koopkrachtverlies. Maar 70% van de alleenverdieners gaat er wel op vooruit. Hoe komt het dat de groep rond modaal er zo specifiek op achteruit gaat? Wat zijn de mogelijkheden om daaraan verder nog wat te doen?  Minister Rutte: Deze groep wordt geraakt door de afbouw van de zorgtoeslag. Daarom is het niet mogelijk, daaraan op korte termijn iets te doen. Je kunt die groep heel moeilijk bereiken met andere maatregelen. Vandaar dat gelukkig 70% van de werkende alleenverdieners erop vooruitgaat. Maar voor de groep die in de standaard koopkrachttabel zit, geldt dat de afbouw van het kindgebonden budget daarbij ook niet helpt. Je ziet dat enkele maatregelen daarbij op elkaar inwerken. Het is heel lastig om die groep met gerichte koopkrachtverbeteringsmaatregelen te bereiken.  De heer Van der Staaij (SGP): Dat begrijp ik. Daarom ben ik ook blij met de toezegging van de minister-president dat het kabinet daar nadrukkelijk oog voor wil houden, ook ten aanzien van de herziening van de toeslagen, het fiscale stelsel en het kindgebonden budget. Maar nog even om te proeven: is dit meer dan een algemene bezwering en is er ook echt oog voor? Wat gaat dat dus echt opleveren?  Minister Rutte: Wil je deze specifieke groep, modale alleenverdieners met kinderen, verder kunnen bereiken om ervoor te zorgen dat de koopkrachtdaling afneemt, dan lukt dat niet met het traditionele koopkrachtreparatie-instrument. Zover die mogelijkheden er zijn, hebben we die maximaal ingezet. Je moet het dan meenemen in de wijze waarop je de kindregelingen vormgeeft. Ook heeft het te maken met het vraagstuk van het toeslagenstelsel en het bredere fiscale stelsel. In de samenhang van die drie instrumenten zul je dus moeten zoeken naar wegen om ervoor te zorgen dat deze groep niet door het ijs zakt. Die groep springt er nu namelijk echt lelijk uit met meer dan 2% koopkrachtdaling; daar moeten we gewoon eerlijk over zijn.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik dank de minister-president voor die benadering, maar hoe voorkomen we dat die groep uiteindelijk toch weer door het ijs dreigt te zakken omdat we zeggen: het is lastig bij het belastingstelsel en het is lastig bij de kindregelingen. Op welk moment kunnen we een terugkoppeling krijgen in de zin van: als we alle instrumenten op een rij zetten, dan is dat de beste route om iets voor die groep te doen?  Minister Rutte: Het voornemen, zoals ook geformuleerd in de Miljoenennota, is om dat in 2015 te doen. Dat zullen we toch moeten meenemen in de augustusbesluitvorming. Het wordt dus augustus volgend jaar, als we het koopkrachtbeeld voor 2016 bepalen. Daarin zal het moeten worden betrokken. Ik heb zo'n vermoeden dat de heer Van der Staaij daarbij aan tafel zit en terecht bijzondere aandacht voor deze groep zal vragen. We hebben toegezegd om de volgende keer echt een poging te doen om dit koopkrachtbeeld te vermijden. Het is echter moeilijk, technisch ingewikkeld.  De heer Roemer (SP): Mensen die in die situatie zitten, die kopen hier niks voor. Sterker nog: er zijn mensen die niets meer te kopen hebben. Laat ik het voorbeeld van mevrouw De Vries noemen. Mevrouw De Vries heeft een kind en zit in de bijstand. De minister-president zei zelf al dat dit geen vetpot is. Zij gaat er €312 netto op achteruit. Dat geld heeft ze niet, verre van dat zelfs. Wat heeft de minister-president het kind van mevrouw De Vries nou te bieden?  Minister Rutte: In de eerste plaats hebben we in Nederland de bijstandsnorm. Als mevrouw De Vries dus door de ondergrens van 95% van het sociaal minimum zou zakken — daar heeft iedereen recht op, zelfs mensen die in de schuldhulpverlening zitten — dan moet de sociale dienst daar specifiek naar kijken, want dan gaat er iets mis. Daar is nog niet eens de bijzondere bijstand voor; daar zijn de normale bijstandsregels voor. Daarnaast hebben we het armoedebeleid dat speciaal is gericht op situaties met kinderen. Daar is extra geld aan toegevoegd. De bijzondere bijstand kan dus mogelijk ook een rol spelen. Ik ken natuurlijk niet precies het inkomensplaatje van mevrouw De Vries en weet dus niet waardoor haar netto-inkomen zo achteruit is gegaan, maar zij kan nooit onder de grens van 95% van de norm zakken, zelfs niet als alle plagen, onder andere schuldhulpverlening, bij elkaar zouden komen. Die 95% is generiek, en voor specifieke omstandigheden is er de bijzondere bijstand.  De heer Roemer (SP): Laten we het niet hebben over de dingen die over de schutting naar anderen worden gegooid. Het kabinetsbeleid, zie de Nibud-cijfers, is er verantwoordelijk voor dat een alleenstaande in de bijstand met een kind — dat is dus niet alleen mevrouw De Vries —- er €312 op achteruitgaat. De premier steigert als ik het heb over villasubsidies of over vermogens, maar hij pakt een alleenstaande moeder in de bijstand met een kind €312 af. Dat geld heeft ze niet en ze moet het dus maar uitzoeken en ergens anders gaan lopen bedelen.  Minister Rutte: Uit de koopkrachtcijfers blijkt dat een paar met kinderen op het sociale minimum er 0,75% op vooruitgaat. Een alleenstaande gaat er 0,5% op achteruit. Het is dus heel lastig om alleen naar mevrouw De Vries te kijken. Ik respecteer het voorbeeld, maar nogmaals: ik heb een paar piketpalen geslagen. Een daarvan betreft de afspraken in Nederland over het sociaal minimum. Dat is niet verlaagd. Dat stijgt gewoon mee met de WML. De tweede is de bijzondere bijstand, voor als het toch komt, niet door een generieke situatie maar door — in haar geval — een aantal specifieke omstandigheden. Voor de koopkracht van deze groep is er sprake van 0,5% verslechtering. Daar kan ik geen €312 uit bakken.  De heer Roemer (SP): De premier maakt het individueel, maar uit de Nibud-cijfers is duidelijk geworden dat alleenstaanden met één kind in de bijstand er allemaal €312 op achteruitgaan. Het is niet alleen mevrouw De Vries. Het interesseert de premier nauwelijks. Ze moet het maar uitzoeken. Ze gaat maar naar de gemeente, naar de kerk of naar weet ik wat. Hij neemt er niet de verantwoordelijkheid voor dat dit door het regeringsbeleid komt.  Minister Rutte: Ik verwijs naar het vorige antwoord. Het sociaal minimum is het sociaal minimum. Daar kan ze niet onder zakken.  Ik kom bij de koopkracht van ouderen, waar veel vragen over zijn gesteld. Laat ik er allereerst het volgende over zeggen. Ik realiseer me dat het absoluut zo is dat veel ouderen reële pijn ervaren van achterblijvende pensioenindexatie en van de veranderingen in de zorg. Daar doe ik niets aan af. Dat is mijn eerste opmerking met betrekking tot de koopkracht van ouderen. Ouderen worden dus zeker geraakt door de crisis, maar het beeld is echt onvolledig. Nederland is door de crisis collectief armer geworden. Werknemers raakten hun baan kwijt, zzp'ers verloren opdrachten, jongeren kwamen niet aan de slag en, inderdaad, ouderen werden gekort op hun pensioen. Dat deelden we in Nederland. Tegelijkertijd is de inkomenspositie van ouderen in de afgelopen twee decennia verbeterd ten opzichte van die van huishoudens van personen onder de 65 jaar. Tussen 1990 en 2012 is het inkomen van ouderen gestegen met 25%, terwijl het inkomen van huishoudens van personen tussen de 45 en 65 jaar is gestegen met 14%. Het is dus 25% versus 14%. Ook de vermogenspositie van ouderen is aanzienlijk verbeterd. De kans op armoede onder ouderen is het laagste van alle leeftijdsgroepen. Van de ouderen had 4,4,% in 2012 een inkomen onder de lage-inkomensgrens, terwijl dat voor alle huishoudens in Nederland meer dan het dubbele was, namelijk 8,9%. Ook internationaal vergeleken is de armoede onder ouderen in Nederland zeer laag. Dat zijn de feiten. Ik begon echter met de opmerking dat ik me realiseer dat veel ouderen inderdaad de pijn van de crisis, de achterblijvende pensioenindexatie en de zorg ervaren.  Ten slotte, voorzitter, zeg ik nog iets over de pensioenen, en dan maak ik graag de weg vrij voor de heer Wilders om een vraag te stellen. Ik denk dat we verschrikkelijk moeten oppassen. Ik heb gisteren voorstellen gehoord waarin werd gesteld: de pensioenen moeten gewoon worden geïndexeerd. Het is uiterst onverstandig om dat in algemene zin te zeggen. Je moet ervoor zorgen, en het kabinet doet dat met het nieuwe financieel toetsingskader, dat er wordt geïndexeerd als dat kan. Het nieuwe financieel toetsingskader doet twee dingen. Het zorgt ervoor dat, als een pensioenfonds problemen heeft, het minder snel hoeft terug te schakelen. Het zorgt er ook voor dat, als een pensioenfonds meer ruimte heeft, er niet onmiddellijk wordt bijgeschakeld, om te voorkomen dat jongeren later niet ook dezelfde mogelijkheden hebben. Er zit een basale solidariteit in het pensioenstelsel. Partijen die er nu voor pleiten om gewoon door te indexeren, ongeacht de vraag wat dat later betekent voor de pensioenuitkering aan jongeren, nemen een enorm risico met het hele pensioenstelsel, dat behoort tot de beste ter wereld. Ik wil er echt voor waarschuwen, want ik heb daar gisteren in een aantal bijdragen te makkelijke dingen over gehoord.  De heer Wilders (PVV): De ouderen in Nederland worden als vuil behandeld. Ik kan het niet anders formuleren. Vandaag staat in een ochtendkrant een brief van mijnheer of mevrouw Berings uit Utrecht. Ze zegt dat ze als oud vuil wordt behandeld door een regering die nota bene wordt gesteund door de sociaaldemocraten. Ik heb, zo geeft ze aan, sinds 2008 geen indexering meer gehad. Ze heeft een probleem met haar vaten en haar vaatspecialist zei: kom maar niet meer terug, want je wordt vanwege je leeftijd toch niet meer geopereerd. We kennen al de voorbeelden van ouderen die met een luier om in het verzorgingshuis zitten, en dan hebben ze nog geluk dát ze in het verzorgingshuis zitten. We kennen de voorbeelden van de ouderen die soms acht maanden geen douchebeurt hebben gehad maar met een washandje ervan afkomen. Dat zit allemaal misschien niet in de koopkrachtplaatjes, maar de mensen worden als vuil behandeld. De beschaving van een land, zo heb ik altijd geleerd, kun je aflezen aan de manier waarop met de ouderen wordt omgegaan.  En dat is natuurlijk ook de koopkracht. Ik vind dat er moet worden geïndexeerd. Dat nieuwe financieel toetsingskader is veel te streng. Het kan misschien niet voor iedereen, maar als je die verstrenging achterwege laat, kunnen de pensioenen voor veel meer mensen worden geïndexeerd. We kunnen de verzorgingshuizen open houden. We kunnen de zorgpremie omlaag doen. Kortom: houd alstublieft op met die verhalen die niet deugen. We behandelen de ouderen in ons land als grofvuil en de eerste de beste asielzoeker krijgt gratis zorg, een woning en alles gratis. Daar moeten we een keer mee ophouden.  Minister Rutte: Ik heb toch wel een paar reacties op dit betoog. Om te beginnen op het laatste deel, dat ook raakt aan het slot van mijn opmerking, voor ik de heer Wilders de ruimte gaf om te reageren. Dat ging over de pensioenfondsen. Wat het kabinet nou juist doet — daar zouden de heer Wilders en anderen toch voor moeten zijn — is pensioenfondsen de mogelijkheid geven om financiële tegenvallers over een langere periode te spreiden. En dat betekent dus juist dat in slechte tijden de koopkracht van ouderen wordt beschermd. Dat is een verbetering ten aanzien van de positie van ouderen. Tegelijkertijd zeggen we: als er financiële meevallers zijn, worden die ook in de tijd gespreid, om te voorkomen dat de rekening van een eventuele inhaalindexatie onevenredig bij de werkenden wordt gelegd. Dit was mijn opmerking aan het slot van mijn betoog zojuist. Het is cruciaal, want als je dit niet doet, dan haal je de fundamentele solidariteit onder het pensioenstelsel weg. Een tweede opmerking is: ja, mijnheer Wilders, overal waar gewerkt wordt, ook in de zorg, zullen fouten gemaakt worden. Maar de manier waarop de heer Wilders al die zorgmedewerkers, die iedere dag respectvol hun werk doen, die proberen hun professie op een goede manier uit te oefenen, hier wegzet alsof al die mensen die werken in verpleeghuizen en verzorgingshuizen ongelofelijk slecht werk leveren, werp ik verre van mij. Ik heb groot respect voor alle mensen die in Nederland in de zorg werken.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is, denk ik, een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zeker het kabinet, maar ook de Kamer, om een pensioenstelsel te hebben dat houdbaar is. Het financieel toetsingskader dat nu wordt voorgesteld is misschien wel het strengste ter wereld. Het CDA roept het kabinet daarom op om in de zoektocht naar het meest rechtvaardige en het meest zuivere systeem naar andere landen te kijken. Geen land ter wereld is zo streng als Nederland. Dat zou ik dus willen aanpassen. De tweede reden is dat verzekeraars een veel minder strenge eis krijgen, terwijl zij ook pensioenen uitkeren. Het voorstel van het CDA is dus om dat toetsingskader zo vast te stellen dat het reëel is, bijvoorbeeld 105% en niet 110%, zodat het niet extreem is ten aanzien van andere landen en ook reëel ten opzichte van verzekeraars. Dan treft het ook de ouderen niet met kortingen die niet nodig zijn.  Minister Rutte: Het CDA neemt hier hypotheken op de toekomst. Ik vind dat echt onverstandig. Daar komen nog de effecten van de CDA-tegenbegroting bij — ik zei het net en ik herhaal het toch nog maar een keer — die ook nog eens een keer een enorme greep doen in de koopkracht van ouderen. Maar dat parkeer ik even voor later. Ik vind het onverstandig. Wat je hiermee doet, is een hypotheek nemen op de toekomst. De verzekeraars krijgen te maken met weer heel andere eisen uit Solvency et cetera. Dus het is geen ongelijk speelveld. En ik denk juist dat de kracht van het ftk is, dat het ervoor zorgt dat de belangen van de verschillende generaties veel beter worden geborgd en dat, als het slechter gaat, een pensioenfonds niet onmiddellijk hoeft te gaan korten. En dat is anders dan op dit moment. Ons pensioenstelsel is een van de allerbeste ter wereld. De hele wereld komt kijken naar ons pensioenstelsel, en dat is omdat we het in Nederland gewoon ongelooflijk goed georganiseerd hebben.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat was zo, maar inmiddels blijken wij net zulke problemen te hebben als andere landen als het gaat om de combinatie van enerzijds de zekerheid van de toekomst en anderzijds de zekerheid van nu. Nog eenmaal: mijn oproep aan het kabinet is niet om toetsingskaders los te laten, of naar nul te gaan, maar om een reëel niveau te zoeken dat niet alleen voor de verre toekomst van belang is. Zo'n niveau wordt ook in het buitenland gehanteerd; blijkbaar kan het daar ook. Natuurlijk is dat de kern, maar het niveau moet niet in z'n overdrive schieten, zoals nu.  Minister Rutte: Ik meen dat het voorstel dat er ligt juist de balans zoekt tussen de verschillende generaties. Dat heeft ook te maken met de gemiddelde dekkingsgraad. Ik waarschuw er echt voor dat als je daar verder aan afdoet, er op korte termijn het effect ontstaat dat je iets langer zou kunnen indexeren, maar dat ouderen, én de jongeren, uiteindelijk het enorme risico lopen dat de pensioenfondsen door het ijs zakken en dan ben je de hele solidariteit in het stelsel kwijt. Want waarom zouden jongeren dan nog willen inleggen in die pensioenfondsen? Het is juist fantastisch dat we dit stelsel in Nederland hebben en dat er een heel breed draagvlak voor is. Ik heb wel eens vaker gezegd dat liberalen dit stelsel kunnen accepteren — om allerlei redenen — maar dat geldt ook voor de conventionelen en de sociaaldemocraten. Het is een heel bijzonder stelsel dat voor al deze politieke stromingen best uitdagend is om goed uit te leggen, maar de optelsom is een succesnummer.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik heb drie punten. Voor het eerste kan ik me gemakshalve aansluiten bij wat het CDA zei, namelijk dat het toetsingskader echt iets soepeler kan. Dat zou heel veel mensen helpen. Bepaalde pensioenfondsen zouden dan — dat zeggen ze zelf — ook kunnen gaan indexeren. Ik zeg niet dat ze moeten indexeren, maar het zou wel kunnen. Er komt dan meer geld ter beschikking en dat is ook goed voor de economie. Mijn tweede punt: er wordt iedere keer genoemd dat ouderen gemiddeld rijker zouden zijn, maar vergeet nou niet dat steeds meer mannen en vrouwen de afgelopen jaren samen voor hun pensioen zijn gaan sparen. Dat hebben ze dus zelf bijeengebracht. Daardoor zijn de ouderen van nu inderdaad gemiddeld rijker dan de ouderen van zoveel jaar geleden. Maar als je kijkt naar iemand die nu 80 jaar is, en wat die er in inkomen op voor- of achteruit is gegaan ten opzichte van tien jaar geleden, dan is die er juist op achteruit gegaan. Heel veel mensen met alleen een AOW, en misschien een klein aanvullend pensioen, staat het water tot aan de lippen. Het derde punt gaat over de jongeren. Waarom hebben we ervoor gekozen om het opbouwpercentage voor de jongeren te verlagen? Dat is dom geweest en dat hadden we nooit moeten doen.  Minister Rutte: De vermogenspositie van ouderen is echt zeer verbeterd. Zelfs als je rekening houdt met de gedaalde huizenprijzen is het doorsneevermogen van ouderen meer dan verviervoudigd, terwijl het doorsneevermogen van huishoudens onder de 45 jaar is afgenomen. Ik zei al dat de kans op armoede meer dan de helft kleiner is: 4,4% versus werkenden 8,9%, of alle huishoudens 8,9%. De heer Krol en anderen zeiden gisteren dat ouderen reële pijn ervaren door het feit dat er niet geïndexeerd wordt en door het feit dat er veranderingen in de zorg zijn. Ik doe er niks aan af. Ik accepteer dat. We doen er alles aan om die effecten zo veel mogelijk te beperken, maar we moeten wel alle feiten goed op een rij zetten. De heer Krol vertegenwoordigt een van de 50PLUS-partijen maar, naar ik hoop, is hij toch ook van de groep van 50-min. Het is onze taak als politici om afwegingen te maken voor alle generaties en om zo goed mogelijke keuzes te maken binnen de schaarste die er onvermijdelijk is. Daarbij moeten we ook proberen te voorkomen dat we maatregelen nemen voor één groep die daarmee op korte termijn wordt bevoordeeld. Ik begrijp het op zichzelf wel en ik zou ook de neiging hebben om te zeggen: doe nou die indexatie en verlaag die dekkingsgraad. Ik doe dat echter niet omdat ik het ook onze taak vind om als politici keuzes te maken in schaarste en ervoor te zorgen dat alle generaties uiteindelijk gebruik kunnen blijven maken van het pensioenstelsel.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik probeer het nog één keer. Ik weet dat de boodschap niet echt aankomt, maar vooruit, nog een ultieme poging. Als er mensen zijn die meer geld hebben dan een ander, dan moet je ze aanpakken omdat ze bredere schouders hebben. Maar pak ze niet aan vanwege hun leeftijd. Er is een te grote groep ouderen die echt zo krap zit, dat we daarnaar moeten kijken. Die ouderen komen er in deze cijfers van dit kabinet heel bekaaid af. Dus niet onderscheid maken tussen jong en oud, want anders krijgen we een tegenstelling die u en ik niet willen, maar laten we kijken naar die mensen die iets extra's kunnen bijdragen. Dat zijn echt de mensen met een hoog inkomen, los van de vraag of ze jong of oud zijn.  Minister Rutte: Ook bij ouderen geldt dat de bredere schouders de zwaardere lasten dragen. Dat is echt ook bij de ouderen zo. Ook bij de maatregelen die we de komende jaren nemen, is dat het geval. Daar past ook bij een fair, een eerlijk systeem. Het is niet zo dat de mensen met de smalle schouders hier de zwaarste lasten dragen; het zijn de mensen met de bredere schouders die de zwaardere lasten dragen.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Helemaal tot slot. Ik heb gelukkig het afgelopen halfjaar mee kunnen draaien in Eindhoven met het Ouderen Appèl. Daar heb ik heel veel ouderen ontmoet die het de afgelopen tijd echt steeds slechter hebben gekregen, die geen cadeautje meer kunnen kopen voor hun kleinkinderen en die 's middags niet eens meer naar de kantine kunnen gaan om een kopje koffie te drinken, waardoor ook de vereenzaming nog eens toeneemt.  Minister Rutte: Hierbij speelt overigens nog wel een specifiek probleem — dat weet ik ook nog wel uit mijn tijd als staatsecretaris van Sociale Zaken — namelijk dat ouderen waar ze echt te maken hebben met armoede en een inkomenspositie die onder het acceptabele niveau ligt, wellicht ook wel door individuele omstandigheden, de weg naar de bijzondere bijstand niet weten te vinden. Dat kan zijn uit trots of om allerlei andere redenen. Het wél wijzen van die weg is dan belangrijk. Ook daar kunnen we met z'n allen aan bijdragen.  De heer Roemer (SP): Ik wil nog een facet van die strengere eisen op tafel leggen. Ook ik ben van mening dat die eisen op dit moment echt doorgeslagen zijn. Waarom heeft de premier niet in de afweging meegenomen dat de meeste pensioenfondsen in de afgelopen tijd, waarin er sprake was van een zware crisis, bewezen hebben de boel fors snel op orde te kunnen krijgen. Deze maatregel komt er nu, terwijl de fondsen hebben bewezen het goed te kunnen. En nu pak je zo verschrikkelijk veel mensen door een overdaad die niet nodig is.  Minister Rutte: Als pensioenfondsen groeien, als ze goed beleggen en de dekkingsgraad omhooggaat, dan ontstaat er ook weer ruimte voor indexatie. Het is niet zo dat wij zeggen dat een pensioenfonds niet mag indexeren. Wij zeggen: je mag indexeren als je aan bepaalde financiële eisen voldoet, zodanig dat het ook verstandig is. We nemen nu juist maatregelen om als het een keer tegenzit, we niet onmiddellijk het pensioenfonds behoeven te dwingen om de indexatie of gedeeltelijke indexatie te stoppen. We zoeken daarin juist een balans.  De heer Roemer (SP): Die is er dus niet, want dankzij deze maatregel is het indexeren feitelijk voor ongeveer tien tot vijftien jaar uitgesloten. Dat zal de realiteit zijn van het beleid waarvoor gekozen wordt. Daarom zullen deze extra strenge eisen van tafel moeten. Ik hoop dat de premier dat alsnog wil overwegen.  Minister Rutte: Dat valt wel onder de rubriek "onzin". Dit doet namelijk vermoeden dat de heer Roemer de rentetarieven en de beleggingsresultaten precies kan voorspellen. Dit is echt niet waar.  De heer Wilders (PVV): Voorzitter, als u mij toestaat nog even een nabrander, want ik kan hier zo ontzettend boos over worden. De minister-president, met al zijn macrocijfers die zijn ambtenaren voor hem opgeschreven hebben, realiseert zich niet hoeveel ouderen er in Nederland zijn die gewoon van een paar honderd euro, soms van een paar tientjes moeten rondkomen, die gewoon geen thuiszorg meer hebben of een plek om naartoe gaan en die het nauwelijks kunnen rooien. Handen af van die mensen, afblijven! Gewoon indexeren die pensioenen! Er zijn ook ouderen die wat meer geld hebben. Zeker, maar die hebben er misschien hun hele leven voor gespaard of die hebben hun huis voor een deel afbetaald. Ja, dat doe je soms als je spaart. Als je je geld niet opmaakt en spaart, moet je daar niet voor gestraft worden. Handen af van de ouderen! Ik vind het echt ongelofelijk hoe de minister-president ermee omgaat. Als dat zo blijft — en dat is geen politiek spelletje — zeggen wij het vertrouwen in deze minister-president op. Want zo met ouderen omgaan, het is een schande.  Minister Rutte: Om te beginnen realiseer ik mij — ik zei dat eerder in een reactie op de heer Wilders — dat er ouderen zijn in Nederland die het zwaar hebben. Ik ben daarmee begonnen, ik heb dat in een betoog herhaald en ik zeg dat opnieuw. Er zijn ouderen in Nederland die het door een samenstel van factoren en omstandigheden zwaar hebben. Dan is het van het grootste belang dat wij er met elkaar staan — die voorzieningen zijn er ook gelukkig — om in die omstandigheden ervoor te zorgen dat zij op een fatsoenlijke manier kunnen leven. Dat ten eerste. Ten tweede is de AOW welvaarts- en waardevast in Nederland. Dat is een verworvenheid. Sinds Drees hebben wij dat altijd met elkaar overeind gehouden. Ook toen de heer Wilders regeringsverantwoordelijkheid droeg, was dat een belangrijk punt voor hem en voor ons allemaal. Ten derde zijn er, voor zover sprake is van een situatie waarin ouderen in de problemen zijn, de voorzieningen en moeten wij ervoor zorgen dat zij daarvan gebruikmaken om te voorkomen dat er individueel dingen gebeuren. De plannen voor de langdurige zorg en het wegnemen van de eigen bijdrage, die nu nodig is, als de AWBZ opgaat in de Wet langdurige zorg, hebben juist voor ouderen ook effect op hun inkomen en op hun bezit, in positieve zin, juist omdat wij het van belang vinden om daar op een rechtvaardige manier mee om te gaan. Ik meen werkelijk dat wij erin slagen, als Kamer en als kabinet, om een goede balans te zoeken. Nogmaals, ik sluit ermee af en ik begon ermee: ik realiseer mij dat er individuele ouderen zijn die ondanks al deze goede bedoelingen met het beleid in de problemen zitten. Wij zijn ertoe gehouden om er alles aan te doen om hun de weg te wijzen naar de voorzieningen om hen te ondersteunen. Maar wij moeten daar geen politieke munt uit slaan en al helemaal niet de fout maken om tegen die achtergrond ervoor te pleiten om de pensioenfondsen hun gang te laten gaan, met als gevolg dat zowel voor de ouderen als voor de jongeren die pensioenfondsen in de problemen komen. Dat zou het slechtst denkbare antwoord zijn.  Er zijn vragen gesteld over het praktijkonderwijs. Gelukkig komt, anders dan de vragen deden vermoeden, het grootste deel van de leerlingen in het praktijkonderwijs goed terecht. Een derde stroomt door naar de arbeidsmarkt, een derde stroomt door naar het mbo en de resterende groep is heel divers. Sommigen stromen door naar een andere vorm van onderwijs, anderen zijn aangewezen op voorzieningen. Wij willen niet dat deze groep verdwijnt in een uitkering, wij willen dat ze naar school gaan en aan het werk komen. Daarom nemen wij ook allerlei maatregelen. De doorstroom van het praktijkonderwijs naar het mbo wordt vergemakkelijkt. Er is een plan van aanpak voor kwetsbare jongeren waarin de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt één van de belangrijkste aandachtspunten is, inclusief het belang van regionale samenwerking en arbeidstoeleiding. Er wordt ingezet op het creëren van effectieve routes vanuit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs naar de arbeidsmarkt. Een voorbeeld van zo'n project is Boris. Dat is een succesvol project. Door de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt een makelaarsfunctie gecreëerd tussen het onderwijs, de gemeente en de arbeidsmarkt. Er is een intensieve begeleiding van leerlingen uit onder andere het praktijkonderwijs naar een passende arbeidsplaats. Vervolgens wordt een leerling op de werkplek ook nog enige tijd begeleid, zodat daadwerkelijk sprake is van een structurele oplossing. Als sluitstuk hebben wij afspraken gemaakt in het kader van de Participatiewet en de banenafspraak met werkgevers over meer kansen om aan de slag te komen op de arbeidsmarkt.  De heer Roemer (SP): Dit is ver van de waarheid af. Het spijt mij zeer dat de minister-president deze informatie heeft gekregen om hier uit te spreken. Allereerst zegt hij dat een doorstroom mogelijk is naar het roc. Ik heb juist aangekaart dat met de nieuwe reken- en taaltoets voor roc-niveau 2 al deze leerlingen daar niet meer terechtkomen. Die betekent namelijk dat zij die toets niet zullen halen. Zij zijn mensen die een vak willen leren en een-op-een — dat is de praktijk — die toets en dus roc-niveau 2 niet kunnen halen. Die groep valt dus weg. Bij een andere groep zul je zien dat de begeleiding door de gemeente fors minder wordt. Ik ben op diverse werkplekken geweest, ook in Enschede. Daar is een prachtige plek waar jongeren die je niet op de hoek van de straat zou willen zien staan, worden begeleid en discipline aangeleerd krijgen. Dat wordt ongeveer wegbezuinigd. Jongeren die na een opleiding een baan willen vinden, komen niet verder dan een of twee keer een tijdelijk contract. Daarna vallen ze weg uit de begeleiding van het praktijkonderwijs. Dan zijn ze te duur. Ze belanden allemaal thuis bij hun ouders of in de bijstand. Dat is de harde werkelijkheid door de nieuwe maatregelen die in de begroting voor 2015 staan. Ik adviseer de premier om dit nog eens opnieuw te bekijken en te heroverwegen en in tweede termijn met een beter antwoord te komen.  Minister Rutte: Ik geef zelf les in het praktijkonderwijs, dus ik zie wat daar gebeurt. Ik zie ook hoe ingewikkeld het is om kinderen uiteindelijk naar het roc te krijgen of, als dat nodig is, direct vanuit het praktijkonderwijs aan de slag te krijgen. Er zijn ongelooflijk hardwerkende mensen bezig om stageplekken te vinden en de kinderen vervolgens aan de slag te helpen. Ze kunnen vanuit het praktijkonderwijs naar de entreeopleiding op het mbo, de vroegere AKA-opleiding. Op dit moment kijken we naar het probleem dat zich inderdaad af en toe voordoet met de taal- en rekentoets, zodat het taal- en rekenniveau geen belemmering hoeft te zijn. Daarnaar wordt gekeken, omdat je natuurlijk probeert om alle belemmeringen weg te halen. Ik wil voorkomen dat we hier een tegenstelling suggereren. De heer Roemer en ik zullen het in het debat van vandaag niet zo vaak eens zijn, maar hierover dan toch wel. We zijn het erover eens dat het ontzettend belangrijk is dat juist deze jongeren, die uiteindelijk zijn aangewezen op een opleiding beneden vmbo-niveau maar die wel een heel waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, gewoon aan de slag komen en niet in een uitkering terechtkomen. Ik heb alle maatregelen genoemd die we nemen. Er wordt gewerkt aan de entreeopleiding voor het mbo, de oude AKA. Alles wordt gedaan om dit voor elkaar te krijgen. Laten we nu niet proberen om elkaar op dit punt vliegen af te vangen.  De heer Roemer (SP): Als je niveau 2 van het roc wilt halen, moet je door de toetsing komen en dat gaat deze kinderen niet lukken. De premier zegt dat hij ze wil begeleiden naar werk. We zien juist dat er geen uitstroom meer mogelijk is naar daar waar er werk was. Veel kinderen uit het praktijkonderwijs vonden een baan in een sociale werkvoorziening. Dat is afgesloten. Veel van deze kinderen zijn afhankelijk van de Wajong. Dat is bijna onmogelijk gemaakt. Veel van deze kinderen kwamen, als ze het goed deden, bij ondersteunende diensten terecht, bijvoorbeeld in de zorg. Die zijn wegbezuinigd. Er is geen perspectief meer voor deze kinderen op een normale baan, op normale begeleiding of op een normale werkplek waar ze thuishoren, omdat dat allemaal is wegbezuinigd. Mijn vraag blijft of de premier dit opnieuw wil bekijken en of hij in tweede termijn met een echt fatsoenlijk antwoord wil komen. Datgene wat hij heeft gezegd, is klinkklare onzin.  Minister Rutte: Nee. De heer Roemer en ik zijn het zelfs eens, alleen maakt hij één fout. Hij gaat ervan uit dat al deze jongeren automatisch naar mbo 2 moeten kunnen doorstromen. Die eis is er niet. Dit is een groep waarvoor het waarschijnlijk niet mogelijk is om een startkwalificatie te halen op mbo 2-niveau. Er zullen altijd jongeren zijn die dat niet halen. In dit geval is dat geen ramp. Je moet er alleen wel voor zorgen dat deze jongeren zo goed mogelijk voorbereid op de arbeidsmarkt komen, op het niveau waarop zij een zinvolle bijdrage aan de samenleving kunnen leveren. Dat lukt in verreweg de meeste gevallen. Een derde stroomt door en een derde gaat rechtstreeks naar de arbeidsmarkt. Dan blijft er een derde over dat inderdaad is aangewezen op andere vormen van onderwijs. In het mbo is die voorziening er. Vroeger had je de opleiding arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. Nu heb je de entreeopleiding in het mbo, die drempelloos is. We kijken nu heel serieus naar de eisen die worden gesteld aan taal en rekenen, want dat is echt een reëel punt. Ik begrijp dat punt.  De voorzitter: Een korte vraag, mijnheer Roemer.  De heer Roemer (SP): Ik heb er een aantal genoemd. De praktijk is dat ze niet meer naar mbo 2-niveau gaan. De doorstroom naar ondersteunde werkzaamheden is wegbezuinigd. De praktijkschool zegt dat ze daar niet meer heen gaan. Een andere groep ging in de Wajong: die is afgesloten. De grootste groep moest een toekomst vinden in de sociale werkvoorziening: die is compleet afgesloten. Voor deze club is er geen perspectief. Ik vind het jammer dat de premier niet eens wil luisteren naar de signalen uit het praktijkonderwijs. Het is veel schrijnender dan hij hier durft te zeggen. Het is jammer dat hij er niet eens voor openstaat. Deze kinderen hebben geen perspectief door het beleid van dit kabinet.  Minister Rutte: Ik begrijp werkelijk niet waarom de heer Roemer probeert om een tegenstelling te creëren die er helemaal niet is. Bovendien heeft hij blijkbaar ook nog eens als doel om deze jongeren naar een uitkering te krijgen. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil dat deze jongeren op hun niveau aan de slag gaan. Daarom hebben we ook banenafspraken gemaakt met de werkgevers om juist deze groep aan de slag te helpen. We proberen ervoor te zorgen dat er voldoende banen zijn en dan niet per se in de klassieke sociale werkplaatsen. Ik heb het er vaak over gehad met de heer Roemer. We zijn samen zelfs tweeënhalf jaar geleden op werkbezoek geweest bij de sociale werkvoorziening om hiernaar te kijken. Ik vind het de kracht van onze aanpak dat we steeds meer banen weten te vinden in het reguliere bedrijfsleven, maar die zijn wel vaak voorzien van subsidie en ondersteuning omdat deze mensen niet onmiddellijk de normale verdiencapaciteit hebben. Al die arrangementen zijn nu mogelijk en dat vind ik de kracht van de aanpak die wij hebben gekozen. Laten we niet meteen vluchten in "ze moeten naar een uitkering", want dat is echt het slechtst denkbare alternatief.  De heer Slob (ChristenUnie): De minister-president spreekt over de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Is de minister-president ermee bekend dat één sector in het onderwijs in de problemen komt, doordat ze als enige een beperking in de groei heeft en ook nog eens een keer per leerling wordt gekort? Dat is het groene onderwijs. Vanaf de Universiteit van Wageningen tot en met het groene vmbo speelt dat probleem. Wat gaat het kabinet doen om dat probleem op te lossen?  Minister Rutte: Dat doen we door ervoor te zorgen dat het groene onderwijs net zo gefinancierd wordt als de rest van het onderwijs. Het groene onderwijs zit bij de tak Landbouw van het ministerie van Economische Zaken. Daarvoor is een heel goede reden. Toen ik staatssecretaris van Onderwijs was, had ik een soort geheime deal met Cees Veerman om het zo te houden, want er was toen een minister van Onderwijs die ertoe neigde om het naar Onderwijs te halen. Ik zei: nee, het is uniek dat we in Nederland een verticaal geïntegreerde kolom hebben, waarbij een kleine agrarische ondernemer ergens in Overijssel rechtstreeks toegang heeft tot de Universiteit van Wageningen of het groene hbo en mbo. Dat is de kracht van de keuze om het onder de tak Landbouw van het ministerie van Economische Zaken te laten vallen. We zien nu dat het een probleem oplevert met de bekostiging en dat probleem zijn we op dit moment aan het oplossen.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben het met de minister-president eens dat het prima is dat het bij EZ gestationeerd is, om het maar even in die termen uit te drukken. Dat probleem moet echter wel snel opgelost worden, want het gaat om het onderwijs voor een sector die voor Nederland ongelooflijk belangrijk is. Honderdduizenden mensen zijn in die agrifoodsector aan het werk. Het is ook voor onze export van groot belang. Hoe gaat hij het oplossen en hoe snel gaat hij het oplossen? Ik vraag dat, omdat het niet al te lang meer kan wachten.  Minister Rutte: We zijn bezig om het zo snel mogelijk op te lossen. Ik ben verder blij met uw warme woorden voor de sector, want toen ik gisteren even naar de heer Buma luisterde, dacht ik: de landbouwsector is een sector die enorm in de problemen zit, een grote crisis. Nee, dat is niet zo. Het is de tweede exportsector wereldwijd op het gebied van agrarische producten. De sector is hoog innovatief en bijna 10% van onze economie is daarvan direct en indirect afhankelijk. Het is echt van zeer grote waarde en het is dan ook belangrijk dat het onderwijs in die sector van topniveau is.  De heer Slob (ChristenUnie): Heel belangrijk, van topniveau, maar hoe snel, is snel?  Minister Rutte: Snel is heel snel. Ik heb nu geen datum beschikbaar.  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter, dat is geen antwoord.  De voorzitter: Bijvoorbeeld voor de begrotingsbehandeling?  Minister Rutte: Voor de behandeling van de begroting van Economische zaken is het rond.  De heer Pechtold (D66): Ik wil nou weleens weten wat het voordeel is van het onderbrengen van het groene onderwijs bij Economische Zaken. Ik vraag dat, omdat het effect van deze keuze een financieel probleem lijkt te zijn. Het maritiem onderwijs zit gewoon bij Onderwijs. De zorg zit ook gewoon bij Onderwijs. De premier zegt dat we dit financiële probleem gaan oplossen. Omdat het om onderwijs gaat, hoor ik graag wat zijn ideeën zijn, maar ik wil toch vooral horen wat het voordeel is van de keuze om dit onderwijs bij Economische Zaken onder te brengen.  Minister Rutte: Sprak de oud-burgemeester van Wageningen!  Eigenlijk is het heel gek dat er één sector is waarvan het onderwijs niet onder het ministerie van Onderwijs valt. Er zijn dan ook honderd redenen te bedenken om deze sector gewoon onder het ministerie van Onderwijs te brengen. Er is één reden om het niet te doen: omdat het op dit moment ongelooflijk succesvol is. Soms moet je in de politiek een uitzondering die zich niet onmiddellijk objectief laat verklaren en die tegen het systeem in lijkt te gaan, gewoon laten bestaan omdat die ongelooflijk goed functioneert. Deze sector had een eigen ministerie, een ministerie dat inmiddels helemaal is geïntegreerd in het ministerie van Economische Zaken. Dat ministerie heeft overigens een heel sterke landbouwpoot onder leiding van Sharon Dijksma, de staatssecretaris. Daarmee bereik je dat alle kennis die in de kolom aanwezig is, verticaal heel snel heen en weer gaat. Ik ben bang dat de kans daarop vermindert als je het onderbrengt bij het grote ministerie van Onderwijs. Die verbinding is dan immers minder makkelijk te leggen. Ik geef de heer Pechtold direct gelijk dat het een gekke uitzondering is, maar ik ben ontzettend voor gekke uitzonderingen die heel succesvol zijn.  De heer Pechtold (D66): De verticale samenwerking kan gewoon blijven, maar de horizontale scheiding betekent nu dat er een financieel probleem is voor het groenonderwijs.  Minister Rutte: Dat gaan wij oplossen.  De heer Pechtold (D66): Ja, dat gaan wij oplossen, maar aangezien ik graag meedenk, zeker als het over onderwijs gaat, zou ik graag willen horen hoe wij dat gaan oplossen. Is de minister-president bereid om hierop in tweede termijn terug te komen? En is hij bereid om, nu er ook nadelen blijken te zijn, te bekijken wat de voordelen zouden kunnen zijn om het naar OCW over te hevelen? Daarover is in het verleden al vaker gesproken. Als hij daartoe bereid is, kom ik hierop graag in tweede termijn terug.  Minister Rutte: Nee, ik zei net al dat wij bij de behandeling van de EZ-begroting laten zien hoe wij dit financieringsprobleem oplossen. Ik heb net uiteengezet waarom ik deze uitzondering zo waardevol vind. Hoewel er honderd redenen zijn om het groenonderwijs daar weg te halen, maar ik zie één heel goede reden om dit niet te doen, namelijk dat het onwaarschijnlijk goed loopt. Dit is een van de mooiste, meest innovatieve sectoren van onze economie. Deze sector is internationaal toonaangevend, behalve de ananassen volstrekt zelfvoorzienend, exporteert wereldwijd en levert een bijdrage aan een van de grote uitdagingen die er wereldwijd zijn, naast de stijging van de zeespiegel: hoe gaan wij al die extra monden in de wereld voeden? Daaraan kan Nederland via deze sector een fantastische bijdrage leveren. Ik heb het vaker tegen de heer Pechtold gezegd: als je in China bent, kijken ze met ongelofelijke jaloezie naar Wageningen. Wij weten in Nederland vaak niet eens dat Wageningen bestaat en kijken dan naar Harvard of Stanford. Ik zou willen dat wij ook in Nederland naar Wageningen keken, zowel naar die hoge heuvel waarop de heer Pechtold woont als naar die diepliggende terp waarop de heer Dijsselbloem woont, met daartussen de universiteit.  Voorzitter, daarmee ben ik aan het einde gekomen van het blok over sociaal beleid. Ik begreep dat het uw voornemen was om dan te gaan lunchen.  De voorzitter: Dat is inderdaad mijn voornemen.  De beraadslaging wordt geschorst.  De vergadering wordt van 13.11 uur tot 14.13 uur geschorst.  Aan de orde is de voortzetting van de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2015 (34000).  De voorzitter: De premier was bezig met zijn beantwoording in eerste termijn. Ik geef hem het woord om daarmee verder te gaan.  Minister Rutte: Voorzitter. Ik kom bij het derde onderwerp, de internationale en geopolitieke situatie. De heer Slob vraagt hoe Nederland de internationale rechtsorde verdedigt, doelgericht en in samenwerking met andere landen. Ik deel de opmerkingen van de heer Slob in die zin dat onze Grondwet ons opdraagt om de internationale rechtsorde actief te bevorderen. Dat is vrij uniek, want dat staat lang niet in alle grondwetten. Dat kan Nederland inderdaad niet alleen doen. Daarvoor is nodig dat Nederland actief deel uitmaakt van de wereldgemeenschap. Daarbij hoort niet alleen dat we bijdragen in financiële zin, humanitair en anderszins, maar ook dat we als dat noodzakelijk is, bereid zijn een militaire bijdrage te leveren aan die internationale rechtsorde. Dat doet Nederland in VN-missies in Mali, Zuid-Sudan, het Midden-Oosten en Afghanistan. Dat is ook de reden waarom Nederland op dit moment meepraat in internationaal verband om vorm te geven aan een mogelijke bijdrage aan het stoppen van ISIS.  De heer Buma heeft gevraagd wat nodig is om de veiligheidssituatie op peil te brengen, maar hij heeft misschien nog een vraag op een ander punt.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik dank de minister-president dat hij daarop komt. Ik heb nog even een vraag over de deelname aan de macht tegen ISIS. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in de Kamer gezegd dat Nederland aan het begin niet bij de coalitie van tien landen zat, omdat het kamertje waarin zij vergaderden te klein was. We hebben ook berichten gehoord dat andere landen op dat moment al een duidelijke inzet hadden. Wat is nu de werkelijkheid?  Minister Rutte: Nederland is er zeer actief bij betrokken. Wij zijn betrokken bij het overleg van afgelopen maandag in Parijs. We zijn uitgenodigd door de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten voor het overleg dat morgen plaatsvindt in de Veiligheidsraad over Irak. Nederland heeft nu een planningsteam in Tampa in Florida, waar opties worden besproken met de Verenigde Staten en andere partners. Dat zijn eventueel ook militaire opties. Wij hebben daar nog niet toe besloten, maar we sluiten het ook niet uit. De Kamer zal zo snel mogelijk nader worden geïnformeerd. Het verhaal over het zaaltje klopt. Gek genoeg komt het blijkbaar niet heel geloofwaardig over, maar het is wel waar. Het is heel vervelend als iets waar is en niet geloofwaardig overkomt, maar het is wel waar.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het wordt ook ontkend. Ook bronnen rond het kabinet zeggen dat het in de eerste periode, waarin Nederland niet daadwerkelijk meedeed, Nederland wel degelijk werd aangewreven dat het op dat moment niet de ernst inzag en bereid was militair mee te doen. Dat zou er ook achter zitten.  Minister Rutte: Nee, wij hebben vanaf het eerste moment gezegd dat wij bereid zijn naar alle opties te kijken, waaronder een militaire bijdrage. De uitleg die Frans Timmermans gaf, is de juiste. Nogmaals, je moet het altijd met de waarheid proberen, maar soms is de waarheid een tikje zodanig dat die niet onmiddellijk wordt geloofd. Maar het is wel de waarheid.  De heer Pechtold (D66): Ik citeer een groot politiek filosoof: deze verdediging kan nog aan kracht winnen.  Minister Rutte: Dat ben ik met u eens, maar dat is ook omdat het zo lastig is dit te verdedigen. Het is wel de waarheid, dus ik kan het niet mooier maken.  De heer Pechtold (D66): Ik heb in mijn eerste termijn een aantal voorbeelden geschetst waarom ik het gevoel heb dat Nederland bij dit soort uitnodigingen wat achteraan bungelt. Alleen als we vlogen, mochten we meedoen in Afghanistan. De Denen vlogen in Libië met onze vliegtuigbommen rond en wij tankten ergens bij. We leveren scherfvesten in plaats van echt materieel. De Patriots gaan terug en ik hoor dat de Spanjaarden zeggen: dan doen wij het wel. Ik denk dat Nederland een wat aarzelende houding heeft. De minister van Defensie moest vandaag ook weer iets ontkrachten. Er wordt iets gesuggereerd, maar het komt niet door. Zou dat een van de redenen kunnen zijn, los van het zaaltje?  Minister Rutte: Nee. Laten we naar de feiten kijken. Het is waar dat Nederland aan een aantal missies niet direct een offensief militaire bijdrage heeft geleverd. Ik denk daarbij aan de missie in Libië en aan andere missies. Toch was Nederland ook bereid om bijvoorbeeld een heel serieuze bijdrage te leveren aan de militaire component van de missie in Mali. De belangrijkste missie die we in dit verband moeten noemen, is echter die in Uruzgan. Daar heeft Nederland, met bijna 2.000 mensen, "boven zijn gewichtsklasse gebokst". Zo heb ik het al wel vaker gezegd. Nederland heeft daar grote persoonlijke verliezen geleden. Er zijn daar Nederlandse militairen gesneuveld. Wij hebben daar in de periode van 2006 tot 2010 een heel zware, ook militaire bijdrage geleverd, die internationaal zeer, zeer wordt gerespecteerd. Nog steeds erkent men dat Nederland aan de missie in Uruzgan een bovengemiddelde bijdrage heeft geleverd. En nogmaals zeg ik dat ook wat we nu in Mali en op andere plaatsen doen, als een zeer serieuze bijdrage wordt gezien en zeer wordt gewaardeerd. Nederland heeft dus niet de neiging om op voorhand te zeggen dat het niets wil doen op militair terrein. Maar we willen wel precies weten waarin we stappen. We willen weten wat het eindspel is, hoe het afloopt, hoe je er met elkaar ook weer uitgaat, hoe de coalitie eruitziet.  Dat zoeken we op dit moment ook uit ten aanzien van ISIS. Ik hoop dat ik hierover van de voorzitter even mag uitweiden. Hierbij spelen namelijk belangrijke kwesties, zoals het volkenrechtelijk mandaat rondom Syrië. Hoe zit dat precies in elkaar? Wat is precies de samenstelling van de coalitie? Wat is de rol van de Arabische landen? Hoe zien het humanitaire, het politieke en het militaire spoor er precies uit? Dat zijn we, met onze internationale partners, allemaal in kaart aan het brengen. Tegen die achtergrond is Nederland bereid om een militaire bijdrage te leveren. We hebben nog niet besloten om dat te doen, want dat hangt echt af van de vraag hoe de situatie precies is, maar we sluiten het niet uit dat Nederland die bijdrage gaat leveren.  De heer Pechtold (D66): De analyse van de minister-president sluit volgens mij precies aan bij mijn verhaal. Het kabinet-Balkenende IV is hierover gevallen. De premier heeft dat kabinet vandaag al geprezen. Vanaf het moment dat dat kabinet daarover is gevallen, op 4 februari 2010, is er eigenlijk niets meer gebeurd. Ik kan me het debat van die dag nog herinneren. Dat ging over die brief. De NAVO nodigde ons uit en uiteindelijk is het toen tot een politiemissie gekomen, toen ook weer dankzij de Kamer. Als dat niet was gebeurd, had Nederland echt gezichtsverlies geleden. Ik zal omwille van de tijd die geschiedenis hier nu niet helemaal herhalen. Ik ben het er helemaal mee eens dat zaken als het volkenrechtelijk mandaat nu zorgvuldig worden uitgezocht. Natuurlijk, dat dat moet gebeuren, hebben wij ook van het verleden geleerd. Mijn vraag is echter, of Nederland bereid is om een offensieve missie te steunen.  Minister Rutte: Ja, wij sluiten niets uit. Ik kom echter toch nog even terug op het vorige punt dat de heer Pechtold aandroeg. Nederland draagt op dit moment bij aan zeventien grotere en kleinere internationale missies. In Mali levert Nederland een relatief echt grote bijdrage. Nederland levert een van de grootste contingenten die in Mali actief zijn. Het gaat daarbij om ongeveer 400 man. Daarbij lopen we ook risico's. Het is dus niet zo dat Nederland daarvan geen onderdeel wil uitmaken. Ik kom ook nog even terug op Libië. Hans Hillen, Uri Rosenthal en ikzelf waren toen betrokken bij de beslissing om de bijdrage te leveren die we hebben geleverd. We hebben toen die beslissing genomen omdat we ons op dat moment zorgen maakten over de precieze vormgeving van die missie. We vonden dat we het best de bijdrage konden leveren op de manier zoals we dat hebben gedaan. Internationaal wordt erkend dat Nederland een van de beste krijgsmachten van de wereld heeft en dat er binnen die krijgsmacht ook unieke vaardighedenheden worden beheerst. Dat wordt hogelijk gewaardeerd. Er is dus geen sprake van dat Nederland wordt gezien als een land dat niet bereid zou zijn om verantwoordelijkheid te nemen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb het idee dat dit debat eigenlijk helemaal niet over de Nederlandse reputatie zou moeten gaan. Het gaat erom dat de internationale gemeenschap een effectieve manier vindt om een beweging als IS en het extreme geweld dat door de mensen van IS wordt gepleegd, een halt toe te roepen. Daarvoor is het niet van belang of Nederland boven of onder zijn gewicht, of precies op het goede gewicht heeft gebokst, of wel of niet in het zaaltje zat. Nee, daarvoor is het van het allergrootste belang dat men een geloofwaardige strategie heeft. Daarover gaat mijn vraag. Ik luister naar de berichten over de strategie van Obama en over de manier waarop daarover nu internationaal wordt overlegd. Ik krijg sterk de indruk dat het daarbij toch vooral over de militaire opties en modaliteiten gaat. Waar wordt op dit moment internationaal over de zo noodzakelijke politieke inspanning gesproken?  Minister Rutte: De eerste helft van de opmerking vond ik onrecht doen aan de interventie van de heer Pechtold. Op zichzelf mag je in alle ernst natuurlijk de discussie voeren over de vraag of er misschien een beeldvormingsprobleem voor Nederland is. Dat moet je je altijd afvragen, als Kamer en als kabinet. Ik ben er oprecht van overtuigd, op basis van al mijn internationale contacten, dat dat niet zo is, maar er is niets op tegen om die vraag te stellen. Vervolgens is altijd relevant, als je overweegt om deel te nemen aan internationale missies, om precies te weten waar je instapt, hoe de coalitie eruitziet, al die randvoorwaarden, en ook hoe je er weer uitkomt. Ik kan de heer Van Ojik geruststellen. Er wordt parallel gesproken over het humanitaire, politieke en militaire spoor, op alle plekken: op de conferentie in Parijs, bij de Veiligheidsraad morgen. Daar worden al die sporen in gezamenlijkheid bekeken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Is het dan misschien mogelijk voor de minister-president om datgene wat we tot nu toe over de strategie van de president van de Verenigde Staten hebben gehoord, namelijk de verschillende militaire fases in wat hij voor zich ziet als strategie, van de zijde van de Nederlandse regering wat verder in te vullen waar het gaat om het politieke spoor dat wordt bewandeld?  Minister Rutte: Nee, omdat ik het van belang vindt dat wij als kabinet, wanneer wij het geheel in beeld hebben en ook de Nederlandse bijdrage daarbinnen, en als daarbij ook sprake zou zijn van een militaire bijdrage, dan de normale artikel 100-procedure volgen met de Kamer. Ik vind dat het moment. Omdat de mogelijk in wording zijnde militaire bijdrage, waarover nog geen besluit is genomen — het kan ook zijn dat we het niet doen en een andere keuze maken — wel degelijk een optie is, lijkt het mij juist om daarvoor de artikel 100-procedure te volgen. Als ik nu inga op allerlei deelaspecten, zou dat heengaan door de procedure die we als Kamer en kabinet hebben afgesproken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan kan ik er dus van uitgaan dat als de Kamer een voorstel wordt gedaan voor een eventuele rol in de militaire operatie tegen IS, dit voorstel vergezeld gaat van voorstellen voor het politieke spoor, het humanitaire spoor, het ontwikkelingsspoor en wat dan ook allemaal maar in zo'n artikel 100-brief kan langskomen? Wordt er een samenhangend verzoek aan de Kamer gedaan?  Minister Rutte: Heel scherp is het antwoord op die vraag "nee", omdat dat ervan uit zou gaan dat Nederland op alle sporen een bijdrage gaat leveren. Het kan zijn dat Nederland alleen een humanitaire bijdrage levert. Het kan ook zijn dat wij een militaire bijdrage leveren waar andere landen humanitaire bijdragen leveren. Wat ik wel kan toezeggen, is dat, als wij zouden besluiten tot een militaire bijdrage, wij zullen beschrijven hoe die missie als geheel er politiek, humanitair en militair uit ziet. Dan is het antwoord "ja".  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is precies het punt dat ik in het begin maakte. Het interesseert mij niet zoveel wat Nederland precies doet. Het gaat mij erom dat er een internationale strategie is waarin alle verschillende elementen van zo een strategie in onderling verband en in evenwicht met elkaar uiteen worden gezet.  Minister Rutte: Daar ben ik het mee eens.  De heer Roemer (SP): Dit soort zaken zijn extreem moeilijk. Wij horen dat een Amerikaanse generaal nu al zegt dat er ook sprake zal zijn van Amerikaanse grondtroepen. Dat zijn natuurlijk nog maar signalen, maar voor je het weet, worden wij dadelijk, omdat een deel van de Kamer en het kabinet zo enthousiast zijn over meedoen aan deze oorlog, weer een oorlog in gerommeld zonder uitzicht op humanitaire verbetering en maken we de boel weer veel erger dan dat we iets oplossen.  Minister Rutte: Ik maak twee kanttekeningen bij de opmerking van de heer Roemer. Ten eerste is mijn indruk dat de Amerikaanse president ook na dat verhaal over grondtroepen zijn standpunt nog weer eens heeft herhaald dat daarvan wat hem betreft geen sprake van is. Ik verwijs naar mijn antwoord op de interruptie van de heer Van Ojik. Uiteindelijk zal het kabinet natuurlijk een appreciatie geven van het hele beeld, nadat wij gekomen zijn tot besluitvorming. Ten tweede, ik heb niet de indruk dat Kamer en kabinet hebben gezegd: we hebben allemaal zin om daar militair te gaan bijdragen. Volgens mij heeft het debat vorige week ertoe geleid dat de Kamer in grote meerderheid en het kabinet hebben gezegd, dat we die bijdrage niet uitsluiten. Dat is volgens mij de conclusie van het debat zoals ik dat gevolgd heb.  De heer Roemer (SP): Dat kan formeel de conclusie zijn, maar de indruk is totaal anders. Zowel het kabinet als een meerderheid van de Kamer staat bijna te springen om mee te doen aan deze oorlog. Een andere reden waarom ik het zo fel zeg, is de volgende. Ik weet dat het heel moeilijk is, maar de minister van Buitenlandse Zaken heeft zelf erkend dat, al zou je nu een aantal maatregelen kunnen nemen om ISIS uit Irak te verdrijven, ISIS zich dan verspreidt naar Syrië. Wil je ISIS daadwerkelijk uitschakelen, zoals wordt gezegd, dan moet je de grens over. Dan zie je meteen dat dat onmogelijk is zonder de VN, zonder een mandaat. De premier begon er zelf ook over. Wij beginnen dus aan een traject van een paar jaar waarvan wij weten dat het op deze manier, op z'n zachtst gezegd, knap moeilijk wordt, maar waardoor wij waarschijnlijk meer ellende achterlaten dan wij met elkaar zouden willen oplossen. Ik snap de emotionele gedachte, maar de feiten uit het verleden mogen wij toch niet onbenut laten?  Minister Rutte: Ik herken mij niet in het beeld dat wij allemaal enthousiast zijn en dat iedereen met een geladen pistool naar Irak aan het rennen is. Een groot deel van de Kamer en de regering hebben gezegd: wij zijn bereid die optie in ieder geval niet uit te sluiten; wij wachten nu verdere voorstellen van het kabinet af. Het kabinet overlegt in het kader van de internationale coalitie over politieke, humanitaire en ook militaire kanten van deze zaak. Wij zijn ook aangesloten op het militaire planningsspoor, maar wij hebben geen besluiten genomen. Wij bekijken of wij een bijdrage kunnen leveren in de context van het geheel. Een van de vraagstukken is inderdaad het volkenrechtelijk mandaat in Syrië. Daar moeten wij goed met elkaar naar kijken. Het kan betekenen dat je je misschien beperkt tot het Irakese deel van ISIS. Het kan ook betekenen dat er wel een volkenrechtelijk mandaat mogelijk is. Dat zullen wij allemaal aan de Kamer melden als wij tot besluitvorming zijn gekomen. Het verschil tussen mij en de heer Roemer is het volgende. Ik denk dat hij en ik het eens zijn over de bedreiging van ISIS, maar tegen die achtergrond vind ik dat het gek zou zijn als Nederland als lid van de wereldgemeenschap, beschikkend over een uitstekend uitgeruste krijgsmacht, goede diplomaten en een uitstekend ontwikkelde ontwikkelingssamenwerkingssector, niet bereid is om in ieder geval serieus te bekijken wat onze bijdrage zou kunnen zijn en als wij dat op voorhand uitsluiten, aangezien het zo'n grote bedreiging is, ook voor ons hier. ISIS is niet alleen een bedreiging voor de regio, maar ook een potentiële bedreiging voor onze manier van leven hier in Nederland. Dat is de reden waarom het kabinet hier serieus naar kijkt.  De heer Roemer (SP): Zeker, maar dat zeiden wij bij de taliban en Al Qaida ook. Als wij zien wat daar dertien en tien jaar geleden gestart is en hoe die landen er nu voor staan, dan moeten wij toch erkennen dat de boel daar, op z'n zachtst gezegd, niet beter op geworden is? Met die wetenschap en de moeilijkheid dat je niet van buitenaf met massief geweld een democratie kunt afdwingen die wij misschien graag zouden zien, moeten wij veel voorzichtiger zijn en niet enthousiast achter massief militair ingrijpen gaan staan, zoals ik daar misschien hier wat minder over hoor spreken maar zeker wel vanuit Amerika. Ben daar beducht op. Doe daar niet aan mee.  Minister Rutte: Ik wil best een eind meegaan in de redenering van de heer Roemer, in die zin dat bijvoorbeeld in Afghanistan niet alle politieke en strategische doelen van de coalitie van zo'n 50 landen, alle NAVO-landen en nog eens ruim 20 andere landen die daar een bijdrage leveren, behaald zijn. Maar ik ga niet zo ver om te zeggen dat het daarmee mislukt is en wel om twee redenen. Laat ik twee feiten noemen. Ten eerste was het begin deze eeuw mogelijk vanuit Afghanistan te organiseren dat vliegtuigen gebouwen in vlogen in de westerse wereld. Dat zou ook ons land hebben kunnen raken. Het vermogen van Al Qaida en de groepen daar die bereid zijn om tot dit type activiteiten over te gaan, is nu aanmerkelijke schade toegebracht. Ten tweede, terwijl er begin deze eeuw geen meisjes naar school gingen in Afghanistan, gaan nu miljoenen meisjes naar school. Dat is een heel ander feit. Dus dat land is zich aan het ontwikkelen, maar ik wil best een stuk meegaan met de heer Roemer. Je moet bescheiden zijn in je doelstelling als het gaat om nation building. Het lijkt niet altijd te lukken, maar ik ben het er niet mee eens als Afghanistan wordt afgeschoven alsof dat mislukt is. Ik verwijs naar de twee feiten die ik net noemde.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wij zijn allemaal geschokt door de verschrikkingen die in Irak en Syrië plaatsvinden. Laat daarover geen misverstand bestaan. Ook de Partij voor de Dieren vindt dat humanitaire hulp noodzakelijk is. Ik herken de aarzelingen die de heer Pechtold schetst niet. Ik zie namelijk een behoorlijk grote gretigheid, met als reden dat men internationaal gezien wil worden. Dat lijkt me een verkeerd uitgangspunt. Natuurlijk moet worden gekeken naar het verkrijgen van een volkenrechtelijk mandaat voor een dergelijke actie, maar ik zie zelfs niet het begin van een analyse van dit kabinet van wie precies onze vrienden en wie onze vijanden zijn. Welke landen staan er dubbel in? We hebben bij het leveren van wapens aan Libië en Afghanistan gezien dat die wapens inmiddels in handen zijn gekomen van strijdende partijen die we niet onze bondgenoten kunnen noemen. Als wij militair gaan ingrijpen of als wij wapens gaan leveren aan mensen in Irak, welk risico lopen we dan? Moeten we daar niet eerst een analyse van maken om precies te weten of er geen andere middelen zijn om deze terreurdaden te bestrijden?  Minister Rutte: Ik heb al toegezegd dat we, als het kabinet tot besluitvorming komt over een Nederlandse bijdrage langs de verschillende sporen, waarbij we niets op voorhand uitsluiten, natuurlijk een analyse zullen geven van het plan, de samenstelling van de coalitie, de risico's en het volkenrechtelijk mandaat. Daar mag de Kamer op rekenen. Als er een militaire bijdrage komt, zal er een artikel 100-brief zijn. Als die er niet komt, zullen we de Kamer nog steeds uitvoerig informeren. Maar ik zou het onverstandig vinden om, gelet op de fouten die in het verleden zijn gemaakt, waardoor dingen niet helemaal gelukt zijn, nu op voorhand te zeggen dat we nu niet mee doen, terwijl er een grote bedreiging is, ook voor onze wijze van leven in Nederland.  Mevrouw Thieme (PvdD): Wat ik mis in de analyse van de minister-president is dat hij erkent dat er grote gevaren zijn aan het leveren van wapens aan Koerden die wellicht verbonden zijn met PKK, dat nog steeds op de lijst van terroristische organisaties staat. Ik mis een analyse van de risico's die wij opzoeken bij deze missie.  Minister Rutte: Aan het bestrijden van ISIS door een internationale coalitie zijn tal van gevaren en risico's. De afweging die het kabinet ten fundamentele maakt om nu te zeggen dat we niet meedoen, is een nog veel groter risico, want daarmee schaden wij de internationale consensus en nemen we potentiële grote risico's voor ons eigen land. Want ISIS is niet alleen bedreiging voor de regio, het is ook een bedreiging voor Nederland en voor andere landen in het Westen en in de Arabische wereld. Dat is mijn basisuitgangspositie. Verder deel ik de zorgen van mevrouw Thieme op tal van punten, waarop wij zo goed mogelijk zullen reageren. Maar ik geef één winstwaarschuwing: dit zal nooit makkelijk zijn. Je zult het nooit precies kunnen knippen, je zult nooit de volledige antwoorden kunnen geven, er zal altijd sprake zijn van een zekere mate van risico. Dat is onvermijdelijk bij het bestrijden van dit type grote internationale bedreigingen voor Nederland.  De heer Slob (ChristenUnie): Ik was deze zomer diep onder de indruk van de wijze, waarop het kabinet heeft gereageerd op de MH17-ramp. Dat was echt heel erg goed en adequaat. Maar ik vond daarmee in schril contrast de wijze, waarop het kabinet deze zomer reageerde op de enorm snelle en dramatische ontwikkelingen die zich in Noord-Irak voordeden. Tot en met spoed-Kamervragen op zaterdagavond aan toe waren nodig om het kabinet toch wat in beweging te krijgen, ook humanitair. Vanwaar die aarzeling deze zomer? Ik heb dat eigenlijk nog steeds niet begrepen.  Minister Rutte: Ik kan dat beeld niet plaatsen. Frans Timmermans, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en ikzelf hebben ons daarover deze zomer vanzelfsprekend gebogen en daarop actie ondernomen, bijvoorbeeld waar het gaat om de positie van christenen in de Arabische regio en om allerlei andere vraagstukken.  De heer Slob (ChristenUnie): Dan hebben we toch een wat ander beeld. We waren uiteindelijk wel blij dat er beweging kwam, dat er wat middelen kwamen, onder andere om het Rode Kruis te helpen, dat er wat materieel werd gestuurd en dat we transport zijn gaan regelen, maar het ging in eerste instantie echt heel erg aarzelend. Ik begrijp nu van de minister-president dat Nederland volledig is aangehaakt om met andere bondgenoten te kijken of we daar gezamenlijk iets kunnen doen. De minister-president gaf aan dat, als Nederland militair iets gaat doen, daarvoor een artikel 100-brief zal komen, conform de afspraken die daarover zijn gemaakt. Een van de afspraken is ook dat de Kamer op het moment dat dat onderzocht wordt, een notificatiebrief krijgt. Die hebben wij nog niet gezien. Kan ik daaruit afleiden dat er op dit moment dus ook nog niet bekeken wordt of Nederland militair zou kunnen bijdragen?  Minister Rutte: We hebben een brief gestuurd. Dat is feitelijk de notificatiebrief met de stand van zaken tot nu toe. Misschien hadden wij dat er nog een keer boven moeten schrijven. Nogmaals: als wij zouden komen tot een militaire bijdrage, dan volgt er vanzelfsprekend een artikel 100-brief.  De heer Slob (ChristenUnie): Volgens mij hebben we daar altijd heel duidelijke afspraken over. Ik begrijp echter dat wij de brief die de basis is geweest voor het debat van vorige week, als een soort notificatiebrief mogen zien.  Minister Rutte: Ja, als dat onduidelijk was, dan is dat bij dezen hersteld.  De heer Slob (ChristenUnie): Het lijkt mij wel handig om dat erbij te zetten, maar dat even terzijde.  Minister Rutte: Ja.  De heer Slob (ChristenUnie): De situatie is nog steeds zo dat zich daar grote problemen voordoen en dat mensen daar echt in nood zitten. Het moet zorgvuldig gebeuren. Ik ben het ook helemaal met de heer Van Ojik eens dat er een duidelijke strategie moet zijn die nooit alleen militair maar ook humanitair van aard moet zijn. Echter, we moeten niet langer wachten dan nodig is gezien de grote problemen die zich daar voordoen. Hoe schat de minister-president in dat die duidelijkheid er gaat komen, ook over de Nederlandse bijdrage in de samenwerking met onze bondgenoten?  Minister Rutte: Die inschatting houd ik voor mijzelf, omdat Nederland hierbij onderdeel is van een grotere coalitie. Als ik die inschatting zou delen, gaat dat een eigen feit worden. Wij doen het niet in ons eentje. We werken in die coalitie met tientallen landen samen. We doen het zo snel mogelijk.  De heer Van der Staaij heeft gevraagd naar de positie van christenen in de Arabische regio. Wij maken ons zorgen over christenen en joden maar ook over anderen in het Midden-Oosten. We hebben natuurlijk de verschrikkelijke beelden gezien in Noord-Irak van de yezidi's, die van huis en haard verdreven zijn door het geweld van ISIS. De situatie van kwetsbare minderheden, religieuze minderheden, in de Arabische wereld heeft dan ook onze grote aandacht. We werken via onze ambassades in landen als Egypte aan projecten ter bescherming van religieuze minderheden. Ook worden er via het Mensenrechtenfonds activiteiten gefinancierd op het terrein van training, capaciteitsopbouw en monitoring van godsdienstvrijheid in bijvoorbeeld Saudi-Arabië en Jemen. Nederland voert een dialoog over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging met landen waar deze vrijheden onder druk staan. Multilateraal, zowel in Europees verband als bijvoorbeeld via de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, spant Nederland zich in om aandacht te geven aan de positie van religieuze minderheden.  Ook is er gisteren veel gezegd over de veiligheidssituatie en hoe die op peil te brengen is.  De heer Van der Staaij (SGP): Wat de minister net zei over de inzet voor minderheden, voor joden en christenen in de Arabische landen, herken ik vanuit de debatten en dat waardeer ik ook. Tegelijk krijgen wij heel vaak, ook uit het Midden-Oosten, te horen dat men zich door het Westen in de steek gelaten voelt. Wij geven altijd het brave antwoord: we doen al dit en dat. Zou het niet een aandachtspunt kunnen zijn, ook voor ambassades in die landen, om meer kenbaar te maken: jullie worden niet in de steek gelaten; er wordt ook wat gedaan, al is het bescheiden wat we kunnen doen?  Minister Rutte: Er wordt dus gewerkt via de ambassades daar. Maar ik zeg toe dat we nog eens zullen bekijken, ook via het ambassadenetwerk, hoe we dat nog meer onder de aandacht kunnen brengen.  Er zijn verschillende vragen gesteld over de Defensiebegroting. Ik ben het ermee eens dat 100 miljoen bescheiden is. De ambitie is natuurlijk om in ieder geval een trendbreuk tot stand te brengen. Dat betekent dat de vijf partijen die steun geven aan deze begrotingsafspraken, in ieder geval hebben afgesproken de komende tijd niet te zullen bezuinigen op Defensie en te bekijken of het mogelijk is om extra te investeren in Defensie. Daar kunnen we nu geen harde toezeggingen over doen; dat zal helemaal afhangen van de ruimte die er is. Ik wijs er overigens op dat er ook vorig jaar, mede door toedoen van de begrotingsafspraken, extra geld naar Defensie is gegaan. Nogmaals: de ambitie is om dat verder uit te breiden en om ook in de AIVD en via de extra Defensie-inspanning in de MIVD te investeren, om ervoor te zorgen dat Nederland beter kan bijdragen aan de zorg voor de eigen veiligheid.  De heer Van der Staaij (SGP): Het woord "trendbreuk" ten aanzien van de versterking van Defensie vond ik belangrijk en mooi. Hoe voorkomen we nu dat als de opiniepeilingen weer anders zijn en de meerderheid voor extra investeringen in de krijgsmacht wegzakt, ook de politieke meerderheid wegzakt? Dat is in het verleden wel gebeurd. Hoe kunnen we dat vasthouden voor de toekomst?  Minister Rutte: Op dit punt zal het CDA bijspringen. Dat levert ons genoeg zetels op.  De heer Van der Staaij (SGP): Betekent dit dat de minister-president verwacht dat het CDA een zodanige grote groei zal doormaken dat een stevige inzet voor de krijgsmacht daardoor hoe dan ook gewaarborgd is?  Minister Rutte: Nee, maar zelfs als het CDA de groei krijgt die ik verwacht, is het nog groot genoeg om een eventuele andere electorale verdeling tussen de vijf partijen op dit specifieke dossier te compenseren. Ook het CDA heeft zich steeds uitgesproken voor extra investeren in defensie, dus ik heb daar vertrouwen in.  De heer Van der Staaij (SGP): Maar nu toch even serieus …  Minister Rutte: Dit is serieus. De heer Van der Staaij heeft mij gevraagd: wat doe je als deze vijf partijen in de Eerste Kamer geen meerderheid hebben? Dan is mijn verwachting dat de vijf partijen plus het CDA in ieder geval nog wel een meerderheid hebben in de Eerste Kamer. Ik verwacht overigens niet dat het gebeurt. Ik denk dat wij met zijn vijven een meerderheid halen volgend jaar. Honderd procent zekerheid heb echter je niet. Het hangt van de kiezer af. Die bepaalt dit. Ik heb daar veel vertrouwen in. Als dat echter niet gebeurt, dan verwacht ik — dat is echt een serieus antwoord en geen grapje — gegeven de opstelling van het CDA dat het CDA dan op dit punt zal helpen.  De heer Van der Staaij (SGP): Ik doelde meer op de verdere toekomst en niet op de heel korte termijn. Ik verwacht ook wel dat deze uitgaven veiliggesteld zijn. Bij verkiezingen zijn er nog weleens wat verschuivingen geweest in de aflopen periodes. Ik verwacht dat dit zich in de toekomst ook wel zal doorzetten. Je ziet dan dat er soms te veel steun is en dat er op andere momenten weer makkelijk gegraaid wordt in die Defensiepot. We hebben in het verleden verkenningen gehad waarin mooi werd aangegeven dat we in een onzekere wereld op alles berekend moeten zijn. Die hielpen niet om de defensie-uitgaven op peil te houden. Hoe krijgen we dat nu wat toekomstvaster? Heeft het kabinet daar ook wat ideeën over?  Minister Rutte: U hebt allemaal de video vastgelegd van gisteren, neem ik aan. U hebt de heer Zijlstra en de heer Buma gehoord. Zij hebben gezegd wat zij vinden van eerdere posities van hun partijen op dit dossier. Dat ligt echt voor jaren vast. Ik kan me niet voorstellen dat die posities veranderen. En het zijn grote partijen, althans de VVD, dus ik denk dat dit goed zit.  De heer Pechtold (D66): Ik snap het punt van collega Van der Staaij wel. De heer Van der Staaij sprak over de toekomst. Mijn partij heeft graag meegewerkt om ervoor te zorgen dat de bezuinigingen van de afgelopen jaren van VVD en CDA op defensie nu gekeerd zijn. De vraag ging echter over de toekomst. Ik hoor de premier over de begrotingen hierna nu toch niet voorspellen dat hij verdere verhogingen al voorziet en al ziet vaststaan? Ik vind dat hij dan ook met dekking moet komen.  Minister Rutte: Nee. Ik spreek de politieke verwachting uit dat de opwaartse druk op de Defensiebegroting ook in volgende rondes aanwezig zal zijn, zonder een uitspraak te doen over de uitkomst van die opwaartse druk.  De heer Pechtold (D66): Ik kijk met een schuin oog naar de minister van Defensie. Als we dat in de Kamer zouden doen en als wij dat bijvoorbeeld in een motie zouden vastleggen, dan neem ik aan dat het kabinet gelijk zegt: dat gaan we niet doen, want dan gaat de Kamer vervolgens op het gebied van onderwijs en bij andere belangrijke zaken, ook die opwaartse druk op ons loslaten.  Minister Rutte: Als vijf partijen hebben wij het woord "trendbreuk" opgenomen in de begroting. Dat hebben wij vergezeld doen gaan van ruim 100 miljoen, naast de investering van 100 miljoen vorig jaar. Opgeteld is er dus inmiddels ruim 200 miljoen extra voor Defensie sinds de begroting voor 2014, die ook doorwerkt in de begroting voor 2015. Ik ben het geheel met de heer Pechtold eens: er is geen enkele zekerheid over de verdere oploop. Als hij om mijn politieke inschatting vraagt, als hij mij vraagt of mijn taxatie is dat er een opwaartse druk zal blijven op dat budget, dan zeg ik: geen idee. Dat zal echt afhangen van ruimte en nadere politieke besluitvorming.  Ik kom op de noodhulp. Een van de cris du coeur was: probeer niet als overheid alles zelf te doen, maar geef ook steun aan bestaande maatschappelijke organisaties die zich hiervoor al inzetten en in het gebied goed bekend zijn. Gevraagd werd of het kabinet hier werk van wil maken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kijkt voor de besteding van de noodhulpfondsen naar kanalen als de VN en het Rode Kruis. Waar het efficiënt is, wordt ook gekeken naar besteding via maatschappelijke organisaties waarmee regulier wordt samengewerkt. De Kamer zal door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op korte termijn worden geïnformeerd over de besteding van de extra gelden voor noodhulp.  Tot slot bij dit onderwerp, "internationaal", was er nog een vraag over gebrek aan voedsel, water en andere essentiële natuurlijke hulpbronnen als een bron van conflict, waarbij werd opgemerkt dat die schaarste in de toekomst alleen maar zal toenemen. Het kabinet is zich daarvan bewust. Er is schaarste aan natuurlijke hulpbronnen, zoals fossiele brandstoffen en water. Rapporten tonen aan dat een dergelijke schaarste de kans op conflicten groter maakt. Daarover is internationaal gezien overigens weinig verschil te merken. De uitdaging is om te komen tot een geleidelijke overgang naar meer hernieuwbare energie, innovatie en een efficiënter gebruik, zodat de omvang van de fossiele brandstoffen in de energiemix geleidelijk aan kan afnemen. Nederland draagt daar internationaal aan bij. Wij zijn een mondiale leider op het vlak van alles wat te maken heeft met de landbouw- en voedselsector, zoals ik eerder vandaag al noemde. Dat geldt ook op het gebied van het waterbeheer. Volgende week vrijdag ga ik in New York, als ik daar toch ben voor de klimaattop en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, kijken bij de Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van toekomstige "Sandy's". Wij leveren daar wereldwijd een enorme bijdrage aan. Die kennis zullen wij internationaal blijven aanwenden.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is goed om stil te staan bij de rol van Nederland en bij de effecten van met name onze handelspolitiek, onze voedselvoorziening en onze productie op andere landen. Met name als je kijkt naar hoe we grondstoffen weghalen uit ontwikkelingslanden of landen met opkomende economieën, dan zie je dat we een grote verantwoordelijkheid dragen voor erosie en het verdwijnen van zoet water en biodiversiteit. We hebben daar een grote rol in te spelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangegeven het een slechte zaak te vinden dat dit kabinet niet verder kijkt dan 2020 aangaande het klimaatbeleid en hoe we tot een verduurzaming komen van onze samenleving, zodat er ook minder effect is op de rest van de wereld. Ik verzoek het kabinet om die opmerkingen van het Planbureau van de Leefomgeving ter harte te nemen en te komen met een langetermijnvisie op de vraag hoe wij ervoor zorgen dat onze rol alleen maar constructief is in plaats van destructief, wat op dit moment het geval is.  Minister Rutte: Laat ik mijn opvatting naast dit beeld leggen. Nederland is internationaal zeer actief op dit terrein. Wij zien de noodzaak om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te doen afnemen, niet alleen vanwege klimaatredenen maar ook omdat ze opraken en ze vaak uit gebieden komen — ik kom daar later over te spreken bij het onderwerp energievoorziening — waarvan de internationale leveringsbetrouwbaarheid en de achterliggende politieke systemen niet altijd onze goedkeuring kunnen wegdragen. We zijn daarvoor dus zeer gemotiveerd. Dat uit zich in allerlei zaken: onze bijdrage aan de Europese Unie, de afspraken die we maken over de doelen voor 2030, en het energieakkoord dat in Nederland is gesloten voor een verlaging van allerlei waarden. Nederland is daar zeer actief in en haalt daar ook, zoals ook blijkt uit het energieakkoord, economische groei uit. Het leidt weer tot meer banen en meer mogelijkheden.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het megalomane exportdenken van dit kabinet en het inzetten op nog meer export staat haaks op de mooie woorden die dit kabinet spreekt over een circulaire economie en het zorgen voor een minder grote voetafdruk, een die niet ten koste gaat van andere werelddelen. Denk daarbij aan de handelsmissies met als boegbeeld de koning en de koningin in Brazilië, in China, in de Oekraïne — nu dan niet meer — om daar te proberen Nederlandse producten aan de man te brengen, met name dierlijke producten, en wat een enorm effect dat heeft op het klimaat en het milieu. Ik vraag om een visie op hoe we ervoor kunnen zorgen dat we niet meer land en grondstof gebruiken dan we zelf nodig hebben en dat het niet ten koste gaat van andere landen, waardoor er conflicten ontstaan.  Minister Rutte: Nederland heeft natuurlijk een aantal belangrijke doelstellingen in het kabinet. Wij moeten ervoor zorgen dat er banen zijn in Nederland, dat de economie groeit, dat er kansen zijn voor ons bedrijfsleven, en dat we grote, internationale uitdagingen op het terrein van water, voedsel en het klimaat meehelpen het hoofd te bieden. Dan is het geen enkele schande als we daar ook geld mee verdienen. Dat hoort bij Nederland. Dus dan helpen we, én we verdienen er geld mee. Dat is een van de redenen waarom we die handelsmissies organiseren: voor banen hier. Als we dat niet zouden doen, dan zou mevrouw Thieme zeggen dat de werkloosheid te hoog is. En dan had ze nog gelijk ook; dan zouden we te weinig doen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Het is duidelijk dat de minister-president denkt dat als we maar inzetten op groei, je dan duurzame banen krijgt, terwijl het tegenovergestelde het geval is. Wij zijn bezig met het uitputten van de aarde door te denken dat we maar door kunnen blijven produceren onder het mom van "de wereld voeden". Maar wij kunnen niet de melkboer en de slager van de wereld zijn. Daarvoor is ons land te klein en daarvoor kost het te veel aan grondstoffen. Het is jammer dat de minister-president de adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving niet ter harte lijkt te nemen, maar ik wil hem toch nog graag vragen om daar eens goed naar te kijken.  Minister Rutte: Die adviezen lees ik altijd. Het Planbureau voor de Leefomgeving is ook lid van een van de ministeriële onderraden. De voorzitter van het planbureau neemt er heel actief aan deel. Wij weten dat er een miljard monden extra te voeden zijn de komende jaren, maar ik pleit er ook niet voor dat wij al dat voedsel voor die miljard monden hier in Nederland gaan produceren. Waar ik voor pleit, is dat wij onze kennis over landbouw, ook over milieuvriendelijke landbouw, en over innovaties wereldwijd inzetten om dit vraagstuk te helpen oplossen. Daarom refereerde ik voor de pauze aan Wageningen en de kracht van de universiteit daar. Maar ik refereer ook aan de hogescholen in Nederland die wereldwijd actief zijn, van China tot en met Zuid-Amerika tot en met Oost-Europa, om bij te dragen aan het oplossen van deze vraagstukken.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb gisteren in mijn eerste termijn betoogd dat het verstandig is, naar mijn smaak, om de verschillende sporen van onze buitenlandpolitiek in onderlinge samenhang met elkaar te bezien. Er gaat meer geld naar defensie. Er gaat meer geld naar ontwikkelingssamenwerking, eenmalig weliswaar, maar toch. Het stiefkindje is de diplomatie, het diplomatieke spoor. Daar is de afgelopen jaren veel op bezuinigd. Er zijn honderden mensen minder op onze ambassades. Zou het een idee zijn om er ook op dat punt, dat derde spoor van de diplomatie, een tandje bij te zetten?  Minister Rutte: Het is zonder meer waar dat, waar we bezuinigen, ook Buitenlandse Zaken daar niet helemaal van wegkomt en daar ook mee te maken heeft. Daar heeft de heer Van Ojik gelijk in. Tegelijkertijd geldt dat natuurlijk voor de hele rijksbegroting. Het geldt voor de grote kaders, zoals zorg en gezondheidszorg en sociale zekerheid, maar het geldt ook voor de rest van de rijksbegroting. Dat geldt dus ook voor Buitenlandse Zaken. Daar moeten keuzes gemaakt worden. Die heeft Frans Timmermans, de minister van Buitenlandse Zaken, met zijn team gemaakt, samen met de minister voor Buitenlandse Handel en OS. Zijn ze altijd helemaal gelukkig? Hadden ze misschien niet meer willen hebben? Ja, ze hadden graag meer willen hebben. Maar dat geldt eigenlijk voor al mijn collega's in het kabinet. Je moet altijd keuzes maken. Ik denk dat we op dit moment een goed evenwicht hebben gevonden tussen onder meer diplomatie, handel en bevordering van mensenrechten en dat wij met onze buitenlandse dienst daartoe uitstekend in staat zijn.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik de begroting van minister Timmermans lees, valt nog maar te bezien of we daar uitstekend toe in staat zijn. Ik citeer de minister van Buitenlandse Zaken in zijn begroting: Nederland moet vaker "nee verkopen", omdat door bezuinigingen "de capaciteit van het ministerie om op mondiale ontwikkelingen en crises te reageren tot een minimum is gedaald". Dat zeg ik niet. Dat zegt de minister. Onze capaciteit om op mondiale crises te reageren is tot een minimum gedaald, door de bezuinigingen. Als we nou een trendbreuk willen op het gebied van defensie en als we zeggen dat we meer gaan doen aan noodhulp en aan de opvang van asielzoekers — en dat is nodig en goed, zoals ik al eerder heb gezegd — maar als onze capaciteiten om op mondiale crises te reageren tegelijkertijd tot een minimum zijn gedaald, dan ontbreekt er toch iets in die balans? En dan moeten we toch juist ook concluderen dat we, als het ook maar enigszins mogelijk is, er op het gebied van diplomatie ook een tandje moeten bijzetten en we dus ook wat extra geld moeten vinden, zoals we dat ook gevonden hebben voor andere zaken.  Minister Rutte: Ja, ik zei het al en het klinkt ook uit dat citaat. Als je fors bezuinigt op allerlei terreinen, dan leidt dat tot pijnlijke keuzes, ook op het terrein van Buitenlandse Zaken. Toch meen ik, zoals ook spreekt uit het citaat, dat we op het minimum zitten. We zijn dus niet door de bodem gezakt, maar dit is wel het minimum. We zijn ook niet van plan om er verder op te bezuinigen. Ik denk dat de bewindslieden van Buitenlandse Zaken erin geslaagd zijn om een balans te vinden tussen alle belangen die er zijn. Op de vraag of zij graag een ruimer budget zouden hebben, is het antwoord vanzelfsprekend ja, maar dat geldt eerlijk gezegd voor praktisch iedereen die hier achter mij zit.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik geloof zeker dat dit voor praktisch iedereen geldt. Dat is een van de redenen waarom GroenLinks zich tegen heel veel van die bezuinigingen heeft verzet. De minister van Buitenlandse Zaken schrijft dat onze capaciteit om te reageren tot een minimum is gedaald. De minister-president zegt dan dat we nog niet door de bodem zijn gezakt. Dat is dan het goede nieuws. In het licht van de grote uitdagingen die de minister-president heeft geschetst, is een capaciteit die tot het minimum is gedaald, toch niet waar we de komende jaren de oorlog mee gaan winnen, om het zo maar te zeggen?  Minister Rutte: Er is in ieder geval voldoende capaciteit om te doen wat nodig is, na zeer scherpe keuzes, waarbij ook posten moesten worden gesloten. Er is geherprioriteerd binnen het budget. Dat is gelukt. Ik meen dat er nu een buitenlandse dienst staat die met deze begroting in staat is om de taken te vervullen, maar het is zeker geen vetpot.  Voorzitter. Het volgende onderwerp is de rechtsstaat. Nederland is een democratische rechtsstaat. Vrijheid van meningsuiting is hier een onbetwist recht. Maar onze rechtsstaat stelt ook duidelijke grenzen. Als die overschreden worden, dan zal de Staat die grenzen vastberaden bewaken. Met andere woorden, we zullen alle middelen van de rechtsstaat gebruiken om de rechtsstaat overeind te houden. Dat is onze boodschap aan de overgrote meerderheid van mensen in Nederland die bereid is om een goedwillende bijdrage te leveren. Dat is ook onze boodschap aan al diegenen die op basis van angst, haat en geweld een systeem willen vestigen dat haaks staat op onze rechtsstaat en op onze beschaving. Tegen hen zetten we alle zichtbare, en overigens ook niet-zichtbare maatregelen in. Bruut geweld en radicalisme zullen in dit land nooit overwinnen.  We denken in dit land niet in groepen maar in mensen. Nu de spanningen in de wereld ook onze straten bereiken, is het van groot belang dat alle mensen die van goede wil zijn, laten zien waar zij staan. Daarom zijn ook de signalen uit de moslimgemeenschap, die zich in felle bewoordingen afzet tegen het gedachtegoed van groeperingen als ISIS, zo belangrijk. Net als een aantal woordvoerders zeg ik dat we de rechtsstaat compromisloos moeten verdedigen.  De heer Samsom daagde mij uit gisteren over de heer Wilders, en ik moet hem gelijk geven. Ik vond en ik vind zijn verhaal over de antishariaverklaring een stuk rood vlees dat eigenlijk geen commentaar rechtvaardigt. Het is een negatieve verklaring, die elke grond mist, die een groep Nederlanders onder verdenking plaatst, op grond van hun godsdienst, en die polariseert. Wij zijn tegen polarisatie en voor integratie.  Er was gisteren in het debat ook een ander moment waarop de heer Wilders wat mij betreft over de schreef ging. Dat was toen hij sprak over het Marokkanenprobleem. Ik moest denken aan vrienden van mij, Marokkaans, moslim, die mogelijk ook naar het debat hebben gekeken en daar zagen dat de voorman van in de peilingen de tweede en soms de grootste partij van Nederland het heeft over het Marokkanenprobleem. Ik dacht: wat gaat er nu door het hoofd van die vrienden van mij?  Ik heb niet de kans gehad om de heer Wilders in een debat te treffen na zijn uitspraak over minder, minder, minder Marokkanen, op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen. Ik dacht terug aan een gesprek dat ik met de minister van Sociale Zaken had met de Marokkaanse gemeenschap, kort daarna, over de impact die dit heeft op kinderen uit die gemeenschap. Dit soort uitspraken is vrijheid van meningsuiting. De heer Wilders heeft het volste recht om ze te doen. Ze dragen niet bij aan een oplossing van de problemen. Laat ik dan hier gezegd hebben dat ik in een land wil wonen waar iedereen die een positieve bijdrage wil leveren, een veilig thuis weet, of hij nu Marokkaan van achtergrond is of Turk — de meesten zijn inmiddels allemaal Nederlands, want tweede of derde generatie — of hij nu christen, jood, moslim of humanist is, en waar de rechtsstaat voor al deze mensen geldt. Het zou ook mooi zijn als we dit met zijn allen konden uitdragen, als complete Tweede Kamer.  (Geroffel op de bankjes)  De voorzitter: De heer Buma stond eerder aan de interruptiemicrofoon, maar de heer Wilders werd zo rechtstreeks aangesproken dat ik denk dat het gerechtvaardigd is dat ik hem als eerste het woord geef.  De heer Wilders (PVV): We hebben in Nederland een cultuur van haat en geweld geïmporteerd, een cultuur die ertoe heeft geleid dat we in vele steden van ons land moslimenclaves hebben, zoals in de Schilderswijk. Die cultuur maakt Nederland onveiliger, niet alleen vanwege al die jihadisten die naar Syrië en Irak gaan en helaas ook weer terugkomen, maar ook door de gewone criminaliteit. Ik zei het gisteren al: kijk eens naar Opsporing Verzocht. Degene die na een week naar Opsporing Verzocht te hebben gekeken, zegt dat we geen Marokkanenprobleem hebben, snapt er helemaal niets van. Ik houd staande dat de islamitische cultuur niet bij Nederland hoort en dat we Nederland moeten de-islamiseren. Dat betekent dat we onze grenzen moeten sluiten — ja, inderdaad! — voor mensen uit islamitische landen en dat we moslims in Nederland die de islamitische regels — lees: de sharia — belangrijker vinden dan onze nationale wetten, kleur moeten laten bekennen. Als ze niet voor onze wetten kiezen, hebben ze geen plaats in Nederland. Dat zijn niet alle moslims; zeker niet. Het zijn wel moslims die onze wetten dus onbelangrijk vinden. Zij en criminelen zouden ons land moeten verlaten. Door die keuze niet te maken, maak niet ik, maar maakt de minister-president Nederland kapot.  Minister Rutte: We hebben vaak gedebatteerd over de politieke correctheid dat je niet zou mogen benoemen dat sommige bevolkingsgroepen oververtegenwoordigd zijn in probleemstatistieken. Die politieke correctheid helpt niet om het probleem op te lossen. Het over-, over-, overgrote deel van Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond, een Turkse achtergrond, een algemeen-islamitische achtergrond is echter bezig om op een positieve manier een plek te veroveren in ons land. Ik spreek vaak jongeren die worden gediscrimineerd omdat ze Mohammed of Fatima heten. Dan zeg ik: "Ja, dat vind ik ook verschrikkelijk en ook heel dom. Ik kan proberen om nog een wet daartegen aan te nemen, maar daarmee los ik het niet op. Het is een feit dat als je als groep van buiten komt en je invecht in een samenleving, er helaas bij groepen in die samenleving sprake is van discriminatie. Maar geef niet op! Misschien moet je twee keer zo vaak solliciteren, maar uiteindelijk kun je met een Marokkaanse achtergrond ook burgemeester van Rotterdam worden en zelfs voor een tweede periode worden benoemd. Dat is Nederland." Bij elk land hoort dat groepen die van buiten komen, te maken hebben met deze fenomenen van discriminatie, hoe slecht ze ook zijn en hoezeer we er met elkaar ook tegen vechten. Wat de heer Wilders doet, is feitelijk zeggen "u hebt dat geloof", "u komt uit die groep" en "het Marokkanenprobleem". Kijk, woorden hebben een betekenis. Ik laat het verder aan de heer Wilders. Hij mag zijn eigen woorden kiezen, er is vrijheid van meningsuiting, maar ik mag dan ook mijn woorden kiezen. Ik denk dat hij hiermee geen bijdrage levert aan het sterker maken van de samenleving, maar een bijdrage levert aan het zwakker maken van de samenleving. Dat vind ik zonde. Als wij hier met een breder draagvlak zouden kunnen werken aan een sterke samenleving, zou mij dat namelijk heel veel waard zijn.  De heer Wilders (PVV): Weet u wat ik zonde vind? Dat ik lege straten zie in Nederland, op de burgemeester van Rotterdam en een enkeling uit de moslimgemeenschap na. Ik had de straten eigenlijk vol willen zien met demonstranten die zeiden "dit is niet mijn islam". Ik zie ze niet; nergens op de wereld. Wat ik wel zie, overal ter wereld en ook in ons eigen land, zijn mensen met ISIS-vlaggen die ons land onveilig maken. Het had de minister-president gesierd als hij niet mij de les had gelezen, maar al die mensen had veroordeeld die op 9/11 begrip voor die aanslag zeiden te hebben. Ook een meerderheid van de moslims in Nederland zei dat. Hij had die driekwart moeten veroordelen die begrip hebben voor de mensen die in Syrië gaan strijden. Mensen die de Nederlandse wet minder belangrijk vinden dan de islamitische regels, de sharia, had hij moeten veroordelen in plaats van de PVV.  Mijnheer de minister-president, niet ik maar u staat aan de verkeerde kant van de streep. U hebt Nederland al voor de helft weggegeven. Met deze houding zorgt u ervoor dat we ons hele land kwijtraken en zolang ik leef, zal ik me daartegen verzetten.  Minister Rutte: Als de heer Wilders zegt dat we moeten strijden tegen radicalisme en intolerantie, ook als die door het geloof is geïnspireerd, dan zijn we het natuurlijk met elkaar eens.  Ik ga nog even terug naar die ochtend dat ik samen met de minister van Sociale Zaken in het Torentje een aantal vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap ontving. Wij spraken toen met iemand uit de krijgsmacht, ondernemers en iemand uit de wereld van de moskeeën. Het waren allemaal mensen die een positieve bijdrage aan het land leveren. Ik zag toen met eigen ogen welke impact het heeft als de heer Wilders in zijn café staat en als voorman van een grote politieke beweging zegt: er moeten in het land minder Marokkanen zijn. "Minder, minder, minder" is letterlijk wat de heer Wilders daar zei en de impact daarvan was gigantisch.  Ik heb respect voor de heer Wilders als politiek leider van zijn beweging, hoezeer we het ook op dit punt verschrikkelijk met elkaar oneens zijn, maar hij kan nog niet in de schaduw staan van die Marokkaanse mijnheer in mijn kantoor die bij de krijgsmacht werkt, van die man die actief is in zijn moskee, van die jongerenwerker en van die ondernemer. Dat zijn allemaal mensen die gewoon een bijdrage willen leveren aan ons land en ik heb voor die mensen een oneindig groot respect. Ik zou willen dat we met zijn allen die mensen steunen.  (Geroffel op de bankjes)  De heer Samsom (PvdA): Ik bedank de premier voor zijn woorden. Ik heb hem gisteren inderdaad uitgedaagd om deze stelling in te nemen, want het is precies als de premier zegt: woorden hebben hun betekenis. Ik heb de premier de afgelopen jaren leren kennen als iemand die het af en toe snel van zijn schouders laat glijden door te zeggen: ach, het is een rood stuk vlees en daar gaan we niet op reageren. Maar woorden hebben hun betekenis! Als de haatpredikers tot in dit parlement — gisteren hier op het spreekgestoelte! — hun haatzaaiende teksten kunnen uiten, wil ik dat we een premier hebben die daartegen opstaat. Ik wil dat niet omdat hij de premier is van een coalitie waar de Partij van de Arbeid in zit, maar omdat hij een premier is van alle Nederlanders, inclusief die grote groep Nederlanders met een andere religie en een andere afkomst dan het christendom en Nederland. Ik ben blij dat ik zojuist een premier heb gezien die dat doet. Ik moedig hem aan: houd dat vol!  De voorzitter: Ik wilde nu het woord geven aan de heer Buma omdat ik hem zojuist heb gepasseerd, maar ik zie aan zijn gezicht dat hij zijn beurt voorbij laat gaan.  Minister Rutte: Voorzitter. Over dit onderwerp zijn nog een paar vragen gesteld, bijvoorbeeld de vraag hoe we beleidsmatig omgaan met de radicalisering van mensen in Nederland. De heer Roemer vroeg terecht aandacht voor de nieuwe dynamiek van radicalisering en extremisme in Nederland. De toenemende zorg over jihadisme was de aanleiding voor het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme waarover de Kamer twee weken geleden uitgebreid heeft gesproken.  Via de integratieagenda wordt verder gewerkt aan het versterken van onze rechtsstaat en het wegnemen van belemmeringen voor participatie. De minister heeft in het plenaire debat over de aanpak van het jihadisme gemeld dat hij half november komt met een voortgangsbrief over de uitvoering van die agenda. De radicalisering wordt aangepakt via een persoonsgerichte benadering en met volle inzet op de wijken en de scholen waar het risico op radicalisering het grootst is. We kiezen voor scherpe handhaving van de rechtsstaat waar dat nodig is, maar ook voor het smeden van een gezamenlijke alliantie tegen radicalisering en haat in onze samenleving.  De heer Roemer (SP): Ik heb die discussie inderdaad gevoerd. Ik hoopt dat het een iets uitgebreidere planmatige aanpak zou worden, maar ik wacht af wat er in de brief komt te staan, want daar gaat het uiteindelijk om. Ik mis hier wel het hoofdstuk segregatie. Wat vindt de premier van segregatie en hoe gaan wij die bestrijden? Is dit voor de premier überhaupt een issue?  Minister Rutte: Dat maakt hiervan allemaal onderdeel uit. Het is van belang dat bevolkingsgroepen zo veel mogelijk met elkaar verkeren. De mate waarin de overheid dat kan bevorderen, is echter beperkt.  De heer Roemer (SP): Dat valt te bezien. De overheid kan zeker stimulerende maatregelen nemen en daartoe kunnen ook woningcorporaties en gemeenten gestimuleerd worden. Je kunt daarin een actieve, informerende rol spelen. Je kunt begeleiden en je kunt er heel veel aan doen, maar is het een issue voor de premier?  Minister Rutte: Het is onderdeel van onze hele aanpak, maar ik ben een beetje voorzichtig met het wekken van de indruk dat wij vanuit de politiek alle problemen kunnen wegnemen. Het instrumentarium dat je daarvoor nodig hebt, is diep ingrijpend, ook in de sociale arrangementen van de samenleving. Daarin maken mensen ook hun eigen keuzes.  De heer Roemer (SP): Zeker, maar wij hebben gemerkt dat je, als je het niet doet, heel eenzijdig samengestelde wijken krijgt met een bovengemiddeld aantal kansen op vele vormen van problemen: niet alleen criminaliteit, maar ook minder kansen, integratieproblemen en werkloosheidsproblemen. Dat zijn allemaal redenen om naar een zo divers mogelijke wijk te willen werken, om integratie en kansen voor jongeren te bevorderen. Dat heet gewoon "segregatie aanpakken". Ik snap niet dat de premier daarvoor wil weglopen en zich verschuilt achter de stelling dat wij dit niet allemaal vanuit de overheid kunnen doen. Wij kunnen best veel. Wij kunnen het laten gebeuren, maar wij kunnen hiervan ook een issue maken met partners in de samenleving, inclusief gemeentes en woningcorporaties. Het verandert niet van vandaag op morgen, maar wij kunnen hiervan de komende jaren een speerpunt maken waaraan wij echt gaan werken.  Minister Rutte: Wat mij betreft is het speerpunt nu het tegengaan van radicalisering, het tegengaan van jihadisme en het handhaven van de rechtsstaat. Segregatie is daarbij vanzelfsprekend een onderwerp.  Er is ook een vraag gesteld over de beveiliging van joodse instellingen. De minister van Veiligheid en Justitie heeft, zoals tijdens een algemeen overleg op 19 juni is toegezegd, overleg gevoerd met de joodse instellingen en de burgemeesters over de beveiliging van joodse instellingen. De minister van V J stelt voor om voor de kosten van de beveiliging voor de komende vier jaar een bedrag ter beschikking te stellen van in ieder geval 1,5 miljoen euro. Ook gemeenten leveren een bijdrage aan de structurele maatregelen. Uiteraard wordt de betrokken politie-inzet niet doorberekend. Ondanks deze rijksbijdrage blijft de beveiliging van joodse instellingen een lokale verantwoordelijkheid. Het is steeds de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid die het lokale bestuur in dezen adviseert. De minister van Veiligheid en Justitie zal de Kamer conform zijn toezegging eind deze maand uitvoeriger informeren over de nieuwe afspraken over de beveiliging van joodse instellingen en de bijbehorende kostenverdeelsleutel.  De heer Slob (ChristenUnie): Het is goed nieuws dat er nu ook een bedrag bekend is. Ik kan niet helemaal overzien of dit ook afdoende is. In de huidige verhoudingen ligt 5% van de kosten bij de gemeenten, terwijl 95% van de kosten bij de joodse gemeenschap ligt. Ik weet niet hoe die verhoudingen straks komen te liggen. Is dit een bedrag dat met de joodse gemeenschap is afgesproken? Kunnen wij zo snel mogelijk de precieze invulling hiervan krijgen? Wij hadden die al begin september verwacht, maar nu komt over dit onderwerp dus eindelijk de duidelijkheid waarop wij zo ongelofelijk lang hebben zitten wachten.  Minister Rutte: Het is niet zozeer een afspraak. Het is een bedrag dat de minister van V en J hiervoor uittrekt. Er komt een brief waarin wij de Kamer precies informeren over alle afspraken, ook met de joodse instellingen. De gemeenten zullen hieraan ook een bijdrage leveren. De politie-inzet wordt niet doorberekend. Dit komt allemaal nog naar de Kamer, maar ik probeer die nu alvast zo veel mogelijk te geven. Er is niet iets als een deal met de gemeenschap, maar wij willen bekijken hoe wij dit in samenhang kunnen oplossen.  De heer Slob (ChristenUnie): Wij hadden deze informatie begin september verwacht, maar ik ben blij dat die er nu wel is en dat er daadwerkelijk een bedrag wordt genoemd. In die zin is dat echt een doorbraak, want wij weten dat het kabinet steeds niet voornemens was om hiervoor echt de portemonnee open te trekken. Wij weten ook dat de minister een soort veiligheidsschouw heeft gehouden bij alle joodse instellingen in Nederland. Ik ga ervan uit dat het bedrag dat hier staat uiteindelijk gekoppeld is aan de uitkomsten van de veiligheidsschouw.  Minister Rutte: Het antwoord is ja.  De heer Van der Staaij (SGP): De minister heeft hierover al gezegd dat het een doorbraak was om aan tafel te zitten en precies in kaart te brengen wat er op dit moment nodig is, en we er wel uit gaan komen. Dat lijkt inderdaad te lukken en dat is heel goed nieuws. Ik neem aan dat het een structureel plan is, want dat was namelijk ook de vraag. Deze discussie moet niet elke keer weer terugkomen. Er is geen deal — het is de eigen verantwoordelijkheid van het Rijk — maar het zou wel heel veel waard zijn voor de rust in die gemeenschap als er een regeling is waarvan alle partijen zeggen: zo is het goed geregeld.  Minister Rutte: Nogmaals, er komt nog een brief waarin de precieze afspraken en appreciatie uit de joodse gemeenschap staan. Het bedrag is in ieder geval voor vier jaar beschikbaar gesteld.  De heer Van der Staaij (SGP): Dank voor deze woorden, maar bovenal dank voor de instemmende knikken van de minister van Veiligheid en Justitie.  Minister Rutte: Die zijn altijd waardevol. Hij heeft ook een groot budget, hoewel niet groot genoeg. Ik ben toe aan het volgende onderwerp, de zorg.  De voorzitter: We blijven nog even bij het vorige onderwerp.  De heer Van Haersma Buma (CDA): De minister-president gebruikte het woord "verheerlijking" weer, maar ging weer verder met iets anders. Ik realiseer me dat dit kabinet niet positief heeft gereageerd op het voorstel om verheerlijking strafbaar te maken. Ik was er in 2009 zelf bij toen de toenmalig leider van de VVD Mark Rutte, thans premier, een concept-initiatiefwetsvoorstel presenteerde om haat zaaien uit het Wetboek van Strafrecht te halen en het daarmee toe te staan, en ook groepsbelediging toe te staan. Hoe kijkt hij daarop terug, na alles wat hij net heeft gezegd over het tegengaan van haat in de samenleving?  Minister Rutte: Dat waren voorstellen van de VVD in de context dat discrimineren en haat zaaien altijd strafbaar blijven als ze leiden tot geweld en dat bijdragen aan haat zaaien, geweld en discriminatie altijd strafbaar is. In deze context zijn die uitspraken gedaan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu maakt de minister-president het wel een stuk kleiner dan op de bijeenkomst waarbij ik toen was. Toen werd heel groot gezegd dat haat zaaien niet tot geweld leidt en dat het pas strafbaar wordt als haat zaaien concreet bedoeld wordt en het wordt aangevuld met geweld. Wel degelijk heeft de heer Rutte, thans minister-president, toen om zeer ideologisch toegelichte, liberale redenen gezegd: haat zaaien, daar moeten we tegen kunnen en tegen groepsbelediging ook. Ik wil gewoon weten of minister-president Mark Rutte nu nog vindt wat hij toen zei.  Minister Rutte: Het is altijd wat pijnlijk om jezelf te citeren. Als je in die fase belandt, is het zorgelijk, maar daartoe uitgedaagd, ga ik het toch doen. Op 25 januari 2009 heb ik in een interview in het ochtendblad De Telegraaf gezegd dat burgers en politici veel kunnen zeggen zolang er niet wordt aangezet tot geweld tegen personen of hun bezittingen en discrimineren en haat zaaien wat mij betreft altijd strafbaar blijven bij aanzetten tot geweld.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vind het nogal wat dat de premier dit zegt. De conclusie van wat hij toen zei, zou zijn dat de ontkenning van de Holocaust toegestaan wordt.  Minister Rutte: Daarover heb ik gezegd dat die ontkenning eigenlijk altijd wordt gedaan in de context van het aanzetten tot geweld. In de rechtspraktijk is vervolging daarmee eigenlijk altijd gegarandeerd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit klopt dus helemaal niet, want het is toen wel degelijk losgekoppeld van het geweld. Ik zal hierover niet meer interrumperen omdat we verder moeten met het debat, maar alleen nadat ik heb gezegd dat Mark Rutte toen zei: haat zaaien moet kunnen in een liberale samenleving. Ik concludeer dat hij dat nog steeds vindt.  Minister Rutte: Nee, dat heb ik nooit gezegd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is toen gebeurd; ik was erbij. De enige grens toen was geweld, en dat vind ik één stap te ver.  Minister Rutte: De heer Buma heeft dan niet helemaal goed opgelet. Ik heb ook nog een voortreffelijk optreden gehad in het programma Buitenhof op 31 mei 2009, waarin ik speciaal op het vraagstuk van de Jodenmoord in de Tweede Wereldoorlog inging. Ik heb daar gezegd dat het ontkennen daarvan eigenlijk altijd plaatsvindt in een context van geweld en vervolging daarmee gegarandeerd is.  De heer Pechtold (D66): Ik kom terug op het stukje "rechtsstaat". Het kabinet vergeet nog wel eens vragen te beantwoorden; daarin kan een mooi voornemen liggen voor het komende jaar. Zo zijn er vragen gesteld over de Belgische criminele burgerinfiltrant die vandaag voor 12.00 uur beantwoord hadden moeten zijn. Dat zijn ze echter niet. Was het kabinet op de hoogte van de criminele burgerinfiltrant?  Minister Rutte: Die vragen zijn schriftelijk gesteld en worden uiteraard binnen alle termijnen beantwoord. Ik ga nu niet alle vragen aan mijn collega's die nog openstaan beantwoorden in de algemene politieke beschouwingen. Dan zou de tijd die er was voor de voorbereiding, tussen 1.15 uur vannacht en 10.30 uur vanmorgen, echt te kort zijn geweest. Ik zou er verder niet voor zijn om dit debat te gebruiken als veegrondje voor openstaande vragen.  De heer Pechtold (D66): Ik ben er een groot voorstander van …  Minister Rutte: Daar was ik al bang voor.  De heer Pechtold (D66): … om te weten wat de minister-president weet. We hebben de minister-president en het kabinet namens zo'n zes fracties de kans gegeven om deze vraag te beantwoorden. Dat is niet gebeurd. Ik vind de zaak dermate ernstig dat ik nu wil weten of in het kabinet, bij de minister van Veiligheid en bij de premier, bekend was dat Nederland zaken deed met een criminele burgerinfiltrant.  Minister Rutte: Die vragen worden binnen de termijn beantwoord door de minister van V en J. Punt.  De heer Pechtold (D66): Die termijn is verstreken. Dat had voor vanmiddag 12.00 uur moeten gebeuren. Daarom sta ik nu hier. Ik vind het een doodnormale vraag. Het is onze taak om ons te informeren. Dat kan via de schriftelijke vragen. Het kabinet heeft daarvoor de tijd gehad, tot vandaag. Ik vraag daarom nu aan het kabinet, in het openbaar: was het kabinet op de hoogte van een criminele burgerinfiltrant?  Minister Rutte: Als schriftelijke vragen niet op tijd beantwoord worden, dan kan de Kamer rappelleren. Ik beschouw dit als een rappel.  De heer Pechtold (D66): Ik neem aan dat voor de tweede termijn een antwoord komt. Ik kijk ook naar de minister van V en J.  Minister Rutte: Nee.  De heer Pechtold (D66): Ik vind dit heel ernstig. Als de Nederlandse regering, het OM of wie dan ook zaken heeft gedaan, met medeweten van de minister, met een criminele burgerinfiltrant, dan dienen de vragen daarover beantwoord te worden. Als de termijn verlopen is, dan verwacht ik voor de tweede termijn een ja of nee op deze vraag. Het is een hele lijst met vragen, maar alle andere vragen kunnen later worden beantwoord.  Minister Rutte: Nee, je moet die vragen altijd in samenhang beantwoorden. De vraag die de heer Pechtold stelt, wil ik in samenhang beantwoorden, omdat ook hij een samenhang aanbrengt. Dat zullen we doen. Als wij een termijn net niet halen, dan beschouw ik dit als een rappel en zullen wij het zo snel mogelijk doen. U krijgt echter geen antwoord vóór de tweede termijn.  De heer Pechtold (D66): Wanneer wel?  De voorzitter: Binnen de termijn van het rappel heeft de regering de gelegenheid alsnog schriftelijk te antwoorden. Als zij dat niet binnen de termijn heeft gedaan, komt het terug als een mondelinge vraag in het mondelinge vragenuur. Zo hebben wij het met elkaar afgesproken.  Minister Rutte: De antwoorden worden morgen verstuurd. Er wordt nu de laatste hand aan gelegd.  Ik ga door met het volgende thema, te weten de gezondheidszorg. De heer Slob heeft gevraagd naar het verdeelmodel. Er komt een nieuw verdeelmodel. Dat is altijd lastig, want het kan effecten ten positieve hebben en soms ook ten negatieve. Je probeert het altijd zo goed mogelijk te middelen. Het verdeelmodel voor 2016 is nog niet vastgesteld. Er zal met een ingroeipad worden gewerkt. Ik ben het met de heer Slob eens dat we moeten oppassen voor ongewenste uitschieters. Ook ben ik het ermee eens dat het niet gewenst is dat gemeenten die in het verleden goed hebben gepresteerd, bijvoorbeeld op het gebied van preventie, daarvan nu nadeel zouden ondervinden. Dit wordt besproken met de VNG. Die gesprekken zijn gaande, zowel over het nieuwe verdeelmodel als over het ingroeipad. Dat doen we altijd bij verdeelmodellen, of het nu gaat om de bijstand of in dit geval om de Wmo. Je probeert het geld zo veel mogelijk via objectieve verdeelcriteria te verdelen.  Er zijn ook vragen gesteld over de regie over de verschillende decentralisaties. Met de verschillende Kamerleden die hieraan hebben gerefereerd, ben ik het eens dat die decentralisaties forse eisen stellen aan de uitvoeringskracht van gemeenten. De VNG en het Rijk werken sinds geruime tijd samen in de ondersteuning van gemeenten bij de voorbereiding op de decentralisaties. Die samenwerking wordt de komende tijd voortgezet om de gemeenten ondersteuning op maat te bieden op die punten waar een versnelling in de voorbereiding nodig is.  De Transitiecommissie Sociaal Domein heeft de taak, te onderzoeken of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen hebben genomen om de decentralisaties in het sociaal domein in samenhang te kunnen uitvoeren. Ook adviseert zij gemeenten over ondersteuning, alternatieve werkwijzen, aanpassingen of noodzakelijk geachte maatregelen om knelpunten weg te nemen. Om een eerste beeld te krijgen van de voortgang van de voorbereiding bij de gemeenten, is men begin augustus gestart met het uitvoeren van een quickscan. In een brief van 2 juli aan de Kamer is gemeld dat de transitiecommissie iedere drie maanden rapporteert aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rapportages zullen met de gemeenten worden besproken aan de regietafel decentralisaties onder voorzitterschap van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uiteraard zal deze minister ook de Kamer de rapportages doen toekomen.  Tegen die achtergrond is natuurlijk de vraag wat het kabinet doet met de signalen dat het soms minder soepel loopt dan verwacht. D66, de PvdA en andere fracties vroegen daarnaar. Een belangrijk uitgangspunt bij de decentralisatie van taken van het Rijk naar de gemeenten is het vertrouwen dat het kabinet heeft in het functioneren van de lokale democratie. Daar is een college, daar is een gemeenteraad en daar wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van de wettelijke taken en over de behaalde resultaten. Natuurlijk hebben wij hiervoor een aantal landelijke wettelijke kaders vastgesteld en worden onder meer eisen gesteld aan de uitvoering van taken zoals in het wetsvoorstel Wmo 2015. Indien een gemeente niet aan deze eisen voldoet, is het primair aan de gemeenteraad, de lokale democratie, om bij te sturen. De Transitiecommissie Sociaal Domein kan helpen bij het goed in beeld brengen van de knelpunten en zij kan ondersteuning aanbieden in de vorm van het Ondersteuningsteam Decentralisaties, het zogenaamde OTD. Ingeval het systeem van horizontale verantwoording niet tot het gewenste resultaat leidt, biedt het interbestuurlijk toezichtinstrumentarium op basis van de Gemeentewet uiteraard alle mogelijkheden om in te grijpen. Daarbij geldt ook een escalatieladder. Als er sprake zou zijn van taakverwaarlozing door een gemeente, kan uiteindelijk worden ingegrepen. Wij hebben er op dit moment goede verwachtingen van dat het niet nodig is. De minister van BZK houdt zich als coördinerend minister bezig met het creëren van één budget voor de decentralisatie in het sociaal domein, de integratie-uitkering — de Kamer heeft daarover een brief ontvangen op 11 september — en het inrichten van een gezamenlijke monitor voor het gedecentraliseerde sociaal domein. Daarover is de Kamer op 4 juli geïnformeerd. Via de ambassadeurs sturen we op het aangaan van regionale samenwerking en het maken van financiële afspraken. Zo hebben we in de periode tussen augustus 2013 en juli 2014 in totaal 34 bezoeken afgelegd aan gemeenten en regio's om te helpen bij de vorming en inrichting van de samenwerkingsverbanden. Verder is onder leiding van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een visie ontwikkeld over gegevensverwerking en privacy, waarin handvatten worden geboden voor de gewenste gegevensuitwisseling. Er is verder een uitgebreid ondersteuningsprogramma ingericht onder de noemer Gemeenten van de Toekomst. Tot slot zeg ik dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een brede regietafel in het leven heeft geroepen, waaraan kabinet en gemeenten de voortgang in het sociaal domein bespreken.  Tegen die achtergrond zijn er natuurlijk ook weer vragen gesteld, onder anderen door de heer Van Ojik, over deze ingrijpende hervormingen. Uiteindelijk kiest GroenLinks zelfs in de tegenbegroting voor een zogenaamd noodfonds. De heer Van Ojik vroeg of het kabinet bereid is om zo'n noodfonds in te stellen. Mijn reactie is dat er goede wetten liggen. Ik noem de Wmo, de Jeugdwet, de Zvw en de Wet langdurige zorg. Daarin is het overgangsrecht geregeld. De budgetten zijn vastgesteld. Die zijn ook adequaat om de taken te kunnen uitvoeren en om de gegevens aan de gemeenten te kunnen overdragen. Er zal hierbij op een vernieuwende wijze moeten worden gewerkt. De voorbereidingen door gemeenten, verzekeraars en aanbieders zijn in volle gang. Er moet wel veel gebeuren. Daarbij is ook stevige ondersteuning beschikbaar. Het kabinet houdt de vinger aan de pols, onder andere via die al genoemde transitiecommissie. Wij menen dat een noodfonds, een stroppenpot niet nodig is. Wij hebben wel een aantal afspraken gemaakt over verzachting van de bezuinigingen en de ombuigingen in de langdurige zorg. Er is voor 2015 400 miljoen bijgekomen voor die zorg. Van de regeerakkoordmiddelen zijn verder gelden naar voren gehaald om in 2015 en 2016 75 miljoen extra beschikbaar te hebben voor de huishoudelijkehulptoelage. En ook eerder, bij het zorgakkoord en het VNG-akkoord hebben verzachtingen plaatsgevonden, waardoor bijvoorbeeld de korting op de huishoudelijke hulp van 75% in het regeerakkoord, is teruggebracht naar 40%. Ik meen dat die korting inmiddels zelfs 32% is, maar in ieder geval is zij dus niet hoger dan 40%.  Ik kom nu bij een belangrijk vraagstuk, namelijk, hoe je zo goed mogelijk kunt voorkomen dat er mensen worden ontslagen in de huishoudelijke zorg. Daarbij spelen een aantal zaken een rol. Uiteraard spelen daarbij alle instrumenten die ik noemde, dus de transitiecommissie, de Taskforce Transitie Langdurige zorg. Die moet aanbieders en gemeenten bij elkaar brengen als het inkoopproces te traag gaat of dreigt vast te lopen. Dan is er nog de aanvullende mobiliteitsdienstverlening door het UWV. Dat is aanvullend en volgtijdelijk op de sectorplannen die zijn gemaakt. Daarnaast zijn er voor gemeenten extra mogelijkheden voor behoud van arbeidsplaatsen via de huishoudelijkehulptoelage. Die mogelijkheden wil ik hier in het bijzonder belichten. Daarvoor stellen wij, zoals ik zei, twee keer 75 miljoen beschikbaar. Daarmee kunnen in principe 10.000 tot 13.000 thuishulpen hun baan behouden. Het lastige daarbij was alleen dat men dat moest aanvragen vóór 1 december. Er zijn inmiddels gesprekken gaande met gemeenten en aanbieders om al per 1 oktober die duidelijkheid te krijgen, omdat we anders het risico zouden lopen dat het te lang zou duren, waardoor er al mensen zouden zijn ontslagen voordat er financiële duidelijkheid is. Ik neem aan dat ook de discussie die de heren Slob en Samsom voerden over de 40 miljoen, daarover ging. Ik heb begrepen dat het daarbij ging over de vraag of dit nog een extra impuls kan geven. Als je dit per 1 oktober doet, kun je niet alles zo precies meten als je zou kunnen in het geval je dit per 1 december zou doen. Daarom loop je het risico van overschrijding. Dan is de 40 miljoen eigenlijk het expansievat om dit mogelijk te maken. Het goede daarvan is, dat mensen hun eigen bijdrage leveren, maar dat vanuit deze middelen voor die huishoudelijkehulptoelage uiteindelijk ook geld beschikbaar is om daarbovenop te leggen. Op die manier kunnen we alles bij elkaar weer ongeveer op het oude uurloon uitkomen. We kunnen niet iedereen daarmee aan het werk houden, maar wel een grote groep van oplopend 10.000 tot 13.000 mensen. Als je het helemaal goed doet, kan dit zelfs om 15.000 banen gaan.  De heer Roemer (SP): Blijkbaar is het eindelijk tot het kabinet doorgedrongen hoe dramatisch de consequenties van dit pakket zijn. Inmiddels zijn er al 25.000 mensen hun baan kwijtgeraakt. Zij hebben hier niets aan. Vandaag en deze week raken mensen gewoon 20% van hun salaris kwijt. Dat gebeurt ook in mijn regio. Zij mogen morgen met dat lagere salaris hetzelfde werk gaan doen. Wat is het antwoord voor al deze mensen? Die zitten hier naar een blablaverhaal te luisteren, maar die zitten wel werkloos thuis te kijken.  Minister Rutte: Nee, dit is geen blablaverhaal. Wij zijn aan het makelen en schakelen. Wij gaan de huishoudelijke hulp veel meer richten op een bepaalde doelgroep, met het risico dat mensen hun baan verliezen. Dat proberen wij zo veel mogelijk te beperken. Wij gaan uit van een uniform bedrag van ergens tussen de €7,50 en €12,50 uit die toelage. De rest, het verschil tussen de door de gemeente betaalde inkoopprijs en de waarde, wordt betaald door de cliënt of een andere derde, zoals het ook past in het systeem waarin wij die huishoudelijke hulp veel meer gaan richten op een bepaalde doelgroep. Op die manier proberen wij zo veel mogelijk van deze mensen aan het werk te houden. Het afgelopen weekend heeft een eerste sessie plaatsgevonden met wethouders. Dat geeft vertrouwen. Het is nog niet helemaal af, maar de afspraak is wel om te proberen niet in december maar al in oktober die duidelijkheid te hebben.  De heer Roemer (SP): Laat ik vooropstellen dat ik blij ben met iedereen die kan blijven werken met behoud van hetzelfde salaris, maar — daar is de premier nog niet op ingegaan, zoals ik al zei — het beleid dat ze dit jaar hebben ingezet en dat voor 1 januari aanstaande werkelijkheid wordt, heeft inmiddels al tot 25.000 ontslagen geleid. Dat gaf de teller bij de FNV vorige week aan en die loopt nog dagelijks op. In diverse regio's worden medewerkers nog steeds geconfronteerd met ontslagbrieven of met brieven met de mededeling dat ze fors salaris moeten inleveren. Dat gaat iedere dag door. Bevestigt de premier nou dat het inderdaad een enorme mispeer is geweest, dat ze dit hadden moeten zien komen? Willen ze ook nog eens bekijken hoe ze die mensen daadwerkelijk voor de zorg kunnen behouden? De komende jaren hebben wij ze namelijk heel hard nodig.  Minister Rutte: Dit is een van de ingewikkeldste transitieaspecten naar het nieuwe stelsel. Toen wij de huishoudelijke hulp veel meer gingen richten op de mensen die deze hulp ook echt nodig hebben, wisten wij dat wij daarbij ook moesten zorgen voor goed flankerend beleid om zo veel mogelijk mensen aan het werk te houden. Dat constateerden wij met elkaar. Dat deed ook Ton Heerts van de FNV in gesprekken met ons beiden een week of vijf, zes geleden. Op andere plekken is geconstateerd dat 1 december te laat is. Dat is echt een inzicht. Vandaar dat toen onmiddellijk is doorgeschakeld en gezegd: dan gaan wij nu aan tafel zitten met alle partijen om ervoor te zorgen dat wij er alles aan doen om zo veel mogelijk mensen aan het werk te houden.  De heer Roemer (SP): De premier blijft eromheen draaien. Als je met elkaar denkt dat meer mensen thuis willen blijven wonen — het kabinet doet daar nog een schepje bovenop door ze te dwingen langer thuis te blijven wonen — dan is het niet uit te leggen dat je vervolgens 40% bezuinigt op de huishoudelijke verzorging. Dan weet je dat gemeenten geen contracten kunnen sluiten. Dan weet je dat aanbieders mensen moeten ontslaan of het salaris van mensen fors moeten verminderen. Dat hadden niet alleen wij van tevoren al aangekondigd, maar ook heel veel mensen buiten de Kamer. Het kabinet heeft het doorgezet en zit nu met de gebakken peren. Nee, al die mensen thuis zitten met de gebakken peren. Ouderen zijn hun hulp kwijt. 25.000 mensen zijn hun baan kwijt. Nog eens tienduizenden mensen zijn een groot deel van hun salaris kwijt, dat toch al niet zo hoog is. Dat is het probleem van het kabinet. Dat wordt met een paar maatregelen misschien iets verlicht, maar niet teruggedraaid.  Minister Rutte: Niet "iets". De ambities zijn groot met deze maatregel, al geef ik niet de garantie dat je het probleem daar helemaal mee kunt wegnemen. Er is natuurlijk een effect. Dat weet je ook als je dit soort regelingen meer gaat richten op een bepaalde doelgroep. Wij willen echter duidelijkheid geven aan instellingen en mensen. Overigens merk ik van de wethouders dat zij dat ook willen. Dat moeten wij niet pas later dit jaar doen, met het risico dat het inderdaad te laat is, maar nu al, per 1 oktober. Dat willen de wethouders natuurlijk ook. Dat willen de instellingen. Waarom zou je mensen immers niet de kans geven om dit belangrijke werk te blijven doen? Daar is ook geld voor: twee keer 75 miljoen, mogelijk nog eenmalig 40, maar daar horen wij dadelijk de twee fractievoorzitters nog over. Daarmee zou je dit de komende jaren in belangrijke mate kunnen overbruggen. Daarna is er ook nog structureel geld beschikbaar om deze kwestie zo goed mogelijk te laten landen.  De heer Samsom (PvdA): Dit bedoelde de Partij van de Arbeid toen zij zei: als je ziet dat er nog bijgestuurd moet worden, stuur dan bij. Ik ben blij dat het zelfs binnen dertien dagen kan, maar daar wordt ik ook enigszins ongerust van, want dan denk ik: wat gaat er dan in die dertien dagen gebeuren? De minister-president legt het nu heel snel even uit, want dat hoort bij de algemene politiek beschouwingen. Wellicht zouden we met elkaar kunnen uitspreken dat de Kamer zo snel als mogelijk kan geworden geïnformeerd, zodat ook de SP-fractie kan worden meegenomen in deze bijsturing. De SP-fractie heeft daar immers zeer uitgesproken om gevraagd. Wat mij betreft gebeurt dat met iets meer geld dan twee keer 75 miljoen: ongeveer 40 miljoen extra.  Minister Rutte: Ik kan toezeggen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer zo mogelijk voor 1 oktober bericht over de stand van zaken rond het project met de huishoudelijkehulptoeslag.  De heer Slob (ChristenUnie): Daarbij aansluitend: het is inderdaad heel goed dat er al twee keer 75 miljoen beschikbaar is gekomen voor de huishoudelijkehulptoeslag. Ik vind het verder prima dat wat sneller duidelijkheid zal worden gegeven, maar dan moeten gemeentes daar wel volop aan mee kunnen doen. Het zou namelijk vervelend zijn als gemeentes met goede plannen, waarmee mensen die zorg nodig hebben die ook krijgen — dat hoort voorop te staan — die plannen een dag te laat indienen. Dat willen we met elkaar niet hebben. We zullen vanuit de Kamer het kabinet oproepen, een deel van het extra bedrag dat beschikbaar is gesteld voor de transitieperiode, ook hiervoor te gebruiken. Dan kan er nog meer werkgelegenheid worden behouden en kan er nog meer zorg beschikbaar blijven.  Minister Rutte: Zo is. Het is niet zo dat de datum van 1 december nu is verdwenen. We willen voorkomen dat er pas per die datum duidelijkheid komt. Vandaar de datum van 1 oktober. Maar nogmaals, de datum van 1 december blijft gewoon staan. Dan helpt iedere extra euro. Ik begrijp dat mijn interpretatie van het "toneelstuk" gisteren van de heren Slob en Samsom dat het erop leek dat beide heren goed op elkaar ingespeeld waren, klopt ten aanzien van die 40 miljoen.  Ik kom toe aan mijn zesde van de in totaal zeven blokken: energie. Daarna kom ik, zoals beloofd, onder andere nog bij mevrouw Thieme terug. Het energieakkoord is uitvoerig besproken door een aantal leden. De SP, de ChristenUnie, GroenLinks en D66 vroegen naar de doelstellingen van duurzame energie en naar de volgende stappen op het terrein van energiebesparing. De minister van Economische Zaken is, samen met maatschappelijke partijen en het bedrijfsleven, bezig met het uitwerken van de afspraken uit het energieakkoord. Het bedrijfsleven is op talloze dossiers bezig, met de andere partijen invulling te geven aan de ambities. Dan gaat het om de maatregellijsten om invulling te geven aan de energiebesparingsambities in de industrie, de geothermische energie, energie-efficiency in de landbouw, de energieprestatiekeuringen voor bedrijven et cetera. Wij herkennen ons niet in het beeld dat het bedrijfsleven daarbij achterover zou leunen. Dat is zeer actief betrokken en ziet kansen. Anders dan sommigen veronderstellen leggen wij ons er niet bij neer dat we doelstellingen niet zouden halen. In het energieakkoord hebben partijen zich gecommitteerd aan de gestelde doelen, waaraan zij elkaar zullen houden en waarop ze elkaar zullen aanspreken. Ze zullen met elkaar in gesprek gaan als ontwikkelingen niet gaan zoals voorzien. Er is een borgingscommissie, onder leiding van oud-minister en commissaris van de Koningin Ed Nijpels, die de voortgang monitort.  Ik kan over de voortgang van Wind op Zee zeggen dat er op korte termijn een brief van de minister van Economische Zaken naar de Kamer zal worden gestuurd. De ambities ten aanzien van aanbesteding in 2015 bestaan nog steeds. Samen met de windenergiesector is er ook nieuw uitrolsysteem ontwikkeld, waarbij vergunningen en subsidies door de overheid in één tender worden uitgegeven. Met deze maatregelen en met innovatie in de sector zelf moet het mogelijk zijn, de efficiencyafspraak van 40% — dat is behoorlijk ambitieus — te halen in de periode tot 2023 bij Wind op Zee.  Er is ook geïnformeerd over de afspraken rond demonstratieprojecten in het kader van Wind op Zee. Er worden momenteel met stakeholders meerdere opties voor test- en demonstratiefaciliteiten bestudeerd. Op basis daarvan zal een voorstel worden uitgewerkt, als onderdeel van nieuw te bouwen windparken. Op basis van het voorstel dat in het najaar wordt verwacht, zal worden beoordeeld of deze activiteiten inderdaad kunnen worden betrokken bij de kavelbesluiten en de regeling voor de stimulering van duurzame energie, de SDE-plusregeling oftewel de SDE-plussubsidie. De sector heeft gemeld dat het voorstel zal aansluiten bij de nieuwe systematiek en de geplande uitrol.  Ten aanzien van de vervolgstappen, waar onder andere GroenLinks om heeft gevraagd, merk ik op dat hetgeen waarom gevraagd wordt, nu ook in het akkoord zit. Energiebesparing is een speerpunt in het energieakkoord. Dat is het ook in de energie-intensieve industrie. Het energieakkoord is ook op dit punt niet vrijblijvend. De verschillende partijen, waar de overheid er overigens ook een van is, zullen elkaar aanspreken als er niet wordt geleverd. Wat voor de energie-intensieve industrie geldt, geldt ook voor de woningbouwcorporaties. Onder de naam "Stroomversnelling" wordt een programma waarin vier bouwers en zes corporaties afgesproken hebben om voor 2010 100.000 woningen om te bouwen tot zogenaamde "nul op de meter"-woningen, uitgerold en stapsgewijs opgeschaald. Dat programma ligt op schema.  Met de introductie van de postcoderoos, een term die de heer Samsom heeft toegelicht in de formatie, zijn mogelijkheden gecreëerd voor huishoudens zonder "geschikt" dak om toch te investeren in zonne-energie. Om aan de ambitieuze doelen ten aanzien van energiebesparing in de glastuinbouw te voldoen, wordt onder andere geothermie ingezet. Alles overziend meen ik dat er een ambitieuze agenda ligt voor de besparing van energie, de opwekking van duurzame energie en het nakomen van de afspraken uit het energieakkoord. Dat biedt ook groeikansen voor de Nederlandse economie en een verdere aanzet tot innovatie.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De agenda is ambitieus. Dat is hartstikke goed en heel belangrijk. Dat is misschien wel belangrijker dan ooit. De vraag is hoe het zit met de uitvoering. Er zijn rapporten, bijvoorbeeld het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat eigenlijk een beetje is uitgelekt, waarin staat dat het best eens zou kunnen dat we behoorlijke vertraging gaan oplopen. Dat is één ding. Deelt de minister-president die angst? Wat mij zelf verontrust, is het volgende. We hebben de regeling Stimulering Duurzame Energie, de SDE-plusregeling. Voor dit jaar is daarvoor naar ik meen 3,5 miljard euro gereserveerd. Ik begrijp dat de uitputting nog niet eens de helft is. Ziet de minister-president mogelijkheden om de SDE-plusmiddelen in de komende maanden nog te doen benutten om de uitvoering van het energieakkoord, die eerder sneller moet dan langzamer, te bevorderen?  Minister Rutte: In 2016 wordt de tussenstand van een en ander opgenomen. Er wordt dan gekeken waar we staan. Op basis van alle initiatieven hebben we goede hoop en verwachten we dat we kunnen vasthouden aan de doelstellingen, zoals ik al zei. Als dat niet lukt, zullen we elkaar daarop aanspreken en bezien hoe we die alsnog kunnen realiseren. Op dit moment heb ik echter geen aanleiding om aan te nemen dat dat niet mogelijk zou zijn.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vraag het nog iets specifieker. Klopt het dat de uitputting stagneert van de middelen, die 3,5 miljard euro, die gereserveerd zijn om de overgang naar duurzame energie te financieren en financieel mogelijk te maken, en dat nog niet de helft van het geld dat we daarvoor opzij hebben gezet, al een bestemming heeft?  Minister Rutte: Vorig jaar is het allemaal uitgegeven en dit jaar hebben we nog drie maanden te gaan. Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat er grote bedragen zullen overblijven. We zullen dat echter moeten bezien. Vorig jaar is de hele pot leeg gegaan en dit jaar hebben we nog een kwartaal te gaan.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik hoop dat het optimisme van de premier op dat punt bewaarheid wordt. Ik stel er een vraag bij. Ik begrijp dat we van de minister van Economische Zaken rond 1 oktober een brief krijgen met de plannen voor vergunningverleningen en aanbestedingen voor wind op zee. Als onverhoopt zou blijken dat het geld dat we opzij hebben gezet, niet wordt gebruikt, worden wij daar dan in diezelfde brief over geïnformeerd, zodat ook de Kamer erop kan toezien dat die vertraging, waarvoor een aantal mensen bang is, niet daadwerkelijk optreedt?  Minister Rutte: In de eerste week van oktober komt de brief waarover de heer Van Ojik het heeft. Wat ik zei over de doelstellingen, is niet een kwestie van optimisme. Ik baseer dat op het feit dat heel veel partijen, van Greenpeace tot VNO-NCW, met elkaar samenwerken rond het energieakkoord, dat men zeer gecommitteerd is en dat men ook de balans ziet tussen milieu, energie en innovatie. Iedereen ziet dus de mogelijkheden die het energieakkoord biedt. Daarnaast hebben de partijen de ambitie uitgesproken om die 16% ook daadwerkelijk te halen.  De voorzitter: Mijnheer Buma. O, u schrikt ervan!  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ja, ik volgde dit gesprek met belangstelling, om te bekijken of het nog zin heeft om extra zonnepanelen op mijn dak te plaatsen.  Minister Rutte: Altijd goed!  De heer Van Haersma Buma (CDA): De premier heeft mijn vraag over kernenergie schriftelijk beantwoord. Dank voor dat antwoord. Ik lees het zo: als er een businesscase mogelijk is — we beseffen allemaal dat dat op dit moment niet het geval is — dan is het voor het kabinet principieel mogelijk om in het kader van CO2-uitstootloze energieopwekking kerncentrales in Nederland erbij te hebben. Klopt het op die manier?  Minister Rutte: Het kabinet gaat daar niet over. Als iemand een kerncentrale wil bouwen en een vergunning aanvraagt, blokkeren we dat niet. Het is wel zo dat we op dit moment overcapaciteit in de elektriciteitsproductie hebben. Naar mij is gemeld, is een businesscase voor een kerncentrale op dit moment heel lastig rond te krijgen. Het kabinet heeft geen principieel bezwaar tegen de bouw van nieuwe kerncentrales. Ik zie dat echter niet snel gebeuren.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik deel dat, want ik begrijp ook dat het niet iets is van vandaag op morgen. Maar van belang is wel dat we niet, zoals bijvoorbeeld Duitsland, zeggen: geen kernenergie meer. Dat doet men in Duitsland en ik vind het belangrijk dat dit Partij van de Arbeid/VVD-kabinet die keuze niet maakt.  Minister Rutte: Nee. Voor ons geen Atomausstieg, in goed Nederlands. Maar ik hoor minister Kamp naast mij zeggen dat er nu ook geen aanvraag ligt voor een kerncentrale. Dat klopt.  Voorzitter. In het bijzonder de heer Samsom heeft vragen gesteld over de rol van Energie Beheer Nederland om mee te investeren in duurzame energieproductie, zoals dat ook gebeurt bij olie en gas. Het kabinet zet in op een duurzame energiehuishouding en daar is het energieakkoord dus ook van belang. Ik noemde al het aantal kansen voor de export, maar ook de 15.000 extra banen waar rekening mee wordt gehouden. Wij willen met onze topsector Energie uiteindelijk ook in de top tien van de mondiale Cleantech Ranking terechtkomen. Die ambitie hebben we. Er zijn overheidsmiddelen beschikbaar om de kosten voor duurzame energieproductie te verlagen. Er is ook een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten, et cetera, et cetera.  Als onderdeel van het energieakkoord is door de Nationale Investeringsinstelling en de sector gekeken naar de financiering van duurzame energie en dan specifiek Wind op Zee. Kijk, daar wordt de heer Samsom meteen actief! Daaruit volgt dat er in principe op dit moment geen gebrek lijkt te zijn aan beschikbaar kapitaal. Wel moet echter bij de vormgeving van de subsidie voor Wind op Zee rekening gehouden worden met de financierbaarheid van de projecten. Daarom wordt op dit moment ook samen met de sector, als onderdeel van de vormgeving van de tenders voor Wind op Zee, nadere uitwerking gegeven aan deze kwestie. De minister van Economische Zaken is momenteel bezig met de doorlichting van het hele Gasgebouw, waar EBN onderdeel van uitmaakt, en hij zal de Kamer in oktober informeren over de uitkomsten. Dan kan ook worden ingegaan op de suggestie van de heer Samsom om te bezien hoe EBN optimaal kan worden ingezet om de grote opgaven op het terrein van energie te realiseren.  De heer Samsom (PvdA): Mijn vraag ging één stapje verder dan dat. Ik vind het mooi dat er in dat kader naar gekeken wordt, maar ik zou graag de toezegging willen dat EBN in staat wordt gesteld om breder te kijken dan olie en gas. We hoeven niet precies elke duurzame energiebron af te gaan om te bekijken of daarin geïnvesteerd kan worden, maar ik wil graag de grens doorbreken tussen fossiel en duurzaam wat betreft de mede-investeringen door de Staat.  Minister Rutte: Akkoord. Alleen: het moet natuurlijk een meerwaarde hebben, dus daarom wordt dat meegenomen in dat hele Gasgebouw en de rol van EBN daarin. Zodra dat echter ook maar enigszins meerwaarde heeft, gaan we dat doen.  Voorzitter. Dan zijn er natuurlijk ook vragen gesteld, onder andere door de heer Pechtold, over energieafhankelijkheid, bijvoorbeeld de afhankelijkheid van Russisch gas. De discussie over die voorzieningszekerheid en importafhankelijkheid wordt op dit moment volop gevoerd, zowel in de Europese Unie als in Nederland. De Europese Commissie heeft op 28 mei, in reactie op het conflict in de Oekraïne, een eigen zekerheidsstrategie voor energievoorziening gepresenteerd. Ik ben, evenals de Commissie, van mening dat de belangrijkste onderdelen van de Europese en Nederlandse voorzieningszekerheidsstrategie zouden moeten zijn: het voltooien van marktintegratie, zodat er een geïntegreerde Europese markt is; het verbeteren van netwerken en interconnecties; het verder diversifiëren van de energiemix, onder andere door ervoor te zorgen dat we energie uit meerdere landen halen; en natuurlijk het voeren van een eigen energie- en klimaatbeleid met ambitieuze doelstellingen, zoals we dat aan het doen zijn. Tegen die achtergrond is er natuurlijk de vraag hoe het zit met de afhankelijkheid van Russisch gas. Voor Nederland geldt dat het daar in ieder geval op dit moment onafhankelijk van is. Nederland importeert zo'n 5% van het gas uit Rusland, maar zou ook zonder die 5% kunnen. Dat doen we meer om het contact met Rusland te houden. Maar natuurlijk is onze gasvoorraad niet oneindig.  Wat betreft olie is de Europese afhankelijkheid van Rusland kleiner dan bij gas. Gemiddeld is ongeveer 30% van de olie-import afkomstig uit Rusland. Het is op zichzelf makkelijker om dat percentage terug te dringen, simpelweg omdat je geen pijp nodig hebt maar een schip. Echter, als dat zou leiden tot een heel andere situatie, dan is dat natuurlijk wel schadelijk voor de economie van Rotterdam en Amsterdam, die in belangrijke mate profiteren van de aanlanding van die olie. Maar strikt genomen is het bij olie iets makkelijker dan bij gas om onafhankelijk te worden van Rusland.  Dan kom ik nu bij het rubriekje overige zaken. Ik bedoel natuurlijk natuur en milieu!  De voorzitter: Mijnheer Slob heeft nog een vraag over het vorige onderwerp.  De heer Slob (ChristenUnie): Er zijn bepaalde doelstellingen gesteld voor schone energie en de energietransitie. Die zijn deze kabinetsperiode zelfs iets verlaagd ten opzichte van voorheen. Op dit moment liggen we heel ver van die doelstellingen af. Bent u bereid, met alles wat er deze zomer gebeurt en alle onzekerheden die er zijn over energie, om die doelstellingen nog eens goed te bekijken en te bekijken of we die energietransitie kunnen versnellen? Want het is meer dan ooit belangrijk dat we, ook als het gaat om schone energie, proberen om in Nederland slagen te maken, zoals met windenergie, zonne-energie en blauwe energie. Er zijn gelukkig nog heel veel mogelijkheden om daarop in te zetten.  Minister Rutte: Het punt is dat het realiseren van deze doelstellingen niet alleen leidt tot kansen, banen en innovatie, maar ook heel veel geld kost. Zij zijn zeer ambitieus. In het kader van deze algemene beschouwingen heb ik mij er opnieuw in verdiept, want ik wist dat dit onderwerp zou komen, maar je moet vaststellen dat je er niet een tandje bij kunt doen en dat de percentages dan ineens hoger liggen. Je moet echt bereid zijn om er heel veel geld voor vrij te maken. Ik zie dat niet gebeuren. Ik denk dat we er vooral alles aan moeten doen om de doelstellingen die we hebben, te realiseren.  De heer Slob (ChristenUnie): Als we constateren dat onze energieafhankelijkheid, bijvoorbeeld van een land als Rusland, te groot is, en dat we moeten proberen om daarin veel meer zelf te voorzien, dan moet dat tandje er toch gewoon bij? Het is toch onvermijdelijk dat wij de komende jaren alles doen, maximaal, om te voorkomen dat we weer naar kerncentrales toe moeten, met grote onzekerheden als het gaat om kernafval, om maar iets te noemen, of dat we weer afhankelijk worden van een energiebron in een ander land waarvan we niet op die manier afhankelijk willen zijn?  Minister Rutte: We geven er 3,5 miljard euro per jaar aan uit. We hebben echt vergaande, ambitieuze doelstellingen. Nogmaals, Nederland is in zeer beperkte mate energieafhankelijk van Rusland. Als het nodig is, zijn er alternatieven voor olie. De komende tien jaar zijn we wat gas betreft niet afhankelijk van Rusland. In die zin is er ook geen nationaal belang. Er is wel een Europese urgentie, waarover discussie plaatsvindt, maar voor de Nederlandse agenda is mijn standpunt dat we nu een goede balans hebben en dat we onze handen meer dan vol zullen hebben om die doelstellingen te realiseren.  Voorzitter. Natuur en milieu. Er is gevraagd naar een kabinetsvisie op de rol die klimaatverandering speelt bij toekomstige conflicten. Voor een deel kan ik herhalen wat ik bij eerdere interrupties in het debat heb gezegd. Wij leveren een grote bijdrage aan voedselzekerheid. De Nederlandse agrosector is niet alleen de tweede exporteur in de wereld, maar levert ook vooraanstaande, innovatieve oplossingen voor het op duurzame wijze verhogen van de productie met minder hulpbronnen. We hebben ook gesproken over klimaatslimme landbouw, waarbij de kennis en ervaring van Nederland worden ingezet om op een duurzame manier om te gaan met natuurlijke hulpbronnen die steeds schaarser worden, zoals water, mineralen en energie. Er worden veel initiatieven genomen, waaronder de Alliance for Climate-Smart Agriculture. Deze wordt volgende week gelanceerd op de klimaattop in New York, waar ik gepland heb bij te zullen zijn.  Een vervolgvraag is of het kabinet kan garanderen dat soevereine besluitvorming over milieu, voedselveiligheid, privacy en dierenwelzijn niet onder de vlag van het vrijhandelsakkoord de facto wordt overgedragen aan het bedrijfsleven. De Europese standaarden voor dierenwelzijn zullen niet ondergeschikt worden gemaakt aan het belang van de Europese Unie en de Verenigde Staten om hun onderlinge handelsbetrekkingen te versterken. Mevrouw Thieme heeft ook andere bezwaren geopperd bij het vrijhandelsverdrag, zoals de investeringsbescherming voor bedrijven. Het kabinet heeft de Kamer al laten weten daaraan stringente voorwaarden te zullen verbinden. Het vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten draagt bij aan de handel en aan het verlagen van de importtarieven. Deze worden vereenvoudigd door wederzijdse standaarden te erkennen, maar niet door onze standaarden te verlagen. Dat is een belangrijke red line voor mevrouw Ploumen en mijzelf.  De heer Van der Staaij heeft nog gevraagd of de ministerraad ooit eerder is geopend met Bijbellezing. Ik moet zeggen dat ik dat niet zeker weet. De heer Colijn werd al genoemd in de eerste termijn van de Kamer. Het zou mij niet verbazen, maar ik moet het antwoord schuldig blijven, want dat zou meer studie vragen. Als ik het ooit heb, zal ik de heer Van der Staaij daarover onmiddellijk berichten, maar op dit moment is dat niet zeker.  De heer Van der Staaij sprak over Lucas 10, vers 30 tot 35, naar een zeer oude tekst uit de Statenvertaling van de Staten-Generaal voor de Synode van Dordrecht. Ik moet zeggen dat deze in ieder geval niet op deze wijze aan de orde is geweest in de ministerraad. Dat weet ik zeker.  De mooie schets die de heer Van der Staaij gaf van die vergadering, bevat beslist een aantal herkenbare elementen, op één punt na. Ik ken de Staatkundig Gereformeerde Partij als een vrij formele partij, niet in de persoonlijke contacten, maar wel in het meer formele verkeer. Het heeft mij verbaasd dat hij ervan uitging dat de ministers en de staatssecretarissen elkaar tutoyeren in de ministerraad. Dat is niet het geval. Wij noemen elkaar bij de achternaam om daarmee ook in de ministerraad, hoewel zonder media en in de beslotenheid, een zekere formaliteit aan de vergadertafel te handhaven. Dus alleen op dat punt moet ik een kleine correctie aanbrengen in het beeld, maar verder was het een prachtig verhaal.  De voorzitter: Misschien is dat een formaliteit die u dan ook kunt gebruiken als u hier staat in vak-K.  Mevrouw Thieme (PvdD): Aan het begin van zijn bijdrage gaf de minister-president aan dat hij een speciaal blokje natuur en milieu had gereserveerd omdat "mevrouw Thieme anders boos zou worden". Ik hoop dat er meer achter zit dan dat, maar het gaf mij wel wat meer hoop, omdat er in de troonrede helemaal niets over natuur en milieu werd gezegd; het enige klimaatprobleem dat dit kabinet aanroerde, was het investeringsklimaat in ons land en verder heb ik het woord klimaat niet gehoord.  In mijn eerste termijn heb ik vragen gesteld over natuur en milieu in Nederland. Ik heb duidelijk geschetst dat mensen op dit moment op het platteland te lijden hebben van de opkomst van megastallen, dat mensen hun ramen niet meer kunnen openen vanwege de stank, dat een zoon van iemand astma heeft en door de fijnstof nog nauwelijks kan ademen, dat er sprake is van zo veel landbouwgif op het platteland dat de Gezondheidsraad spreekt over mogelijk onaanvaardbare gezondheidsrisico's. En dat heeft allemaal te maken met datgene waarover de minister-president net sprak: wij willen graag exporteren, landbouw is een belangrijke sector. Dat heeft echter een prijs en die prijs betalen we hier. Ik vraag de minister-president hoe hij die "megamorfose" van het platteland, het oprukken van die megastallen voor zijn rekening kan nemen. Ik vraag dit ook omdat hij destijds als fractievoorzitter heeft gezegd: ik ben het met mevrouw Thieme eens, dat mensonterende stapelen van varkens, daar moeten we inderdaad wat aan doen en daar kunt u bij mij altijd voor terecht. Welnu, hier sta ik. U bent nu minister-president. U hebt nu een partner, de PvdA, die ook heeft gezegd: stop de megastallen. Nu kunt u de daad bij het woord voegen. Gaat u dat ook doen?  Minister Rutte: Onder deze coalitie en onder eerdere coalities is het dierenwelzijn in Nederland aangescherpt. We zitten boven het gemiddelde Europese niveau. We hebben strenge milieueisen. Ondanks al die eisen hebben we nog steeds een zeer innovatieve landbouwsector, en ik merk dat die er ook zelf grote waarde aan hecht om via de veeteelt en het verbouwen van allerlei gewassen bij te dragen aan de directe voedselvoorziening en om een bijdrage te leveren aan het milieu en aan de beleving van het platteland. Ik kom er zelf veel. Ik ken de sector. Ik heb er echt een ander beeld van dan mevrouw Thieme. En al zou ik misschien zelf door een rietje naar de sector kijken doordat ik een aantal eigen voorbeelden ken, dan nog zijn er de objectiveerbare feiten van de Nederlandse milieu- en dierenwelzijnswetgeving.  Mevrouw Thieme (PvdD): Mijn partij maar ook heel veel andere partijen in de Kamer krijgen wekelijks mails van mensen die aangeven het langzamerhand verstikkend te vinden om op het platteland te leven, omdat er zo veel fijnstof en stikstof is; ze zien de heide verdwijnen en de bodem verzuren, en ze zien niet dat het kabinet zijn verantwoordelijkheid neemt. Als u als toenmalig fractievoorzitter van mening was dat het afgelopen zou moeten zijn met het mensonterende stapelen van varkens en dat het niet ten koste mag gaan van dieren en mensen, dan vraag ik u nu als minister-president waarom dit kabinet geen halt toeroept aan die opkomende megastallen.  Minister Rutte: Ik denk dat het belangrijk is om als kabinet een opvatting te hebben over niet zozeer de precieze bedrijfsvorm die mensen kiezen als wel de randvoorwaarden waarbinnen kan worden ondernomen. We hebben een strenge wetgeving op het terrein van dierrecht, op het terrein van milieu en het terrein van ondernemerschap, waarbinnen de sector er nog steeds in slaagt om te behoren tot misschien wel de meest innoverende van de wereld. Dat is voorwaar een prestatie, want die wetgeving is gewoon pittig en zit ondernemers soms ook in de weg. Daarvoor grote complimenten. Het lijkt mij niet dat we er verder aan bijdragen om de sector succesvoller te laten zijn en ook qua impact op de samenleving anders te laten opereren, door nog verder de regelgeving aan te scherpen. Ik denk dat dat goed gaat.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik begrijp de minister-president goed dat wat hem betreft de opkomst van de megastallen verantwoord is en dat hij daar niets tegen gaat doen.  Minister Rutte: Nogmaals, we hebben wetgeving. We hebben allerlei kaders waarbinnen het milieu, het dierenwelzijn et cetera moeten worden georganiseerd. Ik denk dat die echt staan en dat ze voldoende zijn. Ze zijn dusdanig streng dat ik weleens bewondering heb voor de agrarische ondernemers, omdat zij er binnen al die wetgeving nog steeds in slagen om een zo ongelooflijk succesvolle sector wereldwijd toonaangevend overeind te houden.  Voorzitter. Tot slot kom ik te spreken over de tegenbegrotingen. Ik denk dat dit kort kan, want ik heb er al een paar dingen over gezegd. Ik begin bij de tegenbegroting die we al vanaf gisterochtend 08.00 uur hadden kunnen zien. Omdat we niet allemaal de hele dag de GroenLinks-website open hebben staan, hebben we haar pas gelezen toen zij werd rondgedeeld. Ik heb het over de tegenbegroting van de heer Van Ojik van GroenLinks, waarvoor ik grote waardering heb. Ik ben het niet met alles eens, zo zeg ik maar tot de heer Van Ojik, maar ik heb er grote waardering voor dat hij een tegenbegroting indient. We zullen de voorstellen zorgvuldig bestuderen. Wellicht komt ook de minister van Financiën er nog nader op terug; anders zal de financieel woordvoerder van GroenLinks dat doen tijdens de algemene financiële beschouwingen. Er zat bij mij wel één haar in de soep, als ik het zo mag noemen. Dat is het afschaffen van het topsectorenbeleid, zowel in de sfeer van ombuigingen als in de sfeer van lastenverzwaringen. Het zou echt een aanslag zijn op innovatie, op onderzoek en op de versterking van ons bedrijfsleven door nieuwe innovatieve sectoren een kans te geven. Het zou mijn tegenuitdaging aan de heer Van Ojik zijn om daar nog eens goed naar te kijken.  Aanvankelijk zette ik een groot vraagteken bij de aanpak van belastingontwijking, maar uit de nadere duiding begrijp ik dat de 1,3 miljard wel degelijk te onderbouwen zou zijn. Daarvoor spreek ik mijn complimenten uit. Ik ben het er inhoudelijk niet mee eens — maakt u zich geen zorgen, mijnheer Zijlstra! — maar ik wijs erop dat het wel van maatregelen is voorzien. Aanvankelijk dacht ik dat de 1,3 miljard meer een wens was, maar dat is niet zo. GroenLinks heeft hier wel degelijk een aantal maatregelen onder gelegd, die overigens allemaal uiteraard ook effecten hebben op de werkgelegenheid en op de groei. Maar goed, nogmaals dank voor de tegenbegroting. Ik denk dat er bij de algemene financiële beschouwingen nader op wordt ingegaan. Op één punt zie ik een spanningsveld met het GroenLinks zoals ik dat ken van mevrouw Halsema en de heer Van Ojik, het GroenLinks dat ook voor een sterke, innovatieve economie is. Dat is de wel heel forse bezuiniging als gevolg van het afschaffen van het topsectorenbeleid.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wacht uiteraard met spanning af hoe onze begroting bij alle begrotingsbesprekingen en bij de algemene financiële beschouwingen haar weg zal vinden naar de echte begroting. Ik ben blij met de positieve woorden van de minister-president. Die 1,3 miljard voor het aanpakken van belastingontwijking is inderdaad onderbouwd met een aantal heel specifieke maatregelen. Zo kent de minister-president GroenLinks ook. Dat geldt ook voor het schrappen van het topsectorenbeleid. Wij sluiten daarmee eigenlijk een beetje aan bij de redenering van de WRR in het rapport Naar een lerende economie. Daarin zegt de WRR — ik vat het uiteraard in mijn eigen woorden samen — dat de topsectoren de steun van de Nederlandse overheid juist niet nodig hebben. Als je een kabinet bent dat zo gelooft in marktwerking, laat dan juist de topsectoren hun werk doen in de markt en ondersteun daar waar bedrijven je steun nog hard nodig hebben of daar waar er zaken zijn die je anders wilt.  Minister Rutte: Het topsectorenbeleid is natuurlijk een coproductie van de overheid, kennisinstituten en het bedrijfsleven. Als je dat helemaal zou tunen naar sectoren waarmee het nog niet goed gaat, zitten daar ook weer grote risico's aan. Natuurlijk moeten de uitdagers ook een kans hebben, maar dan wel de uitdagers met levenskracht. Het afschaffen, wat hier gebeurt, is echt een enorme greep in de kas van innovatie en onderzoek. Maar goed, voor de heer Van Ojik geldt hetzelfde als voor het kabinet: je moet moeilijke keuzes maken. Dit is een keuze die GroenLinks maakt. De tegenbegroting lezende en mij verplaatsende in de GroenLinks-kiezer, was dit de enige keuze waarvan ik dacht: daar zou ik nog even naar kijken. Voor de rest begrijp ik vanuit de GroenLinks-filosofie veel van de keuzes die worden gemaakt. Ik uit nogmaals mijn grote waardering daarvoor.  Ik heb ook waardering voor het CDA. Ik heb al een paar dingen gezegd over zijn tegenbegroting. Ik was nog even op zoek naar de dekking voor het terugdraaien van maatregelen inzake de kindregelingen en de Wmo, maatregelen op het terrein van het Witteveenkader en zo nog wat zaken ten grootte van een miljardje of drie. Die kon ik zo snel niet meer vinden, vandaar ook mijn opmerking vanmorgen dat er blijkbaar inmiddels wel steun is voor die maatregelen. Maar verder, grote waardering voor het feit dat het CDA een tegenbegroting heeft gepresenteerd. Ik kan mij voorstellen dat ook die nader terugkeert bij de AFB.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik denk dat de minister van Financiën u nog even de woorden in de mond legt dat u deze tegenbegroting uiteindelijk overneemt.  Minister Rutte: U ziet mij met hem praten, maar ik vroeg hem of hij al inzage had gehad in de SP-tegenbegroting. Dat is het geval en ik kreeg net een appreciatie van die tegenbegroting. Ik zal er zo meteen op ingaan.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is niet de begroting die overgenomen hoeft te worden, maar dat terzijde.  Minister Rutte: Ik ben het met u eens.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Vanochtend was u — maar zand daarover — wat kinderachtig door te wijzen op wat er niet wordt gedekt. Ik had gisteren in het debat onze keuzes namelijk al toegelicht en aangegeven waarom het meest wel wordt teruggedraaid. Dat kunt u ook zien.  Deze begroting is een eerste stap op weg naar een eenvoudiger belastingstelsel. Ik zei gisteren al: onze tweede stap komt wanneer het helemaal op inkomenseffecten is doorgerekend. De premier maakte er vanochtend vrij snel gehakt van, maar ik zeg hem: als het kabinet daadwerkelijk op de langere termijn lagere belastingen wil, dan ontkomt ook het kabinet niet aan keuzes. En die keuzes zullen helemaal niet zo ver van deze tegenbegroting af liggen. Onze keuzes zouden het wel eens kunnen worden. U kunt ons voorstel van tafel vegen omdat de dekking niet deugt en de inkomenseffecten ontbreken, maar ik geef u op een briefje: als u werkelijk werk maakt van belastinghervormingen die meer zijn dan wachten op toevallige meevallers in de toekomst, dan hoort daar een kleinere overheid bij. Daar horen ook inkomenseffecten bij, maar er horen vooral heel veel positieve effecten voor de werkgelegenheid bij. Als u de begroting goed leest, ziet u het erin staan en u zult er nog verbaasd over staan hoeveel u er zelf van over gaat nemen.  Minister Rutte: We'll see!  We hebben in ieder geval afgesproken dat we met elkaar het gesprek aan zullen gaan over een nieuw belastingstelsel. Ik verheug me daarop. Ik heb vanmorgen al een aantal kanttekeningen geplaatst, bijvoorbeeld bij het feit dat de koopkracht van de ouderen wel erg door het ijs zakt. Verder worden er een aantal intensiveringen niet teruggedraaid en de IACK-bezuiniging draagt ook niet direct bij aan een versterking van het investeringsvermogen en het groeivermogen van de economie. Maar goed, dat zijn uw keuzes. Er zitten ook keuzes in die ik wel begrijp. Ik waardeer al met al enorm "de worp" van het CDA.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nu doet de premier hetzelfde als vanmorgen. Ik zei "zand erover", maar nu begint hij weer opnieuw. Natuurlijk kun je er een enkel elementje uitpakken, zonder naar de kant te kijken waar de effecten worden goedgemaakt, bijvoorbeeld door een belastingverlaging in de eerste schijf. Dit zijn keuzes.  Ik hoor de premier als een Kamerlid zeggen dat het plan niet deugt, maar de regering zou moeten regeren. Wanneer een fractie in de Kamer, in dit geval het CDA, met een plan komt dat die kant opgaat, dan kun je het lezen door de bril van "wat deugt er niet?", maar je kunt het ook lezen door de bril "hé, we hebben elkaar nodig; we zouden die kant wel eens uit kunnen gaan". En ook al leest de premier het door die eerste bril, ik roep hem daar toch toe op.  Minister Rutte: Die effecten op de ouderen zijn het totaaleffect van de tegenbegroting. Ik licht er dan echt niet één maatregel uit. Maar laten we er nou gewoon met elkaar over in gesprek gaan. Ik waardeer het zeer dat het CDA een tegenbegroting heeft gemaakt. De VVD deed dat ook toen ze in de oppositie zat en toen lag ik net zo onder vuur als nu de heer Buma. Ja, zo hoort dat! We hebben hier scherpe discussies, maar dat neemt niet weg dat er elementen in zitten die het kabinet snapt.  De voorzitter: Mijnheer Buma voelt zich uitgedaagd.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is een gesprek dat wij voeren.  Het woord "tegenbegroting" vind ik best, maar in feite is het een eerste stap op weg naar de belastingverlaging waarvan het kabinet zegt dat het die wil. Ik zeg maar één ding: het kabinet zal ook keuzes moeten maken of het is allemaal luchtfietserij en op drijfzand gebaseerd. Wat doe je als je een belastingverlaging betaalt uit meevallers die er nog niet zijn? Het alternatief is dat je keuzes maakt en als het kabinet keuzes maakt, dan zal het ook deze kant op moeten. Wij zullen in oktober het plan met alle werkgelegenheidseffecten en dergelijke voor de lange termijn kunnen presenteren.  Minister Rutte: Dat wachten we af.  Voorzitter. Tot slot kom ik bij de tegenbegroting van de Socialistische Partij, waarvoor ook veel waardering. Ik moet toegeven dat het SP wel een keuze maakt, namelijk het saldo laten verslechteren met meer dan 1%. Daardoor komen we boven de 3% uit. Dat is geen goed nieuws, denk ik. Daarnaast viel mij op dat sommige hervormingen niet worden teruggedraaid, zoals de AOW-leeftijdsverhoging. Het lijkt nu alsof ook de SP zegt dat de AOW-leeftijdsverhoging een gegeven is. Dat is goed nieuws. Een paar maatregelen zijn zo ingrijpend dat zij lastig per 2015 in te voeren zijn, maar dat is ook wel weer logisch, want als je een tegenbegroting maakt, maak je een begroting tegen die van het kabinet. Het is van mij ook niet helemaal fair om de heer Roemer daarop aan te vallen en dat laat ik dus liggen, want als de heer Roemer zelf in de regering had gezeten, had hij eerder een begroting gemaakt. Dan had hij maatregelen kunnen nemen die nog wel invoerbaar waren, terwijl een paar maatregelen lastig op heel korte termijn zijn in te voeren.  De saldoverslechtering en het niet terugdraaien van de AOW-leeftijdsverhoging sprongen er voor ij helemaal uit. Verder begrijp ik de begroting helemaal door de bril van de SP en de keuzes die deze partij maakt, waarvoor waardering, althans voor het feit dat de SP zo'n tegenbegroting maakt.  De heer Roemer (SP): Dat is al meer dan ik vandaag gekregen heb, waarvoor dank.  Ik had ook graag eerder een tegenbegroting gemaakt, maar als je inderdaad een paar dagen ervoor de cijfers krijgt op basis waarvan je een tegenbegroting moet maken, is het lastiger. Daar hebben wij over en weer begrip voor. Het saldo waarop wij uitkomen, is 2,5%. Dat is inderdaad iets hoger dan het kabinet, maar beneden de 3%. Die 2,5% is uitstekend binnen alle normen. Verder hebben wij inderdaad geprobeerd om zo veel mogelijk te repareren, maar ik kan niet anders dan concluderen dat slopen nu eenmaal sneller gaat dan bouwen.  Minister Rutte: Ik laat die termen even voor rekening van de heer Roemer. Overigens komt hierbij dat de verslechtering van het saldo ook te maken heeft met het feit dat de heer Roemer een aantal maatregelen niet eerder kon invoeren. Als hij ze eerder had kunnen nemen, waren ze wellicht op tijd invoerbaar geweest en zou het saldo niet door de 3% zijn gezakt. Als ze op tijd waren genomen, zou het saldo inderdaad aan de goede kant van de 3% zijn geëindigd. De eerlijkheid gebiedt mij om dat op te merken.  Voorzitter, hiermee meen ik de tegenbegrotingen van commentaar te hebben voorzien, althans op hoofdlijnen. Ze komen ongetwijfeld nog terug bij de algemene financiële beschouwingen. Ik heb een poging gedaan om de vele opmerkingen die de Kamer in eerste termijn gemaakt heeft, te beantwoorden. Ik verheug mij op het vervolg van het debat.  De voorzitter: Dank u. Daarmee is een einde gekomen aan het antwoord van de regering in eerste termijn. Wij waren gisteren laat, maar zijn vandaag best vroeg. Gezien het tijdstip wil ik doorgaan met de tweede termijn, maar ik kan mij voorstellen dat daarvoor enige voorbereidingstijd nodig is. Dat signaal heb ik ook van diverse mensen gekregen. Daarom gaan wij een halfuurtje schorsen.  De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.53 uur geschorst.  De voorzitter: Ik verzoek de leden, hun plaatsen in te nemen, zodat wij kunnen beginnen met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Roemer van de fractie van de SP.  De heer Roemer (SP): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met het bedanken van de minister-president voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik moet erkennen dat hij er aardig in is geslaagd om dat in een behoorlijk tempo te doen dit keer. We waren blijkbaar tijdens deze algemene beschouwingen meer met elkaar bezig dan met het kabinet. Dat kan ik jammer vinden, maar de Kamer gaat nu eenmaal over haar eigen vergadering. Zo werkt dat. Dat de beantwoording snel was, wil niet zeggen dat ik er blij mee ben. De complimenten moeten vooral niet verkeerd worden opgevat. De premier is er trots op dat zijn kabinet zo veel veranderingen heeft doorgevoerd. Hij noemde dit kabinet het meest hervormingsgezinde kabinet sinds vele jaren. Zo kun je het zeker noemen, maar niet iedere verandering is een verbetering. Soms gaan broodnodige veranderingen via een volstrekt verkeerde weg.  Ik vroeg de premier naar een definitie van armoede. Hij zei dat mensen die in de financiële problemen zitten hun uitgaven beter moeten afstemmen op hun inkomsten. Hij zei ook dat mensen in de armoede belanden als zij de weg naar de bijstand niet kunnen vinden. Zelden heb ik een premier gehoord die zo wereldvreemd spreekt over mensen in armoede. Met dit soort uitspraken kwetst hij mensen die graag willen werken, maar gewoon geen werk kunnen vinden. Hij kwetst daarmee ouderen die ziek worden, maar de zorg niet kunnen betalen. Hij kwetst een moeder in de bijstand die elke maand een gevecht moet leveren om haar kind fatsoenlijk eten te geven en die door het beleid dat de premier verdedigt met €312 wordt gekort.  Sinds het aantreden van de premier met het kabinet-Rutte I, nu vier jaar geleden, is in ons land veel hervormd, om die term maar te gebruiken. Sinds Rutte I is het aantal mensen dat gebruik moet maken van de voedselbank gestegen van ongeveer 50.000 naar 85.000. Sinds die periode zijn zo'n 225.000 mensen werkloos geraakt. Het aantal miljonairs in ons land steeg vorig jaar met 16,5% tot 173.000 en ondertussen is het aantal kinderen dat opgroeit in armoede schrikbarend toegenomen. In 2012 waren dat er 384.000 en dat aantal is alleen maar toegenomen. Het aantal mensen dat de zorgkosten niet meer kan betalen, is opgelopen tot boven 1 miljoen.  Dat is de reden waarom wij zo fel zaten op de uitwerking van het beleid van de afgelopen jaren. Er zijn zo veel mensen die geen perspectief zien en die in het beleid alleen maar verder in de hoek worden gedrukt. Daarom maken wij andere keuzes dan het kabinet. Ja, het kan veel menselijker en veel socialer. Heel veel mensen die het debat hebben gevolgd, waren van mening dat er veel meer óver ze werd gesproken dan dat er vóór ze werd gesproken en ze perspectief werd gegeven.  Dan nog een opmerking over de toenemende internationale spanningen. Die leiden ook tot meer spanningen in onze buurten. Wij steunen het beleid om extremisme aan te pakken en jihadstrijders op te pakken. Wij staan echter ook pal voor onze rechtsstaat en vinden dat de ministers ook hier gecontroleerd moeten worden door de rechter. We willen onze bijdrage leveren aan het helpen van mensen die op de vlucht zijn, en moeten ons uiterste best doen om fascistische moordbrigades als ISIS te bestrijden. We moeten mensen in de wijken echter ook een alternatief bieden, een toekomst bieden en een perspectief bieden. We moeten ervoor zorgen dat de mensen zich hier ook thuis voelen en dat ze kansen krijgen. Zij moeten kansen krijgen in hun wijk, kansen krijgen in hun buurt, kansen krijgen op werk. Haal in al die wijken de voedingsbodem weg en voorkom dat mensen geen uitzicht meer hebben, in welke vorm dan ook. Daarvoor is meer inspanning nodig, bijvoorbeeld bij het investeren in wijken, maar ook bij het aanpakken van segregatie. Ik ben heel benieuwd naar de brief van de minister over wat hij echt wil doen aan integratie.  We willen ook lessen trekken uit het verleden, uit de oorlog in Afghanistan en die in Irak. Daarvan kunnen wij leren dat ondoordacht optreden en oorlogszuchtige taal alleen maar tot meer problemen en tot meer slachtoffers leiden, en tegenstellingen alleen maar vergroten. Als het gaat om het bestrijden van gewelddadige conflicten in het buitenland moeten we niet hooghartig zijn. Laten we behoedzaam en voorzichtig zijn, en niet achter een agenda aanlopen die zal leiden tot grote conflicten en meer massief geweld in gebieden waar al veel te veel wapens aanwezig zijn.  Bij de inrichting van onze samenleving moeten we niet bescheiden zijn. We kunnen in Nederland armoede beter bestrijden. We kunnen mensen in deze onzekere tijden meer zekerheid bieden. Wat mij betreft ging het debat van de afgelopen dagen te weinig over de problemen waarmee mensen elke dag te maken hebben. In de komende maanden zullen we in de Kamer alle begrotingen behandelen. Daarbij zal de SP voorstellen doen om het beleid bij te sturen waar dat kan. Vanavond sluit ik mijn bijdrage af met het indienen van drie moties, om daaraan een eerste richting te geven.  Mijn eerste motie gaat over het Belastingplan. De 2% rijkste Nederlanders bezit een derde van al het vermogen, terwijl 60% van de Nederlandse huishoudens helemaal geen vermogen heeft, of zelfs in de schulden zit. De snel groeiende tegenstellingen vormen een gevaar voor de solidariteit en voor de samenhang in de samenleving. Een land met zulke grote tegenstellingen wordt uit het lood geslagen. We willen een begin maken met het eerlijker maken van de belasting op vermogens. Gewone spaarders moeten worden ontzien door ze geen belasting meer te laten betalen over een fictief rendement. Mensen met een groot vermogen moeten worden belast op grond van werkelijk gehaalde rendementen. Daartoe dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de relatieve inkomsten van belasting op arbeid toenemen en van de belasting op kapitaal afnemen;  constaterende dat kleine spaarders gemiddeld lagere rendementen halen en relatief zwaar worden belast;  verzoekt de regering, te komen met een voorstel om de vermogensrendementsheffing te baseren op het werkelijk genoten rendement, zodat van kleine spaarders minder wordt gevraagd,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 5 (34000).  De heer Roemer (SP): Ik heb vandaag niet voor het eerst gesteld dat de verhuurdersheffing een ramp is voor corporaties maar vooral ook voor huurders. Het omzetten van de verhuurdersheffing in een investeringsplicht geeft corporaties veel meer ruimte om de broodnodige investeringen te doen, om de woningnood aan te pakken, maar ook om woningen te renoveren, energiebesparende maatregelen te nemen en op het platteland te investeren in bijvoorbeeld wijkvoorzieningen. Dit levert ook nog eens tienduizenden banen in de bouw op. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de bouw van sociale huurwoningen, investeringen in onderhoud en in de leefbaarheid van buurten achterblijven;  constaterende dat de verhuurdersheffing voor woningcorporaties de mogelijkheden voor investeringen flink beperken;  verzoekt de regering, te komen met een voorstel om de verhuurdersheffing voor woningcorporaties om te zetten in een investeringsplicht,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 6 (34000).  De heer Roemer (SP): Het zal uit alle betogen die ik en mijn collega's de afgelopen tijd hebben gehouden, duidelijk zijn dat wij ons ernstig zorgen maken over het over de schutting kiepen van zo veel beleid naar gemeenten. Wij maken ons daarbij vooral zorgen over de extreme bezuinigingen waarmee dat gepaard gaat. Die zorgen ervoor dat een en ander niet zorgvuldig kan worden ingevoerd, dat veel mensen hun baan verliezen en dat veel gemeenten in de problemen komen. En vooral zorgen die bezuinigingen ervoor dat veel ménsen in de problemen komen. Dat kan en moet beter. Vandaar de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de decentralisatie van zorg en ondersteuning naar gemeenten gepaard gaat met forse bezuinigingen;  constaterende dat veel gemeenten nu al aangeven dat zij de zorg en ondersteuning niet op peil kunnen houden;  constaterende dat tienduizenden zorgmedewerkers de afgelopen tijd hun baan hebben verloren;  verzoekt de regering, voor volgend jaar de bezuinigingen die gepaard gaan met de decentralisaties, te schrappen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 7 (34000).  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording in eerste termijn en voor de toezegging die het kabinet heeft gedaan bij monde van de premier — hij kijkt mij nu vragend aan, maar hij heeft echt een toezegging gedaan — op het gebied van de groei van de economie, de banen en de vraag hoe we gaan zorgen dat barrières, regels en lasten die werkgevers hebben boven op het verschil tussen bruto en netto loon, kunnen wegnemen. Hoe kunnen we die belemmering wegnemen om te zorgen dat er meer banen in Nederland komen? Ik begreep de toezegging van de premier zo dat hij dat in brede zin gaat doen. De minister van Sociale Zaken is gelukkig al bezig op dat terrein en dat is goed, maar dit gaat ook in brede zin worden opgepakt. Dat is prima.  Ik heb verder begrepen dat de premier volgende week zelf aanwezig zal zijn bij de klimaatconferentie. Dat is goed, want dat is een belangrijk onderwerp, maar ik wil hem wel een heldere boodschap meegeven. Wij moeten het Nederlandse bedrijfsleven niet onnodig op achterstand zetten. Dat is de portee van mijn betoog. Dus ook voor de klimaatconferentie wil ik het kabinet meegeven dat het mooi zou zijn als wij vergaande afspraken kunnen maken op wereldniveau. Maar het kan volgens mij niet zo zijn, zoals eerder wel is gebeurd, dat wij als Europa ons aan van alles verbinden, terwijl de rest van de wereld in zalige vrijheid en ongebondenheid niets doet, want dan zorgen we ervoor dat er een volgende barrière voor ons bedrijfsleven op Nederlandse en Europese banen wordt neergelegd. De ambitie van het kabinet is dus heel goed, maar wel graag met deze beperking.  In het kader van de groei van de economie moeten we succes ook niet afstraffen. Een zaak die een dezer dagen naar voren kwam, was het feit dat er in het groene onderwijs een probleem is. De leerlingenaantallen zijn groter dan verwacht. Dat komt omdat meer leerlingen daar bewust voor kiezen in het kader van hun loopbaan. Dat leidt tot een financieel probleem. Wij zullen bij de algemene financiële beschouwingen samen met D66 met een motie komen om te proberen dat probleem op te lossen. Dat is binnenkort. Wij zeggen nu al richting het kabinet dat het goed zou zijn als het kabinet ook kijkt naar het verschil in de bekostigingssystematiek tussen die twee vormen van groen onderwijs, want dat is de reden voor het ontstane probleem.  De heer Slob (ChristenUnie): De voorganger van de heer Zijlstra zei altijd: je moet geen moties indienen die onnodig zijn. Hij is inmiddels tot minister gepromoveerd en zit nu te knikken. Volgens mij hebben we op dit onderwerp een heel duidelijke toezegging gekregen van de minister-president: het wordt geregeld. Er zijn inderdaad problemen bij het groene onderwijs. Die zijn niet alleen het gevolg van het feit dat er een begrenzing was als het ging om de groei, maar ook omdat er op leerlingenniveau gekort werd met 2%. Het kabinet heeft al toegezegd dat het dat gaat oplossen. De heer Zijlstra is dus al bediend.  De heer Zijlstra (VVD): Dat moet nog blijken. Daarom doen we het ook niet nu. De algemene financiële beschouwingen zijn ervoor om te zorgen dat het allemaal keurig geregeld is.  Ik dank het kabinet voor het heldere en ambitieuze antwoord op het gebied van de belastingen. Ik zeg daar echter bij dat snelheid en zorgvuldigheid wel in balans moeten zijn. Het is goed dat het kabinet maximale snelheid wil maken, maar dat betekent voor de VVD wel dat als wij volgend jaar bij de begroting met de eerste stappen willen komen, het helder moet zijn hoe het totaal eruit gaat ziet. Het moet niet zo zijn dat een deelstap ertoe leidt dat het eindplaatje slechter wordt. We moeten het eindplaatje dus kennen om vervolgens zo snel mogelijk stappen te kunnen zetten. Ik zal een voorbeeld geven. Kijk naar de zorgtoeslag. Wij zouden graag van de toeslagen af willen, maar als we dat doen als een deelstap, standalone, dan gaat dat, denk ik, nooit lukken vanwege de inkomenseffecten. Het kan hopelijk wel lukken in het kader van de totale belastingherziening. Als we deelstapjes nemen zonder het totaal te kennen, maken we de eindsituatie misschien slechter. Zorg er dus bij alle snelheid eerst voor dat het eindplaatje helder is voordat er deelstappen worden gezet. Zorgvuldigheid zou voorop moeten staan. Maar ambitie is natuurlijk heel goed.  Er is, vanwege de zorgen die er op dat punt zijn, terecht veel discussie geweest over pensioenen en de indexering ervan. Tegelijkertijd hebben we een discussie gehad over de vraag of de pensioenfondsen meer in Nederland kunnen investeren; de heer Samsom vroeg daar aandacht voor. Het kabinet heeft al voor het reces aangegeven een nationale hypotheekinstelling en een nationale investeringsinstelling, afgekort NHI en NII, op te richten. Daar zijn wij voor, maar wel met een helder mandaat. De NHI — de "H" staat er niet voor niets — gaat over het bundelen van hypotheken. Daarvoor kan de kapitaalmarkt worden gebruikt, dat is heel goed. De NII is de katalysator tussen kapitaal, vaak van pensioenfondsen, en grote projecten in Nederland zonder eigen kapitaal. We moeten wel binnen het mandaat blijven, want anders komen we straks misschien in de situatie dat een en ander ten koste gaat van het rendement van pensioenfondsen en hebben we weer een discussie over het al dan niet indexeren door pensioenfondsen. Dat moeten we voorkomen. We moeten het goede doen, zo zeg ik de heer Samsom na, maar we moeten ervoor oppassen daarbij iets verkeerds te doen. Ik vraag dus om de balans in de gaten te houden.  Het kabinet deelt de urgentie op het punt van veiligheid en daar ben ik blij om. Ik zie dat dit ook Kamerbreed leeft. De internationale situatie is instabiel en ronduit bedreigend. Ik heb in dit huis een breed draagvlak gevoeld voor extra investeringen in defensie en in onze veiligheid. Het kabinet heeft het zelf al aangegeven, het is een trendbreuk, dus niet alleen 100 miljoen dit jaar. Een trendbreuk houdt niet in dat je alleen nu een stapje zet en daarna niet meer. Een trendbreuk betekent meer en dat zegt het kabinet zelf ook. In dat licht zal de VVD ook een motie steunen die de SGP later in dit debat zal indienen.  Ons land is de afgelopen jaren door een heel moeilijke periode gegaan. Iedereen — ik zei het in eerste termijn al — heeft de gevolgen gevoeld van de crisis en van de maatregelen die het kabinet heeft moeten nemen; pijnlijk gevoeld. Iedereen heeft ermee te maken gehad, zelf of bij vrienden. Gelukkig beginnen we nu op te krabbelen. De economie herstelt langzaam. Eerst de export. Dat is gebeurd. Dan de bedrijfsinvesteringen. Die zien we ook. Volgend jaar zullen we voor het eerst in de cijfers zien dat de consumenteninvesteringen omhooggaan. Dat is het derde wagonnetje van dit treintje. De laatste wagon — zo weten we uit de geschiedenis in Nederland — is de werkgelegenheid. Ik denk dat alle partijen hier aanwezig graag willen meeduwen om dat laatste wagonnetje wat sneller op gang te krijgen. We zullen het kabinet graag helpen duwen. De werkgelegenheid moet immers omhoog. Mensen moeten weer het perspectief hebben op een baan, inclusief de warmte, de sociale contacten en de inkomensvooruitgang van een baan. We zien het gebeuren. Er is daarom op dit moment maar één ding verstandig om te doen: koers houden. Er is geen tijd voor experimenten. Ga door waarmee u bezig bent, maak het succes af.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de uitvoerige beantwoording. Overigens wil ik ook de overige bewindspersonen bedanken voor hun aanwezigheid, net als al hun ambtenaren die ongetwijfeld de hele nacht hebben moeten doorwerken om de minister-president schriftelijk van een antwoord te voorzien. Die nacht was dit jaar korter dan andere jaren.  Deze twee lange dagen hebben wij een debat gevoerd met in ons achterhoofd de beelden van de afgelopen zomer: de oorlog in Oost-Oekraïne, de ramp met de MH17, de terreur in Syrië en Irak, de barbaarse moorden. Ook hebben we de beelden in ons achterhoofd van de radicalisering in ons eigen land: de ISIS-vlaggen in de Haagse Schilderswijk. Als je het goed beschouwt, zijn het tegen de achtergrond van die turbulente wereld eigenlijk heel gewone algemene politieke beschouwingen geweest. De vraag die wij samen stellen is of politiek Den Haag de afgelopen twee dagen echt heeft laten zien dat wij de beelden van de afgelopen zomer hebben verinnerlijkt. Beseffen we wat de gevolgen zijn van al datgene wat de afgelopen zomer op ons afgekomen is? Wij moeten de naïviteit die wij de afgelopen 25 jaar hebben gehad over onze internationale positie en onze internationale veiligheid achter ons laten. De vragen waarmee wij geconfronteerd worden, gaan behalve over veiligheid ook over het wezen van onze samenleving. Dat is lang niet allemaal in het keurslijf van een USB-stick met daarop een begroting te vatten.  Kortom, de vragen die wij ons als politiek moeten stellen zijn breder dan alleen maar tabellen. Waar staat onze samenleving voor? Wat betekent het om inwoner te zijn van een land met een joods-christelijk-humanistische traditie van eeuwen? Dit betekent: tegen geweld en radicalisme. Zeker. Maar het is ook voor iets, voor onze naasten, voor respect voor elkaar en voor het besef dat je vrijheid en je verantwoordelijkheid hoort te beleven. Het is de opdracht van de politiek om dat besef aan de samenleving door te geven. Daar hoort ook bij dat de samenleving van de politiek mag verwachten dat zij de dreiging van nu van een antwoord voorziet, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid. Het is duidelijk geworden dezer dagen dat een eerste stap wordt gezet om de bezuinigingen op veiligheid terug te draaien. Over de omvang verschillen we van mening. Mijn fractie vindt die nog te weinig. Dat is een reden voor mijn fractie om een motie te steunen die, naar ik aanneem, zo meteen wordt ingediend door collega Van der Staaij. De inzet op veiligheid voor de toekomst van dit land moet forser. Veiligheid heeft een hogere prijs dan wij daar tot nog toe voor betalen. Mijn fractie is er wat betreft strategische sectoren als voedsel en water nog niet gerust op dat de Nederlandse politiek echt een langetermijnagenda heeft die ook de onveiligheid van de toekomst aankan.  Het is goed dat de premier heeft aangegeven dat het kabinet zich bewust is van de noodzaak van een brede energiemix voor de toekomst en dat daarin ook kernenergie een plaats heeft. Tegelijk moeten we erkennen dat de praktijk van alledag weerbarstig is. Bijvoorbeeld de uitvoering van het energieakkoord zit vol hobbels, zoals de premier heeft toegelicht. Het energieakkoord is een middel, geen doel. Wanneer het nodig is om een stap anders te zetten doordat de uitvoering hiervan niet kan, gaat de energievoorziening van de Nederlander in de toekomst voor afspraken op papier.  In de landbouwsector zie ik nog geen omslag naar een meer veiligheidsbewust denken. Het moet mij van het hart: de premier kwam niet veel verder dan de sneer dat we alles, behalve ananassen, al in ons eigen land produceren. "Boodschap onvoldoende begrepen" denk ik dan. Het gaat hier echt om de vraag of wij als Nederland het Nederlandse, maar ook een Europees strategisch voedselbeleid willen steunen. Ook gaat het om de vraag of wij beseffen dat het maar blijven omzetten van land in water en natuur niet de toekomst is. Wij moeten ons eigen voedsel in de toekomst blijven produceren en mogen niet afhankelijk zijn van instabiele landen.  Ik zei gisteren al dat bij deze onveilige situatie ook een robuuste economie hoort. Het kabinet moet meer doen dan meehobbelen met een net iets betere broze economie. Op dat gebied blijft het kabinet achter. Dat belastingplan is meer een droomvlucht dan dat het harde keuzes bevat. Dat betekent misschien wel dat honderdduizend mensen onnodig lang aan de kant blijven staan. Dat mag het kabinet niet laten gebeuren. Het CDA steunt daarom het verzoek, waarover D66 straks een motie zal indienen, om voor 1 februari en niet met sint-juttemis met een belastingplan te komen. Dat kan dan niet alleen uit meevallers worden betaald, want dan wordt het wachten tot je een ons weegt. Lagere lasten kunnen alleen maar bij lagere uitgaven en dat betekent keuzes maken.  Het CDA heeft in haar eigen begroting, haar eigen agenda voor 2015, die keuzes gemaakt. Ik moet zeggen dat de reactie van de premier mij teleur stelde. De premier ging vooral de posten langs en serveerde deze vervolgens op de ouderwetse manier een voor een af. Hij miste daarmee de kern van de zaak, namelijk dat als je werkelijk de economie wilt hervormen door lagere belastingen, daar keuzes bijhoren. We moeten niet alleen afwachten tot het ooit meezit met meevallers, maar het gaat om minder overheid, meer samenleving, lagere belastingen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet stelt dat de voorgenomen belastingherziening gepaard dient te gaan met een lastenverlichting van 3 tot 5 miljard euro, om ongewenste inkomenseffecten te compenseren;  overwegende dat de benodigde middelen voor lastenverlichting volgens het kabinet "nog niet klaarliggen" en alleen moeten worden opgebracht uit eventuele meevallers;  verzoekt de regering om voor de noodzakelijke lastenverlichting ook ruimte te zoeken in het beperken van de overheidsuitgaven,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 8 (34000).  De heer Van Haersma Buma (CDA): In dit debat is er ook veel aandacht geweest voor de kwetsbaren in onze samenleving. Denk dan vooral aan ouderen, die zowel worden geconfronteerd met dalende inkomsten als met hogere uitgaven voor de langdurige zorg. Door de opeenstapeling van belastingverhogingen, zorgbeperkingen en pensioenkortingen staat hun positie onder druk. Daar kan verandering in gebracht worden door verantwoorde eisen te stellen aan pensioenfondsen, zodat we de houdbaarheid op langere termijn kunnen combineren met de draagkracht voor pensioengerechtigden. Daarover heb ik de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de regering voorstelt dat fondsen tot een dekkingsgraad van 110% niet kunnen indexeren;  constaterende dat de regering voorstelt dat verzekeraars minder geld hoeven aan te houden dan pensioenfondsen voor verplichtingen die ver in de toekomst liggen, terwijl sommige verzekeraars staatssteun kregen en pensioenfondsen juist verplicht werden te korten op hun pensioenen;  verzoekt de regering, de voorstellen voor het nieuwe financiële toetsingskader op de volgende punten aan te passen:  -het moet mogelijk zijn om vanaf 105% dekkingsgraad gedeeltelijk te indexeren;  -pensioenfondsen moeten dezelfde Ultimate Forward Rate (UFR) kunnen gebruiken als verzekeraars voor hun lange verplichtingen  -indien er weer forse overschotten komen, moeten belemmeringen om gemiste inhaalindexatie uit te keren, weggenomen worden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 9 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb een vraag over deze motie en over het moment van indiening. Er staan best goede dingen in deze motie, maar er is nog een schriftelijke ronde bezig in de Kamer over het financieel toetsingskader. Daar gaan we nog heel uitgebreid over spreken. Hecht u nog aan die gedachtewisseling met het kabinet? Het lijkt erop dat u die zaken al ver voor de troepen uit, nu gelijk, bám, wilt afhandelen.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik vond dit juist het moment om dat signaal te geven, want wij zijn hier als fracties aan het begin van het nieuwe parlementaire jaar bij elkaar. We kunnen het kabinet voor de begroting voor volgend jaar boodschappen meegeven. Daar is dit er een van. Dit is niet de enige motie die vandaag wordt ingediend die niet rechtstreeks op een stuk van de begroting slaat, maar wel op datgene wat het kabinet voornemens is voor het komend jaar te doen. Daarom heb ik bewust deze motie ingediend.  De heer Slob (ChristenUnie): Dat begrijp ik, maar het gaat om wetgeving die bij de Kamer ligt. We zijn nog bezig met de schriftelijke ronde. Ik neem aan dat we er in deze zaal nog uitgebreid over zullen spreken. Het is uw goed recht, maar ik vroeg om een toelichting waarom u dat nu al doet. Ik zal u eerlijk zeggen dat wij deze motie niet gaan steunen, ook al staan er best goede dingen in. Wij willen eerst nog die zorgvuldige behandeling hebben. Zo ken ik u ook altijd, als het gaat om wetgeving.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Nogmaals, ik vind het volstrekt voor de hand liggend dat juist op een dag als deze, moties als deze worden ingediend. Als u dat niet van mening bent, is dat uw keuze. Ik zal het antwoord van het kabinet afwachten, maar ik vond het niet meer dan logisch om deze dingen in deze motie weer te geven. Het betreft overigens zaken waarover in het debat van vandaag het nodige is uitgewisseld en waaraan velen van ons ook hebben deelgenomen.  Ik kom tot een afronding. Ik begon mijn bijdrage gisteren met een verwijzing naar de beelden van de ramp met de MH17. Op 10 november zullen we in een nationale manifestatie de slachtoffers herdenken. Laat Nederland dan één zijn met de nabestaanden, aan het eind van een jaar dat te veel oorlogen en te veel rampen heeft laten zien. Wat de beelden van het volgende jaar worden, weten we niet, maar we weten wel wat de opdracht voor de politiek is. Die is méér dan alleen maar de tabellen van de begrotingen rondkrijgen, zeker na wat er deze zomer is gebeurd. De opdracht voor de politiek is om de waarden van onze samenleving te verdedigen; voor nu en voor de toekomst van onze kinderen.  De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ook namens mijn fractie dank aan het kabinet voor de beantwoording van alle vragen. Met de heer Roemer constateer ik dat het parlement deze keer, gisteren, vooral zichzelf heeft beziggehouden en dat we daardoor vandaag op een heel ander tijdstip zouden kunnen afronden. Ik constateer ook dat het debat, deze keer meer dan anders, ging over andere dingen dan alleen de economie, de financiën en de begroting. Dat is ook logisch na de zomer van 2014. Het ging ook over de samenleving, in letterlijke zin: over samen leven, en over hoe we met elkaar in deze samenleving de verbindende krachten versterken en de splijtende krachten tegenhouden.  Mijn fractie vroeg in eerste termijn nadrukkelijk om een stellingname van het kabinet. Ik vond het goed, hoe de premier daar stond en stelling nam tegen de haatzaaiers buiten en binnen het parlement. Het is kennelijk mogelijk om het rode stuk vlees te vermijden, en toch stelling te nemen tegen datgene waartegen stelling moet worden genomen. Ik vond het mooi om te zien. Ik hoop dat dit naar meer smaakt, ook bij de premier, want dat zal nodig zijn. Dat zal nodig zijn in de komende, moeilijke jaren, waarin spanningen in de samenleving, door buitenlandse ontwikkelingen maar ook door ingesleten patronen in Nederland, zullen blijven bestaan en soms zullen oplaaien. We hebben het gezien. Na 2005 waren sommigen van ons misschien van mening dat de problemen weg waren of langzaam weg zouden gaan. Dat gebeurt niet. We hebben daarom een overheid nodig die repressief is als dat nodig is en die preventiemaatregelen uitvoert als dat moet. Maar we hebben ook een overheid, een kabinet en een eerste minister in dat kabinet nodig die stelling nemen als dat nodig is.  Het ging uiteraard heel veel over het buitenland. Dat is terecht, na de zomer van 2014. Met zijn allen hebben we geconstateerd dat er een trendbreuk — dat is misschien wel het woord van deze twee dagen — nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om de uitgaven voor onze veiligheid. Dit gaat echter ook op voor andere onderdelen van ons buitenlands beleid. Ik doel daarmee met name op de diplomatie. Onze diplomatieke inspanningen moeten hand in hand gaan met inspanningen op het gebied van humanitaire zaken, ontwikkelingssamenwerking of militaire inspanningen, als die nodig zijn. Ook daarin is eigenlijk een trendbreuk nodig. Ik hoop daarom dat de motie die dadelijk zal worden ingediend op instemming zal kunnen rekenen, ook van het kabinet.  Natuurlijk ging het ook heel veel over werk, de absolute prioriteit van de Partij van de Arbeid en, naar ik heb begrepen, ook van dit kabinet. Meer banen. Zolang er meer dan 600.000 mensen aan de kant staan, zijn die heel hard nodig. Vanochtend bleek dat in de afgelopen maand 400 mensen per dag een nieuwe baan vonden. Dat stemt hoopvol, maar is geen reden om tevreden achterover te leunen.  Mijn fractie vroeg het kabinet om een andere houding dan alleen maar afwachten tot hervormingen, belastingverlagingen en deregulering hun heilzame werk in de markt doen. Mijn fractie vroeg dit kabinet om een actieve opstelling, om daar waar het mogelijk is banen te behouden of nieuwe banen te creëren of mogelijk te maken. Ik ben blij met de beloftes die gedaan zijn. Ik constateer dat de minister-president alles heeft gedaan wat hij kon doen, namelijk beloftes doen, maar daarmee is het werk natuurlijk niet gedaan. We zullen als een bok op de haverkist erop letten dat de inspanningen daadwerkelijk leiden tot meer banen.  Een specifiek onderdeel daarvan ging over de regio's, in het bijzonder over het noorden, waar al zo veel initiatieven zijn die eigenlijk wachten op een uitgestoken hand van dit kabinet. We hebben daarover met elkaar gediscussieerd, maar om het mogelijk te maken om hierop snel voortgang te boeken, dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat economische structuurversterking bijdraagt aan het bestrijden van (jeugd)werkloosheid en de economische ontwikkeling van de regio's;  constaterende dat er ten aanzien van de sociale werkvoorziening met betrekking tot de werkgelegenheid zorgen zijn in diverse regio's;  overwegende dat de motie-Slob/Samsom (27406, nr. 214) de regering verzocht om actieplannen van regio's waar gewerkt wordt aan een structurele versterking van de economie, te ondersteunen met behulp van rijksbeleid;  verzoekt de regering, ruimte te zoeken binnen de bestaande kaders om initiatieven die de werkgelegenheid in de regio op peil houden, zoals het Pact van het Noorden, maximaal te ondersteunen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Slob en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 10 (34000).  De heer Samsom (PvdA): Eenzelfde discussie ging over de zorg, over banen die daar verloren dreigen te gaan. We hebben in de eerste termijn al met elkaar gewisseld dat we sommige banen niet kunnen behouden. Daar waar banen onnodig geschrapt worden en we initiatieven kunnen nemen om ze te behouden, moeten die initiatieven genomen worden. We zijn blij met de toezegging van de premier om de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alles op alles te laten zetten om nog voor 1 oktober daarover met duidelijkheid te komen, om vele duizenden — er werd een getal genoemd van 10.000 tot 15.000 mensen in de thuiszorg — hun baan te laten behouden, met behulp van de toelage huishoudelijke hulp. Mijn fractie zal met enthousiasme een motie ondersteunen die daarover zo zal worden ingediend.  Het belastingstelsel heeft dezer dagen een stapje voorwaarts gezet. Van een plan dat van alle kanten werd afgeschoten in de dagen voorafgaand aan dit debat, is het volgens mij nu een plan dat kan rekenen op een zeker draagvlak, al moet de echte invulling natuurlijk nog plaatsvinden. Ook mijn fractie vindt dat dit zo snel als mogelijk moet. Mijn fractie heeft echter de afgelopen anderhalf jaar ervaren dat heel snelle initiatieven die heel goed lijken — ik noem de huishoudentoeslag — kunnen sneuvelen in overtrokken dadendrang, en dan ben je weer verder van huis. Het gaat dus om zorgvuldigheid gekoppeld aan snelheid. Wat mijn fractie betreft is er geen deadline, al zouden wij wel willen of wensen dat de eerste, en wat mij betreft zo groot mogelijke stap, bij het Belastingplan van 2015 gezet wordt, niet door lukraak te snijden in allerlei inkomensvoorzieningen maar door gebruik te maken van de aantrekkende economie en door de meevallers in te zetten voor daadwerkelijke lastenverlaging op arbeid.  Gelukkig ging het ook over de wat verdere toekomst, onder andere door het Belastingplan maar ook door andere onderwerpen, namelijk energie en onderwijs. Op de vragen over onderwijs kwamen vanochtend schriftelijke antwoorden die een zekere geruststelling kunnen bieden, maar we wachten met spanning op de initiatieven van de minister van Onderwijs op het gebied van een leven lang leren en van verdere ontwikkelingen in bijvoorbeeld het techniekonderwijs. Zo zorgen we ervoor dat we met niets minder genoegen hoeven te nemen dan met het beste onderwijs voor onze kinderen.  Op het gebied van energie hebben we een paar stappen gezien. Ik vond het treffend om te horen dat de fractievoorzitter van de VVD zojuist nog waarschuwende woorden meende te moeten spreken over de klimaatconferentie. Hij zei dat dit echt niet ten koste mag gaan van ons concurrentievermogen. Ik hoop dat we straks in New York gebruik kunnen maken van het optimisme dat deze premier altijd kenmerkt. Ons bedrijfsleven kan namelijk ongelofelijk profiteren van zeer scherpe afspraken over het tegengaan van klimaatverandering of van afspraken die ook gemaakt moeten worden over het helpen bij het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Nederland is een wereldspeler op het gebied van offshore werken, deltawerken en sommige vormen van duurzame energievoorziening. Ik moedig de premier aan — laat hij beide aanmoedigingen in zijn zak steken en die van mij er straks uithalen en de ander laten zitten — om vooral de positieve concurrentiekracht van Nederland te laten zien in New York.  De heer Zijlstra (VVD): De heer Samsom is het er nu anderhalve dag met mij over eens dat wij heel erg moeten inzetten op banen, werk en werkgelegenheid voor Nederlanders. In dat licht bezien zeg ik in reactie op de terloopse opmerking die hij half grappend maakte, dat ik erg voor scherpe ambities ben. Ik zie ook dat je daar economisch enorm van zou kunnen profiteren, maar dat kan alleen in een setting waarin wij, heel oneerbiedig gezegd, niet de gekke Henkie van de wereld zijn. Dat zijn wij namelijk als wij onszelf normen opleggen waar de rest van de wereld zich niet aan houdt, waardoor bedrijven en werkgelegenheid Europa uitgaan. Ik ben zeer voor het stimuleren van innovatie. Ik ben zeer voor scherpe normen om ervoor te zorgen dat we energie-onafhankelijker worden, maar niet als die net als de vorige keer alleen door Europa worden gehanteerd. Ik ga er toch van uit dat de heer Samsom zijn woord om de werkgelegenheid zeker te stellen en om mensen in Nederland en Europa aan het werk te helpen, gestand doet en dat hij het Nederlandse en Europese bedrijfsleven niet voorziet van een loden last, waardoor Europa misschien armer wordt, terwijl de wereld nog steeds warmer wordt.  De heer Samsom (PvdA): Het probleem van de vorige keren — ik was daar vaak bij — was juist dat niemand die stap durfde te zetten. Europa alleen heeft eigenlijk niet bestaan. Europa heeft afspraken gemaakt met zichzelf en was daar heel trots op. Dat waren afspraken waarvan je de resultaten gewoon kon behalen met business as usual door de grote overstap van kolen naar gas te maken. Die overstap heeft in veel landen plaatsgevonden, waaronder vooral Oost- Duitsland en Engeland, en minder in Nederland omdat wij al veel gas hadden. Die stap was dus gratis. Het gaat nu om de volgende stap. En ja, die moet in de ideale wereld overal ter wereld tegelijkertijd worden gezet. Daarom gaan we nu ook weer met zijn allen in New York zitten. Ik moedig de premier wel aan om het einddoel scherp voor ogen te houden. Dat is een schone en onafhankelijke energievoorziening. Dat is niet alleen omdat het concurrentievermogen van Nederland daarbij gebaat— je kunt immers discussiëren over de vraag wat goed of slecht is — maar ook omdat er een intrinsieke motivatie voor is. De toekomst van onze kinderen is gebaseerd op een goede, schone energievoorziening. Zonder die energievoorziening is er geen welvaart. Ook dat doel moeten wij voor ogen houden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik proef toch een tegenstelling en die probeer ik juist weg te halen. Ik zou dolgraag op dat punt uitkomen, maar zeg nogmaals: het is geen of-of-situatie. Het is niet zo dat we voor een heel hoge ambitie gaan en dat we daarmee de werkgelegenheid niet schaden en dat daarmee de concurrentiepositie overeind kan blijven. Nee, je moet het bij elkaar brengen en dat kan alleen als we realistisch zijn en proberen om de rest mee te slepen. Dan kan Europa zich nog een hogere ambitie opleggen dan bijvoorbeeld de zich ontwikkelende landen. Dat snap ik. Iedereen moet echter wel gebonden zijn. Er moet geen vlucht van bedrijven uit Nederland en Europa zijn. Ik heb respect voor het gedreven verhaal van de heer Samsom, maar hij had ook een ander gedreven verhaal, over het aan het werk krijgen van mensen in dit land. Het ene verhaal mag het andere niet in de weg gaan zitten. Dat moeten we niet willen.  De heer Samsom (PvdA): Dat willen we ook niet. Die naïviteit zijn we voorbij, of beter gezegd: die hebben we nooit gehad. Dit is een schijntegenstelling. Natuurlijk letten Nederland, Europa en de wereldhandelsblokken heel goed op elkaars concurrentiepositie. Ik durf zelfs te beweren dat dit het grootste probleem is voor de voortgang van een klimaatconferentie. Uiteindelijk zullen daar, in New York, leiders moeten staan die een stap voorwaarts durven te zetten. Ik was erbij in Kopenhagen de laatste keer dat dit had moeten gebeuren, maar toen gebeurde het niet. Men durfde niet en heeft een kans laten lopen. Dat is vijf jaar geleden. Mijn oproep aan de premier is: laat die kans nu niet lopen. Ik ben het ermee eens — de heer Zijlstra kent de Nederlandse positie goed genoeg — dat wij daar geen alleingang kunnen maken. Dat willen we ook niet. Laten wij daar echter alsjeblieft een grote stap voorwaarts zetten. Dan zal de heer Zijlstra zien — ik maak hem deelgenoot van mijn optimisme — hoe Nederland kan profiteren van een snelle verduurzaming van onze energievoorziening. Met onze ingenieurs, met onze investeerders, met onze kennis op onder andere het gebied van offshore kunnen wij een wereldspeler worden.  De heer Roemer (SP): Het doet mij deugd dat ik het, zo tegen het einde van het debat, een keer hartgrondig met de heer Samsom eens kan zijn. Het is nu echter ook wel heel duidelijk dat er een zee van ruimte zit tussen het standpunt van de heer Samsom en dat van de heer Zijlstra. Ik vraag de heer Samsom hoe hard de boodschap is die hij de premier wil meegeven. Is hij bereid om hierover een Kameruitspraak te vragen? Hij kan de premier naar New York sturen met de mededeling "u hebt twee briefjes in uw zak, kijk maar welk van de twee u eruit haalt; ik hoop dat het het mijne is", maar er zit een VVD-premier. Dan weet ik wel welk briefje hij uit z'n zak haalt.  De heer Samsom (PvdA): Dat was een wat luchtig bedoelde opmerking, maar goed, die kunt u ook heel serieus nemen. Nederland onderhandelt op dit terrein, gelukkig, al sinds een jaar of vijftien in Europees verband. Ik zeg "gelukkig", want eindelijk wordt dat Europese verband steeds sterker. In Europees verband bepalen wij onze inzet voor de VN-vergadering in New York. Mensen, politici, leiders maken daar het verschil, dus ik hoop dat het kamertje in New York wél groot genoeg is. Ik hoop dat de premier van Nederland er dan in zit, met de juiste mensen, die een stap voorwaarts kunnen zetten. Dat ging zo jammerlijk mis in Kopenhagen. President Obama miste het kamertje van Merkel. De president van China was ook in een andere kamer te vinden. Zij konden elkaar dus niet bereiken. Deze keer, in New York, moet dat wel goed gaan. De inzet hiervoor is bepaald: Europa gaat voor een ambitieuze CO2-reductiedoelstelling. Nederland heeft zich daarbij aangesloten. Daar ben ik blij om. Wij zijn weer een beetje koploper in het Europese speelveld; gelukkig maar, want wij waren ook een tijdje hekkensluiter. Nu kunnen wij voortgang maken.  De heer Roemer (SP): Ik deel die ambitie, maar ik ken ook het verleden. Met veel ambities erheen gaan en met te weinig resultaten terugkomen, daar wordt niemand vrolijk van, zeker niet als we hetzelfde willen. Wij zullen dus een hardere boodschap moeten meegeven aan de premier: hij moet vooroplopen in de strijd om, in samenwerking met andere landen, de realisatie van een doelstelling waar wij allemaal voor zijn, eindelijk eens dichterbij te halen. Ik ben bang dat de bevlogenheid van de heer Samsom, zonder een duidelijke uitspraak van de Kamer, daarvoor onvoldoende is. Is de heer Samsom bereid om met meerdere partijen in de Kamer de premier een extra zetje te geven, zodat hij wat harder loopt en wij meer voor elkaar krijgen dan in het verleden?  De heer Samsom (PvdA): Ik ken niet tot in detail de agenda van de gehele Kamer en van alle algemeen overleggen, maar ik meen dat de inzet van Nederland en Europa voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties al bepaald is. Wat ik de premier nu nog wil meegeven, is geen cijfermatige doelstelling, maar een houding die ervoor kan zorgen dat wij een stap verder zetten. Ik heb gezien wat een verschil dat kan maken. Ik heb ook gezien hoe dat mis kan gaan. Dat is wat ik de premier wil meegeven voor New York. Verdoe de tijd niet en zorg dat er deze keer wel een ambitieus klimaatverdrag kan worden afgesloten. Nederland is maar één van de vele spelers daarin, maar geen onbelangrijke.  Mevrouw Thieme (PvdD): Hier is duidelijk sprake van een clash tussen de twee coalitiepartners. Het is een coalitie van water en vuur. Dat wordt hier wel duidelijk. Als ik de minister-president was, zou ik niet weten wat ik nu moest doen in New York. Moet ik nu gaan voor ambitieuze klimaatdoelstellingen en moet ik Europa daarin voorop laten gaan? Of moet ik luisteren naar Zijlstra en denken: nee, ik moet het belang van het bedrijfsleven vooropstellen? Kan de heer Samsom begrijpen dat het belangrijk is om nu één heldere boodschap neer te leggen voor de minister-president?  De heer Samsom (PvdA): Ja, maar die heldere boodschap is er. Ik meen dat we in EU-verband naar 40% CO2-reductie ergens in 2030 streven. Vroeger wist ik de getallen tot in groot detail, maar ik geloof dat ik er hiermee niet zo heel ver naast zit. Dat doen we als Europa, dat is onze inzet. Wij vragen van andere blokken in de wereld, zoals China, Amerika en opkomende landen, om daarbij aan te sluiten. In vorige jaren ging het nog wel eens andersom. Dan gingen we zitten en zeiden we: wij gaan alleen maar iets doen als jullie eerst komen. Dat werd dus niks. Ik ben blij dat er nu een ambitieuze Europese agenda ligt om in New York een verschil te kunnen maken. Overigens moet de echte afronding in een verdrag dat ook in internationaal recht rechtskracht heeft, volgend jaar in Parijs plaatsvinden. Maar de voorbereidingen in New York zijn niet onbelangrijk.  Mevrouw Thieme (PvdD): De fractievoorzitter van de VVD zegt dat een alleingang niet de weg is. We mogen absoluut niet vooroplopen. Europa mag niet de enige zijn die voor een ambitieus klimaatbeleid gaat. Wat wil de heer Samsom dan? Stel dat het niet gaat lukken in New York? Dan zitten we met een probleem. Europa heeft volgens de heer Samsom immers een ambitieus klimaatbeleid. Moet Nederland dan in Europa gaan zeggen: even een tandje minder? Hoe gaat de heer Samsom dat oplossen met zijn coalitiepartner?  De heer Samsom (PvdA): Wij hebben in Europees verband afspraken gemaakt tot 2020. Ik ga de Grondwet niet wijzigen, dus deze coalitie maakt voor die tijd ergens verkiezingen door. Om precies te zijn, die verkiezingen zijn op 15 maart 2017, en niet op 8 maart 2017, zoals ik gisteren heb gezegd. Op 8 maart 2017 is het namelijk biddag voor het gewas. Dat ontgaat mij wel eens, maar er zijn partijen in dit huis die daar meer van weten.  Ik hoor vanuit de zaal roepen dat het op 8 maart ook internationale vrouwendag is. Ik zou dan zeggen: op vrouwendag gaan we met z'n allen stemmen als eerbetoon aan waar we ooit in 1917 een grote stap op hebben gezet. De biddag voor het gewas schijnt een showstopper te zijn voor verkiezingen in Nederland. Daar leg ik me dan wel bij neer. Enfin, alle gekheid terzijde, 15 maart 2017. De doelstelling voor Europa waar we niet vanaf stappen, geldt voor 2020.  De heer Pechtold (D66): Zeg het nog eens.  De heer Samsom (PvdA): Datgene over 8 maart of over 15 maart? Ik zie vooral in mijn fractie allerlei boze gezichten. Ik heb straks nog heel veel te doen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Zo zie je hoe een simpele interruptie van het ene lid van de coalitie bij het andere lid van de coalitie een debat ineens weer heel levendig kan maken. Dat smaakt naar meer. Ik kan me niet herinneren dat ik zo'n interruptie eerder heb gezien. Zij werkt echter buitengewoon goed uit voor de kwaliteit van dit debat. Ik zal daar graag nog wat aan bijdragen.  Ik denk namelijk dat de discussie tussen de collega's Zijlstra en Samsom niet zozeer gaat over de vraag hoe optimistisch of pessimistisch je bent over de mate waarin Nederland zal kunnen profiteren, ook economisch, van een voortvarend klimaatbeleid. Ik denk dat het debat uiteindelijk zal gaan over de mate van vrijblijvendheid die we hebben bij het aangaan van steeds weer nieuwe doelstellingen. We zijn een beetje in een race terechtgekomen, waarbij het gaat om vragen als: wie kan de hoogste percentages halen bij het overgaan op schone energie en bij het besparen op energie? Maar het gaat natuurlijk om de vraag: hoe gaan we die hoge percentages daadwerkelijk afdwingen, mogelijk maken en realiseren? Daar gaat dan misschien de discussie in New York niet over, maar die speelt wel een paar dagen later in de EU in Brussel. En dan gaat het erom of Nederland zich gaat committeren aan ook voor de lidstaten individueel bindende doelstellingen. Mijn vraag aan de heer Samsom is of hij met mij vindt dat Nederland dat zou moeten doen. Wij horen straks misschien ook nog van de heer Zijlstra wat hij daar dan weer van vindt.  De heer Samsom (PvdA): Ook hiervoor geldt inderdaad dat je dat in Europees verband met elkaar moet afspreken. Ik aarzel even, omdat het ideaal zou zijn dat je één doelstelling met elkaar afspreekt waaraan je alles koppelt, bijvoorbeeld een CO2-doelstelling. We hebben de afgelopen jaren gezien dat die CO2-doelstelling om welke reden dan ook niet hard genoeg is en niet genoeg tractie veroorzaakt om duurzame energie en energiebesparing met zich mee te slepen. Het was te makkelijk om eronderuit te komen, is eigenlijk de korte samenvatting.  Vandaar dat mijn fractie heeft gezegd dat je ook die andere doelstellingen erbij moet houden. Niet uit principe, dus als er één CO2-doelstelling mogelijk is waar al die andere doelstellingen door meegezogen worden — duurzame energie, energiebesparing — dan heeft dat onze voorkeur, maar zolang die er niet is en zolang het niet zo werkt, wat de praktijk van de afgelopen jaren helaas heeft aangetoond, moeten we met meerdere doelstellingen blijven werken. Vandaar ook dat wij in deze coalitie gewoon een duurzame energiedoelstelling met elkaar hebben afgesproken waar wij elkaar ook aan houden. Ook als dat moeilijk wordt, zeg ik er even bij, want we zien nu allerlei berichten dat we het niet gaan halen in 2020. Daar heeft de Partij van de Arbeid zich nog lang niet bij neergelegd. 14% is de afspraak en dat was voor ons de absolute ondergrens. Daaronder gaan we dus ook niet komen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik weet niet helemaal zeker of dit nu een antwoord was op mijn vraag, want er speelt inderdaad een discussie over drie doelstellingen of één. Ik denk dat de mate waarin die in Brussel afgesproken doelstelling wel of niet ook bindend is voor de lidstaten weleens het grote politieke punt zou kunnen worden; zoals wij het bijvoorbeeld heel normaal vinden dat we een 3%- begrotingsnorm hebben. We werken er altijd hard aan om daaronder te blijven. Zo woedt er een discussie over de vraag of deze CO2-doelstelling, of wat die dan ook is, al dan niet bindend is. Sommige lidstaten zijn daarvoor, andere niet. Tot nu toe was Nederland daar niet voor. Als we nu meer ambitie willen, zou je je kunnen voorstellen dat Nederland er op dat punt ook een tandje bij zet en dat we ons dat nu zelf ook als verplichting opleggen.  De heer Samsom (PvdA): Ja, daar ben ik ook helder over. Ik vind dat we dat zouden moeten doen. Ik vind dat we als Nederland die koplopersrol in Europa moeten nemen. Mijn antwoord wordt niet helemaal zo eenduidig als u zou willen, want dat zouden we op de volgende manier moeten doen. Als één doelstelling niet mogelijk is die zo scherp is, zo effectief en onontwijkbaar dat die alles met zich meesleept, gaan wij gewoon met meerdere doelstellingen aan de slag. Overigens heeft Nederland daarop zelf al een voorschot genomen, want wij hebben een voor ons bindende doelstelling in 2020 vastgelegd en daar gaan wij niet onderuit.  De heer Roemer (SP): Voorzitter, dit is eigenlijk een ordepuntje. Ik zou graag willen dat de premier reageert op de laatste uitspraak, waar ik het overigens hardgrondig mee eens ben, dat we hier inderdaad een koploperspositie zouden moeten innemen. Ik zou het op prijs stellen als de premier daarop in tweede termijn reageert.  De heer Samsom (PvdA): Ja, dat lijkt mij ook heel goed, want mijn vraag was, is en blijft, aan Nederland en in dit geval aan de premier, ervoor te zorgen dat Nederland in het klimaat- en energiedebat en ook in de daden die Nederland op de mat legt — de afgelopen jaren heeft het daaraan geschort — een koplopersrol neemt of, zoals u wilt, terugverovert.  Ik ben blij dat dit debat aan het eind nog best veel over klimaat en energie is gegaan. Daar had ik weleens heimwee naar. Maar het overgrote deel van dit debat ging toch gewoon over werk. In die zin waren dit heel gewone algemene politieke beschouwingen.  Wij hadden aan het begin, in de eerste termijn of ergens halverwege, een debatje tussen de heer Roemer en mijzelf over de manier waarop je dat realiseert. Voor de PvdA-fractie is er één manier, namelijk stapje voor stapje, baan voor baan, toewerken naar dat betere Nederland. Wij hebben de doelstellingen met elkaar afgesproken, we weten in welke situatie we nu verkeren en nu is het zaak om stap voor stap vanuit de huidige situatie naar dat ideaal toe te wandelen. We weten ook dat we daar nog heel veel tegenslagen bij te verwerken zullen krijgen.  We weten ook dat er fouten zullen worden gemaakt. Dan is het onze taak, en met name die van onze fractie, zo voelen wij dat, om elke keer dit kabinet bij de les te houden, fouten te herstellen en vooruitgang te blijven boeken, op weg naar dat betere Nederland.  De heer Wilders (PVV): Mevrouw de voorzitter. Dertien jaar geleden werden de WTC towers, de torens in New York, opgeblazen. Tien jaar geleden, bijna op de maand nauwkeurig, werd Theo van Gogh in de straten van Amsterdam vermoord. Islamitische terreuraanslagen volgden over de hele wereld, van Madrid tot Mumbai, van Londen tot Brussel. Die aanslagen werden allemaal gepleegd door mensen die werden geïnspireerd door de Koran, dat haatboek dat helaas nog steeds voor uw neus staat, voorzitter.  Inmiddels is er een kalifaat opgericht en zijn er sharia-enclaves in het hele vrije westen, ook in Nederland. Er wordt met ISIS-vlaggen gezwaaid in de Schilderswijk. Er worden hakenkruizen gedragen en "dood aan de Joden" geroepen door aanhangers van de islam, ook in Nederland. Jihadgangers gaan naar Syrië en komen helaas ook terug. Op Opsporing Verzocht zien we iedere week wie de straten van Nederland onveilig maken. Maar o wee als je spreekt over een Marokkanenprobleem! O wee als je durft te spreken over een islamprobleem! Dan komen de politiekcorrecte wegkijkers in opstand. Dan maakt de minister-president zich de voetveeg van de Partij van de Arbeid. Ze hebben niets geleerd. Ze zijn voor de volle honderd procent medeverantwoordelijk voor de gevolgen van de terreur en de islamisering in Nederland. Uw wegkijken maakt Nederland zwakker, mijnheer de minister-president.  De PVV zal zich altijd tegen de gevaren van de islam blijven verzetten. Zij doet dat iedere dag, ieder uur en overal. Als drie vierde van de Nederlandse moslims Syriëgangers helden vindt en als 70% van de Nederlandse moslims lak heeft aan onze seculiere wetten en hun eigen religieuze regels, de sharia dus, belangrijker vindt, dan hebben we een megaprobleem in Nederland, een probleem met honderdduizenden moslims in dat mooie land van ons. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  verzoekt de regering om iedereen die in Nederland woonachtig is met een nationaliteit van een islamitisch land een antishariaverklaring te laten ondertekenen en om het verblijfsrecht c.q. de Nederlandse nationaliteit in te trekken van degenen die dat niet doen of zich niet aan de verklaring houden,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 12 (34000).  De heer Wilders (PVV): Dan kom ik op onze ouderen. De minister-president gedraagt zich hier als een boekhouder. Met ambtelijke koopkrachtpapiertjes in zijn handen antwoordde hij de Kamer en liet hij zien dat hij werkelijk niets maar dan ook niets begrepen heeft van de werkelijkheid van alledag van al die ouderen die ons land hebben opgebouwd. Dit kabinet behandelt de ouderen van Nederland als beesten. Verzorgingshuizen gaan dicht. Er is geen wettelijk recht op dagelijkse douchebeurten meer. De thuiszorg wordt gekort, ook als je beginnend dementerend bent. Terwijl asielzoekers in dit land gratis zorg krijgen, kunnen onze ouderen vaak hun eigen risico niet meer betalen. Ook de pensioenen van zoveel Nederlanders worden niet meer geïndexeerd omdat premier Rutte weigert de regels te versoepelen. Al met al is dit een beschaafd land onwaardig. Een premier die zo met onze ouderen solt — want dat is het — verdient het niet om premier te zijn en verliest het vertrouwen van ons en — dat weet ik zeker — ook van vele, vele Nederlanders. Hoe kun je nu leiding geven aan een kabinet dat wel extra geld geeft aan, en vindt voor, asielzoekers en ontwikkelingshulp, maar onze eigen ouderen in de kou laat staan? Dat is schaamteloos. Dat is schandelijk. Vandaar de volgende motie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet extra geld geeft aan ontwikkelingshulp en asielzoekers, terwijl het onze ouderen in de steek laat en de zorg afbreekt;  zegt het vertrouwen in het kabinet op,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 13 (34000).  De heer Wilders (PVV): Dit kabinet moet weg, want het laat het totaal afweten. De leden van het kabinet sluiten hun ogen voor de islamisering van Nederland en voor de economische ellende van miljoenen Nederlanders. Mijn partij, de PVV heeft wel vertrouwen in de kracht van Nederland en in de levenskracht van al die Nederlanders, jong en oud, maar is het vertrouwen in dit kabinet kwijt.  De PVV is opgericht om ons land, Nederland, te beschermen. Om onze eigen cultuur, onze eigen identiteit en onze eigen soevereiniteit te kunnen behouden. Wij willen van Nederland een baken van verzet maken tegen die islamisering. Wij willen een teken van hoop zijn voor al die mensen die in vrijheid in hun eigen land willen blijven leven. Wij willen die trotse, vrijheidlievende Nederlanders blijven die onze voorouders al waren. Wij schamen ons voor het Nederland dat premier Rutte van ons land wil maken. Wij accepteren dat niet. Het kan anders en het moet anders. Het kan beter en het moet beter. Nederland moet weer Nederland worden.  De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Mag ik de minister-president hartelijk danken voor de uitvoerige beantwoording die wij vandaag van hem hebben gekregen? Het was overduidelijk bevlogen. Mag ik dan ook zeggen dat ik er nooit aan zal wennen wanneer gasten — in dit geval de minister-president — hier als voetveeg worden behandeld? Het schijnt dat wij dat allemaal moeten laten begaan, maar ik vind het ook belangrijk om aan te geven dat dit iets is wat ik nooit zal accepteren. Wij kunnen het met elkaar oneens zijn over heel veel zaken, maar wij hebben ook duidelijk een voorbeeldfunctie, om aan mensen te laten zien dat het hier om inhoudelijke verschillen gaat en nooit om een persoonlijke strijd.  De premier moet een gelukkig man zijn, want hij houdt van dialoog. Nou, dat hebben wij hier gehad: 48 uur lang met een korte tijd voor slaap tussendoor. Er zijn door hem alweer vele dialogen aangekondigd: een belastingdialoog, een pensioendialoog en een openbaarbestuurdialoog. Dat is allemaal heel mooi, maar het moet uiteindelijk natuurlijk wel tot iets gaan leiden. Het moet ertoe gaan leiden dat dit kabinet ook inhoudelijke ambitie toont voor de tweede helft. Het is namelijk niet te accepteren dat op dit moment nog meer dan 600.000 mensen aan de kant staan. Dat stond centraal voor denk ik iedereen. Dat is 600.000 keer een individu met angstige voorspellingen voor de toekomst. Dat is 600.000 keer iemand die de eigen ambitie op dit moment niet kan waarmaken. Dat moet via de ambitie die wij hier in de politiek met het kabinet vormgeven, wat ons betreft vooropstaan.  In de Miljoenennota vond ik een prachtig overzicht van de hervormingsagenda van het regeerakkoord. Het kabinet laat in dit schema, 1.2.1, zien waar het allemaal staat. In de vierde kolom zie je wat in uitvoering is. Dat is eigenlijk allemaal achterstallig onderhoud. In de kolom die ik nu aanwijs, valt te zien wat er in de Eerste Kamer ligt. Hier is te zien wat er nog aan huiswerk ligt bij de Tweede Kamer. De eerste kolom — dat is deze lege zwarte balk hier — heet "het kabinet". Dit overzicht is door het kabinet zelf uitgedeeld. Die kolom moet dus gevuld, daar gaat het om. Wij hebben het druk, de Eerste Kamer heeft het druk, de gemeenten hebben het druk, terwijl het kabinet zelf dus heeft aangegeven dat het eigenlijk niets te doen heeft. Nu was dat ook de kritiek van de Raad van State. De Raad van State zei: die hervormingsagenda moet gevuld worden. Daar hebben we dat belastingstelsel voor en daar hebben we, wat mij betreft, ook het energiebeleid voor. Dat mag van mij met veel ambitie gevuld worden en daar mogen ook termijnen aan verbonden worden.  Voor 1 februari verwachten wij dat het kabinet met zijn ideeën over het belastingstelsel komt. Daarvoor heb ik samen met de heer Buma een motie aangekondigd, en die luidt als volgt.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de commissie-Van Dijkhuizen haar interim-rapport al in oktober 2012 en haar eindrapport al in juni 2013 heeft aangeboden en de kabinetsreactie twee keer is uitgesteld;  constaterende dat de brief Keuzes voor een beter belastingstelsel geen concrete voorstellen voor een hervorming van het belastingstelsel bevat;  overwegende dat een hervorming van het belastingstelsel urgent is omdat een hervorming van het belastingstelsel zal bijdragen aan meer werkgelegenheid en economische groei;  overwegende dat een hervorming van het belastingstelsel ook gevolgen heeft voor de uitgavenkant van de begroting, waarover in het voorjaar moet worden besloten;  verzoekt de regering, uiterlijk 1 februari 2015 voorstellen aan de Kamer te doen toekomen voor een hervorming van het belastingstelsel,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 14 (34000).  De heer Pechtold (D66): Ik hoop dat ik dadelijk in de tweede termijn van de minister-president nog even de verzekering krijg dat het niet dat heel brede verhaal wordt, ook buiten de politiek allemaal. Er is immers wat onduidelijkheid in de brief en ook in de toezegging die de minister-president al deed. Ik lees toch echt in die brief "maatschappelijke stakeholders, breed georiënteerde maatschappelijke organisaties". Ik zie de premier al omkijken. Dit zijn letterlijk de termen uit de brief. Ik wil dat niet samenvatten als "de polder", maar het komt er wel heel dicht bij. Om te voorkomen dat het allemaal gaat vastlopen, hoop ik dat die toezegging er komt.  Dan heb ik nog een motie op het gebied van minister Plasterk. Wij zijn er zojuist toe uitgenodigd, ervoor te zorgen dat naast de belangrijke taak die hij heeft bij de decentralisaties, ook bij het middenbestuur iets gebeurt. Het oorspronkelijke regeerakkoord was daar heel ambitieus over en de premier heeft gezegd dat hij eigenlijk wel weer zin heeft om de provincie in te gaan. Nou, de heer Van Ojik en ik pakken die handschoen op. We horen graag van de minister van Binnenlandse Zaken een agenda waaruit blijkt hoe we dat gaan doen. Daarom dienen we de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de bestuurlijke agenda van het kabinet — zoals het verminderen van het aantal provincies met bijhorende gesloten provinciale huishouding en het afschaffen van de waterschappen — is vastgelopen;  overwegende dat de bestuurlijke hoofdstructuur van het Rijk, de provincie en de gemeenten onder druk staat door uitdijende en ondemocratische hulpstructuren;  overwegende dat een ambitieuze agenda voor het binnenlandse bestuur noodzakelijk is;  verzoekt de regering, deze agenda op te stellen met als rode draad het terugdringen van bestuurlijke drukte en deze spoedig naar de Kamer te sturen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 15 (34000).  De heer Pechtold (D66): Mocht blijken dat de voorgelezen tekst niet helemaal klopt, omdat ik mijn leesbril niet bij me heb, dan herstel ik dat nog.  Dan dien ik nog een energiemotie in. Daar hebben we het vandaag ook veel over gehad. Ik lees de motie maar gelijk voor.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat energie terecht hoog op de Europese politieke agenda staat, omdat een aantal lidstaten volledig afhankelijk is van Russisch gas;  overwegende dat inzicht in brandstofstromen een eerste stap is op weg naar diversificatie van bronnen en inzichtelijk maakt waar de EU per dag voor ruim 1 miljard euro aan energie inkoopt;  verzoekt de regering, in Europees verband actief te streven naar een substantiële vermindering van energieafhankelijkheid binnen tien jaar;  verzoekt de regering tevens, op basis van het toegezegde onderzoek, nog voor de Voorjaarsnota met een voorstel te komen om transparantie van de Nederlandse brandstofmix te verbeteren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Ojik, Slob, Roemer en Thieme.  Zij krijgt nr. 16 (34000).  De heer Pechtold (D66): Tot slot moet ik het kabinet nog bedanken voor de bevestiging in de schriftelijke beantwoording — daar hebben wij niet al te veel meer bij stilgestaan, zeker niet als het antwoord naar wens was — ten aanzien van de schriftelijke wilsverklaring euthanasie. Ik heb gisteren aangegeven dat dit voor mijn fractie een belangrijk punt is en ik ben blij dat ik het zo goed heb verwoord gisteren. Ik denk dat dit heel belangrijk is voor veel mensen die daar op zitten te wachten.  De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn, zowel de mondelinge als de schriftelijke. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat dit een bijzondere begrotingsbehandeling is, in de zin dat de schaduw van de internationale situatie erboven hangt. We weten dat alle dingen die we nu bespreken en de bedragen die we vaststellen, ook in de komende weken als over de begrotingen wordt gesproken, er opeens heel erg anders uit kunnen gaan zien als de internationale situatie verder escaleert. Daarnaast weten we dat we een grote verantwoordelijkheid dragen voor hetgeen in de wereld gebeurt. Daar hebben we met elkaar over gesproken.  Ik heb in de eerste termijn aan de minister-president gevraagd om ons mee te nemen in de afwegingen die worden gemaakt, bijvoorbeeld ten aanzien van de situatie in Noord-Irak. Neem niet alleen ons mee als parlement, maar ook de samenleving. Het is heel erg belangrijk dat er duidelijk wordt gecommuniceerd over de keuzes die worden gemaakt, zodat mensen dat kunnen volgen. Ik vond het wel wat bijzonder dat een voortgangsbrief die wij hebben ontvangen met terugwerkende kracht ineens als notificatiebrief werd beschouwd. Dat vind ik niet echt een heel erg zorgvuldige gang van zaken. Ik vraag ook aan de voorzitter om dat te bewaken. Laten we proberen om het ook in dat opzicht zorgvuldig te doen met elkaar.  We hebben een internationale verantwoordelijkheid, maar ook dicht bij huis zien we de gevolgen van internationale situaties soms letterlijk voor de deur zitten. Ik heb ernaar verwezen toen in sprak over Iraakse asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn, geen recht op opvang meer hebben en dus gewoon door de straten van onze steden rondlopen, met name hier in Den Haag. De minister-president is daar niet echt op ingegaan. Ik wil een motie aan de Kamer voorleggen met een verzoek om wat duidelijkheid te bieden, met name aan de burgemeesters die hier een grote verantwoordelijkheid voor dragen en daar ook om hebben gevraagd. Ik lees de motie voor.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat uitgeprocedeerde vreemdelingen in principe weer naar het land van herkomst moeten;  overwegende dat sommige uitgeprocedeerde vreemdelingen, in het bijzonder uit Irak en Somalië, op dit moment niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst;  constaterende dat deze vreemdelingen niet kunnen rekenen op opvang en daardoor op straat onaanvaardbare gezondheidsrisico's oplopen;  overwegende dat gemeenten hierdoor in toenemende mate geconfronteerd worden met situaties waarbij de volksgezondheid en openbare orde in het geding komen en dat burgemeesters en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gezamenlijk de rijksoverheid hebben opgeroepen te komen met een landelijke opvang van bed, bad en brood;  verzoekt de regering, in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het comité van Europese ministers, te komen met een meer structurele oplossing voor de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen die op dit moment niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 17 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Ik dank de minister-president en het kabinet voor de toezegging die we hebben gekregen over de financiële steun voor de beveiliging van de Joodse instellingen. Ik heb dat in mijn eerste termijn in de richting van de minister-president een erezaak genoemd. Jarenlang hebben we tevergeefs hierom gevraagd. Ik ben blij dat we op dit punt nu een doorbraak hebben kunnen forceren. De regering heeft hiervoor nu een bedrag toegezegd van 1,5 miljoen voor de komende vier jaar. Dat komt waarschijnlijk ook door omstandigheden die zich in de afgelopen maanden hebben voorgedaan, niet alleen in eigen land. 1,5 miljoen is ongeveer het bedrag dat nodig is. Ik vind dit heel fijn. Het is ook een duidelijk signaal aan de Joodse gemeenschap in ons land.  We hebben uitvoerig gesproken over het Belastingplan. Nou ja, over het Belastingplan voor het komende jaar wordt nog apart gesproken. We hebben uitvoerig gesproken over de herziening van ons belastingstelsel. Ik heb de minister-president goed gehoord. Hij wil hiermee vaart maken, zonder zich te willen binden aan zo'n datum als 1 februari. Hij wil wel vóór de zomer komen tot het maken van keuzes, die dan ook kunnen worden meegenomen in de begroting voor 2016. Dat vind ik een belangwekkende toezegging. Mijn fractie is bereid om in de komende weken en maanden mee te spreken over die herziening van het belastingstelsel. Wij vinden dit belangrijk.  Er zijn daarbij wat ons betreft vijf punten van belang. Die willen wij mede als uitgangspunt hanteren bij deze herziening. In de eerste plaats vinden wij dat er lagere lasten op arbeid moeten komen. Die mening delen wij met het kabinet. Wij vinden in de tweede plaats dat er een eerlijker vermogensbelasting moet komen, zonder dat we allerlei kleine spaarders gaan straffen. In de derde plaats noem ik vergroening. Dat is wat mijn fractie betreft een terugkerend onderdeel van ons belastingstelsel. In de vierde plaats vindt mijn fractie dat de participatiesamenleving niet moet worden afgeremd, maar waar mogelijk juist moet worden gestimuleerd. Dat is ook een onderwerp waar het kabinet mee bezig is. In de vijfde plaats noem ik leefvormneutraliteit. Volgens mij was dit ooit de reden om de commissie-Van Dijkhuizen te vragen om een advies. Leefvormneutraliteit is ook een aspect dat wij zullen meenemen bij het verder bezien hoe het belastingstelsel kan worden aangepast. Daarover zullen wij op een later moment verder spreken.  Ik heb tot slot nog twee moties die betrekking hebben op de zorg. Eerder zei ik al dat het verdeelmodel voor de Wmo dat nu voorligt, en dat niet het komende jaar maar het jaar daarna zal moeten ingaan, wat ons betreft heel slecht uitpakt voor juist heel spaarzame gemeenten. Dit zijn gemeenten die veel aan preventie hebben gedaan of op andere wijzen hun zaakjes goed op orde hadden. Het gaat met name om gemeenten met tussen de 50.000 en 100.000 inwoners, in Twente, in Limburg. Ik noem bijvoorbeeld de gemeente Urk en de gemeente Zwartewaterland. Wij vinden het niet acceptabel dat dit zo uitpakt. Vandaar dat ik de volgende motie indien.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het nieuwe verdeelmodel Wmo tot forse herverdeeleffecten kan leiden tussen gemeenten;  overwegende dat gemeenten die in het verleden fors aan preventie hebben gedaan en hun zaken goed op orde hebben, een risico lopen onevenredig minder middelen te krijgen;  tevens overwegende dat de definitieve besluitvorming over de invoering van het nieuwe verdeelmodel nog moet plaatsvinden;  spreekt uit dat het onwenselijk is dat gemeenten die in het verleden veel aan preventie hebben gedaan, daarvoor worden gestraft in een nieuw verdeelmodel;  verzoekt de regering, in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, onwenselijke herverdelingseffecten in kaart te brengen en zowel de ingroeiregeling als het nu voorliggende verdeelmodel daarop aan te passen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van der Staaij, Zijlstra, Pechtold en Samsom.  Zij krijgt nr. 18 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Er wordt nu een belangrijke regeling getroffen rond de huishoudelijkehulptoelage. Daarvan kunnen gemeenten en uiteindelijk dus huishoudens profiteren. Hierdoor kan huishoudelijke hulp nog zo veel mogelijk beschikbaar blijven waar dat nodig is. Mijn fractie heeft gezegd dat het goed zou zijn als deze belangrijke regeling wordt uitgevoerd. Ik snap ook dat er een versnelling plaatsvindt. Wij zouden graag zien dat daarvoor nog wat meer middelen beschikbaar worden gesteld. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het kabinet voor 2015 en 2016 75 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld aan gemeenten om arbeidsplaatsen van huishoudelijke hulpen langer te behouden;  overwegende dat de huishoudelijke-hulptoelage bijdraagt aan kwaliteit en continuïteit van ondersteuning;  tevens overwegende dat door het verder verhogen van de huishoudelijke-hulptoelage vele duizenden banen behouden kunnen blijven;  verzoekt de regering, 40 miljoen euro toe te voegen aan het budget voor de huishoudelijke-hulptoelage en dit te dekken uit de voor 2015 extra beschikbaar gekomen transitiegelden Wmo,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Samsom, Zijlstra, Pechtold en Van der Staaij.  Zij krijgt nr. 19 (34000).  De heer Slob (ChristenUnie): Tot slot. Deze algemene beschouwingen waren in die zin ook een heel groot verschil met vorig jaar, dat we toen tegen een redelijk massieve muur aanliepen die "kabinet" heette. We zien nu een kabinet en een coalitie — dat is de afgelopen maanden al ingezet, al vrij snel na de APB van vorig jaar — die daadwerkelijk ruimte bieden, ook aan de oppositie. Dat biedt rust en stabiliteit. Dat is goed voor ons land, zeker ook in een tijd en situatie waarin sprake is van grote onrust, niet alleen in eigen land, maar ook daarbuiten. Ik roep het kabinet op om ook in het komende jaar niet achterover te leunen, maar fors aan de slag te gaan met de grote opgaven die er liggen. Dat betreft de aanpak van de grote hoeveelheid werkzoekenden die er nog in ons land zijn en waarvoor meer werkgelegenheid moet worden gecreëerd. Maar ook moeten de decentralisaties op een zorgvuldige wijze verder worden begeleid nu die zullen worden uitgevoerd. Verder moet worden gewerkt aan een belastingplan, aan een nieuwe economie en moet er met name veel aandacht worden gegeven aan het energievraagstuk. Ook moet er inhoud worden gegeven aan die participatiesamenleving. Als het kabinet een luisterend oor blijft houden en ruimte biedt aan opvattingen die in het parlement leven, dan ben ik ervan overtuigd dat we ook bij deze onderwerpen verder kunnen komen.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan het kabinet en aan de minister-president voor de uitgebreide manier waarop hij vandaag de verschillende vragen, ook van mijn fractie, heeft beantwoord. Ik dacht nog even terug aan de algemene beschouwingen van vorig jaar. De minister-president deed vandaag op een bepaald moment aan zelfcitatie. Dan kan ik dat dus ook wel doen, dacht ik. Ik zei vorig jaar tegen hem: je moet wel kiezen, je kunt niet iedereen te vriend houden. Dat was toen de rode draad in mijn bijdrage. Dat advies heeft de minister-president overgenomen. Daar ben ik blij om. Hij heeft vrienden gekozen en die heten tegenwoordig "de constructieve drie". Zo kwam het dat deze algemene beschouwingen toch wel echt heel anders zijn en waren dan die van vorig jaar.  We bespreken deze dagen een Miljoenennota van vijf partijen. Gisteren leek het er soms wel op dat de echte oppositie haar tegenbegroting of het toen nog ontbreken daarvan, moest verdedigen tegenover de constructieve oppositie. Dat was een merkwaardige omkering van de dynamiek van het debat. We hebben ons daar met verve doorheen geslagen, maar we hebben ook kunnen vaststellen dat er nog wel wat te wensen overblijft. Ook bij die constructieve drie zag je soms het zoeken naar de balans tussen datgene waarmee was ingestemd, de begroting 2015, en datgene wat eigenlijk meer of anders zou moeten, ook in de visie van die partijen. Wat mij betreft, geldt in ieder geval voor drie zaken dat er meer ambitie en meer daadkracht van het kabinet zou moeten zijn, dat zijn het belastingstelsel, de energiepolitiek en de diplomatie. Ik wil over alle drie kort wat zeggen.  In de discussie over het nieuwe belastingstelsel bleek eigenlijk dat we op zoek zijn naar smeerolie, naar extra geld voor lastenverlichting om het op die manier mogelijk te maken dat we die omvorming van het belastingstelsel in een andere richting ook daadwerkelijk kunnen realiseren. Nieuwe meevallers zijn eigenlijk een voorwaarde om te komen tot een belastingherziening. Voor die belastingherziening zoekt het kabinet naar een brede basis in dit huis. Daarvoor is het, denk ik, in de eerste plaats belangrijk dat er volstrekte helderheid en als het kan ook eensgezindheid is over de doelen van de belastingherziening. Volgens de belastingbrief zijn die als volgt: het moet simpeler, het moet banen opleveren — heel goed — en het moet leiden tot economische groei. Het regeerakkoord begint met de volgende zin: "Het financieel en sociaal-economische beleid van dit kabinet kent drie onlosmakelijk met elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan een duurzame groei." Ik begrijp dat de minister-president tegen collega's Van der Staaij en Slob zegt dat we nu niet allerlei andere doelen moeten gaan toevoegen aan de discussie over het nieuwe belastingstelsel. Maar twee van de drie pijlers van het financieel en sociaal-economische beleid van dit kabinet zelf lijken mij bij uitstek doelen voor een nieuwe belastingherziening. Daarom dien ik graag de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat het kabinet voornemens is, het belastingstelsel te herzien waarbij het kabinet drie doelen voor ogen heeft, te weten een simpeler stelsel dat bijdraagt aan economische groei en werkgelegenheid;  overwegende dat herziening van het belastingstelsel een belangrijk instrument is om twee van de drie pijlers van het kabinet, een rechtvaardige inkomensverdeling en duurzame groei te bereiken;  verzoekt de regering, in het voorjaar te komen met een uitgewerkte herziening van het belastingstelsel, waarbij ook een rechtvaardige inkomensverdeling en duurzame groei doelen zijn van de herziening,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 20 (34000).  De heer Van Ojik (GroenLinks): Extra ambitie en nieuwe daadkracht zoeken we ook op het terrein van energievoorziening. Er is al veel over gezegd, we hebben haast, er is urgentie. We dreigen de naar beneden bijgestelde doelstelling van het energieakkoord niet te halen. De minister-president is er heel optimistisch over en ik hoop dat ik hem kan helpen om dat optimisme straks ook waar te maken. We hebben met 40 partijen afgesproken dat we het gaan halen, dus gaan we het halen, zo zei de minister-president vanmiddag. En we gaan in 2016 bekijken hoe het ervoor staat. Dat is me allemaal net iets te weinig. Zo'n flegmatieke houding kan het klimaat zich niet veroorloven.  Wat de wind op zee betreft wacht mijn fractie de brief af die we rond 1 oktober zullen ontvangen van de minister van Economische Zaken. Ook qua energiebesparing zou ik graag zien dat er meer daadkracht is. Daarom dien ik de volgende motie in. "De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het volgens het Planbureau voor de Leefomgeving onzeker is of het doel van schone energie gehaald wordt; overwegende dat de urgentie van energieonafhankelijkheid met de situatie in Oekraïne nog groter is geworden; overwegende dat het ernaar uitziet dat een aanzienlijk deel van het subsidiegeld uit de SDE-plusregeling in 2014 niet uitgegeven wordt …"  Sorry, mevrouw de voorzitter, ik lees de verkeerde motie voor. Dit is nu juist de motie die ik nog niet wilde indienen, aangezien ik de brief van 1 oktober wil afwachten. Ik doe het opnieuw. Krijg ik daarvoor extra spreektijd?  De voorzitter: Nee.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan ga ik snel verder.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat de afhankelijkheid van fossiele energie-exporteurs in de huidige geopolitieke situatie knellend en onwenselijk is;  overwegende dat energiebesparing een effectieve manier is om de afhankelijkheid op kortere termijn te verminderen;  overwegende dat van de energiebesparingsdoelstelling uit het energieakkoord tot nu toe slechts de helft in "doorrekenbare" concrete maatregelen is vastgelegd;  verzoekt de regering, de inzet op energiebesparing te intensiveren en concrete en specifieke maatregelen te nemen om de doelstellingen te realiseren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 21 (34000).  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog 50 seconden om een motie in te dienen die verder geen toelichting behoeft omdat ik er in mijn eerste termijn uitgebreid over gesproken heb. De motie gaat over het inzetten van extra middelen voor diplomatie.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende dat er sinds 2010 structureel is bezuinigd op de personele bezetting van het ministerie van Buitenlandse Zaken;  overwegende dat, gezien de huidige geopolitieke ontwikkelingen, diplomatieke inzet meer dan ooit nodig is;  verzoekt de regering, extra financiële middelen in te zetten voor de versterking van diplomatieke capaciteit ter bevordering van de internationale rechtsorde en vrede en veiligheid, en de economische positie van Nederland en dit te dekken uit de HGIS-middelen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Samsom, Pechtold, Slob, Van der Staaij en Zijlstra.  Zij krijgt nr. 22 (34000).  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog één seconde. Die wil ik graag gebruiken voor een heel plechtige afsluiting door te zeggen dat ik hoop dat deze moties kunnen rekenen op de warme instemming van dit kabinet.  De heer Van der Staaij (SGP): Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Ik moet wel zeggen dat ik niet had gedacht dat ik de minister-president nog zou verleiden tot een uitspraak die op zijn minst op gespannen voet staat met artikel 26 van het Reglement van orde van de ministerraad. Daar staat namelijk in — dat weet de minister-president ongetwijfeld — dat het niet toegestaan is om de geheimhoudingsplicht te schenden: "Ten aanzien van hetgeen ter vergadering besproken wordt of geschiedt, bestaat een geheimhoudingsplicht". Hij heeft vandaag toch onthuld dat in de ministerraad niet getutoyeerd wordt en dat er formelere vormen gehanteerd worden. Ik denk dat het wel passend is om daar verder geen sancties aan te verbinden. Ik hoor dat de heer Roemer al gelijk over straf begint, maar het lijkt mij dat we dit moeten gedogen van de minister-president.  Inhoudelijk. Dank voor de toezeggingen die zijn gedaan op een aantal punten. Ik ga niet weer een heel betoog houden, want ik weet dat de Kamer het zeer waardeert om snel naar de maaltijd te kunnen gaan op dit tijdstip van de dag. Ik spreek mijn dank uit voor de toezegging op het punt van de alleenverdiener, die achterblijft in de koopkrachtcijfers, waarbij ook het WRR-rapport het alarmsignaal afgeeft dat alleenverdieners hard op weg zijn een kwetsbare groep in de samenleving te worden. Op dit punt had ik een motie voorbereid, maar gelet op de toezegging wil ik die niet meer indienen. Het verzoek was — de minister-president heeft daar al "ja" op gezegd — om de grote verschillen in koopkracht tussen alleenverdieners met kinderen en andere groepen nadrukkelijk mee te wegen bij de herziening van het fiscale stelsel, de toeslagen en de kindregelingen. Wij zullen ook zeker volgen of dat op die manier zal gebeuren.  Dank voor de toezegging op het gebied van de beveiliging van de joodse instellingen. Collega Slob had het daar net al uitgebreid over. De minister van Veiligheid en Justitie had het al eerder over een doorbraak. Het lijkt erop dat die er ook echt is gekomen, waarvoor veel dank.  Groen onderwijs is verschillende keren langsgekomen vanmiddag. Collega Slob heeft een toezegging ontlokt dat de kortingen op het groen onderwijs toch echt van de baan gaan. Daarna heeft collega Zijlstra aangekondigd dat hij dit samen met de heer Pechtold gaat repareren bij de algemene financiële beschouwingen. Welnu, ik kan aankondigen dat ik het samen met collega Buma bij de begrotingsbehandeling van Economische Zaken ga herstellen. Met zo'n breed draagvlak voor het groen onderwijs gaat het goed met die sector.  Ik wil nog een motie indienen die betrekking heeft op het terrein van defensie. Daar is extra geld naartoe gegaan, wat geen overbodige luxe is in de onveilige wereld van nu. Ook is het woord "trendbreuk" in de mond genomen omdat het niet kan blijven bij alleen nu even extra budget, waarna daar weer van af wordt gezien. Er moet meer gebeuren. Om die trendbreuk verder invulling te geven, stel ik de volgende motie aan de Kamer voor.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat vrijwel alle (inter)nationale veiligheidsanalyses uitwijzen dat de ambitie, het voortzettingsvermogen en het bijbehorende budget van de Nederlandse krijgsmacht nopen tot herijking in opwaartse zin;  overwegende dat de regering aanduidt, te willen inzetten op een positieve trendbreuk ten aanzien van het Defensiebudget voor de (middel)lange termijn;  verzoekt de regering, aan te geven wat het noodzakelijke ambitieniveau van onze krijgsmacht in de komende jaren is, welke internationale veiligheidsstrategie daarbij hoort, hoe de slagkracht van Defensie dient te worden vergroot en hoe deze zich verhoudt tot de nationale inzet van onze krijgsmacht;  verzoekt de regering tevens, nader in te vullen op welke wijze het Defensiebudget in de komende jaren zal worden bijgesteld, waarbij expliciet wordt gewaarborgd dat het niveau van defensiebestedingen gelijke tred zal houden met het noodzakelijke ambitieniveau voor onze krijgsmacht,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Zijlstra, Slob en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 23 (34000).  De heer Van der Staaij (SGP): De SGP-fractie heeft inderdaad op voorhand al op hoofdlijnen aangegeven dat zij zich kan vinden in de benadering die in deze begroting wordt gevolgd. Dat betekent niet dat het einde verhaal is, want er zijn nog tal van wensen en gespreksonderwerpen bij de departementale begrotingen die straks gaan volgen. Wij hebben er wel voor gekozen om het gesprek met het kabinet in een vroeg stadium aan te gaan, juist omdat wij vorig jaar zagen dat het ook niet goed is als er heel veel onzekerheid blijft hangen, voor de burgers in het land, voor de ouderen, de jongeren en al die andere mensen die zich afvragen wat het voor hun portemonnee betekent. Omdat er in deze tijd juist behoefte is aan stabiliteit en duidelijkheid, hebben wij daar graag aan mee willen werken.  Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording. Ik heb mijn bijdrage in het teken gesteld van de vraag hoe wij naar een samenleving kunnen gaan waarin mededogen en duurzaamheid leidend zijn. Ik heb duidelijk willen maken dat we de samenleving niet gelukkiger zullen maken, en de aarde niet leefbaar, zolang wij schaarse grondstoffen in de uitverkoop doen, tegen bodemprijzen, deze zelfs subsidiëren en de arbeid uit de markt prijzen met ongekend hoge loonheffingen. Ik ben blij met de beweging van het kabinet om te kijken naar een vorm om in het belastingstelsel van de toekomst niet alleen arbeid te belasten, maar mogelijk ook grondstoffen. Het kabinet lijkt een wat onzeker pad op te gaan. Ik weet ook niet of de coalitiepartners het op alle punten eens zijn. Dat blijkt ook uit het debatje tussen de heer Zijlstra en de heer Samsom. Daarom denk ik dat het goed is als de Kamer de volgende motie zou aannemen, om het kabinet een steuntje in de rug te geven.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  overwegende de breed gedeelde wens om tot een verlaging van de belasting op arbeid te komen, zonder dat er op voorhand taboes worden aangegeven bij de invulling daarvan;  constaterende dat een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar vervuilende activiteiten en schaarse grondstoffen grote milieuwinst oplevert en werkgelegenheid creëert;  verzoekt de regering, voor 1 februari 2015 een kader te presenteren voor de hervorming van het belastingstelsel, waarin een substantiële vergroening van het belastingstelsel wordt verankerd,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 24 (34000).  Mevrouw Thieme (PvdD): Vanmiddag hebben we gezien dat de coalitie van water en vuur zich met name manifesteert als je het thema "klimaat" aanzwengelt. Klimaatverandering is een ongemakkelijke waarheid voor velen, omdat het betekent dat we onze levensstijl moeten veranderen, omdat we simpelweg een verantwoordelijkheid hebben tegenover toekomstige generaties. We zullen de aarde beter achter moeten laten dan hoe we deze hebben aangetroffen. Dat is transitiepijn. Dat kost pijn, maar het biedt ook kansen op innovatie. Onze samenleving is in staat om grote crises te overwinnen. Laten we erop inzetten om de klimaatcrisis te bestrijden.  Dan is het ontzettend jammer als je ziet dat de leidende partijen, die samen dit kabinet vormen, het niet eens kunnen worden over die ambitie om het klimaat te verbeteren. In feite staan zij lijnrecht tegenover elkaar, maar als er iets is wat wij ons niet kunnen veroorloven, dan is het dat het klimaatbeleid daar het slachtoffer van wordt.  Er gebeurt veel te weinig. Dat is ook de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving in de jongste balans. Het PBL constateert nog explicieter dan in eerdere jaren dat Nederland nog niet voorbereid is op de toekomst. Het rapport getiteld De toekomst is nu is een oproep tot herwaardering en modernisering van strategisch langetermijnbeleid. Dat is de oproep van het PBL. Nederland is nog onvoldoende voorbereid op ingrijpende veranderingen. We zullen de bestaande structuren moeten aanpassen om daartoe te komen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving in zijn meest recente Balans voor de Leefomgeving aangeeft dat:  -Nederland onvoldoende voorbereid is op ingrijpende veranderingen — in demografie, klimaat, biodiversiteit en de beschikbaarheid van grondstoffen — die zich in de komende decennia kunnen openbaren;  -een schone, gezonde en veilige leefomgeving nú om krachtig beleid vraagt, waarbij er nú extra stappen moeten worden gezet om de langetermijnopgaven het hoofd te bieden;  -transities moed en leiderschap vergen, bijvoorbeeld in de vorm van een heldere, krachtig ondersteunde doelstelling voor de lange termijn, en dat een dergelijke langetermijndoelstelling ontbreekt in Nederland;  verzoekt de regering om dit parlementaire jaar te komen met een coherente strategie voor het doorvoeren van de benodigde en gewenste systeemveranderingen, waarin paden worden geschetst voor de transitie naar een volledig duurzame samenleving in 2050,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 25 (34000).  Mevrouw Thieme (PvdD): Partijen die een heilig vertrouwen hebben in het herstel van economische groei als oplossing van alle problemen, maar het alleen niet eens zijn over de route daarnaartoe, zijn niet in voor echte koerswijzigingen, omdat ze de noodzaak daarvan niet zien. Terwijl de grenzen van de groei al enkele decennia in zicht zijn, wordt er weinig gedaan aan de zoektocht naar andere mogelijkheden, die wel binnen de draagkracht van de aarde vallen. De rijken worden steeds rijker, de armen worden armer. De zwaksten worden nauwelijks beschermd tegen het vermeende recht van de sterkste. In zo'n situatie gaat het niet om welke pleisters je wilt plakken op gesignaleerde problemen, of om wat die pleisters exact kosten. Het gaat daarbij veel meer om de bereidheid om met elkaar een volstrekt andere, integrale behandeling van de systeemcrisis te zoeken. Die bereidheid is helaas nog niet aanwezig bij dit kabinet.  De vraag wat wij ons wel en niet kunnen veroorloven, wordt vooralsnog gezien als een louter financiële kwestie, terwijl we het ons, naar de overtuiging van mijn fractie en die van een groeiend aantal wetenschappers, niet kunnen veroorloven om alles uit te drukken in termen van geld en de daaraan gekoppelde betaalbaarheid van ons beleid. Als we niet bereid zijn om ons handelen binnen de grenzen van de draagkracht van de aarde te brengen, zullen onze kinderen het kind van die rekening worden. Economische groei is niet de oplossing, maar het probleem.  De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Wat mij betreft oogt dit debat in het afgelopen uur veel te vrolijk, omdat ik weet wat voor ellende veel mensen thuis op dit moment ervaren. Toch wil ik de minister-president danken voor de beantwoording. Ik heb maar één verzoek, maar wel moties en weinig tijd, dus ik ga heel snel lezen.  Het verzoek gaat over de verruimde schenkingsregeling, een idee van 50PLUS. We hebben kunnen vaststellen dat die goed is voor jong en oud, en goed voor de bouw. We danken het kabinet voor de complimenten die we daarvoor kregen. We hadden een motie willen indienen om haar een jaar te verlengen. Ik begrijp dat dat er niet in zit, maar mag ik het kabinet dan wel vragen om een extra inspanning te doen om deze regeling, die nog maar veertien weken duurt, onder de aandacht van het publiek te brengen, zodat de mensen die dat kunnen, daar ook gebruik van kunnen maken?  Ik heb twee moties, dus ik ga nu heel snel.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de regering heeft aangegeven dat de bestrijding van werkloosheid nu de allerhoogste prioriteit heeft;  overwegende dat de instroom van 55-plussers in de WW nog steeds groter is dan de uitstroom;  overwegende dat de minister zelf ook heeft aangegeven dat er bij werkgevers vooroordelen bestaan jegens oudere werknemers;  overwegende dat de aanpak van deze vooroordelen een structureel karakter moet hebben om effectief te zijn;  overwegende dat er ook een ambassadeur aangesteld is ter bestrijding van jeugdwerkloosheid;  verzoekt de regering, naast een ambassadeur jeugdwerkloosheid een ambassadeur in te stellen ter bestrijding van ouderenwerkloosheid,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 26 (34000).  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat uit onderzoek van het Nibud blijkt dat mantelzorgers tot een derde van hun inkomen kunnen verliezen juist doordat zij mantelzorg verlenen;  overwegende dat het verlenen van mantelzorg niet mag leiden tot financiële achteruitgang;  verzoekt de regering, binnen drie maanden een plan op te stellen om inkomensverlies bij het verlenen van mantelzorg te voorkomen,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 27 (34000).  De heer Klein (50PLUS/Klein): Voorzitter. Ook ik dank de minister-president voor zijn beantwoording, met name voor zijn heldere schriftelijke antwoorden.  Ik heb het gehad over het belastingstelsel en de belastingherziening en ik heb daarin ook verwezen naar De Nationale Pensioendialoog. De minister-president heeft hierop heel duidelijk aangegeven dat een nationale belastingdialoog, om te horen wat mensen een eerlijk en veilig systeem vinden, niet aan de orde is, in tegenstelling tot wat de heer Pechtold had gemeend te horen. Volgens mij kun je ook geen gesprek afdwingen. Een nationale belastingdialoog is dus niet aan de orde, maar de fractie-50PLUS/Klein.nl staat graag open voor voorstellen om die dialoog wel aan te gaan, zodat we naar een open en eerlijk systeem gaan.  Dan kom ik op het nieuwe ftk. Er komen allemaal wetsvoorstellen aan. De toekomstbestendigheid voor alle generaties moet ook aanwezig zijn. Daarom moeten we nu niet op die wetsbehandeling vooruitlopen. Ik wil echter wel iets doen om de opgelopen achterstanden in de indexaties bij sommige pensioenfondsen iets op te lossen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat pensioenfondsdeelnemers, zowel jong als oud, de afgelopen jaren hard getroffen zijn door de financiële problemen bij de pensioenfondsen, waardoor indexatie voor de prijsstijgingen bij veel pensioenfondsen achterwege is gebleven;  overwegende dat pensioenfondsen met de huidige regels niet de mogelijkheid hebben om eenmalige pensioenuitkering als compensatie van achterwege gebleven indexaties uit te keren;  verzoekt de regering, maatregelen te verkennen waarbij pensioenfondsen de ruimte gegeven wordt om een eenmalige inhaalindexatie van pensioenen mogelijk te maken zonder daarbij concessies te doen aan de evenwichtigheid tussen generaties,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 28 (34000).  De heer Klein (50PLUS/Klein): Tot slot haal ik één antwoord naar voren dat het kabinet heeft gegeven op onze vraag over de vrijwilligers en de opzet voor de vrijwilligers in de zorg. Belangrijk is dat de vrijwilligers extra steun en waardering krijgen. Dat wordt ook aangegeven. Dan gaat het niet alleen over de 450.000 vrijwilligers in de zorg over wie het kabinet nu zal komen met een brief. Deze zullen we met belangstelling lezen. We moeten echter ook goed kijken naar de maatschappelijke waardering voor de vele vrijwilligers op andere terreinen. Dit onbetaalde werk moet gewaardeerd worden. Het wordt een uitdaging voor dit kabinet om in het komende jaar te werken aan een goede, open samenleving.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor het beantwoorden van de vragen.  Dit kabinet is compleet de weg kwijt. Dit kabinet is visieloos. Nederland snakt naar lage belastingen, meer veiligheid en een streng immigratiebeleid. Nederland verkeert nog steeds in een economische crisis. De werkloosheid is torenhoog en er is nauwelijks sprake van economische groei. Deze crisis kan maar op één manier worden opgelost, namelijk door de belastingen drastisch te verlagen. Daarom dien ik de volgende motie in.  Motie De Kamer,  gehoord de beraadslaging,  constaterende dat de belastingen en werkloosheid torenhoog zijn en er nauwelijks sprake is van economische groei;  constaterende dat ons door het Centraal Planbureau doorgerekende fiscaal plan 2015 leidt tot lage belastingen, één miljoen extra banen en een verdubbeling van de economische groei, zonder dat het tekort of de staatsschuld oploopt;  overwegende dat ons belastingplan leidt tot een welvaartsrevolutie;  verzoekt de regering, ons belastingplan door te voeren,  en gaat over tot de orde van de dag.  De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.  Zij krijgt nr. 29 (34000).  Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister-president heeft laten weten dat hij kan overgaan tot het beantwoorden van de laatste, openstaande vragen en het reageren op de ingediende moties zodra hij deze allemaal heeft ontvangen. We wachten daarom heel even tot de laatste motie is rondgedeeld.  De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.  Minister Rutte: Voorzitter. Ik probeer de Kamer onmiddellijk te bedienen, maar moet nog even de laatste moties sorteren. Ik heb nu het totaaloverzicht weer, althans dat denk ik.  De voorzitter: Ga uw gang. We proberen u bij te houden.  Minister Rutte: Er zijn veel moties ingediend. Ik ga eerst in op een paar opmerkingen die los van de moties zijn gemaakt in de tweede termijn van de Kamer. Het gaat om punten die niet terugkeren in een motie.  Ik dank de heer Buma voor de mooie afsluiting van zijn betoog. Hij maakt de cirkel eigenlijk rond door terug te komen op MH17 en door vooruit te kijken naar 10 november. Ik ben het daarmee eens.  Tegen de heer Pechtold zeg ik nog eens dat wij het politieke debat in de Kamer zoeken, maar dat je voor de uitvoering van allerlei maatregelen in een nieuwe belastingsystematiek moet praten met allerlei doelgroepen. Dat kan niet anders. Als je maatregelen neemt op het terrein van de auto en met betrekking tot aftrekposten, is het natuurlijk logisch dat je ten minste de deur openzet voor overleg met die belangenorganisaties. We gaan daar geen brede maatschappelijke discussie mee voeren, maar wij gaan daar wel mee in gesprek. Het politieke debat voeren wij dan graag met de Kamer. Hierop is al zo veel gestudeerd dat er geen breed maatschappelijk debat meer nodig is. Wat wel nodig is, is het normale overleg met belangenorganisaties. Daar moet je natuurlijk altijd beschikbaar voor zijn, met een kritische instelling.  Ik ben het eens met de heer Zijlstra. Voor het belastingstelsel streven wij naar een eindbeeld en een stappenplan. Ik ben het ook eens met hetgeen hij zei over de NHI en de NII, namelijk dat het belangrijk is dat zij blijven functioneren binnen hun mandaat. De pensioenfondsen hebben in de eerste plaats natuurlijk als taak om te zorgen voor goede pensioenvoorzieningen. Alle zaken waarmee zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan deze investeringsmogelijkheden, moeten ten dienste staan van de potten in de tweede pijler, opdat deze zo groot mogelijk zijn. Ik ben het ook zeer met hem eens dat het nu zaak is om koers te houden.  Verschillende mensen hebben nog gesproken over het energie- en klimaatdossier. Ik dacht volgende week een ontspannen bijeenkomst te hebben in New York, maar in een halfuur tijd is de agenda behoorlijk volgelopen. Nederland wil een ambitieus klimaatakkoord in 2015; dat is bekend. Wij moeten daarin komen tot een effectieve aanpak van het klimaatvraagstuk, zonder negatieve effecten op de Nederlandse of Europese economie. In het bijzonder gaan wij na hoe wij de Nederlandse inzet — dat zijn de nieuwe klimaatdoelstellingen voor 2030 en het streven richting 2050, volgens de afspraken die wij hierover met de Kamer gemaakt hebben — zo goed mogelijk kunnen realiseren. Tot nu toe hebben wij ons echter alleen vastgelegd tot 2020. Daarover zijn in het energieakkoord afspraken gemaakt, met een doorwerking naar 2023. Die Nederlandse zaken liggen vast. De heer Samsom heeft dat nog eens duidelijk gezegd. Op de klimaattop in New York zal Nederland initiatieven zoeken voor internationale samenwerking met landen en bedrijven. Wij zullen praten over adaptatie, landbouw, logistiek en duurzame inkoop. Nederland wil daarmee een belangrijke rol spelen op weg naar een ambitieus klimaatakkoord in 2015. Wij hebben ons echter vastgelegd, zoals de heer Samsom zei, tot 2020-2023, zeker in het kader van het energieakkoord. De 16% moeten wij nu echt met elkaar zien te halen. Dat zijn de afspraken die wij politiek gemaakt hebben.  De heer Roemer (SP): Ik snap wel dat de premier de kool en de geit wil sparen, maar hij zal toch duidelijk een keuze moeten maken als het gaat om de vraag, wat de inzet van Nederland zal zijn. De heer Samsom, mijn partij en andere partijen hebben ervoor gepleit dat Nederland ambitieuzer moet zijn en ook een koploper moet willen zijn. Gaat de premier met die boodschap daarnaartoe?  Minister Rutte: Dat zijn allemaal woorden. Wij hebben hier de politieke afspraak met elkaar gemaakt dat Nederland inzet op een klimaatdoel voor 2030 van minimaal 40% CO2-reductie. Wij hebben afgesproken dat wij streven naar een duurzame energievoorziening in 2050 en dat we daarnaast kijken naar een aandeel duurzame energie van 27%. Die afspraken gelden voor Europa. Die zijn niet doorvertaald naar de lidstaten, maar dat is echt een Europees doel. Daarover hebben we in politiek verband afspraken met elkaar gemaakt. Het daarop ook internationaal vastleggen is nu nog niet aan de orde.  De heer Roemer (SP): Dan kom ik tot de conclusie dat de premier niet die koploperspositie wil innemen en niet met die boodschap, waar een groot deel van de Kamer echt om gevraagd heeft …  Minister Rutte: Maar wat wilt u dan, mijnheer Roemer?  De heer Roemer (SP): Ik wil dat Nederland daarin een koppositie inneemt. Ik wil dat Nederland het voortouw neemt en ik wil een hoger ambitieniveau, zoals dat uitstekend was verwoord in mijn bijdrage, in die van de heer Samsom en in die van mevrouw Thieme. Ik hoor dat niet terug.  Minister Rutte: 40% reductie in 2030 is een politieke afspraak die hier in de Kamer is gemaakt. Dat is behoorlijk ambitieus. Ik hoor de heer Roemer ook niet voorstellen om dat percentage te verhogen. Dat zal ook nog een hele hijs worden. De vraag in het kader van Parijs 2015 is nu natuurlijk hoe verbindend dat is. Daar heeft de heer Zijlstra iets over gezegd en daar heeft de heer Samsom ook iets over gezegd. Maar de politieke intentie is om die twee doelstellingen te bereiken. We hebben daarbij gezegd dat die 27% voor Europa een Europese doelstelling moet zijn, dat die niet moet worden doorvertaald naar de lidstaten. Dat zijn de afspraken die we hier in politiek verband gemaakt hebben.  Volgens mij heb ik de meeste vragen die in tweede termijn gesteld zijn, beantwoord. Als niemand nu boos opspringt, ga ik door met een reactie op de moties.  Eerlijk gezegd, vind ik de motie op stuk nr. 5 van de heer Roemer overbodig. Het staat eigenlijk al in de brief. Mijn conclusie is dus dat de motie overbodig is.  De heer Roemer (SP): In dat geval zou de premier ook gewoon kunnen zeggen dat hij de motie ziet als ondersteuning van het beleid.  Minister Rutte: Wij gaan nu allerlei dingen uitwerken. In de brief halen wij deuren van het slot, bijvoorbeeld op het punt van een eerlijkere vermogensrendementsheffing. De motie is overbodig. In de motie staat een heel precieze formulering die weer net iets verder gaat dan het gestelde in de brief. Als de heer Roemer het daarover wil hebben, zou het mijn suggestie zijn om de motie aan te houden tot het debat over de brief.  De heer Roemer (SP): Dan is de motie dus niet overbodig, dan is het een duidelijke uitspraak waar de premier van weg wil komen. Dan is de motie zeker niet overbodig. Het is iets wat meerdere partijen heel graag willen, iets wat hard nodig is. Dan zou de premier moeten zeggen, conform zijn eerdere woorden en zeker ook de woorden van de coalitiepartij, dat de motie kan worden gezien als ondersteuning van het beleid. Dan verwacht ik ook steun van de premier, zodat wij dus voor deze motie kunnen stemmen.  Minister Rutte: De gedachte zit in de brief. Daarvoor is deze motie niet nodig. Als u het zo zwaar neerzet, kan ik niet anders dan de motie ontraden.  De heer Zijlstra (VVD): Ik zou erop willen wijzen dat de inhoud van de motie net niet gelijk is aan de brief. Er wordt hier over de kleine spaarders gesproken, maar het gaat erom dat wij gaan kijken naar reëel rendement, ongeacht wie het rendement behaalt. Dat is wel een essentieel verschil.  Minister Rutte: Ja. Ik kan me voorstellen dat de heer Roemer zegt dat hij de motie aanhoudt tot het debat over de brief van Eric Wiebes. De motie is overbodig, in de zin dat er een richting in staat die ook in de brief staat. Die richting wordt in de motie echter verder "toegepunt". Als die motie nu in stemming komt, met deze precieze "aanpunting", dan kan ik niet anders dan de motie ontraden. Ik begrijp dat de heer Roemer de motie niet wil aanhouden. Ik ontraad derhalve de motie op stuk nr. 5.  Ik ontraad ook de motie op stuk nr. 7. De budgetten die zijn vastgesteld, zijn adequaat om de taken uit te voeren. Gemeenten krijgen daarbij veel beleidsruimte binnen de kaders van de wet. Ze krijgen ook de mogelijkheid om naar eigen inzicht zaken te organiseren. Van een aantal opmerkingen bij het hoofdje "constaterende" kan ik zegen dat het kabinet al vele maatregelen heeft genomen voor een zachte landing. Met andere woorden, deze motie ontraad ik.  Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 6, waarin wordt voorgesteld om de verhuurdersheffing om te zetten in een investeringsplicht. Die motie ontraad ik. Om te beginnen zou dit een enorm gat slaan in de begroting, namelijk van 1,3 miljard, terwijl alternatieve dekking daarvoor in het voorstel ontbreekt. De verhuurdersheffing dient ertoe om het excessieve vermogen van de corporaties af te romen en beschikbaar te stellen voor andere maatschappelijke doelstellingen. Die heffing leidt niet tot een inperking van de investeringsmogelijkheden, omdat de corporaties tegelijkertijd ruimte hebben gekregen om de huren te verhogen. Het niveau van de huren in de sociale huursector staat dat ook toe. Ik meen verder dat een wettelijke investeringsplicht zijn doel voorbijschiet. Investeren is niet altijd nodig en een wettelijke plicht past niet bij het private karakter van de woningcorporaties. Dus om die verschillende redenen ontraad ik deze motie. Mijn eerdere betoog ging inderdaad over de motie op stuk nr. 7, die behelst de bezuinigingen die gepaard gaan met decentralisaties te schrappen, om de redenen die ik hiervoor noemde.  Vervolgens de motie op stuk nr. 8, die vraagt om voor een noodzakelijke lastenverlichting ook ruimte te zoeken in beperking van de overheidsuitgaven. Het kabinet legt geen taboe op extra bezuinigingen maar kiest daar niet voor als eigen insteek. Als er eventueel voorstellen vanuit de Kamer komen, zullen we die allemaal bekijken, maar het is niet de insteek van het kabinet. Dus om die reden zijn er, zoals ik het zie, twee mogelijkheden. De ene is de motie aan te houden tot het debat over de brief van Eric Wiebes, de staatssecretaris van Financiën. Anders moet ik de motie ontraden.  Wat de motie op stuk nr. 9 betreft, zou ik dringend willen adviseren die aan te houden tot het debat over het financieel toetsingskader. Dat is evenwichtig, het houdt rekening met enerzijds het minder snel korten en anderzijds met niet-indexeren als dat duurzaam niet kan en als dat dus ten koste zou gaan van de werkenden. Ik heb daarover vanochtend betoogd hoe belangrijk dat is voor de solidariteit in het stelsel, dus mijn advies zou zijn de motie aan te houden. Als die echt nu in stemming moet komen, kan ik niet anders dan deze motie ontraden, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat het CDA de motie betrekt bij het debat over het financieel toetsingskader.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik ben bereid de motie aan te houden, maar er wellicht volgende week bij de financiële beschouwingen al op terug te komen en haar dan in stemming te brengen. Voor nu ben ik echter bereid deze motie aan te houden.  De voorzitter: Op verzoek van de heer Van Haersma Buma stel ik voor, zijn motie (34000, nr. 9) aan te houden.  Daartoe wordt besloten.  Minister Rutte: De motie op stuk nr. 10 is ondersteuning van beleid. Ik wijs op wat er al gebeurt. Economische Zaken steekt met de provincie Groningen 20 miljoen in deze kwesties, daarnaast de NAM 65 miljoen en de provincie Groningen nog eens 32 miljoen waar het gaat om de Economic Board. Dat zijn grote bedragen, dus in die zin beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid.  De heer Zijlstra (VVD): Ook in het kader van de bepaling van ons stemgedrag, "ondersteuning beleid" betekent dat het kabinet inzet op alle regio's in heel Nederland waar dat gebeurt.  Minister Rutte: U weet dat Groningen bijzondere aandacht krijgt vanwege de ellende met de gaswinning en alle flankerende maatregelen die daar gelden. Daarmee is Henk Kamp druk bezig. Dat heeft ook al geleid tot behoorlijke herschikkingen en vormen van ondersteuning om de economische structuur in het Noorden te versterken. Deze motie vraagt eigenlijk om te kijken wat wij verder nog kunnen doen. Wat ik hier zeg, is dat het maximale al wordt gedaan. In die zin vind ik de motie sympathiek als ondersteuning van beleid, maar het is geen claimmotie, want er wordt niet gevraagd om nieuw geld.  De heer Pechtold (D66): Ik vind dat wij wel helder moeten zijn. Er staat "zoals het Pact van het Noorden". Dat is heel sympathiek, maar er zijn dus ook andere regio's; laten we zeggen in totaal twaalf provincies, die daarvoor in aanmerking komen.  Minister Rutte: Er staat ook "binnen de bestaande kaders", dus er wordt geen nieuw geld uitgezocht. Als ik naar het Noorden kijk, zeg ik dat daar echt al heel veel gebeurt. Ik zou zo gauw niet weten wat je daar nog verder uit kunt persen, maar misschien lukt dat. Er wordt al heel veel gedaan. Omdat er geen claim staat op nieuw geld, acht ik de motie te dragen en is dit ondersteuning van beleid.  De motie-Wilders op stuk nr. 12 ontraad ik met verwijzing naar het debat dat we daarover gevoerd hebben.  De motie-Wilders op stuk nr. 13 ontraad ik.  Ik kom op de motie-Pechtold/Van Haersma Buma op stuk nr. 14, waarin de datum 1 februari wordt genoemd. In het debat hebben we daar uitvoerig over gesproken. Het kabinet wil haast maken, maar er is geen absolute urgentie om het per se voor 1 februari te doen. Sowieso zal niet alles per 2016 veranderd kunnen worden. We gaan daar de eerste tranche voorstellen voor doen. Ook als je kijkt naar eerdere belastinghervormingen, kun je constateren dat het altijd stapsgewijs zal gebeuren. Dat heb ik al gezegd in antwoord op de vragen van de heer Zijlstra. Je zet een toekomstperspectief neer. Daar komt een stappenplan tegenaan. In deze motie wordt echter de datum van 1 februari genoemd. Dat vind ik te stellig. Daarom ontraad ik de motie, maar met de geest van de motie zijn we het denk ik allemaal eens: liever sneller dan later. Nu wordt echter zo stevig de datum van 1 februari neergezet. Onder verwijzing naar de discussie van vanochtend ontraad ik deze motie.  Ik kom op de motie-Pechtold/Van Ojik op stuk nr. 15. In het debat dat ik hierover met de heer Pechtold voerde, ging het erover dat in het regeerakkoord een en ander staat over een superprovincie. We waren een heel eind, maar de besprekingen zijn vastgelopen. Ik begreep dat de heer Pechtold zei: we gaan opnieuw praten over de superprovincie. Nu wordt het kabinet echter gevraagd om een hele agenda op te stellen. Dat is volgens mij niet de deal die we net in het debat hebben gesloten. Ik had begrepen dat de heer Pechtold zei: ik kom terug aan tafel om te praten over de superprovincie en ik neem ook de heer Van Ojik mee. Dat vind ik zeer sympathiek. Dan zitten minister Plasterk en ik onmiddellijk klaar met de koffie, maar het kan niet de bedoeling zijn om weer een heel nieuwe agenda op te stellen. Die agenda ligt er. Dat is het regeerakkoord. Daarin staat een zeer concreet voornemen, namelijk de superprovincie als eerste grote stap op weg naar bestuurlijke vernieuwing. Zo heb ik het begrepen, maar misschien is dat een misverstand.  De heer Pechtold (D66): In het regeerakkoord staat een en ander over de gemeenten met het streefcijfer 100.000 plus en de gemeenschappelijke samenwerkingen. Daarin staat een en ander over de waterschappen, zowel over het opschalen als over het uit de Grondwet halen. Daarin staat een en ander over de provincies. De superprovincie staat erin. De heer Van Ojik en ik zoeken naar een dialoog met alle belanghebbenden. Dat kunnen de gemeenten, de waterschappen en de provincies zijn. Het mag echter niet te lang duren, want we moeten tot actie komen. Die dialoog zou kunnen leiden tot iets wat uiteindelijk bij het provinciale niveau terechtkomt. Maar dan is het wel nodig dat de minister van BZK al die relevante partners erbij betrekt. Ik kijk even om naar de heer Van Ojik. Hij is het met mij eens.  Minister Rutte: De heer Pechtold heeft mij in dit debat ervan overtuigd dat je moet oppassen met al die dialogen. Daardoor kan het ook weleens wat te traag gaan. Ik ontraad de motie, want het lijkt mij geen goed idee om nu weer een heel nieuwe agenda op te stellen. In het regeerakkoord staat namelijk de eerste stap. Maar wat mij betreft houdt de heer Pechtold die motie aan en geeft hij ons de kans om opnieuw het gesprek te openen over de superprovincie. Dat is namelijk de eerste stap. Dan staan de heer Plasterk en ik onmiddellijk klaar. Het waren goede gesprekken. We waren echt een heel eind. Ik ben ervan overtuigd dat we dat laatste stapje kunnen zetten. We moeten even door het dooie punt heen en dan lukt het. Hier zie ik trouwens die datum van 1 april nergens staan; dat is ook zo gek.  Ik kom op de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 16 over energieafhankelijkheid. Deze motie is ondersteuning van beleid. We streven naar een duurzame energievoorziening in 2050. Dan zijn we ook onafhankelijk van bijvoorbeeld Russische olie en gas. Uiteraard zullen daar allerlei tussenstappen voor nodig zijn. Ik noem het verkleinen van de gasafhankelijkheid et cetera. Maar per saldo is deze motie ondersteuning van beleid.  Ik kom op de motie-Slob/Pechtold op stuk nr. 17. Een standpunt van het Comité van Ministers wordt in november 2014 verwacht. Daarom ontraad ik deze motie. Er komt een uitspraak van het Comité van Ministers in november. Het kabinet zal daar dan snel op reageren. Volgens de afgesproken procedure wachten we dat oordeel af. Daarna komt het kabinet met een opvatting.  De motie-Slob c.s. op stuk nr. 18 gaat over de herverdelingseffecten. Die motie is ondersteuning van beleid. De afspraak is om voor 2016 de budgetten te verdelen op basis van objectieve criteria in plaats van de historische uitgaven. Ik noemde dat al in eerste termijn. Er ligt nu een onderzoek en met de gemeenten wordt besproken hoe wij het moeten doen. Daarbij moeten wij bezien of de criteria voldoen en wat het ingroeipad is naar een nieuw model. Daarbij zullen wij eventuele ongewenste effecten adresseren. Ik beschouw de motie dus als ondersteuning van beleid.  Dat geldt ook voor de motie-Slob c.s. op stuk nr. 19. De toeslag huishoudelijke hulp zorgt ervoor dat huishoudelijke hulpen hun baan kunnen behouden. Meer middelen betekent meer banen. Dat is nodig voor een verantwoorde transitie.  Ik zou eigenlijk willen voorstellen dat de heer Van Ojik zijn motie op stuk nr. 20 aanhoudt tot aan de behandeling van de brief van de heer Wiebes over het belastingstelsel. Het lastige is, dat er een aantal doelen bij wordt gelegd. Wat mij betreft wordt het thema duurzame groei betrokken bij de stelselwijziging. De Kamer vroeg ons, keuzes te maken en dat hebben wij gedaan: het hoofddoel van het kabinet is vereenvoudiging en meer werkgelegenheid. Dat alles natuurlijk in het kader van een rechtvaardige inkomensverdeling. Niet dat wij die hiermee verder willen bevorderen; dat doen wij al in het regeerakkoord. Op zichzelf genomen is het allemaal netjes, maar ik wil voorkomen dat wij doelstellingen stapelen. Dit vraagt nog wel enig debat, dus mijn advies is echt om de motie aan te houden tot het debat over de brief van de heer Wiebes.  De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister-president zegt het al: het zijn inderdaad de doelen uit het regeerakkoord. Maar die doelen realiseer je natuurlijk niet door ze in het regeerakkoord te zetten; daar heb je een instrumentarium voor nodig. De belastingherziening is bij uitstek het instrument waarmee je die doelen kunt realiseren. Dat is de achtergrond van deze motie. Daarom had ik eigenlijk verwacht dat de minister-president, gegeven het regeerakkoord, zou zeggen: dit is nu echt ondersteuning van beleid.  Minister Rutte: Nogmaals, ik adviseer de motie aan te houden, want anders moet ik haar ontraden. Als de motie niet wordt aangehouden, is mijn advies dus: ontraden.  In de motie-Van Ojik op stuk nr. 21 wordt de regering verzocht, de inzet op energiebesparing te intensiveren. Dat is op zichzelf genomen natuurlijk ondersteuning van beleid. Het energieakkoord bevat ambitieuze doelstellingen. Het doel is een besparing van jaarlijks gemiddeld 1,5% van het finale energiegebruik. Dat zijn die 100 petajoule in 2020. Daarvoor worden op dit moment ontzettend veel specifieke en concrete maatregelen uitgewerkt. In 2016 wordt het energieakkoord geëvalueerd. Wij hebben daarover gesproken in eerste termijn. Een borgingscommissie onder leiding van Ed Nijpels behartigt de voortgang.  Als ik zo zie welke namen er onder de motie-Van Ojik c.s. op stuk nr. 22 staan, maakt die motie wel enige kans om te worden aangenomen. Toch zou ik willen voorstellen, de motie aan te houden tot de behandeling van de BZ-begroting, simpelweg omdat er strikt genomen geen dekking in zit, of ik heb de motie te snel gelezen. Er wordt gevraagd om extra financiële middelen, dus dan moet ik wel weten waar die vandaan moeten komen. Of het moet om €10.000 gaan, maar ik neem niet aan dat dat de bedoeling is. Als dit allemaal uit de HGIS-middelen moet komen, vraagt dat om een deugdelijke dekking binnen HGIS. Ik vind het overigens een sympathiek doel en ik begrijp helemaal wat de opstellers van de motie beogen. Maar het vraag echt nog wel om een uitwerking, omdat HGIS, de homogene groep internationale samenwerking, niet zomaar een grabbelton is. Nogmaals: het doel is sympathiek en volgens mij moeten wij het doen, maar mijn advies zou zijn om de motie aan te houden tot aan de behandeling van de BZ-begroting.  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik moet voorzichtig zijn, want ik moet nu mede namens de constructieve vijf spreken. Voor ik het weet, zeg ik iets verkeerds. Stel dat ik de motie niet aanhoud en dat deze in stemming wordt gebracht en wordt aangenomen. Voor de begrotingsbehandeling ontvangen wij dan een brief van de verantwoordelijke bewindslieden, waarin zij aangeven hoe zij deze motie denken uit te voeren. Zou dat niet een goede manier zijn om dit op te lossen?  Minister Rutte: In de motie wordt voorgesteld om het uit de HGIS-middelen te dekken. Dat is een pot geld waaruit al allerlei dingen worden betaald. Ik denk dat het best doenlijk is, maar het is wel een vrij stevige operatie om het precies te doen. Het lijkt mij iets waarvan ook de Kamer misschien iets vindt. In feite zegt de heer Van Ojik nu dat het kabinet helemaal mag bepalen hoe je binnen HGIS herprioriteert. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de indieners zeggen: wij schuiven de motie door naar de BZ-begroting. Ik zie de woordvoerder Buitenlandse Zaken van de VVD nu enthousiast reageren. Misschien doen anderen dat ook. Schuif het door naar de BZ-begroting, is mijn advies. Mijn ragfijne politiek gevoel zegt mij opnieuw dat de motie het gaat halen. De namen die allemaal onder de motie staan, laten dat zien. Dan hebben we even die discussie. Het blijft een motie en er staan heel veel namen onder. Het is de motie-Van Ojik c.s. Dan hebben de indieners twee keer prijs.  De voorzitter: Ik kijk even naar de heer Van Ojik. Betekent dit dat de motie wordt aangehouden?  De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zal even overleggen met de constructieve vijf. Dan laat ik voor de stemming weten of ik de motie aanhoud of in stemming breng.  Minister Rutte: Dan kom ik op de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 23. In het dictum van die motie staat dat "het Defensiebudget in de komende jaren in die zin zal worden bijgesteld ...". Ik ga ervan uit dat de indieners bedoelen binnen de huidige financiële middelen, dat het dus geen claim is. Daar ga ik vanuit. Daarvan uitgaande, kan ik zeer goed met die motie leven. De motie sluit ook aan bij de begroting, bij wat daarover staat en bij de aankondiging, die in de begroting is gezet, om de prioriteiten in beeld te brengen. Daar kan de minister van Defensie mee uit de voeten. Als het echter een claim is voor toekomstig geld, dan moet ik de motie ontraden. Ik ga er zonder meer vanuit, gezien de indieners en hun financiële prudentie, dat het de bedoeling is om dit te doen binnen de financiële kaders.  De heer Van der Staaij (SGP): Het is niet een stiekeme claim waarbij nu in één keer grote bedragen worden belegd. De motie stelt de inhoud voorop. Kijk wat er extra nodig is in de toekomst en ga daar vervolgens een beleidslijn aan verbinden. Op welke termijn zou je dat kunnen inlopen? Het is dus geen stiekeme claim, maar een duidelijke inventarisatie van wat er in de toekomst nodig is. De inhoud is bepalend en daarna wordt er gekeken welk budget beschikbaar is.  Minister Rutte: Is het dan niet beter om deze motie aan te houden tot de begrotingsbehandeling van Defensie en haar daar in alle rust te bespreken?  De heer Van der Staaij (SGP): Over de invulling voor 2015, het concrete budget, hebben we al duidelijkheid. Het gaat nu juist om een doorkijk naar de toekomst. Daar vragen we om: een doorkijk naar de toekomst, de strategie, het ambitieniveau. Wat is er nodig in de toekomst, in de huidige geopolitieke situatie? De motie is meer toekomstgericht.  Minister Rutte: Ja, maar dan is dit wel wat ik in kabinetstermen "een claimbrief" zou noemen. Dan is het: schetst u nog eens even ... Nogmaals, ik vind het een sympathieke motie. Logisch, het hele kabinet vindt dat. We hebben allemaal gezegd: er is een trendbreuk nodig. Maar ik vind ook dat ik zuiver moet zijn. Als de motie zo wordt toegelicht, is het wel een beetje een claimmotie. Dat heb ik natuurlijk zo niet gehoord, want ik ken de heer Van der Staaij, zoiets doet hij niet. Dat heb ik hem ook niet horen zeggen. Dan denk ik toch dat we in ieder geval zouden moeten afspreken dat we het erover eens zijn dat hier geen claim wordt gelegd op nieuw geld voor de toekomst. Daar moeten we namelijk echt in de toekomst over besluiten. Ik heb het gehad over de opwaartse druk die je op dit budget voelt. We moeten in de toekomst bezien of die gehonoreerd wordt, want er zijn ook andere wensen. Het is ook een wens om de lasten te verlichten, om een nieuw belastingstelsel mogelijk te maken. Er zijn meer wensen in deze samenwerking van vijf partijen. Mijn suggestie is om vast te stellen dat het geen claim betreft. Dan denk ik dat de motie verder prima is, maar dan hebben we daar in ieder geval duidelijkheid over. Als de heer Van der Staaij dat ook zegt ... Hij zei het eigenlijk al.  De heer Van der Staaij (SGP): Volgens mij is de oplossing een heel precieze formulering van de motie. Dat is wat er gebeurd is. Er staat niet: nu moet er ineens gezegd worden dat er dit of dat bedrag bij komt. Er staat: kijk wat de ambities voor de toekomst moeten zijn. Dan is er politieke besluitvorming nodig om te bepalen op welk moment je wat kunt doen. We moeten echter wel een doorkijkje naar de toekomst kunnen maken.  Minister Rutte: Dat doet de krijgsmacht regelmatig. We moeten oppassen dat het geen "plug and play"-systeem wordt, waarbij je allemaal units neerzet en als er geld bij komt, kun je de volgende unit erbij schakelen. Dat zou ik niet helemaal zuiver vinden. Laten we het zo doen. Ik begrijp dat u de motie in stemming laat brengen. Als de motie wordt aangenomen, zullen wij haar zo interpreteren dat ze geen claim omvat. Dan zijn we het daarover eens.  Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 24.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Als een van de ondertekenaars van de motie op stuk nr. 23 heb ik de volgende vraag. De stappen snap ik, maar er staat met name: een visie op hoe het verder moet. Daaruit volgt eventueel later een claim. Mijn gedachte was dat het kabinet bij aanneming wel met een schriftelijke reactie komt op het verzoek en dus aangeeft wat er de komende tijd nodig is. De volgende fase is dan de uitwerking daarvan in de toekomst. Ik kijk even met de indiener mee, maar volgens mij is dat de bedoeling.  Minister Rutte: Volgens mij is dat de begroting van Defensie, maar goed. Laten we het als volgt doen. De motie ligt hier nu. Ik zie aan de heer Van der Staaij, die normaalgesproken zo soepel is, dat hij vandaag op dit punt echt niet flexibel is. Dat begrijp ik ook en ik respecteer dat. Ik stel vast dat het geen claim is. Als de motie wordt aangenomen, gaat de kabinet er op een verstandige manier mee om vanuit de gedachte dat het geen claim is.  De heer Van der Staaij (SGP): Het woord "claim" komt er niet in voor.  Minister Rutte: Nee, maar "bijgesteld" wel.  De heer Van der Staaij (SGP): Dat is de trendbreuk. Ik probeer alleen maar invulling te geven aan wat het kabinet, de minister-president, als trendbreuk heeft benoemd. Volgens mij is iedereen het er wel over eens dat we niet eerst moeten kijken naar de financiën en vervolgens pas welke visie voor de krijgsmacht daarbij past, dat we daarmee moeten stoppen. We moeten het omdraaien. We moeten eerst kijken wat de ambities voor de toekomst zijn en wat onze visie is op wat we nodig hebben. Over de manier waarop je dat gaat invullen, vindt vervolgens later politieke besluitvorming plaats.  Minister Rutte: Het lastige is dat ik hier de kerk natuurlijk in het midden moet houden, zo zeg ik tegen de heer Van der Staaij. Ik denk dat dit heel breed in de Kamer, van PvdA tot VVD en alles daartussen, sympathiek wordt gevonden. Als je het zo zegt, is echter een risico dat er ook moties komen waarin wordt gevraagd om dat eens aan te geven voor de landbouw of het onderwijs: stel dat er meer geld is, waaraan ga je dat dan uitgeven? Dan krijg je allemaal van die studies en voor je het weet worden dat claims. Dan ontstaat een soort "creep". Ik bedoel niet creep als "een vals iemand". Dan ontstaat "mission creep", dan gaat het kruipen. Dat zou ik willen voorkomen. Mijn interpretatie van de motie is dat het geen claim is en mijn verzoek is om ons als kabinet er op een verstandige manier mee om te laten gaan. Ik hoop dat de indieners met die uitleg kunnen leven. De heer Zijlstra gaat nog een poging doen, zie ik.  De heer Zijlstra (VVD): Zo klinkt het volgens mij goed. De minister-president zei echter ook al dat de claims er al liggen, dat de begroting van Defensie er al ligt. Ja, voor dit jaar. De hele portee van zo ongeveer alle partijen tijdens deze algemene politieke beschouwingen is echter geweest dat er iets is veranderd in de wereld en dat dit consequenties heeft voor onze veiligheid. Dan vind ik dit te mager. Dan moet dus helder zijn dat er op defensiegebied moet worden gekeken naar wat er in de wereld in de hand is en wat dat gaat betekenen voor ons defensieapparaat. Natuurlijk betekent dat dan dat wij hier vervolgens moeten besluiten of daar financiële claims achter vandaan komen. Anders had er immers een dekking in moeten staan.  Ik vind het te zuinig — laat ik daar gewoon helder in zijn — om gezien het hele debat dat wij hier hebben gevoerd en de grote woorden die bijna alle partijen hebben gesproken te zeggen: nou ja, de begroting van 2015 ligt er. Ja die ligt er en er is 100 miljoen bij gekomen. We moeten vooruitkijken en waarderen wat dit betekent op het gebied van onze veiligheid. Als dat vervolgens tot gesprekken gaat leiden tussen het kabinet en partijen in de Tweede Kamer over mogelijke financiële consequenties, zien we dat wel. In die zin is het inderdaad geen claim. Het is wel, in het licht van het debat van vandaag en gisteren, vooruitkijken naar de toekomst wat betreft onze veiligheidssituatie.  Minister Rutte: Ik ben toch even heel precies. Ik sta hier niet als voorman van de VVD, maar als voorman van deze coalitie en de samenwerking van vijf partijen. Die staan niet allemaal onder deze motie. Daarom wil ik heel precies zijn. Ik voel inderdaad een breed draagvlak in deze Kamer voor de trendbreuk. Daar hebben we ook echt over gesproken. Ik merk ook dat iedereen in deze Kamer heeft gezegd dat er een nieuwe geopolitieke situatie is en dat daarom die trendbreuk nodig is. Als wij nu op één beleidsterrein, op basis van een motie waar niet alle partijen uit de samenwerking onder staan, gaan zoeken naar wat we zouden gaan doen als er meer geld zou zijn — hoe sympathiek ik het misschien ook persoonlijk vind— dan kan ik me heel goed voorstellen dat andere partijen voorstellen om dat ook voor het onderwijs te doen of voor ontwikkelingssamenwerking. Dat vind ik het lastige. Ik wil hier niet te lang bij stilstaan. De motie komt in stemming. Het is geen claim, daar zijn we het allemaal over eens. Laat het dan even aan het kabinet hoe het met de motie omgaat, dan hoeven we dat nu niet expliciet te maken. Als je dat nu expliciet gaat maken dan kom je er volgens mij niet uit.  De heer Zijlstra (VVD): Nogmaals, om het helder te maken: het is geen claim. Dat heeft de premier helder verwoord.  Minister Rutte: Ik heb hem voor 50% binnen.  De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dat het beter wordt, maar we moeten niet te zuinig zijn en niet even het debat van de afgelopen anderhalve dag negeren. Wij hebben daarin verschillende partijen heldere woorden horen spreken. Die heldere woorden gebruikt het kabinet ook in de Miljoenennota. Wij moeten dan ook inzichtelijk maken of dat consequenties heeft, want er staat eigenlijk: moet dat consequenties hebben? Dat "of" wordt dan eerst inzichtelijk gemaakt. Daarna gaan we bekijken of dat misschien ook financieel iets betekent. Dit gaat allemaal over toekomstige politieke besluitvorming en over politieke weging in de toekomst. In die zin is dit dus geen claim, maar ik wil wel even helder maken wat de positie van de VVD hierin is. Dat is de lading die ik hierin wil leggen. De premier zegt welke lading hij hierin legt.  Minister Rutte: Ik begrijp dat. De heer Zijlstra weet ook dat als deze discussie in het kabinet zou hebben plaatsgevonden, dit zou grenzen aan het leggen van een claim. Ik probeer dat nu juist weg te houden door te zeggen dat het geen claim is. Dat zegt de heer Zijlstra ook. Laat het nu even aan het kabinet over, te bepalen hoe het de motie op een verstandige manier gaat uitvoeren in het geval zij wordt aangenomen. Ik denk dat we elkaar dan kunnen vinden.  De heer Van Haersma Buma (CDA): Dit gaat om de toekomst van onze veiligheidssituatie, een van de kernpunten van het debat. Het is dus niet zo gek dat deze motie wordt ingediend. Het is ook niet gek dat dit in de begroting nog niet staat, want de situatie is veranderd. De minister-president zegt nu: wij zullen er op onze wijze mee omgaan. Dan komt dit dus terug en kunnen we in de Kamer bekijken of we het goedvinden. Kan de minister-president toezeggen dat hij dit in een brief zal laten terugkomen die de Kamer voor de behandeling van de Defensiebegroting zal ontvangen? Op die manier kunnen we hierover verder spreken bij de behandeling van de begroting van Defensie.  Minister Rutte: Het antwoord is ja.  Ik kom bij de motie op stuk nr. 24. Die gaat opnieuw over de hervorming van het belastingstelsel. Ook in deze motie wordt de datum 1 februari genoemd. Om die reden kom ik voor deze motie met hetzelfde advies als eerder. Ik ontraad deze motie. Ik wijs er bovendien op dat vergroening dus niet het hoofddoel van de belastinghervorming is. De hoofddoelen zijn werkgelegenheid en vereenvoudiging van het belastingstelsel.  Mevrouw Thieme (PvdD): De minister-president zegt dat hij de motie ontraadt omdat er de deadline van 1 februari in staat.  Minister Rutte: Ik noemde daarnaast de reden dat er in de motie een hoofddoel wordt toegevoegd.  Mevrouw Thieme (PvdD): In de motie staat dat de regering wordt verzocht, voor 1 februari een kader te presenteren waarin een substantiële vergroening van het belastingstelsel wordt verankerd. Dat is toch geheel in lijn met wat ik deze middag en ook gisteren heb gehoord van de minister-president?  Minister Rutte: Ik lees in de motie dat er aan de bestaande hoofddoelen, ten minste het hoofddoel vergroening moet worden toegevoegd. Vergroening als subdoel is heel goed denkbaar, want bij de belastingherziening kijken wij natuurlijk naar het verlagen van de belasting op arbeid door bijvoorbeeld de accijnzen of andere indirecte belastingen te verhogen. In de motie staat echter dat een substantiële vergroening van het belastingstelsel moet worden verankerd. Dat gaat echt veel verder. Deze motie moet ik daarom echt ontraden.  Ik kom op de motie op stuk nr. 25, van mevrouw Thieme. Die motie is ondersteuning van beleid. De minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van I en M hebben in maart 2014 een brief over groene groei naar de Kamer gezonden. In deze brief staat als doel, de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie terug te dringen. Daarbij wordt ingezet op slimme inzet van marktprikkels, op stimulerende wet- en regelgeving, op innovatiebevordering en op de overheid als netwerkpartner. Deze motie is dus ondersteuning van bestaand beleid.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik kom nog even terug op de motie op stuk nr. 24, van mij en de heer Pechtold. Als ik er nu eens in zet: "verzoekt de regering, voor 1 februari een kader te presenteren voor de hervorming van het belastingstelsel waarin als subdoel een substantiële vergroening van het belastingstelsel wordt verankerd"?  Minister Rutte: Dan blijft mijn hoofdbezwaar staan, namelijk dat de datum 1 februari erin wordt genoemd. Daarom heb ik ook andere moties ontraden. Ik blijf de motie dan dus ontraden.  Ik kom op de motie van de heer Krol op stuk nr. 26, waarin hij voorstelt om een ambassadeur ter bestrijding van de ouderenwerkloosheid aan te stellen. Dit stelt hij voor, terwijl de heer Krol nu toch zelf weer aan het werk is, althans tijdelijk. Nou, ik wil deze motie afwijzen. Ik heb dat eerder ook gedaan. Er is al een complete aanpak. Hieraan kleeft ook het onbedoelde risico dat we hiermee juist vooroordelen over ouderen versterken. Dat risico loop je door apart beleid te maken voor het aan het werk helpen van ouderen. Bij jongeren is niet dat vooroordeel het probleem, maar de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dat is dus anders dan bij ouderen. We zien dat de arbeidsmarktpositie van ouderen geleidelijk aan verbetert en dat er steeds meer mensen van tussen 60 jaar en 65 jaar aan het werk zijn, straks 66 jaar of 67 jaar. We zien de cijfers dus de goede kant op gaan.  De motie-Krol op stuk nr. 27 gaat over de mantelzorg. Het kabinet kan niet garanderen dat iemand er niet op achteruitgaat als die persoon een dag minder gaat werken om voor een naaste te zorgen. Mantelzorg verlenen doe je overigens ook niet uit financiële overwegingen. Ik ontraad deze motie.  De motie-Klein op stuk nr. 28 gaat over een eenmalige inhaalindexatie. Dit lijkt mij echt een onbegaanbare weg, omdat we daarmee generaal de regels aan de kant schuiven. Dat moet je volgens mij niet doen, want dat is slecht voor het pensioenstelsel. Ik ontraad deze motie.  De motie-Bontes op stuk nr. 29 ontraad ik. Ik heb het belastingplan van de heer Bontes besproken. De effecten daarvan zijn tamelijk dramatisch. Het lijkt mij daarom verstandig om die motie niet aan te nemen.  Voor de motie van het lid Klein is het misschien nog een optie dat hij de motie aanhoudt tot het debat over het financieel toetsingskader. Dan hoef ik haar nu niet te ontraden. Dat zou nog een optie zijn die de heer Klein zou kunnen overwegen.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik heb gevraagd om een verkenning en om te kijken wat de mogelijkheden zouden zijn voor een eenmalige inhaalindexatie. Daar zitten nauwelijks huidige regels in. De FTK volgt daar dan op. Wellicht is het makkelijker — dan hoef ik motie niet eens meer aan te houden — als de minister-president zegt dat hij wel wil verkennen of er mogelijkheden zijn. Als die er dan niet zijn, dan weten we dat ook.  Minister Rutte: Ik zie daar niets in, maar ik kan me voorstellen dat de heer Klein de motie betrekt bij het debat over de FTK, maar als hij dat niet doet en haar in stemming brengt, dan moet ik ook duidelijk zijn en dan ontraad ik haar met enige klem.  De heer Klein (50PLUS/Klein): Ik zal het goed overwegen en bekijken wat het verstandigst is. Het gaat er namelijk om hoe je een achterstand in de indexaties kunt compenseren. Dat kan op deze wijze heel eenvoudig via de pensioenfondsen.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik ben het niet eens met de minister-president als het gaat om de duiding van het belastingplan dat ik heb ingediend. Werkenden gaan 20% tot 30% minder inkomstenbelasting betalen. We verlagen de accijnzen. We verlagen de btw. Er komt een robuuste kindregeling. Dat staat ook in het plan. En we verhogen de AOW. Dat laatste is overigens een niet-fiscale regeling. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president.  Minister Rutte: Ik heb vanmorgen geschetst welke desastreuze effecten deze belastingvoorstellen op allerlei terreinen zouden hebben. Ik ben daar vanmorgen uitgebreid op ingegaan. Dit is echt te wild. Er wordt met heel veel geld geschoven, met als gevolg grote inkomenseffecten, bijvoorbeeld voor mensen met een kleine beurs en voor werkenden met een kleine beurs. Tegelijkertijd heeft het ook aanzienlijke andere maatschappelijke effecten. Ik wil dit voorstel dan ook echt ontraden.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De werkgelegenheid neemt enorm toe met dit plan, met bijna een miljoen banen, en het verdubbelt de economische groei. Dat wordt ook onderbouwd in het onderliggende rapport van Quid Novi. Ik ga ervan uit dat de minister-president dat heeft gelezen.  Minister Rutte: Niet alle bijlagen.  De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dat is jammer. Ik vind de reactie van de minister-president verre van liberaal.  Minister Rutte: Als je de hele sociale zekerheid afschaft, heb je waarschijnlijk ook een miljoen banen erbij. Als je de gezondheidszorg afschaft, heb je misschien wel twee miljoen banen erbij. Er zal echter altijd een balans moeten zijn in dit land tussen allerlei maatschappelijke doelen en het zo veel mogelijk ondersteunen van de werkgelegenheidsgroei. Ik denk dat er in het plan een onbalans zit. Over de gedachte van een flattax kun je een heel debat voeren. De heer Zijlstra heeft daar gisteren iets over gezegd dat mij wel aansprak, namelijk dat het ingewikkeld is, omdat je uiteindelijk toch altijd weer een toptarief en een instaptarief nodig hebt. Op zichzelf is een flattax helemaal geen idiote gedachte, maar op dit niveau geprikt en met deze enorme effecten, kan ik die echt niet ondersteunen.  Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb even met de heer Pechtold overlegd, omdat wij eraan hechten dat de motie over de vergroening van het belastingstelsel kan rekenen op de steun van dit kabinet en dat ze wordt gezien als ondersteuning van beleid. Ik wil even voorlezen hoe die motie dan luidt: verzoekt de regering, een kader te presenteren voor de hervorming van het belastingstelsel en daarin ook te zorgen voor een duidelijke vergroening van het belastingstelsel.  Minister Rutte: Nee. Ik heb het al een paar keer gezegd: waarom weer allerlei doelen toevoegen aan het belastingstelsel? We hebben twee hoofddoelen. Om die te bereiken moeten we ook kijken naar belasting op accijnzen en verdere vergroeningsmogelijkheden; al dat soort zaken. We gaan dat nog allemaal bezien. U voegt het nu toe als doel. Mijn suggestie zou zijn om de motie, ook de aangepaste, te betrekken bij het debat met de heer Wiebes. Kijk hoever u komt met elkaar. Maar om dit nu in de algemene beschouwingen even toe te voegen, eigenlijk als hoofddoel … Immers, als subdoel is het daarmee in feite het derde hoofddoel geworden. We moeten de consequenties daarvan ook overzien. De heer Pechtold sprak gisteren over het verhogen van de accijnzen op benzine en diesel, de autoaccijnzen. Ik zie hem nee schudden. Dan heb ik hem verkeerd begrepen; sorry. Gezien zijn Volvo S80 dacht ik al: dat is nogal een behoorlijke greep uit de eigen portemonnee. Het is ook niet echt een gratis auto! Maar ik ben blij …  De heer Pechtold (D66): Die is vijftien jaar oud!  Minister Rutte: … dat de echte liberaal nog aanwezig is. Maar er zijn echt risico's om dat zomaar te doen. Een en ander moet in samenhang worden bekeken. Houd de motie nu aan. De aangepaste motie klinkt al sympathieker, maar houd haar aan tot de behandeling van het belastingvoorstel.  Mevrouw Thieme (PvdD): De afgelopen twee dagen hebben we gesproken over taboes die er al dan niet zijn ten aanzien van een herziening van het belastingstelsel. We hebben de minister-president duidelijk horen spreken over mogelijkheden om ook te kijken naar indirecte belasting op consumptie en vervuiling. Deze motie lijkt me ondersteuning van zijn verhaal. Ik begrijp echt niet waarom je deze motie zou ontraden.  Minister Rutte: Ik vind het geen onsympathieke gedachte, maar de Kamer zou op één onderdeeltje van een nog compleet verder politiek uit te onderhandelen herziening van het belastingstelsel — precies zoals u net zei, heeft de coalitie inmiddels taboes doorbroken — op één onderdeel een motie in stemming brengen. Mijn suggestie zou zijn: betrek de motie bij het debat over de belastingbrief. Ik vind het ingewikkeld om te zeggen: doe dit. Dan laat je immers op één onderdeeltje een motie aannemen. De motie op stuk nr. 20 is goed te doen, dat is een motie die me aanspreekt. Maar deze is te ingewikkeld.  De heer Pechtold (D66): Ik snap het echt niet. Stel dat de premier serieus is met zijn verhaal dat hij naar draagvlak zoekt en een belastingstelsel wil maken dat banen oplevert en dat houdbaar is. Belastingstelsels gaan tien à vijftien jaar mee. Vervolgens wordt vanuit de Kamer opgeroepen om van vergroening een substantieel deel van het belastingstelsel te maken. Dat heeft het kabinet ook bij de vorige begroting gedaan. Bij de algemene politieke beschouwingen worden meer oproepen gedaan waarvan de premier ook kan zeggen: het zit al in die richting. Dan snap ik werkelijk niet waarom je in dit geval moet zeggen: doe het niet. Ik zou zeggen: pak de handschoen op. Premier, u gaat naar een klimaatconferentie, u vindt het zelf belangrijk. Ooit was u van groen rechts. Toen dacht ik: dan koop ik die auto. Ik zou zeggen: verbaas ons weer met uw positieve oordeel over deze motie.  Minister Rutte: Hoe sympathiek ook, ik wil echt adviseren om de motie te betrekken bij de behandeling van de brief van de heer Wiebes. Anders gaan we op één onderdeeltje van het belastingstelsel een uitspraak van de Kamer vragen. Laat ik heel precies zijn. Ik kijk voor het draagvlak ook naar andere partijen in de Kamer. Die schrikken dan op dit punt misschien terug van de gesprekken, niet de maatschappelijke dialoog maar wel het politieke overleg. Mevrouw Thieme, ik heb al een paar gezegd dat dit wat mij betreft onderdeel van de gesprekken is, een logisch onderdeel ook. Dit vastleggen in een motie is echter een additioneel politiek signaal. Mijn advies is dan ook om de motie te betrekken bij de behandeling van de brief van Eric Wiebes, de staatssecretaris van Financiën.  Ter afsluiting van mijn bijdrage aan dit debat het volgende. Alle sprekers in deze Kamer hebben gisteren, de dag na de Troonrede, stilgestaan bij de vliegramp in Oekraïne, bij de slachtoffers en de nabestaanden. Ik voel dat we allen, ook hier, één zijn in onze verbondenheid met hen bij de verwerking van verlies en verdriet. Zoals de heer Buma al zei in het slot van zijn bijdrage, zal dat ook tot uitdrukking komen in de nationale herdenking op 10 november in Amsterdam.  Deze algemene politieke beschouwingen stonden in het teken van verschillende opvattingen — om het maar eens voorzichtig te zeggen — van de fracties over het kabinetsbeleid. Die verschillende opvattingen weerspiegelen en vertegenwoordigen de verschillende opvattingen en meningen in ons land. In deze Kamer en in het debat kan het daarbij af en toe behoorlijk knetteren. Het toont tegelijk hoe een parlementaire democratie functioneert en moet functioneren, namelijk open, duidelijk en bij alle tegenstellingen ook gericht op samenwerking, gericht op concrete resultaten. Dat is een groot goed en tegelijkertijd een baken en een voorbeeld in een turbulente internationale omgeving, waarin wij ons als land bevinden. Hiermee heeft deze parlementaire week, die begon met het tweede eeuwfeest van Prinsjesdag, een goede en toekomstgerichte afsluiting gevonden.  Ik dank u zeer.  De beraadslaging wordt gesloten.  De voorzitter: Ik dank de minister-president heel hartelijk voor zijn komst naar de Kamer met zijn voltallige ploeg, die op enig moment iets minder voltallig was vanwege verplichtingen in het buitenland. Wij nodigen u allen heel vaak uit. Bijna altijd bent u bereid om hiernaartoe te komen. Ik hoop dat u dan ook altijd voelt dat u welkom bent. Als dat niet altijd in woorden tot uiting komt, dan vind ik dat ook heel erg. Ik kan als Voorzitter niet iets zeggen over de inhoud, maar ik kan mij voorstellen dat dit soms gevoeld wordt in de vorm, maar dat is ongetwijfeld niet de bedoeling van eenieder in deze zaal. Nogmaals dank voor uw komst.  De stemmingen over de ingediende moties vinden vanavond plaats, samen met een aantal andere stemmingen. Er is gevraagd om een schorsing van 50 minuten. Het mag ook minder; het mag ook een dinerpauze worden.  De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik doe het volgende voorstel. Het is iets over halfacht. Ik stel voor om tot 21.00 uur te schorsen zodat we én dinerpauze hebben én we beraadslagingen kunnen hebben binnen fracties. Om 21.00 uur kunnen we dan stemmen. Ik hoor dat 20.45 uur wordt voorgesteld. Dat is ook prima.  De voorzitter: Dan schors ik de vergadering tot dat tijdstip.  De vergadering wordt van 19.34 uur tot 20.52 uur geschorst.